54 DE ZYDEN S C II O E N E N, SOK. 't Is waar, hy was allerliefst!... de jouwe is ook wel niet lelyk; maar ik mot je voor de vuist bekennen, de haare fcheen my toe veel liever te zyn. ODILE, ter zyde. Ik beu gebelgd!.,, die trouwlooze!... Ziedaar de waardy der genieting! SOK. Maakt je dit boos? ó ! je bent jaloersch ! Wel nou , laat ons 'er niet meer van fpreeken... Ja, je hebt toch gelyk: ik moet bekennen dat die vrouw niet veel deugt. ODILE. Dat zeg ik niet. SOK. Hoe! wou jethans een vrouw van die foort verfchoonen? jy? ODILE. Niet geheel, maar ik beu verzekerd.,. (Zich ev?s bedenkende■) immers uit het geen gy my verteld hebt, dat zy onfchuldig is. SOK. Waarom verftak zy zich ? Hy gaat weder aan het werk. ODILE. Zodanig zyn de mannen! ARIA'  B L T S P E L. 55 ARIA. Naar d'uiterlyken fchyn Mag nieniant vonnis fhykcn, Nog achterdenkend zyn, Voordat de zaaken blyken. De kleinfte twyfeling, Waardoor men ons wil hoonen, Is een belediging Voor de eer der fiere fehoonen. De omftandigheid kan vaak Tot zwygen ons vcrpligren: Men doet fomtyds een zaak, Die ineti niet moest verrichten. Odile vei toont een zeer verlegen gelaat, vooral, wanneer Sok haar aanziet. SOK. Maar zeg me, ben jè met den kop gekweld? Met je fchyn en blyken... Hal ha!... naar den fchyn! Een vrouw verftoken by een' officier!... Loop, loop! ga jouw liedjes aan haar* man voorzingen... maar aan my!... aan my! ha! ha! ODILE, ter zyde. En aan wien anders? SOK. Kom, kom! we zyn te oud in de waereld. ODILE. Daar is iemant: dat geeft my lucht. Zy flaat op, D 4 DER.  55 DE ZYDEN SCHOENEN, DERDE T O O N E E L. sok , odile , jacob. sok. Ila! goeden dag, Jacob. jacob, Goeden dag... De onderdanige dienaar van juffrouw Sok. sok. Ik zou de fchoenen zo naar je heer gebrogt hebben. j agob. Hy is uit, en ik kom hem hier wachten. sok. Om onzen koop? jacob. Ja:... ik wed dat juffrouw Sok my niet meer kent odile. Ik? u neen. jacob, haar een teken geevende om'kaar gerust te ftellen. Wy hebben elkander nogthans meer gezien. sok. Eu dat waar? jacob Te Straatsburg, in die kleine danskroegjes met mynheer haar' vader. Ik heb zelfs de eer gehad om, meer dan eens, eene Allemande met haar te dansfen. ÜDI-  B L T S P E L> §7 ODILE. 't Is ook waar, nu herinner ik het my. . JACOB- Ja, ja, toen vochten we om de eer te hebben van u de hand te geeven. SOK. Ha!ha!dan ben jy 't die aan jouw'heer verteldhebt, dat ik hertrouwd ben. (Terzyde.) Die Jacob lykt een' fnedigen gast te zyn. JACOB. Welk een bevalligheid! welk een vlugheid! welk een fnelheid en juistheid! lang leeve de Allemande! dat is myn beminde dans! ARIA. Men danst veeltyds niet in de maat, En 't geeft aan my geen wonder; Wil meest liet dansfen kwalyk gaat, Wanlchiklyk of byzonder. Een fianfche contredans ls duivels lastig. Hy zingt een ouden contredam, latalla, rail», en tervyl hy eerdge potfige fprongen maakt, zegt hy ter zyde, tegen Odile, op de wyze van den contredam. Zeg, hoe ben je zo onthust? Maak u niet ongerust. D 5 P*Wi  58 DE ZYDEN SCHOENEN, Ove rluid. Men weet niet, welk een' voet Wen *t eerste ligten moet. De Engelfche contredansfen Volg ik met meerder lust. Hy zingt en damt imgelyks ecnen Engelfché* contredam, en zegt, ter zyde, tegen Odiis. Let op myn» meesters reden Wanneer by in zal treden. Overluid. Maar, dans ik naar myn' zin, Dan weet ik van geen rusten. Eene Allemande... Tegen het orchest. Komt aan , mesfieurs, met lusten. Uy trapt met zyn hielen dc maat van het air; vervolgens neemt hy Odile by de hand, doet haar damfen, onder het zingen van de Allemande, en zegt haar, ter zyde. 't Zal alles naar uw wenfclicn gaan. Overluid. Ky! lustig! opfafa! Ter zyde. Zyt nergens in belaên. Ova luid. Dat is een fraaijc dans , ó ja. Hy neemt Odile onder de armen , doet haar opfpringen, en omhelst haar in het omdraaijen. SOK,  B L T S P E L. 59 sok, hem weerhoudende. Zacht, zacht... hou wat... we zyn niet meer te Straatsburg. jacob. Verfehoon me; je weet het fpreekwoord wel? zode meester zo de knecht: dat ik op het dansfen verzot ben is alleen uit liefde voor de dansferesfen. s o k. Ho! jouw meester;hy kan zich, naar't fchynt, naar alles voegen: by voorbeeld. (Hem in't oor luisterende^ Die vrouw van van den morgen... hé? jacob, glimlagchnde. Zo is *t: de uwe weet van dat alles niet, is 't niet waar? Maar daar is mynheer. VIERDE TO O N E E L. de baron, sok, jacob. sok, tegen Odile, den Baron gewaar wordende. Ga heen, je hebt hier niet meer te doen. Odile vertrekt met langzaame fc 'treden, nadat zy den Baron gegroet heeft. de baron. Waarom doet gy haar vertrekken? Hetgeen gy daar doet is zeer onbeleefd, gy handelt my ï.iet als vriend, sok. De vrouwen moeten alles niet weeten... Maar, daar zyn de fchoenen: vind je ze niet wel gemaakt? DE  6a D E Z Y D E N S C II O E N E N% de baron. Waarom niet? sok. Maar, bedenk menheer: de vrouw van een'fchoenV. maaker! de baron. Hebt gymyniet gezegd dat gy een' amptenaar waart? en gy moet het daarom niet laaten. Ik verzeker u, dat 'er in Vrankryk, en vooral te Parys, fclioenmaakersvrouwen zyn, die veel beter gefchoeid zyn dan menige dansferes van de Opera. sok, glimlagchende. Te Parys, zeg je ? de baron. Vraag het maar san Jacob. jac ob. Spreek je van de fchoenmaakfters ? ik heb'er geziea met diamanten gespens op de voeten. sok. Met diamanten gespens! jacob. Ja, diamant (Ter zyde.) uit den Rhyn. sok, ter zyde en glimlagchende. Ze heit me juist om diergelyke verzocht. de baron. Ja, meester Sok, beken dat 'er een weinigjegieriglieid in uw doen docrftraalt. SOK.  B L T S P E L. $2 TE SAAMEN. odile, ter zyde. sok* Helaas! ik kan niet meer. Kom , kom ! geen weigring meer. ODILE. Maar 5 maar, op gistren nog... s O k. Toen had ik ongelyk. TE SAAMEN. ODILE, ter zyde. sok, ter zyde. •k Begin het te bevatten: Ik kan het niet bevatten, 'tls een irek des Barons. Ach, menheer de Baron! 'k Weet niet of ik ze wel moet Zo zy , zo zy ze wilde neenoemen. men. ODILE, overluid. Neen, neen. sok. Ik wilde u eens verrasfcn. ODILE. Neen, neen, myn waarde vriend. sok. Ja, ja, *k heb my bedacht. TE SAAMEN» ODILE. SOK. Ja : Ja • Het waarc een ongehoorde daad Het waare een ongehoorde daad Zo ik myn' armen man bedroog. Zo ik myn arme vrouw bedroog. sok. Ja, zeg ik je , het zou flecht zyn; die arme goede man!... Nog eens, neem ze aan, myn waarde, ik bid, ik fmeek 'er je om. E 2 O Dl-  ^DE ZYDEN SCHOENEN, odile. Ik kan niet, ik kan niet. sok, knielende. Myn lieve Odile, moetik my aan je voeten werpen? odile. ó! Dit is te fterk, .. ik kan 'er my niet meer tegen verzetten; en gy verdient al myne tederheid. Zy drukt hem de hand, en neemt de fchoenen. sok, een' vwaaren zucht laatende. Gelukkig eindelyk! odile, ter zyde en lagchende. Ily is te goed, hy is te goed. sok. Kom aan, loop ze pasten en laaten wy'erniet meer van fpreeken. (Teder.) Je zelt ze wel alleenig pasfen? od'ile, insgelyks. Zo als gy wilt. ZESDE TO O NE E L. Bsok, alleen. ymen ziel! ik vreesde dat zy zeniet aan zou neemen ; zy zou me daar een flechte pots gefpeeld hebben; want die Baron fpot 'er niet meê; maar, lang leeve zulke lieden als ik, om een gril te beftrydenl ARIA. De glans der minlyke oogen Van een geliefde vrouw Maakt ons getrouw. En  B L Y S P E L. 69 En wat vermogen Vcrkrygt een fchoone op ons al niet Eer men liet metkt of ziet? Haar wil is ons een wet, Als men 'er wel op let. Vermengt zy onze dagen Met hartzeer of verdriet, Als veel gefchicd, Straks zal zy klaagen: Zy weent, en haar geween in fchyn Doet ons meódoogend zyn. Haar wil is ons een wet, Als men 'er wel op let. Als wy al eens om dekken Dat zv ons, in 't gemoed, Verdriet aandoet; Zy wischt die vlekken, En heerscht door zeker iets, waarvan Men niets bevatten kan. Haar wil is ons een wet, Als men 'er wTel op let. ZEVENDE T O O N E E L. sok; hans, half dronken. SOK. Ila! knevel, zyt gy 't? hans. « Ja, vader... ja, ik ben het, ik hen het. s o Ka En waar kom je van daan? E 3 HANS.  JoDE ZYDEN SCHOENEN, HANS. Waar ik van daan kom?... dat zie je Wel. SOK. Je bent een fchoone jonge! HANS. Ja, fchoone jonge... dat's waar. QHy fchud zyn zak waarin geld zit.) Dat heeft myn kapitein me wel gezeid. SOK. Hoe! jouw kapitein? het is dan waar? H A N S. Ja, waar... ter degen waar... ik ben dragonder! SOK. Hoe! ongelukkige! ja, je moeder heeft het me wel gezeid. HANS. Men moeder!... dat loof ik , by reen fjan! wel: want ze heit me gezien. SOK. Zy heit je gezien! en dat waar? IIA N S. Waar? of je 't niet wist! SOK. Maar, waar dan? HANS. Heb je ze niet by men'kapitein geftuurd, om hem te verzoeken, dat hy me niet zou aanneemen? sok. By jouw' kapitein? Hans.  B L T S P E L. 71 ii an s. Ja, by men' kapitein; weldekzels! ik ben nog niet dronken. . . sok, beaenkenae. Maar zeg me , weet je zen' naam? hans. Of ik hem weet? wacht... Trem-Trem- s p k , fchielyk. Tremyenaar? hans. Trempenaar; juist. sok, woedend. Trempenaar'. 11a n s. Ken je hem? 6, 'tis een braaf man. sok. Wat hoor ik? is 't wel waar . Odile ! hans. Ja, ik verzeker het je, zo wel waar als dat ik vier vlesfen wyn gedronken heb, en dat ik 'er nog vier ga drinken. ' »H vertrekken. sok. lllyf!... Hemel!... Ik ben verraaden! ontè'erd ! (Roepende.) Odile 1 Odile! Hy Jiatnpt met den voet. iia ns. Daar heb ik me wel uitgedoofd! sok. Ach! het is niet zonder reden, datgy die'vrouw zo •wildet rechtvaardigen ; maar ik zei je... E 4 LAAT-  72 D E ZYDEN SCHOENEN, LAATSTE T O O N E E L. SOK, HANS, ODILE, DE BARON, JACOB» DE BRIGADIER. ODILE, knielende. o fJemell DE BAU.ON, tegen den Brigadier, op Ham wyzende. Daar is hy: dat men hem vatre! SOK, hem weerhoudende. Hollawat! holla wat! (In mede.) Hoijwaar, men heer, as jedic uniform niet aan jelyf had, dan zou ik je... dan zou ik je... DE BARON. Wat is 'er te doen? SOK. Vraag je dat nog? Hoe! my teftreelen en te flikvlooijen, om men vrouw te verleiden en men' zoonterons felen!.,. Den fmaadelykften trek my te fpeelen ! en daarna my te befpotten! foei: dit is een'cerlyken officier onwaardig! DE BARON, tegen den Brigadier. Ik heb het u wel voorfpeld; waarom verliet gy hem? DE BRIGADIER. Daar was geen middel om hem te houden: hy kent geen fubordiuatie. DE  B L T S P E L. 73 DE BARON, Odile oprichtende. Sia op, juffrouw... Laat ons duidelykfpreeken,monfleur Sok; ik ben verpligt, getuigenis der waarheid te geeven. SOK. Wat getuigenis ? DE BARON. Een rechtvaardige en verfchuldigdegetuigenis. Qlet drift.~) Ik was deezen morgen alleen t'huis... Jacob was uit: hy kouit binnen , en zeimy dat 'er een jonge vrouw aan myn deur was, die hy kende. SOK. Die hy kende... die fcbobbejakt JACOB. Ik heb het je wel gezegd, dat ik zeniet wc:l kende. DE BARON. Stil. Een jonge vrouw , federt korten tyd getrouwd, (met u dan,) die zich verzonnen had, meenendeby myn' buurman, den raadsheer te zyn; hy ftelde my vóór, om haar binnen te laaten komen , en ons een oogenblikmet haaren misdag te vermaaken. 8 O K. Een oogenblik te vermaaken f DE BARON- Stoor my dan niet... Ik hield my voor haar alsof ik die raadsheer was... Zy had muilen in haare hand,., van't eenegefprek op 'tandere, vroeg ikhaar, waarom E 5 Z 'J    D E ZYDEN SCHOENEN, O F DE II O O G D U I T S C. H E SCHOENMAAKSTER,   ZYDEN SCHOENEN, O F DE HOOGDUITSCHE SCHOENMAAKSTER; B L T S P E L , MET ZANG. 8EV0LGD NAAR HET FRANSCHE, DOOR P, F. LTNSLJGER, Te AMSTELD4M, by J. HELDERS en A. MARS» Boekverkoopers in de Nes. 1792. Met Privilegit,   De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oftroy door Hunne Ed. Groot* Mog. de Heeren Staaten van Hollanden Westvriesland, den eerften*November 1787, aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen druk van DE ZYDEN SCHOENEN, Blyfpel, vergund aan j. helders en a. mars. Amfteldam, den 6 December 1791. Geen Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der Heeren Gecommitteerden onder» teekend zyn. V E R.  VERTOONERS. de earon van trempenaar, kapitein der dragonders. jacob, zyn knecht. sok, fchoenmaaker. odile , vrouw 1 /van sok. een brigadier der dragonders. Het /pel fpeelt in Duitschland. DB  ZYDEN SCHOENEN, O F DE HOOGDUITSCHÉ SCHOENMAAKSTER; B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een vertrek , in het hm van den Baron ; de vedervydfche deuren zyn met een gor. dyn behangen ; in "t verfckiet flaat een boekenkas , met fchoenen geftofeerd, een tafel, e enige Poelen , enz. EERSTE TOONEEL. DE BARON, JACOB. Jacob komt binnen, met zyn' mantel om , en een lantaarn in de hand; hy /leekt een waslicht , V welk op de tafel flaat , aan. De baron volgt hem ; hy heeft over zyn uniform een domino, met een overrok overdekt: hy werpt zich in een1 leuning/loet. JACOB. ARIA. Ejh gantfche nacht, in drek en ftof, Te dansten, fpvingen, Ts veel te grof; 'l Zyn malle dingen: Men mat zich of. A 4 Daaf  8 DE ZYDEN SCHOENEN, Daar ik intusfeuen langs de grachten , Door al myn lyf, Van kon verflyf, Vermits ik blyf Op ftraat vernachten: En van de kon (leeds trille en beef, Wyl ik my in de vorst begeef. Een felle pleuris zal 11 leeren Hoe g-uw gezondheid moe. waardeeren. 'k Verfoei 't vermaak het geen ons kraakt; De nacht is voor den flaap gemaakt. de BAkON. ■ Watte Praaties!... Die altyd danst voelt nooit geen koü. jac ob. Ja, maar ik dans niet. de baron, opflaande. 7o is 't; maar ik 2al u op eene andere ^ dansfen. jacob. * tm"' ïk fterf* van koü •• Cf/y gaapt.) en van vaak. de baron. Wel nu, verwarm „: ik voor my, ik voel geen koü. jacob. Dat geloof ik Wel, .daar gy zulk een hclsch ambacht dry ft. de baron. Myn japon. jacob. Gaat mynheer niet ffaapen? • DE  B L T S P E L. 9 DE BAR.ON. Slaapen? het is dng. JACOB, ter zyde. Ja, voorden droes', daar ik dol om word; die Fransfchen zyn als de duivel op het danslen. DE BARON. Wat mompelt gy daar? JACOB, binnen''s monds. De drommel haal' het hal! DE BARON. Het bal ? Het bal was bekoorlyk! Ik heb met het liefde vrouwtje gedansd ! een houding! een zwier! een voetje!.. 6, een voetje!... Hytiektzyn kleed uit. JACOB. Daar heb je 't gooijen in de glaazen! Hy houd het kleed van den Baron op zyn' arm. DE B.ARON, hem by de handneemende* Jacob, zy heeft my een van haar muiltjes beloofd, om in myne verzameling te plaatfen. Hy toont hem zyn boekenkas. JACOB, hem zyn japon aantrekkende. Welk een vreemde fmaak ! Een verzameling van fchoenen! Men zou zeker met recht kunnen zeggen dat wy raaskallen, DE BARON, hem by zyne ooren pypende. Raaskallen ?... Ik geloof dat gy raaskalt, A 5 JA-  10 DE ZYDEN SCHOENEN, JACOB. Ik, mynheer? in't ininfte niet... maar uw gezondheid.., myn vermoeijing... eindelyk... DE BARON5 hem in de rede vallet:de. Twintig engelfche kontredansfen achter elkander! — Ik was in eene vervoeringl... Ik zwom in 't vermaak. JACOB, het kleed van den Baron, her welk hy op een" /loei hangt, bevoelende. Dat moet zyu, want je kleed is nog zo nat als klis. DE BARON, gaande by de tafel zitten. Myn' poeijerinantel. (hly krygt een' fpiegel.} Wat zie ik 'er uit! Ik vermoei my te veel, 'tis waar; ik verval op 't oog; maar wat middel ter voorkoming? Gisteren avond uog, had ik, na een heeriyk foupé, met de fchoonfte vrouwen, de fraaifte fledevaart die men ooit aanfchouwde. Hal langleeve de Duitfchers, om het gewoel, den luister, en de pracht van deezea togt! Hy flaat op, ARIA. Men ?iet,in de fraaifte arrcnfleden, l)e fchoonfte meisjes pk deftad, By 't licht van meer dan honderd fakkels, Op 't helder blinkend fneeuw. Het krygsmuzyk klinkt in onze ooien; Het opent en bcfluit de ftatic. De trommels, dc hoorn, de klaroen, De basfen, de hoboos, Met febreemven tfer knechts y»u'.  B L T S P E L. ïi Hou! hou! hou! de zweepen. De bellen, Geeven de paarden moed: Zy vliegen, zy grinniken; En de echoos die weergalmen; Men word van vreugd, verrukt, vervoerd: 't Is de loopbaan des vermaaks. Het lot fchenkt aan ieder' zyn fchoonc : En een vlugge ryder kan ligt i Een* verren weg afleggen, Met eene lieve meid. De glorie is liet deel der Liefde, En van zyn flede maakt die guit De zegewagen der verwinning. Men ziet, enz. Het is dag. JACOB, hem het hair epmaakende. 'tls waar, het was een prachtige fledevaart; maar een jong koetzier, als gy, kon ligt in een' draai... mynheer, wacht je voor een tuimeling! DE BARON, glimlagchende. Ho! ho! de val is niet hoog... en niet altyd ge. vaarlyk. JACOB. Maar dikwyls niet minder ongelukkig. DE BARON. In Duitschland is het waare, zeg ik u. JACOB En vooral in deezeflad, om het bier en kirschwasfer. DE  12DÊZYDEN SCHOENEN, de baron. Dronkaart! En de muzyk? jacob. ö! Daar zyt gy de bol van, mynheer... (Ter zyde.) Maar... een bol in beuzelingen ! de baron, [tuinierende. En de fchoeizels ? jacob. In waarheid, daar is hier geen zoo'n lelyk oud wyf, dat, me: de lompfte horlpoot, niet beter wil gefchoeid zyn, dan een onzer JJaronesfen, trots op haare tweeëndertig kwartieren. de baron, ontwaakende. Ja, zeg ik u, myn fchoone van het bal zag 'er uit om voor haar een' voetval te doen!.. Het liefde Brikje op den fchoonften voet geplaatst... en welk een vlugheid.. Ha! hoe lekker danste zulks! jacob, gaapende. 6! Wat was dat fehoon! de baron. Apropo! van fcboeizel; vergeet niet van middag by' myn' fchoenmaaker te gaan, om de bewuste laarfen. jacob. Ja, myn heer. de baron, fchielyk opjlaande. Ca de koffy haaien. jacob. Met melk? Be  B L T S P E L. 13 DE baron. Ja... neen.., ja, ja, loop. TWEEDE T O O N E E L. de baron, alleen. D e koffy zal my wakker houden... Ik kan van vermoeidheid niet meer... Ik bederf my... De fchurk heeft gelyk... Maar de aanlokking, de aaneenfchakeling en de verfcheidenheid der vermaaken!... dit alles is Iterker dan ik. ARIA. Vermaak! ó, zoet vermaak! Dat ons kin ftrcelen, lk zal u, zonder rouw, Verbannen uit myn hart, De vvysheid is uitzinnig: Onze philofophië Beftaat fa het genot; En wat kan *t fcheelen Van welk een wyze 't Vermaak ook zy, Zo 'k Hechts te kiezen heb. Want het vermaak... blyft toch altyd vermaak. DER.  14 DE ZYDEN SCHOENEN, DERDE TO O N E E L. de baron , jacob. jacob, de kofy op de tafel zettende, met eea gebroken ftem. JVIynheer, mynheer! de baron. Wat is 't? jacob. Daar is een jonge vrouw aan uw deur. de baron, haastig. Een jonge vrouw? jacob. ja : een jonge Straatsburgfche. de baron, hem met drift in de rede vallende. Hoe! een jonge Straatsburgfche? meteen dormeufe, op zyn Fransch? jacob. Stil. 'Het is een Straatsburgfche, die, onder ons gezegd, door een' van uw vrinden in de ftraat van naby begluurd wierd. de baron. Wel nu? jacob; Tuist de vrouw van den fchoenmaaker, vanwiengy daar even fpraakt. Hy heeft haar federt kort tot zyn tweede vrouw getrouwd. de  B L T S P E L. *S DE BARON. Ter zaak. JACOB. Ter zaak; zy liep my, zo als ik inkwam, in den mond: zy vroeg my, of de vrouw van den raadsheer, hier naast, niet hier woonde, en ik zei van ja. DE BARON. En wat is uw voorneemen? • JACOB. Myn voorneemen is, om u voorden man vandeeze raadsheersvrouw te doen doorgaan. DE BARON. Ik, een raadsheer! Hoe zal ik die rol naar behooren fpeelen ? JAC O B. Een groote zwarigheid! Een raadsheer in zyn japon, en dat nog wel in Duitschland! Steek de borst vooruit, maak een deftige houding, en ik fta u borg, dat men zich vergisfen zal. DE BARON. Maar zeg my waarvandaan gy ze kent? JACOB. Waarvandaan? van Straatsburg, waar ik ze gezien heb, toen ze nog vryfter was. DE BARON. Toen $v vryfter was!... maar luister..., heeft zy lieve voetjes? JA-  Ió D E Z Y D E N SCHOENEN, JAC OB, Om te fchilderen... haast u... zy is daar. DE BARON. Wel nu, laat haar binnen kamen. QJacob vertrekt, en neemt al de officiersklederen weg.) Die fchavuit! Een jonge vrouw van Straatsburg!... De ftad is wegeiis de fchoone kunne vermaard!... Die deugniet is listig... vrypostrg .. (Tegen Odile , die in twyfel ftaat om binnen te komen.) Treé nader , mejuffrouw, tree nader. (Tegen Jacob, ter zyde-) Allerliefst! VIERDE T O O N E Ê L. DE BARON, ODILE, JACOB. ODILE, met zwarte fchoenen aan haare voeten, ei een paar muilen in haare hand; zy neigt. Ik had gedacht dat mevrouw, uw beminde.,. DE BARON» Myn beminde? JACOB Zy is... naar den Franfcheu winkel. ODILE. Zy ftaat wel vroeg op. JACOB En wy nog vroeger. ODILE. Ziedaar de muilen, welken zy aan myn'man bcfleld heeft. • Dï  B L T S P E L. 17 D E BARON. Muilen!... by monficur Sok? (Hy neemt *er eeri.) Zy zyn fraai, en 't is wel te zien dat juffrouw Sok'er de handen heeft aan gehad. ODILE. Ik heb ze geboord. DE BARON. Ik zou het geraden hebben; dit lint fchynt door de bevalligheid geplooid te zyn. (//v geeft haar de muil met deftigheid terug) Wat kunstftuk! ODILE, de muil op dezelfde wyze aanneemende , neigt alsof, zy wilde vertrekken. Ik zal wederkomen, om te zien of ze mevrouw van pas zullen zyn. DE BARON, haar tegenhoudende. ó! Zy zullen haar zeer wel pasfen , myn lieve juffrouw , daar ben ik van verzekerd: zit een oogenblik, zy zal welhaast wederkomen. ODILE. Mynheer, ik weer te wel... DE BARON. Zonder komplimetnen , neem plaats. ODILE. Mynheer. JACOB, haar een'' ftoei gcevcnde. Wy leeven hier zonder franje, zie je... ODILE, zittende. Vermits gy 't beveelt. B JA-  Iö* d e zy denschoenen, JACOE. Met verlof van u en van mynheer , juffrouw Sok. Had gy kennis aan dien officier, die u in de ftraaczo op zy' draaide? ODILE. Ik, een' officier kennen? Gy neemt my voor een ander. JACOE. Ik bid om verfchooning. (Ter zyde.) Voor een ander! En zy, voor wie of ze ons wel neemt? DE BARON. 'Er zyn nogthans officieren, die zeer beminnelyk zyn. ODILE. Och! fpreek 'er my niet van: zy zyn wel de vrypostigfte, de wildfte en de onbefcliaamdfte van alle menfchen, jfacob verbergt zich om te lagchen. DE BARON. Ja? (Ter zyde.) Gy zult my dit betaalen , of ik zal het vergeeten zyn. (Overluid.) Lang leeve de lieden van den tabbaard, niet waar? ODILE, bevalïig. Vooral wanneer zy u gelykcn. DE BARON. In waarheid, ik verdien dit kompliment niet. War denkt gy 'er van, Jacob? JACOB. Wat zal ik je zeggen, mynheer, ieder heeft zyn verdienfte in zyn foort. _ „  B L T S P E L. 19 de baron. Mejuffrouw Sok, zal ik de eer hebben dat gy mee my een' kop koffy drinkt? odile. Mynheer, dat zou te veel... de baron, tegen Jacob. Geef een kopje... Gy fpot 'er meê, myn lieve juffrouw Sok, gy fpot'er meê; ik zou zeer verheugd zyn 20 ik u met iets beters kon dienen. Jacob brengt een kofykop. odile. Maar, mynheer... ik neem te veel vryheid. de baron- Gy kunt die niet genoeg neemen. {Haarbyden arm vattende.) In waarheid, gy zyt bekoorlyk... Doet 'er de fuiker voor of na in ? odile. Zonder fuiker, als't je blieft. de baron. Zonder zuiker. Hy neemt de kofyhm* jacob, ter zsde. De juffiouw fla; pt waarfchynlyk te vecll de baron. Ik wil het gei 1 egen hebben, cm ze u te fcli.rkcn. Hy fchenkt voor haar in. odile. Ik bid wel duizendmaal omverfeboocing, mynheer.. B 2 Ik  ad D E ZYDEN SCHOENEN, Ik denk, indien mevrouw thuis kwam, dat zy zeer geërgerd zou zyn. DE BARON. In't minde niet... ó! myn vrouw... myn vrouw is een vrouw zoals 'er weinig zyn. ODILE, drinkende by kleine teugen. Dit heeft myn man my wel gezegd. DE BARON. 'tls waar, dat een lievevrouw , zoals gy, wel in ftaat is om jalouzy in te boezemen. ODILE. Gy zyt te beleefd. DE BARON. Ik ben oprecht... Gy bekoort my... Hoe vind gy de koffy? ODILE. Recht lekker. DE BARON. Indien ik uw komst had kunnen vermoeden, zou ik ' ze met room hebben doen klnar maaken. (Haar de hand drukkende.) Met room, myn lieve juffrouw Sok! ODILE. Hoedanig zy ook toebereid mag weezen , 't is een ovsrheerlyke drank. Ceduwende deeze Duo, gebruikt de Baron mede zyn koffy. Jacob maakt hem yerfcheidene potzige teekens, en drdagt zorg dat 'er niemant binnen komt, DUO.  B L T S P E L* DUO. 21 DE BARON. Ik onderftellc-, Dat de neklar der goden, gewis, Wat men vcrtelle, Niet anders dan de UolTy is. ODILE. Om in verftand (leeds uit te blinken. Moet men ze drinken Den gantfchen dag. TE S AA ME N. Zy is de beste medicyn: Ze is zeer gezond voor groot en klein. ODILE. Zy legt de zorg en vrees in banden. Zy is zo zoet. DE BARON. Zy doet een heimlyk vuur ontbranden ; In ons gemoed. ODILE. Om in verduid fteeds uit te blinken, Moer men ze drinken Den gantfchen dag. TE SAAMEN. Zy is meestres van onze drift, En voor de zorg een tegengift. DE B AU ON. Ja, lang leeve Moka! langgroeije de ItofFy! vooral wanneer men ze, onder vier oogen, met zulk een lief febepzei mag drinken. B 3 JA.-  21 DE Z Y D E N SCHOENEN, jacob, ter zjde. Wat is het jammer dat zy ons niet dronken maakt. • de baron, fchenkende. In waarheid, mejufFer, ik ben verrukt van met u in kennis te zyn geraakt.. Zyt gy reeds lang getrouwd? odile, achteloos. Gisteren een maand. de baron. Gisteren een maand! Wat is monfieur Sok een gelukkig flerveling! Een fchoone... zachtzinnige... zachtzinnige en beminnelyke vrouw! (Zy maakt eene huiging by ieder rusting') (Ter zyde.) Die gelukkige fchavuit! (Overluid.) Wat is zyn lotbenydenswaardig! jacob, ter zyde. En beklagenswaardig misfchien ook! odile. Ik 2011 gelukkig zyn, indien hy dacht, zoals gy. de b a r o n. Ik verfta u; hy heeft voor u al de beleefdheid niet welke gy verdient. odile- Zo redelyk... by voorbeeld... maar mevrouw komt Dog niet weer. de baron. Zy zal wederkomen... zy zal wederkomen... Gy zeide, by voorbeeld?... odile, opfchikkende. Niets, niets. de  B L T S P E L. 23 de baron, aandringende. Maar, nog eens... ik ben uw vriend; men vertrouwt alles aan lieden van myn' rang, en indien ik u met myn' raad kan dienen... fpreek, bid ik u, fpreek. odile, met neêrgeflagen oogen. Morgen is het de bruiloft van myn fchoonzuster, en hu wou ik hebben dat hy my een paar zydeu fchoemjes maakte. ce baron. Wel nu? odile. Wel nu! hy wil het niet doen. de baron. Wat dekzel! weigert hy u fchoenen? jacob, ter zyde. Wat zal hy dan niet wel meer durven weigeren! de baron. Dat is fchreeuwend! maar wat reden geeft hy voor? odile. ó! Hy zegt, dat het te zwierig voor my is, en dat ik maar een' burgermans kind ben... Ik ben nogthans zo goed als honderd, als duizend die ik zie. de baron. Honderdmaal beter, dat verzeker ik u. odile. Bovendien zult gy ongetwyfeld wel weeten , datmyn man een ftadsamptenaar is? B 4 JA*  2-} DE Z Y D E N SCHOENE N, jacob. D.' dui/el! dat is een man van belang! de baron. Ikbegryp,... zyn nederigheid is niet dan een voorwendsel van zyn gierigheid. odile, zuchtende. Ik weet het niet; maar hy is 'er toch niette rykerora, d e b ar o n. Dat is klaar,.. Wel nu, myn lieve juffrouw Sok, gy wikle voor de bruiloft van morgen gaarn zyden fchoentjes hebben, niet waar? (Odile flaat haare oogen neder.") Doe my de eer aan, en neem 'er een paar van myn hand. odile, leevendig, Gy bedriegt u: ik zou nooit geen fchoenen durven draagen, waarvan myn man de maat niet had genomen..» En bovendien, hetgeen ik ze; is niet... de b a r o n. Gy hebt gelyk... maar wacht, (Uy flaat op, en zegt ter zyde.) Ja , die trek zon onbetaalbaar zyn. (Overluid.) Monfleur Sok is myn vriend, en ik neem die zaak op my; wy hebben bovendien eenige dingen met elkander. odile, opflaande. Hoe, mynheer! ik zou ongelukkig zyn indien hy wist dat ik 'er met u van gefproken had. de baron. Ik zweer u, dat hy 'er niets van weeten zal. odi-  B L T S P E L. 25 ODILE. 6! Daar bid ik u om. DE BARON. Verlaat u op my; ik beu de man niet om 11 een' flech. ten trek te fpeelen .. Ga , bid ik u , nog een oogenb:ik zitten. (Ter zyde ) Zie bier het oogenbük om de eer der officieren te wreeken. ODILE. Maar, mevrouw... DE BARON. Zy zal welhaast wederkomen. (Zacht tegen Jacob.) Ga haar' man haaien; maar ze^ hem niets. (Overluid.') tyd fchynt u lang te vallen, juffrouw. VT F D E T O O N E E L. DE BARON, ODILE. ODILE. ó N"een; maar waar zend gy hem heen? DE BARON. Hy gaat... myn vrouw zoeken,.. In waarheid, hoemeer ik my bedenk, hoe meer ik my over uw' man verwonder, dat hy zulk eene lieve vrouw iets weigeren kan, en te meer verwonder ik my, dat gy, met zoveel bevalligheden verfierd, een' weêuwenaar hebt kunnen trouwen. ODILE. Ja; en die nog bovendien een' grooten deugniet van 13 5 een  2Ö DE Z Y D E N SC H O E N E N, een' zoon by zyne eerste vrouw had, die my veel verdriet aandoet. DE BARON. Hy is groot, zegt gy ? wel nu! ik zal 'er u van verlosten, als gy wilt. ODILE. Hoe dat? DE BARON. Neen , ik dacht daar om heel iets anders: wilt gy uiec nog een kopje, juffrouw? ODILE. Ik ben u wel verpligt. (De kas met fc 'menen ziende.') Maar zou ik u wel mogen vraagen, waarom mevrouw uw beminde nog fchoenen laat maaken, daarzy 'er een kas vol van heelt? DE BARON. Myn vrouw! zy zyn niet van haar. Ik maak 'ervoor my eene verzameling van. ODILE. Hoe! DE BARON. ó Ja, gy ziet daar een menigte fchoenen, van allerlei foort, antiek en modern, de kleinfte en raarfte uit alle vier de waerelddeelen. ODIL E. De faiaak is byzonder. (Jet zyde.) Hy is bekoorlyk. DE BARON. Dit is eigentlyk myn zotheid, euikvindze niet vreemder  B L T S P E L. L7 der dan die derfchelpen, kapellen en diergelyken; voor 't minst hernieuwt myn kabinet my geftadig de aanvalligfle denkbeelden: een lief klein voetje is, in myn' zin, het beminnelykfte voorwerp! ODILE. Uw zucht, welverre van belagchelyk te zyn, is zeer aatuurlyk; zy is nieuw, en ik wed cat uw verzameling de eeniglte in haar foort is. DE BARON. Dit is het geen waarop ik my beroem: ik heb korresponder.tie te Parys, Conftaiuinopolen, Batavia... ja zelfs tot in Lapland toe. En, onder ons gezegd, ik heb onlangs een muiltje gekregenvan zekere nieuwbakken gravin, die, op een' vroegen morgen, te post naar Parys vertrok, om zich een paar muilen te laaten maaken. ODILE. Een diergelyk (luk moet uw kabinet een groot aanzien geeven. DE BARON. Het zalmaar alleen aanuftaan om hetzelve nog meer luister by te zetten... Ja, het is diezelfde volmaaktheid, die ik in andere vrouweu zoek en in uvind, die myu nog aantrekkelyker doet vinden, en in waarheid,.. ZES-  S8 D E Z Y D F. N SCHOENEN, ZESDE T O O N E E L. DE BARON, JACOB, ODILE. JACOB. i ]Vly'.iheer, daar is monfieur Sok. ODILE. Myn man ! hy zal zekerlyk onverduldig geworden zyn. DE BARON, zich verwonderd houdende. Uw man! 't is ooit waar, ik heb hetu reeds gezegd, dat wy eenïge zaaken met elkander hadden... Ik was het vergeten. ODILE. Zaaken? voor.'t minfte waclnu wel, mynheer, om niet van de zyden fchoenen te fpreeken. DE BARON. Voorzeker niet. ODILE. Heb dan'tevens de goedheid van my te verontfcbul» digen, vermits ik zolang naar mevrouw gewacht heb. DE BAR ON. Dit zal een weinig moeijelyk zyn. ' ODILE. Hoe dat? DE BARON. 'tls... Gy zult misfehien boos worden? ODILE. Vervolg. DE  B L T S P E L. ég de baron. Omdat ik nog ongetrouwd ben. odile Ongetrouwd! de baron. En ook geen raadsheer ben. odile. Wie zyt gy dan ? jacob, ter zyde. De duivel! Hy verbergt zich om te lagchen. de baron. De Baron van Trempenaar, kapitein der dragonders. odile. Verfchrikkelyk! een officier 1 (Tegen Jacob.) Die fnoode 1 jacob, zacht. Stil, fpreek zachter. odile, willende vertrekken. Ik ga... de baron, haar weêrhoudende. Waar wilt gy gaan? Denk om de gevolgen, indien uw man u hier vond. odile. Welk een verraadery ! Maar, mynheer, zend hem weerom. de b ar on. ö! Dat kan niet wel zyn , monfieur Sok is zo gemak.  tjoDE-ZYDEN SCHOENEN, makkelyk niet te handteeren, en bovendien... Jacob, (Hy geeft hem een teken.) hebt gy hem gezegd dat ik t'huis was ? JACOB. Ja wel, mynheer, ja wel. o D I LE. ■Maar , om 'shemels wil, mynheer, wat zal ik hem zeggen?... wat zal ik doen? .. DE BARON Ik weet 'er geen beter weg op, dan dat gy u zolang verbergt, tot hy vertrokken zal zyn. ODILE. My verbergen! Hemel! en waar? DE BARON. Waar?... achter deeze gordyndeur. o PIL E. Maar, indien hy 'er my vond? DE BARON. Stel u op my gerust, ik zal een oog in 't zeil houden... Hoor, mejuffronw, Ik wil u doen zien dat de officieren befcheidenheid, voorzichtigheid en eerbied bezitten... ODILE. Onvoorzichtige! waartoe ben ik gebragt! De Baron geleid haar naar de gordyndeur. JACOB, ter zyde. Ik dacht wel dat hy leêr om leer zou fpeelen. O Dl-  B L t 5 P E L. sï ODILE, zich verbergende. Voor 't minfte geen verraadery. PE BARON, haar een' ftoel geevende. Wees gerust, gy hebt niets te vreezen. (Tegen 'ja' tob.) Laat hem binnen komen, en hou de wacht. ZEVENDE T O O N E E L. DE BARON, SOK, JACOBj ODILE, verborgen,. SOK. Je gehoorzaame dienaar, menheer de Baron. DE BARON. Ha! goeden dag, vrind Sok, goeden dag. Jacob neemt de muilen, welken Odile vergeten heeft, fchielyk weg, [leekt ze in zyn zak, en geeft ze aan haar terug, terwyl hy voor de deur wandelt. SOK Ik ben hier op je bevel gekomen. DE BARON. Heel goed... Ik heb gisteren een* brief gekregen van een' myner vrinden, om een' koop te fluiten met een' eerljken fchoenmaaker. SOK. Eerlyk! ja toch, menheer de Baron. DE BARON. En koréaat, om vooreen Fransch regiment, dat hieromftreeks gecantonneerd is, nieuwe laarzen te fournee- ren,  3<2 D E ZYDEN SCHOENEN, ren , waarvan myn vrind het beftek reeds lang gereed heeft. En vermits ik u ken en acht, zo heb ik verkozen met u over dit werk te fpreeken. (Sok buigt zich by ieder rusting') Maar, dit is tegenwoordig de zaak niet; ik heb u om heel iets anders ontboden ; kan ik myopuw ftilzwygendheid verlaaten? sok. Myn ftilzwygendheid? (Zyn borst opzettende ) Voorzeker, ik ben gehcimfchryver der benden , en wat meer 1 is... gerechtsofficier... zittende in de vroedfehap. jacoe. Van den laagften rang. sok. En wat myn werk betreft, 't zy voor man of voor vrouw, daar valt niets op te zeggen. Ik maak, federt twintig jaaren, de broozen en tooncellaarzen. de baron, lagehende. Ho! ho! monfieur Sok, gy zyt dan een fchryver, en maakt fpellen en operaas ? sok. Neen, neen, maar ik fchoei dat alles; dat komt op 'tzelfde uit; vraag het maar aan de fpeelers. de baron, lagchende. Ho! ho! ik begryp het, ik begryp het. sok, zyn' maatjlok uit zyn zak trekkende. Houdaar; dit ziet gy wel? dat noemen wy onzen maatftok... wel nou, ik heb dien niet noodig, hier ziet &y  B L T S PEL. 33 gy hem. (Op zyn oogen wyzcnde.~) Ik fchoei^ op 't gezifcht, zonder aanraaken. DE BARON. Gy zyt handig, myn goeije Sok... en wat zyt gy gelukkig! SOK. Waarom? DE BARON. Altyd aan de voeten der fchoonenl SOK. 'tls waar, ons ambacht is niet zonder voordeel* ARIA. Gedut/rende deeze Aria, trekt de Baron zyn uniform wéér aan. Als ik de maat zal neemen, Dan fta ik veeltyds lang te teemen, En zeg myzelv' gefta?g: Men draagt de fchoenen veel te laag. Ik voel, ik tast, ik meete Dien fraaijcn, teêren, lieven voet. Ik meet, en ik liermeete, Zo zacht en zoet, zo zacht en zoet. En als ik iets vergeete In *t pasfen van dien fchoonen voet, Dan maakt een lonk my moedig: „ Foei! fchei toch uit! jou kleine guit! „ Ei haast u toch wat fpocdig!" Wiens hart word alsdan niet weemoedig? Ach! in zoo'n oogenblik, Zou 't wel een wonder zyn, dat ik, Hoe vast ook in het u eeten, Soiutyds de maat niet zou vergeeftu ? C DE  34 D E ZYDEN SCHOENEN, de baron. Ho.' ho! gy zyt nog een vrolyke gast!... I!c ben verzekerd dat gy 'er menig een voor niet bedient.. Hé! sok. ó! Uier en daar; men dient wel eens te borgen. de baron. En gy zyt de man niet om de interesten op te leg» gen?.,. Apropo! monfieur Sok, gy zyt weêr her. trouwd, en gy zegt 'er my geen woord van. SOK. Ja, ja, meteen kleine kuuremaakfter. Jacob /west. de baron, hoestende. Met een kuuremaakfler! uw vrouw is bekoorelyk. sok, toornig. En vanwaar kent gy haar ? Myn vrouw kent geen officieren. de baron, zich kerft ellende. Ik ken haar... van aanzien... gy begrypt wel, dat iemant, op myn jaaren, niet ligt eenejonge, lieve en beminnelyke vrouw, op zyn fransch gekleed en gekapt, ziet voorbygaan, zonder te vraagen wie zy is. sok. Lief, in *t minftoniet, en beminnelyk nog minder... Zy is de dochter van myn'leêrkooper, te Straatsburg; hy heeftmyaltyd wel bediend, maar, onder ons gezegd, ik geloof dat hy ine voor deeze reis by den neus heefc gehad. Jacob hoest harder. de  B L r S P E L. 35 DE BARON. Maar, gy hebt hem ouci yzervoor oud lood verkocht. 6 ! Indien uw vrouw uw guiten/lukken wist... SOK. Stil .. De eene ftilzwygendheid is de andere waardig. DE BAROiV. Zo is't; keeren wy weder tot onze zaak. Myn verzotheid op de kleine voetjes is u bekend. SOK, hoogdraavend. Ja... Die gy dikwyls aan onze konst verfchuldigd zyt. DE BARON. Wel nu! De fortuin heefc 'er my een bezorgd , niet grooter dan dit, (fjy wyst met zyn vingers.") en ik heb u hier ontboden, om de maat te neemen van een paar fchoenen. SOK. Gaarne... waar is de perfoon? DE BARON. Zy is hier. SOK. Hier! en dat waar? DE BARON. Achter deeze gordyndeur. SOK, lagchende. Oei! oei! achter deeze gordyn! ha! hal ha! C 2 DE  3-5 D E Z Y D E N SCHOENEN, de barok. 6! Zy is niet die gy denkt». (Zacht.) Stil, bet is een eerlyke vrouw. sok, met een gebroken ftem. Een eerlyke vrouw, by een' dragonder, een' Franschman, en dat nog wel in Duitschland! ha! hal... maar zeg me, als't je belieft, ken ik ze? de baron, zac'it. Voorzeker; en haarman is een aanmerkelyk burger vau deeze flad. sok, fluisterende. En hoe is zyn naam, watte? de bar. on. ó! Gy vraagt my te veel. S o ga Waarom? ik ben befcheiden, zo als je weet, en haar man zal zeker een ful zyn... Het kan geen kwaad om 'er reis meê te lagchen... ha! ha! ha! de baron,, lagchende, benevens Jacob. Ja, ja... kom hier, ful ... ha! ha! Maar gy moet my vooraf belooven, haar niet te zien. sok. Als ik haar de mast zal neemen, dan moet ik ze immers wel zien, of ik moest blind weezen. de baron. Neen , gy moet my belooven, van niet meer te zien, dan haar voetje. SOK.  B L T S P E L. 3? SOK. Niet dan haar voetje! fiat, als zulks gefchieden kan. DE baron, hem naar de gerdyndeur leidende. Kom hier, kom hier. sok. 6 Zeden! ó burgerlyk recht! TRIO. TE SA A MEN. f Mevrouw, reik ons uw voetje. J Wy bidden u, reik ons uw voetje toe ; ( En maak toch geen •raftaridigheden: L Als 't u gelieft. DE BARON. ryfonOeur rSokis7 gcfchikt. JACOB. Meefter t S s O IC. Ik ben gcfchikt. SOK. Ach! zyt toch zo toegeevend. DE BARON. Wil u op hem verlaaten, JACOE. Hy heelt omzichtigheid. TE sa am en. Het is fchielyk afgedaan. SOK. ïk bidje, mevrouw, ik zalje niet dan onzijtbaarlyk aanraaken. DE E.HON. Apropo ! van rrnraaken. Hebt gy my niet gezegd dat gy uw* m.atftok in uw oogen had? C 3 *OS.  3SDS ZYDEN SCHOENEN, sok. Voorzeker. de baron. Welnu, het zyn ongetwyfeld uw kleine guitc-rye» die mevrouw wederhielden , en ik ben verzekerd dat zy 'er zich, met de beste gratie der waereld , toe zal laaten bevveegen. sok. Ja, mevrouw, ik moet nog maar één oogflag, een halve minuut, en dat's genoeg gezegd. de baron. Hoe, mevrouw, ondanks dit alles durft gy u niet op myn'vrind Sok verlaaten? Welnu , mevrouw, da» moet de gordyn maar open. sok, opftaande en de gordyn willende openen, waarin hy belet word. Dat's wel gezeid, de gordyn moet maar open. de baron. Met verdrag. jacob. Hollawat! holla wat! (Jly doet hem wéér knielen.') sok, op zyn knién. Wel nou, mevrouw, ik bid 'er je om... ik.. (Odile fteekt haar" voet uit , waarvan Sok verbaasd ftaat.) Wel fatans! dat's een klein voetje! (Hy befchouwt het.) Mevrouw had ongelyk om zoveel fporlings te maaken... Welkeen evenredigheid!... ówelke lieve toontjes! Bt  B L Y S P E L. 39 DE BARON. Kaast n. SüK, opftaande. Je had, by men ziel! gelyk. (Odile trekt haar" voet tentg.) Nou heb ik nog van men leven de weêrgaê niet gezien. DE BARON, hem op de fchouderftaande* Niet waar? ö! ik ben een kenner. SOK. Zo is 't, en ik wil je doen ondervinden dat ik niet minder ben. D E BARON. Maar zyt gy 'er zeker van? SOK» Je zelt eenprocfïtuk van myn behendigheid zien, zeg ik je. DE BARON. Dit is het niet alles, monlïeurSok, ik moet de fchoenen van daag nog t'huis hebben. SOK. Van daag!... dat is onmogelyk. • DE BARON. Het moet echter zyn: zi.daar, ik zal 'eru een'dukaat voor betaalen. Hy geeft hem een' dukaat. SOK. Een' dukaat? wy zullen zien. (Zich bedenkende.') Ja... het is negen uuren, en ik heb vier uurentotcen C 4 fchoen  40 D E ZYDEN SCHOENEN, fchoen noodig... ik zal 'er twee knechts aanzet ten... L ja, je kent ze tegen den avond hebben. Hj wil gak. DE BARON. Des te beter; maar ze moeten vooral fraai en netj:s zyn. SOK. Even als het voorwerp : verlaat je maar opmy. (Hy gaat naar de deur.) Maar, hoe blieft mevrouw ze té hebben?... Effen? Hy gaat op ieder vraag naar de gordyndeur, en Jacob floot hem terug. JACOB. Ja- SOK. Spits? JACOB. SOK. Met hooge hielen ? JACOB. Ja wel, naar de mode. SOK. De gespen laag? DE BARON. ó! Zonder gespen. (Tegen de gordyn.) Zonder gespen, niet waar, mevrouw ?.. Gy antwoord niet?.,. Jacob , de gordyn moet maar open. (Jacob beweegt even de gordyn.) Wel nu, mevrouw, zonder gespen? Odile hoest op eaf piependen toon. OS,  B L T S P E L. 41 de baron. Ah!... ja; een rood ftrikje fierlyk opgeknoopt... zó... sok. Ik weet, ik weet... maar van welk een ftof? jacob. Van zyden. sok. Maar, daar is zyden en zyden? de bar.on. Spreek dan, mevrouw! De gordyn moet maar open. jacob. Wacht reis... van droget... (Tegen de gordyn.) Van droget, is 't niet waar? Odile koest. sok, haar na hoestende. Dat lieve kleine vogeltje,. (Tegen Jacob.) Is dit al haar gezang? re e a r on. 'tls genoeg, 't is genoeg. sok, tegen de gordyn. En van welk een kleur. jacob. Een oogen... oogen... o«genWikje... Mors dorés (Tegen de gordyn.) Mors dorés, niet waar? Odile hoest. sok. Mors dorés. (Heengaande tegen den Baron.) Ze is allerliefstl ze is allerliefst'. C 5 »E  42 DE ZYDEN SCHOENEN, DE BARON. Ja? haast u; wy verliezen maar tyd. SOK.. Ik geloof het wel... en wegens delaarzen? DE BARON. Als de fchoentjes gedaan zyn, vaar wel. JACOB, hem bui!en de deur flootende. Pakje toch maar weg. DE BARON. Wy zyn eindelyk van hem verlost... Alweer!... SOK, bedektelyk wederkeerende. Stil, ftill... één woord, mynheer de Baron. Apro» po ! van laarzen;indien mevrouw by deeze gelegenheid wilde dat ik haar de maat nam van een paar?..j DE BARON. Neen, neen, dat is niet noodig. (JLagchende.) Ha! ha! met zyn laarzen apropo ! Jacob, gelei hem tot zyn huis, uit vrees of hy wederkwam. S O K. Gendag., ACHTSTE T O O N E E L. DE BARON, ODILE. DE BARON. D at de duivel u wegvoere 1 QUy opent de gordyn.) Kom hier, juffrouw Sok, vrees niets; Jacob verzelt hem: flel u gerust. O Dl-  B L Y S P E L. 43 ODILE, haar eetiè hand voor de oogen houdende en haar hoofd omkeerende. Waar zal ik my verbergen? welk een verlegenheid! Maar ik heb het verdiend!... Wat ben ik onbedacht! DE BARON. Wat fcheelt u toch? Gy wend uwe oogen af! Kom, kom! wel foei! gy pruilt!... Neen, neen, ik ben ver. zekerd dat gy het my, ten gevalle van de grap, zult vergeeven ; het beste is van 'er met my om te lagchen. ODILE, haart oogen opendoende en glimlagchende. Inderdaad! ik kan 'er my niet van bedwingen. DE BARON. De trek is goed; ha! ha!... en het mooifte is zoals ik hem heb doen klappen: ha! ha! ODILE. Ja, die valfaris!.. Maar wat is uw voorneemen? DE BARON. Laat my be::aan, en ik zeg u, dat gyzult ondervinden, dat wy zo onbefcheiden niet zyn, als gy ons verdenkt. u ODILE. Gy hebt goed praanen ; gy bezit voor 't minst meer listigheid dan al de atfdere mannen. DE BARON. En die fchelmfche oogen !.. ó ! daar verfchuilt zich meer onder.. (Uy uil haar omhelzen.') Gy zyt be. koorlyk. O Dl*  44 DE ZYDEN SCHOENEN, odile. Zacht, mynheer: de kortswyl is, dunkt my, verr' genoeg gegaan: een langer onderhoud zou niet welvoeglyk zyn, (Neigende.) en ik verlaatmy op uweachüng, zowel als op uw befcheidejiheid. de baron. Verlaat u op alles wac gy kmit inboezemen. NEGENDE T O O N E E L. de baron, odile; hans, met een' ft'i ik op zyn* hoed; een brigadier, der dragonders. odile, willende vertrekken. ó I'Jemel 1 een van uw dragonders! De Brigadier komt het eeifte binnen. de baron. Wat is 'er ? odile, flans gewaar wordende. Ach! ik ben verloren, mynheer.' Myn fchoonzoon ii'tr by. de baron. Wie? ) odilr. Myn' mans voorzoon, dat (L-cnte voorwerp waarvan ik u heb gefproken. Zy keert hem den rug toe, de baron. Vrees niets. de  B L T S P E L. 45 DE BRIGADIER, op zyn rotting leunende, met den hoed onder zynen arm, ftyf, trotsch en zeer emftig fpreekende. Myn kapitein, daar isniets nieuws in dekoinpagnie, anders... DE BARON, few in de rede vallende. Waarom treed gy onaangemeld binnen? Ham blyft een weinig achterwaarts, en houd zyn* hoed op, D E BRIGADIER. Onaangemeld! (Odile gewaar wordende") ó! myn kapitein , verfchoon me... ik voorzag niet... maar ik zal vertrekken. DE BARON. Blyf. ODILE, den Baron by zyn kleed trekkende, ó Neen, mynheer, laat hem maar heen gaan. DE BARON, tegen Odile. Wees gerust, zeg ik u. (Oveiluid.) Ter zaak: wat is dat voor een man? DE BRIGADIER. Het is een fchoeumaakers jjnge, zoals gy ziet, die {maak neeft , en die zyn eist wil verruilen tegen een flagzwaard... Lusiig, groet uw' kapitein. Hans groet den Baron op eene boertige wyzs. DE BARON. Heel goed. Gy zyt dan een vrywilliger? HANS.  46" D E ZYDEN SCHOENEN, h a n s. Ja wel , met al myn hart. de baron, achterwaarts tredende om Odile te laat en bezien. Gy hoort, mejuffer, da: hyvrywillig dient; dus zyn uwe gebeden onnut: ik kan hem niet vrylaacen , vermits dit tegen myn' piigt zou ftryden. odile, ter zyde. Andere trek van dezelfde foort! de baron. Ik ben wanhoopend, zeg ik u ;het kan niet zyn; maar wees niet ongerust, juffrouw, ik zal 'er zorg voor draagen. Odile vertoont zich en glimlagcht. hans. Ha!... men ftiefmoér, ben jy 't? Hoe! ben jy hier? Bah!... daar is niets meer in te doen,... ik heb ge. tekend. odile. Des te beter, loskop; men zal u naar verdiende behandelen. O U I N T E T. odile. Ga, domoor! lanterfant! Die ons verflrekt tot fchand'; Men zal u temmen, kwant! de baron, tegen Odile. Neen: 'tis een hupfclie vent! Tegen Hans. Hou *t hoofd overend'; Rigt uw kin ; _ D»  B L Y S P E L. 47 De buik meer in : Dit bokken moet ge ontieeren. de brigadier, tegen Ham. Sta! 'tLykt 'er na. 'k Zal li em manieren loeren , Dat wil ik zweeren! 't Is iets 't geen ik verfta. hans. de BRIGADIER. Bravo! mynheeren, 't Excerceeren 'kZal't cjcerceeren Zal hy heelwel leeren. I11 korten tyd wel leeren. o Ja. hans, tegen Odile. Gendag, ftiefmoêr! gendag. Loop naar myn' vader, Maak uw beklag; Raas nu te gader. Gendag, ftiefmoêr! gendag. JACOB, inkomende. Sok weet van niets ; Want zo hy iets... de baron en odile, tegen Jacob. Spreek zagt, Wees bedacht, Neem u in acht. Gy moet, in deeze 11, Vooral voorzichtig weezen. JACOB, tegen den Baron. 'k Begin *t geheim te merken: 'k Begryp wat ge uit wilt werken. ce brigadier en hans, ter zyde, Myn |*'T10cc,cr fchyut te vreezen: Daar lykt iets gaar.ds te wcezen. de '  43 DE ZYDEN SCHOENEN, de baron.; tegen Odile. odile, tegen den Baron Ik kom ftraks aan uw huis. Denk om myn'man; maak geen gedruis. Gy hebt geen kwaad te vreezen ; Wat lot ftaat my te vreezen! Uw man zal niets verdaan. Helaas! wat gaat my aan ! Stelu gerust; Iaat my begaan. Ach ! laat myn man toch uittsverftaan. hans. 'k Wil aan geeu' fchoen Eén fteck meer doen. te sa am en. DE baron. 'k Zal nu de rest bellieren. Vivat, dees pots! vivat 1 odile. Wat zyn toch de officieren Op guitery gevat. jacob. Lang leeve de officieren! Wat raarer pots is dat! hans, tegen den Brigadier. Vivat! ik zal haar pieren. Lang leeve de officieren ! Vivat, de dienst! vivat! de brigadier, tegen Hans. Vivat! gy moet haar pieren. Lang leeve de officieren! Vivat, do dienst! vivat! Einde van het eerjle Be dryf. TWEE-  B L T S P E L. 49 TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een kanier, in het huis van Sok. EERSTE TOONEEL. ODILE, alleen. ARIA. Wat groot gevaar Kan de onvoorzichtigheid ons brouwen! Is onze geest, eer men het denkt, lichtvaardig; Waartoe lire kt de onfchuld dan, helaas! Zy hoed ons niet. Daar is geen bosch, waar zich de hinde, Nog jong en wu'psch, niet vry bevind ; Maar door haare onbezonnen vlucht Stort zy zich in een' kuil ter neder, Die voor haar oog verborgen was. Ik ben eiudelyk weêr hier. Wat zyn wytoch!... En als ik 'er aan devk, wat is die Baron een guit!.. Maar neen, ik heb aan myzelve , aan myne onbedr chtzanmheid alles te wyten... (■Vloeiieljk.) Waarom, inoerde ik myn tong niet ? ó'. ik wou me . (Bedaarde'-.') En als myn man het te weeten kwam .. wel nn , dat zy zo, ik ben onfchuldig; 'tis flechts een po?s ja, laaten wy hem voorkomen.,, ik zie... dit zou een D nieu-  50 DE ZYDEN SCHOENEN, nieuwe zotheid zyn! Hy zal 'er niets van gelooven.„. neen, hy zal'er niets van gelooven... (Zeer gefloord.^ want het is niet om te gelooven... Daar ishy, laat ik my zoveel doenelyk bedwingen... Misfchien... Zy flaat op, en wandelt langzaam langs de eene zyde van het tooneel. TWEEDE TOONEEL. SOK, ODILE. SOK, binnenkomende met de zyden fchoenen en lint in zyn hand, ter zyde af'fpreekende. Ja, ja: ze zyn goed, jylui hebt wel gedaan van ze te boorden; jylui hebt je dingen gedaan als een oudkonyn, en ik zei je wat geeven om te drinken. (Odile tegenhoudende en haar by de hand neemende.) Ha! ben ;e daar! (Zachtzinnig.) Waar heb je gezeten? Ik heb jè den gantfchen dag byna niet gezien... Kom .hier, kom hier, neem aan; ga daar zitten, wyfjelief? kom aan, maak de roosjes voor deeze fchoenen, maar haast je wat. ODILE. Voor deeze fchoenen? Zy gaat aan de tafel zitten. 1 SOK. ƒ Ja: daar is lint. ODILE, ter zjde.t » Ik zal het maar doen, om alle uitlegging te vermyden. SOK.  S L T S P E L* st sok. Apropo'. Zyn je de muilen van den morgen betaald? Hy gaat mede zitten , en fnyl eenig werk , op een plank, die hy op zyn kniën houd. odile, aan de fchoenen werkende, met neerge/lagen oogen. Neen. sok. Dan moet je 'er weer naar toe... Maar wat fchort jé van daag? Je hebt niet gegeeten, jebentdroefgeestig... ó! Ik wed dat jy je zo wel niet vermaakt hebt als ik. odile, zonder op te zien. Dat komt dat ik my met geen beuzelingen vermaak. sok. Met beuzelingen! ól de droes! luister, luister... Maar zeg me, weet je niet waar Hans is? Men heeft hem van daag niet in den winkel gezien. odile. Hy is ge... sok. Watte? odile. Omdat gy hem dag en nacht laat Ioopen, kon hy wel eens geworven zyn. sok. Goed- Jy zelt hem veeleer te veel hartzeer hebben aangedaan... geworven?... Loop, loop! hy is veel te dim. D 2 odi.  DE ZYDEN SCHOENEN, odile, ter zyde. Zoals zyn vader. sok. Kom aan, maakmedie fchoenen wel, voor't minst... ho! als je wist voor wie ze zyn, alsje den trek wist, de mooije grap... ha! ha! je zelt nietraaden wat me over. gekomen is. odile, op de tafd kanende, ter zyde. Noch gy veel minder. sok. Maar wat fchort je dan? odile. Kiets: een beetje fcheele hoofdpyn. sok. Heb je van daag geen koffy gedronken? odile. ó! Ik heb myn kopje genuttigd, dat verzeker ik je. sok. Wel nou, luister, luister, dat zei je vervrolyken... Verbeeld je, dat ik deezeu morgen, nadat je even waart uitgegaan, by zeker' officier wierd gehaald, om de maat te neemen van een paar fchoenen, voor een vrouw: 'ha! ha! ha! (Hy ftaat op.) het geval is niet gemeen: hoe zeker burgermans vrouw zich in flilte by een'officier bevond... (Zyi hoofd krabbende.) och! myn ar» me confrater!... hoe fyntjes word je verlakt! hal Ha! Maar, waarom lagch je niet meê? ha! ha! o Dl.  EL T S P E L. 53 ODILE. Ik? lagchen! (Binnen 'smonds.) Neen, neen, ik Jagen niet... (Overluid.) En ik kan my niet begrypen hoe gy u tot zulk een werk hebtlaaten gebruiken. SOK. Waarom niet? Ik hou wel van die losfe grapjes. ODILE. Gy toont dus groote liefde voor uw evennaasten. SOK. ó! Wat kan dat fcheelen! Maar het mooifte van allen is, dat ik de vrouw niet eens ken! ODILE. Gy kent haar niet? wie wou je zulke knapüilen wys maaken? SOK. Ik wil me laaten ophangen, als ik ze gezien heb. Houwaar, om ze te kennen, geef ik den dukaat dien ik ontfangen heb. OD I LE. Een' dukaat? ik verfla het, men heeft u het geheim betaald. SOK. Hét geheim! ik zeg je nog reis, dat ik niet anders heb mogen zien dan haar' voet, onder een gordyn , enzie^ daar wat me fpyt. ODILE. Hm! Dat moet dan wel een lieve voet zyn geweest, vermits gy zobegeerig zytomdeeigenaarftertekennen. I) 3 SOK  ï DE BARON. Wy moeten de zaak echter in 't vriendelyke zien te fchikken. Kent gy niemant die 'er gading in zou hebben? SOK. Wie? DE BARON. o !... 't Een of andermeisje waarvan ge deezen morgen fpraakt. SOK. Ween, neen , geef jy je gefchenken zelf... Zie reis... maar ik bedenk... bewaar ze in je verzameling, DE B / R O N. Neen, zeg ik u; ik wil niets hebben datmy de beeldtenis van die ontrouwe herinnert. jok, Jacob ter zyde trekkende. Kan jy ze niet weêr bevredigen. JACOB. Ik? SOK. Ja: doe het om mynentwil, dat bid ik je. Jacob lagcht luidkeels. DE BARON. Hebt gy niet een dochter, die gy'er meê plaifieren kunt?... Wacht, ik bedenk daar wat, geef ze aan uw vrouw. SOK. Zyden fchoenen! aan men vrouw? I>E  B L r S P E L. 63 sok. 't Is waar dat alles zo duur is. de baron. Ik dacht het wel: nu dan, geen vcrfchooningmeer. Gy moet ze haar fchenken... Kortom, het is een in. val van my en gy moet dien opvolgen,- of ik wil niet verder met u handelen. jacob, ter zyde tegen Sok. Je weet dat hy wonderlyk is. sok. Maar je praat, om die fchoenen aan men vrouw te geeven , en je weet niet of ze haar zullen pasfen. de baron. J-Ia! dat is een andere zaak. sok, zyn' maat/lok krygende. Ik geloof dat ze te klein zyn. (Hy meet 'er eene.) Ik moet het nogthans zien. (Hy laat zyn handen zakken.) Jan ftrafme! alsof ze voor haar gemaakt waaren! jacob, ter zyde. Die zotskap !... alsof ze !... s 0 k. Komaan, ik laat me, ten gevalle van den koop, dien we doen zullen , overhaalen; maar je dukaat kryg je niet weerom. de baron. Dat zy zo: die dukaat zal voor den wynkoop zyn. sok. Hal NoUj betreffende de laarzen, welken ik aanhet Jsran-  64 D E ZYDEN SCHOENEN, Franfche regiment moet leveren : ik kan het paar', door malkander, niet minder maakeu , dan voor twee dukaaten; en ik moet wat geld op hand hebben. de baron. Zo is 't... (Hy geeft hem een pakje.) Zie daar vyfentwintig Louis d'or. sok. Maar, daar moet een klein handfehrift van zyn. de baron. Wel foei! raovfieur Sok, gy hebt myn woord, en gy geeft my het uwe. De Baron reikt hem de hand toe. sok, hem in de hand flaande. Ja: het woord van een' ftads amptenaar. de baron, op de fchoenen wyzende. Maar onder beding... sok, den Baron ter zyde trekkende. Ja wel, ja wel. Maar verrairs ik iny een verdienfie van deeze kleine gift wilde manken, wou ik je verzoeken , dat je Jacob verbood van niet te zeggen, dat ze van jou kwaamen. Dat wil je ommers wel doen , niet waar? de baron. Jacob? ....hy zou niet durven. (Vertrekkende ) Verlaat u op my, myn vrind. s o k. Ja toe , me;heer de Baron, ik bid 'er jou om, d e  HL T S P E L. Cs de baron. Zonder affchetd, vrind Sok. I sok, hem uitgelei doer.de, trekt Jacob , die den Baron volgen wil, by zyn rok. 61 Myn lieve Jacob, doe my hetplaifier, en zeg me, wie die vrouw was die deezen morgen..? Houwaar , ik zal je een jaar voor niet bedienen. jacob. Ik kan niet, op myn eer; want ze is gewis de braaffte vrouw... sok, uitfchaterende. De braaffie vrouw... watte olletjesi jacob. In waarheid : ik zou het nooit gedacht hebben. sok. Maar, als ze toch overhoop liggen, dan is 'er ommers niet meer te vreezen. jacob. In tegendeel ,zy is eerlyk , en ik ben't ook; vaar wel* Hy vertrekt fchielyk. VI F D E T O O N E E L. sok, odile. sok. Ja, ja, eerlyk! zy mogt wat: 6, dedroes! Ik geloof dat ze allebei onder dén deken fpeelen. (Tegen Odile.) Ho gy komt net van pas. Kom hier, Kom hier. E DUO.  65 DE ZYDEN SCHOENEN, DUO. SOK. 'kBemin u, waarde Odile! ODILE 'kBemin u ook, myn waarde! TE S AA ME N. Niets haalt by myne min. S O K. Dcezen dag Vind ik u zeer aanminnig. ODILE. Wat ommekeer! Hoe kan hy my bekooren! SOK. Cy ziet dees fchoenen wel ? ODILE. Ja, wel. SOK. Zy zyn aan u gefchonken. ODILE Aan my? SOK. Aan u. ODILE. Neen; neen, verfchoon ine. SOK. Neem ze aan, Odile. TÉ  74 HE ZYDEN SCHOENEN, zy diergelyken niet droeg?., zy antwoordde my, (fteeds zediglyk,) dat gy 't niet hebben wil Je ;... toen viel my het kluchtig denkbeeld in, om een' fchoenmaaker de maat te zien neemen van een paar fchoenen, voor zyn eigen vrouw, zonder dat hy haar zag ot kende : ik deed u komen, buiten haar weeten.,, en zy was verpligt om zich tegen dank te verrleeken. sok. Tegen dank ? de baron. Zonder twyfel : gy herinnen u wel de bedreiging van de gordyn ojten te maakeu? sok. Dat is waar. de baron. Dat was om haar te noodzaaken ; en gy weet de rest. s o k. Ik weet de res:... ó! indien ik dat wist!... de baron. Gy kunt alles weettn... Ik zweer u by de eer... sok. Ey de eer... by de jouwe , maar niet by de myne, wil ik wedden. de baron. By de uwe, by die van uwe deugdzaame, van uwe eerbiedwaardige vrouw, aanwip ik nederig verfchooning verzoek... ja-  B L T S I' E L. 75 jacob, knielende. En ik ook. sok. Maar, men zal het nooit gelooven. de baron. ó Ja: wie zou de deugd niet gelooven? sok. Schoone deugd, zowaar! de geheimen van het huis houden te openbaaren! odile. Meer verfchoonbaar, misfehicn, dan die van meer dan eene vrouw voor niet te fchoeijen. sok. Koel odile. Ja, ja: uwleerkooper te Straatsburg heeft je niet genoeg, naar verdienfte, by den r.eus gehad. iok befchouvtt den Baron met oplettendheid. de baron. Zy heeft alles gehoord; ik heb u voorbedachtelykaan 't praaten gebragt. sok. Wel de duivel !Gy, leerlingen in guitenltukken! (Op den Baron wyzende.) daar is uw meester!... Kom aan, men moet in de huishouding , over en weer, wel wat over 't hoofd zien. odile. Gy hebt van my niets over het hoofd te zien... dan een weinigje onbezonnenheid.  76 D E ZYDEN SCHOENEN, s o K. Ik vveusch het, en ik heb liever dat ze van me zeggen, dat ik lomp genoeg ben geweest om den voet van myn vrouw niet te herkennen, dan dat men van my denken zoude, dat ik de minde achterdocht wegens de getrouwheid van haar bezat. de baron. Ik zegu, dat men 'er niets van denken noch weeten zal. (Tegen de anderen.) Ik gebied u te zwygen, onder bedreiging van de zwaaröe draf. li a n s. 61 Ik praat nooit, lk. sok. Voortreffelyk! maar je mot de goedheid hebben, van dier. grooten knevel te ontdaan. de brigadier. Dat is goed, want hy is toch te wispeltuurig. ha ns , huilende. Keen, neen, ik ui! dienen, ik. odile. Neen , Hans, blyf by ons.: je ziet wel dat de vrede gedoten is. hans, in de hand van Odile flaande. Ja? fiat! Vrede dan, vrede. de baron, tegen Sok en Odile. Omhelst elkander, en ik neem alles op my. SOK,  B L Y S P E L. yy sok, Odile omhelzende. Zeer gaarne. de baron, hen by de hand ueemende. Hoort, lieve echtgenooten, my komt een van uw muilen toe in myn verzameling. sok. Dat's recht; maar, mondje toe. odile, een weinig te>- zyde. En dat gy 'er geen kantteekening by maakt. de baron. Zy kon u niet dan voordeelig zyn. Voor 't overige zult gy my geen' haat toedraagen, wed ik. odile. In tegendeel: gy overtuigt my, dat een welleevend en hefcheiden Franschman hetbeminnelykfte voorwerp dir waereld is. BEURTZANGEN. odile, tegen den Baron. De vreemdling zal geen' Franschman achten, Ten zy hy dertig jaaren zy. Dan toont hy rypheid van gedachten. En paart vernuft met fchertfery. Cy wist dien tyd voorn.t te ftreeven: Gy hebt, door boertlust aangedreven, Mc een nutte en wyze les gegeeven. Elk is bevredigd van gemoed... En vind een fchoeizel naar zyn' voet. S OK,  78 DE ZYDEN SCHOENEN, SOK, tegen Odile. Weg met de huwlykskibbelingen ! Zy baren niet dan togcnheCu: De vrouw zoekt haaren man te dwingen; De man weêrflreeft baai zonder reen : Dces toont zyn hoofd; die woid te onvreden: Uit is 't met alle vrOlykbeden ; En, onderling dus fel bellieden, Gebeurt het ligt dat elk ontmoet Een fchoeizel naar zyn' eigen voet. DE BAK ON. De ontrouwe Dam is bragt zyn leven Gclladig door in brisfery : Eens had hy zich naar huis begeeven, En dacht: Men denkt niet dan aan my! Straks ging hy flaapcn, zonder zorgen ; Doch vond, ontwaakende in den morgen, By zvne vrouw een* man veiborgen : Hy was vergceten, de arme bloed! En vond een fchoeizel naar zyn* voet. DE BRIGADIER. Een deferteur heeft ftraf te duchten, Als hy in 't vliin de beenen breekt; Een bloodSart krygt wel eens in *t vlugten Een' kogel, die zyn lafheid wreekt. Wat is 'er aan zulk volk gelegen? 7.y zyn onwaardig roer of degen , En hebben loon naar werk verkregen : Geen deernis volgt bunn* tegenfpoed: Men gecv' hen fchocizels naar hunn' voet. HA N'},  B L r S P E L. 79 HANS. *k Zag onlangs Lysje hinkend Ipringen ; Ja, 'k zag haar ftruiklcn in het gaan ; Haar muiltje, dacht ik, zal haar wringen, En 'kbood terftond myn hulp haar aan. Maar, denk eens, hoe ik ftond te kyken. Wanneer zy luchtig bpen ging ftryken, En my haar guirery deed blyken ! 'k Heb nooit zo loos een meisje ontmoet: Zy gaf my fchoeizels na^r myn' voet. JACOB, tegen de aar.fchouwers. Ik wist dit voorval uit te denken ; Myn meester gaf het zyn beftaan: Maar, heeren! om *t recht alans te fchenken, Lest gv de laatfte hand 'er aan. 6 Schoonen ! kon het u behaagen? Komt allen u naar ons gedraagen, En achter 't deurgordyn u waagen. We ontvangen loon in overvloed, Vind gy bier fchoeizels naar uw' voet. TE SAAMEN. Komt allen u naar ons gedraagen , En achter 't deurgordyn u waagen. We ontvangen loon in overal' cd, Vind gy hier fchoeizels naar uw' voet, EINDE.