D 34  MAATSCH. DER NEDERL. LETTEHK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken, 1841,  EPICHARIS EN NERO , T R E U R S P EL. HET FRANS C HE VAN L E G O U V E VRÏ GEVOLGD DOOR PIET ER J O HANNES UTLEN BROEK. Te AM STE LD AM, by PIETER JOH ANNES UYT.ENRR OETC. MDCCXVII jf* XJ TT1   An honest private man often grows cruel and abandoned, when converted into an abfolute Prince. Give a man power of doing What he pleafes with impunity, you extinguifh his fear, and confequently overtum in Hm one of the great pillars of morality. This too we find confirnied by matter of faél. How many hopeful heirs - apparent to grand Empires, when in the posfesfion of tliem, have become fucli monsters of lust and cruclty as are a reproacb to luinian nature. THE SPECTATOR, vol. IV. No. 287.  PERSONAADJEN. N e R. O , Romeimch keizer. epicharis, eene Griekinne. Vi s o, burgemeester van Rome. luc anus, dichter. tigellyn, *ï keizers gunsteiing en hoofdlyfwacht. proculus, bevelhebber, onder Tigellyn. F AON, vryèttng van Nero. fulvia, vrindin 1 \van Epicharis. I Cl lus, vrycling j SEPTiMius, vrycling van Pifo. EEN DER SAAMGEZWORENEN. SAAMGEZWORENEN. VOLK. WACHTEN. Het tooneel is te Rome. 7? D T  EPICHARIS EN NERO, T R E U R S P E L. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een der boschaadjen in de tuinen van ylgrippina. In het verfchiet ziet men eens ryke kunstverlichting, die een nachtfeest aankondigt: zy is zodanig ingericht dat het vóèrtooneelvoljlrekt donker is. Het is nacht. EERSTE TOONEEL. EPICHARIS, FULVIA. FULVIA. aarom, Epicharis] u aan het feest te onttrekken, Welks blinkende eere een vorst u tot vermaak doet ftrekken? Waarom, daar 't kuustrykst licht, dat ooit onze oogen trof, De duisterheid der nacht, in Agrippincs hof, Uit laan by laan verdryft, als waar' de dag herboren, Dit eenzaam donker bosch tot uw verblyf verkoren ? Ik volg u, doiend na, met hoog.stverbaasden geest. A Ik  2 EPICHARIS EN NERO, Ik bid u, keer te rug. EPICHARIS. Ach! vlieden wy dit feest, Dit eerloos Bacchusfeest, vol lage deugdverleièrs, Waar Nero en Poppée, omringd van hooffche vleijers, Wier list hen fchaamtloos fterkt in 't fcbandelykfte woên , De fnoodfle uitfporigheid wellustig blyken doen. Ik zal niet reppen dat de fchat van zee en aarde, Van's menschdoms tranen nat,hier weelde op weelde baarde. Aan de ergerlykfte zede is 't hof reeds lang gewyd: De dans, en kunst by kunst, die om den fchandprys ftryd, Verbannende alle fchaamte in ongebonden fpelen, Tart de ontucht dartlende uit op wulpfche fchouwtooneelen. Wat deugdzaam fterfling ziet die gruwlen zwygende aan? FULVIA. Een ónder voorwerp noch deed walg in u ontftaan: Vorst Neroos vleijer , die dien beul fchynt te overtreffen, En 's vorsten moeder moordde, om zich te doen verheffen, De fnoode Prcculus, die hoofdman zyner wacht, Kwelde uw verheven ziel met laffe minneklagt. EPICHARIS, Zyn eerloos liefdevuur ontflak met recht me in toren. Ds  TREURSPEL. 3 Dc flaaf eens dwinglands zou Epicharis bekoren! Uit Griekfchen Ham geteeld , zoog ik de vrylsidsmin, De liefde tot den roem en alle fierheid in. Door 'tfchoon der kunst bekoord, en fireelcnde ingenomen Met de achtbre dichtrenfehsar' die eer verwekt aan Romen, Zag ik me onthaald, befchermd, aan 't hof van een' tiran, Die waant dat by de kunst naar eisch waardeeren kan. Myn felgetergde ziel gevoelde, in zyn nabyheid , Ncch fterker 't heilig vuur der goddc-lyke vryheid, Wanneer ik, voor elks oog, in onbewolkten dag, Het fchandelyk vermaak eens wulpfchen keizers zag, Den r} kstroon in 't geweld van lage afhangelingen, Eu flaaffchen eerbied aan Poppéa op zag dringen. Wat egade inderdaad ! zy, die haar' grootfehen echt Met Otho brak, opdat ze aan Nero wierd gehecht; Zy, die in zyne ziel de zucht tot wreedheid wekte, En op der gruwlen fpoor tot leidsvrouw hem verftrekte, Hem, die, zo laf als wreed, door andrer drift beftierd , De neiging volgde, die hem ingeblazen wierd! Het heugt voorzeker ut zo lang hy noch de lesten. Van wyzen Burrhus hield voor zyn gcleideresfen, Verleende hy gehoor aan de infpraak van zyn' pligt; Maar naauwlyks had Poppée op hem het oog gericht, A 2 De  4 EPICHARIS EN NERO, De wreedheid koesterend die in zyn' boezem blaakte, Of aan haar eerloos hart was 't dat zyn woede ontwaakte; En 't vuur van zyneu wrok, door dat van haar gefpoord. Te heviger ontvlamd naarmate 't was gefmoord, Deed zyn' gevloekten lust den teugel ftraks ontrennen, En de angstige aarde in hem Tiberius herkennen. Van toen af had op hem noch wet, noch reden kracht: Poppéa dong welhaast naar Romes oppermagt; Oktavia heeft flraks den ftcek des doods verkregen; Poppéa Hond de magt van Agrippina tegen; En Agrippina zelfs verging door zynen haat. Maar al dit kwaad is Hechts een flap tot grooter kwaad. Zyn razerny holt voort: door 't bloed, dat hy doet vloeijen, Scbynt zyn bloedgierighcid noch fterker aan te groeijen: Kunstkweekers, ridderfchaar', raadsheeren, burgery... Wat leeft gevoelt de kracht van zyne razerny. Elk zyner zuchten eischt, een offer hem te flachten; Elke ademhaling doet een' nieuwen gruwel wachten. Maar noch is 't niet genoeg voor zyne onmenschlykheid: Eén flag zy 't Roomfche volk vcréénigd toebereid; Van 't kapitool tot aan de Kollatynffche wallen Rees ftraks een vlam omhoog,die'tall'in puin deed vallen: Die praalgeftichten , ruim zes eeuwen grootsch gefpaard, Door  TREUR SPEL. 5 Door heldennamen en door vorstenbuit vermaard; Dat renperk, toegewyd aan burgerfeestvcrmaken, Die weidfche tempelen, die koningklyke daken, Verteerden, Hortten in, door 't alverdelgend vuur; En hy zag, lagchend, van een' hoogen torenmuur, 't Geteisterd Rome aan vlam en aan verderf ten prooijc, En zong op zyne lier den brand en val van Troje. Neen, hy is niet meer mensch : hy is, doormoordlust blind, Een woedend roofgedrocht, dat zynen prooi verflind; En om zyn heilloos hart in gruwlen op te halen, Vliegt hy van 't foltren naar zyn dartle vreugdemalen, Sticht fchouwtooneclcn en fehavotten by elkaêr, En Bacchusfeesten voor zyn vuige bculenfchaar', Verfpillendc, onbefebaamd . met eerloos brandende oogen, 't Romeinfche burgerbloed en Romcs gcldvermogen. Ziedaar wat fterfling thans 't gebied der aarde omvar. Kan 't zyn , geduchte goön ! dat honderd volken, dat Het Roomfche volk vooral, welks wondre wapenkrachten Geheele natiën en vorsten te onderbragten, Zich buigen onder 't juk des laagften der tirans; En dat niet één der zoons dier helden zo vol glans, Al moest hy 't offer der vertrapte vryheid ftrekken, De wraak van Rome en de aarde op Nero durft voltrekken! A 3 F UIi-  6 EPICHARIS EN NERO, FULVIA. Wat hoor ik! ó vrindin! wat drift of u bevangt! Gy haat hem dan zo fel dat gy zyn dood verlangt? ET IC II AR IS. Daar hem gantsch Rome vloekt, verwondert u mynrede ! Tarquinus wierd verjaagd, en Nero heerscht in vrede ! De ontmenschte Nero leeft, en Cefar wierd gedacht! Gy , die dien dwingland op zyn' troon hebt omgebragt, Voor 't recht der vryheid ftrecd cn glori hebt verworven , Zyt ge in dien cedlen ftryd ten eenenmaal geftorven ? Hebt gy, ö Brutus, by Philippi wreed verdrukt, Dan der Romeinen deugd met u in 't graf gerukt? Neen! zy doet noch geheel in myne ziel zich hooren. Een groot ontwerp word in myn' fleren geest geboren. Daar al wat manlyk is in dcez' verguisden muur Den nek lafhartig kromt voor 't jukvan'tdwangbeftuur, Daar 't, kruipend, Rome niet durft redden uit zyn keten , Moet zich Epicharis dit heldenwerk vermeten: Zy wil een' fnood' tiran zien van den troon gerukt, Wiens yzren ftaf te lang al 't menschdora heeft gedrukt. FULVIA. Hoe! gy, Epicharis! EPI-  TREURSPEL. 7 EPICHARIS. Ikzelf, ik zal 't betrachten: Laat Burrhus, Agrippine , Oktavia dit wachten: Myne eedle razerny is hen dien tol verpligt. Ach,op dit fchandfeest, waar,voor 's keizers aangezigt, Tot hunn' bebloeden rang Poppéa was verheven, Bezweek myn zie! van taart op 't denkbeeld aan hun fneven. Doorluchte fchimmcn, neen, gy fchreit niet vruchtloos me Caan : Gy vordjrt flrenge wraak: zy worde u toegedaan. De fiaat, de vrindfchap, de eer, de trouw en 't bloed te gader, 't Eischt all', door hem verraên, de dood van den verrader: Hy flerv'! FULVIA. Bedwing uw' kreet, te driftige vrindin! Gy vaart te hevig uit. Ziet gy niet duidlyk in Wat lot u dreigt, wanneer ge een' keizer poogt te vellen? Gy fnelt in uw verderf. EPICHARIS. Ja, 'k zal licht derwaarts fnellen; Maar, in het ftout beftaan, waarvoor ik my verklaar, Let ik flcchts op den roem, en geenszins op 't gevaar. Gy weet niet door wat drift myn boezem word gedreven: Zie in Epicharis een mannenziel herleven! A 4 Hier,  8 EPICHARIS EN NERO, Hier, aan den Tvbervloed, in deez' beroemden wal, Die lang weergalmde van der braven lofgefchal, Waar de edeifte y verzucht zich daaglyks aan voelt kweeken Door heldcnnameu en door zege-op zegetecken, Op 't zien des marmerfieens, waarin de kunst, verrukt, Der wetbefchermren beeld onfterfiyk heeft gedrukt; Hier heeft hun fiere geest tot mynen geest gefproken , My tegen 't troongeweld in feilen haat ontdoken, En in dit hart, dat zich hen toegeheiligd heeft, Voel ik dat Katoos deugd, dat Brutus moed herleeft. Maar ik-verneem gerucht: men nadert hier in 'tduister. Vertrek ; ik ga ter zyde, opdat ik heimlyk luister'. Fulvia vertrekt, en Epicharis begeeft zich aan eene der zyden des tooneels. TWEEDE TOONEEL. eiso, alleen, van eene tegeno ver gefielde zyde opkomende. WCfmaak! at nacht! wat bruisfehend feest! wat fpelen! welk een Een vorst,zich domplendc in 't affchuwlykstzinvermaak; Een hof, verzonken in de Iaagfte ontuchtigheden, En worstlend met den vorst om de eer der fnoodfle zeden!... Ach!  TREURSPEL. 9 Ach ! fcheppen we eindlyk lucht, in dit verwydérd ocrd, Waar't walgelykst gezigt geen eèriyk' fterfling moord. 6 Wieg van helden ! ó Alom verheerlykt Romen! In welk een hand, helaas! deed u de hemel komen ? En ik blyf werkeloos!... Op, Pilo, flaap niet meer. De val van Nero was myn edel wit weleer; Thans burgemeester moet myn arm den dwingland treffen j Hy fncuvele op den dag dat ik my zie verheffen. My baarde een langer rust Hechts fchaamte en zielverdriet, 'k Hield my als burger (lil; als burgemeester niet. Wat wederhoud me in 't eind' ? Men zoek' verbondelingen ... DERDE TOONEEL. PISO, EPICHARIS. EPICHARIS. Ik bied 'er ééne u aan, gereed naar roem te dingen. PISO, ter zyde. 6 Goden! 'k wierd gehoord. EPICHARIS. Wees door geen vrees beklemd, 'k Befpeur met vreugd uw'toorn, die met den mynenflemt. Dat we ons ten wisfen val eens dwingelaads vereenen. A 5 V1S04  30 EPICHARIS EN NERO, PISO. Goón ! wie is dan door 't lot voor myn gezigtverfcbeneu ? EPICHARIS. Epicharis. PISO. ICan 't zyn ! een vrouw! EPICHAIUS. Ja, Pifolja, Een vrouw, die vurig wenscht dat Ncroos troon verga ! Myn gramfchap heeft dees nacht zyn'ondergang gezworen. Opdat de (lag niet misf', hem door myn' arm befchoren , Ontrukte ik me aan zyn feest, dat feilen affchrik wekt: 'k Verdiepte me in dit bosch, door duisternis bedekt, En welks doorluchtc ftilte, aan aller oog onttogen , Een' diepen indruk maakt op 't menschlyk denkvermogen: Hier, wikkend myn ontwerp, vertrad ik, in den geest, 't Misvormde rif van hem, dien Rome eens had gevreesd, Vergruisde ik z\ nen troon, die zo veel onhtils baarde, En vestte ik op diens puin de vryheid van heel de aarde. Gy komt; gy fpreekt; ik hoor: — wat brandend ongeduld, Wat blydfchap heeft terftond geheel myn ziel vervuld, Zo dra ik door uw taal myn zinnen voelde fcherpen, Myzelvc wedervond in uw doorluchtc ontwerpen , En,  TREURSPEL. Jt En, vlammende op het wit, zo grootsch door u bedoeld, Des dwinglands vyand zo naby my heb gevoeld', 'k Befchouwde toen de drift, die al myn bloed deed koken, Gelyk een godlyk vuur, in myne ziel ontftoken. Ja, Pifo, 'k zie het klaar: 't is geen toevalligheid Die, tot een zelfde doel, ons herwaarts heeft geleid f En in uw groot ontwerp my byftand heeft geboden: 't Is de opperwysheid der onfterfelyke goden, Die menigmaal den mensch, door blinde drift beroerd, Langs duistre wegen tot hun heilig oogmerk voert. Toen hun gefchonden recht ons deed op't denkbeeldkomefi Dat Nero vallen moest, deed ons ontwerp hen fchroomea Dat de uitflag ons beftaan, verdeeld , wellicht verried ; Vereenigd, wachten zy dien kwaden uitflag niet; Maar dat, zo Nero mogt uw' of myn' dolk ontfnellen, Hy, vlugtend voor den een', door deandrezich zie vellen.' Verbinden we ons dan faam', ontketenen wy de aard', En maken we ons door moed der goden byftand waard'. PISO. 'k Aanvaard, Epicharis, een aanbod, zo verrukkend, En dank het gunstig lot, dat, eindlyk minder drukkend, Me in u, tot Neroos val, zo vast een fteuufel bied. Van uw verheven hart verwachtte ik minder niet, Da* m  \2 EPICHARIS EN NERO, Dat hart, gedachtig aan uwe eedlc Griekfche magen, Dat hunn' alouden roem fteeds achting toe bleef dragen, En dat, zelfs in dit hof, de dwinglandy ter fpyt, Den luister heeft vermeld van Romes vryen tyd. (kweeken, Mogt Hechts het heldenvuur, dat we u zo grootseh zien In 's eedvcrwantfehaps borst een zelfde vlam ontftoken ! EPICHARIS. In 's eedvcrwantfehaps borst! Wat is 't dat ge u verbeeld? Waarom,met andren,de eer van Neroos dood gedeeld? Wyzelf zyn ons genoeg om Rome aan 't juk te ontheffen. Waartoe véle armen toch om ééncn man te treffen? Dat de uwe, of dat de myne, alléén, de goön voldoe. De moed is alles hier; 't getal dient nergens toe. Wy loopen licht gevaar, zo we eedverwanten zoeken , Dat de eene of de andre uit hen ons heimlyk zal verkloeken , En, ons veikoopende aan des keizers beulenrot, Ons hoofd en 't hunne zal doen vallen op 't fchavot. Laat ons zo fcheon een zaak niet in de waagfchaal ftellcn, Maar, waar de glori roept, vol moeds ter glori ftellcn. Men dring' ter feestzale in : in 't midden zyuer fchand', Met wond' op woud' doorboord, verga de aartsdwingeland! 't Gewoel, 't gedruisch,de nacht/t zal all' ons gunstig wezen. Ik weet, in 't Hout ontwerp ftaat ons de dood te vreezen: Do  TREURSPEL. ïj De dïenstbre gramfchap van zyn flaaffehe wachters zal Zich waapnen tegen ons, ter wraak van zynen val; Maar, wat raakt ons de dood, zo we andreu recht verfcliaffen, De lage gruwlen van den vtiïgen Nero firaffen, En , Hortend hem met ons in 's afgronds duistren kolk, Het juk verbryzlen van 't verguisd Romeinfche volk ? (.ren, 'sLands vryheid,'s dwinglands dood...Ziedaar wat wy begeeZiedaar ons ecnigst doel! Wat kan ons 't ovrig dceren? Ik wacht u, Pifo! kom. PISO. Ik bid, geef my gehoor. EjEICH ARIS. Gy ftaat intwyfol? gy! PISO. 't Komt, tot myn frrart, my voory Dat, als myn koel beleid uw' yver wil bedwingen,. Ge u inbeeld dat uit vrees die koelheid zoude outfpringenv Maar laat ons, niet verdwaasd, uit roekeloozcn waan,. Door eene onnutte dood naar ydle glori ftaan. Wat vrucht teelt onze moed zo wy met Nero fterven ? Een ander zal terftond zyn kroon en troos verwerven; En , dalende in het graf, is niets door ons verricht, Dan dat een nieuw tiran hier te eer zyn? zetel fticht. Du»  J"4 EPICHARIS EN NERO, Dus heeft held Brutus drift hem buiten 't fpoor gedreven: Hy heeft den dwingland, niet dedwinglandy,doeufneven. Vennorslen wy die t'faam door welberaden moed. Vergadrcn we, yllings, een' geduchten vrindenftoet, Wiens kracht, zo fnel, zo vast, tot werking zich bepale, Dat, als wy fneuvlen , toch de vryheid zegeprale ; Dat hy den troon verniele, en ieder ftaatsfchelm veil', Die ondernemen durv', dat hy dien ooit herftell'! Wy fterven dan gerust dat Rome vry zal wezen. EPICHARIS. 'kStem fchier uw'voorflag toe;maar ftaat ons niet te vreezen, Dat in deez' wal niet licht een aanhang word vergaêrd? Helaas! 't Romeinfche volk is van zyn' moed ontaard; 't Scbynt van der vadren roem geen denkbeeld meer te kweeTwee eeuwen fiaverny zyn fints dien roem verftreken. v'vC'X' 't Is 't heldcnvolk niet meer, dat, landman en foldaat, Den fchoot der ruste ontfneld, ten fleren krygstogt gaat, De trotsfte koningen het hoofd doet onderhalen, En, by de fpade, peinst op nieuwe zegepralen; 't Zya laffe burgers , die, ontzenuwd door 't geweld, Op fpel, en zang, en dans, en weelde, en pracht gefield, De kluisters kusfehen , hen verachtlyk aangefpannen ; De vuigfte flavcn van den vuig (ten der tirannen. Niet  TREURSPEL. 15 Niet dan door Neroos dood word weer hun moed bezield. Zy waapnen zich niet éér vóór zy hem zien vernield. Verbeeld u niet dat zy, zo lang hy zal regeeren, Een' onverzoenbaar' vorst op zynen troon braveren. PISO. Indien 't Romeinfche volk, door u met recht veracht, Geheel zo Hecht is als gy 't my voor oogen bragt; Betaamt het ons dan wel in 't wis verderf te ftreven, Om hen hun rechten , die ze onwaard' zyn, weer te geven ? Maar, neen: in 't midden van een laffe burgcry, Beftaan noch helden, die, ftoutmoediger dan zy, Daar hen de deugden van hun vadren noch bezielen, In 't heimlyk gruwen van voor meesters flaafsch te knielen. In 't binnenst hunner ziel word hunne wrok gevoed ; Zy wachten Hechts een hoofd; en ftraks blinkt al hun moed. Ik ben dat hoofd; myn ftem... EPICHARIS. Hoe zult gy ze onderkennen ? Wie zyn die helden ? PISO. Zy, die 't hofgedruisch ontrennen ; Zy, uit wier donker oog die achtbre droefheid fpreekt Dis  16 EPICHARIS EN NERO, Db heerfcbende ondeugd in bet hart der deugd ontfleekt; AU' zy, wier vaders 't licht door Nero wierd onttogen, Wier zusters hy feboffecrde in harer moedren oogen; Die StöïcyOenltoet, die eedlen uit den raad, Wier d:ugd het leven en den rykdom grootsch verfmaad , En die , hoe 't wceldrig hof tot wel u. taan n oog' dry ven, Standvastig by de leer' van ftreugcn Zcno blyven. Ziedaar, ziedaar wier hart ik ondertasten moet; Ziedaar het eedgefpan, dat myn vertrouwen voed! Hun aantal zal,ons ziende ,in flerker toorne ontglocijen, En hcimlyk fpoedig tot een vreeslyk leger groeijen, Dat, Herkende onzen moed, die ons den boezem blaakt, Ons, tegen een' tiran, van d' uitflag zeker maakt. 't Is waar, zo wy alleen naar zulk een glori dreven , Zal fchooner onze naam in 'slands gefchicdboek leven ; 't Is waar, verwinnende of verwonnen , 't Hout beleid Geeft helden 't heilig recht op ware onflerflykheid: Maar, zou eene ydele cere ons groot gemoed bekoren? Wat heil word Rome uit uw' of muien roem geboren ? Wat raakt ons of men ons vereeuwige in gezang? Vergeten wy ons zelve in 't algemeen belang. Verbryzlen wy het juk, door Rome flaafsch gedragen. Laat ons 't geluk des volks, en niet den roem bejagen. Wat  TREURSPEL. i7 Wat weg wy kiezen om tirannen neêr te fiaan, Wy winnen roenis genoeg als wy hen doen vergaan. epïcharis. 6 ,Pifo, 'k open 't oog: 'k maak myn te ftoute poging Gewiilig dienstbaar aan uw wyzer ftaatsbeöoging. 'k Doe meer: ik roep terfiond myn vrinden by elkaêr, En voeg die allen by uw dappre vrindenfchaar*. Ik fpoor Lucanus op: door eedlen moed gedrongen Heeft hy den tegenfpoed der vryheid grootsch gezongen: Zyn kunst, zyn vrindfehap, ja, 't bied alP zyn' arm my aan. Öp mórgen doen we elkaêr verflag van ons beftaan; Maarzweeren weonderling, eerweuitditbosch vertrekken, Dat, fchoon de duisternis weer 't aardryk moog' bedekken, De flaap onze oogenleên vollïrekt niet fluiten zal Voor elk zyn' vrindenftoet verfaêmd hebbe in deez' wal. piso en epicharis. Wel aan ! ik zweert 't. epicharis. ö Goón! uw goede byftand geve Dat Romes dwingland ilerve, en Romes viyheid leve! Einde van het eerste bedryf. TWEE-  18 EPICHARIS EN NERO, TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld eene gaandery in het huis van Epicharis. EERSTE TOONEEL. ICILUS, LÜCANÜS, ICILUS. Gy, by Epicharis, nu 't licht ons pas begroet} Lucanus? LUCANüS. Zy is 't zelf, die my hier komen doet: Ik ben, op hare beê, hier als naar toe gevlogen. Waarom of zy zich nu niet opdoet aan myne oogcn ? ICILUS. De vorst heeft haar genood op 't hooffche vreugdefeest: Ze is dtór de gantfche nacht by fpel en dans geweest: De dag breekt reeds weer aan, en 't feest fchynt niet gefcheï- (den. LUCANUS. Icilus, 't is genoeg. Ik zal haar komst verbeiden j Laat my Hechts hier alleen. TWEE-»  TREURSPEL. 19 TWEEDE TOONEEL. lücahus, alleen. Hy befchouwt de gaandery in het ronde. 'k Heb hier dan, zeer veel tyd, Door myne zangen, aan de vryheid toegewyd , Des grooten Katoos fchim ten grafkuil uit doen ryzen. Wat rei van kunstnaars boorde ik hier my ftreelend pry zen, Hier, waar Epicharis, van jongs af, my ter gunst, Hen allen gul onthaalde, uit liefde tot de kunst! 'k Had de eer dat hun gevoel den lof my mededeelde Die me, in vooruitzigt, met den lof des nazaats ftreelde. Des nazaats!... Hechts voor hem is 't dat de dichter zingt, Hy let niet op zyne eeuw als hy de fnaren dwingt; Hy houd in 't fchryven 't oog op 't nagedacht geflagen, En fmaakt de onfterflykheid in 's levens lentedagen. Pharfaalje! ik voel de myne, op 't zingen van uw' lof. Wat krygsbedryven! wat tafreelen! welk een iïof! 't Zyn noch die legers, noch die ftryden, noch die helden, Wier roem Homerus en Virgilius vermelden; 't Is de eedle vryheid in haar' grondvest aangerand; 't Is Kato, Ccfar, en Pompéus; 't is de fchand' B 2 Der  20 EPICHARIS EN NERO, Der waereldflaverny; 't zyn de eêlfte ftervelingen, Die, woedende op elkaêr, naar de eêlfte lauwren dingen : 't Is nieuwe list en moed , die weêrzyds wondren baart; 't Is Rome tegen Rome, en de aarde tegen de aard'. Ach, is de felle drift, waardoor ik word gedreven, De brandende onrust om by 't nagedacht te leven, Geen barsfenfchim, geen vrucht van valfche zucht tot eer, 6 Edele Virgiji'l ö godlyke Homeer'! Dan zal de erkentlyke aard', dank uwdoorluchtenamen ! Myn lykbusch eens met de uwe in't zelfde graf verfamen; Ja, dan zal Katoos en Pompéus deugd eerlang Den zanger van hunn' roem verheffen tot uw' rang. Alle eeuwen, driftig met myn zangen ingenomen... Maar 'k zie Epicharis in 't einde herwaarts komen. DERDE TOONEEL. EPICHARIS, LUCANU& EPICHARIS. Lucanus, aan den fpoed, waarmeê ge u hier begcefty Herken ik 't vrindfchapsvuur, dat ons vereenigd heeft. Dit heimlyk onderhoud verzocht ik u, dienstvaardig, Uit zeker groot belang, zo trouw een vrindfchap waardig. LU-  TREURSPEL. ai LUC ANUS, 'k Sloot nooit myn hart voor u. Verklaar uw meening toch. EPICHARIS. Lucanus, is de roem al uw begeerte noch? LUC ANUS. Geheel. Verliefd op de eer der grootfche dichtrenfcharen, Was fleeds myn hoogfte wensch in roem hen te evenaren. De grootheid van hunn' naam , bewierookt eeuwenlang, Hield fleeds en overal myne aandacht in bedwang. Gelyk Miltiades, beroemd door helden (lukken, Themistokles ontvlamde om krygslauwrier te plukken; Zo heeft der dichtren roem myn' zoeten flaap gefloord, En in den blyden droom myn jeugdig brein bekoord. Ziedaar Lucanus. EPICHARIS. Hoe! Moet hy den roem bepalen Tot dien, dien de oorlogsman en dichter kan behalen ? Tot luisterrykcr eere is 't dat ik u ontbied: Een gloriryker kroon vertoont zich in 't verfchiet: Zy doet uw heldenwerk een dubble waarde erlangen. LUCANUS. Eu welke? ik brand van drift om zulk een kroon te ontfangen. B 3 epi-  22 EPICHARIS EN NERO, EPICHARIS. De fchoonc burgerkroon. Een vorst, wien bloed bekoort, Een vorst, die zyne gade en zyne moeder moord, Een vorst ,die ftecds om ftryd in woede en wellust deelde, Ontzielt zyn fchuldloos volk zelfs in den fchoot der weelde; En Rome toont, in 't eind' geheel ver'aafd van geest, Niet dan één bloedbad by een daaglyks Bacchusfecst; E'1 g)'> gy Kaïoos en gy Brutus roembcminnaar, Gy , die de fchandc zingt des naams van hunn' verwinnaar, Gy houd u werkeloos op zulk een fchandtooneel! Gy fchrecuwt van Cefars wrok, die Rome viel ten deel, En zyt gcvoeleioos voor onverdraagbrer banden! Gy denkt aan Nero niet, en fpreekt van dwingelanden! Dat edel vryheidsvuur, dat fleeds me in u geviel, Blaakt in uw vaerzeu dan, maar geenszins in uw ziel? In 't kort, zyt gy Romein alleen in uw gedichten? Indien gy, zo naby der dichtren grafgedichten, In uw' verrukten geest dees ftem der toekomst hoort: „ Win glori, zo als zy, wier kunst heel de aard' bekoort!" Zou dan, uwe oogen flaande cp dees verhoerde wallen, U ook niet, van alom, dees Hem in de ooren vallen: „ 6 Gy, gy, die, alléén, noch vry durft fchryven! toon „ Dat gy ook vry durft zyn: vcrbryzel Neroos troon; ,, Ver-  treurspel: 23 „ Verniel zyn yzren juk, waaronder wy bezwyken. „ Wie Brutus glori zingt moet Brutus eens gelyken. „ Dien my;tref's dwinglands hart;de vryheid leve op de aard'! „ Een goede daad is meer dan goede vaerzen waard'." LUCANUS. Ja, in myn werkzaamheid door Romes bitter klagen Van tyd tot tyd gettoord, beween ik Romes plagen. Ik vloek den dwingeland, als de oorzaak van's volks druk. De mensch, die denken durft, kromt nimmer zich in 't juk; En wie myn fierheid kent zal tevens licht gelooven Dat by Lucanus niets de vryheid gaat te boven. Maar ach! wat kan ik doen ? In flaaffchs dienstbaarheid Kruipt Rome , fchandlyk laag, voor Neroos dwangbeleids Al wilde ik grootsch den Haat de vryheid doen genieten, 'k Zou, om der burgren heil, flechts nutloos bloed vergieten: Alléén, en zonder hulp... EPICHARIS. Alléén ? Verban dien fchroom: Licht dat men zelfs dit uur tot famenzweering koom. LUCANUS. Gy denkt... EPICHARIS. Lucanus, ja: een rei van grootc mannen B 4 Ont-  ï4 EPICHARIS EN NERO, Ontweldig' 't ryksgcbied aan 't hoofd der aartstirannen » En zal, verliefd op de eer van eedier heldenmoed, '£ Aloud gcmeencbcst herftichten in zyn bloed. lucanus. 6 Goón! epicharis. En van dien rei gewapende eedgenootcn Ziet ge één der hoofden hier: ik heb 't ontwerp befloten, lucanus. Gy! gy , Epicharis! epicharis. Ikzelf: 't moge, in uw' waan, Myn kunne, maar myn' moed zal 't niet te boven gaan. Gy ziet een' zelfden roem uw jeugdig hoofd befehoren, En zoud dien weigren ? lucanus, by zichzelven. ó Lucanus! wat wy hooren ! Gy waant dat gy van 't vuur der vryheid zwanger gaat, En durfde niet beftaan wat eene vrouw beftaat! Gy, om 't ondraaglyk juk u van den hals te wringen, Hebt noodig dat een vrouw u daartoe aan koom dringen!.,. ö Fiere Epicharis! op uw verheven taal, Ontvlamt voor 't minst myn zie) gewis ten eenenmaah Myn  TREURSPEL. 25 Myn arm brand van verlangst om 't eerloos bloed te plengen, 't Voegt my den eerstenflagdendwinglandtoetebrengen: 't Gevaar verfmoor' myn fcbande in myn misdadig bloed. Dus is 't dat een Romein zyne eer herftellen moet. EPICHARIS. Dus is 't dat ik van u iets groots my dorst voorfpellenï 't Verheugt my dat gy 'teerst in "t heetst ge vaar wilt fnellen: Maar, dit is niet genoeg: ons zorglyk ftaatsbeleid Eischt meer dan uwen arm ; 't eischt uw welfprekendheid: In 'tkort, het eischt uw ftem, opdat wy hulp bekomen. LUCANUS. Spreek opmyn ftem,myn arm, myn hart,'t is all' voor Romen. EPICHARIS, hem een gefchrtft overgevende. Doorloop dees naamlyst dier getergde burgerfchaar', Die 'k, in dees nare nacht, vergaêrdc by elkaêr, Wier aantal Pifo , mede een hoofd der eedgenooten j Door zyn bejaarde vlyt aanmerklyk zal vergrooten, Gy ziet, Lucanus: dees lofwaarde heldenftoet Beftaat uit burgers, groot door hunnen eigen moed; Maar'keisch cen'fterker (leun,van eindloos meerderwaarde, Een' wyzen ilerveling, in aanzien by heel de aarde, Een' held, wiens deugd en geest,by 't Roomfche volk geacht, Den aanflag klem verleent, door ons tot ftand gebragt: B 5 In  25 EPICHARIS EN NERO, In 't kort, 'k eisch Seneka. Gy beiden zyt namagen; Ik reken op uw hulp om in myn' eisch te Hagen. LUCANUS. 'k Zal uwen wensch voldoen: myn vlyt zal niets ontzien» Ten einde ons Seneka in onze ontwerpen dien': 'k Bezef al 't goed gevolg dier heilzame onderwinding, Maar 'k vrees zyn weigering: te groot van ondervinding, Door zorg en jaren krom, daar 't land zyn leven flyt, Aan echtgenoote en kunst en eenzaamheid gewyd, Zal hy waarfchynelyk, in t afgaan zyncr dagen, Zyn huisfelyke rust niet aan den ftaatszvvaai wagen, 'k Zal echter alles doen dat ik zyn keus bepaal'. Maar, zo 't my niet gelukt dat ik hem overhaal', Vertrouw dan toch op my en op myn wraakvermogen. Ik weet, als ik verga, is al myn hoop bedrogen , Myn yver vruchteloos, myn werk onafgedaan, Pharfalié onvoltooid, myn doel in rook vergaan; En de eer der dichtrenfehaar', die me altoos kon bekoren, De eerderonfterflykheid word nooit myn' naam befchoren; Maar 'k heb my aan myn' pligt, aan Rome, vast verpand: 'k Behoor niet aan myzelv'; 'k behoor aan 't vaderland, ó Vryheid! hoogfte fchat in 't wisfelvallig leven! t Mogt Lucanus dood aan Rome u wedergenen! Hy vertrekt. VIER-  TREURSPEL. 27 VIERDE TOONEEL. epicharis, alleen. 't Gelukt my alles dan ten val der dw'mglandy: De beste burgers ftaan myn grootfche poging by. Myn wrekende arm zal Rome eens weder vry doen wezen» VYFDE TOONEEL. epicharis, icilus. icilus. Een burger, uit wiens oog de droefheid is te lezen, Heeft dezen brief voor u aan my ter hand gcfteld. Hy wacht uw antwoord af. epicharis. Laat zien,wat hy ons meld. Zy opent den brief, en leest. Een groot geheim dwingt my,u,fchoonevrouw!tefpreken.' Schoon gy fints langen tyd myn liefde hebt yerfmaad , Dryft ge uwe wreedheid niet tot zulk een' hoogen graad Dat gy 't gefprek me ontzegt, 't welk ik u af durf toeeken? PROCULÜS, Een groot geheim! Hy koom'. ZES-  a3 EPICHARIS EN NERO, ZESDE TOONEEL. epicharis, alleen. Laat ons hemnJetontvIlêni Wie famenzweert, moet alles hooren, alles zien. ZEVENDE TOONEEL. epicharis, proculds. epicharis. Tree nader, Proculus. Wat onbekende reden Doet u de woning van Epicharis betreden? Spreek op. proculus. Twee driften., .liefdeen haat. epicharis. Wat zegt gy?haatl proculus. 'kWeet datdcez' dag in Rome een groot ontwerp ontftaat. epicharis. Hoe!... proculus. Nero , billyk door het wrekend ftaal getroffen, Zal ras ten afgrond by zyne offers nederploffen. epi-  TREURSPEL. ij epicharis, ter zyde. Heeft Pifo iets ontdekt? Tegen Proculus. Wat fmeult in Romes wal ? proculus. 'k Aanbid de fchoone hand, die 't (taal bellieren zal. epicharis, ter zyde. t> Goön! Tegen Troculiis. Epicharis moet wel verwonderd wezen, Dat gy, het doel der gunst eens meesters, dien wy vreezen, Gy, door uw' hoogen rang tot zyn behoud gefchikt, De hand aanbidden zoud, die op zyn leven mikt; Maar't geen my met meer rechtverbazing moet verwekken, Is, dat gy, zo vertrouwd,dit zelfmy komt ontdekken. proculus. Ik vrees van uw' kant niets. Geheim van zulk een' aait, Aan andren onbekend, is best by u bewaard. epicharis, ter zyde. Hoe! weet hy alles reeds ? is alles hem gebleken ? Of wil een andere ook's volks fehande en rampen wreken ? Tegen Proculus. Verklaar me uw duistre taal, voor my wellicht een flrik. pro-  30 EPICHARIS EN NERO, proculus, met fcherpheid. ö Die verklaring kunt gy heter doen dan ik, EPICHARIS. Ik! PPvOCULUS. Gy. EPICHARIS. Verlaat in 't einde uwe onverftaanbre rede. Zeg my wat fterfling hier een' ftouten aanflag fmeedde? Wie, dwars door d'yzren muur van dichte krygsliên heen, Zyn leven wagen zal? PROCULUS. Epicharis alleen. EPICHARIS. Hoe! eene zwakke vrouw een ecdgenootfchap ftichten! PROCULUS. Gy zyt de ziel van't wit waarnaar men ziel. moet richten; Gy hebt in 't heimlyk al den toeftel zelfgemaakt, En deze nacht is my 't geheim bekend geraakt. epicharis, ter zyde. 't Geheim bekend 1 Tegen Procnhts. Dees nacht! pr;o-  TREURSPEL. 3r proculus. Ja: zeker verontwaardigd Door't eerloos feest, tot fcband' der duisternis vervaardigd, Wist gy, als zoekende in geheim gcfprck te treên, Elks fcherpziend oog te ontgaan,behalve 't myne alléén. Ik volg u: een Romein, wat later toegefehoten, Heeft met u, in den tuin, vorst Neroos val bcfloten.' epicharis, ter zyde. Zou Pifo zyn herkend ? Men hoore of dit zo is. Tegen Proculus. Wel, een Romein ? Waarom hem niet genoemd ? Gewis Heeft deze zelfde nacht, die alles u deed weten, Het noemen van den naam diens burgers niet vergeten, proculus. Waar' my zyn naam bekend, ik had dien niet geheeld; Maar, vlugt en duisterheid onttrokken my zyn beeld. epicharis, ter zyde. Hy bleef dan onbekend? ik heb niets meer te vreezen. Tegen Proculus. Hoel proculus. Wilt gy nóch met my niet openhartig wezen? Gy fpreekt van gunsten, die een dwingeland my doet ? Ach t  p EPICHARIS EN NERO, Ach, ik ben de eerste, die myn'rang my fcbamenmoet. En wat vergelding mogt myn }ver ooit genieten? Ik, opgeofferd aan zyn eerloos bloedvergieten, Heb, fmoorende in myn hart al 't menfchelyk gevoel, Zynmoederzelfgeftort in'safgronds jammerpoel; _ . , " , ' (deelt, La wierd,ten loon eens moords,die 't vloekgedrocht bevoor- Slechts tot het hoofd der wacht, die hem bewaakt, vcröor- Het menschonteerend ampt,dat ik zyn leven hoed', ^dcelJ' Een' dwingeland befcherm', betrouwt hy aan myn'moed. Hy fidder'; deze hand, door hem op mocrd bedreven , Kan, 'smoeders fchim ten zoen,den zoon dendoodfteek (geven. EPICHARIS. ö Gyzouddan , daar 't berouw u 't wroegend harte breekt, Hén byftaan, wier beleid het zuchtend Rome wreekt? PROCULUS. S Ja! zie myncn arm gehoorzaam aan uw wetten. Als hoofdman zyner wacht zal niets my ooit beletten Dat de uitgetogen dolk des dtvioglands hart doorwond': Ik diene, alléén, u meer dan 't magtigst eedverbond. Beveel: om toe te flaan ben ik voor u volvaardig ; Ik eisch flechts,voor zyn hoofd, een eerloon myner waardig. EPICHARIS. Wat eerloon? PRO-  TREURSP EL. 3* PROCULUS. Ik verkrop, in myn getergd gemoed, Sints hing, de fchande van een'trotsch verachten gloed: iVlyn liefde brand dat ze eens haar'hoogftcn wensen verzade, £n,dienst doende aan uw wit, ook dienst doe aan een gade... EPICHARIS. Niet verder!... Proculus word in myn oog te klein Wanneer by, om zyn min, wil handlen als Romein. En is uw band , eertyds met bloed eens moords bedropen , Wel waard' genoeg dat ze u op mynen echt doe hopen ? 'k Weet, gy vcrlhat me... Ik ga. PROCULUS, op een1 dreigenden toon, Epicharis! EPICHARIS. Wel nu ? PROCULUS. Ik kan... » EPICHARIS. Ik vrees u niet: volkomen ken ik u. Zy vertrekt. C A G T*  34 EPICHARIS EN NERO, AGTSTE TOONEEL. proculus, alleen. Gy vreest my niet ,daar ik met fmaad word afgewezen.' Ha! eerlang zult gy zien of gy me ook hebt te vreezen. o Gy, wienik voortaan geheel myn aanzyn wy', 6 Eerzucht, wraak en haat! beftiert myn razerny. Einde van het tweede bedryf, DER.  TREURSPEL. DERDE BEDRYF. liet tooneel verbeeld het paleis van Nero. EERSTE TOONEEL. nero, proculus, tigellyn, wachten. nero, tegen Prociilus. Wat gruwel meld ge my ? Ik voel my naauwlyks leven! proculus. 6 Nero! twyfel niet: 't verraad wil u doen fneven: De ontrouwe Epicharis, die heimlyk op u woed, Wekt al de gramfchap op van haren vriudenftoet. Nero. Epicharis, ö goön! wetischt in myn bloed te baden; Zy, door myn goedheid met myn weldaên overladen! proculus. Beveel dat zy hier kome , indien 't u twyfel baar': ö'Cefar, 'k ftaaf het air, in 't byzyn zelfs van haar. Nero, tegen de wachten. Men zocke Epicharis: geleidt haar hier, foldaten! Vertrekt. C 2 Eenl-  36 EPICHARIS EN NERO, Eenige wachten vertrekken. En gy, myn vrind, op wieu wy ons verlaten, Breng Pifo daadlyk hier: hy geev' de waarheid klem: Als rechter weet hy veel: ga dan, en keer met hem. Verlaat u middlerwjl op 't loon voor 't edelst pogen, En meet uw wenfehen af naar Neroos groot vermogen. Vlieg! PROCULUS. Ik gehoorzaam. TWEEDE TOONEEL. NERO, TIGELLYN, wachten. NERO. Dat de beulen vaardig zyn: Verhaast den toeftel tot de fchanddood, Tigellyn: Verwondring zwicht voor woede. Eer ons het lotverrade, Vloeij' hier een zee van bloed ! TIGELLYN. Ja, Cefar, geen genade. NERO. Dat voorfchrift, Tigellyn! jaagt my ontzetting aan. 'k Ben Nero; en ik zou tot goedheid overflaan! Geea  TREURSPEL. 37 Geen ydcl zelfbedwang zal ooit my overheeren! Vrees me in te boezemen is flechts de dood bcgeercn. Een vorst moet niets ontzien om leven of belang. Regeerkunst is de kunst van onverzetbren dwang. Befcbouw 't in Julius: hy, van de grootfte waarde Als oorlogsman en meusch; hy, vorst van Rome en de aarde, Hy fchonk vergifnis elk die ooit hem had misdaan, . En door hunne eigen hand moest hy welhaast vergaan; Daar fiere Sy 11a, die, afkeerig van genade, Z311 aanzien ftaafde in bloed, waarin hyjuigchend baadde, Verlatende eenen rang, dien by door moord verwierf, In hoogen ouderdom geacht en vreedzaam ftierf. Het is dus Syllaas fpoor dat Nero moet betreden. De wraak, de fcbrik en dood verzeilen myne fchreden. Ik vest myn' bloedtroon best op 't gruwzaam moordfchavot. Ik wil dat de aarde altoos, angstvallig in haar lot, Het teeken harer ftraf zie flikkren op myn wezen , En dat de toekomst yze als zy myn' naam zal lezen. TIGELLYN. Ja , vorst, gy hebt gel) k dat gy door fchrik u vest': In handen, klam van bloed, klemt 's aardryks fceptcr best. NERO. 'k Bedrieg myzelveii niet: de haat beheerscht 's volks zielen; C 3 Maar  3? EPICHARIS EN NERO, Maar 'taaat my weinig aan , mits allen voor my knielen, 'k Een liever niet bemind dan niet by 't volk geducht, 'k Pluk ook van liefde of baat altoos dezelfde vrucht. De haat fchuilt weg in 't hart waar Nero word vernomen, Of weet met liefdesmom bevallig voor te komen. Gy ziet bet, Tigellyn: 'k ontveinsde myncn aart, En heb een' t}d lang eerst my voor de deugd verklaard ; Maar 'k voelde dat myn hart voor haar niet was geboren. Thans volg ik de infpraak na die my natuur doethoorcn, En, 't giibbrig vcetfpoor \an den ftrengen pligt ontfncld, Zwicht ik wellustig voor der driften Jterk geweld. Men bid monarchen aan : zie ik my minder ftreclen ? Ontfang ik minder eere?... Als, op de fchouwtooncJen, Myn cuher dartiend fpreekt op myner vingren dans,' Schenkt dan 't verrukte volk my niet den zegekrans?... Wat zeg ik Pais myn hart, een nutte ftrcngheidk weekend, Myn vrinden zelfs befchouu t als eer-en pligtvcrbrckend , En, beimlyk gruwend van myne eigen razerny, In Rome een' affchrifc denkt te ontfleken als in my; Dan zie ik Rome zelfs my hooger eer betooncn, Myn beeld , op last des raads, met fchoonerlauwrcn kronen, En d'achtbren godsdicnst,voor't altaar geknield.naarwensch, De goden danken voor de gruwlen van een' roensch. ja.  TREURSPEL. Ja, Tigellyn, ik leer, uit all' die vleijeryen, Dat me alles vryflaat, zo 't myn leven kan bevryên. Wat misflap ik bega, Rome, in het Hof gebukt, Aanbid eerbiedig 't juk dat zyne fchoudren drukt. 'k Zal van 's volks diepen fchrik gewenschten tol genieten. Men bid de goden aan als zy hun donders fchietcn. tigellyn. Men nadert. DERDE TOONEEL. fJERO, tigellyn, proculus, wachten. proculus. Ik volbragt uw vorstclyk bevel, En Plfj volgt myn fchreên. NERO. ö Proculus, 't is wel, Onthoud u hieromtrent, en wees gereed te komen Zo dra gy 't hoog bevel uws meesters hebt vernomen. Proculus vertrekt. C 4 VIER-  4^ EPICHARIS EN NERO, VIERDE TOONEEL. nero, piso ; tigellyn, wachten, in het verfchiet. piso. Mag ik u vragen, vorst, wat reden van gewigt My in dit oogenblifc ontbied voor uw gezigt? nero. Myn veiligheid, piso. ö Vorst, gy, die haar vreest te wagen, Gy kost in beter hand haar nimmer overdragen. Ik wil voor altoos u van uwe vrees ontdaan. nero. Myn hart wacht alles goeds van zulk een fchoou bcftaan. 6 Ja, men fpant te faam: men hoopt het zal gelukken My dezen dag het ryk en 't leven zelfs te ontrukken. piso. 't Is mooglyk flechts, 6 vorst, een uitgedacht bericht. nero. Ik heb u hier oütboön, opdat ik word verlicht. piso. My!... nero.  TREURSPEL. 41 nero. 't Hoofd der bende is reeds gevat door myn foldaten. My wettigt myne rust niets onbeproefd te laten. Gy, ondervraag het, in myn tegenwoordigheid. Ik duchtte dat de toom, de wraak, die 't hart misleid, Doende in myn felle drift my 't fpoor te buiten treden, My 't dichtömkleed geheim beletten zou te ontkleeden. Ik koos u daartoe uit: gy zult rechtvaardig zyn: Uw onpartydig oog zal fcherper zien dan 't myn'. Ontdek dan, met beleid, verr'dat ge u zoud vertoornen, De fchuldbekentnis en den naam der faamgezwoornen. piso. Maar, Cefar, wie heeft zich by u verdacht gemaakt? Wie is de fchuldige ? verklaar my... nero, Epicharis ziende opkomen. Zy genaakt. piso, ontroerd. Goön ! 't Is Epicharis! j nero. Wat baart u die ontroering? piso, zich her/lellende. Verbazing!... Ja,'t ontzet meen ftort me in driftvervoering, Dat hier een vrouw zo Hout een' aanflag zou beftaan. C5 VYF« é  42 EPICHARIS EN NERO, VYFDE TOONEEL. nero, piso, epicharis; tigellyn, wachten, in het verfchiet. epicharis, ter zyde, in het opkomen. Goörj! Pifo reeds gevat! ons oogmerk is verraên: Den dwingland is 't bekend. Maar, laat ons moedig wezen piso, de ongerustheid van Epicharis op het zien van hem bemerkende, ter zyde. Myn byzyn baart haar fchrik. Overluid. Trcê nader, zonder vreezen, Epicharis'... 'k Ben hier uw rechter. epicharis, ter zyde. Wat geluk! Niets heeft men noch ontdekt. Verbannen we allen druk. Overluid. Myn rechter! Pifo 1 gy! Wat is 't dat wy misdeden? Hoe! zou Epicharis een' gruwel kunnen fmeden'? piso. Voor 't minst beticht men u, De keizer hoort met fchrik Dat gy een' aanhang vormde om hem te onttronen.  TREURSPEL. At EPICHARIS. Ik! Tegen Nero. Gy flaat geloof daaraan, gy, die licht hebt vergeten...? NERO, Geef Pifo antwoord. EPICHARIS. Wel, ik moet ten minste weten Wat ecrelooze fchelm my dus by u bet cht. Men ondervraag' my niet dan voor zyn aangezigt. -Hy kome voor myn oog! PISO. Haar vordring is rechtvaardig: Dat ge u 't voldoen dier bede, ö Cefar, dan verwaardig', NERO, tegen Tigellyn. Dat Proculus verfebyn'. Tigellyn vertrekt, om Proculus te halen. E P I C IIA RIS. IIuc! Proculus! hoe! hy ! fj Cefar! Proculus? Goón hy befchuldigt my! Hy noemt by u myn hart van ftaatsontwerpen zwanger*. NERO. 6 Ja. EPI-  44 EPICHARIS EN NERO, epicharis. 't Is me alles klaar, 'k Verwonder my niet langer. v , nero. Hoel epicharis. Ik zal fpreken, vorst, als Proculus hier komt. Dat deaartsbedrieger beve! één woord maakt hem verftomd. Proculus word door Tigellyn opgeleid, nero, tegen Pifo. Wat kalmte! epicharis, ter zyde. Ik zie hem. Laat ons veinzen:'t moest my hoonen, Maar vryheid eischt myn list: zy moet my des verfchoonen. ZESDE TOONEEL. nero, piso, epicharis, proculus; tigellyn, wachten , in het verfchiet. piso. .Beticht ge Epicharis dat zy een' aanflag maakt? proculus. Ja, Pjfo. piso. Wa'a'ren hde is 't u bekend geraakt? proculus. Op 't feest, door »s keizers gunst onsgistrennacht gegeven; Eer  TREURSPEL. 45 Eer alle vreugde en praal, ten hoogden top gedreven , Het hof, in bosch by bosch, tot nieuw vermaak bereid, In kleiner kringen, van elkander had verfpreid, Zag ik Epicharis, in dilte , alléén, vertrekken, En kon ik 't grootst ontwerp uit haar gelaat ontdekken.'k Ging kort daarna, terwyl ik de eenzaamheid verkoor, De donkre lanen van den fchoonen lusthof door, Als uit een byzynd boschje, een (lem, wat derk gedreven, Myne ooreu tot zich trok om haar gehoor te geven. Ik nader, en herken terdond Epicharis. Een burger, dien myn oog, door 't zwart der duisternis. Onmooglyk kennen kon, wat poging ik ook dede, Lette, in een diepe fiilte, aandachtig op haar rede:' 't Afgrysfelyk ontwerp was 't fchandlyk doel van haar j Maar éénsflags dreef myn komst hen yllings van elkaêr. Dus, meester van 't geheim, dat ik haar wist te onttrekken, Zocht ik haar fpoedig op, om alles klaar te ontdekken: 'k Gaf vóór, dat ik haar' wensch geheel was toegedaan , Opdat haar helfche haat my 't all' zou doen verdaan. Ziedaar hoe ik 't geheim volmaakt haar heb onttogen. Tegen Epicharis. Lafhartige! als gy durft, beticht my nu van logen. EPI-  # EPICHARIS EN NERO, epicharis. 't Ontkennen valt my licht, zelfs zonder pralery; Wat meer is, ik verdien zo wel geloof als hy. Vermits hy niets bevvjst, valt niets te wederleggen; Maar gaarn verneêr ik me om de waarheid hem te zeggen. Weet dan dat Proculus voor my in liefde blaakt. nero. Wiei hy? epicharis. Hyzelf, 6 vorst! Ik zei hem, ongemaakt, Daar ik de felheid van zyn' gloed in 't hart beklaagde, Door zedig zwygen, fteeds, dat by my niet behaagde, 'k Dacht dat hy voor zyn min, die 'k dus ongunstig was, Een vaste weigring in myn ftille koelheid las; En dat hy, zonder hoop van ooit te zullen Hagen, Zyne onbeloonde liefde aan andren op zou dragen. Maar, dezen morgen noch, in fierker liefde ontgloeid, Bood hy zyn hand my aan , door my in 't hart verfoeid: Ik weiger ze, en ziedaar my daadlyk fchuldig maken! b Ja, de laffe fchelm, door fpyt alleen aan 't blaken , Befchuldigt my , ter wraak van zyn getergde vlam; Of eer, ter ftraff' van my dat ik zyn hand niet nam. ÖPifo!... NERO>^"^- piso.  TREURSPEL. 4$ piso. Pleit u vry van al te groot vertrouwen» Epicharis! bewys moet gy ons doen bcfchouwen: Tot vonnislpreking ben ik anders niet in iiaat. epicharis. Gy eischt bewys van my ? 't is biliyk, inderdaad. Zy geeft hem den brief van Proculus. Zie 't hier: wie fchuldig is zal u dees brief berichten. proculus, ter zyde. Wat zie ik prriynen brief!... ó Slag, die my doet zvuehten.' piso, na gelezen te hebben. Die brief is in myn oog tot overtuiging goed. Lees, Cefar! oordeel zelf wien ik verwyzen moet. nero, na de lezing, tegen Proculus. Trouwlooze ! 't is dan waar ? gy hebt haar fnood belogen, Tot ftraf der weigring van uw vruchtloos minbeöogen ? Gy hebt my dan misleid ? proculus. Neen, 'k heb dit niet gedaan, 'k Ontken, wat waar is, niet: ik bid haar fchoonheid aan. Ik heb , haar ftrengheid moê, van haar mywülcn wreken, Maar geenszins wraak bedoeld doorfchandlyklcgenfpreken. 'k Tyg  4S EPICHARIS EN NERO, 'k Tj'g haar de fchuld niet aan van kwaad, door my verdicht; En wat toch is het waar dees brief my van beticht? Alléén, dat ik haar minne, en zy my kan bekoren; Niet, dat ik u bedrieg als ik haar fchuld doe hooren. Weeg, weeg myn woorden wél, met nadruk u gczcid. £k ben de dood getroost, zo ik u heb misleid. NERO. Is 't waarheid? zou dit fchrift my in verwarring brengen? EPICHARIS. Gy twyfelt? weg dien brief, dien hy niet wil geheugen! Tegen Proculus. Ik wilde u wikklen, zegt ge, in fchaiidlyk ilaatsverraad ? Schelm! denk iets beters uit, zo ge u op wraakVerftaati Voor't minst moet ge uw verwyt met meerderfebyns omGewis , wareik in Haat een ilaatsverraad te fmeden,^kIcC^en' Zou ik, onachtzaam, 't u dan hebben toebetrouwd, U, wien de keizer voor zyn' grootfïen gunstling houd , O, die, al deed gy voor uw fnoode vlam my zwichten, Tot 's keizers redding, hem myn wit toch zoud berichten ? Maar, fpreek: zo 't waarheid is dat u wellicht myn mond Trachtte in te wikklen in een heimlyk eedverbond, Heb ik , ontdekkende u zo groot een flaatsbeooging, U hén genoemd, wier arm my fterkt in myne poging, Dien  TREÜRSPËL. 49 Dien vrindenfioct, op wien ik my verlaten kan: Welaan! noem my één hoofd , één lid van 't eedgefpan. proculus. Eén lid van 't eedgefpan! epic haris. Ja. proculus, ter zyde. Wat doorliepen boosheid! Als ik de waarheid fprcek, verfiomt my dan haar loosheid 1 epicharis. Nu zwygt gy. Spreek dan op. n r. r o. Geef antwoord. piso. Meld terftond Wie u genoemd zyn van het gruwzaam vloekverbond. proculus. ö Pifo! 'k weet 'er geen: zy heeft ze my verzwegen. epicharis, tegen Nero. Eischt gy noch méér bewys? bevind ge u nóch verlegen? Zo die getuigenis, ö vorst! u niet voldoet; Zo gy, ondanks dezelve, alsnoch verdenking voed, Zie bier myn hart: floot toe!ontzie geenfchrikvervoering. D Ver-  SO EPICHARIS EN NERO, Verdelg het voorwerp van uw hoogst gegronde ontroering. NERO. Gy fterven? gy!.. Vanwaar die fpoorelooze drift? PISO. Door u, 6 verst! gelast dat ik de zaak hier fchift'. Kan myne zekerheid volftrekt niet hooger fiygcn. Op Proculus wyzende. Hy, hy verraad u hier: zyn fchrik, zyn fpyt... zyn zwygen Omtrent de namen, die hy weten moest... Gewis, 't Bewyst u alles klaar dat hy bedrieger is; Het doet u alles zien dat hy, door list en logen, De redder van zyn' vorst wil fchynen in uwe oogen, En , dringende in uw hart, tot veinzen hoogst bekwaam, Uw gunst wil winnen op dien onverdienden naam. Vorst! laat Hechts de uitfpraak van gerechten toorn hier gelUw ryksbelang verbied zyn fchuld hem kwyt te fchelden. Een groote les is nut: men fchrikk' do troffen af, Wien zyn geluk den lust om hem te volgen gaf. Nooit is 'er rust voor u , zyt gy geen flrenge wreker. Elk listig huigchelacr, van ftraffeloosheid zeker, Zal, ziende dit den weg tot eer en hoogen ftaat, Uw' boezem folteren door voorgewend verraad. Bevorder uwe rust door 's booswichts dood te Haven: De  .TREURSPEL. 51 De fiddring zal 't bedrog best in het hart begraven. NERO. Ja, billyk is de ftraf: de valsehaart zy geflacht Wiens trots me één oogenblik tot fiddren heeft gebragt. Maak alles ftraks gereed om Proculus te ontzielen. Pifo vertrekt. Gy, Tigellyn , ftort hem, eer hy voor 't zwaard zal knielen, In 't akligst kerkerhol, tot grootcr yslykhcid. PROCULUS. 'Ik wilde uw redder zyn en word ter dood geleid. Ik klaag niet om myn lot,hoe hard voordeondervinding, Maar ik beklaag alléén uw fterke geestverblinding. "Beef, zo de waarheid eens door 't floers der logen fchyn': Dan geeft ge my geloof, maar 't zal te fpade 'zyn. NERO. Weg met hem, Tigellyn. Tigellyn voert Proculus weg. EPICHARIS. Dat veelbeduidend fpreken Laat licht, omtrent myn trouw, u noch in twyfel fteken. Myn lot is in uw hand. NERO. Neen, dat uw vreeze zwicht': D 2 'kiioor  65 EPICHARIS EN NERO, 'k Hoor Proculus niet meer, na gy me hebt verlicht. Ca heen, Epicharis. Epicharis vertrekt. ZEVENDE TOONEEL. nero, alleen. Wat fïoutheid! Die verracer Beroert zyn' meesters rust, opdat hy Hof vergader' Tot wraak voor zyne liefde,en maakt,doorhelschbeleid, My, fchaamtloos, 't werktuig van zyn laffe grimmigheid! Myn leven wierd bedreigd!... hyzelf, hy derve 't leven! Hy heeft my fiddren doen: dit's't vonnis vanzynfaeven. AGTSTE TOONEEL. nero, tigellyn. tigellyn. Vorst, Proculus is reeds ten kerker ingebragt... Maar, word gy ook misleid ? is hy met recht verdacht ? 'k Vrees dat een dwaling, die men licht niet kan herflellen, Den fcbuldigen bevry', d'onfchuldigcn zal vellen. nero. Gy vreest dit! om wat réén ? wat brengt dien argwaan voort ? ti-  TREURSPEL. 53 TI GE LLYN. Zyn taal. Zelfs in de boei volhard hy by zyn woord , Dat looze Epicharis een' aanhang op deed ryzen Die waarlyk wel beftaat, al kan hy 't niet bewyzen. Wanneer men ftcrven moet valt alle momtuig af: De waarheid fprcckt vry uit op d'oever van het graf. Maar, 't zy Epicharis u al of niet belage, Ik vrees haar; dit 's genoeg: dat zy uw kluisters dragc: De ftaatkunde eischt die zorg. NERO. 'k Sla op uw'raad geen acht: Vond ik uw voordragt goed , zy ware alreê volbragt. Maar, niets verlicht my in 't ontwerp der trouweloozen: 'k Blyf fteeds de fpcelbal van my onbekende bozen, 'k Moet handlen , Tigellyn , met alle omzigtigheid. Epicharis blyv'vry; doch, daar haar loos beleid My vrees verwekken kan, wil ik dat op haar pogen Een rei verfpieders lett', wier onbcdriegl}ke oogen, Door haar onopgemerkt, geftaag haar gadeflaan, En die me elk harer treên uaauwkeurig doen verdaan, 't Verfoeilyk wccfzel word het zekerst dus ontfponneii; En zy, die onbedacht het roekloos fpel begonnen, Zy vallen voor myn wraak eer de avondfehaduw val,'. E> 3 Ti-  54 EPICHARIS EN NERO, TIGELLYN. Dit wysgcvormd ontwerp is zeker 't best van aïl'. 'k Bied u myn' yver aan, om tot uw wit te raken. 6 Vorst! myn feberpziend oog zal haar alom bewaken. NERO. 'k Betrouw my u geheel. Zy worde naauw' befpicd. Een vorst gebruike altyd de kunst van itrafïen niet; De kunst van veinzery, ik heb het lang ervaren, Is dik w} Is de eerste kunst, die 'tkroonrecht moet bewaren Men neme op dezen dag haar' dichten iluijer aan, En vcinze den oogen blik, om wisfer toe te Baan. Einde van hei derde bedryf. VIER-  TREURSPEL. SS VIERDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een vertrek in het paleis van Pifo. EERSTE TOONEEL. PISO, EPICHARIS, LUCANUS, hoofden der faamgezworenen. EPICHARIS. Lucanus! hoe! hy wil uwe eedle taal niet hooren! De hoop op Seneka is dan voor ons verloren 1 Hy wyst de glori af, door ons hem toegedacht! LUCANUS. Een grysaart vreest altoos dat hy zyn' val betracht. De gryze Seneka fchroomt Romes leed te wreken. Maar, wat gaat hy ons aan ? laat ons van ii flechts fpreken, Die Neroos wrok misleid door uw gefpitst verftand... EPICHARIS. Men fpreke niet van my, maar van het vaderland! Wy zyn by Pifo, (en de tyd dient waargenomen,) Om my te roemen niet, maar om de boei te ontkomen. D 4 Dit  6 EPICHARIS EN NERO, Dit duur belang alléén fP,cke uit ons-aller mond. PISO. Ja, wakkre hoofden van ons rocmnk eedverbond! Ons weigert Seneka tot byftand ons te ftrekken: Wel, dat wc ons, zonder hem, der dwinglandye onttrekken. Hy rooft zich meer dan ons: wy derven flechts één' man ; Hy , de eer dat hy voor 't volk verwinne, of fneuvlcn kan.' Maar, eer ge iets onderneemt, wilt gy met recht ervaren Waarin uw kracht befta: ik zal 't u openbaren. Wy gorden 't fiaal niet aan om de arme burgery Te fleepen, wreed, uit de eene in de andre flaVerny, Niet om een' nieuw' tiran hier op den troon te dringen ; Maar, om dc vryheid , om de wetten, 't juk te ontwringen, Ja, tot hertelling van 't aloud gemeenebest. Een' grooten aanhang heb ik hiertoe faamgeprest; Zyn magtige arm zal fier der fnooden list ontzetten, En ieder aanfhg der ftaatzuchtigen verpletten. Een groot deel van de wacht is reeds op onze zy'; De hoofden van de vloot liaan onze poging by; Wy zien dc helft des raads met ons één wit beöogen: Ik heb al 't Roomfche ryk dus onder myn vermogen, En de uitgebreide draên van dien geduchten Cpü ZynftrikLen voor wie hier, n;?Nero, heerfchen wi). 'k Vrees  TREURSPEL. 5? 'k Vrees gryzen Galbaflcclits: hy zal licht, met zyn bende, Die, om zyn' oorlogsmoed ,hera lang vcorheer erkende, 't Gemeenebest ten val gedreven in 't geweer, Aanrukken tegen Rome, opdat hy 't overheer' ; Maar dan, dan zullen wy hem , fier, van de achtbre wallen, Beftryden,, doen vergaan, of met de vryheid vallen. Ons (laat nu niets te doen dan dat men Nero flacht'; Maar, zo ge my gelooft, neme elk den tyd in acht: 't Is mooglyk dat een fchelm hst hoofd verheffe in Rome: Voorkomen wy 'slands beul, eer hy ons hier voarkome j En dat men ras beflisfche , opdat hy niet ontfnell', W&ir, kós, en op wat tyd men best hem nedervell*. LUCANUS. In 't renperk, morgen reeds:hy moet 'er morgen wezen, Zyn vaerzen zingen, door hemzelv*-alléén geprezen; En, wringend zyne ft'em naar zyner vingren zwier, Zyn klanken paren met de klanken zyner lier: Daar, als hy, door gezag noch teugel in te toornen, Zichzelv'ten fchouwfpel ftelt op't fchouwtooneelvanRomen» Het volk door zyn gezigt ten feilen affchrik ftrekt, En door zyn zangen elk de grootfte walg verwekt. " " Cdigd, Daar wreek men,vol \ an moed,door 't (Trengfterecht verde- Den rang, dien hy onteert, en't volk,dat hybeleedigt! D 5 Dllr,  5? EPICHARIS EN NERO, Da-ar is het dat men hem het veiligst nadren kan, Nu zyne lyfwacht deelt in 't wit van 't eedgefpau: Men icieze dan die plaats: daar moet zyn hoofd, getroffen Voor de oogen van gantseh Rome, op morgen nederploffen; En dat zyn bloedig lyk, ten fchrik der dwinglandy, In plaats van Zyn gefpeel, drfar Romes fchouwfpel zy. piso. Dit doel behaagt gewis aan 't hart van alle braven. Men komt. T W E E D E TOONEEL. piso, epicharis, lucanus, septimius, Loofden der fa amge zworen en. piso, tegen Septimius. Wat is uw wil ? fpreek op. septimius. Een uwer Haven, Epicharis, verzoekt u hem te woord te Haan. Een zaak van 't grootst gewigt dryft zynen yver aan. Moet hy . ? epicharis. Aan zulk een zaak kan licht ons noodlot hangen. 'k Ga, Pifo. piso.  TREURSPEL. 50 PISO. Neen, vertoef! Hy worde hier ontfangen. Men hoore wat hy melde in dees gcfteltenis. Geen vrees beheerscht ons hart wyl 't een der uwen is. Hy koom'. SEPTIMIUS. Hy volgt myn fchreên. Septimius vertrekt. DERDE TOONEEL. PISO, EPICHARIS, LUCANUS, ICILUS, hoofden der faamgezworencn. EPICH APvIS. Icilus'. wat zal't wezen? ICILUS. De lage dienaar van een' dwingland, dien wy vreezen ; De onwaarde Tigellyn, die, als het flaven past... EPICHARIS. Wel nu? wat deed hy dan? ICILUS. Heeft, op geheimen last, Zich in uw hofvcrblyf Mout weten in te dringen: Zyn  &> EPICHARIS EN NERO, Zyn taal, zyn goud verleidde een' uwer vryelingen , Die, ontrouw in zyn' pljgt, all' war hy weet ontdekt, En fnooden Tigellyn tot leidsman zelfs verftrekt Naar de afgefloten zaal, waargy, met zo veel zorgen , Alle uw papieren voor verfpieders hebt verborgen. Ik volg hen, ongezien, van fmart en fpyt vervuld. De fchelm ziet alles in met brandend ongeduld; En , meester eens gefchrifts, u met geweld onttogen , Vertrekt hy.met den gloed vanhelfchevreugdindeoogen. EPICHARIS. Goöti! ICILUS. Ik voorzag uw' ramp, en melde ftraks van daar, Opdat ik dien u meldde, en deele in uw gevaar. E.PIC1/ARIS. Ö Hemel! Dit gefchrift... wat leed ftaat ons te vreezcu 1 6 Pifo! 't is gedaan. PISO. '• ' Hoe! ÉPICH A RIS. 't Zal de naamrol wezen Der helden, door myn \l}t ontboden. PISO. Goón ! kan 't zyn! VIER-  TREURSPEL. Ör VIERDE TOONEEL. i piso, epicharis, lucanus, icilus, septimius, hoofden der faamgezworetutt, septimius, tegen Pifo. M cn bock op 't oogcnblik en Gallus cn Sevyn. epicharis. Hoe! Gallus cn Sevyn!... onze aanflag bleek ten volle: Die beide namen Haan op myne ontroofde rolle. piso. Wat ramp! een der saamgezworenen. Verdoelen we ons , myn vrinden !fcheidenwy3 Eer ons door Nero hier de dood befchoren zy! piso. Romeinen! om wat reen zoud ge uit elkander vlieden? Wat febandelyken fchrik zien we uwe ziel gebieden ? Ziedaar die helden dan, voor allen ramp te groot! Zy fpannen moedig faam, en fiddren voor den doodï Gewis, een groot gevaar dreigt ons van alle kanten: Vorst Nero kent een deel der moedigde eedverwanten; Wat meer is, Gallus en Sevyn , ter draf geleid, Bekennen ons geheim licht uit bloöhartighcid:  É>2 EPICHARIS EN NERO, Zy zullen hunnen eed door 't foltertuig vergeten, En Nero, (twyfelt niet!) zal zeker alles weten. Doch is dit reên genoeg tot fcheiding van elkaêr? Vermeent ge u op die wyz* te ontrukken aan gevaar? Zo Nero alles weet, waar zal uw vlugt toe ftrekken? Zy zal uw leven aan zyn woede niet omtrekken: De wraak zal overal u volgen waar gy treed, Totdat de dood uw' roem met fchandlyk floers omkleed'... Men toon' den grootflen moed in de uiterfte gevaren. Verr' van den flag tc ontgaan, gaat zélf u openbaren: Vliegt yllings naar de markt, 'k Zal alles onderdaan: Ik ftyg ten fpreekgcfloelte, en klaag den dwingland aan. *k Zal dondren tegen 't volk: 'k vertoon hen Romes banden, En doe den haat en toorne in aller hart ontbranden. Zy volgen me allen na door de eêlfte drift geleid, En onzer vrinden moed fchoort onze dapperheid. Hoe zal de dwingland dan dat heldenvuur bedwingen? Zal hy ons wederftaan door zyne gunstelingen, Zyn wulpfche vrouwenfehaar', zyn' weeken zangrenfloet, Gedienstige yvraars van zyn eereloos gemoed? Gy zult zyn legermagt of gantschtyk ingefloten, Of door 't verbitterd volk in woede neer zien ftooten... Maar 'k zie reeds dat uw deugd niet van haar' ftam verviel: 'k Zie  TREURSPEL. 63 'Jc Zie d'ouden heldenmoed ontvlammen in uw ziel: Gy zweert de fiddring af, die fchier u deed vcrtfagen: Gy brand, om, op myn fpoor, voor Rome'tnll'te wagen. Welaan! vol van een vuur, dat de aard' verbazen zal, Ontbiedt gantsch Rome faam tot der tirannen val. EPICHARIS. Komt, gaan wy, DE SAAM GEZWORENEN. Laat ons gaan. Zy zyn gereed te vertrekken; Nero verfchynt. EPICHARIS. Goón!Nero!..Wat gevaren! DE SAAM GEZWORENE N. De keizer! PISO. Laten wy voor 't minst den moed bewareni VYFDE'TOONEEL. NERO, PISO, EPICHARIS, LUCANUS, ICILUS, SEPTIMIUS, TIGELLYN, hoofden der faamgezworenen, wachten. NERO. Waartoe, op myne komst, die nederflagtigheid? Gy,  ö'4 EPICHARIS EN NERO, Gy, die in dezen kring 't genoegen hebt verfprcid, Lucanus! zeg gy 't my. LUCANUS. Als 't verontwaardigd Romen Zich daaglyks baad in bloed, dat uw geweld doet ilroomen, Als't wraak roept van degoón , om zyne ondi aagbre fmart, Dan, Nero! vraagt gy reên!... ach, daal Hechts in uw hart, En gy weet al 't geheim waarvan wy fameu fpraken. NERO. Maar wat behelst het toch dat hem zo ftout kan maken, Zeg, Pifo? PISO. Koe! 't geheim, waarvan Lucanus fpreekt?.. Het is de heilwensch, dien elk vaderlander kweekt; De heilwensch van myn hart, dat ik der vryheid wye: 't Is 't eind' van Romes leed en van uw dwinglaudye. NERO. Soldaten ! volgt den last, dien ik u heimlyk gaf. Epicharis! vertoef. Tigellyn vertrekt met allen, behalve Nero, Epicharis, en eenige wachten. ZES-  TREURSPEL. 6$ ZESDE TOONEEL. NERO, EPICHARIS, wachten. EPICHARIS, ter zyde. Wat wil hy? NERO, ter zyde. 'k Luistere af Of al het eedgefpan wel is in myn vermogen: 'k Zal veinzen goed te zyn, zo worde ik minst bedrogen. Overluid. Ondankbre Epicharis! myne oogen zyn verlicht. Dit is dan 't waardig loon voor 't goede aan ü verricht! Die lyst... EPICHARIS. Is echt. NER O. Wat heeft u tot dit feit gedreven ? EP IC HARIS. Uw gruwlen. Sla dan toe: doe ftraks uw offer fneven. Wat wederhoud u? Met myn vrinden is 't gedaan, En gy, gy fpaart my? gy! Ik moet als zy vergaan. E NERO.  66 EPICHARIS EN NERO, NERO. Ja, maar de menscbjykhejd keert in myn' boezem wede;. Tot wrccden vrouvvenmoord is myne ziel te teder. EPIC II ARIS. Hoe! 't menfchelyk gevoel weerhoud uw razerny!... Na alle uw gruweldaèn zond gy het kennen!.. gy!... Is 't medelyden dan in Neroos hart verrezen!... NERO, met de hoogs tmogelyke geveinsdheid. 't Schynt u in Neroos hart onmogehk te wezen!... 'k Begnp het: Rome ziet me altoos ter ftraf gereedMaar, heimeljk gcftrecld met wat ik eertjds deed, Is heel myn hart verzagt, en al myn haat aan'tzwygen: Geen drift zal op myn ziel weer de overhand verkrjgen : 'k Herroep den tyd, waarin myn fchuldelooze jeugd, Van elk Romein bemind, baar'wellust vond in deugd, 'k Moet blozen voor myzelv' als d' affchrik van al de aarde. Ach! 't grieft my dat ik 't hart der braven niet bewaarde! Ik wil 't herwinnen, my herfiellen in myn recht, En, daar een zagtcr wet het volk worde opgelegd, In Rcmen, ieders vrind, elks vader, zyn geoordeeld. Wees, van dien ommekeer,het eerst cn edelst voorbeeld: Ontfang vergifnis. E P I -  TREURSPEL. 67 EPICHARIS. Ik!... ik neem die nimmer aan, Zo myne vrinden, vorst!-de doodftraf ondergaan. Spaar uwe goedheid, die myn' roem my zoude ontrooven, Of gy moet ze algemeen aan 't eedverbond belooven: Verbryzci aller boei: tot dezen prys - alléén Stelt myn verwonderd hart vertrouwen in uw reên. NERO. Door u wilde ik voor hen genade hooren vragen : Gy vraagt ze: ik ben voldaan: zy worde u opgedragen, EPICHARIS. 6 Nero ! is het waar ? NERO. Gy twyfelt! ... waant gy dan Dat eenig booswicht nooit weer deugdzaam worden kan? EPIC II ARIS. Uw toon doordringt myn ziel :gy komt me oprecht te voren. T> ERÓ. Zy zullen uit uw' mond hier hun vergifnis hooren. Maar 'k vrees dat myne gunst één' hunner licht vergeet. Wat eedgenooten zyn 't wier naam ik noch niet weet? 'k Wil ze allen hier ontbiên: doe my dien wellust fmaken: 'k Wensen hen te zien , die ik gelukkig poog te maken. E 2 EPI-  68 EPICHARIS EN NERO, epicharis, ter zyde. Ik red hen-allen dan?... Wel, hun behoudenis Ontrukt' my 't hartsgeheim, dat me anders heilig is. Overluid, 6 Vorst! verneem... nero, met het gelaat en op den toon eens dwingelands , die reeds alle zyne offers waant te bezitten. Wel nu ? epicharis, de valschheid van Nero bemerkende. Goón'...Hoe word ik bedrogen! Wat moordlust febittert uit zyn blikfemsfehietende oogen 1 Verrader! 'k zie het klaar: gy vlamt op aller dood. Aan wat gevaren, goön! ftelde ik myzelve bloot! Neen, fchelm ik zeg u niets: 'k zal myn geheim bewaren. nero. Vermetele flavin ! gy zult het my verklaren, Of fidder!... aller naam, ten zy ge uw trotsheid buig', Worde u ten halzc ontfeheurd door't ysly kst foltertuig. epicharis. Geen foltertuig zal ooit iets op myn' wil verkrygen. Wie fameuzweert weet te overwinnen, of te zwygen. nero,  TREURSPEL. öp NERO, op de allerdrelgendjle wyze. Gy wilt niet fpreken ? EPICHARIS. Neen. Vrees hen van 't eedgefpan Wier naam uw ydlc toorn onmooglyk gisfen kan. Geloof in elk Romein een' vloekgenoot te ontdekken: 'k Laat, dervende, u dien fchrik,die u tot ftraf moet fïrekken. Kom, doe my fleepen tot den beul, die my verbeid. NERO. Welaan! 'k voldoe terlïond uw tergend onbefcheid: De beulen... ZEVENDE TOONEEL. EPICHARIS, NERO, FAON, wachten. F AON. Cefar,'tvolkflaat onverwacht aan'tmuiten. NERO. Het volk!... EPICHARIS. Nu, Nero? NERO. 't Volk!... Ik zal dien moedwil fluiten. Vervolg. E 3 FAON.  70 EPICHARIS EN NERO, FAON. Vorst! Tigellyn geleidde 't moordersrot, Geboeid, door 't morrend volk, vol toorne om uw gebod, En Pifo ziet dien toorn': „ Rechtfcbapen heldenzielen!" Dus roept hy:„ Haakt myn boei :'k zal Romes juk vernielen!" Men Haakt ze; en naar dc markt fcheurt hy hen allen nu. Hy fpreekt de menigte aan, en dondert tegen u. Zyn taal verhit het volk: het wapent zich, vol woede; En naauw' dat Tigellyn zich voor hun flagen hoedde: Hy vliegt ten hoof, verfaamt uw krygsvolk, en hy ftort Daarmede op 't muitersrot, dat nóch verwoeder word. Het marktveld is terflond één flagveld voor onze oogen. Met weiflend lot, weèrzyds ter zegepraal bewogen, Doet ieder aanhang.door den moord op't wreedst verfcheurd, Nu triomferen, dan bezw) ken, beurt om beurt. Hy gaf my last om u daarvan verHag te geven... NERO. Wel, dat ik Hechts verfchyne,en all' de muiters beven! Het bloed der fchuldigen betoom' hun razerny. EPICHARIS. d Vryheid! vryheid! Ha uw wrekers roemryk by. . NERO. Trouwlooze ! ik zie uw vreugd: gy waant te zegepralen; Gy  TREURSPEL. ?i Gy waant dat Nero 't hoofd zal moeten onderhalen: Gy denkt dat Pifo, in triomf, u by zal ftaan; Maar in de zwaarfte pyn zult gy veeleer vergaan; En, zo hem 't muitend Rome al mogt doen triomferen, Zal ik u, bloedend, en verfcheurd, aan hem vereeren. EPICHARIS. Verzwaar myn foltering: ik juigch in myne ftraf: 'k Zal Rome in vryheid zien! ik daal* vernoegd in 'tgraf. Einde van het vierde bedryf. E 4 V Y F-  ?J EPICHARIS EN N E R O, VYFDE J3EDRYF. Het tooneel verbeeld een onderaardsch gewelf, dat zich in eene verbazende diepte verliest. Het word door eene lamp verlicht. EERSTE TOONEEL. NERO, FAON, FAON. Volg me in dit duister oord: deze onderaardfche holen, 8 Cefar! houden best u voor elks oog verfcholen. NERO, in het armoedigfle gewaad. Verwonnen! overheerd !... En Pifo, die my haat, Die Pifo, dien ik vloek, beheerschtdenRoomfchenftaat! 't Volk , door de zwymelzucht der vryheid ingenomen, Dat wufte volk heeft hy in zyn belang bekomen! Myn wachten, Tigellyn , 't wierd alles neergeveld! 'k Ben door de vlugt alléén der dollen woede ontfneld!... Maar, Faon, kan dit oord my wel ter vryplaats(trekken? Zal geen der muiters dit verborgen hol ontdekken?... 'k Beef ieder oogenbljk. FAON.  TREURSPEL. 73 FAON. Ik voerde u immers niet Langs open wegen, door elk fterfeling befpied? Het feherpst doorzoekend oog drong nooit in dees gewelven: De toegang is bekend alleen aan Faon zeiven; En gy voed wel geen vrees dat ik een' ftap zou doen...? NERO. 'k Ben 't leven u verpligt, cn zoude ik wantrouw voên? Maar, daar ge in 't grootst gevaarmyn dagen wisttefparen, Kost gy ook 't ryksgébied voor uwen vorst bewaren? Of moet ik, met den rouw van een ontkroond gelaat, Den fmaad verduren, dien de elend' te wachten Haat?...' ö Goön! FAON. Een trouwe (laaf, ons op uw' last ontweken, Gaat overal om hulp by alle uw vrinden fmeeken: Wacht zyne wee.komst af, en ft.il uw boezempyn. N E R O. Wat duurt die weerkomst lang! FAON. Hy zal welras hier zyn. Hervat een weinig hoop. E S NERO.  74 EPICHARIS EN NERO, nero. Zie, of hy word vernomen. Faon vertrekt. TWEEDE TOONEEL. nero, alleen. Wat ben ik onverhoeds van ramp tot ramp gekomen! Verwonnen, fluit ik me op in 't binnenst van myn hof; 'k Waan dat voor 't minst de nacht de vrede weder trof: Maar, nieuwe tegenfpoed en nieuwe fchriktafreelen Ontfchcuren me aan de rust, die 'k dacht dat my zou ftrcelen: 'k Spring op, ik vlieg, ik fchreeuw, tot in de ziel ontfieid; Maar alles is my met myn fchatten reeds ontfneld , En niets vertoont myn hof, dat me alle hulp doet misfen, Dan de akligfte eenzaamheid der zwartfle wildernisfen. 'kVlied die onveilge plaats,door angst gejaagd, beroofd: 'k Vlied , éénzaam, barrevoets,met dichtomfluijerd hoofd, In 't armelykst gewaad , ter veilige uitkomstzoekjng, Vervolgd door 't wraakgefchrecuw , en onder elks vervloeEn eindlyk kruip ik in dit akelig gewelf, ^kins' Gclyk een lage flaaf, verachtlyk aan myzelv', En da;(r, gepynigd door den hoon, dien ik moet dragen, Verwacht ik licht, helaas! noch vreesfelyker plagen. Neen !  TREURSPEL. Neen! hopen wy veeleer: 'k heb vrinden: hun beleid Hergeeft my vast den ftaf, en dempt de oproerigheid. 0 Hemel! moge ik ooit den fceptcr weer bekomen, Wat zee van gudzend bloed zal myne wraak doen ftroomen! Wat moordfchavotten zal ik bouwen, 't volk ter ftraff'! Elk myner tranen eischt me een bloedig offer af. Gy , Pifo! gy, vooral!... wat zal 't myn ziel verblyden Als ik u lyden doe wat thans uw prooi moet Iyden!... Waar voert de hoop my heen op eens herileld gezag? 'kMoet alles vreezen, en ik fprcek van ftranen !... Ach, Zal 't ooit my mooglyk zyn? Myn hof,van elk begeven, Verkondigt minder myn herftelling dan myn fneven; Zelfs doet een nare Hem zich in myn hart verdaan: „ Beef, Nero! Nero! beef: 't is met uw ryk gedaan." Gy, die de grooten fchept, fortuin , wier magt wyeererr ,' Laat my misdadig zyn , maar laat my nóch regeeren! , DERDE TOONEEL. NERO, FAON. NERO. Gy zyt het, Faon?... Nu ? FAON.  76 EPICHARIS-EN NERO, FAON. De Haaf voldeed zyn' pügt. NERO. s Hy zag myn vrinden dan? wat heeft hy uitgericht? FAON. Niets. NERO. Niets ? ó Tegenfpoed! Myn hoop is dan verloren! De ondankbren zeiden niets? FAON. Zy wilden hem niet hooren, NERO. Hoe! zulk een weigring heeft hy moeten ondergaan! Sprak by dan Strabo , fprak hy Rufus dan niet aan ? Zy, door myn gunsten groot, gevoelden mededoogen. FAON. Zy waren met uw leed als audren onbewogen. NaauW noemde hy uw' naam, met tranen in 't gezigt, Of daadlyk ging de deur van hun paleizen dicht, 't Zwygt alles; alles heeft uw hoog gezag verraden. NERO. Hoe! Strabo, Rufus, met mui weldaên overladen!... In welk een diepte heeft het lot my ncêigcfiort, Daar  TREURSPEL. 77 Daar ik een gruwel voor myne eigen vrinden word! Maar, heeft hy niet gezegd hoe 't is gefield in Romen? FAON. Wat Pifo onderneem', hy flaagt daarin volkomen. Demuitkrect; Vryheid! wraak! heeft ieders hart ontgloeid, Daar uw doorluchtc naam gevloekt word cn verfoeid. Poppéa, door het graauw dolzinnig aangegrepen, Zien wy,doorgriefd,verfcheurd,1angs Romes flraten fleepen. De dolste woede ontvlamt het teugelloos gemeen. NERO. Men fieept Poppéa wreed langs Romes flraten heen 1 Wat deed hun woede aan my, ware ik in hun vermogen! Myn lyk, van een gerukt, in hun bloeddorstig pogen... ï Ik fidderl... Faon , fpreek: weet ge of Epicharis, Door my ter dood gedoemd, alreê gefneuveld.is? Heb ik in mynen ramp ten minste ééne offerhande? Voldoe, omtrent haar !ot,den weetlust.die me ontbrandde.. i Ach! vlieg,en onderzoek't. VIERDE TOONEEL. NERO, alleen. H ebt ge aan myn wraak voldaan. Trouw-  EPICHARIS EN NERO, Trotuvlüoze Epicharis, dienaar myn' val dorst liaan? Heeft u het foltertuig in 't fchuldig bloed doen fmooren ? 'k Zal min' elendig zyn als ik uw dood mng hooren. Wat leeds deed gy my aan! Myn troon is omgekeerd; Ik zie my van 't heelal verachtlyk weggeweerd, Verftoten , en, alléén, met aller baat beladen ! Ach ! zal geen fterfling 'toord , waarin ikfehuil, verraden! Dat ik ten minste leev'J.. Moet ik dit wenfehen?... ik Geen andre hofplaats zien dan dit verbhf van fchrik? Moet ftiltc , nacht en angst ten hoffloet my vcrflrekkcn ? En mag myn oog geen licht dan van dees lamp ontdekken? Dit yslyk leven is de dood gel)k. Waar heen, Waar ga ik?... Nare droom!... neen, neen, ik flaap niet, neen. Zou hcimlyk zelfverwyt me in 't fiddrend harte doemen ?... 'k Hoor my mcincedigen , ik hoor my moordcr noemen; Ik ben het... Maar, wat kreet! wat aklig doodsgeluid! Het klamme zweef breekt my't verilyvcndligchaamuit,.. Is 't waarheid? komen hier myne offers my beftoken?... Daar zyn ze! ik zie hen! ja!.. Afgrysfelyke fpoken Verryzen, dondren op ui: 's afgronds jammerpoel!... Ik fta hun toortfen, 'k fla hunn' flangenbeet ten doel!.. Aan bun vereend geweld kan ik my niet ontwringen. Houd (land!... Oktavia! komt gy my 't eerst befpringen ? Gy,  TREURSPEL. 7$ Gy, deugdzame echtgenoote! uw woede is billyk groot. Wat kondigt gy my aan?.. 'k verfta u... 't is dc dood ! Dedood!... Komt gy me ze ook verkondigen, myn broeder! Maar, goón! 'k zie Agrippine! ö Myn vermoorde moeder!... Hoe! ft\gen alle doön dan heden uit het graf!... Sterf! fterf! is aller kreet... Wat nooit gehoorde iïraf! 'k Zie tegen my 't heelal in felle wraak ontftoken , En 't aklig graf heeft zelfs het zwygen afgebroken! 't Is uit: my wacht de dood: hy fpant alreê zyn' ftrik... Maar hoe verdure ik dat ontzagchlyk oogenblik? VYFDE TOONEEL. nero, faon. faon. Epicharis is dood. nero. Ha ! 'k mag dc wraak dan fmaken! f a 0 x. Niets deed haar ftoute ziel haar' vasten moed verzaken; En toen zy bukken moest voor't gruwzaam moordgeweld, Was zy niet langer vrouw, maar onveifchrokken held. Het volk bemagiigde haar wreed verfcheurde leden: Het voert haar in triomf met luide vloekgebeden, En  So EPICHARIS EN NERO, En 't bloedig rif, befproeid met bunnen tranenvloed, Is 't heilig onter, dat hunn' eed ontfangen moet. Maar, gröoter ongeluk zal zeker u weervaren. NERO. Verklaar u. FAON. Cefar, ach , ik durf my niet verklaren. Hy geeft hem een papier. Ik bid doorlees dit fchrift, my dadelyk gebragt: Daaruit befpcurt gy ras wat onheil u verwacht. NERO. Wel nu! wat zal dit fchrift, dat my verbaast, me ontvouwen? Ik beef, myns ondanks, nu ik d' inhoud zal bcfchouwen. Ik vrees... Maar, lezen wy... licht is myn vrees te laf. FAON. Ach! NERO, lezende. VONN.'S VAN DEN RAAD, DIE NERO DOEMT TER STRAF. Myne oogen fchemeren: ik kan niet verder lezen. F.em het gefchrift wedergevende. Lees gy tot welk een ftraf men Nero heeft verwezen. FAON. Ik yz'!... De wet beveelt dat gy, om uwe fchuld , Zeer langzaam, in uw bloed , door geesfels fterven zult. NERO.  TREURSPEL. %i nero. Goön! duizend doön voor ééne! Afgryslykfte aller plagen! Is dat de doodftraf dan, die Nero moet verdragen! faon. Ach, vrees het: overal zoekt u de ontmenschte raad: Zyn wacht... nero. Eén oogenblik, eer gy haar nadren laat; 'k Befchikk'voor't minst myn lot in't uiterst uur myn levens. ZESDE TOONEEL. nero, alleen. Ja, fparen we ons die fchandeen haar verfchrikking tevens: Geen eerelooze beul ontziele ons op 't fchavot. 'k Bezit voor 't minst een' dolk : die dolk beflisf' myn lot, Hy brengt den dolk. te voorfchyn, en befchouwt dien. Ziedaar dan, in myn' val, zo gruwzaam in myne oogen, Wat Nero overblyft van 's wacrclds ryksvermogen! Belleden wy dien wél, dien laat den dierbren fchat. Hoe menig doemling die dien rykdom niet eens had!... Ik heb dien; 'k ben daarmeê gewapend: laat ons treffen... F Ik  $2 EPICHARIS EN NERO, Ik durfniet: de angst belet my "t Haal omhoog te heffen. Hoe! laffe Nero! zwart van der rampzaalgen bloed, Ontzet, verfchrikt u 't uwe, als gy het Horten moet? Het uwe is 't dan alléén dat gy niet durft doen frroomen?.. Nóch Haat het aan myzelv' der beulen vuist te ontkomen; En myn verachtlyke arm ontzegt myn hart den fioot! 'k Wist niet te leven , en ik fiddcr voor de dood! Zo Benig vrind my hielp, zou ik licht minder vreezen.., ZEVENDE TOONEEL. nero, faon. faon. Oy zult hier van uw lot niet lang meer meester wezen: Men nadert, rukt vast aan, en kluistert u alsdan : Nóch hebt ge één ecgenbük, bedien u wél daarvan. Men hoort een verbazend gerucht in liet onder aar dzch gewelf. n e r o. Wat vreesh k w< est gédruisch dl ingt 'm rhyne angsfigé coren! Zich den dolk op het hart zettende, tegen Fuon. Help myne onvaste hand mj 't fiddrend hart dóórbooren. 6 Faon, Huur dit Haal... Faon  TREURSPEL. S3 Faon drukt hem den dolk in het hart." Ha! eindlyk komt dcdood! 8 Afgrond, die my wacht! ontfang my in uw' fchoot! j/y Jlort ter aarde. Faon verwydert zich. LAATSTE TOONEEL. NERO, PISO, ROMEINEN, PISO. Hy fterft-.'zyn fchuldig hoofd weethy der wet te onttrekken. Laat voor het minst zyn rifdefchand' ten prooije (trekken, En, door den Tybcrdroom gevoerd in d'oceaan, Van all' wat Nero heet de ontdoken lucht ontdaan. Maar eeren wy voor't minst hen,die 't geweld weêrdreefdcn, En op deez' grooten dag voor land en vryheid fneefdcn. De Griekfche Epicharis verging als Romemhr. Der beulen foltertuig kromp haren moed niet in; Lucanus, wiens vernuft gantsch Rome kon bekoren, Deed ftrydcud , als in zang, zich voor de vryheid hooren: Hy fncuvclde in den flag: wy zyn hunn' heldenmoed Veel meer verfchuidigd dan een' ydlen tranenvloed: Een prachtige eerezuil, aan hunnen roem geheiligd. Vereeuwig' hunne deugd, die Rome heeft beveiligd : Men  84 EPICHARIS EN NERO. Men leze alleen daarop: Voor vryheid omgebragt. Haar tempel zy herbouwd met fïatelyke pracht; En 't oude kapitool, door ons van du'ang ontheven, Hoor'weêr den vreugdegalm: Lang moet de vrviieid leven! 8. 17-98. 2+ EINDE.