1095 F 32  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. r TE LEIDEN. Calal. h\. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  JULIA ARNOLD.   JULIA ARNOLD, T O O N E E L S P E l. te AMSTERDAM, by De Weduwe J. D O L L. 1 7 9 5.  PERSOONEN. arnold. julia arnold, Dochter Mevr. arnold, Moeder arnold/» >.vandenHeer „ , arnold. 1'redrik arnold, Broeder ka rel, Neef x J Jiifvr. schults, zyne Vriendin. criARLOTTE, Vriendin van julia. Mevr. anderson, Moeder van cuarlotii. bediendens van de Heer arnold. JU'  JULIA ARNOLD, TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF, Het Tooneel verbeeld een prachtige Zaal in het Huis van Arnold. EERSTE TOONEEL. ARNOLD, Jllfvr. SCHULTS. Jufvr. SCHULTS. Hoe is 't my mogelyk, Mynheer Arnold, om myne dankbetuigingen te matigen, daar gymymetzo veele weldaaden overlaadt? ARNOLD. Zwyg hiervan , Jufvr. Schults, gy moet by my blyven, het bellier over myn huishouden op u neemen, en te gelyk de Leidsvrouw zyn van een jong meisje, dat nog geene ondervinding van de waereld heeft. A Jufvr.  2 JULIA ARNOLD, Jufvr. SCHULTS. Dat zijn beide gewigtige posten, Mynheer! die gy my opdrangt. Ik befluit hieruit dat gy myn charakter wel moet kennen. ARNOLD. Ik ken veel edele trekken uit uw charakter \V? t de gefchiedenis van uwe Vriendin betreft , hiertoe zullen wy een beter tydftip kiezen. Na den middag rnaaltyd zal ik gelegenheid hebben u hierover met opmerkzaamheid te hooren. — Vooraf moet ik u zeggen dat ik heden een jong en beminnelyk meisje tot gast hebbe,dat gy voorzeker zult beminnen. — Zie daar myn Neef! zyn gelaat fchynt verwilderd; hy wil my misfehien alleen fpreeken! {Jufvr. Schults vertrekt.') TWEEDE T O O N E E L. ARNOLD, KAREL. K ARE L. ^Vergeef het my, lieve Oom, dat ik, zonder my eerst te doen aandienen, by u koom! .— Ik hoop Jiiet dat ik u ftoor in uwe bezigheden? ARNOLD. Die heb ik reeds verricht. — Maar , gy fchynt 20 verlegen, zo verwart, wat fcheelt 'er aan? K A-  TOONÊELSPELt 3 K AREL. Ik weet niet of ik het durf wagen — doch ja, voor u zal ik myn hart openen; uwe Moeder heeft weleer u ook veel verdriet aangedaan, zy veroorzaakt my heden geen minder leed. Gy bemindet, en zy ftond uwe liefde tegen. — Zy is myn Groot-1 moeder, en als de zodanige moet ik haar achten; maar wat is zy heerschzugtig! wat heeft myn moeder , in haar leven, dikwils voor haar gebeeft! Ik heb ook Wel bemerkt, oom, dat gy tegen den overheerfchenden toon, op welken zy regeert, niet beltand zyt, niettegenftaande uwe omftandigheden u zo geheel onaf hangkelyk van haar maken. ARNOLD. Onaf hangkelyk? Van myne Moeder? Gy dwaalc van 't fpoor, lieve Neef! Ik bemin en acht myne' Moeder! 't is waar, dat zy my weleer bitter deed lyden, maar de gronden, waarop zy myne liefde wederftreefde , deeden my overtuigend zien , dat ik eene niet minder tederhartige dan geftrenge Moeder had. Ik was destyds van uwe jaaren, ook genoegzaam van uwe geftalte en levendigheid, en verliefde op een meisje dat van geen voorname familie en niet ryk was; alles wat zy my kon aanbrengen, was deugd en fchoonheid. Hierby kwam nog, 'dat haar Vader , wegens een valfche befchuldiging ve*- olgd, het land moest verlaten. Zy was dus een A a jou-  4- JULIA ARNOLD, jonge ongelukkige, die door haare rampen myn hart juist te meer trof. Een openbaar huuwlyk was voor ons onmogelyk ; vvy lieten ons dus in 't geheim , onder verdichte namen, zonder cenige plegtighedeu en zonder de bekragtiging van den Priester, trouwen. Dan myne Moeder ontdekte weldra deeze onze geheime liefde,zy fpaarde geen vermaaningen, verwytingen, beltraffingen; zy wendde alles aan om my van de lieveling myner ziel aftetrekken, maar ook dit alles was vergeefs myn liefde was te fterk, dan dat ik myne Moeder niet zou hebben wedeiftaan. Ik overhaaste my,. en was dus zelf oorzaak dat men middelen in het werk ftelde, die ik nu niet zal berispen. Zy zond my, gelyk gy weet, naar America, doch met een fommegelds, waarmede ik myn eigen fortuin kon maken. De liefde maakte my voorbeeldig werkzaam; ik verlangde naar rykdom, alleen om myne Echtgenoote eenmaal met allen luister in de groote gezelfchappen te doen fchitteren. Na verloop van zeven jaaren kwam ik met ontelbare fchatten in myn Vaderland terug, maar, zy was dood! — Vergeef my deeze traan. — Haar dood trof my zodanig dat het voör my onmogelyk ware, in myn Vaderland te leeven! Ik ging ten tweedemaale naar America , en verliet dit anders-zo gezegend oord, om de onlusten, die daar thans plaats hadden., Ik zal nu in myn Vaderland blyven, om myn geluk te deelen met een jong  TOONEELSPEL. 5 jong meisje, dat, wel is waar, arm, maar ook fchoon en deugdzaam is. KA REL. Hoe? ARNOLD. Zy acht zich alles aan my verplicht. Aanzien, geluk en opvoeding, ja zelfs de nodigfte behoeften des levens. Ik weet dat zy my als haaren Vader en weldoener bemint en acht. Deeze gewaarwordingen zullen duurzamer zyn dan de gloed van een fpoedige opbruifchende liefde. K AREL. Maar Oom , waar vond gy dit meisje ? Gy zyt misfchien haar voogd? of.... ARNOLD. Een zeer gelukkig toeval, of veeleer de Voorzienigheid heeft my haar gefchonken. Vóór dat ik ten tweedemaale naar America reisde, treurde ik niet alleen over den dood van myne echtgenoote, maar ik kwelde my ook met de gedachte of zy my misfchien niet een pand onzer liefde op de waereld had nagelaten? — Ik deed alle moeite om dit te onderzoeken, maar alles was vergeefs. In die zielgrievende twyfeling verzonken, ging ik, des daags voor myn vertrek, door de pieterftraat; op het oogenblik komt een jong kind, dat op de kerktrappen zat,naar ■my toe, en bid my om een aelmoes. De ftem van dit kind was zo zielroerend voor my, dat het my A 3 door  6 JULIA ARNOLD, door de ziel drong. ,, Ik ben eene arme Wees , Mynheer!" riep het „ die noch Vader, noch Moeder, noch eenige Vrienden heeft." Ilaare gedaante had, niettegenftaande haare armoedige kleeding, zo veel fchoons, dat het my toefcheen, dat zy niet voor de armoede en ellende was geboren. Zy zou my getroffen hebben, hoedanig ook myn ziel ware geriemd geweest; maar nu, nu myn hart door Vaderlyke aandoeningen zo geheel was vertederd, daar het my mogelyk fcheen, dat ook myn eigen kind foms in zulk een droevig lot omdoolde, terwyl de verbeelding my zodanig verbysterde, dat ik zelve de gelaatstrekken van dit kind gelyk vond aan die van myne overledene Echtgenoote; in deeze aandoenlyke en tevens llreelende begoocheling nam ik het kind op om hez hartelyk te kusfchen, drukte het tot ftikkens toe aan myn hart, en begon overluid te fchreijen, toen het my vraagde „ of ik ook zyn Vader was, dien het had verloren." — Dit tooneel blyft voor my een van de fchoonfte van myn leven. Ik ging met dit kind aan de hand naar zyne armoedige wooning, die in de voorftad was, en vond daar een arme zieke Vrouw ; van deeze kon ik echter niets meer vernemen, dan dat dit kind aan een zekere Jufvrouw Schults, door een Vriendin van haar, die gellorven was, was nagelaten, en deeze Jufvrouw op een zeer onfchuldige wyze in de gevangkenis geraakt,  TOONEELSPEL. f makt, had hetzelve weer aaii een andere Vrouw ter min gegeeven, die het echter, om dat het gewoone kostgeld niet meer wierd betaald, niet langer by zig wilde behouden. De vrouw, die ik in de hut vond, was een Bedelares; dit alles deed my nog meer beiluiten om dit kind geheel aanteneemen. Ik beitelde het op het oogenblik in een kostfchool, alwaar het een goede opvoeding genoot en nuttige bezigheden leerde. Toen ik onlangs uit America terug kwam bezocht ik aanftonds myn lief Weesje. Ik vond haar fchoon en bevallig. Ik had haar naauvvlyks myn naam genoemd , of zy riep uit: ,, Ach myn weldoener! omvatte myne knieën, en kuste met de vuurigfte erkentenis myne handen." Ik ben ryk , ik ben ongehuuwd,benpas zesendertig jaaren oud, waarom zou ik haar niet trouwen? KAREL. Waarom niet? ARNOLD. Ik ben ook in myne nafpooringen zo ver gelukkig gedaagd, dat ik Jufvr. Schults heb gevonden. Zy weet niet dat ik het pand bezitte dat haar van haare vriendin was aanvertrouwt. Ik ben verlangende om te zien, of zy Julia fpoedig zal herkennen; KAREL, ■ Julia is haar naam? ARNOLD. ! Ja, ik moet het haar zeggen, doch ik wil haar A 4 van  8 JULIA ARNOLD, van het vermaak, om de ontdekking zeivete doen niet berooven. Als deeze is gefchied, zal ik van 't geene myne Julia betreft nog veel meer verneemen. Ik bemin dit meisje onuitfpreêkelyk! KAREL. Maar Grootmoeder? ARNOLD. Ik heb eerbied voor haar, ja ik ben 'er trotsch op, zulk een Moeder te bezitten! doch ik belyde u openhartig, da tik geen echtgenootezou verlangen die haar charakter evenaarde. Haare groote rykdom, haare geboorte ver boven die van myn Vader, moest haar, volgens myne Helling, noodwendig, heerschzugtig maaken, vooral daar myn Vader door zyn zachten en vredelievenden aart haar geen den minnen tegenHand bood. Hy geloofde dat hy aan zulk een fchoone weerhelft, en die onder een aantal medeminnaars hem tot echtgenoot hadgekoozen, veeleer achting en dankbaarheid fchuldig was. Hy droeg dus zyn lot met geduld, zonder ooit hier over zig te beklaagen. Ik prys het gedrag van myn Vader, hoewel het my nimmer tot een voorbeeld dienen zal. KAREL. My ook niet, Oom! ARNOLD. Dus, lieve Neef! dacht ik reeds voor vyftien jaaren. Men floeg my een ryke party voor , dan ik wees die van de hand. Wel is waar dat ik toen myn over"  TOONEELSPEL. 9 overledene echtgenoote reeds beminde, maar ik ben verzekerd, dat ik dit huuwlyk zou hebben afgellagen, al was myn hart ook geheel vry geweest. KAREL. Deeze gevoelens zyn ook de myne; nu heb ik moeds genoeg, lieve Oom lom u myn toeftand geheel te ontdekken. ARNOLD. Nu eerst? wel ik dacht dat ik reeds openhartig genoeg met u over myn zaaken had gefprooken om my op uw beurt ook uwe geheimen te vertrouwen. KAREL. Een paar woorden zullen u alles ontdekken — Ik bemin! ARNOLD. ö , Dit is misfchien een opwellende drift uwer jeugd die weer even fpoedig verdwijnt; op uwe jaaren, bemint men alle meisjes. KAREL. ó Neen, neen! myn liefde is voor eeuwig! kom flegts met my en aanfchouw dat hemclsch gelaat, dit zal u een denkbeeld geeven van de Merkte myner hartstocht. Zy is een meesterftuk van de hand der(Natuur, Godlyk fchoon, teder, vol fchaamte en zedigheid, vol gevoel! — Oom ! Gy bemint my? ARNOLD. Ja lieve jongen! ik ben u hartelyk genegen. A 5 KA'  10 JULIA ARNOLD, karel. En hierom beloof ik my zelve een gelukkige uitkomst myner zaak. Gy zyt ryk en kunt myne oogmerken begunstigen. Ach myn Oom! ik laat myn lot geheel aan uover; ik ben verzeekcrd, dat, als gy dit godlyk meisje maar eerst hebt gezien , gy myne keus zult billyken. Wanneer zult gy haar zien? arnold: . Morgen, lieve Neef. karel. Morgen ? arnold. Ik weet hoe driftig een verliefde is, maar vergeef my, het is my heden onmogclyk haar te zien. Ik heb zelf meer bezigheden voorgenomen, dan ik zal kunnen afdoen. karel. Nu dan morgen? Gy zult het dan toch niet langer uitftellen ? arnold. Neen , zeker niet! Hoor eens, om u een weinig te verflrooijen, moet gy dees middag by my ter maaltyd blyven. Myn fchoon weesje en haar beminnenswaardige vriendin zult gy ook aan tafel vinden. D E Rr  TOONEELSPEL. u DERDE T O O N E E L. de v00rigen. een bediende, Daar is Mevrouw uwe Moeder, Mynheer! karel. Myn Grootmoeder? » (_ffy fnelt weg.") arnold, Dat is my aangenaam, ik zal myn plicht by haar gaan afleggen. Doch ik zie haar reeds. VIERDE T 0 0 N E E L. arnold, arnold de oude,Mevrouw arnold, fredrik arnold, arnold. ÏJartelyk welkoom! myn achtingwaardige Ouders} welkoom, lieve Broeder! Mevr. arnold, rondziende. Waarlyk! uwe nieuwe wooning is zeer fchoon, ze is prachtig ingerigt en geeft my blyken van uw groot fortuin; ik verkoos u te gaan zien en uw Vader en Broeder hebben my vergezeld. arnold. Ik ben aangedaan van blydfchap dat ik u allen hier by my mag ontvangen. a r*  12 JULIA ARNOLD, arnold dc oude. Uwe Moeder wilde u gistren reeds bezoeken, myn zoon ! zy is in alles, wat u maar. betreft, zo bekommerd en zo bezorgd voor u, als of gy nog een kind waart. Het is alles moederlyke tederheid. a rn old. Ik weet dit, myn Vader! ik weet dit. Ach, kon ik, myn geheelen leeftyd door, toch het geluk hebben zulk een goede, zulk een oplettende Moeder te behouden! ó Myne Moeder! De mensch heeft voorzeker een befchermengel, die voor zyn geluk zichtbaar waakt, zo lang hy nog zeggen kan: „ myne Moeder!" Mevr. arnold. Myn zoon! uwe achting en liefde treffen my, hoe meer ik u leer kennen , hoe dierbaarder gy wordt voor myn hart. f re d r ik arnold. Heb ik u niet altoos verzekert, Moeder, dat myn Broeder, waaren,kinderlyken eerbied voor u heeft? Mevr. arnold. Zyn alle die Bedienden, die my daar beneden ontmoeten, ook de uwe? arnold. Waarfchynlyk, zy maaken myn huisgezin uit, 't zyn alle brave lieden. Sta my toe dat ik ze u voorftelle. Kinderen, komt eens allen hier! FT F-  T O ONEELSPEL. 3 3 FT F DE T O O N E E L. Jufvr. schults, een jong meisje, andere BedienJ den. de voorigen. Mevr. arnold, op Jufvr. Schults wyzende. Deeze is zeker uw huishoudfter? arnold. Ja, Moeder! Ik heb deeze waardige Juffer het toeverzigt over myn huishouden opgedragen. Mevr. arnold. En waartoe dit jonge meisje? arnold. Zy is Jufvr. Schults reeds behulpzaam in haar post. Als ik eens trouwen ga, zal zy myn Vrouw toebehooren. Mevr. arnold. Zo veel Bedienden? En ook een page? arnold. ó, Dat is een goede, hupfche jongen! Hy is nog wel wat los; maar ik laat hem zorgvuldig opvoeden, en doe zelve zo veel aan hem, als in myn vermogen is. Mevr. arnold. Hebt gy ook een Rentmeester? arnold. Ja, moederlief! Mevr. ar-  14 JULIA ARNOLD, Mevr. arnold. Wel zo, wel zo! arnold, de oude. Wie is die dan. arnold. Die ben ik zelve. Deeze luiden zyn nooit ledig, zy hebben allen een dubbelen post om waar te neemen. een bediende. Maar ook een dubbel loon? arnold. Dat fpreekt van zelve. Dienst met yver waargenomen moet en beloond,en aangemoedigd worden. Mevr. arnold. Neemt allen uw plicht wel in acht, gy hebt een goed Heer; ik hoop maar dat gy geen misbruik van zyn gunst zult maaken. Nu, gy kunt vpor ditmaal wel vertrekken.— Uwe fchikking,myn zoon! behaagt my over het geheel, zeerwel. — Maar ik wenschte u wel eens alleen te fpreeken. Uw Vader en uw Broeder hebben bezigheden welke op haar wachten. fredrik arnold. Wyzien elkander welhaast weder, myn Broeder! en dan hoop ik wat langer. arnold, de oude. Vaarwel, myn zoon! ZES-  TOONEÉLSPEL, ï$ ZESDE T O O N E E L. arnold, Mevr. arnold. Mevr. arnold. Jk Iieb,by myn aankomst in uw huis, iets opgemerkt, zoon! Alle die my ontmoeten hebben zo iets gedwongens in hun gelaat; eenige bedienden liepen weg, weer anderen fcheenen te beeven als ik haar iets wilde vraagen. Zelf in het oogenblik dat ik hier in deeze kamer trad, vloog een jong heer, evenals een pijl nit een boog, door gindfche deur. arnold. Of myn hulsgenootenu vreezen, weet ik niet, maar dit weet ik, dat men u eert, wyl ik u eere. Geloof my, eerbiedwaardige Moeder! ik gevoel voor u een onbepaalde achting en tederheid. Mevr. arnold. Deeze wederliefde verdien ik ook , myn zoon ! zelfs myn geftrenge handelwys,metuin vroeger jaaren gehouden, was u een bewys, van myne hartelyke liefde. Het ware my immers niet mogelyk onze zo aanzienlyke familie te onteeren, door een huuwlyk 'toeteflaan met een meisje van zulk een laage geboorte. arnold. Ach ! laaten wy dat voorledcne niet weder ver- nieu-  16 JULIA ARNOLD, nieuwen en in onzen geest terug roepen! kust haar de hand.) Ik zal alles aanwenden öm de fou'ten van myn onbedreevene jeugd weder by u te herftellen. Mevr. arnold. Genoeg, myn zoon ! maar heden heb ik een even zorgelyk verdriet als toenmaals, en ik kom met oogmerk om het u mede te deelen. Gy weet, myn zoon, dat uw ouder Broeder nog nimmer zig tegen myn wil heeft durven verzetten. arnold. Dit weet ik. Mevr. arnold. Hy was my in alles gehoorzaam, gelyk het een zoon aan zyne Moeder betaamt; deed alles wat ik hem voorfchreef; hy ging, zelfs zonder de minfte onderzoeking, een huuwlyk aan, dat ik voor hem voordeelig keurde. — En zyn zoon onderneemt 't geen zyn Vader nooit zou hebben durven onderneemen; hy is weerfpannig tegen myn verbod, fpot met myn gezag, en is onverzettelyk in zyn befluit! — Hy dreigt zig zeiven 't leven te beneemen , en brengt hierdoor zyn ligt bevreesden Vader en Grootvader in* een geduurigen angst. — Ik bid u myn zoon! breng deezcn onervaren jongeling, wiens hart zig zelve zo zeer misleid, toch weder op het regte fpoor. — Hy is verliefd! — maar op wie? — op een meisje van den trant, met gefchilderde wangetjes, een verliefde for-  TÜONEELSPEL. z? fortuinzoekfter, zonder middelen , zonder geboorte. — Hemel! welk een eeuw beleeven wij, waarin de Mannen zotskappen geworden zijn! arnold. Sta my toe, Moeder, dat ik eenige van myne gevoelens hierover openhartig aan u mag voordragen. Mevr. arnold. Waarom niet,myn zoon?Een man van uwe jaaren heeft het recht om met vrymoedigheid over een zaak te oordeelen, mits hy evenwel de welvoeglykheid in 't oog houde. arnold* ' Ik kan, wanneer ik met myfte Moeder fpreek, die ik eerbiedige,deeze nimmer uit het oog verliezen. Gy gispt de Mannen, maar wat denkt gy dat de reden is, dat de Mannen fchuuw zyn voor het huuwlyk , of ten minden niet gaarne een vrouw willen hebben van grooten rang en middelen? Mevr. arnold. Zotheid, onberadenheid! arnold. Zou het niet veeleer de fpoorloze weelde * en de eigenzinnige en heerschzugtige luimen der Vrouwen zyn, die altyd bewust, dat zy veelgeld ten huuwlyk aangebragt hebben , haare Mannen dit by alle gelegenheden doen gevoelen en zich hierop nietwei- nig laaten voorftaan? Geloof my, Moeder! dit b oorznak dat veele Mannen de Vrouwen van rang B en  18 JULIA ARNOLD, en middelen fchuuwen. Een man die met zyn huuwlyk, huislyk geluk bedoelt, zoekt een meisje van minder rang dan hy zeiven, en vooral een meisje van minder middelen. Hy verlangt het hart van de vrouw, die hy gelukkig maakt,geheel te bezitten. Ook hoopt hy hierdoor afdwaalingen te verhoeden, waartoe de met fchatten uitgehuuwde vrouw maar al te dikwerf vervalt, en die het huuwlyksgeluk ftooren. Vergeef my deeze belydenis! Ik heb a vooraf verlof gevraagd om myne gevoelens over dit ftuk rondborstig en zonder omwegen te verklaaren. Mevr. arn old. Maar zoud gy niet uw eigen begaaneu misftap, hier een weinig hebben verdeedigd? arnold. In geene decle, de langduurigheid van tyd heeft reeds het fnerpendst van myn verdriet geleenigd, en— misfchien ben ik u voor de beletting van dit huuwlyk zelfs nog wel dankbaarheid fchuldig. Wat nu de zaak van onzen Neef betreft, wil ik wel alles be- i proeven om die naar uw genoegen te doen eindigen. Hy is op het oogenblik hier geweest, zo als gy in de kamer trad. Mevr. arnold. Dan was hy dat zeker, die,zo als ik inkwam,zig ; fpoedig weg maakte? arnold. Ja Moeder, hy heeft my tot de vertrouweling zy- I  TOONEELSPEL. icj zyner liefde gekoozen, en ik heb hem belooft om zyn Minnares te zien. Mevr. arnold. En gy zult haar gaan zien? arnold. Ja, om, als het mogelyk is, hierdoor zelfs wapenen te vinden tegen zyn fterke hartstocht. Mevr. arnold. Ik dank u by voorraad voor uwe deelneeming en moeite. < arnold. Die ben ik aan u fchuldig,Moeder!omuhet leed, dat ik u in vroeger jaaren zelve veroorzaakte, weer een weinig te vergoeden. Mevr. arnold. Het ftreelt my, myn zoon! dat gy uw begaaneri misftap nu zelve gevoelt. Ik wensch niets vuuriger dan dat gy, hierdoor geleerd, voor het toekomende voorzichtig zult zyn. Dan, hoezeer ik, zo lans; ik leeve, Moeder blyve en .myne rechten, als zftdanig, kenne, zoo weet ik echter dat uwe jaaren en uw eigen gelukkige omftandigheden u recht geeven om voor u zeiven eene echtgenoote te verkiezen. Dusdanig was het geval niet in uwe zo tedere jeugd, toen gy nog geen ondervinding van de waereld had; doch gy weet nu dat ik zeer gewichtige redenen had, waarom ik destyds my zo Merk tegen uwe onderneeming verzette, en gy zult derhalven thans B t xiw»  ao JULIA ARNOLD, uwe keus wel bepalen, overeenkomftig de eer van ons aanzienlyk huis. Maar vergeet toch hierby nimmer de raad van uwe Moeder; zy is u een veritandige vriendin die haar gedacht kent, en vooral is zy een yverige Moeder voor het welzyn van haare kinderen. arnold, hy kuscht haar de hand., Ik ben trotsch op zulk een voortreffelijke Moeder, en ik zal zoo veele lesfen der voorzichtigheid, gepaard met zo veel goedheid, tot myn voordeel in acht neemen. Mevr. arnold. Uwe taal behaagt my myn zoon! nog nimmer ging ik zo vergenoegt van u heeaen. Dan met opzicht tot myn kleinzoon, bid ik u nogmaals, breng hem, om de rust, om de eer van onze familie, breng hem toch tot betere gedachten! (Zy vertrekt en Arnold geleid haar.) ZEVENDE T O O N E E L. een bediende, c ii ar lotte, julia. de bediende, terwylhy door een andere deur de zaal intreed. Heb de goedheid in deeze zaal te gaan? De Heer Arnold vergezelt een oogenblik Mevrouw zyne Moeder. (Hy vertrekt.) ciiar.  TOONEELSPEl. 21 CHARLOTTE. Zie, zie eens, lieve Julia. — In dit aanzienlykhuis zult gy woonen. Gy verwisfeit nu myne vriendfchap, met de groote en verleidende waereld., JULIA. Dit denkbeeld zou my doen beeven, als ik niet verzekerd ware, dat hy, die my dit huis als myn aanftaande wooning aanbied, de beste en edelmoedigfte man des waerelds ware. CH A'RLOTTE. En , waarlyk ook de beminnenswaardigfte des waerelds! men heeft my ook zeer veel goeds gezegd van het voortreffelyk charakter van de Juffer, met welke gy hier t'zameu zult woonen. Zy heeft, zo als men my heeft verhaalt, uit deelneeming in de rampen van cene Vriendin , al haar vermogen opgeoffert, JULIA. Heeft zy dit gedaan, dan moet zy een voortreffelyk hart bezitten. Ach ! het is zo ftreelend, — om de Vriendfchap. Lotje, gy hebt my leeren denken! gevoelen! CHARLOTTE. 6, Myn beste Julia! mogt gy' toch zo gelukkig worden, als ik u toewenfehe! maar gy moet gelukkig worden , gy zult immers met den Heer Arnold in één huis woonen.... B 3 ju-  22 JULIA ARNOLD, JULIA. Ja, en daar gy en ik elkander altoos kunnen zien en fpreeken. Ik zal altoos op u denken, myn waarde!nimmer vergeeten wat ik aan u fchuldig ben. Hoe meenig grievend leed myns leevens hebt gy verzagt! Ach myn dierbaare Charlotte! Gy weet hoe dit hart vol van dankbaarheid voor u klopt! kon ik toch, in myne nu gelukkiger dagen , maar ongefcheiden van u ,' myn Waarde, leeven ! Onze Vriendfchap heeft onze harten zo Merk aan elkander gekluistert, wy kunnen niet fcheiden. CHARLOTTE. Ik ken uw gevoelig hart, uwe fchoone ziel! JULIA. 6, Prys my maar altyd, uw lofflTeelt my veel meer dan gy wel denkt. Gy doet my hierdoor het gelukkig gevolg van uwe zorge voor my , van de zorge van onze braave opvoedfter en die van myn weldoener op het hoogst waardeeren! uwe vriendfchap, met zo veel geoelfend verftand, aan my betoond, heeft het eerfte kiempje tot deugd in myn hart gelegd! Ach, wat waare ik zonder u geweest? uwe vriendfchap is voor my, het aangenaamfte, het edelfte, het zegenryklre gefchenk des Hemels! CHARLOTTE. Doch ook deeze vriendfchap , die gy zo hoog waardeert, zyt gy aan den Heer Arnold verfchuldigd! ju-  T O O N E E L S P E L. 39 julia. Dit weet ik, en hoe groot een maat van goedheid heeft my overftroomt, zedert dat gelukkig oogenblik dat hy my tot zig nam! En dit alles heb ik aan één eenig braaf man te danken! — Daar komt hy zelve. AGT S T E T 0 0 N E E L. arnold, Jufvr. schults. de voorigen. arnold, tegen Jufvr. Sckults. r/j\