1098 ME 76   DE' HUWELYKEN STAAT, KLUCHTSPEL* ' NED. \ . v LETTER K.) te amsteldam, üï J. HELDERS en A. MARS, 178^ Met l}riviiegiet   De Gecommiteerdens tot de zaken van den Schouwburg, hebben, volgens Oétrooi, doof de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, den 5den November 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen, voor den tegenwoordigen Druk van de H U W E L VKEN STAAT, Kluchtfpel, vergund aan j. helders en a. mars. Amfieldam, den 28. April 1785, Gene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden» dan die, door één' der Heeren Gecommiteerdens» onderteekend zyn.  VERTOONERS. JERONIMUS, Vader -| }van Magdal. en Ilenderik. DIEUWERTJE, Moeder) HENDERIK, Fryer van Saartje. &AGDALEENTJE, Vreter van Eelhart, EE1HART, Fryer van Magdaleentje. SAARTJE, Fryster van Hender ik. JOOST, Knecht van Eelhart. MAAKELAAR. MARGRIET, Meid van Jeronimas. D E  D E Pag. HUWELYKEN STAAT, KLUCHTSPEL. EERSTE T O O N E E L. JERONIMTJS, DIEUWERTJË. ■yxrr DIEUWERTJË. VV el! wilje dan na geen reden hooren? JKRONIMUS. Neen zeg ik je, 't is verlooren. Al praate jy als Brugman, ik zalder niet toe verftaan, D l E U WE R T JE. Wat ben jy een moeijelyk mensch ! wat is 'er een Vrouw ongelukkig aan, Als zy zulk een koppig Man heeft! JERONIMUS. Daar is niet aan ge'egcn, Noem my vry koppig, je zult me niet beweegen, DIEUWERTJË. Wel ik moet bekennen, datje wonderlyk zyt. JERONIMUS. Dat is goed. Zorg maar datje my zo wonderlyk verflyt. DIEUWERTJË. Maar... J E UONIMUS, Niet veel te maaren Ik bid je Dieuwertje, datje zulk teemen laat vaaren. Of ik zal... ' DIEUWERTJË. Wel! wat wou jy doen? A 3 .Een  6 de HUWELYKEN STAAT, Ben jy de Man, ik ben de Vrouw. Waarom zou ik met fatzoen Niet moogen fprecken V ik zie , dat je onze Kinderen, Daarze nu goede Heilyken doen konnen, dat wild verhinderen. . v Tot nog toe heb ik niet gefprooken Maar ik. zal Nu niet langer zwygen. Wat meen jy ? ik ben niet rail. JERONIMUS. De wyste ben jy ook niet. PIE UWERT JE. Als jy eens fturft, waar zou ik met de Kinderen van leeven ? Je weet ook wel, dat wy ze nu niet veel meê konnen geeven. Ik hebje genoeg gewaarfchuwt, datje aan een Man zo veel niet uitzetten zoud. Toen wast, jy verüaat het je niet; ik weet wel aan wien ik het heb vertrouwt. Ondertusfchen is die Man bankroet. Waar zulje nou jou veertig duizend guldens krvgen? 't Is niet goed, dat men de Vrouwtjes altyd doet zwygen. Hoe zuur moet men flooven eermen zo een fommetje vergaart ? Ik heb het dikmaals uit myn hongerige buik bezuinigt, en gefpaart. Kom, ik zal niet fpreeken, noch van de Kinderen noch van trouwen: Wys me maar middelen aan, waar voor ik ze zo kan houwen. Al hoe wel het dan noch zotheid is, want die een Dochter uitheiliken kan, En het niet doet, begaat een groote fout. JERONIMUS. Jy praat 'er zo van. Wel uittrouwen! goeje Heilyken! Wien woujy zegeepieuwertje. (ven? Wat let de Weeuwenaar? je-  KLUCHTSPEL. 7 JERONIMUS. Wel! ik had myn leeven Niet gelooft, dat jy geen grooter liefde voor onze Magdal centje had. Was 'er wel een flimmer Heilik voor haar in de heele Stad? Myn eenige Dochter een Weeuwenaar met Kinderen te trouwen! Dl EUWBRR J E. Wel ja. Je hoeft jou daar zo vreemd niet van tc houwen. JERONIMUS. Ja wel Moer Jans, ik hoor jy weet 'er weinig of. Valt in de Huwelyken Staat geen overvloedige (lof Tot huiskraakeel, en twist, lchoon twee vryje menfchen ' . Te zamen trouwen ? en jy zoudze een Weeuwenaar, en dat noch met Kinderen toe wenfchen ! Hoe dat het een vrouw maakt nooit is het te deeg Ja wel zie daar, ik had liever datze iemand nam, die niet een duit meê ten huwelyk kreeg, Als een.kaale Weeuwenaar met Kinderen. Zo lang als myne oogen In myn hoofd open ftaan, zal ik het niet gedoogeu. Altyd ligt de Moer met de Voorkind'ren over hoop. En 'die Kinders dan der best, met een loop Na de Vaêr, om over de Stiefmoêr te klaagen. Is het dan een kroeskop, zo krygt het Wyf, en de Kinderen flagen. Sterft de Man, de Weeuw krygt Profes, op Profes. Myn Bestevaar gaf zyn Dochter deze les: Kint trouw geen Weeuwenaar met Kinders, het zouje rouwen. Ook zyn der veele die in zulk geval geen zuiver gemoet konnen houwen, 't Gaat 'er Hecht toe. Jy verftaat wel wat ik meen. Daar is zelden gemeenfehap van goederen, en dan loopt het zo wat heen. A 4 Dlfiü-  8 j DE HCWELYKEN STAAT, HIEUW E II TJE. Die dingen gefchieden niet by ratzoenlyke lui Laat ons maar trachten "Het Huvvelyk voort te zetten. Van een Weeuwenaar kan men weeten hoe hy zich tegen zyn Vrouw gedragen heeft, eu van een Vryjcr moet men dat noch verwachten. Het oude fpreekwoord zegt : een Weeuwenaar met een Kind, Pot, en Ketel dat men vind. JERONIMUS. JBeuzemflokken ook. DIEUWERTJË. Nou de Vryjcr? JERONIMUS. . Wel dat zou ik noch eens in bedenken konnen neemen. Dl EU WER.TJ E. *En dan onze Hendericus ? JERONIMUS. Wat! wil je daar ook noch van teemeu? DIE UWER TJE. Zou ik niet... maar daar komt hy zelve juist aan. TWEEDE T O O N E E L. JERONIMUS, DIEUWERTJË, HEN DE R IK. MME N DER IK. oeder heeft het Vader nu toegedaan? JERONIMUS. Wat zou ik toeilaan? Wat is 'er nu weer te vraageri? 'k Geloof dat jou Moeder, jy, en je Zuster, alle drie geduurig gaat praftifeeren, om my te piaagen. DIEUWERTJ E. Hy wou jou fpreeken van zyn Vrvjery. JERONIMUS. Ja wel die Bengels! die Kootjongens beelden haar in, ■ - dat zy ' Te  KLUCHTSPEL. 9 Te bat zullen komen! wel 't is niet om te lyjen! Loop, loop, eet eerst nog een jaar, of vier Pap, en denk dan eens om het vryjen. Ze komen pas in de waereld kyken, en fprecken al van de Trouw. Wel jonge, wat won jy toch doen met een vrouw i De klat 'js 'er in. In Italië, en in andere heete Landen trouwt men eerst op zyn dartig, of yecrtigfte jaar. En die Lekkers meenen hier, daar 't zo koel is, d it het fchanden voor 'er weezen zou, zo ze met 'er twintigfte jaar geen Wyf hadden op haar zy: Maar wat voor een Postuurtje is het toch? waar woont het Lievertje, daar jy Jou oog hebt opgeworpen? DIEUWERTJË. Je hoeft dat zo fchemper niet te vraagen. Ik wensch, dat wy zo gelukkig waaren, dat wy dat Huwelyk maar zagen, 't Is de Dochter van jan Dirkzc. JERONIMUS. Hoe! Saartjejans? HENDERIK, Ja Vader. DIEUWERTJË. En hy heeft Al ëenige tyd by haar verkeert. JERONIMUS. Zo? zonder dat men my daar van eens kennisfc geeft. DIEUWERTJË. Kyf op hem niet, ik had hem bevoolen, Dat hv het zo lang, voor jou verhooien Zou houden, tot' dat het ftond op een goede voet. Je weet, dat hier in Holland een Moeder dikwils zulke dingen doet, JERONIMUS. Meer al; te- veel. Af Dl EU-  io de HUWELYKEN STAAT, dieuwertjë. Word niet kwaad Vaar. jekoni m V S Kwaadwordcn! metrecht, enmetreên. hen de rik. Zo Vader my maar gelieft te hooren, ik zal hem (lellen te vreden. je ro NlMU s. Ik heb met jou te vreden (lellen niet te doen. Zeg me hoe na Ben jy met haar gekomen. Maar Jongen, ik ra Jou, dat jy je wacht van tegens my te liegen je weet wel dat ik my niet h'cnt zal laaien bedriegen. hen de rik. Geloof vry Vader 't geen ik zeg, Ik heb van Saartje 't woord al weg. j e ro .mm us. Wat! hen de rik. Het zal de Voogden ook behaagen, Als jy het Huw'lyk maar wild vraagen. jeii on] mus. Ja wel! ik zeg, dat jy Uv langer wat befehryft. Wel myn onnozele olocd i Weet jy zelf wel wat je dry ft? Ze zyn verdronken eer ze 't waater noch eens ter deege kennen. Beeld jy jonsc'ui jou nict in, dat dc Getrouwde de ge- gelukkigfte van de waereld bennen? Ik zie jou met meédoogen aan Waarcn wy hier alleen ]k zou eens verklaaren wat op die taerling loopt Maar daar (laat 'er een, Die ik aan myn hals door dit verhaa'en zou krygen. die uw eu t j e. Zeg maar wat je wild, ik beloof je dat ik zal zwygen, j e ro ni m u s. Ga dan zitten Maar pas op, dat je jou woord, en beloften houd Wat  KLUCHTSPEL. i* Wat ral het nu weezen, als je al zyt getrouwt? Heb jy jou al ter deege bedacht? weet jy wel wat het woordje Vrouw is te zeggen> II END ERIK. Wat? JERONIMUS. Ik zal 't van de grond voor j ou eens ui t gaan leggen. De oude Philofophen, dat waaren zulke wyze, en verftandige lie, En die zeiden, de Zee, de Hel, en het Vuur zyn drie kwaaden, maar één kwaad Wyf is flimmer, als deze alle drie. HENDERIK. Dat's recht. Maar heeft het Vader wel onthouwen? De Wyzen zeggen dit, geenszins van alle Vrouwen, Niet van de goeje. Neen, daar fchry ven zy niet van. Die plaats gaat maar alleen de kwaade Wyven an. JERONIMUS. Dat 's waar. Die plaats raakt maar alleen de kwaade Wyven. Maar goeje zynder niet." Hoe kan mer dan van fchry ven? Hoor hoe Heer Huigens dit uitlegt. Hoor wat hy van de Vrouwen zegt. Ik heb veel zaaken aan goê Mannen zien verblyvcn. Maar nimmer aan goê Wyven. DIEUWERTJË. Wel Jerouimus! JERONIMUS. Ik docht wel dat je me verftcuren zoud. Hoor Henderik, ik mag wel lyen dat je trouwt, Als je een Vrouw weet te krygen, die goed is. Ik zal het dan niet beletten. Maar zo veel my mogelyk is zelf trachten voort te zetten; . , Doch, ga eens door de Tuinftraat. Ze is op de Pnn- fegragt Over het Huiszittenhuis. HES-  re de HUWELYKEN STAAT,' HENDERIK. Waarom? JERONIMUS. Al Z3gt.' Ik zal het je zeggen. Daar zulje de Goê Vrouw uit zien hangen * Zie of je Vryster ook zo is. HENDERIK. Maar zeg,... jeronimus. Om jou verlangen Te voldoen, zal ik je zeggen wat voor een postuurtje dat het is. En indien de jouwe haar gelykt, zo houd voor gewis, Dat ze dan goed zal zyn. HENDERIK, Ik bid je datje my haar befchry ving wild geev en. JtRONIMUS. Luister. Dit ftaat onder haar tykening gefchreeven: M^ri" reden, en imii zin gelooft; Deze Vrouw is zonder Hoofd. In de Goê Vrouw. Zo dat een Vrouw, eer ze voor goed kan werden gereekent, Moet zonder Hoofd zyn, gelyk in de Tuinftraat is geteekent.Wat zeg je ? he! HE NDERIK. Ik zie dat Vader met me boert. JERONIMUS. Wel te wceten niet. Ik heb dit punt met reden aangeroert. Al hing het in de Tuinltraflt niet uit, het is niet te we. derfpreeken. Dat is zo van 't begin van de wacreld geweest, dat is altyd klaar gebleeken. 'k Zal van onze tyd niet zeggen, die ftof is te teer. Ik zou je anders e&n deel esempcltjos toonen, maar wy mogen dat zeer Niet  KLUCHTSPEL. 13 Niet raaken, of men kreeg Spinrokken, en Muilen na WasTt St, ik zou je (taaltjes van een deel wyven 'k ZaldSfonSer van de Oude Vorftinnenfpreeken, die door de heele waereld zyn vermaart, 't Zyn lievertjes geweest. De een heeft geheel ontaard Der Man vermoord, d' Ander HENDERIK. Maar Vader, indien ik ook eens mogtlpreeken „\ Ik zou je veel vroome Vorftinnen konnen noemen: Ik heb meê in de Historiën gekeeken JERONIMUS. Tel die eens op: En laat jou Moeder jou yry In het rekenei/helpen O! het getal van de kwade wyven gaat dat van de goede ver voorby. Nu luister, ik zal eerst beginnen; Medea. Dat was een Duivel van een Vrouwmensen; " wat kwaad wist die niet te verzinnen r Waar is de goede, die jy der tegen zult zetten? noem die. HENDERIK. Alreé. Hier tegen zet ik de vroome vrouw van Ulisfes, de fchoone Penelooe. DIEUWERTJË. Dat grys ik je myn Zoon. Spreek uit je mond. Laat Dat he^getal van de kwaade wyven voor de goede Vrouwtjes moet wyken. JERONIMUS. Laat hv zyn best doen: wy zullen het zien. ^termSstra. Dat was een Varken. Want die pry VermSrdedneAgamemnon, ten gevallen van haar Pol doen derven. N« jy- H E N D E-KI K« Welftil.... -  14 De HUWELYKEN STAAT, j er o nimus. Hoe moetjy jou al bedenken? henderik Neen. Hier tegen ftel ik Alcestis, die om haar Mans leeven te verwerven Zelf ftorf. dieuwertjë. Was dat niet een vroome, en deugdzaame Vrouw? j eronimus. Ja, dat beken ik. Maar 'k geloof niet, dat men der zulk ééne nu vinden zou. Maar al verder. Phasdra. Dat was een Heks. Zy is oorzaak, dat die braave Hippolitus zo deerlyk om is gekomen. Wie heb je der tegen ? lustig ! waar blyf je met de vroomen ? h e nd erik. Wacht een beetje Vader, Stil, dat ik my eens verzin. Moeder weet jy der niet één ? ze fchieten my nou juist niet in. dieuwertjë. Ja noem my. j eronimus- 't Is gezeid maar van de oude Vorftinnen te zullen fpreeken. En die ordre mag hy niet breeken: Hadden wy die van onze tyd moogen noemen, jy had de eerfte by my zekerlyk geweest. dieuwertjë. Wel Jeronimus.... jeronimus. Nu lustig. Hoe ftaaje zo bedeest? Hoe! weetj'er alreê geen meer te noemen ? Waar blyven nu die zoete, goeje Wyfjes daar ik jeftrak zo van hoorde roemen / Ik heb je te vooren wel gezeid, dat het zo zou gaan. Daar zynder pas twee van jou genoemt, enjy hebt al gedaan, Daar-  KLUCHTSPEL. Daarder zo veel kwaade zyn, dat men ze in één dag nauwlyks op zou konnen haaien. Circe Agave, Semiramis, Menestra, en a ternaalen De Dochters van Danaüs, die zo veel kwaad bedreeven hebben, dat het ons noch een attchr.k van er geeft En ik zou der noch wel vyftig, zestig duizend konnen noemen, die vry nimmer hebben ge eelt- _ Daarom, wilje wel doen Hend'rik, wachtje Van de Wie'wiTgaarne een Haaf wezen, als hy in vryheid kan blyven? ■" Die Goude Vryheid is de alderkostelyklte lchat. Ik meen dat 'er zo veel Mannen zyn in deze Stad, Die, konden zy zo gemaükelyk ontrouwen, als trouwen, £ iy * , Voort na 't Stadhuis, of Nieuwe Kerk liepen, en der zoete wyfjes geen half uur zouden houwen. Dit geeft de Poet genoeg te kennen, als hy zegt, dat de Man maar twee goede dagen van het Huisvrouwtje erft. Een, als hy ze trouwt, één als ze fterft. De Oude Philofophen hebben niet vergeeft gezegt: in de Vrouwen is niet, dat de Mans met reden kan behaagen, Als alleen het Huwelyks Goed, en de Juweelen die zy draagen. Wat zeg je, benje noch al tot trouwen gezint? H END ERIK. Ja Vader. JERONIMUS. Maar waarom wilje trouwen? HENDERIK. *■ Om dat ik haar liefheb, en zy my van harten bemint. Om jou Geflacht voort te planten , om Kinderen te teelen. My dunkt het is zo zoet, dat die lieve Schaapjes by haar p apaatj e komen fpeelen. IE "  Ï5 k de HÜWELYICEN STAAT, jeronimus. Wel je liet 'er Papa achtig uit. Is 't jou daarom te doen? henderik. Ja Vader, je hoeft van my niet te vermoên, Dat ik trouwen wil, om in meerder vryheid te Ieeven, Gelyk veel Mesiieurs, die in den Huwelyken Staat zich zelve begeeveu, Om buiten bedwang van Ouders, of Voogden te zyn. Neen vertrouw myn woord, 't Is daarom niet, dat ik voor u verfchyn, Het fchecld my daar niet. 'k Hebt niet eens in myn gedachten. Zy denken, dat ze dan op niemands bcveelen hebben te wachten. Zy gaan uit, en in de Stad, Herbergen, en Kroegen, en by De goede Vrinden, die hen heerlyk tra&eeren, en zy Nooden die weerom jeronimus. Beelden de Jonge Maats hen dat in ? henderik. Ja. Als men getrouwt is, leeft men ommers na zyn zin. Men houd Hoffteeden, Tuinen, Paarden, een Koets, en een Waagen En daar hoeft men niemands verlof toe te vraagen, Dewyl het dan alles na ons believen, en goeddunken gaat. jeronimus. Ja. Ais het Huisvrouwtje Beatris dat dan ook zo verftaat. Dat heeft meê wat te zeggen, en om jou daar van een klaar exempeltje te geeven, 't Is nou al zeven en twintig Jaar, dat jou Moeder, en ik famen leeven. En in al die tyd heeft niet één vrind tot onzent geproeft het brood, O» jou Moeder heeft gezien, als een Bul, die met zyn hoornen ftoot. l.n  KLUCHTSPEL. 17 Enzyis'tnietalleen. Ik meen, zo ik in onze buurt, opden Dam, of in den Schouwburg eens om begon te vraagen, Daar zoudender meer zyn, die van dieiiuisziekte zouden klaagen. Dl E UW ER T J E. Ik geloof het wel, jy zoud het altemaal wel een ander gegeeven hebben in het gat, Zo ik daar geen zorg voor gedraagen had. Meen jy dat... JERONIMUS. Nu zal ik niet één woordje meer fpreeken. 't Is tyd dat ik zwyg, nu jy de hoornen zo op begint te fteeken. Spiegel jou aan my, zie hoe fraay dat ik Meester ben. DIEUWERTJË. Me dunkt dat ik lang genoeg gezweegenheb, maar ik keft Nou niet langer zwygen. Jy de vrouwtjes zo uit te maken! JERO NIMUS. Hoor Dieuwertie Jans laat ons deze reeden ftaaken. Je weet wel, als ik begin heb ik me al een dolle kop. DIEUWERTJË. Dat heb je wel ter deege. Hoor Henderik fchik jy jou mooitjes op Als een Vryjer , en haalt de Juffer eens. Zy zou je zuster komen begroeten, Zo was 't ezeid , niet waar ? HENDER IK. Ja Moeder. Ik zal haar ontmoeten. Zie dat je Vader ondertusfchen bepraat. DIEUWERTJ fi. Ik zal. B JSEJL  18 de HUWELYKEN STAAT, DERDE T O O N E E L. JERONIMUS, DIEUWERTJË. HJ E R O NIM U S. cnd'rik! waar of die Jonge nou weer gaat? DIEUWERTJË. Voormy omeenboodfchap. Hy zal maar een oogenblikje blyven. Zou hy iets doen? JERONIMUS. Ja hy zou de brief copieeren, die ik daar heb zitten fchryven. DTE UW ER.TJ E. Daar komt Magdaleentje. J ER ONIMUS. Wat of die nu weer zeggen zal ? VIERDE T O O N E E L. JERONIMUS, DIEUWERTJË, MAGDALEENTJ E. VMAGDAL EENTJE, ader, je weet dat Jonker Eelhart al Een langs tyd by my verkeert heeft, nu kan ik niet van hem werden ontflagen. Hy 'wil dat ik my declareer, zo kom ik om jou believen te vraagen. Wat zal ik doen ? JERONIMUS. Hoe twyfelje daar nog aan? DIE UWERTJE. Dat 's recht Vader Je moet hem hoe eer hoe liever de koop maar toe zien te Haan. JE-  KLUCHTSPEL. 19 JERONIMUS. Zo meen ik het niet. HollaMoêr. Dat wou iknietzeggert; Ik meen, dat zy het ofllaan niet eens in beraad behoor^ de te leggen Wel myn lieve Magdaleentje zou jy al meê zo zot zyn, en neemen een Man, Weet jy wel, als je eens getrouwt bent, dan kom jy der licht jou leeven niet weêr van? Maar meen jy 't? MAGDAL E ENTJE. ja Vader. Wel eer men fterft wil men gaarne noch eens trouwen. JERONIMUS. Trouwen myn kind! het zal je rouwen; Zo lang als jy lui ongetrouwt zyt ga je op en neer * neemt alle pleizier, en vermaak, Als jy getrouwt bent is dat uit, dan raak je zo diep in de Hommer van 'thuishouden, en in zo veel bekommeringen i Dat al jou vermaak is, by nachtj en dag, het touwetje te trekken, en te zingen: Vryjhrs als jy trouwen wilt, en dat is jou bereid. Zuije, zuije kindetje, dat in de wiege leid. Zuije, zuije kindetje, daar by een dronke Man, enz. 't Mag in 't eerde Jaar zo wat fchynen, dan gaat meii de Vrinden bezoeken, De Gilde Os werd omgeleid; Maar daar na ziet men Moer in de hoeken Van de haard alleen zitten zuften. Die zelfde Man dié zo beleeft j Én zo vrincielyk Was, die Juffrouw zo oppaste, heeft Nu liever zyn vryheid, hy laat het Wyf t'huis zitten kyken^ Terwyl hy met zyn kameraaden aan de wind gaat trryken. Men houd geduurig,Mannetjes dag. De Vrouwtjes moogen niet meêi Dan denkt men niet oni de beloften die mén irt hei ' Vryjen deé\ ... 1 B i WÜ  ao de HUWELIJKEN STAAT, Wil jc me niet gelooven, gaat 's avonds maar eens door de Kalveritraat, of langs de Nieuwendyk, je zult ze met hoopen In de huiien daar bier en Wyn verkocht werd zien loo. 't Is licht af te neemen, dat men daar zynde drinkt, (pen. Le erkeerborden gaan dat het klinkt. Lat zyn geen Suyërs jongens moet je weetcn, Maar wei fatzoenlyke lui, ja van de tieffelyklte, die 'er Vrouwen hebben vergeeten En wat nood was het, kwamen ze noch t'huis op be- hoorlyke tyd. Maar neen, als men verliest is het te groote fpyt. Dan gaat het, geef revengie , geef revengie, ik moet myn fcha weer in zien te haaien. En ondertusfchen verliezen ze zo veel, dat de Casiiers menigmaalen Daar geld moeten brengen. Ta dikmaals werden de Oblii garien, watObligatien? ik zeg heele huizen verfpeelt. Denk eens of een Vrouw, met reden het wachten, nazo een Man, tot fmorgens vier, vyf uuren niet verveelt. Als hv dan noch met het dronke gat t'huis komt, (toot hy aan de drumpel de voeten, Guorren, en morren is 'er geen gebrek, op alle die hem ontmoeten. Dan wou men wel op de vrouw, de kinderen, en het gezin De fctiade verhaalen, die men heeft geleeden in De Herbergen. Daar' dorst men de Rinfewyn van agt en twintig duivers de Mingel, met heele Fiats Roemers pooijen. En om een Zakie Dncatonnen, of om een party, ja een heel Regement Actiën in een Pafadisje gooijen. Nou zou men wel op een Zwavelltokje zien, enfchel- den 't wyf lustig uit; Je weet van geen huishouden, daar gaan 'er maar twintig in een bosje, en een bosje kost een duitRaakt men met horten en (tooten eindelyk te bed, dan lustig aan het fpouwen. Wat  KLUCHTSPEL. 21 Wat zeg je Magdaleentje, heb je noch lust, zoujenoch willen trouwen? MAGDALEENTJE. Wel Vader, myn leeven zag ik jou zo beftooven niet. DIEUWERTJË. Daar heb je gelyk in, ik heb hem nou zeven en twintig jaar gehad, en 't is nooit noch gefchiet. JERONIMUS. Ja Moer, 't zyn altcmaal geen Jeronimusfen. Ga maar eens vraagen, By je kennisfeh, ik wed je vind Vrouwen genoeg die daar over klaagen. M A G D A E E ENTJE. Maar Vader, Eelhart is een fchikkeïyk knecht. JERONIMUS. Myn lieve dochter, ben je noch zo Hecht? , (wen. Zo lang als ze Vryers zyn houdenze de Aap indeMoulk kender zo veel die fchikkelyke fongmans waren. Maar zo ras haddenze geen Vrouwen, Of't was alle dagen aan de wind. Het gaat 'er zo toe, mynalderlieffte kind. DIEUWERTJË. Ik verzeekerje van Eelhart, 't is een borst van een heel goed leeven Wil je myn zin doen, je zult hem Magdaleentje geeven. JERONIMUS. Nou roep hem, dat ik hem zelve eens hoor. MAGDALEENTJE. Wel Vader lief. VT F D E T O O N E E L. JERONIMUS, DIEUWERTJK. -^y. JERONIMUS. Wat zeg je Moer, fpreek ik nou de Mans wel meer als de Vrouwen voor ? B 3 DIEÜ"  de HUWELYKEN STAAT,'" dieuwertjë. Jk moet bekennen, dit luwt wat voor de Vrouwen. Ik kryg van jou nu andere gedachten,. Als ik te vooren had. JERONIMUS. Men moet trachten De kinderen den Huwelyken Staat 7.0 zwaar te maken, als het doenlyk is. ]e weet wel *t geen ik gczcgt heb is niet altyd mis. Zulke Mannen, en Vrouwen werden 'er maar al te veel gevonden, Alhoewel der ook goede Mannen, en goede Vrouwtjes zyn. ■ Maar men moet tot alle ftonden Gclyk ik van een wys man geleerd heb , zich zelve ftellen het kwaadlle voor. Valt het anders uit, 't is niet als t« aangenaamer. Als ze getrouwt zyn, en 't gaat 'er kwaiyk zo komen ze dat de Ouders klaagen, en je weet wel, dat ik dat niet geerne hoor Had Hend'nk de Historiën wat beter geleezcn, (zen. Hy zou myftrak wel goede Vrouwen hebben aangewce- Ze zyndcr genoeg geweest, ik zal je der een deel Opnoemen. Creufa, Andromache, Halcyone... Zie het gaat zo grif niet als de kwaade. Even wel daar zynder al veel. En dat van de Vrouw zonder Hoofd moet anders werden begreepen. Zonder Hoofd: dat is niet boos, niet hoofdig, zonder kwaade kneepcn. Maar zo jou hier van tegen Hendrik het minste woordje ontfchiet, st Heilik is af, en in eeuwigheid confentecr ik het niet. Wil ik jou nou eens uit gaan leggen. Waarom jy je Kinders gaarne getrouwt zaagt? Maar je most niet kwaad worden om myn zeggen, dieuwertjë. Neen j zeg maar op, JE-  KLUCHTSPEL. 23 JER ONIMUS. Jy waard gaarne groote Mama. . Beken eens oprecht, of ik het nietnet op zyn kopjenen raa. O die Oude Besjes hebben zo gaarne wat te kwikken! En als 'er Dochter of Zeuns Vrouw in de Kraam moet, en goed gaat koopen, wat hebben die Oude Moedertjes dan al te fchikken! m Als het'dan Vandetydis, dan gaanze eerst m er Otoud. Zy zyn Hofmeestresfen, als men bezoek en Kindermaal houd. . ... . , 't Is wat te zeggen, de Baaker, deMinnemoêr, en al dat volkje te moogen bedillen. <. Ik wed daar zyn Besjes, die der niet voor te Eruiloit gaan zouden willen. DIEUWERTJË. Wel ik beken, het is al een groot vermaak. JERONIMUS. My dunkt jy begint al te watertanden. DIEUWERTJË. Ei (laak Dat fpotten, en laat ons met ernst van die 1 aa Als een zoete weder helft, een tweede ziel, een beminr nelyke Vrouw ? My dunkt, indien my dit geluk gebeurde, dat ikdever- nocgfte des Waerelds wezen zo? DIEUWERTJË. Dat prys ik jou Eelhart. Jy hebt hem treffelyk weeten te wederleggen. . ' Jou reden zyn zo krachtig, dat men der niet een woord tegen kan zeggen. JERONIMUS. Wel nou jy jou alle de voor verhaalde ongemakken troost raak ik die niet meer aan, Want het is dwaasheid iemand de flaverny te ontraaden, die toch perfors m de flaverny wil gaan. EELHART. Myn Heer bevat het heel kwalyk, (lel het was als jy me nu voor hebt gehouden, het Huwelyken was (laars, zo moet jy hier tegen {tellen het goed, dat m die (laat is te vinden. . . En dat verzwyg je. Ik zal my hier niet onderwinden Te vernaaien al het goed, dat de Man van het Huisvrouwtje geniet. Ik ben daar niet bekwaam toe, en het baarde jou liclit verdriet. Alle de zoetigheden van (luk, tot Ruk op te haaien, Want zy zyn zo veel, dat men daar in zou verdwaaien. Als de Man ziek is werd hy van het Vrouwtje opgepast, en getroost, Men ziet haar liefde aan de zuchten die ze ioost, i/lcn ziet ze bedrukt, en jammerlyk fchreijen. JE-  a8 de HUWELYKEN STAAT, jf.8.3n.mus. Ja, dat beurt fomtyds om dat de Man noch n'ct wil fcheijen. O daar zuchten 'er veele, om dat het zo lang duurd. Ik zouder jou wel een deel konnen noemen in deze buurt. Maar.... EELHART. Die behoorde men by geen eerlyke Vrouwen te noemen. Zulke Varkens behoorde men tor het Spinhuis te doemen. j ero N jjfüS. Laat dan eerst een nieuw Spinhuis maaken als heel AmIterdam, ja tienmaal zo groot, dieuwertjë. Wel ik weet niet wat jy niet al uit uw hoofd en (toot, 'tlsof.... jeronimus. Nu Eelhart wy zullen deze rede (haken. Ga jy maar voort met jou zeven zaaken, DJE (j WERT J k. Leg jy hem eens uit, wat goed de Huwelyken Staat Al belooft aan die zich daar toe begccven gaat. j e k o n i m u s. Wel moog je zeggen belooft. e e l H A r t. Ik heb het reeds gezegt: ook heeft men.een, daar men zyn hert recht uit tegen mag fpreeken, Wiens lot met het onze gemeen ij, die onze gebreeken Met vrindelykheid berispt, Is men ergens te gast Het Liefftentje zorgt voor de gezondheid, maakt dat de Man zich niet verbrast, 't Is, Boutje heb je niet al genoeg; het zal jou kwaalyk bekomen. magdaleentje. Myn Heer die waarfchouwingcn werden dikwils kwaalyk genomen. f.f.lhar t. In het minde niet Jurfreuw, my zou daar groote dienst mede gefchién. Hier  I KLUCHTSPEL. Hier uit zou ik de zorg, en genegentheidvan mynHuisvrouwtje zien. 1 ERONIMUS. Als jy een half Jaar een Vrouw gehad hebt meen ik dat iv anders zult priaten: u Als 't in jou keur Haat, zo zul ,y het Huisvrouwtje het huis bewaaren laaten. Tv zult die zorg haast moê zy, jy hebt niet veel De Gordvnmi? gchoort. Waarom meen jy dat een deel, En noch a! fatzoenlyke Mannen de Vrouwenaltydt'huis laaten? 't Is om dat ze willen Al dat de Mans doen berispen, en bedillen. Of ben iy dit ook al getroost"? EELHART. ó Ja, dat troost ik my gaarne myn Heer. JERONIMUS'. "WV1 dan zal ik iou eeen ongemakken meer NVemeï, of ophaalen. Ik zal nu maar alleen van myn Dochter fpreeken. DIEUWERTJË. Wat wil jy van Magdaleentje zeggen? wat heeft die nu voor sebreeken? JERONIMUS. Ik fpreek van'er gebreeken niet, daar is hy medeleven Ik wou maar alleen zeggen, dat ik met myn Dochter GrooSuiTfchat kan gecven. Ik wil jou niet bedriegen, W-mt ik ben een vyand van in zulke dingen te liegen Het veroomSt maar kwaade huishoudens, men maakt dan zyn (laat . . Op zulk een lom, en als dat dan zo met gaat Hangt de Lip. ° EELHART. Daar zal ik u niet na vraagen. Myn Heer, ik verzoek uw Dochter, om dat haar Leden en Zeden my behaagen n;etdoen Laat om het goed trouwen die wil, ik zal dat uietdoen.  30 de HUWELYKEN.STAAT, Ik wil geen Vrouw, die ik zou fchrikken een zoeri Te móeten geeven, op wiens 'ftervcn ik geduurig zou' hoopen. Ik wil myn lekker llaapen voor geen lekker Eeten vcrkoopen. Het is hedendaags wel 't gebruik, dat men eerst vraast, heelt de Juffrouw veel geld? Eer, deugd, goede naam, en geflacht werden ter zy- den gefield. ; Als men maar op de Toetfteen kan zien, dat het Goud, dat zy mede krygt, de proef uit kan houwen Dat k genoeg. Maar men behoorde om het geld alleen niet te trouwen. Daar komen zo veel kwaade Hüwelyken van daan. in voorige tyden heeft het zo niet gegaan. Recht zeiden de Oude Hollanders: die & Bant el trouwt. om de Mantel Verliest de Mantel, en houd de Bantel. Hoe menigmaal gebeurdt het, dat men geen Jaar Heer is van het goed, De Vrouw blyft jou even wel by, en je moet Al jou leeven met haar verflyten, Of zy goed, of kwaad, mooi, of leelyk is, en 't is geep fraai Man die zyn Vrouw dat durftverwyten Zy heeft haar Hoofd in geen zak gehad, hy heeft haar te vooren konnen zien. En wat haar Ouders, Vrinden, en Zeden belangt, daar most hy na vernomen hebben, indien JJat hy haar niet alleen om het geld verzogt heeft, en indien hy ze daarom alleenig beiloot te trouwen. Zo heeft hy zyn rechte loon, want hy koopt haar ge- breeke'n om haar geld verliest hy 't geld, haar,' en ce gebieeken moet hj houwen. | eronimus. Hoe groot is jou Capitaal, maar doe me niet, Ciclyk wel in zulke gelegentheid gefchied. Het fpreckwoord zegt; alle Fnjers Ryk, en alle gevange3! ne hlükn Heel  KLUCHTSPEL. 3* mei Arm Voor my ik zou het kwalyk duiden. Sommige belooven nu met haare Zooneu vry veel, A^aeeven 7 v het juist niet. Want-een acel DoS 't metde Vaders in Compagnie, en dan kan men die Rekening wel maaken : Buiten 's Lands hebben zy veel mtftaan. 6 Daar zynder die zo geüeepen zyn op die zaaken. Myn Heer weest nietVevreettf"'t Geen ik zeg zalikjou doen zien, (ML„ Aan übiigatien, Rentebrieven , en indien fv mVde eer aandoet van te komen bezoeken %ri%^lm^iaaten dien°chuit de hoeken Gekomen zyn, Goude... JERONIMUS. Dat is nu al raar. Ik heb al getwyfeldt, of'er ook noch wel meer Goud En b^odo^W£; ^ relten geeaKwa* fchulden. EELHART. Zonder die heb ik vyf en twintig duizend gulden. JERO NIMUS. Dat is te veel Jonker Eelhart, ik begeer.... DIE UW E RT J E. Margriet wat kom je zeggen ? ZEVENDE TO O N E EL. JERONIMUS, riEÜWERÏJÈ, MAGDALEENTJE, EELHART, MARGRIET. MARGRIET. Je Zoon is daar al weer. Met een Juffrouw! DIEU-  33 de HUWELYKEN STAAT. dieuwert j e. Laatze maar in de Kamer komen. eelhart. Heeft myn Heer zyn befluit al genomen ? jeroni m,u s. Ik zal je aanftonds antwoorden, als ik hem hebgehoort. magdaleentje, Daar zyn ze al. dieuwertjë. Margriet geef hier voort Noch wat fïoelen. ACHTSTE T 0 O N E E L. jeronimus, dieuwertjë, magdaleentje, eelhart, henderik, saartje, margriet. Msaartje. yn Heer, en Juffrouw ik verzoek dat je myn ftoutheid wild vergeeven, Ik ben geforceert, daarom excufeert.... dieuwertjë. Daar is niet mïsdreeven, Jy doet ons vrindfchap. ma gd al eentje. Ik ben ten hooglten verplicht Voor die gonst, maar waarom kwam Mejuffrouw uw Nicht Niet met U ? zy zou ons ten hooglten vereeren, Zo zy ons dat geluk... jeronimus. Zul jy lui daar haast gedaan hebben met Al die wisje wasjes, met die eer, die gonst, dat verplichten , en al dat excufeeren ? magdaleentje. Als het Vader belieft. je'  KLUCHTSPEL. 33 fERONlMUS. Nou belieft het me, zwyg dan ml, En ga zitten , want ik heb zaaken daar ik deze Juffrouw van fpreekeu wil. S A A R T J E. Gelieft myn Heer metmy tefpreekenvaneenigezaaken? Ik ben tot zyn dienst. JERONIMUS. Dat geloof ik. Want jy gist wel •dat het de vryery zal raaken, En daar hooren de Juffers gaarne van. Maar biecht eens oprecht Op myn vraag. Myn Jongen heeft myn gezegt, _ Dat jy hem het jawoord gegeeven hebt, je hoeft niet te fchroomen Voor Eelhart, die is hier ook om zo een boodfchap gekoomen, Hy wou onze Magdaleen wel hebben. Zie ik wandel openbaar, Metopenedeuren, zomoetjyookdoen. Ikbidjeverklaar Na waarheid, of Hendrik heeft geloogen, Bedriegt hy me, hy hoeft zyn leeven onder myn oogen Niet weer te komen. HENDERIK. Juffrouw ik bidje, zeg tegen Vader...1 Word niet befchaamt. MAGDALEENTJE. Zoete Juffer, ei lieve.... S AARTJE. Het betaamt Geen Dochter... EELHART. Ik beken het, maar als de Ouders tot zulk uiterfte de Kinders dwingen, Mag men wel een weinig... JERO N1MUS. Wat fecreete dingen C Wer-  34, de HUWE'LYKEN STAAT, Werden h;cr verhandelt? geeft me eens befchc'd Op. myn vraag. Is het waar, of lieert hy me misleid? HENDERIK.' Zo ik iet op je vermag Juffrouw .. JERONIMUS. Jongen ik zeg d.uje zwygt, laat .SaaVtje Sprecken. Wat zeg je ? SAARTJE. Ja hy heeft fay zo weeten te beleczen, Dat hy, zo gy het myn Voogden verzoekt, en zy het toeftaan., myn Bruidegom zal weezen. Ik werd befchaamt door de belydeuisfe, die jy my ten halze uitdringt. JERONIMUS Ja jy lykt befchaamt. Maar als een jongen, die op de - Huizen om een oortje een lietje zingt. Maar tot onze zaak Na jou Ouders, en Vrinden zal 1 "ik niet vraagen, Ik heb die wel gekent, ze hebben haar altyd eerlyk gedraaien. 't Zal meest op jou Capitaal aan komen, is dat na men zin Ze zal ik je myn Zoon geeven, maar boven liefde, boven min, Boven alles, zo jou middelen my niet vergenoegen 't Heilik.is af, en ik 'zal myn jongen hem wel na myn goedvinden doen voegen. II E N D ERIK. ■ Als Vader anders geen zwaarigheid heeft... JER.O N1M U Sr Wie vraagt jou wat? 't is bedroeft, dat die Bengels uiet zwygen konnen. NuV S AARTJE. ' Ik weet, Datjy in myn Capitaal genoegen zultneemen Aan gereet, Of zo'goed als gereed geld zal jouZoon-metmy krygen Dartig duizend guldens. D i f. u-  K, L U C II T S P E L. 35 die.u.wert je. Wat zeg je nou Vaêr? moetje niet zw'ygen? Heb ik dit partytje niet wysfelyk voor hem opgedaan ? Ik wist wel dat 'er Peeuniam was, anders zou ik het hemuiet hebben geraên. jeronimus. Juffrouw jy moogt jou zinnen wel op een andere vryër leggen, Ik zal jou myn Zoon niet geeven. sa art je. Wat! jeronimus. Heb jy myn zeggen Niet wel verdaan?• Ik verklaar jou rond uit, "1 Dat jy Hendrik niet hebben zult, daar hoorjemynbeilmt. henderik. Vader ik bid.... jeronimus. Zwyg zeg ik, hoe is het ■.met deze Jongen? dieuwertjë. Is het wel om te yerdraagenï Waarom wil jy het niet toeftaan? jeronimus. Moet je dat vraagen? Ben jy zelf zo wys niet? saartje, tegen Ilenderik. Ei laat me met vreê, 'k Bedankje voor'taffi-ont. Verzochtjy me daarom mee, Laat me los. hender ik. Ach Juffrouw... magdaleentje. Ei lieve... eelhart. In die dieuw'ertje, fcscn Senrt:e. . Wil noch e,en öogenbUkjeblyveh. Ca Te-  $6 de HUWELYKEN STAAT, Tegen Jeronimus. Ja wel ik zeg dat die Mans wat bedryven Je bent... sa art je. Laat me los Ik ben waard.... jeronimus. jemini! wel wat is dat goedje (Irak op 'er paard? 't Vliegt op als Boskruid. sa artje. Ja ik zal myn eer en fatzoen niet laaten krenken. jeronimus. Ja toch! jou eer! die zal hier geen last lyden, dat hoef je niet te denken, Daar zal ik zelf wel zorg voor draagen. saartje. Laat me gaan. Jy zult wel een beeter Huwelyk doen, myn middelen ftaan jou Vader niet aan. Jy zult wel een Juffrouw met meer geld krygen. j eronimus. Dat zal hy wel laaten, Zyn Moeder, noch hy, zullen my daar niet toe bepraaten. Ik geef myn Zoon aan geen Vrouw die zo ryk is. dieu w ertj e. Wel hoe! Als Saartje gelds genoeg heeft, en alles na jou zin is, waarom ftaa jy het dan niet toe ? jeronimus. Om dat zy te veel geld heeft. henderik. Vader, wat is dat te zeggen? jeronimus. Dat zy te ryk is. Die bengel dien ik myn woorden vyf zes maaien uit te leggen. henderik. Is zy ryk, wel zo veel te beeter. JE-  KLUCHTSPEL. 37 jeronimus. Ik hoor wel dat jy dat zegt, Maar ik zeg zo veel te flimmer, en ik oordeel recht. Jy weet noch niet veel wat de waereld is. Ik heb door de Jaaren Groote ondervinding, ik heb 'er veel e zien paaren. Ik heb in myn leeven al vry wat geleezen, gehoort, en gezien. Alleen onder myne goede bekenden zou ik 'er jou meer als tien Op konnen tellen, die alle ryke Vrouwen Hebben getrouwt, maar het is 'er berouwen. Zy moeten alle dagen hooren, ik verftaa het zo, doe na myn zin, Wat heb jy te zeggen? breng jy ook wat van het jouwe der in, En fpreek dan, het zyn myn fchyven die der klinken. Wil de Man eens een Vrind hebben, of heeft hy lust om een glaasje te drinken, Hy moet het uil doen , of het is, zo verbruid hy myn goed: En is het een Veugel met een bek: zie daar, ik zeg het jou, zo jy me dat noch eens doed. Ja 's avonds durft zy hem de kleeren, En zakken noch wel viliteeren. De Ouden hebben met reden gezegt, dat een Man zich verkoopt tot een flaaf Voor het Huwelyksgoed. 6 Het ftaat niet braaf Dat een Man op den Dam, of by de Straaten moet hooren: Kyk, Kyk, dat is de Man van die ryke vrouw, 't Klinkt beeter in de ooren Als 'er gezeid werd, dat is de Vrouw van die Heer, of vari die Man. dieuwertjë. De Mans flaaven! ja, zy lyken 't wel. Wat zyn da Vrouwen dan, Slavinnen? c 3 je-j  "38 de HU WE!IVK EN ST AAT.- JERONIMUS. 'Neen, die zyn over deflaaven Meesters, en Heeren. Heer 'en Meester, jy hoeft jou zo vreemd niet te hou. Wen, noch zo niet te weeren, ' Jy weet'het zelf wel, al hoe wel het fchande is', dat in ■ een Vryje Staat, ■Daar de wet geen flaaven, zelfs van Turken,- of van Mooren, toe laat. Borgers, en inboorlingen zo tn flaverny moeten leeven, En dat noch. terwyl de Steden, en Kasteden aan de Vyanden ni t over zyn gegeven. Ik zeg, men behoorde alle die'Wyvenvoor Commisfa- risferi t'ontbiên, En het Plakkaat, dat daar van geè'maneert is, te laaten zien, 'Met éxpresfe last, dat zy der Mans ontftean zouden van haarc flavprnyc Troüweiis zy zouden het evenwel niet doen. Daarom blyf liever een vrye, Want de wyven willen toch voogd zyn , al zou de waerel d' 'vergaan, Hendrik weest voorzichtig, laatje raan. Verkoop jou zelve niet voor dartig duizend gulden. Had ik in gekreegen myn' fchulden, Ja, was deze laatfte Dirk Willemze niet Bankroet ge. gaan, Ik zou jou, en jou Zusters Huwelyk toe hebben gcftaan, Ik zou jou lui elk twintig duizend gulden inkt hebben gegeeven, Maar nu is jou Huwelyks Goed in dat Bankroetgebleeven. En gaf hy tachentig per cent, noch front ik het toe, Maar nu niet. Ik wed de Juffrouw zal zelf'zeggen, dat ik voorzichtig doe henderik. 'Saartjc meende, dat jy geen genoegen naamt, in de middelen die haar Ouders haar na hebben gelaaten, .. ' En  KLUCHTSPEL. '39 En dat verdroot haar. Maar Van myn goed hoeft Vader niet te praaten, Zy is daar meede te vreede, en zal my nooit het mmtte woord ■ - • , .;- Daar van verwyten. JERONIMUS. Hoe weet jy 't? , H EN D ERIK. Ik heb het wel tien maal van haar gehoord. JERONIMUS. Een ïy noch zo flecht? word wyzer, dat zullen ze al- temaal te vooren wel zweeren, Maar daar na, als ze jou hebben, dan wollen ze die cureeren Een arm Man, zegt zeker Philojooph, die een ryke Vrouw trouwt, wil in fchyn. Gelukkig, maar in de daad ongelukkig zyn. # Hy woont wel in een groot huis, maar hy mag het niet gebruiken, Op -de beste kamer mag hy niet eens komen ruiken, Want de Vrouwen komen der zelf maar tweemaal in't Jaar, dat zyn ze gewoon, Dat is te Mei, en te Alderheiligen , dan maaken ze fchoon- Anders is die altyd gefloten. Ja zommige Mannen leeven in zulke elenden, Dat zy het hart niet hebben een zoo Vis van dè markt af te zenden, Voor dat ze fchoon gemaakt is, want het wyf maakt een Afgod van 'er huis. 'En ik kan het ras zien, Saartje is ook niet heel pluis. Zy heeft daadelyk genoeg laaten blyken Dat ze geen Springhaan en is. HEN F; ERIK. Dan zou ze my ook niet gelyken, Ik. wil geen Springhaan. C 4 JE-  4» de HUWELYKEN STAAT, jeronimus. Jy praat na jou verfland, JCon ik jou Moeder in een Springhaan doen veranderen, ik deê dat dadelyk, want De Wyfjes van de Springhaanen zyn tlom, die zingen niet, dan kon zy niet meer kyven. NEGENDE T O O N E E L. jeronimus, dieuwertjë, saartje, magdaleentje, eelhart, henderik, margriet. Smargriet, injeur daar is de Makelaar. jeronimus. Goed. dieuwertjë, tegen Saartje. Ai! wil noch een oogenblik blyven. Dat is die het Accoord maakt voor die fnoode Bank'roetier. henderik. Hoe veel bied hy ? dieuwertjë. Veertig ten honderd Hy wil niet een zier Meer geeven, en jou Vader zal het niet ontfangen. Jk ben zo op hem gebeeten. Men behoorde zulke uitzuipers te hangen. henderik. Stil, (til, ik bedenk daar een vond. Myn Heer, indien jy nu befluiten kond, Om my toe te (taan, dat ik over twintig duizend guldeus van u mag disponeeren, Ik ftel me borg, dat Vader ons Huwelyk zal confenteeren. Jy zult u geld maar een half uur misfen, 't zal jou zelfs voort weêr toe werden geteldt. eel-  KLUCHTSPEL. 4* eelhart. 't Is tot uw dienst. h end erik. Ik bid, dat gy dan ordre fteld, Dat jou knecht my volgt, en doet wat ik hem zal gebieden. eelhart. Al wat myn Heer belieft zal aanftonds gefchieden. Joost, Joost! TIENDE T 0 0 N E E L. .dieuwertjë, henderik, eelhart, saartje, magdaleentje, joost. "VV7 joost. VV at belieft myn Heer? eelhart. Volg Heer Hendrik. Ik begeer Dat jy doed, al wat hy jou zal commandeeren. hend erik. Lustig, ik zal jou een goede drinkpenning verecren. die uwert j e. Wat of hy beginnen zal ? eelhart. Laat hem maar begaan. ELFDE T O O N E E L. jeronimus, dieuwertjë, eelhart, saartje, magdaleentje, maakelaar, margriet. .j- jeronimus. Ik zal daar niet toe verftaaan. Ik zeg niet veel, maar ik wil je wel zweeren. Dat ik die fchelm het Bankroet fpeelen. zal verleeren. G £ maa-  42 BE HUW.ELYKEN STAAT, MAAKELAAR, Ik bid je.... JERONIMUS. Ik wil niet van je hooren, ja niet een woord. Margriet laat de Maakelaar uit. MAAKELAAR, Wel indien... JERONIMUS. ' i • Ik zeg, ga me voort, 't Is om raazend' te worden. Ik zal voor geen veertig per cent accordeeréfi, Al zou ik daar noch myn heele Capitaal by verproce- dceren. : DIEUWERTJË. Hoe is 't Vaar, hoe is 't? bied hy noch niet wat meer? Wou hy een beetje opkomen ik zou....- J ERONIMUS. Ja wel ik zweer, Dat ik hem.... B-IE UWERTJE. Nou, nou, je moet jou zo gramftcurig .fi'jwjw.' -*iét,;ma*ken, Dat kan niet helpen. Laat ons van de andere zaaken Eens fprceken. JERONIMUS. ' Waar is, Hendrk, dat ik hem niet en zie. DIEUWERTJË. Hy is eens op de plaats. Ik zou wel geloovcn, dat die... M AGDAL E ENTJE. Daar komt hy al. TWAALF-  KLUCHTSPEL. 43 TWAALFDE T O O N È E L. JERONIMUS, DIEUWERTJË, MAGDA| • LEE NT JE, EEI.H ART, HENDERIK,, S AARTJE, MARGRIET. J E R O INT IM U S. 't Is we!. Ik zat jou lui'myn uiterlb refolUtie ver- klaaren. • > , Heer Eelhart, wil iou moeite fpaarcn. En jy Juffrouw, denkt op een ander , doe vry een nieuwe keur, Want het 7.al u hier geen van beide lukken", ik Zorgde '•' 'der al vfeür. " '. , ' Ik heb je reeds voor een gedeelte de reden gezegt, ik wil myn Kind'rcn niet doen leeven In flaverny., had ik ze zo veel, of omtrent zó veel mede 'konnen geevcn, ' Als jou lui Capitaal is, ik zou het gaarne'toe hebben geftaan ■■ 'Gcly'k by gelyk zyn de beste 'Huwelyken. 't. Komt juist op een duizend gulden,,.of-drie niet aan, Maar riet fcbecld te veel, ik kan maar veertig ten honderd, van hem kry.gcn. En óf wy het zeggen.'' of zwygen , Die fom had ik al'tyd tot Huwelyks goed voor myn Kinderen gedacht, ; En dat zou elk maar acht duizend guldens zyn. Wat zyn die nu geacht? By iemand de dartig heeft? en ik kan niet meerder misfen. Elk moet zyn eigen ftaat maaken, elk moet op zyn dingen gisfen Acht duizend guldens konnen tegenwoordig met veel maaken , die duuren niet lang. Ik zie wel hoe het gaat, de jongelui, als ze eerst getrouwt zyn, gaan aan de gang. Zy  44 de HUWÊLYKEN STAAT, Zy ryzen eens na Braband , Gelderland , en andere': Kwartieren, Dat kost duiten, en in Kleederen, Huisraad, en alles i wil men ook al wat zwieren, Men zet 'er een Koets op, huurt een paar Meiden, ofl drie, men hond voort een Knecht, Trouwens jy hebt 'er al een. Ik heb veel Oude Luiden i gekent, die zich zo flecht Pleegen te houden, dat ze zelf aan de kleederen dienstboden geleeken, Welkers Kinderen nu als Graaveu, en Banjer heeren uit gaan geftreeken, Ze hebben Knechts met Livry Rokken achter der Maar 't is wel te zien, Dat zy 't niet gewend zyn, want naauwlyk treeden zy tien, Of twaalf voetftappen, of zy hebben hem wat te beveelen. Hem! hem! Lakei! zy kyken geduurig om, 'k geloof uit vrees, dat men der knechten mogt fteelen. HENDERIK. Vader , ik zal het zo breed niet aan leggen, jy hebt ook niet gedacht, Dat de fom, die de Juffrouw genoemt heeft, alles is dat zy verwacht. Z'is een belturve Dochter. Als Vader, en Moeder het hoofd eens neêf komen te leggen, Dan zullen wy ook noch wel wat vinden. JERONIMUS Wel mag men zeggen, Kindje ben je grool ? Vaartje, Moertje waar je dood! Jou Vaagebond , maak jy al ree reekening op myn fterven? Ik zweerje, dat ik jou terwyl ik noch lief zal onterven. Wat gruwelyke dingen! zyt hy me dat noch voor myn hoofd, Wat  KLUCHTSPEL. 45 Wat moet hy agter myn rug doen? wel ik belooft, Indien jy langer leeft, als ik.... Maar uit wat reden Meen jy, dat ik voor jou flerven zal? ik ben noch fluks op myn leeden Ik ben myn leeven met Jigt, Podagra, noch met Hoofdpyn gekweld Myn Tanden, myn Maag, myn Borst, 't is noch al- temaal even wel gelleld, Niet waar Moêr Jans? en jy durft.... HENDERIK. Maar Vader.... JERONIMUS. Ik ken je niet voor myn Zoon, jy bent een verrader. Je wenst om myn dood. HENDERIK. Jy hebt het kwaalyk gevat, Vader, ik wil wel met eeden zweeren, dat dat . Myn meening niet was, al kwam ik te nerven, Zo zouden myn Kind'ren.... JERONIMUS. Heb jy Kinderen?.. HENDERIK. Als ik 'er had, wil ik zeggen, die zouden jou middelen moeten erven. DIEUWERTJË. Vaar je moet... DERTIENDE T O O N E E L. JERONIMUS, DIEUWERTJË, EELHART, HENDERIK, SAARTJE, MAGDALEENTJE, MAK GRIET. SMARGRIET, injeur daar is de Maakelaar al weêr, En hy heeft iemand by hem. JERONIMUS. Zeg, dat hy aan de galg loopt, ik begeer Hem  H6 ■ de HDWEEYKEN staat, Hem niet te fpr'eeken, DIEUWERTJË. Je kond hem zonder jou fchade emmers hooren, JERONlMU S. Hy is niet waard, dat ik 'er om na voore zou gaan. DIEUWERTJË. Laat ze hier komen. JERONIMl' S. Nu roep zè, maar ze moeten niet lang (taan. MARGRIE Ti Komt maar binnen, als 't je belieft. VEER T I E JSf D E T O O N E E L. JERONIMUS, DIEUWERTJË, HENDERIK, I 'EEI-HART,, MAGDALEENTJE, S A A RTJE, MAAKELAAR, JOOST, ah een Koopman gekleed.- M A R GRIET. -j-^ MA/\K EL AA R. XJ\t is de Heer, daar wy mede zouden accordeeren. JOOST. Myn Heer, ik kom hier voor myn Neef, om te hooren , wat jou begeeren Wel wcezen zou.- JER ONIMUS. Myn begeeren is geld, dat hy me betaald. JOOST. Dat is buiten zyn vermoogen JEROXIIIIIS. Waarom heeft hy het goed dan gehaald? Betaaald hy me niet, hy mag vreezen Hangen zal hy, of Kraay zal geen Vogel weezen. Ik zal maaken dat die loffelyk wet Van Keizer Karei, weêr ter executie werd gezet. Hy moet in zyn deur opgeknoopt worden. Zulk een fchelms, eu fchandeivk Bankroet! Als  K -L U' C -II T SPEL. tf : Als iemand op Zee fchaadelyd, o£ door ongeluk zyn zoedi*>* - , , Heelt verlooren, ben ik van herten met hembewoogen. Maar zulke, fohelmltukkcn behoorde men hier niet te. gedoogen. IJ . De Roeken.-zyn weg, hy durfr ft« niet brengen voor • den dag. ' < *ï Wie zou langer Negotie konnen doen, als dat zo door de beugel mag? \-' ■ -,;T - . Ik zal hem bewyzen, dat hy noch geen dne maanden gepasfeerr Veel goederen aan myn Vrinden heelt getranfporteert. Hy koopt van my.op ryd, en heeft het zelve, goed contant gaan verkoopen, ■ :. Myn geld fteekt hy in zyn zak, emmy laat hy Joopen. Maar dat kunsje is hier nou al vry gemeen. JOOST. Myn Heer is te haastig: wil wat bedaarèn. ' Kom aan, om de eer van ons gedacht te bewaaren, Zal ik 'er liever noch wat van.het myne by leggen, met de anderen is Keef tegen veertig geaccordeert, 't Schort maar alleen aan myn fieer jerouimus, en zo jy jou begeert In de redelykheid te laaten vinden, zal ik zien hoe wy het ftellen. Hy heeft jou ook veertig laaten bieden, en daar boven zaf ik pu noch tien ten honderd van myneigemiddelen lellen. Wat zeg je; ben je daar mede te vreên? MAAKELAAR. Myn Heer Jeronimus... J ERONIMUS, Wel neen. Je hoeft je dat niet in te beelden, Hy moet my negentig geeveri, of ik zal hem doen zetten. JOOST. Dan zal hy Ses doen. . . JE-  48 de HUWELYKEN STAAT, jeronimus. Dat zal ik hem wel beletten. joost. Wil je zestig hebben, ik geef je myn woord. jeronimus'. Hoor al teemje noch zo lang, ik zal geen accoord Met hem, of jou aangaan, of je zult me tachentig moeten bieden. joost. Maar indien. jeronimus. Ik zeg je dat 'er anders niet in zal gefchieden. Kun je daar toe niet refolveeren, zo ga maar van hier. joost. Tachentig ten honderd, dat 's nou ommers geen mannier. jeronimus. Dit teemen duurt.... maakelaar. je zult het moeten geeven, Hy ftaat ftyf op zyn woord, ik heb van myn leeven Veel met hem gehandelt, maar altyd zyn zin moeten doen. joost. > Tachentig ten honderd, 't is tegen het fatzoen, Dan is 't kwalyk de moeite waard om Bankrot te gaan. Maar als ik anders niet klaar kan raaken, Zo moet ik wel. jeronimus. ' Maakelaar tyken dan aan, dat wy het accoord tegen tachentig ten honderd maaken. Wanneer zuije 't geld tellen ? joost. Morgen. jeronimus. Waar. joost. In jou huis. je-  KLUCHTSPEL. 49 JERONIMUS. Maakelaar, heb je haast gedaan ? M A AK EL AAR, tegen Henucrik. Waaragtig ik durf niet. HENDERIK. Ben je mal? Waar vrees je voor ? MAAK E L AAR. Dat het uitlekken zal. Ik ben een beëdigt perfoon, kwaam 't aan den dag, ze zouden me deportceren , 't Is een valfche post. II END KR IK. Tut, tut, jy lui Maakelaars doed zo dik wils tegen het geen men jou heeft doen zweeren. J ERONIMUS- Nou geef hier, laat ik het boekje zien. MAAKELAAR. Myn Heer, ik heb my zelve... HENDERIK. Wel, indien....' J ERONIMUS. Wat heb jy jou zelve? MAAK ELAAR. Ik durf het kwaalyk zeggen. II E N D ERIK. Erengt hy het uit, daar zal zo een huisje leggen. JERONIMUS. Hoe is de wind ? wat beel jy jou in ? Meen jy me wat voor 't zotje te houden? hoe heb jy 't in zin ? MAAK ELAAR. Ik zal het jou zeggen, 'k zie anders geen kans om 'er uit te komen. Toen ik flus myn affcheid had genomen, Kwam deze knecht my na... D JOOST.  5o de HUWELYKEN STAAT, joost. j ou vaagebond hou de bek. Krvg ik je, ik breekje de heenen, en de nek. JEKONl M II S Laat hem fpreeken, hy is in myn huis, en pas hem niet te beletten, Zo jy jou zelf niet met een arm wild de deur uit zien zetten; Ga jy voort. maakelaar. Hy boodfchaDte van Eelhart, en van uw Zoon, Hy beloofde my een goede vereering tot myn loon, Zo ik hem die dienst wou doen . JERONIMUS. Deze is dan een knecht? maakelaar. Wel te weeten. Dat is zyn Heer, lange Joost werd hy ïn de wandeling geheeten. e e l h a r t. Myn Heer... jeronimus. Zw'yg jy , tot dat hy alles heeft gezegt. Ik ben noch niet genoeg onderrecht. maakelaar. Hy verzocht, dat ik hem aan jou huis zou willen leiden, . En zeggen, dat hy een Neef van de gefaljeerde was, daar op zyn wy met ons beiden Hier gekoomen, wat 'er voorgevallen is, heeft myn Heer gezien, en gehoort. henderik. Vader ik had... jeronimus. Ga me voort. Durfje noch onder myn oogen komen na zulk liegen.... En.... die u-  KLUCHTSPEL. 5? DIEUWERTJË. Nou Man. JERONIMUS. Zal hy zyn V ader zoeken te bedriegen. EELHART. Myn Heer, de liefde... 1 DIEUWERTJË. Jeronimus, ik weet niet hoe jy zo kond zyn. Flus hiel jy ]ou. of je hem de zwaarigheden maar eens voor woud houden. Nou, helpt ze uit de pyn, Laatze trouwen, waarom wil jy 't langer verhinderen, Je ziet toch wel de Ouders moogen doen wat zy willen, de Kinderen ^ , Wecten het hedendaags zo te maaken, dat de Uuders het toch eiudelyk toe moeten liaan. Nou doet het. E E LH ART. Myn Heer, ik verzoek het. H BNDERIK. Vader wy zullen zorgen, dat 'er in het toekomendeniet te^en u believen werd gedaan. JERONIMUS. Maakelaar ga voort uit myn huis. MAAKELAAR. Myn Heer... JERONIMUS. Pakje biezen, En zyt verzekert, dat je my nooit meer zult dienen, en noch meer Meesters verliezen. Eelhart geeft Joost zyn Paspoort. Dat hy vertrekt. JOOST. Myn Heer... JERONIMUS. Ik wil van geen knecht zyn begekt, Ben je daar toe gezint Eelhart? Da e e l-  5a ek HUWELYKEN STAAT. EELHART. Al wat myn Heer gelieft te beveelen Zal aanltonds gefchieden. JERONIMUS. Wacht jou op een ander tyd zulke potfcn te fpeelen, Jou lui vergeef ik het, en ik fta toe dat je trouwt, Onder voorwaarde, dar je my nooit zult moeijelyk val»' len, maak datje goed nuis houd. En al was het dat je Wyf jou daar na al wat moet plaagen, Zo denk, dat heb ik met myn bedrog verdient, enjy Magdaleentje , 'hoeft daar na ook niet by me te komen klaagen. DIT.riWERTJE, Geluk Kinderen. JERONIMUS. Geluk, draag maar zorg Voor 't geen ik gezegt heb. BAARTJE, MAGDALEENTJE, EELHART , HENDERIK. Ik bedankje, DIEUWERTJË. Dat zal wel gaan Vaar, ik blyf'er borg. EINDE. É