E 27  MAATSCH. DER NEDERt. LETTERK. TE LEIDEJf. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukhen , 1841.  Ó E T BELEG DER STAD C A L A ï S,   HET BELEG , DER STAD C A L A I S, TREURSPEL. NAAR HET FRANS CHE VAN BELLOÏ. te AMSTERDAM, bt? J. HELDERS en A. MARS. Met Privilegie,   den WELEDELEN GESTRENGEN H E E R E JAN GILBEMEESTER, Jansz, consul generaal van het hof van portugal by den staat dervereenigde nederlan. 3J}q, liefde voor het vaderland, fchoom. door eenige vermaarde vernuften onzer eei> we als een vooroordeel, als een harsfenfchimmig denkbeeld bclagcht en uitgekreten» is inderdaad die fterke zucht, die onze ziel gevoelt, ons verftand goedkeurt, en ons verkleeft houd aan dat land, aan welkers zeden en levenswyze wy door de opvoeding gefchikt, en van welkers wetten en welvaart den, ENZ. ENZ. 3  wy dus natuurlyke voorftanders zyn gewor- deii2:io-:i-i;iT3a ) v\ i ij a I i U x Uit dit oogpunt befchouwd,' zal de bètamclykhcid., dc loffelykheid der vaderlandsliefde, als een der natuurlykfte hartstochten, niet meerder in twyfel getrokken worden, te meer, wanneer oude en latere historiën zulks met ■ ontallyke voorbeelden kunnen bewyzen. 't Was <3e liefde voor het vaderland alleen die de Republieken van-Sparte, Athene en Carthago in ftand hield. De vermaarde Griekfche . Hiftoriefchryver Thucydides maalt hier van in zyn werk een menigte krachtige _ tafercelen, en toont dat het verval dier Republieken aan de verkoeling der Natiën in dit ftuk. zo wel als aan de verbastering der zeden zy toe te fchryven. By de Romeinen, ten. tyde hunner volksregeering, was zy de fterkftc dryfveer hunner daden. Wat land, .wat volk roemt niet hunnen j Brutus, het Ier  leven zyner zoonen aan het belang van zyn vaderland opofferende ? tot een voorbeeld der allergeftrengfte rechtvaardigheid in onze Stads vierfchaare zo kimstiglyk in 't marmer afgebeeld ? Of Curtius, in den vuurpoel fpringende om zync ftad en medeburgers van een vernielende pest te verlosfen? Öf een Cato zich zeiven uit wanhoop ombrengende om van den val en flaverny zyns vaderlands geen ooggetuige te zyn? En waarlyk zo eeriig volk op aarde dit verheven gevoelen geduurig verdient herinnerd en ingeprent te worden, 't is het Nedeiiandfche volk, dat nu federt zo weinige jaaren tyds zich mag beroemen ctat huime blaakênde vaderlandsliefde alleen hunnen ondergang nog heeft .verhoed en voorgekomen, ja daar door den .arm hunner getrouwe Landsvadcren gefterkt, om in deze kommerlyke tyden rustig en on* A . ver-  vermoeid voort te gaan in het herftellen va» 's Lands rechten en vryheden, en 't welk hier door nog weder getoond heeft waardige navolgers te zyn hunner doorluchtige Voorvaderen , waar van zo veelen 's Lands vryhcid niet hun bloed hebben moeten verzegelen. En 't is in deze dagen geweest, dat men 's Volks flaauwheid in yvcr, hunne onkunde in leergierig onderzoek, en hunne twyfelmoedigheid in onverwrikbaare ftandvastigheid heeft zien verkeeren. 't Is dan zulk een voortreffelyk onderwerp, 't welk de Franfche Dichter bello y uit de waarheid der gefchiedenisfe tot een Tooneelftof gcfchikt, en ik ten dienste van ons Tooneel ter navolging heb uitgekozen. Het fchouwfpel immers is, volgens'tgevoelen zelfs der oude Philofoophen, eenfpiegel dcrwaereldfche bedryven, en wyst ons aan wat loffelyk, wat fchandelyk zy. Het maalt ons de wisfel- val-  vallighcden van Landen en Ryken, benevens den voor- en tegenfpoed der Grooten. Deszelfs voornaamfte doelwit is het menfchelyk hart door krachtige aandoeningen te treffen, fchrik en medelyden te verwekken : zonder deze uitwerking mist het dit doelwit. Het leert de hartstochten te regelen, deelt nutte iesfen uit in ffaatsbeflier, en doet elk eens anders ongeluk als in eenen fpiegel befchouwen, ja wyze toepasfingen maaken uit de deftigfïe voorbeelden, die de gefchiedenis ons daar toe oplevert. Een der fchoonfte voorbeelden van vaderlandsliefde is het geval der zes Burgers van . Calais, ten tyde van de belegering hunner ftad in den jaare 1347. eene zeer voornaame gebeurtenis in de Franfche Historie. Men ziet hier de kroon van dat Ryk aan zynen wettigenerfgenaam betwist door den doorluchtigficn Koning, dien Engeland immer op zynen troon * 5 Sc-  gezien heeft; de doorknecde cn verleidende "ftaatkundevanEduard, die allezyne bekwaamheden in het werk fielt om de grooten en 't volk te beweegen; hunne grootmoedige tegenHand , waarop geen geweld of gunst iets vermag; de heldhaftigheid dier zes Burgers, die zich vrywillig ter ftraffe overgeeven voor de eer van den ftaat, het behoud hunner medeburgeren, en ter ftaving van de grondwetten des Ryks; aan welk tafercel de bekwaamheid des Franfchen Dichters, in de behandeling van dit Huk, nog meerder luister, zo ik my niet bedricge, heeft bygezet. Want hier vertoont zich belanglooze getrouwheid, ftandvastige vaderlandsliefde ,-en beredeneerde kloekmoedigheid in het uitmuntend karakter van Saint Pierre, zich zelv' het eerst ter doodftraf aanbiedende, en door zyn voorbeeld een aantal zyner medeburgers aanlpoorende om zyn voetfpoor te volgen : in Eduard daar en tegen blinkt  Hinkt de onbetoomelykfte heerfchzucht uit, het eigenaardig en gewoone karakter der meeste vorsten, die, nooit met hunnen ftaat vergenoegd, altoos nog naar hooger trap van mogentheid hoopen te fteigeren, waai: dooide waereld zo dikwils als een onftuimige zee omgeroerd, zo vcele Landen door vuur en zwaard verwoest, en der volkeren goed en bloed opgeofferd worden. Onder een menigte voorbeelden, die zulks bevestigen, zoude ik, om hier ter loops iets van aantehaalen, kunnen bybrengen Alexander de Groote, na het overwinnen van geheel Pcrfie en Indie zich bedroevende om dat 'er nog meer waerelden waren dan deze, welke door onze voeten betreden word; en Keizer Vcspafiaan , onder 't zieltoogcn op zyn doodbedde, zich nog bekommerende om de paaien des Roomfchen Ryks nog verder uittebreiden: ongelukkige drift der vorsten! tegen welke elk volk, en voor-  voornaamelyk het onze, altoos op zyn hoede moet zyn. Daar dan dit Treurfpel, wegens deszelfs onderwerp zodanig een indruk op den geest der Franfche Natie (een volk, onder een éénhoofdig gezag leevende) heeft gemaakt dat deszelfs Dichter niet Hechts eene algemeene toejuichingheeft verworven, maar door den Koning met een jaargeld begiftigd wierd, en, 't geen nog verder gaat, dat hem door de StadCalais, byRefolutie van der ftede Raade, brieven van burgerfchap, in een gouden doos met het wapen dier ftad verfierd , zyn toegezonden, en zyne afbeelding in de Raadzaale tot een eeuwigduurend gedenkteken wierd ten toon gehangen, (eene ongemeene eer voor een' Tooneeldichter waarlyk!) zo vlei ik my echter, datmyne ftadgenooten, fchoon het onderwerp niet tot de Historie van hun eigen Land behoort, myne keuze niet zullen wraaken, maar hetzelve met an  zo veel genoegen zien verwonen, als ik in het bewerken daar van gevonden heb. En heeft dit treurtafereel der Calaifche helden reeds voorlang in zyne oorfprongkelyke taaie UWel-Ed. Geftr. aandacht waardig geweest,en hunne grootmoedigheid Uwen geest met die aandoening getroffen, die 't kenmerk is Uwer weldenkende ziel, van welker edele hoedanigheden ik naar verdienste breeder zou mogen uitweiden, indien ik niet vreesde dat UWel-Ed.Geftr. de vleitaal altoos verachtende, zulks zoude mis* haagen, zo zy het my dan alleenlyk vergund te zeggen-dat de vriendfehap, waar mede Gy my zo veele jaaren aanhoudend hebt gelieven te vereeren, my heeft aangemoedigd om deze vrucht myns arbeids aan UWel-Ed.Geftr. toe te wyden. Zy alleen dreef my aan hier in rustig toe te treden, en riep my toe dat het ondankbaarheid zyn zou zo ik vreesde dat Gy haar af zoud wyzen. Ik betuige ^usdat 2y alleen de grondflag dezer toewyding is, ge-  gelyk ik hoope dat diezelfde vriendfehap tot myn levenseind een voornaam onderpand van myn aardsch genoegen zal zyn. Wat kan, zegt de verheven Dichter Poot by waare vriendfehap in dit leven haaien? Zy leid des levens zuurt fchrefn Fan dorens naar gcb'ocmt, en doet de droefheid ebben. Wat is het zoet in tegenheên jfa ook in lly geluk, een'' trouwen vriend te heiben? Aanvaard dan dit offer zo goedgunftiglyk als Uwe. heuschheid gewoon is de verdienstelyke kunsten en wetenfehappen aaritemoedigen, waarvan getuigen zy Uwe uitmuntende verzameling van kunsttal ereelen, die zo ryk en oordeelkundig geftofieerd is, als vriendclyk ten alle,. tyde openftaat voor alle b-aave Kunstminnaaren, en zyt verzekerd dat ik altoos met de uiterfte hoogachting zyn zal Wei-Edele Geftrcnge Heer! U IVd-Ed. Gefit: ootmoedige Dienaar B. Z IV E E RT S.  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben , volgens Ottrooi door Haar Ed. Groot Mog. de Hoeren Staaten van Holland en Westvriesland, den 5>-icnNovember, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigcn DrukvanHET BELEG DER STAD CALAIS, Treur/pel, vergund aan j. helders en a. mars. Amfteldam, den 14. Juny 1785. Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, . dan die door één' der Heeren Gecommitteerden ondertekend zyn. r VER-  VERTOONERS. ] r» DE DERDE', Koning van Engeland. GO! ' VAN HARCOURT, Bevelhebber vmi t $ngehth Leger. MAt'Kl, Engelsch Ridder. LEONORA, Dochter van den Graafvan Fienne, Gouverneur van Ca/ais. EUSTACHIUS VAN SAINT PIE R R E , Hoofdfchoüt van Ca ia is. AUREI.IUS, zyn Zoon. AMBLETUSE, Burger van Ca/ais. DE GRAAF VAN MEEUN, Fransen Ridder. EEN ENGELSCH OFFICIER. ENGELSCHE RIDDERS EN SCHILDKNAAP6N. BURGER HOPLIEDEN VAN CALAIS. EEN HERAUT VAN WAPENEN. LYFWACHTEN VAN EDUARD. Het Tooneel is te Cs/ais, en verbeeld het Paleis des Gou* verneurs, behalvcn in 't'Vierde Bedryf, zynde een Kerker onder het zelve Paleis. HET  II E T Pag. i BELEG DER STAD CALAIS, TREURSPEL EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. SAINT PIERRE, AMREETUSE. SAINT PIERRE. J. "1 oé! trok de Graaf van Vienne op nieuws ten uitval heen? En zyn bevel houd ons hier werkeloos byèen! Moet zyn heldhafte zorg, in't firyden voor zyn vrinden, Ons hier aan bezigheén van min belang verbinden? Zyn keuz' verbied ons beide uit dit Paleis te saan, Daar ons verlangen (trekt om op den wal te lï'aan. Inmiddels poogt de Brit, door yalfche krygsrumoereti, Ons flechts verdeeld te zien, en dus de kracht te ontvoeren, ó Vaderland!.., hoe zucht myn hart om 't oorlogswee! 'k Zie zo veel bloeds geftort, en 't myné ftroomt niet mêe! A De  ? HET BELEG DER STAD CALAIS, De Stadvoogd, in wiens val wy allen gaan verloren, Heeft weder 't grootst gevaar voor zich alleen verkoren. AMBLEÏUSE. ó Hoofdfchout van Calais! 't ftrekt my niet min tot pyn, Dat we in 't gevaar der Stad dus beide afwezig zyn. Maargy, gy hebt een' Zoon, dien Vienne u moetbenyden ; Dien gy in 't veld van eervoor't Vaderland ziet ftryden ; Die door zyn' heldenmoed, in de eerste opgaande jeugd, Naast d'edelen Ilarcourt, uw' ouderdom verheugt. Niets hoefde in't wreed beleg hem tot zyn'pligt te maanen. Hy heeft tot ons ontzet den v»eg reeds helpen baanen. Wat heil, zo deze dag onze onderneming kroon', En zynen naam by dien der Helden ftell' ten toon! Zo hy den prys verwerft, die hem het hoogst moet ftreelen, En by dien roem, moge in zyns Konings achting deelen! SAINT PIERRE. Gyfchetst! ó braave vriend! een hart, vervuld van druk, Vergeefsch het denkbeeld van zo heugchlyk een geluk. *k Voel door eeniieimlyke angst myn zinnen overheeren, En moet met leed dit bly vooruitzicht van my weeren. AMBLETUSE. Hoe! wanhoopt gy zo fterk aan 't lot van dezen dag? SAINT PIERRE. Ik hoop voor't lot van 't Ryk al wat men hoopen mag. (ken, 'k Beklaag een Volk,'t welk ftraks door tegenfpoed bcz weIn 't onheil van den Staat het hoofd niet op durft Hoeken, % Of  TREURSPEL. 9 Of't juk, dat hen beknelt, geen wederftand d .rftbién. En daar door op zich zelv' verachtlyk neêr moet zien. Wy moeten nog de hoop, als 't helden past, bewaaren: Een groote ziel weet zich te redden in gevaaren. Ligt dat ik met myn' Zoon deez' dag nog fneuvlen moer. Maar zulk een lot is fchoon, zo 't flechts den Staat behoed; En zo elk burger hier die zelfde taal durft fpreeken, Is zulks voor 's Lands behoud het allergunstigst teken. AMBLETUS E. Uw voorbeeld zal hunn' moed verfterken in dee~' nood. Gyzoud, verrukt van vreugd, hen vliegen zien ter dood, Kon elk in zynen val Hechts 't Vaderland b.^ryden. SAINT PIERP. E. Ja, deze hoop, myn vriend! kan nog myn ziel verblydenj , Wyl 'k vrees dat 's Konings magt, fchoon die in aaatogi is, Ons weinig baaten zal in deez' geftcltenis. Hoe dringt hy'tlegerdoor,'t welk zo veel fchansfen dekken, Waar in natuur en kunst elkaêr tot hulp verftrekken? Dat ons aan allen kant op 't allernaauwfte omvat, En vormt een nieuw Calais om deez' gedreigde Stad? En welk een byftand kan ons 's Vorsten magt verleenen, Zo lang zich Vienne met die magt niet kan vereenen? Terwyl Harcourts * gezag ons billyk vrees verwekt, En Eduards geluk ten wisfen borg verftreit. Zyn * Godefroy van Harconrt. A 2  4 HET BELEG DER STAD CALAIS, Zyn broeder, * die van elk zich om zyn deugd ziet minnen, Poogt vruchtloos dien verraêr we*r voor zyn' Vorst te winDe ondankbre Godefroy, wien niets beweegen kan , (nen : Weleer de lust van 'tryk, maar thans'er de affchrik van , Doet voor's volks tegen weer fleehts zyn verachting bly ken, En onze dapperheid voor zyn vernuft bezwyken. Geen kunstgeheim kan zyn doordringend oog ontgaan, En 't ryk vergaat dus door zyn eigen onderdaan. AMBLETTJSE. Zie hier wat bittre vrucht de hoïtwist ons doet fmaaken ! Een aangedaane hoon deed hem zyn' pligt verzaaken, Daar hy onfchuldig zich in boeijens zag gekneld. De wraak alleen verfchoont de dwaling in dien held, Die, toen de ballingfchap dien wreeden hoon volmaakte, Door 't vuur der jeugd genoopt, in dolle woede blaakte; Die dees vervolging dus wou (Iraffen met verraad, En nu, als balling, flrekt ten geesfel voor den Staat. SAINT PIERRE. Ik hoor geftadig nog 't gefchut zyn donders braaken. AMULET USE. De zeegalm voert dien klank te rug langs onze daken. SAINT PIERRE. Wat kan de dapperheid des grootften helds voortaan, By 't werken van zo wreed een moordmetaal beftaan? Dat * Lodewyk van Harcourt.  TREURSPEL. 5 Dat 's hemels donder in zyn kracht fchynt na te ftreeven; Waar mèe de Brit alleen tot nog al de aard doet beeven; Maar dat welhaast het lot der Volken in 't heelal Bellisfen, en de dood de hand zelf leenen zal. (ken! Vervloekt gedenkftuk.'t welk deze eeuw ons kwam ontdekWaar in vernielkunst ons ten wetenfchap moet ftrekken. 't Is clan, op dat uw toorn niet vruchtloos zy gefpild, Dat ge ons met's afgronds vuur, ó hemel! waapnenwilt? En 't is 't moorddadig hart gerechtlyk loon verfchaffen, Den flervling door zo ftreng een geesfelróe te firaffen. Na een weinig ftilte. (Maakt, Maar vriend! het dondren van 't gefchut fchynt reeds geAMBLETUSE. 6 Akelige ftilte! SAINT PIERRE, na eens ter zyde des Tooneels uitgezien te hebben. Ach ! onze val genaakt: 'k Zie'op den Torentrans geen glorieftandert pronken, Die't kenmerk zyn moest dat de zege ons wierd gefchonken. A M B L E T U S E. Ons volk is overmand: daar is geen twyfel aan. SAINT PIERRE. Ach! zo zulks waarheid zy.... dan is myn Zoon vergaan. Hy kende 't vlugten nooit; zyn drift, te veel vermeten, Heeft de eerlykfte aftogt fteeds lafhartigheid geheten. Hy ftierf.... maar hoe: ikfehrei?.... myn Vaderland ! ö neen, A 3 'k Moet  6 HET BELEG DER STAD CALAIS, 'k Moet eerst u zien gered, eer ik myn' Zoon beween! ó Zucht voor't Vaderland! h oe krachtig kunt gy fpreeli en! Gy weet in 'i hart de deugd en heldenmoed te ontfteken. Vervul myn' geest op nieuws met uwen eedlen gloed, Uw invloed ftuite alleen eens Vaders traanenvloed. MynKoning,Frankryk roept me om hen terhulp te ftreeven, En geenzins 'tbloedeensZoons, die voorhun dienstmoest Ga heen, verneem hoe 't is gelegen op den wal.(fneeven.' TWEEDE T O O N E E L. SAINT PIERRE. JLJit is' dan 't uur, het welk ons lot beflisfen zal! Het Iaatfte tydperk van zo veel rampzaalge dagen!.... Maar 't ftrekt voor de eer een fpoor iets groots voor 't laatst te waagen. 't Is 't heldentydftip.... maar 't isall' nog ftil naar 'k hoor. Gy Vienne's eedle telg! heldhaf'te Leonoor! 'k Beklaag uw lot.... gy hebt, ontziende geen gevaaren, Gewis den ramp aanfchouwd van onze heldenfchaaren; En Vienne, die hier de eer der zege fteeds genoot, Koos voor de nederlaag voorzeker nu de dood. Maar 'k zie zy komt. DER-  TREURSPEL. 7 DERDE T O O N E E L. LEONORA, SAINT PIERRE, LEONORA. H elaas! myn Vader.' SAINT PIERRE. Ach! dit zudnen, Dit fchreijen meld my LEONORA. Ja, gy moogt het ergfïe duchten. Zo al de rampfpoed ons had kunnen zyn verleend, Lot had gewis, om ons te treffen, die vereend. De Vorst zogt met Harcourt en Vader, onbezweken, Op 's Vyands leger van drie zyden in te broeken: Maar ach! hy wierd gekwetst, Harcourt is omgebracht, En 'k zie myn' Vader in der Britten wreede magt. Ons Volk, in aantogt, fcheen geen ongeval befchoren. Maar 's Vyands moordgefchut laat zich toen eensklaps hooEn braakt met een geweld, waar voorniets isbeftand, (ren, Op onze heldenfchaar zyn gloeijend ingewand. Wy zien hen nochtans, door myn' Vader voorgetogen, Stouthartig door dien drom van kogels heen gevlogen. Wanneer zyn moedig ros, gekwetst door wond by wond, Bezwykt, en op hem ligt te ipartlen op den grond. Ons krygsvolk, zonder op myn gillen eens te letten, A 4 Schiet  8 HET BELEG DER STAD CALAIS, Schiet ylings toe, om hem uit dit gevaar te ontzetten. Hun dapperheid fchonk aan hun liefde nog meer kracht; Elk had myn hart voor hem, dien eik als Vader acht. Maar ach! het moordgefchut velt d' eenen held na d' ander, Woed onophoudlyk, hoopt zyne offers op elkander, En vormt, terwyl zyn vuur brengt rang by rang ten val, Van ons gefneuveld volk een' uitgeftrekten wal. Terwyl vernielt het ftaal 't geen 't vuur nog wilde fpaaren, En velt het overfchot van onze heldenfcharen. Myn vader word in 't eind', terwyl hy 't licht verfoeit, Door Britfchc hulp gered, maar tevens ook geboeid. En ftelde toen 't gevaar te fterk hem aan kwam randen, Zyn afgebroken fpeer des Vorsten Zoon in handen. SAINT PIERRE. Hoe doet dit naar tafreel myn ziel met fiddring aan! Maar ach i myn angftig hart durft naauwlyks onderftaan Mevrouw! 'k was Vader heeft dees droevigftc aller dagen My niet myn laatfle hoop, myn' waarden Zoon ontdragen? , I.EONORA. té zag hem door ons volk, dat hy nog weêrftand bood. Te rug geleid, terwyl het bloed zyn' arm ontvlood, Hy ftrééd zo lang, tot hy zyn kracht zich voelde ontnomen. SAINT PIERRE. Hy leefr! en heeft zyn bloed voor 't Vaderland doen ftrooó Dübbel heil! hoe veel zyt gy een' Vader waard! (men! 'k Zie dan myn'Zoon Bog weêr tot's Vorsten dienst gefpaard.  TREURSPEL. 9 LEONORA. Rechtfchapen gryze held! uw eedle driftvervocring Doet my met eerbied aan, en (lilt myn zielsontroering. Zo vaak myns Vaders post hem my ontwyken deed, Hebt gy me uw hulp verleend, by my zyn plaats bekleed. Uw groote ziel doet my fteeds hem in u aanfchouwen. Uw voorbeeld wekt in elk een edel zelfbetrouwen. SAINT PIERRE, willende heengaan. 'k Vergaêr fluks 't overlchot van onze ontkomen magt. LEONORA, hem tegen handende. Vnrroef; Aurelius heeft reeds dit werk volbracht. Wy zagen reeds den Brit zyn leger wéér betrekken, En onzen wal terwyl voor nieuwen aanval dekken. Maar 't voegt ons thans een oog op Vaders lot te Haan, Die 's overwinnaars toorn bezwaarlyk zal ontgaan.(den, Myn vrees heeft, om den ftaat zyns noodlots te doorgrouEcn' trouwen vriend reeds naar den vyand afgezonden. Ach! kom myn' moed te hulp, die me in dit uur begeeft, Op 't denkbeeld zyns gevaars, dat voor my ne oogen zweeft. Gy ziet nu klaar de bron van onze «genheden.: Hoe Eduard, niet met het Britfche ryk te vreden, Ook 't erf van Frankryk zoekt te hechten aan zyn kroon, En 's Moeders recht hereischt als erfgenaam en Zoon, Hy durft den Koning zelf een muitend prins te noemen.... Ach! zo hy op dien voet myn Vader eens ging doemen !.... A 5 SAINT  ïo HET BELEG DER STAD CALAIS, SAINT PIERRE. ó Neen! hy tracht's Volks hart geenzins door dwinglandy Te tergen, maar door gunst te winnen op zyn zy'. Doch zo hy, tegen 't wit van zyn belang gedreven, Eene ongepaste toorn al eens gehoor mogt geeven, Harcourt, dien Eduard zyn gunst fteeds blykffli doet, Die door uw' Vader als een' Zoon wierd opgevoed; Hy,wiendehoopuws echts fteeds deed verwinnaarblyven, Uw hand ten loon zou zyn voor zyiie krygsbedryven; Hy, de oorzaak van uw ramp, dien hy in't hart beklaagt, Bevredig'dan den Vorst, wiens roem hy onderfchraagt. LEONORA. Ach! hy alleen, hy wierd meineedig aan zyn' Koning.(ning. Nooit ftrekt zyn moed by my zyn misdryf tot verfchooZyn naam ftrekt my tot fchande, en zyn trouwloos gedrag, Brak allen band, die me aan hem hechtte, fints dien dag. Wat hoon voor myne min ! een min , die nog durft fpreeken Ter gunst eens fnoodaa; ts,die zyne eeden dorst verbreeken. Toen ik zyn hart verkoor, verdiende hy het myn': Myn eerfle zorg was hem in deugd gelyk te zyn. *k Zogt nooit myn zuivre .vlam door veinzcry te dekken , Die een doemwaarde min ten toevlugt moet verftrekken. Het hart, dat fchuldloos mint, verfmaad die veinzcry, En meld aan 't garicsch heelal, wie haar verwmnaw zy. 't Zy hy in 't fteekfpel, als het oefenperk der helden, Gaf de eerste proeven, die zyn krygsgeluk voorfpelden; liet  TREURSPEL. ir Het zy zyn ara, ten dienst der Christenen gereed, Het Mufulmans geweld voor Franktyk zwichten deed; Zyn wapens pronkten fteeds met mynen naam en kleuren; Hy juichte als zyn gevaar myn zorgend hart deed treuren. Helaas! hoe zuiver was te dier tyd nog zyn bloed! Myne angst wierd toen voor 't minst door zo veel eers verNu zie 'k met afkeer aan zyn haatlyk triomfeeren, (zoet. Waar van de luister flechts zyn fchande kan vernreêren. VIERDE T O O N E E L. LEONORA, SAINT PIERRE, AMBLETUSE. AMBLETUSE. Het is gedaan: Ik zag uw' Zoon, fchoon zwaar gewond. Vol moed 's volks overfchot verzaamlen in deez' ftond. En, ondanks zyn gelaat door bleekheid is omtogen, Men zag het edelst vuur nog fchittren uit zyne oogen. Het bloeden zyner wond was naauwelyks geftuit, Of hy, gelyk een held, ftreeft weêr op nieuws vooruit, En ftelt, terwyl hy fier Mauni dwingt af te trekken, De posten veilig, die 's Volks aftogt moeten dekken. Maar buiten ons had hy te verr' zich blootgefteld; Verfchoonbre roekloosheid in zulk een' jongen held. Hy komt. / 'TF-  Ia HET BELEG DER STAD CALAIS, V T F D E T O O N E E L. LEONOIA, SAINT PIERRE, AMBLETUSE, AURELIUS, met den arm in een Jluijer, tn door een' Burger geleid wordende. SAINT PIERRE, Zoon te gemoet tredende, en hem omhelzende. "V^il thans het loon uws heldenmoeds bekomen, Myn Zoon! nooit kost ge uw bloed op eedier wyz'doen ftroomen. Kom, voel myn hart, waaruit dat bloed weleer ontfproot, Van blydfchap kloppen, nu gy 't voor uw Land vergoot. AURELIUS. Myn Vader! 'k heb, fchoon 't lot moge onzen val bepaalen, Genoeg nog ovrig om dat duur te doen betaalén. En 'k zal welhaast voldoen, ten koste van myn hoofd, Aan 't geen myn eerste proef den vyand heeft beloofd. Vergeeft myn zwakheid thans, die my naar rust doet haaken. Hy zet zich neder, en zyn Vader drukt hem in zyne armen. Uw blydfchap Mort een vloed van traanen langs myn kaaken. Ach! fneuvelde ik aldus in volle zegepraal! Mogt ik deez' wallen nog gered zien door myn (laai! Myn' Koning waardig zyn! en offeren te gader, Myn  TR EURSPEL. 13 Myn bloed aan't Vaderland, myn traanen aan myn' Vader! tegen Leonora. • Wyl myn verwinnaars naam, Mevrouw! u nog niet bleek: 't Was voor den arm eens helds, dat myne kracht bezweek: 'k Verdedigde Harcourt, zieltogend neêrgezegen... En in dien zelfden ftond, kwetst my zyns broeders degen. Toen volgde een naar tafreel ,'t geen nog myn ziefontftelt. „Harcourt! myn broeder!" roept de fchier bezweken held: Hy fchrikt... herkent die flern.... zyn oog vliegt heen en weder... Hyziethem...gilt...fchiettoe...en valt op'tligchaam neder. Dus zagen zy elkaêr in die gefteltenis Gy gist licht wie van hen nu de ongelukkigfte is. LEONORA. Wat dierbre panden doet gy hem tot offers (trekken! ó Hemel! welk een fchrik moet dit zyn ziel verwekken! AMBLETUSE, tegen Saint Pierre. De Burgerhopliên zyn hier allen by elkaêr. Zy wachten dat uw mond hunn' laafden pligt verklaar'. SAINT PIERRE, na Ambletufe een teken gege en te hebben om hen binnen te leiden, tegen Leonora. Beuier 's Volks moed: doe hen uw' Vader dus herkennen; Zo leere uw kunne naar uw voetfpoor zich gewennen: Deze is het, die fteeds de onze aan haaren dienst verpand, Terwyl zy vaak bewerkt der mannen hoogfte fchand; Maar ook, zo vaak zy ons het gloriefpoor wil wyzen, De  14 HET BELEG DER STAD CALAIS, De zucht tot eer in ons ten hoogden top doet ryzen. Stel dan dit volk gerust, "hoe hooploos 't u ook fchyn'i Daar 't niets dan glorie zoekt, kunt gy hun godfpraak zyn. ZESDE T O O N E E L. LEONORA, SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, BURGERHOPLIEDEN. SAINT PIERRE. _DSchermers van Calais! die onze Burgerfcharen Der Riddren krygsmoed op uw fpoor doet evenaarenï Moet ge op deez' wal, in fpyt van zo veel heldendaén, Den Britfcheu ftandert zien, naast onze lelyvaan? Ten tweedemaal verfierde een vruchtbaare oogst deez* landen, Maar viel ten tweedemaal in 's vyands wreede handen,, Sints Eduard op ons kwam woedend aangerukt, En telkens voor deez' Stad zyn poging zag mislukt. Gy deed dandvastiglyk uw' dappren weêrfrand blyken, En toonde in krygsbeleid voor 't zyne niet te wyken. Hoe dikwerf waande hy, verzaamlende al zyn kracht, Zyn ftout ontwerp te zien by 't volgend licht volbracht! Een vryen doortogt in deez' open muur te ontmoeten, En aan ons drydbaar volk zyn flrenge wraak te boeten! Maar als de dag verfcheen, zag zyn verbaasd srezicht, Een' nieuwgevormden wal van 't oude puin gedicht. Zyn  TREURSPEL. 15 Zyn moordend fchutgevaart, hem weêr teruggedreven; Uw moed, die 's vyands moed verr' kon te boven (treeven; Dit all' kon zyn ontwerp verydlen tot zyn leed, Daar aanval noch gevaar u ooit bezwyken deed. Nu moest hy zyn triomf van zulke geesfels wachten, Waaraan natuur in '1 eind' moet offeren haar krachten; Die ftrenge geesfels, die geen ftervlingkanweêrftaan, Vernielden meer, dan 't zwaard des oorlogs had gedaan. |Nu zagen we ons door 't weêr der ruwe jaargetyden, Dan weêr door hongersnood op't vreeslykst ons beftryden; Terwyl de veege pest, daar ze uit den graf kuil woed, De dierbre Iyken ons ten beulen (trekken doet. Het walglykst voedzel, 't welk de elend'niet zoubegeeren, Maar in den hoogden nood een toevlucht,niet te ontbeeren, Het heerlykst kenmerk van's volks trouw voor't Vaderland , Strekt hier den rykften zelf ter eenigfte onderftand. Ja alle hoop is met dit laatst gevecht verdwenen, Nu's Konings magt zich niet met de onze kan vereenen; En daar een honderdtal van fchepen voor deez' wal, Door hongersnood en dood verzekert onzen val. Ware ons nog, wyl de hoop geheel toch is verloren, 't Gewoone lot van een belegerd volk befchoren, En de overwinnaar met onze overgaaf te vreên, Ik zou u allen ftraks in dit befluit doen treên. tMaar Eduard durft ons een misdaad op te leggen; Eischt dat we een wettig Vorsten eed en trouw ontzeggen; Dit  16 HST BELEG DER STAD CALAIS, D:t volk, in weerwil van 's Lands wet, hem hulde biê, En hy op Frankryks troon zyn recht bekrachtigd zie; Ta dat men hem als Vorst ontfange in deze Staten, Vergifnis fchenkende aan oproerige onderzaten.... Keen, nimmer krenkt gy dus uwe eensbezworen trouw, Door zulk een lafbeflaan,... 't welk ieder doemen zou. Gy zult u zelv' de vrucht dier weérftand niet onttrekken, Noch uwen roem, den prys van zo veel bloeds, bevlekken. Sterft dan voor uwen Vorst, voor wien ge uw bloed vergoot, En kiest een dood veeleer, die nog uw'roem vergroot. Ik laat u de eer den weg daartoe my voortefchryven, Vernoegd dat ik met u myn' eed getrouw zal blyven. LEONORA. Ja Burgers! 'k merk reeds, eer ge uw glorie dus verkort, Tot welk een grootsch befluit uw ziel gedreven word. Myn Vader zelf ontwierp een offer, zo verheven.... Wat heil! mogt zyne telg u 't voorbeeld daarvan geeven! Ja", 'k heb Calais, gelyk myn eerste wieg bemind: 't Is billyk dat ik daar met u myn graffteé vind. En wyl geen uitkomst in deez' nood meer is te ontdekken, Laat deez' vernielde Stad ons tot een houtmyt (trekken. Bedenkt dat Edua'-d, van fpyt verwoed, deez' nacht, By d' eersten aanval ziet de vest in zyne magt. Dat Hechts . en h tndvol volks den wal naauw kon bezetten, En de ove/roiiipiing dus onmogelyk beletten Denkt  TREURSPEL. Ï7 Denkt gy dit doodlyk uur dan aftëwachten ? Wilt \ Gy 's vyands moordlust zien door flroomen bloeds geflikt En op het ftddrend hart van uw verflagen Vrouwen Onteerde Dochters en vermoorde Zoons befchouwen? Keen neen , onttrekt u zclv' aan 't woedend moordgeweer, En dat de dood voor 't mïüst een fchuilplaats fbreklre aan'de Gy zult uwe egaês zien u dit befluit ontwringen, (eer. En uwe hand tot zulk een nutte wreedheid dwingen; Met Vader, Man en Kroost, als 't vuur op 't hevigst woed, Geftrengeld arm in arm, zien Horten in den gloed. Dat Eduard, kan 't zyn , zich 1'chaame om zulk een zegen, En in Calais niets dan een puinhoop hebb' verkregen. Ja dat Harcourt, vervuld van wroeging, fchaamte en fpyt, De harten eens herkenn', weleer hem toegewyd: 't Berouw doe hem vergaan ; en ik zal door myn flerven, Myns Vaders traanen , maar zyne achting ook verwerven. Ja dat we, in 't midden van de vlam , die ons verteert, Waar uit ons aller roem gezuiverd opwaarts keert, Nog zeggen, dat Calais, in trouwheid nooit volprezen, Toen 't ophield Fransch te zyn, ook ophield meer te wezen, ACREL1US. Roemwaarde drift, die 't hart van dtes heldin verfterkt, 'kVoelhoe ge op nieuws op myn verflhauwde zinnen werkt! Ja, Frankryk houd op ons onrustig 't oog geflagen: Laat ons het voorbeeld zyn , waar na 't zich kan gedragen. Hun lot hangt van ons af: 't is tyd hen voor te gaan, B Door  18 HET BELEG DER STAD CALAIS, Door zulke daaden die 't begrip te boven gaan. En op dat Eduard van deze kusten vliede, En zyne uitheemfche ftara deez' volkren nooit gebied?, Doen wy hem zien, dat, fchoon zyn magt ons overmann', Hy ons vernietigen, maar niet regeeren kan. De Brit benyde ons graf als we in de vlammen fmooren. Of zo hy weigert naar de menschiykheid te hooren, En de infpraak der natuur hardnekkig durft weêrftaan, Zal onze Vorstenmin die nevens hem verfmaên. Gaan wy Zyn'' Vader by de hand grypende, en daar op ftilftaande. Maar ach! zal ik deez' vaderlyke handen, Dit dierbaar hoofd, dan door de vlammen zien verbranden? Ach! dit 's onmooglyk... 'k zie gy fiddert... ik niet min... Ik ben de jongfte.... 'k ga, en werp my 't eerst daar in. Hy wil vertrekken. SAINT PISRR.E, hem tegenhoudende. Blyf..... ' 'tegen V Fbik. Vrienden! hoort wat my de hemel in komt geeven : Die infpraak redd', kan 'tzyn, zo veeier braven leven. Spaart, fpaart uw edel bloed, ten dienst van Vorst en Staat. tegen Leonora. Men melde aan Eduard uw' ysfelyken raad; Met aanbod tevens dat we ons opzet zullen (Taaken, En hem van Stad cn fchat volkomen meester maaken, Mits  TREURSPEL- 19 Mits hy aan al dit volk den aftogt toe wil Maan, Om , onbevlekt van trouw, naar hunnen Vorst te gaan. Gewis zal Eduard, door fpyt op 't felst bewogen Maar voor't behoud der Stad moet hy zulks wel gedogen. Wat fchaad het toch Valois, die op zyn zaak vertrouwt, Of hy een Stad verliest, zo hy zyn volk behoud? Laat ons tot zynen dienst en have en erf begeeven: Die offerhande is meer als 't offer van ons leven. Zyn tegenfpoed roept ons by zyne legervaan: Ilerftellen we ons verlies door nieuwe lauwerblaên. ' Hy flelle in onze hand, voor hem nooit moê geftreden, Zyn minstverzekerde, zyn meestgedreigde Steden; Zo waan' de Brit, als wy hem telkens weêrftand bien, In elke Stad of fchans, een nieuw Calais te zien. Mevrouw! zie hoe elks hart word op dees taal bewogen; Zie hoe de blydfchap ftraalt uit hunner aller oogen. Vertrek, braave Ambletufe! eisch by den Vorst gehoor: Spreek trotfchen Eduard: flel dit verdrag hem voor. Laat ons terwyl aan 't volk dit bly vooruitzicht melden. Met welk een grootsch gefchenk zal ik myn'Vorst vergelden! Einde van het Eerfts Bedryf. S a TWEE-  fio HET BELEG DER STAD CALAIS, TWEEDE BEDRYF, EERSTE T 0 O N E E L. T HARCOURT. Xloe word myn angftig hart gefolterd keer op keer! IJoe fchaam ik my!... heiaas! ik kén my zelv' niet meer. ö Stad! vervuld met roem , en de yslykfte oorlogsplaagen , Zie uw' Verwinnaar zyn triomf zich thans bekiaagen. ó Broeder!... voor myn oog zo deerlyk omgebracht, Gy bleeft uw' pligt getrouw.... en ik hebilien veracht. Uw bleeke fchim waart om my heen alle oogenblikken; 'k Hoor uit uw' veegen mond nog die benaauwde fnikken; Uw^aatfte zucht deed my hcrinren in dien ftond, Die heilige eeden, die'k voorheen zo eerloos fehond; Uw item brengt door het oor my weder die te binnen; Uw bloed maalt die voor't oog aan myne ontroerde zinnen; 'k W ord door berouw, door fchaamte, en razerny verhoerd; De wroeging ftrekt een beul, die myne ftraf vermoert; En myne liefdevlam, nog feller in dit woelen, Doet al myn fmarten my nog heviger gevoelen. ó Leonoor! wier hart ik hoogst onwaardig ben, Van welker rampfpoed ik my de eenige ooi zaak ken, Zo uw gehoonde zie! door wraakzucht is ontftoken, Juigch dan in myn verdriet: gy zyt genoeg gewroken! TU 'E E-  TREURSPEL. ar TWEEDE T O O N E E L. HARCOURT, EEN OFFICIER. HARCOURT. \V^at antwoord gaf zy u? DE OFFICIER. Zy komt reeds herwaards aan; En 'k deed, naar uw bevel, uw' naam haar niet verftaan. HARCOURT. 'k Brand van verlangst, en voel haar komst my fchrik verwekken. Haar Hechts te aanfchouwfji zal my 't wreedst verwyt verftrekken. Hy wenkt den Officier heen te gaan. DERDE T O O N E E L. HARCOURT, LEONORA. LEONORA, van verre naderende , zonder hem aan te zien. IVIynheer! ik had in't lot, waartoe'k my zie gebracht, Van myn' Verwinnaar nooit zo hoog eene eer verwacht, Dat hy u zend, om my in 't lot van mynen Vader Gerust te Hellen.... B 3 ' O»-  sa HET BELEG DER STAD CALAIS , Opziende, en Harcourt met 'fchrik herkennende, die zich voor haar op zyne kni'en werpt. Ach! kan'tzyn?... Harcourt!...verrader!... Wat voert u weder hier, dien ik met fchrikaanfchouw? HARCOURT. Een hoopelooze min, een grievend naberouw. Wees langer niet op my in zulk een toorn ontfteken.... LEONORA, met fierheid. Volvoer uw' last; wil my van mynen Vader fpreeken. HARCOURT. De Vorst belooft dat hy zyn leven zal ontzien. LEONORA. Wat heil!... dit 's my genoeg... nu mag ik u onftvliên. Vaar wel. HARCOURT) haar volgende. Neenblyf: gy moetmy hooren, of zien fneeven. Myn dolle woede zal uw haat voldoening geeven. Haar weerhoudende, terwyl zy op nieuws vertrekken wil, en vervolgens de hand aan zyn degen fiaande. Vertoef, wilt gy de hand niet aan my zelv' zien flaan. LEONORA. Voeg nog een zelfmoord by uwe andere euveldaén. Voleind op zulk een wyze, ontaarde! uw fchandlyk leven. HARCOURT. 'k Wil 't van de fchand', waar meê 't bevlekt is, zien ontheven. Ach!  TREURSPEL. £3 Ach! (trek dibhart, tot in zyn wroeging zelf verwoed, Ten leidsvrouw,d*ar'tin't eind zy 11 fchuld wil zien geboet. Verleen me uw hulp, daar 'k naauw dien afgrond ben ontto En zie myn foltring aan met medelydende oogen. (gen, Ik gruw elk oogenblik, dat ik my zelv' befchouw; Jk hoonde uw tcedre min; 'k verzaakte en eed en trouw; 'k Bevlekte de eer myns naams, zo hoog ten top gerezen.... LEONORA. Wat waant gy ? dat uw naam daar door bevlekt zou wezen ? óNeen! der helden naam, wat fchelm daar mede ooit praalt; Heeft daarom niettemin de onfterflykheid behaald. De fchand', die eeuwig op u zelv' te rug zal keeren, Bevestigt zelfs hunn' roem, wel vcrr' van dten te deereu:. Zie hier uw lot: ja, door uw eigen nagedacht, r Terwyl 't hun Vaadren noemt, word nooit aan u gedacht. Nu ziet ge u van dien ftam voor eeuwig afgefneden, En had dien waard geweest, door op hun fpoor te treden.. Defchimmen derHarcourts,wierroem elks mond ontvouwt, Verlangden dat gy hen nog overtreffen zoud: Maar ach! uw trouwloosheid heeft hunne hoop verraden; Gy hebt flechts uw vernuft befte ed tot euveldaden. Uw Broeder, min begaafd, maarmetmeerdeugds voorzien, Die nu gefneuveld legt,.... en door uwhandmisfchien, Vereende in zich alleen de luisterryke naamen Van burger, wysgeer, vriend en oorlogsheld.te zamen. Hy was zyn' Vorst getrouw, en nut aan 't Vaderland. b 4 zy°  S4 HET BELEG DER STAD CALAIS, Zyn droeve nederlaag verkeert uw' roei; in febind'. En daar gy tegen hem en Vienne uw wapens keerde, Bevlekte ge u met moord, zo vaak gy triomfeerde. Vaar voort barbaar! zo gy me in deez' rampzaalgen muur Wilt levend zien geftört in eene zee van vuur; Ga, pluk die lauwren, die de Brit ü dorst beloovcn, Van 's Broeders bloed bevlekt, en met myne asch bedoven. HARCOURT. Uw taal verftrekt eenfehicht, die my de ziel doorboort... Wat gruwel!... ik by u verdacht van broedermoord!... Neen!... maar zyn dood doet my op nieuws myn' pligt bezeilen... Ach! had ik u gezien, toen de ongunst my kwam treffen , Uw fchoonheid , die me aan u voor eeuwig houd geboeid, Had eensklaps uit myn hart het fnoodst ontwerp geroeid. Ik wierd een muiter, door uw byzyn Hechts te derven. Maar daar ik balling was, en buiten 's Lands moest zwerven, • Grype ik, ter ftraf van myn' verdrukker, 't wreekend Haal, Op dat ik hem verjage, en keere in zegepraal. Ach ! 'tafzyn doet ons land ons meer dan ooit beminnen : Des vreemdJing« oog bragt my elk uur dat weêr te binnen. Ik heb voor haar en u myn recht door't ftaal bepleit; Gy beiden -waart de prys van myne dapperheid. Sints kon my Eduard ter gunst van hem belezen: Hy fcheen my van dit ryk den waaren Vorst te wezen: Maar ach! myn Broeder, toen hy flierf voor myn gezicht, Heeft  TREURSPEL. 25 Heeft in dien eigen ftond myn dwalend oog verlicht. Daar ik me een fpoor baan langs opeengehoopte lyken, En 't magtloos overfchot moet voor myn' arm bezwyken, Hoor ik myn' naam door een verflaauwde flem gemeld; 'k Zie om... helaas! ik vind myn' Broeder neergeveld. Hy reikt een hand my toe, op 't akeligst gefchonden; Het ftroomend bloed vloeit langs zyn hoofd uit de open wonden; Zyn hair, iné'engeklist, langs 't voorhoofd heen verfpreid, Laat naauwlyks toe, dat ik zyn aanzicht onderfcheid. „Kom, „roepthy," datikuomhelzevoormyniterven! ,^Èn laat my voor het laatst één gunst van u verwerven : „ Valois verliest een' held: dat thans uw deugd hem blyk'; „ Schenk hem dien weêr, en wees in 't derven my gelyk." Ik wisch zyn bloed af met myn traanen, druk hem teder; Hy fterft in mynen arm... 'k zyge op zyn wapens neder; Wy worden beiden 111 's Verwinnaars tent gebracht. Maar de overmaat van rouw hergeeft my myne kracht. Men meld me uw' naam in die angstvallige oogenblikken, Uw' nood, uw wreed ontwerp, 't geen 't ftomfte hare doet fchrikken, Den 'fmaad van Vienne... in die ontroering myner ziel. Was 't uw behoud alleen, waar al myn zorg op viel. En 'k zie nu dat de liefde, als de eerbaar op komt wekken , Aan de infpraak der natuur ten fteunfel kan verftrekken, B 5 LE-  j>5 HET BELEG DER STAD CALAIS, LEONORA. Wel, boet uw misdryf dan , en wreek met een ons leed; Bevry Calais.... ligt dat ik alles dan vergeet. Wil een bedrukte telg haar' Vader wedergeeven, En 't k wynend Frankryk doen in voorgen roem herleeven. Ach! mogt ik weêr uw hoofd met lauwren zien omringd, Als 't edelstloon, naar'twelkeenloflykRidderdingt!... Maar welk een droom doet nog myne ydle hoop ontbranden! 't Verlosfen van Calais (laat niet meer in uw handen. Een klein getal van volk, door honger uitgeput, Schoon vechtend' met hun hart, is ons van weinig nut. Ook heeft het Raadsbeflujt,de hoop zich ziende ontvloden, 't Bezit van dezen wal den Brit reeds aangeboden. HARCOURT. 'k Zie in wat afgrond ik my zelv' heb neêrgeflort; Hoe 't één' misdryf door't a'ndre aanè'engefchakeld word. De deugd toont my te laat het licht van haare draaien; 'k Wrogt tusfchen haar en my te groote hinderpalen. Maar... zo ik my op nieuws vervoegde aan Frankryks zy'?.. Wat zeg ik?... zal Valois, zo fel geftoord op my, Ondanks myn' nieuwen eed , my zyn] vertrouwen fchenken?.... Zal 'k Eduard verraên, en myne erkèntnis krenken?.... Zyn vriendfehap heeftmy (leeds zyn hartsgeheim verklaard. Zal ik zyn weldaén hein beloonen zo onwaard? •M. . Ik,  TREURSPEL. I die in weerwil van den raad der Britfche Grooten, em tot deez'oorlog dreef, dien methemhebbefloten?... Wat wreedc foltring kwelt geftaêg een fchuldig hart! LEONORA. i hoor gerucht, HARCOURT, Wat zie 'k?... De vriend van Eduard, Ie dappere Mauni komt deze plaats genaaken; fewis óm't antwoord van zyn' Vorst bekend te maaken. VIERDE T O O N E E L. MAUNI, LEONORA, HARCOURT, SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, BURGERHOPLIEDEN, en SCHILBK N A A P E N. MAUNI. G\' muitelingen! die Vorst Eduard trotfeert, ■ 't recht van zyn geboorte en zegepraal ohteert, Zo 't my niet waar' gelukt zyn gramfchap in te toornen, Geen van u allen waar' de ftrengfté itraf ontkomen ilet wraakzwaard had den gr 3nd reeds met uwbloed befpat, Of Hgtlyk vond ge uw graf in 't gloeiend puin der Stad. Maar hy veracht een volk,verblind door toomloos woeden. Dat, als het offervee, zich naar zyn' val.wil fpoeden; Eu, onbewust, hoé zacht zyn wet u zou gebiên, Ge-  aS HET BELEG DER STAD CALAIS, Genoeg zich zeiven ft na ft, door zyn geluk te ontvlién. Vertrekt naar 't wetloos hoofd, voor wien ge uw bloed wilt waagen. Maar weet dat zulk een Vorst niet lang dien naamzaj draagen; En dat, fchoon zyn banier nu nieuwen aanhang wint, Uw overwinnaars arm in 't kort hem wedervind. Nochtans wil Eduard ook 'c recht voldoening geevcn, En eischt eene offerhand', die myne ziel doet beeven. >, Myn gunst heeft by die Volk (fprak hy) niets uitgewerkt, „ En 'k zie dat ftrafloosheid hun haat flechts heeftgefterkt: „Welaan, de ftraf moet daar eenbiilyk loon voor ftrekken> (ken." „ En in elks hart, door zulk een voorbeeld, fchrik verwekIfy doemt, om hen door't zwaard eens beuls te doen verZei uwer burgers, die gy ftraks my af moet flaan. (gaan, Gy moet omtrent de keuze u binnen 't uur verklaaren. Tot dezen prys wil hy al de andren 't leven fpaaren. AMBLETUSE. Kan*t mooglyk zyn ? heeft hy dien fmaad ons toegedacht ? LEONOIU, tegen Harcourt. Zie hier de vruchten, door uw misdryf voortgebracht! H A R COUR T. Wat. ramp! SAINT PIERRE. ó Hemel: wij uw helden onderfchragen! AU-  TREURSPEL. 29 AURELIUS. Irat fnoode vinding kan de wreedheid niet bchaagen! É>ic 't haatlykst oogmerk met een glimp vair zachtheid A'ékt, Ous niet aan 't leven Hechts, maar zelfs aan de eer onttrekt! Moet dan de Brit zyn haat voldaan zien aan twee zyden? Zich tevens in ons bloed en onze fchand' verbiyden? En, niet genoeg dat hy zes helden doe vergaan, Stelt hy door zulk een keuz' ons zelf tot beulen aan! Hoe! zouden we in zyn hand de waardfte panden (lellen? Een' Vader of een' vriend door't zwaard zien nedervellen? Wie gruwt niet op 'tbezef, dathy, zyn wraak ten zoen, Zo laag een' voorflag aan een dapper volk durft doen? tegen Mauni. Die zulks beveelen kon, zal 't ook gewis volvoeren. De fchande , en niet de dood, kan ons alleen ontroeren. Dit deugdzaam volk, wiens moed het grootst gevaar trotHeeft zulks in dit beleg u reeds genoeg geleerd, (feert, Hun laatfte tydllip zal 't nog klaarer U ontdekken: 'Myn vrienden! laat deez' Stad ons aller graf verltrckken! tegen Leonora. Hoe grootsch een raad, Mevrouw! heeft ons uw mond ontvouwd! Die door de fchoonfte dood ons aller eer behoud! Laar. ons den vyand door dees heldendaad ontrukken De vrucht der zege, die hy nooit verdient te plukken. Zo ftell' de grond der Stad, voor 's nageflachts gezicht, Haar'  30 HET BELEG DER STAD CALAIS, Haar' burgren hoogden roem, en zyne fchande in 't lichtït En zal ten allen tyde een heerlyk voorbeeld geeven, Van'tgeen's volks liefde voor zyn'Meester heeft bedreven! De Burgers doen een flap om te vertrekken. HARCOURT, met drift tegen de Burgers. Neen dappre Burgers! wat uw moed ook moog' beftaprl 'k Zal nimmer dulden dat gy zult zo wreed vergaan. 't,Is tyd dat u myn zege in 't eind vergoeding fchenke. , 'k Zal yvren by den Vorst dat hy zyn' roem nietkrenke* =k Ben aan ons beider eer, en uwe deugd, verpligt Dat zyn verbysterd oog dit floers worde afgeligt. 'k Zal al myn rechten, ja myn traanen zelf doen fpreeken; Zyn zege komt my toe: myn dienst is hem gebleken. En, zo hy blyft verhard, of zonder deerenis, Zo hy my weigren durft 't geen hy my fchuldig is, Zal ik myn bloed met dat der andere offers mengen, En, tot vergoeding van myn vorig misdryf, plengen. Op dat ik, die alleen u ftortte in dit gevaar, Nog roemryk fneeve, en u 6 Helden! evenaar'. tegen Leonora. Ach! u te derven zal myn grootfte fmart verwekken, Maar 'k zal myn laatfle zucht voor 't Vaderland doen ftrekken. Hy vertrekt.  J^REURSPEL. 31 VTFDE T O O N E E L. LEONORA, MAUNI, SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, BURGERHOPLIEDEN, en SCIIILDKNAAPEN. M A U N I. Zn hy den Vorst vermurwt, zie ik myn' wensch voldaan. Ik deed u tot myn fmart dien wreeden last verftaan. En durf u, met een min verftoord gelaat, doenhooren, Dat uw ftandvaste deugd op 't hoogst my kan bekooren. Ik heb myns Konings toorn met zucht op zuchtbefchouwd, En twintigwerf, geknield, gefmeekt om uw behoud. Terwvl al 't Hof, voor u in achting opgetogen, En met zo edel een verwonnen volk bewogen, Hun poging, tegens hem, vereende nevens my, Maar vruchteloos: niets ftilt zyn felle razerny. Hy acht die itrengheid, wiens gevolgen my doen vreezen, Een' pligt van Maatkunde, en noodzakelyk te wezen. En 'k vrees met recht dat nooit Harcourt u redden zal, _ Maar eer zich zelv' door drift meèfleepe in uwen val. AMBLETUSE. Welaan: de wanhoop kan myn' moed op nieuws verlichten. Maar moet die ons tot ons bederf alleen verpligten? Laat ons veeleer de dood kloekmoedig tegentretn, En dringen, dichtgefchaard, door 's vyands leger heen. 't'ls voor de glorie niet genoeg alleen te üerven: Het  $3 HET BELEG DER STAD CALAIS, Het Vaderland moet ook nog nut daar van verwerven. Eene onbezonnen moed is maar een deugd in fchyn: Die ftraks wil fterven, weet flechts overheerd te zyn. Laat ons verecnigd naar der Britten temen trekken, En met nog meerder bloeds hun zegepraal bevlekken. Men dwing' door zulk een dood hun hart tot deerenis; Verzwakken wy hun magt, zo ze onvenvinlyk is. En kan die magt de zege op onzen moed behaalen, Zal echter meer dan één met ons ten grave daalen. Zo zie ons Vaderland, als 't ons verlies beweent, Ook tevens 't aantal van zyn vyanden verkleend. LEONORA. Men moet nog meer beftaan. Laat ons iets groots verzinnen; Gy weet het: Frankryk was fteeds vruchtbaar in heldinnen: De Britfclie Koningin, en gade van Montfort, Zyn geenzins de eenigften, wien moed is ingeftort. Welaan: men wapen' dan ten eerfte alle onze vrouwen! Of, zo gy 't blinkend ftaal wilt voor u zelv' behouèn, Zo zy met eigen toorts, die deze Stad verbrand, Der Britten legerplaats vernield door onze hand. En mooglyk zal Harcourt dit aanzien met genoegen, En zyn gerechte woede als dan by de onze voegen. tegen Mauni. Zo wyde, als hy in 't eind' u zynen dienst ontzeid, Hy aan de deugd alleen voortaan zyn krygsbeleid. De Burgers maaken op nieuws bcwecging om te vertrekken. S AIN X  TREURSPEL. 33 SAINT PIERRE, tegen de Burgers. Waar wilt ge, 6 helden, heen? gy doet myn ziel ontroeLaat uwe deugd tot geen barbaarsheid u vervoeren, (ren, Tegen Leonora en Amhletufe. Vergeeft, zo my uw raad verftrekt tot ongeneugt, Myn jaaren leerden my het recht gebruik der deugd; En de ouderdom doet een' bedaarder moed ontdekken, Die,fchoon met minder glans,tot meerder nut kan (trekken, Tegen de Burgers. Gy ziet dat Eduard ons aan Valois hergeeft: Was dit niet fteeds de hoop, die ons geprikkeld heeft? Maar zullen wy, door een verblinde fpyt gedreven, Daar wy aan Vorst en Ryk verfchuldigd zyn ons leven, Dit gantfche dierbaar Volk doen fneuvlen man voorman, Daar flechts 't verlies van zes hen allen redden kan? Ik zie, gy vreest met recht dat wy onze eer bevlekken, Als wy zes helden ons ten offerhand' doen (trekken: Maar om die fchand' te ontgaan, ftaat ons de keuze vry; Ik lever 't eerst.... my zelv'. AURELIUS, met drift. En voeg uw' Zoon hierby. SAINT PIERRE. Ja, gy zult in den roem van uwen Vader deelen. AURELIUS, zich voor zyns Vaders voeten werpende. Hoe lieflyk kan dit uur my myn geboorte ftreelen! c AM-  34 HET BELEG DER STAD CALAIS, AMBLETUSE. Myn Vaderland! val uw' verlosfer thans te voet! Maar ach! uw redding ftrekt ten koste van zyn bloed. Dit grootsch beftaan zal elk tot zynen pligt vermannen. Myn vriend! ik volg uw fpoor: outfang terwyl myn traanen. Hy omfietst hem. Tegen Mauni. 'k Zie nu Mynheer! dat by uw'Vorst, naar allen febyn, De braafften onder ons het meest misdadig zyn. (fmeden. Deez' zyn 't, voor wien zyn haat het eerst die ftrafkon 'k Zal, na dit heldenpaar, de derde plaats bekleeden. MAUNI, ter zyde. Ach! waarom gaf Calais my 't eerste daglicht niet! LEONORA, hem in zyne aandoening verrasfende, met drift. 6 Burgers! juicht, daar zelf deez' Brit een traan ontfchiet. Ja, dit verrukt myn hart, door uwe deugd gefteven Maar't is myn grootfte roem uw voetfpoornaar te ftreeven. 'k Wil ook.... SAINT PIERRE. Hou op, Mevrouw! ik lees in uw gezicht... Maar elke kunne heeft haar oiiderfeheiden pligt. En, zonder de eer van de uwe in 't allerminst te deeren, Blyf ik voor de onze alleen dien grootfehenroem begeeren. Die heldenrei, die zo veel b'yks van weêrftand gaf, Komt eerder toe dan u, dat.Eduard hen ftraff'. tegen  TREURSPEL. 35 Tegen MaUni, hem zyn'' degen overgevende. Dit (taai, myn' Vorst ter eer, myn leven lang gedragen, Heeft nu reeds vyl'rig jaar myn glorie kunnen fchraagen. Maar nu 't myn jaaren ftrekt ten nutteloos fieraad, Komt nog één heuebglyk uur dat ik 't met roem verlaat. Tegen zyn Z"on, die ook zyn geweer overgeeft. DitRyk mogt van uwjeugd met recht meer dienst verwerven. Maar gy zyt oud genoe ; , nu gy daarvoor moogt llerven. Ambletufc geeft inïgcfrki zyn degen aan één van V gevolg, ■ waarop alle de Hoplieden te gelyk de hand aan de hunne fadn , gerd d die o»er te gecven. Myn Vrienden! ach, wat is uw heldertyver groot! 't'Schynt waarlyk of men u ter-overwinning nood. Gy ziet dat ons hier flechts drie offers rog ontbreken: Geen van u allen is Van "t1 recht ïïierop verfteken. Maar wyl al 't volk met u hier toe gerechtigd is, Zy 't nodig dat het lot alleen dien ftryd beflisf. Dat zal, by 't kiezen van drie naamen, u verleenen Den roem uws oogmerks, en de hoop dier keuz'meteenen. Als 't Volk ftreev' na die keuz' itraks naar den Koning Maardat het om geenStad,die'tkanherwin.nen,ween'.(heen. Wy zullen met ons hoofd terwyl zyn wraak bezuuren, En leevren in zyn hand deez' halfgefloopte muuren. Tegen Leonora. Mevrouw! vervoeg u by den Vorst; maak hem bekend, Wat hier 's Volks liefde tot zyn'dienst heeft aangewend. Ci MAU*  36 HET BELEG DER. STAD CALAIS, MAUNI, tegen Leonora. Neen, Eduard begeert dat gy hem hier zult wachten. Ligt zal uw voorfpraak nog hun wreede ftraf verzachten. Zyn wit is me onbekend, maar... LEONORA. Wat wil hy van my?... tegen Saint Pierre. Neen, edel held! vertrouw op myn belofte vry: Nooit zult ge uw leven door myn toedoen zien bevryden, Als op een wyz' die zelfs uw grootheid zal benyden. SAINT PIERRE. Ja, dit 's de waare deugd, die uwen roem vermeert, Die niet alleen de dood, maar 't onheil zelf trotfeert. Einde van het Tweede Bedryf. X. ' DER-  TREURSPEL. 37 DERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. EDUARD, HARCOURT, ENGELSCHE RIDDERS, SCHILDEN AAPEN en WACHTEN. E DU AR D. 't Is eindlyk my gelukt deez' trotfche Stad te dwingen, En in myn boei te zien een hoop weêrfpannelingen. Voortaan verzamele ik byè'en in dezen wal Al 't krygsgevaarte, 't welk deez' muitren treffen zal. Die fiere vyanden, zo moeilyk in te toornen, Is "t eindelyk belet te ontrusten Englands ftroomen; Geen hunner kielen, hier ter plondring uitgerust, Zal voortaan meer door roof beroeren myne kust. Ik zie dit heerlyk land dan voor myn fcepter bukken! Nooit kon ik eedier in myn nieuwe Staaten rukken, 't Was hier dat Cefar 't eerst bedwong't Morynsch geweld, Toen Romens aadlaar hield den Oceaan bekneld; Daar hy Brittanje, van al 't aardryk afgelegen, Hechtte aan der Gaulen ryk, door't recht van zynen degen. En nu, ter zelfde plaats, daar Cefar overwon, Herè'ene ik 't Fransch gebied op nieuws aan Albion. De zee moet dus 't gezag van beider volk vermeeren, C 3 E"  38 HET BELEG DER STAD CALAIS, En Sejne eij Teem i voorman flecjhis eeneij Mecs^ereeren. Tegen een'' der R/dder;. Gy, boodfehap Londen* Raad he: heil va.i de/.eudag: Zo ftrekk' myn krygstriomf tot (leun van hun gezag. Vertrekt. Hy wenkt Harcourt te blyven. TWEEDE T 0 0 N E E L. EDUARD, HARCOURT. EDUARD. li ben aan u myn zegepraal VWfchuMl En de eerste lauwren , waar de krygsroem my mee huldigt: Uw yver voor myn' Zoon, in d' opgang zyner jeugd, Schenkt door uw gaven nog meer luister aan zyn deugd. Maar hoor my: 'k moet dit uur, door blydfchap aangedre> Myn zucht voorFrankryk uronduit te kennen geeven.(veu, Gy weet, ik Hond Valois myn wettig kroonrecht af, En Hemde in *t Staatsbeflujt, dat hem den fcepter gaf. Doch Aquitanie als myn erf-leen te behecren, Vereischte dat ik moest dien Vorst myn hulde zweeren; Een fchandelyke pligt, dien 'k nog my zelv' verwyt: Ik bloosde... maar ik moest my fchikken naar den tyd. 'k Verfcheen.... Valois, die toen zyn waan niet kon verberKwam my met al den glans van zyne grootheid tergen, (gen, Zyn weidfehe hofpraal, die de myne verr' verdooft, Ver-  TREURSPEL. 39 Vertoonde my een goed, waar van ik was beroofd. Ik, ziende van naby dien luister en 's Volks liefde, Misgun dit Ryk hem , wiens gemis op 't felst my griefde. En daar myn mond zyn kroon op'tplechtigst trouw belooft, . Bezweert myn hart die kroon te rukken van zyn hoofd. Hoe word een hart geprangd,door eerzucht aangedreven! Verrukt door dit tafree!, ga ik myn Ryk begeeveu, Daar de onvermydbre twist, die troon en vryheid fchcid , Steeds nieuwen onlust kweekt, en ftraf op flraf bereid; Daar 't Volk van hunne wet,hunn" Vorst wil afdoen hangen, Van hem hunn' welvaart eischt, en weigert dien te ontfanHunn' Meester fteedsbeftryd,alleen om'tpunt van eer,(gen, En 't onderling belang verftrekt tot tegenweer, 't Wantrouwen weet den haat geftaêg in 't hart te voeden: Hun Hoofd, om zyn gezag voor ondergang te hoeden, Wyl 't al zyn zorg moet voor zyn zelfsbehoud befteê.i, Verwaarloost door dien weg 't belang van 't algemeen. Zag ik myn' Vader zelfs door 's Lands vermectle grooten, Van zyn' onteerden troon niet wreedlyk afgefloten? > in ketenen gekneld, op 't fmadelykst gehoond, Om my, nog kind zynde , in zyn plaats te zien gekroond ? Maar wat fleltFrankryk my aan d'andren kant voor oogen? Een' Koning, die op een volftrekt gezag magboogen; Een' adel, wien zyn magt met luister overdekt, En die zyn' arm altoos ten dankbren fleunfel ftrekt; Een tederminnend volk, waarop hy durft betrouwen, C 4 't Welk  4o HET BELEG DER STAD CALAIS, 't Welk hy, hoe talryk, kan als één gezin befchouwen; Dat al hun recht aan hem als Vader overlaat, Verzekerd dat hun heil hem fteeds ter harte gaat. Gelukkige Valois! wat Vorst, ten troon gezeten, Wenscht niet om zulk een Volk, als gy het uw' moogt heeHun liefde is u een borg, zo vaak't vooru verfchyn'; (ten ! U aangebeên te zien, hoeft Hechts uw wil te zyn. HARCOURT. Hoe! daar gy my uw zucht voor Frankryk komt ontdekken ; Dit tederminnend Volk ten Vader wilt verftrekken, Wilt ge op deez'Stad nochtans uw wraaklust zien verzaad!... EDUARD. Als liefde word veracht, verkeert zy ras in haat. Kan ik my zeiven wel te ftreng een wraak verfchaffén, Om hun hardnekkigheid en zo veel hoons te ftraffen? Daar 'k fints een jaar myn'arm weerhield tot hunnen val, Ontflipt Valois nochtans, myn zorg ten fpyt, deez'wal. 'k Heb hier de bloem myns heirs zien fneuvlen voor myne In ydle ontwerpen is myn beste tyd vervlogen; (oogen; En dit verheerde Volk, voor myne gunsten blind, Haat zelfs myn wet nog meer, dan 't hunne Stad bemint, 't Stond immers, verr' van my als hunnen Koning te eeren, Veeleer gereed de Stad door 't vuur te doen verteeren. En 'k had hunn' ondergang meedogenloos befchouwd, Had gy my niet vermurwd voor Leonoors behoud. Maar 'k zal, myn wraak ten zoen, gewis dit zestal Hachten. Gy  TREURSPEL. 41 Gy poogt vergeefsch voor hen myn gramfchap te verzachharcouRT. (ten. Helaas! ik vleide my dat gy nooit eenig bloed...., eduard. Neen, hunne onbuigzaamheid maakt myne ziel verwoed. Dit dervend overfchot, dat nergens voor wil fchroomen , Ter naauwernood de pest en't oorlogszwaard ontkomen, Toont In het kwynend oog, en op 't verbleekt gelaat, De zelfde fierheid nog, die al myn gunst verfmaad. Hun blydfchap bragt myn heir, hoe onverzaagd, in vreezen; Hun uittogt uit de Stad fcheen hun triomf te weezen. Eén enkle wendde 't oog nog zuchtend derwaarts heen: Men noemt zyn'Koninghem: dit fielt hem (braks te vreên. DERDE T O O N E E L. eduard, harcourt, mauni, saint pierre, aurelius, ambletuse, dl drie andere burgers, zynde de zes laatfte geketend. wachten. mauni. Ik koom thans in uw hand, myn Vorst! uwe offers (lellen. eduard. Trouwloozen! wiermisdryf uwftrafreedskon voorfpellen, Die uw' verwinnaar en uw' Koning (lout weêrdreeft... aurelius. Gy Koning? SAINT  43 HET BELEG DER STAD CALAIS, saint pierre, tegen zyn' Zoon. Ydle naam! zo lang dien 't Volk niet geeft. Tegen Eduard. Ik lever wel te vreén myn hoofd aan uwe voeten. eduard. Opdfinkbre! maak vry (laat dat gy 't zult misfen moeten; En dat ik langs 't fchavot, waar op ge u ziet gebracht, Een' troon beflygen zal, die my reeds lang verwacht. Ja, 't is door u, vérraèr! die myne gunst verfmaadde, Dat hier myn zegepraal vei keert in ongenade, 'k Wou harten winnen, maar hoe vruchtloos fireclde ik my! 'k Verkryg een ruime Stad, maar zonder burgery; Gebouwen, waar de fchrik en naare ftilte in woonen; Gedoopte muuren, die een puinhoqp Hechts verwonen. saint pierre. Uw deugd moge over 't hart van Lqndens volk gebién; Maar nooit zult ge in dit Ryk uw wet gehoorzaamd zien. 't Caiaifche Volk moete u ten voorbeeld hiervan (trekken. Veeleer zoud ge al het Volk uit FYankryk zien vertrekken. En wilt gy dat men hier erkenne uw heer'fchap'py, Vul dan de Steden eerst met nieuwe burgery. edüa rr>. Uw bloed zal in het kort die heete drift verkoelen, En 'k zal dit muitend volk myn gramfchap doen gevoelen. Maar.... wie zyn deez', die 't lot heeft nevens u gedoemd ? saint  TREURSPEL. 43 SAINT PI h R EL E. )e twee Wisfans en d'Aire, certyds nog onberoemd; daar die bun naamen thans beveiligd zien voor 't derven, ilyu maagfchap mag alleen nu dezen roem verwerven, Vaarna elk burger hier zo yvrig heeft getracht. EDUARD, door verwondering verrast. ioe! zy uw maagfchap? AMBLETUSE. Ja: wat eer voor ons gedacht! Jw ftrengheid toont Valois, boe wy zyn zaak verweeren: Sfu zal hy onze dood ligt met een traan vereeren. AURELIUS. ^ch! had uw oog aa ïfchouwd het ftreelend eerbewys, t Welk ons, ten fpyt van u, verftrekken mogttenpryz': Toen al de Burgers hun bemind verblyf begaven, Oe hoop huns nagellachts, hun Vaderlyke graven, En elk, ons bl/ven ziende in deez' verlaten Stad, gen hulde aan ons bewees, die nimmer weerga had! Hoe teder zag men hen ons aller lot benyden! Hoe dreed hier vreugd met fchrik en angflig medelyden! Elk gryzaart, elke vrouw omhelsde ons met geween; Hun zoonen kuschten't fpoor , door onzen voet betreen? Hun traanenvlocd befproeide ons aller hand en kaaken... Ach Vorst! deed ooit de z -ge u dat genoegen fmaaken? EDUARD. 't Verbaast en tergt me al wat ik zie... maar't is gedaan: 'k Moet  44 HET BELEG DER STAD CALAIS, 'k Moet myn gerechte toorn zien door hun ftraf voldaan. HARCOURT. 'k Beroep my op u zelv', kan hier geen voorspraak baaten. Gy hebt het loon myns diensts aan myne keuz' gelaten, Toen myn gematigde eisch uw gunsten dorst verfmaên, En enkel op een blyk van uw gena bleef flaan. Welnu, beveel dan niet dat buiten 't veld der eere, Der Franfchen bloed op nieuws myn zegepraal onteere. Bevry dan, my ten loon, deez' helden voor 't fchavot; Zo niet, dan zy voortaan de ballingfchap myn lot. EDUARD. Wat dolheid fpoort u aan ? HARCOURT. Ja, 'k moet het u ontdekken: Myns broeders dood kon (Iraks tot inkeer my verwekken. Ik maakte in uwen dienst my fchuldig aan zyn' moord; 'k Geboodden arm,helaas! die'tharthem heeft doorboord. Ik heb, als een ontmenschte, in zo veel oorlogstogten, Drie jaaren achtereen myn Vaderland bevochten. De vlam, die over veld en fteden heeft gewoed, Verlichtte alom myn fchreên, nog druipende van bloed. Om dan Valois, noch u, myn trouw niet mcerte fchenden, Begeef ik my, waar my de wroeging heen zal wenden: 'k Vertrek naar Palestine, en voeg my in den ftoet Dier kruisvaarthelden, nooit bevlekt met broederbloed; Daar zal ik 't myne.... E D U-  TREURSPEL. 45 EDUARD. Door wat drift laat ge u verheeren? Tot welk een laagheid wilt ge u zeiven thans verneeren? Beween eens broeders dood, maar zyne dwaling meest; En 's lands elend' treffe ook uw' felberoerden geest. Gymoestinmythans'thoofduwsVaderlaudsbefchoawen, Niet in dien laagen hoop van muiters en ontrouwen. HARCOURT. Ach! Vorst!.... EDUARD. Geef my gehoor: verr' dat ik ftemmen zou, In zulk een ballingfchap, die 'k als verdacht befchouw, Zo 'k my tot hun gena, om u, gereed liet vinden, 't Zou zyn om u op nieuws aan mynen dienst te binden. SAINT PIERRE, met fehielykheid tegen Harcourt. Verwerp zyn gunst: en daar uwe inkeer elk voldoet, Blyf nu getrouw, zo word ons fterven ruim vergoed. EDUARD, tegen Saint Pierre. Ontwyk myn oog. Tegen de Wachten. Men doe hen zaara' ter kerker J nden; Zy wachten daar wat ftraf myn wraak hen zal bereiden. De Burgers worden weggeleid. Tegen Mauni. Gy, boodfchap Leonoor, dat ik haar hier begeer; Verzoek haar dat ze u volge, entnet u herwaarts keer'; Mauni vertrekt. HAR-  4Ö- HET BELEG DER STAD CALAIS. HARCOURT. Hoe! Leonora, Vorst? EDUARD. Met zulke ontroerde zinnen, Zou Ti myn gunstbewys ligt niets-op u verwinnen, 'k Hoop dat myn goedheid nogdeez'dag zyn wit beCchiet'., Gy zoad ondankbaar zyn, indien gy my verliet. Ja, Leonore alleen kan my haar halp verleenen, En door beleid uw heil met dat van 't Ryk vereenen. 'k Stel bovendien nog 't lot dier burgers in haar hand, Om wier belang gy u dus tegen 't myne kant. HARCOURT. Gy vleit u vruchtloos Vorst! - EDUARD, terwyl Lev,c! 'k wil vergeven, en men dwingt my tot de ftraf! Wat onverzetlyk Volk! elk (laat myn goedheid af! Weet gy wat prys ik ftelde op myne gunstbetooning? 'k Wilde u bevorderen tot Frankryks Onderkoning, En kroonen üw geluk door Leonoraas echt: Zy weigert alles. HARCOURT. Ach! myn hart heeft zulks voorzegd. Haar ftrenge deugd doet my hier vruchteloos op hoopen Uw gift te aanvaarden ware eensBroeders bloed verkoopen. biets dan één enkle gunst vertroost me in dit verdriet: Ontfla dit Volk, voor 't welk myn Broeder'tleven Het. ■Hun dood zou mynen roem den grootften hoon verfchaffen. Carthaag' onteerde zich door Regulus te ftraffen. met meerder drift. Vrees dat die zelfde fchande uw lot voortaan niet zy. Zy, die gy doemen wilt, zyn even groot als hy. Door 't zelfde heerlyk wit word aller hart gedreven. d 3 zy  54 HET BELEG DER STAD CALAIS, Zy offren aan hunn' roem en 't Vaderland hun leven. Gy! die de heldendeugd zo hoog verhieft weleer, Gy acht hen in uw hart... of zyt u zelv' niet meer. Gy zult na hunne dood het hevigst daar om zuchten; Uw' leeftyd flyten in geduurige ongenuchtën.... Ach! wil uw ziel van does verbystering oitflaan, Een valfche fchaamte, die uwgoedheid fmoort, weêrftaan. De dwaling is aan 't hart van yder ftervling eigen; Een Vorst kan , zonder fehuld, als andren daar toe neigen, Maar word misdadig, zo hy weigert die te ontvliên. EDUARD. Ge onttrekt uw'dienst my, en wilt my verwonnen zien? Gy wilt voor anderen myn gramfchap overheeren, En ftaat gereed om zelf myn gunstbewys te onteeren. Neen , 'k heb hun flraf beftemd , en myn befluit ftaat pal, En 't is, ondankbre! om u, dat ik hen ftraffen zal. harcourt. (goeden? Ondankbre?... waar meê toch woud ge ooit myn'dienst verVoor 't yslykst onrecht zoekt myn poging u te hoeden. Sta flechts myn bede toe, en 'k acht me op 't hoogst voldaan. Maar, zulkfeen bits verwyt dwingt me u te doen verftaan? Dat ik, daar zo veel me aan die offers is gelegeu, Een wettig recht by u heb op hun lot verkregen. Zo 'k in Creci niet had voor u getriomfeerd, Men had gewislyk uw geua hier niet begeerd. EDU-  TREURSPEL. 55 eduard. Dit gaat te hoog: wat waan kaa u zo verr' verrukken? Heb ik uw' dienst gezogt, toen ge in uw ongelukken, Door myn gereede hulp, uw onheil zaagt verlicht? Sints zyn uw diensten maar 't gevolg van uwen pligt. Uw bloed behoort aan my: my hebt ge als Vorst verkoren; Gy hebt vrywillig door een' eed my trouw gezworen; En 'k zal myne oppermagt doen kennen met de daad, Aan elk, dien immer daar 't geheugen van vergaat. ZEVENDE T O O N E E L. harcourt. (ven!... "Wat hoon!... zulk fcherp verwyt te worden toegedreIk voel myn hart verkropt, ontfteltnis doet my beeven. Zie daar nu 't fchyngeluk eens muitelings volend, Die zyne fchreden naar een' vreemdling heeft gewend! Weldra mishaagt hy, en dan ligt men, zonder fchroomen, Een vriendfchaps masker af, uit baatzucht aangenomen; De gunst verandert ftraks in d' allerfelften fmaad, En wreekt dus 't Vaderland van zyn gepleegd verraad; Ta, daar men voordeel uit zyn misdryf weet te trekken, Begeert men dat zyn fchand' hem zal tot leering ftrekkea. 't Is billyk... myn gedrag is die beloning waard: Kan 't wonder zyn dat my ondankbaarheid weêrvaart? Beeft laffe dienaars, die uw Meesters durftverzaaken! D 4 " De  56 HET BELEG DER STAD CALAIS, De Vorsten ftraffen fteeds, die zy verraders maaken. Ik ga Saint Pierre zien, en blyf zyn lotgenoot. Myn wanhoop doe myn' roem herleeven na myn dood. Men zegg': deez' daad deed hem elks achting weer verwerven:' Zyn leyen was bevlekt, maar edel was zyn fterven. Einde van het Derdt BedrjïE TWEE»  TREURSPEL. 57 VIERDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld een Kerker. EERSTE TOONEEL. SAINT PIERRE, AURELIUS , AMBLETUSE, DE DRIE ANDERE BURGERS. SAINT PIERRE. jVtvn Vrienden"... ó myn Zoon! had gy wel ooit gedacht, Ons met elkaêr te,zien in dit verblyf gebracht? Alleen gefchikt om in verzekering te ftellen, Misdadigers, wier fchuld met angst hen moet beknellen. Terwyl in tegendeel deez' boei tot eere ons ftrekt, En ons doorluchtig lot elk tot getrouwheid wekt. Wat dank, ó hemel! zyn we u niet verpligt te gecven! Gy vormde ons om vóór't heil van 't Vaderland te fneeven. En hebt gy onzen wieg geplaatst in duistren ftaat, Het graf fchenkt ons een' roem, die nimmermeer vergaat; Wiens luister zich alom door't aardryk zal verfpreiden. En ons door de eeuwen heen de onfterflykheid bereiden. Terwyl dit gantfche Volk, daar 't ons geluk benyd, By 't noemen van Calais, ons hunne hulde' wyd. Laat ons de aanftaande dood metvreugd dan overdenken. Bezeilen wy wat vrucht zy zal aan Frankryk fchenkeu D 5 Die  -1 58 HET BELEG DER STAD CALAIS, Dit grootsch herdenkenfchenkt een ftrceling aan't gemoed: 't Zyn traanen van vermaak, die zulks ons ftorten doet, Die 't fchoon gevolg zyn van een deugd, die,wel te vreden, Haar hoogst vermogen wilde aan haaren pligt belleden. AURELIUS. Wat voorbeeld voor een' Z oon, die zulk een' Vader heeft! Myn ziel verheft zich weêr, en al myn moed herleeft, 't Is dus dat gy myn jeugd altoos wilde onderwyzen; My 't moeilyk pad der deugd als fchoon wist aantepryzen; Gy prentte in haar gelaat de trekken van 't vermaal:, En fchetfle my myn' pligt, als de aangenaamfte taak. ■ De hemel, die deez' dag ons t' eener uur doet derven, Doe u een waardig loon voor zulk een zorg verwerven! Gy wenschte me immers toe, dat een roemruchte dood, In jeugd of ouderdom, myn levensperk befloot: 't Schavot zal ons niet min dan 'tkrygsveld eer verfchaffen; 't Zal ons vereeuwigen, in plaats van ons te draffen. Ja 't zal, zo vaak 't geweld een waardig offer doem', Verr' van een fdiandtooneel, een outer zyn van roem. SAINT PIERRE, op de burgers wyzer.de. Ik waan alreeds hun bloed te zien by 't uwevloeijcn, En uwe lyken met myn traanen te befproeijen. Tegen Ambletufe. Heb ik, toen zo veel hoop my dreelde in zyne jeugd, Dan voor 't fchavot gevormd zo veel verheven deugd? Zich  TREURSPEL. 59 Zich herjlellende. 6 Hemel! wil my thans uw onderftand verleenen! Natuur doet ons veeltyds de zegepraal beweenen. Ach! die te dooven is een hart niet opgeleid. Een held wint eers genoeg door zyn ftandvastigheid. Hoe fel in zulk ee'i' ïïryd zyn bloed ook moge ontroeren, Hy ftreeft ten offer heea,hy fchrikt...maar kan't volvoeren. TWEEDE T O O N E E L. MAUNI, SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLLTUSE, DE DRIE ANDERE BURGERS. MAUNI, Saint Picrre by d' hand vattend/:. Ontfang, eer,vaardig held! door my een eerbewys, Dat uw heldhaftigheid verftrekken moet ten prys. De Britfche Ridders, die uw'grootfchen moedbenyden, Belastten me uit hunn'naam, hun hulde u toe te wyden. Ja, waar 't niet dat hierin hen 's Konings eer weerhield, Gy zaagt hen hier zelf voor uw voeten neêrgeknield. Gantsch Londen zal u met den diepften eerbied roemen, En wenfchen dat het u mogt haareu burger noemen. Tegen de burgers. Uw aller liefde voor de wetten en den Staat, Bekoort den fleren Brit, die allen dwang verfmaad. Hy  Co HET BELEG DER STAD CALAIS, Hy, die zo hoog de waarde eens burgers kan waardeeren, Begeert ook dat elk volk zich onderling zal eeren: Den band vahbroederfctiap,die'tmenschdpm faam'vereent, Word hier door meerder krachts in eiken Staat verleend., 'k Ben, daar ik 't eerste licht in Engiand heb ontfangen, Meer dan aan de ovrige aard,verknocht aan haarbelangen. Maar'k zie hier ook met vreugd die '/.elfde liefde en trouw: Daar ik een koude ziel met affchrik Hechts befchouw, Die, als hy 't Vaderland in rampen ziet verzonken, Durft met den grooten naam van waereldburger pronken, En 't recht der menschlykhcid alom fchynt toegedaan, Om in zyn eigen land die nooit ten dienst te Haan. Zulk een verachrlyke aart, wien nimmercerzucht flrcclde, Veiftrekt een last Hechts voor den bodem,die hem teelde. SAINT PIERRE. k Beken, 't vernoegt ons hart, dat in ons lotgeva!, Ons aller naam den L'rit nog dierbaar wezen zal. Dnar we een grootmoedig Volk niet haaten, maarbeftryden, ïs*t ons reeds eers genoeg,dat ze ons hunne achting wyden. M A U N ï. Denk ook niet dat men u een vrrcht'ooze achting bied. Befef wat poging reeds tot uw behoud gefchied. Daar's Vorsten Gade, die onlangs in 't leger keerde, Sints't muitend Schotland voor haar benden zich vemeêrde, En, door dit ftrydbaar heir verHerkende onze magt, Misfchien hier door deez' dag uw onheil heeft volbracht, Op  TREURSPEL. 6l Op Leonoraas klagt, uw zaak zich aan wil trekken, En Eduards gena voor u poogt op te wekken. Gy zaagt hunn\iapprenZoon,wien? jeugd zo veel belooft, Wiens krygsbedryf'den roem zyns Vaders reeds verdooft; Een held in 't ftryden, maar een mensen na 't zegevieren , Vind de overwünling troost in zyne krygslaurieren: 't Is denklyk dat de Vorst, zo veel aan hem verpligt, Daar door vermurwd worde, en voor beider aandrang Hy zal, terwyl zy tot uwredding zich vereenen, (zwicht'; Niet weigreu aan natuur en liefde 't oor te leeneu. AURELIUS, met blydfchap,, ■ Wat vreugd! gy zyt gered! MAUNI. Door 't geen men onderwond, Beleeft hy de eer der dood, die hem te wachten ftond Maar Leonora komt angstvallig herwaarts ftreeven! DERDE T O O N E E L. LEONORA, MAUNI, SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, DE DRIE ANDERE BURGERS. LE ONORA. D oorluchtïge offers! w ilt myn traa-en my vergeeven! Men gunt my, die door dwang van hier vertrekken moet,. Dit  62 HET BELEG DER STAD CALAIS, Dit oogenbük flechts... voor myn' allerlaatften groet. Op 't voorhof van dit (lot, rondom bezet met wachten, Is reeds 't fchavot gericht, de beul gereed tot flachten. Harcourt, die (iddrend op dit fcbouwfpel de oogen (laat, Oritvlugt my raadloos, met de wanhoop in 't gelaat. Zyn felle ontroering (luit de woorden op zyn lippen. Ik hoorde in't eind zyn'mond deze enkle kreetontglippen... Het is met hen gedaan.... Straks fnelt hy uit myn oog. MAUNI. Kan 't zyn dat niets den Vorst tot decrenis bewoog? Noclf ifmeeken van zyn'Zoon,noch'tfchreijenzynerGadc? L E ON ORA. Ging die barbaar wel ooit met medely te rade? Heeft hy mer biyden geest niet meer dan twintigmaal, Geheele benden zelfs zien vallen door zyn (taal? De zee met bloed beverwd, bedekt met wrak en lyken , Op dat geheel Euroop' voor hem de vlag zou (tryken? Ply acht zyn eigen heir, dat voor zyn trotsheid fchrikt, Gelyk een kudde flechts, die hy ter flachtbank fchikt. Gy moest myn Vrienden ! zelfs geen grooter heil begeeren, Dan datgy moogtzynmagt.ten prysuwsbloeds,vermeeren. Helaas! hoe zou't geklag, dat de onfchuld neemt te baat, Een hart vermurwen, \fan geen bloeddorst ooit verzaad! MAUNI. Zo groot een tegenftand doet my 't geduld begeeven. Al waagde ik aan d;en (tap mynvrylieid, ja myn leven, 'k Zal  TREURSPEL. 63 'k Zal met de fierheid van een' Britfchen onderdaan, Stoutmoedig hem de taal der waarheid doen verflaan. SAINT PIERRE. Grootmoedig Vyand! ach! gy maakt me om u verlegen. Wat wilt gy onderdaan? MAUNI. Houd myn befluit niet tegen. . Hoe ook't gevaar u dreig', daar't elks verwondring wekt, Vereeuwigt zulks uw'roem, daar 't ons metfehandbedekt. VIERDE T 0 O N E E L. LEONORA, SAINT PIERRE, AMBLETUSE, AURELIUS, DE DRIE ANDERE BURGERS. LEONORA. 't Is vruchtloos dat hy waagt den Vorst voor u te fmeeken. Het zal zyn razemy te feller Hechts ontfleeken. Zyn krygsvolk fiddert zelfs op 't hooren van zyn ftera, En, fchoon 't hem morrend dient, 't gehoorzaamtbliud. lings hem. Hy heeft naar myne klagt nog wanhoop willen hooren; Myn weigring kon te veel zyn trotfche ziel verftooren. Helaas! uw redding was in myne hand gefield, Maar 'k bloosde, wierd daar van de vooraarde u gemeld. SAINT  64 HET BELEG DER STAD CALAIS, SAINT PIERRE, Gy deed een keuz', die elk van ons zich waard zou achten. Maar weet gy reeds wat lot uw Vader heeft te wachten? LEO NORA, Ach! hy alleen toonde in dit bange tydsgewricht, Een flaauwe llraal van hoop aan myn bedwelmd gezicht. De Koning, die zyn wraak meer offers wou verfchaffen, Begeerde dat die held zou deelen in uw (haffen.... Maar fchrikt niet.„want zyn Zoon,bewogen met mynkiagt, Belette dat zo wreed een opzet wierd volbracht. Nu zal myn' Vader ftraks naar onzen Vorst zich fpoeden, En alles doen, op dat hy moge uw dood verhoeden. Gy weet hoe by Valois uw waarde voor u pleit; Hoe hoog hy (leeds erkent~zyns Volks genegenheid: Schoon hyeen deel desRyks vooruwbehoud moest geeven, Die fchade is anin voor hem, ó helden! dan uw leven. Gewis zal hy, om u te.fpaaren, niets ontzien, Maar 't heerelykst rantfocn voor uw yerlosfing biên. SAINT PIERR E. Wil, hemel! by myn'Vorst zo droef een opzet (luiten, En laat zyn goedheid nooit tot zulk een daad befluiten! Vertrek; weêrfia met kracht zo hoopeloos een raad. Ons derven ga zyn' gang: 't is nodig voor den Staat. Gy ziet hoe deze kryg ons niets dan ramp verwekte, En zee en aardryk met der Franfchen bloed bevlekte. Dit Volks gevoelig en ba: tsto* ktclyk gemoed Ver-  TREURSPEL. 65 Vergroot zo wel zyn heil als zyne tegenfpoed. Neêrflagtig in hunn' ramp, en wreevlig door't bemerken Dat zelfs hun heldendaên hunn' ondergang bewerken, Verbeeld hun fpyt zich in dien hoopeloozen ilaat, Dat alles is gedaan, en 't ryk te gronde gaat. Maar laat in 't wanbegrip, waar onder 't legt gebogen, Slechts één llandvastigheld zich opdoen voor hunne oogen, Den tyd herroepend' van der Vaadren dapperheid, Toen Frankryks gloriezon al de aard had overfpreid, Straks zult gy 't zelfde volk met yverige fchreden, Het fpoor van zulk een'held kloekmoedig zien betreden; Terwyl 't die zelfde drift in alle harten (lort, En van verwonderaar zyn' mededinger word; Ja, fchaamrood dat zo verr' de wanhoop hen kon dringen , Door hun ftandvastigheid zelf 't nydig noodlot dwingen, En hier door aan den Staat licht fchoon er tyden biên, Dan ooit hun hooploos oog dacht wederom te zien. Zie daar,wat fchoon gevolg verknocht is aan ons fneeven: Ons bloed zal 't Ryk op nieuws zyn helden wedergeeven. AMBLETUSE. Dit niet alleen: zo ooit aan 't laate nagedacht Het lot weérvaar', waartoe we ons heden zien gebracht, Zal hun gedrag zich dan'"gewis naar 't voetfpoor richten Der helden van Calais, en nooit voor't onheil zwichten; Maar in het harte van hunn' medederveling, Die achting doen ontdaan, die eik van ons ontiïng; E In  66 HET BELEG DER STAD CALAIS, In elk, fchoon met den naam van burger flechts befchonken, De ziel en 't grootsch vernuft der helden doen ontvonken. Dus is het dat een vnensch zyn' wensen te boven (treeft, Door een roemruchte dood zich zeiven overleeft; En dat wy 't h ei! van 't Ryk, fchoon wy ten grave daale:), Voor laatere eeuwen zelfs in onzen tyd bepaalen. LEONORA. ó Heldenmoed! ó deugd! hoe heerlyk blaakt uw gloed! Ge ontzet myn reden, en vermeestert myn gemoed; Daar myn verrukte ziel byna (temt in hun fterven, Hun lot benyd, ja wenscht met hen het licht te derven. Hoe veel vcrpligt gy niet uw' Koning!... inderdaad Der Vorsten lot hangt vaak flechts van één onderzaat. Hoe veel verraders hem in zynen nood verlaaten, Eén Hoofdfchout van Calais herftelt hem in zyn Staaten. Leert trotfche heerfchers! dus uw wezenlyk belang, En waakt zelfs voor uw volk van d'allerlaagftcn rang! Dy, wien uw onrecht dwong zich elders heen te fpoeden, Had mooglyk t' cenger tyd uw ryken kunnen hoeden. Vertrouwt ó helden! niet op Eduards gena: Het aanbod van Valois komt, vrees ik, veel te fpi. FT F-  TREURSPEL. 67 V T F D E T O O N E E L. LEONORA, SAINT TIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, DE DRIE ANDERE B U R G E R S , EEN OFFICIER, W A C H T F. N. DE OFFICIER. Toef langer niet Mevrouw! en wil dees plaats begecven. De Koning heeft, helaas! hun vonnis onderfchreven. Ontwyk dit naar verblyf; want zo gy langer wacht, Zult gy hen voor uw oog zien naar 't fchavot gebracht. LEONORA. Wel-aan... maar ach! de kracht is my byna onttogen. De toeftel hunner ftraf zweeft my geftaeg voor oogen. Tegen Saint Pierre, hem in de armen vallende. Myn Vader! ach !.. vergeeft., al myn bedaardheid zwicht. Ontfang deez' teedren naam, dien ik u ben verpligt: Gy leerde my de deugd... SAINT PIERRE. En ook den moed daarneven. LEONORA. Dien voel ik my in dit rampzalig uur begeeven. Uwe eer word immers door myn traanen niet verkort! Ach! had ik voor Harcourt ze op zulk een wyz'geftort! Hoe! 't edelst maagfehap fnèeft door 't zwaard eens beuls te gader! E 2 Dat  é?> HET BELEG DER STAD GALAIS, Dat mengt het bloed eens Zoons met dat van zynen Vader! Ik yze 'er van... ach! waai' my 't fterven ook bereid! SAINT PIERRE, met ontroering. Nog eens, vaarwel Mevrouw! LEONORA. Vaarwel in eeuwigheid! Zy vertrekt. ZESDE T O O N E E L SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, DE DRIE ANDERE BURGERS, DE OFFICIER, WACHTEN. SAINT PIERRE, tegen den Officier. JLJah ge ons geleiden? DE OFFICIER. Ach! ik heb dien last bekome». SAINT PIERRE. Hoe Britten! kan het zyn? ik zie uw traanen ftroomen! DE OEF ICIER. Wat hart word niet vermurwd op 't zien van zulk een'moed, Die door zyn kalmte zelfs zyn beulen fchreijen doet? SAINT PIERRE. Omhelzen we ons voor't laatst...'!; zal u ter plaats geleiden, Alwaar één flag ons.zal de onfterllykheid bereiden.... Maar hoe!... wat wil Harcourt? ZE-  TREURSPEL. 6$ ZEVENDE T O O N E E L. 'HARCOURT, SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, UE DRIE ANDERE BURGERS, DE OFFICIER, WACHTEN. HARCOURT, tegen den Officier. IVIynheer! laat ons alleen, 'k Moet in geheim gefprek met deez' gevangnen treèn. De Officier en de Wachten vertrekken. Tegen de Burgen. ó Braave Franfchen!... ach! ik heb dien naam verloren.... Ik merk hoe myn gezicht uw deugd reeds kan verftooren. 'k Heb Broeder, Vaderland en u ten beul verftrekt; Tegen Saint Pierre. Myn hand is met het bloed van uwen Zaon bevlekt. Maar 'k zie uw lot nog iets verzacht op myne bede, Op Aurelius wyzende. En breng de vryfpraak van deez' jongen beid u mede. SAINT PIERRE. Kan 't zyn? HARCOURT. Hoe yslyk waar' 't dat een geheel gellacht ®p eenen zelfden ftond zou zyn ter dood gebracht! >£> 3 S A IJK 31  70 HET BELEG DER STAD CALAIS, SAINT PIERRE. Maar hoe'... een ander komt dan-zyne plaats vervangen? HARCOURT, met drift, ah iets, hem ohtfnappende. Gewis: met meerder recht zal die de ffraf ontfangèn. Tegen Aurelius, zich weder her/lellende. De wisling is gefchied: 'k heb reeds een' gids bc'fleld, Die u op 't oogenblik naar 't r'raniche heir verzeit. Word dus niet langer door verkeerde deugd gedreven: Uw flerven is den Staat min nuttig dan uw leven. Meld myn berouw den Vorst; maar meid hem bovenal, Dat myn getrouwheid hem deez1 dag nog blyken zal. A URELIUS. Myn Vader!... Ik Mynheeri... zpü ik myn ftraf ontvlieden? IIA R C O U R T. Uit naam van Eduard moet ik u zulks gebieden. Vertrek. AURELIUS. Maar door wiens gunst valt my dit lot te beurt? Wie is 't die zich vcor my.... SAINT PIERRE. Hebt gy dit niet befpeurd? Het is Harcourt. HARCOURT. Wie, ik? SAINT PIERRE. Ja: wil zulks niet verbloemen .* v 'k Door-  TREURSPEL. 71 |k Doorgrond een oogmerk, dat ik achten moet, maar doemen. Gy zwoert deez' dag uw dood, zo ge ons niet kost behoên. Schoon ge Eduard misleid, my kunt gy zulks niet doen. HARCOURT. Wel nu, zo 't waarheid was, is nog 't ontwerp te pryzen , Dat de onfchuld redden wil, den icliuldigen venvyzen.' AURELIUS. Hoe! zou ik (temmen?.... SAINT PIERRE. Dorst ge u yleijen met dien waan ï HARCOURT, tegen Saint Pierre. Hy moet: ja dwing hem zelf myn voordei toe te daan. Zyne onverzetlykheid moet voor. de reden buigen, Geen aandrang zy genoeg: ik moet hem overtuigen. Kloekmoedig gryzaart! duld dat myn ontwerp gclukk'! Gy zyt het immers niet, dien ik de dood ontruk! Wierd uw doorluchtig werk, die heeriyke offerhande, Voltrokken buiten u, 't ware uwen naam tot fchande; 'k Erken zulks: maar uw Zoon, die, in zyn' besten tyd, Door een verkeerde drift zich zelv' ter doodftraf wyd, Hy, die in 's Vaders hart natuur doet voor hem fpreeken; Hy, wiens heldhaftigheid den Staat reeds is gebleken; Wiens glorie niet voor die der braafde helden zwicht, Hy is zyn heldendeugd ten dienst van 't Ryk verpligt. Voldoe aan Frankryks eisch ; voldoe aan haar belangen. E 4 Kan  72 HET BELEG DER STAD CALAIS, Kan haar rechtvaardigheid hier ooit in nvyfel hangen? Of dulden dat een bloed, dat zy zo dierbaar fchat, Tot tweemaal toe den grond, door myne fchuld, bcfpatt'? Uw glorie is dezelfde, al biyft uw Zoon in 't leven. En zo gy de eer my gunt van nevens u te fneeven, Hoe groot myn misdaén zyn, ik boet die all' gelyk; 't Is een laurier te meer, zo wel voor u als 't Ryk. Zie hier 't gevolg van in: wil bovenal bedenken, Dat hem de vrucht behoort, die ons uw dood zal fchenken. Met welk een blaakend vuur zal onze heldenftoet Saint Pierres dappren Zoon niet volgen op den voet? AVat ruime loopbaan voor zyn gaven, zo verheven! Straks zien wy hem ter wraak zyns gantfchen maagfchaps Zich zelv' veradelen, van al dit volk geroemd, (ftreeven , En op uw grafzerk tot den Ridderftand benoemd: Ja dus den grondflag van een helden-damhuis dichten, Wiens oorfprong t' allen tyd den nazaat zal verpligten; Door de eeuwen heen gewyd aan de eer der Franfche kroon.... Eu gy verdelgt die hoop in 't bloed van zulk een' Zoon!.... 'k Zie gy (lort traanen.... ach! weêrfta geen drift zo teder! Met vervoering tegen Aurelius, hem zyn" degen aanbiedende. Aanvaard dit Haal; fchenk de eer aan myne wapen.? weder. AUREl IUS. Hoe! zou ik Eduard bedriegelyk oRtvliên? M.y*  TREURSPEL. 75 Myn dierbre Vader zich van my verlaten zien? Daar ik my vleide dat een fchielyk medelyden, Door 't vallen van myn hoofd, het zyne zoubevryden! HARCOURT. Wanneer gy met hem frerft, verzwaart gy flechts zyn pyn. AURELIUS. 'k Verzacht de myne, als ik zyn lotgenoot mag zyn. HARCOURT. De hoop der wraak alleen.... AURELIUS. De angst van hem te overleven... HARCOURT. Verbied het (terven u. A UREL1US. Dwingt my hem naar te dreven. HARCOURT. Oni leven is een goed, behorende aan den Staac. A U REL1US. Leef dan gelyk een held; ik flerf als een foldaat. Gantsch Frankryk (taart op u: 't heeft zulk een' held vaa Verwerf de glorie dan, die u word aangeboden, (noden* SAINT PIERRE. Myn vaarde Zoon! Tegen Harcourt. Mynheer! wat wil uw drift beftaan£ De wroegmg uwer ziel dryft u tot wanhoop aan. Es 33  f4 HET BELEG DER STAD CALAIS, Is uw misleide geest in zulk een dwaas vermoeden, Dat zulk een dood uwfchuldzouby den Vorst vergoeden? En, zou ik u, die 't Ryk alleen dit onheil wrocht, En, daar gy 't dienen moest, zelfs vyandiyk bevocht, Nog in uw opzet tot dit nutloos offer ftyven? (dryven. Verr' dat ge uw fchuld dus boet, vergroot ge uw wanbeGa, vlieg tot 'sRyks behoud, en dat uw krygsgeluk Het aan 't gevaar, waar in gy zelf haar ftortte, ontrukk'. Laat ik die zoetheid nog genieten in myn fnceven, Dat ik zyn' grootften fteün myn Land zie weergegeven. Door 't onbezonnen vuur der Franfcbe hèldenjeugd, Is dapperheid alleen hun eenigfte oorlogsdeugd. Gy! die in 't diepst geheim der Krygskunst wist te dringen, Voorziet, ja regelt dus de Staatsveranderingen: Door naarftige oefening en lange ervarenheid, Bekwam uw geest dien trap van fchrander krygsbeleid: Ga, leer die nutte kunst aan Frankryks legerbenden, Als 't grootfte doelwit, waar zich 't oog fteeds heen moet Die kunst,Waarin de Brit door u wierd ondeiricht,(wenden; En laat myn land aan u zyn welzyn zyn verpligt. Zo moet dit zuchtend Ryk u als haar' zoon weërachten. Sterf haarer waardig, maar wil eerst haar wraak betrachten. H A R COUR T. Helaas! op welk een wyz' betrouwt zy me ooit haarlet? JGT-  TREURSPEL. 75 A G T S T E T O O N E E L. HARCOURT, SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, DE DRIE ANDERE BURGERS, DE OFFICIER, WACHTEN. DE OFFICIER, tegen Harcourt. J^tynheerfk ontfing bevel... men wacht hen op'tfchavot. HARCOURT, tegen Saint lHerre. k Zie uw verhard ontwerp, ówreedaartsJ dan gelukken, in onherftelbaar my myn laatfte hoop ontrukken 1 Maar denkt dat ik nu ook myn leven niet verfchoon. Hy vertrekt in woede. SAINT PIERRE, Harcourt in 't vertrekken naroepende. l.ecf voor uws Konings dienst. Tegen Aure/ius. Gaan wy ter dood, myn Zoonf Einde van het Vierde Bedryf. VY F-  70* HET BELEG DER STAD CALAIS, VYFDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. EDUARD. VJy doet my voor de kracht van uwe reden zwichten: 't Belang van Staat kan vaak ons tot gena verpügten. 'Je Zie thans de ftoutheid van Harcourt verfchoonbaar aan , Als uit de hevigheid van zyne fmart ontdaan, (bukken, Waar 't niet dat gy voor hem myn gramfchap had doen Hy had den legerflaf zyn hand reeds zien ontrukken, 'k Wacht thans van dit beleid dat al de burgery Te rug keere, en in Vc-ind' zich onderwerpe aan my. Ik moet dit fiere volk doen treên in myn belangen: 'k Zie dat hier aan 't bezit van Franltryks troon zal hangen. Wyl 't, aan myn wet ontfnapt, elk leeren zou misfehien, Dien zelfden tegenfland myn wettig recht te biên. Ik moet Saint Pierre zien voor myne zaak te winnen. Ik ken het wuft gemeen: 't zal 't leven weinig minnen, Zo lang het dat flechts in een' duistren ftaat geniet; Maar'tword het meerder waard, zo dra't zich grooterziet. Hoe ook's volks dwaling zy, men moet hen overtuigen. Die't hoogst geweld trotfeert,zal voor de weldaad buigen. Der Vorsten luister treft den laagften fterveling, Verr* EDUARD, MAUNI.  TREURSPEL.' 7Ï Verr' van hen opgevoed, fteeds met verwondering. De toeftel tot de ftraf'trof reeds des Hoofdfchouts oogen Hy komt. MAUNI. Ik vrees dat hy verydlen zal uw pogen. MaarVorst! ontdekt ge in hem dien zelfden weérftand nog, Uw ziel is groot maar fier: bedwing uw gramfchap toch! TWEEDE T 0 O N E E L. EDUARD, SAINT PIERRE. EDUARD, ziftende. Kom, trotfcheVyand! die, door valfchen waan gedreven, Een blinde drift den naam van heldendeugd durft geeven; Een goedertieren Vorst, die deugd zyne achting wyd, Eert zelfs 't misbruik daarvan in zulken als gy zyt. Schoon al myn goedheid tot dit uur my niets kon baaten. 'k Wil aan uw eigen keuze uw lot nog overlaaten; En met een dwaling, die u zelf onteert, begaan, Biede ik, in plaats van ftraf, u onderrichting aan. Ken my te recht: 'k deed in myn heir byè'en vergaêrert Het magtloos overfchot van uwe burgerfchaaren. Elk zag die offers van geleden hongersnood Bczwyken langs den weg, en worstben met de dood. Om naar een' Vorst te gaan, om wien zy my verachten, Moest  '7.8 HET BELEG DER STAD CALAIS, Moest eerst myn deernis nog hunn'bittren nood verzachten En die elendigen, door myn bevel gevoed, Zyn reeds door dit beftaan getroffen in 't gemoed. Nu kunt gy, wilt gy flechts, hen ligtlyk overreden; Feu door een enkel woord de Stad weêr in doen treden, 'k Spaar u tot dezen prys. Uw hart behaagt aart't myn'j Myn Zoon begeert den vriend van uwen Zoon te zyn. (tem Zwicht voor den tyd ; zwicht voor eens overwinnaars wet-; Het lot des krygs beflisf' wicn 't op den troon zal zetten«j Zie daar al 't geen, waartoe ik heden u verpligt. Of waant gy dat uw ftraf eiks fpoor naar 't uwe richt? Wat grooten zullen ooit naar zulk een voorbeeld dingen? 't Geluk eens Konings maakt getrouwe hovelingen. En zo ik triomfeer, zy: gy by 't nagedacht Niets dan een muitling, door de wet ter dood gebracht. SAINT PIERRE. . Al 't loon, dat ik ó Vorst! voor myn beftaan begeere, . Is dat myn land my als haar' trouwften burger eere. Zo Frankryk eindlyk bukt voor uwe heerfchappy, Dat ook-dan met haar wet, myn naam vergeten zy! Maar 't is nog verr' dat gy uw wenfehen ziet gelukken: Dit toont gy door uw' vlyt om my van 't fpoor te rukken. Gy vreest dat de invloed van een luisterryke daad Tot zulk een grootsch befluitdeez'gantfchenLandaart raad': En 't is met recht: zo ik, door zwakheid aangedreven, Myn' roem verzakende, u gehoor mogt willen geeven, Het  TREURSPEL. 79 Het loflyk voetfpoor, dat ik zelf het eerst betrad, Wierd nimmer ttitgewischt, fchoon ik 't verlaten had. Ik weet, uw vleijen kan de harten overheeren: Maar'tFranfche volk beftryd een'vyand,dien't moet eeren. Hun dapperheid groeit nog door uwe gunsten aan, En elk zal 't zelfde doen voor uwen onderdaan. EDUARD. Is 't wettigst gunstbewys dan niets naar uw gedachten? SAINT PIER. RE. Aanvaardde ik uwe gunst, gy zelf zoud my verachten. Ja 'k weet dat gy, of fchoon uw mond my zulks verbloemt, My zult benyden, als uw ongena my doemt. Hoe! acht gy dan voor niets den eed, door ons bezworen? Dien uwe en myne mond heeft aan Valois doen hooren? Kooit zal die heilige eed uit myn gedachten gaan: rk Bezit geen recht, als gy, om my daar van te ontdaan. Moet Staatkunde altoos dan der Vorsten roem bevlekken, En nimmer de cerlykheid den troon ten grondflag flrekken? Valois heeft van zyn' kant zyne ecden nooit verkort: ! 't Is buiten zyne fchuld, als hy bedrogen word. Hoe wilt gy dat ik ooit tot ontrouw word bewogen, Daar ik my dagelyks zyn deugden ftel voor oogen? EDUARD, op ft aan de. Wel, vlieg dan in uw dood, die gy niet wilt ontgaan. Maar beef; uw hoogmoed zal u duur te komen daan. Daar ge uw hardnekkigheid met zo veel.fmaad durft paaren,. Zal'  ftö HET BELEG DER STAD CALAIS, Zal ik eens zien, of gy die fierheid kunt bewaaren. 'k Zal, voor uw oog, uw' Zoon berooven doen van': lichts Zo fpatt' zyn fchuldig bloed u in 't ontaard gezicht. Gy zyt alleen zyn beul: als gy zyn bloed ziet (hoornen, Zal ik myn wraak op 't hart van een' verraérbekoomen. SAINT PIERRE. Ach! welk een toedand voor het vaderlyk gemoed 1 Zyne kloekmoedigheid vervolgens herneemende. 'k Heb tegen uwe list nochtans myne eer behoed. EDUARD. Ontmenschte! SAINT PIERRE. Dreiging en beloften zyn verlorca. Ik bloos dat gy zo laag een voordel my deed hooren. 'kZie, dunkt my, 'tgantsch heelal op ons reeds de oogen Ja tot by 't nagedacht vereeuwigd ons beftaan. (daan, Terwyl men Eduard met affchrik dechts zal noemen. En zynen toeleg tot verleiding billyk doemen. Wat wonder dat niet elk myn heerlyk lot beny'! Gy dwingt my Vorst! dat ik my grooter tooue als gy! EDUARD. Myn wacht! Mauni treed met de wachten binnen. Men deep' hem draks ter draf met zyne Magen, Saint Pierre word met een gedeelte der wacht weggeleid. DER-  TREURSPEL. 81 DERDE T O O N E E L. EDUARD, LEONORA, MAUNI, EEN HERAUT, DE OFFICIER, WACHTEN. LEONORA, in 't Binnentreden tegen Mauni, ziende ét/int Pierre heen leiden, jüuodi nog een ©ogenblik bun ftraf te doen vertragen. Mauni vertrekt. Tegen Eduard. 'k Verliet op uw bevel nog naauwelyks de Stad, Toen deze Krygsberaut myns Vorsts my tegentrad. Eu daar ik uit zyn' mond iets gunstigs wist te ontdekken, •Keere ik te rug, om met de gyzlaars uit te trekken. Ik kan het inzicht van myn' Koning niet bevroên. Dees brief van zyne hand zal u zulks blyken doen. Alleenlyk weet men.dat zyn edel medclyden 't Gedoemde zestal van de doodftraf wil bevryden. EDUARD, den brief leczende. Gy! die u van dit volk den waar en Koning noemt, En chor een ffroom van bloed myn'' troon wilt overheeren., Zo gy de helden fpaart, door u ter dood gedoemd, Biede ik u V middel aan, waardoor gy kunt regeeren. Ik nodig u met my te treèn in hfgevecht; Hier door word best een einde aan 'i volks elend verkregen. Des ryks belang is aan het onze niet gehecht. Beflcchten we ons verfchil, als Ridders, met den degen. F Met  82 HET BELEG DER STAD CALAIS, Met vervoering. Ik zie myn' wensch vervuld! , • Tegen den Officier. 't Schavot zy weggedaan, En dezen bode met gefchenken overlaên. Verleen hem 't zestal, wiens ontflag 'k my zie ontwringen. Valois verdient in 't eind naar myne kroon te dingen. Tegen den Heraut. De keuz' van tyd en plaats kan naar zyn' wil gefchiên. Hy zal my daadlyk aan den grens zyns legers zien. De Officier wil met den Heraut vertrekken. LEONORA, hen tegenhoudende. Vertoeft. Men moet aan't volk dee^' toeftand openbaaren; Hen 's Vorsten wondre deugd, hen onbekend, verklaaren; Daar hy voor hun behoud zyn eigen leven waagt. Tegen Eduard. Wraakt gy's Volks liefde nog, die't hunnen Koning draagt? NeenVorstlfchoon dit ontwerp zyn'roemnogzalverhoogen, Het Volk van Frankryk zal dien tvveeftryd nooit gedoogen. Maar hoe! wat wil Melun? FT ER-  TREURSPEL. 83 VIERDE T O O N E E L. EDUARD, LEONORA, MELUN. MAUNI, DE HERAUT, DE OFFICIER, W A CIJ Tt N. LEONORA, tegen Mefotl. M ynheer! is 11 bekend Tot welk geducht befluit de Koning kwam in 't end? ME LU N. Ik heb 't geheim ontdekt, en 't gantfche heir doen hooien. Hunne algemecne ftem heeft my daarop verkoren, Ter fhiiting eens gevechts, verwerplyk in elks oog, Schoon 's Konings goedheid hem tot dezen fiap bewoog, Vergeefsch poogt hy, ö Vorst! u tot deez' ftryd te wekken , Wyl yders hart hem tot een bolwerk zal verftrekken. Waan niet dat de uitflag ons alleen verfchrikken kan: Maar zo Valais verwint, wat is de prys daar van? Als hy zyn kroon Helt op de punt van zynen degen, Stelt gy van uwen kant de Britfche kroon daar tegen? Weet gy of Londens raad verlof hier toe verleen'? Al 't voordeel van 't gevecht is aan uw zyde alleen. Ik weet dat by Valois 't bloed zyner onderzaten, Als hy dat fparen kan, meer geld als alle uw Staten. Maar dat te ftorten, is 't geen ons de pligt gebied, Wyl hy het onze fpaart, en 't zyne niets ontziet. F 2 Schooa  84 HET BELEG DER STAD CALAIS, Schoon onze Meester zynde, is hy 't niet van zyn leven ; Noch heeft hy't recht zyn kroon een'andrenVorst te geven; Die aan een vreemde hand te wangen dezen dag: 't Gezag der Wet geld meer dan 't Koninglyk gezag. Schoon, met Valois, zyn kroost lag door n.w Maal verdagen, Nog zal uw hoofd de kroon van Frankryk nimmer dragen. Schoon 't damhuis zelf verging door uwe razerny, Dé minste Franschman heeft nog meerder recht dan gy. 'k I leb uit derGrooten naam,en dien van'tvolk gefprokcn, En aan myn' pligt voldaan. Hy vertrekt net den Heraut. V T F D E T 0 O N E E L. EDUARD, LEONORA, MAUNI, DE OFFICIER, WACHTEN. EDUARD. II oe word myn woede ontdoken! Twee mededingers zyn dan vruchtloos éénsgezind! Myn liefde , ondankbaar Volk ! voor u , heeft my verblind; Maar 'k zal rechtvaardigen den fchrik, dien 'k u kon wekken, En, wyl ge onbuigzaam blyft, uw' ondergang voltrekken. Zo ik het grootsch Parys niet moge in luister zien, k Zal dan op haar bebloed en rookend puin gebiên. Hier  TREURSPEL. 85 Hier zal de fchatkist zyn, waar uit myn wraak de elenden Des oorlogs, brand en moord de Seine toe zal zenden; 'k Zal 't Ryk herfcheppen in een erger wildernis, Dan dees verdelgde Stad thans in myne oogen is; Myn toorn, te lang gefard , zal al de Steên verdelgen, En 't woedend daal den grond het menfchenbioed doen zwelgen; Op dat, van de Alpen af tot aan het f.rand der zee, De Huivende asch de lucht met duisternis bekleê. En 't zestal, welkers ftraf ik veel te lang deed rekken, Zal in dit oögenblik my 't eerst ten offer ftrckken. Hy werpt zich in een armflocl neder, geheel buiten zich zeiven vei voerd. MAUNI. Myn Vorst! E DU ARD. Ik zeg, vertrek. LEONORA. Hoe is myn ziel ontroerd! Zie tot wat fnoode drift de Staatzucht ons vervoert! Gelyk een woedend dier, door bloeddorst aangedreven.... EDUARD, tegen Mauni, ziende dat hy niet vertrokken is. Hebt gy den last verftaan, dien ik u heb gegeven? Geleid hen naar 't fchavor. F 3 MAU-  85 HET BELEG DER STAD CALAIS, MAUNI, met bedaardheid. Ik volgde uw legervaan, Niet om uw beulen, maar uw krygsvolk voor te gaan. Ach! uwe oplopenheid baart my de grootfte fmarte. Uw glorie gaat my meer dan uwe gunst aan 't harte. Maar nimmer was de Brit een Haaf van zynen Heer. En daar ik my verbond te waaken voor uwe eer, Zo gy dit heilig pand, my toebetrouwd voorheenen, Ontrukken wilt, ik zal 't in Londen gaan bewcencn. EDUARD, tegen Mauni. Vermeetle! ontwyk myn oog. Tegen den Officier. En gy, gehoorzaam my. Mauni en de Officier vertrekken. LEONO R A. Mauni ontvlucht u, en Harcourt verlaat uw zy'! (ken, 6 Hoofdfchout van Calais! 'k zie reeds uw bloed gewroEn Eduard van 't Ryk voor eeuwig thans verdoken. EDUARD, opjlaande. Hoe! zulk een muiteling fielt gy met my gelyk? LEONORA. Zo braaf een onderdaan, zich offrende aan zyn Ryk, Is meerder waard dan gy,wiens wreedheid fchept behagen, Aan een verzonnen recht des aardryks rust te waagen. Gy! die als onderdaan myn' Koning hulde bood, Gy  TREURSPEL. 87 Gy zult eens reekning doen van 't Woed1, dat gy vergoot. Door 't fehenden uwer trouw vervallen al de landen Van Aquitanie weêr in uws Leenheers handen. Uw nagedacht zal 't u verwyten, en met réén U de oorzaak noemen van 't verlies van zulk een Leen. Daar gy 's volks liefde alleen door goedheid moest verwekken, Zult gy aan Eagtaud zelf voortaan tcngeesfel flrekken; Terwyl menschüeveuheid, die gy nooit hebt gekend, U houd voor 't werktuig van een fchakel van elend'. ZESDE TO O N E E L. EDUARD, HARCOURT, LEONORA, WACHTEN. HARCOURT. Ik koom, ó Eduard! uw woede recht verfchafferi. 'k Heb de offers u ontrukt: gy kunt hen niet meer ftraffea. 'k Zond hen naar't Franfchc heir: myn zorg heeft hen geEDUARD, (fpaard.. Verraêr! wat zegt ge? LEONORA. Ach! thans is hy myn liefde waard 1 EDUARD. Hoe! 't zestal, dat de dood zo moedig kon braveeren, F 4 Gaat  88 HET BELEG DER STAD CALAIS, Gaat vluchtend' nu zich zelv' door laag bedrog ontcercn ! HARCOUR T. Neen, zonder hen te zien. ben ik 't die hen bedroog. Naauw was die Krygsheraut verfchenen voor uw oog, Of ik verfpreidde alom, dat gy had aangenomen 't Rantfoen, waar mede hy tcrftond hier was gekomen, 'k Drong hunne ontflaking door, die 'k op uw' naam beval. Zy waren voor Mélun reeds buiten dezen wal. Rondom hen vierde uw heir hunn' uittogt met gezangen, Verfterkte hunnen waan, en diende myn verlangen. Hoort gy dat juigchen niet? Verneem hoe elk om ftryd, Uw deugd verheft, die, zomen denkt, hen heeft bevryd. Wil thans 't mislukken van uw wraak op my verhaaten. Ik, die hun onheil wrocht, moet ook voor hen betaalen. Dit's myn geringde pligt: zie uwen wensch volbracht, Stort op myn hoofd alleen de ftraf hen toegedacht. EDUARD. Gy hebt die hoogst verdiend. HARCOURT. Neen, fchoon gy my moogt doemen, Ik zorgde voor uwe eer, en durf my zulks beroemen. Maar ftraf me, om dat ik Vorst en Vaderland verried, En my tot 's Vyands dienst zo fnood beweegen liet: *k Schrei nog van fchaamte.... Tegen Leonora. Ach! doe myn' Vorst dien troost verwerven, Dat  TREURSPEL. 89 Dat hy verneem', dat ik zyn' onderdaan wil derven. met heftigheid tegen Eduard. 'k Zweer dien gehaatcn eed, waar toe ik, tot myn'draf, Door dolheid wierd vervoerd, thans in uw handen af. EDUARD. Verrader! durft ge uw' eed zo roekeloos verkrachten? LEONORA. Wanneer men misdaên zweert, is meineed loflyk te achten. EDUARD. Uw min wrocht zyn bederf, en dreef hem dus van 't fpoor. LEONORA. Neen, niet myn min, maar wel zyn roem, gaf hy gehoor. Maar mooglyk zal die liefde in't eind haar krachtbetoonen. En, fchoon zyn leidsvrouw niet, hem naar verdienste loonen. Myn trouw, Harcourt! blyke u op nieuws tot in de dood: 'k Sterf als uw minnares, en blyf uw lotgenoot. EDUARD, de burgers gewaar wordende, met verbaasdheid. Wat zie 'k? t S ZE-  9o HET BELEG DER STAD CALAIS, ZEVENDE T O O N E E L. EDUARD, HARCOURT, LEONORA, MAUNI, SAINT PIERRE, AURELIUS, AMBLETUSE, DE DRIE ANDERE BURGERS, WACHTEN. HARCOURT, tegen Saint Pierre. ZytgyV SAINT PiERRE, tegen Harcourt. Ja; 'k weet dat ge ons door list woud fpaaren. Tegen Eduard. \ Thans ziet ge, ó Vorst! oi' wy zyn medcfianders waren. Wy gingen, treurig dat ons 't fterven was mislukt, Wanneer ons onverhoeds Melun op zyde rukt. Ontroerd van ons te zien, wil hy dien fchrik bedekken Door een gemaakte vreugd:dit doet myn'argwaan wekken: Ik dring op 't fterkst hem aan, en zyn rondborstige aart Heeft toen, op myne bce\ de waarheid ftraks verklaard. Wat is myn Koning groot! wat is zyn liefde teder! Hy waagde zich voor ons!... herneem uwe offers weder Mynheer! hoe verre uw wit omtrent myn land moog' gaan, Gy kent nu eindelyk en Vorst en onderdaan. EDUARD. Ik fta verbaasd! Hy llyft leunende tegen een" armflocl /laan. HAR-  TREURSPEL. 91 HARCOU RT. Wel-nu, de dood zal .ons vereenen: Ik zie toch al myn hoop nog eensklaps niet verdweenen. Tegen Lconora. Vaarwel!... Tegen Saint Pierre, hem by de hand grypende. Komt Vrienden! gaan we. Z.y doen ftilzwygendc een' flap om te vertrekken. AURELIUS, dn Koning en zyn' Vader beurtelings befc houwende, en eindehk oor Eduard op zyne kniên vallende. Ach, VorsL! door fchrik bezield... SAINT PIERRE, zich omkeer ende, en zyn Zoon met verontwaardiging befc'iouwende. Myn Zoon, 6 hemel! voor een' vreemden Vorst geknield! AURELIUS. Laat my deze enkle gunst op myne beê verwerven, Om wel het eerst, maar niet voor's Vaders oog te derven. Ach! denk aan d'uwen Vorst!... denk aan de ontmenschte hand, Die 't gloeijend moordgeweer hein dreef in 't ingewand. Ve-beeld u dat gy, voor zyn' beul in 't dof gebogen, Dien bloedhond had gezien , vervreemd van mededogen. Uw' Vader treffen, u befpatten met zyn bloed!.... Kunt gy na zulk een ramp nog wreed zyn van gemoed? SAINT  9* PIET REL EG DER STAD CALAIS, SAINT PIERRE, zyn' Zoon opheffende. Rys op, ik bloos... E D U A R r>. 'k Voel door zyn taal myn hart doorbooren. Hoe vreeslyk doet natuui my haare ftem thans hooren! LEONORA. Ach! fmoor die niet ó Vorst! maar zwicht voor haar gezag, 't is 'svaerelus heil, als zy tot Vorsten fpreekeu mag. EDUARD. Ja! 'k geef het op: 'k zwicht voor Natuur en baar vermogen. Wat blinddoek word aan myn bedwelmd gezicht onttogen ! Van welk een heldenvolk zie ik my hier omringd, ■\ iens ongemeene deugd myn hart tot zachtheid dwingt! De Staatzucht kon myn hart tot wreedheid Hechts verwekken ; Ze is de afgod, dien hetVolk fteeds moet ten offer ftrekken. Maar's wil my ftraffen , ja... maar ook myne eer behoèn... Ach! welk een offerhand moet ik myn' vyand doen! Maar 't zy zoj 't is gedaan... o helden 'k fchenk u 't leven. AURELIUS. Myn Vader! EDUARD. Strekt tot pand der vrede daarbeneven. Vertrekt: en zo 'k my door uw! weérftand vond gehoond, 'k 13euyd.de alleen een liefde, uw' Vorst zo fterk betoond '; . " Te.  TREURSPEL. 93 'Üb ' * Tegen Harcourt. Gy! die zo moedig aan myn wraak hen dorst ontrukken, Myn glorie hebt behoed, wil daar de vrucht van plukken: 'k Ontfla u uit myn' dienst; keer naar uw' Koning weêr: Hy oordeel dus of ik zyn vyandfchap begeer. (ren^ Vergeefsdi wou 't krygslot hem flrfts drie jaar tyds verneéEenVolk, hem zo getrouw, is nimmer te overheeren. Toen ik door wapens itond naar Frankryks heerfchappy, Begeerde ik ook 'sVolks liefde, en hier mee ftreelde ik my. Nu wreedheid myn triomf had moeten onderfchragen, Kan my geen troon, dien my elks hart ontzegt, behaagen. 'k Sta van dien fcepter af. MAUNI. Nu ken ik Eduard: Zie hier den waaren aart van 't fiere Britfche hart! EDUARD, Mauni by de hand vattende. Ja, 'k zal my kenbaar nog door andre deugden maaken. 'k Wil dat dit Volk nog zal naar zulk een' Koning haaken. SAINT PIERRE. 6 Vorst! wacht van dit Volk, wiens heil gy thans voltooit, De oprechtfte erkentenis... maar zulke wenfehen nooit. Wil in dit oogenblik ons aller dank ontfangen. (gen: De eer van de fchoonfte dood ftreelde al myn zielsverlanMaar nu ik 't heil myns Lands verpligtben aan uw deugd, Is 't leven weêr een gift, die myne ziel verheug:. LE-  94 HET BELEG DEK STAD CALAIS, LEONORA. Mogt de eendracht altoos aan myn' Koning u verbinden , Hoe zou uw beider hart daar't flreelendst zoet in vinden! Menschlievenheid zy door u beide een' troon geflïcht, Op dat geheel Euroop' zich naar haar wetten richt: Zo zal die hemeltelg nog meerder deugden wekken, Pes waerelds godlpraak zyn, der Vorsten lust verftrekken. EINDE.  HISTORISCHE AANTEKENINGEN.   Pag. 97 HISTO RISCHE AANTEKENINGEN. Het volgend verhaal levert de Gefehiedenis van het onderwerp des voorgaanden Treurfpels op, geiyk feoissat.d, Fransch Bistoriefchryrer, te dier tyde gekeft hebbende, dezelve omflandiglykbefchrcveH heeft, van wen alleen de latere Historiefchryvers die hebben overgenomen ; Bn fchoon de lieer n u m e ccnigc tivyfi Hagen over deze gebeurtenis te kennen geeft, heeft het ver.haa.1 van froissard, eengelyktydig fchryver, te veel voorkomen van waarheid, om 'er geen geloof «an te gunnen; Bchalyen dat s mo l et T, en hapin tiioiras, ■welke laatfle zeer partydig voor Éduard fchryft, beide deze gefchiedenis op dezelfde v.yzc vermelden. De Lezer oordeele verder zelf: Calais, ruim ccn jaar door Eduard ingefloten geweest zynde, en de Burgery door 't aftrekken van des Franfcben Konings leger, alle hoop op ontzet verloren hebbende, waren toen alleen op de overgave bedacht. Jeari de Vienne, Gouverneur der Stad, in 't laatst der maand Augustus van den jaare 13+7, op hun verzoek in de fchietgaten van den muur geklommen zynde, gaf een teken dat hy in gefprek wilde komen. Eduard zond Waker de Itfaunij cu den Heer van Basfet derwaarts, om met hein in onIfcrhandeling te treden. Jcan de Vienne, voorgeOagen hebbende, dat Bezetting en Burgers de vryheid zouden hebben, om zonder hinder en onbefcliadigd uittetrekken, eischte Maunij dai zy zich op befcheidenheid zouden overgeven. Echter dewyl hy wel ?ag Jat zy zich tot den laatftcn druppel blocds zouden verdedigen, O fprak  p8 HISTORISCHE fprak hy 'er over met den Enselfchen Vorst, die door zyne gebeden, en die van cehige Ridders,-die 'er tegenwoordig waren, bewogen, hem ten antwoord gaf: Heer IPaltcr, zv.U den Hoofdman van Calais zeggen, dat de groot/1'c genade, die hy hy my zal kunnen vinden, is, dat 'er zes van de aanzienlykflc Burgers uit de Stad komen, blootshoofds, en blootsbccns, met jlroppen om den hals, en niet de fleuteh van de Stad en het Kasteel in de hand: en mei dezen zal ik handelen naar myn welgevallen, en alle de overigen zal ik in genade aanneemen. Maunij bragt dit antwoord in alleryl tc rug. De Bevelhebber der Slad bad hem tc willen vertoeven om tegenwoordig tc zyn, wanneer hy de bevelen van den Overwinnaar bekend maakte. Alle de Inwoonders op de markt byëcn gekomen zynde, wagttcn het antwoord van Eduard af met die angftigc ongerustheid, welke door de vrees des doods en de hoop des levens word ingeboezemd. Zodra hen 's Konings bevel was aangekondigd, ontftond 'cr en diep cn treurig uilzwygen, ten teken der algemeenc verflagenheid. Zy zagen elkander bevend aan, zogten met fchrik rondom hen heen naar die zes flachtoffers voor 't algemeene welzyn, die ze wanhoopten te vinden. Dit diep ftilzwygen wierd eindelyk door een algemeen gekryt inct traanen cn fnikken vermengd, afgebroken. Maunij, getuige van zo aandoenlyk een fchouwfpel, kon zyne traanen niet weerhouden, die hem ten oogen uitborstten; De korte tyd, die hen vergund was, verliep . tnidlerwyl; daar moest een bcfluit genomen worden. Toen ftond j Eustachius de Saint Pierre, (naam, die alle eeuwen door verdient bekend te zyn, de eer des nicnschdotns, cn wiens gedachtenis leeven moet, zo lang 'cr deugd op aaide te vinden is) cn zynde de rylifle burger der Stad, uit het midden dier verflagen menigte moedig op: JJetrea; riep hf, groo.'en cn kleinen, het zou groot jammer zyn, dat men een Volk als dit Hel flervcn door honger of an-i  AANTEKENINGEN. 09 ierzins, als 'ef nog een middel te vinden is om dat voor te komen; en hy zou groote genade hebben by onzen Heere, die hen zou kunnen redden. Ik voor my, ik heb zo goede hoop van vergiffenis te zullen vinden by onzen Het re, indien ik fterf om dit volk ie behouden, dat ik hel de eerste wil zyn. Naauwclyks had hy die gezegt, of hy ontfïug Je zuiverfte bclooning zynpr edelmoedigheid door de hartelykfte dankerkentenis van zyne medeburgeren. Ieder wierp zich aan zyne voeten, cn befprocide die met zyn traanen. Hoe groot is niet de kracht der deugd ! Jean d'Aire , moedig navolger van zyn' neef Eustachius, neemt ilraks het zelfde befiuit, en voegt zich by hem, om met hem te deelen in de eer van voor 't Vaderland tc derven. Jaqucs, en Pierre Wisfant, broeders, en bloedverwanten van die twee edelmoedige martelaars, bieden zich mede ten offer aan. Welk ccn jammer is het, dat de gefchicdenis, die de naaraen van zo vcele mannen, voor het menfchelyk gedacht, of nutteloos, of verderflyk, tot ons heeft overgebracht, verzuimd heeft ons die van de twee andere fiachtoffers te leeren kennen! De bevelhebber, die door den ouderdom, zwakheid en droefheid afgemat, niet in uaat was om zich op de been te houden, klom tc paard, cn geleidde hen tot aan de poort der Stad. Daar gaf hy hen in de handen van Maunij over, met bede, dat hy hun voórfpraak wilde zyn by zynen Koning. Zy verfebeiien voor den Engelfchen Vorst, en boden hem de Heutcls der Stad aan. Alle de Grooten, die den Koning omringden, konden liet medelyden cn dc verwondering niet ontveinzen, die zo zonderling eene grootmoedigheid in hen verwekte. Men hoorde rondom den Vorst niets dan een verward gemompel, door hec idgemeen mededogen veroorzaakt. Onderen; fchen bleef dc Koning voor alle dc verzoeken, gebeden, en traanen van zyn Hofgezin ongevoelig, en beval dat men ben ter ftraf zou leiden. Te vergcefsch was het, dat de Prins van Walles, zich aan zyne G a voe-  ioo HISTORISCHE voeten wierp, de gramfchap fcheen, in dat ongelukkig oogenblik, dermate de oogen van dien Vorst verblind te hebben, dat hy de fehande niet zag, die hy zich door dcrgelyk een drift, en wraakzucht op den hals zou laden. Hy herhaalde zyn bevel van den fcherprechter te doen komen : Dat men den beul hier doe komen ! riep hy. En 't was met die doorluchtige ongelukkigen gedaan geveest, zonderde Koningin, zyn Gemalin, die zich juist op dien tyd in 't leger bevond. Deze achtenswaardige Vorstin omhelsde de kniën van haar" man, cn bezwoer hem met de krachtiglfe drangredenen van eer, van menschlievenheid en van Godsdienst, dat hy toch zyne overwinning met dat bloed niet wilde bevlekken. De Vorit iloeg de oogen neder, en na een weinig ftilzwygén, riep hy: Ach! Mevrouw, ik wilde wel dat gy elders geweest waart dan hier: gy bid my zo jlcrk , dat ik het tt> niet kan weigeren, 't Is wel, ik geef ze u, doe 'er mee' zo als gy wilt. Straks liet de Koningin hen in baar vertrek brengen, deed hen kleeden, beval dat men hen celen zou voorzetten, en zond hen ondereen veilig geleide heen, na een ieder van hen zes nobels tc hebben • doen uitdeden, om verder voorttcreizen. Men kan niets eenvoudiger, nog omftandiger begeeren. Ik zal hief Meen nog byvoegen dat het bovengaande verhaal van Froisfard bevestigd is geworden door de Koningin zelf; die met goedkeuring uit de handen van dien fchryyer het boek ontfing, waar in alle die trekken yoorktmen. Pag.  AANTEKENINGEN, rol Pag. 3- JVyl 'k vrees dat 's Konings magt, fchoon die in aantogt is. Ons weinig baaten zal in deez' gefleltenis. , Philips van Valois, kundfchap gekregen hebbende, in welk een uiterste dc Stad, zich bevond , bragt inderdaad een leger van zestig duizend mannen op dc been, aan welker hoofd hy zich voor Eduard vertoonde. Welhaast bemerkte hy dat het onmogelyk was denzelvcn in zyne verfchansfingen te overweldigen. Hy liet hem door gezanten den (lag aanbieden. De Koning van Engeland gal? ten antwoord dat by daar gekomen was om Calais in te neemen , en dat, indien dc Koning zo belust was te vegten, zyn zaak was om tc zien, hoe hy hem 'er toe zou kunnen noodzaken. Met dit antwoord gaf hy dpn Gezanten hun affcheid, die men, eer zy vertrokken, alle de verfchansfingen van.de legerplaats deed be zigtigen, opdat zy in ftaat zouden zyn, om 'er den Koning goei verflag van te doen. Eduard kon zynen mededinger niet op een gevoeliger wyze tarten. Philips, van fchaamte cn gramfchap als buiten zich zeiven vervoerd, en eindelyk voor de wetten der noodzakclykheid gedwongen te zwichten, trok af, wanhoopig dat hy zulke dappere Krygslieden, en getrouwe onderdaanen aan de befcfteidenheid moest overlaaten van een' overwinnenden vyand, die door den langduurigen tegenftand onverzoenlyk op hen ver.7 bittere! was. Pag. 3. En vormt een nieuw Calais om deez' gedreigde Stad. Om te beletten dat geen toevoer van buiten in de Stad gebracht wierd, deed Eduard ia 't raidden zyner vcrfcusnüngeu, tusfche» G j \  los HISTORISCHE de wallen van Calais, cn c!c zcc, een nieuwe Stad van bout bouwen, die beter verfterkt was, dan Calais zelve, en waar in hy zyn leger deed overwinteren. Pag. 4. De ondankbre Godefroy, wien niets beweegen kan, Wei-eer de lust van V Ryk, maar thans ''er dc affchrik van. Godefroy van Harcourt, een der dapperfte Krygshelden van Üien tyd, was naar Engeland gevlugt, na dat by by Philips in Ongenade vervallen was, en wierd een der geduchtftc vyanden Voor Frankryk. Pag. 4. Een aangedaane hoon deed hem zyn'' pligt verzaaken. De oorzaal: zyner ongenade beftond, volgens *t gevoelen van fommigeSngelfcheHistorie-Schryvers, in een' hevigen twist dien hy had met den Maarfcbalk Briquebec, tegen wien hy in 'r, Konings byzyn den degen torst trekken. Ook meent men dat de liefde hier in cenig eicel had. Wat hier onk van zyn moge, 't is zeker dat de Frarfche Dichter zich van alle de gemelde omfta'ndigheden in dit Treurfpcl niet kunnende bedienende, zy,!' afval en muitery onder het minst ongunstig oogpunt heeft doen voortomen. Men weet dat door diergelyk voorval de Prins van Condé in latere tyden mede een gcvaarlyk voorwerp voor zyn Vaderland was. Pag. 5- Waar mei de Brit alleen tot nog al de aard doet beven. Verfcheiden fchryvers (temmen overeen dat in den flag van Crcci voor de eerstemaal gebruik is gemaakt van eenige lb'kken  AANTEKENINGEN. 103 gefchut; en dat de fclirik dien dezelve vcrfprcidden , don flxyd ten bunnen voordeele beiliste ; zynde deze uitvinding nog maar weinig cyds bekend geweest. Wat was de reden dat dc Franfchcn verwaarloosden zich daar van tc bedienen ? Pag. 9. Gy ziet nu kit!ar ele bron van onze 'tegcnheden : Hoe Eduard, niet met het Britfche Ryk te vrcden, Ook V erf van Frankryk zoekt te hechten aan zyn kroon, En 's Moeders recht hereischt als erfgenaam cn Zoon. Karei de fchoone in den jaare 1320 geftorven zynde zonder manuelyk oir na te laaten, wierd Philips van Valois, zyn volle Neef en eerde Prins van den bloede, met rU.emeene ftcinmcn voor zynen opvolger erkend; wyl, volgens 't recht der Salifché wet, een der grondwetten van het Ryk, de vrouwen van de troonsopvolging wierden uitgeflooten. Nogtans beweerde Eduard als de Zoon van Ifabella, zuster der laatfte Koningin, recht te hebben op Frankryk. Om welk recht te bevestigen hy by het begin des oorlogs den titel van Koning van Vrankijk aannam, het volle wapen van dat Ryk by het zyne liet voeden, en, om dat veranderen van zyn Rykswapen tc rechtvaardigen, een foort van openbaar gefchrift, in Eatynlche vaerzen naar den finaak dier tyden opgeftcld, cn van den volgenden inhoud, liet verfprciden. Kex fum Reghorum Mnd ratione duorum : Jlnglorum in R egho, fum Rex ego jure paterno , Matris jure quidem, Francorum nuncupor idem. llinc ejl Atimtrüm reriatio faSta meóram. G a 't Welk  Ï04 HISTORISCHE *t Welk op den volgenden zin uitkomt: lk., Koning van twee, Koningryken, Fan Vaders, zy1 van Engeland, Van Frankryk van -myn Moeders kant, Wil ook met bei/Ier wapens pryken. Doch Philips antwoordde hem ook met vier Lttynfche w.erzca in denzelfden fmaak. Prado Regnorum, qui diceris esfe duorum, Francorum Regno privaberis atque paterno: Succedunt Mares huic regno, non muüeres, llinc est armorum variatio jlulta tuorum, dat is: Gy Rpvcr van twee Koningryken, Raakt Frankryk kv.-yt en Engeland; Men erft hier niet van Moeders kant; Wilt gy met beide/ wapens pryken ? Pag. 14. Ten tweedemaal verfterde een v ruchtbaar e oogst deez landen. Volgens de Jaarboeken van Calais duurde de belegering een jaar, begonnen zynde den 30 Augustus 1346, cn geëindigd in "t laatst derzelve maand in 1347» Geduurende het beleg- ontfing Eduard een verfterking van 30000 mannen, hem aangebracht door den Hertog van Gülik en den Graaf van Namen ; behalvcn nog 17000 Engclfcben, die in 't gevolg der Koningin uit Schotland in 't leger kwamen, na dat zy onder 't bevel dier heldin aldaar een volkomcne overwinning behaald, en den Koning van Schotland krygsgevangen gemaakt hadden. In weêrwil vin al die  AANTEKENINGEN. 105 Samengevoegde magt, kon by echter de Stad niet overmeesteren dan door hongersnood: en de ongelukkige inwoonders, genoodzaakt paarden, honden , katten, ja zelfs muizen te eeten , zagen zich, toer. hen ook dat flcgt voedzel ontviel, aan de yslykheid van den wreedften hongersnood blootgclteld. Pag. 15 en 16. Eischt dat we een' wettig Vorst en eed en trouw ontzeggen, Dit volk, in weerwil van 'sLands wet, hem hulde biê, Eu hy. op Frankryks troon zyn recht bekrachtigd zie. Rap in Thoif&s en andere Schryvers bevestigen dat Eduard den Gouverneur afeischte dc Stad aan hem als den rechten Koning van Frankryk overtclevcren ; Hy had in verfcheidene brieven by zyne handtekening zich reeds dien titel toegeëigend; In zeker gefchrift, houdende aan de Inwoonders van St. Ome: , fchreëf hy: in hei eerste jaar 0:1 z:r régeering in Frankryk, cn het veer tiende in Engeland. Pag. 19. Mits hy aan al dit volk den aftogt toe wil ftaau. Dit bevestigt Froisfart in zyn verhaal, meldende hoe de inwoonders zelf begeerden de Stad te verbaten om zich naar hunnen rechten Koning te begeven: blykende zulks nader uit den voorflag, dien Jean de Vienne , de Gouverneur der Stad , aan Mauni deed : zeggende tegen hem : Laat uw edele Heer Koi.ing ons allen zo als wy zyn, uit de Stad laaten vertrekken, zo moot?' hy de Spaden 't Kasteel in bezit necmen, met alles wat 'er in is, en hy zal'et fchats genoeg in vinden, G 5 **e»,  jo5 HISTORISCHE Men ziet hier uit dat de Dichter, de gramfchap van Eduard op dezen eisch gegrond hebbende , hier in niet minder de waarheid dan de waariehynlykheitt, te baat heeft genomen. Pag. 27. Ik, die in vel'nvt7 van den Raad de;- Biïtfche Groot en, Hem tot deez1 oorlog dreef, dien met hem heb befloten. Het Parlement was zeer flaauw in het onderïleunen van Eduards onderneming. Harcourt haalde hem over om een landing in Norinandie'te doen, alwaar het fortuin hem begon gunstig te wezen, en, betoonde een ongemcenc dapperheid in den flag van Crcci, fchoon ongelukkig genoeg door de zegepraal zelve, welke hy over zyn Vaderland fchcen behaald te hebben. Pag. 32. De Britfche Koningi i, en gade van Móntfart. Dc Gravin van Montfort had in 't beleg van Cilais den Graaf van Blois gevangengenomen, en in dat van de Stad Hennebon, 't ontwerp, door Lconora hier voorgeflagen, ter uitvoer gebracht. Zy had namelyk iri een uitval, al dc tenten der belegcraarcn in br^nd gedoken, cn in 't midden der wanorde , hier door veroorzaakt, een gedeelte van hun leger Vernield. Pag- 35- 3Ia.fr wjt cl V volk met 1: hier toe gerechtigd is, £3 '■£ rozig dat het lot alleen dien flryd beflisf. By oude MesnoriWj te Cak.is berustende, blykt dat de vyfde en zesde JJurjcr door 't let verkoren vierden uit meer dan honderd,  AANTEKENINGEN. lof éetd, die cp het edelmoedig voorbeeld der vier eersten, eich fcsgelyk daar toe aanboden. En 't is dit groot getal raisfehjea. *i welk Verhinderd beeft dat de naameh dier twee laaiden niet •bewaard zyn gebleven, gelyk die der andere. .' x'v Pag- 37- ' - "t Was hier dat Cefar V eerst Isdwong ?/ Morynsch geweld. Zo 't niet ten volle zeker is dat Calais, wezenlyk .dê Portui itius zy, van waar Cefar naar B'-iitanje overftak, is 't echter klaarblykclyk genoeg dat die plaats een der havens was, alwaar by zyne vloot byé'enverzameldc. De Morynen waren afllammefin» gen van dc Cimbren of oude Saxen. Hun land bevattede een goed gedeelte van Picardyen, Artois en Vlaanderen; Tcrouane was hun Hoofdftad. Na dat Keizer Karei de Vyfde in den jaare 1553 deze plaats geheel geflegt had, deed. hy aldaar tot ,een nagedachtenis een Kolom oprechten, met dit byfehrift 't welK den naam der oude bewoonders nog bewaard: DcktiUlorim. Pag. 38. Doch Aquitairic als mfn. trfieeH te behceren, Vercischtc dat ik móest dièH . ':: t hulde zweereti. Koning Eduard was als Hertog van Aquitsnie, (Svn&c de previncie van Cuijenne) Leenman ws Frankryfc, en in die hoedanigheid vcrpligt Philips hulde te zweertAS waartoe by ï\ 't eerst zich onwillig toonde: doch door 't in beflag neemea zyncr inkomften van Gasconjc en Ponthieu, gedwongen zynde, begaf hf zich daar toe in den jaare 1329 naar Frankryk, en verfcheen voor. Philips in de Hoofdkerk van AmienS, erkennende hem dus voör «ouvereinj.  lo8 HISTORISCHE Pag. 38. 'k Verfcheen: Valois, die toen zyn waan niet kon verbergen, Kwam my met al den glans van zyne grootheid tergen; Zyn weidfche hofpraal, die de myne ven' verdooft, Vertoonde my een goed, waar van ik was beroofd. Philips had niet nagelaten om deze plegtigheid zo pragtig te maaken, als tot nog toe ooit gezien was. Hy zat in zyn Koninglyk praalgewaad op een' troon, verzeld van de Koningen van Bohemen en Navarre, vcrfcheidene uitheemrche Prinfén, de Grooten des Ryks, en de aanzienlykfte Amptcnaars der Kroon. Eduard wierd door den luister van zo prachtig en talryk een' ftoet getroffen. Voor den Franfchcn Vorst geknield, zeide de Grootkamerling tegen hem : Sire ! gy word als Verlog van Guiienne, Leenman jan den Koning mynen lieere, die hier is, en klooft hem trouwe en fchuldpligtigheid. Eduard was verpligt hier op vcire dat is ja te 2e;">en. Toen zeide de Markgraaf van Melun: Indien dat zo is,' neemt de Koning onze Hcere, u aan, behoudens zyne voorbedingen. Waarop de Franfche Vorst zeide Voire, en kuste den voorzeiden Koning van Engeland, wiens handen hy tusfchen de zyne hield, voor den mond. Dus eindigde deze plechtigheid, die in 't hart van Eduard een" onverzoenlyken wrok ontiïak tegen Valois, voor wien by zulk «toé vefnederitfg had moeten ondergaan. Pag. 39- Zag ik Mfif Vader zelfs door 'stands vermeetle C.rooien, Van zyn' '. .eerden trem niet fchandlyk afgefloten'^ Eduard t\.cede wierd, op aanfboking zyner Gemalin Uahella, tere baiüaarfciie en meineedige Vrouw, door het Parlement onttroond, ca geuoCdzaakt, aan zynen Zoon, nog een Kind zynde, afilund van üe regeering te doen. Pag.  AANTEKENINGEN. lof Pag. 40. Gelukkige Valois! Men beeft Philips van Valois den bynaam van den Gelukkige» gegeven, öngetwyfeld om dat hy tot een Kroon kwam, waar van hy zo verre verwyderd fchecn. Echter is hy in zyn gantfehen levensloop meest ongelukkig geweest, en byna altoos zonder dat eigen misflagen de oorzaak daar van waren: 't is ondertusfehen natuurlyk dat een Vorst, als Eduard, den Franfchen Koning als zodanig befchouwt, en deszelfs troon, boven zyn eigen wij kiezen. Pag. 47. Eer 'k nog de zegepraal behaald had in Creci. De veldflag van Creci, den 25 Augustus 1346 voorgevallen, is een der bloedigftcn, welke de Historie ons oplevert. Dezelve ftond Frankryk op 30,000 wcerbaarc mannen. Behalven den Graaf van Alencon cn den Koning van Bohemen, verloor men 'cr de Graaven van Blois, van Vlaanderen , van Sancerre, van Auxerre , de Hertogen van Lotharingen en van Bourbon, twaalfhonderd Ridders en tag:ig Banieren. Op dien gedenkwaardigen dag gebood Harcourt de eerfre Linie van 't Engelsch Leger, hebbende aan zyn zydc den Prins van Walles, toen vyftien jaaren oud 5 en deze eerste Linie behaalde alleen de overwinning. Pag. 49. My;: moeder was de held, die my hier les in gaf. Ifabella was gcwislyk bekwamer tot het heerfchen dan haar Gemaal. Eduard, die zyns vaders moord haar nooit opentlyk toegefchrevcn heeft, kan hier dus met ecnigen lof van haar fpreeken. Pag.  jio HISTORISCHE Pag. 6%. Een held in V firyde;:, maar ecu mensch na V zegevieren. De Zoon van Eduard, bygenaamd de Zwarte Prins, was grootef man als zyn Vader, en verdient den lof, die hem hier gegeven word : zyn poging om den Graaf van Vienne in 't leven tc fparen, valt ten hoogde in zyn Karakter, en zyn leven heeft meer trekken van dien awc opgeleverd. Pag. 78. En die elendigcn, op myn Leve! gevoed: Dit is gedcehelyk een Historifche waarheid. Froisfart fchryft, Alt toen de ongelukkige Calaifcnaars in de Legerplaats der Engelfchen waren aangekomen, Eduard hen ecten liet geeven, en aan ieder van hen twee pond flerlings uitdeden. Deze daad var) menschlievenheid ftrekte den Vorst grooteiyks rot eer. Pag. 81. Ik nodig u met my tc treên in lyfgeveeht. De Cartels of uitdagingen waren tc dier tyde onder de Vorsten zeer in zwang. Eduard zond 'er een aan Philips van Valois in 't jaar 1340. Philips daagde op zyn beurt geduurende bet beleg van Calais den Engclfcben Koning uit. Koning Jan dc Tweede deed het zelfde in den jaare 1355. Doch alle deze uitdagingen waren fteeds zender gevolg: fchoon dezelve ten bewys der dapperheid verftrekten, gewichtiger redenen verhinderden nochtans öe uitvoering daar van. Pag.  AANTEKENINGEN, nï Pag. 83. Ah hy zyn Kroon fielt op de punt van zynen degen, Stelt gy van uwen kant de Britfche Kroon daar tegen. De Franfche Dichter maakt hier zeer gepast gebruik van het antwoord 't welk Philips aan den Heraut van Eduard lictgeeven; hamelyk dat een Leenman zyn (opperheer niet kon uitdagen; dat de kans aan weerskanten gelyk moest zyn; en dat, by aldien hy het Koningryk van Engeland tegen dat van Frankryk wilde zetten, en aan de 'iütkomst van hel gevegt tot een pt-ys van den overwinnaar laatcn, hy. als dan dc uitdaging zou aannccmen. Pag. 91. Denk aan vwTader, Forst!... denk aan de ontmenschte hand, Die 't gloeiend moordgeweer hem dreef in V ingewand. Na de onttrooning van Eduard den Tweeden, cn den daar op gevolgden barbaarfchen moord, aan hem, op last van Mortimer, gunsteling der Koningin, gepleegd, hield Eduard de Derde zyne Moeder, geduurende haar leven, in naauwe hechtenis opgefloten. Pjeide deze gevallen hebben hem den naam van een' ontaarden Zoon doen geeven, als de oorzaak van beiden geweest zynde. Ten onrechte is hy hier mede befchufdigd. Verre van deel te hebben in de onttrooning zyns Vaders, als zynde toen nog flechts een kind van dertien jaaren, weigerde hy de Kroon , zolang zyn Vader leefde, tc aanvaarden. — en na zyne terugkomst uit Frankryk den moord zyns Vaders vernomen, en vervolgens den aanhang van Mortimer t' onder gebracht hebbende, verpligttc hem de noodzakelykheid zyne wreede Moeder in verzekering te Hellen, alwaar hy haar jaarlyks eens of tweemaal een bezoek gaf, eene kinderlyke eerbied bewees, en haaien Haat zodragelyk maakte als mo-  112 HISTORISCHE AANTEKENINGEN. (nogelylc was; Eduard verdient dus in liet gunstig licht befchouwd te worden, als waar in hy hier voorkomt, cn ten hoogfte getroffen door de herinnering van den moord zyns Vaders, uien hy met zo veel yver wreekte : een moord, te ysfelyk om hier omftandiger befchreven te worden. Pag. 93- *k Ontfla 11 uit myn' dienst: heer naar uw Koning weêr. Godefroy de Harcourt ging na het beleg van Calais weder over in dienst des Franfchcn Konings, die hem brieven van kwytfchelding verleend had. Hy diende zyn Vaderland met roem tot de dood van zynen Neef, dien Koning Jan de Tweede, Philips opvolger, voor zyn gezicht liet onthoofden. Dit voorval deed hem op nieuws de wapenen tegen zyn' Koning opvatten. Hy kwam in den jaare 1356 te fneuvelcn in Normandie, in een geVecht, waar in hy ongemeene bfyken van dapperheid betoond had, / Pag. 93. 'i Sta van dien fcepter af. De twee Koningen floten na de inneeming van Calais, een beftand, 't welk tot na dc dood van Philips ftand greep; De oorlog tusfehen die twee Mogendheden begon eerst weder onder de Regeering van Jan den Tweeden. En 't was niet eerder dan in 't jaar 1368, dat Eduard, by het Vredeverdrag vanBretigny, volkomen afftand deed van de Franfche Kroon.