^1098 ^4   DE SNYDER EN ZYN ZOONj B L T S P E L.. GEVOLGD NAAR HET HOOGDUITSCH VAN DEN DEERE F U $ Z, .SECRETARIS TE WEENEN. te DORDRECHT, VOOR. HET TOONEEIXTEVEND r,ENC0DSCH4J*< 51 jd c c l x x x v.  PERSOONEN. POMP F, een kleêrmaakers baas. JUFFROUW POMPF, zyn huisvrouw. WILLEM en KAATJEN, hunne kinderen. VRïMOND, vriend van Pomff, EEN RITMEESTER. SPORNVELD, Minnaar van Kaatjen* EEN SCHRYVER. ÏIARTYN, een Leerjongen. Het Tooneel is in het huis van Pompf. \ ' •<• * Ï: i- IVii.il, / - ■ - i>. e.  Pag- 3' D E SNYDER en zyn ZOON, B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. POMPF, VRYMOND. TV7 POMPF, W at duivel ! wilt gy dan volftrekt ftaande houden, dat myn zoon een domkop zy? VRYMOND. Dat juist niet. Ik zeg alleen, dat hy daartoe niet gefchikt is, waartoe gy hem-beftemt. Ik heb het u honderdmaal ge^egd, leer hem uw ambacht, hy kan zulk een braave baas worden als gy: en zyt gy geen ordentelyk man? maar neen! naar my hoorde gy niet. Uwe vrouw lag u genadig aan de ooren te maaien; het moest naar haaren zin gaan; het zoontjen moest ftudeeren, en haare dwaasheid moest voldaan worden. Vriend Pompf! gy kend my, neem 't my niet kwaalyk! als 'ik u minder beminde, ik gave my zeker zoo veel moeite niet om u uit uwe verblinding te redden»' POMPF. Verblinding! is men daarom verblind, wanneer men zich alle moeite geeft, om zyne kinderen wel te verzorgen ? A 2 VRY-  4> • de SNYDER en zyn ZOON, vrymond. Zync kinderen goed te willen verzorgen, dat piys -ik; maar hen tot ceneu ftaat optehreugen, waartoezj niet de minste g.-fchiktheid hebben, dat mispryze ik. Gy cn uwe Vrouw zyt te veel op uwen zoon verzot, gy wijt eenen Poftor in dc Rechten van hem maaken! meent gy dat het Advocaaten maaken zoo gemak kelyk toegaat als dat gy een kleêrmaakersknccht by het betaalen -van de kosten van 't gild tot baas maakt? pomp f. Heeft myn zoon dan niet geftudeerd? vrymo.nd, Geftudeerd!' pompf Heeft hy de lesfen in dc Rechten niet gehoord? vrijmond. Gehoord? Ja!' pompf. Wat zou hy dan meer? vrymond. « Verfhall dat hy geleerd en gehoord heeft, dat zovr hy. Hy moet meer dan Hechts eene middelmaatigc kennis hebben, hy moet een man zyn van verftand en kundigheid, wrardoor hy zich vertrouwen en krediet verwerft, onvermoeid in zyn' arbeid, van een onbefprooken leeven, die niet zoo zeer het Recht-als wel do gerechtigheid bemint, die geene tweedragt zoekt, maar deze tracht te vermvden, die een vyand van harrewarren, is, met een woord, die in allen opzigte ceu vroom en eerlyk man is. pompf. Ik verfta van al dat gerammel geen één enkel woord; met my moet gy zo'geleerd niet praaten. vrymond. Luister dan: u als kleóïmaaker, al hadt gy ook maap eene-middelmaatige kennis hiervan, zou het misfchien nooit aan werk ontbreeken. Koomt 'er niets- nieuws  B L V S P E T,. $ nieuws te maaken, zoo koomt 'er doch a'tyd iets te lappen, gelapte kleederen gaan nooit uit de mode. POMPF. En wat dan verder? . s, VRYMOND. Heb wat geduld! met een' Advocaat is 't geheel anders geftéld, is hy niet meer dan middelmaatig, Zo zal hy naauwlyks wat te verftellen k/ygen. Hy moet volkoomen klaar voor zyne zaak wezen. Is hy dat niet, hy zal gevaar loopen, van zelf voor den Rechter te worden betrokken, valt hy by deze twee of driemaal, want niemand valt ligter dan een zot, — zoo verliest hy het vertrouwen, en met hetzelve zyn brood. Hy zondigt tegen zichzelven, en tegen zyn.' medemensch'. tegen zich zclven, om dat hy zich ongelukkig maakt, tegen zyn' medemtjnsch, dewyl hy dien zo niet kan bedienen, gclyk hy zoude moeten^ en hem uit onweetendheid zyn recht en goed doet verliezen. Daar hebt gy kort en klaar het lot een's menfchen, die in een' ftaat treedt, waartoe hy niet gelchikt, en niet geroepen is; hier ziet ge nu de doopceel van uwen zoon. POMPF. Altoos Piet oude lied van myn' zoon. Met u Is 'er geen verftandig woord te fpreeken, gy hoord ia 't geheel naar geen reden. VRY MO N D. Even dit is uw gebrek; blindelings voor uwen zoon ingenoomen, ziet gy noch zijne gebreken, noch zyne onweetendheid. POMPF. Ho! ho! ik zie wel goed wat dat ik zien moei. A 3 TWEE-  *C de SNYDER en zyn ZOON, TWEEDE T 0 0 N E E L. juffrouw pompf, De Voorigen. •yyr ju f fr. pompf. W el mannen! heeft dat leeven nog geen einde ? uw harrewarren duurt byna agt dagen lang. Wy vrouwen hadden gewis die zaak al lang uitgemaakt. vrymond. En veelligt bedorven. juffr. tomsf. Eif wat ge zegt! — maar zeg my eens, waar over zyn de Hceren mannen toen bezig? pompf Geduurig de oude kost van onzen Willem , hy houdt volmondig ftaande, dat hy zoo min tot Advocaat bekwaam is als ik. juffr. pompf. En waarom niet? vrymond. Om dat hem alle vereischten hiertoe ontbreeken. juffr. pompf. ikmiet reeds, geheel .en al ]a, waarachtig, onzinnig, — ao§ uv een eind van maaken. JUFFR. POMPF. Och ! myn lieve Willem , wordt toch met zinneloos! WILLEM. Ja, ik ben van nu af aan alwanhoopig, — doodkist, — mislchien nog becen. ■— JU F ER*.  H de SNYDER en zyn ZOON, JUFFR. POMPF. Ongelukkig kind! wat hebt ge voor? zult Sc mv van hartzeer doen nerven ? - 4arom fpreck - S wanneer ge iets noodig hebt? M cu ., , WILLEM. bchoon ik t al zeg, wat geeft gy my? — een gemoeide dukaat waarop ik dc helft moet verliezen JUFFR, POM P F. Hoe veel moet ge dan hebben? WILLEM. Ik moet Rechtsgeleerde boeken hebben, die my door den Heere Protesfor van Wertheim zyn opgegeven die kosten ten m.nften tien dukaaten; tot mjne byzon' dere mtgaave heb ik geene rooden'duit; iktScZ galantenekraamer voor een' ring zestien dukaat „ . JUFFR. POMPF. Zestien dukaaten? waar is die ring? • WILLEM. Ik heb hem der Freule van Stcendaal vereerd. JUFFR. POMPF. Vereerd? WILLEM. Ik moet doch ook wat galant zyn; ik doe u immers eer, vrouw moeder! Ik verkeer met Freulens, en daar kan men het met gevoeglyk by eene burgerlyke buiging laaten. Gisteren is my een afront gefchied, dat my haast myn eer en aanzien gekost had;' de Freule wilde 'een tourtjen ryden, en ik had geenen penning op zak - ijfc moest my met bezigheden ontfchuldigen, en fchaamde my voor haare gantfche Famielie tot in het binnenrte Van myn ziel — ik geloof zy kon het aan myne oogen ïien. Js dat niet om raazende te worden? vrouw moeder! help my, of ik zal..., ik zal.... JU F FR. POMPF, Nu nu, myn lieve Willem, wees toch maar verHandig! wacht, ik koom zoo aanftonds weerom. ZE-  B L Y S P E L. 15 ZEVENDE T O O N E E L. kaatje n, willem. ^ willem. Ocheerje, maak dat ik nog eenige dukaaten meer kryge, of uw vryer zal me geen voet meer over den drempel zetten, — verttaaje 't wel? ka at jen. Gy zyt van daag een regt fpookfel. wille m. En gy een heks; — vlieg heen en breng geld — 0f (Kaatjen loopt heen) hm! hm 1 zoo moet men het geld uit de kas lokken. Myn frifeur heeft my toch wel geraaden; die kaerel heeft goede invallen, als 't op draaieryen aankomt. — Doch hoe zal ik dat geld aan den man helpen ? — hierwat — daarwat — jaa 200 — neen — hoe was 't ook? — dat gaat ook niet, ik zal het myn frifeur vraagen, die zal 't heel wel weeten. — (tegen Kaatjen) brengt gij geld?" hoe veel? kaatjen. Agt dukaaten; de boeken zal moeder zelve laaten koopen, geef ze maar op. willem. Wat? maar agt dukaaten? kaatjen. Neem ze, of ik breng ze weêr terug, en zeg'tvader, willem. Niet zo driftig Juffrouw zuster, niet zoo driftig! —•wacht — zyn'ze goed geteld? wigtig! geef hier.—Adieu — Mevrouw van Spornveld? — zeg hee£" vader niets ■— of.... JCHT:  i6 i>e SNYDER en zyn ZOON, • ACHTSTE T 0 O N E E L. juffr. pompf, kaatjen. kaatjen. Taa maar, gaa! — hoe veel geld brengt die jonge door? ty alleen kost meer dan zes meisjens. als hy op die wys voordgaat, zoo zullen hem de Freules wel uitfchudden. juffr. pompf. Waar is Willem? kaatjen. Hy gaat op het oogenblik de deur uit; — denkeJyk zal hem de Freule verwachten. — Ik weet niet wat ik denken zal, maar ik vrees — de Freule. juffr. pompf. Nu de Freule? kaatjen. Het zal misfehien eene Freule zyn, die zich zelve tot Freule gemaakt heeft. Deze titel koomt thans zoo iterk 10 de mode; alles laat zich Freule noemen, en ik, die doch, gelyk gy zegt, agtien duizend'guldens huwelyksgoed kryge, moet immer», tot van de dienstboden toe, maar Juffrouw Kaatjen hictert. Veelligt zoude ik ais Freule al lang een aanzienlyk tiuwelijk hebben konnen doen. juffr. pompf. Het zal niet lang meer aanloopen, of gy zult Mevrouw van Spornveld zyir, Willem word Advokaat ik koop hem den Adeldom, hy trouwt de Freule van iteendal, en zoo zyt gy beide wat gy wenschte te wezen. — Maak het ontbyt maar klaar, uw Spornveld zal wel haast koomen. N£,  B L Y S P E L. i? NEGENDE T O 'O N E E L. Sl'ORNVELD) De Foorigen. HSPORNVELD. ier ben ik ook al. De eer van by myne liefïte Mama te zullen zyn, het verlangen naar myn Kaatjen, gaf de handen van mynen anders talmagtigen Frieièur gaauwigheid, en myne voeten vleugelen. Nu ben ik hier, alleen om de uwe te zyn. JUFFR. POMPF. Wees welkoom, mynheer! SPORNVELD. Allerkostelykfte Mamaatjen. gy zyt waardig, eene kroon op uw hoofd te draagen; had ik eene te fcheuken, heden nog zag men U en Kaatjen op den troon nikkeren. JUFFR. POMPF. Gy vleier! SPORNVELD. ' Ik vleié' niet; iÜ> zeg nog veel te weinig. De fortuin was onregtvaerdig, dat zy u onder het gemeen plaatfte ; dan , de tyd uwer verlosfing nadert. -— Kaatjen zal Mevrouw van Spornveld, en gy ■— daar voor ltaa ik in, — Mevrouw van Pompfenheim genoemd worden. JUFFR POMPF. Goedhartige man! — Kaatjen , breng het ontbyt! — maar neen, blyf maar by mynheer van Spornveld, ik zal 't zelve bezorgen. — Met uw welneemen, myn Heer! binnen. SPORNVELD. Zonder complimenten Mamaatjen, zonder complimenten, TIEN-  *3 de SNYDER en zyn ZOON, TIENDE T 0 O N E E L. \ kaatjen, spornveld. Ik a a t J P- n. k heb u met ongeduld verwacht; hoe kunt gy zoo lang weg blyven? — gewis.... s p o r n v e l d . Geene verwytingen, zoete Kaatjen, ik verdien die niet; gy doet my groot ongelyk. — ik lee: alleen voor u. kaatjen. Waarom dan zoo laat? spornveld. Ik zal de oorzaak niet voor U verbergen. Ik ontmoette gisteren avond in 't wandelen Mevrouw van Overal, met haare dochters; welitaanshalve moest ik ze naar huis verzeilen, zy verzocht my tot het fpel, en eindelyk om daar te blyven eeten. Ik hield my langer op, dan ik zelf dacht, en dit is ook de oorzaak, waarom ik heden wat laater ben opgeftaaa. kaatjen. _ Ik weet, dat men uwe Familie kent, en veel achting toedraagt, dan ik ben beducht, dat demoederen haare dochters het oog op u hebben. — sporn veld. Wees niet bekommerd, myn Kaatjen ! Gy hebt myn hart, en met myn hart Adeldom, goederen en aanzien; dan ontbreekt'er niets meer. Uwe perzoon, en uwe fchoonheid kan tegen honderd Freulens opweegen. Als eene Princes zult gy 'er uitzien, en meenige eene Dame zal U in 't heimelyke benyden. Ik zal u van myn' Frifeur laaten bedienen , dien ik terItond na ons Huwelyk tot myn' kamerdienaar zal maaken ; die kapt'U, frifeert myn haair , en maakt uw heer vader zyn paruik op. Welk eene verruk- • kingy  B L Y S P E L. 19 king, wannneer ik ons geluk overdenkel ó mogt ik dit vergenoegen! — (Hy wil Kaatjen omhelzen, als wanneer de Ritmeester binnen treedt.') ELFDE T O O N E E L. RITMEESTER, De Foorigen. HRITMEESTER, alt! — Leg af! — Rechtsom keer u ! —. Marsch! SPORNVELD. Myn Heer — voorwaar — dat is — RITMEESTER. Myn Heer —■ voorwaar — dat is -— voor u te veel gewaagd. Naar ik zie, zyt gy nog maar een rekruut in het vryen SPORNVELD. Hoe? rekruut? RITMEESTER. Wat bomben en kanonnen! zoudt ge meer zyn? SPORNVELD, verfc 'trikt. Myn Heer! gy zoudt niet weeten, dat ik al federt een jaar by Kaatjen myne opwagting gemaakt heb. RITME ESTER. Dat wil zeggen, dat gy reeds een jaar voor de vesting hebt gelegen, (tegen Kaatjen) Heeft hy reeds op uw hart eene attaque gewaagd? KAATJEN. Ik verltaa de krygstaal niet. RITMEESTER. Goed, — (tegen Spornveld) wilt gij uw welgevallen laaten, de belegeting op te breekeu ? SPORNVELD. . Waarom ? B 2 RIT-  sa de SNYDER en zyn ZOON, ritmeester. Op eene Kapitulatie moet gy de min (ie hoop niet voeden ; de vesting zal Secours verkrygen, en dan moet gy retireeren. spornveld. Dan zal ik weêr terug koomen. ritmeester. Dan zal men mynen aanleggen, en u in dc lucht doen fpringen, spornveld. Ik contramynen, en den vyaud in zyne eigen mynen doen linooren. ritmeester. Gy zoudt wat! kondt gy dat? — Gy? Wat donderende kartouwen! gy! dan zal men u tot milioencn Iplinters hakken, (hy trekt den degen.) kaatjen. Heer Ritmeester! wat doet gy? s p o r n ve l d. He, he, hee, h , h , help! (loopt uit al zyn magt heen.) ritmeester Ho! heer belegeraar, blyf toch hier, ik zal u geen kwaad doen- — Weg is hy'; Uw vryer heeft een hart als een haas. TWAALFDE T O O N E E L. ritmeester, kaatjen, juffr. pompf. "«yr juffr. pompf. Wat is 'er te doen? Spornveld buiten adem, zoo bleek als de dood — Gy met den blooten degen in de hand — wat zal 'er gebeuren? , kaatjen. De Heer Ritmeester wilde de Heer van Spornveld om 't leevcn brengen, rit-  B L Y S P E L. ai RITMEESTER. Slapperment, dat niet. — Ik wilde Hechts de dapperheid van uwen jongen heid op de proef zetten. KAATJEN. En in deze proef hadt gy hem ligt doorfteeken kunnen. RITMEESTER. Gekheid! zou ik dezen degen, die den vyand vaak deedt beeven, met haazen bloed bevlekken? waarvoor ziet gy my aan? zulke knaapjens zal ik hem maar toonen, en dan moeten zy al loopen. JUFFR. POMPF. Dan hebt gy den Heer van Spornveld niet willen fteeken ? RITMEESTER. Pfa! wie zal zoo ras fteeken? KAATJEN. Wat zoudt gy wel gedaan hebben, wanneer de Heer van Spornveld gebleeven ware? RITMEESTER. Hy moest gaan loopen; dat was myn plan. KAATJEN, Indien hy nu tegens uw plan gebleeven ware? RITMEESTER. . Dat kon hy niet, hy moest loopen. — nu heb, ik dorst, Juffrouw Pompf! nu zou ik gaarne willen ontbyten. KAATJEN. Gy zult op het oogenblik bediend worden; men zal u van den besten brengen, om dat gy zoo goed waart Spornveld het leeven te fchenken. binnen. RITMEESTER.. Schertst ge zoo wat met my ? (lacht) op myn ziel! dat was eene fchoone klucht. Gy hadt den held moeten zien loopen; hy vloog als een kanonkogel de deur uit — Apropos: van wat ftaat en waardigheid is die jonge heer? B 3 JUFFR.  23 de SNYDER en zyn ZOON, juffr. pompf. Hy is uit een zeer oud adelvk genacht uit Pommeren: zyn vader bezit onnoemelyke fchatten, en hy is de éenigue erfgenaam daarvan, hy reist, om de waereld te zien, hy heeft zich reeds over 't jaar hier opgehouden, devvyl hem deze plaats byzoiider wel behaagt. RITMEESTER. Uit Pommercn? — uit een zeer oud adelyk geilacht? Dat geloof ik niet. Ik zou hem veeleer voor een kwakzalver aanzien; want hy (tinkt naar honderd en meer loorten van wateren, als of hy zelf een apotheek waar. ik begryp niet, hoe hem Kaatjen bv zich dulden kan. Dc kruiddamp van honderd 'kanonnen, .heeft my den kop zoo niet bedwelmd als deze geparfumeerde jonge heer. juffr. pompf. En ik kan u zeggen, myn heer Ritmeester, dat hy my heel wel behaagt. RITMEESTER. My behaagt hy gansch niet. — My fchynt het toe als of zyne hoogadelyke familie bedriegery in 't wapen voert — Het zou kunnen zyn dat ik mis hebbe. Doch ik ben altyd wat ongeloovig, — en — kortom, deze adelyke ridder behaagt my in'tgeheel niet. Ah! daar koomt Kaatjen, en met haar het edel druiven nat. (Kaatjen zet de fles wyn en het glas op de tafel) Gy zyt door en door een braave meid. (fchenkt in) avous, Kaatjen.' (drinkt) Waar ik maar dertig jaaren jonger! maar ik zal de fchade vergoeden, en het ambacht der oude wyven by de hand vatten, ik zal u uithuwelykcn — een' regt braaf man — wel vergaande — een' man die niet naar pomade en odeurs ftnkt, maar met wien gy gelukkig zult zyn — een' verftandig man. He! waar dat niet goed zoo? KAATJEN. Ik dank u, Heer Ritmeester, voor deze goedheid; aan nu ben ik al voorzien. kit-  B L Y S P E L 23 RITMEESTER. Voorzien, maar hoe voorzien? JUFFR. POMPF. Wel, de Heer van Spornveld. — RITM EEST ER. Ei, wat duivel! Spornveld? laat toch dien haazevoet loopen waarheen hy wil; voor u deugt hy niet. Zulke knaapen verflinden in weinig jaaren het huwelyksgoed hunner vrouwen, dan neemcn zy den knapzak en gaan bedelen Kaatjen! gy zytjong, en onbedreeven; maar ik heb de boosheid der menfchen en hunne listige bedriegeryen leergeld genoeg moeten geeven. Ik ken de waereld , geloof my vry. Ik beklaag elk meisjen, dat zich aan zulk eenen windmaaker opoffert. Haar geluk is van een' zeer korten duur, maar de ellende duurt des te langer. Zes weeken na de bruiloft krygt hy reeds een' weêrzin, hy begint uittefpatten, werpt zich in de armen van een eerloos vrouwmensch, dat hem plukt, en koomt met eene leege beurs en ziek ligchaam by zyne Ivrpuw weder t'huis, die hy haat en veracht. — Trouw, zeg ik u, een braaf en ordentelyk burger, gy zult 'er beter aan zyn; die gepoejerde koppen en verlakte wezens deugen geen' duivel. KAATJEN. Hoe ? ik met een' burger trouwen ? met zulke laagheden kunt gy my wegjaagen. binnen. RITME ESTER. ó Ho! daar heb ik 't al verbruid! goede meid! ik beklaag u — gy moet op uwe hoede zyn, myn lieve Juffrouw Pompf! ik heb gantsch geen zin in den Heer van Spornveld, — en doorgaans deugt de waar niet, die my niet behaagt. — Ha! vi&orie! daar koomt uw man. (fchenkt fn) Op uwe gezondheid Baas Pompf! B 4 DER-  *4 be SNYDER en zyn ZOON, DERTIENDE TOONEEL. juffr. pompf, ritme est ER, p0mpf. | het^^vrS ^||%ri dat is my Hef, koom 't ü! 8 C' Wcl aekoom t u, wel be- wond die my niet goed *™ '-het 1S ceue oude eisehtgeduunlaa;^^^:5' * dcM ^ ». ,. pompf. Als dit geneesmiddel eoed flno-c , 4. wonden no-g oud kum^waS?» Udt gy mct Uwc TWJ 1 -1 Ritm e EST er. Dat denk ik ook. t. . , , juffr. pompf laaStaten.™31' HcCr Rl'tmecster>ik ^ wat versch „ RITMEESTER. Oy vrouw alier vrouwen. rL 1 ■ ? VEERTIENDE TOONEEL. ritmeester, pompf. H l, ritme ester. * «1 » «h 4 S fafehSSi vïSuT txt- .., pompf. RIT-  B L Y S P E L. 25 RIT MEESTER Heeft u iemand beleedigd ? noem hem my —- ik zal hem — den kop klooven. POMPF. Dan zou het myn' eigen kop gelden. RITMEESTER. Hoe zoo? wie is 'tV POMPF. Myn zoon. R1TMEESÏ ER. Uw zoon? weetge wat Baas Pompft wy zullen hem in 't verhoor neemen. Wat is zyn mïsdryf? r POMPF. Hy heeft zoo als gy weet, zyne ftudie in de rechten voltrokken, en nu weetik zelfs niet, wat ik van hem maaKen zal ? RITMEESTER. Ik ook niet — doch dat is immers uwe eigen — maar niet zyne fchuld. POMP F. Ik was altoos van gedachten, dat die borst dc verftandigfte van de geheele Univcrlitcit was, nogthans had ik 't zeer mis. Vrymond zegt, en betuigt, dat hy 'er in 't geheel, niets van weet RITMEESTER.. Dat is nog geen halsbreeken, anders had myn kop'er ook aan gemoeten; want, toen ik van de hoogefchoolc kwam, kende ik niet eens de naamcn der Profcsfooren. POMPF. Hoe kan dat doch mogclyk zyn, dat iemand, die twaalf jaaren geftudeerd heeft, niets zou geleerd hebben? RITME E STER. Baas Bompf! gy komt my net voor, als iemand , die eens eenen dronken Advocaat van de bank zag rollen, en zich half gek peinsde, hoe het mooglyk zyn kon, dat iemand die twaalf fchoolen in zyn hoofd had, van de bank kon vallen? — Het is en geluk dat de meeste geuudeerden niets verftaan; wie B s dui-  s6 de SNYDER en zyn ZOON, duivel zou anders metdeeze luiden te recht koomen? En waarom wiltgc uw hoofd hier over wegens de mooglyk en onmooglykheid breeken— 't is zonder de minste tovery mooglyk, en dat het werkelyk is, daar hebt ge aan uwen zoon, en aan my twee allergeloofwaardigfte, by alle Rechtshoven aanneemelyke getuigen van;' al hadde ik nog twaalf jaaren geftudeerd gehad, ik zoude geen' éénen lettergreep meerder gekend hebben. POMP F. Dat is voor my te rond. RITMEESTER. Dat geloove ik wet, om datgy niet geftudeerd hebtMyn vader was van dien allereigenllen flag- (ziet hem naauwkeurig in V aangezicht.)— Wat fakkerloot! ik geloof haast — Baas Pompf! — maar neen dat kan niet zyn, hy is al over omtrent dertig jaaren met denScheeps kapitein Caron naar de Elizeefche velden gezeild. —• Myn vader nu — wat wilde ik ook zeggen ? POMP F. Dat weet ik niet. RITMEESTER. Ja! Myn vader wilde hebben, gelyk als gy, dat ik voor zyn uitgegeeven geld iets zou leeren. Maar op 't lest begon hy evenwel te begrypen, dat het Corpus Ju/is myn hoofd niet overlaaden zou, hy ontbood my t'huis. Ik kwam! naauwlyks (lak ik myn neus binnen de deur, of hy riep my tot welkomst toe: zyt ge daar, gy fchurk, gy deugniet, aan welken ik tot myne en onze Familie fchande zo veel geld onnut heb te kosten gelegd! Koom hier, toon my wat ge kunt! Ik heb bericht gekreegen, dat gy geheel niets hebt geleerd. Deze aanfpraak klonk my gantfch vreemd in deooren; ik raapte evenwel al myn verftand by een, wilde mynen vader wederleggen , en zei: — illuftrisfime Domme parem, hoe non éft vertil». ' POMPF. Wat wil dat zeggen? RIT-  B L Y S P E L. 27 RITMEESTER. Dat is gezegd: — Hooggebooren Heer vader, dat is niet waar. POMPF. Ei, ei, dat was fterk. Gy hadt dit evenwel wat beleefder kunnen zeggen. RITMEESTER. Ik was bly dat my in de haast zoo veel in de gedachten fchoot, daarenboven is 'c by de latynen niet gebruik lyk veel komplimenten te maaken, hun taal gedoogt zulks niet POMPF. Dit kan ik al weêr niet verflaan. R IT MEES T E R. Om dat gy niet geftudeerd hebt, myn goede vriend! POMP F. Ja, dat is waar, — Dog hoe nam myn Heer uw vader dit antwoord op? R1TM E EST ER. Net zoo , als de landlieden , naar de natuur. De laatfle lilabe was 'er nog niet uit; of de fchermutzeling in myne hairen begon, terftond daarop volgde de vuistbataille, en ik geloof zy duurde nog, waren niet myne moeder en zuster tot fecours aangerukt; hierdoor bekwam ik lucht, en retireerde in eene kamer, verfchanste my, en toen begon ik te overdenken, wat e^ne heerlyke zaake voor dezen het vuistrecht moge geweest zyn — Twee dagen bleef ik verfchanst; dc vyand fneed my de pas af, en liet gecne vin-es in: dos moest ik my op discretie overgeeven. Ik rukte inet befchreidde oogen en eene uitgchongcrden maag i.it myne verfchans'ling, en gaf my krygsgevangen : na verloop van eenigen tyd kreeg ik myn ontflag. — Voords begon ik nu en dan de meisjeus in 't dorp nateloopen; doch de boerekinkels verftonden geen kortswyl, maar klopten my wakker af, niettegen(taande ik de hoogadelykezoon van hunnen Landsheer was. 'Deeze handelwys beviel myn'  28 de SNYDER en zyn ZOON, myn' vader ook gantsch niet wel Hy liet my derhal ven op een rytuig laaden en naar mynen oom, zyride een oud generaal voeren Die oude yfervreeter begon op een geheel andere toon met my te zingen; geheele dagen lang moest ik exerceeren dat my de ribbe kraakten, en toen ik eens daar tegen redeneeren wilde, liet hy my' uit waare oomlyke liefde de huid zoodanig affmeeren dat ik meende te barsten. Ik begon wyzer te worden' deed myn'pligt, /;y drinku p o mp f. Wat zorgen geeven toch de zooneu hunnen ouderen! ritmeester. Alleen maar de fiudeerenden, myn goede man! de anderen kosten niet de helft zoo veel geld, en tienmaal minder zorg Gy, en elk burger kan zyn' zoon het zeltde ambacht leeren.aat hy oefent, waardoor hy dien in de arbeidzaame klasfe houdt, en in ftaat ftelt zyn brood veel eerder te konnen winnen, dan 't andere kinderen van aanzienlyker ouderen weeten te ecten. POMP F. Gy hebt op myn ziel gelyk! myne beurs en myn ongenoegen bevestigen de waarheid van uw gezegde. Al hadde ik ook nog tien zoonen, ik zou zeker.geen eenen meer laaten ftudeeren Ik betuig u dat ik niet'mcer weet waar my het hoofd ftaat. Raad my toch, wat ik doen z:al, om achter de rechte waarheid te koomen; gy zyt in alle opzigten een verltandig man. RITMEESTER. Het is my lief, dat gy zoo veel vertrouwen op myn oud hoofd (telt. Indien ik een weinigjen verftand heb, zoo heb ik 't de waereld en myn oom te danken, het ftudeeren zou my even zoo min wys gemaakt hebben als uwen zoon. — Had my myn vader zaaien, maaien, ploegen, eggen, houthakken, of mollenvangen laaten leeren^ dan had ik nog iet of wat gekend, en geweetenl, en ondervonden hoe zuur het brood den man wordt, die t in het zweet zynes aanfehyns verdienen moet. ' ' Maar  B L Y S P E L. 29 Maar dit wist ik niet, en trots zynde op de verdiensten myoer voorouderen — daar ik toch zelf gecne be- 7at befchimpte ik de boeren en ambachtslieden. Doch naderhand leerde ik dit nuttig volk eerst kennen, en nu acht ik hen, en eiken arbeidzaamen man, van den Minister tot den lastdraager zoo zeer, als ik eikenlediglooper verfocië, al ware hy ook de zoon van tilippus den Koning van Macedonien. Ik zal de zaak overdenken, misfchien vind ik een' balzem voor uwe wonde. POMPF. Als ik u dat mogt verzoeken, myn allerlieffle Heer Ritmeester! — maar my fchiet iets te binnen. — Myn zoon hoort reeds drie maanden lang de lesfen van den Heere Profesfor van Wertheim; in dien tyd kan men wel befpeuren wat 'er in iemand zit. Ik zal by den Heer Profesfor gaan, naar myn' zoon verneemen, en hem vriendelyk om raad vraagen. Hy was my altyd goedgunstig; hy is een alleroprechtst man, zoo oprecht als ik 'er' eenen kenne. Zegt hy, dat myn zoon niets kan, dan zal ik 't ookgelooven, en fpoedig een einde van deze zaak maaken. RITMEESTE R. Bravo! doe dat! Ik zal intusfchen naar 'tkoffyhuis gaan, en recognosceereu, tabak rook en, en overdenken — wanneer ik goede kondfcbap inhaal , en my dunkt dat ik al iets ontdekt hebbe, dan is de vyand geflaagen. Koom,' oude broeder! hier is de hand van vriendfchap! POMPF. He! gy drukt myne hand uit 't lid. . Einde van het Eer(le Bednf. TWEE-  30 de SNYDER en zyn ZOON, ' TWEEDE BEDRYF, EERSTE TOONEEL. juffr. pompf, pompf, vrymond. juffr. pompf. JVIet u kan men doen wat men wil, gy laat u tot alles bepraaten Meent ge, dat ik ooit toeftaan zal, dat Kaatjen een burger trouwe, en Willem een ambacht ieere ?— Neen, in eeuwigheid niet! vrymond. Mag ik u bidden, volg toch den raad uwer vriendenhoudt uwen zoon in den ftaat van een ambachtsman, en &l^L^£^anderca'dan - juffr. pompf. Dat moet, en dat zal nooit gebeuren. Hoe? zoude ik voor met zooveele kosten gedaan hebben om myne kinderen nobel op te voeden! zoude ik het vergenoegen met mogen hebben te zien, hoe zy zich van hunne gelyken onderfcheiden, en hoe myn zoon nu al by de groote lieden gezien is! zoude ik niet beleeven dat myne doch- 5n^f^eVr°U^ *al WOrdenV ia 200 S°ed a's menige andere Mevrouw! zoude ik.myne moeite, myne hoop, en t gcmk myner kinderen, zelve doen verydelen fa wel! wacht 'er maar op, Heeroom: Zoo als gezegd is. Willem zal Advocaat worden, en Kaatjen meteenen Heer van Adel trouwen. J vrymond. Goed! ik wenfch 'er u geluk meê, TWEE-  B L Y S P E L. Si TWEEDE TOONEEL. RITMEEsTERj De Vocrigen. 4 RITMEESTER.. Altoos in vuur, Juffrouw Pottipf! altoos in vuur. JUFFR. POMPF. Niet zonder oorzaak ; 't is, als of 't eene misdaad ware, zyne kinderen in eenen hoogeren Haat te willen opbrengen. Waarom zou myn zoon niet zoo wel als een ander Advocaat kunnen worden. RITMEESTER. Juffrouw Pompf, deze zaak wordt ernflig, zy verdiend onderzocht te worden. Wf zullen rechtdag houden over uwen zoon, wy zullen uitfpraak doen en alsdan kan het vonnis ter uitvoer gebragt worden. JUFFR. POMPF. Daar moet ik ook by wezen. RITMEESTER. Dat dulden de wetten niet. JUFFR. POMPF. Wat! ben ik niet moeder? RITMEESTER. Maar als vrouw behoort gy 'er niet by. Wat feldrement! als de wyven ook in de rechtbank zaten, zoude dikwerf de Rechter en zyne medehelpers verblind, menig vonnis verdraaid, of geheel — doch, het zy zoo als 't wil, gy moet weg blyven. Ik zal uwe zaak waarneemen — zy zal wel gaan, omtrent dus: Uw zoon zal ofSnyé'r, of Advocaat worden. JUFFR. POMPF. Ik zie al vooruit, hoe weinig het recht by dezen han^ del gelden zal. RITMEESTER. _ Zyt niet bekommerd; by my moet de gerechtigheid niet geblinddoekt zyn r ik zal, wat my belangt, laat vry  32 be SNYDER en zyn ZOON, vry dc laster op dc partydigheid des rechters fmaalen, 700 veel als ic wil, myn rechterampt eerlyk en rechtvaardig waarneemen. Verlaat u op my, heden ben ik m eene rechte goede luim — My mag van nu af aan geen dropke wyn, geen pyp tabak meer firiaaken, als ik onrechtvaardig vonnis (tryke Meer kan ik toch ook niet zeggen. JUFFR. PoMPF. .Doc wat ge wilt. Dit zeg ik u maar vooruit, dat ik nimmer iets toeftaan zal, dat'eenigszins tegen myn voorneemen zou ftryden. binnen. BERDE TOONEEL. RITMEESTER, VRYMOND, POMPF. "Virr RITMEESTER. VV y gaan voor 't welzyn uwer kinderen arbeiden Ergo, in 't geweer myne Heeren! — Alles moet in firma behandeld worden, even als by eener disputatie. De oude Profesfor Grill plag dikwyls te •eggen: dat dit eigenlyk de ziel hunner geleerde twisten was , en wie de firma wel verftond, en zich daarby hield, was Zeer geleerd. — In iorma dan! maak u gereed, heeren! de tafel in het midden ! — zoo ! .drie ltoelen'! zoo! pen, papier en inkt hebben wy'niet noodig, wy verlaaten ons op onze hersfeuen. — neemt Uwe plaatfen! POMPF. Maar gy moet 'er geen latyn onder mengen, anders verftaa ik van al dat ge zegt, niet één woord. R1T M li e s r e R. Ik ben klaar, ergo, draag de zaak voor. POMPF Wat ik met myn' zoon zou konnen doen, ingeval •de Heer Profesfor" van Wertheim hem niet bekwaam mogt vinden tot Advocaat. , VRY-  B L Y S P E L. 33 VRYMOND. Ingeval Hy hem onbekwaam mogt vinden ? (jverig) dan deugt hy niet, dan deugt hy in het geheel niet. POMPF, driftig. Ei! Wat henker! dat moeten wy eerst hooren. RITM EES T ER. He, he! gy Heeren, in firma; in firmaf — wat verdoemde krakeelers zyt ge dan! — Het is, als of ge net fneeuwgebergte op uwe hoofden droegt, en nogtans brandt het vuur van den Vefuvius in uwe oude penfen. Maak my geen poeha meer — of — ergo verder! POMPF. Ik denk, als myn zoon tot Advocaat onbekwaam is, dat hy dan geheimfchryver moest worden. VRYMOND. Hy moest dan van te vooren eerst leeren fchryven. POMPF, driftig. Als Rechtsgeleerde zal hy dat wel kunnen ? VRYMOND. Latyn? — flegt; Duitsch? — in 't geheel niet. POMPF. Dat is niet te verdraagen. RITM EES TER. He, he! ftil! in firma.! — Uw zoon mag als Advocaat konnen fchryven: distinguo: — hy mag konnen fchryven, op zyn eigen vuist, en dat het een ander niet leezen kan, concedo; — hy kan fchryven, dat het een ander kan leezen, nego totum — luister! uw zoon kan maar krasfen, niet fchryven; zyne letters Haan zoo verdraaid, als of ze half grieksch, en half Chaldeeuwsch waren — Doch dat neem ik hem in 't geheel niet kwaalyk, dewyl hy een Rechtsgeleerde is. POMPF. Dat zou dan een armzalige Rechtsgeleerde zyn, zoo hy niet eens kon fchryven? Doch ik geloof evenwel, dat hy tot een' Notaris of zoo iets gefchikt is, hy zal dan wel fchryven leeren, hy pra£Hfecrt immers. C V R Y-  34 de SNYDER en zyn ZOON, vrymond. • - he^,wue7-enlyk medelydenmet u; gy fprectt zoo m t wild heen, zonder te vvecten. ritmeester. Wy moeten dat onzen goeden en eerlyken Pompf met kwaalyk neemen,hy veritaat het met, dewyl 'tzyne zaa,v met ,s. Óp de naald, hetgaaren, en de fciiaar, veritaat hy zich goed. ' VRYHON d. Ja wel!, maar wat 'er tot een' Notaris gehoort, dat bat zien niet met de ei afmeeteu, myn goede oude man! Het is niet genoeg eenige lat) nfche woorden te kunnen na brommen, om op zulk een amptaanfpraaktemaaken, pen zo mm, als eene groote lange knoop-paruik toeryKende is om Profesfor te worden Zoo was het gebruik onder de ouden, en dat heeft zich verfynd, iieiyk onze aangezien zich verrimpeld hebben. Hier wordt meer toe vereischt dan gy begrypen kunt. Ik heb u dat reeds duizendmaal voorgepredikt, en nog wilt gy 't niet gelpoven. 01 pompf. Hoe kan ik gelooven, het geen ik niet weet! V R y mond Even daarom zult gy naar vrienden luisteren, die 't goed met u mcencn. V\ry fpreeken u toe als eerlyke lieden, myn goede fompf! Pv 1 t m ekster. Noch myn, noch Vrymonds raad kan u in geenen dee e verdacht voorkoormui. Hoe roeenig een zou 'er veel om geeven, dat hy vrienden hadde, die oprecht genoeg waren , hem de waarheid, zoo openhartig in hef aangezigt te zeggen, ais wy u doen: Leer uwen zoon uw handwerk' , vry5iok d. Dat is het éenigfte, wat hy doen kan als een verftandig man en als vader d:e verpligt is, voor het geluk lyner kinderen te zorgen; het éénigüe, wat hy doen moet. pomp f.  B L Y S P E L. 35 POMP F. - Doen moet'- wie kan my daar toe dwingen ? VK.ÏMON FJ. De reden, en wanneer die ontbreekt, de noodzaaklykheid; of uw hooggeleerde zoon zal een ellendige kaerel worden. POMPF. Dat verhoede de hemel. RITMEESTER. Ik heb deze zaake overdacht, overwoogen, afgemeeten, en ontleed; ik mag ze keeren en draaien zoo als ik wil, ik zie en ondervind altyd dat uw zoon tot niets beter deugt dan tot een' fnyder. POMPF. Maar moet het dan juist een fnyêr zyn ? VR ÏMONÜ. Wat was uw vader ? POMPF. Eeii'Kleedermaaker en een braaf man. RITMEESTER. Een braaf man? POMPF. Ja, waarachtig! dat was hy. Wy waren met ons vyven, en alle vyf Jongens; en alle vyf moesten wy Kleedermaakers worden. VRYMOND. Wat was uw grootvader ? POMPF. Ook een Kleedermaaker en even zoo een braaf man als myn vader. — Zoo veel ik uit het verhaal van myn' vader weet, zoo waren myne over-bet-oud-over-grootvaders altemaal Kleêrmaakers geweest. RITMEE S T E R. Wat duivel maalt u dan in den kop uwen zoon uit eene linie te ltooten, die al eenige honderd jaaren met een gelukkig gevolg lnydert, en welke de naald als aangebooren is ? C i VRY-  3- POMPF. Heer Ritmeester! God heeft myne moeite en mynen arbeid gezegend , ik heb een vermogen vergaaderd , dat ™ct m>'lle vrouw en kinderen met een gerust gemoed gemeten kan. Jk zal 'er evenwel nog e nikosten aan beneeden om myn' zoon iets te doen wor™vn tumj lSrheuSt:^Gj ziet, hoe weinig ik voor S soldaat?- ' ~~ hy dan niet bckv™ ZY» . RITMEESTER. . Als 7 1 n'et '«1 200 kan hy 't worden. Deze inval is zoo kwaad met, ik verwonder my, dat die niet eerder in myne hersfenen dan in de uwe is opgekonmen. ■nm, hm! dat zou kunnen gaan. Ik weet niet of ik het ongineele en uw zoon de kopie is, of ik de kopie en uw zoon het origineel is? doch ik moet echter het origineel zyn om dat ik ouder ben. Nooit hebt gy iets zoo welgelykende gezien. — Ik twyftel gantsch niet aan de gcneezing van uwen zoon In den militairen Itand is alles zeer klaar en begrypelyk. Men begint met dan wat minder, aan wéér wat meer te vloeken, naar dat de omttandigheden vereisfehen, en wel rasch komt een man achter op, met kostelyke rottingolie , die zyne discipelen in weui.ge minuuten meer weetenfehap in hun ichaam fmeert, dan de Profesforen op de hooge fchoolen in een gantsch half jaar konnen infehreeuwen al lenreeuwden ze ook dat hen de keel barstte. — lr0vatum est! r vrymond. Deze leerwys is beter dan de Aiistotelifche. ritmeester. gebracht7 ^ °°k m o M P F Hoogedele Heer, ik ben volkomen tot uwen dienst,' uwe Hoogedelheid geeft zich dc moeite by my te koomen, daar 't myn pligt is by uwe Hoogedelheid — R 1 T M Ë ESTE R. 6 Deze Hoogedele 1 eer treedt zoo hoog niet, hy is een van die, die zich nu en dan wat verneederen, om by eerlyke burgers crediet te zoeken. P O M P F. Welzoo! kent gy hem dan, Heer Ritmeester? RIT-  48 de SNYDER en zyn ZOON, ritm e est er. Ik denk vaii ja, misfchien beter dan hem lief zal zyn. Dan tot de zaak. (tegen Spornveld) Nu, jonker van Spornveld! doe uw voorltel, — of zal ik het doen! sp or N veld. Myn Heer! (tegen Pompf) kan ik alleen met u fpreeken. ritmeester. Ei wat! daar ik het geheim al weet, waarom zoudt ge dan in myn byzyn uw voorflag niet kunnen doen ? baas Pompf is myn goede vriend — Wel nu fpreek op! pompf, tegen Spornveld, die zeer verlegen is. Hoogedele Heer 1 waarmee kan ik u dienen ? ritmeester. Dewyl hy niet wil fpreeken, zal ik 't u zeggen. Zyne brieven van Adeldom hebben gaten gekreegen, en die zou baas Pompf toenaaijen pompf, Gy boert zoo wat met my, Heer Ritmeester! ritmeester, tegen Spornveld. Niet waar Heer van ... spornveld. Myn Heer! uw' feherts gaat wat te ver. ritmeester. Welaan dan, zonder kortswyl, vriend Pompf! hy zou uwe dochter gaarne willen trouwen. pompf. Zoo, nog al beter! (tegen Spornveld) Hoogedel Heer! neem het hem niet kwaalyk, hy is dat zoo gewend met my te jokken, en ik hoor het gaarne van hem. spornveld. Neen, Heer Pompf! wat myn heer Ritmeester hier zegt. is geen kortswyl. Ik ben indedaad hier om uwe dochter tot myne gemaalin te verzoeken. pompf, verbaasd. Hoogedel Heer! myne dochter? ritmeester. Ha, daar koomt het 'er eindlyk uit. sporn-  B L Y S F E L. 49 spornveld. Zonder complimenten, myn Heer Pompf! uwe dochter behaagt mv, en ik wil trouwen naar myn' fmaak. pompf. Maar, Hoogedel Heer! neem het my niet kwalyk, uwe ftaat en omltandigheden zyn my niet bekend, en ik kan myne dochter niet meer dan agtien of twintigduizend guldens mee ten huwelyk geeven, ik weet dus niet. — spornveld. Dat is genoeg om ons huwelyk tot ftand te brengea. Na den dood van myn' vader, die zeer hoog van jaaren, en haast afgeleefd is, valtmy een groot vermogen te beurt. pompf. Uwe Hoogedelheid bezit intusfchen een voordeelig ampt? spornveld. Ik heb de toezegging van het eerfte dat 'er open valt. pompf. Maar zal uwe familie daar ook genoegen in neemen, wanneer gy met eene perfoon beneden uwe rang trouwt? spornveld. Gelyk gezegd is, ik trouw naar myn fmaak, en ik ftoor 'er my weinig aan, wat myne familie 'er van zeggen zal. Zekerlyk zullen zy vreemd opkyken en geweld maaken. Maar ik ftel het voldoen van de hevige liefde die ik uwe dochter toedraage, verre boven het vooroordeel. ritmeester. En de twintig duizend guldens hüvvelyksgoedzynook een fterke grond tegen dit vooroordeel, niet waar ? — Gy verdoemde kaerel, de zaak moet niet verder gaan. Braave burgers moet men zoo niet bedriegen. spornveld. Myn Heer! gy wordt hoe langer hoe beleedigender. ritm t e s t e r. En gy hoe langer hoe onbefchaamder. Gy zoudt uit eene adelyke familie zynV Gy hadt toezegging op een voordeclig ampt ? D s p o r n-  '5b de SNYDER en zyn ZOON, SPORNVELD. Wat bemoeit gy u met zaaken, die u niet aangaan ? ritmeester. Niet aangaan? het gaat ieder eerlyk man aan, wanneer een fchurk zich veritout de luiden met leugens om den tuin te leiden. POMPF. Kent gy hem dan, Heer Ritmeester? RITMEESTER. Of ik hem kenne ? SPORNVELD. Myn Heer Pompf! ik zal u op een' anderen tyd wel fpreeken. RITMEESTER. Staa, kaerel! blyven moet ge, niet van deze plaats, of ge zult my eerst dezen eerlyken man bekennen, dat gy een bedrieger zyt — Nu! zonder talmen! of ik zal myn degen SPORNVELD. Nu, nu, nu, wat geduld! — Ik zie dat het geluk my niet dient. Myn Heer Pompf! ik verzoek u om vergiffenis, ik ben geen Heer van POMPF. Wat zyt ge dan ? RITM E E ST E R. Nu, zeg op! kent gy den Majoor Brommer? SPORNVELD. Ja, dien ken ik; ik ben met hem herwaardsgekomen. RITM E EST ER. Als wat ?als reisgezel, of als —nu, zult ge niet fpreken? SPORNVELD. Als fri.... RITM e EST ER. Nu! SPORNV eld. Als frifeerder. POMPF. ZOO, ZOOj RIT-  BLYSPEL. 5t RITMEESTER. Dat is niet waar. Ziet eens! de kaerel fchaamt zich te zyn, wat hy is. Gezwind ! gezwind maar! zeg, wat is uw ambacht? SPORNVELD. Een Sn . . Snyder, met verlof. RITMEESTER. Daar hebben wy eindelyk den Heer van Snydervcld. POMPF. Hoe? fchaamt gy u over uw handwerk, en bedientgy u van het ambacht eenes bedriegers ? waarom loochend gy, dat gy een kleêrmaaker zyt, kyk, ik ben een kleêrmaaker en een eerlyk man! dat is het regte handwerk, zonder 't welk ook de Heer van Spornveld een fchurk is. Waarom fchaamt gy u een fnyder te zyn ? 1 SPORNVELD. Heer Baas! ik bid u en het gantfche loflyke gilde om vergiffenis. Ik ben nimmer een bedrieger geweest. Ik zal u alle myne getuigfchriften en myne affcheidsbrieven toonen; gy zult zien dat ik my altyd, en overal eerlyk en ftil heb gedraagen. POMPF.- Waarom verftout gy u dan my voor den gek te houden, en u in myn huis voor een' Edelman uit te geven? SPOR'N VJgLD. Staa my toe, u de geheele omftandigheid te vernaaien. Niemand is daar de oorzaak van, dan uw eigen zoon, POMPF. Myn zoon? SPORNVELD, Ja hy: Ik wierd hier in 't Koffyhuis met hem bekend. Wy fpeelden dikwyls met eikanderen op het billard. Hy wierd my eindelyk, deels door fpeelen, doch meestendeels door hem nu en dan geld te fchieten, vyftig dukaaten fchuldig. Ik eischte llechts het geleende geld van hem terug; maar hy kon my niet betaalen. Eindelyk deedt hy my den voorflag, my by zvne zuster beD 2 ' kend  5a de SNYDER en zyn ZOON, kend te maaken, en beloofde my het zoo ver te zullen brengen, dat zy met my trouwen zoude Ik dacht, en ik zei by my zei ven : gy zyt een fnyder, het zal immers geen misdaad zyn, wanneer ge u met uw's gelyken inlaat. Ik kwam aan 't huis, werd vriendelyk ontvangen. Uw zoon gaf my uit voor een'groot Heer; hy zei dat dit het beste middel ware zyne moeder en zuster intenemeu. POMP F. Myn zoon? gy aartsfchelm! gy — wacht maar, gy nietswaardige advocaat! spounveld. Gy ziet dat ik zoo ftrafwaardig niet ben, alsikfchyne. pompf. Myn. Heer Ritmeester! gy hebt hem dan gekend; waarom doch ontdekte gy my dat niet ten eersten ? ritmeester. Ik wilde flechts eene korte klucht met hem fpeelen, en u daarmee een weinig vermaaken. pompf. Maar kunt gy my ook eene zekere onderrichting van hem geeven, dat hy, als hy ophoudt een groot Heer te zyn, nochtans een eerlyk kaerel is? ritmeester. Ik hoorde hem anders van den Heer Majoor Brommer altyd als een' bekwaam en naarftig Jongman pryzen. sp o r n v t- ld. Ik ben de zoon van Naald6or,kleêrmakersbaas te Praag. pompf. Baas Naaldöor zyn zoon ? zoo, zoo! dien ken ik zeer wel, wy hebben met eikanderen gereisd, en lang met malkaêr op éénen winkel gewerkt. Hy is een braaf man ! veritaat gy uw ambacht wél, Jongman? spornveld. Heel goed, en ben volkoomen in ftaat de proef te dóen, in tegenwoordigheid van alle baazen en knechten, wanneer zy 't maar verlangen. pompf.  B L Y S P E L. 53 POMPF. Wacht maar! — mag u myne dochter wél lyden? SPORNVELD. Als heer van Spornveld voorzeker - maar als fny der,... POMPF. Zwyg met die malle praat Heb wat geduld! blyf hier' Ik zal — ja — m ne vrouw en dochter zullen haar'verdienden loon kjrygen, en myn wyf! — zalvan fpyt uit haar vel fpringen Heer Ritmeester! wat dunkt 'er u van ? — (luistert hem iets in V oor.) RITMEESTER. ' By myn ziel ! dat zou fchoon zyn. By weer en wind! doe dat, baas Pompf! POMPF, tegen Spornveld. Hoor vryër! Ik kan uw geluk als kleêrmaaker veel beter bevordoren, dan, wanneer gy een Edelman waart. Gv zult myne dochter hebben, ik zal u in de dingen helpen, onder deze voorwaarde nogtans, dat gy de proef doet van uw ambacht, zoo als ik 't van u zal begeeren. SPORNVELD. Ik geef u myn woord, dat ik alles doen zal zoo als gy 't zult willen hebben. POMPF. Dat zal ik dan zien. (hj roept Martyn) Ho! Martyn'. SPORNVELD. Maar ik vrees, dat uwe dochter my niet zal willen hebben, als zy hoort, dat ik naald en draad in myn wapen voer. POMPF. Laat my daar voor zorgen. MARTYN. Wat belieft u, baas! POMPF Breng dat kamizool hier, dat ik onderhanden heb, en naalden, en garen. MARTYN. Defchaarook? ^ pQMpF>  54 de SNYDER en zyn ZOON, POMPF. Ja wel, de fchaar; en alles — en zeg tegen myne vrouw dat zy eens hier moet koomen. MARTYN. De Heer Vrymond is by haar. POMPF. Dat is goed! zeg dat ik hem laat verzoeken, dat hy meê koomt Maar breng eerst naalden en garen, en hetgeen ik u gezegd héb. MARTYN. Kamizool, fchaar , naald en gaaren — aanflonds •baas! binnen. RITMEESTER. Dat zal hier op een ysfelyke executie los gaan, naar ik kan merken. Zal de Heer van Spornveld wel hart genoeg bezitten die door te ftaan ? POMPF. Als hy niet gaarne wil, dwingen zal ik hem niet. SPORNVELD. Zoo als ik gezegd heb, ik doe myne proef voor het geheele gilde. POMPF. Het zal u niet berouwen. Doch laat vooral niet blyfcen, dat gy myn handwerksgenoot zyt, tot dat ik 'tzelf zal zeggen. Heer Ritmeester! gy zult 'er getuige van ïyn! verftaat hy zyn handwerk wel, en fchaamt hy zich Uiet.... ELFDE TOONEEL. JUFFR. POMPF, MARTYN, De Foorigen. UJUFFR. POMPF. we onderdaanigfte dienaaresfe, myn Heer van Spornveld! waarom doet gy my dan de eer niet my op myne itamer een bezoek te geeven ? POMPF'  B L Y S P E L. 55 pompf. Dat is evenveel, of hy u of my deze eer doet. martyn. Baas! hier hebt ge fchaar, naalden, garen, en daar hebt ge ook 't kamizool. juffr. pompf. Wat wilje hier met dat tuig doen? fcheerje! pakje weg' martyn. De baas heeft het my bevolen. juffr. pompf, ftil tegen Pompf. Wat krygt ge in uw' hersfenen? in 't byzyn van den Heer van Spornveld — (tegen Martyn) voord! trek af met al uw tuig! pompf. Ei, wat is dat hier! laat my begaan! (tegen Martyn) leg 't daar op de tafel neêr Die Hoogedele Heer weet immers, dat ik een fnyder ben, en zal 't my niet kwaalyk neemeil. (Martyn legt het neder, en gaat heen.) juffr. pompf, ftil tegen Pompf. Gy moet 't dan altyd zelf uitfchreeu wen, dat gy een — zyt! Daar is by u niet de minfte eerzucht. Gy weet niet, wat nadeel dat ons en onze kinderen doet. pompf. Hebt ge 't verftand verlooren! Wie duivel zal by my kleêren laaten maaken, als ik niet zeg, dat ik eenfny — Quffr. Pompf houdt hem de hand voor zyn" mond.) fny —- • der ben? juffr. pompf. Hoor hier hartjen! ik moetje maar zeggen, deze Heer (zy wyst op Spornveld).bemint onze dochter, hy zal haar trouwen, en dan word zy Mevrouw, maarals gy altyd... pompf. Gy zegt my niets nieuws, ik weet het alles, en wy beiden zyn 't reeds eens, het koomt nu maar alleen nog op u aan, dan is onze dochter eene — juffr. pompf. Mevrouw? ó myn lieffte man! (tegen Spornveld) en d 4 sy  56 de SNYDER en zyn ZOON, gy myn tederstbemïnden Heer fchoonzoon! Ik zal zoo gaan, en Mevrouw rnyhe dochter, uwe aanftaande gcmaalin roepen. (zyrgaat heen, en keert weerom) Gy myn dierbaarfte fchoonzoon ! (gaat fihiclyk naar binnen.) B.1TM E ESTER. Ha, ha, ha! Meester Pompf, wacht, gy zult hebben van uw vrouw , voor de poets die gy haar fpcelt. SPOR NVELD. Baas! ik begin al bang te worden, als ik my het eind voorftelle. RITMEESTER. Gy kunt maar oppasfen, dat zy u de oogen niet uit het hoofd krabt. POMPF. Wees daar niet bang voor, en fpeel maar gerust den Heer van Spornveld, 'zoo lang, tot dat ik u als fnyder zal doen te voorfchyn treeden. Stil maar! daar koonien zy al. JUFFR. POMPF, brengt haare.dochter . bijmoedig naar binnen. Koom; koom, myn'liefkind! ziedaar! uw bruidegom, deHoog-edele Heer van Spornveld wacht reeds op u , geef hem uwe hand, leeft gelukkig, en de hemel zegene u, tot myne vreugd, met veele jonge Heet en en Freulens van Spornveld! KAATJEN. Geeft gy uwe toeftemming ook, Heer vader? JUFFR, POMPF. Foei! niet meer Heer vader — (ftilletjcs aan 'toor) Heer papa moet ge voortaan zéggen. POMPF. Deeze Heer heeft u aan my gevraagd, en ik geef myne toeftemming. Ik wil niet hoopen dat hy zyn woord weer terug zal trekken, Myn Heer Ritmeester is getuige. RITMEESTER. Dat zou op myn ziel niet adelyk gedaan zyn. KA AT-  B L Y S P E L. 57' K.AT1EN,& van haar moeder aangegoten mrdt om K M n, elddehandtegeeven, tegen Spornveld. Hi ontfang myne band, en met deze de verzeke• flat ik u voor de eer, die gy my door uwe veroSteS ^o", myn leevenlang allertederst zal be- milinen- spornveld. tv. ben fpraakloos van blydfchap, en kan mets zeggen , i f^ftWcb en al de uwe ben, en wenfche, dat uwetne^Stmywaardsnimmervetanderenmoge. uwc° h tuffr. pompf. huwelyks Contract — 1 pompf. Dat zal van daag nog worden onderteekend. tu ff r. p o M p f, oP een fpottenden toon. MynHeer Vrymond, gy zult de getuige van myne dochter zyn. vryMond. Ik ftaa verbaasd. Ik weet waarachtig niet, wat ik hiervan denken zal? r_ Hoort en ziet ge dan niet? Kaatjen is Mevrouw van Spornveld. Heb ik 't a niet altyd gezegd? r vrymond. Als dit zoo is, dan wensch ik u geluk met de verandering van tot van Mejuffrouw uwe dochter. b tuffr. pompf. Mejuffrouwuwedochter! Mejuffrouw! — detrouw"belofte maakt naar al Mevrouw. RITMEESTER. Ha, ha, ha ha! nu dan, Mevrouw bruid, veel ge- kA ATJEun!'met eene gemaakte adelyke neiging. Uwdienaaresfe, myn Heer! TWJJIF-  58 de SNYDER en zyn ZOON, TWAALFDE TOONEEL. willem, De Foorigen. Zjuffr.. pompf. oo lieve Willem! gy koomt net van pas, nu kont ge Mevrouw uwe zuster geluk wenfchen, op dit oogenblik is haare verloovmg met den Heere van Spornveld doorgegaan Het koomt 'er nu alleen nog maai op aan dat men door de vooripraak van uwen Heer fchoonbroeder eene aanzienlyüe bediening voor u verkryee dan kont ge ook met eene adelyke Dame trouwen Ik' Ik weet dat uw Heer Papa zich alle mooglyke moeite zal geeven uw geluk te bevorderen. pompf. De Heer Papa zal dat met een doen. Ik heb alleen op u gewacht, om u eene voornaame bediening te geeven. — Gy trouwen? gy eene aanzienlyke bediening? gy deugniet! juffr. pompf, ftil tegen haar wan. Wel lieve man, wat krygt gy in uw hoofd? ziet gy met dat de Heer vaii Spornveld — pompf. Zwyg dood ftil! gy loopt my regt in den mond. Met u zal ik het kapittel beginnen, want gy zyt de zottin die my ook haast gek gemaakt zou hebben. Doch dank zy dezen mynen vrienden , die my uit myne verblindheid gered hebben, Ik koom zoo even van den Heer Profesfor, die heeft my wat opgeleezen van dat knaapjen. Een liederlyke fchurk is hy, die zich in drié maanden geen tienmaal by den Profesfor heeft laaten zien, die niets kan, niet eens fchryven zegt Hy, ik laat ftaan iet; anders. Goede vriend! zei Hy regens my, „het doet my leed, dat gy zoo veel geld voor niet hebt uitgegeeven; uw zoon deugt niet tot Advocaat noch tot iets anders, hy heeft noch lust  B L Y S P E L. 59 lust noch bekwaamheid daartoe, Leer hem uw handwerk," zoo zeide Hy, en dit zeggen ook alle verftandige lieden, en dezen raad zal ik volgen. Hy moet JUFFR. POMPF. Waar zyn uwe gedachten? om 'shemels wil, myn lieve man! denk toch dat de Heer van Spornveld — wy moeten zien deze zaak op eene andere wyze goed te maaken. POMPF. Daar is niets anders te doen, dan dat hy fnyder worde. JUFFR. POMPF. Myn lieve man, raakt ge uw verftand kwyt? POMPF. Gy zyt het al kwyt, ik, den Hemel zy dank! heb het weder gevonden. Zwyg ! met een zult ge nog meer hooren. (tegen Willem) Gy Advocaat, ik waarfchuuw u, roer u niet veel, of (hy dreigt hem met de cl) ik zal u tot Doétor maaken. Hier aanftonds zet u neer , en vat een naald met een' draad in de hand. (Willem zet zich.) JUFFR. POMPF. Och myn allerlieffte man, ik bid u, verfchoon hem toch maar voor zyn' Heer zwager. POMPF. Ei! wat! zyn heer zwager is een eerlyk man, die ftoort zich hier niet aan. Heer fchoonzoon wees zoo goed, en leer gy Willem eens den draad in de naald fteeken. JUFFR. POMPF. Neen! nu kan ik 't niet langer verdraagen. Ik laat my van u fcheiden, ik gaa heen, en loop tot aan 's waerelds einde. POMPF. Dat kont gy doen. (tegen Spornveld.) Nu, toekoomende baas Naaldoor ! doe uw proef, leer hem den draad in de naald fteeken! S P O R N-  €o be SNYDER en zyn ZOON, spornveld, neemt eene naald en een'' draad. Kyk, zoo houdt men de naald, zoo fpitst men de draad , (maakt deniehth nat en draait 'er eene punt aan) zoo (leekt men hem in, en zoo haalt men hem door. (hy trekt hem door V oog.) pompf, tegen zyn" zoon. Doe 't aanftonds na. willem, talmt. Dat zal niet gaan, ik verftaa alleen het Recht. pompf, dreigend met de 'cl. Gy zult het nu leeren! nu, zal 't haast lukken? willem, trekt den draad door. Zoo, zoo, dat zal beter gaan dan praktizeeren. juffr. pompf. Hoe! ook gy myn Heer van Spornveld verlaagt u zoo, en fpeelt myn' man voor gek? spornveld. Myn lieve Juffrouw! ik verzoek u zeer hartelyk om vergiffenis. Ik moet iets openbaaren dat my misfehien uwe geheele achting zal kosten. Doch het is niet anders Ik ben het geene niet waar voor gy my aanziet, ik ben maar — juffr. pompf. Hoe, wie, wat? Gy zoudt niet de heer van Spornveld zyn? wel, wat zyt ye. dan? spornveld. Een Kleêrmaaker. juffr. pompf. Die flag treft my (Pompf, Ritmeester en Vrymond lagchenS Dat is het ongelukkigst geval dat my kón overkoomen. Een fhyder! ik durf 'er niet eens hard van fpreeken, anders word ik nog uitgelagchen toe. pompf. Ik zou u ook raaden tè zwygen, als gy niet het retletjen der geheele ftad wildt worden. .1 U X i' «.  B, L Y S P E L 6t tti FFR. ïOMTF. D,t meent gy Si ernst met, dat onze dochter hem trouwen zal? ■ ^^ W-omniet ^^XSS: KSrAS kaatjen niet hebben, dan kan zy fpreeken. ^ SfS S 'wtrmï hem Heden, $j ftf jjj- * w,) tuffr. pompf. ^ f '~ Neen! dat zal il niet toeftaan, die kaerel heeft onS bedroogen. pQMpF> Dat is niemand *"r™J^£™^l Myn dunkt, J^^^tf^eirf toeftemming te geeven, dan zoudt gy koomen. vrymond. , Dat is myne "meening ook. J^^»* ï historie een/ uitkoomt , met vingeren zal men wyzcn' tuffr. pompf. Ik zal dan van uwer aller jtodfctap toch deeze zaak geheim zult houdem ^ Gy ondeugende Jonge! ghebt al my^ dan een blydfchap in rook doen verdwynen £oof mTt^in^^UTgfeMnderen niets te  62 de SNVDER en zïn ZOON. verwyten, Ik ongelukkige vrouw! in geen rond jaar zal ik my durven vertoonen. ritm £ ester. Wees niet bekommerd! Gy zult nu veel minder der befpotting bloot gefteld zyn. dun wanneer 't naar uwen zin gegaan ware. juffr. pomf. Myne lieve Heeren! dat ik u toch bidden mag geen woord van deeze zaak te reppen. pompf. Wy laaten het ons welgevallen, vrouw, trots die, die ons uitlagchen, dat wy van onïe dwaaskeid zyn terug gekeerd. EINDE»