1095 e 68;  MAATSCH. DER NEDERL. tETTERK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  D E D O O D VAN S E N E C A, KAMER TREURSPEL. Te AMSTELDAM, ij PIETER JOHANNES UYLENBROEK. MDCCXCVII.   ik vertrek naar fchooner vaderland, Daar ik tl allen, t myn teergeliefde vrinden! Na d'afloop van uw reis eens weder hoop te vinden. seneca, %wtdt ledryf, vierde tomeel.  VERTOONERS. nero, ksiztr van Rmen. agrippina, zyne moeder. SENECA, voedfterheer van Nero. V i s O , een Romeinsch edelman. polybius, vriend vmi Seneca en Pife. FABlus, hoofdman van de lyfwacht. SOLDAATEN, zwygende. » Het tooneel van het eer[le en derde bedryf is in het hef van den keizer, en het tweede in dat van Agrippina. D E  D È DOOD VAN SENECA, KAMER TREURSPEL, EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. SENECA, FABIUS. PABIUS. 't Behaage Scneca . hier Nero aftewachten.' SENECA. Ik ken myn pligt, en zal dien t' allen tyd betrachten," FABIUS, Zo blyft men bulten fchuld, en buiten allen nood. SENECA. Of, vindt door waare trouw ten hove een wisfen dood A fa-  a DE DOOD VAN SENECA, FABIUS. De groote Seneca fcliynt zich gclyk te blyven. SENECA. Een eerlyk man is fteeds gelyk in zyn bcdryvcn. FABIUS. Zo is 't, — maar eerlykheid geldt thans in fiEömen niet. SENECA. O/ndat een fhavenrot den Ryksmonarch gebiedt. De laage vleijery heeft Nero's hart verbasterd. Door haar wierd blanke deugd, en zuivre trouw gelasterd. Ily luisterde geftaag naar haar gcdienfHgheid, En hoorde haar, niet my, die hem nooit heb misleid. Ach ! Nero's eerste jeugd was zachtheid, eedle zeden , Een roem voor'tmenschdom,van ganschRomenaangebeden. Ily fchrikte als. zyne hand een vonnis teeknen zou. Nu vonnist hy de deugd zelf zonder naberouw. Gy, Fabius! hebt ons al dikwerf hooren fpreeken. Ik poogde,fleeds de deugd in Nero's hart te kweeken, Maar 's jonglings driftige aart, die 't perk te buiten liep , Verflikte 't kiemend zaad, tcrwyl hy ondeugd fchiep. FABIUS. Zo .is 't, haat Nero naar uw lesfen willen hooren, Men zag Augustus eeuw in Romen wéér herboren, Of mooglykjCn dat waar' misfehien van meer gewicht, Den  KAMER. TREURSPEL. « Den troon vermeld, en een gernecnebest gcflicht. SENECA. ''k Verftaa u, Fabius! -— 'k Heb lang genoeg in Romen De taal der lippen en der harten waargenomen. FABIUS. JBehoedtmy, Goón! — 't fchynt dat my Seneca verdenkt. SENECA. En my, dat Fabius zyn ftam verzaakt, en zwenkt. Kunt gy ook 't vuige juk der flaaverny verkiezen ? Ach ! moet de vryheid dan op nieuw een held verliezen ? Moet Romen, Romen , dat zolang reeds heeft geftaan, Door wreedheid onderdrukt, door lafheid ondergaan? Waan niet,ö Fabius !des dwinglands trotsch te fnuiken, De fcherpte van den byl, vergif of flrop te ontduiken, Door hem te vleijen, door te vliegen van zyn hand, Geftaag te moorden,als zyn hart van moordlust brandts Eens daagt het oogenblik dat gy hem zult mishaagen: De dolk is reeds gewet om u in 't hart te jaagen. Wie leeft in Romen, die zich veiligheid belooft, Nu hy Octavia van 't leven heeft beroofd, Die zachte fchoonheid, zo beminlyk in haar zeden Als edel van geflacht, door Romen aangebeden? t Scheen dat hy voor al 't volk de dolle kervel fchonk, Toen zy, op zyn bevel, bedaard dien beker dronk. A 3 Ik  4 DE DOOD VAN SENECA, Ik was getuige van haare uiterfte oogenblikken. „ Zo," fprak zy: „dceze kelk zal my dcrustbefchikken. „ Myn vrinden! ó Hoe bly lagcht de eeuwigheid my aan! „ Zydaagtals 't moederlicht. Maar 'k ben met u begaan: „ Ik reis, gy blyft; niet dat gy lang meer zult vertoeven; ,,. Maar hoe veel hartzeer zal voöraf u nog bedroeven J ,, 'k Zie Sencca, 'k zie Agrippina zelf vermoord, „ En Romens jammerklagt word van al de aard gehoord. „ Vaart wel,mynvrinden!zegtden dwingland na mynfterven, ,, Dat ik hem dank^daar hy de rust my doet verwerven." Zy nam de gouden kop en zwolg het mengzel in; Zy lagchte, liierf, en fcheen al ltervend een Godin. FABIUS. Zy leefde nog, had zy den vorst meer toegegeeven. SE N E CA. Maar was dan haare ziel ook onbefmet geblecven? FABIUS. 't Is onvoorzichtigheid wanneer men vorsten raadt. SENECA. Die 't zwygende aanziet is handdaadig aan het kwaad. Eene eedle ziel kan zich tot zo ver nooit verlaagcn, Als of zy zwygend toont dat gruwlen haar behaagen. Hy kent de deugd niet die haar eisch zo naauw beperkt. De boosheid dient gefluit, door byval nooit gefterkt. FA-  KAMER TREURSPEL. s fabius. Mynheer, ik zal uw komst den vorst te kennen geeven. SENECA. 't Is wel. TWEEDE T 0 0 N E E L. seneca, alken. ó Goön! wat kwaad heeft Romen toch bedreven; Waar door uw wraak verdiend; dat uw geduchte hand Het teistert, door de roê van zulk een dwingeland! Genade, ó Jupiter! zie Romens felle fmarte, En algemeenen rouw; verbryzel 't rotzig harte Van mynen voedfterling; dat hy, als in zyn jeugd, Het bloemryk fpoor betreed der onverniste deugd. LaatMavors nageflacht, dat hem thans moet verdoemen, Nog eens,hem door myn raad 's lands waarenVader noemen. Cy, Goden, die in 't hart der flervelingen ziet, Gy kent myn zuivre zucht voor Nero's ryksgebied, Voor Nero zeiven, die, in 't opgaan zyner dagen, Door Agrippina aan myn zorg wierd opgedraagen; Gy weet wat zaaden ik geftrooid heb in zyn borst: ;Geef Romen Nero weêr, en maak den dwingland vorst. A 3 D E R~  3 DE DOOD VAN SENECA, DERDE T O 0 N E E L. NERO, SENECA. NERO. Hoe! Seneca ten hoof? SENECA. Ja, vorst! NERO. Om welke reden? SENECA. Op Agrippina's last, of eer op haar gebeden: Haar naare toefland riep van 't landgoed my terug. Ikbenwel wysgeer, vorst, maar voor 't gevoel niet ftug. Zy, die u zoogde, zag ik fnikkend traanen plengen. NERO. Waaróm? fpreek kort rik kan het marren niet gehengen, SENECA. 't Bevel , ó Nero , dat Octavia ontving, Scheen een tweefnydend zwaard datdoor haar boezem ging. Zy wist, toen Pifo fprak, niet wat zy aan zou vangen. Zy zond Polybius, verknocht aan uw belangen. Die waare vriend voldeed aan haar gerechten eisch, En ik, daardoor ontroerd, vloog met hem naar 't paleis. 't Too-  KAMER TREURSPEL, f 't Tooneel der droefheid is niet mooglyk aftenwalen, Octavia alleen fcheen vrolyk aèm te haaien. „ Zo", zei zy: „ Seneca hier ook ? 6! 'k ben verblyd! „ Myn ganfche vriendenkring verzeft myn jongden tyd! „ 6 Deeze kelk zal my de zaligheid doen erven." Zyftierf; en,Nero,'k dacht uw moeder te zien fterven. NERO, na ecnige oogenblikken zwygens. Vervolg! SE NE CA. De braave vrouw... NERO, hem half lagchende in de reden vallende. Ik hoor u met vermaak. SENECA, Beminde Octavia, maar ademde geen wraak. Zy badmy, 'k zou nog eens my naar het hof begeeven. NERO. Waarom? moet-Nero nog naar haar bevelen leeven? Bedenkt de vrouw dan niet dat ik hier keizer ben? Dat ik beveelen kan? en haaren invloed ken? SENECA. C Nero! heb ik my zo jammerlyk bedroogen? Ach, heeft de kinderliefde op u dan geen vermogen? NERO. Ads zedemeester hebt gy uwen pligt betracht. A 4 D«  ■■ 8 DE DOOD VAN SENECA, Die dngen zyn voorby. Zorg dr.t men u (leeds acht, SENECA. Geen menfchelyke magt kan myne deugd verwrikken. Ik laat het aan de Goö:i om van myn lot te fchikken. Maar, Nero, zo ge u zelf waardeert, uzelf bemint, ?Ae dan in Seneca uw onverwrikbren vrind. NE R o. 'k Geloof u. Maar hoe moet een waare vriend zich toonen ? Moet onderwerping niet in zynen boezem woonen? Moet hy niet flemmen in al 't geen men werkt en doet? Of keurt de vriendfchrp in haar werking nooit iets goed? SENECA. 'k Beklaag my, Nero, van den afloop myner dagen. Heb ik Demostenes u nimmer voorgedraagen ? Heb ik u Cicero nooit voor 't verftand gemaald? Devriendfchap, die hy fchetst,word door geen goudbenero. (taald. 't Kan zyn. Maar Nero acht de trouwfte zyner vrinden, Die,'t geen hy vergt, zich zonder omzien onderwinden, SENECA. Dat zyn de vleijcrr. NERO. 'k Voel dat gy hen daarvoor acht. Zorg, Seneca, dat gy uw pligt aldus betracht, ju* ■  KAMER TREURSPEL. 9 SENECA. fl Nero! 't ftaat aan u my.door den byl te kerven; Maar Seneca zal als een vaderlander fterven. Gy zyt nog jong; de weg tot glorie loopt vaak fchuin; De kroon van Romen fiert uw naauw geflooten kruin. t Jongling! laat, kan 't zyn, u van de grysheid leercn. Wat kan uw hr rt toch meer dan 'tRoomsch gebied begeeren* Of volgt gy 't gruwelfpoor eens Alexanders naar, Die zuchtte omdat 'er niets meer te overwinnen waar'. Dat gy, als Cefar, by diens krygsmans grafzuil weende , Was grootsch;mitsgy de deugd dan ook gehoor verleende. Augustus voorbeeld ftrekke aan Nero tot een baak: De trotfche Cinna gloeide uit overmaat van wraak, En dong den keizer, die zyn vriend fcheen, naar het leven; Wat deed de groote man? hem ftraffen door vergeeven. NERO. Uw zedelesfen heb ik lang genoeg gehoord. SENECA. Maar nooit genoeg betracht ,'t geen my de ziel doorboort. NERO. Heeft Seneca ook meer aan Nero voortedraagen ? , SENECA. De gryzaart zou misfcliien den jongeling mishaagen. A 5 NE-  io DE DOOD VAN SENECA* nero. WelJicht. seneca. Maar heb ik van den vaderlandfchen held Coriolanus in myn lesfen niets gemeld? ner o, verdrietig. 't Kan zyn. seneca. Die groote man had Romens val gezwooren, nero, als voren. Ik weet het. [B e n e c a. Zeg my dan, wie kon zyn wraakvuur fmooren? nero. Zyn"moeder. Is 't genoeg? seneca. Zyn voorbeeld, Nero,dien', Opdat ge in dit geval ook uwen pligt zult zien. De looze pricsterfchap wierd by hem afgeflaagen. Hy hoorde vrouw noch kroost,geen vrienden,geene maagen; Maar toen zyn moeder zich vernederde aan zyn voet, En bad tot Romens heil, bezweek zyn heldenmoed. Zou Nero tot dien trap zyn moeder ook beminnen? ne*  KAMER. TREURSPEL, u NERO. 'k Behoef geen Romen als die Cajus te overwinnen, 'k Ben meester van den troon, en all' wat ik gebied. Al wraakt het Agrippine of Seneca, gefchiedt. SENECA. 't Is waar, NERO. En dus. SENECA. Ik weet wat Nero uit wil drukken. NERO. Zorg voor denoogsf.'t is tyd de rype vrucht te plukken. SENECA, Ach, Nero! NERO. Seneca! — begrypt gy my nog niet? VIERDE T O O N E E L, NERO, AGRIPPINA, SENECA. NERO, met verbaasdheid. Mevrouw! AGRIPPINA, voor hem knielende. Verlos mya hart van 'tknaagendstzielverdriet. Dees  La DE DOOD VAN SENECA, Dees buik heeft u gebaard, gy hebt dees borst gezoogen; Gy waart myn lieveling voor al des waerelds oogen; Gy draagt door myn beleid de keizerlyke kroon : Ach! draag u, op uw beurt, nu dankbaar. Wees myn zoon! nero. 'ItBen Romens rykstroon dus verpligt aan uw vermogen ï seneca, iet zyde. „ Hoe onverfchillig ziet hy haar voor zich gebogen?" agrippina. Ach , Nero! twyftelt gy! dadr ftaat de groote man, Die in dit oogenblik voor my getuigen kan. .nero, /pottende. Gy, Seneca? seneca. Ik durf ter naauwer nood gelooven Dat Nero twyffelt. nero. Zo! — 't gaat myn begrip te boven. Gy , Ago'ppina, noemt geftaag my nog, uw zoon, En denkt niet dat myn kruin pronkt met de Roomfche En gy,mynheer! herdenkt te lang verloopen jaaren. (kroon. Cy kunt uw lesfen voor een andren jongling fpaaren. agrippina. Ach, Nero! luister naar den raad, dien wy u biên, Ia-  kamer. Treurspel. % % Indien ge in uwen val by tyds nog wilt voorzien. Men mompelt aan het hof als of de legerfchaaren, Tot muitery geneigd, uw" wreedheid moede waaren," De hoofden ridderen van vrees, en yder wacht Dat hy op uw bevel zal worden omgebragt. De jammerkreet, dat gy Octavia deed fneeven, Klinkt de aarde rond, en doet al wie Romein is beeven. (Hy glimplagcht; Seneca, dit bemerkende, ZMc/;f.) nero. Genoeg. Zo gaat het wel, dus fnelt naar wensch myn naam , Ten voorbeeld, door 't heelal, op wieken van de faam. Mevrouw,gy moet voortaan meer eerbied my betoonea. 'k Zal nog voor deeze reis uw roekloosheid verfchoonen. Denk aan Octavia: haar voorbeeld lichte u toe: Vertrek! Gy ook, mynheer l 'k ben all' die lesfen moê. v t f d e t o o n e e l. nero, alleen. Is't mooglyk dat een vrouw zo ftout een taal durft fpreekenf En Nero twyflen kan om zich van haar te wreeken? En dan die gryzaart, die de rol van wysgeer fpeelt, Wiens zedekunde my reeds jaaren heeft verveeld, Die Seneca, gantsch door verwaandheid opgezwollen... Maar  ï4 DE DOOD VAN SENECA, Maar'k zal dat gryzend hoofd haast van zyn romp doen rolI-ly moet van kant.. en ook myn moeder.. Nero ! hoe! (lcn. Een moedermoorder? ach! waar brengt de drift u toe! Neen, Agrippina zal nog eens genae verwerven. Maar 'k zal den Stoïcyn nog deczen dag doen fterven. Hy Jlampt met den voet, en Fabius verfchynt met dt Lyfwacht. 1'AEIUS. Myn vorst! NERO. Volg, Fabius, in myn geheim vertrek, Opdat ik u een last van veel gewicht ontdekk'. Einde van ht eerfle bedryf. TWEE-  KAMER TREURSPEL. 15 TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. PISO, POLYBIUS. PISO. Polybius, 'k begin voor nieuwen rrmp te duchten: De fnoode dwingland doet geheel het aardryk zuchten: Ik vrees voor Seneca en Agrippina. Ach! POLYBIUS. „ Ik wenschteartRoomfche volk te vellen met één dag." Zo fprak de dwingeland, toen Frasca hem ontmoette, En uit den naam van 't volk ten heil der ftaats begroette; Toen hy Octavia, tot Nero's zelfbehoud, Noch zocht te redden, naar den last, hem aanvertrouwd. PISO. Weet gy de tyding, die van alle zyden nadert, En dat in Romen zelf 't volk heimelyk vergadert? Dat Vindex Galliën, dat Macer heel de kust Van Afrika beroert; dat Galba hem ontrust Li Spanje, en 't Duitfche ryk door Rufus flaat aan 't muiten 1 POLYBIUS. 't Word tyd, 6 Pifo! om het wangedrocht te fluiten. Hy  x6 DE rfOOD VAN SENËCA^ Hy moet van kant, myn vrind, hier dient geen l.mg beraad: De dood van Nero is 't behoud van Romens ftaat. Maar, fpreeken we ongeveinsd, indien zulks mogt gebeuren, Wien zoudt gy 't ryksgebied van Romen waardig keuren? PISO. Geen (lerfling! POLYBIUS. Pifo! PISO. Neen, ik haat de moharchy.' 'k Ben een Romein , myn vriend, en een Romein denkt vry Spreekt vry, en wenscht.fchoon ook een dwingland is verheNaar't bly verlosfingsüur, waardoor hy vry mag leeven.(ven, Men flachtc Nero , maar men kiez' geen andren heer. POLYBIUS. Myn hand is vaardig. (Hy toont Pifó een pook,) PISO. Hoe ? een fchandlyk moordgeweer ? Polybhis, men moet zich eedier wraak verfchaffen: (ferr. Men moet voor't oog des volks een dwingland wettig ftrafPOLYB1US. Maar Agrippina? PISO. Zy is moeder: ik gevoel De  ■KAMER TREURSPEL. ff ,t)c kracht van uw bcwys, en dit verfterkt myn doel. Gy weet hoe Romen is verkleefd aan haar belangen. Men moord' dus Nero niet, maar neeme hem gevangen. Dat zy dan zelf van 't volk des dwinglands vonnis vraag'. POLYBIUS. Ligt dat haar twyffeling het volk in 't harnas jaag', En zich 't al onderwind om haaren zoon te fpaaren. PISO. Dan voegt het ons, dat wy kloekmoedig ons verklaaren, En eisfeheu dat men weêr, als oudtyds, deezen (laat Als een gemcenebest beftiere, — en wek den haat Die Röme'ii eeuwen lang heeft in het hart gezoogen, Die koningen vervloekt,geen'dwingland kan gedoogen. POLYBIUS. Maar, Pifo! Galba , die by 't krygsvolk is bemind, Toont door zyn woelen dat hy dingt naar 't hoog bewind; PISO. Jlesperië ligt ver van Romen; en de benden, Die Rufus, Macer, en meer andren kunnen zenden Tot ftüiting van 't ontwerp, dat Galba listig fmeedt, Zyn op den eerden wenk van Romens raad gereed.' POLYBIUS. Men hoore Seneca;  (8 DE DOOD VAN SENECA, PISO. Hy zal 't ontwerp niet ftremmen, Maar als eenBrutus voor deRoomfche vryheid Hemmen, 'k Heb hem getoetst: hy doemt het onbepaald gezag. POLYBIUS. Geloof dat Pifo ook op my vertrouwen mag. PISO. Lucanus heeft zich mcê verbonden, en veel helden Staan vaardig als wy hun den tyd des aanflags melden. Daar nadert Seneca met Agrippina. TWEEDE T O O N E EL. AGRIPPINA, SENECA, PISO, POLYBIUS. AGRIPPINA, toornig en ontroerd. Goón ! Js dat tc dulden voor een moeder van haar zoon! ö Nero! Nero! heb ik daarom u verheven? Brittannicus vermoord, en Claudius vergeeven? Gewis, de orakelftem bedroog my niet: — zyn hand Zal my doen fterven. PISO, Jlil tegen Seneca. Heeft de fnoode dwingeland Haar  KAMER TREURSPEL, jp Ilnhr fel beledigd? haar gehoond? SE NECA. Uit al de trekken Van haar gelaat, kunt gy't geen haar weervoer ontdekken. Als Agrippina fchreit is 't hart tot barstens vol. De trotfche Nero fpeelde een fchandelyke rol. PISO. Men moet haar echter voor zyn overmoed bewaaren. Me vrouw!'t wordt eindlyk tyd clatwy ons rondverklaaren, Uw zoon, de keizer, let op wet noch pligten meer, Verbant de deugd en heeft geen denkbeeld zelf van eer. 'tStrekt denRomeinfchenflaat tot fchand naar myn gedachten Om meer bevelen van zyn trotschheid aftewachten, 't Volk denkt met ons gelyk. —En'thangt aan u alleen, Dat Nero na deez' dag den troon niet zal betreen. AGE.I P PINA. Ach, Pifo! 't is myn zoon! PISO. Wy kennen 't teêr gevoelen, Dat u beftryden moet, daar wy zyn val bedoelen. Maar is 'er veiligheid voor u, voor ons? — Gy ziet Dat hy een geesfel ftrekt voor Romens ryksgebied. 'tVolk zal hem,zo wy hem niet fpoedig nog bewaaren;, Vervallen van den troon en 't ryksgebied verklaaren. B a Gy  ao DE DOOD VAN SENECA,. Gy weet, het leger mort; de burger is verwoed Sinds hy Octavia vermoorde; 't wettig bloed Van vorst Augustus was aan Romen altoos heilig. Zo lang zy leefde was hy op den zetel veilig. Gy kent zyn liefde voor Po'ppea, Ottho's vrouw: Om haar verzaakte hy de dierbezvvoorne trouw.Hy leeft in gruwlen, die geen fterfling op kan tellen: In 't eind, gy weet, mevrouw! watudeoraaklen fp ellen1, AGRIPPINA. Ach, Pifo! PISO. Seneca, gy waart altoos zyn vrind. Is 't veilig dat hy blyve in 't hooge ryksbewind? Ik ben, dit is bekend, der vorsten tegenftander, Eer Brutus als een God, maar vloek een Alexander. Gy, meer bedarrd dan ik, fpreck hier het vonnis uit. En Agrippiua ze!f bevestige ons bcfluiï. SENECA. 't Is vee', órPifo! 't geen gy van my af durft vergen. Maar'k zal ten heil des ftaats myn dcnkwys niet verbergen.'k Heb, op mevrouws bevel, den keizer opgevoed, En vond in zyne jeugd een zachtheid van gemoed, Die Claudius, of eer Augustus, evenaarde. Maar toen de glans der kroon zyn aart my openbaarde , Vond  KAMER TREURSPEL. ftI Vond ik Agrippa's moed, cn de ondeugd van Tarquyn. AGRIPPINA. 6 Seneca! ó Vriend! — mogt gy nu vader zyn! SENECA. Mevrouw, myn hart gevoelt al wat gy kunt gevoelen; Maar 'k blyf op 't heil des ftaats, uw en ons welzyn doelen. Gy zyt, geloof ik, van myne eerlykheid bewust, Stel, moeder! ook uw hart in dit geval gerust. Hy kan de wraak van 't volk onmoogelyk ontduiken, Ten zy wy nog by tyds maatregelen gebruiken. Het bloed der Cefars was in Romen zo geacht, ©e Iaatfte telg wierd door zyn moordlust omgebragt, Dit kwetst het graauw, het volk, de burgery van Romen. Hy luisterde naur niets, zyn drift was niet te toornen. Nu rukt het krygsvolk aan, en 't graauw raakt op de been. Wat dient 'er nu gedaan tot heil van 't algemeen ? POLYBIUS. Men ftille 'r morrend volk, en ueeme hem gevangen, p rso. Dit zal het veiligst zyn voor 's ryks en ons belangen. SENECA. Myn vrees is dat daardoor een burgerkryg ontftaat. PISO. Pie yolgt ook als men hem van't graauw vermoorden laat. B 3 Da»  22 DE DOOD VAN SENECA, Dan roept elk wingewest een keizer uit, en Romen Ten prooi van 'tplunderrot heeft allen ramp te fchroomen. Men weet reeds wat 'er broeit; maar zou 't niet mooglyk zyn Dat Romen wierd verlost, als eertyds van Tarquyn? Geen andre keizer in zyn plaats weer wierd verheven ? Wy in een vryen Haat, als voormaals, mogten leeven? De vadren hebben reeds aan dat ontwerp gedacht, Nadat Caligula door 't volk was omgebragt. SENECA. Ik weet het, Pifo, en zou alles willen waagen, Indien 'er uitzicht was in dat ontwerp te flaagen. De rechten van den mensch gaanmy wel diep aan'thart, En waar men die vertrapt krimpt Seneca van fmart. 'k Zou graag myn gryzen kop voor Romens vryheid geeven, Maar heerschzucht is te diep in veeier borst gefchrevcn. 't Gebied lagcht yder aan, en yder werkt en woelt Dat hy .al nader dring' naar 't vorstlyk eergeftoelt. Het krygsvolk bovenal, dit leerden ons veel eeuwen, Zal altoos om een hoofd, een vorst, een keizer, fchreeuwen. PISO. Toch'is het nodig dat men Nero paaien zet. AGRIPPINA. Ach, Pifo, wees niet ftreng, v i-  KAMER, TREURSPEL. 23 piso. Mevrouw, wat zegt de wet? Wat eischt het recht, dat in de taaflen (laat befchreven ? Dat wy, als flaaven, of als vrye menfchen, leeven? Dat de aarde een fpeelbal is van een gevloekt tiran? Of dat me, in 't Roomsen gebied, vry, veilig, leeven kan ? Wie is 'er meester van zyn goedren in dees dagen? Hy, die een oogenblik aan Nero kan mishaagen, Ziet al wat hy bezit terftond verbeurd verklaard, Zwerft om in ballingfchap, of fterft door ftrop of zwaard. polybius. 't Zal best zyn, Fabius... SENECA. Dien moet men niet vertrouwen: Die lage vleier zou ons niet dan onheil brouwen. Ik heb hem deezen dag ten heve nog ontmoet. Hy is... DERDE T O O N E E L. agrippina, seneca, piso, polybius, fabius, Joldmen. agrippina. $ Goon!.. Gy hier! verzeld van zulk een (loet! B 4 Spreek  *4. DE DOOD VAN SENECA, Spreek op, eischtCefarbloed , en mocthetmyne ftroomen? fabius, overreikt een perkament aan Seneca. Vergeef! seneca, «3 hetzelve te hebben ingezien. 't Is wel, ik heb des keizers wil vernomen: Ga heen, en boodfehap hem, dat ik, hem ten geval, In weinige uuren 't geen hy vergt volvoeren zal. Maar zeg hem ook dat ik 't genoegen niet wil derven, Van aan zyn hof, en zelf voor zyn gezicht, te derven. agrippina, Gy derven? polybius, Seneca! PISO. Dat monster! seneca. Vrienden, hoort, Bezadigt u, eer hy u allen ook vermoordt. Der Goden wil is door geen derflyk brein te ontdekken: Misfchien kan myne dood tot uw behoud verdrekken. Ga, Fabius, en wacht in 't voorportaal my af: Daar zal ik u de keus doen weeten van myn draf.  KAMER. TREURSPEL. 25 FABIUS. Gerust dat Seneca zyn woord fteeds heilig achtte, Voldoe ik zyn verzoek,fchoon 'k Hecht myn piigt betrachte. VIERDE T O O N E E L. AGRIPPINA, SENECA, POLYBIUS, PISO. PISO. Wat eischt de bloedhond? SENECA, hem het perkament overgeevende. Lees. AGRIPPINA. ó Goön! hoe beeft myn hart $ Polybius I POLYBIUS. Mevrouw! 'k ben woedend door de fmart. PISO, leest. ( NERO AAN SENECA. Gy, trotfche gryziiart, die my lesfen poogt tegeeven, Hoor mynen wil, en terg niet langer myn geduld: Maak op deez' eigen dag een einde van uw leven. Ik laat de keus aan u wat dood gy ft »rven zult. n e 11 o. B 5 a grip-  26 / DE DOOD VAN SENECA, AGRIPPINA. Wat fchrikkelyke keus! PISO. Dat monster! POLYBIUS. Groote Goden! SENECA. Wat jammert gy? of is 'er zo veel moeds van noden, Om zulk een laag bevel te volgen? — myne hand Is vaardig, ik vertrek naar fchooner vaderland, Daar ik u allen, ó myn teergeliefde vrinden! Na d'afloop van uw reis eens weder hoop te vinden. De wondre fecte, die 'er thans in Romen huist, En door den dwingeland vernield wordt en vergruisd. Heb ik befpiegeld; —» en haar ftelzel deed my leeren, Dat deugd aan de andre zy' van't graf zal triumpheeren. Hun zedeleer befchaamt zelf Cicero. — 'k Beken Dat ik bykans, gelyk Agrippa, kristen ben. Myn vrienden, laat ik dus niet lang hier meer vertoeven , Myn lot de teêrheid van uw harten niet bedroeven, Maar ik, op Cefars wil, in deezen jongften nood, Myn eind verhaasten door den mooglyk zachtften dood. AG RIPPINA. Neen, Seneca, ik zal vooraf den dwingland fpreeken, Ter  KAMER. TREURSPEL. 27 Ter proef of 't Haaien hart door jamren is te breeken. PISO. Vergeefs, mevrouw! Wie iets wil winnen op den beul, Zoek by geen jamren, maar by pook of fabel heul. AGRIPPINA. Hoe 't zy,ik vlieg, en zal dien toets my onderwinden, 'k Beveel zyn leven u. V T F D E T O O N E E L. SENECA, PISO, POLYBIUS. S E N E C A. Komt, myn geliefde vrinden! Gaan wy, daar Fabius in 't voorportaal my wacht, Want Agrippiua's toets wordt door haar zoon belagcht. POLYBIUS. Welk een gerustheid ! 'k voel myn ingewand ontroeren. PISO. Maar, Seneca., zult gy des dwinglands last volvoeren? SENECA. Volgt my, en ziet bedaard het geen ik aanvang aan, Een Stoïcyn vreest nooit het leven afteftaan. Einde van hit tweede bedryf. D E Put  f8 DE DOOD VAN SENECA, DERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. nero, lezig met een menigte fchriften door te zien. Hier Galba! Macer daar! en Rufus ook aan 'tmuiten! Dan, 'k zal dien overmoed in zyn beginzel fluiten. Die fledehouders zyn niet trouw aan hunnen vorst... QHy ffringt verfchrikt van zyn Jloel.) Wie daar?wie zyt gy, die naar 't bloed van Cefar dorst? Octavia!... fcbuil weg, verberg u voor myne oogen ! Ik kan uw bleeke fchlm zo aaklig niet gedoogen. Dral naar den Styx ! Of zo de wraak u nog bezielt, Dan word Poppea door uw grimmigheid vernield. Zy nadert... Fabius! myn iyfwacht! helpt! TWEEDE T O O N E E L. nero, fabius, Wachten. FABIUS. ó Goden! Wat deert den vorst? NE-  KAMER TREURSPEL. 29 nero. Ik ben ter naauwernood ontvloden Aan haare woede..-, helpt!... daar is zy weder! fab i us. Wie? n e r ö. Octavia! fabius, hy wenk de wachten om te vertrekken. Myn vorst! nero. Wëêrfprëek my niet! ik zie Haar duidelyk...Ach,hoeverfchriklyk zyn die trekken!" Die werking van 't vergif fdie blaauwe purpren vlekken ! Verberg, verberg u. fabius. Vorst! bezadig u, kan 't zyn'. nero. Ach, Fabius! wat ïydt myn knaagend hart een pyn! Hoe gaarn zou ik den Goön een Hecatombe nachten, Kon ik de wroeging die my foltert dan verzachten! (Zich op een tntfclie doch verwarde wyze lier ft ellende.y Maar waar is Seneca? Is hem myn wil bericht? Wat zei de Stoïcyn ?  3o DE DOOD VAN SENECA, FABIUS. Myn vorst, 'k volbragt myn pligt.'k Vond hem met Pifo en met Agrippina zaamen, Die beide fchrikten, toen wy in de hofzaal kwamen. Maar Seneca, toen ik uw fchrift hem overgaf, En hy het vonnis had geleezen van zyn draf, Zei zeer bedaard: „ Ik heb des keizers wil vernomen; „ Maar weinige uuren, en men zal myn bloed zien ftroomen. ,, Ga heen en boodfchap hem, dat ik, hem ten geval, „ Hetgeen hy van my vergt getrouw volvoeren zal. „ Maar zeg hem ook dat ik 't genoegen niet wil derven ,■ „Van aan zyn hof, en zelf voor zyn gezicht, te derven." In't kort, myn vorst, opdat ik myn verhaal befluit, De trots van Seneca blonk als voordeezen uit. NERO. Ik zal zyn woelen als dat van veele andren duiten. De legers, Fabius, beginnen ook te muiten, 'k Verlaat my op uw trouw, en draagt ge u als eenheid,Dan wordt ge in Galba's plaats ten landvoogd aangedeld. FABIUS. Myn keizer, niemand is zo trouw aan u verbonden Als Fabius. NERO. 'k Heb u ook altoos trouw bevonden. Waar  KAMER TREURSPEL. 3r Waar is de norschaart nu ? fabius. Van eenen wacht verzeld Ging hy naar 't bad, en ik ben naar 't paleis gefneld, Wyl 'k aan uw moeders hof toevallig heb vernomen, Dat zy op 't oogenblik in deeze zaal zal koomen. nero. Hoe! Agrippina? fabius. te- nero. Men fluite haar! DERDE T O O N E E L. agrippina, nero, fabius. agrippina, door de wachten dringende. 6 Neen! Geen menfehelyke magt zal my terug doen treén. 'k MoetCefar fprecken; 'k wil, aan zynen voet gebogen , Nog eens beproeven of myn traanen iets vermogen. Myn zoon ! myn Nero! (Fabius gaat achter op 't twneel.') ne-  Sa DE DOOD VAN S ENÉ CA, NERO. Tloe! heb ik u niet gezeid , Dat gy u wachten moet van die gemeenzaamheid? Uw zoon?... Uw keizer eil uw meester, wiens geboden Gy met verachting hoort, bedenk dit, kan u dooden! Dat uwe trotschheid dus niet hooger draav', mevrouw'. Wat jaagt u hier ? AGRIPPINA. 6 Vorst! de jam'merlykfte rouw Om 't vonnis, dat gy hebt aan Seneca gezonden. Die braave gryzaart, fleeds aart' uw belang verbonden, Die vriend van 't menschdom, zo vol eerbied voor de Goö.i-, Moet fterven? NE R o. Om dien lof heb ik het juist geboón. Zy zyn gevaarlyk, ciie alom zich doen beminnen, Door deugd de gunst des volks en die des adels winnen. Veelligt, indien ik hem nog langer had verfchoond, Was Rome in opftand, ik gebannen, hy gekroond. Langm'oedigheid maakt vaak der flaaven rot vermetel, Eiï ik wil veilig zyn, mevrouw! op Romens zetel. Zou ik dien gryzen kop, die, finds myn vroegfte jeugd,' My altoos heeft verveeld om 't preevien van de deugd ," Wiens zwarte ze'deleer en trotschheid my nxishaagen, Nog  KAMER. TREURSPEL. 33 Nog langer fpaaren, en te laat my zulks beklaagen? Neen, neen! 't wierd ftraffens tyd: maak u ook niet verdacht. Zyn vonnis is geveld, en mooglyk reeds volbragt; Want ik verbeeld my niet dat hy nog hier zal koomen, Gelyk hy heeft gedreigd. AGRIPPINA. Ach'. wil uw haat betoomen. Gedenk, ö Cefar, dat hy u heeft opgevoed. Zie zyn volmaakte trouw in 't vlekkeloos gemoed. Waan niet dat Seneca naar 't ryksgebied zou dingen; Hy fierde u met de kroon, zou hy u die ontwringen En plaatzen op zyn kruin? Zo min als myne hand. Hy is uw trouwlle vriend, en die van 't vaderland. NÈRO. Wat ftoft gy op zyn trouw? 'k wil daarvan niets meer hooren. Hy heeft myn last. Ik heb niet roekeloos gezworen. En gy,mevrouw, vertrek, wyl me uw gezicht verveelt. Ik zie Octavia in ieder vrouwenbeeld: 't Zyn naare fpookzcls, die my myn geluk benyden. *k Heb , buitendien, genoeg met ramp op ramp te ftryden. Ik zeg nog eens, vertrek. A G RIPPINA. Ach, Cefar! Cefar! C N%  54 DE DOOD VAN SENECA, nero, trekt een dolk. Gaa, Terg myne woede niet, of vrees rnyne ongenaé. Agrippina llyft een oogenblik Jlaan, als roerloos, ziet Nero en den hemel beurtling aan. De dwingland nadert haar met den pook; zy vlucht, en in dit tydftip brengt men Seneca op het tooneel. VIERDE TOONEEL. nero, agrippina, seneca, piso, polybius, fabius, wachten- Seneca, door de wachten onderjleund, wordt by het inkoomen van Agrippina gezien, die zich at gillende voor de voaten van Nero werpt. De dwingland ftaat geheel ontroerd, en fpraakloos. Pizo en Polybius houden zich een weinig achter Nero en Agrippina. Fabius houdt zyn ft and. seneca, tegen de wachten, fiaauw van ftem. 2jo wel, myn vrienden! Ik bedank u. Zet my neder. Nu, Nero, ziet gy my ten laatstemarl dan weder, 'k Heb uw bevel betracht, myne aderen doorboord , En dus in 't laauweijad my op uw eisch vermoord. Zyt  KAMER. TREURSPEL. Zyt gy nu niet voldaan? lagch nu! wat doet u vreezen? Mogt ik de laatftè van. uwe onderdaanen weezen. Die onrechtvaardig op uw last het leven liet! (Na eene kleine tusfchenpoozing.') De dood, ó Cefar, baart myn grysheid geen verdriet; Ik fidder niet, nu ik deeze aarde moet begeeven: Ik heb, zo verre ik weet, niets gruwlyks ooit bedreven. Heb ik geftruikeld, dit is zwakheid van den mensch. Derdeugden kracht heeft by den braaflten mensch zyn grens, Volmaaktheid, jongling, is op aarde niet te vergen; Maar boosheid kan 't geduld des goeden Hemels tergen. P'fot Agrippina nog al aan üe vteten van Nero ziende, heft haar op; de dwingland werpt een blik van toom op hem neder. SENECA. 'k Heb in uw vroege jeugd u dikwerf doen verdaan Wat wysbegeerte was; zie nu haar vruchten aan. Gy, wettig keizer van het albeheerfchend Romen, Kost zeer gemaklyk'tbloed eens gryzen mans doen ftroomen. Gy kunt nog duizenden vermoorden nevens hem. Maar, beef, ja beef in 't eind' voor uw gewetensitem, En zie my vrolyk naar des Hemels wil my fchikken, Terwyl my niets ontroert in de uiterfte oogenblikken , Terwyl ik... C a (Hy  36 DE DOOD VAN SENECA, (Hy bezwymt eenigszins, en Pifo en Polybius fchieten tee.) PISO. Goónl SENECA. Vrees niet, het is nog niet gedaan. Hoezeer ik't wenscbte; doch'tverlosfingsüur breekt aan: Ik voel het nadren, door 't verheffen myner pynen: 'k Zie 't ondermaanfche reeds voor myn gezicht verdwyEen lieflyk vergezicht, dat geene paaien heeft, (nen. Vertoont my 't lusthuis, waar men eeuwig vrolyk leeft. NERO. Breng hem van hier: ik kan dit voorwerp niet verdraagen. SENECA, de wachten afweerende. Een oogenblik. Kan ik u vrees in 't harte jaagen? Eenmagtloos Itervend mensch, die anders niets bedoelt. Dan dat hy' wenscht dat gy de kracht der deugd gevoelt. Bedenk daaruit wat ge in uw grootheid al moet derven. Gy fiddert op den troon, en ik kan vrolyk ftervea. QHy bezwymt op nieuw.) NERO. Volvoer myn last. PISO. Het is geen tyd meer, als voorheen Te  KAMER TREURSPEL. 37 Te fpreeken, vorst! gy draagt den haat van 't algemeen. Wy zyn, dit weeten wy, als gy 't beveelt gevangen. Maar Romen houdt het oog gevest op ons belangen. Dat Fabius, die u zo dikwerf heeft gediend Met zyne bende, my en myn getrouwen vriend En uwe moeder vry met ketenen belaade, Of, zo 't hen lusten mag, zich in ons bloed verzaade, Wy vreezen niets, want ftraks is Romen op de been, En Nero't magt is uit, hoe onbeperkt die fcheen. agrippina. Ach, Nero , Iaat u van den eedlen Pifo raaden. Leef deugdzaam en houd op in burgerbloed te baaden. polybius. Vorst, *t ftaat aan u dat gy de gunst der legers wint. Dat Romen zich geheel aan uw belang verbindt. Maar moet het langer van uw bloeddorst zich beklaagen. Zal Galba keizer zyn, zelfs binnen weinig dagen. nero, verwoed. Ruk aan, ó Fabius! fabius, twyfelmoedig. Myn vorst! nero, ter zyde. ,, Helaas! 't verlaat my air." . C J S£-  38 DE DOOD VAN SENECA, SENECA. Ach, neem een wyze kouzc in dit bcnar.uwd geval. N E i< O , als vtrltgtn. Wat moet ik doen ?... indien 't zo deerlyk (laat gefchapen , Raad my, en 'kvolg uw raad. Is Romen reeds te wapen? PISO. In 't heimlyk, maar gy weet Tuasca is aan 't hoofd, En die heeft ons voor eerst uw veiligheid beloofd. Herroep uwe oude deugd, die Romen kon behaagen ; (gen , Weesnietmeerwreed; laatzich geenburgers meerbeklarDat gy zyn fchattcn rooft,zyn dochters fchendt, zyn vrouw, Of waarden zoon vermoordt, en 't air vervult met rouw. NERO, in gemaakte vertnyfiing Agrippina en Pifo by de hand vattende. Ach! Moeder! Pifo! SENECA. 'kZou fchier wenfchenweêr te leven, Wat zalig uitzicht my ook de eeuwigheid mag geven, Hoe fchoon een lot ik by de onfterflykheid verwacht, Wierd Nero weder tot de deugd te rug gebragt. Maar't is te laat. Myn kracht verflaauwt. Myn fcheemrende Zyn als met eenen damp van nevel overwogen, (oogen 'k Zie niets meer duidlyk. Maar, koom nader my, myn zoon! (By  K A M E R TREURSPEL. 39 (Hy drukt Nero fiaauw de hand.')) 'k Bid dervend nog voor u, draag eerbied vsor de Goón. AGRIPPINA, met een uitroep. Ach l Seneca! piso. Hy fterft, dit voorbeeld voor al de aarde! polybius. Wien, grys in haircn, grys in deugd, geen evenaarde. nero. ó Goden! 't is dan met myn voedfterheer gedaan! Zo gy, ó vrienden! met myn wroeging zyt begaan, Verwydert dan dit lyk!... gy mp'ogt 'er van befchikken ; Maar laat my aan myzelv' voor weinige oogenblikken. (Men draagt het lyk van Seneca weg en allen volgen.), V T F D E T O O N E E L. nero, alleen. Vcrraaders! denkt gy dat ik uw ontwerp niet voel? 6! Nero kent te wel uw onbezonnen doel. Hy zal zich redden. Maar, op wien ftel ik vertrouwen? Epaphroditus? Zou 'k op hem niet kunnen bouwen? Gewis, die loosaart zal my helpen in deez' nood, En , fnoöde vrienden, 'k vel het vonnis van uw dood, Hy gaai in zyn kabinet. EINDE.   By den Boekhandelaar Uylenbroek, te Amfleldjm, in de Nes, zyn de volgende beste en nieuwfte tooneelftukken, z» in vaerzen als in profa, te bekomen. Afkeer en liefde Afwezigheid (Gevarclyke dtr) . Al (fond 'er de galg op 1 . • Amclia .... Apollo in Dordrecht, cn De Zangberg. Armoede en grootheid . . . Atlialia .... Bnjazeth .... Belagcbelyke tooncelzucht . . Benjowsky (Graaf) . . . Buuillé , (Marquis de) . . Bro^k .... Burgemeester . . Cange .... Caiiut .... Caiher'ne Cecilia . . Cid .... Clementine en Dcformes. . . Codrus . . . Codrus . . , Comminge (Graaf van) . Cora, pl. . Coralli, pl. . . Delia en Adelaïde . . Deugdzaame zoon . . Deukalion en Pyrtha Doortrapten . . Edelmoedige zoon . • Edipus (Dood van) . . door M. Westerman. f - 8 - M. A. de Clercq. s - 8 - • O. C.F.Hoffham.s - '18 - J. Nomsz. . ? - 7 - J. Starrenburg. e - 6» ■ C. Loots. . s - ia - ■ J. Nomsz. . *- 7 - J. Nomsz. . c • 7« VV. Bingley. . = -io • B. Rekker. . * -12 - P. J. Kasteleijn. t - 6 - ■ O. C. F. Hoftham. > - 6 - ■ 5 - 11. D. A.v. d. Wart. c - 6 • J. Lutkeman. ' - fi - P.GW.Geysbeel:. t -10 - -—- P. J. Uylenbroek. t - 8 - ■ J. Nomsz. . - . 7 - L. J. Lamaifon. s - 8 - P. J. Kasteleijn. s - .*! - J. Lutkeman. ? • 8 - P. Pypers. . s - 12 - ■ J. Nomsz. . ; - 12 - J. Nomsz. . f . ia . 1 W. Imme. . s - 8 - ■ H. Asfchenbergh. ? . 8 - W. BilderdijK. . ; . 15 . J. Houtman,Thz. ? . 8 - W. Imme. . 5 - 6 • W. Bifderdijk. . 5 1 - - Edi-  Fdipus (Koning) Eiiusrd en Ekouara ... Elfiide, pl. . Blut Ericia . . . Es: her ... Jiul.ilia Mein:iu FenJon . • Franfchc helden . ■. FreJrik van der Trenck. Gedwongen' geldleening (Ce- zwaaren tegen de) Geleerde vrouw Gclonide . Gefchenk , Gewaende philofooph . . Huwelyksgifc Indianen in Engeland Irene Jonge Walburg Jufferlijke kamerdienaar . Kloosterdwang (Slachtoffers van) Laufus en Lydia Leonidas Liefde en grootmoedigheid Louize d'Arla'c Eouize en Votfan Men doet Wat men kan ïlenzikoff . Jlerinval Meriones . Meropé, p1. . . , Montrofe en Amelia Montrole en Amelia Nieuwsgierige . On- door W. Bilderdijk. . ƒ : 4 - ■ ■ I. deC!e>cq,U. 1..- - 8 - P. J. Kasteleijn. t - 12 - A. A. G. de l'Awi. * - 6 - ■ A. f.. Biri-az. t - s - ■ ' Non datur ccc. s - 7 - ■ 1 G. J. Haminius. - li - ■ 1 1'. ƒ. Uylenbroek. t - 10 - -—■ P.G. W.Geysbeek. s - 10 U. Rulofft. . s • 8 . ■ 15. R. cn'J. v. d. S. s - 12 - ■—- L. W. v. Merken. ; . 8 - II. Ogclwiglu, jr. f - 6 - ■ ■ Vlijt doet vorderen* - 6 - ■—- G. J. Hammius. > - 12 - J.Houtman,Thz.; . 13 - 1 ■ J. Houtman,Thi.s - 6 . ■ W. Imme. . ; - IQ - • 1 P. j. Kasteleijn. s - 6 - ■ ' s - 10 - P. Pypers. . = - 12 - ■ ■ F. van Steenwyk. s - 8.« ■ ■ D. A. v. d. Wart. s - 10 - L. W. v. Merken. ; - 8 - II. Ogelwïght ,'Jr. * - 8 - H. Ogelwig'ht.jr.s - 6 - N. S. V. Winter, s - 8 - ■ • P. Pypers. . * - 10 - I. dcClercq,H. Z. t - 8 - P. J. Uylenbroek. * - 12 - J. Houtman, Tliz. * - 8 - ' M. A. de Clercq. s - 6 - A. L. Barbaz. . 8 -  Ongeduldige ... Philoctetes Pruilt en Das . • Rechtlchapen krygsman Rondenftein . . . Saint Valori Schilder .... Scbiüe van Anjou Seneca (Dood van) Goliman de tweede . . Sternfeld Temperamenten Ti'.noleon . . Vanglennc . . . Verbeterde dwaas . ■ . Verftandige echtgenoüte . Vertrouweling • . Volksverdrukker . . Sjfrjndenraad Waldlieim . . Wantrouwige Ware heldenmoed Warwik (üiaaf van) Wat dner het lot niett Weeskind . . , Weldadige Weldenkende ïeprerentant Wie is zy ; Willem Teil Willem Teil, pourr. Zestienjarig meisje door P.G.W.Gejsbeek. f - 8 - A. L. Barbaz. . t - 8 - H. Ogelwigbt.Jr.; - 6 - Wigcherliük. # . 8. M. Westerman. r - n - ■ ; I.deClercq.H.Z. t • 8- D. A. v. ri. Wart. * - S - — L. W. v. Merken, f - 8 - J. A. Backcr. * - 6 - ■ J. Nomsz. . * - ï . J. G. Doornik. * . 8 - • 11. R.enJ.v.d.S.s - 12 - J. G. Doornik. ; . ro - ■ M. A. de Clercq. s - 10 . ■ H. Ogelwight ,Jr.= - 6 - W. Imme. . ? . 8 - P. '. Uylenbroek.; . 12 - P.G.W.Geysbeek.s - 10 - ■ H. Ogelwight.Jr.s - 12 - II. Ogelwigln, jr. r - 12 - A. Maas. s - 12 - ■ P. J. Ujlcnbrock. s - 8 - J. Nomsz. . s - 7 . M. Westerman. = . 7 . ; - 10. W. Imme. . 6 - D. J. v. d. Wan. = - 6 - J. Houtman, Thz. = . 8 - ■ J. Hugli. . ~ . 8 . B. IluloOs. = - 12 . W. Jmuie. , ; . 8 . V/. Bingley. 5 - C . ' P. F. LynO iger. s - 8 .