'Ï098   D E STANTVASTIGE" GENOVEVA, O F HERSTELDE ONNOSELHEID; TREURSPEL. Door A. F. W 0 U T E R S. Felicitasest innocentla,nequitia ipfa poene fui est. Senee. Te AMSTELDAM, ByJAN HELDERS, Boekdrukker, in de Nes, Met Privilegie. 1783.   De Gecommitteerden tot de zaken van den Schouwburg hebben, volgens Oétroy door de Heeren Staten van Holland en Weftvriesland, den s-'en November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van De STANTVAST1GE GENOVEVA of HERSTELDE ONNOSELHEID; Treur/pel, vergund aanjAN Helders. Amjlsldam, den. 15 May, 1782. Geene Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die, door een' der Heeren Gecommitteerden, onderteekend zyn. A a VER-  VERTOONERS, Sifroy, Paltsgraafvan Trien GenoveVü, Paltsgravin van Trier. . B enoni, Zoon van Sifroy en Genoveva* Golo, Begunjligde van Sifroy. Ldcinda, Staatjuffer van Genoveva. Lanfrede, Kamerling van Sifroy. E) r o g a n j Kamerling van Genoveva, FyLcp, ~) S Edelmans van Sifroy. A dolph, S Stilco, 1 \ Dienaars van Sifroy. Werner, S M i r n a, Een Tover ej]£ Echo. Geest van Drogan. ZWYGENDE, Frederik, Zoon van Sifroy. Gevolg van Sifroy. Het Tooneel is in en omtrent het Hof van Trier. D E  stantvAstige GENOVEVA. at is's dit, Lucinda? help'. iat MevroW.wUnietverfchrikken^ J Daar is geen nood. \ i Geennood?hoe,daardewapensblik- ! Mctweêrfchynophctdak.daar tvolk woelt door het Hof. vervultmetftof, Daar-tfteekendertrompet,daar tflaandcact Door 'tfchreeuwen van het hen , tgeknersvau 7 dromlen. . ..„.„„ nood? Zo vflyk dreunt, helaas! en is daar geencn nooa. Waar is myn Sifroy? acta!^ zorgVöóruwerifchobtJ LüMevrouw,daar^SgeengevaarruwSifroyha„gtZynwa. Aan'tlyf, om met zynvolk.^^ ■ ]m^y ffly flaapen. GEENn treed hy uit het bed. en op, den Vy»^ Neen , hy mag zonder my geen V) and eg ^ Lucinda, wapen my, Vom wapen my, j Zyn moedig. Kom, wapen my. t „ Daar is geen nood. ,j Luc. w4 uoch Luc. fe ' ' iom' 1 &ewoelgroeidaan. Luc Hm Opperhoofd da°h,a,,sgt,,rC2a,h»»°»«-«'«SS; £EN- Gaat hy meê? olet^om zyn voik-^E:;^r GVHe?rdaai'by WaS bevrecftomzyn vertrekt omdekken' fe1L\ CCHvr°uw?aan my ?myn driftige 3 Bevlekt uw moedigheid, daar uwe min LfctaJd 'twn\ '°y: danver^efditaan mynklaVen kWeetuvvvoorzigtigviervanminwasfclunvvoo 'nm Van my„ te vroeg n wordmynwX^W Mern,anen vai 00g:Lucinde) uwSTgKSn Van Zyn vertrek kwam ftraks deez' LWn ÏS Als eenen donderdag, loop daa, als een WvS Vken Nu onyoorzicnugnoem, devvyl't.als blixemftraalea Ik nolm my grafVan Mtterheid d°et daa en ' S üZ lmm,S"' d°SVals'S' hebtvier nogn in; Dantfi 7 UU T hm' 60 Voerd daa'' deoorloo-i, ! Danblyftdaarnocheenvouk^'tviernietalgevv'eS Zo  GENOVEVA. 7. Zo is 'talleen een vlam'uitdeoorlogstoortslontfteekeaEn 't diend dat ik die vlam in 'tfiik'ren doe vergaan SVzuSen, of verfmoor metbeekenvan getraan; Weend dan, myn oogen weend. , Tl7„ Neen, neen, betoom uw klagten. Mevrouw, gy zult zyn'moed met geen geween verzagHy brand om door zyn ftaal uw liefde waard tezyn.(tcP, Gen Zyn moed is my genoeg. c 1 De moed is maar een fchyn. Wanneer de daad nictvolgt. • CJZ Ha! fpreekvan geen gevolgen. Uw hulp maakt my bedrukt, uw trooft maakt my Myn* Vifroy gaat ten ftryd! neen ,Sifroy gaattor dood, Want zyn manhaftigheid mind al te zeer den nood: Hv zal nogfcherpen flits, noch wreeden fabel vlugten, Zyn' moed die zal myn ziel noch om ^ Ei my! ^ * Luc Bedaar, Mevrouw. r ' Eimy! 'kwilbyhem gaan, En zien, of mynen rouw hem door het hertzal gaan. Hv heefteen borft van ftaal, alpronkthy in het wapen, Hy 's tot geen rots, maar menfch,en tot myn man geMyntraanenhelptmy dan. (fbhaPen* t ƒ Mevrouw, hy komt daar aan Zié hier de kloekheid zelfs voor u in 't harnas ftaan. Genoveva, Lucinda, Sifroy, Lanfrede, Golo, Drogan, Fulco , Adolph, en Gevolg. gÏn.TVI 6 *Sw! ffly" Heer'ei my! gy wilt vertrekken, ^ Myn Slfr°yA?chi .k moct ^ dantaatgeen traanen lekken, Ik volg den weg van eer. Gen Myn ziel,verlaatgymy? Verlaat gv my, myn ziel, zo fterfikaanuwzy. Sif. Myn waarde, toom uw' druk. Gen Myn'waarde, toom uwdntten; A 4 **  18 De STANTVASTIGE En blyf. Gen- Hier blyven. iu, J r- . Ach! hier blyven? Wie zal hier, moed of min, wie zal hier boven drvve.i? De min houd my by u, de moed roept my in 't veld Gen. Ach! dat den kryg by u meer als myn liefdegeld' Sif. Ach! dat gy my beweegt! dan neen, vaar wel "c moet ftryden. Gen. Stry tegen myn gekerm, dan laat my door myn lydcr Verwinnen uwen trots. Sl\r , J Nietmeer myn lief, vaartwel; Vaar wel, met deze kus. Ei my | Zy valt in flaauwtl c ' Ik fterf- in zynen arm. SlF- Ontftel U niet 6 Hemel! ach! bewaar myn tweede leevcn' Help help, Lucinda help; ik wil u niet begeeven ' Myn Engel; ei, fchep moed. Gen. Ei my! •«' u , . . , Ikzalnietgaan, Schep adem ziel voogdes. Gen. Myn Slfroy.'t is gedaan kZielicht, 'k bekom. SlF^ ^ My» knechts, ontgefp myn harnasplaten. MynGenoveva, 'k zal u nimmermeer verlaten Gen. Myn'Paltsgraaf! Sif. Myn Gravin' Sif' Gybl^? Yr ■ , Ik blyf; ontfluit Myn ringkraag, knechten, komt, trekt my myn wapens Myn Genoveva, k laat om u, en omuwtraanen (uit Het Chnftendom tot roof aan wreede Mauritaanen ■ Zie nu, hoe ik u min. Gen. Het Chriftendom tot roof' Ha, Hemel! SlP- Ja'Mevro"W,'tiszo,hetTurksgeloof Uit Afnca geftiert door Pyrenseus heuv'len , (Vlen Doet tFranfche Chriftendom vaft voorzvnvoetenfiieuDen boozen Aucupa, en woeften Abdcram Zvn  GENOVEVA. 9 7vn met hun heir voor Tours, na dat hun oorlogs vlam 5 nSnie "verZee tot Tours de Chriften landen Zo wï3 heeft tot een hoop van aflchen doener- Dengrouwelgaatdaaraan,dengodsdienUWO De Kerk dlend tot bordeel, het Koor tot een fchavot, Het nriefterlvk gewaat pronkt op den 1 ulleband, Mrin hroekt den ouderdom hier op de taaije iceacu , Het Chriftendom vervalt, den Hemel word^M, De boosheid word gediend, den moedigen Marul. Efe Vnnkrykfteunen wou met zyn gewapende armen, En is niet magtig om zyn landen te befcharmen. Gen. Ei! zwyg deezeyflykheên^ ^ Siri Danlaathetomuw' mm.Neen>trekweer,tharnasaan. DeliefdetotdeKè^ Daar gy het ftutten kunt, wel aan, 'k kryg; inoetin tft.y Myn ziel vlamt na't gevegt, gedoog, dat k zelfs den U ophet voorhoofd ftel; ga dan, en moord den fehelm Die 'tregt Gelovehoont: kom, wapen my'k wil volgen. Sif. Kloekmoedige heldin u^nmn. r ' Deez'naam maakt my verbolgen. -Want 'k had hem eer verdiend, of nu noct.niet, daar Tot nu toe uw vertrek verborgen hebt voormy. (gy A S  io De STANTVASTIGE Sif. Ik heb u myn vertrek tot nu toe nietdoenhooren, Uitvrees ,datuwen rouw myn voordelzouverdooren, En hebt gy 'tdraks verdoord , denkt wat gy had gedaan, Zo gymyn droef vertrek wat eerder had verdaan, (den Gen. 'kflefcea ik ben een vrouw, dan daar 't geloofmoet lyKryg ik een mans gemoed in plaats van medelydcn; Kom, gaan wy t' zaam te veld, Sif. Neen, neen, dat mag nietzyn. G. Het moet. Sif. Zo blyf ik hier, verga dan tot een fchyn, ö Kerkdiend! Sifroy wil u langer niet befchcrmen. G. Neen, dat mag ook nietzyn;maar laat my door myn ar-: Verzien mctfchildenzwaardbemoedigen den ftryd(men, Ofvoor, ofneftens u. Sif. Hoe ! daar gy zwanger zyt2 Gen . Myn Heor,iktwyfFelnoch,dan draag ik in myn leden Een' jongen Sifroy, zo draag ik uw moedigheden Zelfs in uw zaad, en'kzalvoorumetzwang'ren fchoot Een dobbel bord weer zyn. Sif. Gy gaat van grootsheid Myn kind leeft al in moed.ecr dat hetisin'tleven,(groot: Men mag myn krood zo haad 't gevaar nietovergeeDie noch door dapperheid deKerkherdellcnzal. (ven, Gen. Gytwyfield aan myn'moed. Sif. Het wanklendkrygsgeval Weet zomtyds allereerd den kloekden neêr te vellen. Gen. Myn Sifroy, wil u dan in dat gevaar niet dellen, Of neem my meê. Sif. Hetkan'nictzyn: fchroom 't oorlogsvier. Gen. 'k En kan. Sif. Zo blyf. Gen. 'k En wil. Sif. Ik blyf: daar's myn rapier, 'tRapier, dat in deez' tyd de Turken zouw verwoeden, Dat moet in fcheè, alleen om u, Mevrouw, verroeden, (moed, Gen. Neen, Sifroy, Sifroy, ga, uw min bind mynen Ik blyf, ga vecht, ga, dorthet Mauritaanfche bloed, Of dik zelfs in het uw', komtgy aldus tefneeven, (ven. Myn' zwang'ren fchoot zal my een' and'ren Sifroy geeHa wreê gedachten! neen, tem uw kloekmoedigheid, ï^en doed de Kerk geen diend met duur vermetelheid, Vecht  GENOVEVA. II Vecht voor 't Geloof metmoed, vechtvoor uw Vrouw Draag dezen lluijer mee. (met zorgen , Sif. Ik wil hier mee verworgen Den trotzen Abderam. Gen. Hy dien u tot banier. Sif. Hoe vuld dien fiuijer my de ziel met moedig vier! Gen . Hy wek u op tot zorg, dan mag geenzins verblinden Uw oogen voor 't gevaar, laat me aan uw' arm vaft binMet dezen fluijerltrik,uwmoed'gedapperheid, (dan, Sif.'k Ganunaar'theirmetmoed, en metvoorzigtighsid: Verwacht my haalt weerom. Gol. „Heefthy geenandrevonken? „ Ha ! dat ik Sifroy waar, zy hiel my door haar lonken. „ Wat prikkeld my door 't hert ?'t is nietdan minnevier. Sif. Hoor, Golo. Gol. 'k Ben verpligt. Sif. Draag 't opperhuisbeïtier, Zo lang ik ben te veld. Gol. 'k Wil u tot flaaf verftrekken. „ Hoe zal ik in dit amptmyn vlammen konnen dekken ? Sif. Kielt Fulco ofAdolphtot uwen kamerdie:ift, Mevrouw, Lanfrede gaat met my. Lan. „ Hoe onverzienfl: „ Kwelt my dien Donderflag? hal moet ik uverlaatem „ Lucinda? Luc. Wat is 't dan ? Lan. Zult gy dus eeuwig praaten? „ Helaas? Gen. Laat Drogan... Luc. ' Ach! ikmoetinrouwvergaan, „ Zo zy Lanfrede vraagt, en Drogan door laat gaan. Gen. Laat Drogan, datfieraad van alle ftille zeden,(den, Ee»fpiegelvan de deugd, een pronk van de earbaarheLaatdie; bid ik, myn'Heer, myn kamerdienaar;:yn> S f. Myn Drogan , draag dien lalt. Dro. Ik blyf uw' flaaf, Ful. „. 'k Verdwyn Van  12 De STANTVASTIGE Van fpyt. Ad u l. „ w"y zyn te woed, Mevrouw heeft ons verltooteri. Ful. it De Grooten worden knechts. Adol. „ De knechten worden Grooten. Ful. „ 6 Spyt! Adol. „ 6 finaad! Sif. Vaarwel, Mevrouw. Gen. Wil noch niet gaan. Sif. Vaarwel, myn ziel voogdes. Gen. Blyf noch een weinig Haan. Sif. 'k Mag niet, vaarwel, Gravin. Gfn. Gy moogt noch niet vertrekken. Sif. Vaar wel, myn twede ziel. Gen. Ikkan myn drift niet dekken. Sif. Vaar wel ,myn,Benoni. Ge. Wel aan.'k volg uw bevel. Sif. Vaarwel, myn Genoveef. Gen. Myn Sifroy, vaar dan wel. Vaar wel met deze kus. Sif. Gun my noch eens uw wangen. Gol.,, Mogt Golo meêeen deel van al dit zoet ontfangen! Sif. Vaar wel. Gol. Vaar wel. Lan. Vaar wel, Lucind'. Sifroy binnen. Luc, Vaar wel Gen. 'k Word Vrouw. Myn man omdraagt myn moed; komt, Heeren, trooft myn rouw, (zielen. Myn man ontdraagtmynziel.de Trouw heeft geentwee Gol. Dat 'k Sifroy waar, ik liet voor u de Kerk vernielen, Mevrouw. (verblind? Gen. Spreekt niet zo fehelms; wel, wat maakt u - Gol. „ De min,zo hy is blind.diezulken fchoonheid mind. TWEEDE B E D R Y F. Golo Myn eer vergeete min, ral my in myn ellenden , Of diend my nu tot trooft, myn driften willen fchénden Den weg tot eer en deugd, 'tis recht als 'twezenmoet, Vliê fchfiamte, vliê ontzag, dat uwen Golo boet Zvri  mn acn. ui"' , f ik , eb geen ventand. Haar hert heeft geengen , O fik heb g ^ f. 'k Heb haar myn vlam ontdekt, quui, >k Sprakhaarmetdobbnenzm^t^bKïïS Ikweende, zy wasblind ik ^ el1,h;dy n„evoelen, Ik zuchte.zywasdooi; ™05lndItwoefep. En meende dat'kmyn' PVgtvoWo«n^umjitw Tin i Genoveva 1 ha' 'k meen dat 'k myn vier omu^, En ik^ontdek het niet: daar 'k u S=wJ, En'kmeendan,oatik tzc.,. oSa'lmetmy nooit zy n, 't ontzagdat.moetvankant, Wxfsxsxxaex) den. i Genoveva, CjOLO. GsN.r>ch, Golo'. . rnr K ) Myn Gravin. gol. w Ei, my! oen. Wat let Mevrouw? SWenweétn^^ Wat heeft, ei my! watheeftdeez nacht met cukm= SynSdruk vertoond in yfelyke rampen! gen  14 De STANTVASTIGE Myn Sifroy, ach ! is doo d. GoL- Mevrouw, fteun op geen droom. Gen. Ikhebzyn lykgezien. GoL- Gravin, verjaag uw fchroom.(gen. Gen. Hyftond zelfvoor myn koets doorkerft metfabcKTaEnfmeltendein zyn bloed.zeyd'hy, vaar wahmyn dagen Zyn door de dood verkort: ik fchrikte, hyverd ween. Ach! Ach ! myn Sifroy! ach! GoL- Dat in een droom vc fchecn, Is niet, en blyfteen niet. Gen- 'tWaarwel, maar 'k ben crclcgen Omtrentde vierde maand.c:i'k heb noo:tw3ercekrcgen Waar dat myn'Sifroy is, hy bied noch myn geluk, Noch aan myn jongen Zr on , en ditvocd mynen druk. Gol. Mevrouw, Hut uw beklag, uwSifroy acht zyn'dcgen Veel waarder als uw min. Gek. Hoefpreektgymy dustegen? Cpyn. Gy kweftzyn trouw methoon, gy mengt myn leed met Ga, fchryfthem noch een brief.en 'tzal denlaaften zyn: Want zo hy my hier op geen antwoord kom te geven; Zoishy dood, en ik, ik wil na hem nietleeven. Schryf.. . . Gol. „ Is mynen tongbevreeft, myn hand zal (louter zyn : ,,'k Zal haar in dezen brief, doen zien myn minnepyn. Gen. Wat zegt gy? Gol,. 'k Vraag, Mevrouw, wat dat ik diend te fchryven? Gen. Waar toehymy zo lang laat zonderantwoordbly ven? Dat 'k altyd fchroom, en zucht voor hem, dat'kheb gebaard Ecn'Zoon, die my gelykt in 'toog,en hem in aard : Dat 'k Haagden Hemel tracht met bidden te bewegen, Op dat hy haaft by my weer zy met lof, en zegen. (din. Dat ik blyf zyn flaavir. Gor.. „ Die naam hoond een god Gen. Wat mompeltgy?GoL Ikzeg.dien naam hoond een Gravin, ja vrouw is fchicr te veel, wat zou men meer begeeren? Gen. Dien naam verfierd een vrouw, diehaarenman wil eeren, Gol.  GENOVEVA 15 Rol Dat doet gy, en te vee!: „ en heb ik myn verdriet Hiermeê dan niet ontdekt, ofwel vcrftaatzy 't met? GEGeefmy niette veel roems metSifroy feerte mind'ren. „ De vleijcrs konnen beftmetzoetenhoning hind ren. ■ Hebt gv den brief voleind? . G" °' By na, Mevrouw . „ O vier, ° batinmynzielverfchuilt, verfchuiltin ditpapier, " En wil met uwen glans haar zo 't verftand verduift'ren " Datzv na eer, noch deugd; maar na myn klagtblytt, "7 .„.. „„ (ontzag-, luift ren: v . _ ?. 'k Ben ftout, en 'k fchrik, haar oog geeft, en rooft my t Mevrouw, daar is den brief vervuld met droef geklag, Doch pleit niet dan naar min. Gen_ Zominderdhymynpynen, Zo fchryftgy naar myn'wenfch. GoL „ Ach, wa-r't ook na den mynen? Zv leeft, hoe ziet zv op !zy heeft den brief verftaan, 1 En vlamtvan fpvt, óf min! hoe zal 'tmet my vergaan? Ge" Wel Golo.wel wat 's dit?wathebt gy hier gefchreven ? Gol. Mevrouw, het vonnis van myn dood of van myn leeGen'. Wat hebt gy hier meê voor ? (ven. GoL Ik weet het zeiverniet, Dan'kzal'tuituverftaan.,, Ikfterf.zo 'kmynverdriet Nu niet ontdek, dan ach! de vrees heeft my bezeetcn. Gen. Weet gyniet, wat gy fchryft, hoor dan, zo zult gy 't wceten. Zy leeft den Brief. ft/iynen waarden Sifroy, en lieven Man! dvl Het Hof van Trier dien: tot een graf, miikzomcr u 'ten, die myn leeven zyt, en datgy dat noch zyt, met fk hier uit, om dat ik noch ben in het leeven, daar ik nu aan twyfjel, vermits ik twyfel van het avie: het is nu de vierde maand, datgy my nieten hebt gefchreeven, ofgyen kunt, vermits gy dood'zyt, ofgyenwiltnietfchryven, vermits gy mygeen liefde meer toe en draagt: uw leeven is myn ziel, uwe min is myn leeven, mits ik het een, of derfikhet ander, zo is het nu de vierde maand, dat ik ben, of dien ge. flor ven te zyn.... GoL-  i6 De STANTVASTIGE Gol. Mevrouw, wat let dien Brief? Gen. Al veel: hoewel myn fmert, Die gy hier fchryft, gewis zouw treffenSifroyshert. Gol.,, Ha! mogt't vervolg des briefs u meê het hert bewe-. Gen. Hoorwatdenbriefdanlet. (gent Gol. „Ha, had ik dat gezwegen! Het vervolg van den Brief. Mevrouw, ofwel Godin, Uw helder aangezicht Heeft Golos bhnde min Met htld'ren glans verlicht, Golos hert leeft in uw hert. Wil hem dan zyn Vennis seeven, Zyt gy wreed, hy fier ft van fmert, Zyt gy zoet, hy 'blyft in 't leeven... Neen mynen waarden Stf roy, ik blyf 'leeven in een twee der. Zoon die ons van den Hemel sregunt is. Hy heeft het heilige Doopzcl, en den naam van Frederikontfangen uit de handen van onzen Eerweerdigen Hidulpheus, Bisfchop vanTrier,uy'gt hktuin deugd,en myinfehoonheid... Mevrouw uw fchoonigheid, En deugd heeft my ontfehaakt Myn dierbare vryighcid, En, my weer vry gemaakt, Om u t' openen myn fmert : Hebt gy aangezicht, hebt gy lonken, Zo weet, dat ik heb een hert, En myn hert gevoeld uw vonken. Ver floot uw Sifroy dan, Die uw acht voor flaavin, Acht Golo voo- uw' man, Die uw acht voor Godin. Gen. Verrader! wat is dit? ó fnoode Golo! Gol. My... Mevrouw, my... nu gy... weet... wel... fchryven aan... neen gy... Ik weetniet.wat ik zeg,uw'toorn verward myn zinnen. Gen.  GENOVEVA. *? fc» Onkuifche, fchrik daar voor! ft Men. Gol. Vn frerven voor uw oog. ■ -A> iin nerven » Hat onbefchaarnde fiel; GWatvloekdryfduw^ Wat heeft uW pen v™rdGravhl>ikzartuzegge„, GEn'kwil my zelfs dan doodvoor uwevoeten leggen; Terwvl kfchre'ef den brief, en 'twyl tk u bezag WieTd ik rny zelfs ontroofd door uwenheld ren dag: ^IndTofdageraad, uw ^f^^ T Jw linies vol koraal, uw wang vol fhkkervonken, Uw Soofd vol albaft, uw lokjes vol gezwter.... r[„ Niet meer, öfchelm! niet meer. Oen. l\ietmeei, uw'trekjes vol vafl vier; °°UW tred vol dapperheid, UW oogjes vol van ftraalen, Die deeden mynen geeft, en mynen int verdraaien.... Ha! neen, ïheb niet gedwaald : uw' hals, uw mal- Gen zwygt^uiver^voord, onkuifchefiel!hoedorft G^w oneerlykvieraan uw Gravin verklaaren? (renGol Had Ik 't nog nietontdekt.'k zou 't daadlyk openbaagen'kZveerdatikookdenGraafontdekkenzalditfpel T.^oom?zSn« niet; want 'k ben zo ver ge'Dat ik met dit rapier myn dood heb voorgenomen Mvn ooper zielsvoogdes, of datgy my vermoord: Zo «ry my ftraffen wild : gy zult een offer flachtert Voof't aangenaam gelaat van uwe vnen°lykheidf Het vier van myne min zal uw almogentheid GEïWier0°kenHou,fchelm(weihoe!zytgybezetón? CüG/lafterdteSende5ie-lrebiklangvergCeten, B  ï& DE STANTVASTIGE Ik ken geen eer als u. Gen. Verrader, zwyg, zwygftü: Gol. Noch eens, zyt gy myn zon, uw wil is'mynen wil. Gen.Zwygdan,'tis mynen wil,eer dat 'er blikfemsdaalen, En branden 't booze hert met afgeworpen draaien. GoL.Daargy mynhertverbrand.lachikmet'tblikfemvier. GEN.Trouwlooze! zwyg hiervan, en ga terftondvan hier: Ga,'kwil niet,datgy meer boosheden zult ontdekken, Gehoorzaam my, vertrek, of ik zal zelf'vertrekken. Gol. Die welbemind, moctnictteveelgehoorzaamzyn, Maar toonen zyn ontzag alleen maar in eenfchyn, Enzodoeikmynpligt. Gen. Gaheen. Gol. Datzal nietweezen, Voor datgy met een woord myn wonden hebt genee- Gen. Vervloekte: 'k ga dan zelf. (zen. Gol. Niet eer voor dat myn luft Op Sifroy's koets zal zyn met Genoveef gebluft: Kan uwen man u om een hand volbloeds begeeven, Begeefhemdan ommy, en om uw jeugdig leeven: Uw fchoonheidmag zolang nietzondervreugde zyn. Kom ,Sif'roys bed is leeg tot trooft van Golos pyn. Kom, boeten wy ons kift. Gen. Zwyg, guit, myn kuifcheleeden Enfnakten zeiver nooit na eerb're zoetigheden : Myn koets is voor myn trouw, en voor geen dertclheid : Waar ziet gy my voor aan ? echtfchender! wat verbeid Den blikfcm , om u ftraks in fnoodheid te verfmooren Metmy, die, tegen dank, doch echter u blyf hooren? 'k Vertrek. Gol. Neen, blyf', ik ga. Gen. Ik zal terftond den Graaf Doen rekening in 't fchrift van zyn vermeeten flaaf. Gol. Ik ga. Gen. Gadadelyk.'kwilaanden Paltsgraaffchryven. Gol. „ Ik peyl noch raad, 't bedrog moet mynen handel Hoor my, Mevrouw ... (ftyven. Gen. 'k En wil, ga heen, of ik zal gaan. Gol. Gy fchryft den Graaf? ei my! Gen. Hy zal uw werk verftaan, Onkuifchen drog! Gol. Ei my! Gen.  GENOVEVA. 19 £EV_ 'k Wil hem uw fchelmftukfchryven, Of zweer my, dat gy zult uw fnoode luft verdry ven, Al zyt gy noch zo boos, myn ziel is al te zoet, Noch zoekt geen wraak; zweer dan. GoL> Ikzweerhet, vind gy'tgoed. Ach! ach! helaas ! gy fchryft! GEN> Klaag niet, maar laat my fchryven , Daar 's niet een letter, die iets meld van uw bedryven, Uw eed is my-genoeg, uw rouw heeft my voldaan , Myn hert en is geen hert om naar uw bloed te ftaan. Gol. Ach HemeÜHemel ach! ach! wat wilt gydanfchryven? Gen. Waarom myn Graaf... Gol. Ach! Gen Mylaatzonderantwoordblyven, Waar hy nu 'tLeger voerd. Gol. Helaas! helaas, Gravin! Gen. Wat port u tot deez' klagt ? GoL> Uw droom, en myne min, Gen. Myn droom, en uwe min? Gol. Ja» ïa> Mevrouw. Gen. Geefreden. Gol. Myn min heeft nooit uit 't pad van trouw en eer getreeden, Myn liefde zogt uw trouw, 'k deed hem geen ongelyk j Want ach! uw droom is waar. Gen Is Sifroy dan een lyk? Gol.' Neen, maar hy heeft met moed zo vieriglyk geftree- Dat hy gewond, en van de wond is overleeden. (den, Gen. Is mynen Sifroy dood? ei my! GoL Gravin,fchep moed: Hy heeft zyn kloeken arm vervuld met'svyands bloed. Gen. Is mynen Sifroy dood? GoL, Ja, maar hy liet het leeven; Daar eerft den Turk het veld verlietdoorhemverdreven. Tours is doorhem ontzet, doorhem ftaat Avignon, Door hem leeft Vorft Martel: hy deed, gelykeen Zon, De Turkfe Maanen voor zyn brandende aankomit zwichten , Dan ach! de Zonenblyftdenheelendagnietlichten, Den dag is voor de Zon, den nacht is voorde Maan: Ba Es  ao De STANTVASTIGE En ach! Narbona zag uw zon 's nachts ondergaan: Anior, en Antima, verzeld met Oorlogsknaapen, Beftreden Sifroys Tent, terwyl hy was aan 'tflaapen, Hy vloog op 't ftraf getier uit 't bed, met zwaard en moed, Hy ftak Amor door 't lyf, dan viel ook in zyn bloed, En ftierf, maar ftierf vermoeid van Turken te doorfteeken, En weet gewis Mevrouw.uwzon waar nooitgeweeken, Zo deez' vervloekte nacht, zyn zegenryke maan Niet, doorhaar glansverblind, zofchelmshadvoorgeGen. Is mynen Sifroy dood? (ftaan. Gol. Ei! fchuw deeze ongenuchteu. Gen. Is mynen Sifroy dood:1 dood... dood... Gol. Houw op van zuchten t Mevrouw» üw Sifroy blinkt, gelyk een middagzon, En ryft, fpyt nachten maan, uit zyn bebloede bron; Hy zal altyd met roem aan 's hemels tranlTen fchynen-. Laat uwen regen dan voor zo een zon verdwynen. Gen. Is mynen Sifroy dood, 'tistyd dan dat ikfterf, En mynen Sifroy weêr in 's hemels zaal verwerf, (ven, Gol. Mevrouw, wel zonder datgy daarom hoeftte frer- Neem aan myn trouw,en gy zult Sifroys trouw beërven In my na Sifroys dood. Gen. Ha1 booswicht !wreede fiel 1 Vertrek, ik wil myn ziel doen volgen zyne ziel. 6 Wee! Genoveva, Golo, Lucinde, met een Brief, en den Sluijer van Sifroy. Luc. evrou w, daar is een brief uit 't heir ge- 1VJ. koinen. Gol. „ Wat 's dit ? Gen. Ik heb zyn dood al voor ditfehrift vernomen. Luc. Hier is den fiuijer, daar... Gen. Ach! zo is hy in 'tgraf. Gol. „Ha! dat is mymiflukt.daarVt vonnis van myn ftraf. Luc. Daar is den fluijcr.daar den Graafheeft aan doen hangen Het  GENOVEVA. 21 Het Ridderfchap, dat hy heeft van Martel ontfangen. Gen. Ha! dat trok hem in't graf. Luc Wel hoe! hy is niet dood. Gen . Ik luider naar geen trooft verdicht in mynen nood. Luc. Doorlees den brief. qen Neen, neen, ik wil naar hem niet leeven. Luc. Het opfchriftis van uw Heer Sifroy zelfs gefchree- Gen. Laat zien, 'tiszo, ven-aar: (ven. qol „ Myn aanflagis mislukt. Gen' Lucind' verfterkt myn ziel die Golo had verdrukt. Lucinde, ga, en pas met Drogan hier te weezen, Als iku roep.Hoor, guit.hoormy ditfchrifteensleezen. Lucinde binnen. BRIEF. XAyn lieve Genoveva, en waarde Vrouw, •ivi Ik fchryfu zo veel brieven , als ik wenfchen heb uw antwoord te ontfangen, dan te vergeefs: ik heb Tours ontzei , ik heb Avignon bewaard, en ga het Chriftendom tot Narbona herftellen, ik heb den Pranfchen Held Karet Martel tweemaal het leven befchermt, die my daarom vereerd heeft met het Ridderfchap, daar gy de dragt van zult zien hangen aan uwen Sluijer, die iku weder zend, om dat hy oorzaak is van myn beroemde daaden, die ik wil laaten om by u te komen; want ik wil weeten,of den twyffel van uw groot gaan waarachiig is geweeft, of niet, naar myn afzyn t laat my niet langer wachten naar unitantwoord, of gy zult niet langer wachten naar Uw E. Paltsgraaf, en man SIFROY. Gen. Is nu myn Sifroy dood? zeg, wreede? Gou Ei, Mevrouw...; G e n .Zwy g,eer dat uwe mondverdicht een nieuwen rouw. Gol. Gravin.... Gen. Vervloekte, zwyg,zwyghelfchenleugendigterl Verdrukker van een Vrouw! oncerb're vlammenftigterl Plichtloozen! Gol. Ei! Gfavin, ei, hoor myn onfchuld aan. Gen . 'kEn zal, 'k en wil u nu, noch nimmermeer verftaan. Echtbreker! Gol. Myne min B 3 Gen'  sa De STANTVASTIGE Gen. Ha guit! derf gy noch fpreeken? Gy hebt uw eed gefchend.wiltgy't ontzag nog breeken, Daar Heer, Graaf, Hertog, Vorft, en opperhoofd voor Ja dat myn Sifroy zelfs ontziet in zynen pügt, (zwigt; Derfd gy,gy die my nauw m oogt onder de oogen treden Of de eerbied moeft uw hert doen beeven in uw leeden, Derfd gy, vermeet'len, knecht.... Gol. Nietaltehoog, Mevrouw. Ge. Na dat gy my fchier hebt vermoortmet valfchen rouw, De fnoodheid van uw hert met fnooder tong weer Hechten ? (ten.... Derft gy, gy booze (laaf, gy fchuim van al myn knech- Gol. Slaaf! knecht! fchuim ! niette bits: ik ben een Edelman, (van. Mevrouw, 'k zeg niette hoog, of'k vraag daar reden Gen. Wel Golo! Gol. Wel, Gravin! Gen. Steld gymy wet? verrader. Vervallen van uw ftam , verbafterd van uw Vader! Gy fchantvlek van myn huis! gebied gy uw Gravin! Gol. Die hoon beroerd myn ziel, die fmaad verdrukt myn min. (verkrachten, „ Help boosheid, 'k wil ze uit fpyt, maar uit geen min „ En dan zal zy daarna van my den doodfteek wachten. „ Kom, wraakzucht, fterkmynarm, welaan. Gen. Ikzweeruw dood. G.„ Ik de uw.wat let my.datikhaar niet datelyk doorfloot? Gen. 'k Zweer, dat'k een voorbeeld zal aan de eeuwigheid verfchaffen, Als ik u, vuile boef, zal door myn Graaf doen ftraffen : Verwacht voortaan nietmeer.dan rampen, en verdriet: Leg af den laft van 't huis, dat ampt en paft u niet, Myn Drogan zal dat beft met meerder deugd bedienen. Gol. Heeft hy 't noch niet verdiend Mevrouw, hy zal 't verdienen, Dien Drogan, die eerft Kok, uw fchotels heeft bereid, En met malsch wildgebraad verzaad uw gulzigheid, Die, als gy 'tliefkens kruid had uitzyn faus gedronken, Gy met den praalnaam van Hofmeefterhebtdoenpronken. Die  GENOVEVA. 23 Die hier na Eêlman wierd, en ftaag ftond aan uwzy, En fteun de met zyn hand uw hert, en hovaardy, Die flus als Kamerling uw ruflplaats mogt bewaaken, En nu als hoofd van'thuis magzorgen vooruwzaaken, Gy hebt hem Heer gemaakt van daar hy was uw flaaf: En nu hy is een Heer, maak hem nu tot een Graaf, Taaf Sifroy in zyn dood om Vrankryk te befchermen, ■ Zo blyfdo-euw geilen luft aan Drogans vierverwermen. Gen Hoe ! "hoond gy zo myn deugd ? houw, fchelm, daar • 'is uw ftraf, u . Cgraf; Verwacht noch and'rcn loon, dan voor het minft uw Genoveva binnen gaande, geeft Golo een Kinnebak, ftag, die haar met den Degen vervolgt. . VGolo alleen. (ken, erduivelde Gravin! 6 fmert! 'k wil haar doorfteeDan achlzy is myn ftaal, en ongeduld ontweeken. Ha' helfche flag; ö pyn ! myn eerelyke kaak Zo fchandelyk onteerd, dccz' hand beloofd u wraak! O fpyt' cimy ! 6 fpyt! 'k wil haar tcrftond verraden, En met haar bloed deez' fmét.van myne wang afwanen. Myn min isuitgeblud, myn gramfchap is in brand. Mvn boezem woeld in vier, myn ftaal gloeid in myn 'hand; Cken, Ik wil haar met deez' vuift 't hart uit den boezem rukEn dat met eenen flag weêr op haar kaaken drukken, Ik wil haar vinnig oog haar krabben uit den kop, 'k Wil haar verworgen aan haar hair, als aan een drop, 'k Min in haar niet dan wraak, 'kzalaanhaarheetèlonken Dehoutmyt.daar'khaarin verbranden zal; ontvonkensMyn vier zal fmooren in haar bloed aan 't hof van Trier, En myn bloed zal het land doen zwemmen in haar vier. Ha kaak! ha flag !hakaak!'kzal'tonderftopwaartskee-'kZal Genoveva wel dien trotzen flag verleeren. (ren. O flag, ö diere flag! houw daar (zei zy) uw ftraf, Verwacht noch and: ren loon, dan voor het minft uw graf. Neen Genoveef, fterf eerft, dan zal ik willig derven, B 4  34 De STANTVASTIGE Als ik maar wraak kan van zo ftrengen klink verwerven 'k Leef maar tot uw bederf: dan dat doet my noch pyn * Dat gy van my vermoord, maar niet onteerd zult zyn.' Uw deugd leef"d naa uw dood: ik kan die niet doe n fmoren' ■ (ftooren, Welaan, 'k wil ook uw eer door fchand zien te ver'kZal Drogan meteen lift doen na uwruftplaats gaan, Endaar, beneven u, met dit rapier verflaan, Dan roepen 't Hof by een tot tuigen van uw zonden, En dat diefchandvlek is in uw vertrek gevonden • Noch dieper graafd myn wraak: 'k wil dat in dit geval Uw eigen man dan noch uw ftraf toeftemmen zal, Die ik uw fchand zo klaar met brieven zal bewyzen, Dat hyu zal ter dood, en tot myn wraak verwyzen: Myn toorn heeft geen geduld: wel aan, dat 'k haar verdruk. Golo, Adolph, Fulco. A d o."\ /fyn Heer, geefmy geen fchuld, maar aan uw on* 1V1 geluk, Zo gy uw deegen my terftond ter hand moet ftellen. Ful. En my zo'k met deez'boei uw eed'len arm moet Gol. Vanwienkomtd.itbevel? (knellen. Ado. Van Drogan,uit den naam Van ons Gravin. Gol. Hiertoeiszy, nochhy bekwaam :(gen, Nooit Kok heeft uit myn vuift gedwongen mynen deVecl min, heeft ooit een vrouw die uit myn band gekreEifcht Drogan myn rapier? fy! Drogan !fy! (gen, Ful. Myn Heer, Wy volgen zyn bevel. Gol. Vervolgt gy dan uw eer ? Loopt gy uw fchand te moet? fy! moedige Edelman, Laatgy u onder 't jok van eenen knechtinfpannen ? Ado. Noch eens geef uw rapier.ofk vraag het met het myn. GoL.Eüzaleen Eêlmart dan zyns knechtsbefchermcrzyn? Neen, dat die keukenflaafmyn degen zelfs komt vraagen: (draagen. Laat zien, of't vifchfpaan't ftaal zal uit myn handen Toond, Heeren, wie gy zyt, toond uwen eed'len moed, Toond,  GENOVEVA. 25 Toond, datgy voor geenflaafverkwiftenwiltuw bloed. Want 'kzweer, zo ge uit zyn laft vaftboei jen wilt myn Dat ik my tegen u zal tot' er dood befcharmen: (armen, Vechtvoor geen guil.dieu om'tzwaardgezondenheeft, Dathy gevraagd had.hadhy daar voor niet gebeefd.(ken? Wel, wat hebt gy nu voor?FuL. Watwiltgydat wy maaGoL.Niet.danlaatmynmynkling.'kbeloofuwondrezaken,'k Zweer, dat ik Drogan zal betaalen doen zyn boet: Ik moet dat kokken hert eens ftoven in zyn bloed, En zien, of ons Gravin daar nietftaatingefchreeven, Die dezen laften gaftzo heer'lyk heeft verheven, (raakt, Ado. Daar wy'tfchuim van den pot op'topperft'zien geMeend gy dat daar ons hert in geencn fpyt door blaakt; Myn Heer, wy hebben hem zyn ondergang gezworen. Van doen wy bei met fchand den kamerdienft verloren ; Mevrouw had keur van ons, dan had in ons geen zin: Dit dreef ons uit dat ampt, en't dreef daar Drogan in. Gol. Myn Heeren, 't kwam u toen maar aan den keur te ontbreeken. Ik ben nu nietvan keur, maar van myn ampt verfteeken, Dienhooffchenknecht.dien bloed, dien Drogan draagd myn laft, En zag my (zo het fchynt) noch graag in boeijens vaft: Welaan,zweertnuzyndood,'kzalhem zyn doen beletOfiklaatonder'tpakmyn eigen hoofd verpletten, (ten, ZweertHeeren,hebtgymoed, zweert.zyt gy Edelmans. Ful. 'kZweer,datik Drogan zal verdooven in zyn glans. Ado. 'kZweer.dat ik Drogan zalberoovenvan hetleeven. GoL.'kZweerdatikDroganzaldeneerftendoodfteekgee- ven. Wel aan, zweert noch al voort, zweert Gen ovevaas val: 'kZweer, datik de Gravin methem doen fneuv'len zal: Ado. Hou,niettefchelms, myn Heer,vreeftgy dangenen donder? GoL.'kWil'tonderft'keerenop.en'topperft kecren onder. De Paltsgravin moet voort. FuL.lkfchrikinuwcn eed . Adol. 'tSchynt, dat het aardry kfchud voor't uitgefproo- Ik beef voor uw verhaal. C^en leed. B 5 Ga£"  a5 De STANTVASTIGE Gol. Zogy uwhooii wilt wrecken. Zo moeftgy de Gravin veel eer, als hem , doorftecken. Ful. Zwyg, zwyg bloedgierig hert. Gol. Zwyg, zwyg laffe Edelmans, Zy is alleen de bron van Drogansheldren glans, Ja, zo-by word vermoord, en zozy blyftin'tleeven, Zy zal noch aan zyn lyk een marm're grafftê geeven : En u bei, tot een' zoen van haar vermoorde haaf, Doen pronken op een rad, of vliegen in een raaf. Jaagt zy nu zonder reen ons in ons ongelukken , •Zo denk dan eens, hoe bits dat zy ons zou verdrukken Als Drogans moord aan haar zou tot een reeden zyn. Is Drogan de oorfprong niet alleen van onze pyn ; Neen zeeker: hy mag vry met al dien luifter pronken ; Nu de Gravin hem al dien luifter heeft gefchonken. Myn Heeren oordeeld zelfs, waar 't wyfTelyk gedaan, Dat 's hem die amten bied, en dat hy s' af'zal fjaan? Ons' fpyt heeft ongelyk, zo ze op hem is verbolgen : Men dicnd haar maar alleen, en hem niette vervolgen. Of haaren hem te zaam rvoormy 'kzweerin haar dood, Al acht gy 't noch zo fchelms, al keurd gy 't noch zo fnood: (men, Zy heeft my 't meeft gehoond ; en wilt gy haarbefcharZo trek uw degens uit, en roofd my van deeze armen, Deeze armen zullen't doen. Ful Gy dryfd een heldenIk zweer.dat i k m et u volbrengen zal myn wraak, (zaak, Adol. Ik ook; dan, ach! den Graaf... Col. Zwyg, 'k heb't zo loos beffeeken , Dat zelfs den Graaf ons noch zal helpen in ons wreeken, Die... dan verzekerd my uw byftand eerst met eed. Ful. Adol. Wy zweeren de Gravin te domp'len in haar Adol. Wat zult gy? (leed. Gol. Heeren, hoord... maar heeft de wand geen ooren? Ful. Wees vry geruft, myn Heer. Gol Wel aan, wilt my dan hooren, Ik heb het zo bedacht, dat Drogan voor deez' nacht, Tot ondergang zyns trots zal worden neêr geflagt. Paft dan, wanneer hy zal om mynen degen komen, Dat  GENOVEVA. 27 Dat hy van my, en u terftond werd opgenomen, (fteekt. En dat men hem ftraks in den mond een neusdoek " Op dathy met gcfchreeuw onz'handel nieten breekt: Dan dus hem naar 't vertrek van Genoveva dryven, En op haar ledekant met vlugge vuift ontlyven, En roepen ftraks het Hof op dat het tuigd en ziet, Wat fchendig overfpel op Sifroys koets gefchied: Myn Fulco, fluit Mevrouw dan in deez' yz're banden,, Die zy u gaf om my te kluifteren de handen. Schimpt op haar heiligheid zo veel gy fchimpen kond. Wel, nu myn Heeren, zegt, wat dunkt u van den vond? A.Hy dunkt my goed, dan waar wilt gy met haar dan bly ve? Gol. Laat my daar mee begaan, 'k zal dat den Graaf doen fchryven, Dan hoord, op dat het feit met meerder fchyn gelukt, Zo dient het, eer men hem naar haar vertrekplaats rukt, Dat men hem eerft noch zou van 't bovenkleed ontblooten, (ftooten: Om hem in 't hemt zo op haar bedfpond te doorMyn Fulco, hang zyn kleed in de inkomft op haar ftoel, Zo blyft het Hof verdwaald in dit geveinft gewoel: Het uitgefchoten kleed zal naardocht konnen geeven VanGenovevaasfchand, en Drogansfchendig leeven. Ful. 'k Zal't doen, 'kzweer'tu, myn Heer. Ado. Zie daar komt Drogan aan. Gol. Laat ons zyn vrijery voor 't katften eens verftaan, I Hy heeft Lucinde vaft, komt, dat wy ons verftecken , Als hy haar weg laat gaan.laat ons ons leed dan wreeken. Drogan, LucrNDE. Golo, Adolph, Fulco ter zyde. Dro.X 7aarwel,mynzielsvorftin,ikheb telanggewacht. Luc. V'Zogymynzonvertrekt.zodwaalikinecnnagt. Dro. 'k Heb u myn woord van trouw, gy my het uw gegeHoe meend gy dan dat ik my kan van u begeven ?(ven, Ons zielen zyn geknoopt, onz' zinnen zyn gelaft, En onz' gepeinzen zelfs zyn aan malkand'ren vaft, Onz' herten zyn vereend. Luc. Ach! dat uw zoete Ion* Myn oogen niet altyd met ftadig vier ontvonken !(ken Dro.  a8 De STANTVASTIGE Dro. Dat doen ze in ons gemoet. Luc. Ach! dat uw aangezigt; Myn aanzigt ook niet ftaag met lief belonk verligt! Ach, dat gy weg kond gaan, en my kond laaten blaaken. Dro. 'kMoet voor uw min, maar ook voor Genoveva waaken, Mevrouw heeft my terftond met Golos dienft vereerd. Gol. „ 'tWas mynen, dat is waar, dan 't loopt met my verLuc. Uw deugd had dien verdiend. (keerd. Dro. Laat my myn deugd dan toonen, En met een wak'ren dienft Mevrouwes gunftbeloonen, Zy heeft me een zaak belaft, daar niemant by magzyn: Gedoog dan datik ga. Luc.'k Verlaatu, maarmetpyn; 'kZal onophoudelyk uw wederkomft verwachten. Ful. „Zo magzy eeuwiglyk wel voeden die gedachten. Dro.Laattoedan, datuwflaaf, magdrukkcn op uwhand Met een verliefden mond de teekens van zyn brand. O hand die my voldoed de pligten van uw wangen! Gol.„ Dit's 't laatftc zoet, dathy zal van Lucinde ontfanAdo. ,,'kBenyhem noch die vreugd. (gen. Dro. Noch eens, eer'k ga van hier. Gol. „ Kom, Adolph, veins u, of gy eifchte myn rapier. Ano. Heer Golo. Luc. Neen, ik ga, zie gints zyn Edellieden. Lucinde binnen. Dro. Vaarwel, myn waarde. Gol. Wel, mynHeer, wat's uw gebieden? Ado. Geefmy uw zwaard. Gol. Myn zwaard? neen Heer, vraag eer myn bloed; Ado. Ik eifch uw zwaard nog eens,tot fpyt van uw gem oet. Gol. Welaan, eifcht my geen ftaal, maar eifcht het van den zegen. (degen. Ado. Verfchoon mydan, zo'k't vraag met myneblootcn Dro. Hou Golo, dwing uw moed, en luifter eerftna my: Mevrouw de Paltsgravin kwam met een raazerny Zo daad'lyk langs de zaal naar myn vertrek gevlooden, En heeft met trotfchen zin aan my wel ftraf gebooden, Eerft, dat ik't huisbefticr voor u zou neemen aan, Daar  GENOVEVA. a> Daar na, datik u ftraks zou doen in 't yzerflaan. Heer Adolph heeft dien laft uit myn bevel ontfangen. En wilt ge aan hem niet, zo geeft u aan my gevangen. Adol-Wel hoe fpreekt Drogan zo? of is hy meer als ik! Gol. Daar 'k Adolph niet ontzie, meend gydat'k voor ufchrik. (gen? Adol. Hy weigerd my zyn kling, en meend gy die te kryNeen.daar eenEêlmanfpreekt.daar dient eenkoktezwyDRO.'kBennu uw opperhoofd, al was ikugelyk. (gen. Ado. Helpt my dat opperhoofd veraud'ren in een lyk, Help, Golo. Dro. Fulco, help! helaas! ik ben verraaden. Ful. Nuzalzich mynen fpyt eens inuw bloedverzaaden.' Gol. Doofd met uw Neusdoek voort zyn yfelyk geluid. Dro. Verraaders ! moord Dro Gol. Nu trekt hem zyn kleed'ren uit. 't Gaat wel, neemdhem nu op. Adol. Hy zal ons niet ontfpringen. Gol. Help hem nu in 't vertrek van Genovevabringen. Sy jleeken Drogan een neusdoek in den mond, trekken zyn kleederen uit, draagen hem in Genovevaas kamer, op haar ledekant, daar hy doorfieeken werd. Genoveva , in haar flaapkamer, Golo, Adolph , Fulco.' Gen. S~\ ramp ! ei my ! wat 's dit? Gol. V f Het woeden van myn' brand. Ado. En van onz'hoon. Gol. Smyt nu den fchelm op 't ledekant, Gol. Help', help! geweld! Ful. Zie daar zyn dert'le kleederen hangen» Gen. Help! Gol. Roep het hof; hy heeftdendoodftcek al ontfangen. Gen. Help! help! Ado. Komt, knechten, komt. Genoveva, Golo,Ado lpii , Stilco, Werner, Lucinde, met gevolg van 't Hof. wern. *Y7at'sdit? Ado VV Kom tuig de fchand, Die  De STANTVASTIGE Die zo vervloekt hier fchend des Paltsgraafs ledekant. Stil. O weê! is Drogan in 's Gravinne bed gevonden ? Ful. Na dat hy had zyn pligtaan de Gravin gefchonden. Gen. Tuyg myn Onnozelheid. Gol. Zwyg, eerelooze, zwyg, Eer ik u met dit ftaal, gelyk ik hem doorryg. ' Luc. Is mynen Drogan dood? Ado. Vereer hem met geen zuchten, Lucind', hy is niet waard uw edele ongenuchten. En ween om geenen guit, die zynen geilen luft Met deze onzuivre fnol heeftop dit bed gebluft. Gen. Hoe fchelms liegt dezen fielt! Gol. Komt, dienaars, komt het voelen, De bedplaatsis nog warm van hun oneerlykwoelen. Gen. Tuig, tuig, hun boos verraad, ö Hemel! Ful. Zwyg, fnoö pry, Noch tergt met uw geveins den Hemel niet; noch my. Gen. O ramp! Ado. O hitze Vrouw. Gen. Verraders! Ful. Sluit deez'keten Om haaren arm , Werner. Gen. Wie derfd zig datverme- Gol. Ik Gen. Ach! verraad, geweld! (ten? Gol. Sluit toe, daar is haar hand. Gen. Ach Hemel! Hemel' ach' ach: ach ! ik word vermant. Wern. Myn Heer, de boei is vaft. Gen. Hoord my dan niemand klaagen? Ado. Neen , daar men u de ftrafziet van uw misdaad dra- Gen. Lucinde. ( gen. Luc. Spreek my niet, die door uw dertclheid , Tot uw ftreelzieken luft myn Drogan hebt verleid, Spreek niet, die Drogan zo hebt weeten aan te lokken, Dat g' hem hebt in uw bed en in zyn graf getrokken. Dien luft was dezen laft, daar niemand bymogtzyn. Gen. Word niemand dan beweegt in myn onnozele pyn? Gol. Smyt haren dooden pol in'tmefchtofvoordehon- Ge.n. Onnooz'le Drogan ! (den. Adol. Hoord, hoe kwetzen haar die wonden? Werner en Stilco draagen Drogan binnen. Lüc Neen, brand dien romp, ikftem noch zeiver in zyn kwaad, Nu  GENOVEVA. $f Nu hy myn deugd zo fchelms voor ondeugd heeft verfmaad. r^en f Gol. Myn Heeren, laat haar hier alleen, laat ons vertrekHaar fnoode kamer zal haar tot een kerker ftrekken. Gen. Voor 't minft' laat my Lucind. Gol. Neen, neen, blyft hier alleen , En boet uw overfpel met een te laat geween.(klagten Gen. Ach ! blyft myn volk dan ftom voor myn onnoolle Zo zal ik al myn trooft van myn gemoed verwachten. Gol. Zeg eens, Lucinde, zeg, wat dunkt u vanditfpel? Golo fluit Genoveva binnen, Luc. My dunkt, het Hof is al veranderd in een hel, De fchyndeugd, die deed my deez'fchelmfche Drogan minnen, Zyn valfche veinzery wift myn gemoed te winnen. • Ach! 'kheb Lanfredes deugd te zeer methaatbeloond. ADo.'tSchynt.dat'tbedrogalleen in edleftammen woond. Gol. Dit heeft aan Genovecf niet dan te wel gebleeken. Dieaan dedeugdfchierzelfheeftin eenfchyn geleeken. Dan ach! deez' dag heeft haar fchynheiligheid beklaptv Luc. Myn Heer, hoe hebt gy haar dan op dat feit betrapt? Gol.Wv hebben 'tafgeloerd: hoor, Drogan kwam getreeBedekt by de Gravin, die hem viel oin deleeden,(den En fprak: komt gy alleen, zo blus myn minnebrand Myn Drogan op den dons van 's Graven ledekant. Hier op trad Drogan in, en heeft de deur geflooten. Wy zagen't, wachten wat, enzyntoentoegefchooten, En vonden 't werk beleid, den boef was al ontkleed Ja lag al in het bed tot vuil bedryf gereed : Mevrouwvloogons op 'tiyf, den guitbegon tebceven Als ik hem met dit ftaal den doodfteek hebgegeeven: Gy hebt het voort gezien. ^uc- i 'tls waar, ikzag'tmetpyn, Ik had in dat vertoog gewenfcht om blindt te zyn: "Wie had dat 00,'t gedacht van Gefioveef? haar leeven Heeft altyd glansvaf deugd, en zuiverheid gegeeven. Ful. Lucinde, zeg een fchyn. Ado Haar jeugd hadhaarverleid. Ful.  %% De STANTVASTIGE Ful De oneerbaarheid fchuild meeil in fno6 fchynhei- ligheid. Cvryven? Luc Hoe vreemd zal onzen Graaf dit door zyn ooren Gol Lucind' wy zullen 't zien ,'kzal'them terftond gaan fchryven. Luc. Terftond ? Gol. Ja, 'k wilhem ftraks zyn eerbreuk doen verftaan. Komt dan, myn Heeren, komtlaatons nabinnen gaan. Alle binnen. DERDE BEDRYF. Sifroy,*^ Brie!'in zyn hand houdende, Lanfrede. Sif T anfrede, hebt gy dan naar Golo al vernomen? Lan. L Ik vond hem by het Hof, hy zal hier daad'lyk koMyn Heer. (men, SIF. Sprak gy alleen met hem ? LaJ„_ Naar uw bevel: Ik vond hem op den weg. gIF Zo gaat het alles wel. ' Dan Golo uwen brief is vol van fchelmerij en, (rijen, "Myn vrouw is vol van deugd:neen,'k meen vol veinze*,'Haar valfchen fchyn verblind mymethaarhelligheid. " Sterf Genoveva, fterf in uw onzuiverheid ; " Ik kom u metdeez'handin'thciloosbed verflikken : Doch, hoe wreed dat ik ben, haar deugd doed my verfchrikken. , Neen, zy fteekt uit in eer, en Golo in verraad, " Neen, hy is trouw, daar zy my en myn eer verfmaad. " Waar wankel ik al heen ? zal ik dan eeuwig woelen? " En zal ik nooit weer ruft dan na myn dood gevoelen ? Ik dool, ik dwaal, ik raas,haar fchaamteloozefchand ',' Heeft my nu uit het heir doen komen in myn land. ^ Of mis ik, en ftaat my die reis noch te beginnen ? Neen neen: ja, ja! weemy 1 watroofd my van myn Lanfrede. Lan. Graaf. • (zinnen? SiF Ga, roep Lanfrede ftraks by my. Lan. „ O ramp ! hoe raakt den Graaf zo diep in razerny ?  GENOVEVA, §i „ Hy heeft in 't Leger iet uit eenen brief vernomen, „En toen is hem deez' vlaag eerft in'tverftand gekomen. „ Zyn heir ftond al gereed om na Narbon te gaan, „Als hy v\cp:>k'WilnaTrier,'ktrekmygeenFrankrykaaft. „ Martel mag met myn volk den Mauritaan bevechten. j, Foor my, 'k heb in myn Hof-wat anders aan terechte». „ Hier meê klom hy te paard met my, en op de reis „ Is voorts zyn brein verdwaald in eenig flinks gepeis. „ Hy las geftaag den brief, die hy nu heeftin handen, „En dan fcheenzyn gemoed eens in een vuurtebranden, „ En danverdronkzynoog(zo'tfcheen)eensingetraan, „ En met dit vreemd gedrag heeft hy zyn reis gedaan, „En niemant heeft daar van den oorfprongkonnen „Maar nuhy is by Huis ,ishy gelykbezeeten :(weeten. „ Hy doet niet wat hy wil, hy wil niet wat hy doet, „ Hy weent, hy vlamt, hy beefd, hy dreigd, hy zucht, hy woed. ( weeken. „ Hy kend zig zelfs niet meer, 't verftandishem ont- Sif. Lanfrede, roep terftond Lanfrede, 'k wil hem fpree- Lan. Myn Heer, 'k ben t' uwen dienft. (ken. Sif. Ga, roep u dan by my. Lan. „ Hyzend my zelfs om my: ó wondre raazerny ! Sif. Lanfrede ik ken u nu ,myn brein is weer aan 'tflaapen, Ik heb den brief doorzien; ftel my nu in hetwaapen; Want 'k wil-terftond in 't veld den Sarafyn verflaan. Lan. Myn Paltsgraaf, gy zyt nu allang uit 't veld gegaan. Sif. 't Is waar, ik denk daar op 'k ben nu te Trier gekomen: Neen, ik heb noch geen Trier, noch Stad,noch Hofver- Lan. MynHeer,daarisuwHof. Sif. Myn Hof? (nomen. Lan. Ja Heer, uw Hof. Sif.Ga fteekthetftraksinbrand,enmorzelhettotftof;(zen. Neen vvacht.'k wil dezen brief noch eerft eens wel doorle- Lan. „ Nu hy den brief doorleeft, zal'tweerwatanders Weezen; (verftaan? „ Maar wat mag hem deez' brief voor rampen doen „ Helaas! bedrukte Graaf, hoe zai't met u vergaan? Sif. Ga, doe, dat ik u beveel. Lan. Wat? C Sif.  34 De STANTVASTIGE Sif. Dat 'k nooit heb bevolen. (dooien ? Lan. Helaas! myn waarde Graat', wat doet uw breindus S. Ikzal 'tu zeggen,hoor,dan zwyg.Lucindeuw vrouw.... Lan. Die is zy niet myn Heer, zy weigerd my haar trouw. S.f. Wel denk dan, dat zy is met u in echt gebonden, En dat zy had uw trouw in Drogansarm gefchonden, En dat gy hem doorftak , zeg, zouw dat overlpel. .. 'k Weet niet, wat ik al zeg, ja, ja , ik weet het wel, Zegzoud ge in dat geval Lucinde laaten leeven (geven. Lan. Hoe zeer ik haar nu min, 'k zouw haar den doodfteek Sif. Wel aan dan, Drogan leid al in zyn bloed verfmacht. Ga.moord Lucinde,neen'kmeenGenoveef:neen wacht, En zeg my,weetgy nu.watmyzodroefdoetweezen? Lan. Neen. Sif. Zeg my dan, kunt gy wel helfche letters leezen ? Kunt gy des boosheid taal wel uit zyn fchriftverftaan? Zo lees dan, wat een pol heeft met zyn hoer misdaan. Ha ■ 'kheb te veel ontdekt: Lanfrede, kund gy zwygen? Lan. Ja. Sif. 'k Weet nu wat ik doe ; myn hcete dampen zygen, Myn zinnen zyn vergaard, 'k geef ruft aan mynen drift, Zwyg dan, Lanfrede, zwyg, en overlees dit fchrift: Lanfrede begint den Briefte leezen. Myn Heer, en Paltsgraaf, „ ikfehryfmeermet tranen . als letters ; 'k Zal 't zien, ga dan ! nu zal Ik zien, of Genovecf held na haar om/eval. Sifroy, Golo, Lanfrede, Mirna, in't Ferfchiet, in een hol. Gol. II oor, oude moeder. Mir. Zwyg. GoL.rl Hoor- Mir. Laatmy by mynboeken. Gol. Kom by my. Mir. Golo, zegt wat komt gy hier dan zoeken ? Gol. HoeIkendgy mynen naam? Mir. Vraag daar de fterren naar. Gol. Ik kom by u om hulp Mir. „ Gy loopt in uw gevaar. „Zo gy myn dienft niet koopt met uw vergulde fchyven. GoL.„lkkom,om... Mir . „ Zeg my niet, ik weet al uw bedry ven. „ Den Grave wacht na u. G ol. „ Zo ziet gy myn'gemoed. Mir. „ 'k Weet, dat gy Drogan hebt doen flikken in zyn bloed; (ven. „ 'k Weet dat gy de Gravin nu gaeren zoud doen fterGol. „ Kan ikdaartoe geen hulp van uw verftand verwerMir. „ Ja, maar geeft my uw beurs. (ven? Gol. „Houw daar. Mir. ,,'kBeloofu trouw, „ Ik zal den Graaf doen zien de geilheid van zyn vrouw. „ Haar deugd moet zyn beklad.zo kunt ge uw liefde wreken, (fp'-eeken. Gol. „ Ha!fchrand'revrouw!gyweetvanalmyndoente Lan. Waarom is Golo by die oude vrouw gegaan, Myn Heer? Sif. Vraag daar niet na, gy zulthet ftraks verftaan. Gol. „ Zeg my uw naam. C 4 Mir.  40 De STANTVASTIGE Mir. „ Myn naam is Mirna. Gol. „Stut myn pynen. Mir. „ 'kZal Genovevaas trouw in ontrouw doen verfchynen. „De ondeugd benyd haar deugd.'kheb u genoeg gezeid. Gol. „ Gaan wy dan, want den Graaf heeft lang genoeg ge» Mir. Myn Paltsgraaf. ( beid. Sif. Wyzevrouw, ikfchrik. Mir. Neen, wil nietbeeven, De kundheeftuwe naam lang in myn brein gefchreeven. Sif. Weet gy dan wat ik wil? Mir. Ik weet uw ongeluk, Ik weet, wat dat uw hert doen fcheuren zal van druk, IkweetweLwieuwkoetszo eerloos kwam te fchenncn. SiF.Zeg.kan ik dooruw kond dien fnoden fiel ook kennen? Mir. Gy vraagt na't geen datgy hebt over lang verdaan, Gy weet dat Drogan heeft dat fchandig duk gedaan. S. O vrouw! wat weet gyaügy doet myi: ziel verwond'ren, Hoe driftig komt uw konft my door myn ooren don^ Mir Wat wil den Graafnoch meer? (d'ren! Gol. Maakt,datden Graafeensziet Hoe dat dit overfpel is in zyn Hof gefchied. Mir. Isdatuw wil , myn Graai? Sif. Ja, laatmydateenskyken. Mir. Zo zit op dezen ftruik; maar zult gy niet bezwy ken ? Sif. Neen. Mir. Vreedgyniet? Sif. Neen, neen. Mir. Steundgy op uw gemoed? Sif. Ja. Mir. Zet in deezen krits dan uwen flinker voet, Ontdek uw hoofd myn Graaf: myn Heeren, gaat terzy-i En wilt in al myn doen u van myn handen myden (den, Gol. Wy gaan. Mir. Myn Graaf, ontbind uw flinker kouzeband ? Sif. Welnu? Mir. Nu houw dit glas vad in uw regterhand, Dan wacht uw flinkerhand aan ditkridal te deeken. Zwyg nu, laat my alleen myn dier gebeden fpreeken: fflagora, Syfiphe, Phlcgetontbaa, Styx , Rham-  GEVOVEVA. 4- Rbamnufis, Hecate, Pyracmon, Brontes, Phrix, Pentheus, Tifiphone, AleBo, Rhadamanthe. Ixion, Minos, Dis, Cbaribdis, Garamanthe. Myn Graaf, zie in het glas, dan wacht uw flinker hand, Sif. Eimy! my dunkt dat 'thertin mynen boezem brand^- Zo weeld'rig komt dit glas myn Genoveef vertoogen : Wat fchiet zy niet al vier uit haar ontfteeken oogen? Zy lacht, zy lonkt, zy blaakt in zoete dertelheid. MiR.ZwygGraafVtis maar een beeld dat u in fchyn verleid. Chaos, Proferpina , Medufa, Nox , Ennaa, Evames, Nemefis, Danaides, Medaa. Zie, Graaf. Sif. 'k Zie Drogan nu: zie hoe den linker pronkt, En met zyn zoet gelaat den fpiegel fchier ontfonkt: Hoe lachthy metzynmond? hoebloozenhemzyn kaaken ? (ken. Die fnoode geilheid zouw een marm'rebeeld doen blaa- Mir. Leihaus, Erebus, Cumana, Circe, Sfinx s Erinnes, Cerberus, Chimxra, Pluto, Lix. Watzietden Graaf? Sif. Zwyg.zwyg'kverfpiêhunblindeluiten. Ha! hemel! 'kzie, hoe geil dat zy malkand'ren kuiten. Leg daar verfoeilyk glas, dat 'k u met voeten breek. Vervloekte kol, vertoef, op dat ik u doorlteek. (gen? Mir. Help! help! Sif. Sterf duivelin, waar is zy heen gevlo- Mirna binnen. Gol. Zeg, Graaf, achtgy nu noch myn fchryven voor geSif. Neen, volgmy,'kwil naar'tHof. (logen? Gol. Bedwinguwheetgemoed. Sif. 'kZal't doen, laat my begaan in Genovevaas bloed. Lan. Myn Heer... Sif. Lanfrede, zwyg. Gol. Myn Heer Sif. Zwyg, Golo. Hemel 1 Wat hebt gy my doen zien in dit vervloekt gewemel? Barft aarde, barft van fpyt, verzwelg ftraks Drogans hoer In de opgekloven fcheur van uw verfchoven vloer. Nu ik geen blikfem heb in myn onteerde handen, C 5 Zo  42 De STANTVASTIGE Zo moet de helfche vlam myn Genoveefverbranden. Ha! dat ik noch naar hert niet uit haar boezem ruk, Of met myn pook doorkerf, ofmetmyn tandendruk? Lan.Bedaar Gol. Bedaar,myn Heer Sif. Hoelzouwikmybedaaren? 'kWou.liefft de onku^e pry in haar verderfzien vaaren. Onzuiv're Genoveef, die met uw fchooniirheid Myn ziel, myn trouwe ziel zo fchandig hebt verleid! O fpyt! kom, 'kwil haar ftraks verworgen met myn banden •. (den; Neen, ze is die eer niet waard, ik wil haar doen verbran- Die zo vloekwaardig heeft in 's flaave min gebrand. Zy is niet waard de dood te ontfangen van myn hand. Ga, Golo, doe myn Hof'met haar in vlammen fteeken. Gol. Geef haar een zachter ftraf. Sif. Neen , Golo, 'k wil my wreeken. Neen, 'k wil niet, dat myn Hofhaar dienen zou tot graf; Vermoord haarin een bofch. Lan. Myn Heer, zyt niet zo ftraf (ken: Sif. Lanfrede, zwyg, ik laat myn wraakzucht zo niet zinGa haar met bei haar zoons in een moerafch verdrinken; Want Frcderik quam voort uit een vervloekten brand, En, zo ik billyk gis, Benoni ook. De fchand (fcn ; Die my het hert ontfteekt, men met hun bloed kan blusGa, en volbreng myn wraak; ik zal hier ondertuffen Verwachten het befcheid van 't uitgevoerd bevel. Die zo hethuw'lyk breekt, en ftraft men nooit te fel. Gol. Kom, zie haar dan voor 't laaft. Sif Neen, 'k wil haar nletaanfchouwen, De hoer zou myn gezigt noch voor verfoofting houIk kom terftond in 'tHof als zy daar uit zal zyn ,(wen, Ga, zuiver myn vertrek eerft van dat fHmfenyn, Verfmoor haar met haar zoons, en breng haar tongtot Van hun volbragte dood. (tuigen Gol. Ei, laat uw wreedheid buigen. Sif. 'k Wil, dat gy daad'lyk gaat. Gol. 'kG3dan,als'tweezenmoet. Lan. Gaathy dan ons Gravin verimooren in haar bloed? Sif,  GENOVEVA. 4? Sip. Neen, ik wil dat hy blyft.daar fpeeld iet in myn zinnen, Dat my noch tegen dank doet myn Gravin beminnen. Dan ach! de onzuiv're vrouw bevlekt myn ftam met fchand: Ga, Golo, ga dan heen, en breng haar t'zaam van kant. GoL.'kGadan. Sif. Neen, Golo, blyf, ja ga, en doe haar ftraffen; Neen blyf.'k ben zagt, ja ga.ik wil my wraak verfchaffen. Gol.'k Vertrek. Sif. Neen,keerweêrom;ga,neen,wilt noch niet gaan; Ga, ga.'k wil dat zy fterf; neen, neen.blyf noch wat liaan. Gol. Wat wilt gy dan, dat'k doe' Sif. Datgy zult gaan, en blyven; En dat gy myn Gravin laat leeven, en outlyven. Gol. Wel, dat kan bei nietzyn. Sif. Zobrenghaardanterdood, 'k Verhard u in haar ftraf, haar ontrouw is te groot. Breng haar om hals, ik ga, om niet meer te verand'ren.' Myn driften zweeven watte vinnigdoormalkand'ren; Ikweetnietwatik doe; nocheensbrenghaarvan kant, Ik kom terftond in 't Hof, ga, moord in haar myn fchand. Lanfrede, volg. Lan. 'k Volg, Graaf Sifroy en Lanfrede binnen. Gol, DenPaltsgraafisgeweeken, 'tls wel, 't is nu den dag, dat Golo zig zal wreeken. De wang ontfteekt my weer door Genovevaas flag, Myn kaak verdopt myn oor voor haar bedroefd geklag. Hoe is den Graaf verleid door al myn veinzeryen? Zyn oogen zyn verblind door Mirnaas toveryen; 't Geluk bedemt myn wraak, 'k weetkwalykwatikzal, Zo zeer ben ik verheugd in Genovevads val. Den Graaf blyfthieromtrent, enzal'tHofhoorenklaagen, Als ik aan Genoveef het vonnis voor zal draagen. Maar wat vertoef ik noch? 'kben nu aan'ti-Iofgeraakt. Waar toe vertraag ik 't geen dat my de ziel vermaakt?Waar toe myn wraak dan niet terftond ter hand genomen ? Wel  44 De STANTVASTIGE Wel aan,zy moetter dood,'k zie daar de Heeren komen. Golo, Adolph, Fulco, Lucinde, Werner, Stil co. ado.'tregecns, myn Heer, is'twaar, is onzen Graaf in 'tland? (fchand, Gol, Ja, 'kkom zo van den Graaf.'kheb hem ontdekt zyn En hy heeft my belaft zyn vrouw te doen vermoören. Lu*c. Hoe? (verfmooren: Gol. 'k Moethaar met haar Zoons doen in een poel Kom, gaan wy dan by haar. Luc, Hoe is den Graaf zo wreed? (eed. Gol. Zwyg, hy kwyt maar den pligt van zyn onzoenbaare Luc. Wathebben zyne Zoons dan tegen hem bedreeven ? Gol.Dat baftaart bloed haar vlek uitwaden met hun leeven. Luc.Oftrafheid! Gol. Stil,Lucind',kom, troodhaarinhaarnood; Wantik moet haar terdond doen trekken na haar dood. Den Graafwachthier omtrent, en wil in 't Hof niet koVoordatmen deGravin haar le ven heeft benomen.(men, Ful. W el aan, dat zy dan derf. Gol. Ga, Werner,haal Mevrouw. Luc. Myn Heer, neen,, laat my gaan, zo trood ik noch haar rouw. (ven: Gol. Ga dan, derk haar gemoed, zeg haar, dat zy moet derZeg, datden Graafzynhoonwilinhaarbloedafverven; Zeg haar, datzy haar ziel bereide tot de dood; Zeg,dats'haar zelfs toefchry f deez'haarenlaatden nood: Zeg, datzy ons geen fchuld van haaren ramp moetgeeZeg,datikby denGraafgepleithebvoorhaarleeven (ven: Luc. Ik ga, en 'kzal met haar hier daad'lyk weder zyn. Lucinde binnen. Ful. Nu zal die trotfche vrouwverdwynen ineen fchyn. Go.Zwyg Fulco,zwyg.den muur die luiderd na ons reden. Werner en Stilco, hoord, gy zult na'tbofch toe treeden, Daar't zich na't wed gewed: van Merzenheenendreekt, Leid daar de Paltsgravin, dat gy ze daar docrdeekt, En laathaarlichaam dan met beid haarZoons verzinken In 't Water, dat het flot van Ulmen doet verdrinken : Weet  GENOVEVA. 4ê Weret gy de plaats? Wer. Ja, Heer, dan...7 GoL Wederftreefd my niet; Maardenk.dat ik gebiê, dat zulks den Graaf gebied.(ken Brengt onshaar tong tot blyk.haarftommetongzalfpreeDe waarheid van dat gy haar hebt in 't woud doorfteeDoet myn bevel. (ken. Golo, Adolph, Fulco, Werner, Stil co, Lucinde, Genoveva geboeid met F red er ik. op den arm. Benoni. Ado. TA /| evrouw verfchynt. Gen. IVJ. .» Ik heb t Sedaan » Lucinde, zwyg. Ful. Hoe trots. Gol. Hoe ftout komt zy daar aan? ge.MynHeeren.heeftmynmanmynvonnis dan gefchreeZo ga ik na de dood.'kfcheukhem myn zuiverleven.(venf Gol. Zwyg dit, onzuiv're vrouw. Gen. Stil, Golo, zwyg die finaad: Neenfchimp enfcheldmy vry.ik trooft my in uwen haat: 'k Ben bly, dat ge u verheugd, als gy my moogt verfmaaden, (den. 'k Ben droef dat 'kmet myn bloed u niet enkanverzaa. Gol. Verzoen uw ziel door boet, en zwyg. Gen. 'k Heb 't al gedaan. Luc. Helaas! 6 droef vertoog! ik moet in rouw vergaan. Gen. Lucinde,onteer myn moet met geenonnutteklagten. Gol. Gravin roep d' Hemel aan. Gen. Die woont in myn gedachten. Ful. Mevrouw, denk op uw ziel. Gen. Myn ziel is zonder fchuld. Ado. Zo bid den Hemel dan ten minften om geduld. Gen. Den moed enzal nietligt de onnozelheid begeeven, Ik bid myn man, dat hy u wil myn dood vergeeven. Gol. Werner.... Gen. Vertoef noch wat. Gol. Zeer wel, maar niettelank, Gen. Gedoog, dat 'kmet een woord u voor die gunftbe- MynGolo. (dank Luc. Myn Gravin , vaar wel, ik zeu bezwyken Ack  j$ De STANTVASTIGË Ach! ach! myn droefheid zouw uw moed verongelyLaatmy dan gaan, vaarwel. (ken, Gen. Lucinde, blyf, uwtrouw» Diemy fteets bleek in dienft, blyktnuin uwen rouw Dan laat om my geen nat langs uwe wangen leeken» lk moet, eer datik fterf, uw laaften pligt befpreeken. Daar zyn myn zoons,zie eens,hoe elk myn doodbegryft'. Myn zoons, die 'k meer met bloed heb als metmelk geHou vaft. (fpyft, Luc. Helaas! Gen. Hou vaft, en wilt hen Wel befchermen Na my nen dood. Luc. Mevrouw Gen Ontzegt gy hen uw armen? Luc. Helaas! Gen. Beween hen niet; maar help haaruitdeez' nood, Luc. Uw kinders, ach! 'k bczwyk. Gol. Zy moeten meê ter dood. Gen. Myn kind'ren meê ter dood1 wat hebben diebedree- Zeg, Golo , hebben zy u ooiteen klink gegeeven?(ven? Zeg, hebben zy wel ooit uw geile min veracht? Zeg, hebben zy een brief tot uw bederf bedacht ? Zeg, hebben zy den Graal'uw fchelmery gefchreeven ? Zeg, hebben zy uw ampt aan Drogan weg gegeeven? Hoe haat gy hen dan zo, wat hebben zy misdaan ? Gol, Mevrouw, den Graai wil dat zy bei met uvergaan. gen.'tEnwas geen konftmy by denPaltgraaf te betichten, Maar wat koft gy tot ramp van myne kinders dichten? Men heeft geen Drogan in haar nauw vertrek gerukt. Men heeft geen Drogan in haar eerfte wieg verdrukt; Wat heeft mén dan bedacht? Gol. Den Graaf wil hén doen fterven , En wilzyn bloed in 'tuwe,en'tuwcin 'tzyn bederven. Gen. Myn bloed voldoe den Graaf. pÜL> -Noch kwaalyk uwe, en 't zym Uw febaamtelooze vlek doet hem al grooter pyn. Gen. Myn Golo, 'k kus uw voet Gol. Rys. GEN. Neen, toon eerft medoogen Aan myne kinderen, zie toch haar fchreijendeoogen, Zie hun lief aangezigt; ei, zie eens, hoe elk pleit Met  GENOVEVA. 47 Meteenen zoeten lach voor zyn onnozelheid: Zy lonken beide u toe, en bidden om haar leeven. Goi/Dathen denGraaf ontzeid.en kan ik haar niet geeven. Gen. Kontgy deez' kind'renzicn.e.iblyvenhertvanmoed. Gol Ja, doet'de kind'ren weg, oPkplet hen metdevoet. Gen Bloetdorftigen verraar, die Sifroy hebt bedroegen! Den blikfem fchen uw, den donder ftraf uw loogen. O Hemel! zo gy my tot mynen trooft verftrekt, Ik bid u, dat gy haaft hun fchelmery ontdekt; Gol. Ga, Stilco, lei haar weg, en demp haar raazernijen. Gen. Volg, Werner:'k ben bereid hun raazerny te lijen. Lucind', vaarwel. Luc, Mevrouw! Gen Vaar wel, met eenen zoen, Vertelden Graaf myn leed. Gol Ga voort, wy zullen 't doen, Luc. Vaar wel» ach! Gol. Sterf mer moed, Mevrouw Laat ons vertrekken, Myn Heeren, zy zal ons tot geen genaa verwekken. Golo, Adolph, Fulco, Lucinde binnen. G.Dat'swaar, bloedgraagen hond! vaartwel myn magtig Wat doofd myn haafte dood al glans van uwen lof;(Hof: Vaar wel myn kuifch vertrek; dan zie den Graaf te gceHetbriefken datikhemzodaad'lykhebgcfchreeven^ven Vaarwel bedrogen man, dan lees uit dat gefchrift Eerft myn onnozelheid, daar naar uw heete drift: O Graaf' dien drift verbond u al te haaft uw oogen Voor 't alderflimftverraad, en'taldereerftmedoogen! Myn kleinen Frederik ! hoe kwelt my uwen nood ? Gy maakt my tot een lyk, eer dat ik ben gedood. Myn jongfteZoon.helaas'gy zyt noch nauw in'tleeven, En gy word uit de wieg naar't bloedig grafgedrecven. Ei my! hy lacht my toe: ach! uw verliefde lach, Onnoozel lam! verwekt my tot een wreed beklag. Ach! uwen mond tracht my te trooften metgenuchten, Dan neen , befchrei uwlot en 't myn met teêre zuchten. Of hebt gy, kleinen Held, in 't hert zo grooten moed, ' Datgydoortrotsheidlachtmetuwentegenfpocd?(zinken Neen, neen, hy hoord myn klagt, en laat zyn grootsheid En  48 De STANTVASTIGE En doet zyn heete drift in ziltig nat verdrinken. Ei my! 6 Hemel! ei! laat my in druk vergaan, Zo hoeft Werner geen hand aan zyn Gravin teflaan.' Zegdienaars.zal men my niet haaf! den doodfteek geeven. Stil. Mevrouw, als 'tu belieft,zo rooft menu van't leeven. Men heeft deez' plaats beftemt tot uwen ondergang. Bereid u dan ter dood ; maar maak het niet te lang: Terwyl zal Werner eerft uw Frederik doorfteeken. Wern. Ik zweer, dat ik myn hand nooit aan een kind zal fteeken: (bloed, Neen, Stilcomag dat doen. Stil. Ik ftortgeen kind'ren Al ben ik maar een (laaf, ik heb eeneêl gemoed (ten. Gen. Twiftnietwie,gy ofhy, myn Zoontjen eerltzal plet* Dan twift.wie gy of hy,zyn dood eerft zalbeletten.(gaan W.'k Zweer nog eens,dat 'k my nooit zal aan het kind mis- Stil. 'k Zweer ook, dat 'k aan geen kind myn handen ooit zal (laan. (kerven j Gen. Zo fterfik zonder dood, komt wilt myn hals dan Neen, laat myn kinderen eerft myn laatfte kus verwerVaarwel, myn Benoni! myn Frederik! vaar wel. (ven. Uw leeven, 't myn, en t ons, is maar een guichelfpel. O Werner, zegden Graaf,dat ik hem fchenk myn leeven, Dat'k nooit den minften hoon heb aan zyn ftambedreeDat alles is verdicht door Golos fchelmery : (ven : Neen, zeg hem maar dat ik de dood onnoozel ly, Den Hemeldie't al ziet, den Graaft eens zal getuigen. Kom, kom, 'k ben nu getrooft om mynen hals te buigen. Vaar wel myn lieve Zoons! dit is myn laafte zoen. Stil. Werner, doet Golos laft. Wer. Neen, dit moet Stilco doen. Gen. Zie hier myn bloote borft, doorfteek die met uw degen. (kregen. Wer. Ga, Stilco. st.Neen, gy hebt dit fnood bevel geG. Myndienaars,hebtgymoed,zokwytuwlaatften pligt, Gy laat my al te lang in dit verduiftcrt licht. "Werner.draagt gy een ftaal,zo demp my in mynkermen. W. Ik draag een ftaal Mevrouw, maar om u tebefchermen. Doch nu ik 't niet mag doen, zo laat ik u in nood: Ver- i  GENOVEVA. 49 Verwacht van Stilco dan, maar nooit van my de dood. Gen. Myn Stilco, trek uw zwaard, en wil myn hals doorkerven, (werven. Stil. Mevrouw ,gy zult de dood nooit van myn hand verGen. Werner, doorfteektmy. Wer. Neen. QENm Ei, Stilco, moord my. Stil.' neen«Gen. Ontzegt gy my het zwaard, zo flik ikdoor geween. •Stil. Mevrouw, leef met uw zoons.; GEN. Waar kan ik my verfchuilen? St. Gravin.is'tbofeh dan niet genoeg voorzienvankuilen' Kom, Werner, keeren wy.GE. Hoe zal' t met u dan gaan ? Wer. Wy zullen aan den Graaf uw fterven doen verftaan. Stil. Weet gywel.dat gy moet haar tong byGolo brengen. We. Wy konnen ligt een hond met onzen degen plengen , En dragen hem die tong. Stil. Maak dan de boeijen los. Gen. Myn trouwe dienaars. Wer. Nu verfchuil u in het bofth. Genoveva twrd éntbbeid. Gen. Ik ga, en ik zal my niet licht by't Hof vertooncn. Den Ucmei wil uw deugd eens met zyn gunftbeloonen. Stil Gaan wy : vaarwel, Mevrouw. Gen. Vaarwel. Y;£r. Vaarwel, Mevrouw. Werner en Stilco binnen. Gen . Vaar wel, 'k heb maar een wenfeh tot loon van al uw trouw, (den; Want'khebmcêr trooft by u, als by myn man, gevon- Dan Golos fchelmery heeft hem het oog verbonden. Maar ach! wat wil ikhemmyn onfchulddoen verftaan, Als my de Hemel niet laat in 't verraad vergaan. Ruft, kleine Frederik, ruft op uw moeders armen, Ik wil u met myn bloed voor 'svaders wrokbefcharmen. Al word het woud herfteld door wreedheid tot een graf. Kleef my maar om den hals, zo lvde ikhier geen ftraf. Al mis ik mynen Graaf, ik blyf een Graven Moeder. Toonu, myn jongften zoon, toonu dan myn behoeder, D Het  5o De STANTVASTIGE Het ongediert, fchxoomt ftaag voorteêreonnozelheid; Ai huild het door 't geboomt met graage dulligheid; Ryk my uw armkens dan,'k zal voor geen leeuw ver* fchrikkcn. Ik zie uw moed bezwykt, moet gyvan honger flikken, Nu gy met tecre hand dus wroet aan myne borft? Ach ! ach! waar meê zal ik verzaden uwen dorft? Die jonge maag haakt om zich met myn melk te fpyzen., Eimy! dat'kzelfs myn kind hier moet ter dood verwyzen! Myn boezem is verdroogt, dieufteeds heeft gevoed. Dan kundgy, zuig nog aan myn laatften druppel bloed, Trek eens met vollen mond: hoe zwellen hem zyn kaaHy kan nuzelfs nietaan eenweinigbloedgeraaken.(ken? Helaas! myn zoontje flikt: hy wend zig van myn borft, Hy ziet my aan om trooft;hy fchreid.hy fmagt van dorft: Én zuig myn tranen dan, doch't fchynt, dat zelfs myn oogen, Doorzuchten weg gerukt, tot zyn bederf, verdroogen. Helaas!'kben zonderhulp; myn zoontje moet vergaan, En ikweetgeenen raad om 't kintje by te ftaan.' Leg daar, myn Frederik, wil hier alleen verflikken, Ik zou my al te zeer in uw bederfverfchrikken. Ik mag uw dood niet zien: vaar wel dan met deez' zoen. Wie zorgt voor u myn kind, wantik en kan 't niet doen: Sterf daar dan zonder my, 'k wil u nicthooren weenen, Uwzuchten zou myn ziel ftraks met uw ziel vereenen. Ik leef, op dat 'k uw graf met kruid verfieren zou, En als dat is gedaan, zal ik vergaan van rouw: Ei my! ik kan niet meer,'k verteer in bi ttre klagten, Moet ik, als Frederik, nu ook van dorft verfinachten? O neen Ihierkrygik drank uit deez' gezwinde beek, Die 't Hof van Trier befproeid met haar verlopen ftreek. Hoe paft my nu dit nat dus uit myn hand te drinken ! Ha Hemel: wat zie ik hier aan myn vinger blinken ? 'tls mynen trouwring.ach! tdiend datik hem verdrink. Zy fmythaaren Ring in de beek. Den  GENOVEVA; Si Den Graaf verftoot zyn vrouw.enikverftootzynring; Le<* daar.zo zult ge my nooit op myn man doen denken, Uw aangenaam' gezigt zou mynen boezem krenken. Waar zweef ik nu al heen? verlaaten Paltsgravin, Teld gy nu noch uw bloed uitBrabands, Hertogin?(ven* Neen 'k ben uit Braband.en uit'tland van TrierverdreOm in een donker bofch by wreed gediert te leeven? Ach, Hemel! ach! ei my! laat gy my hier Vergaan. Neen , hoor, 'k kryg trooft, my dunkt den Hemel •fpreekt my aan. Daar word gezongen. Toon: Kersnacht. I. O Genoveva! eed'le Vrouwe, Betcm uw/mart en bitt're rouwe, De Hemel toond medogendheid, En laat zyn liefelyke firaalcn Op uw betraande wangen daalen, En kroonduw leed met lydzaamheid* II. Bezorg uzu Benoni als moeder, Begeef hem niet, wee/l zyn behoeder, Laat fieeds uw goedertieren hart In liefde tot zyn jonkheid branden ; Want gy zult eind'lyk vrolyk landen, Bevryd van alle druk en /mart. III. O kleine Frederik! blyf leeven, Den Hemel zal u voedzel geeven, Vertrouw op hem. hy (laat u byt Heeft hy u fzaam het zoete leeven Door zyn mildaadigheid gegeeven, Hy zal u helpen uit de ly. 0en? Gen. Wie laat dus hunne trooft in mynen rouw vermeng'Echo. Eng'len. Gen. Zo moet ik myne fmert dan ftreng len: Dan ach! zal my geen trooft ontbreeken in den nood? Echo. Nooit. '1' .- Gen. Ik vrees dan Golo, lift, noch dood. (.Ken? Wat loon wacht Golo, die my durft zo loos verdrukD a Echo.  52 DE STANTVASTIGE Echo. Drukken. Gen. Ik hoor hy loopt in ongelukken. Wat wacht hy van den Graaf die my was al te ftraf? Echo. Straf. Gen. Stoot het verraad hem dan in 't graf? Zal Sifroy ooit wel vreugd na myn vertrek verzelden? Echo. Zelden. Gen. Zo moethy'tdanal meê vergelden? O ramp! wat lyd hy dan in 't afzyn van zyn Vrouw? Echo. Rouw. Gen. Dit is het woord daar ik voor grouw. Wat doet gy hem, daar ik met hem heb medelyden ? Echo. Medelyden. Gen. Ik moet hem myne min belyden : Spaard gy hem nier, daar ik noch toon aan hem veel min? Echo. Veel min. Gen. Ach! ach! dit kweft myn hart en zin. Maar wat wil ik nu doen in dit verlaate leeven ? Echo. Leeven. Gen. Wie ofmy dan zal byftand geeven, Als ik voor eenen leeuw, of eenen beer verfchrik ? Echo. Ik. Gen. Myn hart ik nu door trooft verkwik: Mag ik in deze elend hulp voor myn zoon begeeren? Echo. Geeren. Gen. Wie hoed zyn leeven voor 't verteeren, Nu dat myn borftenzyn, als harde fteerieu, hart? Echo. Een Hart. Gen. Trooft dan een beeft my in-myn fmart; Wat zal het eind dan zyn van al myn ongenuchten ? EcH.Genuchten.GEN.Zo hoefik dan nietmeerte zuchten, Maar is dit beeft myn kind in dit geval na by? Echo. Na by. Gen. Met vreugde dan vertrek ik my. Dan ziet, ik ben verhoord, ik wil geen meergetuigen, Nu ik myn Frederik vind aan dit beesje zuigen. Gedoog, ei, vriend'lyk Reê! datik u Heelde huid; Gedoog, dat ik uw gunft verzoek met weinig kruid: Myn beesje, ga ons voor, en toonecnvanuw kuilen, Daar ik met myne zoons , en met uin mag fchuilen. Gy kend het woud myn beeft, kom kom, de nachtkomtWeen niet meer.kinderen, want alles zal wel gaan.(aan. VIER-  GENOVEVA. 5?. VIERDE BEDRYF. Sifroy, Golo, komende in Genovevaas kamer. Sif. rjebtgydefchantvlekdan gebeelykweggenomen? Gol. H Ja. SIF Is zy dood? r ' 'k Meen ja. ff- Zomagikbinnen komen. Zeg my is dit de plaats, daar zy my heeft gehoond ? SiF?Zoa'heeft dan 't fenyn in dit vertrek gewoontj>^ SiFLzJheeftdanmyn Gravin hier inbaar trouw gefchortG Mvn Heer, de wanden zelfs die zouden 'tu verkonden Dan neen, zy fchaamen hun in 't fchendig overfpel. Sif Ei! dat den muur vry zwyg, ik zie het al te wel: Dit n-od'loos ledekant rookt nog van heete luiten, Of was 't dit niet daar sty hun fchendig vuur op bluften ? Gol Ia, ikheb op deez' fPond den geilen kok vermoord. Sif Myn Genoveefheefthier noithaaren brand gefmoord, Deez'Koets heeftte veel eer om hunne gloed te doven, Neen, neen, ik wil dit nooit van deze Koets gelooven: O eerlyk ledikant! daar op ik, volvanluft, Myn Genoveva heb zo menigmaal gekuft, Qen .. Die my dan weêr met vreugd zo geeftig wift te ftreeGol MynHeer.zywastemild om die vreu gd meê te declen Aan eenen braaven knecht; en dus brak zy haar trouw. Sif Verkeerde deez' gordyntoen niet in zwarten rouw, <: Als gy dien fnooden fchelmhebtop haarbed'verflagen? Gol. Neen, zy wouw om een fchelm die zwarte verf niet draagen. M I Sif Zo drocgditkleed geen rouw in Drogansftraffe dood? I Gol Neen, maar het wierd van fchaamt in zyn onkuisheid rood. (fprongen, I Sif Dat was om dat zyn bloed kwam op dit ftoi geI < Als gy uw degen hebt door zynen hals gewrongen. I Gol. Toen hy lag by uw Vrouw. D 3 S,F-  54 Df STANTVASTIGE Sif. Neen, neen, zeg by zyn hoer. Maar zie ik daar zyn bloed niet ronnen langs de vloer, Zie ik zyn zwadrig brein nietlangs'tbehangzelvloeijen? En metzyn vinnig nat myn eerbaar bed befproeijen ? Ach? ach? doe weg dit bloed, deez' plaats vol weeld'righeid, Wordt al te zeer mismaakt met deez' wraakgierigheid. Waar 's Genoveva nu, die my met duizent lonken Zo menigmaal deed op dit ledekant ontvonken ? Dan fchoot zy my een oog, gelykeen zonneftraal, Dan gaf zy my een kus met haar verliefd koraal, Dan drukte haaren arm my aan haar zachte wangen, En liet my kus op kus, en vreugd op vreugd ontvangen? Dan ftreekzy eens haar hand op myn {keelzieke hand, Zy gaf my luft op luft, zy ftookte brand op brand: 't Gepeins ontfteekt myn borft, ik moet haarweêr beminnen; Myn Golo, ga, en roep myn Genoveva binnen. Gol. Myn Heer, haar leeven is nu moog'lykal gebluft. Sif. Roep haar by my, zeg, dat ik op haar ben beluft, Dat myn verliefd gezigt haakt na haar lieve kaaken, Dat 'k my met haar gewenk, en trekjens wil vermaaken, Datzy my lonkjesfchiet, dat'k wil in brand vergaan. Gol. Myn Heer .... Sif. Nu ga terftond, gy hebt myn laft verftaan. Go l, Zy is nu al uit 't Hof. Sif. Wel doe haar wederkeeren. Zeg, datik haar weer zal doen als te vooren eeren. GoL.MynHeer,zy is in 't bos.Sif.Roep haar na 't ledekant, Eer dat zy 't weeldrig hout met haar gelonk verbrand. Gol. Zy is nu al in 't graf. Sif. Dat geeft niet, want myn armen Die zullen ligtelyk haar koude borft verwarmen, Gol. Ze is dood. Sif. 'k Zeg roept haar hier. Gol. Zy is in 't graf gedaald. Sif. 't Zy dat zy leefd, of niet, ik zeg, dat gy haar haald. Gol. Ikzeghet u noch eens,myn Heer.ze is al verdronken. Sif. Ikzeghet u nocheens, myn vlam zal haar ontvonken: 'k Wil dat zy dezen' nacht zal ruften neven my: Ga heen, ga, haal haar dan. Gol.  GENOVEVA.' 55 Ik volg zyn raazerny: G°L- , . „a„„ hv zich wel bepeinzen, Wanneer hy is alleen, zal hy:f^Sèn^gveinzen, Ik ga, 'kmoethem voldoen, en my gedienu ^ SlF. o aangenaam ™^^SeV^ ^^^^^^^^^ « J^ n vn Paltsgravin, beneven my gezeetcn Hier (laathaar intpot nod waar zy i raertichr Tfn nn een wit papier verfierde letters dreei. De Seïweetmy zelf met yver te believen S^ dat zy is beJroold met ^ jg^J De Getrouw StantvaHigheid aan de Stantvajhge Getrouwigheid, Of Genoveva aan Sifroy. Neen, ik lees dit rymp.je niet, *£V^^^flE Tkzaleenszien.watikuitditgefchrtftzalleezen. (zen. K L E M D I G II T. Myn liefde zal altyd niet /laan, ytlu*r*aan* vlvo tv vraagt myn Graaf, wanneer zyzalvergaan. fkZnvoordS weetu dat'niet zeker *» te leggen. En dost gy hier van uw beklag, Hoe wilt sy, dat ik 't u zal zeggen , , , Daar nimant zeker weet de uur van ! O ramp! wat meld dit blad al minnekoozery . ^ D 4  56 De STANTVASTIGE En dezen Brief, laat zien, wat fchryft zy hieraan my? BRIE F. Myn waarden Sifroy, Ik ga ter dood, dan met vreugd, om dat ik onnozel zal derven ; neen, ik ga ter flagtbank, en met ongeneugt, om dat gy my zonder fchuld wilt doen ombrengen; Goh, die naar myn leeven flaat, belet my meer te fchryven : vaar wel, en verbrand dezen Brief, zo zal hy u geen haatelyk gedenken verwekken over Uw verftootene Paltsgravin en ftervende Vrouw GENOVEVA. Uil myn Vertrek ofte gevankenis, den laalflen dag van myn leeven. Zo fterftzy zonderfchuld! ach Sifroy! wat zal'tweezcn ? Splyt 't aardryk niet voor my?kan ik geen vuurbeleeDat uit de locht geftierd myn hart tot affen brand, (zen, Eu drukt op my het merk van eenen dwingeland? De kamer beeft, de muur bezwykt, de balkenryzen My op het hoofd s val toe, 'k wil my ter dood verwyzen • Wel aan , wel aan, ik fterf: is Genoveva dood ? Ja : 'k volg haar na, neen, neen, myn lyden is te groot. Datzy my eerft vertrooft,dan zal ik moedhrfterve^ven. Maar ach!ze is de dood.i k kan van haar geen trooft verwerMaar moog'hkleefdzy noch: zie daar komtGoio aan. Nu Golo, nu laat my myn vonnis ftraks verftaan : Brengt gy my myn Gravin ? Sifroy, Golo met eenfchotel daar een tong in leit. Gol. IV leen. SlF- JL\ Heb ik 't niet bevoolen? Gol. Ja, en ik breng haar ook. S|F- > Waar houd gy haar verhooien? Gol^Zie.in deez'fchotel Graaf, daar is haar overfchot. Sif. Zo heeft men dan volbragt myn onbefuift gebod ? Helaas ! ach Golo ! ach ! is zy dan overleeden ? (den, Gol Werner die heeft deez' tonguithaaren halsgefuee- En heelt den dooden romp in eenen put geftort. Sif. Zo heeft myn haaft geloof haar dageraad verkort? Wat  GENOVEVA. 57 Wat raas ik al ? zy leefd ,'k wil my op haar niet wreeken, Roep haar. . , - . Gol. Geloofd gy dan noch niet, datze is doorfteeken? Sif Neen Gol Graaf, geloofd gy niet, dat uwen knechtdeez tong Met zyn gevlymde dach uit haaren gorgel wrong ? Sif Ncgh Gol. Wel geloofd gy niet, dat zy dit bed bevlekte? Sif Neen Gol. Hoe! geloofd gy niet, dat ik "t aanu ontdekte? GoLNee"wel geloofd gy niet, dat zy al is verfmoord? Sif. Neen. , , ,„ Gol. Wel geloofd gy dan .dat'kDrogan hebvermoord? GoL^Wel geloofd gy ook, datgy haar hebt verdreeven ? GoL JWel geloofd gy dan , dat zy noch is in 't leeven ? Go ƒ Wel geloofd gy ook datzy fturf zonder fchuld? Sif. Ja. Gol. Wat geloofd gy dan? , S]F; My, en myn ongeduld, (ken; Myn hart zeid, dat zy leefd:myn wraak.dat ze is doorfteeDeez' brief.datik geen reên enhad om my te wreeken. Daar lees het fchrift, verradr! GoL Myn Heer, hoe hoond gy my? Sif. Neen, lees den Brief,hy fpreekt van uwverradery. Gol. Myn Heer.gelooftgy dan aan deez' bedachte treken? Wat zouw zy anders doen,dan van haar onfchuld fpreeWilt gy, dan zy bekend haar fchendig overfpel! (ken? Sif. Stond gy niet na haar dood? GoLi Ja, maar uit uw bevel, Na dat gy in het glas haar ontrouw had bekeeken. Sif. Daar leid den brief, die voorhaarfnood bedryfderft Ik twyffel niet, 'k geloof my en detovery, (fpreeken: Die aan my heeft ontdekt haarbooze veinzery ; 'k Heb haar bedryf gezien, ik wil myn oog gelooven: D S Ga'  58 De STANTVASTIGE Ga, ga haar geilen brand ia eenen poel verdooven, Breng haar ftraks om den hals. Go. Myn Heer.zy is gedoot. Sif. Ruk haar dan 't geile hart uit haar bevlekten fchoot. Gol.'Myn Heer, daar is haar tong. J Sif. Blyf, ik wil die doorfteeken. Kom wraak, zie my myn leed eens op haar fpraaklit wreeken. O tong! die Drogans trouw verleid hebt met uw klap! O tong! vervloekte tong! dat 'k u met voeten trap. Sa,raap die tong weer op,'k wil haar met tanden fcheuren En eeten in myn hart haar taay gelapte leuren, (gaan, Gol. Myn Heer, bedaar, myn Graaf, en wil niethooger De wraak wend haaren hals, zy acht haar al voldaan, Zy heeft uw eer herfteld. Sif. 't Is wel.'k zal my bedaren. Kom, Golo, zithier neer, gy moetme eens openbaaren, Hoe dat gy hebt ontdekt de onkuifche dertelheid ; Gy hebtmy dat noch nooit volkomen uitgeleid. Gol. 't Is beft, datikbetzwyg, 't verhaal zou u verftoren. SiF.Neen,neen,'kbennu gezind dat met geduld te hooren. Gol. Hoor dan : de Paltsgravin trok u zeer weinig aan, Zo haaft gy met uw heir na Vrankryk waard gegaan! En hier uit heb ik eerft myn achterdocht gekreegen : Maar toen zy 't jaar daarna is van een zoon geleegen, Geloofde ik myne waan; want ik zag dat die vrucht, Geteeld was uit geen echt, maar uit een geil gerucht. Ik veinsde,'k zag haar doen, ik fpeurde op haare lonken, -Maar kon niet zien.Mdezy haar boezem had gefchonken, Op 'tlaaft.'k word met Adolph en Fulco eens gewaar, Datzy metiemant ging, wy volgen driftig naar, En vonden Drogan. De Geeft van Drogan roept, van binnen, na 'thooren van een donder flag; Och! Sif. Ei my! watzal dit weezen? Gol. Hoe komt die donderbui zo fchielyk opgereezen ? Sif. Ik heb een zucht gehoord. Gol. Ik heb die ook verftaan. Sif. Ga voort in uw verhaal,'t is mog'lyk maareen waan. Gol. Hoor dan;zy waaren bei tot aan deez'deur getreeden, Ató  GENOVEVA. 59 Als wy verftonden dat zy hem zei deze reden. Wy zyn alleen, kom, hm, bedryven wygenucht, Myn lieve Drogan. (°rh• Geeft van Drogan roept van binnen weder, met gedonder: S,F_ Ikhoor den zeiven zucht. Gol. Gybeefd, myn Heer. Sif Oy ook. Go'L Ik hoor den zeiven donder. Sif Wat is't? Gol. Ik weet het niet. oIF> ■ De Hemel toond een wonder, 't Is 't teken, dat hy zich om zyne boosheid itoord; Want hy word gram, als hy dien fchellem noemen Gol. Dien' dimmen Drogan. (hoord. Geeft van Drogan, met gedonder: och ! GoLi Ei my! myn leden beeven. ven? S. Hoord gy dien donder weêrwel door de wolken zwee-' ' Is 't fpook, of Drogan? Geeft van Drogan, met gedonder: och! £lF_ Zwyg, dit meld ongeval: Ga Golo, 'k moet eens zien, hoe dat dit einden zal, Gol. Ik ga met vrees. Golo binnen Den Geeft van Dregan uit, wenkt den Graaf, en leid hem na een hoop van doodsbeenderen. SlF Ei my ! wat fpook zie ik daar komen? Wat heeft den Hemel nu met Sifroy voorgenomen? 'tls Drogans droog geraamt.hetwenkt.ik volg het naar. O Hemel! fterk myn moed, bewaard my voorgevaar. O geeft! blyft gy hier ftaan? wat wil dit teken vraagen ? Daar valt myn kaars, ei my '.help.'help! ik word verflagen. Den Geeft wyfi op een geraamt met een fakkel, en verdwynd in donder en blikfem. Sifroy, Lucinde, Lanfrede. Luc. Wat 's dit? Lan Wie roept om hulp? Luc_' Den Graaf leid daar verdoofd. Lan. Mvn Heer. Sl-f.  6b De STANTVASTIGE Sif. Ach! leid dit heel gebouw niet op myn hoofd? En is het Hof met my noch niet in gruis verdwecnen? Luc. Schep moed, Graaf. Sif. Ach! Lan. Myn Heer. SIF. Waar vloog dien Geeft Luc. Wat let den Graaf? (daarhecnen ? Sif. Lucinde, ach', zaagt gy hier het fpook. Van Drogan niet vergaan in eenen naaren rook? Lan. 't Is droom. Sif. Neen, neen.'t is niet.hy ftond hier op deez' fteenen, Hy wees my met zyn toorts deez' hoop van rottebeenen, En daar meê zweem hy heen, verzeld met blikfemvlam. Luc. Den Hemel ismifTchien op Drogans beend'ren gram, Die met zyn lichaam zyn op dezen hoop gefmeeten. Sif. Gewis de Locht is op zyn flim geraamt verbeeten. Om dat zy tegen dank deez'kreng aanfchouwen moet, Die zy onnoozel heeft tot myn bederf gevoed : Men delfhet in een graf, zo zal de Zon niet klaagen, Dat 's haarenluiftermoetopdoodebeend'rendraagen: Zorg dat dit word gedelft, Lanfrede; ik ga te ruft. Sif. Uil. Lan. 'kZal'tdoen. Luc. Lanfrede, ik ga. Lan. Roof my noch niet den luft, Die my uw byzyn geeft, beftraal my met uw oogen. Luc Den nacht heeft zyn zwart zeil al voorden dag geMyn zon heeft nu geen licht. (toogen, Lan. Zo licht my, als de maan. Luc. Neen, ik zal morgen weer, gelykeenzon.opftaan, En blinken in uw oog. Lan. Bevrymy eerft van klagten. Luc. Ik zal dat doen: vaar wel. Lan. Zo zal ik trooft verwachten. Luc Dat moogt gy doen : vaar wel. Lucinde binnen. Lan. Vaarwel. Ik heb verftaan, Dat myn getrouwe min niet zal in fmart vergaan, 'k Heb haar myn pyn ontdekt, zy luiftert na myn pyncn: Sintsdatzy Drogans deugd zo eer'loos zagverdwynen, Is zy zoftuirs niet meer, als ik van min vermaan. M vn hoop zeid, dat het met my zal eind'Iy k wel vergaan. V Y F-  GENOVEVA. 6l VYFDE BEDRYF. Adolph, Lanfrede, op de Jagt. Ado r anfrede, 'tvlugtig Reê is langs deez' laan ge- I ^ fchooten, C-en- Lan. 'tEn doet, 'kheb datte langmetmynen hond befloo- Hebt gy het beeft gezien? Ado. Ja- Lan waar ? Ad0 Aan de elzen kant. Het dreef Zyn loopers, als een blikfem over 't land, En Golo liep het in, verzeld met wakk're winden. Lan, Hoor de trompet, gewis datzy het dier verflinden. Ado. Het loopt al te gezwind dwers door het eiken hout: Volg in. . Lan. Volg my : ik zal 't verwachten aan dit woud. Sifroy, Lanfrede, Adolph. Sif F anfrede,waar'sdeJagt?mynvolkismyontwee' 1 A ken. C fteeken. Lan. My dunkt aan 'tEiberwald,'khoor de trompet daar Sif. 't Is zo; kom, Adolph, volg, ik wil daar hecner. gaan: Lanfrede, blyf, miffchien zal't beeft dit pad inflaan. Ado. Kom, Graaf. Sifroy en Adolf binnen. Lan. Laat hun het Mart met wakkerheid doen vlugten, Terwylik aan deez' laan myn hart vul met genuchten: Lucinde, myn godin, en myn aanftaande vrouw! 'kHeb nu uw hart gewond , na zo veel bitt'renrouw. Maar ach! zal ik dit bofch van liefde nietontfteeken, Nu ikmy zelfs ontfonk, als ik my zelfs hoor fpreeken! De blydfchap fmoord myn hart, nu dat my n ongenucht, Mvn traanen.myn geween,myndroefheid, myn gezucht, Cden' Myn pyn, myn fmert, myn leed, veranderd is in vreugHaar trots gemoed bezweek op 'tlaatft eensvoormyn deugden, Myn lyden trof haar ziel: 't is motregen den da»£.e  6ss De STANTVASTIGE Die met zyn weeld'righeidzal boeten myn beklag, Ik zal my motregen met haar in echt verbinden, Ik zal my morregen met haar in welluft vinden, Als ik haar langen haat met een beleefde wraak Zal ftraffen op de roos van haare purp're kaak. Dien dag zal my voldoen voorachtbeweende jaaren: Den Graaf ftemd onze trouw, ik kan my naauw bedaaren; Zo blaakt myn borft in vier, nu ik haar ftraf gemoed, Na een zo lang vervolg, ten laatften heb verzoet: Maar, ach! hoe kon zymyvan eerften af beminnen; Daarzy aanDrogans deugd verbonden hadhaar zinnen? Dan zedert dat dien guil zo god'loos is vergaan, Nam myneminby haar al meeren meerder aan, (pen, En op het laaft.. neen,'kzwyg,ik mag myn vier niet klapOfFulcodie daar komt, zou me in die vreugd betrappen. Lanfrede, Fulco met een Brief. Ful.T ..anfrede. Lan. Fulco, Wat jaagd u dus na dit woud, Daar u den Graaf het Hof heeft metLuncind' vertrouwd? Ful. Lanfrede, dezen brief zo ftraks uit Trier gefchreven. Met laft van dien terftond , en aan u zelfs tegeeven. Gewis hy heeft geheim : lees dadelyk het blad. Lan. Wel aan, laat my bezien , wat reên dat het bevat. Ful. Gy zyt ontfteld, myn Heer. Lan. Zou ik my niet ontftellen, Daarmy deez' letteren uw flim verraad vertellen' Lanfrede keft den Brief, en kwetfi Fulco. Hou daar, ik kan niet meer. Ful. Ei my! Lan. Verrader! Ful. 'k sterf' Lan. Verweer u niet, eer iku andermaal doorkerf. O fchelm ? die onzen Graafzo god'loos hebtbedroogen, Wanneer gy ons Gravin zo fchendig hebt beloogen: Hou daar, verraür, houw daar. Ful. Help , help, ik word vermoord. Ful.  GENOVEVA, 63 Fulco, Lanfredl:, Sifroy, met gevolg van Dienaars. Sif. f "felaasiwatnaargekermhebikin'tbofch gehoord? Ful. O Help , Graaf. Sif. Wat's dit? (fteeken. Lan. Myn Heer, ik heb dien guit door. Dan lees dit fchrift, 't zal u van zynen handel fpreeken. Sifroy leeft; den Brief. Myn Heer Lanfrede, Om onzen Paltsgraaf niet teffens te bedroeven, zult gy hem allengkens doen verftaan zynen rampzaligen pligt: hier is gifteren een oude Toverefte verbrand, Mirnagenaamd,deze heeft alft ervende bekend, datzy oorzaak is van de dood van onze onnozele Paltsgravin ; voorts dat Drogan, met geweld door Golo, Adolph, en Fulco op haar ledekant gedraagert zynde, onjchuldig is vermoord,enzy valfchelyk betigten geftorven. Trooft den Paltsgraaf , en tracht de misdaa* digen te leveren aan de Geregtigheid van de Heeren en de Overheid van Trier. Sif. VerraSr! Ful. Ach! Sif. Laat los. Ful. Ei my! Sif. Ik wil myn hand Doen voelen naar uw hart, langs 't wrev'lige ingewand. Ful. Ei Graaf, laat my nocheerft myn fchendigfeitbelijen: De nyd trok my alleen in deez' verraaderijen, 'k Zag Drogan wat te hoog in edel ampten gaan, • 'k Zag hem te diep in 't oog van Genoveva ftaan; Sints dat ik en Adolph den kamerdienlt verlooren, Heb ik met Heer Adolph in zynen ramp gezwooren 5 En Golo gaf ons moed, wy volgden zynen raad, En zwoeren de Gravin, haar dood uit enk'Ien haat: Wy hebben Drogan met geweld op 't bed gedraagen Van ons Mevrouw, en hem op'tledekantverflaagen, Wy riepen toen het Hof tot een getuigen aan, Dat haaft bedroogen wierd in deez' geveinsde waan, Wy  64 De STANTVAStlG'è Wy flooten ons Gravin terftond in ys're keten, En lieten u 't bedryf uit ons gefehriften weeten. Daar na zytgy verleid door Mirnas toverkunft, Die Golo had gekocht met fchyven tot zyn gun ft : Gy gaaft 't verraad gehoor,en deed Mevrouw verfmooEn iiet uw Benoni en Frederik vermoóren. (ren, De Maan had zevenmaal haar ronden loop gedaan, Na dat gy met uw volk naar Vrankryk waart gegaan , Wanneer uw Vrouw was van uw Frederik geleegen, Die zy had uit uw trouw, en uit uw fchoot gekreegen; Wy hébben 't jaar verdicht tot ftand van ons verraad : En op dat gy meer waan zoud geeven aan dit kwaad, Zo is haar toen ter tyd nooit eenen brief gegeeven Van altemaal, die gy haar hebt uit 'theirgefchreevcn. En als zeufchreefmynHeer, hiel men haarbrievenin, En zo hebt gy nooit iet verftaan van ons Gravin: (ken, Men heeft uw jongfte zoon in'tbosmê doen doorfteeWanthadgyhem gezien, zyn ouderdom bekeekcn, Gy had uw zaad bekend: hy was vol edel bloed, Men zag in zyn gezicht geen teekens dan van moed. Sif. Ei my! ik kan niet meer, verraa\r! Ful Ei my. Lan. GW degen Mag met geen fielen bloed bezoed'len zyn zegen. Sif. Neen,dathy fterf,houdaar,boosaardigen!FuL.Ikftcrf. Ei my! Sifroy doorfleekt Fulco. Sif. Gedoog, datik myn handen in hem verf. Lan. Neen raak geenfchelmen bloed, peins om u voorts te wreeken. (fteeken. Sif. Waar 's Golo ? waar 's Adolf? ik wilhen ftraks door- Lan. Die ftraf waar hen tot eer, hoe zyt gy zo verwoed? Sif. Datzy myn Genoveef doen leeven met hun bloed. Myn dienaars gaat na 't bofch, gaat ziet hen te verraflen, Ik wil hen zo terftond verbranden doen tot aflen. Lan. Gedoog, dat 'kmet hen ga, myn Heer. SIF. 'k Gedoog't, ga aan. Dan zie hen met een lift in banden vaft te liaan : Myn dienaars, ziet hen op het jaagen te betrappen. Lan. 'kGa, en verbeur myn hoofd zo ikhenlaatontfnappen. SlF-  G E N O V E V A. és iF.Myn knechteh, fmoord ditlyf eerft in een waterpoel, Lanfrede met het Gevolg en den dooden binnen. En laat my hier alleen. Ei my! wat prikkels voel Ikzweevendoor myn borft! ik heb myn vrouw doen fterven; Myn kinders omgebragt: waarwilikheenen zwerven? Dit woud is veel te nauw voor myn vervloekt gemoed, Dat zo wraakzuchtig zwom in Genovevaas bloed; Ha! heerelyke naam , die my de ziel doet beeven \ Vervloekte kinderbeul, waar wilt gy heenen zweeven? Daar 's niet een boom in 't bofch, die my geen galg en fchynt: (dwynd. Daar's niet een blad aan 'tloof, dat in geen ftrop verBlaak bofch inheldrevlam, ik wil in u verbranden De moordersvanmynvrouw.deez' myn bebloede hanIk weet nietwat ik doe, zo haak ik na myn ftraf. (den. Myn Genoveve, ach! ach ! verhoor my uit uw graf; Ei! doet uw naaren kuil voor Sifroy open fplyten, 'kWilmy byu, en by uw zoons in 't graf zelfs fmyten. Ik ben verhoord, zie de aard word week door myn ge- • Ik moet voor 't ftraf gezigt van Frederik vergaan, (traan, Ik fterf; neen, 'k fterf noch niet, ik moet eerft wraak ver * fchaffen, Ik moet het flim verraad eerft doen door beulen ftraffen, Als ik dat heb gedaan, kom ik u moedig by, Myn vrouw enkind'ren : plet eerft hun verraadery; Kom, wraak, volg my in 't bofch, 'khoor de trompetten fteeken: Kom, kom, dat is de loos dat zy al zyn doorfteeken. B enoni, Gen oveva. Ben.]» ff yn Moeder, wat is dit, dat onze kuil verftoord? Gen-IVJI Myn kind, 't is een trompet. Ben. Mynheeteboezemhoord Zo vinnig naar die ftem, ei! laat my die gaan zoeken. Gen. Uw edel bloed mag u zo reuk'loos niet verkloeken, Gy zyt noch al te teêr voor zo een fchor gefchreeuw. Ben. Neen,moeder,neen,geenfins,'kreedftraJcs nochop een leeuw.. E 'k Smeet  66 De STANTVASTIGE 'kSmeet daar een tygerdier zo daad'lyk voor myn voetes." Gen. Nugy den ftraffen aart van beeften kund verzoeten, Zoud gy de dulheïd zelfs verzachten met uw hand;(wand. 'tSchyntdatuws \ aders bloed zweefd door uwingeBen. Heb Ik een vader dan5 wat is dat woord te zeggen? Gen. Ach! ach! myn Beno-ni,'kwect niet wel uit teleggen, Ofgy een Vader hebt, of eenen dwingeland. Ben. Dit, en dat ander woord gaat boven myn verftand* Maar't woord van Vader, luid watzoeter als het ander. Ach! ach! myn moeder weend. Gen. Laat toe, dat ik verander Op zulk een teèr befluit: ik fmacht in ongenucht. Ben . Ly dan, dat Benoni ook met zyn moeder zucht. Gen. Ween niet. Ben. Ween dan ook niet. Gen. Ik heb daar toe myn reden. Ei my! wat druk heb ik niet op uw vraag geleeden ? Uw jonge borft treft my met wreedheid in hethart. Uw onbezonnen vraag vermeerd myn ftaage fmart. Ben. Waarom ? Gen. Om datgemy, ach! ach! vraagt naar uw Vader, Die ons verftooten heeft door een vervloekt' verraader. 'Ben .Gy hebt me een boog beloofd te maaken van dit houd, Daar ik de Mulfchen meê zou fchictcn in dit woud.(ten. Wel aan.geefmy dien boog,'k zal dien verrairdoorfchieGen. Achifpreekt niet moer, gy vult myn boezem metverdrieten: Gy kend uwe eigen Stam uit uw grootmoedig hart. Gy zyt... ach! ach! gy zyt.. .ach'. ach! ik fterf van fmart, GyzyteensGraven.zoon.BEN. Daarom ben ikbegraven Geftadig in dit hol, daar ik myn ziel laat draaven Al hooger dan de locht word'van de maan verbrand. G.0 wicht! dat woord van Graaf looptboven uw verftand, Uw Vader is eenGraaf BE.Gaan wy myn Vader zoeken. Gen. Neen, neen, hy zou myn komft, en de uwe ftraf vervloeken, Neen, blyven wy in 't bofch: hier valt een zachter ruft» Deze eenigheid ftreeld ons gedacht-met hemelluft. Gy moogt uw Ree voor melk, ik 't bofch voor 't kruit bedanken, N*  CE'NOVE V A, 6> Nuwy ons niet misgaan aan hooffche fpys, of dranken: Het oog lyd hier geen laft door eenig heet gezigt; 'tGeboomt verheugd ons hart, als'tblinktin'tzonneligt* DenHovelingkomt hier geen trotfchenfleep begroeten, DenLeeuw, Beer, Tyger, Wolf omhelzen onzevoeten, De hovaardy weet hier in geen fatyn te gaan, (aan: Het Bofch trekt jaarlyks maar eens nieuwe kleed'ren Myn kleed is gantfch gefcheurd, en 't kan zo ver niet ftrekken, Dat het myn eerbaar lyf zou voor uw oog bedekken, En gy loopt zeiver bloot, en paft op hit, nochkouw! Maar zyt met my gewent de prikkels van den rouw: Ikheb hier blad op blad doornaaid metwyngaardrangen, Gelyk eens Graven dragt, u om het lyf gehangen ? En gy acht u gekleed van waar komt dit gerucht? Ben. Het Voefterreetje komt naar ons vertrek gevlugt. Gen. Gaan wy in onzen kuil, 'k zie ginder iemand komen. Genoveva en Benam binnen. Sifroy. Sif. T "I ebikdaar niet een kind aan ditgebergt vernomen? LJJa, dat's myn oudften zoon,neen,neen,dieis in 't Hoevleid myn liefgepeins geduriglyk myn ftraf? (graf: Dan'k zal myn doode zoon op Golos hals wel wreeken: Het is gewis myn zoon, neen, 'kheb hem doen doorfte* O haatelyk gedacht! dan echter'k wil verftaan, (ken. Waarom dit wakker wicht voor my is weg gegaan. Hou, jongen. Benoni en Genoveva van binnen, Sifrot. Ben. M oeder. Sif. Hou, 'k hoor hem van moeder fpreeken; Kom by menfch,vrouw,of kind.dat voor my is geweken, Kom uit, *t zy wie gy zyt, die dezen berg bewoond» Benoni van bin. Ach! moeder! Sif. 'k Wil dat gy u ftraks voor my vertoond.' C.van bin.Myn eerbaarheid belet my uit dit hol te treeden. Want 'k ben een kuifche vrouw, maar onbedekt vaa leeden E a Sif,  68 De STANTVASTIGE SlF.Daar is mynjaagersrok.hangdievooruwenfchoot»i Zo ftaat uw eerbaar lyf voor geenen man ontbloot. Hy werpt zyn Jagers rok in het hol. Sifroy; Genoveva met Sifroys rok aan, Benoni. Gen. YY7el aan' wat wilt nu' m^n Heer? Sif. VV Gy doetmy beeven, Als ik zo held'ren glans zie in uw woeftheid zweeven. Gen. „ Wel hoe! het is myn Graaf, myn ziel demp uwen „ Zyt moedig, datik veins (rouw, Sif. Watzytgy voor een vrouw? Gen. Van adel, uit een ftad van Nederland gebooren. Sif. 'k Heb ook een edel vrouw van dat geweftverlooren. Dooreen boosongevaLen'tlïrekt my totverdriet.(niet. Gen.„Myn boezem houd u kloek, myn oog, ei! ween toch Si f. Waarom hebt ge uw vertrek dan in dit bofchgenomen? gen.'k Ben dooreen boos geval tot deze ramp gekomen: Een dienaar van myn man verliefde op myne jeugd; Maar hy vond tegenftand op myn gehoonde deugd, Zo helder wift myn oog ontrent myn deugd te pronken, Dan ach!'k ben om myn deugd in diepe rouw verzonken: Zyn vonken wierden vier, en 't vierwierd eenehaat, Hy heeft my by myn man gefchantvlekt met verraad, Myn man gaf hem gehoor, en wou zyn meening wreeken... (doorfteeken. Sif. Mevrouw, 'k heb even eens myn vrouw doen fchelms Gen . Myn Heer, zo is myn lot aan ' t u in als gelyk. Sif. 'tEn doet, daar gy nochleefd, is myn Gravin een lyk. Gen. Ik waar nu ook een lyk , en met zyn zoons doorneeken... (ken. S Ach', ik wou ook myn wrok meê aan myn kind'ren wreege.Maar 'tbeulenhartwierddoormyndroefgekerm verzacht, (klagt, Sif. Neen, mynen knecht was doof vcor-haar onnoz'le Hy bragt haar tong tot blyk van dat zy was om 't leeven. Ge. MynHeer.myn dienaar moest dezelve blyk ook geven. Sif. Wat heeft hy dan gedaan? Gen. Myn Heer, hy bragt een tong, ©ie  GEVOVEVA. 69 Die hy zelf uit den hals van eenen jachthond wrong, Aan mynen Graaf... neen, 'k meen, myn man. gIF- Wat wilt gy veinzen? 'k Hoor gy zyt een Gravin. Gen. Gy dringt door myn gepeinzen, 'tls waar, 'k was een Gravin. Sif. Zeg my dan, van wat land? Gen.,, Helaas! wat wil ik doen? watzweefd door myn verftand? „Mynveinzenis ten eind,ikmoet,'kmoetmyontdekken, „ Alzouhem ditverhaaltotraazerny verwekken, (fmaad. Van.. .„ dan 't is beft dat 'kzwyg ,'t en doet.hy kend myn „ Men heeft hem al ontdekt den lift van't boos verraad. ,,'kHeb't uit hem al verftaan: ik wil 't hem uitgaan lcgSif. Eerwaardige Gravin,wiltgy my dan nietzeggen,(gen. Waar dat uwGraaffchap fes? Gen, Te Trier. Sif. „ Dit heeft wat in : „ Ik fpeur.en 'k weet niet wat. Zeg my uw naam, Gravin. G.„Ei myiwat wil ik doen? hy fpeurd door myn gepeinzen. Myn waarden Sifroy : ach ! ik kan nietlanger veinzen, 'k Ben Genoveve. Sif. Ach! ach! Gen. Myn Heer, zie hier uw kind. Sif. Ach! Gen. Ach! Sif. Ditblygezigtmaaktmyn gczigt verblind. Gen. Eimy! 'kbezwyk, mynHeer, en valt neèrvooruw voeten. (ten. Sif, O waarde! 'k moet mynfchuld aan uwe kniën boeGa , ga my over 't lyf, 'k heb u te zeer misdaan. Gen. Rys op, myn Graaf, rys op, en zie ons kind'ren aan. Sif. Neen, neen, gy moet my eerft myn fnood bedryf vergeeven. (dreeven. Gen. Sta op, myn Graaf, fta op, gy hebt my niet mis- Sif. Zo veel, zo veel Gravin, dat ik verwacht myn ftraf. Gen. Dat 'k u omhels, myn Graaf. Sif. Neen, neen, gy kuft een graf, Gy doet myn boezem in deez' groote vreugd verfti kken, Ik leef, en ik fterf weer, op nieuw, alle oogenblikken. Gen. Ik fterf van blydfchap. E 3 Sif.  yo De STANTVASTIGE Sif. Dat ik nu myn kind'ren zoen., Be. Ach Moeder! wat komt hymy aan myn wangen doen?! Gen. Myn lieven Benoni, vlugtniet, maar ga hem nader., Sif. Kom, Zoon. Gen. Ga, Benoni, ga, dit is uwen Vader. Ben . Myn vader! ach! ditwoord dryft iet in myn gemoet,, En klimt my tot aan *t hart met een ontfteeken bloed., Gen. Natuur fchynt hem van u, en u van hem te fpreeken.. Sif. Ik ken hem voor myn zoon uit deez' verliefde treken,, Die gy aan zyn gezigt hebt uit het uw' geleend. Gen. Wat blyder dagheeftons weeromtezaam vereend!! Sif. Die nimmermeer ons zal zien van malkand'ren fchei-den. (leiden. Mevrouw.daat ons deez' Graaf eens naar zyn Graaifehap i Kom, Frederik, Benoni, kom waarde Paltsgravin, Kom, eer dat uwen Graaf verflikt in uwe min. Kom, kom , waar wacht gy na ? Gen. Hoormy, dan zal ik komen.. Den Hemel heeft ons leed zo zeer inachtgenoomen,, Dathy ons heeft gevoed, in ons droef ongeval, Met een lief Voefterreê, dat ons nooit laaten zal. Dit beeft moet meê ten Hoof. Sif. ik moet den Hemel pryzen, Die mynen jongden zoon heeftdooreen beeft doen fpy Gen. Benoni, haai het Reê. (zen. Ben. Ik ga. Benoni binnen., Sif. Myn waarde vrouw, Kan ik myn ongeluk wel boeten met berouw? (ten. 'k Wil myn befchaamd gezigt vooru nooit meeropligGe. Neen, néen,beur op uw hoofd,uw oog moet my verligSif Ei.'laatmyzynuwflaaf.myneedlePaltsgravin, (ten. Gen. Myn eed'len Paltsgraaf, neen, laat my zyn uw flavin. Gy kend myn onfchuld ? Sif. Ja, ik ken myn kwaad: den Hemel HeeftGoloos lift ontdekt, en myn verblind gewemel. Den booswicht word vervolgt. Gen. Ei my! hoe woelthetbofch. Sif. Verfchrik niet, 't is myn volk, Lan-  GENOVEVA; 7i Lanfrede van binnen. Schiet al de boogen los Op den ontfprongen fiel. Men fchiet na Golo, die idtkomende, van Sifroy met een z%ayn~ fprict geflut en gevangen werd. Sifroy, Genoveva, Golo, Lanfrede, Stii.co, Werner, Adolph geboeid, en Gevolg. Gol. Holp! help my nu ontvlugten. Sif. 't Is Golo, fta, Vei-raar. Gol. Myn Graaf.... S,F. Hier helpt geen zuchten, Lan. Hy is betrapt, myn Graaf.... £IF- Sa, bind den fiel de hand, De leis der honden dien aan hem tot eenen band. Gol. Myn Heer.... Sif. Verraader! Adol. Graaf... Sif. Schelm zwyg.'k wüu niethooren^ Adol. Graaf.... Sif. Booswicht. Gol. Heer. Sif. Zwyg, zwyg, dorft gy deez' vrouw doen fmooren; Onmenfchelyk gedrocht! en wacht gy noch genS? Gol. „ O fpyt! 't is de Gravin,zo komtonsklagttefpSï Zo heeft myn ongeluk haar noch bewaard in't leeven. Sif. Ja, om aan u het loon van uw verraad te geeven. Col. Mevrouw.... Gen. Myn' Graaf.... Sif. Ei,zwyg. Adol. Genadige Gravin. Gen. Myn Heer.. Sif. Ei! zwyg, myn Lief,'k zweer u op onze min. Dat 'k u uiet zal voldoen. Lanfrede, lei hen binnen» Lan. Myn Graaf, gedoog, dat ik myn pligt eerft magbeginAan ons Gravin, die noch zo wonder is bewaard. ( nen Mevrouw, gy zyt alleen tot trooft van Trier gefpaard, Ons Hof mogt eeuwiglyk niet in uw afzyn treuren. Gen. Lanfrede, rys. Lan. Mevrouw.... §1F. Daar zal iets vreCmds gebeuren. Lucinde komt naar 't bofch, en komt ook recht naar my. Lucinde met een ring, Sifroy, Gen., Lan., Stilco, Werner, Golo Adolph, geboeid. Gevolg. Luc.\ /flyn Graaf.... dan ach! wat's dit, Mevrouw, 1VJ. offpokery? Gsn. Lucinde, ik ben het zelfs, ik ben niet overleeden. Luc.  5* De STANTVASTIGE GENOVEVA. enz. Luc. Dat ik u welkom,... Gen- Neen, zeg aan den Graaf de reder. Waarom gy komt naar 't bofch. Luc- Mevrouw , deez' diamant. Gen. Ach.' Sif. • Die droegtgy,Gravin,voor dezen aan uw hand Gen. Ja, maar op dat 'k myn leed zou met den ring vergeeZo heb ik hemby 'tHofin een rivier gefmeeten, (ten En nu ik vind den Graaf.vernieuwt deez'ring ons'trouw' Sif. Mevrouw,aanvaardhem dan.en word noch eens myn" Gen. Waar vond gy dezen ring? (vrouw ^üc- Hy 's uit een vifch gefneeden. SiF.Den hemelzelfsvereend onsweermetwonderheeden: Hou daar.Mevrouw, aanvaard myn weergegeeven pand) Gen. -'k Ontfang noch eens deez' gaafmet blydfchap uit uw hand. Sif. Lucinde, ons nieuwen echt doet dus uw trouwdag Gen. Is zy de Bruid? (pronken, Lan- Zy heeft aan my haar trouw gefchonken En morgen zullen wy naar 'thuuw'lyks altaar gaan, Vind gy het goed, Gravin? Gen. O ja. ?!F- _ 'k Heb 't ook gedaan. trEN. Zo wenfch ik u, en haar geluk in de echt. Lu£ „ „ Wy danken Den Graaf, en de Gravin. Gen- Vergeef deez' twee hun ranken, Myn Heer, de Bruiloftsdagmagingeenrouwvergaan. Sif. Ik bid myn Paltsgravin, fpreekmy daarvan niet aan: Dan zeg, wat gunftwilt gy Werner en Stilco toonen? gen.'kZalhunnendienftin'tHofmeteenigamtbeloonen. Werner en Stilco. Wy danken de Gravin. Gen- Het beesje komt daar aan ■ Met Benoni. Sif. Zo laat ons naar het Hof toe gaan: 'k Wil.datmen deez' verraSrs met Stieren in twee ftukken Terftond in het gezigt van 't Hof van een zal rukken. Gen. Kom, Graaf. Sif. Kom, myn Gravin. ^,AN- Geef my uw hand, myn Bruid, Gex,. Wat flort deez' Bruiloftsdaes op ons al rampen UIT.