1095 E 67  MAATSCH. DER NEDERL. LETTEKK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  DOOD VAN KONING VAN F R JNKRYK EN NAVARRÜ enz. enz. enz. TREUÖ.SPEL. ^ De Verraader , en de die tegelis tiet leven van zynen „ Koning famenzïfeert, wordt veor een grooten Monftet' „ gehouden dan ecnig ander Moordenaar. Al liet on„ fchuldig bloed, dat te vooren in deBurgelyke Oorlogen „ was geplengd geworden, verwekte minder veroniwaa^ „ diging, dan de Dood van Karei dc lfte." SMITH, Thetrie der Zedelyke Gmelensx I Deel, Pag. 126. H D C C U II 1.  V E R T O O N ERS. Lodewyk de X.VIde, Koning vsn Frankryk en N*~ varre, enz. Marj* Aktokia'Anna, Gemalin Lodewyk Karel , Dauphien en Zton Maria Therezia Charlotte, Dochter l^ewyk El zabet , Zuster. ri de XVIde De Malesherbes , \ 4dvocaaten Du Cheske, / Cubieres \Ccmmisfarisfcn, wschtdoende in d«n Dorat / Tempel. De Secretaris der uitvwenie Raad. Pe Biechtvader. Clery , Kamerdienaar, van Ltdewyk de XFlde. 'ZWTGENBE PERZOO NEN. ®arat, Minister der Justitie. Drie Leden vtn het Stedelyk Deptrtement, Drie Stedtlykè Ambtenaaren. Twee Officiers de Gendarmerie. £n Gevolg, welke Lodewyk de XVIde mar 't yot geleiden , in dit welke nstuurlyk in 't Tusschen Bedrye plaats hebben, als de Gewapende 'Burgers, de Bevelhebber derzehe SanteRRE» de Scherprechters, Toefchouwers, enz.    §8&of£r$ %s%&y& Utt 'Toneel verbeeldhetvertrekvanLooEViYK den XVIden in 't Kasteel den Tempel. De Forst, half zittende en half leggende, jluimerd in eene armjloel. EERSTE TOONEEL. De Koning, Dorat, Cubieres. Clery. Cl e r y. Goeden morgen heer Commisfaris, goeden morgen! 'ê is hier zoo ftilen afgezonderd; men ontmoet 'er zeo weinig lieden van onze denkwys, dat men zig gelukkig moge reekenen wanneer men eens gelegenheid vind om er eene aan te treffen, daar men ae gevoelens van zyn hart tegen uiten kan* Cubieres. Ik kan u geen ongelyk daaromtrent g'ecven, myn vriend Clery, zoo eensklaps uit het rr»!ykfte Hof 't geen 'er op de waereld te vinden is, verftooten te worsten en in eeneakeligegevangenisovergebragt te worden,, om daar een oog in 't zeil te houden en es als ftokbewaarders te dienen v»or een gewezenen Koning, is zekerlyk al zoo wat, en ©m u de waarheid te zeggen, wenfche ik dat men met den gevangenen, • die hier, als of hem niets deerde, onverfchillig legd te flaimeren , maar een einde mede maakte.'  c * > D O I 1 Tt Zoo denk ik ook Tut! tut! is hy koning hy is dog maar een mensch zoo wel als wy, al da wisjewasjes die omtrent hem worden gemaakt, be. iuiouw ik. ais mienes. ^ ny zy dan fchuldig ofniet fchuldig, om de algemeene rust te bewerken en om ons van den lastigen post te doen ontflaan, was fcet maar best dat den naam van Leuis Capet, zoo eer zoo beeter in L»uis Capet wierd verwisfeld. —. Kyk! dit verfchild maar eene letter, en of deeae Koning leeft ofniet leefd, verfchild nog minder — dat zyn myne gedachten. Is hy onfchuldig, wel nu, dan fterft hy als een Martelaar voor de Rust, VryheidenEgaliteit, en zyne devoote denkbeelden! fchoon die thans juist by veelen in ons Vaderland' niet al te wel in den fmaak vallen, kunnen hem dan te pasfe komen, hem tot dien troost verftrekken en dat geluk bereiden daar hy zo gedurigiyk roem op draagt: ik voor my ben geen geleerden , kan deeze dingen dus weinig onderfcheiden, enhebmy weinig met Geestelyken opgehouwea. CUBIERES. Daar hebt gygelyk in, en wy doen dnsgeenzinfs •ene onbetaamelyke daad , indien wy den gewezenen Monarch zoo fpeedig doenlyk een einde aan zyne ongelukken trachten te bezorgen, ik zal by'tgeven van Rapporten met myne goede vrienden daar ook niet op ftil zitten, maar alles t'zamen fpannen , dat Louis zoo ras mogelyk, zyne gewezen aardfeheheer. lykheid met de eeuwige verwisfele. De;  ( 3 ) D O R A T. Dan doen wy de beste daad die wy immer konden verrichten - daar moet niet meê getalmd wordenduizenden zyn er in dit Ryk die oasditeeuwig zullen Jank westen, en de anderen, die er geen genoegen in neemen, die het anders begeeren, waarom zeu. den wy ons daar aan bekreunen? - Wy moeten on« [tuk maar doordringen. - Maar ftil Ihy ontwaakt. Laat ons ter zyden gaan, en zyn morgenfpraak bc luisteren, hy zal zig zekerlyk weer met fprookje» fan 't Rood kousje verfrisfchen. (Zy verbergen zig ter zyden van het Teoneel.) TWEEDE TOONEEL. De Konino. Langzaam ontwiiakende: (Cudierss, Clery en Dorat in 't verjchieu) Die laatfte flaap, hoe kortftondig hy ook mog3 Eeweesf zyn, voele ik dat mymerkelyk heeft verkwikt en myne geesten opgebeurd, 't Is maar een paar uuren geleeden, dat ik, vermoeid door overpeinzingen geflingerd door akelige en waarïyk al te waereldfche vooruitzichten, ray eenigzints afgemat gevoelde. Myne oogen fcheenen my tog tot den flaap uit te lokken, en myn hart eischte als 't ware de voldoening aan die begeerten. Ik knielde neder voor den troon der Almacht, ik fmeekte ora onderderfteuning in myne toen drukkende zielsangsten; ik bad om uitkomst; ik bemerkte dat myna zuchten verhoord wierden. 't Was eeven als of eene verborScne ftcro my toeriep; „Lodewyk.' laat uwrertrou. it ii wc»  ( 4 ) r„ wen op Hem gevestigd blyven, op wien gy altoos! „ hebt vertrouwd; onderzoek zyne wegen of „ handelingen niet, die zyn.voor u, voor alle fter.. „, vèlingen verborgen, maar Gy , Zyt gerust, Hy; s, moge U in den tyd fchynen te verlaaten, maar , „ in de eeuwigheid zal uwe triumf alle waerêldfche: grootheid, die dog maar in enkele inbeelding be^„ Haat, verre overtreffen," Dit had zulk eenen i gezegenden invloed op myn hart, myne ziel wierd I er dusdanig door verheemeld, dat alle myne zorgen i verdweenen, dat ik myne handelwyze geduurende s den loop myner Regeering aan mynen Schepper ter onderzoeking overgaf, my' gerust ter neder lag, en thans by myn ontwaaken, ~o! hoe opgehelderd zyn myne menfchelyken vermogens.! alle waerêldfche bekommeringen van my geweken zyn, en my veel geruster gevoel, dan teen ik mynen glinfterenden troon, door eene ontelbaare meenigtevan vleijendo hovelingen omringd, met eene meer dan aardfche Majefteit, betrad. ^ Dan ik dacht alleen te zyn Maar ziet welk een zorgvuldigheid j daar 'fiaan Cuheres en Clery. (Tegen dezelve) Wat is dereeden van uwe verberging voor my? C UB I ES Bfs. Och! niet anders Monfieur, dan dat wy u in uwe rust met wilden floeren. Kyk, Louis, gy ^ net denken, dat wy eenigzints de eerbied voor u rerlooren hebben; wel gantsch niet, die zullen wy voor u behouden, zoo lang als gy leefd Uwe flaap was zo.o zoet en zqq zagt, dat het zonde zou  C 5 ) 0,weest zyn u dm i» te ftooren, en de alleen fPraak geweest zyn u ^ ^ &n Z£)0 Iven Ït"; beurtelings omheb»*^ »* gen> èn beurtelin5s om fchreyen. C L E R Tf? ?ekhpld aan kant, daar komt he ontbyt Crioor m k gy u vanall8 L O D E W Y K. • De fnotter zal zyn loon wel ontfangen; ik zal •1 °e~-de seene aanmerkingen maaken; dan j r a^SS niet ontbyten, maar aan de wetten Jyn Kerk zal ik getrouw blyven, J is heden VSdag, 1 ontbyt is my dus zoo wel als aan ieder, die de Roomfche Kerk getrouw is, verboden, CUBIERES. 't Is een hefpottelyke en gevaarlyke hoedanigheid in élk, en nog veelmeer in een ïoningom devootte zyn- Karei de IX en Hendrik de III. wapen ookzp zot,'maar hoe ver zyn zy 'er mee gekomen? LODEWYK.] Welk eene iaffg, welk eene kwaadaardige herinnering! CLERï. Kom, 'kotu, al die gekhedens aan kant. h—Is da Koning vies, ik ben het in !t geheel niet; ik heb A 3 re&4  C e ) regt trek, ,k zal dus het boeltje voor Lodewyk op. \7Pe*\~7 Ik b6n '""'^el niet aan dUne kant, Monfieur Capet, ik ben a! over de « /ar! weli^Te, " n,'etSeh0uden- — Hoorjedat fC l e r t meerderd, daar ik te gelyk met mynen ouden, my* nen braaven, mynen volftandigen Vriend, ook den Heer du Chesne zien moge! DUCHESNE. De eerbied en liefde die in myne ziel huisvest, én daarin onuitwischbaar is vooi uw Koninglyk huis in 't gemeen en voor uwe Majefteit in 't byz-onder , doen het my als het gelwkkigfte tydftig mynes Ieej vens aanmerken, dat ik het geluk «oge hebben, om met buigende knieën u myne hulp te hebben mogea aanbieden, en, hoe 't ook moge gaan, de volmaakfte verzeekering geevea, dat myne getrouwheid voor u, myn Koning! nimmer zal ofkan wankelen . LODEWYK.' Stil myn Vriend 1 — weet gy wel tegen wien gy fpreekt! Tegen een gevangenen ! — tegen een doodfchuldigen.' tegenge?n Alleenheerfcher van Frankryk, maar tegen Louis Capet? die. ..... MALESHERBES. Zwyg dog myn Vorst! zwyg dog! Harte» die van droefheid zyn verpletterd , boezems die geen adem byna meer kunnen haaien, verguis die dog niet in 't geheel! doed ofis dog niet voor uwe •ogen volkomen bezwyken! Wy komen myn Vorst.' is het mogelyk om u uit de kronkelpaden te leiden, daar  t 9 ) daar gy door uwe vyanden, door uwe vlyers, doof bedriegers, door listige Hovelingen in verward zyt geraakt, die u door ftrikken des Satans daar in gefleept hebben; wy komen, is het mogelyk, zegge ik nog eens, om u daar uit :e redden. — Befchcuw in ons uwe voorvechters en met uw zaak te bepleiten, zyn wy verzeekerd dat wy niets doen dan de gerechtigheid hulde te bewyzen, die wy eeuwig trouw gezwoorenhebben, e.i, iri fpyt van alle dwingelanden , in 't aanzien van alle de vervolgers dier aanbidlyk Godes, daarover zullen en moeten triumfeeren. B V C H E S N E. En wy hebben noch eenige hoop van in dit ons oog-, merk, dit ons doeleinde, o Vorst! te zullen flagen;wy weeten zeer wel, dat duizende monsters uit den poel der hel opgebaggerd , tegen u thans zyn losgelaaten, die nergens andeis zi£ op toeleggen , dan om u als een prooi van hunne helfche euvelmoed te ver- flinden. Maar, myn Vorst! indien de Satan al zoo veel vermogens mogt bezitten, om door zyne ware huurlirgen uwen val te bewerken ; wy zul. len, met duizende anderen getröuw blyven. en, hoe't ook moge gaan, uwe onbefmette onfchuld, voor de tegenwoordige onpartydige waereld , en voor de nog onpartydiger nakomelingfchap, zonn* klaar doen blyken.  1 0 d e w y k. • Dat myne onfchuld aan de waereld getoond wor. de, is my meer waard dan myn leeven, en das is de verplichting welke ik deswegens aan de Heeren hebbe niet uit te drukken. Myne papieren die u daaromtrent volmaakt kunnen verlichten , hebbe ik u ter hand gefield, en wie weet hoe veelen 'er nech als bewyzen myner onfchuld aangeboden zullen worden, door hen, welke van dezelve bezitters zyn, doch die helaas ! mede deelgenoten in myn lot, reeds gevlucht zyn, en by onze edelmoedige naburen zich bevinden : ik ben verzeekert zo deezen u ook mogten ter hand komen, door u, 'er het beste gebruik van zal worden gemaakt. du chesne. Dit laat geen twyffel over. 't Zy my vergund nu te vertrekken. De Heer de Maleskerbes zal zig veellicht nog wel wat kunnen ophouden. (Du Chesne door den Zoning cenige treeden verzeld wordende, linnen.') VYFDE TONEEL. de KONING, MALESHERBES. P e koïik c. Zulk een bezoek, myn waarde Vriend ! is my meet waard, en verfehaft my meer vreugde eu genoegen , dan ik in ftaat ben om uit te drukken, — Of-  ( II ) Offchoon ik my niet voorfpel dat de pogingen myner vrienden van vrucht zullen zyn, dat zy hun oogmerk zullen bereiken, is het dog een balfem in de°ziel van een ongelukkige, van een onfchuldige wanneer hy ontdekt dat hy niet door elk verlaaten is. —^ MjA lesherbes. Wie zou u kunnen verlaaten myn Vorst! die van uwe deugden, van uwe Godsvrucht, van uwe Va. derlandsüefde, 700 als ik en duizende anderen over. tuigd ben ? Maar de ondeugd, de ongodsdiens. ti-heid, laat ik zeggen de Gpdverloochening, ±La ia™, m Att we! eer bloeijend Ryk ten zeetel verheven ; de dengd, ja alles wat heilig is, word . i.,v v™,fRn «retraDt. men durft zig zelfver. Leeten om in eene Vergadering, die voorgeeft om jover hnnnen Koning, hunnen Souverain te mogen vonnisfen, zyne daaden, die niet anuersua»™™ gerechtigheid zyn, onrechtvaardig, ja doodfchuld.g te noemen , zig openlyk beroemen dat men een Atheïst is, een fpotter en verachter van God en Godsdienst .' en', zulke helfche gevoelens durft men openlyk toejuichen en ja en amen op zeggen! - Wat is'er dan van'zulk een rechtbank te wachten , myn Vorst! Is het niet te vreczen, dat, daar Godsdienst, deugd en eer openlyk befpot en aangerand worden , dat men daar ook wel in ftaat is om een Koning, hoe onfchuldig ook, maar die hun in den weg is ter B 3 " ~b»J 1  ( 12 ) bereiking hunner helfche oogmerken te verdelgen, en het gantfche Ryk te onderst boven te keeren, ja geheel te vernielen ? — Deeze gedachten, myn Koning! treffen my dit in de ziel, beneeraen de-rust van myn leeven en zullen , ik voorfpelle my dit ,• myne gryze haairen met fmert ten grave brengen. LODEWYK. Ik zie niet dan met aandoening, met de erkentelykfte en de tederfte aandoening uwe droefheid, myn getrouwe vriend! maar ftel u gerust, ik ben in alles getroost, wat het Alvermogen over my ook moge beflotenhebben; myne Godsdienst, dank, eeuwig dank zy die genade! myne Godsdienst,maakt myne begeerten aan den geheiligden wil van 't Aanbidlyk Opperweezen volkomen onderworpen. En wat 'er ook moge gebeuren, hoe myn lot ook zyn moge, nimmer zal ik my aan murmureering of tegenftreeving fchuldig maaken. . MALESHERBES. Ware het u bekend, myn Koning, hoe zeer in die vergadering, waarin veelen, alleen tot uwen ondergang, zich.fchynen afteflooven, de onrust, woede, onbezuisdheid, en het gefchreeuw van dolzinnige, heeft j>laats gehad •, welke moordzuchtige reden een bloeddorftige Marat, eene wraakzuchtige Robers. fierre, en eene godverzakende Dupontzich veroorlooide tegen u uitebulderen, en alle gemoederen tot de yfe- ]  ( 13 ) yfelykheid hunne voorneemens en befluiten aaritê. zetten . zederd dat gy de laaste reis aldaar als eengevan. gene, ter uwer verdediging verfcheene, en aldus naar deeze plaats weder terug gevoerd wierd; ja de reden in welke zich zelf uw nabeftaande, u, welk een naam zal ik hem toevoegen? Bloedverwant, zich uitlaat, waarover men veele der Leden der N. Con. ventie.ö Gruwel'hoordeuitroepen.'-Ach Lodewyk.' zoo de taal van deeze en hunne medeftanders ingang vind.en zy by 't uitfpreeken van een vonnis.by het oor. deelen over de u aangedaane befchuldigingen en uwe verdepdiging, de meerderheid der Leden dier Vergadering, naar hun woest en wild gefchreenw kunnen doen luistere», of het volk opzetten om hen in hunne voorneemens en'befluiten te fterken: ach myn Heer, v/at zou dan niet uit verblinding, door veelen, of uit een vieeze voor 't volk, in uwe zaak kunnen geriemd worden, enwelkeenNoodlotzoude u veellicht te duchten zyn, u dus befchouwende, eu uw moed en ftandvastigheid in alle deeze tegen, fpoeden ziende, moet myn hart u een ongelukkig Vorst, maar gelukkig Christen noem«n. L O D E W V K. Ja myn vriend ! da fchoone eernaam van Christen kan dien van gelukkig Vorst verre overtreffen, Cn ik zal altoos trachten een Christen te zyn; en eene onzichtbaarehand, diemy onderfteund, doedmyallo B 3 Se'  C 14 ) gevaaren trotfeeren en het waereldfohe als onverfchillig tegenwoordig befcbouwen. Ik zal eeven gewillig bukken voor het blok, in eenftillebedaard. > heid my onderwerpen aan myn lot, waarop myn hoofd misfehien zal werden afgeflagen, als ik nu buk voor myrje vyanden en vervolgers. M A LEs H E R B É g; Hemel! welk eene grootmoed igheid! — Indeakeligste omftandigheden, myn Vorst! leer ik uit uwa uitmuntende Godvrucht uwe verhevene deugden kennen en eerbiedigen. lodewyk. Ben ik geen Christen? Indedaad cm Christen.' zou ik dan anders denken, zou ik anders fpreeken? — Wel neen! — en 't geen myn moed nog meer opbeurd, myn vertrouwen nog onwankelbaarder maakt, I is dat myne vrouw, en myne dochter' die ik altoos als de appels myner oogen heb bemind, Jui«t met my van dezelve gelukkige denkbeelden zyn. — Zoo kan men, myn vriend, aile gevaaren tarten, zoo kan men, daar een onbefmet gewesten eene veilige muur rondsom ons maakt, de dood, ' hoe verfchriklykn ook anders, onbevreest onder de oogen zien. malesherbes. Verfchoon myae aandoening myn Vorst! LO.  ( 15 ) LODEWYK. Wat aandoening! —- Sterven moeten wy immers allen; en of dit nu wat vroeger of laater gefchied, wat verfchil maakt dit, vooral daar myn hart my zegd, daar 'er myne ziel van overtuigd is, dat fchooa ik eon groot zondaar ben, 'tgeen ik voor eene Almacht belyde, echter ik aan alle de my aangetygde euveldaden volkomen onfchuldigben.en dit my eene gerustheid in myn uiterst uur geven zal, daar ikwel gemoed my aan den wil van mynenSchepper onderwerpe. Waarom zoude ik dan tegen myn mis. fchien al te vroegtydigftervenmurmureeren? Maar ƒmar een wsinig twfchenptozing,) Malesherbes, men heeft my in myn jeugd wel eens vooripeld, dat wanneer er èen Koning uit het Huis van Bourbon zou fterven, 'er een groete lange vrouw in 'twitgekleed op de gallery kwam wandelen; hebt gy haar ook al gezien? malesherbes. 't Is te veel, myn Koning. Ik moet my verwy; deien. t? L O D 1 W Y K. ó Zyt gy zoo aandoenlyk. Ik wilde maar een aartigheid zeggen, nu fpyt het my. Dan ga, myne Malesherbes, en zo ik veroordeeld mogt worden, zi»  I i6 ) zie hier het eenige middel daar my noch de hoop van overgebleeven is, dat my zou kunnen redden. De Souvereiniteit, (dit field men immers,; is by het Volk, ik Appelleer aan het zelve , (hem het Appel aanbiedende,) en zo het volk, 't welk voortyds my zo vereerde, en voor wiens belang en geluk ik altoos myn goed, bloed, lyf en leven veil hebbe gehad, myn dood eischt, welaan ik zal dezelve kloekmoedig ondergaan, dan ach zal myn dood hun geluk bereiden! Lady Fairfax.zeidebydedood van Koning Karei de Ifte, 'er zyn van de ico mynerLands. gemoten gem acht perzosmcn welke myn docd van herte iegeeren, en ik gelovon deeze woorden volkomen op my te kunnen toepasfen. malesherbes. (het Appel aanneemende.") Ik hoop op, doch vrees voor een goed gevolg ; van dit Appel, en veellicht zal de uitkomst daar : van doen zien, dat de zo hoog opgegevene Fouv'e-,. reiniteit des Volks, reeds binnen de muuren der N. Conventie ingefloten is. (Malesherbes binnen.} ZESDE TOONEEL. lodewyk alleen. Dit moge ik wel zeggen, is een vriend die myi getrouw is tot aan den dood, en zoo hem de Hemel wy  ( 17 \ hetleeven fpaart.zelf tot over den dood, aangeenr^ syde des rands van het graf. — Hoe dierbaar zyn ny die vriendfchapsblyken! hoe zeer overtreffen die de vleyeryen, de ftreellngen van laage Hovelingen die voorheen voor my pleegen te knielen, dbg die nu, met verzaaking van eer en deugd, zig be<. roemen myne vervolgers te zyn! —- Hoe hacn, lyk mynen toeftand ook wezen moge; hoe gevaar* lyk voor het oog der waereld ; ik verblyde 'er my in, en .betuig, liever te willen fter ven dan langer my te laaten bedriegen door laaghartige gewinzoekers , die waarfcbynlyk myn ondergang, iteds zedert myne komst tot den troon, door verdoemlyke listen gezocht hebben. EINDE VAN HET EERSTE BEDRYF. C TWÏÈ'  Pe Koning alleen. (Aan een fchryftafel zittende, in eene bedaarde, dog twyffelachtige houding j eenigepapieren zyn op de tafel mfpreid. Twee commissaiissen in 't', verfchiet. EERSTE TOONEEL. Alles wat ik gefchreeven hebben, behelsd niet anders dan de gevoelens van myn hart, de zuivere gewaarwordinge myner ziel, de verantwoording van alle myne daaden en verrichtingen , ten beste van dit Ryk aangewend, heb ik zoo oprechtelyk ter neder gefield , dat ik die ten eenigen dagen voor den Rech terftoel van den Alregeerder kan verantwoorden, -* Dan wat zal my dit baaten by myne vyanden! ■ Welk een zwakke, welkeen verineeten tegenftree. ving is het, om die woedende orkaan te doen bedaaren, welke thans aan alle kanten tegen my «itbulderd! — Dan ,dit zy zoo, dat wytotop't laatite I ogenblik onzen plicht betrachten.'—- Dit moe'iktog rog by myne fchriftelyke verantwoording voegen; £Hy vaart voort met fchryven.') Dit weete ik zeker, het zal by myne zoogenoemde Rechters geen ingang vinden; het laate nageflagt zal, en mogen over myne handelwyze, over myne zuivere en oprecht Vader* land-  C *9 > Iandfche\gevoelens oordeelen. Daar door zal myne» nagedagtenis recht gefchiedene, waarvan ik zoo volko. men verzekert, als thans overtuigd, ben, dat ik door een opgeruid gemeen, de af hangel ingen van hunne aanftookers, zal veroordeeld worden: vyanden, die niet anders dan rnyn bloed, myn ondergang , en met myn ondergang, ook de vernieling van myn huis. van dit weleer bloeijend ryk zoe. ken. (Hy vaart eenige minuten vaar met te Jehry- ven, fiaai in eene bedaarde houding op, en vervtlgd:) Zie daar myne papieren; de laatfte reegels, die ik immer ter myner verdediging aan myne vyanden fchryven zal, zyn 'er by gevoegd, en no, nu laat ik 1 myn zaak aan Hem bevoelen die myne oprechtheid kend en de bedoelingen rayner vyanden bewust is, Aan u, o Hemel! beveele ik die! —Van der jeugd af aan hebbe ik op u vertrouwd! o Laat my in myn vertrouwen niet befchaamd worden! — Dan, hoe het ook moge gaan, hoe zeer myne vyanden my ook mogen overheerfchen, ik zal my aan uwen geheiligden wil onderwerpen, en dis oordeelen, die dit Ryk, myn Huis, my zelve te beurt vallen, niet onderzoeken, maar ïgelyk het een Christen betaamd, my daaraan nederig londerwerpen. Verleen my tot dat einde krachten, zoo ffldat ik my aan uwen geheiligden wil, zonder eenige mur? flraureering,mogeovergeeven. {Hy wend zig om euzies f de Cmnmisfmsfen in 't verfchiet,) « 6! het was my verifigeeten.dat ik op den duur beluistert en bewaaktworde : i dan, geen zwaarigheid, de gantfche waereld zelve ■mag myne innigfte gedachten weeten. —. (Tegen mDorat) ik wist niet myn Vriend, dat gy zoo dicht by  f 01 *l ( 20 ) 'my waard, anders had ik u zekerlyk reeds aange» fprooken; dan het is my in deze omftandigheden toe te geeven, dat ik om'trent alles juist niet oplettend ben Maar hebt gy my ook iets byzoaders te zeggen ? d o r a t. Ach neen! — dan dit verneem ik van ter zyde, datgy, misfchien zeer fpoedig , een bezoek te wach. ten hebt van de Commisfarisfen uit de Nationaale Conventie, i. o d e w y K. Weet gy niet wat dit beduiden zal of wat men fcoomt verrichten ? — Een bediende weet thans meer dan een Koning, die voorheen zig beroemen mogt, { om door 25 millioenen menfchen, als hunnen lie- . veling, hun goedertieren monarch, hun welbemin- ' den Louis te worden befchouwd en begroet, en dus kan dit vraagen u niet verwonderen. doi at. Dat deed het in 't geheel niet; maar ik kan op uwe vraag niet antwoorden , om dat ik 'er niet van 1 weet; maar als ik u myne gedachten zeggen zal, zooj geloove ik dat het niet veel goeds voor u voorfpelv'. ïen zal. lodewyk. Nu, dit is 't zelfde, ik ben tot alles wat my ook gebeuren moge voorbereid. — Maar dit zult gy my yel weeten te zeggen, of ik ook een bezoek van  ( fel ) èLn Heer Malesherbes heb te wachten, dit zo, be kenne ik, niy zeer aangenaam zyn? d o r a t. ' DaaraantwyfFelikhartelyk; want die oudefj-euzetaar Öésfï zig by zyn laatfte bezoek zulk een gedrag by den Heer Cubieres aangematigd, 't geen maar gantsch niet wel is opgenomen, lodewyk- En waarin beftond dit ? d o'r a t. Wel hy wilde zig laaten onderzoeken voor dat hv by u in de gevangenis kwam, en haalde eemg «ld waaronder ook Franfche Kroonen . au zyn zak, 7n zei kyk! die zyn nog *an de oude negeering, ' „et het beeld van Lodewyk den XVIde;er:op, ook nog eenJ.aar fleatels heb .ik inmynzak, zoo wel als eenige dagbladen, waaronder ook de Monüeur, en dan nog eenige papieren betrekkelyk het Tractaat van Pilnitz, lodewyk- Wel nu, misdeed die braavé grysaard hier aan? d o r a t. • . Men heeft het ten minsten als eene fpotterny opgenomen. — Kyk! wanneer men _ lekere gunsten wil verwerven, dan moet men nederig, dan moet men eerbiedig zyn: men moet kunnen va ui. C 3 zen»  22 ) zen, en zoo dit de Franfcben niet wisten, zou heet 'er bedroefd uit zien. i o E e w y k. Ik geloof dat gy in zeker opzichtgelykhebt, maar i is 'er nog iets meer met de Malesherbes voorgevallen? i d o r a t. Wel zoo wat; hy trok te verre uw party! want toen Cubieres hem onder het oog bragt, dathy, indien hy geen eerlyk man was, aan u wel vergif zou kunnen brengen, verhief hy „ verre boven Cato, fcüetfte u af als een Christen, als een Catholyke, die al te veel belang in zynen Godsdienst itelcie, dan dat hy immer tot de zelfmoord zou kunnen overgaan. lodewyk. Dank zy de nooit volpreezene goedheid ! Jebraave snan heeft de waarheid-gefprooken. Maar waarheid mag thans niet gehoord worden , die is als een bal- ling verdreeven. Nyd , haat, leugentaal en las- ter zyn heden de Goden der Aarde, welke volyvrig worden aangebeden. Maar daar komt Clery... x ' De Commissarissen binnen. TWEEDE TONEEL. LODEWYK en CLERY. clery. Ik koome u bericht geeven myn Vorst! dat gy binnen een verde uurs een bezaek hebt te waditen van fïecren Commisfarisfen uit de, Nationaale Gon-  ( =3 ï Conventie, 't verzoek is dat gy u daar toe gelieft voor te bereiden, om die Heeren af te wachten. l o d u w y k. Ik bedank u voor uwe waarfchouwing daaromtrent, dan voorbereiding hebbe ik tot het ontfan. gen van dit bezoek niet nodig, de Heeren komen wanneer 't hun behaagd, myn antwoord is gereed. Maar my dunkt Clery, uwe handelwyze ten mynen opzichte is eenigzints veranderd; ik vind in 'tgeen gy my daar eeven gezegd hebt eenigzints een trek van die eerbied, en zoo ik ook meende liefde, welkegy uwen gewezenen Koning pleeg te betoonen. Gy hebt de woorden, myn Vorst ! uit uwen mond laaten vallen, gymoet daaromtrent voorzichtig zyn, men zou dit als een misdaadige ongehoorzaamheid kunnen opneemen, gy zoud 'er ongelukkig door kunrien worden, en dit zou my leed doen. . o l e r y, Ken ik door myn ongeluk uw behoud verwerven, wel, myn Koninglyke meester! hoe gewillig offer ik myn lecven op, om u myne dankbaarheid te toönen voor die ontelbaare weldaaden welke ik van u zoovaak hebbe ontvangen! _Dan helaas.' ikvieeza het allerysfelykste; ik duchte dat duizende leevens zoude niet toereikende zyn, om van hun doemenswaardig plan aftegaan. Lodewyk. Ik zie dat gy getroffen zyt Clery. Maar waar van dog die verandering, ik heb -gemeend dat gy ook  C =4 ) onder het getal mvner vervolgers behoorde, dog nu ontdek ik byna het tegendeel. CLERY. Die reeden Sire! is immers ligt te vinden. Weet uwe Majefteit dan niet, dat ik nimmer het geluk hebbe gehad om u zedert uwe gevangenis alleen te mogen fpreeken? was 'er niet altoos de een of ander by van uwe haaters en vervolgers? en zou het minste blyk van eerbied voer u, of medelyden met uwen to'eftand, my niet voor altoos zoo ongelukkig hebben gemaakt dat ik nimmer meer zou aanfchouwd hebben. Nu zyn wy toevallig alleen, en 't is een blyk dat Cubierss zeeker denkt, dat ik den Duivel eeven'getrouw dan hy zelve diend, anders zou hy dus niet handelen. Maar laat het my vergund zyn, myn dierbaare Koning! op myne kniën ver. geeving te fmeeken, voor dat geene myner handel-. wyze 't geen u heeft kunnen mistwagen. Ik zweere u teffens by den Grooten Albeftierder, dat myne . liefde en trouw voor u en uw Koninglyk huis onwankelbaar zyn, en dat die nimmer dan met myn leeven zuilen eindigen. Laaten deze traaneu, myn Vorst! — laaten LODEWYK. Staa op Clery, uwe getrouwheid verkwikt myn hart; ik zat die , hoe 't ook moge gaan , vergelden.. Een vriend te-ontdekken daar ik een vyand meende voor te hebben, is my zeer aangenaam.  ( 9S ) C l E I T. Geloof, zyt 'er van verzekert, myn Koning, dal het op verre na niet alle uwe vyanden zyn die uwe vyanden fchynen te weezen, dit is'er verre van daan. Het getal uwer getrouwen in deze Stad en door 't gant. fche Ryk is oanoemlyk; uwe uitmuntende deugden , devaderlyke liefde.bewyzen die gyop den duur aan uwe onderdaanen hebt betoond, kunnen nimmer uit de harten gewischt worden. Neen, dit is onmoge. lyk; maar dat men dit niet openlyk durft toonen is nergens anders aan toe te fchryven, dan aan fchrik en vrees voor de macht der ge welden aaren, die door het oprichten hunner moordtoneelen , door het pleegen van de gruwlykfte wreedheden, die het jnenschlyk hart doen yzen, duizenden doen zwygen, die hunne zielen zuchten moeten verfmooren. Mogt elk zyne gedachten vry uiten, o hoe ras zou het blyken, dat gy niet in naam maar inderdaad, iodewyk de Koning, de Welbeminde van den bloem 'der Franfche Natie waard. En .... . Maar, daar naderen de onheilsbooden l OP e W y r. Verwyder u Clery. DERDE TOONEEL GARAT, Minister der Juftitie. Drie leden van het fledelyk [depürtemsnt Drie Jledelyke amttenaaren , de secretaris. LODEWYK. de secretaris. (Ara tem gedwongen buiging wr Lttkwyk £«•  ( *6 ) mafktte hebben, haald' een papier voor den da*, en leert het volgende.) lodewyk capet! Ik geeve ü, verzeld van de Commisfarisfen van de uitvoerende Raad, kennis van de Decreeten, der Natiotiale Confentie, van den 18, 19 en 20 Jan. 1793. By de eerfte zyt gy voor een Verrader des Vaderlands verklaard geworden. By de tweede zyt gy des doods fchuldig verklaard. By de derde is uw Appel verworpen, eneindelyk: by de laatfte is de uitvoering van het vannis binnen 24 uuren bepaald geworden. (De Kening , na dit met de uiterjle bedaardheid te hebben etangehoord, neemt deszelfs Brieventas, neemt daar een grief uit, en geeft dezelve aan den Secretaris tver, daar by zeggende:) De befchuldiging tegen my is valsch, nimmer heb ik de Nade verraden, maar altoos hetgeluk van myn Volk ter harte genomen. Waarop de Afgezondenen een weinig ter zyie in Jt geheim fpreeken, de secretaris vervolgd. Lodewyk, de Commisfarisfen kunnen u hier niet op antwoorden, hst befluit der N. Conventie, op deeze uwe verzoeken, zal U, dooruwJSiechtvadei* .Werden bekend gemaakt. iremlgens Mgd hy zig,) VIER.  C -*7 > VIERDE TONEEL.' LO.DEWYK alleen.] (clery ter zydeii.') Zoo dat myn lot dan eindelyk bepaald is! zod dat de geweldenaars nu binnen eenige uuren hunn» rol volfpeeid zullen zien.' zoo dat hetbeneemenvan myn kroon, van alle myne waardigheederi, zoo dat een verfmaadelyke gevangenis, de affcheiding va» myne dieibaarfte panden, nog niet genoeg is om het wraakvuur, mynerVyanden, teblusfchen. o Neen! myn bloed alleen mankeert'er nog aan, en dat weinigi je bloed moet door den arm desgewelds geftort worden, leer men de wraakzucht aan 't bedaaren kan krygen. Hoe blyde, hoe dankbaar ben ik, dat eene onzicht' baare hand, in alle myne bezoekingen, en inzon« derheid in dit laatfte geval my zoodanig onderfteund» dat ik my met de volmqaktfte gerustheid daar aan kan onderwerpen. Myn hart word met een verbor gen licht beftraald; de liefde tot en de begeerfyk. heid na de Waereld is 'er geheel uit verdweenen; enkele hemelliefde, zucht en verlangen na dehemelkroon die alle waerêldfche heerlykheit over« treft, heeft die plaats thans ingenomen. Aanu, ó Algoedheid! heb ik alleen dit heil te dank weeten: Iop u is myn vertrouwen onwrikbaar gevestigd, eri myne fmeekingen om tot myn laatfte ogenblik door u onderfteund te zullen worden, durye ik nederig D 2 T,I5  Vertrouwen dat ook door u zullen worden verhoord, en dan ftap ik gerustelyk het moordtoneel op. — Ik zal fterven, ik zal glorieryk, in 't aanzien myner Beulen, flerven, die in hunne zielen volzeker wer%%dgi zyn dat ik onichuldig fterf. — Dus toebereid zal ik Maar daar zie ik mynen ouden Vriend, myne waarde Malesherbes. VYFDE TONEEL. De VORIGE, MALESHERBES, DU CHESNE, een BIECHTVADER. L O D E W Y K. Kom. myne waarde Vrienden! myn Malesherbes l dit ftrtkt my tot een onuitfpreeklyke blydfchap, dat ik u in die ogenblikken, welke ik als de laatfte van myn leeven moet befchouwen, nog moge zien en omhelzen. MALESHERBES. Ach.' myn Koning! myn grootmoedige Vorst! myn hart is vermorsfelt, het word van benaauwdheid en weedom weggefcheurd, dat ik de edel mosdigfle, de deugdzaamfte, welke ooit den Franfchen troon beklommen hebben, in zulke zielgrievende omftandigheden moet befchouwen. Groote Hemel! dat ik dog met hem bezwyke! dat die ilag welke voor hem gefch'kt is ook my ter neder veile.' enó! jnogt ik ook in dit zekere vertrouwen zyn, met hem de eeuwige gloriezaalen inteftappen. — 6 Traane» l o Zie-  ( 2p ) ,& Zielentraanen! vellicht'dog myn benaauwd, rnys doodelyk benaauwd hart! verlicht de doodsangften van myne afgefolterdeZiel, ofikbezwyke. Vorst, zie hier de Biechtvader, welke de N. Conventie, u op u verzoek heeft vergund, om uinuwuiterfto by te ftaan; gykunt ook volgens uw begeerte, uon. verzeld, met uwe Famielje tot uwe laaiden ogenblikken uophouden, maar, helaas! welkebarbaars. heid! de drie dagen uitftel, waarom gy verzogt, om u tot uwe God te bereiden, heeft men a niet willen vergunnen, en op uw verzoek om zorg voor uwe Famielje, en de geenendieaanu verbonden waren, heeft men tot noch geen befluit genomen. — Edelmoedige Lodewyk! ach datuwvoorbeeld, uwe me. deftervelingen, leerde Edelmoedig zyn... Dan, ach! dat men niet van het tegendeel overtuigd Waren! SIECHTVADER, Laten alle deeze bedenkingen tog ophouden myn heer, en laaten die weinige uuren, welke dezen verwezenen misdadiger nog vergund worden, tot beetere eindens befteed worden, dan tót een ydel klagen en noch ydeler bedenkingen, die immers dog niet baaten kunnen, Gy weet het oogmerk my. ner komst, o uw fterfuur is u reeds aan- gekondigt, 'nog maar weinige uuren zyn 'er voer handen, of gy zult de eeuwigheid intrappen. *- Lav ten myne gateden en gefprekken daar toe dienen, •m u met den Hemel te verzoenen, en van uwe p o ZOlf  C 30 "> zonden en misdaden vergiffenis te doen erlangen die cloorgeen waereldsch Rechter u vergeeven kunnen worden. t o d e 'w' y K. Waare ik zoo ongelukkig om myne bekeering tótep dit oogcnblik te hebben uitgeffeld, dan was ik eeven zulk een ongelukkig mensch. als ik nu een Koning ben. Steeds heeft my myne Godsdienst geleerd, en dit onnitwischbaar in myne Ziel gegra. veert, dat ik altoos bereid moest zyn, om wanneer ik onverwacht wierde opgeroepen, verantwoording van myne daaden kon geeven, voor dien ontzachJyken Rechterffoel, daar recht en gerechtigheid zullen worden gehandhaaft, daar de deugd beloond en de ondeugd, zonder aanzien desperfoons, zat geftraft worden. Dus Vader! zou uwe byfland daar. cmtrent ovcrbood.'g weezen; ik ben bereid te fier. ven, en wel in dit vertrouwen, dat ik met mynen Herselfchen Rechter verzoend ben. 'tJs'erverre van daan, dat ik ray zonder zonden zoude reeke". • nen, o neen! hieromtrent ben ik met alle fterveh'ngen gelyk; dit weet ik zoo zeker, als ik by my zelve volkomen overtuigd ben, dat ik onfcbuldig ben aan die misdaaden, die men my aantygd, en dit Land en myne Regeering betreffen. Hier van roep ik den Alweetenden tot getuigen, en daar op wentche ik het oordeel te ontvangen. — Onthou wel Eerwaarde Vader! dat deeze betuiging ugedaan word door geen hedendaagfchePhilofoof, maar door  C 31 ) een Christen, die in zyn Godsdienst altoos het hoog' fte belang heeft gefield, en nu gereed ftaat om de eeuwigheid in te flappen. BIECHTVADER. ó Veihardmg buiten voorbeeld.'; MALESHERBE S. Oordeel niet te fchielyk Mynheer! dit is in 't I geheel met uwe gewaad niet overeenkomstig; maar gy, Mynheer, fchynt daar weinig aan te denken. ; Hoe zoud gy anders dien onfchuldigen Koning een iverwezenen misdadiger kunnen noemen? wiens ha»t moet niet getroffen zyn, wanneer hy overweegd, op I welk een wys een Vorst gehandeld word, die by het 1 laatfte nagcflagt met bewondering over zyne uitmun» itende deugden en fckitterende hoedanigheden zal ) (worden befchouwd. Een Koning weleer gezeten I pp den glansrykllen troon des waerelds, wiens beve.. ! en door het heelal geëerbiedigd wierden, die da i vryheid aan andere volkeren verfchafte, is thans de ii pryheid benomen en in een kerker gekluisterd, als ,. jeevend begraaven en overgegeeven aan de verachting van allen die hem naderen. Alles wat naar eeaig ) wezendlyk waerelds genoegen zweemen kan is hem abntnomen : in plaats van de omhelzing zyner kinds, jren, de tegenwoordigheid zyner vrouw en zuster te Ikenieten, is hy van hen op eene wreede wyze afgaapheiden en onderworpen aan de grilligheden vaneen beo.'  ( 3= ) fcende ftokbewaarders, die hem met fmaadheden en verachting ovcrlaaden. — Wie kan het zonder afgryzen bedenken, dat een Koning, die voor anderen de flaverny vernietigd heeft, zelf de flaaf is geworden van zoo veele meesters als zig daar maar toeopwerpen .' die voor de fchuldige gevangenen zelf gezord heeft dat hunne gevangenisfen gemaklyk . gemaakt wierden , terwyl men voor de zyne alle middelen uitdenkt om die zoo donker, zo» akelig te maaken als eenigzints mogelyk is. Deze zelve Vorst heeft altoos gezorgd, dat den ziekea be. hoorlykehulp en verlichting wierden toegebragt, hem weigerd men den geneesheer waarop hy vertrouwd, zyn onbefmet geweeten zocht men zelf te folteren. Hy heeft de verdraagzaamheid in den Godsdienst, ingevoerd , en hem weigerd men dien Geestlyken waarop zyn hart gefteld is, en die hy zyn vertrouwen waardig keurt, lodewyk. Sprak niemand voor my in de Conventie? d a c h e s v e. 6 ]a! myn Vorst, een kleene meerderheid heeft uwen dood befloten, daar noch veele onder ftemds, uit vreeze voor een opgezette hoop volks, welke fchreeuwden om het vonnis te doen uitvoeren, dan, er waaren 'er die zeiden, „ ik zie hier geene Rechters^ M dan  < 33 } dan wel befchuldigers, en het vonnis over tij word reeds by de gantfche waereld, by de uitmuatehdstc' Rechtsgeleerden deezer eeuw, wederreehteIyk genoemd. LODEWYK. Zwyg dog Ma'esherbes , zwyg myn vriend van alle mishandelingen die my zyn aangedaan! Laatea wy de wraak daarvan aan den Hemel bevooleri laaten en daarin berusten. DU CHESNE. Wie kan 'er zwygen Vorst.' wanneer hy alles overweegd en een menschlyk hart in zynen boezem draagd. Wanneer hy al'e de mishandelingen ov«* denkt, die u zoo wreedelyk zyn aangedaan, dit is ónmooglyk. — Wat heeft die waardige Koningin, de dochter van de groote Maria Therezia, datpronkjuweel aller vrouwen, niet geleeden! — welke doodsangften heeft die Vorftin niet uitgedaan ! met welke ysfelyke benaauwdheden zal haare grootmoedige zisl niet nog te kampen hebben! — Heeft men hair niet in de noodzaaklykheid gefield om de laagfte huisfelyké bezigheden zelf te verrichten! Met de tytels van Koningin , van Gemalin, van Moeder, fpot men ; alleen worden die gebruikt om de Vorstin te bekedigen en haar droefheid volkomen te maaken* E tas  ( 34 ) Myn hart en ziel is getroffen tot in haar binnenste, ftaak dog, bidde ik u, met deeze tedere woorden; verder aan te roeren. malesherbes. De overweeging van alle de mishandelingen, zynniet te verkroppen, ik kan 'ernaauwlyks vanzwygen,, en zal ze nimmer vergeetan. De zuster des Konings, die zig op haare engeblankette Codsvrugt, op baare: zuivere deugd mag beroemen , valt men aan doori fchand , door bordeeltaal, de beestachtigfte onbe"' feboftheden doed men die Princes hooren, om haare i ziel op de tederfte plaats te grieven. En ce kinderen! groote goedheid! hoe handeld men met die kinderen 4 welke zelf voor hunnen Vader, zoo hyfchuldig ware, genade mossten verwerven, die kinderen doed men in tegendeel in dat onfchuldig lyden deelen, 't geen hunne ouders ondergaan. — Kunt gy dit wel gelooven Heer Geestlyke! kunt gy dit gelooven, en dan deeze Vorst nog een veroordeelde misdaadige noemen ? Bi echtvader. Maar, myne Heeren! wat baaten nu alle deeze everweegingen? de tyd is waarlyk te kostlyk, o.n die daaraan te befteeden. De veroordeelde Koning is nu zyn lot bewust, en zyne Rechters vergunnen hem  ( 35 ) hem de genade , om zig tot zyn fterfuur te b* reiden. „ ,, „ IOBIWÏ.4 Hiertoe, myn Heer.' herhaale ik nog eens, ben ik reeds bereid, en daar de bede om drie dagen uitftel van de executie te mogen verwerven, my van de hand word geweezen, zoo heb ik des te meer reeden my te verblyden, dat ik myne eeuwige zoo min als waereldlyke belangen niet hebbe verwaar* loost of uitgeteld, en het op de genade van hen dia zig de rechters van hunnen voormaligen Souverein noemen, niet heb laaten aankomen. - Eene kwelling is 'er nog die myn hart en ziel beroerd. MALESHERBES. En waarin beftaat die myn Vorst? LODEWYK. Om myn lot aan myne Familie bekend te maaken, en aan myne Gemalin en Kinderen het laatst vaarwel te zeggen. » MALESHERBES. Ach myn Koning! laat deeze zwaarigheid u niet te zeer bekommeren, hoe hart het my ook vallen m0g- ik zal die zwaarwichtige post op myneemen, en my tot dat einde, door Clery verzei J, by de Koningin vervoegen; Haare Majefteit tot een bezoek mnrhfirfiirfen. en fiaauwlvk haar van ter zyde te kennen geeven , welk rampzalig lot u te beurt aoude kunnen vallen. T E a  LODli W y k. Tot op het laatfte oogenblik toondgy myn vriend, myn tweede Vader te zyn. é Waare ik in ftaat om alle uwe goedheid, eerwaarde man, te erkennen' M A 7, e s ii e r b e s. ö Spreek dog van geene erkentenis. Bezat ik duizend leevens myn Vorst, hoe gewillig zou ik die tot behoud van uw dierbaar, voor het gantfche Ryk zoo heilzaam leeven, niet opofferen. (Du Chesne tegen den Biechtvader.} Vind n yn Heer myn yoorgeftelde plan goed ? BlCHT VADER. Zeer goed myn Heer! ik zal ondertusfehen den Koning onderhouden. l o r e w y k. De Heeren zullen my door deze dienst zeer ver. plichten. Ik zal uwe terugkomst met verlangen te gemoet zien. — Ondertusfehen verzoek ik (tegen den Biechtvader) om voor cenigen oogenblikken myne vryheid te mogen hebben. (De Priester treed in eene Zykamer: de Malesherbes wenkt Clery, gy fpreeken eenige ocgenMikken fluiflerende t'zamen, buigen zig eer. fyiidig en vertrekken.) ZESDE TOONEEL. lodewyk Meen. Dit is de ,zwaarfte, en ik moge wel zeggen de* ftnigfle post die my op deeze waeieid nog bekommerd, -=5  C 37 ) meni — de doodl hoe ysfelyk ons die ook mo£e worden afgemaald, zie ik onverfchrokken, zie ik zelf met blydfchap te gemoet, om dat ik de volmaaktfte gronden , de zalige verzeekering in my voele, dat door het ter neder vellen van deze logge, deze nietige rcmp, myne ziel voor eeuwig in de handen van haren Schepper zal terug keeren. —ró Voorfmaak van Hemelfche Zaligheid, die ik in myn binnenfte reeds gevoele! — Dan, het is niet dan een voorfmaak, het wezenlyke ontbreekt'eraan, door de gedachten, dat ik haar, diemyopdewaereld het liefsteen dierbaarfte was, dat ik myn Gemalin voor eeuwig moet verlaaten! dat ik de banden der natuur moet verfcheuren, en myne kinderen , die my dier» baardcr dan de appels myner oegen waren, het laatfte vaarwel moet zeggen , voor de aller laatfte maal omhelzen. Dan, wat murmureerd gy myne ziel! hebt'gy niet duizend redenen om de Algoedheid te looven over het zalige vooruitzicht, 't geen in uw hart ge. vestigd is, kunt gy de verwisfeüng van uw ftsatwef anders dan aHergetukzaJigst noemen, enzoudendan waerêldfche bedenkingen u dit lot onwaardig maa- ken ? Ydele gevaarlyke gedachten , wyk van sny! -—■ Engy, grcoteHemeimonarch.'onderfteun myn hart en geest, laat myn vertrouwen op u my nin.mer verlaaten, fta my by in alle treffende ont jnoetingen, en laat myn hart alle waerêldfche belangen ter zyde kunnen nellen, en ajleendeszelfs vertrouwen op u vestigen! word myn gebed .verhoord, dan ben ik alle waerêldfche zwarigheden te E 3 h«.  C 38 ) boven, en myn dood, hos gev/eldig die ook fchy-' nen moge, zal myne heerlykfte overwinning zyn. —■ Daar zie ik demy toegefchikte Biechtvader weder; ikwil den man wel fpreeken, en net beste van hem hoo. i pen , (De Koning gaat hem te gemoet, zy treeden beide ' *n een vertrek, waar op een Achterjchtrm opgaat, waar i door 't Toneel in't Eetvertrek van Lodewyk de XVIde,, in den Tempel, veranderd word.) ZEVENDE TONEEL. De KONINGIN, de DAUPHIN, deDAUPHINE, Madame ELISABETH, welke door de Achterdeur van HToneel, rfooMALESHERBES en CLERY worden binnen ge)eid. KONINGIN. Wat troost in myne drukkende omftandigheid! welkeen vreugd voor ons, Mynheer de Malesherbes, u, een Vriend v,an beproefde trouw en deugd nog te mogen zien en te begroeten! M A L E S H ï R B E S. Tot veel giooter blyjfchap, Mevrouw! zou my deze eer (trekken, ind;en ik uwe Majeftsit zoo wel als de Koninglyke Famielje in voordeeliger omflan. digheden. en op eene plaats meer voor hunnehoo. ge tegenwoordigheid gefchikt, myne eerbied mogt betuigen; dan wy moeten ons in dit lot getroosten, en ons vertrouwen vestigen op Hem by wien uitkomsten, in de naarfte omflandigheden, ja zelf tegen den dood te vinden zyn. Ma.  ( 39 5 Madame elisaieth. Uwe komst Mynheer! die ons alleraangenaamst Js , voorfpeld my niet veel goeds te zullen vetneemen. Myn hart klopt en beeft, . Myne benaauwdheid is niet uittenpreeken. Ach myn Heer! hoe heeft het myn ongelukkige Broeder, hoe vaart de Vorst in zyne zoo harde als ongelukkige i verdrukking? malhesherbes. De Koning toond Mevrouw in alle opzichten, dat hy de grootmoedigfte Vorst is, die Frankryk ooit i heeft befchouwd. Zyne ftandvastige ziel ftaat pal gelyk een koperen muur, en welke orkaanen | van vervolging, van wreedheid, van moordzucht, 1 daar ook tegen aanbulderen, hy is onverwrikbaar, ï en zyne blaakende Godsvrucht is zyne gidze, zyne j getrouwe Sefchermengel. IDS dauphin e. Waren wy zoo gelukkig, d;st onze harten daaromtrent mynen ongelijkkigen Vader mogten evenaaren! Maar . CLERY. Ja Princes 1 die dus gefield is, die dus op gronden van zekerheid als uwen Koninglyke Vader, denken en fpreeken kan, die durft de grootlle vervolgingen, de dood zelf, gerust onder de 'oogen zien, en kan ter aller uure voor den grooten Rechter van. Kemel en'Aarde, van zyns daaden verantwoording deen. K 1 °'  ( 4° 5 KONINGIN. Ik vrees, ik vrees voor de allerfchriklykfte tyding, myne dierbaare Kinderen.' dit bezaek heeft zekerlyk zyiceden. —^ De Heer Malhesherbss fprak . zoo eeven van den dood; de Heer Clery Iaat daar ■ ook iets van in zyne reeden in vloeijen. — Lieve Hemel! zcu myn dierbaare Gemaal reeds aan het doelwit zyner Vyanden zyn overgegeeven, zou hy reeds ten prooije van hunne onverzadelyke wreedheid hebben moeten vtrlTrekken ?.., Ik bidde u myne heeien, ik fineeke het u op het allerernstigst, laat my niét in de knellende onzekerheid , is de gevreesde dag gefchied, zeg het my, de Hemel zal mydan hoope ik dien zegen vergunnen, dat myne benaauwde z'el de gezaligde fchim van mynen djerbaaren Heer en Koning, myn Gemaal zal navliegen, om van myrie vyanden ontfiagen, voor eeuwig met heiri verïënigd te zyn. MALESHERBES. Bedaar dog Mevrouw, bedaar, met zekerheid kan ik u berichten, dat de Koningieeften welvaart:' s' Vorsten verlangen is, om zyne hem zoo hoogge'. liefde Famielje te zien en te omhelzen, en om daj eene veirasfing ontfteltenis by de voistelyke Perfoo :< nen zoit kunnen verwekken, heeft de Koning ons. ; gelast u daar voor af van te verwittigen; KONINGIN. Welk eene blydfcbap! welk eene blydfchap.' zoti het  ( 4i "1 het zyn, indien deze gewenschtekomst, my geanö akelige gevolgen voorfpelde. Dauphin. Ik zal myn lieve Vader dan zien! o wat zal ik hem omhelzen f hoe zal hy my in zyne armen neemen, en weer duizende van zyne goedheden betoonen! al kwamen dan al de kwaade mannen om my weder van hem te ontrukken, zy zouden 't niet gedaan krygen, ik zau hem niet los laaten: en gy Males. herbes, gy goede oude Heer.' zoud my immers wel byftaan. mal II Hl B B I s. (Hm teder omhelzende.') Ja wel, myn lieve Prins. koninci n, Maar myn waarde Malesherbes, myn getrouwe Clery, waarom ichreid gy? — zou het ook de laatfte maal zyn dat wy dien dierbaaren VorstiaanfchouW'" den? Myn hart voorfue]d my.... malesherbes. De Hemel geeve het tegendeel, Mevrouw ! dei Vorst leefd en zoo lang 'erleevenis, is'erookhoo»\ Madame elizaseth. ó Ysfelyke woorden!  t 42 > DAUPHIN E.' TMrbelz'nnig.' dan , helaas! van veel, van d£ fcbrikkelyfte betékenis, KONINGIN. Ja, myn hart zegd het my, de flagisnietgefchieJ, maar ftaat te gefchieden. De bloedhonden in wijl magt ons aller leeven is, zyn my te wel bekend dan dertusfchen , laat ik de eer hebben om degezamentlyke Koninglyke Perfonages in deze tedere ontmoeting alle mogelyke bezadigdheid aan te raaden. Laten wy denken als Menfchen, als Christenen, en laatcn wy ons aan s'Kemelswiï, hoewonderlyk, hoe zwaar die ons moge voorkomen, biddende en vertrouwende , onderwerpen. Dat myn voorbeeld en 't geen nog ftérker is, het voorbeeld van den grootmoedigen Vorst hier in moge worden na. gevolgd, en dan, dan zullen die aandoeningen, die tog niet kunnen baaten, grootelyks verminderen. Madame elisaeeth. Indien 't in ons vermogen is Myn Heer! zullen wy uwen raad volgen, koningin. ó Hemel! onderfteun ons ook tot dat einde ! (Malesherbes en CLEEïtewm, wdfo de Zydeur- ^""■ï JT a ACHT,  ( 46 3 ACHTSTE TONEEL. (Het Tooneelblyftin dezelve gedaante, de Forftelykeporfnonen zitten by elkander in eene treurige houding. Alles is zeer ftil, en die ftilte word alleen cjoor zuchten en fchryen afgehooktn.) De Zydeur gaat open ; de Kojjing in eene bedaarde houding, komt 'er het eerst uit, verzeld door zyn Biechtvader, (die hy nog iets inluifterd,) de Heeren de Malesherbes en Clery. Zy flappen lang¬ zaam over het Toneel, en naderen de Kamer der ko. ningin. Alle vliegen den koning te gemoet. LODEWYK, DE KONINGIN, DAUPHIN, DAUPHINE , Madame ELIZ ABET H, De BIECHTVADER,MALESHERBES. Koningin. ó Myn Gemaal! myn dierbaare Koning! Moge ik u dan nog eens omhelzen! __0 Zielen-balsiem die alles overtreft! lodewyk. Myne Eclrgenoote! altoos de vreugd, de wellus,, van myn leeveu! onze byeenkomst is hier van korter? duur., alles wat het leeven ontfangen keeft, moet dit ook eenmaal verliezen; alles watt'zamengevoegd is, het beste huwelyk niet uitgezonderd, eenmaal ver-  C 4? 1 veibrocken worden, wy moeten hier in btrusten. als in de wyze fchikking der Voorzienigheid. Maar onze uitzichten moeten hooger gaan , wy moeten ons in die hoop, in die heilryke verwachting ver* blyden, dat wy elkander eerlang in eene alles over« treffende Heerlykheid s om nimmer te fcheiden, op nieuw omhelzen zullen. De Dauphin, (iu 'sKmings armen vliegends.) Ach myn lieve Vader.' nu ben ik weerby u, o ik zal zoo myn best doen om uwe lesfen te volgen: laat deze kus u hier van verzekeren, nooit zal iK weer ongehoorzaam zyn: maar myn lieve Papa moet my ook nooit meer verlaaten, dan zou ik waarlyk fterven. Dauphin e. Dat ik de knieën van mynen Vader omhelze, dat ik aan zyne voeten myn kinderlyke eerbied uitdrukke.' — ö dat myn« bede tot uw behoud mogen verhoord worden. Madame elisabeth. {hem tmhelzendeS) ó Myn waarde Broeder! l o d t w r K. Ach myne dierbaare panden! dat is teveel, dit is. meer dan ik draaien kan, — Laat my bedasren, gun  ( 48 3 gun my daar toe eenige oogenblikken. —^(Hy'veegii ter zyde zyne traanen «ƒ.) Ds Kojtingin (Den Koning los laxtende,1 ontdekt den Biechtvader.') Hemel! watzieik, welk'gezicht; een Geestely ke! 6 wat bëteekend dit? (De Koninglyke famielie gild deszeifs angften uit, elk jlaat met verbaating in de handen en vertoond'de flerk* fte tekenen van droefheid ) lodewyk. Hoe kunt gy hier van fchrikken? zie hier een duidelyk bewy's van de zorg, die men voor mydraagd.. Deze man is my tot mynen Biechtvader toegefchikt. . lodewyk. En tot wat einde heeft men voor u die byzondere : zorg gedraagen ? —.Een Biechtvader toegefchikt! lodewyk. Wel ja.' is dit niet voorzichtig? — Niemand weet immers hoe kort hier zyta tyd zal zyn, wy kunnen alle'; oogenblikken in eene onherroepelyke eeuwigheid op. geëischt worden, en hoe gelukkig is het dat wy dan: gereed tot die groote reis zyn Elks zorg, myns Dierbaare behoorde daar toeteftrekken. Xo,  ( 4* ) KoNIHGIH. ê Groote Albeftierder.' onderfteun ons! het vóft. liis is geveld, wy zyn- verlooren. -— Ik zie, ik ontdek het aan al den yslyken toeftei. Madame Ëlizabeth byna bezweken, en kunnende door /nikken en /chreijen geen woorden uitbrengen. De Dauphin (om den hals van zynen vader ze/lrengeld.) 0;:h Papa! gy moet niet van ons gaan, of gy maakt ons allen dood. •—- Luister eens myn lieve Vader! ik heb er wat op verzonnen; ik ken een heele groote Mi'itair , een Kaerel als een wolk, die zal ik verzoeken, dat hy my op de armen draa. •e, ik zal voor u aan alle hoeken der ftraaten om ;i?ergifnis fineeken : zy zullen het niét weigeren; want Wapen U met geduld, onderwerp U aan s'Hemels onnafpeurlyke, ontegenftreeflyken wil, enlaatvoor 't overige onze zaak, onze rechtmaatige zaak, aan Hem bevoolen. Wy moeten zyne gedachte wraak over onze Vyanden niet aftroonen; die zal zig ter zyner tyd, wanneer het Hem behaagd, wel opdagen. — Ondertusfehen is het my genoeg en myn eenige troost, dat ik met een gerust geweeten kan zeggen, ik fterf mfchuldig, en uw,myne dierbaarile panden.' joepe ik tot -getuigen, dat ik U met voorbedacht, zaamheid nimmer hebbe beleedigd; dat ik myne echt altoos als heilig heb befchouwd; dat ik myne kis.  ( ?r ) kinderen tot dus verre de beste opvoeding heb trac&i ten te geeven , en dat ik myne bloed ver wan dten nooit ineenige opzichten hebben benadeeld. Dus durf ik my ook beroepen op myne gewezenen Onderdaanen, fteeds heb ik hun welzyn met het welzyn van 't Ryk betracht, ik heb hun bemind, gelyk een Vader zyne kinderen bemind, zyn 'er dog die reeden meenen te hebben over my te klagen , 't is bui> ten myne fchuld, veel meerder buiten myn toedoen» dan ik hoop echter dat men my die zal vergeeven f en myne nagedachtenis daar over niet bezwalken. MALBSIIEREES. Welk eene grootmoedige taal! * C L E E y. Ik bezwyk. Nimmer heeft myn hart zulk een te« dere aandoening gevoeld. KONINGIN. Wat zal myn lot zyn o Vorst! van U verlaaten? Noodlottige dw3ng.' vervloekte kluisters! gy ver» hinderd my ommy voor de voeten van hen, diezig onze Rechters noemen, neder te werpen, al waren het Barbaaren, zy zouden te rug keeren. DAUPHIN E. Zy zyn erger als Barbaaren. Zult gy ons dan verlaaten myn Vader! ■ voor eeuwig verlaaten? welke akelige gedachten! K ONïNGIN. j G-roote goedheid / wat lot is ons befchooreri? G % moet  ( S2 ) öioet het bloed van hem, die het bloed, het !ee«' ven van duizenden, zoo vaak gefpaard heeft, dui baldadig, dus hemeltergend worden opgeofferd? Madame iLlüïETH. Myn Broeder! l o p e w Y k. Vaarwel.' vaar eeuwig wel, o myne dierbaare wederhelft, — In de eeuwigheid hoopen wy koningin. Ach fpreek dog niet van fcheiden.' — biechtvader, Wy moeten Mevrouw, detyd is kort. *— Mor-i genochtend, vxoe^tydig „—. Koningin. ó Beul! moet gy ook de doodfteek aan myn hart geeven?.,... Morgenochtend DAUPHIN E. En my*1 Vader is niet meer! - Be Koning zoekt zig te verwyderen'. hy neemt denl Bauphin in de armen, emhelsd hem, m zet hem neder tp den fcheot der Koningin, die hy omarmende, bym w zenhts verlaat. Vervolgens vervoegt hy zig by de Dnu> fhinc, elk na haren Jlaat vertroostende, 't geen alken dvom i Jnikken en kermen begntweor4 woti*  ( 53 ) KONINGIN- ■ Verlaat my dog nu niet, myn Lodewyk: geef mjn hart geen nieuwe doodfteek, om u morgenochtend voor 't gevreesde uur niet nog nader te zien. Gy moet, gy zult my niet verlaaten. Wy zullen dezen nacht doorbrengen met bidden, om het Alvermogen nog oiri een gewenschte uitkomst tefmeeken. Lodewtk (de Zaal in de rondte ziende.) Vaarwel! o dierbaare Panden! vaar eeuwigw=sl.' (Hy treed uit het vertrek, en word door de andere Heeren gevolgd. De Kening heft zyne oogen ten Hemel. De BiechtvaderJchynt zser tnverjchillig, in de beide andere Heeren doen hun best tm hmne Ucaancn en hartenwee te ver/moeren. t EINDE VAN HET TWEEDE BEDRYF. * 3 DER.  ( 54 ) EERSTE TOONEEL. (Vertoond liet gewoone vertrek des Konings. De dag», begindflskiwlyk aan te breeken. De Koning zit in een Sluimerende geftalte op een leuningftoel}. Lodewyk, Clery- Cl er y. (ziet op zyn Horologie.y 't Is byna zeven uuren. ,— Het licht begind reeds aan des Hemels kimmen zig te verfpreiden.om ; de ongclukkigfte dag dieFrankryk immer befchouwd: heeft, aan te kondigen. Ik moet myn plicht be. trachten en de zuivere snfchuld, mynen vervolgden, mynen dierbaaren Koning van dieaardfcheZaligheid berooven, uit de koefterende, de flreelende flaap. wekken die hem, helaas! voor 't laatst, nog ten deel I vald, — ó Zalige onfchuld! welke heerlyke glansfen verfpreid gy over uwe getrouwe aanhangelingen, , over uwe'aanbidders, tot in de laatfte ogenblikken.hoe fehoon, hoe treilende word de onfchuld in dit liefiyk weezen afgemaald ! Hoe heerlyk ziet mendie hier uiN < fchitteren! Hoe fchitteren uwe glanfen! met verwon-, dering, met eerbied, eene eerbied tot aanbiddens toe, ontdek ik die in dit aangezicht, inditKoninglyk, dit ?delmoedig aangezicht, daar gerechtigheid, daar  ( 55 ) onfchuld, daar vetrouwen, in de zwaarfte verdruk» iing , als op fpeelemeijen. Zalige , welza¬ lige Vorst! hoe heerlyk is uw lot 1 hoe uitmuntend uw voorbeeld! hoe fchrikkelyk dat van uwe vervolgers! — Eene ilag, nog eene onderwerping aan nyd, haat, afgunst en vervolging , en gy zyt voor dien troon, by Hem, daar gy uwen Troon, uw Ryk aan had opgedragen, om voor eeuwig deel te zyn van die onnafpeurlyke heerlykheid die "alle waerêldfche ver. beelding overtreft. — (de Koning beweegd zig.) De flaap, de laatfte flaap , welke den Vorst hier genie. ten zal, fchynt te verdwynen! — Hemel fchenk my daartoe vermogen. Myn Koning! lodewyk- Ha! Clery, Eene zachte maar dog eene verkwikkende fluimering is my overvallen. — Hoe laat is het myn vriend? clery, 'tls byna zeven uuren, myn Vorst, Lodewyk. Zeven uuren, dan word het tyd om my tot de groote reis te bereiden. — Weinige oogen" blikken hebbe ik maar noodig om de iteeven naar de plaats der begeerte myner vyanden te wenden. — Ik heb wel gehoord dat de Zeelieden, wanueer zy fpoed willen maaken, zeer handig zyn met hgt kap peri  < 56 ) pen van 't kabeltouw, nu mag ik immers my ook wel by een fchip vergelyken; een fchip, 't geen nil zedert vierjaaicn door de allerwoefte baarenmyner vyanden is geflingerd geworden ; en dus is het best dat . men der zeelieden voorbeeld met ffiy navolge. Èène ftap moet ik maar verder weezen, het anker is gekapt, en ik bereik die veilige haaven, daar myne afgetobde ziel voor eeuwig eene veilige ankerplaats genieten zal. —— Maar gy fchreid, Clery, wat is dit.' gy moet moed houden. Of men wat vroeger of laater van de waereld fcheid , wat verfchil maakt dit? eenmaal moet dit tochgefchieden. Kom, gy moet uw meester nog eens voor 'f laatst kappen, de haairen zitten my zoo verftrooid, de lokken zwieren zoo om myne fchouders, fteëk die öp, £00 hoog als mooglyk is , zy mogten veellicht anders hhiderlyk zyn. — Kyk Clery, ik ben 'ér zeer voor/ om voorzichtig te wezen. (Clery, byn* /moerende van zuchten, en overjiolpt van traanen, voldoed aan'sKonings begeerte.') Ziezoo, na is het goed, (dè Koning voêld r.a zyn Jiair) nu is myn hals vry, om den flag Ach! Clery, gy moet niet febreijen, wat kan u? wat keri my dit baaten? gedraag u gelyk het een manoetaathd', ik heb u nog veel te zeggen en tebeveelen,' «n de tyd is kort. CLERY. ó Myn Koning, myn dierbaare Vorst, doed my my dog niet volkomen bezwyken.  X 57 ) l o m w r Si f Verwerp die zwakheid. Ga zitten , hoor na myne bevelen, en volbreng, zoo goed het in uw vermogen is, 't geen ik voor het laatst van u begeer.—" (Clery gaat nevens den Vtrst-zitten.) Het affcheid nee» men van myne dierbaare Echtgenote en tedergeliefde Telgen is my gister avond zwaar, zóó zwaar gevallen, dat ik meende daar onder te zullen bezwyken; de Algoedheid heeft my daarin echter onderfteund, en ik ben die fchok, waarvoor ik meer dan voor duizend dooden vreesde, gelukkig te boven gekomen. Nimmer hebbe ik myne geëerbiedigde wederhelft eenige bede geweigerd, zoo lange ik met haar door eenegewenschtehuwlyksband vereenigd ben geweest j r.ooit hebbe ik myne famielie of kinderen in hunne hetaamlyke begeertens tegen gegaan, echter befchouw' ik het nu als eene voor my onvermydelyke plicht, om, daar ik op den rand des grafs ben, daar ik gereed fta om de eeuwigheid in te ftappen , om nu aai de laatfte begeer,.* van myne Vrouw, nog aan 't ver< zoek myner kinderen niet te voldoen. i De aaa< doeningen, waarvan ik gisteravond getuigen ben ge, weest, en waarin ik zoo zeer gedeeld heb, wenfche ik op nieuw niet te verleevendigen, en dus zou het niet ftrookende met myne onkrenkbaars liefde wezen om tot eene nadere byeenkomst te befluiten, ^, Betuig dit Clery aan myne treurende Gemalin; be. tuig dit aan myne ongelukkige Zuster, verzeker die H aan  ■f5* ) aan myne tedergeliefde Huwlykspanden, waarin ifei voerheen at myne aardfche zaligheid pleeg te nellen. Zeg hen, dat ik ten Hemel ga, met de vierigftei fmeekingen op rayne lippen voor hun behoud, voor: hun ee,uwig behoud, en dat myn laatfte gebed zat zyn, wanneer de dood reeds op myne lippen zwsefd; „ Hemelmajefteit.' behoed dit Ryk, en met dit Ryk! „ myne dierbasrfte Panden!" . Zie daar my| vriend! met deze betuiging fluite ik ook ten diem opzichte myne laatfte begeerten: deze voor anderen nietswaardige beuzelingen, maar voor my dierbaare: kleinodiën , ftelle ik u ter hand; Qiy geeft aan Clery1. ten kleen pakje ever.") 'er is byna niemand daar ik de: zelve, buiten u, aan zou vertrouwen, gsef, nar.yn verfchelden, dezelve aan de treurende Weduw over.: In het zelve zyn de hairen van myne Vrouw, van: myne Kinderen en myne Zuster, waarom ik haar verzocht, toen ik van hen moest affcheiden, en welke; ikeeven als hen aan myn hart drukkende, tot heden in mynen boezem gedragen hebbe.-fteldezelve hen we~ der ter hand.En deze ring (hy trekt eenringvan zyne vinger) zeg dat ik myn vinger met eene innige fmertdaarvan beroove. Nimmer, zoo lang ik myne waarde Echrgs noote gekend heb, is hy van dien vinger geweest daarhy i doer de toenaaalige Koninglyke Bruid wierd aanga. fchooven.Enu,Clery,uhebben ik nietvergeeten,gyzu!t i uwe Vorst niet onerkentelyk voor uwe getrouwheid I naar zynen dood omtrent u bevinden.En nu - nu heb Sc  C 59 ) P alles gezegd. Schrei niét meer»-Help myfchieiyk iri ■e kleding. (Clery voldoed/nikkende atn deze begeerte ;hy Ind zyn Meejler een prachtig gewaad. am , welke dit ter zyde werpt, zeggende:) Neen, neen-, dit Vest is genoeg, Nu deze mantel 'er over, en ik ben gereed pm myne. Verlosfers af te wachren. — Daar hoor ik reeds gerucht. Ja daar zyn zy, de boden des doods zyn welkoom.' TWEEDE TONEEL, De 'Vorioen, Biechtvader, twee Offi. ciers der Gendarmerie en GevoloBiechtvader.De reeden van myn komst myn Heer Capet, behoeve ik u niet te berichten, 't Is waarlykeen.harde post voor my, welke ik thans bekleede , dan ampt en plicht gebieden my dit. Is 'er iets op uw hart dat u nog bezwaard, en waaromtrent gy myn raad en verlichting nodig hebt? fpreek dan, 'tis nu nog tyd. De hier tegenwoordig zynde Heeren zullen zig dan wel voor eenige oogenblikken verwyderen, en, 't word reeds laat, om aan de bevelen te voldoen behoord 'er niet getoefd te worden. lodewyk Bekommer u deswegens niet eerwaarde Vader', myne tydelyke zaken hebbe ik ep de my best mogelyke wyze in 'order gebragt; na dat ik dien ailes overtreffende zegen in myn gemoed overtuigend ontH a dekte,  < 60 ) <£ekte, dat myne ziel met den Hemel bevredigt wasv t?n dus, myn Heer! bedanke ik u voor de aangebo.i dene verdere dienstbewyzen. Biechtvader, Tot aan het ftraftoneel zal ik u verzeilen, en myj met u in de koets begeeven, lodewyk. Gy moet awe orders volgen. Myn lichaam ver. langd om uit deze Xerker geflaakt ie worden, gelyk i myne ziel reikhalsd om van al het aardfche ontbon. . ien te zyn, en dus, myne Heeren! ik ben gereed. (Hierop volgd eenig Jlilzwygen; de Priester fchynt de , trder der Officiers af te ■wachten , welke hem i een wenk geeycn, im veort te gam Twee der Hee- • ren gaan veornit, en worden door des Koning met dcszelfs Biechtvader gevolgt Clery in dedesperaaU ■ JleJmding, door droef heid afgemat, volgd hen. fn 't voorly treeden van 't [vertrek der Koningin, hoord men een ysfeiyk gegil, en 'tgeroep van Echtgenoot ! — „ Dierbaare Echtgenoot! goedertieren Vorst! dl „ Koning.'—ó Beulen! — 6 ontmenschte Barban, , i, ren! ik, wy daagen u voor de Vierfchaar van..,"! (En het Scherm valt.) TUS-  ( 61 ) (Eene vertoning zo als ondtr het Pmrtret vm Lodewyk de XVIeie is afgebeeld. Na deeze vertoning vah't fcherm, 't welk weder tpgehaald wordende, 't vertrek der Koningin verbeeld, en 't derde bedryf vervolgt. Dit kan ook in de Vertoning van'tfpcl worden weggelaten, en 't Toneel enkel deor'iophaalen vm een Schutftlierm in 't vertrek der Koningin veranderd werden. DERDE TOONEEL. De KONINGIN, de DAUPHIN, DAUPHINE en Madame ELISABETH. KONINGIN. Ik nel my het allerakeiigfie voor .' myn hart door benaauwdheid als van een gefcheurd, doed my, my zelve als de.ongelukkigfte der Weduwen, myne kinderen , de tedere panden van de zuiverfie huwlyksliefde, als vaderlooze weezen befchouwen, Hoe yslyk is myn lot! welk fierveling had ooitkunBen denken, dat ongegronde haat, dat vervloekte partyfchap, zucht naar glorie, zoo verre zouden kunnen gaan, om de machtigde der Monarchen van den Troon te bonsfen, en van daar naar een Moordfchavot te fieepenj H 3 pen3  ( 62 ) Madame elisaieth. Ach! lieve Zuster, bedaar dog.' laaten wy nog hoopen, wy hebben nog reeden om ons met een tegengefielde uitkomst te vleyen. Misfchien koningin. Ach fpreek daar dog niet van; onze vervolgers, de vernietigers onzer grootheid en macht, de verdelgers van dit weleer zoo blseyend Ryk, rillen hun begonnen werk niet ten halve laaten ftceken, zy zullen niet rusten, voor en aleer zy het beraamde plan volkomen hebben volvoerd. Dauphin e. Welke ysfely'ke denkbeelden, welkeen droevig vooruitzicht doed gy, Mevrouw, ia myne gedach. ten opryzea. ■ Wanneer ik alles overweeg, dan is die flag-, welke myn Vader zou mogen te onderbrengen, ook myn hartenflag; dit verlies zal, dit kan. ik nimmer overleeven. dauphin. Zoude ik myn Vader niet wederzien, myne dierbaare moeder? zoude ik niet op nieuw in zyne liefde armen gedrukt, de tedere bewyzen van zyne liefde en goedheid ontfangen? K o n i n c i n» Qs Hemel geeveditmyn Zoc:ir myn lieveling! maar  ( 63 ) rnaar ik vreezehet tegendeel. — Dan, ontfang deze les , deze getrouwe raadgeving van uwe Moeder, die nog niet weet wat over haar beftöten, eii volkomen onkundig is wat ook haar lot zal zyn, ontfang doze le.;, deze raadgeeving van my, laat die (leeds in uw gehsugen geprent blyven. Komt gyooit aan't roer van ftaat, word U de Kroon op 't hoofd gezét en den Scepter in de hand gegeevcn; tracht dan niet naar wraak, maar gedraag u overeenkomstig met uwen Vader, betrouw op God en berust volkomen in zynen allerheiligften wil. Dit myne Doch< ter! is ook myne raad aan Ü! . > Myn tyd zal hier kort zyn , ik kan, ik zal-deze ilag niet overleeven ■ maar, dit bidde ik'u, laat myne raadgeeving in Uw hart geprent zyn, en verzuim nimmer gelegenheid om 'er uwen Erocder aan te herinneren. Dauphin. Ik zal altoos uwe lesfen onthouden, myn waarde Moeder; maar vergund my dan ook die vreugd, dat ik mynen Vader zien mag. K O N I N O IN. Ach myn kind! Madame elisabiib, Daar komt de Heer de Malesherbes. Wie weef of 'er geene gelukkige ommekeering door den Hemel verleend is. VIER  ( fi4 ) VIERDE TONEEL. De VORIG EN, MALESHER is ES. Malesherbes. Hoe! Zoo zeer ter neer geflagen myne Vorstin '. u zoo volkomen aan. de droefheid orürgegeeven, doorluchtige Princesfen.' laat ik u nog moed en hoop op eene gewenschte uitkomst, op eene heilzaame omkeering van zaaken inboezemen. Wy zyn waarlyk nog niet valkomen buiten hoop, op de ftemme des Volks is nogmyn vooruitzicht. Ik heb den Vorst in de koets zien treeden met die kloekmoedigheid en houding, welke in alle omftandigheden, zoozeer zyn koninglyk carafter kenfche'tfte Het Volk 't geen met duizenden byeen verzameld was, behield eene eerbiedige en doodfche ftiite; de meeste oogen waren vol liefde en eerbied op den monarch geves. tigd, de traanen zag ik aan alle kanten langs de wangen vloeijen, en men hoordé , fchoon dooi bedrukte Hemmen, roepen: gentdtl gautibl k,0 h i n g i n. Dat 'er duizenden zyn in dit Ryk, welke de dnoi van mynen gemaal niet begeeren, Myn Heer, daar aan twyffel ik geen oogenblik; dat zelf de party die ons Koninglyk Huis is toegedaan, die van de andere, onze vervolgers, verre overtreft, daarvan ben ik volkomen overtuigd. — Maar wat kan't geweld, de list, met helsch bedrog gepaart, niet te weegebrengen? Ma-  ( 65 ) MALESHEKRES. Ik weet dit alles zeer wel. — Dan wyzullen fpooi dïg van de waarheid der zaak onderricht worden» Daar is Ciery. VYFDE TOONEEL, De vorige». Clery. Hemelfehe Almacht! leeve ik nog, nadien flag gezien te hebben! na getuigen te zyn geweest van de wreedfte, de onrechtvaardigfte, de gruwelykfte marteldood, aan eene der beste mentenen, der goeddaadigfte Vorften, deroprechtfte Chriftenen, begaan ? Ja ik leeve! maar hoe leeve ik? — met het ysfelyk treuttoneel in myn hart geprent van de gepleegde wreedheid, van de affchuwlyke fchenaldaad aan mynen nu gézaligden Heer, aan den Vader5 de zorgdraagende Vader van milioeaen burgers, die hy als zyne kinderen befchouwde gepleegt!— Tot op het laatfte ogenblik verbeeldde ik my dat de beu. len van hun moorddaadig befluit af/tand zouden heb. ben gedacn, dat zy terug zouden zyn gekeerd en voor den blixem van Gods Mogendheid, die hen tog vroeg of laat treffen zal, gevreest hebben. Maar neen, myne verwachting is in rook verdweenen: De beste der Koningen, myn dierbaare Meester, leeft niet meer! Lodewyk deXVI, de welbeminde, wïlke zoo rechtvaardig disn naam verdiende, is yan aas jveidweenen , voor eeuwig gefcheiden , hy is I door  C 66 ) do«r de hand der boosheid, door helfche listen bekragtigd, ter neder geveld, hy is van onze harten afgefcheard, wy fterven, door zyn fterven duizend dooden, daar zyne Ziel, zyne gezuiverde ziel,voor den troon der Almacht, reeds in eeuwige glorie praalt. , . . ó Gezaaligde Engel! kunt gy my hoo ren, hoor dun na my.' zie op myne traanen, zie op de traanen van duizenden, die hohderde jaaren naar uw lyden, uwen marteldood nog betreuren zul > len! — Maar welk een akelig gezicht vertoond zich iiier! ?Daar zit de troosteloozeWeduw.daar legt de Dochter, dieheerlyke bloem, die rondsom van haar, waar zy zig ook wendde, zulke lieflyke geuren verfpreidde, als van haare fteel afgerukt, in eene kwy. nende in eene vertwyffelde toeftand ter neêr gedao ken! — En befchouw ik die tedergeliefde Zusier, de wellust vandegantfche Franfchewaereld, 'tcieraad, het pronkjuweel haarer Se?>! ö dan krimpt myn hart weg, dan worden myne ingewanden van weedom verteerd. — fn vestig ik myn oog op die onnozele jongeling, dat liefwaardij kind, dat prohkftuk der natuur, dat waare evenbeeld van zynen nu verhe, melden Vader, 't geen nu in den fchoot zyner treurende Moeder fchynt te rusten, wel dan, dan, ó Hemel ! is het te veel, ik moet bezwyken. —^ Rampzalig Frankryk.' ó wat zal.... koningin. Ach Clery gy vermoord pns. Dab-  ( 6? J dauphin ï. Ik voorfpel my het allerfchriklykst. — Myn Vader,... Clery uwe houding verkondigt het aller. CLERY. Verfchoon my Vorftin! ik ben wanhoopend, ik ben myn zelve niet meer. dauphin e. O Ysfeiyke toeiland! clery, Ik ben te fchielyk geweest om het uiteinde deï ongelukkiglïe zaak bekend te maaken. I O ï I S C 1 5. Och Clery, zeg my dog , waar is myn Gemaal ? Clery. .... In den Hemel Mevrouw. 1 kont n2g i N. o Doodelyke flag! Zoo heeft de boosheid dan haar rol vol uit gefpeeld ? Zal ik dan nimmer mynen Koning weder aanfchouwen? Clery. Ta , in eencn anderen ftaat Mevrouw , in den I % «mï  C 68 ) ftaat der volmaaktheid, ineenftaat, daar men van .geen vyandfchap weet, daar gy t'zamen eeuw uit eeuw in, de eeuwige vreugde fraaaken zult. Dauphin e. Dit is te 'veel.... Ik bezwyk (zy valt in onmacht, word op een rustbank gelegd, en net verloop van eenige minuten weder Ut haar zelve gebragt.) — ö Koning aller Koningen! hoe hebt gy dit kunnen gedoogen.' Madame Elisabeth. Waarom heeft de Hemel de verfoeilyke moorde* naars niet verpletterd! malesherbes. Laaten wy niet murmureeren Mevrouw! maar in s'Hemels onnafpeurlyken weg berusten. DAUPHIN. Ach myn Vader! myn lieve Vader! za! ik u niet meer aanfchouwen ? koning in. In welk een toeiland zyn wy gebragt! Myn hart word van benaauwheid als van een gefcheurd, — o Traanen.' o Zieletraanen , koom my te hulp om mynen overkropten boezem te verlichten van de ysfelykfte benaauwdheden, zwaarer dan de doods. angften zelf. Ach Clery ! getrouwe Vriend, ver>  ( 69 ) verhaal ons dog het uiteinde van mynsn Koninglykea Gemaal, ik moet alles weten, en dan.... t' Cl eey. 't Verhaal 't geen gy my vergt, Mevrouw! is beeter neg wat gezweegen ,• ik vreeze met recden dat uwe Majefteit zoo min als de verdere famielie daar tegen beftand zullen kunnen zyn. koninsik' Wy zyn tot alles voorbereid daar het alleiergfte ons reeds bewust is, en dus behoeft gy daar niet voor te vreezen. Clery. Ik zal dan aan dit treurig bevel,zoo goed mymor gelyk is, gehoorzamen. Na dat de Monarch een ige uuren van den laatftennacht inftille overdenkingen en gebeden had doorgebragt, beving hem eene zachte en verkwikkende fluimering', die byna tot het aan. breeken van den dag duurde- De Vorst ftorid overend.eeven onverfchilligof hy naar den Rykstroon,, dan naar een Treurtoneel moest (tappen: de onfchuld, de Godsvrucht met kloekmoedigheid gepaard, fchit- terden uit zyne oogen- Het was onnodig hem moed in te fpreeken, daar hy meer met my dan zig zelve te doen had. Hybevool my om zyne gekrulde hairlokken in eene groote krul op te fteeken; ver. volgens gaf hy my nog eenig bevelen , die ik op I 3 zJn  C 7o ) Zyn tyd volbreegen zal. Van één bevel moet fk my op dit oogenbltk kwyten, en dit beftaat hierin, dat Z. Maj. het volftrekt onvoorzichtig oordeelde om deszelfs dierbaare famielieopnieuw aan die treffende aandoeningen over te géeven, die er gister avond van weerzyde plaats hadden. - Hy vertrouwde dat deze ongehoorzaamheid aan Hwe begeerte, in overweeging van de omftandigheden, wel vergiffenis by' u zou vinden. Deszelfs laatfte gedachten zyn op zyne dierbaarfte panden gevestigd geweest en duizende zegeningen heeft hy daarvoor van den Hemel afge. fmeekt. KoNisb IN. Welk een kloekmoedigheid, welk een zorg voor zyne treurende famielie! C L X K Y. Na dat ik myne beveelen ontfangen had, kleede hy zig, daar myne hulp niet toe nodig was. — Zie zoo zei hy, zeer wel 'er uit ziende, ik ben gereed; dat de boden des doods nu maar kwamen! Op dit ogenblik verfcheen de Biechtvader met de andere Heeren verzeld, en na verloop van weinige minuten, traden zy gezamentlyk uit den Kerker naar bzneden in de Koets, die gereed ftond. Dezelve reed langzaam voort, tusfchen de Militairen, die in twee reyen gefchaard waren, en uit meer dan 60003 be> ftonden. Het volk, 't geen buiten dit op de been was, is byna onnoemlyk, en met dit al heerfchtte 'er zulk eene doodfche ftil te , daar men zig over moest  ( 71 ) moest verwonderen. De Koets naderde tot by het Treurtonse!; de Biechtvader ftapte 'er het eerst uit, gaf den ongelukkigen Vorst de hand, die vervolgens met bedaardheid de trappen opging, in dat opgaan tegen hem zeggende, Zoon ven den heüige Lodewyk'. gaat ten Hemel l Hier was het dathy rondkeek, en zyn begeerte fcheen tetoonen omtefpree. ken; hy begon dit ook, dan ken niet meer uiten, dan dat hy onfehuidig ftierf, en zyne Vyanden alles vergaf. Hy zou meer gezegd hebbtn, dan dit wierd door de Santerre verhinderd, welke riep, geen redeviering ! geen redevoering ! volvoer de Wet\ . Met een gaf hy order om den trom te roeren, en toen was het verftaanbaarfpreeken onmogelyk, zoo min als om te verftaan de woorden van verfcheide kanten uitgsboezemd , genade! genade ! Hier op zei de Vorst, „ ik ben verlioren \ " — Ach! dat ik jnogt verfchoond zyn van 't verdere verhaal! Madame elisabeth. ó Wreedaardige Monsters! —. dan ga voort Clery. clery. Ik moet gehoorzamen. — De Beul naderde tot den Vorst, en wilde hem de handen binden, hy trad met verachting te rugge , dan dit baatte nier, men bond hem, ft iet hem naar 't akelig blok, in één ogenblik waren zyne voeten vast gebonden, in het daalen der plank riep hy, 6 Memel', zyt myn ziel genadig* _ Het nckblok daaldde, 't welk hem een vreefelyke gil, wegens zyne knelling deed gee- ven!  ( n ) ven. Oogenblikkelyk liet men de valbyl neder, dan het ftaal fcheen meerder mededoogen, dan de harten der omftanders te hebben; het weigerde te daalen, men deed zulks toen met geweld, dan het fcheen zyn kragt verloeren te hebben, de Beul was ge. . noodzaakt, hetzelve nochmaals met de handen neder te drukken. — Het trof ! en, helaas 1 de Vorst dien elks ; eerbied waardig was, leefde niet meer. malesherbes. Hou op Clery, gy verfcheurd jens aller harten! — ■ Ach Vorstin, laat dit droevig verhaal hier medeeen ] einde neemen. k o n i n g i n. Neen, myn waarde Malesherbes," neen, wy moeten alles, alles weeten , zie my aan, ik ben in my. ne Ziel bedroeft , dan ftandvastig en moedig in de i ongelukken, die my en myn huis treffen» ik ben hart, zeer hart in myne ongelukken, ben aan èe <] zelve reeds gewoon geworden, myne vyanden mogen my ook voor den byl des Beuls doen bukken, dan zy zullen nimmer hunne Koningin voor hun vernederd zien. Malesherbes. Ach Mevrouw, denk op uwe Kinderen» koningin. Schreid niet myne tederePanden.Panden der zuiverfte Huwlyksmin, fchreid niet, waarom zoude gy fcbrej- jen?  ( 73 ) jen, de flag is reeds getroffen, is onherroepelyk, uw Vader leeft niet meer! dan zyn Ziel, zyn onftervelyke ziel, zal eeuwig leeven , en, eenmaal! eenmaal! — zult gy, zullen wy allen, zo wy het pad der Deugd blyven betreeden, hem eenmaal, gelukkig, volkomen gelukkig, wederzien! D a u p ii i n. Ach Mce^er, ik zal altoos trachten de deugd te beminnen, en als ik eenmaal myn Vader wederzie, hoe zal ik hem omhelzen , hoe liefkoozen, dien goedaartige Vader, dien ik altoos zo teder bemind hebben. de kokiH gin (diep .geinff en.) Zwyg myn Zoon, uwe kinderlykeeenvoudigheid brengt my tot tranen , dan voleind Clerf. clery. Hoe zal ik kunnen.' De Scherprechter vatten het dierbaar hoofd by de noch overgeblevenen hairen, en het Treurtoneel rond gaande , vertoonde hy het aan 't Volk, de omftaande Burgers zette hunnen hoeden op hunnen Snaphaanen, terwylweeder anderen Scherprechters de afgefnedenen hair. lokken, en ftukken van zyne kleedereri", voor zeer duuren prys aan het Volk verkogten, veele omftandersMoopte hunnen neusdoeken en ftukken papier in het geftorten bloed, terwyl dit oogenblik de-liefde van veele Franfchen, voor een Vorst zich openlyk deed zien, daar zy de hun ten deel geworden kleederen en hairlokken op hunnen borst zettede, en met hunnen traanen befproeide, eindelyk men nam het ontzielde Lyk, het bloed afgeftorven overblyfzel, van myne afgeftorven dierbaars Verst op, K deed,  ( n ) deed het in een rhande, welke op een kant naasê het Schavot ftond, bragt het op 't Magdalena Kerkhof, aldaar mén het in eeh graf van zes voet wyt, en 12 voet diep inftortede, het graf met Ongebluste kift vullende, dit alles was in weinig minder dan een vierde uurs volbragt, zie daar het einde vaneen Vorst, die eertyds van zyn Volk gelieft was, die niets dan hun heil bedoelde, en welke men by deze omwenteling noch naauw twee Jaar geleden, de grootfche tytel van Herfteller der Franfche Vryheid toevoegde. koningin (haar traanen niet kunnende wed erhmden,) Ach.' ongelukkig Gemaal! Madame e lisaeeth. Ontroostbaar.' Ontroostbaar! : DAUPHIN. Myn Vader! myn Vader! D a u p'h ine, (Op een rustbed uitgejlrekt leggende , fchynd eensklaps als uit een ftillt ■•ervoering te oni' waken, en dus opryzende zegt zy.) Myn Vader!— MynVader! — Dood! — Dood!_ Groote Hemel! myn Vader dus wreedaardig vermoord.' ach! (met geweld zich willende opheffen,) ik vliege, ik eile hem naar, dat ik zyne zalige fchim moge verzeilen. (Zyzygdin onmacht, alle vliegenom haar hulp toe te brengen. ELisABETHrfe hand der Dauphine vattende, zegt: meedeDood! Dood.' è Gy zult veel • licht de uitkomst van onzer aller volteringen wezen, Ü7NDE van het DERBE in LAATSTE BIDRYF.