1095 E 33  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Calal. bi. Gcsc/ienh van Tooneelslukken , 1841.  d e A F T O G T DER. ENGELSCHEN en RUSSEN.   D E A F T O G T DER. ENGELSCHEN en RUSSEN VAN DE BATAAFSCHE KUST, TOONEELS R^Ë-trr- IN DRIE BEDpV E% Wy zien ze noó van voor', maar allerliefst vaii achter. GYSBRECHT VAN AEMSTEL. Te A M S T E L D A M, by j. f. ' n i e m a n, EN / Te WESTZAANDAM, by h. v a n aken 1799-   VOORBERICHT. tP as ooit eenige gtbcurdtenis waardig den yver der dichteren en fchryveren op te wekken, ht:, is voorzeker dt fchandelyke aftogt der Engelfchen en Rusfin van onze Hst: dit heeft den opbeller van dit tooneelftuk aangefpoorU om hetzelve te vervaardigen, in de hoop dat hst zynt weldenkende landgenooten niet onaangenaam zal %yn Men heeft, in dit tafereel, in het minst geen bedoeling gehad om wezenlyke perfosnen af te fchetfen; doch men heeft de gtbeurdlenifen, zo veel mogelyk, naar waarheid gevolgd, en niet anders veranderd , gefcheiden, of Samengevoegd, dan voor zo verre -de eigenschappen van een tooneelwerk dit voljlrekt noodzakelyk maakten : kundige lieden zullen dit ras bemerken , en voor onkundigen is het niet noodig hetzelve aan te toonen. Dat befcheiden en welwillende iunstbeöordeelaren het gebrekkige van dezen arbeid verfclwoneri, om de kortheid vin tyd, waarïn dit tooneelfluk is jamengejleld, en dat zy het in ér aanmerken als eene vaderlandjche uitboezem ming, dan wel als een gewrocht der letterkunst. Het zal den vervaardiger eer genoeg wezen, wanneer hetzelve op de onderjclieiden tooneelen van ons vaderland gejpeeld moge worden, en een verflandig gedeelte der natie tot genoegen zal vertrekken. Amft. 9 Nov. 1799. * 3 p e a-  PERSONAADJEN. v R y a a r t , inwoner der ftad. neeltje, zyne vrouw. Roosje, hunne dochter. kees KORNiiussEK, eeh ryke boer van Broek, in 'Waterland. anthoni, zyn zoon, minnaar van Roosje. w indhaan, medeminaar van Anthoni. veldeling, een gryzdart, gevlugt uit Bergen. katryn, dienstmaagd! > van Vryaart. Jasper, huisknecht J een fuanssh ÓFFICISR. fransche en bataafsche soldaten. engelscfie en russische k r y g s g e v a n g en en. gewapende burgers Cll volk. Bet tooneel is te Alkmaar, en hetfpe?fpeelt ding&dags na den raenfruchtigen Jlag Van dm zesden oktober, des jaars 1799. DE  d e A F T O G T D E. R ENGELSCHEN en RUSSEN, TQONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld eermberdcbom! by den dag had ik geen trek om te eten , en by de nacht kon ik niet flspén door 't geweld. vryaart. Dan moet gy maar verlangen dat de Engelfchen en Rusfen fpoedig onze kust verlaten, zo geraakt gy buiten gevaar. jas pe k. Mynenthalve, waren zy 'er nooit gekomen .' Kyk, de prins, ja, maar... ', vryaart. Nu, genoeg hiervan. Breng ons hier een morgen-  ï4 DE AFTOGT gendrankje, met eenige glaasjes, en verzoek den ouden man Veldeling by ons te komen. jasper. Zeer wel, finjeur! vryaart. Katryn! gy moet de keuken gereed maken , om ons dezen middag , met eenige vrinden , wél te onthalen. neutje, tegen Katryn. Ik zal u Musjes daarover nader fpreken. katryn, Goed, juffrouw! vryaart, tegen Jasper en Katryn. Doet nu het geen u wierd belast, en komt hier dadelyk weder. katryn, Jasper by den arm nemende. Komaan, burger van den Spaanfchen tyd! zing eens met my: „Ah! ca ira! 9a ira! ca ira!" Jasper, zich losrukkende. Loop naar den duivel, juffer Egaleté ! Zy vertrekken. VIER-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 15 VIERDE T O O N E E L. vryaart, neeltje, roosje. vrya.art. Dje fchalkfche meid is 'er altyd op uit om hem te plsgen. Tegen Roosje. Wy zullen van daag eens recht, vrolyk zyn. roosje, mismoedig. Ja, vaderlief! ik wilde gaarne; maar ik ben over het lot van Anthoni zo ongerust : wie weet of hy niet in den bloedigen fiag van zondag gefneuveld is ! vr y aar t. Zottinnetje! hy fchryft u immers dat hy flechts eene lichte wonde aan zyne rechter hand heeft ontfangen. roosje. Zeg, hy laat my dat fchtyven: zelf fchryft hy niet... ó* ! Die brief van gisteren doet niets dan my» nc vrees vergrooten. « eeltje. Ei, hoor me eens die kleuter! als of de vySnd niet het zelfde recht had om haar' vryër zo wel als zo vele anderen dood te fchieten! Hoe menig meisje, vrouw , of moeder is 'er, die, in deze verfchrikkelyke flagen, haar' minnaar , man , of zoon,  DE AFTOGT zoon , voor het vaderland heefc verloren! maar laten die helden vry dood zyn, Zy leven voor eeuwig in ons dankbaar hart. vryaart, haar omhelzende. Braaf, vaderlandfcbe vrouw» zó mag ik het hooren. r 00 S J E. Gy (leekt my ee.;' riem onder 't hart, lieve moeder! ook deuk ik, zo Anthoni gefneuveld ware , du de brief van zyn' vader droeviger zou zyn geweest; maar, mogelyk zwaar gekwetst... Och! zo die goede jongen 'er flechts weder van opkomt,' al ware hy dan een weinig verminkt, ik zal dubbel te vreden wezen! vryaart. Recht, myn kind! De lidteekenen der wonden, die men voor het welzyn zyner medeburgeren heeft ontfangen,zyn dc fprekende bewyzen onzer deugd. N E E li t JE. ■ Maar, waar blyven ze nu. met den ouden man? Lieve Hemel! zo dikwyls als ik hem aanzie, begin ik te kryten : die eerlyke Veldeling! zo jammerlyk door de Engelrchen en Rusfen mishandeld te worden J van alles beroofd!... ROOSJE. Zyne vrouw en dochter te moeten verliezen! vr r-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 17 vryaart. De ongelukkige bewoners van Bergen, Schoorl, Schoorldam, en andere dorpen aan de Noordzee, zullen, door hunne wraakgalmen, oorzaak zyn dat de vyiind onze kusten zal moeten verlaten. Maar, ik zie den gryzSart komen. V r F D E 2' O O N E E L. de vorigèn; veldeling, "welke door jasper en katryn word onderjleund ' en binnen gaeid. •veldeling. Ik wensch de vrinden gczamenlyk een' goeden morgen! vryaart. Die verblyde u noch lang, oude vader! Jasper en Katryn maken intusfchen eene foort van ontbyt gereed; waarna alle de overigen zich aan de tafel plaatfen; Veldeling word in een' armfloel nedergezet, en Roosje voegt zich nevens hem. roosje, tegen Veldeling. Zót het vuur myner jeugd zal uw' kouden ouderdom weder wat doen opkAveken. veldelinc, haar kusjchende. Omhels my, lieve dochter, in wie ik, helaas! de myne meen te aanlchomven ! B roos-  i8 DE AFTOGT roosje, Met al myn hart. k a x r v n , ter zyde. Dat fchynt jong frisch klimop óm een' ouden dorren olmcnfïam! vryaart, tegen Jasper en Katryn. Zit aan, myne vrinden! wy zullen op dezen dag geen verfchil maken tusfehen de geenen, die dienen en die worden gediend. Jasper en Katryn plaat/en zich aan de tafel. jasper. Kyk, finjeur! dat is nobel! vryaart, infehenkende. Welaan, waarde dischgenooten! vóór alks, het welzyn des lieven vaderlands ! allen, terwyl zy drinken. Hoezee! veldeling. Dat gere de goede God! vryaart. Brave Veldeling! het is heden, gelyk gy weet, de verjaardag van Alkmaars ontzet: wy zullen famen dezen middag, zo veel de onhandigheden zulks toelaten, ons vervrolyken aan mynen disch. veldeling. Ik, die zelf in deze ftad geboren bet), zou ik niet gaarne haren feestdag helpen vieren? —. Maar «we  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 19 uwe heuschheid, de goedheid, die gy my betoont, is te groot— vryaart. Stil! ftü! als men u hoorde, zou men waarlyk gelooven dat ik vry wat goed deed ;ondenusfehen... veldeling. Beste man! en wie doet het méér dan gy? My, armenongelukkigen gryzaart.uvolflrekt vreemd, van alles beroofd, hebt gy onder uw dak genomen: gy fpyst, gy kleed, gy troost my,' en acht my als uwen broeder; en zou ik geen vryën loop vergunnen aan myne dankbaarheid? Hy weent. vryaart. Wat duivel! gy zoud my óók aan 't huilen maken. h e e l t j e , hare tranen afvegende. Ja, dat zou hy ook! veldeling. Och! waarom heb ik, toen ik trouwde, my in dat rampzalige Bergen nedergezet! Had ik in deze fiad bh/ven wonen, ik had misfehien te eerder in u een' oprechten vrind leeren kennen. roosje. En ik had als kind op uwe kniën gefpeeld. Veldeling. Dat had gy, aanminnige Roosje! — Helaas! nu B 2 is  20 DE AFTOGT is alle genoegen voor my verloren 1 Oud en afgeleefd, zal geen dierbare hand myne oogen fluiten.. Ach! hadden die wreede Rusfen en Engelfchen my flechts myne vr.uw en dochter gelaten, met vreugd had ik al myne bezitting aan hen overgegeven"; maar gecne Aagten vermurwden hen, en, met wonden overdekt, lieten zy my liggen by het roo-' kend puin van myne verbrande woning, alwaar een edelmoedig krygsman my vond, en my herwaari heeft, gebragr. nee lt j e. Nu, troost u, vader! misfehien zult gy haar beiden noc'i eens wederzien. veldeling. Ja! in eene andere wacrcld! myne vrouw is wis vermoord, of door fchrik en verdriet bezweken; myne dochter gefchonden , of ten minste gevangen in de handen der beulen, die haar nimrntr zullen ontdaan! vryaart. Maar, myne lieve vrinden! wy worden treurig, en dit was myn voornemen niet. Laat ons noch eens drinken; ziedaar, op den verderen voorfpoeJ der Fraufche en Bataafi'che wapenen! allen, behalve Jasper. Hoezee! Zy drinken. v r Y-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. at vryaart, tegen Jasper. Waaröm doet gy niet mede? jasper, befchroomd. Sinjeur! ik weet niet of ik dit, als een eerlyk prinsman, wel kan doen! vrya art. Gerust; want bet geen wy daar wenfchen, zal dienen tot het bewerken van eene wenfchelyke vrede. jasper. De duiker! dat zou me lyken, finjeur! nou dan, voor jouw rekening: zie daar, zo a's gezegd is. Hy drinkt, katryn. Bravo, Jaspcrt'c! gy word met 'er tyd noch een recht patriot, een held, ja misfehien generaal van het leger! Men hoort eenige kanonfehoten. Jasper, verfchrikt, opfpringende en zyn' Ji'oei omfmytende. 6 Wee! daar beginnen ze wéér!.'.. katryn, hard lagchende. Daar valt de generaal l vryaart. Kom, Jasper! ga eens vernemen wat nieuws 'er is, en wat of dit beduiden mag. B 3 jas-  22 DE AFTOGT jasper, zeer verlegen. Voor geen geld, finjeur! ik bid je, laat me in den provifiekeïder kruipen... vryaart. Wa* •' zult gy my niet gehoorzamen ? Jasper, als voren. In alles, gaarne, mair niet als 't 'er op aan komt o.n te worde i dood gefchoteu. 'Er word gefcheld. katryn, tegen Jasper. Ha! daar fcbellen mogelyk de Turken „1 aan: zo zy naar Jasper Julfus vragen, zal ik hen zeggen dat de held in den provjfk-kelder- is te fpreken. Zy gaat heen. veldeling. ö Hemel! zou het moorden weder beginnen? roosje, zich tegen hare moeders boezem werpende. Och, lieve moeder! dan zal ik mogelyk Anthoni nimmer wederzien' ZESDE T O O N E E L. de vorigen, windhaan, katryn. wind haan, by het inkomen. Ik heb de eer u zeer nederig te groeten, waar-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 23 waarde vrinden! en breng u eene aangename] tyding. n eelt je, met de andere aangezetenen, opjlaande. Zo, zo ! en wat behelst die, waarde neef? w i n d h a a n. Het gerucht loopt algemeen dat wy, dezen mo gei noch, de Franfchen weder binnen krygen, en dai de Engelfehen met onzen generaal in onderbande in g zyn. Jisper en Katryn nemen onderwyl het ontbyt weg. , vry a art. Waarachtig! en noemt de heer Windhaan dit eene aaigename tyding? windhaan. Is het niet? vryaart, fcherp. ^eker, voor óns! windhaan. In voor my. vryaart, koeltjes. I'at is my hetzelfde. windhaan. / ■ Raar, heer neef!... vryaart, als VOftft. êlWy neven wat verr'. B 4 wind-  »4 DE AFTOGT w i n-t) haan. En dat fcdcrt gi;teren ? vryaart. Neen! federt uw' kerkgang van laarstleden zo» dag! wind haan. Myne nieuwsgierigheid dreef' my aan vryaart. Eene grootc or mje kokarde op te zetten! windhaan. Dit was uit vócr/org van gevaar. vryaart. Hem! neeltje, zegt tegen Vryaart. Och, manliefl maak toch geen twist. windhaan. Myn patriottismus -is overal genoeg bekend, »wel w den Haag, myne1 geboorteplaats, als hiér. vryaart. Ik wensch u daar mede veei geluk! Ro osje. De wind is federt voorleden week flerk veanderd, mynheer Windhaan ! windhaan, met veel beleefdheid. Gy gelieft te fchertfen, beminneiyke Roosje!naar ik wenschte dat de wind voor my zo gunstig ómdraaide , dat wy fimen onder zeil mogten gaat. k a-  DER. ENGELSCHEN EN RUSSEN. 35 katryn, hem by zyn' rok trekkende. Och, myn goede heer! daar is ftörffl op de kust! vr.y a art. En daar zyn ropvers! nf.elt je. Zie daar, ik begryp, met myne eenvouwdighcid, van dit geheele verbloemde praatje niemendal. Gelieft mynhcer neef niet te gaan zitten ? niet iets te gebruiken ? jasper, ter zyde. Jal de tafel is !eêg! windhaan. Ik bedank u zeer. ■ Tegen Veldeling. Wel nu, eerwaardige gryzaaft! gy zult dan misfchien eerlang naar uwe woning, naar nw dorp te rug mogen keeren veldeling, verontwaardigd. Is myne woning, is het dorp noch te vinden? windhaan. Wy willen hopen vryaart. Dat de Er.gclfchen en Rusfen het dorp weder zullen opbouwen, niet waar ? wind h a a n. Dat juist niet; maar 'er zullen weldenkende lieden genoeg zyn , die... 8 5 vut-  20* DE AFTOGT vryaart, driftig Die, als gy, hunne beurs altoos houden gefloten! windhaan, zyne fpyt bedwingende. Zeer beleefd! Hy maakt eene buiging. veldeling, tegen Windhaan. Wat fpreekt gy, jonker - van weldenkende lieden ? Meent gy dat i!c om aalmoesfen zal gaan bedelen? Neen, wy arme dorpelingen, wy zyn om het vaderland ongelukkig geworden: het vaderland moet ons dit vergoeden. nee ltj e. ^ Wel! dat zal ook wel gefchieden, vader Veldeling ! dat zal ook wel gefchieden. Tegen Jasper en Katryn. Komt, kinderen! laat ons alles voor dezen middag gereed gaan maken. Tegen Windhaan. Gy blyft immers by ons eten ? windhaan. Lieve nicht! dat durf ik noch niet beloven. Katryn, ter zyde. 'k Geloof het wel: by weet noch niet of de baas van 't huis het toe zal liaan! n e e l tje. Nu, ik groet u tot wederziens. Windhaan geleid haar, met vele buigingen, tot aan de deur. Z E.  DER. ENGELSCHEN EN RUSSEN. 27 ZEVENDE T O O N E E L. vryaart, roosje, veldeling, windhaan. windhaan, terug keerende. Het fpyt my, waarde neef! dat ik u juist heden in zulk een (lecht humeur moet aantreffen: ik bad u anders over eene gewigtige zaak gefproken. vryaart. My? zeer gaarne: laat ons gaan zitten. Zy zetten zich allen neder 1 Windhaan voegt zteh dicht by Roosje; doch deze fckuift telkens met haar' ftoel van hem af. WISDHAAft. Ik vrees u noch méér te zullen verftooren. vryaart. ó! Ik verftoor my nimmer zonder reden. wind haan. Ik geloof, gy haat my. vryaart. Ik haat geen mensen, dan alleen de verdervers van myn vaderland. windhaan. Maar , gy veracht vryaart, fcherp. ■■ Elk, die het verdient! wind-  a8 DE AFT OGT windhaan, de hand van Roosje vattende, die dezelve terug trekt. Gy ziet hier uwe aanvallige Roosje. vryaart. Ik zie haar. w i n d ii a a n. Het is van baar, dat ik wil (preken. v' r Y aart. Maak het kort, heer WindhaartJ ik moet vóór aen middag noch uitgaan. wind haan. Kort en goed dan: mag ik haar tot myne vrouw? vryaart, opftaande, gelyk ook alle de anderen. Neen; windhaan, onthutst. Niet ? mag ik de reden weten ? v r Y a a r t. Vraag die aan Roosje zelve. windhaan, zich aan hare voeten werpende Lteve Roosje! wat heb ik van uwen haat te vreezen ? vryaart., met verachting. Sta op, Windhaan! ga naar den Helder, kniel daar,als flaaf, voor den gewezen opperftaatsdienaar, en kusch het .(tof van zyne fehoencn ; maar werp u nim-  DER. ENGELSCI1EN EN RUSSEN. 29 nimmer, in myn huis, aan de voeten van een vryhcidlievend meisje neder. windhaan, opfiaande. Ik knKlde a!s Haaf der iiefde. VRYAART. Maar, gy moest bedenken dat gy in Noordhc,!land zyt. R O OSJE. Hoor, nrynheer Windhaan! ik ben geen minnares van veinzen: dus zal ik maar, met ronde woorden, u verklaren dat ik u niet kan beminnen. windhaan. Dit is voor my een donderdag! ROOSJE. Gy hebt hem kunnen vóórzien: nimmer heb ik u, by myn weten, eenigen fehyn van hoop gege. ven, maar, integendeel, uwe liefkozingen aUyd van de hand gewezen. windhaan. Heiaas! en uit welke wreede oorzaak ? ROOSJE. Die is my bekend. . „ windhaan. Mag ik dezelve óók niet weten ? y ROOSJE. Wel nu ! het is. omdat ik reeds een' ander' bemin. win d-  3° DE AFTOGT windhaan. Gy bemint! en wien toch?... roosje. Zeer nieuwsgierig.! maar het is geen geheim ■ luister dan: men noemt hem Anthoni, zo veei ik weet. windhaan. ■ Wat! den zoon van dien boer te Broek, in Waterland ?} roosje. Denzelfden.' windhaan. Een' onbefchaaficn boerenjongen! roosje , geraakt. ö! Hy is, te Amfteldam, zo onbefchaafd niet geworden, misfehien is hy edeier van hart als gy! windhaan, zich buigende. Vcrpligt! men leeft hier zonder komplimenten! veldeling. 'Maar gy, heertje! wat fchimpt gy op den bocrenffcrnd.'is hy niet de nuttigfte van allen, en flrekt hy niet om een' geheeien zwerm van leêggangers te voeden? Ik ben geen boer geboren, maar ik kan niet gedoogen dat men dezelven veracht. windhaan, hem met een befpotlyk mede/yden aanziende. Gy begint ook al, goede oude man! VRÏV  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 31 VRYAART, op llOOgefl tOOft. Eerbiedig in hem myn' gast, hoorje! windhaan. Ik eeibiedig vooral zyne bo-ge jaren. — Maar, heer VryÜaft! is het mogelyk dat gy Anthoni boven my de voorkeur geeft? Zyne boerfche zeden... vryaart. 6! Zo onze landgenooten noch wat méér van de boerschheid onzer voorvaderen bezaten, het zou 'er ons vaderland niet te Hechter om gaant windhaan, op eene dreigende wyze. Zo hy my ooit onder de oogen durft komen!... vryaart, lagchende. Ha, ha! ongetwyfeld geefc dat een duël! Arme jongen! hy heeft, in de verdediging van zyn vaderland, reeds kruid gerooken, terwyl gy u mogelyk in de lucht van een' parfumeurs winkel hebt vermaakt. u4 G T S TE T O O N E E L. BE vori gen, jasper. jasper, verbaasd inkomende. Sinjeur! finjeur! daar heb je 't leven weêr gaande! de Franfchen zya weder in Alkmaar, j'a zelfs hier is huis! TRY-  32 DE AFTOGT vryaart en VELDELING. Bravo! JASPER. Ja, bereden Gaat een officier, met een briefje in de hand, en zeit dat hy hier gebil.'eteerd is. VRYAART. Wel! laa^ hem boven komen. Jasper, in't heengaan. Och, lieve heer! daar zal dat armzalig leven van een vechten weêr beginnen ! i VRYAART. 6 Vaderland! gy zult zegepralen, en de val van uwe verwoesters is naby! NEGENDE TO O NE E L. de vorigen, een fransch officier JASt'E K. de officier, by het inkomen , alle de aanwezenden groetende, vervolgens tegen Roosje. Mademoifelle! j'ai Phonneur de vous faluer. VRYAART. Vergeef my, wy fp reken gCen Fransen, mynhcer! windhaan, tegen den officier. Moi je parle un peu le Fransais.... d e  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 33 de officier. C'est trés bien, menfieur! mais pardonnez moi.... Tegen Vryaart. Als ikke by de 'ollander' ben , die my niete kanne verflaan, fpreke ikke nooit de Franscb: datte is niete polliteïnent. vryaart. Ha, mynheer! gy fpreekt reeds een weinig Hollandsch ? de officier. Ja, myn'eer! ikke ben al Jank in de repubücjue Batave keweest. Hem een briefje overgevende. Vergunne my u de billiet ie prefenteer'. vryaart, het briefje inziende. Gy doet my de eer aan by my te komen logeren? Goed! ik zal u een vertrek gereed doen maten. —> Jasper! ga naar boven, en zorg het kleine kamertje behoorlyk in orde te brengen. Jasper gaat heen. de officier. Bon! Gy fchynte my een wellevende man, myn'eer ! Op Roosje wyzende. Isfe datte mamfel uwe dokter? vry a a rt. Ja, mynheer! C de  34 DE AFTOGT de OfPrciER, tegen Rbosfe. -ta toe, charmante jonge jufferouvv' datte-it^ « mynen dienst offereer'. Lke Roosje, neigende. Het is al te veel beleefdheid. , Veldeling ziende. Me datte uwe groote PaPa ? de officier. Ha - die ftelmfche Englischman 'ebben 'em m%- ' fehandeld en keplüriderd ? veldeling. Helaas! ja, mynheer! de officier Jcnrcbleu! ,e 'ebben datte Ooke betaald keDe Franfche en Ba^affche'foldaten toonden da, de officier. 7*-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 35 Tegen Roosje. Zekke my, bid ikke, mademuifelle! hoe isfe uwe naam? roosje. Om u te dienen, ik heet Roosje, mynheer! de officier. Roosje! ha, watte fkoone naam isfe dat! Gy zyt* te ooke de Roosje van de 'ollandfche juffereskap. Hy kuscht haar de hand. windhaan, ter zyde. Daar gaat de arme held Anthoni! vryaart, tegen den officier. "Wat is 'er voor nieuws, heer officier? de officier. Nieuws' de general make die capitulation met de Englisch en Rusfisch armée, omme den vryën afiokt te permetteer'. vryaart. Wel duivels! veldeling. 6 Blyde tyding ! dat gebroed zal ons dan verlaten ! maar helaas! wie zal my myne lieve vrouw en dochter wedergeven ! de officier, met deelneming. Uwe vrouwe en dokter? arreme man! jasper, te rug keersnde. Sinjeur! het kamertje is aan kant. Ca vry-  S« DE AFTOGT vryaart, tegen den offieier. Gy kunt, zo 't u gelieft, uw> intrek nemen. de officier. Bon.' ikke bedanfce u zeer. vryaa r t. Ik verzoek u dezen middag aan myne tafel: wy zullen goed gczelfchap hebben. de officier. Ha! bonne compagnie isfe my zeer lief en aankenaam. — Charmante Roosje! ze Z81 my eene keluk weez' naast u te zitt', en u myn' dienst te pielcnteer'. Hy maakt eene buiging. vryaart. Jasper! gelei den officier naar zyne kamer. de officier. Bon jour, myne brave en koede vrinten! — Allons! vive la republiquc, vive la liberté! Jasper, hem volgende. Lieve Hemel! wie had dit alles, vóór veertig of vyftig jaren, gedroomd! TIEK-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 37 TIENDE T O O N E E L. vryaart, roosje , veldeling, windhaan. windhaan. "Welnu, heer Vryaart! uwe dochter zal, dus doende, al gaauw aan den man kunnen geraken! vryaart. Hoe dat, mynheer? windhaan. Hoe dat ? In Broek een' Bataafïch" burger, en hier een' Fransen* officier tot minnaar! Eén van hen heiden gaat 'er zéker meê dóór! vryaart, gevoelig. Uwe fcherts komt zeer te onpas, heer Windhaan ! en ik verzoek u de eer van mynen Franfehen gast en van myne dochter te willen fparen. roosje, bedroefd. Foei, mynheer! durft gy vermoeden dal ik myu' Heven Anthoni trouwloos zoude worden? vryaart. Hoor eens, heer dmijer! gy zyt, van aUe zyden befchouwd, een ver'achtelyk mensen, een kaerel, die.... * windhaan, driftig op zyn horologie zie?ide. De duivel! by elven! Verfchoon my, ik hebniet C 3 lan"  38 DE AFTOGT vernch.en. - vairt wel, tot wederziens! Hygaat fihielyk heen. elfdetooneel. vryaart, veldeling, roosje. vryaart, hem naziende. Wel, vader Veldeling- wat z , ' »hy niet juist*, als ik hem heb veldeling. Die geen tyd heef, a's het 'er op aankomt zyne eer te verdedigen heeft een laag en M J En zulk een zou uwe deugdzame Roosje tot Zyne' vrouw verwerven ! bedllLr'61'2011 27 deV^TOd« - roosje. Ik zou Amhoni ver! ten on u dop,, n„ , vei^tc"> en hem van droefheid «oen liervcn en dat noV>h i- j, , weJ om een' vreemde¬ ling;, dien ik niet keu! vr y a ar t. Hoor, RoosJc! gy hebt n.ets Franfchen zv„ wellevend en Li / ji-veiju en galant omtrent Duitjehen pyp rookende. Pardonneer my, mesdames! alfe „ de taD3kspi. P mokte hmder', dan zal ikke die dadelyk wel neeltje. Niet in t minst, heer officier I wy zyn dit hier wel gewoon. de officier, tegen Kees Kornelisfen en zyn' zoon. Ikke gj-oete u, myn'eeren J kees kornelissbn Goeden dag, citojyn Fransehman! dat heb jelui ven t a^ VOttendaer^ ^k ^ * ^ ven ehad, dat heb jei 9 z  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 4S de officier. Excufeer, ikke kan u niete te wél verftaaq.1 kees k ornelissen. Ik praet toch goed Hollandsch, zou ik mienen. de officier. Datte kan wel zyn. Tegen Roosje. Ikke verzoeke u de eer, mooije jufferouw Roosje! mette my te gaan promeneer' door de ftad. anthoni, korslig. Zy kan nu niet uitgaan, mynheer! de officier. ö Myn'eer! wie vrage jouw dat ? ro osje. Ik dank u voor de eer: het ftaat my niet vry, heer officier! « de officier, tegen Neettji. En belette gy dat uwe doktertje, mama? neeltje, op Anthoni wyzende. Neen: die vrind, die daar ftaat. de officier, zyn'.hoed in de oogen duwende. Zo, zo! watte gy zekt! kees kornelissen, tiaar hem toegaande. Hoor, alle gekken op ien ftokje, maer je mot jhier, flapperloot! gien fantazyën beginnen. de officier, tegen Anthoni. Wie zyte gy, myn'cur?  4* DEAFTOGT anthoni, met fierheid, 0p Ron<;„ de officier. Eene Fnuwchnjan isfe niete onbeleefd mo moete de meisje niet dwing', gyJ ' T ^ neeltje. En haar vader en ik fïaan hunne liefde toe heer officier! dus mag zy met gee„ ander> ' ^ "eren; de gantfche ftad zou 'er fchahd! ! r kcn> 1 ictiande van fpre- de officier. Maar 'er fteke geen ftande in, moeter! I„ Vrankeryke leve men zo niete.... ne e ltje. Ja, lands wyzs, kinds eer. anthoni, tegen den officier. Mynheer! * gy eene juffer had, welke gy be. «ei er gemeenzaamheid mede maakte. de officier, lagchende Ho, pardi; ikke wil u de jufferow " ^n, myne goede vrinte! maar gy motte haar> door  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 47 door patriottisme en bravoure , u waardik maak', even alfe die foldats Francais. anthoni ,jy»e gekwetjle hand verioonende. Dat heb ik reeds gedaan. de officier. Hebbe gy dan die Englisch' en Rusf' ooke ke» klopt. kees korneussen. Geklopt ? dat zou ik mictien: hy en de generael Bruine waeren in het bietfle vuur, bylo! anthoni. Ik heb als burger myn' pligt gedaan. de officier, hem omhelzende. Allons, v/y zyn kameraad'; gy hebbe die meisje verdiend. Hy neemt de handen van Roosje en Anthonit en voegt die te /amen. Myne kinderen! ikke ben de pastoor, en ikke veréénige u, alfe man en vrouw, voor de altaar desfe vaderlands! roosje, tegen Anthoni. Ik dacht wel dat hy toonen zou een Franschman te wezen : een verdediger der vryheid kan nimmer laaghartig zyn. neeltjs. Bon, bon, heer officier! gy zyt een fchiklyk man. KEES  48 DE AFTOGT* kees k o rn e lissen, hem op den fchouder kloppende. Jae! je bent ïen recht koddige duivel van ien* vent! i de officier, tegen Anthoni en Roosje. Bslove gy eikanderen altyd lief te 'ebb' ? roosje en anthoni, met vuur de officier. Goete! ikke zegene u. Maar, ze motte my voor de moeite betaal'. a n th o ni. Wat eischt gy? de officier. Gy motte mette my die glaasje de vin drink', op de gezonteheid van myn' general. anthoni. Zeer gaarne. roosje. En ik? de officier. Gy, bruidje! zulle my, met permisfion du bruidegom, eene kuschje geev'. roosje, Anthoni aanziende, die haar toeknikt. Met al myn hart. Zy kuscht hem. kees  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 49 kees kornelïssen, hard lagchende. We! droeli, heer Franschman! dat heb je daer rays moc-y 'eklaerd !' neeltje. Kyk! dat is ander volk als die buffels van Engelfchen en Rusten zyn! DERDE T O O N E E L. de vorigen, vryaart. vryaart. w elkom, welkom, vrind Kornelisfen ! welkom, brave Anthoni! Wel duivels! wie dacht u hier te vinden! zo aangenaam hebt gy ons noch nimmer verrast. kees kornelïssen. Wel man! dat komt deur dien lukkigen flag van zondag, vatje? dat heit ons ayn'efpoord om jelui te kommen bezoeken. anthoni. En my, waarde heer Vryaart! heeft tevens de liefde hier heen gedreven. de officier, tegen Vryaart. Ikke hebbe die minnaars ketrouwd, papa! vryaart. Helaas! zy zyn noch zo verr' niet. D *»■  5° DE AFTOGT ANTHONI. Wat beduid dat? ROOSJE. Ik beef! NEEL TJE. Maar, myn lieve Vryaart! gy ziet 'er zo bedrukt u«- gy zyt op verre na zó opgeruimd niet als toen gy heen zyt gegaan! VRYAART.' Het nieuws is ook zo gunstig niet als ik had verwacht. DE OFFICIER. Que diablei KEES KORNELÏSSEN. Wat akkrement zegje.' ANTHONI. Verklaar u nader! NEE L T JE. °ch! ik kan het wel begrypen» ROOSJE. Wacht ons dan noch meerder ongeval ? VRYAART. Ik heb, van een' goeden kant vernomen, en het gerucht is vry algemeen, dat alle onderhandelingen met onze vyanden zyn afgebroken, en dat het bloedvergieten eerlang weder zal beginnen. B E  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. S| de officier. Boni dan zullen de Francais en Bat.ves op nieuw triomfeer'! an t h oni. Myn ongelukkig vaderland! roosje, tegen Anthoni. Gy óók geraakt dan op nieuw in gevaar! neeltje. Hy is immers noch gekwetst, myn kind! roosje. Hy zal al te fpoedig genezen ! kees kornelïssen, tegen Vryaart. Kayk'. dat heit me as icn donderilsg 'etroften! ik docht dat 'et vrede zou worden, en dat ongze nagofie weer ien beetje zou floreren.... Maar, zeg me toch lens, w.at eischt dat vreemde gebroed? vr vaart. Men zegt, een* geheel vryën aftogt,hoegenaamd geen fchadevergoeding, noch teruggave van onze overgeleverde vloot. de officier. Myn general zalle nooit eene fkandelyke capitulation maak' will': ikke benne daaröppe kerust. anthoni, met fierheid. En wy durven andermaal onze landverwoestefs onder de oogeh zien ! kees korn-e lissen. Braef, jongen! D 2 «Tr  5* DE APTOGT vryaart. Ik vertrouw dit .' . de officier. Zó motte men fpteek'! R0 o sj E, teg-en Anthn»: deDfct SY niet meer om my? anthoni, met vuur. Als ik die vrouvvenfchenders help verdelgen Zr * datUWe ^ 60 -iZy„V-te' vryaart, ;w^2f aandoening, hem (?y ^» hand grypende. Gy verrukt my! Dat is een held; de officier. Vaare wel te Verftaan hun bévéei'. E^^T8 jUffer°UWRo^! ze zaiPdie -tt:L^!!l^Car'^0^- dansPop de vorigen, hehaJve de Franfche\fjlcier. kees kornelïssen. ° ik 031 'WCtc,J ik vaer' liever tot j my-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 53 mynent •ebleven, want men wayf, en heur' broers wayf en dochter zeilen nou in iene dodelyke verlegenhayd zayn. NEELTJE. Ei, ei! zo hebt gy dan gasten, vrind KorneIhfen ? KEES KORNELÏSSEN. Wel jae: men zwaeger is deur die duyvelfche Engelfchen en Rusfen vermoord; maer zen wayf en kynd zayn deur ien' Fransen' housfaer uyt hunne klaeuwen 'ered, en zayn toen hiel naer Broek kommen lopen ; en nou heb ik ze bay may in'ekwartierd. VRYAART. Helaas! wy hebben ook een' oud' eerwaardig' man ingenomen, die naauwlyks van de dood is gered, en wiens vrouw en dochter door onze landverdelgers zyn weggevoerd. NEE LTJ E. Och ia! het is een vermaak om te zien welk een hupsch mensch hy is; maar hy wenscht niet anders dan te fterven, zo groot is zyn verdriet. ANTHONI. ik geloof het wel. Tegen Roosje. En wy zouden die gruwelen langer-gedoogenj D 3 ik  54 DE A F T O G T ik zou u, myne dierbare! aan diergclyke rampen zien blootgefteld! neeltje, tegen Kees Kornelisfen. Ik zal den gryz&tt iaten verzoeken hier te komen, dau kunt gy eens te famen praten, zo gy wik. Zy roept. Katryn i kee s kornelïssen. Daer doe je wél an, vrouw! meugelyk heit hy lenige fcondfchap van men broêr; zo'niet, dan zeilen we malkaêr wat zoeken op te beuren. katryn, inkomende. Wat belieft u, juffrouw? neeltje. Verzoek onzen ouden gast ons een weinig gezelfchap te willen houden hier in de zaal. katryn, heengaande. Ik vlieg. vryaart. Waarom heb ik hem geen blydcr tyding mede te delen! anthoni. Vergun my, mynheer Vryaart! dat ik intusfehen eene kleine wandeling, met uwe dochter, moge doen, om eens verder te vernemen wat nieuws 'ar door de Had is verffirejd. vry-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 55 vry aar t. Zeer gaarne; maar ik verwacht u op het middagmaal ? anthoni. Ongetwyfeld. Mogt ik u flechts eene wenfchelyke tyding medebrengen! neeltje. Dat zou de faus van onze fpyze zyn! Anthoni vertrekt, met Roosje, in 'l verjchiet des tooneels, terwyl Katryn Veldeling door eene zydeur binnen geleid. r F D E T O O N E E L. vryaart, neeltje, kees kornelïssen, veldeling, katryn. veldeling-, by 't inkomen. 6 Hemel! wat zie ik!... kees kornelïssen, zeer verwonderd. Wat droeli! ben jy 't zelf, Veldeling? en ben ie niet dood ? vel d el ing. Neen, misfchien tot uw leedwezen I vryaart. Wat beduid dit ? nee lt j E. Ja wel, ik fta 'ervan verwonderd! D4 kees  5<5 DE AFTOGT kees kornelïssen, tegen Vryaart. Wat dat beduyd ? het is mayn zwaeger. , katryn, ter zyde. Eene recht brocderhke ontmoeting! VRYAART. Uw zwaager! en zulk een koe] onthaal! veldeling. Och, goede heer Vryaart! wy zyn langen ;yd, doch bui-en myne fchuid, in twist geweest. kees ko r nelissen. Buyten jouw f,huld, zegje? dat hebje deur je hals 'elogen, kammeraed ! NEELTJE. Foei, foei, vrind Kornelisfen ! veldeling. Ik wil, in tegenwoordigheid van deze brave lieden , de gqntfche zaak verklaren. vryaart. Neen, oude man! ik tracht my nimmer in fa. miliegefchillen te dringen. Verzoent u liever te lamen: dit firekt my tot oneindig méér vermaak. veldeling. Het is altoos myn wensen geweest; maar deze haatdragende man wees dit van de hand. vryaart. Hy haatdragend ? dat zult gy dadelyk beter hooren. KEES  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 5? kees korn elisse n. Maer kayk! ik zweer 'em dat ik nooit de minste zei zayn, zolang ik Kees Kornelisfen hiet! katryn, hem by zyn' rok trekkende. Laat u dan toch fchiclyk herdopen l neeltje. Maar, man! bedenk dat hy uwe vrouvvs broeder is. veldeling, fterk aangedaan. 6 Myne vrouw! ó myne dochter! vryaart. Zy zyn mogelyk niet verloren. veldeling. Och! waarom vleit gy my? neeltje, tegen Kees Kornelisfen. Ei toe, zeg het hem maar. veldeling, verwonderd. Wat?.... kees kornelïssen. Wat ? dat je* wayf en kynd 'crcd zayn, en tot mynent haer logys hebben 'enomen. veldeling, van ontfteldtenis op een' floeï neêrzygende. 6 God! ik zal te vreden nerven! neeltje, toefchietende. Och, lieve Katryn 1 he'p den ouden man, eer hy 'er het leven by infchiet'! D S VRy"  5* DE AFTOGT vryaart. Bedaar, vader Veldeling! keer «of. uzelven. Gy ziet dat men in den nood niet moet wanhopen, en dat de middelen der Voorzienigheid, tot onze redding, onberekenbaar zyn. veldeling, allengs bekomende. Myne dierbaarfte panden worden my wedergeven ! geen vreemde band zal myne oogen fluiter!-L t Waar* vrind Kornelisfen! blyde bode van deze heugeiyke tyding! gy hebt, om my> dje g_ helden dafl niet verftooten! kees kornelïssen. Wel! wat mienje, dat ik met den kop ben 'ebruyd ? is 't heur fchuld? ... veldeling. Ö! Mogt deze ftond van vreugd de ftond oneer verzoening zyn! vryaart, tegen Kees Kornelisfen. Komaan, vrind! toon u niet half edelmoedig; maak hier een einde van. neeltje. Ja! fchielyk, fchielyk maar! kees kornelïssen. Wat drommel! jeluy feit me altegaêr het vuur zo nae an de fchienen, dat ik me zal motten branden. katryn. Gaauw, finjeur Kornelisfen! eerde Engelfchen en Rusfen wederkomen ! kees  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 59 kees kornelïssen, een oogenblik in twyfel. Wel nou!... Kedaer! By gaat naar Veldeling, en geeft hem de hand. veldeling, fchreijende, hem om den hals vallende. Ik omhels mynen weldoener, mynen broeder! kees kornelïssen, zyne oogen afvegende. Je zoud me, waerentig! óók aan 't huylen maakën! vryaart. Mogten ook aldus onze verdeelde landgenooten zich verzoenen en veréénigen, tot heil van 't vaderland! veldeling, tegen Kees Kornelisfen. Ach! wie weet wat kwellingen myne vrouw, maar vooral myne dochter, heeft moeten ondergaan ! wie heeft haar uit de klaauwen dier wreede roovers verlost? Kees kornelïssen. Ei wat! ze hebben niemendal 'eleden; wangt ze waeren geen dry minuyten in de handen der boeven 'eweest, of ien Franschman, te peerd, heit ze 'ered. veldeling. Maar, kom! laat ons heen gaan om myne dierbaren weder te zien, en haar te berichten dat ik leef! KEES  ik wil met hem vechten. De officier Jluipt zagtjes heen. neeltje. Foei! dat doen geen ordentelyke lieden. Roosje, tegen Windhaan. Het zou u niet baten; want ik zal u altyd zo fterk verachten, a's ik hem bemin! db officier, met twee degens onder zyn' arm wederkeerende , vervolgens tegen Windhaan. Allons, myn'eer de helte • ikke zei de party van den kekwetst' op my neem'. Hem de degens aanbiedende. Ze kan kiez' één' van die twee. windhaan, terug deinzende. Noch eens, heer officier! ik heb met u geen •kwestie. de officier. Ah faou! maar ikke wil die r.fie maak' tegen u. anthoni, tegen Windhaan. Daar ftaat gy nu, lafaart! eu durft geen gewapend' man ouder de oogen zien! wind'  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 79 windhaan, ter zyde. Dat begint hier te knellen ! neeltje, tegen den oCficier. Hoor, mynhee ! ik vcrfta hier g:en vec.hr.3n. Lieve Hemel! men zou om iryne dóchter men.fcbenbloed vergieten, en dat noch wel o; myne fehouuc vloer! de officier, lagchende. Ha, ha! weze niet ongerdst, lieve mama! De vyand zelle kapituleer'! kees kornelïssen. Hy komt der vast, 'elayk de Engelfchen en Rusfen, mit fchaede en fehande of. de o f f ic ie k , tegen Windhaan.. Nu dan , myn'eer! make voor1! de ty i presfere my: ikke motte ftraks oppe de parade weez'. windhaan, belemmerd. Ik... ik... ik... vecht met geen degen! de officier. Mette die pistolet? win d h a a n. Noch minder! de officier, Mcre die rotting? w i n d h aa n. Nerveus mede. as-  8o DE AFTOGT anthoni. Niet? toch wel met uw' mond! windhaan. Dat. is vrouwenwerk. de officier. Jy bcnte banger dan die vrouw'. Noch eens, wille jy mette my niet vekt'? wind haan. Ik heb geen tyd. Vaart wel! ik ben uwer aller dienaar. ' Tegen Anthoni. Mair gy, guit! zult my dit affront betalen! Hy wil wegfluipen, en tracht, in 't voorbygaan, Anthoni eene Jlrcck met zyn' rotting te geven , het welk door den officier werd belet. Alle de aanwezenden fchieten toe , en Kees Kornelisfen heft een' floel in de hoogte, om Windhaan 'er mede op den kop te flaan. nee l t j e , hard fchreeuwende, Jasper! Katryn! help! help!... VIERDE T O O N E E L. de vorigen; vryaart, jasper, katryn, alle drie ontfteld komende aanlopen. vryaart. Hoe!... wat is h;er te doen? RO OS-  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 8i roosje, op Windhaan wyzende. Die laaghartige, myn vader! dreigt Anthoni met den rotting te liaan. vryaart, tegen Windhaan. Gy, fehobbejak! windhaan, dien men intusfchen zyn' rotting heeft afgenomen. Men heeft my gefard. kees kornelïssen. Dat's elogen : hy heit mit men zeun willen vechten, maer den hoffecier dorst hy niet ftaen, anthoni. Dit is de waarheid. neeltje. Och, lieve man! r,u zie ik eerst hoe fleclt hy js ik fny hen af als neef! vryaart, tegen Windhaan. Palc u weg uit myn huis, en wacht u immer uwe voeten 'er weer in te zetten! windhaan, willende heengaan. Ik gehoorztam. de officier, hem tegenhoudende. Alte!... Ikke vergun den vyaate zo geen aftokt: hy motte ka. itulcer'. Tegen alle de aanwezenden. Isfe koet? allen, lagchende. la! ja! J J F Dl  Sa DE AFTOGT de officier. Bon! Tegen Windhaan. Artikele een. Gy motte die heele kezelfchap' excus vraag' voor die impertinenee, die gy hebte kedaan. windhaan, zyn fpyt verkroppende. liet is wé!' Tegen allen. Vrinden! ik verzoek verfehooning voor myne onbeleefdheid ! de officier. Artikele twee. Gy motte, mette d'hoed in d'hand, de jufferouw Roosje óóke excus vraag', en, mette de ééne knie oppe den grond, haar die rekter hand kusfeh'. windhaan, voor Roosje knielende. Veigeef my, beminnelyke Roosje! ik had nooit gedacht.... roosje. Sta op, Windhaan! ik vergeef het u. de officier. Artikele drie. De cocarde nationale pasf» niet oppe d' hoed van een' aristoerat: daarömme motte gy die afneem', en aan den citoyen Anthoni totte een prefent keev'. windhaan, zeer kwaad. Dat doe ik nooit ■d e  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 83 de officier, hem de degens aanbiedende. Allons! de oorelok bekint oppe nieuw! wind haan, bevreesd. Neen, neen! ik neem alles aan! Hy reikt, met afkeer, Anthoni de kokarde ever, die dezelve op zynen hoed zet. Zie daari allen, hehalven Windhaan. Hoezee! de officier. Bon! — Laatste artikele. De vyante motte, binn' ééne minute, de territoire van dezen huize verlaat', windhaan, weg vlugtende. Loopt naar den duivel altemaal! allen. Hoezee'. V T F D E T O O N E E L. de vorigen, behalve Windhaan. kees kornelïssen, hard lagchende. Heb ik 't niet 'ezeid dat hy der mit fchaede en fehande zou ofkommen? Kayk! zoo'n ftukje heb ik, van men leven, niet meer 'ezien of 'ehoord! vry a ar t. Gy zyt een aartig man, mynheer de officier! Fa st  H DE AFTOGT de officier. Ho pardi! men motte de vya'tn' bevekt, en de vrim' zoek' te vermaak'. anthoni. Ik noodig u op myne bruiloft, brave Frauschman! vryaart, tegen Kees Kornelisfen. Ja, het is waar, wy zyn afgefprok-n om het huweiyk van onze kinderen te voltrekken, zoras de vyand ons vaderland zou hebben verlaten. kees kor n e lissen. Ik bid der meê te vreden, fjeur Vryaert! Tegen Roosje en Anthoni. Ik acht jcluy, van ftonde af aen, voor bruyd en bruydegom, kynderen i neeltje. En ik hecht 'er myn zegel aan. anthoni, met verrukking. ó. Driewerf gelukkige dag! de officier, tegen Roosje en Anthoni. Ikke felefiteer u, cn wenfche u veel keluk. jasper en katryn, insgelyks. Wy van het zelfde ! anthoni en roosje. Wy danken u aden, vrinden! vryaart, tegen Anthoni. Zó beloont de liefde de dapperheid voor 't va- ' derland! n £ e l •  DER ENGELSCHEN EN RUSSEN. 85 neeltje. Maar, zie ik wél, Jasper! hebt gy ook eene nationale kokarde op uw' hoed? jasper, zeer verwonderd. Ik ! by men weten niet, juffrouw 2 roosje. Zie maar eens. jasper, zyn' hoed afnemende. Lieve Hemel! wat zei me noch overkoment Op Katryn wyzende. Zie jel dat heeft vast die fatanfche meid weêr gedaan! katryn, lagchende. Jasper Julfus een patriot! jasper, gramflorig, de kokarde van zyn' hoed willende rukken. Maar, het zei der af! vryaart. Neen, Jasper! dit moet het teeken der vrede zyn. De driekleurige cocarde is het zinbeeld der vryheid en der broederliefde, gelyk de oranje ten allen tyde de leus van de dwingelandy en 't oproer is geweest. Laat ons geen meerder waarde aan de eene kleur boven de andere hechten: dit is zotten werk; maar laat ons op het heimlyk doel zien, waarme dezelven worden beftend. — Gy, Jasper! draag gerust dit teeken des volks, maar p j fchaam  8ö DE AFTOGT fchaam u immer weêr het teeken te dragen van een' byzonder' perfoon , en vooral van iemant, die in 's lands dienst is: dit ontëert een vry volk! Is het geen fehande als de dienaar liverei aan zyn' meester geeft? Jasp r, zyti hoed opzettende. Kyk, finjeur! ik mot hier, waarentig! amen op zeggen. In twyfel. Maar, als de prins reis weerom kwam, en wist dat Jasper Julfus eene nationale eocarde had gedragen!... vryaart, lagchende. Eenvouwdige bloed! dat zal waarfchyniykby onzen leeftyd niet weêr gebeuren; en indien dit ooit zó ware, zeg dan maar dat Vryaart u dit geboden heeft! jasper. Nou, zieje? dan is het goed. de of fi cie r. Komt, myne wintert! late ons ban naar die mark: ze zeli' daar den nieuw' boom der vryheite zien plant', en vrolyk om heen dansf' en zing'; want onz' muzykant' zeil' maak' de fraaye muzyk! kees kornelïssen. Daer bin ik, bylo! meê te vreden, hoffecier! ka"  DER ENGELSCHËN EN RUSSEN. «7 katryn, tegen Jasper. Wy zullen hand aan hand dansfen, en gy zult zolang myn vryër zyn. jasper, knorrig Een Franfche citoyen voor jouw: dat is beterl vryaart. 5y moet vader Veldeling mede brengen, Jasper! oir hem deel te geven aan onze vreugd. Tegen Roosje en Anthoni. In gy, myne kinderen! ik bepaal den avond var dezen blyden dag, waarop Alkmaar op nieuw is cntzet, tot uwe heilryke huwelyksfluiting. Myne doelter! ik had gehoopt u een' aanzienlyker bruidfchat dan nu, te kunnen geven, dan de omftandighelen des lands hebben te véél opofferingen van myn vermogen geëischr, doch, hoe dit ook zy, ik laat u, ten erfdeel, een vry en, zo wy hopen, eerlanj gelukkig vaderland! Zy vertrekken allen. F 4 LAAT-  88 DE AFTOGT LAATSTE T O O N E E L. Het tooneel verandert, en verbeeld eetie open markt; het volk is 'er bezig een' vrykeidsboom op te richten ; een aantal gewapende burgers, Franfche en Bataaffche foldaten ftaari 'er, met hunne f pelende muzy kanten óm heen gefchaard. VRYAART, NEE-LTJEj KEES KORNE LTS SEV, VELDELING, ROOSJE, ANTHONI, Dï OFFICIE U , JASPER, KATRYN, FRAN' ' SC HE en BAIAAFSCHE SOLDATEN, ENGELS C H E « RUSSISCHE KRYGSGEVANGENEN, GEWAPENDE BURGERS en VOLK. VRYAART. "Welaan , myne vrinden! deze dag zy ii gulle vrolykhcid doprgebragt: na wel gezongenen gedanst te hebben, zal bet middagmaal ons des te beter fmaken. NEELTJE. Maar, kinderen ! wat zullen we byster laat aai tafel gaan! Het eten zal koud wezen eer wy let gebruiken; KEES KORNELÏSSEN. Dat V niemendal, moeder Vryaerti dun zdlen we  DER ENGELSCHEN -EN RUSSEN- 8