1097^ C 58 '  AIAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelslukken , 1841.  D E KONINGLIJKE V L U G T; NATIONAAL BLTSPEL. GEVONDEN IN DE TUILLERIES te PARIJS. M D C C X C. Uit het Fransch vertaald.   VOORBERIGT, VAN DEN VERTAALER. Het geyal van V Konings vlugt, zegt de onbekends franfche Schrijver; kwam mij voor dien aart tezijn , dat het zeer gevoeglijk in een Toneel/pel geIragt kan worden, zonder genoegzaam iets van de waarheid der Gefchiedenis aan deeze wijze van voorJlellen optcojferen. De tijd alleen was eene bezondiging aan de toneelwetten, en hoe gemaklijk kan men dit vergrijp, in een geval van zo veel gewigt over het hoofd zien? De meeste bijzonderheden, gefprekken, ja! zelf houdingen en gebaarden waren mij bekend, en ik vleide mij, mijne Landgcnooten van grooten dienst te zullen zijn, om hen een faa~ menhangend leerzaaam en vermaaklijk Geheel van deeze belangrijke Gefchiedenis onder het oog te brenr gen. Zij zullen, (op eenige nietsbeduidende kleinigheden naar,) het ganfche /luk door de histori'èele •waarheid vinden. Geene gezegden, geene uitdrukkingen zullen iemand, (van wat denkwijze hij dan ook zijn moge,') de gering/Ie ergernis geeven, ten w'are, de echte Gebeurtenis, de eigen woorden en gebaarden der Perzoonen zelf hem ergerlijk megten zijn, en alsdan komt de fchuld niet op mij, als Schrijver, maar op de Speekers en Bedrijvers zelf. Tot dus verre de franfche Schrijver. Ik als Vertaaier heb er niets bijteyoegen , als dat ik hoop, dat mijne Landgenooten dit Stuk met zo veel genoegen leezen mogen, als het door mij in hunne taal is pergebragt. Parijs, den 14 Julij, 1791.  PERZOONEN. KONING. koningin. madame elizabëth. de twee vorstlijke ki NDItlK. ïouillé. madame tour Z el. madame REGNIj. madame FOURviLLF. madam oiselle magdalene, Dochter van va L O R I. president der Nationale Vergadering barnave! Gecommitteerden der Vergadering * e t h i o n | om den Koning aftehaaien. D R o u é t , Minnaar van magdalene. CuiHadme, Herbergier. v a L o R i, Courier. sauce, Kaarzenmaaker. ch emin. ^^TroepeT^"^ Koni" gezinde nouë l. een aide de camp van wegens de Heer de la faijette. een aide de camp van wegens de Heer bouillê postknegt. leden der vergadering. gewapende burgers, of Garde Nationale. officieren. hovelingen. couriers. gevolg, van allerleiflag.  D E KONINGLIJKE VLUGT; NATIONAAL BLTSPEL. EERSTE BEDRIJF. EERSTE TONEEL. (liet is nagt.) ftONlNG, BOUILLé. E O U I L L é. (jedurig jn twijffel, mijn Vorst! fleeds wanfce- lende, en nooit befluitende? Zijt gij dzn Qechts ftandvastig wanneer het ef op aankomt, om uw eigen glorie te verdonkeren, en hetfranfchö Volk ten prooi der verdérflijkfte heefschzuge, of der fchroomlijkfte regeéringlóosheid overtela* ten? koning. Helaas! B o V ï ti t, e'. Welk eene goedheid in een getergd, een felbeleedïgd Oppervorst! ~ waarom word dezèl-  CO ve zo fnood misbruikt, of waarom is ze dus ten ontijde in uwen boezem werkzaam ! — Waant gij, zagtaartige Koning! dat het ten nutte van. uw Rijk verftrekt, dat gij dus verregaande toegeevende zijt? Gij wilt de Vader van uw Volk weezen, —— o! niets is prijslijker dan dat! ■ Maar, dat Volk, ten minden diegeenen, welken zig die grootfchen naam aanmaatigen, willen uwe Kinderen niet zijn! . Of, zo ze het zijn, dan, zijn het weerbarftige, dan zijn het ontaarte kinderen die het Vaderlijk gezag met den voet vertreedcn; die uwe liefderijke inzigten enbevee' len, op eene ftrafbare wijs verijdelen en veragten, en die, wel verre van u een dubbel verfchuldigden eerbied te betoonen, u in hun hart niet de daad veragten; en die, of dit genoeg ware, u ook alomme veragtlijk maken! KONING. Maar vergeet gij de verpligting, die ik mrj zelve heb opgelegd? Heb ik niet beloofd der Vergadering getrouw en op zijde te zullenj blijven? —- B O TJ I L L e'. Maar vergeet gij mijn Vorst! den haatlijkefi dwang, waardoormen, in fchijn vrijwillig, dergelijke beloften u heeft wéeten aftepersfen? Vergeet gij, dat men zig fchuldig maakt, wanneer men de rechten der kroon fchend, en dat de Opperde Magt zelf deeze misdaad niet vergeeven kan? En hoe dikwils is dit niet, ten uwen op- zigte, gefchied? o Franfchen! weleer zo ingenomen met uwe Vorften, wat is er van uwen  koning geworden? Zijne raazende, zijne muitzieke Onderdanen fchrijven hem de buitenfpoorigfte wetten en verderflijkfte inrigtingen voor, — en hij heiligt-ze voor de eeuwigheid! i— Dus word onze aloude roem befmet, en gij, Vorst!- duld het niet fLegts, maar leend er ook de hand aan'. koning. Houd op, Bouillé! — geene verwijten! — b o u i l l e'. Het is de droevige waarheid, Vorst! die ik* in deeze oogcnbükken, verpügt ben u te d.>en hooren! Men noemt u reeds de Wasfche Troonbekleeder, het Popje van 't Volk ! Alle Koningen en Magten beg-'nnen zig uwer te fchaame.n! want in u, ^vergeef mij mijne vrijmoedigheid, die enkel en alleen uw beste beoogt! —) in u worden zij vernederd, onté'erd, gehoond, zonder dat zij in u den wreeker cleezer onvergeeflijke beleedigingen vinden, daar gij het echter in uwe magt hebt, om deeze vijanden van allen wettig oppergezag, te verplets teren! koning. Heb ik niet mijn Koninglijk woord gegeven?—^ b o u i l l é. Maar zijt gij verpligt dat te houden? koning. Ben ik geen Koning? — geen eerlijk Man? —; b o u i l l é. En juist daarom zijt gij boven allen dwang verheven. Een Vorst moet niets belooven, dat tegen zijne glorie of belang ftrijd! —— Beloofde A a hij  co •oit iets dergelijks, dan deed hij een misftap, dien hij, hoe eerder hoe liever, berftellen moet. Hii is geen meester van zijne beloften. Zijne grootheid, het recht van de kroon moeten zijne beloften en verbintenisfen bepalen en zijn gedrag regelen. Immers zou men hem kunnen doen beloven, dat hij fcepter en kroon zou afleggen, en afftand doen van allen aanfpraak, om over zijne Onderdanen te heerfchen? En ware het niet de order der dingen omtekeeren, wanneer hij zulke buitenfpoorige beloften houden en ter uit* voer brengen wilde? koning. Ik kan u niet tegenfpreeken. b o u i l l é. En wat, wat doet de Nationale Vergadering anders, mijn Vorst! dan u de koningljjke magt ontnemen? Dan uw Oppergezag te vernietigen? Dan u te laaten beloven en zweeren, dat gij de eerfte zult zijn, om uwen troon omtewroeten; dat gij u aan het hoofd zult ftellen van hen ' die het Koningrijk gezag tot minder dan een fchaduw poogen te brengen? En dit, dit hebt gij beloofd? en dit, dit wilt gij geiand doen? koning. Gij doet mij bloozen! c o u i l l e'. Een bewijs, dat uwe grootmoedige ziel niet alleen vatbaar voor verbetering is, maar dat zij er ook eene opwellende begeerte toe heeft Hij die in de laagheid kruipt, die geen vorftelijk bloed , doof  csy èoor zijne aderen voelt bruisfchen, is alleen in ftaat, om zijne doolingen te zien en er in te volharden. Een worm is gedoemd het ftof te klieven, maar de Adelaar mag op een heester rusten, het lijd niet lang, of hij breid zijne vleugelen Uit, en fpoed zig naar de zon. koning. Maar wat nu gedaan? b O u 1 L L e'. Dit Rijk in ftilte ontvlugten, om er als een Waar Koning in wedertekeeren. koning. Helaas! Bouir-Lé, ter zijde. „ Welk een Koning !" overluid. Befluit dan om de Haaf uwer Onderdanen j om de voetvaag der Muitelingen en om de be- fpotting van het Geheelal te worden! ver- fchoon mijnen ijver, mijn Vorst! het is niet voor mij zelve, neen! het is alleen voor u, voor uw belang en voor de uwen, dat ik mij zo veele moeiten getrooste, zo veele gevaaren op den hals haale, en mij een verfchiet opene, om emdtijk den kop op een fchavot te verliezen! —— Vaarwel! A 3 TWEE-  TWEEDE TONEEL, de koning, alken. Jöoiiilïé! — vertoef een oogenMkl Hij huurt mij niet Neen! ik kan hem geen ongelijk geeven. Het geen hij zegt is waarheid. Maar evenwel , er is iets in mijn hinnenfte; er klinkt een Item in mijn hart, die ik ook niet kan tegeufpreeken. Een eetfijk Man houd immers zijn woord, en betaamd het vooral eenen Koning niet, om een eerlijk Man te weezen? Wanneer wij Vorften geen woord houden, wat zal er dan van onze Ondcr- daanen worden? De goede trouw is de fteun van alle onderhandelingen. Ik heb beloofd en men geloofd mij. - Zal ik r,u fchandiijk gaan wegloopen, en alles wederom herhaalen, wat ik gezegd? zal ik afbreeken, 't geen ik zelf gebouwd heb? en zal de ganfche waereld mij voor tenen Eerloozen, voor eenen Meinediger groeten? ~ Is het Vorstlijk, om iets te z^gen^ ~ iets plegtig te beloven, en het niet te doen, — het niet te houden? Ben ik Koning, ik ben immers een Mcnsch? Boiiille'! - een zeker gevoel,dat ik met geen woorden kan uitdrukken, zegt mij, dat het algemeen belang mijn eigenbelang te boven moet gaan, en dat het oneindig glorierijker is , een Volk gelukkig te maken, door de opoffering van een fchitterend gezag, dan het willekeurig te heheerfchen en 'het te Verpletteren! Ik ben Vader! de Frau- 1'cheq  C7) fchen zijn mijne kinderen! — raadpleeg ik de rechtvaardigheid , wat hebben zij dan anders ge- eischt, wat bewerken zij dan anders, dan het geen God en de Natuur hen gefchonken hebben?— Helaas! zou ik hun Vorst zijn, om hen in ongelukken te dompelen? — Maar ik zie de Koningin. DERDE TONEEL. KONING, KONINGIN, BOUILLé. BOUiLLé ter zijde tegen de koningin, 3rïLj verijdelt alle mijne maatregels." KONINGIN, ter zijde, tegen BOUILLé. „ Stel u gerust! Hij zal de mijne niet verij9, delen." koning, ter zijde. „ Zij fchijnt verftoord." koningin. Gij zijt dan gereed, Vorst! om dit ondankbaar Volk, of liever, om deszelfs Onderdrukkers te verlaaten ? koning. Ik heb mijn woord gegeeven, 't is waar! ■ snaar op dit oogenblik, waarin ik den vloek der JSfatie fta te worden, • KONINGIN. Wat, Natie? BOUILLé. Een woeste en barbaarfche hoop, of zo het een Volk genaamd mag worden, een onbillijk en wreed Volk; waar van gij de geA 4 vaa-  vangenegeW0rdenziit, en wieng ge, hoe meer tot umerften overflaat, naar maat* gij het met goedheid en weldadigheid tragt te overhoopen Een Volk, dat zijne toeftem- nung aan eene helfche regeeringsvorm gegeeven ieeft, en dat dolzinnig genoeg is om die ,& tf n koS" te van goed en bloed , te willen handhaaven i Z Heeft nien niet Jang g£noeg uw y d fraaiklmkende woorden bedwelmd , en u met bedrieglijke piigtpleegingen overhoopt p _ Na zo vernederd en gekluisterd te weezen, zult gij nog waanen vrij een Koning te zijn? - ö koningin, Slaaf! ■ koning. Gij verfcheurt mijn hart ! — zal ik dan een Verraader worden ? zal ik den blaam op de troT nen der aarde werpen, dat ontrouw, bedrog en valschhe1dopdezelVengezetenzijn?datmen,omden Tang der Koningen waardig te weezen, een Meinedige, een Dwingeland, een Barbaar moet wor den ja!: ik zal andermaaI den wilJek gen Schepter in den hand krijgen ; andermaal mijne oppermagtige bevelen kunnen uitdeelen! andermaal een Koning zijn, zo als gij het begeert _ maar, Parijs en geheel Vrankrijk , mijn Vaderland zal omgekeerd de prooi van uitheemfche Staatzugtigen, het flagtöffer van den bloedigften Burgeroorlog worden • — Mijn glorie zou u gelijken gehoor geeven, _ maar, dat hart, ' Cm.sfchien is het niet Koninglijk genoe* ) _ $m voor mijne Onderdaanen.!. fmeekt om hef  het behoud van een Volk, dat mij bemint 2 « dat Volk ben ik mijn leeven, ben ik de op¬ offering van mijne grootheid verfchuldigd ? KONINGIN. Hebt gij dan ? KONING. U plegtig beloofd van het Rijk te zullen ont- wijken ; • maar die belofte deed ik in een oogenblik, dat uwe tederheid mij betoverde \ — Thans gevoel ik, dat ik Koning ben ! en dat ik, zeifin mijne vernederingen, groot kan weezen. KONINGIN. Is dan al deeze toeftel te vergeefsch ? B O U I L L é. En zult gij de verwagting van zo veele Vorften, zult gij de reikhalzende hoop van het beste gedeelte uwer Onderdaanen te leurftellen? Heeft men niet reeds allerwegen uwe vlugt doen bekend maaken, en ftrekken zigniet, opuwenafgeperkten weg, de armen der onderdrukten, ute gemoete, om in u, hunnen Verlosler, hun Wel- doender en Vader te omhelzen? Vreest gij voor een bloedbad? en verbeeld gij u, Vorst!dat te zullen voorkomen, door in het midden uwer doodlijkfte Vijanden te vertoeven? gelooft gij dan, dat de Koningen en de billijk misnoegden ftil zitten; hunne rechtvaardige wraak ter zijde fteljen , en deeze gevloekte regeeringsvorm in weezen laaten zullen? Gelooft gij, dat, wanneer gij lafhartig genoeg zijt, om de rechten der kroon ongeftraft te laaten fchenden, zij het dan ook zulJen zijn? . A f KO-  K O N I N Gf Heinas! - B O ü I L 1. é. Neen, mijn Vorst! men bemint u, 't is waar; men poogt u aan het gevaar te ontrukken, en ten dien einde fpaart men geene moeiten; maar, na deze poogingen zal men voortgaan , en u aan uw noodlot overlaaten! zal men aanrukken en, met het zwaard inde vuist, dit fchuldige Volk het Konmglijk gezag leeren eerbiedigen ! Dan, (bezef de akeligheid van uw lot! —) dan zult gij u te midden van deeze Dollemannen, van deeze raazenden en wraakgierigen bevinden: dan zal hunne onbeteugelde woede op u het eerde losberften! dan zult gij uwe Gade, uwe Kinderen, uwe Vrienden rondom u vergaderd zien, even gelijk flagtöffers, ridderende, knielende, fmcekende! de opgehceven dolken der Volkstij. ranrien zullen op hunne harte mikken , en in het oogenblik , dat gij uwe oogen afwend, om dit fchriktöneël niet te zien, zulle ze aan uwe voeten vermoord worden. Nog druppende van het bloed uwer geüefdfte panden , zullen uwe Beulen u naderen! zullen zij uwe ziel door onverdiende verwijten martelen ! zullen zij u vervloeken! zullen zij u voor de oogen van dat Volk fleepen, waar voor gij een Vader wildetzijn ' dat ondankbaare, dat woedende Volk zal uw dood begeeren! _ Men zal u Aagten! elke hand zai ng in een tijgersklaauw herfcheppen , om u in duizend ftukkèn te fcheuren < dan zult gC~ Ka-  koning. - Houd op! welk een akelig tafereel fchetst gij mij! mijne Gade, mijne Kinderen» aan de moordlust en wraakgierigheid ovcitegeeven, b o u i l l é. En uw eigen leeven! koning. Ach! waar mede heb ik dit verdiend? — Jiemcl! hoe veel gelukkiger is dedaglooner, die ik weleer, op mijne wenken, van vrijheid en leeven kon ontzetten! ——— met vervoering. Welaan! iaaten wij, • Zig fchielijk bedenkende en in een twijfelmoemoedige houding. Wat doe ik? helaas! trouwloos, pjeineedig, —- een vermader te worden? met drift. Laat men mij vermoorden. liever dan dat inen mij vervloeke! Laat men mijn bloed doen ftroomen, wanneer mijn vo.k er door behouden wordt ! ; b o u il l e', na dat de Koningin hem icss in ^t oor geluisterd lice/t. Uw edelmoedigheid , Vorst '. verrukt mij. — Keen ! het zou aan uw hart te veel kosten , om de vlugt uit uw Rijk te necmen. Ik zie het, gij zijt te fterk aan uw volk verkleefd, om het geheel te verhaten. Maar , immers wilt gij meer tioen dan ftilzitten , om het vrij en gelukkig te jnaaken?  C 12 ) koning. Ik wil alles doen, wat de eer en pligt mij niet verbieden. b o U i L l é. Kies dan een veilig midden : vertrek naar de grenzen van het Rijk. Te Montmedi kunt gij u vedig ophouden. Van daar kunt gij aan de buitenlandfche Mogenheeden het oogmerk van deezen uwen ftap bekend doen maaken ! Van daar kan uwe Volksliefde zigin al haar kragt vertoonen! zij kan de vertoorende en tot wraakgezinde Vorften wederhouden, en omuitftel fmeeJcen! Gij kunt aldaar eene nieuwe Vergadering laaten befchrijven, die de gekroonde Hoofden, die genoegdoening kan veffchaffen, welken zij met alle recht verwagten. Gij kunt aldus een Vader van uw Volk zijn, en tenens de Bemiddelaar tusfchen het zelve en de buitenlandfehe Mogenheeden worden. Uw Volk, bekneld door de vrees van het franfche grondgebied overweldigd te zien, en de noodzaaklijkheidbezeffende, om de goede order te herftellen, zal zijne belangen aan wijze mannen toevertrouwen , die eindlijk de gruuwelen, uit de Volksoverheerfching gebooren, zullen te onderbrengen, en, bij het lichten van dien fakkel der vrijheid, het rijk der Rede herftellen. koning, BouiLLé omhelzende. Mijn Vriend! getrouwe Raadsman ! — Gij fchenkt mij het leeven weder! Dit is gelukkig uitgedagt Ik geef mij aan uw geleide over ! xo UIL-  C 13) BoüTLté, /lil tegen de koningin. „ Hij is in 't net!" koningin. Vertoeven wij dan ook niet langer. Reeds is het middennagt. Kom, mijn Gade! kom! ik zal in uw gevaar, in uwe zorgen en moeiten mijn aandeel neemen! Dit hart klopt, even gelijk het uwe, voor Volk en Vaderland. ftil tegen BouiLLé. „ Haasten wij ons, eer hij zig andermaal be„ denke! " b o u i l l e'. Ik ga de Koninglijke Familie hier geleiden. VIERDE TONEEL. koning, koningin. koningin. W"elk een heerlijke zaak, zijn Volk gelukkig te maaken; zijn gefchonden eer te herftellen , en de verdonkerde glorie op nieuw in vollen luis» ter te zien fchitteren! Met welk een blijd- fchap, mijn waardfte! zal ik u vergezellen ! — Heja, in haare armen, op haaren boezem drukkende. Nooit waart gij mij dierbaarder , dan in deeze oogenblikken. De tegenftand zelf maakt u be« nünlijker in mijne oogen! ter zijde, met ongerustheid. „ Wa^r toeft Bouille?" over  overluid. Straks fnellen wij naar de grenspaalcn vanalfe onze zorgen, verdrietlijkheeden en vernederingen. hem met aandagt befchouwendc. Geen vreugd op uw gelaat, Vorst ? uwe oogen vol traanen ? welk een nieuwe bekommering! ter zijde. „ Zou hij ons andermaal te leur Hellen ? " overluid. Stort uw hartzeer aan den boezem uwer Egtgenoote uit! Verberg mij de ongerustheid, de beklemdheid van uwe ziel niet. Wie hebt gijnader dan mij ? en wie deelde ooit getrouwer en ftandvastiger dan ik , in alle de rampfpoeden en wederwaardigheeden van uw leeven? ter zijde. „ Bouille' komt nog niet. " overluid. Mijn Gade ! ftaak uwe droefheid ! nog een oogenblik, en koning, met vertwijfeling. o! Dat oogenblik ! koningin. Wel nu ? ■ dat oogenblik ? — k o n i n g. : Zal het fchandlijkfte, zal het rampzaligftevan mijn leeven zijn! k o n i n g i n , geftoord. Hoe dus veranderlijk, Vorst ? Zo even waart gij opgewogen over het voorftef van den ge-  (15) getrouwen Bouilléj en thans? Wat moet ik van u denken? koning, onverfchillig. Al wat u behaagt! koningin, emflig. Maak u niet verachtlijk in mijne oogen! K O N I N G. Ik ben het reeds in mijn eigen oogen! KONIN GIN. Lafhartig? KONING. Neen! ongelukkig, maar rechtvaardig. KONINGIN. Verberg ten minften uwe wispelturigheid voor. alle andere oogen dan de mijnen! Men komt. V IJ F D E TONEEL. *K0NING, KONINGIN, MADAME ELIZABETH, DE TWEE VORSTELIJKE KINDEREN, BOUILLé, MADAME TOURZEL, MADAME REGNIJ, MADAME FOURVILLE. B O u x L L e'. j\lles fchikt zig voortreflijk. De hemel, mijn Vorst is met ons. Uw Broeder en zijne Vorftelrjke Gemalin zijn op icis. Zij zijn misfchien reeds in volle veiligheid. Zie hier uw Gezin ! Standvastigheid, getrouwheid en Vaderlandliefde zijn de deugden, waardoor, in dit tijdftip,uw Maag- fchap,  C i5) fchap, zig ten fterkften kenmerkt. Eerlang 2urt gU ook ontwaaren, hoe zeer de Franfchen u beminnen; hoe zeer zij u beklaagd hebben, en welk een algemeene doch verborgen ijver hen bezielde , om de kluisters eener Vergadering te verbreeken, welke u naar de kroon durft tasten! Mijn Vorst! hem de hand aanbiedende. Laat ik u geleiden. Op de overige wijzende. Deeze wagten Oégts op uw voorbeeld. Koning, terzijde. „ o Hemel! o Mijn Volk! Vervloekt mij niet! " Hij treed fchoorvoetende naar het geheime luik, t welk een onder aar dfahen doorgang opent, voor de Vorjlelijke Vlugtelingen, tegen b o u l l e'. Gij zijt dan zeker, dat wij het ontkomen zullen? b o u i L l e'. Niets is zo zeker als dat- koning. En zo men ons betrapt? » o u i l l e'. Dan geef ik mijn hoofd voor uw behoud! - Verliezen wij geen tijd , mijn Vorst! Op reis zal ik alle uwe zwaarigheden opJosfchen. koning, ter zijde. „ Franfchen! _ zo ik fchuldig worde! Vergeeft het mij!" Hij daalt neder in den onder aar djehen gang, en word door allen gevolgd. ZES-  C 17) ZESDE TONEEL. De dag breekt aan, MAGDALENE alleen; met verwon* dering rondziende. I Joe! ——• niemand hier? De koninglijke Familie heb ik hier zien binnentreeden, —. en — zij zijn weg? — Zou hen een ongeluk overkomen zijn? eenige keeren het vertrek op en nederwandelende. Maar dan zou men immers gerugt gemaakt hebben ? En ik heb niets gehoord. Zij ziet het luik yan den verborgen gang. Hoe! wat 's dit? Zij ligt het luik op. Een heimelijke uitgang! — Hemel! Zou mijn •vermoeden bewaarheid geworden zijn. —- Zou de Koning der Franfchen zig zelve —- en zijn Volk vergeeten hebben, en het ontvlugt weezen? Vertoeven wij geen oogenblik, om dit kenbaar te maken. Zij keert fchielijk en met fchrik weder terug. Maar wat doe ik ? Mijn Vader! zekerlijk zijt gij in dit ftrafbaar geheim begreepen! . Helaas! ■ Gij verraad dan dan uw Vaderland ? Zij haalt een briefje uit haar zak. Dit briefje gaf hij mij. Zijn gelaat ftond wild, even als van iemand, die een fchuldig geheim verbergt. -— Zien wij, wat hij fehrijft. B Zij  C 18 ) Zij leest. „ Wanneer er iets gebeurd, dat geheel Vrank„ rijk met verbaasdheid treft, houd u dan ftij en «bedaard! vooral, bekommer u over mij niet. „ Volg mij ten fpoedigften naar Montmedi, en » Iaat niemand iets van dit mijn gefchrijf blijken. Ik ben, UW Vader, va lort. Ach! 't is dan maar al te waar! . o Vrank* rijk! welk een lot verwagt u! Gij hebt geen Koning meer! Gij zijt verraaden en verkogt, en, heden is men uitgegaan, om u te leveren! Maar keeren wij dien noodlottigen flag! De Koning kan nog niet verre zijn. En mijn Vader maar, neen! — neen! ik ken geen Vader, wanneer mijn Vaderland in nood is. Einde van het ecrftc Bedrijf. TWEEDE BEDRIJF. EERSTE TONEEL. DROuëï, een postknegt. D R o u ö' t. Cjrij fchijnt grooten haast te hebben? postknegt. De duivel haale de Baronnesfen! D R o u ë t. En waarom de Baronnesfen? post-  Ci) postknegt. Om dat wij er een wegtebrengen hebben , die zo vervloekt haastig is, dat wij geen tijd hebben, om behoorlijk het welzijn van de Natie te drinken. d r o u ë t. Is het een Baronnes, die gij begeleid? postknegt. Van Rusland ; want hier te lande heeft men, gelijk gij weet, al dat tuig afgefchaft. i) r o u è t. Dan verlaat zij Vrankrijkmisfchien uit hartzeer, om dat men daar alle Menfchen voor kinderen van éénen God houd? postknegt. 't Is mooglijk: maar ik wenschte wel dat zij mij en mijn paarden den bek zo niet afjoeg. r> r o u ë t. Zij zal immers fpoedig genoeg in 'tland komen, waar men den Adel boven de eerlijke lieden ftclt? postknegt. Gaf de hemel, dat zij er reeds zijn mogt! d r o u ë t. En waarom ? ■ postknegt. Waarom ? om dat ik ten minden eenige oogenblikken tijd zou hebben, om mijne honge. rige darmen te vullen en mijn dorftige keel te laaven. d r o u ë t. Maar mooglijk, als gij de Baronnes weggebragt B n hebt,  Cao) hebt, zal er een Baron te voorfchijn komen, die nog grooter haast heeft. - . postknegt. In > hemels naam ! , maar zie daar mijn gezelfchap! TWEEDE TONEEL. koning, koningin, beiden verkleed', ma- dame elizabeth, de twee vorstlijke kinderen, madame tour. zee, madame regnij, madame fourtille, drouct, postknegt. koningin, tegen den postknegt. ^^ullen wij nog langer moeten wagten? postknegt. Gun ons ten minflen tijd , Mevrouw l om de paarden intefpannen! Z01lder paardenkun. nen wij niet rijden! koningin. Wij moeten voort! . d r o u è' t, ter zijde. Mij dunkt, dit weezen meer gezien te „ hebben. - Een Baronnes? - Zij gelijkt veel „ naar de Koningin." ftil tegen ö^postknegt. Wie is die Heer, die haar geleid? post k neg t God weet het! Zij noemt hem haar ka¬ merdienaar. drou  ( 21 ) D R o U e T, ter zijde. „ Hij heeft een uitzigt even gelijk de beeld„ tenisfen van den Koning op de asfignatien." koningin. Gij zult dan voortfpoeden ? postknegt. Wees gerust, Mevrouw! zodraermooglijkheid toe is gaan wij vliegens naar Verdun. DERDE TONEEL. d r o U é t , postknegt. D r O U ë t. "V(7eet gij het zeker, dat dit een Baronnes is ? fostknegt. Zij zegt het zelf, en ik geloof voor vast, dat zij van adel is , want zij maakt vervloekt veel wind. a Sa! het pad op! —— rijden, tot wij er bij nedervallen. p r o u ë t. Nog een woordje. postknegt. Wel nu ? d r o u ë t. Waar toe dient dit detachement Dragonders, dat uw rijtuig vergezeld ? pos tknegt. Gij vraagt mij meer dan ik u beantwoorden kan. Ik heb hooren zeggen, dat het noodig is, B 3 dat  C22) dat zij ons vergezellen. Meer weet ik niet, en meer wij ik ook niet weeten. Als ik de Luiden breng, waar zij weezen moeten, en men mij voor mijn moeite betaalt, bekreun ik mij aan het ove- nge niet. -—. Maar men roept mij airede. . Die driftige drommels ! ik kum! ik kom.' vaar wel! VIERDE TONEEL. d r o u c t, alken. Wc* een vermoeden rijst er in mijn hart op- . Zou het de Koning weezen? Zou onze Vader ons verlaaten? Zou hij zijne Kinderen overgeeven aan de woede van uitheem- fche Tijrannen? Zou hij zig de liefde van een vrij Volk onwaardig maaken ? Zou hij geveinsd hebben ons te beminnen, om ons te gemaklijker te bedriege n —te eerder inde verfcheurende klaauwen der Vijanden van rechtvaardigheid en menschlievenheid te doen vallen? Hemet! ■ moetik mijne-ogen gelooven? of moet ik de infpraak van mijn hart gehoor geeven? . Deeze vertoooen mij denvlugtenden, dcnmeineedigen Koning , — en in mijn binnenfte ontwaar ik de fterkfte verzekeringen, dat Lodewijk nooit een Verraader , nooit een meineedige kan worden! In diepe gedagten heen en weder wandelende. Ongetwijfeld was het dj Koningin. ; Ik zag haar voordeezen nog eens. Eezelfde trek-  C *3 5 trekken: dezelfde houdingen: dezelfde fpraak,— En de Koning ? ■ Hij haalt een asjignaat uit zijn brieventas, en beziet dezelve met oplettenhtid. Het zelfde gelaat! — niets ontbreekt eraan. — o Mijn God! wat lot hangt mijn Vaderland boven 't hoofd! De Koning op de vlugt ? op de vlugt, na de plegtigfte betuigingen van geneegenheid en trouwe gedaan te hebbsn! — Koningen» voorbeelden der Stervelingen l —— hebt gij onzen Vorst weeten te verleiden? hebt gij zijn Vaderlijk hart van ons weeten afte- trekken? na ecnig bedenken. Maar neen! 't is onmooglijk. Mijn vermoe-' den is ftraf baar. Ik beleedig door deeze verdenking den besten der Koningen. Lodewijk bemint on3. Hij is onze Vader ï Hij heefe dit voor God en de waerekl betuigd. Deeze belijdenis is hem niet afgedwongen I Neen! uit zig zelve deed hij ze. Zou hij nu zig zelve zo zeer ongelijk , en der Natie dus fchandelijk ongetrouw zijn? verbannen wij deeze gedagten! Onze Vorst, maar* wie zie ik? -mijne Magdalene ? dus ten ontijde ? dus verbaasd ? VIJFDE TONEEL. DROUè'T, MAGDALENE. MAGDALENE. © jVÏijn Vriend! mijn Alles? 13 4 DR.OÜ-!  br O U é' t. Magdafene! • Ach! wat heb ik van uwe komst te denken? . wat rampen verkondigt mij uw gelaat ? mag dalen a. Immers ben ik veilig in uwe armen ? d r o u ë' t. Welk een vraag, mijn waardfte? gij ontroert mij! wat jaagt u herwaards? , magdalene. Gij weet dan niets ? d r o u ë t. Wat zou ik weeten ? magdalene» De Koning, . DRouen Is ter vlugt? dagt ik het niet? magdalene. Helaas! — ■ Vroeg, bij 'taanbreeken van den dag zijn zij door een heimlijke gang ontfnapt. Parijs vernam de vlugt van haaren Vorst, en verbaasde zig voor een oogenblik. Laat ons de waexeld overtuigen, riep men: dat wij ons zelve regecren kunnen.' dat onze vrijheid geen Schepter tot iteun, en geen Koninglijken arm ter verdeedigtng noodig hebbe! Elk liep te wapen. En binnen weinig oogenblikken fcheen de Rijksftad in een gemeenebest herfchapen , waar men nooit een Koning gekend, ten minften er nooit een noodig had gehad. De Vorst herroept alles wat hij gedaan heeft, en befchouwt zijn verblijf te Parijs als een gevangenis, en zijne bedrijven als gedwongen*  C 25 ) gen ! deeze belijdenis liet hij fchriftlijk agter. De geweezen Marquis Boöillé is de Beleider van deeze ontwijking De kwaaden verheugen zig reeds , om dat de val van Vrijheid en Vaderland ophandenis, en God weet, hoe nabij ons gansch" lijk verderf zij! r> r o u ë t. Rechtvaardige hemel! kunt gij zo veeion" trouw dulden ? ■ Magdalene'. magdalene. Mijn Drouët! — Misfchicn vrees ik te veel.'—' Ik beneenVroew! mijn hart, ongewoon aan zulke gedugte Staatsberoeringen, fchept zigfchrikbeelden en treurtoneelen, wier beflaan veelligt in het onmooglijke valt. De Nationale Vergadering gedraagt zig heldhaftig en grootmoedig. Zonder zig te ontzetten hoorde zij het berigt van 's Konings vlugt, en zonderde behandeling dergewigtigezaaken, waarover zij ten welweezen van het Vaderland raadpleegt, aftebreeken , draagt zij zorg, dat alles in rust b lijve, en neemt de gepaste maatregels, om den Vorst in Parijs weder te brengen. .—- De broederlijke eensgezindheid, de algemeene verontwaardiging , de bedaardheid en voorzigtige ijver zijn de gronden waarop men de beste verwagting bouwt. Terwijl DuoueT fchielijk vertrekken wil. Wat wilt gij doen ? Waar gaat gij ? d r o u ë t. Ik zal het Vaderland zijn Koning wedergeeven. magdalene. Hoe? gij? , B 5 drou-  d r 0 u è t. Zo aan (ronds verliet hij deeze plaats. Neen ! ik vertoef niet. — Ik volg, en — vvederhoud hem! magdalene. Drouët! d r o u ë t. Wat wilt gij ? — magdalene. Mijn Vader vergezeld hem! d r o u ë t. Dan is uw Vader een verrader! magdalene. Dan berokkent gij zijn verderf? d r o u ë t. Ik dien mijn Vaderland! magdalene. Gij bemint mij ? «= L i) r o u ë t. Vraag mij niets, voor ik mijn Koning , voor ik den Vader aanzijn Volk heb wedergegeeven! — magdalene. Vertoef! i d r o u ë t. En waarom ? mag dalen e. Om dat gij den vlugtenden niet wederhouden kunt. Men heeft mij verzekerd, dat een fterk geleide van gewapenden hem vergezeld. d r o u ë t. Ik weet zulks. . MAG-  C 27 ) magdalene. En gi] gaat? d 71 o u ë t. Mijn Vaderlandliefde is fterker dan den gewa- penden drom, die hem omringt. Ik zal te midden door hen heen vliegen; mij aan zijne voeten werpen; en luisterd hij niet; . - wil hij voortgaan! Zie hier twee piftoolen! lk zal hem naar de eeuwigheid vergezellen. Zijn Vaderland zal hij geen kwaad doen! magdalene. Ga grootmoedige ! — Als u dit gelukt, fleept gij mijn Vader ten Schavotte ! — Ditontroere, dit wederhoude u niet! Drouët! omhels mij! is het voor de laatfte keer? Gij hebt mijne achting ! mijne liefde! —— d r o u ë t. Magdalenc! Het is mijn pligt. Vaarwel, mijn waardfte! magdalene. Vaarwel! Vergeet mij, liever dan dat gij uw Vaderland vergeeten zoud. d r o u c ï. Na mijn pligt betragt te hebben, keer ik weder ! magdalene. Het vervullen ivan dien pligt is doodlijk voor mij! Maar ga Drouët! * ; Verlies geen oogenblik! ZES-  C.*8 ) ZESDE TONEEL. TT MAGDALENE, alken. rlü gaat! o Liefde, Q vaderland! in dit oogcnbhk zijt g,j een van beiden voor mij verlooren ! Gelukt het aan Drouët den vlugtenden Koning te wederhouden, dan zal mijn Vader hem nimmer ten Zoon aanneemen» ach' dan heb ik geen Vader meer! — zijn ve'rgrijp zal als een misdaad tegen de Natie worden aangemerkt, en misfchien zal het billijk vergramde Volk geen geduld genoeg hebben, om den Rechter te laaten vonnisfen! misfchien zal het zelfde hand aan hem leggen, en mijnen ongelukkiger! Vader ontzielen! — En gij, Drouët! gij zult dan dit zijn ijslijk lot bepaalen? Akelig vooruitzigt! Kan ik, van mijnen Vader berooid, immer, de hand aanvaarden, die hem ter flagting aanwees ? in diepe gedag!en. Maar is mijn lot béter, wanneer de Koning het ontkomt? In welke rampfpoeden zal ik dan mijn Vaderland zien verzinken! Plundering en moord! burgerkrijg en verwoesting! — Verwijten, die mij ondraaglijk zullen zijn! Daar, (zal men zeggen:) daar gaat de Dochter van hem, die de hand geleend heeft om ons te verderven ! Zij knielt. Opperfle! Hoogstrechtvaardige! Gij die het lot der Volken in uwe almagtige hand hebt! Gij die  C*9) die zo wel den gang als het hart der Koningen beftuurd,en die geen vermaak fchept in het lijden der arme ftervelingen! Mijn Vaderland en mijn Vader beveel ik aan uwe zorg, aan uwe tederheid! Moet echter een van beiden ver- looren gaan, bewijs mij dan genade, om» in het volgende oogenblik, mijn Vader in uwen zaligen Hemel te aanfchouwen. Einde van het tweede Bedrijf. DERDE BEDRIJF. EERSTE TONEEL. DROUëT, alleen. ^^joü ik nog tijds genoeg gekomen zijn? —— Hemel! laat ik mijn bedreigdwordend Vaderland redden! Dit oogenblik zij mijn laatfle, zo de Koning, en, met.hem, de Vrijheïd en 't geluk van Vrankrijk ons maar niet ontfnappen! Hij hoord gerugt. Ik hoor Volk. —— Hij ziet, zo veel de duisternis hem toelaat, zorgvuldig in de rondte. Men fchijnt te naderen. Van binnen, word op een ktjy enden toon gezegd, terwijl er eenige keer en met de zweep geklapt wordt. „ Gij zijt nog erger dan uw beesten! mo- „ gen zij niet rusten laaten ze dan ten minften „ zuipen!" waar'  C 30 ) TFaarop geantwoord word: „ De duivel baale u met uwe beestagtige barm- „ heftigheid! Ik ben immers geen meester V „ De Reizigers willen voort!" andermaal door den eerden. „ Moeten dan de paarden dood nedervallen?" door den tweeden. „ A la bonne heure! laaten zij zig dan te barden „ zuipen! dan kan ik ook drinken!" D R 0 U è' T , zig in een hoek verbergende. God dank! dit is de item van den Post- knegt. Nu is goede raad duur. De Koning is hier nog, en word door den Postmeester opgehouden. — Ik zal mijn Vriend Guillaume oproepen. Hier is de Herberg. Hij doet ecnige flappen voorwaar ds, en doet moeite om het Uithangbord te befchouwen van een Herberg, waat voor hij zig bevind', en waar de gouden arm uithangt.* Dit is immers de gouden arm? . Uet fchit- tert zo, en fchijnt wel goud te wezen. Ik kan bezwaarlijk ondeifcheiden. Ik zal maar aankloppen. Een ik niet daar ik wezen moet, dan zal men mij wel te regt helpen. De klopper reeds tn de hand hebbende, word hij in V verfchiet eenige perfoonen gewaar. Hij treed fchielijk naar zijn fchuilhoek terug. Daar is Volk! ik zal hen eerst afwagten en beluisteren. Misfchien kom ik meer te weeten. TWEE-  C 31 ) TWEE DE TONEEL. DE KONING, KONINGIN, BOUILLÓ, DROüëT, ter zijde. KONING. 't Xs verdrietig, dat wij overal opgehouden worden. B O U I L L e'. Het is de gewoonte, dat men de paarden eenige ververfching geeft. KONINGIN. Maar dat kon fchielijk gefchieden. n o u 1 e l e'. 'ris waar, maar men weet juist niet, dat wij zulk een grooten haast hebben. KONINGIN. Wil ik hen nog eens beveelen hen te fpoeden? Door te groote overhaasting zouden wij ons zeer gemaklijk in verdenking brengen. KONING. Gij hebt gelijk. Maar de knegt een goede fooi in de hand te floppen zou beter zijn. KONINGIN. Dit heb ik reeds gedaan. b o u 1 l l e'. Te groote m'lddaadigheid is almede gevaarlijk. Laaten wij eenige oogenblikken geduld neemen. Wij hebben de donkerheid van de nagt in ons voordeel. Wij zullen ftraks te fterker doorjaagen. K O-  C30 KONING. Hoe beklemd is mijn hart! b o u i l l e. Houd moed! nog eenige weinige uuren, en wij, zijn alle gevaar te boven. koningin. Zijn de Wagten ? - b r o u i l l e'. Allen waar zij weezen moeten. Ik heb zeifalies bezorgd. KONING. Komt! gaan wij naar 't rijtuig, onze tegenwoordigheid zal het werk doen fpoedeu. DERDE TONEEL. DROTjct, alken, en aan de herberg kloppende. lJt^j\] zijn het! zij zijn het! — het lijd geen twijffel meer. Hemel! onderfleun mijn voorneemen! Zegen mijne pogingen! Het behoud van mijn Vadeiland hangt van dit oogenblik af. hij klopt bij herhaling. Hoord men mij niet ? Verwenschte Slaa- per! Ik durf niet harder kloppen. — Als de Reizigers mij hoorden, zouden zij zomtijds agterdogt krijgen. met ongeduld kloppende. Zal ik dan de gelegenheid verliezen moeten, om Vrankrijk, om de Vrijheid te behouden? — maar VIER-  C 33 3 VIERDE TONEEL; DRouëT, guillaume, in 't yenjlen guillaume. "^X^elk een vervloekt geklop? Wie zijt gij ? Wat moet gij hebben ?. DROUëT. Kom beneden ! Ik zal 't u zeggen. guillaume. Maar dat kunt gij immers nu ook wel doen? Gij hebt zekerlijk geen Staatsgeheimen te verhandelen? Ten minften, gij kunt mij wel zeggen, wie gij zijt. drouct. Kent gij mij niet? guillaume. Breek geen woorden den hals meer! Noem uw naam, of ik fluit mijn Venfter. . d r o u ë t. Ik ben Drouët. guillaume. Mijn God! Zijt gij het Vriend? Dus laat in den nagt? Ik kom vliegens bij u. VIJFDE TONEEL. d r o U ë T , alleen. X"^it is de Man, dien ik hebben moet. Zijn moed evenaart zijne Vaderlandliefde. Hij is ruuw C e"  C 34 > en onbefchaafd, maar beter en eerlijker hart kan er in-geen franfchen boezem kloppen. Daar is hij. ZESDE TONEEL. D R O Ü è' T, GUILLAUME. GUILLAUME. Gij doet mij fchrikken. Wat jaagt u herwaards? Bij mijn ziel! gij komt zonder reden niet. D R O U è T. Gij zijt immers een goed Patriot? GUILLAUME. En durft gij daar aan twijffelen? D R O U ë T. In 't geheel niet maar, > GUILLAUME. Wel nu? — Wat maar? — Gij behoeft bij mij geen omweg te gebruiken. D R O U ë T. Thans komt het er op aan. GUILLAUME. Zo veel te beter! Ik heb al lang begeerig geweest, om ook eens iets voor mijn Vaderland te doen. D R O U è' T. Dan zult gij nu zeer veel voor hetzelve kunnen doen. GUILLAUME. Wijs mij waar ik weezen moet! — Ik vlieg er heen, al was het naar den afgrond. » R O U'  ( 35 ) b r o u ë t. De Koning is gevlugt. guillaume, verfchrikt-. God bewaare ons! r> r o u ë t. En hij bevind zig hier te Varennes. guillaume. Hij bevind zig hier? d r O U ë t. Met zekerheid. Ik heb hem op het oogenblik nog gezien. guillaume. Stel u dan gerust. Hij zal het niet ontfnappen. d r o u ë t. Maar hij heeft een groote magt van gewapende Lieden bij zig. guillaume. Al wierd hij door al de Duivels uit de hel vergezeld. Ik zweer het u, hij zal geen voet- ftap verder komen. Dit is regt koorn op mijn molen! — Aanftonds aan 't werk! — Waar is hij ? r> r o u ë t. Ginder, aan 't Posthuis. guillaume. Dan moet hij deeze brug overrijden. — Laaten Wij hem dat gat vernagelen. d r o u ë t. Maar op wat wijs? guillaume. Op wat wijs? welk een vraag voor een Patriot! Deeze weet altoos de Wijs waarop hij zijn Vaderland moet dienen. Ziet gij die gekaden kar wel? Ca d r o u*  CS6) d r O u è t. Wel ja! Wel nu ? g u i l l a u m e. Laaten wij, die op de brug om verre fmijten, dan kunnen zij er niet over. d r o u ë t. Wel bedagt! — Kom! Zij begeeven zig naar de gelanden kar, en doen tn 't begin eenige vergeeffehe poogingen, om dezelve omycrrc te werpen. guillaume. Zij is te zwaar! r> r o u c t. Dat dunkt mij ook. Maar evenwel! , zii moet om! 't voor *t Vaderland! guillaume. Voor 't Vaderland! Ja! bij mijn ziel! Zij moet om verre! a fa! met Simfoms kragten < Zij moet om verre, al zou ik mij dood tillen. Zij fmijten de kar om verre. God zij geloofd! nu zijn wij behouden' Laaten wij nu onze Medepatriotten gaan opwekken. r b r o u ë t. Daar komt het rijtuig airede. guillaume. Hebt gij pistoolen? i> r O u ë t. Twee. Ze zijn gelaaden. g uillaume. Geef er mij een. Sta nu vast, mijn Vriend! kunnen wij het Vaderland niet redden, ,. 'x dan  C 37 3 dan zullen wij ook deszelfs fchande niet aanfchouwen. Hij treed naar het agterfte van het toneel, van v/aar vooronder/leid word het Rijtuig te komen. Tegen eenige Perfoonen, die nog binnen zijn, en waarvan nu en dan eenige Gewapenden zig laaten zien. Halt! zeg ik. Halt! Van binnen wordt geroepen. Maak u uit den weg! guillaume, met de pijl ooi in de hand; terwijl drouët, insgelijks met de pijlool, zig naast he?n voegt. Halt zeg ik nog eens! Wie zal hier baas zijn? — Van binnen word gezegd: Wij zijn Patriotten! laat ons doorrijden! guillaume, dreigende lostebranden, Patriotten of Duivels het verfcheelt mij niet. Gij zult ftaan blijven, en hier niet voorbij rijden! Zo gij eene voetftap verder rijd fchiet ik op de geenen, die in 't rijtuig zitten, en gij zijt mannen des doods! Kiest nu! —- koning, vaft binnen roepende. Wel aan dan! wij zullen ophouden! fpan dan maar uit. C 3 ZE-  C 38) ZEVENDE TONEEL. KONING, KONINGIN, MADAME ELIZABETH, DE TWEE VORSTELIJKE KINDEREN, BOUlLLé, MADAME TOUR ZEL, MADAME REGNIJ, ' MADAME FOURVILLE, VALORI, DROUëT, GUILLAUME, COURIERS, GEVOLG. koning, tegen guillaume. Vim wat reden belet gij ons onze reis te vervolgen ? guillaume. Om dat wij weeten moeten wie Gij zijt ? ftil tegen de ou ët. „ Verzamel fpoedig onze Medepatriotten !" DRouëx, terwijl hij vertrekt, ftil iegen guilla ume. » Verlaat u op mijn zorg. binnen. koning. Wij hebben een paspoort. guillaumf. Des te beter voor u, Mijnheer! maar het moet eerst onderzogt worden. koningin, dreigende. Gij zult het u beklaagcn van ons zo veele moeilijkheden berokkend, en ons in onze reis opgehouden te houden. guillaume. Mevrouw! een eerlijk man beklaagt zig nooit van zijn pligt betragt te hebben. — Ik weet wat mij  C 3$ > mij te doen ftaat. - Indien gij zijt, dié gij voorgeeft, zult gij flegts een half uur langer vertoeven, dan gij gedagt hebt. op een veelbeduidenden toon. De waarheid fchuwt geen onderzoek. valori, ter zij de, tegen BouiLLé. „ Wij zijn verraden, Mijnheer! Ik ken deezen „ knaap. En zijn makker, " rondziende. (Die bereids verdweenen is,) ken ik ook zeer „ wel. Zij kennen hunne Majesteiten! — Weet „ derhalven wat u te doen ftaat!" BouiLLe', ftil tegen valori. „ Ik befpeur, dat gij gelijk hebt. Blijf uwen „ Koning getrouw! Spoedig kom ik u verlosfen." Hij geleid den Koning een weinig ter zijde, en zegt ftil. „ Wij zijn ontdekt. Maar vrees niet! Veins zo lang gij kunt. Uw belang vordert dat ik u M verlaat! " koning, ftil tegen bouilló. „ Hoe! gij mij verhaten in dit gevaar?" b ouillé , ftil tegen den konins. w Stel u gerust! Ik verlaat u, om als uw Red„ der weder te keeren! — Ik zweer het u, Vorst! " Gij zult gewrooken worden! gewrooken op een " wijs, die geheel Europa zal doen fidderen! „ Vaarwel! Hij ftuipt, ongemerkt, van het Toneel. C 4 AGT- ■  C4o) AGTSTE TONEEL. "ffU VORSTL IJ KE KINDEREN, MADA' T0ÜR^L, MADAME R E G N IJ , M A D A. MUOU1""E- V^OR,, GUILLAUME, COURIERS, GEVOLG. KONING IN, tegen GUILLAUME. ZfUllcn wij hier nog lang in de open Iugt vertoeven ? Moeten wij aan nog meer ongemakken blootgelteld worden? GUILLAUME. Treed binnen, Mevrouw] Dit js ,ta woning ; alles wat ik heb is ten uwen diende. KONINGIN. Behalven de vrijheid om onze reis voorttezetten. GUILLAUME. Deeze u te bezorgen is buiten mijne maet. Elk Lid der Maatschappij heeft zijne pligten te vervullen. Ik de mijnen, zig hojiijk buigende. En gij de uwen. KONING. Laaten wij binnen gaan ! , De klokken beginnen te kleppen, en de trom* mels alarm te /laan. Vvat heeft dit te beduiden? - GUILLAUME. Het is de Nationale Garde, Mijnheer! die In de wapenen moet» KO-  C4I ) koning, ter zijde. ., Wat heb ik gedaan ? tot welk een dolle „ ftap had men mij doen beüïiiten? " KONINGIN. Wat is er dan gaande? g u i l V-A. V. M e. De tijd zal 't leeren, Mevrouw! NEGENDE TONEEL. KONING, KONINGIN, MADAME ELIZABETH, DE TWEE VORSTELIJKE KINDEREN, MADAME TOÜRZEL, MADAME REGNIJ, MADAME FOURVILLE, VALORI, DROUÖT, GUILLAUME, SAUCE, GEWAPENDE BURGERS, COURIERS, G E V O L G. koning, //// tegen de koningin. ,,'tXs gedaan met ons! " koningin, jlil tegen den koning. „ Laat geen vrees blijken! men kent ons niet. sauce, tegen de burgers, die hem volgen ,^ welken /legt gewapend, en zommigen half of gedeelllijk gekleed zijn. Mijne Vrienden, ik ben geen zoldaat, en heb geen de minfte kennis van den wapenhandel. Gij lieden ! verftaat die kunst even min als ik! maar wij zijn Vaderlanders! Verdeedigers van Vrijheid en Voorrechten , en meer is er in deeze oogenblikken niet noodig, om rechtfehaapen Helden te worden. C5 &  C 42 > Ik bevind mij aan uw hoofd. Gij kunt ftaat op mij maaken. D00r den dood kan'ik u ontvallen, maar nimmer zal ik uontloopen Wat er gebeuren zal weet ik niet: maar de vijanden van ons geluk hebben zekerlijk iets kwaads m t zin. Staat op den post, dien ikuzalaanwij- SLf k f W! Wij -^vallen, dan geloof ik, dat gij u vier op een rij moetplaatfen, en, bij gelederen fchietende, een geduurig vuur moet maaken, De vier , die afgevuurd heiben moeten naar agteren gaan , om op nieuw te laaden, terwijl vier anderen hen moeten opvolgen en - voorwaard* marfchecren. Of gij „aarde kunst ^^^^ ** koning, ftil tegen den koningin. „ Zij fpreeken van fchieten!" koningin, ftil tegen den koninc. Gedraag u zo als 't u betaamt 1" k o n 1 n g, ter zijden. „ Zij naderen] _ Hemel] behoed gij ons! — " s a u c e tegen den k o n i n g Mijnheer! het zal noodig zijn, dat gij hiereenigen tijd vertoeft. Wees zo goed een gemaklijker verblijf te neemen, en vergun mij de eer, om u aan mijn huis te mogen geleiden. k o n 1 n g. Maar wat reden is erdat men mij ophoud >~Men maakt wel veel opfchudding van een vreemdeling. s a u c e. Wij beleven een tijd, Mijnheer] waarin wij de grootste voorzorgen moeten gebruiken. ko-  C 43 ) koning. Ik prijs u deswegens, Mijnheer '. maar overtüllige voorzorg word er niet van u gevorderd, s a u c e. Overtollige voorzorg? koning. Wat is het anders in mijn geval ? Ik ben een vreemdeling, mijn paspoort is in order. Zie daar, lees het zelf! s au'ce, kezende. „ Van wege den'Koning, aan alle militairen en burgerlijke Officieren, en anderen, gelast om voorde publieke rust te waaken, lal ut ! wij beveelen en gelasten, te laaten pasfeeren de Baronnes van Koffs, gaande naar Frankfort, met twee Kinderen , eenen Kamerdienaar, drie Domestiquen, en eene Kamenier. Beveelen wijders, dat men hen geene de minfte verhinderingen in hunne reis toebrenge. „ Het tegenwoordig paspoort is enkel van kragt yoor eene maand." Gedaan te Parijs, den 5 Junij, 1791. louis. mont morin. koning. Ziet gij wel, dat wij van hooger hand u om een vrijen doortogt kunnen vraagen ? s a u c e. Wij weigeren u zulks ook niet. Wij zorgen alleen voor uwe veiligheid. koning. Voor onze veiligheid ? ■ sau-  C 44 ) s a U c e. Hoort gij de klok niet kleppen, en de alarm trom liaan? w ' ae alarm koning. En wat betekent zulks ? Dat de vijand in aalarsclfi's. Er komen troepen herwaards! zekerlijk zijn het de Oostenrijkers koningin, ftil tegen de koning. » Laat hem in dien waan! dit zijn troepen, om ons te ontzetten. Wederfpreek hem niet langei. s a u c e. Gij begrijpt derhalven, Mijnheer! dat het veel ^f/°T " Cn de Uvven 231 2iJ'« ' om hier den nagtdoortebrengen. Als het dag is, kunt gij van u afzien, en veilig voortreizen. koning. Is uw huis hier ciigte bij ? Hier is het, MijnheerU! en^al wat er in is, is geheel tot uw dienst. Gij zijt wel vriendïjk.' Wij'zullen gebruik van uw aanbod maaken. s a u c e. Zulks zal mij ten hoogden vcreeren. ter zijde, „ En het Vaderland van den grootften dienst „ zijn! " TIEN-  C4?) TIENDE TONEEL. VALORI, DROUëT, GEWAPENDE BURGERS, val-ori, DROUëT, die met de overigen wil binnen flappen, te rug houdende: terwijl de GEWAPENDE BURGERS alle toegangen bezetten. Jk vind u hier ? d r o u ë T. En ik vind u hier ook? VALORI. Om mijn pligt te betragten. d r o u ë T. Om mijn Vaderland te dienen. - VALORI. Om uwen Koning te verraaden ? d r o u ë T. Neen! maar om mijn Koning te behouden! om hem uit de klaauwen zijner verraaders te rukken! om hem aan zijn Volk, aan zijne Kinderen weder te geeven! VALORI. Ik beklaag uw blinden ijver, Drouët! > Ach! wat hebt gij gedaan ? d r o u ë T. Het Land voor zijn val behoed. v a l o r i.. Gij bedriegt u! gij vermeerdert flegts deszelfs onheilen. D R O U ë T. Wij denken op dat ftuksieteenerlei, mijnheer! v a.  C40 VALORI. Dit blijkt middagklaar uit onze daaden. Maar,mijn Vriend! bezeft gij de gevolgen van deezen ftap wel ? D R O U C T. Het was mijn pligt, deezen ftap te doen' en de gevolgen? _ deezen zal ik afwagten en,ze mij getroosten. VA L O R I. Waant gij den Koning weder in Parijs te zullen brengen? DROUëT. Wij zullen het beproeven! maar denkt gij, dat ons dit mislukken zal ? VALORI. Zeer zeker! d r o u ë T. En waarom? VALORI. Verbeeld ge udan, dat deeze vlugt zondereenig overleg gcfchied is ? dat er tegen alle gevallen, die ons zouden kunnen overkomen, geelie voor- zigtige cn wijze maatregels genomen zijn? Wat denkt gij was de eerfte zwaarigheid, die bij de ontwerpers vau 's Konings vertrek opkwam ? Was het niet deeze : De Vorst kan ontdekt en aangehouden worden ? , En wat dan gedaan? en verllijt gij 's Konings vrienden voor zo dom en onnozel, dat zij er niet tegen gezorgd zouden hebben. Hij neemt DRouëT bij de hand en doet eenige treeden agtenyaards. Laaten deeze lompe Boeren alle toegangen bezet-  C 47 ) zetten! laaten zij het voorneemen hebben, om zig dood te vegten! het zal niets uitdoen. Ginds ziet gij de Husfaaren ! een uitgezogt en onverfchrokken volkje, en binnen weinige oogenblikken verfchijnen er een menigte troepen. Deezen zullen den Koning ontzetten, en als dan zal hij zijne Vijanden zeer wel van zijne Vrienden weeten te onderfcheiden. Ik laat u beden¬ ken, wat u als dan te beurt zal vallen! d r o u e t. Wat mij betreft, ik vrees voor niets. ter zijde. , Maar, o mijn Vaderland ! wat zal uw lot zijn, „ bijaldien hij de waarheid i'preekt?" valori. Gij vreest voor niets ? d r o u ë t. o Neen ! fterf ik , dan zal een vrij Volk mijn dood zegenen, en van Slaaven of Dwingelanden, begeer ik geen lof. v a l o r i. Kwalijk geplaatste ijver! Mijn Vriend! ik heb geen opzet om u te bedriegen. Gij zijt mij dierbaar! gij bemint mijne Dogter, en mets zou mij aangenaamer weezen, dan om u , als mijn Zoon , op mijnen vaderlijken boezem te drukken! Dan, dit vooruitzigt verijdelt gij zelt door uwe onbezonnenheid! Gij kentdewae« reld, en vooral, gij kent de Hoven niet. Zo ik u al eens wilde toeftaan, dat onze Patriotten een rechtvaardige zaak voor hadden, dan zouik u nog onder het oog moeten brengen, dat het de zaak  (48) zaak van geen cenig Vorst in de vvaereld is, ott! Jet hen te laaten winnen ! De allereerfte zorg der hedendaagfche Staatkunde is , om uwe bedoelingen te wederftreeven! Als de ziekte, waardoor gij aangetast zijt, de Volken bennet, wat zal er dan van de Koningen worden ? Drouët ! doe wat gij wilt, maar gij zult het verliezen, en uwe Vaderlandliefde zal u verpletteren. I) R. O TJ C T. Het zij zo! V A V O R. T. Ongelukkige! nog weinige uuren, en gij zijt verlooren ! 's Konings verlosfers ziin airede in aantogt hem bij de hand vattende. Mijn Zoon; gij kunt nog uw verderf voorkomen. Wees uwen Koning getrouw! Gij hebt hier veel invloed ! _ Magdalene zal de uwe zijn, _ een veel opbrengend ampt, — een rijke Huuwlijksgift, — D R o rj ë T. Houd op ] Wie denkt gij dat ik ben ? l Ik verfmaad uw aanbod. . Uw Dogter zelf zou mij tot dien prijs niet begeeren! Zij bemint geen Ven-ader, geen Haater van haar Vaderland f Mijn ziel is doordrongen met haare liefde; maar de liefde voor de vrijheid, voor het geluk mijner Medebroeders verdooft alle andere hartstogten Wanneer er een aanval gefchied , dan zal ik zcgepraa- Jen of fterven! Deed ik anders dan zou uw  üw Dogter, dan zou geheel Vrankrijk mij haaterj en vervloeken. valori. De gewoone taal der Vrijheidszoonen. Gij kunt u over mij niet beklaagen; ik heb u gewaarfchuuvvd. d r 0 u c t. En ik heb u 't mijne gezegd, f ELFDE TONEEL. Pe gewapende burgers, die zig op ver* fcheiden toegangen geposteerd hebben, worden door de hussaaren aangevallen. Zij vetdeedigen zig dapper, en drijven de, hussaaren te rug. Einde van het derde bedrijf D VIER- m  VIERDE BEDRIJF. EERSTE TONEEL verbeeld een vertrek in het huis van sauce, zijnde een kaarsfenwinkel, waarvan men allerwegen de blijken bejpeurt. de koning, met de twee vorstlijke kinderen van de hand, koningin en madame elizabeth, sauce aan den arm'houdende , en dus het vertrek binnentreedende • m a» dame tourzel, madame kegn3j, madame fourville, valori, couriers, gevolg. Zo dra zij allen in het vertrek zijn, is sauce dapper in de weer, om zijne gasten van een tafel, (loeten, enz. te voorzien. koning, tegen sauce. JVÏijn Vriend .' gij geeft u waarlijk zeer veel moeite, en dat voor vreemdelingen. sauce. Alle menfchen zijn mijne Broeders, om'teven uit Wat land ze zijn. koning, vriendlijk lachende. Maar, nu zijn wij gemaklijk gezeten; nu ontbreekt er ilegts! . sauce. Wat ? koning. Drinken l sav-  CSX 5 sauce. Dit gebrek is in een oogenblik vervuld. Hij opent een kas; haait een flesch Bourgonje rnjfi^ met brood en kaas voor den dag en zet dit optafel, Ziet daar eeten en drinken faamen. Neemt het voor lief. ■ 'tis van 't beste dat de Hemel geeft, en dat ik heb. koning. Het hart van onzen Gastheer is ons aangenaamer dan een Koninglijke maaltijd. s A u c E, infchenkende. Hoe het aan zulke maaltijden toegaat, weet ik liiet, maar hiervan ben ik verzekerd, datunergens met grooter blijdfchap wijn gefchonken, of met meer vergenoegdheid brood aangeboodenis! koning. Gij zijt zeer gulhartig! Ik heb gaarne met zulke lieden te doen. drinkende. Uw wijn is zeer goed. Ik heb ze nooit beter geproefd. SAUCE. Gij wilt mij befchaamd maaken, Mijnheer! een Kamerdienaar van zulk een voornaame Baronnes zou nooit beter wijn geproefd hebben, als een Kaarsfenmaaker in zijn kelder heeft? koningin, ter zijde. „ God dank! men kent ons niet." koning. Deeze vleierij zou u, noch mij vereeren. Ik zeg u de waarheid. Maar , hebt gij hier nog al een goed beftaan van uw handwerk? D a saü;  ( 5a ) SAUCE. Ik heb geen reden van klaagen , Mijnheer ! — De tijden gaan over 't algemeen liegt. ter zijde „ Hij verbeeld zig zekerlijk, dat ik hem niet ken. 'cis mijn zaak, om hem in dat gevoelen nos eenigen tijd te houden." KONING. Er behoort nog al veel tot dit beroep ? , SAUCE. Ja! men moet een redelijk burgereapitaaltje bezitten, om er zig in te zetten. - Maar evenwel , er behoort nog meer toe, om Koning van Vrankrijk te weezen , in een eeuw, die zo verlicht is als de onze. KONING. Dat geloof ik ook. . Maar de Koningen zijl) ook menfchen En wat raakt ons de Kpnina» van Vrankrijk? SAUCE. Niets, in 't geheel niets! evenwel, om u mijn hart regt uit te zeggen; ik bemin mijn Koning, en heb alles voor hem over. — Zie , Mijnheer i gij zijt hier een vreemdeling, en derhal ven weet" gij niet, (met uw verlof,) wat eigenlijk een Koning is, of hoe hij behoort te weezen , -maar wij weeten het, infch enken de. f Zoud gij mij wel eene bede vergunnen? KONING. Zo het in mijn magt is, waarom niet? SA  C 53 3 s a u c ë. Laaten wij dan het welzijn van den Koning den Franfchen eens drinken. koning. o Zeer gaarne! Het ganfche gezelfchap drinkt het welzijn van den Koning der Franfchen. sauce. Het welzijn van den Koning is niet anders dan- het welzijn van de Natie, anders zou ik deeze conditie ook eens inftellen. De Wet en de. Natie, dit weet gij immers wel, zijn het algemeene woord? kon ingin, flaauwlijk. Ja! dat weeten wij. k o n i n g. Maar nu heb ik ook iets voorteftellen! s 4. u c e , met een diepe buiging. Spreek, Mijnheer! niemand gehoorzaamt greetiger dan uw ondcrdaanigfle Dienaar. koning. Laaten wij nu de gezondheid van de Koningin eens drinken. sauce, traaglijk en met blijkbaar en afkeer zijn glas opvattende. Dat — kunnen — wij wel eens — doen. koning. Dat fchijnt u niet van harte te gaan. ■ Bemint gij dan uwe Koningin niet? „ sauce. Dat kan ik juist niet zeggen, -— maar, D 3 & °?  C54) koning. Welnu? voleindig! sauce. 'tls gevaarlijk de waarheid te fpreeken. koning. Maar hier onderons niet. — Spreek vrij uit !«S sauce. _ Hoor, Mijnheer! ik heb in mijn winkel een Jongen gehad; deezen deed ik dezelfde vraag eens. Baas ! antvvoorde hij: ik zou ze met hart en ziel beminnen, als zij een klant van u was , en wanneer zij alles , wat zij aan nutlooze onkosten uitgeeft, bij u beueedde; want dan waren wij, binnen weinig jaaren, rijker dan de vermoogendfte Republiek Gij begrijpt, Mijnheer! dat dit een onbefchofte jongen was , en dat ik hem heel fchielijk den mond ftopte ! Het glas aan den mond zettende. De gezondheid van de Koningin. Het ganfche gezelfchap drinkt de gezondheid van de Koningin. Laaten wij er nu de ganfche Vorstlijke Familie maar bij neemen! Zij drinken de gezondheid van de Vorstlijke Familie. koning. Uw bijzijn, mijn Vriend ! behaagt mij ongemeen. Maar zeg mij eens, hoe maakt het hier de Geestlijkheid zo al? sauce. o! Allerbest, Mijnheer! koning. Weigert zij den eed op de Conftitutie? s a q-  C55) In 't geheel niet*. ^ Wat braai Geestlijke zou zulk een eed ook weigeren, waar bij men zig verbind, om, na voor de ziel gezorgd te hebben, ook het lighaam gelukkig te maaken? De Koning word jammerlijk in de luuren gelegd , Münheer! wanneer men hem wijs maakt, dater „og zo veele gevonden worden, die tegen de nieuwe Conftitutie zijn. KONING. Ei! ei! .., sauce, ter zijde, , 'tIs niet kwaad, om hem, in 'tvoorbijgaan de waarheid eens te zeggen!" KONING. Maar de Maire van de Stad? ■ sauce. Dit is een braaf , eerlijk en verftandig Patriot. KONINGIN. Een Patriot? sauce. Zo als er weinig gevonden worden. Hij bemint zijne Koning; maar maakt er geen Afgod van Hij weet wat het Vaderland, en wat den Mensch toekomt, die op den troon zit. Willen wij zijn gezondheid eens drinken? KONING. Maar gij zijt zo fchielijk in 't drinken. Laaten wij nog wat wagten. SAUCE. Zo als 't u gelieft, Mijnheert D 4 K °*  k o n i n g. Waar bevind de Maire zig thans* sauce. Op de Nationale Vergadering. koning, met verachting. Op de Nationale Vergadering? zo! — zol sauce, ter zijde. * Dit fchijnt geheel buiten de fmaak te vallen.'* koning. Op de Nationale Vergadering! - Wel zo! sauce. Ten nutte van 't Vaderland, Mijnheer! koningin. Ja! zo noemt men het. koning. Maar, mijn Vriend ! hebt gij hier ook van die zekere gezelfchappen, die men Clubs noemd? sauce. Daar alle waare Beminnaars van hun Vaderland bi) elkander komen? Meent gij dat niet, Mijnheer? * koning. Clubs! —- Gij weet immers wel wat Clubs zijn ? ' * s a u c e. Neen, Mijnheer! die zijn hier niet. Des te beter. _ o! Dil ellendige Clubs hebben Vrankrijk te gronde geholpen. Er word een groot gcrugt van buiten gehoord, koningin. Kan men nog niet gerust zijn? —- Begeerd men nog al meer van ons? S A U'  Cs?) s a u c e. Hebt geen vrees! Ik zal eens gaan zien svat er te doen zij. koning,. Kom toch fpoedig terug. Ik kan niet zonder u zijn. Uw gefprek behaagt mij ongemeen, en ik heb u nog veele vraagen te doen. sauce. Ik keer op het oogenblik weder. ter zijde. (, Ik moet zien of de baan al klaar is." TWEEDE TONEEL. KONING, KONINGIN, MADAME ELIZABÊTH, TWEE VORSTEL IJ EE KINDEREN, MADAME TOURZEL, MADAME REGNIJ, MADAME IOURVILLE, VALORI, COURIERS, GEVOLG, koning, tegen de koningin, Jfjij is weg! hij kent mij niet. koningin. Houd hem in dien waan! Onze vcrlosfing kan niet verre zijn. Valori! hebt gij niets gehoord van de troepen ? v a j. o r i. Ze zijn zekerlijk op weg, Mevrouw! en moeten hier reeds in de nabijheid wezen. De Aide de Camp van den heer Bouille' verwagt ik alle oogeablikken hier > om nader berigt te brengen. D 5 k o-  (58 ) koning. Ach ! waren zij er al! valori. 't Is nog om een kwaad half uur te doen; en alsdan zegepraalt gij over uwe Vijanden. Houd moed, Vorst! koningin. Als zij maar geen grooten tegenftand ontmoeten! valori. Tegenftand? Bekommer u daar niet over, Mevrouw! Hier zijn niet anders dan eenige ellendig gewapende en geheel onbedreven Boeren , koning. Die evenwel fchieten kunnen? valori. Ja! fpreeuwen en mosfehen. Gelooft mij al dat Vrijheidstuig zal op de reuk van 't kruit verdwijnen, even als fneeuw voor de lentezon. koningin. Onze Gastheer komt. Wij moeten hem aan de praat houden, en tijd winnen! DERDE TONEEL. koning, koningin, madame elizabeth twee vorstelijke kinderen, madame tourzel, regnij, madame, f o u rvillb, sauce, valori, couriers, gevolg. sauce, ter zijde. „ 't Xs n°g geen tijd, om hen te laaten gaan." k o-  C 59 ) koning. Zijt ge daar? o! dat is goed. <—-*» Vertel ons nu eens wat er gebeurd is. Wat was er te doen? sauce. Gekheid, Mijnheer! Gekheid, die ik mij niet begrijpen kan, hoe ze de menfchen in 't hoofd komt. koningin. Welke gekheid was dat toch? sauce. Men gelooft dat gij, Mijnheer! een perfoon van zeer veel belang zijt! Ik heb hen dit uit den kop gepraat, en hen beduid, dat gij niet anders waart, dan een ordinair Mensch, clan een Vreemdeling. koningin. Wij zijn ook niet anders dan Vreemdelingen. Dwaasheid, bij mijnbel! daar ik mijn ooren niet mede vermoei] en wüde. Ik hoorde fpreeken van den Koning, de Koningin en jneer anderen. koning. Wel nu? . Wat zegt men daarvan? i s a u c e. Dat zij op de loop zouden zijn! koningin. En gelooft gij zulks? sauce. Dan zou ik van mijn zinnen beroofd moeten Weezen. De Koning en Koningin op de j00p? Welke zinnelooze taal! Ik ben van  C 60 ) het tegendeel overtuigd. Zij hebben geen reden om te loopen. • . De Koning word immers van ziyi Onderdanen bemind? — Hij bevorderd ons geluk, zoo veel als hij kan, en dat doet hij immers vrijwillig en met een goed hart? koning, glimlachende. Dat doet hij zeker. ter zijde. „ Die goede Man J " Het gerugt buiten neemt hoe langs hoe meer toe. Men hoord het rammelen van fnaphaanen, en het rijden van gefchut. koningin. Men heeft het daar buiten wel druk. sauce. o! Het is niets met al. Stel u gerust,Mevrouw. koningin, ftil teggn den koning, terwijl sauce naar de deur treed en er even buiten kijkt. „ Ik vrees voor verraad. Laaten wij met een „ zoet praatje van hier zien te komen. Gij kunt, „ deezen Man gcmaklijk beweegen." koning, ftil tegen de koningin. „ Ik geloof ook, dat het best zal zijn te ver„ trekken." sauce. Het is niets! het is niets! Laaten wij nog maar eens drinken. koning, op zijn horelogie ziende. Is het reeds zo laat? — 't Is al vollen dag. — Nu zullen wij wel kunnen vertrekken. Ttr*  (Öi ) Terwijl het ganfche Gezelfchap opflaat, cn zig tot vertrekken gereed maakt. Wij hebben u wel lang opgehouden, mijn goede Vriend! Waarmede zullen wij uwe vriendüjkheid vergelden? sauce. Gij hebt mij zeer veel eer beweezen, Mijnheer! maar, gij kunt nog niet vertrekken. k o n i n gin. Hoe? koning1. Er is immers een brug, daar wij over kunnen, zonder met het Volk iets te doen te hebben? sauce. Die brug? o Mijnheer! daar kunt gijon* mooglijk over. KONING. En waarom niet? sauce. Om dat zij vol karren en ander tuig ligt, 2q dat er geen doorkomen aan is. koningin. Worden de gemeene wegen dan geflopt ? Wat heeft men toch in 't zin? koning. Wel nu kan ik niet over de brug, dan zullen wij er ter zijden heen rijden, doorliet wed. sauce. Door het wed! dat is nog veel ergert -# dat is hoogstgevaarlijk. K o-  Koningin. Al weer nieuwe zwaarigheid ? koning. Maar hoe kan het wed gevaarlijk zijn? sauce. Ik zal 't u zeggen, Mijnheer! Wij zijn hief bang, dat de Oostenrijkers ons nog eens verrasfchen en overvallen zullen, om die reden, en om dat zij door het wed niet komen zouden, heb ik hetzelve vol voetangels en klemmen doen werpen. koningin. Men fchijnt het er op toeteleggen, om ons hier te houden. sauce, ter zijde. „ Wel geraaden." koning. Wij moeten evenwel weg. — Wij vertoeven hier niet langer, het kost dan wat het wil. sauce, ter zijde. „ Wat nu gedaan om ze nog wat optehouden ? ** overluid. Maar, Mijnheer! maar, . koningin. Gij fteekt van 't hoofd tot de voeten vol maai ren. sauce. 't Is waar, Mevrouw! maar, \ heeft Zijn reden. koning. Wat reden? . S a u-  sauce. Dat heb ik reeds gezegd, Mijnheer! Gij kunt de brug niet over rijden, om dat zij vol goed ligt. koning. Doe dan voor mijn rekening de brug ledig maaken. sauce, ter zijde. „ Al weder tijd gewonnen." overluid. Ik ga dadelijk heen, om er order toe te geeven. Terwijl sauce uitgaat, volgt toVALORi, die, na eenige oogenblikken, wederkeerd. VIERDE TONEEL. KONING, KONINGIN, madame emzabeth, twee VORSTELIJKE kinderen, madame TOURZEL, madame regnij, madame fourviIjLE, valori, naar eenige oogenblikken vertoefd te hebben, COURIERS» GEVOLG. koning. Het zal eindlijk gelukken, om weg te ge. raaken. koningin. Ik geloof het ook, en vooral, om dat wij tot nog toe onbekend zijn gebleven. koning. Hoe veele angften fta ik niet uit, en hoe zeer moet ik mij niet pijnigen, om te veinzen' K O-  konJngih. Het einde zal den arbeid kroonen. HoudfflöedJ valori, binnenkomende. Nu twijffel ik er niet aan, of wij zijn gered. koning, met verrukking. Ach! Wat zegt gij? Gered? —- gered ? koningin. Gered ? en wat zekerheid hebt gij ? VALORI. Niet flegts bcfpeur ik een zeer groote beweeging onder het Volk ; men wapent zig niet flegts met een ijver en voorzorg, die de aankomst van een Vijand aanduidt; maar ik heb ook den Aide de Camp van den Heer Bouillé onder de menigte gezien. Hij deed moeite, om bij mij te geraaken, en mij te fpreeken, doch hij fcheen onbekend te willen blijven, en durfde uit dien hoofde het niet waagen, om te naderen. koning. Maar kunt gij niet naar hem toegaan ? valori. Het uitgaan werd mij belet. Men heeft alomme fchildwagten geplaatst. Evenwel gaf de Aide de Camp mij een veelbeduidenden wenk, die gelukkig door niemand werd opgemerkt. koningin. En wat beduidde die wenk? valori. Dat de Troepen digt bij zijn. — KONING. God zij geloofd! -- God zij geloofd! — K o»  1*5) k o n i n g i nï Nu is de beurt aan ons. valori. Misfchien ware het raadzamer, hier riog een korten tijd te vertoeven. koning. Te vertoeven? Hoe? VALORI. Anders loopt gij het gevaar in den mond. Ze^ kerlijk komt het ftraks tot een gevegt, dat, uit hoofde van de koppigheid der Boeren, vrij hevig kon worden! ~ en werwaards ü dan te bergen * als gij op weg zijt? — Hier zijt ge veilig. koningin. Valori heeft gelijk. Doch, zwijgt! —«• Hij komt. VIJFDE TONEEL. fcONING, KONINGIN, MADAME EtlZABÊTH^ TWEE VORSTLIJKE KINDEREN, MADAME TOURZEL, MADAME REGNIJ, MADAMS' FOURVILLE, SAUCE, VALORI, COURIERS, GEVOLG, sauce, ter zijde. u is het tijd, om hem té zeggeïi, dat hij fe zig gereed maake, om naar Parijs terug te kee« «, ren." Hij ftaat te dubben. M Maar» hoe dit aangevangen? B * 9-  (65) KONINGIN, ftil tegen den koning. „ Onze Gastheer ftaat zo te dubben. Er moet „ zekerlijk zwaarigheid voor de Patriotten zijn." koning, ftil tegen de koningin. « Des te beter voor ons. Ik zal hem eens „ aanfpreeken." overluid. Wel, mijn Vriend! hoe ftaan de zaaken? Hebt gij de brug ledig doen maaken? sauce, ter zijde. „ Hoe zal ik het aanvangen? " overluid. De brug, Mijnheer? — moest ik de brug? — Wat meend gij ? koningin, ter zijde. „ Hij is bedremmeld! dit voorfpelt mij „ iets goeds." koning. Gij zoud immers de bagagie van de brug doen ruimen? -—<— Gij zijt er om uitgegaan. s a u c e. Ja! dat 's waar! — Ja! ja! gij kunt vertrekken. koningin, ter zijde. „ Mooglijk zijn wij al ontzet/' sauce, ter zijde. „ Het komt wel niet in de reden te pas; maar „ het brengt mij daar ik weezen moet." Hij wijst op een Schilderijtje, dat aan den. wand. hangt, en in ,t welk den Koning verbeeld word. tegen den koning. Sire! — Zie daar uw Beeldtenis! — k o-  k o NIN G, verftchrikt. Mijn God! hij kent ons! Eenige oogenbükken diep ftilzwijgens, /» V de CaraSlers, o/> ondcrfcheiden wijs, zife ontwikkelen. sauce, met een opgehelderd gelaat, en van opgetoogcn blijdfchap de handen wringende. Ja! ik heb u al lang gekend. koningin, ftil legen den koning. , Wij zijn ve maden! — Smeeken wij hem, i, om onze behoudenis." sauce. Gij zijt de Koning! koning, hem omhelzende. Ja' mijn Vriend! —— Het is waar, het is uw Koning, dien gij hier als een ongelukkigen Vlugteling voor u ziet! —die tot u dentoevlugtneemt; die-u fmeekt, dat gij hem bijftaan, dat gij hem redden wilt! Ach! zoud gij in ftaat zijn, om mij te verraden ? Zou het u van het hart kunnen, om mij in de handen mijner wreedfte "Vijanden overteleveren ■ Ach! red! red mij! Ik ftel mij onder uwe befcherming. Red mijne Gade, mijne Kinderen! Vergezel, geleid ons! Ik beloof u onmeetbaare fchatten, ik beloof ze aan u en de uwen. Ik zal uwe ftad verheffen boven alle fteden van het Koningrijk. Hij tast in alle zijne zakken; haalt een groote Goudbeurs uit y en biedze sau.ce aan, welke dezelve met blijkbaar e verontwaardiging weigerd. Daar! neem aan! Dit is nog niets,' in vergelijking van het geen ik nog doen zal! — / E a neem  C68 ) neem aan! helaas ! zijt gij dan mijn Vriend niet ? Weigert gij dit blijk van mijn vertrouwen ? Hebt gij zelf mij niet betuigd , dat gij uwen Koning bemint ? —— Hemel! , word ik dan op dit oogenblik door alles verlaakten ? koningin, den dauphin/»^ armen neemende , en genoegzaam zig voor sauce op haare kniën werpende. Laat dan eene Vrouw, een rampzalige Koningin u beweegen! Wat zal het u baaten ons in 't verderf geftort te hebben? Ik heb gemerkt, dat gij mij een kwaad hart toedraagt, — maar vergeet dit oogenblik mijne waardigheid ! befchouw mij als een Mensch , als eene Echtgenoote , als eene Moeder ! zie hier mijne fprui- ten! Zij waren weleer de hoop, de glorie en verwagting van uw Vaderland, thans, helaas! thans zijnze het niet meer! maar, hunne onnozelheid heeft geen fchuld aan alle deeze noodlottige gebeurtcnisfen ! Het geen gij om hun Vader, om hunne Moeder, het geen gij ter liefde van uw Koning niet doen zoud, — doe dat ten gevalle van deeze fchreiende onfchuld ! — Zie hunne traanen ! — Zij heffende fmeekende handjes tot u op! ■— Zijt gij even onbeweeglijk ? — Gij kunt ons redden, en gij wilt niet? moet dan uw Koning, uwe Koningin, moet de geheele Vorstlijke Familie u te voet vallen?— Zijn wij nog niet genoeg vernederd? Zijt gij doof voor de klagten der verdrukten , en blind Voor de traanen der vervolgde onnozelheid ? — S a lf»  C69!) SAUCE. Houd op ! in Gods naam.' houd op! gij wringt mij het hart ten boezem uit. —■ Het geene gij van mij vergt, mijn Koning! is buiten mijn magt; is volftrekt onmooglijk. — Neen! ik ken u niet in uwe vlugt bevoorderlijk zijn. — Ik heb twee kostbaare dingen te bewaaren, —— mijn leven en mijne eere ! ——• over mijn leven kunt gij naar welgevallen befchikkingen maaken i dat geef ik voor u , mijn Koning! ten besten, zo dra gij het zult begeeren. — Maar, in deezen boezem , klopt een eerlijk , klopt een Vaderlandlievend hart, dat voorfchriften heeft, die het nooit zal verzaaken ! geen Vorst in de waereld, om 't even hoe veelvermoogend , hoe groot hij zijn moge, zal mij immer iets doen verrigten, dat ftrijdig is met de pligten van een eerlijk Vaderlander! Ik ftel er al mijne eer en geluk in, om een rechtfchapen Patriot te weezen: deeze belijdenis leg ik voor God en alle de Koningen der Aarde vrijmoedig af. Ik heb aan de Natie , aan de Wet en ook aan u, Vorst f trouw gezwooren : maar, bijaldien ik aan uw verzoek voldeed, dan zou ik zo wel mijn Koning, als de Wet en de Natie verraaden ! dan verried ik ook de Regeeringsvorm, die gij, Koning der Franfchen, zo wel als ik, plegtig beloofd hebt te zullen voorftaan en handhaven. Dan zou ik mij vergrijpen en bezondigen ; aan de Volks» befluiten , die gij zelve bekragtigd en geheiligd hebt, E 3 - KG*  KONING, ter zijde. „ Welke waarheeden I Hoe befchaamt mij zijne grootmoedigheid.' " sauce. En, Vorst! bijaldien ik eerloos, fnood en lafhartig genoeg ware, om den eerften en gewjgtigften van alle mijne pligten te kunnen vergeeten! indien ik de hand leende om u het Rijk te doen ontvlugten, uit begeerte naar uw goud, en andere groote voordeden — zou ik dan nog niet te rug gehouden worden, door het bezefvanden akeligen toeftand , waarin ik meer dan twintig millioenen Menfchen ftorten zou ? Wat zou er van dit Rijk worden, wanneer gij het verlaat? — Een verffhriklijk toneel van verwoesting, van burgerkrijg,; een moordhol en bloedbad, welks rampzalig overfchot , (dat de woede van uitheemfche Beulen en van wraakgierige Ingezetenen, zou hebben weeten te ontfnappen,) in"verachtlijke, in fteedsknellende kluisters, zou geklonken worden! Zou ik mijn Vaderland dèeze afgrijslijke rampen berokkenen ? Zou deeze hand, die het geweer, ter verdeediging van deszelft vrijheid en geluk ; aanvattede , zig uittrekken , om het onderst boven te keeren , — om mijne Mede burgers.: in hun bloed te fmooren, en cm de ze' j;.. riirjg èn van den God des Hemels in helfche vloeken te herfcheppen! k o n i n o i n , ter zijde. „ De Man is onbeweeglijk. " sauce. Gij zelf, mijn Koning! gij zelf hebt vrijwillig aaa  C 7i O aan uw Volk zijne rechten en zijiie Vrijheid weder- gefchonken, het is de vrijheid, Koning, met drift, en vertwijfeling hem in de reden vallende. ■ Die Vrijheid is het, Ja! koningin. Daar zijn ze airede! ■ ZESDE TONEEL. KONING, KONINGIN, madame EtIZABETH, de twee VORSTELIJKE KINDEREN, madame toürzel, MADAME R e g N ij , MADAME foüïVILLE, DROUëT, GUILLAUME, VALORI, sauce.chemin; dam as; n o u c l, een aide • de camp van wegen den Heer de l* faj e t t e , een aide de camp van wegens den Heer b 0 u l l é, cour iers, ge w a- PENDE burgers, GEVOLG VU» allerlei jlag. r> r 0 u ë t. J)e Nationale Garde is in gereedheid. koning, ter zijde, met de uiterjle verbaasdheid. „ Wat hoor ik? de Nationale Garde? „ wat heeft men met ons voor ? dat zal „ ons gelden?" koningin,^ zijde. „ Ik vrees, dat men tot uitterften zal over„liaan." weemoedig.' „ 0 Mijne Kiuderen! mijne Kinderen!" E 4 ico-  C 7% > koning, ter zijde. * Laat ik mij moedig houden ! misfchien is er nog hoop." valori, ftil tegen den koning. » Ik zie den Aide de camp van den HeerBoullé. wijzende : „ Ginds ftaat hij. — Dit betekent iets goeds. — jp Ik zal hem ongemerkt zien te fpreeken. * », Mooglijk brengt hij de tijding van de aannade3, ring der Troepen! " koning, ter zijde. « God geeve zulks !" chemin, naar den Koning dringende; op een onbefchoflen toon. Gij waart dan voomeemens dus de Natie te bedriegen* en even gelijk een jongen , die uit het fchool loopt: —. „ koning, met verontwaardiging. Houd op, gij zijt een onbefchaamde Rekel! ' n o U ë l, treed insgelijks naar den koning, doch deeze keert hem geemli/k den mg toe; terwijl hij tegens de overigen vervolgt • Mijnhe.eren.' waartoe alle deeze beweegingen» ïk bende Koning, 't is waar! . Maar" het ftaat mij immers vrij, door 't geheele Rijk te reizen ? Er is een Decreet waarbij mij dit veröoi loofd word. Ik wil flegts naarMontmedi. • niet verder. d r o y ë t. Maar , Vorst ! er is een nader Decreet, waar door gij u verpligt vind, om u, niet verder dan twintig mijlen, van het wetgeevend Lighaam te Verwijderen. «0:  C 73 ) koning. En waar is dat Decreet? D r o u ë t , hem een papier overgevende. Alhier, mijn Koning! Lees het zelf! koningin, ter zijde. „ Welke boze tijden! waarin de Onderdaanen „ hunne Vorften de wetten durven voorfchrij„ ven! " koning, na het Decreet geleezen te hebben. het met verontwaardiging wegwerpende.. Ik ken het niet. T> r o u ë t. Dan zijt gij het vergeetcn, Vorst! — Gij hebt zelf meer gedaan: gij hebt hei aangenomen. guillaume. En, parbleu! een eerlijk Man is niet beter dan zijn woord. aide de camp van la faiette. Om een einde aan allen tegenftand te maaken, mijn Koning! zie hier den wil der Nationale Vergadering. koning, in vervoering van gramfchap. Gij zijt het fchelm , die, c ii e m i n. Kijk! kijk ! nu begint hij ook te fchelden! is hij nu ook niet onbefchaamd ? sauce, tegen chemin. Zwijg ! — denk dat hij uw Koning is , en weet wat gij aan zijne waardigheid verfchuldigd £ijt. c h e m i n. Ei! ei! nu het zo in zijn kraam te pas komt? E 5 sau.  ( 74 ) sa u c e , eerbiedig. Mijn Koning ! de begeerte der Natie is u bekend. Zij herroept u te Parijs! Het zijn irwe Kinderen, Vorst! die u te rug wenfchen! — Vader der Franfchen ! ik ken uw edelmoedig hart, het zal zig tegen de uitdruklijke begeerte van uw liefhebbend Volk niet verzetten. Op de gewapende burgers wijzende. Zie hier uwe getrouwe Onderdaanen! zij zullen u tot geleiders vertrekken. valori tegen den koning. „ Zoek tijd te winnen. Men komt." koning. Ik begeer niet naar Parijs te gaan. Moet ik weder te rug! dan brenge men mij naar Fontainebleau ! daar wil ik zijn. sauce. Vorst! het is de begeerte van de Natie. koningin. Wat! begeerte van de Natie ! sauce, den koning eerbiedig bij de hand vattende, en naar de deur geleidende. Hij doet dezelve open, en daar puiten ziet men een ontzaglijk aantal gewapende burgers. Ziedaar, mijn Koning! zie daar de Natie! Hebt gij 'lust om zelf haare begeerte te hooten ? het heeft u flegts één woord te kosten ! koning, verbaasd op het zien van de menigte Volks. Hoe! — zo veel volk! — Ach! s a u-  C75) sauce. Straks word het getal onoverzienbaar! — Alle deezen zijn uwe Kinderen.' alle deezen hebben flegts eene begeerte 5 hebben maar eene bede aan u te doen ! koning. En dat is ? sauce. Dat gij hen niet verlaat ! : Dat gïj bij hen blijft 1 Dat gij hun Vader en Koning zijt, en dat gij hun Tijran niet word! Intusjchen gaat er een fterk en algemeen geroep op van: Lang leeve het Volk ! aan de Lantaarn met de Aristocraten ! en der gelijken. KONING, ter zijde. „ Mijn lot is bepaald | Ach ! wat . „ heb ik gedaan !" tegen s a u c e. Men zal immers mij of de miinen geen kwaad doen? Mijn Vriend ! befcherm ons toch ! — Wanneer wij flegts maar het leeven eu ons onderhoud mogen genieten ! sauce. Hoe fchandlijk heeft men u bedroogen,, mijn Koning! Niemand zal u kwaaddoen. Men heeft u de Franfche Natie verkeerd afgefchilderd. Indien gij onze Vader, onze Koning wilt zijn, — in ernst, en zo als het behoort, wilt zijn», —dan zult gij het zijn ! ftel u gerust! Ik zweer het Uj - k o-  C 70 koning. Dan is het wel. Maar? . aide de camp van den Heer b ouiLLe', na veele vrugtlooze poogingen gedaan te hebben, om den Koning te fpreeken, en eindlijk ongeduldig doordringende ; wordende door DROUëT en anderen regengehouden. Laat mij los! • wederhoud mij niet! in 'f voorbijgaan, ftil tegen vaeori. „ Alles is hoopeloos! — wij zijn verlooren!" DROUëT. Wat moet gii hebben f aide de camp van den Heer BOuiELe'. Ik moet den Koning fpreeken. d r o u ë T. Gij kunt hem niet fpreeken. Te rug! - - aide DE camp. Kan ik hem niet fpreeken? Is dan de Koning niet vrij? — d r O u ë T. Neen ! Een der gewapende burgers roepende : Dit is een Verraader! word er door een ander een pistoolfchootop den Aide de Camp van den Heer BouiLLe' gedaan, die, gekwetst zijnde, egt er de vlugt neemt. koningin, ter zijde, en zeer ontfteld. ,, Hemel! men wil ons vermoordden! " koning tegen de Omftanders, in een vertwijfelde houding. Mijne Vrienden! raad mij! — wat moet ik doen ? D 4-  C77 5 d a m a s. Vorst! een geweldige partij neemen. Door een ganfche menigte word geroepen. Aan de lantaarn! aan de lantaarn! waarop d a m a s zig in flilte wegmaakt. koning. Ik geef mij over , mijne Viienden ! —- ge* leid uwen Koning werwaards het u behaagt! — Ik , mijne Gade en tmijne Kinderen zijn in uwe magt. Denkt, dat ik als een Vader met u gehandeld heb ! En dat, zo ik ge- doold mogt Jaebben, het dwaalen Menschlijk is. De Koning en de zijnen vertrekken, onder het geleide der Nationale Garde. Einde van het vierde Bedrijf. V IJ F D E B E D R IJ F. EERSTE TONEEL. De Garde Nationale /laat ter wederzijden 'van het toneel gefchaard, zonder echter bij 's Konings nadering of voorbijgaan, gelijk gewoonlijk gefchied, het geweer te prefenteeren terwijl men, voor het overige, geen blijken van vreugde of toejuiching befpeurt, geduurende de binnenkomst van den Koning, in zijn Paleis. Tot  , Ttr zijde van liet toneel hangt een bord, waarop met groote letteren gefchreeven Jldat: Al wie den Koning toejuicht zal roet ftokflagen geftraft , maar ai, wie hem den gèringften hoon aandoet, zal gehangen worden! De Garde Nationale trekt gedeeltlijk vooruit, het bekende Volkslied, Ah ! ca ira , ca ira , I'Aristocrate a la lanterne word gefpeeld, en tusfehen beiden door den train vervangen. Als dan volgen. De koning, koningin, en tusfehen ken beiden .de Heer barnave, madame elizabeth.de twee vorstlijke kinderen en de Heer pethion, madame tourzel, madame regn1j, madame fourville, valori,* courier s , en de overige van het g ev o l g van den koning. voorts. aide de camp van ivegens den Heer de la fai- JE t te, DROUëT, guillaume, SAUCE, c h emin, NOUëL, officieren, hovelingen. De trein word gejlooten, door een menigte van de Garde Nationale en andere Burgers. Onder het binnen treeden van zijn Paleis, ziet de Koning eenige reizen, met een bedrukte houding naar zijne Onderdaanen om, die hem hierop antwoorden, methet geroep van: Langleeve de Natie! lang duure de Wet! TWEE-  C 79) TWEEDE TONEEL. Het toneel moet veranderd worden, en de Zaal verbeelden, waar de Nationale Vergadering haare zitting houd. De Vergadering, in order gezeten. De Prefident en verdere Beamten. Er hccrscht eene deftige jlilte. Bij allen is eene eerbiedigheid en bedaardheid, die treffende is. DE PRESIDENT. ]\^[ijne Heeren! thans is de Koning te Parijs wedergekeerd. Het voegt een vrij Volk rechtvaardig en billijk te zijn, even gelijk het eenen Koning betaamd zijne geheiligde pligten te betragten. De Vorst, die ons verlaaten wilde, kan zijne reden gehad hebben, en deeze moeten wij onderzoeken. Men kan zo wel te toegeeflijk als te geflreng weezen. De Koningen zijn in de oogen der verlichte Natiën geene Afgoden, geene Weezens meer, die blindling en flaafsch worden toegejuicht, niettegenflaande zij de rechten van den Mensch, de Vrijheid der Volken fchenden! Maar, de Koningen zijn ook onze Vijanden niet, die ten beftendigen Voorwerp van onzen haat, afkeer, en vervolging moeten verftrekken. Hier is een middenweg, dien wij te houden hebben. Het Volk, dat zig waarlijk hervormd heeft, begeerd ook zijnen Vorst te hervormen. Wij begeeren het geluk van allen, en onder die allen be-  bekleed onze Koning, de Vader der Franfche», geene der minfte plaatfen! Zelf, indien hij wil zo als wij billijk willen, dan heeft hij in ons Vaderland den eerften rang ! Onderzoeken wij dan eerst grondig allés wat tot de vlugt des Konings eenige betrekking heeft, en fchorten wij onze beoordeelingen op, tot zo lange wij genoegzaam in dit ftuk verlicht zijn; dan Voldoen wij in volle kragt aan den eed, dien wij aan de Natie, de Wet en het Volk gezvvooren hebben, en zij, die> door hun eigen vergrijping, vallen moeten, zullen de flem van hun geweeten volgen, en ons, zeifin hunne vernedering, moeten toejuichen ! Befluit gij, Mijn Heeren.' tot een onpartijdig en grondig onderzoek? en is het uw wil dat er Commisfarisfen ten dien einde benoemd zullen worden ? Alle de Leden buigen zig, ten bewijze van hunne toeftemming. Laaten wij dan onzen taak hervatten en vervolgen, en met vernieuwden ijver het algemeen belang behartigen! om aldus de waereld te overtuigen, dat de Volken geen Vorften noodig hebben, om hen de waare Vrijheid en het weezenlijk geluk te bezorgen. DER-  C 8i> DERDE TONEEL. Het Toneel verbeeld eene der vertrekken in 's Konings Paleis. D R O U è T. \^7dk eene woede, die dé onfchüldige Huisfieraaden verbrijzeld! — Wie weet, of wij niet eveneens verbrijzeld zouden geworden zijn! Hemel! uwe goedheid flaat het menschdom gade; en zij die dit vrije Volk eenen ftrik gcfpannen hebben, worden voor als nog in hun eigen gaaren gevangen. o Mijn Koning! Welk eene helfche boosheid bezielde de Vijanden van uw heil ! Zij hebben hebben u verleid tot eenen Hap, die uwen roem bevlekt! die in ftaat is om u de liefde, .de achting en het vertrouwen der Franfchen te doen verliezen! Eenige weinige kroonen mogen u toejuichen en beklagen! Maar, hebben uwe eigen ooren niet de verfoeijingen en vervloekingen van zo veele millioenen gehoord, die voor deezen u aangebeden hebben? Koningen der aarde ! Ziet hier wat gij zijt* en wat er van u worden zal, wanneer zij, diè gij onder uwe voeten in het ftof vertreed, zig doen gelden willen! eenige tusfchenpoozing. Maar, na mijn Vaderland gediend, en deezen grootften pligt vervuld te hebben , hoor ik de ftern der liefde. Mijne Magdale- F ne!  C8a) ne! < Ach r waar is zij wat doet zij ? Hoe zal het lot van haar Vader haare gevoelige ziel treffen! En wat is mijne ver* wagting? o Mijne Magdalenef eenig Voorwerp van mijne onveranderlijke liefde! Zult gij immer de mijne worden? VIERDE TONEEL. drouct, magdalene. d r o U è' T. Daar is zij! Mijn Dierbaare! magdalene. Red mij nu ook, mijn Vriend! mijn Alles! — d r o u è' t. Ik vlieg ter uwer redding, mijne Magdalene! flegts één woord, ééne wenk ter aanwijzing! magdalene. Mijn Vader is in de gevangenis! — Wat hij verdiend hebbe kunt gij zelve bezeffen! Gij hebt uw Vaderland den gewigtigften dienst beweezen. Gij, — fchoon uwe groote ziel, die niet begeeren mogt, hebt aanfpraak op de erkentenis der Franfchen. — Vorder, om mijnen wil, deeze verfchuldigde dankbaarheid! —Gij fchenkt de Franfchen hun Koning, fchenk, ach! fchenk ook mij mijn Vader weder! Smeek om zijne Vrijheid! — Uw verzoek kan men niet aflaan! — Uwe belooning zal, maar neen! gij zijt verre boven alle belooning verheven! Daar is  C83) is mijn hand! Drouët! Ik ben de uwe! Uit liefde en erkentenisfe, de uwe, voor eeuwig. DROüëT, haar vuuriglljk omhelzende. Vertoeven wij geen oogenblik. Kom! mijne waarde Magdalene! Kom! De Franfchen zijn grootmoedig! Zij zijn eigenlijk aan u dit hun geluk verfchuldigd! Gij deed mij de eerfte ontdekking! Laaten wij te faamen om de vrijheid van uwen Vader fmeeken! Zij zullen ons hooren! Ja! zij zullen ons hoo- ren! MAGDALENE. Welk een heerlijke dag zou het voor mij zijn, mijn Vaderland en mijn Vader gered te hebben! Einde van het vijfde en laatjle Bedrijf.