691 ► -4 49 L A   01 1179 9011 UB AMSTERDAM  CLARISSA; o f, de MISLUKTE BOOSHEID, TOONEELSPEL: gevolgd naar de proza van den ii eer e, 3Le VAN OLiEFEN) door W. van OLLEFEN, caspêrsz. Te AMSTELDA M, By J. B. ELWE en D. M. LANGEVELD, Bockverkoopers. MD CCLXXXIV.   AAN DEN IIEERE DIRECTEUR EN VERDERE LEDEN VAN HET TOONEELLIEVEND GENOOTSCHAP, TER ZINSPREUK VOERENDE, OEFENING KWEEKT KUNST, VERGADERENDE BINNEN A M S T E L D A WORDT DIT TOONEÈLSPELi C L A R I S S A; o F, DE MISLUKTE BOOSHEID, OPGEDRAAGEN, DOOR DERZELVER ON D BRDAi If I GE Jt DIENAAR, W. van OLLEFEN Caspeisz.  PERSOONAADJEN. üorimont. Mev, williams, onder den naam van Clementine* williams, Echtgenoot van Mev. Wiliiams. clarissa, Ruishoudfler van Dorimont. diederik. d tjv a l. mietje, Dienstmaagd van Dorimont» klaartje, Dienstmaagd in het huis van Diedsiik. Hendrik, Knecht van Willia m. Het toonsel is te Amfieldam.  CLARISSAi O f, DE MISLUKTE BOOSHEID: T O QNEELSPE L. EERSTE BEDRYF, EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeldt een hamer in het huis van DoHmont; voor de glazen ftaat een tafel, euop de. zelve een Microsmnp. d O R i m o n t , met het Microscoop bezig zjnde. ó ^^(/^onderdaadige natuur! Verbaazend kunstgewrocht, nooit naar waardy gepreezen ! WeU een verborgen hemelvuur Doortintelt myn gemoed! ja 't kan niet anders weezen. (Hy neemt een boek op en leest.") )5 Wat toch derhalven is dé mensch! „ Waar boven wil zyn waan , zyn hoogmoed, hem verheffen! „ Schoon 't all' beantwoordt aan zyn' wensch; Of dat hem duizend rampen treffen; „ Het minfte infect, een ftofje, aan 't bloot gezicht ontfnapt, „ Is min noch meer dan hy maar hierin ligt zyn waarde.- ,i Oe mensch, en hy alleen, is op deez woelende Aarde , „ Schoon hy niet zelden zyne onweetendhead verklapt, A  CLARIS SA; cr, „ Begaaft met edel denkvermogen — „ ó Onwaardeerbaar goed' — maar gy, gy Itervelingf ,. Gy die uit enkle gunst zulk een gefchenk ontving; „ Gy die flec.its met een wenk, een opflag van uwe oogen, Tienduizend woudreu van een hoogfte magt ontdekt; Ja zelfs miljoenen kunt verpletten, Wanneer men u den voet op 't aardryk néér ziet zetten; „ Gy wien het gantsch heelal ten lustverblyf-verflxekt, i, Gy zelfzyt menigmaal, hoe fchrandergeookmoogt wee» Onkundig (zen, TWEEDE TOONEEL. dorimont, clementine. Dct-emr nt. ine, zeer ontfleld. orimont! (Zy nadert langzaam, en valt op een' floei neder ) dorimont. Mevrouw! — wat doet u vreezen > Wat doodlyke angst op uw gelaat! .Zou 't waarheid zyn dat zig uw man zou hier bevinden, Gelyk men zegt? clementine, zig een iveinig her/lellende. Dan zoude ik niet in zulk e; n' (laat Voor u verfchynen; dat zou me a.m de vreugd verbinden —. Helaas, Mynheer! myn lot is doodlyk voor myn hart. dorimont. 'kBid meld hetmy Mevrouw! en maatig uwe fmartï (Hy plaatst zig naast kaar.) Zyt meer bedaard J -  dë MISLUKTE BOOSHEID. $ clementine. Wie ik/-— hoe kan ik!— welke Hagen!—> Toen ik myn kuisheid zag helaagen, Byna ten prooije aan 't vuur van een doemwaarden lust, -Toen heeft myn hart, in woede en edle wraak ontftooken, Den droeven flag gekeerd; zig door myn hand gewrooken; En in des fchenders bloed dos fchenders vlam gebluscht Maar nu, nu is 't gedaan ; geen moed kan my iets baaten ; Ten doe! aan fnood verraad en zinnelooze nyd ; Ten roof geworden aan een fchepzel, waard' te haaten - Ach, Dorimont! waar ben ik voor haar klaauvv bevrydf Wie zal my voor haar list befchermen ? dorimont. 'k Verfia u niet. clementine. Gy zult my duidelyk verdaan; My wel beftraffen; maar, niet minder u ontfermen Clarisfa — die harpy . d o r i m ont. Ik bid u voord te gaan! clementine. is achter myn geheim gekomen: Denk wat ik van haar heb te fchroomen! d o r i m o n t , haar flerk aanziende en zeer bedaard. Wat zegt gy my Mevrouw! —. welk een vermoeden! zou Defchrik, veroorzaakt dooreen denkbeeld,zo vol vreezen, Van uwen man te zien, zou die ook de oorzaak weezen.... Wat onvoorzichtigheid ! — herftel u toch, Mevrouw!— Zyt gy vergeeten dat Clarisfa, fleeds te duchten, Van 't uur af aan dat ge uw vervolgers moest ontvluchten, Getuige is van uw lot geweest? —— Zy was 'er immers by toen ge uw geval deed hooren?—■• A 2  ï CLAR1SSA; OFj :.: Schoon tegen mynen wil. clementine. Dat monfl:er, zo gevreesd, Was tegenwoordig toen ik dacht van angst te fmooren > Zy zag, 't is waar, zy zag myn doodelyke fchrik, En met een koel gelaat, 'k wist op dat oogenblik Nogthans'tgewigt niet van myn rampen, van myn zorgen, Noch ook de fom die men had op myn hoofd gefield. dorimont. Dit immers bleef haar ook verborgen ? Want nimmer hebben wy daarvan nog iets gemelds Hoe kon zy 't weeten ? clementine. Ja hierin zyt gy bedrogen; Thans weet zy alles. dorimont, met nadruk. Wie! —»■ Clarisfa! — zy, Mevrouw!—*» ó Hemel! — 't kan niet zyn; want, alles overwoogen, Is zulks onmogelyk. clementine. Ook niet door my? dorimont. Hoe! — zou De ontfteltnis uw verftand clementine, met tederheid. 'k Zal alles u doen hooren: Ik heb — ach, Dorimont!—ik heb my zelv verraên: Zo 's hemels almagt my niet gunftig by wil ftaan Ben ik gewis verlooren. Rampzaalgen vinden troost in hunnen tegenfpoed, Door hunne rampen aan een ander meê te doelen; Met zulk een bladen troost fconde ik myn hart niet ftreelen  de MISLUKTE BOOSHEID; $. ïk had geen vrienden, en myn afgepynd gemoed Was overkropt van rouw; het moest zig openbaaren: Myn eenigst kind kon ik myn' toeftand niet verklaaren Befcheidenheid floot in uw byzyn mynen mond, Eu als Clarisfa my den weg daartoe ging baanen, Weêrhield ik, met geweld, myne ongeveinsde traanen; Ik kende van heur hart d.en haatelyken grond: 'k Beleefde nogthans oogenblikken, Dat myn gevangenis, (dit beige u niet Mynheer !) Dat myne rampen my dermaaten deeden fchriKken, Dat zy des daags myn hart, altoos ten hoogften teér, Jn 't lot van myn' gemaalde minde troost ontzeiden, Terwyl ik jn den nacht de wanhoop moest beftryden: In zulk een' toeftand dau befloot ik , daar myn ziel, Door overmaat van finart, haar lot te lastig viel, En daar zy, naar het fcheen, my niet lang by zou bly ven, AU' myn gevallen tot vertroosting op te fchryven. dorimont. 6Onvoorzichtige! — gy hebt u zelv misleid; Gy hebt vereeuwigd, 't geen zelfs tot in eeuwigheid Moest in uw boezem zyn gebleeven —— Welk een vermoeden! — was myn hart u niet bekend? Indien gy my 't befluit te kennen had gegeeven, 'k Had alles aangewend Orn het te keer te gaan. clementine. Ja, daar in ben ik fchuldig: Ik heb uw goedheid, liefde, en vaderlyke trouw, Mishandeld; maar ik ben geftraft: fchoon ongeduldig, Wanhoopend zelfs, verfmelt myn ziel in naberouw. dorimont Clarisfa aeeft gewis dit doodlyk fchrift bekomen ? A3  t] CLARISSA» or, CLEMENTINE. Slechts een gedeelte, maar 't gevaarelykfte, al wat Sinds ik Parys verliet, myn wieg en bakermat, My immer heeft doen fchroomen, Is haar bekend; het lot van Williams, na dat We in Londen kwamen; zyne aanhoudende ongelukken In zynen handel', al de valfche vriendfchap van Den Graave Duval; en diens fnoodaarts gruwelftukken Omtrent de wedergaaf van '"geld, dat hy myn'' man, (Wiens vroomheid voor zyn list moest bui-.Ken,) Gefchooten had, en wel in zulk een (lechten tyd, Dat men onmoge'yk hem zulks kon wedergeeven; Myns mans gevangenis, die nog myn hart doet beeven, Terwyl zy voedzel geeft aan afgunst, haat, en nyd, Zyn wreed vertrek naar de oost, door het gevloekt vermogen Des Graaven uitgewerkt; al het doemwaardig poogen Om my te onteeren, om het wit van zyn verraad Te treffen; 's Gnaven dood,hem door myn hand befchooren; Myn vlucht naar Holland ; myn beklagenswaarden (laat; Myn intrek in uw huis, (hoe moet haar dit niet ftooren!) En eindlyk ook het geld , Door 's Graaven vrienden op myn fchuldloos hoofd gelteld| Ja Dorimont, zy weet thans alles; 'k ben verlooren. DORIMONT. 'K beken dat uw geval myn ziel ontroert, Mevrouwj Och! had gy liever duizendmaaien My de eislykheden gaan verhaalen, Verbonden aan uw deugd en onbezweeken trouw, Om langs dien weg den dolk al dieper in te dringen, In de ongeneesbre wond; Want dat toch is den aart van alle ftervelingen Maar meld my liever hoe Clarisfa middel vond,  be MISLUKTE BOOSHEID. ? Om die papieren in verzekeriug te krygen. clementine. 'K zal niets voor ii verzwygen. Toen ik op gistten dacht myn Williams te zien, Had ik ze in myne hand — ik dacht van fchrik te fterven; Clarisfe alleen deed my , dat weet gy, hulp verwerven; Zo dat myn ongeluk haar als de hand kwam biên, Om een gedeelte van die blaadren te verbergen: Ach.' had gy toen by my geweest, Myn ziel had nimmer voor dat uiterlte gevreesd! Maar wie kan van zyn lot gedwongen gunnen vergen? Toen myn bezweiming my verliet, Bergde Ik zorgvuldig myn papieren; myn gedachten, Gevestigd op myn' man , herinnerden my niet Wat eislyk lot my fh nd te wachten —— Maar, heden myn gefchrilt naziende, ontdekte ik rasch, Dat een gedeelte my daar van ontdooien was. dorimont. Ik ben ten einde raad — Ach, Clementine! uw leven Is waarlvk in gevaar — Clarisfa is hier door Veel meer dan ooit gevreesd. clementine. Zy zal zjg overgeeven Aan de eisfelyklte wraak, dorimont. 6 Ja, daar vrees ik voor: Zy haat me, ondanks de gunst aan haar zo mild beweezen; Ondanks de goedheid die ik haar tot nog betoon; 'kRen fchuldig in haar oog (en die doet me alles vreezen,) Aan het verhindren van haar huvvlyk mer den zoon Van zekren deugniet, zelf een man van flechte zeden; ?k. Verveel haar daaglyks door myn buitenfpoorigheden, L 4  * CLARISSAop', Zo noemt die fnoode in my een zucht voor haar beh0uds kHeb haar, voorheen, in haar geboorteplaats befchouwd,. Als op den troon gezeeten; Thans, door haar nootlot of verdiende in 'tdof gefmeeteu, Waant zy dat ik myn vreugd aan haar vernedring zie; De eerzuchtige heeft, meer clan eens, zig onderwonden, Schoon ik haar Merken weêrftand biê, Myn hartsgeheimen te doorgronden; Zy trachte zelfs in my, ondanks het onderfcheid Van jaaren, een gevoel van liefde te verwekken; Ik merkte ftraks haar listigheid, En deed haar 'toffer van haar eigen kwaad verdrekkens Dit echter heeft den ouden haat Niet weinig aangezet; daarom is 't zeer te vreezen Dat zo die eens aan 't woeden flaat, 't Gevolg verfchrikkelyk zal weezen : All een de vriendfchap met haar' vader, fpoorde me aan Om h ar, waar voor hy duchtte, aan het verderf te ontrukken j 'k Zou zonder deze my wel rasch van haar ontdaan: Maar thans, zy weet uwe ongelukken , Zy zal zig wreeken; aan haar neigingen voldoen; Gy, 't ongelukkig doel van haar afgryslyk woên, Zult vocJzel aan haar wraaklust geeven. clementine. Ik ongelukkige! — ach ! (Na eenige oogenblikken ftilte in welke Dorimont peinst, en Clementine de flerkfle biyken van eene angstvalligs bedroefdheid geeft. Mynheer! » o r i m o n T. Mevrouw)  SE MISLUKTE BOOSHEID. 9 clementine. Myn leven )s tog een fpeelbal van het wankelbaar geluk dorimont. , Ik bid u zwyg'. clementine. Wat raad om my 't gevaar te onttrekken? dorimont, ftilzwygende naat den Hemel ziende Het fnoodfte fchepzel, tot het eerloost gruwelft.uk Bekwaam, tot meély op te wekken — Dat gaat ver boven unze kracht —■— Nog maar zeer weinge oogenblikken Kunt gy u met de hoop verkwikken, Daar na clementine. Daar na word ik van 't monfter omgebragt - Maar zou in waarheid haar befluit genomen weezen? Doet niet misfchien de fchrik ons veel te vroeg haar vreezen? Ach dorst Clarisf.i wel naar fchuldloos menfchen bloed ? Zou zy haar geldzucht ooit wel tot dien prys verzaden ? Het menscUyk hart befluit wel meer tot gruweldaaden, Maar 't aarfeit menigmaal als 't die volvoeren moet. dorimont. Wanneer ons hart zig ziet door woeste drift befpringen, Dau keert het weder tot de deugd, die het verliet; Maar als 't een' lust vindt in de fnoodfte handelingen, Verwacht dan zulk eene omkeer niet :■ , Clarisfa's hart is door geen drift bezield; de reden * Vermogt nog nimmer iets op haar vereeld gemoed; Zy leeft in duizend fpoorloosheden, En vindt verinaak wanneer zy woedt: A 5  30 CLARIS SA; of, Wy zullen echter zien: ik zal Clarisfa fpreeken •»-. .Ga, bid ik u, Mevrouw! zeg dat ik baar verwacht. clementine. Vergun my dac ik haar. met u, voor my mag fineeken I dorimont. Gy wilt haar fineeken! dit worde eerst door u volbragt, Als alles vruchtloos is — ze is zulks byna onwaardig. c l e m e n t i n ' t., /n V heengaan, De hemel, Dorimont! de hemel is rechtvaardig. DERDE TOONEEL. dorimont, hy gaat, in eene peinzende houdingt aan [de tafel zitten, en zegt, nét eenige oogenblikken toeyens; H oe ongelukkig, hoe beklaaglyk is de geen Die bloot ftaat aan het zinloos poogen Der ondeugd! — ach ik ben tot in myn ziel bewoogen, Met de arme Clementine, en deel in haar geween. (IVeder na eenig toevens.") Het voegt den vogelaar te fluiten, wil hy flagen In 't geen hy voorheeft, en 't gewenschte wit bejaagen. ,' {Clarisfa ziende komen I. Daar is zy reeds, mogt ik die vyaudin der deugd Met vrucht beftryden.' dan, dan (maakte ik waare vreugd,  ee MISLUKTE BOOSHEID, u VIERDE TOONEEL. dorimont, clarissa, F D o r i m o S t. CZ-larisfa! cl a r i s sa. Wel mynheer? dorimont. Daar ik moet ondervinden, Schoon tot myn fmart, dat gy my fteeds uw haat betoont, Wil ik my echter nog als vriend aan u verbinden; 'k Heb alle dwalingen verfehoontl. cl arissa. 'kBen daar van overtuigd, 6 ja, Mynheer, volkomen: 'klleb echter dikwyls waargenomen, Dat ook de wysfte die 'er leeft, Zyn gemelyke buijen heeft. dorimont. Wat zyt gy bitter \ zelfs uw woorden doen my vreezen: Ik fta u toe fomtyds vry gemelyk te weezen, Maar immers leert ons zelfs natuur, Dat als men op den duur Het lydlyk rietje buigt, het wel niet komt te breeken, •Maar in zyn effen fchors verfcheiden wonden krygt? clarissa. Welk een vernuft.' Mynheer; wanneer ik u hoor fpreekea Verwondert het my hoogst dat zelfs natuur niet zwygt.—» Maar wil my liever eens ontdekken Om welke reden gy begeerd hebt my te zien;  ra CLARISSA; or',' Waar toch deze aanfpraak toe zal (trekken i —» Dat zonderlinge doet my aan! —— 't Verbaast my! indedaad. d o 1 i m o k t, Gy kunt 'er uit beflurtsn Wat in myn hart thans om moet gaan; Dat ik bevreesd ben u myn zielsgeheimen te uiten, Mits u geen ftof tot twist te biên. CLARISSA. Hoe.'gybevreesd Mynheer! » gyzoudt Clarisfa vreezenl Zyt gy vergeeten dat ik hier flechts dienstbaar ben? Dat gy myn meester zyt? dat ik flavin moet weezen? Dat uwe heerfchappy, die ik uitnood erken, My kan doen kruipen aan uw voeten ? ■ 't Ontzachlyk woord, ik wil, dreigt wreeder dan de dood. ■ Eertyds was het uw pligt my 'met ontzach te ontmoeten; j Maar thans, door 't haatlyk lot van alle magtontbloot. Paar gy als van den throon d orimont. Clarisfa! ftaak die rede, Men zal u nimmer tog erkennen doen, dat ik Myn' pligt omtrent uw huis betrachtte, en op de bede Van uwen vader, in zyn uiterfte oogenblik, U uitgezonderd heb; wat konde ik u meer geeven ? U allen als voorheen in luister te doen leven, Was my niet mogelyk — fpreek zelv; heb ik dan niet Voor u myn best gedaan? CLARissA, met een fchamperen lach. Wie zou dat wederleggen ! — Vergun me intusfchen u ook op myn beurt te zeggen, Dat noch het ongeluk myns vaders, noch 't verdriet, Na zynen dood my ooit zo laag had ueêr doen daalen,  9 e MISLUKTE B O O S Ö EI fi. f J Zo ik dooï 't huwelyk dat door de vriendlykheid Van Dorimont wy zyn aan 't dwaalen; 'K vergeet myn ongeduld; ik wacht flechts naar be'fcheid j Naar uw bevel Mynheer. iORIMONT. Hoe kan het mooglyk weezen! Héb ik niet menigmaal, voor dezen, Getracht my van dien hoon te zuivren? ,> CLARISSA. Ei, Mynheer! Ter zaake! om welke reên deed gy my by u komen ? Betreft hetmy, uw huis? — hebt gy misfehien vernomen...* Of is 't om Clementine, uw vreugd, die zelfs veel meer U waard' is dan de fchat van een gerust geweeten ? DORIMONT. Ach! ja Clarisfa. CLARISSE. NU; D O R I M o n T. 't Is u nog niet vergeeten Dat toen ze in zwym viel, gy alleen flechts by haar waart? En dat een zeker fchrift. . . , . CLARISSA. Genoeg 'k breng my te binnea Dat die papieren zyn gefpaard; Ik vond ze, en door de groote ontfteltnis myner zinnen Stak ik ze by my , maar vergat die, tot op nu, Te bergen; 't zou groot jammer weezen Dat zulk een Roman, wel der moeite waard' te leezen, Gebrekkig werd, des bid ik u, Myne achtloosheid alleen daar van de fchuid te geeves, * Zo dit beflaanbaar is met het gezond verftand:  H CLARISSA; 01; Zie daar mynheer ik ftel ze u onbezeerd ter hanct DORIMONT. Gy laastze zekerlyk ? CLARISSA. 'k Zal dit niet wederftreeven — ■*■ 'k Doorblaaderdeze flechts —— gy weet voorzeker dat Het grootst gedeelte gantsch geen nieuws voor my bevat 2 DORIMONT. Gy hebt 'er evenwel iets nieuws dan in gevonden CLARISSA. Voorzeker Dorimont; ik héb 'er in gezien Dat ik althans niet ben verbonden Om de ongelukkige myn byfland aan te biên; Vermits men nimmer zig verneederde om te ontdekken Dat Clementines hoofd zo waardig is. DORIMONT. "t Is waar; Doch waartoe kon dit immer fi*e\\mi^f Kunt gy umpfyzcn, éti nu - gevaar, Dit fteeds m«i voorcUcbt • .-.*- ' L f :'¥SSêf In tegendeel Mynheer, 't vo r tc zorgen; 6 Ja voorzicrr.igh,-i Den Wysgeer v:f:>vj'/,'': • ;■■ ■ , vrouwen; Zyn loffpraaL 14*^^ !>, - r -'■ betrouwen; Dat ze al te ,...£j;:.= 1 befchaamd,- Vol afkeer ^ >> |''jY*1 ^|tvernomens Had ik wel immer durven denken Dat al uw vriendlykheid waarmede ik my weleer, Zo overtuigend zag befchenken , Het grootst gedeelte gantsch geen nieuws voor my bevat 2  ï i MISLUKTE BOOSHEID. 15 Geeniins 't gevolg was van uwe achting, van uw pligtOmtrent myn' va-tor , maar wel van die fchoone trekken Der ftaatkunde? ik ben nog bytyds daarin verlicht,Het vinden van 't gefchrift heeft my klaar doen ontdekken Dat ik thans nog veel meer gevreesd ben dan voorheen* DORIMONT. 'k Hoop echter dat gy u daarby zo zult gedraagen Dat Clementine omtrent dit (hik niet heeft te klaagen? CLARISSA. Die hoop (tornt weinig overeen Met de overtuiging van myn deugd,die,naar mv zeggen, Me uwe achting waardig maakt. DORIMONT. Meermaals was tot myn frnart Jw drift de meester van uw hart; En deze kan de rede een doodfchen valftrik leggen. CLARISSA. 't Moet'waar zyn Dorimont dat ik in myne jeugd Eene andre wysbegeerte leerde; tot tempraroent geldt meer by my dan al die deugd: Vie leeft 'er dien het niet geheellyk overheerde? k maak den mensch niet tot een martelaar der kunst* muur bepaalt, zig aan geen wetten, * ^an vriendfchap haat of gunst; ïiets kon haar werking ooit beletten: kHeb tog nog niet bemerkt dat ik my een verraad, ils 't getne gy bedoelt, zou durven onderwinden; ledenk- ikfchrik 'er van! — welk een ontmenschtedaad! >en man die ons in nood zyn hulp deed ondervinden, "e loonen door zyn zielsvrindin lp te offren aan den dood I — foei! beeld u nimmer ifi at ooit Clarisfa tot dat uiterfle kan komen; 1  tg CLARISSA; op, Stel u volmaakt gerust: het geen myn hart gevoelt Is wel geen liefde, maar wyl 't geen verraad bedoelt Hebt gy,'kherhaal't nog eens, daarvan ook niets te fchrooinen'; Uw zedekunde heeft voor 't minst die I racht gehad, Dat ik de laagheid van 't verraad tog wel bevat. d o it i M o n t Daar is zo iets in uw gefprek dat m^ doet vreezen. clarissa, glimlachende, (weezen Zoiets.' —wilt ge ook een eed — maar zou 'twel magtig Om al uw argwaan te verbannen? wyl een hart, Inftaat om andren teverraaden, (fmart! —— Geene eeden telt? vooral een vrouw!" '-een prooi der Maar zeg eens, Porimont; ben Lt niet overlaaden Met wysbegeerte ? ik worde op 't fnoodst van u verdacht En ben nog lydzaam ! dorimont. Och mogt gy meer ernltig weezen J clarissa. Was ik dan meer by u geacht? Dit is, vergeef het my, verkeerd : men mogt my vreezen * Of my verdenken dat ik veinsde,indien myn reên Iets ongewoons behelsde; om dat dit in 't gemeen Myn wys van fpreekenis, hebt gy niets kwaads te duchten? 'kZou wel inftaat zyn om op een gantsch andren toon Te fpreeken , maar dan moest al myn geleeden hoon Op't oogenblk myn ziel ontvluchten; Thans zwerven in myn hoofd verfcheiden beeldjes rond; Zy ftryden met de rust des leven-, naar myn oordeel; 'k Verzeker u de ftryd is hevig, zonder voordeel... dorimont, eenigzins verftoord heengaande* Gy zyt Clarisfa,'t welk ikdikwyls ondervond — Lu  de MISLUKTE BOOSHEID, fj Jpaar my flechts, 'kbid het u, ter liefde van uw'vader! ~ K Stel Clementine aan uw befcheidenheid. VYFDE TOONEEL. CLARISSA. "Verrader! a, myn befcheidenheid zal grootzyn— deugdzaam man! — ly zal my eindlyk kennen leeren ; (Met eene kivaadaartige lach.) sZal zorgen dat hy all' zyn deugden oefnen kan; looral zyn lydzaamheid j (Met drift) ik laat my overheeren ^an felle fpyt en woede en ingekropte haat: : Moet all' my dienen om in myn verloren flaat Ierfteld te worden — dat den wysgeer, door myn zorgen, )oor myne list den grond myns harten blyv' verborgen; )p dat, niet Hechts myn hand zyn' hoogmoed nederfla, laar hy ook door myn woede al fidderend verga. (Zyfchclt, waarop Mietje inkomt, tegen wie zy vervolgt.) Ja by Heer Liedrik; zeg dat hy my op moet wachten. M I E T J E. laar Dorimont is t'huis. CLARISSA. Ga zeg ik u. MIETJE. Indien y my eens vroeg?— ik heb gezien at hy Heer Diederik juist niet zeer veel fchynt te achten. CLARISSA. ;g dat ik 't li gebood- B  j8 CLARISSA; of, mietje, heengaande. 'k Zal uw bevel betrachten.' clarissa. Dit antwoord zal hem wel beletten, naar de reéu Meer onderzoeks te doen — ja, Diedrik moetmy wreeke«| Een laffe minnaar dien men fteeds ziet kwynend fmeekedl Hy zal het doen — hy mint — 't loon voor zyn tede'rheên Zal eindlyk myn verachting weezen — Geen Diedrik zal myn hand, myn flmite hand ontvaên; Neen, als ik uit den poel der armoê ben verreezen, Zal ik naar hooger glorie liaan. ( Zy wandelt eenige kceren heen en weder ; gaat vo de tafel ftaan; neemt het een en ander op, dat 2 met verachting, vergezeld van eene fchamperelac, weder wegwerpt,) Einde van het eerjle èedryf.  de MISLUKTE BOOSHEID, ry TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL, Het tooneel verbeeldt een kamer, in het huis van Diederik. Diederik, mietje: een weinig daarna Klaartje. rÜoe Mietje! is 't waar, heeft zig Clarisfa dus gedraagen ? mietje. ,, zeg ik u Mynheer, zy toonde al het gezach, e trotsheid van een vrouw d i e d e r i f. Dit kon haar (leeds behaagen — [aar zulk een zonderling gedrag! —! kan de reden niet doorgronden. mietje. och ik, Mynheer. d i e d e r i k. Ga, zeg dat ik haar wachten zal. ( Mietje vertrekt, terwyl Klaartje inkomt.} fat wonderlyk geval! 'og nooit heb ik haar zo bevonden. k l a a r t j e. lynhecr! een vreemdeling wenscht tt te mogen zien. diederik. ,en vrecmdling! — hoe!-—gy zegt een vreemdling?—wie aagt ge ook misfehien (kan 't weezen ! —• mietje. ly dunkt ik kan uit zyne houding leezen B 2  dè CLARISSA; o F, Dat het een man van ftaat moet zyn; hy was verftoord Om een abuis in uw adres. d i e d erik. Hebt ge ook gehoord ?-■--Maar laat hem binnen komen. ( Klaartje vertrekt, waarna Diederik vervolgt,) Een man van ftaat! 'k beken, dit voorval doet my fchroomen; Èen vreemdling! —- laat eens zien: (hypynst.) maar neen, (dat heeft geen fchyn; Volberg is naauw' op reis—ja wel wien 't ook moog' zyn.. TWEEDE TOONEEL. dieuerik, williams. williams, na cenige wederzydfche comA plimenten, die door hem zeer koek verricht worden. G y kent my zeker' niet? diederik. Zo is \ Mynheer. williams. Met rede: Maar kent gy Belmont ? diederik. Ja, Mynheer, Hem ken ik, die, weleer, Myn vriend was. williams. Nu, hy gaf voor u deez' brief my mede. i  '** MISLUKTE BOOSHEID, si d i & v e x. i k, na den brief geleezen te hebben. itfynheer! fchoon ik hier niet het gantfche huis bewoon', Jied ik a! myn verbiyf; de vriendfchap eischt dit loon; Ü wat ik heb williams. ■ Een klein vertrekje is my Hechts noodig; rermits ik iemand wacht, I 't verder aanbod is volkomen overbodig. diedejlik, na hem eenige oogenblikken aangezien te hebben. •y fchynt gramftoorig ? williams. Ik! — ik ben thans in myn kracht; \ ben zeer in myn fchik. dieperik. Zulks kan ik naauw' gelooven; e misflag in 'tadres---.. williams, glimlachende. ó Dat is niets, Mynheer; >u zulk een kleinigheid my van myn rust berooven.' d i e d e r i k. ' hebt misfehien op reis, of mogelyk weleer ;n ongeluk gehad? williams. Zoudt ge ook nieuwsgierig weezen? dieder1k. tegendeel Mynheer; uit achting voor myn' vriend 1de ik u troosten. williams. ö, Die goedheid , onverdiend, u my niets baaten. B 3  22 CLARISSA; o r, DIEDERIK. Als de rampen ons doen vreezen - - « WILLIAMS. Het is 'er ver van daan; het noodlot dat my dreigt, Schoon niet van heden, gaat het fcherpst -vernuft te boven' Wat troost zou ik my toch belooven? Myn hart is zo misvormd, dat alle reden zwygt; 'tIs als een ftaale rots, waar op de donderdagen Vergeefs beproeven wat hun woest geweld vermag — Myn tegenwoordigheid zal u niet zeer behaagen — 'k Zal ook misfchien maar flechts één Op zig; ik zag venyn in d'eene, een fchittrend zwaard In de andre hand; het hoofd met blikzemen omtoogen; De ftem, die fchrik en angst en doodlyke afkeer baait, Geleek den donder, als hy, kletrende , elk doet duchten: Het wangedrocht deed eerst de welvaart van my vluchten; Doch, daar meê niet voldaan, wringt het me een dolk in 'thart; Stort, lachend , moordend gift in de open wond, en tevens Word ik veroordeeld om de zaligheén des lerens 't Ontvlieden, aan een oord, daar wanhoop, woede en fmart, Myn eenigfte gezellen waren. (Diederik, geeft de uiterfte blyken vanverbaasdheid.) Hoe! zou dees beuzeling u reeds verwondering baaren? diederik. Niet flechts verwondering, maar maakt zelfs dat ik brand Om uw rampfpoedig lot te hooren. williams. Myn lot! — de afgryslykheid gaat boven uw verftand! Zo ik u meldde welk een lot my is befchooren Moest ik een mensch zyn! 'k moest rekhalzen naar uw' dood; Dehaagen fcheppen, door verfchrikking u te moorden ; ó Neen Mynheer, dit waar' te ondankbaar, veel te fnood. diederik. Nogthans, naar 't geene ik van u hoorde Kon 't ligt' gebeuren, als ik u myn' byftand bood Dat gy in ftaat werd om uw lot het hoofd te bieden. williams. Vergeefsch ontwerp!—zyt gy gehuwd Mynheer ?  de MISLUKTE BOOSHEID. 25 diederik» ó Neen: Dat heil mogt my nog niet gefchieden: 'kBen zo gelukkig niet, w i l l i a m s. Gelukkig! DIEPER II, En met reêii. williams. Wilt ge in de daad gelukkig weezen Zo moet gy 'thuwlyk meer dan uw verdoemnis vrcezen; 'tIs een gevloekte vond van 't listigst dier, den mensch; Een werktuig van zyn wraak, een poel,omzoomd met roozeu» Op dat men, half bedwelmd, genietende zyn wensen* Daar in zou ftorten en zig zelv' verwaareloozen. De mensch — hoe fchrander uitgedacht! SVyst u den weg waar langs gy all' de zaligheden, Den top van wellust kunt beryken; ja gy acht U zelv' gelukkig ; al uw vuurige gebeden |Ziet gy verhoord; een vrouw, bekoorelyk en feboon, Zal u belonken, zal op traanen u ontha/ilen, Ws blyken dat heur hart, gefteegen op den throon Der aardfche zaligheid, gerust mag zegepraalen; Een veel beloovend kroost, zal, hupleude om u heen, JlTw' wensch bepaalen by 'tgenoegen uwer zinnen; >lDw oog zal weiden in hun poeslc en vlugge leênj Maar dan, dan zal de mensch zyn fnoode rol beginnen; Hy zal 'tafgunstig oog op uw genieting (laan; Zig aan zyn dolle woede en wrnaklust overgcevenU op het onverhoedst aangrypen; doen vergaan j 'i Uw vrouw verkrachten; voor nog wreedcrlot doen beeven; B5  OS CLARISSA; o^' De onnoosle kindren in hun traanen flikken doen Ja dan, dan zal de mensch , die tyger, heet op woên . Hy — hemel! zo uw hand den blikzem nog kan zenden Verdelg al 't menschdom ! ftort het neder in elenden ! Ro ei uit den fchelmfchen hoop-— ja dat het my, ten prys Myns bloeds, 't vermaak verlchaffe DIEDERIK. Ik bid Mynheer! — ik eis' Bedwing uw driften, want zy kunnen fchaadlyk weezen, WILLIAMS. Aan my , myn vriend ! ó neen! dat zulks u niet doe vreezen ; Dit is zo myn gewoone taal; -Myn hart gevoelt dat zo; 't heeft al zo menigmaal Daarvan de waarheid ondervonden 't Is my reeds eigen. DIE OERIH. 'k Vind my zelv' op'thoogst verbonden Om u van dienst te zyn; de wreedfte tcgenfpoed Schynt my te zwak, om in uw ongerust gemoed Zo fel een gtamichap aan te kweeken! K l a a R T J E. Mynheer, Clarisfa wilde u fpreeken. DIEDERIK. Verzoek haar dat zy kome, en breng deez' vreemdeling In myn vertrek. (Tegen Williams) Gy kunt daar voords ge- (rust verblyven. Williams, vertrekkende. T°rm.  de MISLUKTE BOOSHEID, i? DERDE TOONEEL. diederik. .Zulk een 'bejegening! ——»> Waar aan tocli is die toe te fclaryven! ~~— I Is ougetwyfeld een rampzalige, in den druk Gedompeld; want het bly geluk Maakt niemand immer zo verbolgen: Ik wenschte dat hy zyn verhaal reeds kon vervolgen; Zyn levensloop moet wel een droeve keten zyn Van ongelukken, van verdriet,, van wreede pyn. VIERDE TOONEEL. diederik, clarissa. clarissa. H oe, Diedrik' mymerende'. diederik. ó Ja, niet zonder reden. clarissa. Myn onverwacht bezoek diederik. Geenszins, maar clarissa. Wat het zy, Ik ben thans doof, geloof dit vry,  ïS CLARISSA; t> fj Voor alles, buiten het ontwerp dat ik ging fineeden: (Zy krygt een' ftoel en gaat zitten, waarin Diederikf eenigzins verwonderd, haar volgt.) 'k Herinner my dat ge u voorlang reeds hebt verklaard, Voor myneu minnaar. DIEDERIK. Schoon 't u nimmer Icon behaagen. Clarisfa, altoos fier, heeft nimmer geopenbaard, Tot hoe ver Diederik mogt in zyn wenfehen flaagen. CLARISSA. 'tWas daartoe nog geen tyd: als men een' man bemint Moet men omzichtig zyn. DIEDERIK. Vergun voor 't minst uw' vrind, Volmaakte vrouw! de reên te weeten, Van die gelukkige ommekeer! CLARISSA. Alweer nieuwsgierig!— heb een wyl geduld, Mynheer; J 'kZal alles melden, zelfs 'tgeringde niet vergeeten. Ik heb tot heden toe myn min voor u bedekt. DIEDERIK. Clarisfa! hoe! gy mint me! ach! 't mag me in 't eind gelukken, Myn zuivre erkenmis op uw lieve hand te drukken! CLARISSA Zie wat vervoering, door een enkel woord verwekt! Wat vrouw zou veillig zyn voor's minnaars driftig poogen, Indien zy hem vergunde in 't binnenst van heur hart Te leezen, alshv 'teerst genaé vindt inhaare oogen? Maar laat ons voordgaan. 'k Heb udikwyls, totmynfinart De onoverwinbre zwaarigheden Om met u in den echt te treeden Verhaald  de MISLUKTE BOOSHEID. 23 diederik. Helaas, Claris'! Daar myn vermogen in dien zelfden ftaat nog is Eu hec naar allen fchyn CLARISSA. Ik zal uw fmart verligten ; Ik vond een middel om die zorgen te doen zwichten. DIEDERIK. Wie! gy ? CLARISSA. o Ja, ik zelv. DIEDERIK. Kan't mooglyk zyn! — vrindin! «™ ( Haar hand kusfchende. ) Gy hebt myn heil volmaakt! CLARISSA. Zie of ik u beminn'.' Ja Diederik, myn hart was fteeds met 11 beuoogen; *k Heb 11 altoos bemind — 'kzet al mynvynzery, Al mynen tegen ftand ter zy' • . Bemint gy my oprecht? DIEDERIK, eenigzinsdriftig opftaande. Dat my 't geducht vermogen | Des hemels ftrafFe, indien myn hart Met myne woorden ftrydt. CLARissa, mede -Vpfiaande. Mogt zulks de waarheid weezen! Dan had ik verder niets te vreezen. ( Met eene gemaakte tederheid.) Ach Diederik ! fchoon ik voor u het noodlot tart', Gevoel ik echter dat ik twyfel aan uw' liefde, Aan uw ftandvastigheid, hoe teder gy me ook griefde;  ga CLARISSA; of, Het luiwlyk, Diedrik, ach! het huwiyk maakt een vrouw Volftrekt gelukkig, of, een prooi van 't naberouw: 'tls in de magt des mans haar noodlot te bepaalen; Haar te onderdrukken of doen vrolyk adem haaien, ó Mogt uw hart voortaan , Alleen voor uw Clarisfa flaan! diederik. Vriendin! clarissa. Myn Diedrik! diederik. Welke zorgen! CLARISSA. Ach, tedre vriend! myn ziel houdt niets voor u verborgen. Wy vrouwen, Diedrik, zyn als fchaapjes, door de hand Des mans beduurd; 'er zyn 'er wier verftand Ons zwak erkent, die ons geduurig onderfchraagen, Terwyl onze onmagt hun op 't hoogde kan behaagen ; Zy doen hun best om ons, getrouw aan hunne deugd, Te wyden, aan de weelde, en onbezwalkte vreugd: Maar andren, Diedrik,ach! maaraodrendoen ons béevent Wy zien ons op den dag des huwlyks opgefierd; De heerfchappy des mans, die hy den teugel viert, Begint, met ons een blyk van hovaardy te geeven; Men tooit ons met gebloemt met eél gedeente en goud; Men bidt ons aan, en zweert, dat men uitliefde ons trouwt; Maar draks daar 11a zien we ons als 'tfchaap ter dagtbank leiden, DMDMIX C'arisfa!—— welk vernuft! clarissa. Bemin m.y Diedrik.  de MISLUKTE B O O SlI E I D. 3! diederik. Ach! Wat deed myn heil dus lang verbeiden ? —■» Clarisfa! clarissa. Boezemvriend! diederik. Hoe heuglyk is dees dag] Hoe juicht myn hart nu ik uw fierheid mag verwinnen; Welk een betoovring voor myn zinnen! Verban in 't einde uw vrees die wreede boezempyn! clarissa. Myn Diedrik! laatdoez kusch daar van het zegel zyn. d, l e d e r i k , kaar omhelzende, blyfl vol aan' doening met zyn hoofd op haar fchouder rusten. ö Hemel, wat geluk! hoeveel bekoorlykhcden, Zyn thans myn deel .' Claris'! Claris'! Terwyl uw deugdzaam hart voor my zo teder is; Waarom heb ik zo veel, zo fchuldeloos geleeden ? , clarissa, met tederheid. Gy mint my dan? diederik. Ik bid u aan. cl arissa. Zoud gy myn liefde iets weigren kunnen P d i e r e r i k. Wat toch zoude ik u niet vergunnen? Ik bid, doe my uw wil verftaan.' Wat wilt ge ? clarissa. Een' eed. diederik. Een' eed! dat ik u zal beminnen  32 CLARISSA; of," Zo lang myn leven duurt ? dat zweer ik u, 6 ja. clarissa. Ach! dierbaar voorwerp myner zinnen • Zweer ook , dat all' wat ik beifa, My immer voorneera*, u op 't hoogde zal behaagen. diederik. Gy kunt niet wilfeii dan het welzyn myner dagen: By al wat heilig is; by uw beminlyk fchoon Maar dit is niet genoeg; dat al de tegenfpoeden, Die immer dervcling verbaasden, op my woeden; Dat "s hemels blkzemvuur, ten loon Der ontrouw, my verzenge en clarissa. Zvvyg, ik ben te vreden. ( Zy gaan weder zitten.) Hoor een verbaasd geheim, wat aanflagik ging fraeeden, Om uwe oprechte min te loonen met myn hand: Gy weet hoe fel myn ziel van hcete gramfchap brandt; Wat onverzoenbre haat myn borst heeft ingenomen, Voor Dorimont? hoe hy diederik. Heb ik niet zonder fchroomen , U reeds getoond vriendin dat ook myn hart hem vloekt? Dat hart, het welk niet anders zoekt Dan u, in alles, te behaagen, Kan nar.uw' dien fuflërt meer verdraagen: Wat heb ik niet al aangewend! Wat zorg niet op myn hals gelaaden, Om 'dot van Clementine, in waarheid onbekend, Te ontdekken! om daardoor zyn wys beleid te fmaaden. clarissa. Ik heb befloeren my te wreek en op dien man,  de MISLUKTE BOOSHEID, fj Dien wysgeer, die in list by my niet haaien kaa; Als ik zyn hartaér heb getrolFtn, zal'k myn levert Zyn ouden luister wedergeeven. diederik, eenigzins verbaasd. Gy blaakt Van gramfchap ! clarissa. En met reen: Heb ik geen recht tot wraak?. diederik. Volkomen; De wraak zal u bekoorlykheên Vermeerdren in myn oog. clarissa. Zy heeft my ingenomen; Hoor eindlyk het geheim van Clementine, in wie De wysgeer kwetsbaar is. .diederik. Hoe.' kan zulks mooglyk weezen! clarissa. Ja,'k wist het reeds voor lang;— doe my uw' haat niet vreezen, Qm dat ik 't niet ontdekte, als nu, terwyl ik zie Dat zulks noodzaaklyk is; ook wilde ik, daarenboven, IVTy zelve d' eernaam niet ontrooven Van wonderbaar de kunst van zwygen te verftaan — Maar laat ons verder gaan. (Diederik geeft, van tyd tot tyd, tekens van verwondering en verbaasdheid.) v'erneem een zaak'uwe afkeer waardig. De fnoode Clementine is eigenlyk de vrouw fan zekren Williams: ontbloot van deugd en trouw, Ten uiterllen wreedaartig, e  34 CLARISSA; of, Heeft zy haar hand bevlekt met 'sGraaven Duvals bloed:: Zulk een gevloekte moorderesfe, Is braave Dorimont's meestresfe: Daar men alom haar zoeken doet. Zorgt hy, dat zy vooral blyve in zyn huisbeflooten: Dan,'t geen nog meerder uw verwondring zalvergrooten, Is dat, door's Graaven bloedverwant, Een fom van honderd duizend kroonen, Is op haar hoofd gefield. DIEDERIK. 't Gaat boven myn verflaud! — Clarisfa! —— welk een fchat! CLARISSA. Om 't kwaad naar eisch te loonen,.... {Naar hem toefchikkende.) Gy hebt gezwooren, Diedrik ? diederik, zeer verbaasd. Hoe! Wat moet ik denken! fpreek Clarisf', waar dient dit toe?! CLARISSA. Waar toe.' —volbreng uw'eed ,• doe al uw zorgen vlieden; Die fchat is 't huwlyks goed dat ik u aan kan bieden; Maak u reisvaardig ,• doe de ontdekking; wreek myne eer: 'k Wacht u tot zulk een' prys voor 't huwlyks altaar weêr. (Diederik, door fchrik bevangen , ziet Clarisfa eenige oogenblikken flerk aan, ftaat vervolgends ver. baasd op, en venvydert zig eenige treden var. haar, waarna Clarisfa vervolgt.') Zo veel geheimen op dén tyd doen u ontroeren» diederik. Rechtvaarde hemel.'welk een gruwelyk verraad!  s»e MISLUKTE BOOSHEID. SS clarissa, hem naderende. :Ieb ik u wel verftaan ? d i e d e r i k , met veel leevcndighcid. Ja, monfter! voor dcez daad , VToeteude hel aan 'c licht ontvoeren: *Jaak u van hier ontmenschte. clarissa. Is 't mooglyk! Diedrik! gy! —. Cen monfter ! — wreedaart! — hoe! een monfter! — tegen my! d i e r e r i k , eeiiigzitis teder. 'larisfa! ach! vergeef de ontfteltnis myner zinnen! t Gevoel dat ik u heb bemind -—- »at nog myn hart aan u een welgevallen vindt ■ i breng my, fiddrend, zulks te binnen! i fchrik u aan te zien! — laat my alleen Clarisf'. c l a r i s s a. 'oe! zoudt gy aarslen, daar het uur geboren is 'm u te wreeken op een' vyand diederik. Zwyg, verwoede! (heb geen vyand. clarissa. Maar gy hebt gezwooren. diederik. oen ik van uwe deugd een beter denkbeeld voedde: at my de hemel van dien droeven eed ontfla! y had myn oog verblind, maar nu kan ik ontdekken 'at fnoode drift gy in myn hart poogde op te wekken.. Gevoel de werking reeds van uw gevloekt fenyn —— Zal als myneedige het niinlte fchuldig zyn» clarissa. :rachte bloodaart! zeg! wat durft gy my doen hooren ! — C 2  C L A R I S S A ; o f, Ik ben verraaden — beef- — uw leven gaat verlooren Indien gy misbruik maakt van 't geen 'k u heb ontdekt Myn ongeduld heeft my bedrogen.: Ziet gy de blikzems van myn wraak niet in myne oogen?! Spreek, Diedrik! ziet gy niet gy hebt die opgewekt, diedeRIK, terwyl hy naar haar toetreedt, doch tevens afgekeerd wordt. Clarisfa! clarissa. Laage ziel'- — Clarisfa! — nu ontrouwe? — Myn drift neemt de overhand; dat niets my wederhouwe: Beef fnoodaart!' — ja gy vreest met reên; Want Diedrik.niet voldoende aan 't geen 'k heb voorgenomen^ Zal door deez hand zyn bloed zien flroomen. (Zy vertrekt, doch komt, na dat Diederik het volgende gezegd heeft, in ^de uit erft e wanorde weder.) diederik. Welk eene ontdekking! ach! wat buitenfpoorigheên.' clarissa, hem zeer digt naderende. Uw laatfte woord? d i e d e r i k. Bedaar! clarissa. Uw woord! fpreek my niet tegen, diederik. Verledig u, met my eens ernflig te overweegen Wat gy beflooten hebt. (Hy biedt haar een" ft del aan.) Ik bid, vergun my de eer Dat ik ü mag tot reden brengen ! —— In ernst Clarisf', uw ziel kan nooit een,daad geheugen Zo flrydig met de deugd.  j> e MISLUKTE BOOSHEID. Z7 clarissa. Genoeg, genoeg, Mynheer! — 1 Deugdzaam man! 'k heb u beledigd, maar myn zinnen Verlieten 't rechte fpoor; 'k vraag u vergiffenis — )e drift verwon myn ziel — 'k breng, fchaamrood, my te bin)at braave Diedrik veel te wys, te deugdzaam is, (nen. )m zig aan 't raazen van een zwakke vrouw te ftooren; Zant immers is de taal die ons de drift doet hooren Ie taal der zotten ? (Met een kwaadaarlige lach.) 'k Ben waarachtig een zottin ; Tant wie toch anders zet zig neder om te rusten ip de ongeftuim'e zee ? 'k ben echter geen vrindin an zotten. ~— Ach! myn vriend! myn onverzaadbrelusten 'aar wraak, naar woede en bloed, zyn allen uitgedoofd —— e ftorm is wéér bedaard ■ ik denk dat gy 't gelooft ? diederik. eb! uw bedaardheid is nog wreeder dan uw woede. clarissa. rat vreest gy? ziemy aan! ben ik niet wel te vreên! » 'yn Diedrik ï ei verban uw ongegrond vermoeden! lar wel; 'k ga zien wat weg ik eindlyk in zal treên; 'ant, naar't gebeurde, moet de minnaar, vol van liefde, 3l tederheid en deugd, ofzy, wier borst hy griefde; aarvoor zy 't Joel werd van het fchandelykst verraad, f ook wel beiden aan myn fchande enbittre fmaad 2 heerlykfte voldoening geeven. VYFDE TOONEEL. diederik. )at vreeslyk fchepzel! ach! haar woede doet mybeeven! larfchynbaare tevredenheid G 3  31 CLARISSA; or, Is mogelyk een ftrik die zy der onfcluild fpreidt! —— Hoe listig deed r,y my niet zweeren 1 (Na eenige oogcnblikke Haar woe.ste gramfchap kan tot alles overflaan : (peiuzens. Helaas! wat zal zy nog beftaan '■ Wie zal de onratenschte iu 't geen ze op'toog heeft kunne (keeren ! ■-■ 1 ■ Maar rhans is het myn pligt, in 't nypen van den nood, Om Clementine te behoeden voor den dood. - TJe Zal alles Dorimont ontdekken. Dit zal de onnozele voor 't minst tot troost verftrekken; Maar dan Clarisfa! — welk een wreede omftandigheid •■' (Hy fckelt, waarop Klaartje bü r.cti komt, tegen wie hy vervolgt, Ca eens naar Dorimont, en vraag of ik mag komen Om hem te fpreeken;'k wacht hierop terftondbefcheid—' (Klaartje vertrekt, maar won wedergeroepen.) Plyf hier. — Ik ben vol fchroomen Ga naar de kamer van myn onbekenden gast, En zeg dat ik hem wensch te fpreeken — (Klaartje vertrekt.) Maar waarom een geheim, aan niemand nog geblee!:en,j Te ontdekken? (Hy fchelt, waarop Klaartje ai dermaal te rug keert.) Ga niet heen volbreng myn eerden lnst Neen dat zal ook niet raadzaam weezen — Ga by den vreemdeling. klaartje, heengaande. Dat's vreemd! DIEDERIK. Hoe men de zaak ook neemt, 't Gevolg doet my met reden vreezen —  be MISLUKTE BOOSHEID. 3* fc ben my zei ven niet in zulk een droef geval: m vrees dat de arme vrouw het niet ontkomen zal. Iffy gaal in een peinzende houding aan de tafel zitten; na eenige oogenblikken toevens. komt Clarisfa met furie de kamer in, loopt naar hem toe, houdt nde een ontbloot mes in haar hand; zy wordt gevolgd door Williams, die haar in zulk eene houding ziende, /laan blyf't.) ZESDE TOONEEL. «iederik, clarissa, williams, zonder door de voorgemelde gezien te worden, clarissa» ^erraader'- gyofik.' diederik. ó Hemd'. clarissa. 't Kan niet baaten; c Zal alles aan myn woede en wanhoop overlaaten: )ees hand, dit ftaal, (Hevig op haar borst flaande.) Dit hart P i e d e r i k. Watwiltgy? fpreek Clarisf'! clarissa. Vatwiltgy.' bloodaard zie, dus moest ik uverlaagen: Vat wilt gy ! zulk een taal, die't haatlyk teken is fan uw lafhartigheid, kan my op 't hoogst mishaagen: Maargy, wiens wapens traanen zyn'. 5y, kwynend minnaar! die me in 't hevigst van myn pyn C 4  4* CLARISSA; o », Verlaat, hoor wat ik wil — ik wil uw hart. DIEDERIK. Ontzinde.... j CLARISSA. Maar niet vol (mart, vol hoop dat het voldoening vinde Tot wis bederf van haar, die, vlammende op uw' dood' Of.op haar' ondergang, het uiterfle befloot; Ik wil uw hart, gereed om myn bevelen Myn wetten te voldoen, of 'k wil 't met oogen zien • Ik wil my in h getal van al de wonden ftreeien ' Dien ik het geeven zal, en kan dit niet gefchiên Dan zal ik my der woede en wanhoop overgeevènWant door 't heelal veracht, van u gehaat, te leeven /ou my onmooglyk zyn. DIEDERIK. Ik zweer u op myne eer, Dat nooit een ftervling iets van deze zaak zal weeteiu «-larisla keer toch eindlyk weêr! Waarom toch zoudt ge u zelv vergeeten? CLARISSA. Het veinzend koeltje houdt de baaren in bedwan* doet den zeeman op behouden haven hoopen -Uit ftreelt zyn zinnen , maar eerlang Ziet hy zig van een' ftorm beloopen, Dte hem op 't oogenblik van alle hoop berooft — Verlaat gy my? — gy heht be!oofd Maar 't is genoeg gemart; gy „10et uw eed volbrengen- DIEDERIK. Wat vordert gy.? de deugd. , . CLARISSA. Zwyg van een herfenfehim:  de MISLUKTE BOOSHEID. 'A Ik kun geen uitftel meer geheugen: Ja, da: myn woede vry ten hoogden toppunt klimm'; {Volbreng uw' eed, of fterïl (Zy verheft het mes om Diedrik te tref en, maar . wordt daarin door Williams wederhouden die kaar met een koel gelaat, al worftelende het mes ontweldigt, hetzelve wegwerpt, en zig vervolgends wederom verwydert; waarna Clarisfa tegen hem vervolgt.) Uw kracht doet u verwinnen; [k breng, vol afkeer, my te binnen, 3oe dat natuur, alom, haar gundeling, den man Veel fterker fpieren fchouk dan aan ons zwakke vrouwen ; Dit is een voorrecht om uw glorie op te bouwen. ' (Tegen Diederik.) Zo men hier namaals ooit de wraak bejaagen kan, Jeef, wreedaard beef dan voor het derven. ZEVENDE TOONEEL. diederik, williams. ' ; diederik, in de uit erft e verwarring W W at ben ik u verpligt! gy deed my hulp verwerven, j williams. I Dit is niets, Mynheer! die hulp was zeer geringf eg my flechts om wat reên gy my begeert te fpreeken? diederik. s 't mooglyk! hemel! hoe toch kan een fterveling 'o onverfchillig zyn, voor 't allereisiykst teken, .) ran woede en wanhoop! C5  I 42 CLARISSA; of, williams. Och! verwondert ge u, Mynheer, Als gy de loeijende Os ziet graazeiij De Vogels op infecten aazen? Elk volgt zyn' aart, en doet niets meer; Gélyk de menfchen vreugd verwerven, Door huns gelyken te bederven. diederik, na hem jierk aangezien te hebben. è Zeldzaam mensch! williams. Nu dan, ter zaak. diederik. Vergun me, één oogenblik, 't vermaak, Van onbekommerd aêm te hallen; Ook wenschte ik wel, Mynheer! dat gy voor ditmaal my, Verfchoonde, ik kan my niet bepaalen; Ik ben veranderd van befluit. williams. Dat ftaat u vry. klaartje. Mynheer daar is een knecht. d i e d erik. Van wien?— hebt gy 't vernomen? klaartje. Ja, van den Heer die hier zo eerft is aangekomen. williams. Myn knecht reeds hier! zeg dat hy binnen kome. (Klaartje vertrekt, waarna Williams vervolgt.) ■ • Ik bid, Eén oogenblik Mynheer, daarna zal 'k my gedraagen, Om u in alles te behaagen.  de MISLUKTE BOOSHEID. 43 diederik. 'k Laat u alleen myn vriend: — vraag veilig meer dan dit. AGTSTE TOONEEL. williams, h e n r p. i k. williams. G y hebt braaf fpoed gemaakt; 'k was 11 nog niet te wachten. 'Wat nieuws ? hendrik. Och ! niets dan kwaads Mynheer. Hoe ik myn pligt ook mogt betrachten; Hoe ik gezocht hebb' gints en wéér, 'k Heb niets nog van Mevrouw vernomen. williams. Dan zyn wy even wys. Nu verder? hendrik. Och ! ik beef! williams. Waar voor? niets kan myn ziel doen fchroomen. hendrik. Maar zo ik u te kennen geev' Dat's Graaven broeder u wel ligtlyk kan ontdekken? — Hy heeft me op reis ontmoet; heeft my terftond gekend, En, weetende wat zorg, doot my wordt aangewend Is hy gevolgd tot hy my in dit huis zag trekken. williams. Dat hem de donder hier verbrysle! hendrik. Ik hoop, Mevrouw  H CLARISSA; of, Tog nog te vinden: ó, Mynheer! geloof me, ik zon, Al waar? 't met lyfsgevaar, haar 't ongeluk ontdraagen: Myn leven is voor u in 't nypendst van den nood. Uw vyand kent u niet, vermits hy na den dood Van zynen broeder eerstin London kwam'— wy (langen Misfchienin ons bedryf-- kom houden wy maar moed. williams. 'k Ben nog dezelfde. — Uw hart is goed; Maar vlei u niet,myn vriend; het menschdom heeft gezwooren My te onderdrukken, ja de hoop is gantsch verlooren Nogthans getrouwe vriend ! nogthans wy zulten zien • Het lot braveerende, die fchelmen weêrftand bién - En eindlyk, hand aan hand, ons fukkelende leven Aan 't Ril, aan 't heilig graf gerust ten béste geeven. (Hy gaat zitten en fchelt, waarop Klaartje binnen komt, tegen wie hy vervolgt.) Bericht uw Heer dat ik hem wacht; Na dat gy Hendrik op myn kamer hebt gebragt. (Klaartje en Hendrik vertrekken.) x Einde van het tweede Bedryf.  be MISLUKTE BOOSHEID. 45 DERDE BEDRYF, EERSTE TOONEEL. (Het tooneel verbeeldt een kamer, in het huis van Dorimont.') dorimont, mietje. dorimont. Neen Mietje, gy hebt niets te vreezen; Hy die zyn' pligt betracht kan nimmer fchnldig weezen:' £en braave dienstboö zal altyd, Co wel de rust als het belang haars volks betrachten; ïy zyt derhal ven niet alleen van ftraf bevryd, Maar kunt in tegendeel op myne erkentnis wachten. >aat my alleen. TWEEDE TOONEEL. dorimont, en een weinig daarna weder Mietje. Ik moest geheel den aart der min, 3n het vermogen van die vvreede tygerin, Niet kennen om thans niet te vreezen, koor 't lot van Clementine;ach'tzal verfchriklyk weezenï Zy zal die fnoode roofharpy, Dat monfter niet ontgaan: genomen zy kon vluchten; Waarheen zal 't weezen? waar heeft zy,' Alom vervolgd, niet all' wat haar omringt te duchten?  4 met uw verlof, Mynheer' (Jly vertrekt.) clarissa, die flaande de voorgemelde ftilte tegen over Dorimont ïs gaan zitten. 6 Spys! (Tegen Diederik f) Mynheer!  DE MISLUKTE BOOSHEID. S3 {Diederik blyft van verre, eenigzins aarfelende.ftaan.) Eén woord flechts. {Hy nadert haar befchraomd.) Hoel -—myn krachten Zyn thans ontzenuwd; 'kben ontwapend: nader vry. dieperik. 'k Ben hier niet noodig. clarissa. Ja , zo is 't: —- 'k herinner my Dat ge u alreeds genoeg hebt van uw' pligt gekweeten, Niet waar ? ó dat is goed; blyf fteeds een eerlyk man; 'k Zal myne erkentenis, uw loon, ook niet vergeeten — Myn hart verzekert u daarvan. dieperik, vertrekkende. D.e Hemel zal my voor uw laagen wel be waaren. clarissa, hem naroepende. Als hy verraaders helpt dan zal hy u ook fpaaren, VYFDE TOONEEL. dorimont, clarissa. CLARISSA, Na Dorimont. die zig gelaat ah of hy op haar voorgaand gefprek geen acht gegeeven heeft, eenigen tyd aangezien te hebben. G y fchynt droefgeestig! zou de wysgeer mooglyk weèr Op nieuw zyn in verfchil getreeden ? Of vond gy ook verborgenheden \ Geheimendematuur?—of, eindlykwel, Mynheer, D 3  $4 CLARISSA; of, Gaatgy in arbeid, omhetmenschdom te verlichten Omtrent het oefenen der deugd, en hunne pligten ? Gy ziet'er thans niet kwaad naar uit ■ Zo afgetrokken ! hebt gy de oogen wéér geflooten ? _ Wat zegt gy Dorimont ? dorimont; hy neemt een* floel en gaai. naast haar zitten. Clarisfa! clarissa* Welkbtfluit? dorimont. 't Verwondert my gantsch niet clari ssa. Dit heeft me al lang verdrooten ; Al dat geteem verveelt me. (Zy geeft hem een papier.} Ik bid u zyt zo goed Van dit gefchil eens te beflechten. dorimont. opent het papier, üvv reekning! clarissa. Als gy ziet. dorimont. Wat meent gy uit te rechten ? —Maar ik ben niet gewoon clarissa. Indien ik 't zeggen moet, Had ik ook nooit nog voorgenomen Om heen te gaan', maar't is'er eindlyk toe gekomen. d orimont. Gy wilt vertrekken! —*. dit, dit doet my twyfel flaan Aan 't geen gy my beloofde: ik zal myn woord niet geeven.  > ï MISLUKTE BOOSHEID. SS CLARISSA. Gyzultniet! indedaad, de wy-heidkanbeftaan, Met een ge vloekten fchyn. vv uarvoor elks hart moet beeven; De oprechtheid woont thans by den zot * De zinneloosheid, woede, en duizend euveldaaden, By vrouwen die zig door de mannen zien verlmaaden, En, aangehitst tot wraak , flechts dienen voor hun fpoi; Maar't listige, die zweem van tedreaandoenlykheden, Datfchrandere, waardoor men zig in 't heimlyk wreekt; Die lydzaamheid, die flechts de gramfchap meer ontlteekt, Woont by den wysgeer: hoe uitmuntend zyn 's mans zeden! Wat zyt gy goed, Mynheer! welk een toègevendheid! — Gy zult uw woord niet geeven'. 'k Moet blyven, en men mag uw deugd niet wederflreeven.' — Ja ik moet blyven; maar, 'k weet wat my wordt bereid- Debraave Dorimoir wil zig daarmeê vermaaken, Dat hy my vlosk op vloek , wanhoopende, uit hoort braaken ; Hy wil my langzaam zien vergaan , Gely^ een bloem die door een donderende orkaan De fleel geknakt is; ó wat fchoone gunst bewyzen; Wie moet deze overmaat van vriendlykheid niet pryzen! DORIMONT. Uw taal verbaast my! welk een onrust in uw hart! Clarisf gy doet my waarlyk vreezen. clartssa. Zie daar een andre trek! — hoe kan het mooglyk weezen! De man vergeet zyne ernst' hy boert! maar, tot myn faalt, Op een geleerde wys. — Laat toch uw veinzen vaaren ! Na dat ik Diederik heb hier by u gezien, Kan 't u in 't minst geen voordeel baaren : Als vyanden elkaêr de hand van vriendfchapbién, Befchermen zy zig ook. Gy zult voorzeker weeten, D4  $6 CLARISSA; op, < Zo 'k Diedriks hart recht ken, waar toe myn haat befloot? DORIMONT. Ik weet dat; raaargy zult u zelve niet vergeeten: Gy zult de deugd zo niet onteeren, dat de dood CLARISSA. Het is zo wel gy hoopt my nog tot reên te brengen, Vertrouwende op myn deugd en myn befcheidenheid; Maar dat is niet genoeg; gy moet nog meer gehengen; ■ Want myn verwaandheid duldt niet dat men vruchtloos vleit: Eer ik myn wraak wil laaten vaaren, Moet Dorimont my aan myn voeten fmeeken; jat Dat alles nevens my verga, Zo ik DORIMONT. Wil toch bedaaren! Indien ik tot dien prys de onnoosle redden kon, Ik zoude u dat genoegen fchenken; Ja nimmer zoude ik my één oogenblik bedenken, Zo ik der boozen hart hierdoor voor de onfchuld won : Maargy, Clarisfa! gy, uw buitenfpoorigheden Verkiezen my ten doel van uwe fpotterny; Gy flreelt myn hoop door valfche reden; Kwaataartige,! laai my van uw verachting vry! CLARISSA. Uw weigring hoont my niet; want all' wat ik bedoelde Was fpotterny; tenvyl myn 'nart te wel gevoelde Dat geen vernedring , van dien aart, Het zou bevredigen: — maar best deez reên gefpaard; Myn rekening, Mynheer.. DORIMONT. 'k Zal ze u nog niet betaalen. Laat toch uw ziel eens ademhaalen:  de MISLUKTE BOOSHEID. 57 Denk eens hoe gy myn zorg beloonen zult! breng u 1 Het doodlyk oogenblik te binnen, Waar in uw vader fprak: „Kom nu myn vriend, kornmi; ,, Myn ziel vaart opwaards " CLARISSA. Zwyg — die foltring myner zinnen Zou u doen beeven; want myn wraak, daardoor gcfard, Bezielde ligt' myn hand om tot in't valfche hart- DORIMONT. Ik eis—» ontmenschte'. uw leven ! Is een tafreel, waarvoor het hardfte hart moet beeven; ó Onbermhartige! CLARISSA , lachende. Bermhartig wysgeer! gy 1 Verdient in waarheid medely'. Dorimont. [ Clarisfa! {hem ontvallen eenige traanendie hy tracht te verhergenj) Weet gy wel wat lot u ftaat te wachten lVa dat ge uw woede hebt voldaan? — De onnoozle Clementine , op'tfnoodstdooru verraên, Zult ge in de handen van haar beulen zien ; haai klagten, Haar traanen, haar gebeên, haar laatfte jammerkreet, Haar onuitfpreeklyk hartenleed Dit alles zal misfchien uw hart van vreugd doen fpringen : Het loon voor zulk een daad zult gy ontvangen; maar, 't Zal u met angst en fchrik omringen; Het zal zo onweêrftaanbaar zwaar Uw' boezem drukken , dat ge u eigen zelv zult vloeken , En vruchteloos naar uitk omst zoeken: Wanneer gy 's nachts ontwaakt, zal Clementine uw ziel Doen fiddren; uitgeftrekt in naare kerkerholen , D 5  51? CLARISSA; o f, Zult gy haar zien ; of, daar, daar zy voor 't flagzwaard vier; J Zy zal zig, dobbrende in een zee van bloed en traanen, Vertoonen , meteen glaiu van onfchuld op'toelaat; Gy zult bezwyken: in dien jamnurlyken ftaat Tracht gy vergeefsch u zelve een' wtg naar 'tgraf te baanen; Gy zult niet fterven, boeuu hart naar'tfterven haak': Met een verzwakte ftem fchreeuwt Clementine om wraak, Om wraak van de Oppermagt, die zal h;iar ftem verhooren: Ciarisfa.' beef voor't lot u door die magt befchooren ; Ja niet alleen des nachts , maar ook des daags, blyft gy Voor haar vervolging nimmer vry: Zy zal vol angst en fchrik u duizend beelden maaien, Die, een voor een, u doen verlangen naar den dood: Uw lot zal eislyk zyn! clarissa. Geen nood, Mynheer, geen nood! Ik zal den loop myns lots bepaalen: Ik heb geen hart van ftaal, geloof my't laat zig treffen. d o r i m o N t. Wat zegt gy! treffen! ach! Het laat zig treffen.' dat ik daar een blyk van zag'! Dan zoude U Clementine aan het gevaar ontheffen ; Want dan zoudt ge op myn beê den eisch der deugd voldoe», En de arme vluch'tlirjg mee behoên: clarissa. Deez taal doet me uw verftand geheel in fwyfel trekken'? ïefchouwt gy ieder dir.g niet meer naar zyneu aart ? Moet ik, een vrouw, u nog ontdekken Dat Dorimon ts gebed, met traanen zelfs gepaard, In lang de kracht niet heeft van 't fchetp gewet vermogen Eens dolks'? al die welfpreekendheid Waardoor de wysgeer zig een' weg naar 't hart bereidt; Zyn onophoudiyk poogen  : di MISLUKTE BOOSHEID. 59 I Om 't menschdom door de deugd te houden in den band, Zwicht voor de fterkte van de hand Waarmede een vrouw.door woede en wraaklust aangedreeven, Het moardftaal zwaait: — verltaat gy my? dorimont. Maar al te wel; gy doet my beeven. (Hy ziet haar eenige oogenblikken ftilzwygende aan wyst nasr den hemel, en zegt met veel nadruks.) Clarisfa! c l a r i s s a. Nu! — te laat, telaat — 'k verzoek dat gy Myn rekening voldoet. dorimont. Ach laat een opzet vaaren Dat u, 't zy vroeg of fpaê ter dood toe zal bezwaaren; Keer weder, 't is nog tyd! vergeet gy alle deugd En Godsdienst? clarissa. Godsdiensthoe! daar het my duidlyk heugt, Dat deze, volgends uw gevoelen, Geen ander oogmerk kan bedoelen Dan flechts 't gemeene volk in toom te houden. dorimont, na een groot e verbaasdheid getoond te hebben. Doch dat dit denkbeeld voords uit uw geheugen ga; 'k Had nimmer op het oog, als ik my dus liet hooren, ;Den waaren Godsdienst te onderdrukken,'k zie thans klaar, Schoon tot myn fmart, wat groot gevaar, Door onvoorzichtigheid, dien godsdienst is befchooren. clarissa, op een verdritige toon, 't Verveelt my; 'k bid dat gy myn rekening voldoet'.  Want ik zal alles wat my vallen deed, met een Doen nederploifen. — Nu, gy zult myn reekning geven ? 'k Verwachte u daarom hier. dorimont. Staak uwe afgryslykheên: i 'k Zal u voldoen — (Met aandoening ) Clarisf'! wat dood gy ook zult fmaakenJ, ! Beef!— laat de deugd clarissa. Vertrek, 'k wil ook de deugd verzaaken. ZESDE TOONEEL. clarissa. (Zy gaat in eene onachtzaame houding zitten , verzet zig dikwyls , en geeft alle andere tekens van iemand die woedende is: na eenige oogenblikken peinzens zegt zy.) D ie laffe veinsaart.' ik bemerkte rasch zyn doel. (Op haar hart ftaande.) Hoe knaagende is 't geen ik gevoel! • (Zy vliegt woedend van haai' ft oei, en gaat met groeft fchreden van het tooneel.) Einde van het derde Bedryf.  62 CLARISSA; o §} VIERDE BEDRYF, EERSTE TOONEEL. Dorimont, clementine, en een weinig daarna Mietje; dorimont, Hy fchelt, waarop Mietje bits* nen komt. G a rasch by Diedrik, en verzoek hem hier te komen ï (Tegen Mevrouw Clementine.) Ik bid verzeker my, Mevrouw, Dat gy u niet bedroogt. clementine. Laat dit u niet doen fchroomcn •' Ach, waarde Dorimont! hoe zou Ik my bedriegen, daar geen luchtftreek, geen gevaaren, 't Qelaat rnyns man zo zeer verandren kunnen, dat Ik hem niet kennen zou! óneen! myn ziel bevat Zyn gantfche beeldenis; ja zelfs kan 'k u verklaaren Dat ooi; het minde trekje aan haamiet kan omgaan: Beha! ven dat werd het my ook nog toegedaan Hem thans naauwkeurig te befchouwen, Tervvylhy wandelde——ochihyis't! watgroot geluk! —• Waarom zoude ik myn oog, myn hart,natuur mistrouwen!;^.» 'k Zag Diedrik by hem! ja nu eindigt al myn druk. dorimont. Achhadgy ongelyk!  i be MISLUKTE BOOSHEID. 6j CLEMENTINE. Hoe! zondtgy rny 't genoegen ? DORIMONT. Verdenk my niet, Mevrouw; gy kent myn hart,en weet Ipat ik uw heil bedoel; maar thans, thans is- uw leed Ten hoogden top. CLEMENTINE. Myn lot kan myne ziel vernoegen. DORIMONT. By dwaalt, ik bid, bedenk, wanneer uw hartvriend leeft; Als u de Hemel op uw bede hem hergeeft, fiat gy, op nieuw vereend, uw ligtlyk zult ontdekken, En 't my mislukken zal u aan 't gevaar te onttrekken: 'k zal u, op myn beurt, bewyzetï Dat ik, hoe zeergy ook dit vonnis tracht te ontvliên, Dwars door uw vynzery en listen heen kan zien. clementine. Neen, 't is gsen vynzery; myn hart; de huwlyks liefde; De liefde voor myn kind, die wel het flerkst my griefde, Doen my, voor u geknield, u fmeeken om genaê: Ach! zie myn traanen hoor myn zuchten '• Doet u de afgryslykheid der ftraf die ik moet duchten, Wanneer gy my verraadt maar dat ik te uwaards ga: Bezwykt uw ziel niet, als ge u gaat een denkbeeld vormen Van 't akelige dat u eenmaal zal beltonnen , Wanneer gy 't bloedgeld hebt ontvangen ? welk een fmart, Wat al verfchrikkingen, wat wroeging zal uw hart Verfcheuren! ieder uur zal u den dood doen vreezen > Hy, wat ge ook wenfehen moogt, zal onverbidlyk weezen -  ar. MISLUKTE BOOSHEID. 67 Daar hy u dag en nacht met angst en vrees vervult. I Stel u eens in myn plaats, en overweeg myn fchuld •, i Ik heb den Graafgedood; maar kan ooit vrouw gedoogetf, [ Diezighaare eer en pligt geduurigfteltvoof oogen, Dat haar een onverlaat daar van berooven zou ? Gy zelve, zoudtge uook niet wreeken? j Wel neem dan dat gy vluchtte en clarissa. 'tls zowel, Mevrouw; 1 Uw onfchuld is my klaar gebleeken: Vertel aan Dorimont de rest.—-In't eind, Mynheer, I Zult gy myn rekening ? dorimont. Niet eer Maar'k heb'tu reeds gezegd Onzinnige! kan't weezetf, J Dat de eene vrouw de wraak der andre heeft te vreezen 1 I Datzy haar traanen kan aanfchouwen, enheurhart jl Geen troost doen vinden in zyn fmart! clarissa. !l Maar immers kan die vrouw op uw befcherming hoopen ? dorimont. I Zwyg, adder! die ik in myn'boezem heb gevoed —— j Ja,'k zal haar redden. Beef! clementine. Stelt gy uw' boezem opeU | Voor all' de afgryslykheên die uw vereeld gemoed ] Beftormen zullen ? zie, zie my in traansn baadeii. clarissa op een koele wys. I Het doet mywaarlyk leed. clementine. En gy wiltmy verraaden j ! My overgeeven in de handen van den geen' E a  68 CLARISSA; or< Die my verdelgen wil! claris sa op haar hart jlaande. 'k Moet hier de rust herftellen, Door 't vuur van myne wraak te blusfchen. clementine. Datdereên, Hetmedelyden u in 't eind doe overhellen DERDE TOONEEL. clementine, clakissa, dorimon.t, die. de rik. clementine: Diederik ziende ir.komen ftaat zy opt tn treedt hem metyver te gemeet t zy vat zyn hand en kuscht dezelve, G y zyt het! diederik. Hemel! clarissa. Hoe! diederik met de uiterfte verbaasdheid. Mevrouw! clementine. „ Het dierbaarst oand Datmy van'sHemels milde hand Gefchonken werd: waarom myn hart veel jaaren bloedde, Toen de on verzoenbre nyd op zyne deugden woedde, Is u ter hand gefteld hergeefaan my een fchat Die al myn heil in zig bevat! diederik. Hoe nu, Mevrouw! —- welk een vervoering!  de MISLUKTE BOOSHEID, 69 dorimont. En geen wonder: Gy zult in korten tyd het gantsch geval verdaan. diederik. Ik da verbaasd! clarissa, Diederik met oogen vol verontwaardiging en woede aanziendeBeef voor den donder Van myn getergde wraak , die u zal doen vergaan. dorimont, vervolgt tegen Diederik. Hebt gy niet, korts geleeden j Een wandeling gedaan ? diederik zeer verwonderd. ó Ja Mynheer! wat kan dorimont. Enmeteenvreemdling? clementine, nogmaals de hand van Diederik kusfchende. Met myn' man! —— ja met myn' man, Mynheer! clarissa. Haar man! wat eislykheden! diederik. Uw man, Mevrouw! — kan 't zyn! — ik had dan het ge- clementine. luk....? Ja, zo die vreemdling, die verwinnaar van myn druk Nog in uw wooning is, dan hebt gy ... • , diederik, Wat genoegen! — Met uw verlof, Mevrouw! 'k zal uweêrzamen voegen. (In 't heengaan tegenClarisfa.) Ach! welk een gruwel had uw fuoode hand verricht! E 3  7» CLARISSA; oi, clarissa. Heb flechts geduld, myn hand bezweek nooit in haar' pligt. dorimont, tegen Claris/a. Ontaarte ! merkt gy niethoe'sHernelsalvermogen, Met de ongelukkige, de onfchuldigebewoogen, Haar ttoost in "t grievendst zielverdriet ? Of zultge ook tegen Hem uw wreevlig hart verzetten? Zwicht! zwicht, Clarisfa! zwicht daar gy Hem dreigen ziet» Want met een enklen (lag kan hy u gantsch verpletten. Keer weder tot de deugd, nog is het tyd. clarissa. Mynheer! Of liever, Wysgeer! (lei me inflaat om te vertrekken. dorimonti teruyl Clementine aan een tafel gaat zitten, Gy zult niet gaan, óneen, hoezeer Gy my tot drift poogt op te wekken: Gy zult eerst alles zien, misfehieu doet het u aan; Ten minden hoop ik zulks. clarissa. Ik zweer dat ik zal gaan. dorimont, haat by de hand vattende, Clarisfa! clarissa, haar hand losrukkende. Uw geduld doet my van woede beeven; Vloek my, in plaats van aan myn wanhoop krachts te geeven. Lafhartige! in uw oog ben ik een adder,- goed, Noem my een monfter, datgeeft voedzel aan myn' gloed. dorimont. ^k Zal my verwinnen, maar 't geen u thans kan mishaagen, 't Geen u verbittert, zai voorzeker nog uw hart Bekooren, als uw woede, ondanks de wreedfte fmart,  j) e MISLUKTE BOOSHEID. j| U zal begeeven i als ge u zelve zult beklangen; Als uw geweeten zal herlceven, en zyn kracht U z ,1 gevoelen doen ; als'teindlyk eens zal fpreeken , En zeggen: welkeen daad hebt, ofhadgy volbragtj Dan zult gy myne reen, zo dikwyls u gebleeken, Herdenken, enmisfchiendatmyne oprechte taal U ziel dan treffe, en ü behoede Voor't eindeloos verderf. r clarissa, in eene onachtzaame houding heen en weder wandelende, Misfchien. dorimont, na haar eenigen tyd met bedaardheid aangezien te hebben. ( Misfchien! — verwoede ■ Gy hebt een hart van naai. C Vy gaat naar Clementine , en houdt met haar een drukke, fiille , doch korte woordwisfeling. c i a r i s s a , nog wandelende. Wat eisfelyk gevoel! ( Zy vertrekt in de uiterjle wanorde ) dorimont. Het kan niet anders weezen. Ilydie't heelal beftüurt, kent ook uw ramp, Mevrouw; Verlaat u veilig op zijn trouw, Hy kan u redden, en uw vyanden doen vreezen : Weêrhou de wanhoop toch, die wreede zielenpyn ! clemementine, met tederheid. Ach! immers kan ik in zyn oog niet fchuldig zyn V Der vrouwen dierbaarst goed is de eer; moest ik niet waaken Ommy, door pligtverzuim, nietfchuldiger temaaken? E 4  CLARISSA; o f, VIERDE TOONEEL. clementine, dorimont, williams, diederik. clementine, haar'man ziende, ftaat met de grootfte drift op. JVIyn Williams! (Zy valt in zwym.) wi lli ams, zeer ontroerd, doch zonder drift, naar haar toegaande, vat haar hand, die hy verfcheidene keer en kuscht, terwyl hem eenige traanen ontrollen.) Mariatine! (Hy droogt zyn traanen af, terwyl Dorimont en Diederik toetreedcn, om Mev, Williams opterichten. ) Onlydelyke fmart 1 —— Rampzaalige' dorimont. Zy zal in korten tyd bekomen. Mev. williams, haare oogen openende, ziet Williams tederlyk aan, en ftrekt haare armen naar hem uit. Myn Williams! wil l i a m s , haar omhelzende, blyft aan haar hals hangen, terwyl zy beiden weenen. Dit is te veel voor 't menschlyk hart.' ó Hemel! — immers doet men ons het ergst noch fchroomen ? Wy worden nog vervolgd? diederik, tegen Dorimont. Dit fchouwfpel perst een' vlced  » i MISLUKTE BOOSHEID. 73 Van traanen uit niyre oogen: I *k Ben in myn ziel met hem bewoogen. DORIMONT. Waar is Clarisfa, die, dolzinnig, op hun woedt? Ach! dat zy kome! dat zy zie en ondervinde I Wat fnoode drift haar oog verblindde ! I Thans zou zy weenen; met eene ongeveinsde ziel De deugd omhelzen die haar dikwyls lastig viel, WILLIAMS. | Marianne! ons kind ? Mev. williams. Het leeft. williams. Het leeft! kan ik 't gelooven; Mev. Williams, op Dorimont wyzende. Zie daar den man die haar en my, fmds al den tyd Dat ik u misfeu moest, voor armoe heeft bevryd; Die ons tot nog befchermt ■—niets gaarzyn trouw te boven Williams, de hand van Dorimont km ■ fchende. 6 Deugdzaam mensch! verwacht een onwaardeerbaar loon; Want zulk een weldaad moet den hemel hoogst behangen, Om dat ze een heeilyk blyk van zeldzaamheid zal draagen : Gy doet my twyflen of de deugd, wier eerekroon Op aard' vcrtreeden wordt, niet nog op aard' zou weezen; Ten minnen in uw hart is zy op nieuw verreezen. dorimont. Al 't loon dat ik verwachtte is my reeds toegedeeld.; jl Want niets dat my zo heilryk ftredt Als dat ik haar, voor wier behoud myn ziel moestbeeven, Mag ongefchonden in uw handen wedergceveu: E 5  ?A CLARISSA; of? Ontvang van my een fchat Diealle waarde in zig bevat —— De rechter van myn hart doet my zyn gunst reeds fmaaken: Zie daar myn loon, Mynheer, 't zal my gelukkig maaken. williams. Gy vlyt myn ziel vergeefsch i Marianne is mooglyk nooit Zo na aan 't graf geweest, haar rol is haast voltooid dorimont. Zo heeft dan Diederik u reeds 'tgeval doen hooren ? djf.df.EiK, tegen Dorimont» Verfchoon my! ik heb niets williams. Waar fpreekt gy van, Mynheer ? Om myn Marianne lil haar onfchuldig bloed te fmooren liehoeft flechts één geval, één oogenblik, niets meer: De broeder van den Graaf, die beul van myne dagen , Van dien doem waardigen , die door de onfchatbre hand Van myne gade, in 't heetst van zyne onk uilche brand. Zo moedig' werd ter neérgeflagen, Volgt my reeds van naby, en heeft gewis ontdekt Dat ik thans by u ben, om 't voorwerp myner liefde Te omhelzen, en tezien bezwyken— opgewekt, Ontvonkt tot edle wraak , die my reeds lang doorgriefde, Wenschte ik Me», williams. Verfchrikiyk nieuws! Myn dierbaare echtgenoot-' Zou ons de hemel dan op nieuw te zaam verbinden, Om ons voor eeuwig weer tefcheiden door den dood? williams. Wat zorgen u verblinden,  de MISLUKTE DOOSHEID, fg Marianne! 't baare aan u geen kommer; weet gy niet Wat het te zeggen is om deugdelyk te leeven 'i — Schep ondertusfehen moed, en leenig uw verdriet — Thans zyt gy in myn magt; 'k zal u de rust hergeeven: Ja, fchoon iknimmerkan beftaan My tegen 't fchelmen rot der menl'chen te verzetten; 'k Zal echter, 'k zweer het u, hun poogingen beletten; Gy zult niet door de hand eens wreeden beuls vergaan —= Indien gy fterven moet ik zelf zal u dan Aagten; Ja, ik heb moeds genoeg om....... dorimont. 'k Bid bedaar, Mynheer! En vestig liever uw gedachten Op haar behoud , vorm u geen denkbeeld dat zo zeer De magt des Hemels hoont! fteun op zyn alvermogen En op uwzuivrezaak. williams. Slechts ydle naamen, vriend! 'k werd daardoor meer bedrogen; Indien de mensch, door wraak , Door dolle woede en moord, zig zelf niet kan verwceren , Is 't zeker dat hy vallen moet; De ervaamis kan dit duidlyk leeren; 'k Heb lang dit denkbeeld in myn zuchtend hart gevoed: 'k I leb dag aan dag gezien, dat pligt, dat deugd en reden, Moetwiilens worden door den mensch op aard' vertreeden: Ik, ik alleen Mynheer, heb alles ondergaan Wat immer da' gedrocht in ftaat is te verzinnen j Het denkbeeld daarvan brengt my duidelys. te binnen Dat ik een' doodflagmoetbeftaan, Om myne dagen te befluiten —.— Doemwaardig menschdom! —  76 CLARIJSA; of, (Hy vat Marianne by de hand.) Kom, Marianne.' kom! laat ons uw vyan .is woede fluiten- Laat ons hem zoeken — dat uw moed zyn' moed verftomm' dorimont. Wat wilt gy doen, Mynheer? diederik. VerfchriKlyk opzet! — Hemel! Mev. williams. Och Williams! ons kind! williams. Onskind! -zois't-wonskind Gyhebtgelyk— Marianne; in al het woest gewemel Van'tondermaansch, bevindt Zig ook dat fchoon kleinood ; dat pand van uwe liefde ; Dat dochtertje, in wieroog, als 'tmy de ziel doorgriefde , Ik uwe deugden las: (Met tederheid) maar 't zal haast zyn ont- Vanouders ónatuur! gy foltert my het harte; (bloot Uw kracht is flerker dan de dood — Spreek! is myn Betje ver vanhier ? dat zy myn finarte Verligt' — kar, ik haar niet eens zien ? Keen 'k wil myn morrend hart dat zoet niet doen verwerven; Want wie heeft geen gevoel van 't fterven; Wie zou met al zyn kncht den dood geen weêrftand biên In de armen van zyn kroost ? dorimont. Gy fpreekt fteeds van te fneeven williams. Ik of een ander, 't isme om 'teven Maar 'k heb een kind ; hoe ook myn hand zyn' pligt betracht', Het zal onwillig zyn —- zoudt gy ie-ts anders weeten ?  Ut MISLUKTE BOOSHEID. 77 Tegen Diederik. Ofgy Mynheer?——Marianne? indien gy iets bedacht —» Wie van u zal den mensch zyn opzet doen vergeeten? Wie zal zyn list bedriegen ? fpreek — Ik wenschtedat ffly zulk een groot vernuft eens bleek', diederik. Zou men niet fpoedig kunnen vluchten ? dorimont. Gy kent Clarisfa niet. Mev. williams» Maar zou't onmooglyk zyn? williams. Wie is toch die Clarisf' waar voor me» fchynt te duchten ? d o k i m o n t. Een monfter. williams. Anders niet! Mev. williams. Ach! welk een wreede pyn Veroorzaakt gy myn hart! — myn Williams! uw zinnen Zyn gantsch verbasterd! welk een merkbaaronderfcheid In uw gevoelens '■ 'k breng my thans, met fchrik, te binnen Uwe edle deugd, verftand, uw zachte infehiklykheid; Uw menfchenliefde, om welke u ieder hoog moest achten! Waar zyn die ? 'k vind u woest, een menfehenhaater — fpreek, Zoudt gy de deugd niet meer betrachten ? Al die verandring....... w 1 l l i a m s. Is een vrucht(fchoon 't unooitbleek',) Der wreedheid van den mensch, die, by't uitwendig teken  ?3 CLARISSA; of, Vuti deugd en godsdienst, met een onvertfaagde hand, Zyn broeders hartaêr af durft iteeken. diederik. Mynheer, gy hebt te veel verftand Om al het menschdom als ondeugend aan te merken,' Daar zyn 'er zekerlyk wier hart de deugd bemint; Uwe echtgenoot zal u in dat gevoel verteken, Wyl zy tot nog daarvan deblykea ondervindt. williams. 'k Beken , Mynheer, zy heeft die waarheid ondervonden: De geen die zig tot haarbehouduis heeft verbonden Is waarlyk deugdzaam; maar hy is't ook maar alléén Die ik ooit blyken van zyn deugden heb zien geeven * - Dit kuntgy niet weêrftreeven: Wie noemt een'zandberg zwart, om dat 'er in 't gemeen Ook zwarte zandjes zyn ? of zoudtgy overhellen Een wildernis, daar gy een enkeldbloemtje in vindt, Op even hoogen prys te Hellen Met een volmaakten tuin ? dit waar' gedwaald myn vrind, diederik. Nogthans, Mynheer.... VYFDE TOONEEL. williams, Mev. williams, diederik, dorimont, clarissa, duval. CLARissa, tegen Duval, die haar by 7 inkomen volgt. y. dLJie of ik 't loon mag vraagen.  BE MISLUKTE BOOSHEID. '9 bijval, op Mev. Williams wyzende, die tevens een gil geeft. lu 't eind zy: gy ontdekt. williams, zyn'' degen trekkende. Neen, booswicht! — niet door u; ( Hy wil Duval doorftooten, maar wordt doorDorimont' Diederik en Mev. Williams wederhouden, terwyl Clarisfa door een kwaadaartige lach, en verfcheidene wezenstrekken haar inwendig gevoel uitdrukt.) i uval, mede zyn1 degen trekkende. Wie zyt gy die u voor een moorderes durft wangen ? williams, Duval met oogen vol vuur aanziende» Verdedig u, barbaar * onzaalige! duval. Wel nu. williams. Uw bloed, waar naar ik dorst; dat ik met vreugd zal plengen j Moet met het fchuldig bloed uws broeders zig vermengen, Eer dat de hoon Mev. w i l l i a m s. Bedaar — (zig voor de voeten van Duval werpende.) Ach! Duval! dorihokt, zeer verbaasd. Duval! * hoe/ (Tegen Clarisfa.) Affchuwelyk gedrocht! clarissa, ter zyde. Dat ik myn wraak voldoe! diederik, tegen Dorimont. Des Graaven broeder'.  8o CLARISSA; or, dorimont. Ja- Mev. williams. Mynheer! zie myne traanen ! Ach! laaten zy myn hart een weg tor uitkomst baanen! Zie my voor u geknield! — dat gy myn leven redt! —» Dat uwe deugd een perk aan uwen wraaklust zett'! . Ikichouw myn misdaad ! — zyt grootmoedig! —. zyt rechtclarissa, tegen Duval. (vaardig.' Ik heb u overtuigd, dit zy genoeg Mynheer — Deez fcheimen zyn geenzins uw byzyu langer waardig; Kom,gaan wy. dorimont, tegen Duval. Ach! keer wéér '• Verhoor uw eigen hart! laat flechts de reden fpreeken! Wie is't die gy vervolgt? — wie! — waar' zy u bekend; Ware u zo wel als my haar groote deugd gebleeken '• De beste moeder, die, na alles aangewend, Na alles vruchteloos te hebben ondernomen Om (oevlucht voor baar kind, is in myn huis gekomen ; De teêrfte gemalin, die duizend blykeu gaf Van ongelreuktetrouw, ftortgy in'takliggraf; Gy waagt, indien gy haar vervolgt, uw eigen leven; Wy zullen niet altoos u hoeden voor 't geweld, Voor 't woeden van haar' man. duval, IVilliams aanziende, Haar man! williams, die ge duur er, de V voorgaande , V grootfte ongenoegen getoond heeft, tegen Duval, ja! — wil niet beeven,  DE MISLUKTE BOOSHEID. Jt Doemwaarde! ik heb myn woede een perk en paal gefield U treffende,ondanks myn begeerte u te zien fterven, Was ik gelyk aan hem, die zyn beminlyk kind By duizend monflers in het akligst bosch laat zwerven, Terwyl hy al zyn kracht verflindt, Om 't eene wangedrocht na 't andre te beftryden, In plaats van 't fchreeuvvend kind op éénmaal te bevryden Door het te ontrukken aan 't gevaar: — verdaat gy my? duval. 'k Weet niet of'k u verfla, nogthans moet ik u zeggen Dat my uw taal verdomt. williams. 'k Zal u niet wederleggen — Gy zult duval. Geloof my vry, Al 't geen ik zie ontroert myn hart.' williams. Uw hart! —kan't weezen» Dat hart,ontmenschte! in 't welk een booswich t,tot myn fmart, Schreeuwt om de wraak!—ik weet dat ik uw hart Op 't allerhoogst moet vreezen: Kunt gy vergeetendat myn vrouw, met reen verwoed; Haar hand bevlekt heeft met uws broeders dartel bloed ? Kinu ,,gy Marianne dit vergeeven? Marianne, die haare eer meer waard' was dan het leven? Die, zegevierende op den fchandelykden lüst, Den reeds gedoemden boef zyn vlam heeft uitgebluscht? Marianne omhels me, (Hy bukt neder, om Mevrouw Wil* liams te omhelzen.') En derf! (Hy wil haar doorjlooten, doch wordt door Diederik, die by hem ftaat wederhouden,) diederik. Wat wil uw hand verrichten ? dorimont. 6 Hemel! williams. Stoor my niet in 't oefnen van myn pligten j F  1 S* CLARISSA; of, Of moet de onnozele inde wildernis vergaan ? Mev. williams. Ach! — Duval f —Williams! —dit kan alleen beftaari Om my het leven te doen derven. duval, zyn"1 degen wegwerpende. Neen, neen gy zult niet fterven —■— Myn ziel beklaagt uw lot —— gy zult niet fterven, neen; 'k Ben onbeftaanbaar voor zo veele aandoenlykheên. (Hy richt Mev. Williams op, en omhelst Williams, tegen, wien hy ver' olgt.) Schenk my uw vriendfchap, 'k zweer uw vrouw te zullen hoeVoor 't oumedogcnd woeden (den Van myn geflacht; ja boven dit, Zal 'k haar vergiffenis bewerken, Ten prys van all' wat ik bezit. clarissa, met de uiterfle trekken van woede , en Stampvoetende, haare oogen naar den grond keerende. Barst! 'williams, met nadruk tegen Duval, Wilt gy eindelyk myn wanhoop nog verfterken? duval. Ik zweer. williams. Bedrieg my niet.' d u v i~ l. ó Neen -—— by Hem die alles ziet... williams, zig in de armen van, Duval werpende. Myn vriend! myn hart bezwykt. dorimont, de hand van Duval kusfehende, waarin Mevr. Williams hem volgt. Beminnelyk mensch! Me v. williams, Duval te voet vallende. Myn zwygen Duval, haar de hand aanbiedende. Laat af! -— laat my volmaakt de zegepraal verkrygen: Myn hart betuigt dat ik niet meer deed dan myn' pligt.' (Tegen Clarisfa.) En gy, kan 't mooglyk zyn dat nog uw wraak niet zwicht?  de MISLÜKTE BOOS HE I D. *y c l a r i s s a, Kon ik met éénen (lag u allen hier verdelgen Maar neen', gy triumpheert! — op my - het kan wel zyn — Doch uw triumph is kort — dehelmoete ü verzwelgen! — Myn vloek — het blikzem vuur..,. (Zy(laat zig voor de borst en blyft, wrikkende, in haart woorden fleeken.') Onlydelyke pyn! — (Zy loopt met furie naar den weggeworpen degen van Du ■ val, doch wordt door Dorimont wederhouden , in denzelvétiOp te ra*pen,~) D o r I m o .N t. Wat wilt gy! diedekik. Hemél! — kon dit monfter my behaagen j Heb ik haar ooit bemind! clarissa, zy vertrekt in de uiterfte wanordenna verfcheidene pogingen om te fpreeken gedaan te hebben, zegt zy alleenlyk:) Vermorfele! Mev. williams. Zy is geheel en al ontzind, w i: l L i t m s. Het is een mensch , Marianne: — thans rekên ik myn dagen Gelukkig, wyl haar doel mislukt is ach vriendin '• Erkennen wy ons heil! de tedre huwlyksmin Zal ons daarvan altoos een dierbre blyk verttrekken dorimont, tegen Duval. Hoe wist de onzinnige u te ontdekken ? duval. 't Geval heeft haar tot op deez'flond Gediend: toen ik my met myn' knecht, op reis bevond, Ontmoetten wy, wat zaak koh ooit gepaster komen, Dien van Heer Williams; wy volgden hem, daar hyj Den zelfden weg öök hield dien wy Ons hadden voorgenomen, Tot aan het naaste huis door tedre broedermin Ontvonkt voelde ik myn wraakherleeven; Des ben ik hier omftreeks als op de wacht gebleevan, F 2  $4 CLARISSA. Want vast beeldde ik my in Dat zig Mevrouw 'er zou bevinden: Niet weetende wat ik my thans zoude onderwinden; Zag ik deez Eleeren binnen gaan, Waar na zy, die zo even Vertrok, zig aan de deur vertoonde; ik fpreek haar aan Om my van hun bericht te geeven: Terftond verzekert zy, terwyl op haar gelaat De wanhoop als gefchilderd ftaat, My 't lot van Williams te kunnen kenbaar maaken. Neemt onvoorzichtig aan, my, fchoon zy my niet kent, Zelfs haar te ontdekken die myn gramfchap moest doen blaa- 'k Heb daar toe alles aangewend, (ken: Zo fpreekt ze, en vat myn hand, geleidende my binnen. 't Is zeker dat die daad, zo elslyk als verwoed, Zo veel te weeg bragt op myn zinnen, Dat thans myn hart, in plaats van wraak, het meêly'voedt; Dat ik de moorderes myns broeders niet doe fneeven. dorimont. Men moet haar aan zig zelv dan eindlyk overgeeveh: Wanneer gy ons befchermt vrees ik haar woede niet. williams, tegen Dorimont. En gy Mynheer, wat loon dorimont. Ik heb myn loon ontvangen; Het is het loon der deugd-—wat kan ik meer verlangen! Gy zegeviert op 't kwaad; verwisfeit uw verdriet In onwaardeerbre vreugd; myn hart mag zulks gevoelen; (Op Duval wyzende.') Dit deugdzaam mensch alleen zyt ge al uw dank verpligt— I Clarisf'! Clarisf'uw'or..... maarwaartoe meer tewoelenj I Schenk my uw vriendfchap, om , daar alle kommer zwicht Te erkennen, dat het welbehaagen Des hemels, wysheid is, tot heil van onze dagen. EINDE.