C E C I L I A, OF DE DANKBAARHEID; TOONEELSPEL. HET FRANSCHE VAN SOURIGUERE YRY GEVOLGD DOOR PJETER JOHANNES UTLENBROEK. Te AM S TE LD AM, hy PIETER JOHANNES UYLENBROEK. mdccxcvii. ^_ ■—-   Weldadigheid vcrpligt, en overrekent niet. LAATSTE TOONEEi.  PERSONAADJEN. SAInville, koopman. ceCILIA, 2y«« dochter. LIZETTE, hare kamenier. florival, minnaar van Cecilia. Bern ard, huiskasjier, of kashouder, van Sainville, joseph, j \ knechts. benjamin, ) Hei tooneel is te Parys, in het huis van SainviJle. C E-  CECILIA, OF DE DANKBAARHEID; T O ONEELSPEL. EERSTE T O O N E E L. CECILIA, LIZETTE. LIZETTE. al Ik zie dat ge in het eind' weer hier gekomen zyt. H Het land is aangenaam in blyden zomertyd, li Ik Hem dit gaarne toe; maar fpreek my ook niet tegen, H Dat in den winter 't land de Had niet op kan wegen. | En uwe tante... ? Ontglipt geen woord van haar uw' mond? | Cecilia! hoe vaart ze ? CECILIA. ö, Tante vaart gezond. A II-  2 CECILIA, LIZETTE. Waar is uw treurigheid dan tcch uit voortgerezen ? Hoe! wilt gy niet meer fchoon,niet meerbcminlykwezen? Denk dat verborgen fmart, die 't levensvuur verdooft, Den gloed der leliën en rozen u ontrooft. . . Op 't zien van uwen rouw word ik tot rouw gedreven. Beklaagt gy mooglyk wel 't gemis van 't buitenleven, Daar 't weelderig Parys u geen geneugten bied ? CECILIA. Ach, laat me in rust, Lizette, ca ondervraag my niet. LIZETTE. Aan uw bepeinzingen zal niets u dan onttrekken ? CECILIA. Vrindin, myn hoofd is vol. LIZETTE. Ik kan 't geheim ontdekken : Uw hoofd niet, maar uw hart. Ik raad het, wed ik, recht. CECILIA. Waarom verbeeld gy u 't geen u niet word gezegd? Wanneer één oogenblik de zorgen ons verwinnen, Wanneer ,wy denken ; volgt dan daaruit dat wy minnen ? Voorwaar een fchoone foort van redekaveling! LI-  TOONEELSPEL. -3 LIZETTE. 't Is nutteloos dat zich uw hart voor my bedwing': Cecilia, gy mint. CECILIA. Ik min! ik ? LIZETTE. 't Blykt niet duister. CECILIA. Dit is onmogelyk; gy zult het hooren ; luister: 't Is nu de vyfde dag fints 't wonderbaarst geval Gebeurde, dat ik u getrouw verhalen zal... 'k Had met mj n tante by myn nicht Eglé gegeten. De ligging van baar huis zult gy voorzeker weten. Na de avondwandeling, die vrolyk wierd volbragt, Was 't tyd naar huis te gaan, \6ór 't vallen van de nacht. Het was toen reeds mooi laat. Myn tante en ik, wy beiden, Wy zagen ons alleen door onze meid geleiden. Wy fpraken van het weêr. van ftroom- en windgeruisch, Toen we eensflags uit het bosch, dat ons geleid naar huis, Door fchietgewecr, ons uit de katmte voelden rukken. De fchrik, die ons beving, is u niet uit te drukken. 'Er volgt een tweede fchot, en, eer wy verder gaan, A 2 Zo  4 CECILIA, Zo vallen, uit het bosch, zes roovers op ons aan. Ziedaar ons, weereloos, ten prooij' der ergfte elende. Een vreemde jongling (lort, al fchreeuwende, op de bende. „ Ontzie de onnoozelheid , lafhartig moordgebroed! „ Vlugt, eer myn treffend ftaal u allen,fneuvlen doet! „ Ruktaan,myu vrinden!komt!"laat hy zichdondrendhooren. 't Geboefte, dat, door fchrik, den moed reeds heeft verloren, Vlied, en laat ons in 't fiof voor onzen held geknield. Hy richt ons op, en zegt, door tederheid bezield: „ Hoe zegen ik de gunst van 't weldoende Alvermogen, „ Mejuffers! door myn list zyt gy 't gevaar onttogen. „ Hoe Ijeilryk is myn lot! 'k Dreef monsters op de vlugt, „ En tegen alle zés- was ik - alléén geducht. ■ „ Ik vloog myn rytuig af... het Haat my ginds te wachten. „ Ik weet niet wat belang... Ja, dit zyn myn gedachten, „ De Hemel zond my hier tot uw behoudenis.'' Zo dra dees tedre taal door hem gefproken is, Zyn wy te famen reeds aan tantes huis gekomen. „ Mejuffers'"zegt hy toen:,, door pligtliefde ingenomen, „ Spoede ik my naar Parys: ontfangt myne affeheidsgroet'. 't Smart my dat Florival u reeds verlaten moet"... Ik tracht met hand en mond hem In zyn doel te fluiten, Om  TOONEELSPEL. 5 Om myn verrukking, om myn dankbaarheid hem te uiten; Vergeefs, helaas! vergeefs: hy gaat myn'wensch tekeer: Hy is my verre ontfneld, en, 'k zie hem reeds niet meer... Lizette, ach, fints dat uur, ik moet het u belyden Daar my en hootj, en vrees en ongeduld beftryden, Draag ik, ondanks myzelve, in 't binnenst van myn ziel. De beeldtenis des hclds, die my zo flerk beviel... Nu, fprcek, is dit nu liefde ? LIZETTE. ó Neen; wat dwaze (treken ! *t Is loutre dankbaarheid: wee, wie dit durft weêrfpreken ! De jonge vrecmdling heeft u 't hart wel diep geraakt. CECILIA. Ach, had gy hem gezien!... Wat was hy welgemaakt!... 't Is nochtans niet de bloei der lente van zyn leven , Noch t hartontvonkend vuur,dat we in zyn oog zien zweven, Waardoor de ontroering in myn ziel geboren word; ó" Neen; eene andre drift heeft hy my ingeflort: Ach, hoe vergeet ik ooit zyn edelmoedig ftryden, Zyne ingetogenheid in 't hevigst van myn lyden, Waarin by, hulpeloos, myn moorders heeft verjaagd , A 3 En,  6 CECILIA, En, tot myn lyfsbehoud, zyn leven fier gewaagd ? LIZETTE. Dit zou een laffe en zwarte ondankbaarheid verraden. C EC I LIA. Gy ziet dan eindlyk nu de heimclyke zaden, Den efgenlyken grond van myne treurigheid? LIZETTE. ó Ja! myn hart neemt deel in 't wee u toebereid. CECILIA. Hoe! my te ontvlugten , cn geen hoop te laten kweckcn Om van myn dankbaarheid hem ooit te kunnen fprckenl LIZETTE. Hoor, d!t geval fchj nt my een tedere roman ; En ik, ik zeg, ronduit, cn 'k hou me 'er zeker van, Dat de onverfChrokken held dier wondrc deugdbedryven Niet lang befluiteu zal om onbekend te blyven. CECILIA. Ach, in de ontroering, die myn hart heeft overheerd, Bcflis gy of Mondor, die myne hand begeert, De fladsvcrmakcn my tot vreugd kau doen verftrekkeo. Li-  TOONEELSPEL. f LIZETTE. Hoe , zou die oude gryn, die norfche vrek der vrekken-, Dan dingen naar uw hand en naar uw mingenot ? CECILIA. Hyzelf. LIZETTE. Kan 't mooglyk zyn! der zotten opperzot! CECILIA. Hy vraagt myn' vader 't woord , opdat hy zeker flage. LIZETTE. Het zy zyn dwaze liefde u al of niet behagc ? CECILIA. Hy zegt: Het geld! het geld! Ziedaar al zync min. LIZETTE. Om aangenaam te zyn, maakt hy een raar begin. CECILIA. Wat zegt een gade, die ons hart niet weet te treffen ? Die onze ziel niet ftreclt ? Gy kunt het zelf bezeffen. LIZETTE. De jonge vreemdeling denkt zeker zo als gy; Ik wed dit. CECILIA. Inderdaad?... Hoe minzaam praatte hy! A 4 Hy  * CECILIA, Hy is zo fraai van leest als zedig en befcheiden. LIZETTE. Wat lieve eenftemmigheid beheerscht aireede u beiden! CECILIA. Gy kent hem immers niet ? LIZETTE. Wel, neen; maar ieder woord, Maar ieder daad van hem toont dat hy u bekoort, En 't u wel fpyten zou, zo gy hem kost mishagen. CECILIA. 't Schyat dat gy zyt gezind om heden my te plagen. LIZETTE. Het is 'er vcrr' van daan dat ik dit ooit bedoel; Maar, weet, dat ik den last uws toeftands recht gevoel: Die last is moeijelyk, cn byna onverdraaglyk: Ik ben oprecht van aart, en noem het zeer beklaaglek Dat de onbekende niet word voor uw oog geleid. CEC ILIA. Vaar voort, vermaak u wat in myn verlegenheid. LIZETTE. Ik poog, integendeel, die glad te doen verdwynen... Maar 'k zie den looper van uw tante daar verfchynen : Myn  TOONEELSPEL. 9 I Mk man , die 't geld hem moest betalen: j 't Is... Polemir, uw neef... Gy zyt het, 't is uw fmaad , I Die my, myns ondanks, dwingt dat ik 't geheim verraad. s A J K*.  44 CECILIA, SAINVILLE. 6 Hemel! Pc-Icmir! FLOR! VAL. Eensflags in ramp gedreven, Kon hy onmogelyk myn' vader 't zyne geven; En Florival, mynheer, zo teer als groot van hart, Verzekerd' van 's mans eer, gevoelig voor zynfmart. Ten einde zyn krediet noch onderlteuning vonde, Zweeg ftil, cn bragt het zyne een doodelyke wonde. SAINVILLE. Dat 's Hecht. De eer waag' men niet: zeis onze grootfte fchatJ . FLORIVAL. Zoud gy zo fpreken als ge een hart als 't zyne had ? Uwe yskoude eigenmin, zo ftug als onverzoenlyk, Bcfchouw' die cedle daad ten eenemale ondoenlyk; ft kan 't begrypen, ik, die, u niet verder dring. Ik ben thans fier op uw vermcctle weigering. Zo laag een dcnkwyz', door elk groot gemoed te doemen, Maakt u onwaardig u myn' redder ooit te noemen. Gy krygt gewis uw geld; 'k verzeker 't u, mynheer. Wacht niet dat ik op nieuw tot fmecken my verneèr'. Een dierbaar offer zal myn doel my doen befchietcn. De eer van my dienst te doen zult gy na niet genieten.' VEER-  TOONEELSPEL. 45 y~ E E R TIENDE T O O N E E L. sainville, alleen. Mvnheer, vergeet gy u?... Maar is hy wel doemwaard'? . De deugd, ja de eer, zo 't fcbynt, geeft hem zyn' fleren aart. Hy is gevoelig, jong, en laat zich niet vertfagen. Dus is het dat een zoon zyn' vaders roem moet fchragen. Maar ik, van myncn kant, ik deed myn' pligt geheel. Weèr leenen tot myn fcbade!... ik leed alreeds te veel. V ¥ F* TIEND E T O O N E E L.' sainville, cecilia. cecilia Myn vader ,'k durf, geknield, u met vertrouwen fmeeken, Uw goedheid cn uw gunst voor my te laten fpreken, l sainville. Myn dochter, fta toch op. Ter zyde. Wat of dit weêr beduid ? Het zou byzonder zyn, kwam 't op één oogmerk uit. Tegen Cecilia. 'Ik fta verzet!.. Daar gy uw huwlyk zult voltrekken... CE-  S! '46 CECILIA, cecilia. Ik kan, ik mag myn hart u langer niet bedekken: Helaas! het gruwt van d' echt, die my te wachten fta" r. sainville. Wel hoe! cecilia. Dc heer Mondor verwekt my zulk een' haat, 'k Heb zulk een' wederzin in hem tot man te kiezen, Dat ik 't wclvoeglyke eer zou uit het oog verliezen, Dan dat ik letten zoude op zyne iiefdcfinart. sainville. Een ander heeft den weg gevonden naar uw hart, Myn dochter! 'k zie het klaar: gy houd dc waarheid binnen. cecilia. Myn vader 1 sainville. 'k Zie,gy bloost! een rfnderftreclt uw zinnen. cecilia, met verlegenheid. Myn vader!... 'k zeg dat niet. sainville. Maar uwe ontroering fpreekt, En zy verraad den gloed,dien ge in uw' boezemkweek 1. Gy t  T O O NEE L S P EL. 47 Gy moogt, naar myn begrip, ïntnsfchen wel bedenken Wat grooten fchat Mondor 11 door zyn'echt kan fchenken» CE CXI. / A. Wal geef ik om z\n' fchat? en waar dient my die toe? 'k Ben ryk genoeg als ik u minne en u voldoe. sainville. 'k Herken myn dierbaar kind aan zulk een taal te hooren. Maar , myn Cecilia, Mondor zou u bekoren, Zo geen gelukkiger, dien gy in 't heimlyk noemt, Hem in uw teder harte alreê niet had gedoemd. cecilia. Ik aarzel langer niet myn waar gevoel te ontdekken: Myn hart moet langer u tot geen geheim verftrekken. Zy geeft hem den brief, door Benjamin haar gebragt. Lees. sainville. Van myn zuster... Maar,wat lees ik? is 't geen fchyö? cecilia, ter zyde. 6 Hemel! hoor myn' wensen. Overluid. Gy fchynt verbaasd te zyn ? s a i k-  48 CECILIA, SAINVILLE. De zoon van Florival? CECILIA. Ja, hy behield my 't leven: Een bende moordenaars had zeker my deen fueven, Verr' van zyn hulp, zyn' moed, en zegenryk beleid. SAINVILLE. 'k Erken, verrukt, dat blyk van edelmoedigheid. Maar, zonder voor als noch in uw belang te treden, Weet gy wat fchade ik van zyn' vader heb geleden? 'k Verlies door zyn bankroet, in Oenen flag, geheel Tien duizend kronen. CECILIA. ö M) n vader, 't is zeer veel; De reden tot uw' toorn' kan my gevoelig fpyten ; Maar, doet de vader kwaad, is dat den zoon te wUcn ? SAI N VILLE. Den zcon van Florival worde uwe liefde ontzegd. CECILIA. Ach, zal 't my mooglj k zyn ? SAI > VILLE. Gy kent my waarl\k flechf, Zo  T O O N E E L S P E L. A9 Zo ge u verbeeld dat ik, die fcbandlyk wicrd bedrogen, Deii zoon van Florival als fchoonzoon kan gedoogeu. CECILIA. Helaas! het is te laat: ik voel 't, hy heeft myn hart. Zoud ge oorzaak willen zyn van myne onheelbre fmait? SAINVILLE. 6-Kom , Cecilia! dit hebt gy niet te vreezen: Uw liefde is naauw' ontftaan 5 en zon ze onheelbaar wezen? Tot nuttig overleg gun ik u gaarn den tyd, En 't valt u vast niet zwaar dat gy gehoorzaam zyt. Myns ondanks ziet ge jn my een weinig tof had wonen; By minder liefde zou ik minder flrengheid toonen. Tot tydelyk geluk zyn goedren ons van dienst. 'k Verlies byna al 't myne op 't allerouvoorzienst. 't Gevolg des handels is tot noch toe onnaooglyk. Een paar bankroeten meer, dan is het my onmooglyk Dat ik uw heil bewerk'. Dit denkbeeld , zo vol fmart, Valt my ondraaglyk zwaar: 't verplet myn teder hart Gy moet dus, tot uw rust, uw neiging overheeren. Bedenk dit; 't is uw pligt, en 't vaderlyk begeeren. Hy vertrekt. D ZES  Sfl CECILIA, ZESTIENDE T O O N E E L. cecilia , alleen. Wat zegt hy my? Hy waant, gedrongen door zyn leed, Dat ik, als hy flcchts wil, myn' minnaar dan vergeet'! Vergeten! Florival!... Die fchuld ware onverzoenlyk: Myn leven redde hy: myn hart is veel te aandoenlyk... ZEVENTIENDE T O O N E E L. cecilia, lizette. lizette. Mejuffer! cecilia. Wel, Lizette? lizette. Ik zoek u overal. Groot nieuws! cecilia. Wat is het dan ? fprcek op. lizette. tt, j 'kZag Florival, Uw' onbekenden. cecilia. Hoe! LI- J  T O "O NE EZ L S ' P E Li 51 LIZETTE. Ilemzelven.. en, met reden, Kost gy uw dankbaarheid vast beter niet belleden: Hy is bevallig, jong... CECILIA. Lizette, zaagt gy hem ? Waar dan ? en op wat wyz' ? fpreek... Hebt gy nu geen ftem? LIZETTE. Wat rept ge u!...'kZag hem hier;hier hoorde ikzelf hem praten, ö, Myn nieuwsgierigheid is, weet ge, bovenmaten. AGTTIENDE T O O N E E L. CECILIA, LIZETTE, BERNARD. CECILIA. Wel nu, mynheer Bernard! zyt gy te recht geraakt? BERNARD, God dank! 't is alles wél: de zaak is klaar gemaakt. CECILIA. Hoe groot is myn geiuk! BERNARD. Gy moet nochtans bezeffen ' Dat ik veel moeite had om zéker doel te treffen. L. . Da Waar  sa CECILIA, Waar vind men, in der yl, in foortgeiyk geval, Een' eerlyk' man, die, gul, de waarde geven zal Voor fehatten, die ons licht tot woekerwinst doen neigen? De goede trouw is juist niet allen kooplièn eigen: Vcrkoopen zy hun goed, dan geld het noch al iets; Maar koopen zy wat in ? dan willen zy 't voor niets. CECILIA. Hoe zal ik u myn vreugd voor zulk een' dienst verklaren 1 Ik zal erkentlyk zyn. BERNARD. Ach, laat my recht weéïvarcn, En , als ik 't bidden mag, onthou flechts altoos wél, Dat ik myn hoogst vermaak in u te dienen Hel. CECILIA. Gy zyt verpligtend goed. BERNARD. Nadien noch daarenboven Dees daad zo fchoon is als men naauwlyks zou geloven, Zo doet de blyde hoop my by vooruitzigt zien, Dat ik 't vertrouwen van uw hart geheel verdien. LIZETTE, ter zyde. Dit is Hebreeuwsch voormy ;'t zyn onverftaanbre klanken. CE-  T O O NE ÉL SP E L. CECILIA. \ \ 'A 3 O A VI De eer is daarvan aan u gelyk aan my te danken. Ik ben u zeer verpligt. Vertrouw, in zulk geval, Dat" ik altoos my van uw hulp bedienen zal. », i 'MrRN'ArBfP-?.! rJ^/s: s%na\ rtlfl Ik zal altoos voor u van trouwen yver blaken. Het geld is reeds bezorgd. LIZETTE. ' 'k Hoor icmant ons genaken, Mcjuffer!... Maar, kan 't zyn! bedriegt my myn gezigt?.,-. Neen ! 't is uw vreemdling, wien gy 't leven zyt verpligt, CECILIA. 1 " Hoe! Florival'. LIZETTE. Hyzelf: zie hem reeds binnen treden. BERNARD. *k Heb hem als kind gezien. CECILIA. Hoe fiddrenall' myn leden! ) D3 NE'  ^ C E C I L I A, NEGENTIENDE T O O N E E L. cectlia, lizette, bernard, florival, cecilia, met de oogen zedig nedergejlagen, 'n jonge redder is in myn nnbyheid dan 1 lizette. Hoe ftreelt my zyne komst meer. dan ik uiten kan! florival, die Ctciiia noch niet in het gezigt heeft gezien. 'k Zou gaarne, indien 't kon zyn, mynheer Sainville fpreken. cecilia. Mynheer, hy is een poos in zyn vertrek geweken. florival. 6 Hemel! 'k fta verfteeud... Zytgy't, mejuffrouw? gy? Ter zyde. Door welk een vreemd gevat verfchynt zy hier voor my ? Ik voel op 't fterkst myn hart door hoop en vrees gedreven* cecilia. Gy , jeugdige eedle held ! gy, redder van myn leven! Gy, alle erkeutnis waard'! zyt gy het, Florival?... Licht dat de zoete vreugd myn' adem fmooren zal! f l o-  T O O N E E'L S P E L. 53 florival, ter zyde. Zou zy, cenftcmmig met myn hart, my ook beminnen? Overluid. Hoe ftreelt uw heusch onthaal myne opgetogen zinnen I 't Geeft myne ontzetting moed, terwyl 't myn hoop voltooit Verwaardigt ge u wellicht... ? cecilia. Ach,hoe vergelde ik ooit...? Vcrfchoon de ontroering , die myn ziel niet kan verbergen... Gy ziet het zelf, mynheer! wie zou my 't zwygcnvergen? *i Ben alles u verpligt, die 't fprekendst blyk my gaf... florival, fchielyk en nadrukkclyk. Neen, alles dank ik u. Van 't heilryk tyd'ftïp af Dat 's Hemels goede gunst u, lof zy 't alvermogen ! In al den glans der jeugd deed komen voor myne oogen, Door de eêlfte zedigheid, door godlyk fchoon verlicrd, Daar gy door moordenaars verwoed befprongen wierd, Angstvallig, zonder hulp, en fchooner door uw tranen, Zocht Florival zich 't fpoor tot in uw hart te banen ; Ja', van dat tydflip af, in 't zuiverst vuur ontgloeid, Vond ik myn ziel aan de uwe onfeheidbaar vastgeboeid... Durf ik nu hopen, dat de aanvalligfte aller menfehen.. .? D4 CE-  5* CECILIA, cecilia, met veel vuur en kracht. Als Florival my mint, wat heb ik dan te wenfchen? f l o il i va l. Hoe! heb ik 't wél verftaan ? 20 dat myn hart, gewis..., cecilia, hem fchielyk invallende, met zedigheid. Een nieuwe weldaad van myn! dierbren redder is. f lor] v a l. ó Wat verrukking heeft myn zinnen ingenomen! Wat voel ik al vermaak door all' myne adren ftroomen! Maar, zeg my, en verfchopn myn zeldzaam onbefcheid, Wat wonderbaar geval heeft u hier been geleid. Hier, in Sainvilles huis? cecilia. Dit kunt gy licht bezeffen: 't Is zeer natuurjyk by myn' vader me aan te treffen. florival. ó Hemel! hoe! Sainville... cecilia. Is hy , uit wien ik fproot. florival. Ik ben verloren. cecilia. Gy ?... Hoe is uw vrees zo groot ? flo-  TOONEELSPEL. ST FLORIVAL. Wat kan myn hoop toch zyn na 't geen ik hem deed weten? Zal hy den fcherpen toon , het dreigement vergeten, Waartoe hy ftraks my drong door zyn hooghartigheid? cecilia. ö Kom , ftel tl gerust: vertrouw op myn beleid, 'k Weet alles, Florival; en, Vërr' dat hy u doeme, Verwacht veeleer dat hy u recht doe, en u roeme. FLORIVAL. Kan't wezen! welk een hoop ftreeltmyn' verliefden wensch} Mejuffer, weet dan ook dat zeker edel mensch, Die zyncn naam niet noemt, en liefst dien wil verzwygen». Myn' vader hcimelyk een geldfom deed verkrvgen, Die hy, tot zynen ramp, den uwen fchuldig is. Hy gaf den brenger ftraks een fchuldbekendtenis, i Ten blykc der ontfangst; en ik , door pligt gedreven, Om, op myn' vaders last, Sainville weêr te geven l Wat hem van ons behoort, kom zonder toeven hier. lizette. Hoe nu? bernard, ter zyde. Daar hebben wy 't. D 5 LI- x  5» CECILIA, lizette. Mynheer is zyn kasfier: Hy neemt het geld hier aan, cn zal 't bewys u teeknen. bernard. Geduld, Lizette! wacht: gy kost u wel misreeknen: Mynheer Sainville is t'huis: deel hem de boedfehap meê". lizette. Dit wil ik gaarne doen. bernard. Maar, hy verfchynt alreê. Éuig, Hemel! buig zyn hart: laat my niet vruchtloos hopen. lizette, ter zyde. tk ben nieuwsgierig hoe dc zaak hier af zal loopen. TWINTIGSTE T O O N E E L. CECILIA, LIZETTE, BERNARD, FLORIVAL, SAINVILLE. sainville, met een papier in de hand. Dat is een helfche trek ! dien doem ik bovenal! . . Maar hoe.' wat moet ik zien? De zoon van Ficrival Met myne doei ter hier!... Wat is toch wel de reden , Mynheer, dat wc u zodra tot my te rug zien treden? Die  TOONEEL SPEL. 5) (Die rasfe wederkomst doet my verwonderd ftaan. FLORIVAL. Door 't fpreken van één woord is alles afgedaan. Myn vader, niet in ftaat tot eeieioos bedriegen , Zend u daarvan een proef, die zeker niet kan liegen.' ' Zo daadlyk krygt hy 't geld, dat hy u is verpligt; Eu, ten bewys hoe prompt hy zyne zaak verricht, Zend hy 't u dankbaar wcêr, voldoende aan uwbegeeren, Cecilia aanziende. Mynheer, dit, dit-alleen, deed my hier wederkecren. SAIN VILLE. Wat hoor ik ! hoe! mynheer! FLORIVAL. Zie hier de volle fcfruld . In goed, in puik papier, aan toonder ingevuld, Met d'interest daarby. sainville, ter zyde. Wat heeft myn oog vernomen! Van myn verwondring kan ik naauwelyks bekomen. FLORIVAL. i Wat nu 't verbandfehrift raakt, gy zult my wel, ten blylc Dat ik u heb voldaan.'.. SAIN-  53 CECILIA, sainville. ó Ja, gy hebt geJyk. Bernard, geef 't daadlyk vveêr. bernard. Kom, zonder tegenfpreken. cecilia. Myn vader, had gy rcên om zo in toorn' te ontftcken, Zo boos te wezen op den zoon van Florival ? bernar.d, ter zyde, zyne pa tier en doorzoekende. Os aanmerking is zeer juist. sainville. Veroordeelde ik hem al, De fchyn was tegen hem en heeft my niet bevoordeeld. FLORIVAL. Dus word men dikwyls door den fchyn, helaas! veroordeeld. LAATSTE T O O N E E L. de vorigen, joseph. joseph, tegen Sainville. Mynheer, hier is een brief. cecilia. Wat heilryke ommekeer! b er-  TOONEÉ LSPEL. 6t bernard, van zyn fchryflesfenaar te rug komende. Mynheer, ik geef met vreugd u hier't verbandfchriftweêr; Ik ben om uwentwil van blydfchap ingenomen. Gy-deed met zeer veel fpoeds de zaak ten einde komea. florival. Dit is geluk voor my. bernard. En 't is voor ons vermaak. sainville. Wat wil dit vreemd gefchryf ? . Bernard, dit is uw zaakHet is een brief aan u. bernard, beteuterd. Hy is... sainville, hem het opfchrift van den brief wyzende. Aan u gefchreven. Den inhoud vat ik niet, al kostte 't my het leven. „ Mynheer! „ Ik heb noch niet naar wensch kunnen flagen in het „ plaatfen der juweelen , welken gy my dezen-morgen hebt „ ter hand gefield; ondertusfchen heb ik aan uw drin- I „ gend verzoek voldaan , gelyk ik u heb beloofd: ik ben „ zelf  & CECILIA, „zelf «aar dan heer Florival gegaan, en heb hem , uit „ naam van zekeren vrind, die zxh by tyd en wyle zall „ ontdekken, de vcrcischte fomme gcld.s aangeboden : na i „cenige biJlykc ophelderingen, aanvaardde hy de fom,, „>lykenszyn handichrilt, dat ik u hiernevens zende. „ Ik ben, in alle oprechtheid, geheel de uwe, DAVID." FLORIVAL. o Hemel! bernard, ter Zyde. Welk een ramp! cecilia, ter zyde. Ach , nu breekt alles uit. SAINVILLE. Wat zegt ge 'er van, mynheer? meid my wat dit beduid. florival, ter zyde. Zou ik'tgrootmoedigmenschin deez'kasficraaufebouwen? SAINVILLE. Gy antwoord niet ? Bernard! wat kan u wederhouèn ? Van waar die kostbaarheen ? bernard, ten uherfie ver legen. 'k Beloof u vast,mynheer... lizette, ter zyde. 'k Verfia 't mi min' dan ooit;dit zweer ik,op myne eer! s n 1 K-  TO,ONEELSPEL. ó*$ sainville, noch tegen Bernard. Uw vreemde ontfteltenis moet my verwondring baren. ' Spreek dan; verklaar 't geheim. c ecilia. Ik zal u dit verklaren: Gy kent Cecilia, haar ziclgefteltenis, En alles wat ze aan haar' verlesfer fchuldig is. Hoe kon ik, tegen hem, ziende uw onbuigzaam harte, Gevoelloos blyven voor zyn vrecsfelyke fmarte? Gy ziet uw' fchuldenaar in d'ouden Florival: Wilt gy dat ik daarom den zoon vergeten zal? Myn leven redde hy, ten koste van het zyne! Is uwe denkwyze, ó myn vader! niet de myne ? 'Ondanks uw grimmigheid , ondanks uw' flrengen aart, Deed ik het geen ik moest: 'k ben uwe liefde waard'! Ik had juweelen , die my tot geen nut verftrekten, Die, ondanks hun waardy, geheel geen vrucht verwekten: Ik, door myn' dierbren pligt, door myn gevoel geleid, Schonk, tot myn' redders nut, daaraan de vruchtbaarheid. Ziedaar de waarheid naakt; ziedaar 't geheim ontwonden. In 't kort, de heer Bernard, myne achting waard' bevonden Door zyn gereede hulp ten dienst der fchoonfle zaak, Is flechts vertrouwling in myn edel zielvermaak. FLO-  °4 CECILIA, FLORIVAL, 6 Myn Cecilia! SAINVILLE. Ach, wat is my gebleken ! BliRNAR D. Mynheer Sainville!ik kan de waarheid niet weérfpreken. sainville, ter zyde, met aandoening. Myn dochter!... in haar plaats had ik als zy gedaan. cecilia, geheel gevoel. Myn vader! lizette, ter zyde. Buiten my is alles omgegaan! sainville. Kom aan uw' vaders harte: uw deugd ontwringt my tranen! cecilia. Het weldoen weet ons 't fpoor tot de eêlfte vreugd te banen. sainville. Als lage ondankbaarheid ons geen verbindrmg bied. cecilia. Weldadigheid verpligt, en overrekent niet. sainville. Gy ziet myn dochters aart; gy ziet, mynheer, volkomen Hoe fterk de dank tot u haar ziel heeft ingenomen: Nu  T O O N E E L S P E L. 65 Nu is het uwe zaak dat gy haar fchuld betaalt. FLORIVAL. Wat hoor ik! Hemel! hoe! — Myn heil is onbepaald! Gy keurt myn liefde goed! 6 Gadelooze zegen! 'k Heb dan met woekerwinst haar fchuld betaald gekregen. SAINVILLE. Vrees niet dat ik voortaan uw opzet hindren zal: 6 Myn Cecilia! ö brave Florival! Smaakt famen't hoogst geluk: 't moete uwe deugd bekronen! CECILIA. Myn vader! FLORIVAL. 6 Mynheer! hoe kan ik u belooncn! SAINVILLE. Door liefde tot myn kind. FLORIVAL. Ach, denkt gy dat ik da» Haar zien en niet de kracht der liefde voelen kan? SAINVILLE, tegen Bernard. Gy, dien we een brave rol in 't goeddoen zagen fpelen! Ca heen, los ons terftoud Ceciliaas juweelen. E &!  f.6 CECILIA, Hy geeft hem de papieren, welken hy van Florival heeft ontfangen. Zie hier de waarde. — En gy, grootmoedig jongeling? Herneem dit handfchrift. Hy geeft hem het papier, dat hy met den brief van David heeft ontfangen. FLORIVAL. Maar, mynheer!... SAINVILLE. Ik wil 't. Bedwing Uw weêrfpraak. Uit myn'naam zultgy't uw' vader geven. Zeg hem dat ik hem acht; zyn leven is myn leven! 'k Was te onrecht tegen hem vooringenomen; maar, Hy vinde in my voortaan zyn' fterkflen fteunpilaar. Dat hy zich niet bekrimpe! ik kan cn wil wel wachten. FLORIVAL. Thans meld ik u, mynheer, ö ftreelende gedachten! Dat vader al zyn fchuld geheel betalen zal: Ons vaartuig, „ De Eendragt,"ligt te Cadix voor den wal; Dus zullen we ons eerlang,door onze Spaanfche vrinden* In ruimen overvloed van goede wisfels .vinden. CE-  TOONEELSPEL. 67 CECILIA. 't Gaat alles naar myn' wensch. LIZETTE. Zo volgt de vreugd op druk, SAINVILLE. Mynheer, ik wensch hiermee van harten u geluk. FLORIVAL. è Waarde heer Sainville! — En gy, op wie ik roeme, Gy, ó Cecilia, die ik de myne noeme! Hoe juigch ik, dat ik u , wier deugd hier 't alt* verricht, De rust myns vaders en myn' heilitaat ben verpligt! BERNARD. Men dank' de Hoogde Magt voor hare gunstbetooning! Een waarlyk goede daad vind altoos haar belooning. I7|97' . EIND E. m