1095 0 F 36  MAATSCH. DER NEDERL. LET1ERS. TK LEIDEN. Catal. b\. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  Ö E IEUKENHELDËN, KLUCHTSPEL. Naar het f r a n s c rf. te AMSTELDA M, by FIETER JOHANNES UYLENBROS Ki MDecxcix.   Indien men door gispen de kunsten wil kweeken, Pan hekelt men lagchende best de gebreken.  ÊËRSONAADJÉN, touilleaüpot. MAR GOj gloutonot. cilotyb, Koes.  fi Ë KEUKEN HELDE N3 KL U C H T S P E L. EERSTE T O O N E E L. TOUILLEAUPOT, MüSCADYNi tOUILLEAUPOT. Beroemde Muscadyn, gy moogt u vry verlaateri Öp myn flilzwygendheid. Ik ben geen vrind van praate'ti.Ja,zonder roem gezegd,nooit vond men by het fpit Een' jongen, waarde prins! die myn vërfland bezit. Spreek dan ,myn prins! fpreek op : wie kwam zo vroeg' u ftooren? Wat vrees beklemt uw hart? Ei laat het rhy toch hooreri? MUSCADYN. Myn löt is nu bepaald; wy vlieden, Touillaiapot * We ontvlieden voor altoos dit Hinkend varkenskop De magt van Gloutonot ftond reeds voor lang my tegenj tleeds lang heb ik om hem myn minnevlam verzwegen 3 A Dodl  • DE KEUKENHELDEN, Doch heden is 't de tyd , dat, als een helder licht, Die lang verfmoorde vlam hem fchittert in 't gezigt. Reeds voor een maand vier vy f begon myn hart te jeuken Kaar myn Margootje, en dit gebeurde by de keuken: Sints al dien tyd heb ik haar vuurig aangebeén. Ik zeg het u, als vrind, wy gaan zo daadlyk heen. Nu kent gy Muscadyn. Gy zyt niet Hom, wil fpreeken: Wat dunkt u van 't ontwerp ? is Touilleaupot gebleken, Das keukenknecht of kok, op't gantfche waereldrond, Zo groot en fchoon een ftuk, als dit is, ooit beftond? Hieruit kunt gy den gloed van myne vlam ontdekken. Ik ga deez' ochtend nog met myn Margo vertrekken; Ik heb het jawoord reeds: zy is naar my als zot: Zy pakt haar goed byëen: dus, waarde Touilleaupot! Zo gy ra deze zaak uw' byftand my wilt bieden, Laat my dan met Margo, dat fchoone beeld, ontvlieden: Zy ftemt in alles toe, en denklyk zal dees dag Een liefde kroonen, zo volmaakt als m' immer zag. Hier wacht ik haar. Ga hee-n,getrouwfl:emyner vrinden} TOUILLEAUPOT. Zo gy my noodig hebt, in huis kunt gy my vinden: Bedien u vry van my. gy zult dan duidlyk zien, Dat ik 't vertrouwen van prins Muscadyn verdien, 7WEE-  KLUCHTSPEL.' % TWEEDE TÖ O N E E L. MUSCADYN, MARGO. MUSCADYN, eerst alleen, ^fiets kan myn ongeduld, zo vuurig, doen bedaarefis Ik zal nog dezen dag met myn Margootje paaren. Zy komt, maar fohy nt bedroefd: wat of haar. deeren mag ? MARG O. Myn waarde minnaar! al de hoop om dezen dag Te ontvlugten is voorby. MUSCADYN. ó Goón! kan 't mooglyk weezen 1 Wie zal ons tegenftaan? wat hebben wy te vreezen? MARGO. Reeds is 'er Gloutonot: hy ftookt het vuur al aan. MUSCADYN. Wat hoor ik, hemel! MARGO. , Hy is knorrig opgeftaan. Nu moeten wy de vlugt, naar myn begrip, vertraagen % Maar zult gy my altoos getrouwe liefde dfaageü? MUSCADYN. Gy doet my veel te kort, zo gy my niet gelooft, En gy.,,, A fl MAR-  4 DE KEUKENHELDEN, margo. Uw beeldtenis fpeelt my geftadg in 't hoofd; Doch , Muscadyn - helaas! zult gy my niet misleiden? muscadyn. Eer zal myn ziel, Margo! uit dit myn ligchaam fcheiden ■ter zal ik met dees hand.... margo. Ik verg van u gêen eed, Dien menig keukenknecht te los, te roekloos deed, Tot (laving van zyn min; 'k ben met uw woord te vreden J Uw woord bevryd myn ziel van alle angstvalligheden, 't Vermaak is nu myn gids, myn neiging is myn wet. Verban met my de vrees; dat niets ons heil beien'. Ik lagch met Gloutonot; de fchrik heeft my begeeven. 'tls honger Hechts en dorst.die my voortaan doèn beeven. muscadyn. Wel,vreezen wy dan niets,ja zelfs geen hongersnood; Want wie bleef aan die kwaal ooit in de keuken dood? margo. Ik beu het met u eens: uwe edele gedachten Verfterken mynen geest en half bezweken krachten, 't Is echter nut dat ik, daar 't my myn pligt gebied, U voor een poos verlaat: vaar wel,myn lief!'tgefclned Alléén omdat ik ducht dat men op my laat pasfen. Ik ga beneden, want ik moet nog vaten wasfen. mus.  KLUCHTSPEL. 5 muscadyn. Vaar wel, prinfcs! margo. Vaar wel! voor 't nadren van den nactu Zien wy ons, door de liefde, in veiligheid gebragt. DERDE T O O N E E L. muscadyn, alleen. Vo, gde ik myn' eigen zin,'k ging met haar naarbeiieden; Maar't is ras eetenstyd: 'k moet naar de keuken treeden , En fchuimen met'er haast, fchoon met verdriet, de poe; Voorts wyde ik dezen dag Margo , den minnegod, En Venus, die myn bruid ter flaapzaal in zal leiden. 6 Toppunt van geluk, 't welk daar my zal verbeiden! VIERDE TOONEEL. muscadyn, touilleaupot. touilleaupot. Helaas! ,musc adyn. Wat fchort 'er aan? touilleaupot. Kan men'ons ook befpién? muscadyn. Neen, fpreek vry op, myn vrind. a 3 touil»  6 DE KE UKENHELDEN, TOUILLEAUPOT. 'k Heb Gloutonot gezien: Hy is om bag, daarom, ó roem der braafïïe helden! Vrees ikvoor uw ontwerp:my dacht,ikmoest u melden... muscadyn. Vrees niets,dewyl ik 't weet, myn lieve vrind! touilleaupot. Ik zal, Dewyl gy't alles weet, u zeggen... niets met al. MUSCADYN. Wat doet hy? touilleaupot. Zyn gedrag kan ik u niet vertellen. Ik zag hem nooit zo kwaad: wat duivel uit der hellen Hem pynigt en beroert is me onbekend, myn vrind! Maar, nog niet lang geleên , zag ik hoe hy, ontzind , Doorgr»mfchap,woede en fpyt,en met afgryslyk vloeken, De ketel fchopte omverre, en fmeet ze in alle hoeken. Vervolgens neemt hy ze op, en, vol van ongeduld, Heeft hy die tot den rand met rystenbrei gevuld; Zet ze op, neemt die weêr af, óbittre zielsverdrieten! Voorts, morrplend by zichzelv' van moord en bloedvergieten , Vliegt hy naar't hoenderhok : daar zynde, trekt hy't mes, En, tot verzading van zyn woede, onthalst hy zes... Kapoenen. Ach! veifchoonde droefheid,die'tontdekken Van  KLUCHTSPEL. f Van dezen moord in myne ontruste ziel komt wekken; Want ik, ik heb hen zelf van kindsbeen opgevoed, En, nu het blinkend ftaal myn hoop verdwynen doet, Mag ik ten minsten 't lot in dees rampzaalge ftonden Betreuren ,'t welk die zes onnoozlen heeft verflonden. MUSCADYN. Ik laak uw droefheid niet, maar laaten wy die daar. Hebt gy het goed gepakt? is alles nu wel klaar Tot onze groote reis? kan ik 'er ftaat op maaken? TOUILLEAUPOT. Met reden, magtig vorst! want ik heb zelf de zaaken Naauwkeurig nagezien, en niets ontbrak *er aan, MUSCADYN. Wat ben ik u verpligt voor 't geen gy hebt gedaan! 'k Beloof ook binnen kort. .. TOUILLEAUPOT. Wil die beloften ftaakeu, Mynheer! Gy lykt wel een' dier helden, die,aan 't blaaken Door't minnevuur, aan hen, die men vertrouwden noemt, (Omdat die lieden, fteeds om hun geduld geroemd, Altoos gereed zyn, om, met open mond en ooren, Al hun vertellingen ten einde toe te hooren ,) Veel fchoons belooven, maar niets geeven. Ik begeer Van u geen loon, neem echter vry de proef, mynheer , Van myn (tnndvastigheid: u zal by de uitkomst blyken, Dat myn geduld, fchoon lang getergd, niet kan bez wy ken. A4 'k Be-  8 DE KEUKENHELDEN, *fc Beloof u op myne eer, hoe zot dat uw verhaal Ook in 't vervolg mag zyn , dat ik het al te maal Zal hooren met geduld, mits dat gy niet zult kyven, AJs ikfomtyds eens geeuw. Vaar wel! ikkan niet blyven. Hy wil vertrekken. MUSCADYN. (5 Hemel! wat gerucht? TOUILLEAUPOT. Wat hoor ik! al myn bloed Bevriest van fchrik. Waar berg ik my? MUSCADYN. Geen nood ! hou moed. 'tlsGloutonot die komt. Laat ons hem plaats gaan maaken; Dan kan hy hier met vrede in toorn en gramfchap blaaken, VT F D E T O O N E E L. CLQUTONOT, alleen, opkomende met een verwilderd gelaat. .Ach! duld ten minsten dat ik even adem haal'! Laat af, gehaate droo'Ti! met uw vervloekt gemaal! Helaas! ziet gy dan niet dat ik, door fchrik verdagen , Naauw1 adem haaien kan?xlaat af met my te plaagen! Lnat af! is 't niet genoeg, dat gy den gantfchen nacht My door uw naar gezicht tot wanhoop hebt gebragt! Een weinig geruster. § P> zag in den flaap myue uitgelezen vlu^ten Me?  KLUCHTSPEL. 9 Met Muscadyn , terwyl zy, fpottend' met myn zuchten , Haar goed had meêgepakt: die droom ontrustte my. 'k Lag roerloos op myn bed, totdat de jalouzy De deuren opftiet van myn bedftede, en de deken My rukte van het lyf, om my in 't hart te fteekcn. Myn geest was heel ontroerd door razerny geleid: 'kSprong daadlyk uit myn bed,nog blind van flaaprigheid; Ik vryf in aller haast met bet myn handen de oogen , En, om gerust te zyn, ben 'k hier naar toe gevlogen. ZESDE T O O N E E L. GLOUTONOT, GILOTYN, GLOUTONOT. at brengt gy? GILOTYN. Waarde prins! ik heb, door list en vlyt. Dit klein papiertje, de prinfesfe toegevvyd, Gekregen in myn magt. GLOUTONOT. Van vvien hebt gy 't genomen! GILOTYN. Van een' der koks. GLOUTONOT. t> Goón! 'k begin te fchroqmen. A 5 'c U  ro DE KEUKENHELDEN, '«Is denklyk mingeheim; de fchurk!.. doch.'t zy zo't wil, Ik moet het leezen , doch kryg eerst myn' besten bril. Hy leest. „ Myn lieffte Margootje! haast u om by my te komen: vrees niets voor uwe deugd of zui„ verheid: geloof dat 'er zo weinig kwaad „ in myn hart omgaat, als 'er ftof op myne „ handen is. Ik wacht u om het hevig vuur ,, te koelen dat my verteert. Vaarwel! MUSCADYN. GLOUTONOT. Men fcheert den gek met my. Wat dunkt u van dieftreeken? GILOTYN. Mynheer! zo gy my gunt recht voor de vuist te fpreeken, Dan vind ik wonder teêr den inhoud van dit blad. Ikzelf was puur verliefd, toen gy 't gelezen had. Bedenk nu by uzelv', wat gy al hebt te wachten Van zulk een hevig vuur. GLOUTONOT. En ik beproef myn krachten, En hoop te toonen, dat ik, fraai de kunst verfta Van gram te fchyneu. Ik zal raazen, 't ga hoe 't ga. Gy, waarde Gilotyn! laat my geen byftand derven: Vlieg daadlyk naar Margo, wyl zy van daag moet fterven; En hebt gy mogelyk geen pook, wat zwarigheid! Zo gy haar met een mes dan maar den hals affnyd. Blyf  KLUCHTSPEL. M Blyf hier :'t is nog te vroeg; in toorn en woede ontfteken, Zal 't beter zyn dat ik haar zelf den nek ga breeken ; Doch'k wil haar fpreeken.eer zy word van't lichtberoofd.. Men breng'haar daadlyk hier. Neen, zo gy my gelooft, Loop liever naar beneên. 'k Wil dat men haar' beminden Daar met een' keukenpriem.. 'k Wil liever niets,myn vrinEen'a-nnftoel... ikbezwyk. Watzegtgy? GILOTYN. 't Gaatzeergoed. GLOUTONOT, na wat gezwegen te hebben. Ik kon ook , minder wreed , gelyk men 't wel zo doet, Zagtzinnig zyn, en't feit aan myn Margo vergeeven , En haar verè'enen met haar' minnaar. Wat verheven En heerlyke inval! ja , ik wil, tot zoen der wraak, Hun fnoodheid ftraffen, wyl ik hen gelukkig maak. Wat zeg ik? groote goón ! kan ik rnyzelv' gelooven? Kom, laat ons in ons hart die lafheid ras verdooven, En weder woedend zyn, dan rek ik 't Huk nog wat. Hei! holla! koks! (laat by! wsar zit gy in een gat? De koks komen met keakengereedfchappen op fchouder. Men zoekc Muscadyn! 'k wil dat hy hier zal komen. Z E.'  ia DE KEUKENHELDEN, ZEVENDE TO O NE E L. gilotyn, gloutonot, muscadyn, de koks. muscadyn. JCxier ben ik. gloutonot. Grootegoón! hyzelf! wie zou dat drooinen ? Wie zou niet denken , die den armen fakkel zag, Of deugd en eerbaarheid verfierden zyn gedrag? Ikhebzulks ookgeloofd;maar'kben zokwaad,mynvrinden! Dat ik,uit loutrefpyt, het rymwoord niet kan vinden. Treê nader, keukenknecht, ontfang het rechte loon Voor uw verradery: verachting, fchaamte en hoon. Uw floutheid, Inage fchurk! gaat alle maat te boven; ' Uw best te doen om my een meid,die 'k min,te ontrooven. Zeg, trotfche Muscadyn! weet gy wat gy beftaat? Kent gy wel GloutonotPof denkt gy: 't is geen kwaad Als men zyn' meester hoont ? Was ik in toorn ontfteken , Ik zoude u leeren; maar ik moet... muscadyn. Zo trotsch niet fpreeken, gilotyn. Wat, kaerel! clou.  KLUCHTSPEL. 13 GLOUTONOT. Muscadyn ! gy zyt een babbelaar. Ontzie uw' meester en wees op myn wenken klaar. MUSCADYN. Myn meester! grootfche kok! is u dan niet gebleken. Dat prei,die trotschhethoofd durft naardenhemelfleeken, Zowel als't kleine moes,'twelkkruipt langs't aardrykheen, Gekorven door dit mes, gemengd word onder een ? De kokken zyn gelyk, en als, door duizend tongen. De roem word uitgegalmd van kok of keukenjongen, Weet dan dat zulks gefchied , niet om zyn' rangofftaat, Maar om zyn kunde in 't goed behandlen van't gebraad. GLOUTONOT. Men acht de myne alöm, en ik zou met de (hikken, Zo 't niet naar grootfpraak leek. t. MUSCADYN. Gy zyt een kruk der krukken* En uw gewaande kunst, daar gy zo hoog op roemt, Haalt ge uit een keukenboek, de Franfche kok genoemd. Dat is alleen de bron van al uw kunstvermogen. GLOUTONOT. Nu gaat het al te verr': dit kan geen kok gedoogen! Wy zullen daadlyk zien, of ook uw ftout gedragHet zelfde blyven zal, by 't aangaan van den (lag. By zichzelven. Vermannen we ons. Ziedaar 't gewoon cuplegtigtcekeft Va»  14 DE KEUKENHELD EN, Van onzen flryd. Durft gy't aanvaarden? Hy werpt zyne muts op den grond. MUSCADYN. Neen! ik reken Dit flrydig aan 't gebruik s zulks was van ouds de pligt Van een'vertrouwden vrind: dit dient dooru verricht. Thans moet gy, Muscadyn! de Hem der glorie volgen'; Thans moet gy Gloutonot, hoe vreeslyk, hoe verbolgen, Opöffren aan uw wraak, zo billyk, zo gegrond. Driewerf gelukkig, daar gy u gekozen vond Om 't aangedaane leed van uw Margo te wreeken! Loop, vlieg, en kom terug met krygslaurier belleken, En toon dus door uw' moed, en wondre heldenvlyt, Dat gy uw zielsvoogdes volkomen waardig zyt. Wy gaan, kom. Gloutonot, de dood ftaatu te wachten, Zo Hechts dit keukenmes beantwoord aan myn krachten. GLOUTONOT. In 't einde is dan uw hart Margo volkomen waard'. Ik kom. Waar zyn de koks ? Men open', met een'vaart, Bi deuren van het plein: diiv zal het flrydperk wezen , Het welk voor onzen moed door de eer is uitgelezen; En gy, zo ge aan de koks nog iets te zeggen hebt, Of affcheid neemen wilt, maak dat gy u wat rept; Want'k zweerdatheden nog uwpaspoortwordgefchreven, ■ Waarop gy kooken kunt by hen die niet meer leeven. Zy vertrekken. . . AQT.  KLUCHTSPEL. 15 A GTST E TO O N E E L. GILOTYN, alleen. aart wel dan ! al die drift vervoert hen nu tot moord. Ik hou het met de liên die loopen. Op myn woord, Ik heb in 't minst geen zin in al dat bakkeleien, En dat wel om een vrouw: ik meen ze ook niet te fcheièn. 'k Noem hem alleen een' held, die, met gelatenheid, Zyn rampen draagt,hoe zwaar door'tlothem ookbereid. Men fterftmaar eens, en als men dood is moet men rotten. Zo 'k echter hen weêrhield... maar neen, 'k zou toch die zotten Niet krygen van elkaêr. Ten tweeden komt 'er by Dat elk zyn' post hier heeft, en juist brengt die vanmy Thans meé,dat ik als nog't tooneelniet mag verlaaten , Maar tot hun wederkomst hier in myzelv'moet praaten. 'kWykdusomlief noch leedgeen voetbreedvan myn'post, Tot ik door iemand welbefpraakt worde afgelost. NEGENDE TOONEEL. GILOTYN, MARGO. MARGO. jf\.ch! dat ik magtig waar' hun woede te beletten ! Waar zyn zy? Weet gy niet waar zy hun fchreden zetten? Myn waarde Gilotyn! weêrhoud hen.  16 DE KEUKENHELDEN, gilotyn» Neen , ó neen I Zy zyn hun eigen voogd, mevrouw! en daarom meen Ik, dat men hen niet mag verhindren, zelfs niet ftooren. ma 11 g o. Myn waarde Muscadyn! waar zyn wy toe geboren! Ik vrees dat dezen dag dit heilloos ongeval Uw leven einden en myn' ramp voltooien zai. gilotyn. 'Dat zoute droevigzyn; maar, puik derryksvorstinnen ! Laat ik u troosten, ftel die droefheid uit uw zinnen; Uw fchoonheid zou in 't eind' verwelken. margo. Deze raad Wekt myn verachting op : 'k wil dat gy my verlaat'. Wat zou myn harteleed zo droevig doen verdwynen? Maar'k zie daar Touilleaupot, myns minnaars vrind; verfchynen: Zyn traanen zeggen veel, en myne ontroerde ziel Gevoelt maar al te zeer wat fchat aan haar ontviel. TIENDE TO O N E E L. gilotyn, margo, touilleaupot. margo. Ztig rny, leeft Muscadyn ? t o ü i L'  KLUCHTSPEL 17 TOUILLEAUPOT. Dees droevigfte aller dagen •Is de allerlaatste, dag. MARGO. Myn held ligt dan verflagen. Is hy reeds dood? TOUILLEAUPOT. Nog niet, maar weinig fchort 'er aan. Kunt gy goed leezeu ? MARGO. Waartoe zulk een vraag gedaan? TOUILLEAUPOT. Omdat hy heeft belast, dat ik aan u zou geeven Dit brokje fcheurpapier , dat hy heeft vol gefchreven. MARGO. Wat doe ik? groote goón! TOUILLEAUPOT. Wel lees dien kleinen brief» Hy zal u 't lot, helaas! vernaaien van uw' lief. MARGO. Laat ik dan leezen. ' „ Myn lieve Margootje! de lardeerpriem van ,, Gloutonot berooft u voor altoos van uw' ,, minnaar; maar ik hoop u nog te zien, ,, voor dat ik by Karon aan boord gaa. „ Thans kan ik u niets meer melden. Een B . an^  i8 DE KEUKEN HELDEN, „ ander minnaar, in myne omftandigheden, „ zou mogelyk, om zich te veröntfchuldi„ gen, zeggen, dat de krachten hem ontbra„ ken. Ik voor my beken openhartig, dat „ ik niet meer fchryven kan, omdat ik geen „ inkt meer in myn' koker heb. Wat het ge■ ?, vecht betreft, het verhaal daarvan moet „ Touilleaupot doen: dat is het werk van „ een' vertrouweling; ik wyze u naar den „ mynen". MARGO. Nu fpreek op, ik zal u hooren. TOUILLEAUPOT. Prinfes! vergeef het my, ik zou uw rust verftooren: 't Geval is al te naar, vertellen durf ik 't niet. M A R G O. Vertel ten minsten wat, dewyl ik 't u gebied. TOUILLEAUPOT. Wat zal ik zeggen?goön! hoe zal ik 't werk beginnen? Hy koest, fpuwt en fnuit zyn" neus. Apol! verleen me uw gunst, breng my't geval te binnen 5 Help een' vertrouwling, door de vrees geheel benard; Verfterk zyn zwakke Hem ; geef hem een moedig hart, Dat hy de heldendaên der twee" beroemdlte helden, In't ftrydperk flraks vertoond,mag naar den eisch ver* melden. 't Begin is juist niet kwaad, hoor nu wat volgen zal: 'k Zal  KLUCHTSPEL. 19 *k Zal nu beginnen aan het droevige geval By 't aanbegin, om niet voor aan het eind' te fluiten. Verbeeld u hier de plaats. Geduurende de drie laatste regels, word ''er in het parterre gefloten. Ei, houd toch op mét fluiten! Zy treden beiden toe en houden beiden (land. Zy hadden piek noch zwaard,maar priemen indehand; Terwyl een braadpan hen voor beukelaar verflrekte, En een gefchuurde pot het hoofd der helden dekte. De vreugde en 'gramfchapblonkhen beurtlings op"t gelaat* Held Muscadyn,door min vervoerd, was vreeslyk kwaad, En (lak naar Gloutonot; doch , zonder hem te maken» Dees,meervoorzigtig,wist (leeds voor zyn lyf te waaken, En week zodra terug, als de andre voorwaard trad. - 't Bleef lang onzeker, wie den (lag gewonnen had. Wy (tonden van den (tryd den uitflng af te wachten, Toen dappre Gloutonot, als wy'er't minst om dachten 5 Zyn' medeminnaar greep, en fineet hem op den grond, Zo dat het roode fop hem liep uit neus en mond* In 't eind' neemt hy zyn' priem,en,wars van mededoogeti» Steekt hy hem in de huid : ik, door zyn lot bewogen j Help hem weêr op de been:hy wankelt, kan pas (laan j Herneemt in't eind*zynkracht,en loopthierverr'vandaan* MAR GO. is dit na, Touilleaupot, het einde van de zaaked? B 3 TOÜifc.  2o DE KEUKENHELDEN, touilleaupot. ó Ja,mevrouw!'t is 'tall', gy kunt'er flaatopmaaken. margo. Tot hiertoe fchikt het wel; maar daar ik ben zyn bruid, Moet ik bezvvymen : zorg, dat gy me in 't vallen fluit. Ik fterf.. Waar.blyf je dan? in plaats van my tehouên , Laat gy my vallen , vent! Zy verneemt Gloutonot, geeft eetf gif, en bezwymt voor de tweedemaal. • ELFDE TO O N E E L. de vorigen; gloutonot, verwilderd, als iemand die uit den ftryd komt. gloutonot. w at moet myn oog aanfchouwen margo, met eene zwakke flem. Uw eigen werk, barbaar! gloutonot. Myn lieffte keukenmeid! Sla toch een oog op hem, die voor uw voeten leit. Geloof dat Gloutonot niet dan voor u zal leeven. Zy antwoord niet, helaas! de geest wil haarbegeeven; Ik zie den doodstrek reeds op haar gezigt gemaald. , , ó Go-  KLUCHTSPEL. 21 ó Goden! heb ik dan alleen gezegepraald, Om van myn dapperheid het loon myzelv' te ontrooven? Zyfterft! ach, hemel! help! GILOTYN. Ik zou 't byna geloovcn, Zo ik 't niet beter wist: ze is ftiller dan een muis. GLOUTONOT. 1 Myn waarde Touilleaupot! loop fchielyk naar't fornuis: Daar ftaat de fles met eek, kom, breng die,zonder draalen. TOUILLEAUPOT. 'k Zal in een oogenblik het flesje loopen haaien. Hy vertrekt. GILOTYN. Ik vrees nog dat mevrouw zal fterven in myn' arm: Haare oogeu draaijen om: haar aangezigt word warm: Zy maakt beweging. Ach! zo Touilleaupot blyft toeven, En ras geen hulpe brengt, zal zy die niet behoeven. TOUILLEAUPOT, met de fles. Daar is de azynsfles nu. Gloutonot neemt 'azyn in zyne hand, Touilleaupot en Gilotyn doen het zelfde, en vryvfin dien alle drie in het gezigt van Margo. ' MARGO, weder bykomende. Is Muscadyn dan dood! TOUILLEAU POT. Ily ftlerf gewillig, daar de wet hem zulks, gebood. E 3 De  22 DE KEU KEN HELDEN, Dcontknoopingvnihetftukbrngtmeêdathymoestfneeven. Wel nu, hy flierf; wat wilt gy meer? MARC O. Dat hy bleev' leeven! GLOUTONOT, haare hand kusfchende. Prinfes! vergeef het my, ik fmeek u. MARGO. Buffel! ftaak Uw fmeeken, beef veeleer voor myn geduchte wraak. GLOUTONOT. 7.o myn oprecht berouw uw' haat niet kan verzagcen, Straf dan een' minnaar, die getroost het loon zal wachten Van all' de gruwlen, door zyn hand zo fnood volbragt. Hy bied haar zyn mes aan. MARGO. Gy word, ontaarte fchelm! te veel van my veracht, Dan dat ik tot uw ltraf myn hand zou willen leenen. Dit nies zal, Muscadyn! ons beiden ftraks veréénen. Zy wil zich flecken. Hoe nu, Margo! gy beeft ?- Couragie! Zy /leekt nog een en andermaal, en houd eindelyk op. Ach! ó wee! Het doet te duivels zeer: fteek jy 't weêr in de fcheé, ö Memel! wat gerucht! wien zie ik herwaards treeden? £jt gy 't,myn waarde lief? wat wilt gy ? om wat reden Vtr-  KLUCHTSPEL. a3 Verlaat ge, ó zaalge fchim! het onderaardsch gebied? Gy zult voldaan zyn , fpreek,.. fpreek op. GILOTYN. Zy antwoord niet. MARGO. •k Verfta het, Muscadyn! en zal gehoorzaam wezen; En gy, verrader! beef! gy hebt het ergst te vreezen. Mogt kok, koksmaat, mogt all' wat in de keukeu zit, My wraak verfehaffen, en u fteeken aan een fpit! En mogt ik voor myn oog uw ligchaam zo zien braadeu, Of mogt ik u, gehakt tot lnpjes karbonaden, Of frikkedeiletjes, zien in een casteról. Of mogt ik met myn hand... Maar dit gaat veelte dol: Myn gramfchap gaat de maat nu al te verr' te boven: Ik moet bedaaren en myn driften wat verdooven. Zy kunnen toch myn' vrind niet redden van den dood. Gelukkig nog voor my, in dezen bangen nood, Dat ik zo fchreeuwen karden 't leed, dat my komt kwellen, Op zulk een' goeden trant u lieden kan vertellen. GLOUTONOT. Prinfes! fchenk my genaê! gy ziet myn waar berouw : 'k Omhels uw knietjes, ei, toe, doe hst maar,mevrouw. MARGO. llys op! wat zie ik daar? GLOUTONOT. Is hy dan nog in leven! • j 13 4 MAR-  a4 DE KEUKENHELDEN, margo. Maak ruimte , ik moet 'er door. LAATSTE TOONEEL. de vorigen; muscadyn, door de koks gedraageu wordende op een baar, welke met allerlei foort van keukengereedfehappen verfterd is. touilleaupot. Eer hy den geest zal geeven, Wil hy u van de trouw, die gy hem zwoert, ontdaan. gilotyn. Dat is naar billykheid en recht door hem gedaan. MARGO. Ziedaar het overfchot van 't pronkjuweel der helden! Rampzalig overfchot! muscadyn. Ik kom u lieden melden, Dat ik gereed ben om dit Hinkend varkensnest Te gaan ontruimen, 'k wil u groeten voor het lest. Vaart wel, myn vrinden! ik moet nu myn biezen pakken; Maar tevens, als een held, weêrftaan myne ongemakken: Wat heb ik tot deez' ftond, die my ten grave (loot, Met dit verroeste mes niet al een vee gedood! Eend,  KLUCHTSPEL. 25 Eend, kip, poelepctaat, kalkoen , 't moest alles fneeven. Nu wreekt men al dat goed, en dit kostmy het leven. Weerhoud uw traanen,maats! ik heb,hoe'zwaar'k ook ly\ Myn lot, ja meer verdiend: gedenkt geftsag aan my, En laat myn dood de koks ten nutten voorbeeld ltrekken. 'k Wil echter, vrinden! eer ik ga van hier vertrekken. Vergoeden al het kwaad,'t welk ik op de aard'.bedreef, Opdat men na myn' dood my nog dees loffpraak geev', Dat ik,fchoon fel gewond door's medeminnaars degen, Niet riep om wraak of ftraf; maar dat ik , daarentegen, Dien medeminnaar zelf het kwaad, my aangedaan, Geheel vergeevcn heb : doch 't word nu tyd van gaan. Ik moet, zodra ik kan, dit waereldrond verlasten; Doch eer ik inpak nog een weinig met u praaten. Margo! treed nader by, en help my nu voor 't laatst: Zeg, dat m'een kieken haale ; ach! dat men zich wat haast* Om't van het fpit te doen,: ik voel myn eind' genaaken , En dat ik flerven moet; doch'k wil' t knaphandig maaken, En fterven zo'tmoet zyn , al waar' 't op d' eigen ftond , Maar zo't een kok betaamt,met brokken in den mond. Gilotyn gaat heen. Blyf liever, Gilotyn ! myn pyn wil niet geheugen Dat,ik een'mondvol eet: men hoeft my niets tebrengen. 't Is beter dat de tyd, die my nog ovrig is, Met praaten word befteed. B 5 G,i.  s6 DE KEUKENHELDEN, GILOTYN, ter zyde. Dat heeft hy nog niet mis. Ach, waarde Muscadyn! MARGO. ó Wellust van myn leven 1 MUSCADYN. Duld dat ik alles zeg, eer ik den geest zal geeven. 't Is waarlyk zonder-vrucht dat gy op uïtftel hoopt: Het ftuk moet eindigen, dus dient het eerst ontknoopt. 'k Moet flerven: vvreede wet! fchoon gy myn hart doet beeven, Ik raoet 'er echter aan, en voor uwe oogen fneeven. Ik zou byzonder zyn. Men heeft het nooit vertoond , Dat iemand van 't tooneel ging flerven daar hy woont; Ik zal dan op dees plaats de dood geduldig wachten: 't Is wel zo maklyk niet, manr't is , naar myn gedachten , Veel grootfcher , meerder fchoon, en 't heeft ook meer tooneel; 'k Volg dan voor 'c laatst de mode. Tegen Margo. En gy, die altoos veel Van my gehouden hebt, wil daaslyks aan my denken. Vaar wel! zulk een vaarwel zal my de harsfens krenken: Wy moeten fcheiden, wy! wat zeg ik? groote goón! Hy recht zich op. Wy fcheiden ? neen, ó neen! nooit duld ik zulk een'hoon ; Kooit  KLUCHTSPEL, 2? Nooit znl ik dit bevel meer dan een fprookje tellen; Ja, dat de dood verfchyn'; 'k zal my te weer gaan (lellen , En met myn keukenmes hem toonen, dat myn moed Niet wankelt in den nood: myn drift, myn minnegloed , Zal als voorbeen de punt van myn geweer befluuren. Hetftrydperk wacht my reeds:ik kan hier niet meerduurcn. Hy loopt heen en weder over het tooneel. Maar ben ik niet wat drok voor een' die flerven moet? Ik merk myn fout en maak het daadelyk weer goed. Hy gaat weder leggen. Ik zie gewillig af van eerzucht en vermaaken: Zy kunnen in het graf geen mensch gelukkig maaken. GILOTYN. Nochtans!... MAK GO. Wees wel bedacht dat gy hem niet weêrfpreekt. MUSCADYN. Gy huilt, myn vrind! en maakt dat my het harte breekt, GIL O T Y N. Het is voor't eerst,helaar! dat ik u moet zienfneèven. MUSCADYN. Gy hebt gelyk, ik heb hier niets meer uit te geeven. Margo! een kus op reis. Ik (lerf 1 ik ben reeds dood. Hy (le;ft. MARGO. fïy fpreekt de waarheid, goón! wat bittre (lng, wat nood! Wat  38 D E K E U K E N II E L D E N, Wat moet ik, zyn beminde, ach ! wat moet ik beginnen? Laat ik hem volgen, en hem tot in 't graf beminnen. Zy wil zich doorfleeken. Weêrhoud geen mensen de hand,die 't leven my ontrooft? liet moet 'er dan wel door. Vaar wel! Zy doorfteekt zich, en valt aan de rechter zyde van Muscadyn. TOUILLEAUPOT. Wie had dit ooit geloofd? GLOUTONOT, Muscadyn en Margo befchouwende. Nu zyn zy beiden dood. Ik heb myn lief verloren, Dus moet ik flerven; ja, dat komt u vreemd tevooren; 'kMoet echter flerven, niet uit haat, uit nydigheid; Maar puur uit liefde voor een doode keukenmeid, 't Is op den fehoiiwbürg zo de mode, fints veel jaren. Hy doorfteekt zich, en valt aan de linker zyde van Muscadyn, GILOTYN. Nu myn beurt: ik wil meê myn' yver openbaaren, En fteeken my kapot, ter eere van het ftuk. Cedyd flechts myne dood den maaker tot geluk, Dan is myn wensen vervuld : ik fleek my, en ga flerven. Hy fleckt zich, en valt naast Margo. TOUILLEAUPOT. Zou ik nu hier op de aardein eenzaamheid gaan zwerven? - Dat  KLUCHTSPEL. s9 Dat kan niet: ik ga meê, myn waarde Gilotyn! Wacht flechts één oogenblik , uw vrind zal by u zyn. Hy wil zich doorfleeken; doch bedenkt zich. Maar neen,'k weet beter raad: ik zal myn keel eens laaven, En blyven leeven, om u allen te begraaven. De dooden (laan langzamerhand op, en maaien hun compliment aan het gezelfchap, terwyl het gordyn valt. EINDE.