CARACTERS, en KLEDINGEN der PERSONAADIEN van dit STUK. De Graave van Almaviva, móet zich op eene edele wyze vertoonen; en teffens met eene bevallige Onbedwongenheid; de bedorvenheid van zyn hart, moet niets gemeen hebben met de boffelykheid zyner manieren. De grooten behandelde volgens de zeden van zyn tycl alle onderneemingen omtrent de vrouwen, als een zaak van weinig belang Dee:e rol is des te moeijelyker dewyl de perfonaadje geduuriglyk in zyne eigen flrikken valt Zyne kleding is in het eerfte en tweede bedryfeen jagtkleed, met halve laarzen, volgens de oude fpianfche wyze, in het vierde en vyfde, heeft hy een prachtig oud fpaanfch gewaad. De Gravin, Aangedaan zynde door twee tegenftrydige hartstochten, moet niet dan een inge« toogene tederheid doen blyken, en eene zeer bezadigde ftoornis; niets, vooral, hetwelk voor het oog des aanfchouwers haare beminnelyke en deugtfaame hoedanigheden eenigzins bevlekken kan —— Deeze rol is een der moeyelykfte van dit fr.uk. Haare kleeding is in het eerfte, tweede en vierde bedryf eene huisielyke Leviette geene fieraadien op het hooft;Zy is in haarvertrek en onderftelt eenigzins. onpasfelyk te zyn : in het vyfde bedryf is zy in het bruidskleed van Sufanna met een zwierig kapfel met witre pluimen. Figaro,Men kan den Tooneelfpeler, die deeze rol zal uitvoeren , naauwlyks genoeg aanbevelen, om zich den waaren geelt van dit caracter wel in te drukken: hy moet in het zelve altoos de natuurlyke reden en bet fyn oordeel doen uitblinken, verga • zelt van blygeeftigheid en geefti^e invallen, of hy «oude deeze kundige rql verlaagen. Zyne kleding is als die van den Barbier van Ssville. - t Sf-  CARACTERS en KLEDINGEN ïnz. Süsasha, een jong, geeftig, gefleepen, en blyaardig meisje, doch die zig niet vertoont met die byna onbelchaamde lugthartigheid, waarmede men doorgaans de verleidende kamerjuffers op de toneelen afbeeld. Haare kleding is, in de eerfte vier bedryven een wit huiskleedje zeer zwierig en in een goeden fmaak n-esarneert de rok van het zelfde • een toque het hooft: in het vyfde bedryf wordt haar door den graaf eene andere opgezet, met een lange hooft fluier hoge pluimen en witte linten zy is vervolgens in dit bedryf gekleed in de Leviette van haare meeftresfe zonder eenig hooftfieraad. ' M arcelina, Eene vrouwe van yerftand; eeri weinig oploopend van aard; doch welker Caracler, dpor haare eigene miflagen en ondervindingen is verbetert gewórden. Indien de Aélrice, die deeze rol fpeelt, zich verheft met eenewelgèpnfte fierheid tot de zedelyke verheevenheid, welke de herkenning van het derde bedryf opvolgt, kan zy het ftuk ongemeen veel belang by zetten. Haare kleding is die eener fpaanfche iuffetbewaardfter, of gouvernante, waarin een deftige zedigheid uitblinkt, met eene zwarte muts op het hooft, raar de fpaanfche wyze. Antonio, Móet zich.vertoonen als iemanc, die half befchonken is, doch van tyd tot tydzich herftellende, zoo dat m.en in het vyfde bedryf zulks niet meer 'bemerkt. ' Zyne kleding is die van een fpaanfehen Landman , waar van de mouwen achter over hangen: een witte hoed en witte fchoenen. Franc i na, Een meisje van twaalf jaaren met eene geeftige eenvoudn'^. Haare kledinge is een bruin kazakje mee zil- vre  CARACTERS en KLEDINGFN enz.' vre knoopsgaten en knoopen: een rokje van eene levendige koleur, een zwarte toque met witte pluimen op het hooft: de overige boerinnetjes van de bruiloft moeten in de zelfde fmaak gekleed zyn. Chehubïn, Deze rol zoude beft gefpeelt kunnen worden Joór eene jonge mooije vrouw. Hy moet zeer befchroomt en ingetoogen zyn voor de Gravin; in alle de andere gelegenheid een bevallig en aardig fnaakje, een onftandvaftige en onruftige tederheid mnakt den grond van zyn jeugdig caracler *iit; hy tracht met drift zich onder den rang der minnaaren te ftellen; doch zonder eene vaftgeftelde verkiezing, zonder overleg, altoos zich bepaalende tot de voorkomende gelegenheden. Hy moet zeer ryk gekleed zyn: in het eerfte en . tweede bedryf als een paadje van het Spaanfche hof, zynde in het wit met zilver geborduurt: een kort blaauw manteltje op den fchouder, en een hoedje met pluimen: in het vierde bedryf is hy eeven als de overige Landmeisjes gekleed: in het vyfde heeft hy een officiers monteering, een hoed met een cocarde en een degen. Bahtholo, heeft hier het zelfde caracler ert kleed als in den Barbier van Sevilie. Baziiids, insgelyks. B r id'oison, Deeze perfonaadje , moet zich met al de ftoutmoedigheid vertoonen van een zot, die Zyne befchroomtheid verlooren heeft: zyne hakkeltaal is een aardigheid te meer in hem, die men voor al niet te fterk moet hooren: en de acleur'zoude zich zeer bedriegen indien hy door dezelve, overmatig te maaken eene koddigheid aan zyne rol wilde byzetten, de ernftigheid van het caracter dat hy bekleed is geheel flrydig met het belagchelyke: en hoe eenvoudiger hy het zelve vertoont, hoe Kunffiger. t 2 Zyn  CARACTERS en KLEDINFEN m. Zvn kleed is dat van een Spaanfchen Rechter, met eeneeroote paruik op het hooft eenSpaanfche kraag om den hals, hebbende eene lange witte gerechts roede in de hand. Dübbeidshasd , eeven gekleed als den Rechter, maar hebbende een korter gerechts roede. De Deurwaarder , met het kleed, den mantel, en degen als een crispyn, maar dragende den jlaatltgezezden zonder een lederen gordel op zyde, geene halve laarzen, maar zwarte fchoenen en koulfcn;een witte lange paruik op het hooft met een menigte •krullen: nebbende eene korte witte gerechtsroede. Grippe-sol, Moet gekleed zyn als een boer met hangende mouwen, een hoog gecouleurt veste en een witten hoed. < . pbdmm.uc, In een wambuisje en camifool met enn gordel om het lyf met laarzen, een couriers hoed op het hooft, en hebbende een zweep in de hand. Zwygende Personaadjen, Sommigen als Rechters, andere als landlieden, anderen als levtey bedienden gekleed. HET  Het HUWELYK VAN FIGARO, O F, De DAG der ZOTHEID. EERSTE BEDRYF. Het Toneel verbeeld eene kamer, half ontmeuhelt* er ts eene groote armfloel in het midden. Figaro meet met een meet/lok de vloer. Sufanna fcbiktvoor een Ipiegeljlacmde ,bp baar hooft een klein ruikertje "Mn oranje bloei/em, het hoedje van de bruid Se~ naamt. ö EERSTE TONE E~L~ ' Figaro, Süsanna. Figaro. i\ Egentien voeten tegen zes- en twintig.* Sus anna. Kyk, Figaro! vind gy nu myn hoedje beter? _• Figaro. «™ï ,rc,heelt,vee!»™y"e bekoorlyke! Ó, wat is dat "2 ely5 ru!ker,tJe. °P h« hoofd van een rhooij meisje, ftreelena voor het verliefd gezicht Van een mmn lar op den bruilofts morgen !..... A So-  a Het HUWELYK van FIGARO. Sus ann a, ivykende. Wat meet gy toch daar? Figaro. Ik zie, of dat fraaije ledekant, dat, myn heer ons geeft, hier wel zal ftaan, Sufannetjel S u s a n n a. In deeze kamer ? , Figaro. Hy ftaat ons die af. sus anna. En ik begeer die niet. Figaro. Waarom? Sus anna. Ik begeer die niet. Figaro. Maar noch eens? Susan na. Ik heb 'er geen zin in. Figaro. Zeg dan, waarom? S us anna. En als ik het niet wil zeggen? Figaro. ö, Als ze ons eens in den ftrik hebben! S u s a n n a. Utetoonen, dat ik gelyk heb, zou eeven zo veel zyn als te bekennen dat ik ongelyk hebben ktmi zyt gy myn dienaar of niet? Figaro. Te word gemelyk tegen het gemakkelykfte vertrek van 't kafteel: dat juilt in het midden der twee appartementen is. Krygt mevrouw des nachts een ongeval, zy trekt aan de fchel van haare zyde: wip! in tweeftappen zyt gy by haar; heeft myn heer iet  of de DAG der ZOTHEID. 3 nodig, hy heeft maar de zyne te doen klinken; krak! in drie fprongen , daar ben ik. SüSANKA. Goed ! maar als hy des morgens klinken zal, om u de eene of andere lange groote boodfchap te geeven-, wip! in twee flappen is hy aan myne kamerdeur, en, krak! in drie fprongen Figaro. Wat wil je daar meê zeggen? Sus anna. Je rnoeft my met geduld aanhooren. Figaro. Myn hemel! wat is 'er dan ? S usanna. Daar is, vriend ! dat myn heef de graaf Ahtlaviva, geen luft meer hebbende om de fchoonheden van den omtrek te vlcijen, tot zyn kafteel terug wil keeren; maar niet by zyne vrouw 5 't is de uwe, verftaa-je, waar op hy het oog flaat, en 't is de getrouwe Bazilius , de eerlyke agent zyner uitfpanningen , myn edele zangmecfler, die my dag aan dag, terwyl hy my les geeft, dit herhaalt. Figaro. Bazilius? -o myn lievertje! zoo ooit een dragt groen hout, op het rugge-beengelegt, naar eifch de fchouders gelmeert heeft..... SUS anna. Gy dacht, goede ziel! dat ik die huwelyksgifc, die men my geeft, aan uwe mooije oogen en ver* riienften te danken hadde? Figaro. Daar voor had ik genoeg gedaan. S usanna. Wat zyn de menfchen van verftand eenvoudig! Figaro. Dat zeid men. A 2 Su.  4 Het HUWELYK van FIGARO, sus anna. Maar 't ergft is, dat men het niet gelooven wil. Figaro. Men heeft ongelyk. S usanna. Weet dan, dat hy dien bruidfchat beftemt om van mv in het geheim een zeker quart uurs alleen te verwerven, 't welkeen oud recht der Heeren.... Gy weet hoe bedroeft hy was'. Figaro. Ik weet het zoo wel, dat ik, indien mynheer de craaf bv zyn trouwen dat fchandelyk recht met had afgefchaft, u in zyne ftaaten niet getrouwt zoude hebben. S u s a n n a. Wel nu! heeft hy het afgefchaft; hy heeft 'er berouw van; en 't is van de bruid, dat hy het deeg das: in het geheim weerom koopen wil. Figaro» zyn voorhooft wryvende. Myn voorhooft word week van verwondering, e» is bevrucht met Susanna. Wryf het dan niet! Fig a r o. « Wat zou 't dan weezen? Susanna, lagchende. Als 'er een puistje kwam, zouden de bygeloovigen Figaro. Te lacht, deugnietje! Ha was'er middel om dien liftio-en bedrieger te verfchalken, hem in een kunftigen ftrik te doen vallen, en hem zyn goud te ontmoffelen! Susanna. Kunftgreepen en geld : dat is recht uwe zaak^  of de DAG der ZOTHEID, $ Figaro. 't Is de fchaamte niet, die my weerhoud. Susanna. De vrees? Figaro. 't Is niets eene gevaariyke zaak te onderneemen; maar 't is kunft om het gevaar te ontvhigten, door ze wel te beftuuren; want om des nachts in iemands kamer te komen, hem zyne vrouw af te blaazen, en honden ftokflagen voor de moeite te krygen, dat valt ligt; duizend zotten hebben dat gedaan. Maar {Er -word van binnen gefcbeld.) Susanna. Mevrouw is wakker: zy heeft my ftriktelyk bevolen van de eerfte te zyn om haar te fpreeken op myn trouwdag. Figaro. Schuilt daar alweer wat achter? Susanna. Men zegt dat zulks de verlaatene vrouwen geluk aanbrengt. Vaarwel, myn Fi, Fi Figarootje! denk aan onze zaak! Figaro. Een klein kusje, om myn geeft werkzaam te maaken* Susanna. Op dees dag? aan myn minnaar! ik wenfch het u toe! en wat zou op morgen myn man daar van zeggen? {Figaro omhelft haar.) zacht! zacht! Figaro. Je kent myne liefde niet! Sussanna. Wanneer zal je ophouden, onrufl! om my daar van van den morgen tot den avond tc fpreeken ? Fi- A 3  6 Het HUWELYK van FIGARO, Figaro. Als ik ze u van den avond tot den morgen kan toonen. (Vr word ten tweedemaal gefcheld) Susanna, van verre, met de vingers op den mand. Zie daar uw zoen, myn heer! nu heb ik niets meer van u. Figaro, baar naloopende. O, maar het is zoo niet, dat gy ze ontfangen hebt. TWEEDE TONEEL. Figaro, alleen. De lieve meid! altyd lachend, altyd vrolyk, vol vérfhnd, vol liefde, vol betovering! maar zedig! C hy loopt met een vaart over V Toneel en wryft zich de banden, ) Ha, myn heer! myn goede myn h-er gy wilde 'er my geeven te bewaaren! Ik beureep ook niet, waarom hy my, na my reeds tot hofbewaarder benoemt te hebben, in zyn afgezintfchap meê wil neemen, en tot courier aanltellen Ik ondekke u, myn heer de graaf! drie bedieningen tcH»w ■ •• "^■"f»« S u s a n n a, htm in drift terug floot ende. niet zirten. Het is onbel'choi't hier zoo Ut vertrék te komen. De Graaf. Gy 1 èt« immers niet te vreezen-, myn lieve! ëfiS beden by u. i a nxius , tegen den Graaf. Het gaat n 't hart, dat ik my dus op het vsxi den page vermaakt hebbe, dewyl gy  •f de DAG der ZOTHEID. *%- gy het hoorde; ik deed het alleenlyk om haare gevoelens te ontdekken, want in den grond..... De Graaf. Vyftig piftolen, een paard! en dat men hem naar zyne ouders zende. Bazilius. Maar, myn heer, om een korswyl! De Graaf. Ik hebbe op gifter den kleinen ligtmis noch by. de dochter van den tuinman verraft. Bazilius. By Francina? De Graaf. En dat wel in haare kamer. Susanna. Alwaar myn heer mede wat te doen. had naai; gedachten. De Graaf, [pottende. De fchimpfchoot behaagt my. Bazliius. Hy voorfpelt iets goeds. De Graaf. Ik ging Antonio zoeken myn dronken tuinman, om hem myne bevelen te geeven. Ik kloppe, men laat my wachten; uwe nicht fcheen in verwarring ; ik kryg achterdocht; ik fpreek met haar; en zie in het rond; ik ontdekke achter de deur een gordyn, een mantel, ik weet niet wat, waar onder eenige klederen verborgen waaren; ik nader zachtjes, ■om het gordyn weg te trekken, (De graaf gaat, terzvyl by dit verbaalt, naar de armfloel, en $gtp om de gebaarden te beier na te bootfen, de fok of, ,die fufanna over dezelve gehangen heeft) enikzie.,.. ( by ontdekt de page in de foei.) Ha!...... Bazilius. Ha, ha! B4  24 Het HUWELYK van FIGARO. De Graaf. Die klugt weegt de ander op. Bazilius. Noch al zo fraaij. De Graaf, tegen Sufanna. 't Gaat wel. Juffrouw! Gy ?yz naauwlyks ondertrouwt , en gy maakt reeds zulke voorbereidfels! 't was dun om myn page te onderhouden , dat gy my weg wilde zenden..— En gy mynheer, die geene de minfte beterfchap doet blyken, 'er ontbrak niets meer aan u, dan om u zonder eenige eerbied voor uwe doopmoeder, aan haare eerfte kamerjuffer, aan de vrouw van uwen vriend aan te bieden maar ik zal niet gedoogen, dat Figaro, dat een man, dien ik achting toedraag, het ilagtoffer zy, van zulk een bedrog!-—! is hy met u binnen gekomen Bazilius ? Sus ank a, verfloort. Fr is hier noch bedrog noch Ilagtoffer: Hy was daar terwyl gy met my fpraakt. De Graaf, in drift. Het is te hoopen dat het niet waar is, 't geen c?y daar zegt zyn ergfte vyand zoude hem zulks niet toewenlchen. Susanna. Hy verzócht my om mevrouw te beweegen, om by u vergiffenis voor hem te verkrygen: hy was zoo v 'fchiikt van u te zien , dat hy zich in die armftoel vsbergae. De Graaf, toornig. Helfch bedrog; ik hebbe 'er my in neergezet toen ik binnen kwam. Cherubyn. I '•>■ l weer een andere guiteiy ! Ik zelf wa? 'er :hter. Cnt-  of de DAG der ZOTHEID. 25 Cherubyn. Ik bid vergeef my! maar het was op dat oogenblik, dat ik 'er infprong. De Graaf. Verraderes .(tegen Sufanna) Gy zult Figaro niet trouwen. Bazilius. Bezadig u; men komt.. De Graaf, Cherubyn uit de /loeirukkende, en hem op zyne voeten zettende. Hy zou daar voor het oog der geheele waereld blyven zitten. TIENDE TONEEL. . Cherubyn, Susanna, Figaro, De Gravin, De Graaf, Francina, Bazilius. Bande van Boeren en Boerinnen, gekleed voor bet Fee/l. ■ Figaro, hebbende een vrouwen hoed- je in de hand, vercïert met witte pluimen en witte linten; tegen de Gravin. Niemant dan gy mevrouw kan die gunft voor ons verwerven. De Gravin. Gy hoort het, mynheer de graaf; men verbeeld zich , dat ik veel op u vermoge j en dewyl hun verzoek niet onbillyk is De Graaf, verleegen Het zoude zeer onbillyk moeten weezen B 5 Fi-  16 Het HUWELYK van FIGARO, Figaro, zacht, tegen Sufanna. Onderfteun toch myne pogingen! Susanna, zacht tegen Figaro. Die nergens toe dienen zulien. Figaro, zacht. Doe maar wat gy kunt. De Gr-aaf, tegen Figaro. Wat eifcht gy van my? Figaro. Alle uwe vaflaalen verheugt zynde, over de vernietiging van een zeker onaangenaam recht, myn heer, het welk uwe liefde voor mevrouw..... De Graaf. Wel nu, dat rectit is te niet: wat wilt gy zeggen? Figaro, Scberpzinniglyk. Dat het hoogtyd is, dat de deugt van een zoo goeden rneefter ruchtbaar worde! zy is van zoo groot nut voor my ;op dees dag! dat ik gaarne de eerfte wilde weezen om ze met myn trouwfeeft te vieren. De G raaf., in verwarring. Gy fpot met my, myn vriend! de affchaffing van een onbehoorlyk recht, is niet anders dan een fchuldbetaaling aan den pligt van eer. Een Spanjaard kan het hart eener fchoone door gedienftigheid trachten te overwinnen; maar de eerfte offerhande van begunftiging, als een flaaffche verfchuldigtheid af te dwingen, is de tiranny van een Wandaal, en voegt niet aan een edelen Castiljaan. Figaro, Sufanna aan de hand houdende. Gedoog dan , 'dat dit lieve meisje, wier eer door uwe deugt in veiligheid is geftelt in het openbaar van uwe hand, dit maagden-hoedje, met witte pluimen en linten verciert, nis het zinnebeeld van de zuiverheid uwer oogmerken, van uwe hand ontfange!—- be- ve?.  O* de DAG dhr ZOTHEID; -a? veftig zulk eene plegtigheid voor alle toekomende .huwelyks verbintenisfen, en laat men met faam vereende ftemmen, voor altoos door een, vier regeligert zang de gedachtenis De Graaf, in ontroernis. Indien ik niet wilt, dat minnaar, poëet, en muficant, drie tytels van toegeevenheid zyn, zouden alle de buitenfpoorigheden.... Figaro. Vrienden: vereenigt u met my} alle te faamen. Mynheer de Graaf! mynheer de Graaf. Sussanna, tegen den graaf. Waarom wilt gy eene toejuiching ontwyken , die gy zoo wel verdient? De Graaf, ter zydem Verraderes! Figaro. Slaa dan het oog op haar mynheer. Nooit kan eene fchooner bruid ten blyk {trekken van de grootneid uwer opoffering. Susanna. 'Stel myne fchoonheid ter zyden, en fpreek aileenlyk van zyne edelaartigheid! De Graaf, ter zyden. Dit alles is een trek dien men my fpeelt. De Gravin. Ik voege my by hun, mynheer de graaf; die plegtigheid zal altoos dierbaar voor my zyn, dewyi zy -haar beginsfel ;heeft in de liefde, die gy voor njy gehad hebt. De Graaf. En die ik noch voor u hebbe. Mevrouw! 'c is deeze, die my doet toeftemmen. allen te gelyk: Vivat! Dk  *S Het HUWELYK van FIGARO, De Graaf, ter zyden. Ik ben in't net. (bard.) Maar ik, wenfchte wel, om aan de plegtigheid meer luifter by te zetten , dat men dezelve tot dees avond uitftelde. (ter zyden.) laten wy terftond Marcelina doen komen. Figaro, tegen Cherubyn. Engy, klein guitje! gy zegt niets? Susanna. Hy is droefgeeftig; myn heer zend hem weg. De Gravin. Ik bidde om genade voor hem, mynheer! De Graaf. Hy verdient die niet. De Gravin. Hy is noch zoo jong. De Graaf. Zoo jong niet als gy wel denkt. Cherubyn, al beevende. Edelmoediglyk te vergeeven is geen heeren-recht, waar van gy afftand hebt gedaan, toen gy met mevrouw trouwde. Susanna. Indien mynheer het recht van te vergeeven had afgeftaan , zoude hy gewisfdykhet zelve wel ras terug koopen. De Graaf, belemmert. Zeker ja! Cherubyn, tegen den Graaf. Myn gedrag jwas onbedacht, 't is waar, mynheer maar geene de minde onbefcheidenheid in myne woorden De Graaf, verlegen. Nu! het is genoeg. ... Figaro. Wat wil hy zeggen? De  • f de DAG der ZOTHEID. z* De Graaf, in drift. 't Is genoeg 't is genoeg; een iegelyk eifcht zyne vergiffenis: ik ftaa ze hem toe; ik zal meer doen Ik geeve hem eene compagnie in myn Legioen. allen te gelyk. Vivat. De Graaf. M ïar op voorwaarde dat hy op ftaande voet vertrekke, na Catalonien om het zelve te vergezellen. Figaro. Zal hy dan niet op myn bruiloft weezen? De Gra af Ik begeer dat hy vertrekke! Cherubik. Ik zal gehoorzaamen. De Graaf. Kus de hand uwer doopmoeder en verzoek haas om haare befcherming. De Gravin. Cherubyn buigt zich op eene knie voor de gravin, zonder te kunnen fpreeken. Gaa ? jongeling! dewyl wy u niet tot op morgen mogen hier houden. Gy gaat eene nieuwe loopbaan in treden, vervul dezelve met glorie; wees kloekmoedig, vriendelyk, en onderdaanig, herrinner u de goedheden van uwen weldoener, gedenk aan dit huis waar in gy zyt opgevoed; wy zullen altoos deel neemen in uw geluk. Cherubyn ryfl op, en gaat op zyne plaats. De Graaf. Gy zyt ontroert mevrouw. De Gravin. Ik beken het, mynheer! wie kan zonder vrees een jongeling van die jaaren tot een zoo gevaarlyken ftand zien overgaan: hy is de bloed verwant myner ouders: hy is myn doopki.nd! De  30 Het HUWELYK van FIGARO, De Gbaaf, ter zyden. Ik zie, dat Bazilius gelyk had. (hard) omhels Sufanna voor de laatitemaal, mynheer! Figaro. Waarom', voor de laatfle maal, mynheer de graaf? hy;zal immers hier de winterryden doorbrengen ? ■ omhels my dan insgelyks capitein ! (hy emhelfi hsm} Vaarwel myn Cherubyntje! gy gaat een gantfch ander leeven leiden-, feldrement ! gy zult niet meer den gantfchen dag de meisjes achter f de DAG dek ZOTHEID. 33 ken dat gy vertrokken zyt; ontwykflechts zyn gezicht; ik neeme op my, om u met hem te bevredigen als het feeft voor by is. Ch kr ubïk. Maar Francina? zy weet haare rol niet. Bazilius. Wat duivel leert gy haar dan, federt acht dagen? gy zyt altoos by haar. Figaro. Gy hebt niets te doen van daag, geef haar uit genade een lesje. Bazilxus. Wees op uwe hoede, jongeling! wees op uw hoede! De vader is te onvreeden; de dochter heeft klappen om de ooren gehad; zy leert niets met u. Cherubyn! Cherubyn! gy zult haar fmart baaren: de kruik gaat zoo lang te water Figaro. Ha! zie daar onzen weetniet, met zyne oude fpreuken. Wel nu, waanwyze! wat zegt de wysheid der volkeren • de kruik gaat zo» lang te watev tot zy... Bazilius. Tot zy vol. Figaro, heengaande. \ Is zoo gek niet, voorwaar! 't is zoo gek niet! Einde van het eerfle Bedryf. C' TWEE-  34 Het HUWELYK van FIGARO. TWEEDE BEDRYF. Het Toneel verbeeld eene fraaije Jlaapkamer; men ziet een Ledekant in een Alcove, met eene verhoeven voetbank "er voor; aan de rechte zyde is de deur van het vertrek van Sufanna: naajl de Alcove een ven/Ier, dat op den tuin uitziet, aan de linke zyde de deur van de kamer der Juffers van de Gravin: aan voeder zyden ftaat een armjïoel en een tabouret waarop een cyther legt. EERSTE TONEEL. De Gravin, Susanna. De G ra vim. Doe de deur toe Suzon ( zy doet de deur toe) vertel my alles. De graaf wilde u dan verleiden? Susanna, Och, neen, mevrouw! mynheer zoekt zo veeIe omwegen niet met zyne nedrigedienftmeid;hy wilde my koopen voor gereed geld. De Gravin. En de page was 'er by. S usanna. Dat is te zeggen hy was achter de groote armfloel. Hy kwam my verzoeken om by u voor hem génade te vraagen. De Gravin. Waarom zich niet tot my zelve gewend? -—• zoude ik hem geweigert hebben Suzon ? Susanna. Ik hebbe het hem gezegt; maar de droefheid over zyn vertrek , en vooral van mevrouw te verhaten; Ach Suzon hoe bekoor lyk hoe edelaardig is zy; waar ook , hoe achtenswaardig ! D*  'óf de DAG der ZOTHEID. 35 De Gravin. ts het waar, dat ik zulk een voorkomen, hebbe Suzon, ik, die hem altyd hebbe voorgedaan? Susanna. Hy ontdekte hier op uw hooftftrik, dien ik in myn hand had : hy ontrukte my denzelven De Gravin» Myn hooftflrik?...- welkeen kinderachtigheid. StlSANMA. Ik wilde hem dien afneemen, mevrouw! hy was een leeuw gelyk: zyne bogen glinfterden Gy zult hem niet krygen, zeide hy, terwyl hy zyn zachte ftemmetje verhefte, gy zult hem niet krygen, dan met myn leeven. De Gravin, in gedachten* Wel nu, Sufon ? Susanna. Wel nu, mevrouw! kon ik dat klein dfommeltje bedwingen ? . En dewyl hy naauwlyks den zoom Van uw kleed zoude durven kusfen! zoo wilde hy telkens my omhelzen. De Gravin, in gedachten. m Weg weg met die zotheden! Myn man heeft, eindelyk u dan gezegt Susanna. Dat hy, indien- ik niet naar hem wilde hooren 3 Marcelina zoude bëgunftigen. De Gravin, opftaande, en zich met haare waaijer waai jende* Hy heeft geene de mi-ifte liefde voor my. Susanna. Van waar dan die jaloersheid? De Gravin. Uit hoogmoed, gelyk by alle mafinen, myn lieve ! Helaas ik heb hem te vee! bemint myne alte groote tederheid heeft hem een tegenzin inray. Ga ne  <;6* Het HUWELYK van FIGARO, ne liefde doen krygen; zie daar alle myne misdaad! maar dit moet u geen nadeel toebrengen; gy zult trouwen met Figaro. Hy alleen kan 'er ons in helpen. — zal hy hier komen? Susanna. Zoo ras de jagt vertrokken zal zyn. De Gravin, zich waaijende. Doe het venfter op den tuin een weinig open; het is hier zoo heet Susanna. Dat is dat mevrouw in drift is. ( zy opent het achter venper.) Ha! daar ryd mynheer de graaf uit, gevolgt door Pedrille, en een - twee - drie •- vier jagers. De Gravin, zich op een foei zettende. Men klopt aan de deur Suzon. Susanna, loopt fchielyk al zingende. 't Is myn Figaro! 't is myn Figaro! TWEEDE TONEEL. Figaro, Susanna, De Gravin, zittende. Susanna. Kom binnen, kom binnen, myn waarde Figaro! mevrouw is in een ongeduld. Figaro. En gy Sufannetje? Maar ter zaak wat is 'er? eene beuzeling. Mynheer de graaf vind onze jonge bruid beminnelyk, hy zoude haar gaarne tot zyne minnares maaken. Wel nu ! dat is zeer na* cuurlyk. S usanna. Natuurlyk?  of de DAG der ZOTHEID. 37 Figaro. Ten tweeden, hy benoemt my tot courter en Suzon tot raad vanAmbaflade; dat is recht wel overleid. • Susanna. Zult gy ophouden ? Figaro. En dewyl Sufanna, myne bruid, het diploma niet aan wil neemen, zoo tracht hy de oogmerken van Marcelina te begunftigen, hier in is al weder niets zeldzaams. Zich te wreeken van hun, die onze ontwerpen in de war góoijen, door de hunne te keer te gaan, dat is iets dat een iegelyk doet, en het geen wy zelve gian doen: zie daar het al. De Gr avik. Kunt gy noch fpotten Figaro met een befluit, dat ons allen ongelukkig gaat maaken ? Figaro. Wie zegt dat, mevrouw ? Susanna. In plaats van leedweezen te gevoelen over onze droefheid Figaro. Leedweezen! is her niet genoeg, dat ik 'er my mede bezig houde? ik zal den graaf in zyn eigen ftrik doen vallen; en, om met eeven veel kunfl te handelen als hy, zoo laaten wy voor eerfl zyne drifc naar onze bezittingen maatigen, door hem bezorgt te maaken over de zyne. De Gravin. Dat is zeer goed , manr op wat wyze ? Figaro. Het is reeds overlegt, mevrouw! een valfch bericht, u aangaande..... De Gravin. My aangaande 1 is uw hooft op hol ? C 3 Fi-  3S Het HUWELYK van FIGARO» Figaro. ó, Het is het zyn , dat op hol moet. De Gravin. Een man die zo minnenydig is!..... Figaro. Te beter! men moet, om menfchen van dat caracter t" recht te brengen,hun bloed maar aan 't giften maaken ; een kunftje, dat de vrouwen zoo wel verftaan: en dan kan men hen , met een weinig doorfleepenheid by den neus leiden waar men ze hebben wil, tot in den Guadalquivier. Ik hebbe u aan Bazilius een naamloos briefje doen terug geeven, het welk aan mynheer ontdekt, dat zeker verliefde geleegenheid moet zoeken om u op het baal te zien. De GravIn. En gy durft u van een dergelyk verzinfel bedienen omtrent eene vrouw van eer.... Figaro. Daar zyn 'er weinige, waar mede ik dat zoude hebben durven waagen, mevrouw! uit vrees van den fpyker op 't hooft te flaan. De Gravin. Gy wilt dat ik 'er u nog voor bedanke naar 't fchynt. Figaro. Maar moet gy niet erkennen, dat het geeftig is; hem de uuren v,m dm dag zoo toe te tellen , dat hy een tyd, dien hy beftemt had, om zich met myne bruid te vermaaken, moet doorbrengen om te waaren en te vlot ken achter de hielen van zyn eigen vrouw? zal hy de eerfte naloopen. . of zal hy de tweede bewaaken? In die verwarring van geeft (a/ï bet venfter ziende ) kyk !kyk! daar ginter rent n j I.cer door't veld: hy vervoJgteen haas. Maar het  of de DAG der ZOTHEID* 39 het uur van 't huwelyk komt te poft; hy heeft'er zich niet tegen gewaapent, en hy zal in 't byzyn van mevrouw 'er zich niet tegen durven verzetten. SUSANNA. Neen; maar Marcelina zal het durven doen. Figaro. Brrrr! eene fchoone reden om beangit te zyn, zeker ! Gy zult aan mynheer laaten zeggen, dat gy, als het donker is, in den tuin zult weezen. Susanna. Wie, ik? ik zou dat laaten zeggen? Figaro. Goede Hemel hoor dan! raenfchen die niets van niets willen maaken vorderen niets , en zyn bekwaam tot niets. Zie daar myne zinfpreuk 1 ! Susanna. Zy is zeer mooij! Di Gravin. Zoud gy, indien zy 'er in verftond; toeltaan , dat zy 'er zich liet vinden. Fig * r o. Gants niet! —— Ik laat iemand een kleed van Sufanna aantrekken: wy zullen de byeenkomft verrasfen; zal de graaf alsdan dezelve ontkennen kunnen? S usanna. En wie zult gy myn kleed doen aantrekken? Figaro. Cherubyn. D e Ghavin. Hy is reeds vertrokken. Figaro. Meen, voor my niet. Wilt gy my de zaak toe*' betrouwen, mevrouw? Susanna. Men kan zich op hem veriaaten in hec uitvoeren C 4 van  40 Het HUWELYK van FIGARO. van een geheimen aanflag. Figaro. Van twee. drie, vier, aanflagen te gelyk, hoe moeyelyk en gevaarlyk ze ook zyn mogen; ik was gebooren om een hovelingjte zyn. Susanna. Men zegt dat het zeer moeijelyk is een hoveling te weezen. F i g a k o. Ontfangen, neemen , en verzoeken: zie daar hs drie woorden al het geheim. De Gravin. Hy is zo kloekzinnig dat hy my moed geeft. Figaro. Dat was ook myn voorneemen. Susanna. Gy zeide dan ?.... Figaro. Dat ik u, terwyl mynheerafweezig is,Cherubyn zal zenden Kap hem ! klee hem ! ik zal hem opfluiten , ik zal hem zyn les voorfchryven, en dan, aan den dans, mynheer de graaf! DERDE TONEEL. Susanna, De Gravin, zittende.. De Gravin, met haar moesjes doosje in de hand. Myn hemel, Suzon! hoe zie ik 'er uit die jongeling, die daadlyk hier zal weezen Susanna. Mevrouw begeert dan ^ïiet.dat het zyn hart ontkome? Ce  • f de DAG der ZOTHEID. 4I De Gravin, my merende voor baar zak fpiegeltje. • •••• gy zult zien hoe ik hem bekyven zal. Susanna, bet liedje of dm fchoot der gravin leggende. Laaten wy hem zyn liedje hooren zingen. De Gravin. Maar in waarheid myne frifure is in een wanorde..... Susanna, lagchende. Ik zal die twee boekels maar wat verfchikb-n dan zal mevrouw hem vry beter bekyven kunnen. De Gravin, tot zich zelve komende. Wat zeide gy toch daar, Juffrouw? VIERDE TONEEL. Cherubyn, met een befchaamt gelaat. Susanna, De Gravin, zittende. v Sus ah na. Kom binnen, heer officier! Men geeft gehoor. Cherubyn. Ach, hoe bedroeft my die naam, mevrouw! dezelve zegt my dat ,k eene plaats verlaaten moet, a,e eene doopmoeder zoo zoo goed Susanna. Ln zoo bekoorlyk! a i i . chehubyn, zuchtende. Ach! jaa! . ,. .Spanna, hem naboetfende. Ach! ,aa ! De arme jongen! met zyne fchelmfche fchynhe.hge oogjes!— Kom lief blaauw vogeltje zing het liedje voor mevrouw ! vogeltje, inDuEra/Ar\V' het liedïe bouwende. in het franich? q s ^  4i Het HUWELYK van FIGARO, S usanna, lagchendt. Dat is thans de taal in de mode, en Cherubyn De Gravin. Wie zegt men, dat het gemaakt heeft? Susanna. Slaa het oog op de blos van den fehuldigen , zy legt een voet dik op zyne wangen. Cherubyn. Is het eene misdaad tederheid te voeden voor Susanna, hem de vui/i toonende. Ik zal alles zeggen, deugniet! De Gravin. Kan hy .... het zingen ? Cherubyn. Och, mevrouwt ik beef zoo! Susanna, lagchende. En gnian, gnian, ghian gnian gnian gniangnian dewyl het mevrouw behaagt zedig auteurtje zoo zal ik u accompagneren. De Gravin. Neem myne Cyther! (De gravin zittende, boud het papier in de handr cm na te hezen. werpende van tyd tot tyd het gezicht op den page, die met neergeflaagen oogen voor haar /iaat, terwyl Sufanna achter haare/toet de muziek volgt, nu en dan glimlagchende. AIR: Marlhourg s'en vas en guerre. I. Mon courfier hors d'haleine, (Que mon coeur, mon coeuf a de peine ! j'errois de plaine en pluine Aujjré du deiirier.  of de DAG der ZOTHEID. 43 II. Au gré du deitrier. Sans valer, n'ecuyer; (*) La prés d'une fontaine, (Que mon coeur mon coeur a de peine!) Songeant a ma maraine, Sentois mes pleurs couler. III. Sentois mes pleurs couler, Prêt a me de dèfoler; Je gravoi's fun un chêné, (Que mon coeur, mon coeur a de peine!) Sa lettre dans la mienne Le Roi vient a paflèr. IV. Le Roi vient a paffer, Ses barons fon clergé; Beau page, dit la Reine, (Que mon coeur, mon coeur é de peinei) Qui vous met a la gêne? .Qui vous fait tant pleurer? V. Q ui vous' fai t tant pleurer ? Nous faut le declarer. Madame, et fouveraine (Que mon coeur, mon coeur a de peine!) J'avois une maraine, Que toujours j'adorai. (+) VI. Que toujours j'adorai, Je fens que j'en mourai. Beau page, dit la Reine, (*) 't Is by deeze regel, dat het liedje op het begmt gezongen te worden. t 1 jj'1' )4H'Cr 1°" Je 8u™ den paSe «itfcheiden vouwende het tedje weder toe, het overige wordt niet gezongen  44 Het HUWELYK van FIGARO, ( Que mon coeur, mon coeur a de peine!) N'eft ce qu'une maraine Je vous en fervirai! VIL Je vous en fervirai Mon page vous ferez! Puis a ma jeune Hélene (Que mon coeur, mon coeur a de peine!j Fille d'un capkaine, Un jour vous marierai. VHf. Un jour vous marierai. • Nenni n'eri fauc parler; Je veux, trainant ma chaine, (Que mon Coeur, mon coeur a de peine!) Mourir de cette peine; Mais non m'en confoler. .De Gravin, het liedje toevouwende. Het is geeftig.... Er is zelfs gevoeligheid in. Susanna, den cyther weder wegleggende. ö Wat de gevoeligheid aangaat; hy is een jongeling die.... Maar luifter,heer officier! heeft men u reeds, gezegt, dat wy, om het feeft dees avond meer vrolykheid byte zetten, eens vooraf willen zien, of een myner klederen u wel zal ftaan. De Gravin. Ik vrees, neen. Susanna, zich meetende met hem. Hy is eeven groot als ik.— Laaten wy vooreerft den mantel afdoen. (Zy maakt denzelven. los.) De Gravin. Als 'er iemand binnen kwam ! Susanna. Wat kwaad doen wy dan ? Maar ik zal' de deur flui-  of de DAG der ZOTHEID,' 45 fluiten. (Zy fluit de deur) Het is de muts, die ik wil zien. De Gravin. Haal van myn toilet eene baigneufc van my (Sufanna vertrekt om de muts te haaien.) V Y F D E TONEEL. Cherubyn, De Gravin, zittende. De Gravin. De graaf zal tot op het oogenblik van het baal onbewuft blyven , dat gy noch in het kafteel zyt, en als ian zullen wy zeggen , dat de tyd die "'er vereifcht wordt om uw brevet te vervaardigen ons in den Zin heeft doen vallen Cherubyn, bet Brevet toonendeHelaas, mevrouw ! daar is het; Bazilius heeft hot my uit zynen naam reeds gegeeven. De Gravin. Zoo fchielyk? Hy heeft gevreeft een minuut te verliezen ( zy leef.) ha ! zy hebben zich zoogehaaft, dat zy vergeeten hebben 'er zyn zegel aan te hechten. (zy geeft hem het Brevet weer te rug. ) ZESDE TONEEL. Cherubyn, De Gravin, Susanna. Susanna, met een groote mnts in de hand. Zyn zegel, aan wat? De Gra vin. Aan zyn brevet. 5y  *Ó" Het HUWELYK van FIGARO* Susanna. Hoe! zyn brevet, alrè De Gravin. Dar is 't geen ik zeide is dat myn baigneufe. Susanna, naajl de gravin gaande ^zitten. En wei de befte van allen. ( Cherubyn knielt voor haar, zy zet hem de muts op; en zingt,) Tournez vous donc en vers ici, Jean de lyra, mon belamil Hy is bevallig mevrouw! De Gravin. Schik de kraag wat vrouwachtiger. S üsann a. Ziedaar.... befchouw , nu bidde ik u,—-welk een mooi] meisje ! wil je wel laaten zoo mooij te weezen; ik ben 'er nydig om. De Gravin. Wat is zy gek !.... Laat ons de mouwen wat hooger fchorten, dan zullende lobbetjes beter ftaan—• Wat heeft hy daar om den arm ? een lint! Susanna. En wel uw lint, mevrouw! ik ben blyde datgy het gezien hebt. —- Ik had hem verzekert, dat ik het u zeggen zoude; was mynheer de graaf niet gekomen , zoude ik het hem wel weer ontnomen hebben: ik ben byna zoo fterk als hy. Dé Gravin. Het is bebloed, (zy doet het lint af.) Cherubyn, befchaamt. Toen ik dees morgen meende te vertrekken herftelde ik een weinig de gourmette of kinkeeten van myn paard; het floeg met het hooit en de bosfette van 't bid fchaafde my den arm. Ds  of de DAG der ZOTHEID. De Gravin. Ik hebbe nooit gehoort dat men dat met een lint Svsanna. En voor al met een geitoolen lint Maar laat ons eens zien, wat de gourmette.... bosfette.... cor- *-ette ik verflaa my niet op al die uitheemfche woorden Ha! hoe blank is zyn arm! Waarlyk als eene vrouw, blanker als de myn: ik bidde u zie mevrouw! De Gravin, op een koelen toon. Haal my liever een ftukje gegomde taf van myn kaptafel. Sufanna floot hem al lagchende tegen het hooft i hy valt op zyne beide handen: zy gaat in bet zyd vertrekje. ZEVENDE TONEEL. Cherubyn, geknielt, De Gravin, zittende. De Gravin, een wyl zonder fpreeken: hit oog op haar lint geflaagen, terwyl Cherubyn baar onopboudelyk aanziet. Dewyl de koleur van dat lint my meer dan alle andere behaagt, moet ik u bekennen, dat ik «eer kwaad was over deszelfs verlies. AGTSTE TONEEL. Cherubyn, geknielt. De Gravin, zittende, Susanna, SdsaNNa. En het verband om zyn arm ? (Zy geeft aan de gravin de gegomde taf en een fcbaar.) De  4S Het HUWELYK van FIGARO, De Gravin. Als gy uwe klederen voor hem gaat haaien, dan neem het lint van een andere muts. Sufanna gaat in een vertrek in 't achtereinde, en neemt den mantel van den page meede. NEGENDE TONEEL. Cherubyn, geknielt, De Gravin, zittende. Cherubyn, met de oogen neergeflaagen. Het lint, dat'my ontnomen is, zou my zeer ras geneezen hebben. De G ra vin Door welk eene kracht? (hem het taf wyzende') dit is beter. Cherubyn, f aamelende. Wanneer een lint om het hooft is gebonden geweeft of dat het is aangeraakt door iemant De Gravin, hem in de reden vallende. Door iemant vreemts, wordt het dan een geneesmiddel ? Ik was onkundig van die eigenfchap Ik zil dan het lint, dat om uw arm is geweeft, bewaaren, om zulks te beproeven, aan de eerfte kwet- fuur van eene myner juffers. Cherubyn, getroffen. Gy zult het bewaar^n, en ik vertrek. De Gravin. Niet voor altoos. Cherubyn. Ik ben zoo ongelukkig! De Gravin, aangedaan. Nu fchreid hy! Dat maakt die haatelyke Figaro, met zyne. voorzegging. Cherub y n, heftig. Ha! ik wenfchce dat dit het oogenblik was, dat hy my voorfpelt heeft, verzekert zynde van dadelykte fterven, zoude misfchien myn mond durven..■; De  of de DAG der ZOTHEID. ^ De Gravin, bem inde reden vallend enheffe"Tn met baar v A-, i * neusdoek afdro«crende _ Zwyg ftrl! zwyg fhï, kinderachtige ! ZZ % „,„ niet dan dwaasheden die ev ze»t , > y, de deurgekloPt,de Gravin verbef t haaZ Wie klopt da ir zoo aan myn vertrek? 7 "° TIENDE TONEElT" "* CHEztUBYN, DE Gravin, V * Graaf, t>a# buiten. W ' Dï„GlAAF) Waarom opgeflooten? De Gravin, verfebrtkt obfïaande t Is myn gemaal, gerecyhte ^{f^Z',.. Gberubyn, die insvehh fc ofi*,ffZ» < C ^ mantel; met een naak en hl?^ hH *? gy ZOndet alleen met my' _i L a'S ' et1 naakte armen, brief)Cl da, rv j^j u.*aaf, tw» buiten. doet dan niet open? t Is dat.... Ik ben alleen. Da Graaf, van buiten Alleen! mer wien fpreektgy dan?' ' jl£"' graVI5' bedenkende, Met u > gewisfelyk. Cherubyn, ter zyden. E L F D ËTtJJJ^T^ U TWAALF-  5o Het HUWELYK van FIGARO, TWAALFDE TONEEL. De Graaf, De Gravin. De Graaf, op een ernfligen toon. Het is uwe gewoonte niet u op te fluiten! De Gravin, in verwarring. Ik ik (fchikte ja, ik fchikte met Su» fanna; zy is vooreen oogenblik tothaarentgegaan, De Graaf, haar opmerkende. Uw gelaat en uwe ftem zyn vol verwarring. D e Gravin. Dat is niet te verwonderen, in 't geheel niet te verwonderen,... zeker.... wy fpraaken van u.... zy is heen gegaan.... De Graaf. Van my! 't is de ongeruftheid, die my terug heeft doen keeren. Een briefje, dat men my, toen ik te paard fteeg, heeft overgegeven De Gravin. Hoe, mynheer welk een briefje? De Graaf. Men doet my bericht, dat iemant, dien ik afweezig denke te zyn, zal trachten om u dees dag te fpreeken. DeGravin. Die vernieetele, wie hy ook zyn mooge, zal dan tot in deeze kamer moeten dringen, wantik hebbe voorgcnoomen, die den gantfchen dag niet te verhaten. De Graaf. Deës avond op het fetfl van Sufanna ? De GkavIn. Om de geheele waereld niet; ik ben gantfeh niet wel. De  èï die DAG dir ZOTHEID» 51 De Graaf. Gelukkig is de doftor hier. (De page laat in 't kapvertrekje een ft oei vallen.') Welk een gerucht hoor ik ? De Gravin, zeer ontroert\ Een gerucht. De Graaf. Men heeft iet laaten vallen. DiGravin. lk w voor my hebbe niets gehoort, DeGraaf. Gy moet wel in gedachten zyn ! De Gravin= In gedachten, waar over ? DeGraaf. Daar is iemand in dat vertrekje, rnevrouwl „ De Gravin. "e wie zou daar weezen? mynheer! De Graaf. Dat moet ik u vraagen. De Gravin. Nu, maar...'t is Sufanna ongetwyfeit. De Graaf. Gy zeide dat zy in haar kamer was! De Gravin. In haar kamer of daar; ik weet het niet. De Graaf. 'Van waar dan die aandoening?" De G ra v in. Aandoening voor myne kamerjuffer? De Gr aaf. , Of het voor uwe kamerjuffer is of niét» ffy ËVfi aangedaan. ° De Gravin. Dat meisje doet u vry meer aan dan mv, m\mheer! D 2 1 hM  52 Het HUWELYK van FIGARO, De Graaf» in toorn. Zy doet my derwyze aan, mevrouw! dat ik haat op het oogenblik zien wil. De Gravin. Ik geloof, in de daad, datgy zulksdikwylsWik. DERTIENDE TONÈEL. De Graaf, De GrAvIn, Susanna, met etnige klederen binnen komende , en de deur weder fluitende. De Graaf, by het kamertje. Kom hier Suzon; ik gebiede het u! (Sufanna blyft by de alcove in V achtereinde flilflaan. De Gravin. Zy is byna makt, mynheer!zy pafte eenige klederen aan, die ik haar by haar huwelyk fchenke; zy heeft de vlugt genoomen voor u. Is het behoorlyk dus een meisje te willen verrasfen? De Graaf. Indien zy vreeft zich te laaten zien, dan kan ze voor 't minfl zich laaten hooren. (by keert zich vaar de deur van '/ vertrekje.) Geef antwoordSufanna zyt gy 'er in? {Sujanna vlugt in de Alcove.) De Gravin, met drift, by het vertrekje. Ik verbiede u te antwoorden, Suzon! wie zach ooit zulk een geweldenary. D e G r aa f, naar het vertrekje gaande. Ho, ho 1 ik wil haar zien, dewyl zy niet fpreekt; gekleed of niet. De Gravin, zich tusfehen heiden (lellende. Op alle andere plaatfen kan ik het niet beletten, maar in myn vertrek hoop ik De  for de DAG der ZOTHEID. 53 De Graaf. En ik hoop daadelyk te weeten wie die bedekte Sufanna is 'er is wel middel om dat ligte deurtje open te flaan. — Holla! is 'er iemand ? De Gravin. Gaat gy uw volk roepen om een achterdocht te verbreiden, die ons den fpot van den gantfchen omtrek zoude maaken ? De Graaf. Gy hebt gelyk, mevrouw ! ik kan het zelve wel doen: ik gaa haaien hetgeen my noodig is (hy gaat en keert terug ) Maar wilt gy voor myne zekerheid, my wel zonder gerucht vergezellen: gy zult my zekerlyk een zoo, eenvoudig verzoek niet weigeren. De Gravin, in verwarring.. En wie fpreekt u tegen, mynheer! De Graaf. Ha! ik vergat de deur van de kamerjuffers, ik moet die insgelyks Üuiten, om u ten vollen gerechtvaerdigt te zien. (Hy gaat de deur in > achtereinde fluiten enneemt 'er den Qeutel uit.) De Gravin. O Hemel elendige onbezuiftheid! De Graaf, zvederkomende. Laat ik u nu den arm bieden (harder fpreekende) en wat aangaat de Sufanna in het vertrekje, zy gelieve de goedheid te hebben, om my te wachten, en het minft dat haar gebeuren zal.... De Gravin. In waarheid mynheer..... ( De graaf geleid haar en doet de deur achter zich op V flot.) D 5 VEER-  54- Het HUWELYK van FIGARO, VEERTIENDE TOONEEL. SuSANNAl ChïRUITK. Susanna, uit de Alcove komende loopt naar het kapvertrekje en [preekt door t [eutelgat. Doe open, Cherubyn! doe fchieiyk open; 't is Suzanna! doe open! kom 'eruit. Cherubyn. Ach, Sufanna! welk eenverfchrikkelyk voorval! SUS ANK a. Vlugt ? gy hebr geen oogenbljk! " Chirubtm, ontrosr( En waar heen? S u S' A N N A. Ik weet het niet, maar vlugt. C h e & u b y n. . Indien 'er niets open is... . Susanna. Hy zoude u verpletteren ! en wy zouden verlooren zyn -— gaa het zeggen aan Figaro.... CHJiRUBYN. Het venfter op den uin, is misfchien niet zeer hoog? ( Hy gaat zien.) Susanna, in[chrïk. Eeri hooge verdieping! onmogelyk ! —> ach myne arme meefterevfe! en myn huwelyk! hemel! Cherubyn, terugkomende. Het komt op de meloenbakken uit; met een plane of twee te bederven zyn wy vry. Susanna, hem tegenhoudende*, Hy gaat zich dood vallen. Cherubyn, met drifi. In een brandende kolk, Sufon, ja, ik zoude my daar  óf de DAG der ZOTHEID. 5$ daar in nog liever willen werpen, dan haar nadeel toe brengen.... Dat kusje zal de zaak doen gelakken. (hy omhelfthaar.en fpringlt uit het venfter.') VYFTIENDE TONEEL. SusaSha, alleen, zy geeft eenfclrceiiw van ontfteltênis. Ach ! ( zy valt voor een oogenhlik op èèfiflóü neder, en gaat vervolgens fchoorvoeiende naar het venfter.) (terugkomende.') Hy is reeds ver weg ! ■ o de kleine fchurk I eévén vlug als bekoorlyk! indiérr het zulk éeh aan vrouwen ontbreekt Laat ik nu zyne plaats fhneé- men (in het vertrekje gaande) Nu kunt gy de deur openfiaan mynheer de graaf 1 de drommel haal die een woord fpreekt. ■ ■ ZESTIENDE TONEEL. De Graaf, De GraviN. D e Graaf, met een yzere ftaaf in da hand, die hy op eene armjïoel werpt. Alles is, zoo als ik het gelaaten hebbe. Noch eens, mevrouw 1 overweeg de gevolgen! wilt gy de deur open doen? D e Gravi n, Welk eene affchuwelyke gemeiykheid! Indien Kec de liefde waare, die u zulk eene doldriftigheid inftorcte, ik zoude die verfchoonen : ik zou rhisfchien ten gevalle van derzelver oorzaak ds b^eèdiging vcrgeeten; maar kan. de hoogmoed ailesn' een waiD 4 le-  5$ Het HUWELYK van FIGARO. levend man tot zulk eene buitenfpoorigheid vervoei ren ? Ds Graaf. Liefde of hoogmoed, gy zult de deur openen of ik gaa. De Gravin, voor de deur. Hou ftand mynheer! denkt gy, dat ik my onttrekken kan aan het geene ik my zelve verfqhuldigt ben? De Graaf. Ik wil zien wie 'er in dat vertrekje is. De G k a v i n. Wel nu. mynheer! gy zult'het zien! hoor my met geduld! De Graaf. 't Is dan Sufanna niet ? De Gravin, met befebroomtbeid. Het is ook ten minilen rrïemant..... van wien gy iets te vreezen hebt wy wilden een kluchtje heb* ben en ik zweere u.... De Gr aa f. En gy zweert my ? De Gravin. Dat ik, noch hy, eenig voorneemen hadden u te beledigen. De Graaf. Ik noch hy! dat is een nran. De Gravin. Een kind, mynheer! DeGraaf. En wie dan? De Gravin. Ik duive hem naauwlyks noemen. De Graaf, in drift\ Ik zal hem doodllaan. De  of de DAG der ZOTHEID. 57 De GrAvik. Gerechte hemel! De Graaf. Spreek! De Gravin. De jonge.... Cherubyn De G k aa f. Cherubyn f de vermeetele! zie daar het briefje verklaart ! De Gravin, de handen te faam flaande. Ach mynheer denk niet.... De Graaf, met den voet ftampende. (ter zyden. ) Ik moet overal dien vervloekten page vinden! (hard.) doe open, mevrouw! doe open , ik hebbe nu alles ontdekt! ( hy is buiten zich zeiven van kwaadheid', en roept voor '* kamertje) kom hier kleine deugniet! De Gravin, den graaf om den middel vattende en hem verwyderende. Ach, myn heer! myn heer! uw toorn doet my beeven voor hem! flaa geen geloof aan eene onrechtmaatige argwaan, laat, bidde ik u, de wanorde waar in gy hem gaat zien .... De GRaaf. Wanorde. D e G-r a v i n. Helaas! jaa! bezig zynde om zich in een vrouwen kleed te kleeden; eene myner mutfen op het hooft; in een vèft; zonder mantel; een blooten hals ; de armen naakt .♦».. De Graaf, En gy wilde uwe kamer houden? onwaardige! ha, gy zult die houden , .... voor lang; maar ik moet 'er eerft een onbefchaumden uitjaagen , op eene wyze, dat ik hem nooit weder ergens ontmoete. D $ De  5» Het HUWELYK vaW FTGARO, De Gkaviki zkh met opgeheven handen op de knien werpende. Verfchoon een kind, graaf! ik zou my nimmer trooiten kunnen indien Dk Graaf. Uwe ontfteltenis vergroot zyne misdaad. De Gravin» Hy is onfchuldig-^— Hy ging vertrekken'^— Ik was het die hem deed roepen. De Graaf; in woede. Staa op! uit den weg.... De Gravin. Wel nu, ik zal uit den weg gaan , myrt heer! ik zal opllaan ; ik zal, u zelf den fleutel geeven ; maar in den naam uwer liefde.... De Graaf. Myner liefde! verraadfter! De Gravin, op [taande en hem den fleutel biedende^ ■ Beloof my dat gy: hem niets kwaads zult doen, en laat uwe gramfchap op my vallen indien ik u niet overtuige De Gbaaf, den fleutel neemende. Ik hoor niets meer ! De Gravin, zich op een armfoelwer. pt ride, beudende een zakdoek voor haare oogen.Hemel! hy is verlooren! De Graaf, de deur openende, en terug wykende. Hét is Sufanna! ZE-  qt de DAG &ts ZOTHEID. 59 ZEVENTIENDE TONEEL. De Gravin,Dk Gr a a f, S u s anna. ' Susanna, uitkomende en lagchende. Ik zal hem dood/laan.' ik zalhemdood/laan!kom flaa hem na dood dien ondeugenden Page. De Graaf, ter zyden Welk een les! (de gravin aanziende, die ah weezenloos is van verwondering. En gy mede! gy fpeel: de verwonderde ? maar misfchien was zy 'er niet alleen, ( hy 'gaat'zien.) Susanna, naar haar meejleresfe hopende.. Herftel u , mevrouw! hy heeft een fprong gedaan. De Gravin, zittende. Ach! Suzon, ik ben dood! De Graaf, met een befchaamt gelaas uit het vertrekje komende, na een weinig ftilzwygen. Er is niemand, en nu hebbe ik ongelyk, ik beken het —• Mevrouw gy fpeelt zeer wel eene co- medie 5 Susanna, blygeepig. En ik , myn heer? (De gravin hond haar en zakdoek voor den mond om zich te her pellen.) De Graaf. Hoe, mevrouw! gy icherile met my? De Gravin, een weinig bedaart. Hé! waarom niet, myn heer? De Graaf. Welk eene verfoeijelyke fpotterrry! en om welke reden, bidde ik u. De  «o Hét HUWELYK van FIGARO, Dk Gravin. Verdienen uwe zocternyen wel eenig medelyden? De Graaf. Noemt gy zotternyen het geen de eer raakt'? De Gravin, by trappen een f erker toon aannemende. Hebbe ik my met u vereenigt om geduuriglyk uwe onverfchiliigheid en minnenyd te ondergaan ? Ds Graaf. 't Is zonderiet te ontzien mevrouw.... Susanna. Mevrouw1 had u haare bedienden maar moeten laaten roepen. De Graaf. Gy hebt gelyk, en 't is aan my om befchaamt te weezen —- Vergeef my mevrouw! ik ben in zulk eene verlegenheid. Susanna. Erken, mynheer! datgy het een weinig verdient. De Graaf, tegen Sufanna. Waarom kwaamt gy ook niet buiten, toen ik u riep, ondeugende! Susanna. Mevrouw had reden genoeg om het my te verbieden. De Graaf. Verzwaar myn ongelyk niet; maar help my myne verlchooning verwerven. De Gr avi n. Neen, mynheer: zulk een belediging wordt niet ligt vergecten; ik gaa my in een kloofier begeeven; ik zie, dat het tyd is.... Dr Gr a af. Rozina ! De  •f de DAG der ZOTHEID. ëi De Gravin. Ik ben niet meer die Rozina, die gy zo bemindde! ik ben de arme gravinne Almaviva; de ongelukge verlaatene. Susanna. Mevrouw!» De Graaf, biddende. Uit mededoogen! De G ra vin." Gy hebt dat niet voor my. De Graaf. Maar ook dat briefje, had myn bloed aan 't giften gemaakt. De Gravin. Ik hid 'er niet in toegeftemt. De Graaf. Gy wift 'er van. De G ravi n. 't Is die wildzang van een Figaro De Graaf. Hoe / De Gravih. Die het aan Bazilius gegeeven heeft. De Graaf. En deeze zeide het van een boer gekregen te hebben, ö Verraderfche zanger! tweefnydend zwaart» gy zyt het die het gelag voor alles zult betaalen. De Gravin, Gy eifcht eene vergiffenis voor u zeiven, die gy aan een ander weigert Zie daar de menfch! ha! indien ik ftemme in u te vergeeven, dan zoude ik ten minften begeeren, dat de kwytfchelding algemeen zy. De Graaf. Wel nu, met al myn hart, gravin! maar ik kan niet  6i Het HUWELYK van FIGARO, niet begrypen, hoe de vrouwen zoo vaardig en natuurlyk de gedaante en den toon, der omftandi»he» den kunnen aannemen—— Gy bloosde, gy fchreid- de, uwgeheele weezen was on titelt Op myn eer, het is noch niet in zyn ouden plooi. De Gravin, glimlagchende. Ik bloosde uit itoornis over uw argwaan Maar zyn de mans kiefch genoeg om de verontwaardiging van eene edele ziel, die zich beledigt ziet, te onderfcheiden, van de verlegenheid, die door eene gegronde befchuldiging wordt voortgebragt ? Dk Graat, glimlagchende' En die page in wanorde, in zyn vefte, en byna naakt De Gravin, op Sufanna wyzende. Gy ziet hem voor u, nebt gy niet liever die dan den anderen gevonden? 't mishaagt ü juift niet deezen te ontmoeten. Dk Graaf, lagchtnde. En die beden, die fchynbaare traanen ? De Gravin. Gy doet my lagchen;en ik hebbe 'er weinig lult toe. De Graaf. Wy verbeelden ons wat te weezen, in het ftuk van ftaatkunde, en wy zyn maar kinders: 't is u, 't is u, mevrouw! welke de koning als afgezante naar Londen moeft zenden: uwe kunne moet verbaazend beftudeert zyn in de kunlt van te veinzen, om zoo wel te flaagen. De Gravin. Gy lieden, zyt het die ons leert veinzen.1 Susanna. Laat ons op ons woord gevangen, en gy zult zien of wy menfchen van eer zyn. De  or de DAG der ZOTHEID. 6$ De Gravin. Dat overgeflapt! ik ben rnificbien een weinig te ver gegaan, myn heer! maar myne toegeevenheid, moec my de uwe verwerven. De Graaf. Zuk gy herhaalen, dat gy my vergeeft. D& Gravin. Heb ik het gezegt, Sufanna? S usanna. Ik heb het niet gehoon, mevrouw. DeGraaf. Welaan, doe het dan nu hooren.' De Gravin. Verdient gy het, ondankbaare l Dp. Graaf. Ja, door myn berouw! Susanna. Te denken, dat *er een mansperfoon in het vertrekje van mevrouw is! De Graaf. Zy heeft my ftreng genoeg geflraft. Susanna. Zich niet op haar te betrouwen, als zy verzekert dat het haar kamerjuffer is! De Graaf. Rozina! zyt gy dan onverbiddelyk ? De Gravin, de hand aan den ' graaf geevende. Ach, Suzon! welk een voorbeeld o-eeve ik u! Men zal niet meer gelooven, dat de vrouwen geftoort kunnen zyn. 6 Susanna- Maarzoet het altoos met hun niet daarop uit- draaijen. r < de graaf kufl in drift de hand zyner vrouw.) ACH-  P4 Het HUWELYK van FIGARO. ACHTIENDE TONEEL. Susanna, Figaro, De Gravin, De Graaf. Figaro, buiten adem. Men zeide dat mevrouw onpasfèlyk was •— ik kwam in ailen fpoed loopeh.... ik zie met blydfchap dat het niets is. De Graaf. Gy zyt zeer oplettend ! Figaro. Dat is myn pligt; maar dewyl het niets is Al uw jonge vasfaalen, zyn reeds beneden mynheer ! met de hooien en ruidfch-pypen, en verwachten my , om my te vergezellen, zoo ras het u behaagt dat ik myn bruidje geleide. De Graaf. . En wie zal onderwyl de Gravin oppasten? Figaro. Haar oppasfen 1 zy is niet ziek. De Ghaaf. Neen; maar die atweezende man, die haar moet fpreeken. Figaro. Welk een afweezende man ? De Graaf. De man van het briefje, dat gy aan bazilius hebt overhandigt. Figaro. Wie zeid dat ? D k Graaf. Indien ik het buiten dien niet wilt, deugniet! dan zou noch uw weezen my zeggen dat gy liegt. Figaro. Indien dat zoo is, ben ik het niet die liegt; maar myn weeZ^n.  qf de DAG der ZOTHEID. 65 Susanna. Ga -,myn arme Figaro! laat uwe welfpreekenheid daar wy hebben alles geopenbaarc. Figako. En wat geopenbaart? gy handelt my als een Bazilius. Susanna. Dat gy 't briefje , van deezen morgen, gefchreeven had, om mynheer te doen denken, als hy binnen trad, dat de kleine Page in dat vertrekje was, waar in ik my had opgeflooten. De Graaf. Wat antwoord gy hier op ? De Gravin. Gy behoeft niets meer te vet bergen: de klugt is al uirgefpeelt. Figaro, trachtende te raaien. De klugt.... is uitgefpeek? De G r a a f. Ja uitgefpeelt! wat zegt gy daar op? " Figaro. Ik! ik zeg..... dat ik wel wenfchte, dat men dat «ok van myn huwlyksfeeft konde zeggen-— en als gy 't beveelt..... De Graaf. Gy erkenc dan het briefje ? Figaro. Dewyl mevrouw het begeert, dewyl Sufanna het begeert, dewyl gy zelve het begeert, zoo moetik het ook begeeren; maar indien ik in uwe plaats waare, myrtheer, dan zoude ik geen woord gelooven van al wat wy u zegeen. De Graaf. Altyd tegen de waarheid ui te liegen! dat verveelt mv. E  65 Het HUWELYK van FIGARO, Figaro, zacht, tegen Sufanna. Ik waarfchouwe hem voor zyn gevaar; dat is al wat een eerlyk man doen kan. Susanwa, Zacht» Hebt gy den Page gezien? Figaro, zacht. Ja, byna vermorzelt. Susanna, zacht, o Arme fukkel! De Gravin. Kom heer graaf! zy branden om zïg te vereenigent hun ongedult is natuurlyk : laat ons binnen gaan om de plechtigheid te vervullen. De Graaf. (ter zyden.") En Marcelina, Marcelina.... (hard) ik wilde... ten minften my kleeden. NEGENTIENDE TONEEL. Figaro, Susanna, De Graaf, De Gravin, AntonIO. A n t o n i o, half dronken, met een pot met nagelbloemen gebrooken. Mynheer! mynheer! De Graaf. Wat wilt gy van my, Antonio? A n t o n i o. Doe toch eens yzre traliën maaken voor de venfters, die op myne planten uitzien , 'er worden allerlei dingen door die venlters gefmeeten; zoo eeven heeft men 'er noch een man uitgegooit. De Graaf. Door die venfters? An-  of de DAG der ZOTHEID. 67 Antonio. Zie eens hoe men myne nagelbloemen toeftelc Susanna, zacht tegen Figaro. Pas op, Figaro ! pas op! Figaro. Mynheer! hy is van den morgen af dronken. Antonio. Gy zyc 'er niet achter! 't is maar een ovetfchotje van gifter, zoo oordeelt men in 't duifter. De Graaf. Die man! die man! waar is die? Antonio. Waar hy is? ' De Graaf. Antonio. Dat is 't geen ik zeg; hy moet gevonden Worden» Ik ben uw bediende : ik alleen draag zorg voor Uw tuin, 'er valt een man in , en gybegrypt weL.. dat myn goede naam daar by lyd. Sosanna, zacht tegen Figaro. Verdraaij! verdraaij. Figaro. Gy zult dan altyd drinken! Ant oniö. Wel, als ik niet dronk zou ik dol Worden, De Gravxn. Maar zoo te drinken, zonder dorft..., Antonio. Drinken zonder dorft en altyd minnen, mevrouw { is het eenigfte, dat ons van alle andere dieren onderfcheid. De Graaf. Geef my antwoord, of ik jaag u weg. Antonio. En ik z >u gain dei kt gy? E s De  68 Het HUWELYK van FIGARO, De Graaf. Hoe! Antonio, zyn voorhooft wryvende. Indien gy niet geenoeg van dat hebt, om een goeden bedienden te houden; ik voor my,ik ben niet zot genoeg, om een zoo goeden mecfter heen te zenden. De Graaf, hem fchuddende in toorn. 'Er is een man zegt gy, door dat venlter gegooit. Antonio. Ja, myne Exelentie! zo op (taanden voet een man meteen witte veft, hy is gevlugt, ■— hy liep»... De Graaf, ongeduldig. En toen? Antonio. Ik had hem gaarne willen naloopen ; maar ik heb my tegen het hek een zoo luftigen brui gegeeven, dat ik noch hand noch poot van dien vinger beweegen kan. ( den vinger opfeekende ) De Gra a f. Gy zoud ten minften den man kennen? Antonio. ö , Zeker ja! dat is te zeggen als ik hem geZien had. Susanna, zacht tegen Figaro Hy heeft hem niet gezien. Figaro. Zie daar een verfchrikkelyk, boha , voor een pot met bloemen! hoe veel begeert gy huilebalg? met uwe nagelplant ■— het is niet nodig te zoeken, mynheer! ik ben het die 'er uirgelprongen iSr De Graaf. Hoe! gy? An-  «F de DAG der ZOTHEID. 69 Antonio. Hoe veel begeert gy huilebalg'i uw Iighaamisdan wel in de dikte gegroeit federc dien tyd, want ik vo:id u vry minder Figaro. Dat geloof ik; men rold zich in één als men fpringt. Antonio Naar myn verftand geleek hy beeter.... zoo als men zeggen zou, naar dien hekfpringer van een Page. De Graaf. Cherubyn ? Figaro. Ja! die zal daarom juift met zyn paard terug gekeert zyn van Seville. Antonio. 01 neen! dat zegge ik niet, dat zegge ik niet: Ik heb geen paard zien fpringen. Ds Graaf. Welk een geduld ! Antonio. Dewyl gy het zyt, is het rtcht, dat ik u datpapiere voddetje overgeeve, het welk al fpringende uit uw zak is gevallen. De Graaf, grypt bet. _ Geef hier! (by opent bet papier en fluit bet weder toe. FlGARO,Z0C&f. Ik ben in den knip. De Graaf; tegen Figaro De fchrik zal u niet hebben doen vergeeten» wat dit papier induit, en hoe het in uw zak komt. Figaro, verlegen y zoekt in zyne zakken, en trekt 'er e enige papieren uit Neen zeker..... maar ik heb 'er zoo veel(_/;y ziet E 3 ttn  to H»t HUWELYK van FIGARO, een der papieren in ) dit ? ha! dat is een brief van Marcelina van vier bladzyden: hy is fraai zou het dat fmeekfchrift niet weezen van dien armen braconier in de gevangenis?.... neen.... daar is 't. Ik had den lyft der meubelen van het kleine kafteel in den anderen zak. (De graaf ontplooit weder het papier} De Gravin, zacht tegen Sufanna. O hemel! Suzon! het is het brevet. Susanna, zacht tegen Figaro. Alles is bedorven ! 't is het brevet. De Graaf, het papier we ede r toevouwende. Wel nu, kunfïenaar! gy kunt niet raaden!,.. Antonio, tot Figaro naderende. Mynheer vraagt of gy niet raaden kunt? Figaro, hem terug ftootende. Foei, onbefchofte ! je fpreekt my onder den neus. De Graaf. Gy herrinnert u niets? Figaro. Ha! ha! ha! ha! Poverol het zal het brevet zyn van den ongelukkigenCherubyn, het welk hy my ge» geeven had, en dat ik vergeeten heb hem weer te gceven _,— wat zal hy doen — men dient hem na te rennen De G ra a f. Waaaöm zou hy 't aan u gegeeven hebben? Figaro, in verkegenheid. Hy.... wilde, dat 'er iet bygevoegt wierd. De Graaf, het papier inziende. Het is in orde. De Gravin, zacht tegen Sufanna i Het zegel. Su-  »f de DAG der ZOTHEID. 71 Susanna, zacht tegen Figaro. Het zegel ontbreekt. De Graaf, tegen Figaro. Gy antwoord niet ? Fi g a r o. Het is.— 'er ontbreekt in de daad weinig aan —— Hy zegt het is de gewoonte. De Gr aaF. De gewoonte , de gewoonte . de gewoonte, van waf? Figar 0. 'Er het zegel uwer waapens op te Hellen. De Graaf, het papier openende en hes in toorn in één frommelende. Wel-aan ! 'er fchynt beftemt, dat ik niets weten moet. {ter zyden) 't is die Figaro, die hen bettuurt, en ik zoude my niet wreeken! (Hywilgeploort heen gaan.) Figaro, hem weerhoudende. Gy vertrekt, zonder uwe Item tot myn huwelyk te geeven ? TWINTIGSTE TONEEL. Bazilius, Bartholo, Marcelina, Figaro, DeGraaf, Grippe-Sol, D-eGkatin, Susanna, Antonio, Bedien* den van den Graaf en Vajfaaien. Marcelina, tegen den graaf. Geef uwe ftem niet, myn heer! alvoorens hem genade te bewyzen! 'er is eene verbintenis tuflehea hem en my. De Graaf, ter zyden. Zie daar het oogen ilik myner wraak, E 4 Fi-,  72 Het HUWELYK van FIGARO, Figaro. Eene verbintenis ? welk eene verbintenis? verklaar u. Mar celina. Ja, ik zal my verklaaren, bedrieger! (De Gravin zet zig op een armjïoel; Sufanna flaat achter haar.) De Gsaaf. Waar in beftaat uw eifch? Marcelina! Ma r c e li na. In eene trouw-belofte. Figaro. Een briefje voer geleent geld; zie daar het al! Marcelina, tegen den graaf Op voorwaarden van my te trouwen. Gy zyt een. groot heer, de eerfte rechter der provintie. De Graaf. Dien u in de gerecht zaal aan; ik zal een iegelyk recht verfchaffen. Bazilius, Uwe exelentie gedoog , in dat geval, dat ik inseelyks myne eil'chen tegen haar doe gelden. Fi g a r o. Zie daar een andre zot van 't zelfde foort! Db Graaf, in toorn. Uwe eifchen !■ uwt eilchen ! het ftaat u wel u tot my te wenden , meefter gek. Antonio. Die eerfte flagis waarachtig raak! dat is net zyn naam. De Graaf. Alles zal uitgefield worden, Marcelina ! tot gy uwe tytels zult hebben ingebragr; het welk zal gé- fchieden in de groote gehoorzaal En gy eerly- ke Bazilius! getrouwe ageqt! doe deleden van. het g . ht vergaderea. Ba-  gf de DAG der ZOTHEID. 7.3 Bazilius.' In haare zaak ? D e Graaf. Breng my teffens den man van het naamloos briefje. B a z ilius. Ken ik die ? » De Graae. Gy weigert Bazilius. Ik ben hier niet in het kafteel gekomen, om'er de boodfchappen waar te neemen. De Graaf. Hoe? Bazilius. Een man vol bekwaamheid zynde in het orgel fpel, onderwys ik mevrouw op de clavecimbel; ik leer haar kamerjuffers zingen, en de pages op de luit fpeelen; en myne bediening is boven al, uwe compagnie met mynen cyther te vermaaken. Gkippe sol, naderende Ik wil wel gaan, mynheer! als het u belieft. D e G raaf. Wie zyt gy ? G.iipp e- sol. Ik ben Grippe-fol, myn goede heerfchop! het hardertje van de geiten, en om dat het nou feeftdag is in orgs durp , zoo heeft men my , verftaeje, met het vuurwerk belaft, en ik weet niet waar die' hele raezende winkel van de proceffen zit. De Graaf. Uw vlyt behaagt my gaa «er heen! en gy (tegtn Bazilius) vergezel mynheer al zingende, en (peelende op den cyther om hem op den weg te vermaaken! hy behoort tot myne compagnie. E S ° Grip-  74 Het HUWELYK van FIGARO, Grippe-sol, verblyd,fpringende. Ho ! ik I ik behoor tot de.... ( Suzanna brengt hem met haare band tot pitte, hem de gravin wyzende.) Bazilius, verwondert. Ik voorGrippe-fol fpeelen en zingen! De Graaf, Dat is uwe bediening;. Vertrek of ik zend u uit myn huis. EEN EN TWINTIGSTE TONEEL, De voorigen, uitgezonden den Graaf. Bazilius, in zig zelve. Ha! Ik; zal my niet gaan bolTen tegen eenysre pot, ik die niet meer ben , dan Figaro. Een kruik. B azilius, ter zyde. Ik gaa in plaats van hun huwelyk te helpen bevorderen, het myne met Marcelina werkftelligmaaken! (tegen Figaro.) befluit niets, geloofmy, voor dat ik weer kome. ( hy neemt den Cyther van de armftoel.) Figaro, hem volgende. Befluiten! gaa, gaa, vrees niet; al kwaamt gy zelfs nooit weer.... Gy fchynt niet in een luim om te zingen' wik gy dat ik begin? Sa, lullig helder op voor myne bruid! ( hy begeeft zich achteruit/aande al zbige.de op mar/ch; Bazilius [peelt op den cyther; Grippe-fol volgt al fpringendè;■ een tegelyk gaat mêede, behahen de Lravm en Sujamia LIED  of oa DAG der ZOTHEID. 75 LIED. 't Goud baart my minder vreugden, Dan de deugden Van myn Suzon, Zon, zon zon, Zon, zon zon, Zon, zon zon, Zon, zon zon. ak Aanbid haar minzaam oogen , Vol vermogen, Als 't iicht der zon , Zon, zon zon, Zon , zon zon, Zon, zon zon, Zon, zon zon. (Het geluid verwydert zicb langzaam.) TWEEËN TWINTIGSTE TONEEL. De Gravi», Susanna. De Gravin, zittende in een armjïoel. Gy ziet, Sufanna! in welke eene fchoone ongelegenheid uw losbol my door zyn briefje gebragt heeft. Susanna. Uw weezen was verfchrikkelyk bleek, mevrouw! maar het werdt by trappen zoo rood, zoo rood, zoo rood... De Gravin. Hy is dan uit het veniler gefprongen ? Sus anna. Hy beraadde zich geen oogenblik de beminne. lyke jonden! zoo luchtig als een bye. De  76 Hst HUWELYK van FIGARO, De Gravin. Die ekndige tuinman! dat alles heeft my zofterk aangedaan... S usanna. In teeendeel, mevrouw! ik heb 'er in gezien hoe de dames van rang, door dekunfl van haare waereld te verftaan, leeren liegen, zonder dat men het bemerkt. De Gravin. Denkt gy, dat de graaf daar door misleid is geworden? en als hy dien {jongeling eens hier in het kafteel vond ? Susanna. Ik zal hem zoo wel doen verbergen, dat.... De Gravin. 't Is beft dat hy vertrekc! gy kunt wel begrypen dat ik, na 't geen 'er gebeurt is , geen luft hebbe om hem in uwe plaats in den tuin te zenden. Susanna. En ik voor my.zal 'er mede wel van daan bleven-, zie daar dan myn huwelyk weer.... D e Gr a vin. Wacht!.... Du ik'er, in plaats van gy of een ander, zelve ging, wat zegt ge ? S usanna. Gy, mevrouw ? D e G ra vin. Dan wordt niemand blootgeftelt de graaf zul niet kunnen ontkennen .... zy:>e mtoyVer te ftrafflirt* en hem van zyne ontrouw te overtuigen! dat zoude .... welaan! de gelukkige uitflag van de eerfte onderneeraing moedigt my aan tot de twei de — Doe hem teiftond woeten, d it gy in den tuin zult komen ; maar la.u voor ai niemant Sc-  öf de DAG der ZOTHEID. 77 Susanna. Ha, Figaro!.... De Gravin. Neen, neen, hy zou hier zyne eigenvindingen.... JKom, myn hoofrfluyer, en myne rotting! ik gaa er in een kleene wandeling op denken. (Sufanna gaai in het kapvertrekje.) DRIE EN TWINTIGSTE TONEEL. De Gravin, alleen. Myn kleen ontwerp is vry ftout. (zy keert terug.) Ha,het lint! Myn lieve lint! ik vergat u. (zy neemt het van de armjïoel en rolt het in één.) Gy zult my niet weer verhaten,... gy zult my het voorval herinneren , waar in dien ongelukkige jongeling... Ach! mynheer de graaf! wat hebt gy gedaan? .... En ik, wat doe ik op dit oogenblik?} VIER EN TWINTIGSTE TONEEL. De Gravin, Susanna. (De Gravin verbergt in drift het lint in haare horjl.) S usanna. Zie daar mevrouw! uwe rotting en.... De Gravin. Bedenk, dat ik u verboden heb om 'er aan Figaro een woord van te zeggen. Susanna, met hlydfchap. Uw ontwerp is geeftig, mevrouw. Ik hebbe het overwogen het bevat alles, het beflischt alies, en wat 'er  78 Het HUWELYK van FIGARO. *er ook gebeuren moge, myn huwelyk kan nu niet miflèn. (Zy kuft de hand baarer meefteresfe, en zy gaan heen.) Einde van bet Tweede Bedryf. Eenige bedienden fchikèen, geduurende bet tusfeben bedryf, de gehoorzaal: men brengt de twee bankjes der adv'ocaaten, welke men aan wederzyde van het toneel zet. Op die wyze, dat de doorgang van achter vry blyft. Men plaatft ten verheven zetel met twee optreeden in het midden van het Toneel naar het achter einde; waar op de arm* ftoel van d?n graaf gefleft. wordt. Men plaatjl de tafel van den griffier en zyne zitjloel aan de zyde en floelen voor Brid'oifon en de andere rechters aan de beide zyden van den zetel van den Graaf. DERDE BEDRYF. Het Toneel verbeeld eene zaal van het Kafteel* venaamt de troonzaal: men ziet op zyde een verhemelte waar onder het beeltenis des Konings. EERSTE TONEEL. Dk Graaf, PedrielJe, ineen veft, wet laarzen aan .en houdende een verzegelt pakje in de hand. De Graaf, fchielyk fpreekende. Hebt gy my wel verllaan? Pedrielje. Ja, j= eriemie! ^  of de DAG der ZOTHEID. 79 TWEEDE TONEL. De Graaf, alleen toepende. Pedrielje! DERDE TONEEL. De Graaf, Pedrielje. Pedrielje. Je exelentie ? De G raaf. Niemand heeft u gezien? Pedrielje. Geen leevende ziel! De Graaf. Neem het barbarifch paardje! Pedrielje. Het ftaat aan het hek van den moestuin, reeds gezadelt. De Graaf. Lullig met een fprong naaf Seville. Pedrielje. Het is drie goede mylen ver! De Graaf. Onderzoek terftond of de page is aangekomen. Pedrielje. In het hotel? De Graaf. En voor al, wanneer ? Pedrielje. Heel wel! De Graaf. Geef hem zyn brevet, en kcm fchielyk terug, Pedrielje. i En als hy 'er niec i"s ? t\  go Het HUWELYK van FIGARO, De Graaf. Kom dan noch fchitlyker weer, en fpraek 'er tegen nitfflaht van. VIERDE TONEEL. DeGraaf, alleen wandelende al mymerende over het toneel. Ik hebbe een dwaaling begaan, met Bazilius te verwyderen Dat briefje, dat my waarfchouwt, aangaande de Gravin —, de kamerjuffer opgeflooten , toen ik in kwam ^— de metfteres aangedaan door eene valfche of waare vrees ■ een man uit het venfter gefprongen ■ Figaro beweerende, dat hy het is geweeft 'er is in dit alles iets duifters. Dat myne bedienden onder hun zig vermaakeh; j— maar de gravin ; —- waar dwaal ik, zy eerbiedigt zig zeiven, en myne eer! waar duivel heeft men haar gebragt? zoude die liftige Sufanna my ver- raaden hebben • wat heeft in my die denkbeelden verwekt? ik heb my reeds twintig maaien van dezelve trachten te ontdoen vreemde befluiteloos- hejd ,—, Figaro laat my verfchrikkelyk wachren ■■ik moet hem met voorzichtigheid trachten te doorgronden, ( Figaro vertoont zich in 'r achtereinde cn hlyft■ fïaan) en in het onderhoud, dat ik met htm hebben zal, op eeneonbemerkbaarewyze zien teondekken, of hem myne liefde voor Suzanna bekent is, ol niet. VYF-  , ©f de DAG der ZOTHEID. U VYFDE TONEEL. Dk Graaf, Figaro. Figaro, ter zyden. Daar zyn wy 'er op .' Dk Graat. Indien hy door haar een enkel woord wees.* Figaro, ter zyden. Ik heb het wel gedacht. De Graaf. .... Dan doe ik hem de oude tróuwen. Figaro, ter zyden De geliefde van mynheer Bazilius! De G r aa f. En Wat zullen wy van de jonge maaken? Figaro. Myne vrouw, als 't u gelieft' De Graaf, zich omkeerende en Fi* t garo ziende. Hem! hoe! wat is dat? Figaro. Ik ben her, om uwe bevelen te vraagen* De Graaf. En wat zeide gy ? Figaro. Ik zeide niets! De Graaf, herhaalt. Myne vrouw, als '/ u belieft. Figaro. Dat is .... het eind van een antwoord, dat ik gaft gaa zeggen aan myne vrouw als V u belieft! De Graaf, handelende. Zyne vrouw! ... Ik wilde wel eens weeten waarom mynheer niet komt, als ik hem doe roepen. E *Fi.  82 Het HUWELYK van FIGARO, Figaro, zyne klederen [hikkende. Ik had my vuil gemaakt, door het vallen op de bloembedden, ik verkleedde my. De Graaf. De bedienden hebben hier meer tyd nodig om zich te kleeden als hun meefter. Figaro. Dat is om dat zy geen knecht hebben om hen te helpen. De Graaf. .... Ik heb niet wel begreepen, om wat reden gy u in het gevaar hebt geftelt om uit het venfter te fpringen. ! Figaro. Het gevaar! men zoude zeggen dat ik leevendig den afgrond had gaan zoeken. De Graaf. . Gy doet of gy my niet begrypt, doorfleepen knaap, maar gy verftaat zeer wel, dat het geenzins uw gevaar is, dat my ontruft, maar de reden die 'er aanleiding toe gaf. Figaro. Gy komt op een valfch bericht binnen ftuiven, eeven als de aanbruifchende ftroom van Morena; gy zoekt naar een man; men moet u dien leveren of gy gaat de deuren verbryzelen, en de befchotten op den grond fmyten: ik by geval, bevind my in de kamer; — wie weet of gy in uwe vervoe- De Graaf. Gy koft langs den trap de vlugt neemen. Figaro. Om my door u op het portaal te laaten aanpakken. ^  Of de DAG der ZOTHEID. ' 83 De Ghaaï, verfloord. Op het portaal! (ter zyden,) Maar ik dwaal af. Figako, ter zyden. Laat ons hem zien komen, en hem pal zetten. De Graaf, bezadigt. Doch dit doet tot de zaak niet. Jk had, ja, ik had gedacht u, als courier naar Londen mee te neemen..,' maar alles wel overwoogen hebbende... Figaro. Is mynheer verandert van befluit. De Graaf. Voor eerft verhaat gy het engelfch niet* ■ Figaro. Ik verftaa God-dem! De Graaf. Wat zegt gy ? Figaro. Ik zeg; ik verftaa God dem. De Graaf. ' En dan ? Figaro. De duivel! het is een fchoone taal dat engelfch men kan ver komen: met God dem in Engeland, en men heeft nergens gebrek aan wil je een lekker jong hoentje hebben ? gaa in de herberg en doe maar zóó tegen den kok, (by maakt bezvysvan een [pit te draaijen.y God-dem men brengt een voet gebraaden oflèvleefch zonder brood: het is verwon* derlyk! wilt ge een reug keurfyke bourgogne of clairet^laat dit maar zien:(by doet als of by den kurk uit de vies trekt") God-demi men brengt u daadlyk een moofje tinne bierkan met bier.' welk een vermaak! ontmoet gy eene dier mooije meisjes, die langs de ftraaten zwieren, met kleine-ftnpjes, de oogen neer geflaagen , de elleboogen achter uit 4 E 2 draai-  84 IÏït HUWELYK van FIGARO. draaijende heupen; leg met eene aardigheid al de vingers op den mond; ha, God-demi zy veegt u een goede kruijers ioufilet door 't weezen, ten blyk,dat zy u verltaat. De engelfchen voegen 'er, 't is waar, hier en daar eenige andere woorden by nis zy redeneeren, maar men kan gemakkelyk zien dat God-dem het grondwoord is van hunne taal, en indien mynheer geene andere reden heeftommy in Spanje te laaten... De Graaf, ter zyden. Hy wil mede naar Londen ; zy heeft hem niets gezegt. Fiöako, ter zyden. Hy denkt dat ik niets weet; laat ons hem een weinig met zyn eigen munt betaalen. De Graaf. Wat bewoog de gravin, om my zulk een pots te lpeelen? Figaro. Opmyneeer, mynheer! gy weet dit beterdanik. De Graaf. Ik kom haar in alles voor, en hoop haar op met gefchenken. Figaro. Maar gy zyt haar ongetrouw, ■—: Heeft men yerpligting voor den overvloed, aan iemand, die ons het nodige weigert? Di Graaf. Voorheen zeide gy my alles. Figaro. En thans verzwyg ik u niets. De Graaf. Hoe veel heeft de gravin u gegeeven voor die fchoone faamen-Ipanning? Fi-  of de DAG der ZOTHEID. 85 Figaro. Hoe veel gaaft gy my, om haar aan den Doftor te onttrekken Hoor, mynheer! laat ons den geenen die ons wel dient, niet vernederen, uit vrees van hem tot een flechten knecht te maaken. De Graaf. Waarom altyd zoo veel dubbelzinnigheid in 't geen gy doet? Figaro. Men vind overal reden als men befchuldigingen zoekt. De Graaf. Gy hebt u een haatelyken naam gemaakt. Figaro. En indien ik beter ben, dan myn naam dan kunnen weinige groote heeren het zelfde zeggen. De Graaf. Ik hebbe u reeds twintig maaien op den weg van het geluk gezien Fi g a r o. Wat baat het, mynheer! hy is vol volks: een iegelyk wil loopen; men dringt, men floot, men flaat te rug, men werpt omver; die 'er komt, die komt 'er, de overigen worden verplettert; ik voor my ik flap 'er af. De Gr aaf. Van het geluk ?(*fr zyden.) zie daar wat nieuws Figaro. (ter zyden) Nu myn beurt! (hard) uwe Exelentie heeft my begunftigt met de Coneiergery van het kafteel; dat is eene zeer mooije bediening: ik zal, 't is waar geen handgiften ontfangen als courier der gewigtige tydingen; maar daar en tegen wel te vreeden met myne vrouw, in het midden van Andaloufie.... F 3 De  U Het HU-WELYK van FIGARO, De Graaf. Wat zou u belecten em haar met u naar Londen te neemen? Figaro. Ik zoude haar zoo dikwerf moeten verhaten. dat ik wel haaft' de gevolgen van 't huwelyk. boó- yen myn hooft zoude hebben. De Graaf. Gy zoud, met verftand begaaft uw geluk mis» fchien noch in de rechtbank kunnen bevorderen. FiGaro. Verftand om zich te bevorderen? eenvoudig en laagkruipend; en dan kan men tot alles geraaken. De Graaf. Gy hebt u flechts een weinig met my te oeffenen in de ftaatkunde. Figaro. Ik ken die, DeGraaf. Eeven als het engelfch de grondflag van de taal.. • . Figaro. Ja, indien |ik 'er my op beroemen wilde. Maar te veinzen van niet te weeten 't geen men weet; van alles, 't geen men niet weet, te weeten; te verftaan 't geen men niet begrypt ,• niet te hooren' 't geen men hoort; een geheim van èen geheim te maaken, dat 'er niet is; zich op te fluiten om pennen te verfnyden; diepdenkend te fchynen , als men niets denkt; wel of kwaalyk voor een perfonnaadje t* fpeelen; fpionnen ron.1 te zenden , en verraaders met jaarwedden te begunftigen; zegels los te breeken; brieven te onderfcheppen; de zwakheid der hulp. i 'delen te veredelen, door de gewigtigheid der vobi werpen; zie daar al de ftaatkunde, of ik wil fiarven. De  of de DAG der ZOTHEID. 87 De Graaf. Maar, dat is de kunfmary, die gy daar verklaart. Fi g a ro. Staatkunde ofkunftnary, met al myn hart; maar dewyl ik deeze een weinig als achterneeven befchouw zoo laat ik ze over aan dien 't behaagt, faime mieux ma mie au gue, zoo als het liedje van den koning zegt. De Graaf, ter zyden. Hy wil hier blyven.... Sufanna heeft my verraaden. Figaro, ter zyden. Ik betaal hem met den zelfden munt. De Graaf. Gy denkt dan uw proces tegen Marcelina te zullen winnen? Figaro. Zoude uwe exelentie het eene misdaad in my achten van een bejaard meisje te weigeren, terwyl gy uw vergunt om ons al de jonge te ontblaazen? De Graaf, fcberffènde. In de vierfchaar vergeet de Magilïraat zich zelve, en hy flaat alleen acht op de inftellingen. Figaro. Toegeevend voor de grooten, en geflreng voor de kleinen. De Graaf. Denkt gy, dat ik fpotte? Figaro. Hoe weet ik het myn heer ? Tempo et galant homo, zegt de Italiaan. De Graaf, ter zyden. Ik zie wel, dat men hem alles ontdekt heeft, hy *al de oude gouvernante trouwen. F 4 Fr-  88 Hit HUWELYK van FIGARO, .Figaro, 'ter zyden. Hy heeft den doorfleepen met my gefpeelt; is hy nu wyzer ? (Hy befchowwt een oogenblik den Graaf die in diepe gedachten is.\ Is dit alles wat myn heer my te zeggen had? D i Graaf. Ik? .... ik zeide u, deeze zaal voor het openbaar gehoor in orde te brengen. Figaro. Hè! wat ontbreekt 'er aan? „ De groote' arm- ftoel voor u; goede ftoelen voor de ftaacswyzen; de tateuret voor den griffier; twee bankjes voor de advokasten; de zoldering voor de luiden van rang , en het rapaille achter aan. ZESDE TONEEL. De Graaf,alleen. De deugniet bragt my in verleegenheid: hyweet altyd het veld te winnen: hy zet iemant pal; hy wtet it-manfte verftrikken.... ha bedrieger en bedriegfter! gy fpant te faamen om my te'beguichelen, weeft vrienden, weeft minnaar én minnares , weeft wat gy wilt! 1 maar echtgenooten fel- drement.... ZEEVEN DE TONEEL. Dk Gravin, Susanna. Susanna, luiten adem. ~ ~;;!lheer.... vergeef my, mynheer.' D«  of db DAG der ZOTHEID. gp De Graaf, gemehk. Wat is 'er juffrouw ? Susanna, befchroomt. Gy zyt geftoon! Myne meeftereflè heeft haare flaauwtens ik kwam u vraagen om uw flefje met engelfch zout. Ik zal het dadelvk weder brengen. De Graaf, het haar geevende. Neen, bewaar het voor u zelve, gy zult het welhaaft noodig hebben. Susanna. Hebben de vrouwen van myn Haat flaauwtens? dat is een adelyke kwaal. De Graaf. Eene teder beminde bruid, die haar toekomenden verheft. S usanna. Als gy Marcelina den bruidfehar geeft. dien ev mv belooft had.... j De Graaf. Dien ik u belooft heb, ik? Susanna. Ik meende dat ik her gehoort had , myn heer ! DeGraaf. Ja, indien gy my verders gehoor had gegeeven.' Susanna. En is het myn pligt niet uwe exelentie te hooren? De Graaf. En waarom, wreed meisje.' hebt gy mv dat dee die eene trouwbelofte gaf aan de fchoone Thalestris D i Graaf, hem in de reden vallende. Eer gy verder gaat, advocaat! Erkent men de echtheid van de Acte ? Brid'oison. Wat-wat weet gy-y in-in te brengen, tegen hetet gelezene ? Figaro. Dat'er verdraaijing, dwaaling, of onoplettenheid plaats heeft, in de wyze, waar op men het Huk geleezen heeft, want 'er ftaat niet, welke fomma ik terug zal geeven, EN haar trouwen; maar: welks fomma ik terug zal geeven DAN baar trouwen. De Graaf. Staat 'er EN in de afte of DAN? Bartholo. 'Er ftaat EN. Figaro. 'Er ftaat DAN. Bri d'oison. Dub ubbeldehand, lees het-et zelf! Dubbeldehand, te papier neemende. Dat is beft,want departyën verdraaijen fomtyds de woorden. (Hy leeft) E-e e juffrouw e-e e de Verteallure \ e-ee Ha! welke fomma lk terug zal geeven, EN... DAN.... EN.... DAN .... het woord is zoo flecht gefchreeven.... 'er is een inkvlak op.- Bartholo, pleitende terwyl BritToifbn in flaap valt. Ik hou ftaande, ik, dat het het koppelwoordjs EN is, het welk de mede betrekkelyke leedjes van Ga de  lbo Het HUWELYK van FIGARO* dezinfneden te faamenbind ik zal de jufrouw betaaien in ik zal ze trouwen. Figaro, piekende. En ik houftaande, dat het het tegenftellende koppelwoord DAN is, het welk de gezegde leedjes van elkander fcheid, ik zal de donzelle betaalen, dan haar trouwen Ha! verwaande woorden ziiter, die het durft waagen latyn te fpreeken ; ik ben maar een griek en ik werpe u ter neer. DeGraaf. Hoe zaj men die zaak beoordeelen! B a rtholo. Om 'er een eind van te maaken, heeren, welaan ! wy zullen toeftemmen, dat 'er DAN ftaat. Figaro. Ik eifch copy. Bartholo. En wy acoordeeren dezelve-, een verkeerde uïtvlugt bevryd den fchuldigen niet. Laat ons de acte eens in dien zin befchouwen : welke fomma ik haar te rug zal geeven, DAN baar trouwen ! eeven of men zoude zeggen; myne heeren! gyzult u doen ader laaten, en DAN u warm houden ; of wel: sy zult twee goede greinen Rabarber neemen en DAN zult gy daar ondermengen een weinig tamarinden; zie daar den zin! Figaro. Gantfch niet; het woord moet hier ia den volo-cnden zin begreepen worden. ik wil liever myne natuitrhke dood flcrven, DAN my door een doctor van kant te laaien helpen; tweede voorbeeld: De ziekte zal u dood maaken DAN wel bet geneesmiddel; dat wil zeggen het een of het ander. Ik moet; een van beiden; haar betaalen, dan haar trouwen. Dat is klaar. Denkt meefter Bürtholo, dat ik myn^wtaxis vergeeten ben ? Bar?  of de DAG der ZOTHEID, ioi Bartholo, fcbielyk fpreekende. Ik beweere, dat gy, door uwe fyntaxis dejuiftheid der taal beledigt. Figaro, fcbielyk. En ik beweere, dat gy, door uwe prattyk de juiftheid myner meening te kort doet: een ieder is een uitlegger van zyne eigen woorden; en, ten anderen , is de geene die trouwt gehouden om aan zyne vrouw zyn fchuld te rug te geeven ? Bartholo, fcbielyk. Ja, wy trouwen zonder gemeenfchap van goederen? Figaro, fcbielyk. En wy zonder gemeenfchap van lighaam, indien het huwelyk geen quitantie is. ( De rechters {laan op en fpreeken zacht.) Dubbeldehand. Silentie, heeren! D e Deurwaarder, Jchreeuwende. Silentie. ( Brid'oifon word zvakker en wryft zich de oogen.) ■ Bartholo. Zulk een deugniet noemt dat, zyne fchulden betaalen! Figaro. Is het uwe zaak, Aivokaat! die gy verdedigt? Bartholo. Ik verdedig die juffer. FlG ar o. Ga voort met raaskallen, maar doe geene beledigingen. Antonio, tegen Marcelina terwyl by op de rechters wyjt. Waar babbelen die zoo over? G 3 Mar-  102 Het HUWELYK van FIGARO. Marcelina. Men heeft de eerfte rechter verleU ; deeze verleid al de anderen, en ik verlies myn proces. Bartholo. Ik vrees 'er voor! Fi garo, vrolyk. Sa luftig, Marcelina! Dubbeldehand, opftaande tegen Marcelina. Dat is te veel gezegt; ik klaage u aan! en eifche voor de eer der vierfchaar, dat men over deeze belediging uitfpraak doe, eer men de andere zaak vonnilfe. De Graaf, zich neerzettende. Neen griffier, ik zal geen vonnis vellen over een hoon, die my zelve betreft. Wat kan de eifcheresfe vorderen. Dat men by mangel van beraaling haar trouwe? want dit beiden te vergen is ftrydig, Dubbeldehand. Silentie! De Deurwaarder, fcbreeüwende. Silentie! De Graaf. V/at antwoordde verweerder? dat hy zyneperfoon wil houden: dit wordt hem toegeftaan. F i g a r o. Ik hebbe gewonnen! De Graaf. Maar dewyl het gefchrift zegt: Welke fomma ik by de eerfte aanmaaning betaalen zal, dan baar i ' uwen ; zoo condemneert het hof den verweerder ne twee duizendgerandde phfters aan de eifcherésfè te voldoen, of wel haar dees dag te trouwen. ( hy ftaat op. ) Figaro. k hebbe verboren. Antonio, in Uydfchap. lyk vonnis I Fi-  of de DAG der ZOTHEID.j 103 Figaro. Waarom heerlyk ? Antonio. Om dat gy myn neef niet word. Ik danke'u duizendmaal myn heer! {Hy gaat been.) (De Deurwaarder, de Raadskeeren en Toeboorers gaan heen.) VEERTIENDE TONEEL. De Graaf, gaande over bet Toneel Marcelina, Bartholo, Figaro, Brid'oison. Marcelina, gaande zitten. Ha! ik haal adem. Figaro. En ik barft. De Graaf, ter zyden. Ik zie my ten minften gewrooken. Figaro, ter zyden. En die Bazilius, die zich tegen het huwelyk van Marcelina zou kanten; zie hoe hy komt! (tegen den Graaf, die heen gaan wil.) Gy gaat, myn beer ? De Graaf. Het vonnis is geftreeken. Figaro, tegen Brid'oi/bn. ; 't Is die dikke opgeblaazen raadsheer... Brid'oison* Ik ik, dik op-opgeblaa-azenl Figaro. Zonder twyffel; maar ik zal haar niet troawen; ik ben een edelman. (De Graaf Hy ft ft aan.) G 4 Bar*  104 Het HUWELYK van FIGARO» Bartholo. Gy zult haar trouwen ! Figaro. Zonder de toeftemming van myne edele ouders? Bartholo. Toon die aan! noem hen! Figaro. Fen weinig tyd: ik zal ze wel haalt weerzien:'c is nu vyftien jaaren , dat ik ze zoek. Bart holo. De verwaande! hy is gewis een gevonden kind. Figaro. Een verboren, of liever een gefloolen kind, Doctor! De Graaf. . Gefloolen? verlooren? bewys! . hy zou zeggen, dat men hem verongelykt. Figaro. Al hadden de met kant bezette windzels en geborduurde deekens, en met goud beftikte kinderlikeren myne hooge geboorte niet aangekondigt; dan zouden niet te min de onderfcheidende tekens, welken men my gegeeven had.genoeg bewyzen,dat ik een beminde zoon was: en dit kenteken aan myn arm..., (by wil zyn rechten arm ontbhoten.) Makcelin a, fcbielyk opfaande. Een lidteken aan uw rechten arm. Figaro. Hoe weet gy daar af? Marcelina. Hemel! hy ij 't! Figaro. o Ja! ik ben ik. Bartholo. En wie is hy dan ? Mar-  of de DAG der ZOTHEID. I0$ Marcelina, mM. Emanuè'i! Bartholo, tegen Figaro< Gy werd door de heidens opgeJigt ? Figaro. Dicht by het kafteel. Indien gy my aan myne edele bloedverwanten weder geeft, goede Doébr! zoo ftel maar eenprys opdien dienft:myne doorluch* tige ouders zullen u ftapels van goud tellen. Bartholo. Zie daar uwe moeder! Figaro. Minne-moeder? Bartholo. Uwe moeder zegge ik u. Dï Graaf. Zyn moeder? Marcelina. En zie daar uw vader. Figaro, ontftek en ah wanhopig; Och! och! och! aij my! (by bedekt zyn we. zen met de band.) Marcelina. Sprak de natuur niet in uw hart voor hem? Figaro. Nooit! Dk Graaf* ter zyden. Zyn moeder! Bridoison. Het et is-is klaar! hy kan an haar niet trououwen. De Graaf. Dat zotte voorval werpt alles in duigen. Brid'oison. En uwe a-adeldom, en het kas-asteel ? gy.y hebt de-de rechtbank mifleid. G j Fi  io6 HEt HUWELYK van FIGARO, Figaro. De rechtbank zoude my eene fchoone gekheid heb» ben doen begaan; na dat ik op het punt hebbe geweeft om, voor die vervloekte hondert kroonen, mynheer, die zich thans, myn vader bevind te zyn, twintig maal den nek te breeken. Maar dewyl de hemel myn onfchuld bewaard heeft, zoo;biddeik, dat gy my vergeeft myn vader.... en gy myne moeder omhels my zoo moederlyk als gy kunt! ( Marcelina omhel ft hem.) VYFTIENDE TONEEL. Bartholo, Marcelina, Brid'oison. Figaro, Sus anna, Antonio, DeGraaf. Susanna, met een goudbeurs in de hand. Gaa niet voort mynheer; dat men hun niet doe trouwen! Ik kan mevrouw betaalen, met de lm welyks gift, die myne meefteresfe my geeft. De Graaf. Naar den duivel met de meefteresfe! 't is of alles faamen fpant ( Hy gaat heen. ) ZESTIENDE TONEEL. Bartholo, Marcelina, Figaro, Brid'oison, Susanna, Antonio. Antonio, Figaro zyne moeder ziende omhelzen, tegen Sufanna. Ia wel! betaalen! Kyk, kyk! 1 Su-  or de DAG der ZOTHEID. t&f Susanna. Ik zie genoeg! Laat ons gaan, oom! Figaro, haar weerhoudende. Wat ziet gy dan ? Susanna. Myne dwaaling, en uwe lafhartigheid! Figaro. Noch het een; noch het ander! S usanna. En dat gy haar met genoegen zult trouwen", dewyl gy haar omhelflr. Figaro. Ik omhels haar; maar ik zal haar niet trouwen. (Sufanna wil been gaan; by weerhoud haar.) Susanna, hem een klap geevende. Ik vind u wel onbefchaamtin my te durven weerhouden. Figaro. Is dat liefde? Maar eer gy ons verlaat my^ ne ouzon ! zoo bezie die vrouw eens. Susanna. Welnu? Figaro. Hoe vind gy haar? Susanna. Affchuwelyk! Marcelina. Omhels uwe moeder, myn lieve Suzon! die deug-* niet ^ die u zoo plaagt, is myn zoon. Susanna, naar haar toegaande. Gy zyne moeder? Antonio. Zoo maar oogenbltkkelyk ? Figaro. Hebbe ik zulks ontdekt. Marcelina', geeft hem een papier. Ziedaar uwefchukibekentnis, dat is uw hiiwJyfes Sift' Su-  toS Het HUWELYK van FIGARO, Susanna, hem de goudbeurs toewerpende. Neem dit 'er noch by. Figaro, ter zyden. Dubbel dank. Marcelina. Ik ging my de ongelukkigfte der vrouwen maaken , en word de gelukkigfte der moederen Ha! myne kinders hoe beminne ik u! omhelfl: my! Figaro, bewoogen,en in drift. Hou op, lieve moeder! hou op! wilt gy myne oogen zien verdrinken in de eerfte traanen, die ik ftorc ? Het is van blydfchap dat ik die fchrei; ik voelde ze door myne vingers loopen kyk! (b f toont zyne vingers van één gejche.'den) en ik weerhielt ze. Weg met de befchaatntheid, ik wil lachen en fchreijen, op het zelfde oogenblik; men gevoelt maar eens het geen ik gevoel! (Hy omhelfl zyne moeder van de eene zyde en Sufanna, van de andere.) Marcelina. 6, Myn Vriend! Susanna. Myn waarde vriend! B r i d'o i s o n, zyn oogen droogende. Wel-wel nu! ik- ik ben-en dan ook gek. Figaro. Weg droefheid! ik tart u my te durven aanranden tufichen deeze twee bemindde vrouwen. Antonio, tegen Figaro. Zoo veel flikflooijery niet. Het huwelyk van de ouders moet dat van de kinderen voorgaan.— Geeven de uwe elkaar de hand ? Baxtholo. Dat myne hand veel eer verflyve eer ik die geeve aan de moeder van zulk een gekskap. An-  of de DAG der ZOTHEID. ic> Antonio. Dan ben je maar een ftiefvaar ! En jy vryer geen woord meer. ik zal onze zufterskind niet geeven aan een kind zonder vader. B r i d'o i $ o n. Wat-wat zegt gy y daar? mees-eester gek! — heb-ebben niet al-alle kinders een .een va-vader gehad? Antonio, heen gaande. Taraare! .... Hy zal haar niet krygen! ZEVENTIENDE TONEEL. Marcelina, Bartholo, Brid'oison', Sus anna, Figaro. Bartholo, tegen Figaro. Zoek nu iemant die u tot zoon aanneemt! ( hy wil heen gaan.) Marcelina, hopt hem na, en brengt hem omarmt terug. Blyf Doctor! Figaro, ter zyden. Alle de gekken van Andaloulie hebben, geJoove ik, eene faamen- fpanning tegen myn arme huwelyk gemaakt. Susanna, tegen Bartholo. Myn lieve papaatje, hy is uw zoon. Marcelina, {tegen Bartholo) Verftand, begaaftheden een fraaije gedaante....". Figaro, tegen Bartholo. En dat alles geen duit gekolt heeft. Bartholo. . En de hondertkroonen, die hy my ontnomen heeft? Mar-  fio Het HUWELYK van FICARO, Marcelina. Wy zullen u zoo oppasfen, Papa! Bartholo, bewoogen. Papa! lieve Papa! papaatje ! zie daar ik ben noch gekker als mynheer (op Brid'oifon wyzende.) ik laat my dwingen als een kind. (Marcelina en Sufanna omhelzen hem) Neen! neen ik heb noch geen ja gezeid. (by kykt in V rond) waar is mynheer de graaf gebleeven ? Figaro. Gaan wy hem vinden. Indien hy nu weer een nieuw beletfel fmeedde dan konden wy weer van, voor af aan beginnen. Allen te gelyk. Gaan wy! gaan wy! ( Zy feepen Bartholo mede.) ACHTIENDE TONEEL. Brid'oison, alleen. Noch gek- ekker als- als myn heer! Men kan- an zulke dingen tot-ot zich zelf zeg-eggen, maar..... ze zyn hier niet-iet beleeft. Einde van het Derde Bedryf. VIER-  of de DAG der ZOTHEID. m VIERDE BEDRYF. Het Toneel verbeeld een gallery; verciert met ■armblaakers met brandende lichten, omfren'eld met bloemfe (henen. Op het vooreinde ter rechter zyde is eene tafel met een mkkoker 'er op, en naaf dezelve een arm/loei. EERSTE TONEEL. Susanna, Figaro. Figaro, baar om den middel houdende. Wei nu, lief meisje .'zytgy te vreeden ? myne moeder heeft met haare doorliepen tong haaren doctor bekeert; hy zal haar met al zyn tegenzin trouwen en uw hoileboüige oom, is aan het touwtje vaftt mynheer is dol van fpyt: lach dan eens om die fchoone uitkom!!! Susanna. Zaagt gy ooit iets zeldzaamer? l Figaro. Of liever iet gelukkiger? wy hoopten op een enkele huwelyks gift van de Exelentie, En wy krygen 'er twee , die niet van zyne hand komen: gy werd vervolgt door eene buitenfpoorige medevryfter; ik gekweld door eene furie, en dit alles verandert in een der befte moeders. Op gifter was ik als alleen in de waereld, en nu hebbe ik alle myne bloedvrienden; niet zoo ryk, 't is waar als ik ze my gegallonneert had; maar evenwel noch goed genoeg voor ons, dievry zyn van de eerzucht des rykdoms. Su-  H* Het HUWELYK van FIGARO. S USAHNA. 'Er is nochtans niets gebeurt van het geene gy u had voorgeftelt, myn vriend! F ig a r o. Het geval heeft wyslyker gedaan dan wy allen : zoo gaat het in de waereld: men werkt, men fmeed ontwerpen, men befchikt van de eene zyde; maar het geluk werkt aan de andere, en van den geweldigften overwinnaar, die de gantfche aarde zoude willen onder zyn bedwang ftellen, af, tot aan den vreedzaamen blinden, die zich door zynen hond laat omleiden, zyn alle menfchen aan de eigenzinnigheden van het noodlot onderworpen ; en nog wordt dikwerf de blinde door zyn hond beter geleid, en minder bedrogen » dan de andere blinde door zyne ylei- :ers u en wat aangaat die bekoorlyke blinde dien men liefde noemt.... (hy neemt haar tederlyk in zyn arm.) Susanna. Ha! dat Is de eenigfe, waar in ik belang ftel. Figaro. Gedoog dan, dat ik de getrouwe hond moge zyn, die hem naar uw hart leid; en zie daar ons voor altoos gehuisveft! Susanna, lagchende. De liefde en gy ? Figaro. Ik, en de liefde! Susanna. En gy zult nooit een ander verblyf zoeken ? Figaro. Dat, indien gy my daar op betrapt, duizend duizenden van minnaars.... SusannaGeeneeden'. zeg de zuivre waarheid r t-  of de DAG der ZOTHEID, ns Figaro. De zuiverfte van alle myne waarheden. Susanna. Foei dan, ondeugende! heeft men 'er meer dan eene. Figaro. ö, ja wel! men heeft 'er duizenderlei federt dat men heeft opgemerkt, dat de oude gekheden, door den tyd in wysheid verkeerefl, en dat oudtydfche kleine leugenfpraaken groote , groote waarheden voortbrengen; vooreeriï, die, welke men weet, zonder ze te durven verbreiden ■—want alle waarheid is niet gefchikt om gezegt te worden; die welke men verbreid zonder ze te gelooven; want allé waarheid dient niet gelooft te zyn; de eeden der verliefden de bedrygingen der moeders; de verzekeringen der drinkaards, de beloften dergrooten; het laafte woord der kooplieden, 'er is geen eind aan Myne liefde voor Suzon is de eenigfte die echt is. Susanna. Uwe lugthartigheid behaagt my ^ dewyl zy my ten bewys itrekt, dat gy gelukkig zyt maar laat ons van het tuinbezoek van den graaf fpreeken. Figaro. Of liever laat 'er ons altoos van zwygen: ik was 'er Suzon byna door kwyt geraakt. S usanna. Gy keurt het dan af. Figaro. Uw woord van eer, zoo gy my bemint. Laat hy 'er van koude verftyven; zie daar zyn ftraf. Susanna. 't Heeft my meer moeite gekoft het toe te f aan , dan het weder te herroepen; ik zal niet gaan. Figaro. Uwe zuivere waarheid 1 H $#«  u4 Het HUWELYK van FIGARO, Susanna. Ik ben niet gelyk gy geleerden; ik heb 'er maar eene. Figaro. En gy zult my een weinig beminnen ? Susanna. Zeer veel. Figaro. Zeer veel! dat is weinig. S usanna. Hoe, dan? Figaro. In het Ruk van liefde, is te veel zelfs noch niet genoeg. Susanna. Ik verftaa niets van die gefleepenheden. Ik zal niemant beminnen, dan myn man. Fi garo. Hou uw woord, en gy zult eene fchoone uitzondering van de algemeene gewoonte maaken. ( Hy wil baar omhelzen.) TWEEDE TONEEL Susanna, Figaro, DeGravin. De Gravin. Waar men z; zoekt, zy zyn altyd by elkander! gy befteelt dus het toekoomende, het huwelyk en uw zelve, door uwe geheime gefprekken: de graaf verwacht u: hy wordt ongeduldig. Figaro. Gy hebt gelyk mevrouw ik vergeet my. (Hy wil Sufanna meèe neemen,) Dr  s»f de DAG dek ZOTHEID. 115 De Gravik, haar weerhoudende. Zy zal u volgen. DERDE TONEEL. De Gravik, Susanna.' De Gravin. Is alles in gereedheid om onze klederen te ver- wisfelen ? Susanna. 't Is niet nodig, mevrouw ! de faamenkomft zal geen voortgang hebben. De Gravin. Ha! gy zyt verandert van gedachten: S uiamna. Figaro begeert het niet! De Graviït. Gy bedriegt my; Figaro is geen man om een hu- welyks gift te laaten ontfnappen. maar het fpyt u thans, dat gy my de ontwerpen van den graaf hebt toevertroüwt: ik kenne u. Laat my alleen. ( Zy wil heen gaan.) Susanna, zich op de knieën werpende. In 's Hemels naam, mevrouw! begeef my niet kunt gy gelooven, dat ik, na alle de goedheden, welke gy voor my hebt, en met de huwelyksgift die gy my fchenkt... De Gravin, haar opbeurende. Ik weet niet wat ik zegge. Wanneer gy my u« we plaats in den tuin afftaat, dan gaat gy 'er niet myn hartje! gy houd uw woord aan uwen r^uigom en gy helpt my om rnynen man terug te doen keeren. H a Su«  utf Het HUWELYK van FIGARO, Susanna, haar de hand kusfende. Wat hebt gy my daar bedroeft! De Gravin, de tafel vuyzende. 't Was uit gedachteloosheid. (Zy kuft haar bet voorhooft ) waar is de faamenkomit beitemt ? Susanna. Het was in den tuin, geloove ik. De Gravin. Neem die pen, en laat ons eene plaats valt Hellen. Susanna. Ik hem fchryven? De Gravin. \ Moet weezen! Susanna. Maar'tisgy, Mevrouw! die....2 De Gravin. Alles voor myne rekening! (Sufanna gaat zitten i de gravin zegt haar voor.) Nieuw lied op de wys.... Hoe fcboon zal de avond7,yn, in't kleine Jiarrenbofcb.'.... Hoe fcboon zal de avond zyn. Susanna, fcbryvende. In '< kleine ftarrenbofch.... en verders ? Dk Gravin. Zou hy dat niet verdaan denkt gy? Susanna. Ha' 't is waar ! (Zyvouwt het briefje föf.)waar mee zullen wy het verzegelen? De Gravin. Meteen fpeld ; ha aft u ! zy zal tot een antwoord dienen: zee op de andere zyde: zend my hetzegel terug. Susanna, lagchende. Ha! het zegel\.... dit is blygcefb'ger, mevrouw ! dan dat van het brevet. De  or de DAG der ZOTHEID iif Dk Gravin, droefgeeftig. Ach. Susanna, zoekende. Hebbe ik nu geen fpeld ? Dk Gravin, een fpeld van haar kleed nemende. Daar is 'er eene! Het lint van den page valt uit haare borfl op den grond. Ha, myn lint! Susanna, bet zelve opraapende. Het is dat van het kleine gaauwdieije'. —*~ Gy hebt de wreedheid kunnen hebben.... Dk Gravin. Moeft ik het aan zyn arm laaten ? dat zou mooy zyn 1 ■— geef hier. S u sanna. Mevrouw zal het, met het bloed van dien jongeling bevlekt, niet meer draagen ! D k Gr a v i n , het terug neemende. 't Is goed voor Francina... zoo ras zy my weer een ruikertje brengt.... VIERDE TONEEL. Een Jong HerderrinnEtje, Chkrubyn, in vrouwe kleeren. Francina, en een /loet van jonge rreijes eeven als zy gekleed: en met bloemtuiltjes in de hand. De Gravin, Susanna. Francina. Zie daar onze landmeisjes , mevrouw ! C'n u een ruikertje komen bieden. * H 3 De  n8 Het HUWELYK van FIGARO. Dk Gravin, fcbielyk haar lirit bergende. Zy zyn wel beminnelyk; (pp Cherubyn wyzende) en wie is dat lief meisje> met haare bevallige zedigheid. EtN der Herderinnen- Zy is een'nichtje van my, mevrouw, die hier de bruiloft by komt woonen. De Gravin. Dewyl ik zoo veele ruikertjes niet plaatfen kan, zal ik dat van het vreemde meisje neemen. (zy neemt bet ruikertje van Cherubyn ■■ en kuftbem bet voorhooft zy bloofr..... vind gy niet Suzon, dat zy naar een zekeren gelykt? Susanna. Verwonderl yk ! Cherubyn, de band voor zyn hart houdende Ha, die kus is wel ver gegaan! VYFDE TÓNEE.L De joneMeisjes, Cherubyn, in het midden van dezelve, Francina, De Graaf, De Gravin, Antonio, Susanna, A nton i o. Ik zegge u mynheer, dat hy 'er is; zy hebben; hem by myne dochter verkleed; zyne eigen kleeren leggen 'er noch: zie daar zyn officiers hoedje dat ik 'er uit genoomen heb. (Hy beziet alle de meisjes herkent Cherubyn, neemt hem de vrouwe muts af, en zet hem het officiers hoedje op.) zie daar by myn zooien onzen officier! De  of de DAG pik ZOTHEID, iro Di Gravin, achteruit wykenie. 6 Hemel! Di Graaf. Wel nu, mevrouw! De Gravin. Wel nu, mynheer! ik ben nog meer verwondert dan gy. De Graaf. » Ja, en dees morgen ? Dk Gravin. Ik zou niet weldoen langer te veinzen. Ik had hem in myne kamer toegelaaten; wy hadden in de daad beflooten de kortswyl,die deeze meisjes nu hebben ten eindgebragt, uit te voeren: gy verratte ons, juift toen wy ons kleeden; gy waard zeer driftig hy nam de vlugt; ik was ontroert zie daar het al. D k Graaf, toornig tegen Cherubyn. Waarom zyt gy niet vertrokken ? Cherubyn, in drift zyn hoed afneemende. Mynheer!... D k G ra a f. Ik zal uwe ongehoorzaamheid doen ftraffen. Francina. Och , mynheer, hoor my ! gy weet, dat gy, zoo menigmaal, als gy my in uwe armen vat, tegen my zegt: indien gy my liefhebben wilt, Fransje! zal ik u alles geeven wat gy wilt. D k Graaf, in verleegenheid. Ik! heb ik dat gezegt ? Franc in a. Ja, mynheer ! wel nu geef my Cherubyn ten huwelyk,en ik zal u liefhebben met al myn hart. De Graaf, ter zyden. Verbyftert te worden door een page ! H 4 De  120 Hst HUWELYK van FIGARO, Dï Gravin. Uw beurt, mynheer! de bekentenis van dat meisje beveiligt hier twee waarheden ; vooreerft: dat het buiten myn fchuld is, als ik uw ongeruftheid geef, en ten tweeden: dat gy alles doet om de myne te ïecht vaardigen. A n t o nio. Selleweeken ik zal haar is toom houden, gelyk haar overledene moeder.... Het is niet om de gevolgen ; maar mevrouw Weet wel, dat de meisjes als zy groot worden De Graaf, verlegen ter zyde. 't Is of een hellche geeft hier alles tegen my aankant. , Pjj ZESDE TONEEL Dk Jonge Musjes, Cherubyn, Dk Gravin, De Graaf, > Figaro, Antonio, Francina,Susanma. Figaro. Indien gy onze meisjes hier houd , mynheer! dan kunnen wy noch het Feeft, noch den dans beginnen. Dï Graaf. Gy dansfen! gy bedenkt niet, dat gy uw rechten voet dees morgen verzwikt hebt door uw val. Figaro, zyn been beweegende. Ik gevoel noch wat pyn; maar dat is niets. ( tegen de meisjes. ) kom |aan wy, mooije fpcelgeüootjes! De  o? de DAG der ZOTHEID. i3ï Dk Graaf. Gy waart gelukkig dat de bedden, waar op gyneer kwaamt, zeer zacht waaren. Figaro. Zeer gelukkig, gewis! anders... Antonio. Daar en boren , hy had zich in een gerold,toen hy naar beneeden viel. Figaro. Een kunfliger menfch zou in de lucht hebben blyven hangen! is het niet zoo? (tegen de meisjes) komt gy, lieve meisjes? Antonio. En die kleine page draafde intusfchen op zyn paard ' raar Seville? Figaro. Hy draafde, of hy ging te voet; het is myhet zelfde: zullen wygaan, mejuffers? De Graaf, hem weerhoudende. En gy had zyn brevet in uwen zak ? Figaro. Gewisfelyk; maar welk een onderzoek (te* gen de meisjes ) gaan wy of niet ? Antonio, Cherub§9 Zie daar ziet gy hem ? .Bazilius, terug wy kende* Ik zie den duivel. " B a i d'o ji s o n , tegen Baziliu^ Gy y ftaaj dan-dan af van zy-zyne moeder f Bazilius. Wat zou *er elendiger kunnen bedacht w,9fde?> ^ d2n de vader te Jieeten van een fch^bbejak? Figaro. Win V d« zoon van te hesten, meent gy,  «3% Het HUWELYK van FIGARO. B azi lids, Indien gy mynheer hier iets moet zya, begeere ik 'er niets te weezen. (Hy gaaf,}, . ELFDE TONEEL. Zfe voorigen, uitgezondertBazilius, Bartholo, lagchende. Hal ha! ha! ha! Figaro, fpringende van bjydfcbap. Ik zal dan eindelyk myne vrouw krygen. De Graaf, ter zyden. En ik myne minnares. ( Hy plaat op.) umi Brid'oison, tegen Marcelina. En-en een ieder zal-al voldaan zyn. De Graaf. Dat men de beide contracten opiïelle; ik zal ze tekenen. Allen te gelyk. Vivat! (zy gaan heen) ■ De Graaf, heen willende gaan. Ik heb een uurtje ltilte nodig! — ■ ' ..n TWAALFDE TONEEL. Grippesol, Figaro, Marcelina, Ds Graaf. Grippe-sol, tegen Figaro. En ik gaa het vuurwerk elpen klaar maaken in er klein ftarrebosje, zoo als et ezeid is. De Graaf, keert fchielyk terug. Welk een zot heeft dat bevel gegeeven i Ti-  ©f de DAG der ZOTHEID. s^t Figaro. Wat kwaad is 'er by ? De Graaf. En de gravin, die onpasfeiykis! van waar zoude die het vuurwerk zien ? 't is op het terras, over haar vertrek, dat men het af moet fteeken. Figaro, tegen Grippe-fól. Verflaat gy 't ? op het terras ! De Graaf. Irt het kleine ftarrebosje! een fèhoOn overlegd zeker! (heengaande, ter zyden.) zy gingen daar myn geheim gefprek in brand fteeken. DERTIENDE TONÈEL. Marcélina, Figaro. Figaro. Welk eene oplettenheid voor zyne vrouw! (hy zvil heen gaan.) Marcelina. Een woordje noch, myn zoon! mynë verkeerde gevoelens voor u hadden my uwe lieve bruid ten onrecht doen verdenken: ik meende dat zy den graaf »;ehoor gaf, hoe zeer ik ook door Bazilius onderricht waara vari het tegendeel. Figaro- Gy kent uwen zoon niet indien gjf denkt, dat die vrouwelyke dwaalingea hem aandoen: ik tart de aller doorileependtte om my tot wantrouwen te vervoeren. Marcelina. De geruftheid is voor 't minft een geluk •» dfi rnlfi» fienyd..... ; . v I2 Fi?.  Het HUWELYK van FIGARO, Figaro. t .... 't Is maar een zor kind van den hoogmoed; of t is de ziekte van een zinncloozen. O ik bezit in dat geval eene philofophie..., die onwrikbaar is,en indien Suzon my ten eenigen dage bedriegt > dan is het haar reeds in voorraad vergeeven.... (Hy keert zich achterwaards; en ontdekt Frat> eina, die aan wederzyden in 't rond zoekt.) VEERTIENDE TONEEL Figaro, Fhanciwa, Marcelina. Figaro. E, e, e, e.... ons klein nichtje beluifïert ons f Frajicin a. O, zeker niet, men zegt, dat het niet wel is te Imiteren. Figaro. Neen maar het is fomtyds nuttig — Wien zoekt gy? Francina. Ik kwam zien of hier iemant was. v Figaro. Alree geveinft bedriegftertje! gy Weet wej dat hy hier niet weezen kan. Francina, En wie dan ? Figaro. Cherubyn! Francina, 't Is hem niet, dien ik zoek; ik weet wel waar hv is; 't is myne nifcht Sufanna. Figaro. En wat begeert myn nichtje van haar? Fran-  of de DAG der ZOTHEID* 153 Frascik a. Aan u, neefje! zal ik het zeggen. —— Het is ...... maar een fpeld , die ik haar wilde geeven. Figaro , in drift. Een fpeld! een fpeld!.... en van wien deugnietje? gy bemoeit u reeds, in uwe jaaren met de bediening van.. .. (hy fuit zich zeiven en neemt een zachtentoon aan) Gy volvoert reeds zeer wel 'tgeen gy onderneemt, Francina! Francina. Op wie is hy verftoort ? Ik gaa. g Figaro, haar weerhoudende. Neen, neen het is maar fpotterny: ik weet her uw fpeldje is dat, waar mede een zeker briefje was toegedaan, en dat mynheer u verzocht heeft om haar te rug te geeven: gy ziet dat ik 'er achter ben. Franc i na. Waarom het dan gevraagt? Figaro, in bedenking Om dat het my vermaakt te hooren, hoe mynheer het eigenlyk heeft aangelegt, om u met die boodfchap te belaften. Francina, eenvoudiglyk. Juift zoo als gy gezegt hebt: Daar fransje geef die fpeld aan uwe mooije nigt, en zeg haar, dat het het cachet is van het klein flarrebosje. Figaro. Van het klein.... Francina. Starrebosje. 't Is waar hy voegde 'er by: laat het niemant zien. . Figaro. Gy moet hem gehoorzaamen: gelukkiglyk heeft u niemant gezien ■— Doe dan uwe boodfchap met vriendelykheid; en zeg 'er niets meer van tegen Safanna als de graaf u gezeid heeft. I 3 Fran*  134 Het HUWELYK van FlGARO, Francina. En waarom toch zou ik 'er meer van zeggen?-—> Myn neef houd my voor een kind (zy loopt aljprin* gende heen.) VYFTIENDE TONEEL. Figaro, Marcelina. Figaro. Wel nu, moeder! Marcelina. Wel nu, myn zoon.' Figaro. Wat dit belangt!.... hier in gaan in de daad zaaien om!..*. Marcelina. Hier gaan zaaken om! hé! en welke zaakentoch? Figaro, de hand op de borfl. Het geen ik daar hoore , myn lieve moeder drukt my hier zoo zwaar als loot. Marcelina, lagchende. Dat hart zoo vol geruftheid , was dan flechts, een opgeblaazen bal ? een enkele fpeld heeft alles doen verdwynen. Figaro, in woede. Maar die fpeld, is de fpeld, die hy opgeraapt heeft! Marcelina, zich herrinnerende het geen hy gezegt heeft. De minnenyd /.... o Ik bezit ia dat geval eene Philofophie... die onwrikbaar is, en indien Suzon wy ten eenigen dagen bedriegt, dan is het haar reedsin voorraad vergeeven....  BE DAG d» ZOTHEIB. >Ü te verlaaten,.... Marcelina. Wel overleid! laaten wy alles te net doen, op een enkele argwaan. Wat bewys hebt gy dat zy i« niet veel eer den graaf bedriegt? weet gy," :yengaaTzïiihet ftarrebos? met welk een oog ZJprf,v 'er saat? wat zy 'er zeggen, wat zy « Sn zll? ~ ^ dacht dat gy billyker waard »<» webeöordeelingen.^^ ^ ^ M de ^ kusfende. Mvne moeder heeft gelyk ; JT heeft .irnm ffelvk: wy moeten inde daad eerft onderzoe_ ken e?r wy befchuldigen, en ter uitvoe,r brengen* !ü.'lk weet de plaats die ze beftemt hebben. ZESTIENDE TONEEL. Marcelina, alleen. onnozele mannelyk geüacht.  fttf H«t HÜWËlYK van FIÖARÖj VYFÖË ËEDRYF; . fiéi Toneel 'verbééld Pen tuin: in hét debiet iindé één rey boómen dan ieder z$dê is één prieel: ije-. Hei is in dén avond. ËËRSTÈTONÈÈL F^ANêiNAj alléénj tobbende in dé cent, band twee biscuiten, en eeié 'Oranje appel i th in de antiere een verlichte papiere lantaarn-, tri fcêt prieeitjé 't%f üinke z'ydë heeft hy gezegt Dat is dit: m fodïén hy nu eens niet kwaaie;.;.-. Die gïerfge keukenbedfendën ! zy Wilden !rny naaüwlyks feen pfanje eh twee biscuiten geevert w Voor wié* Juffrouw? **. wei, voor iemant. toynheer !^öwy Weeten m=- Èn al waare het zoo? te» moet hy dan* om dat mynheer de graaf hem biet zien wij ^van honger fterven? Dat alles heeft rr# ohdertüsfchen een onbeleefde kus op öë Wang" gekoft.i.i. maar wié weet ■ Cherubyn za) iny' die misfëhien wéér geevern (Zy' bndek't Figaro-, gèeft één febreewü eet vlégt in bet andere prieeltje.)  *f i>i DAG der ZOTHEID. 137 TWEEDE TONEEL Figaro, met een grboten mantel op de fchoü' ders, en een breeden neergeftaagen boed\ Bazilius» Antonio, Bartholo, Brid'oison, Grippe-Sol, troep van Landluiden. Figarö, eer ft alleen. Het is Francina! (hy beziet de anderen naa/r maa'te, dat zy op het toneel komen en zegt op een angftigen toon) goeden, avond vrienden! goeden avond! zyt gy allen hien. Bazilius. Al de geenen, welken gy gewilt hebt dat komen zouden. Figaro. Hoe laat is het omtrent. Antonio, naar de hebt ziende. De maan moeft al op zyn. Bartholo. Welke aakelige toebereidfels maakt gy dan? gy gelykt wél een faamenzweerer. Figaro, onruftig. Is het niet om een bruiloft te vieren, dat gy i» net kafteel te faamen zyt gekomen ? Brid'oison* Ja, - .ja - ja zeker ? Antö^nio. Wy gingen daar giuter in het park, om het teken, dat hetfeeft beginnen zal, af te wachten. Figaro. Gy behoeft niet verder te gaan; 't is hier onder iJeeze boomen, dat wy alleen aan de eerlyke bruid , I 5 óre  ifi Hét HUWELYK van FIGARO, die ik trouw, en aan den braaven Dorpheer die ze Zich heeft toegedacht hulde zullen bieden. Bazilius, tfgfi afos herinnerende «al ja, ik weet wat ev meent' r nnr |aan v0,f mjn raad, „ff ™fc ~ ^ - byeenkomft; ik zal het u hier dicht by verSn ,_ - Brid'oison. Wy-wy zullen te - terug komen. Verzuim niet om d^delyk' hier te zyn, afc ev to,mdien hy u met eene fraaije vertooning laat zien Bartholo. Bedenk, dat het gevaarlyk is zich tegen de eroo, ten te verzetten. 6 br°o* tt l j , , Figaro. Ik bedenk het. Bartholo. PlGiRO. Zonder hnn-ni» (innrfl01.n»„i,.:j Jfeu- bedenk ook van uwe zyde dat hy , dfenmen een bloodaard acht onderworpen is aan alle guSn rr Bartholo. Heel wel f j, . ., , Figaro. Ln, dat ,k den naam draag van Verte allure die het geeerbiedigt opperhooft was myner moeder ., --i . Bartholo. rty neett den drommel in. tt . - . Brid'oison. Hy-y heeft hem., F]«aro, ter zydrn. -y zyne öuiunna hebben hunne znaken be-  ®f de DAG der ZOTHEID. 139 belegt zonder my — ik ben niet rouwig over dien aanval. Figaro, tegen de Arbeiders. En gy guiten, aan wie ik myne bevelens hebbe gegeeven, verlicht deezen omtrek; of, by de dood, indien ik één van u kryge.... (Hy fchud Grippe-fol hy den arm.} Grippe-sol, heen lopende. Aije , aije, aije! fatanfche kaerel! Bazilius, heengaande. De Hemel fchenk u den vreede, mynheer de bruigom! DERDE TONEEL. F1 gak o, alleen wandelende in den dutster met een fombren toon. 6 Vrouwe! vrouwe! vrouwe! zwak en wankelend fchepfell... geen enkel dier kan zyn ingefchaapen te niet doen; is dan het uwe,te bedriegen?.... zy weigert my, wanneer ik haar tracht te beweegen voor haare meefteresfe en in het midden der plegtigheid Hy lachte, terwyl hy het briefje las, de veriaader! ; en ik als een zotskap Neen mynheer de graaf! gy zult haar niet hebben! gy zult haar niet hebben ! ■ Gy denkt dat alles u vrv ftaat om dat gyeen groot heer zyt!.... adeldom, geld, titels, waardigheden,dat alles maakt trots en hoogmóedig; en wat hebt gy gedaan voor al die bezitting™ ? gy hebt u de moeite gegeeven van m de waerdd te komen, en niets meer; voor t overige pen menfch gelyk anderen; en ik, ik feldrement! verloeren onder eene duiüremenigte, heb meer verftand en  Ho Het HUWELYK van FIGARO, en berekening moeten in het werk {tellen tot myn onderhoud als men federt hondert jaaren heeft nodig gehad.omgeheel Spanje teregeeren; en nogwiltgy tegen tny kampen ! ♦.. . ik hoor iemant... zy is het (Hy luiftert) het is niemant. — De avond is drommels donker, en ik, ikfpeel hier de zotte rol van echtgenoot, fchoon ik het nog maar ten halven ben. (Hy gaat óp een bank zitttn, ) Is 'er wel een belachelyker noodlot dan het myn? ik ben een zoon van ik weet niet wie; ik word door landloopers geftoolen; in hunne grondbeginfels groot gebragt; ik kryge 'er eenafgryzen voor. ik geevemy dan een eerlyker leevemwys over, en worde overal voor het hooft geftooten. Ik leere de ftookkunde artfeny kunde genees-kunde; en al het vermogen van een groot heer kan my noch geen beften- dig lancet in de hand geeven, Moede zyode van zieke en geWondde beeften te plaagen, neéme ik een vlak tegenftrydig ambacht by de hand, en werpe tny alf een raadeloozen in de toneel-konft al zoude ik my een fteen om den hals flingeren. . Ik ftelle een comedie te faam in de zeden van'het Serail: een fpaanfch auteur zynde, dacht ik in de zelve, Mahomet, zon Ier gevaar te mogen hekelen Een afgezant.... ik weet niet van wiar, doet daadlyk een beklag, dat ik in myne verzen de verheeven Porte, geheel perfie, een gedeelte van het half eiland der Indien, gantfch Egypte , de koning, ryken Barca, Tripoli, Tunis, Algiers en Maroc co beledige: zie daar myne comedie in vlam, om Ban de mahomedaanfche vorften te behaagen, van welken 'er niet een lezen noch fchry ven kan, en die ons het fchouderblad te pletteren flaan , onder den fcheldnaam vin Ch'iften bond wanneer men het verftand niet kan vernederen, dan wreekt men zich door  • f de DAG der ZOTHEID. 141 door het te mishandelen. Myne kaaken vielen in ; myn uur was gekomen: ik zag van verre den verfchnkkelyken deurwaarder naderen, met de pen onder de paruik geftooken ; ik gryp al fidderendj moed. •— 'Er verheft zig een gefchil over den aard der rykdommen; en dewyl het niet nodig is dat men de zaaken hebbe, om "er over te redeneeren, zoo fchreef ik, fchoon ik geen Huiver bezat, over de waarde van het geld,en overdeszelfs juiftevoordeden ; wel haaft zie ik, in een huurkoets gezeten voor my de valbrug van een verzekert flot neerlaaten, waar by ik de hoop en de vryheid waarwei zeide. ( Hy Jiaat op ) Hoe gaarn zoude ik een dier wetgeevers van vier dagen, zoo luchtzinnig in het kwaad, dat zy beveelen, in myne handen zien, wanneer een gevoelige tegenfpoed zyne trotsheid heeft doen uitdampen ! ik zou hem zeggen dat de gedrukte gekheden van geen waarde worden geacht, dan op de plaatfen, daar dezelve verboden worden; dat 'er zonder de vryheid van te rnispryzen, geen vleijende loffpraak kan zyn: en dat het niet danlaage menfchen zyn , die voor laage fchriften vreezen. ( Hy gaat weer zitten ) In het eind, moede geworden zynde, om een onbekendden koftganger langer te on derhouden; zet men my op zekeren dag op ftraat. — men moet eeten, fchoon men niet meer gevangen is; ik verfny op nieuw myne pen, envraaage watthans het gefchil is? *— men bericht my, dat 'er, geduurende myne fpaarzaame afzondering, in Madrid een Syflema van vryheid is vaftgefteldop het verkopen van fchriften: eene vryheid, die zich zelfs uitbreid tot de drukpersen dat ik onder de goedkeuring van twee of drie recenfeuren, alle myne werkenvryelyk kan laaten drukken ; mits dat ik daar in nietfpreeke, noch van ket gezach, noch van den godsdienft ,noch van ftaats b*  U» Het HUWELYK van FIGARO, belangen, noch van zedekunde, noch van hun, die met eenige waardigheid bekleed zyn, noch van genoodfchappen, die zich doen eerbiedigen, noch van de Opora noch van andere fchouwconeelen, noch vaniemantjdie iet omnanden heeft-Ik kondig,om van die blyde vryheid gebruik te maaken , een tydfchrift aan, en denkende hier in niemant in den weg te zyn, zoo geeve ik daar aan den tytel van Nutteloos dag verbaal. Poef! duizend arme duivels van bladfchry-* vers ftaan tegen my op; myn tydfchrift wordverboo- den, en ik ben op nieuw zonder bediening. De wanhoop ging my vermeefteren; men befluit .om my een ampt te bezorgen, maarongelukkiglyk was ik 'er bequaam toe j 'er werdt een goed rekenaar toe vereifchc; men gaf het aan een danflèr, niets was 'er voor my over dan te fteelen. Ik maak my bankier van een Pharaon: toen waaren de bordjes verhangen ik ging des avonds uit foupeeren, en zy, welke men menfchen van aanzien noemt , accordeerden my beleefdelyk de entré in hun huis, houdende de derde part van de winden voor hun'. Ik zou my zeer wel in ftaat hebben kunnen ftelien: ik begon zelfs te begrypcn, dat men, om geld te winnen, nietzoozeer behoeft teweecen,als weeren te doen,maar dewyl een iegelyk rontom my plunderdeterwyl men vorderde van my, dat ik eerlyk waare, zou ik al weder in het ongeluk geraakt zyn. —nu was het tyd om de waereld te verhaten, en eene diepte van twinu'pvademen water ging 'er my van affcheiden, wanneer een befcherm engel my tot myn eerften ftand terug riep : in neem myn chirurgyns inftrument - koker , en myn engels leertje in de hand , hatende de rook over voor de zotten, die 'er zich mede voeden, en de fchaamte voor de hfhartigen, als te zwaar om te draagen voor een voetganger : ik gaa van flad tot ftad  o* de DAG der ZOTHEID,,T43 ftad baanfchrappen, en leeve zonder zorg. Een groot heer komt teSeviüe: hy herkent my; ik huwelyk hem uit, en hy wil, tot belooning,, van door myne zorg zyne echtgenoote verkregen te hebben, my. de myne ontvreemden kunftnary,. Itannltui».. jen Ik zie my op het punt om in den afgrond te ftorten, op het punt om myne moeder te trouwen, eensflags zie ik alle myne bloedverwanten voor myne oogen. (Hy ftaat op en word zeer driftig.) Gy zyt het, by is het, ik ben het, wy zyn het-, neen, wy zyn het niet, en wie dan? (Hy gaal weer zitten.) O wonderbaare opéénvolging van gebeurteniffenl Hoeismy dat alles overgekomen? Waar om die gevallen en geene andere? Wie heeft die op myn hooft gelaaden? Gedwongen zynde om- den- weg te vervolgen, dien ik ben ingetreden, zonder het te weeten, en dien ik weder zonder het te weeten verlaaten zal, hebbe ik denzelven met zoo veel bloemen beftrooit als myne vrolykheid heeft toegelaaten; noch zegge ik myne vrolykheid, zonder te weeten of ay meer aan my toebehoort, dan al het overige; noch zelfs wie die ik is, waar mede ik my bezig houde—~ eene wanschikkeiyke faamenvoeging van onbekendde deelen; eenelendig, onnozel weezen: een klein dartel diertje: een jongeling die het vermaak met drift is toegedaan, wenfchende naar genietingen; neemende alle ambachten by de hand om te leéven; hier meefter; daar knecht, zoo als het het noodlot goed vind; eerzuchtig uit hoogmoed; werkzram uitnoodzaaklykheid-; maar luy.... uit-weeitirigheid; redenaar, naar gelang van't gevaar; poeè't ter ontfpanning van Jen geeft; mufikantby gelegenheid; verlieftbybuyën,hebbe ik alles gezien , alles gedaan, alles ten eind gebragr. De beguicheling is verdweenen, ontmaskert 4„,. ontmaikeirT!.... Suzon ! Suzon! Suzon!.... welk eens  144 Het HUWELYK van FIGARO, eene kwelling baart gy my! Ik hoor gaan..,., men komt. Zie daar het befliflènd oogen blik. ( Hy vertrekt ziek by de eerfte fcherm ter rechte zyde.) VIERDE TONEEL. Figaro, Dï Gravin, in de kier deren van Sufanna, Sus ar na, in die der gravin, Marcelina. Susanna, zacht tegen de gravin. Ja, Marcelina heeft my gezegt, dat Figaro 'ejk weezen zoude, Margklina, Hy is 'er; fpreek zacht! Susanna, Laat ons een begin maaken. Marceli na. Ik gaamy, om alles te beter te hooren, in dit prieeltje verbergen. ( Zy gaat in bet prieeltje, waarin Francina is) VYFDE TONEE.L Susanna, Figaro, DeGravi», Susan na , bartfpreekende. Mevrouw beeft, is zy koud ? De Gravin, bartfpreekende, De avond is vochtig; ik gaa in huis. Sus anna. Indien mevrouw my niet nodig had, zoude ik hier een luchtje fcheppen. De  of de DAG dêr ZOTHEID. H5 Dï Gravin. 't Is een koude, die gy fcheppen zult. Figaro, ter zyden. Ha, Ja! een koude: 't is zoo! ( Sufanna gaat aan de tegenovergeflelde zyde van Figaro, en de gravin blyft in het midden van het Toneel.) ZESDE TONEEL Figaro, aan de eene zyde, Susanna, aan de andere, De Graaf, De Gravin, Cherubyn. Cherubyn, in Officiers klederen zingende. J'avois une maraine. ( Que mon coeur, mon cceur a de peine !) J'avois une maraine, Que toujours j'adorai, enz. Dk Gravin, ter zyden. De page! Cherubyn, flilflaande. Daar is iemant! (Hy bukt zich neder en ziet van verre.) Bedrieg ik my ? neen, dat kapfel met pluimen is in den donker genoeg te onderfcheiden. —«'t is Suzon! 'Dï Gravin, ter zyden. Hemel indien de graaf kwam!.... ( De graaf vertoont zich in V achtereinde. Cherubyn, naderende en de hand van de gravin neemende den■ kende dat het Sufanna is. Ta 'cis de bekoorJyke Sufanna! zoude ik my K kuu-  MG* Het HUWELYK van FIGARO» kuunen bedriegen, in de zachtheid van die hand, en vooral in het kloppen van myn hart? Hy wil de hand der Gravin op zyn haft drukken; zy trekt dezelve terug. De Gravin, zacbtfpreekende. Gaa heen ! Figaro zal op 't oogenblik hier zyn. De Graaf, naderende, ter zyden. Is dat Sufanna niet? Cherubyn, tegen de gravin. Ik vrees Figaro niet, want het is hem niet ,dien gy wacht. Djb Gravin. Wie dan ? De Graaf, ter zy dén. ■Ey heeft iemant by zich. Cherubyn. 't Is mynheer ondeugend meisje die u om deèzé faamenkomft verzocht heeft, toen ik dees morgen achter de armftoel zat. De Graaf, in toorn ter zyden. Al weder die helfche page! Figaro, ter zyden. Men zegt dat men niet bel uitteren moet, Susanna, ter zyden. Eiendig babbelaartje! De Gravin, tegen den page. Doe my de gunft van te vertrekken! Cherubyn. Niet zonder eene belooning voor myne gehoor? gaamheid. Dh Gravin, ontfelt. Gy begeert.... Cherubyn, in drift. Voor eerfl twintig kusfen voor u zelve » en houder t voor uwe fchoone meefleresfe! D e  R£ de DAG der ZOTHEID, 147 De Gravin. Gy durft.... Cherubyn. O ja! ik durf: gy neemt haare plaats by myn heer, ik die van den graaf by u, niemant is hier meer bedroogen dan Figaro. Figaro. De kleine booswicht! Susanna. Vermetel als een page. (Cherubyn wil de gravin ombelzen maar de graaf komt tusfchen beiden en ontfangt de kus. De Gkavin, weg wy kentfe. 6 "Hemel! Figaro; ter zyden, op bet hoorzn van de km. Ik ging een mooi lievertje trouwen. Cheruöyn, de klederen van den graaf betafende. 't Is de graaf! ( Hy vlugt in 7 prieeltje, alwaar Francina en Marcelina zyn. ZEEVENDE TONEEL. Fiqaro, De Graaf. De Gravin, Susanna: Figaro, nuderende. Ik ga.... De Graaf, denkende tegen den page te fpreeken. Dewyl gy de kus niet verdubbelt...... . liy "meent dat hy dtnzelven een klap geeft. & r Fi«  148 Het HUWELYK van FIGARO. Figaro, naby Jlaande krygende de klap. Aije! De Graaf. Zie daar ten minften de eerfte betaalt. Figaro , ter zyden, zich ver wy derende, tervoyl hy zynen wang wryft. Alles is geen winft als men iemant belulfterr. S üs ah na, hard lagcbende. Ha, ha, ha, ha! Dï Graat, tegen de Gravin die hy denkt Sufanna tt zyn. Die page is een zeldzaam fchepfel ! hy krygt een gevoelige klap, en vlugt heen,al fchaterende van lagchen. Figaro, ter zyden. Als de page dien gevoelde.... De Graaf. Maar laat ik my liever bezieh houden, met het vermaak van u hier te vinden. De Gravin, bootfende de ftemvan Sufanna na. Wenfchte gy zulks ? De Graaf. Na het ontfangen van uw geeftig briefje.... ( Hy vat haare hand) gy beeft Suzon? Dk Gravin. Ik ben beangft. De Graaf. Het was niet om u van een kus te berooveti , dat ik die van Cherubyn onderichepte. (Hy kufi haar.) De Gravin. Geene vryheden! Fi-  of ss DAG dï* ZOTHEID. Fi garo, ter zyden. O Snode. Susanna, ter zyden. Bekoorlyke! De Graaf, neemende weder de hand der Gravin. Welk een zachte hand ; hoeveel verfchiltdezelve met die der gravin. De Gravin, ter zyden. Welk een vooroordeel! (hard) de liefde De Graaf. 't De liefde... is niet dan de Roman van t hart; het vermaak is daar van de waare gefchiedenis: tis dat 't welk my aan uwe voeten brengt. De Gravin. Gy bemint haar dan niet ? D e G r a af. Ja, ik bemin haar, maar drie huwelyks jaaren maaken het trouwverbond, zoo achtenswaardig. Dk Gravin. Wat begeert gy toch in haar ? De Graaf, haar liefkozende. Het geene ik in u vinde fchoone , Sufanna 1 Dk Gravin. En wat? DeGraaf. .... Ik weet het niet: mindergelykvormigheidmisfchien; iet meer treffende in haare manieren; een, ik weet niet wat, dat de verrukking uitmaakt; fomtyds eene weigering. Onze vrouwen verbeelden zich te voldoen als zy ons flechts beminnen: zy beminnen, zy beminnen, en zyn zoo toegeevend, zoo verpligtend, dat men doorgaans niet vind dan tegeazin daar men het vermaak moefl vinden. K 3 D*  ï5o Het HUWELYK van FIGARO, De Gravin, ter zyden. Welk een les! D>: Graaf. De vrouwen oeffenen zich nier genoeg in onze finaak re onderhouden, de liefde nieuwe), bekooring by te zetten , en om de betoovering van haare bezitting te verleevendigen, door de verfcheidonheid -— kunnen wy de wet der natuur veranderen?—» Onze laak is haar te overwinnen, de haare.... Dï Gravin. De haare ? De G r a a i . ' Is ons weerftand te bieden; en dat vcrgeer.cn zy. De Gkavih. Ik voor my zal het niet vergeeten. De Giaat, Noch ik! Figaro, ter zyden.. Noch ik! Susanna, ter zyden. Noch ik! DeGraaf, de hand zyner vrouw neemetide. 'Er fchynt hier een echo! .... laat ons zichter fpreeken. -— Dat aandenken is voor u niet nod'g, u aan welke de liefde zoo veele bekoorlykhed^n geeft — Een weinig eigenzinnigheid,Suzon, engy zult eene betoverende minnaresfe zyn. ( by kufl haar voorhooft, i Een kaililiaan houd zyn woord; zie daar het geld, het welke ik belooft hebbe , voorde wederverkryging van het recht, dat ik hebbeafgellaan voor liet verrukkclyk oogenbhk, datgy my vergunt; maar dewyl de beminneiykhei.1 die gy by die vergunning voegt onwaardeerbaar is, fchenk .ik udees, ring, diengy hoop ik ter itefde van my zult draagon. De  . ®f de L>AG dik ZOTHEID. t§| De Gravin, zich buigende; Sufanna aanvaard die gunften. Figaro, ter zyden. Zach men ooit een zoo ondeugend meisje! Susanna, ter zyden. Zie daar een mooij huwelyki goed voor ons. De Graaf, ter zyden. Zy is op haar belang geftelt; des te beter! De Gravin, achterwaards ziende. My dunkt ik zie toortfen. Dk Graaf. 't Zyn de toebereidfels voor uwe bruiloft ? laaten wy een oogenblik in een dier prieeltjes gaan tot zy voorby zyn. De Gravin. ■ Zonder ligt ? De Graaf, haar zachtjes -meeAt feepende. Wy hebben immers niets te leezen. Figaro, ter zyden. Zy gaat waarachtig! ik dac'at het wel! {Hy nadert.) De Graaf, de fem verheffende. Wie is 'er, by geval ? Figaro, in gramfchap. By geval? gants niet! De Graaf; zacht tegen de gravin. 'tls Figaro! .... {Hy vlugt.) De Gravin. Ik volge u. ( De gravin treed in 'e prieeltje ter rechte zyde. Ttrwyl de graaf zich van ver i» het bofch vertrekt.) K 4 ACH*  Ï52 Het HUWELYK van FIGARO, AGTSTE TONEEL. Figaro, Susanna, w den donker. Fi g a r o , trachtende te zien waar de graaf en de gravin, die hy voor Jufanna houd, been gaan. Ik hoor niets meer Z.y zyn in 't prieeltje gegaan. < Op een omftelden toon.)We\ nu} o Hit HUWELYK van FIGARO. De Gkaa wyze fi de op het prieel ter linke zyde. Pedrielje porteer u by dac prieel! • (Pedrielje gehoorzaamt.) Bazilius, zacht tegen Figaro. Gy hebt hem verraft met Sufanna. De Graaf, wyzende ,op Figaro. En gy, myne vasfaalen.' omcingel deezen kaerel en verzeker my van hem , ten koften van uw leeven. Bazilius. Ha! ha! De Graaf, in woede. Zwyg, zegge ik u! {tegen Figaro.) Zult gy antwoorden op het geen ik u vraag, heer cavallier? Figaro, koelzinnig. Ik moet wel, mynheer! gy beheerfcht hier een iegelyk behalven uw zelve. De Graa f. Behalven my zelve ? Antonio.' Dat heet fpreeken! De Graaf, in toorn. Voorwaar is'er iet, dac myne woede vermeerderen kan, dan is hec die koelzinnigheid. Figaro. Zyn wy Soldaaten, die dood flaan, of doodgeflaagen worden, om zaaken, waarvan zy onkundig zyn? Ik,voor my,wil weecen waarom ik my toornig maak. De Graaf. Vermerele ! ( zich weder bedwingende.) Zult gy my voor 't minft de genade bewyzen, om my te zeggen wie de dame is, die gy daar in dat prieel geleid hebt? Fi-  oï de DAG dhr ZOTHEID. i<5i Figaro, met doerjïeepenbeid op het ander prieel wyzende. ïn dat? De Graaf, met drift. In dit! Figaro, koelzinnig. Dat is eene andere zaak Eene jonge fchoon- heid, die my met haare byzondere genegenheid vereert. Bazilius, verwondert. Ha! ha! De Graaf, in drift. Gy hoort het heeren ! Bartholo, verwondert. Wv hooren het. Dï Graaf, tegen Figaro. En heeft die jonge fchoonheid eene andere verbintenis, dat gy weet? Figaro, koelzinnig. Een groot heer heeft haareenigen tydaangezochts maar het zy hy haar niet meer bemint, of dat ik thans haar meer bejiaage, dan een die bevalliger is; zy geeft my op heden de voorkeur. De Graaf, in drift. De voorkeur! (zich bedwingende.) Hy is ten minften ongeveinft, want ik hebbe gehoort het geen hy daar bekent, uit den mond van zyne medepligtige zelve. Brid'oison, verleegen. Zyn-zyn me-medepligtige ? De Graaf, inwoede. En dewyl de onè'er openbaar is, zoo moet het de wraak niet minder weezen. (Hy gaat in het prieel.) L An-  Us. Het HUWELYK van FIGARO, Antonio. Dat is recht! dat is recht! Brid'oison, tegen Figaro. Wie-wie heeft dan de-de vrouw vah den an-andren' ge genoomen? Figaro, lachgende. Niemand heeft dat vermaak gehad. DERTIENDE TONÈEL. ,, De vöorigen, Cherubyn. D-e Graaf, in. het prieel fpreekendet en'er iemant uittrekkende, die men noch niet ziet. Het is Vergeefs, mevrouw! gy zyt verlooren. Welk een geluk, dat 'er geenig huwlykspand van eene zoo affchuuwelyke verbinttenis.... Figaro, uitroepende. Cherubyn! De Graaf, verwondert. Myn Page! Bazilius. Ha! ha! De Graaf, buiten zich zelve, (ter zyden.) Altyd die verduivelde Page. (tegen Cherubyn) Wat deed gy in dat prieel? Cherubyn, befchroomt. Ik verbergde my, zo als gy my bevolen had. Pedrielje. 'c Was wel der moeite waard om een paard dood te ryden. D e Graaf. Gaa in het prieel, Antonio! en breng hier de onbefchaamce, die my- onteerd heeft, voor haaren Rechter. Bri»  or de DAG du ZOTHEID. iKj Brid'oison. ♦tls-'c is Mevrouw die die gy-y 'er zoekt? Antonio. Een fchoone voorzorg by myn zooien ! maar gy hebt'er hier zoo veele...- Dk Graaf. Doe het geen ik u zeg! —- (Antonio gaat in bet prieeltje) ga zult zien heeren, dat de Page er niet alleen was. Cherubyn, befcljroomt. Mvn lot zou wel hard zyn geweeft, indien eene gevoelige ziel daar van de bitterheid met verzacht had. VEERTIENDE TONEEL De voorigen Francixa. Antonio, iemant met zich trekkende die men nocbniet ziet. Kom, mevrouw! laat u niet bidden om u te laaten zien, dewyl men, toch weec dat gy 'er zyu Figaro, uitroepende. Ons kleine nichtje! B aziliu s. • Ha! ha! De Graaf, verwondert. Francina ! Antonio, ziet om en roept uit. De drommel haal me, mynheer! dac is een mooi. je pots. Gy hebt my dan uitgekoozen om aan het gezel fchap te laaten zien, dat het myn eigen dochter k, die hier al dat gebrui maakt? L 2. De  IÉ* Hit HUWELYK van FIGARO, De Graaf, toornig.. Wié wift dac zy daar was? ( De graaf wil binnen gaan. Bartholo, b:m weerhoudende. Vergun my, heer graaf! die alles blyfe verwar* ik ben bezadigc ik. ( Hy gaat in bet prieel.) Br id'oison. Dat-dar is ook een-een zaak daar niemanc uituic kan komen. VYFTIENDE TONEEL. De voorigen, Marcelina. Bartholo, uit het prieeltje komende. Vrees niets, mevrouw! u zal niets kwaads gefchieden: Ik ftaa 'er u voor in. ( Hy wend zich naar haar toe en roept uit.) Marcelina! Bazilius. Ha! ha! Figaro. Welk een gekheid! myne moeder mede in de klugt: D e (J r a a f. Wat raakt dar my ? De gravin ZESTIENDE TONEEL. De voorigen, Susanna. (Sufanna in de kleeding van de gravin haare waaijer voor de oogen houdende.) De Graaf. Ha ! daar is zy! (Hy r.e.mt Sufanna met g°- weld  ©r de DAG OER ZOTHEID. i6> weid by den arm) wat dunkt gy, heeren, dat eene affcLuuwelyke echtgen ote verdient.... (Sufanna werpt zig op de knien , met het hooft nederwaards) De Graaf, in drift. Neen! neen! (Figaro werpt zich aan de andere zyde op de kniën.) De Graaf, heftig. Neen! neen! (Marcelina werpt zich insgelyks neder.) De Graaf. Neen ï neen! Een iegelyk knielt 'voor hem uitgezondenBridoifbn. De Graaf, buiten zich zelve. Neen! al waard gy 'er hondert. ZEVENTIENDE TONEEL De voorigen, De Gravin. De Gravin, uit bet ander prieel komende en knielende. Ik zal voor het minfl: het aantal vermeerderen. De Graaf, de Gravin en Sufanna-.befchouwende. Hemel, wat zie ik! Brid'oison» lachende. Hé, op-op myn eer! 't is me-mevrouw! De Graaf, willende de gravin ophef en. Hoe 't was gy dm, gravin? {op een nedngen toon) Niet dan een edelmoedige verfchoomng >... l3 De  i66 Hit HUWELYK van FIGARO. De Gravin, lachgende. In myne plaats zoud gy zeggen : neen! neenl maar ik, ik ftaa u die voor de derde reis dees dag toe, zonder eenige voorwaarde. (Zy (iaat op.) Susanna, op/laan de. Ik insgelyks. Marcelina, opftaande. ïk insgelyks. Figaro, opftaande. Ik insgelyks 'Er is hier een Echo! (Zy ftaan allen op,) De Graaf. Een Echo\ Ik hebbe getracht hen te ver- fchiilken; en zy hebben my gehandelc als een kleinen jongen. De Gravin, lachende. Laat u zulks geen leetweezen baaren,heer graaf! Fi g a r o , zyne kniën met zyn hoed afvegende. ten dagje als dit vormt zeer wel een ■AmbaiTadeur. De Graaf , legen Sufanna. Dat briefje, met een fpeld toe gemaakt? Susanna. "tIs mevrouw, die het zelve heefc opgeftelc. DeGraaf. Het antwoord komt haar rechtmaatig toe. ( Hy kuft de hand van de Gravin.) De GkAvin. Een iegelyk zal hebben het geen hem toebehoort. (Zy gee ft de beurs aan Figaro en de diamantring aan Sufanna. Susanna, tegen Figaro. Al weder eene buwelyksgift. Figaro, «p de beurs in zyne hand flaande' Dteze heeft meer moeite g< koft dan de tweeënderen. Su-  of de DAG der ZOTHEID. i6f Susanna. Zoo wel als ons huwelyk. Grippe-S'ol. En de kousfeband van de bruid, zei ik dien nou hebben? Dk Gravin, het lint, dat 'zy in haart borjl bewaarde, uittrekken» de en het op den grond werpende. 1 De kousfeband? die wasby haare klederen,' daar is hy. ! ( De jonge fpeelgtnooten willen denzelven opraapen.) Cherubyn, Schiet toe én raapt dien op. Dat hy,-die hem begeert, my dien durf ontweldigen ! De Graaf, lachende tegen Cherubyn. Hoe heeft u,kitteloorigheerrje! de klap gefmaakt dien gy gehad hebt? Cherubyn, terugwykende en zynen degen half uittrekkende. Wie ik? Heer Kolonel! Figaro, ineen fpotaebtigen toorn. 't Is op myn wang , dat hy dien gekreegen heeft. Zoo ziet men hoe de grooten het recht oef. fenen. De Graaf, lagchende. 't Is op zyn wang? ha, ha, ha, wat zegt gy 'er van , myne waarde gravin ? De Gravin, uit eene diepe ver fagenheid tot zich zelve . komende. Ziedaar myn hand en hart, myn waarde graaf! en zuiks voor myn gantfche leven; ik zweere hetu. Dk  i68|ÏIet HUWELYK van FIGARO, De Graaf, den Rechter op den fchou-*. der faande. En gy, don Brid'oifon! wat dunkt u? Brid'oison. Van-van alles wat ik-ik zie? heer graaf?-—op op myn eer, ik-ik weet niet wat ik-ik u *er van zeg eggen zal. Zie daar myne wyze van-van denken. Allrn te gelyk. Wel geoordeeld Figaro. Ik was arm; men verachtte my; ik liet eenig verftand blyken ; ik werd gehaat; eene mooije vrouw en geld.... Bartholo, lagcbende. Een iegelyk gaat zyn hof by u maaken. Figaro. Is het mogelyk? Bartholo. Ik ken den menfch ! Figaro, zich hdgende tegen aanfchouwers. Myne vrouw ende myne geldbeurs ter zyden gefield , zal my eens ieders bezoek altoos veel eer en vermaak aandoen. ZANG. i. Bazilius. ^Choone vrouw , en goude fchyven, Is 'er grooter heil op aard? Laat een zot zyn voorhooft wryven, Om een Page, zonder baart. De oude fpreuk moet gangbaar blyven; Niets zoo wys, zoo fchoon, als die! Fi-  of de DAG de* ZOTHEID. ~f6> Figaro. ]k weet dezelve.. (Hy zingt). Gaudeant bene nati. Bazilius. Neen.... (Hy zingt.) Gandeat bene nanti. II. S usanna. Durft een man zyn trouw vcrzaaken; 't Schynt of zulks hem roem verfchaft; Laat een vrouw zich flechts vermaaken.r Dan word zelfs de fchyn geftraft. Niemant zal dit onrecht laaken—• De oorzaak is daar van gewis, Dat de fterkfte meefter is bis. in. Figaro. gjan jokers, een aap der aapen, Zoekt de ruft in 't echt verbond, En hy koopt, om wel te flaapen, Een' ontzachelyken hond. Brullen, byten is hetwaapen; Ieder vreeft voor 't woefi: gedrocht; Dan de minnaar, die 't verkocht.,, bis* IV. De Gravin. De een wil fteeds haar trouw doen blykenf Schoon ze 'er man niet meer bezint; De andre, op 't punt van te bezwyken, Zweert cUt zy hem hevig mint, 'tBefte, om nooit van de eer te wyken, is dat men zich zelv' mistrouw', En niets voor oamooglyk houw'... bis. V.  ï7« Het HUWELYK tan FIGARO, V. De Graaf. In een afgetrokken woning Wordt niet ligt het hart verleid; Eifcht uw vleijery beloning, Zoek een vrouw vol hoflykheid. Die , als 't muntftuk van den Koning, Op den naam eens mans alleen, Strekt ten dienft van 't algemeen.,,, bis] VI. Ma r cel i na. Ieder weet ten deezen dagen Wie zyn tedre moeder is; 'tOverige moog men vraagen -,. 't Blyft een mingeheimenis. Figaro. Dat geheim, zoo zwaar te draagen, Toont ons, dat een's ezels zoon Koft gefchikt zyn voor den troon.... bis. Vil. De een leeft hier, om te regeeren; De andre, door het wuft geval, Moet zich als een Haaf verneeren; Maar 'tverftand verdraait het all', . Laat men twintig vorften eeren; Al die roem fterft met hun dood ; Beaumarchais blyft altyd groot... bis. VUL Cherubyn, Wufte kunne ! fchoone vrouwen ! Meisjes vol bekoorlykheen! Laat men uwe trouw mistrouwen; Gy wordt niet min aangebeên : Juift als die hier 't ftuk aanfchouwen, Die wy laaken door de jkunft , Schoon wy bidden om hjur gunft... bis. Sb-  ar de DAG dek ZOTHEID. 171 IX. sus an va. Zoo 'er in dit klugtig fpeelen Slechts voor u iet leerzaams zy. Laat dan 't laage u niet vcrveelen, Ten gevall' der fcherfery. Dus kan zelfs natuur ons ftreelen, Daar zy, door vermaak en vreugt, Onze harten leid tot deugt... bis. IX. Brid'oison. 't Flyfpel, dat wy hier-ier u geeven, Waar op gy thans velt-elt het woord. Schildert, naar my dunkt- unkt het leeven, Van een elk, die 't heeft gehoord. Laat men vloeken, fchreeuwen, beeven, Als men 't eens door fehimp verbruid, t 't Draait altyd op zingen uit... bis. BALLET DANS. Einde van het Vyfde en laatjie Bedryf.