1095  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstvkken, 1841.    EEN GESTO FFEERDE KAMER TE HUUR. B L T S P E L. I N TWEE BEDRIJVEN. Met eenc kunst Plaat. TE HAARLEM BIJ F R A N g O I S B O II N, MDCCXCIII.   BERICHT van den VERTAALER. Dit (iukjcn, dat, in deszelfs oirfprong, Engelsch, maar door dè Duitfchers overgenomen is, bevat een allerklvgtigst foort van Boertig vermogen, of Vis Comica, V welk bewerkt ■ wordt door misverftanden en andere kunstgreepen waar van zig de beste Meesters in het Boertige, ais waren Menander, PÏautus , Tereutius , Molière, Holberg en andere groote vernuften , met vrucht bediend hebben, om den lach bij de Aanfchouwers op te wekken. Wij geeven het tot ecne -proeve van lachwekkende boert en twijfelen niet cf de Leezer zal ,er door vermaakt worden , als wanneer ons oogmerk met de uitgave volkomen bereikt weezen zal. — PER  PERSOONAADIEN. W ii i r,i s e y , een Landedelman. De jonge w n i m sev. ^ > zijne kinderen. ciiarlotte. S KONFOK ï. f urn is c h, Zadeïmaaker. Madam pattipan, Banketbakken». RancY, Dienstmeisjen van Madam Pattipan. T h I m o t ii e u s (t i ai w e l t j e n)t artlet, Leerling van Madam Pattipan. sim ori, bediende van den ouden Wbitnfej. frank, bediende van ~Monfort een waard, een voerman. Het [pel fpeelt te London. I'. EN  EEN GESTOFFEERDE KAMER TE II U U R. UITSPEL. IN TWEE BEDRIJVEN. EERSTE B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. Een kamer in een Herberg. De IFaard en Monfort komen te famen op bet Tooneel. DE WAARD. Welkom in de ftad , Mijn Heer! ik heb federt lang de eer, niet gehad u bij mij te zien. — Van dezen morgen dacht ik nog zo bij mij zeiven: \ is nu al eenige maanden geleden dat zyn Lordfehap niet eens bij mij aangeïlapt is. M O N F O R T. Blijv dat nog maar wat voort denken en zeg vooral niemand dat ik mij hier beviude. — lk ben incognito hier. DE WAARD. Ei! ei! Zeekerlijk zijn 'er wéér een paar fchooae oogeu mede in 't fpel gekomen! Op 't land A i,  2 EEN GESTOFFEERDE is voor u niets nieuws meer-,- daarom komt zijn Lordfchap ook zeekerlijk in de ftad, om onzen jongen Heeren de Meisjens voor de voeten weg te maaijen. MONFORT. Neen! uwe jonge Heeren hebben in de daad van mij niets te vreezen. 'De zaak zal voor deze keer, denk ik, ernftiger worden; ik zal mij welhaast in de ftrikken des huwelijks laaten verwarren. DE WAAR D. Wel zo! wel zo! en wie is dan, als ik 't vraagen mag, de jonge Dame, die u uwe vrijheid ontnomen heeft? MONFORT. Zij komt met heur' vader naar de ftad en zal, na gedachten, binnen twee uuren hier zijn. DE WAARD. Denkelijk weder het oude deuntjen. Een Huwelijk zonder vaderlijke bewilliging. MONFORT. Ja, erg genoeg voor mij. — Doch tot alle geluk heeft de dochter mij henr woord tot een' heimelijken trouw gegeevcn. Ik zal nu nog fpoedig een wooning voor ons zien te huuren. — Adieu ik kom aanftonds weer. (hij vertrekt.) HE  KAMER TE HUUR.. 3 de waard. Daar gaat hij! — Een regt braaf jong kaerel! de beste calant, dien een Waard zig kan toeweniehen. Van zijn levendsgen ziet hij niet naar de items in de Rekeningen; zo a!s men ze hem geeft betaalt hij. (Simou komt op bet Tooneel.) s 1 m ó n. Ha! Kastelein! Hoe gaat het hier al! Geef mij toch eens weder wat te drinken, 't is nu in lang niet gebeurd. ( Hij plaatst zig aan tafel.) de waard, {Naa dat hij wijn gebragt heeft.) Dat is ook een best borst voor mij! Het is, na ik meen , reeds drie dagen geleden dat hij met den Postwagen hier aankwam ; en geduurende al dien tijd .is hij geen drie uuren nuchteren geweest. sim on. Wel foei! ik ben dan maar heel niet gewoon om op zo een' hoogen Postwagen te zitten, dat hooge zitten maakt mij magtig duizelig; maar een fpoedige verheffing heeft wel menig' anderen kop dan den mijnen, duizelig gemaakt. de waard. Hebt ge dan nu niets in de ftad te doen? s 1 m o n. Wel zeekerlijk! Ik heb een'brief van Mijn Hecr A 2 aan  4- EEN GESTOFFEERDE aan zijn' zoon, dien ik oogenblikkelijk bij mijn aankomst moest overgeeven; maar ik heb 't fchoon vergeeten; nu 't komt 'er ook juist zo zeer niet op aan; ik breng toch niet graag kwaade tijdingen. de waard. Weet ge dan wat 'er in flaat? s IH o N. ó Ja! mijn oude lieer komt in de ftad om zijn' zoon te bezoeken ; wagt ... Ja , hier is de brief, — Aan den Heer van Whimfey den "jongen aftrg-eieti aan Madame Pattipan Banketbakker, enz. (Hij breekt den Brief opcn.~) de waar d. Wat Saturdag begint ge daar? Ge zuit toch hoop ik uw Meesters brieven niet openbreeken! sihoh. Wel! waarom niet? o! Mijn Heer zou 'er zeekerlij k geen conscïentiewerk van maaken om de mijnen te openen. (Hij leest den Brief.) ., Waar,, de zoon ! dezen brief ontfangt gij door middel „ van mijnen bedienden Simon, die u donselven , ,, terftond bij zijn aankomst totuwent, overhandi- gen zal." de waard. Zo! dat zal wel uitkomen, gij zijt reeds drie dagen hier. 6If  KAMER TE HUUR. $ S i m o n. Toe Kastelein! toe! gij drinkt niet! Uw gezondheid ! (bij drinkt en leest voort. ) „lk kom „ in de ftad om het noodige omtrent den aankoop „ van het Landgoed van onzen buurman Squander ., te bezorgen en zal twee of drie dagen bij u lo„ geeren. Uwe zuster zal met mij komen; wijl „ ik vernomen hebbe , dat zeker jong Perfoon „ met name Monfort op den zotten inval gekomen is, van verliefd op haar te worden, en ik het „ voor gantsch niet dienstig houde, haar alleen thuis te laaren." DE WAARD. Wel vervloekt! waarom hebt ge mij toch niet eer gezegd wie uw Heer is? (ter zijde.) Had ik 't toch maar geweeten eer Monfort heen ging. s i m o n. Om dat ik mij, onder ons gezegd, bijna over Mijn lieer moet fchaamen. — Hij is zo wantrouwig op ieder, als of hij onder enkel gaauwdieven opgebragt ware. de waard, (roepttnsfehen defchermen.) Holla ! daar houdt een Postwagen flil. sim o n. Ja! 't is zo waar als ik leef Mijn Heer en zijns Dochter. A 3 wHiJfti  6 EEN GESTOFFEERDE w ii i m s e y, de oude, (van achter de fcbermen'.") Pas toch wel op mijn valies! Canaille! hoor je wel? en let toch wel op, dat 'er niets van 't gepakte geftolen worde ! ( De Waard gaat Hem te gemoed.) s I m o n. Zie zo! dat gaat daar weêr goed ! als hij maar een' knoop van zijn' rok verlooren hadt, zou 'er de Postillion zeekerlijk een eed voor moeten afleggen. (w h i ai s e y, de oude, c h a ii l o t t e en de waard komen op het Tooneel.) de waard. Hier, in dit vertrek,als 't u gelieft, Mijn Heer! Ik hoope dat uw Lordfchap een goede reis gehad hebbe. WHIMttY, de oude. Neen! alles behalven dat; lamme Paarden, dronken Postillions, vreeslijk veel flof, bedriegen lijke Waarden, die mij't vel over de ooren trokken, cn, per Hot van rekening, mij nog achter den rug uitlachten; enfin, in het geheele oord hieromftreeks zijn enkel bedriegers. de waard. Uw Lordfchap heeft gelijk; het reizen is waarlijk thands zeer duur. w iiIm-  KAMER TE HUUR. 7 w h i m s e y , de oude. Duur! mazend duur! Mij heugen de tijden nog dat men voor het halve geld, beter reizen konde cn beter bediend werdt, dan tegenwoordig, — (tegen Charlotte.) Lotjen ! ge hebt, hoop ik, uw IJorologie niet verloorcn! charlott e. ó Neen! ik heb alles nog (ter zyde.) behalve:) mijn hart! WHIMSEY, de oude. Ik had toch nog alles in mijn' zak, toen ik hier uit den w.tgen fteeg; ik zal denk ik, hier toch niets misfen ! de waard. Hoe, Mijn Heer! wat wilt ge daar mede zeggen?— In mijn Huis? whimsey, de oude. Mijn Vriend! Er zijn hier veel fraaijere huizen dan het uwe, waar men echter met volle zakken in, en met leègc wéér uit komt. — Waar is mijn knecht ? SIM ON. Hier, Mijlord! whimsey, de oude. Kacrel ! gij ligt vast met mijn' zoon onder één deken, om den ouden vader te bedriegen, A 4 wan-  R EEN GESTOFFEERDE wanneer hij in dc ftad komt; niet waar! — Wat zeide hij, toen hij mijn' brief las? s i m o n. Hij verzocht wel zeer zijn compliment en wagt met ongeduld u . . . whim sey, de oude. Te zien begraaven ? — Ja dat geloof ik. — Maar tot zijn' fpijt, zal ik , van dit uur of aan, eens regt maatig gaan lceven. Kastelein! Zie toch eens of de reiskoets gekomen is? — (De Waard tinnen.) En gij, Simon! geef wel acht dat 'er toch niets van mijn dingen weg raake. (Simon binnen.) Nu Lotjcn! toe, wees vrolijk en zeg toch niet dat gij uw hart verlooren hebt. Loop ! loop! het hart van een jong meisjen is als een tamme duif; al fchenkt men die ook tienmaal in c'tn maand weg, zij zal toch zeckerlijk tienmaal wederkomen, s i m o n. De koets is 'er, MijlordJ wujm s e y, de oude. Goed! Let wel op den Koetiïer, op dat ge hem weder kennen moogt, wanneer 't fomtijds noodig ware; en hoor! als 'er mogelijk een van de touwen, waarmede de koffers gebonden zijn geweest, mogt weezen blijven liggen; raap het dan op, al was 't ook nog zo klein, 't kan altijd nog tot iets te pas komen. s,  KAMER TE II U U R. 9 sim on. Zo is 't ook, al ware 't llegts maar één el lang! Ik weet wel waar toe ... (bij doet als of bij hem jlaar mede flaan wilde. Alle binnen.') TWEEDE TOONEEL. HetTooneel verbeet It den Banketbakkers winkel van Madam pattipan. In V verfchiet ziet men twee vengsters, en daar door, op een uit ft eek bordjen, de Letters : een gestoffeerde kamer te huur. Ferfchcide groote Potter, en Doozfn met Banket, Taarten, Celyen , Glacés, F uchten in Glazen, Compots enz. verf eren den winkel. Madam pattipan. Op mijn woord! Mijn lieer Whimfey ! Uw gedrag is niet langer uittehouden. Het is waarlijk fchande voor fatfbenlijke lieden met u in het zelfde huis te woonen. W111m s e v, de jonge. Mijn lieve, bekoorlijke, voortreffelijke Madam Pattipan, Koningin aller Bankctbakkerinnen ! lasten wij toch eens met elkander over deze zaak bedaard fprceken. A 5 Ma-  io EEN GESTOFFEERDE Madam pattipan. Sprecken! Ja, waarlijk ik ben het (precken al moe. w hi m s e v , de jonge. Dat is mij in de daad lief. — Ik had niet gedacht, dat ge 't ooit moede zoudt zijn geworden! Madam pattipan. Wat zullen wij nog veel meer 'er over fpreeken ? Gij zijt altijd verftrooid, altijd in flcgt gezelfchap, gij komt altijd laat in den nacht eerst thuis — Waarlijk gij verkort zelve uwe dagen ! whimsey, de jonge. Maar daarvoor verlang ik ook weder mijne nachten, Madam! en zo komt het toch immers weder op 't zelfde uit. Madam pattipan. Hoe dikwijls moet ik u bidden mijn huis te verhaten! Ik heb u alle dagen , geduurende deze laatfte maand, daaraan herinnert; maar gij fchijnt 'er in 't geheel geen acht op te flr.an. w ii i m s e y , de jonge. Men klaagt thands algemeen dat jonge lieden aan geen crinneringen het oor leenen. Madam pattipan. Ik heb, gelijk ge ziet, reeds een bordjen van een gefloreerde kamer te huur hiaten aanllaan en ben verzcekeid dat uw kamer niet lang ledig blij-  KAMER TE H UUR. n blijven zal — waarlijk niet; zo even is'er nog een Heer geweest, die dezelve gezien heeft. whimsey, de jonge. Ik zie wel, gij zorgt even zo zeer voor uw kamer als voor uw hart; gij laar geen van beiden lang ledig (taan.— Ik meen dat uw man nu llegts vóór twee maanden geftorveu is, en gij maakt al toebcicidfclen om een' tweeden te neemen. Madam pattipan. Wicn bedoelt gij; Mijn Heer! whimsey, de jonge. Wien?— Wel uw' leerling Timmeltjen Tartlet, en ik moet bekennen, gij hebt waarlijk cenc goede keuze gedaan. Hij heefc wijlen zijn' meester trouw en eerlijk gediend; en ik ben verzeckerd, dat gij veel dienst van hem zult hebben —- maar ei zie ! daar komt hij zelv — vaar wel. — lk wil dit teder tooneel niet ftooren. — Madam pattipan. Ik verfta uw fpotternij zeer wel; doch hoep dat ge, eer ge mijn huis verlaat, uwe fchuld afdoen zult. —. Gij (laat zo redenlij k bij mij in 't krijt. — w ii i m s e y, de jonge. Dat komt alleenlijk daarvan daan, dat ik zo veel eerbied voor u hebbe. — Ik hoop nimmer bij u uit  12 EEN GESTOFFEERDE uit het krijt te komen — adieu, lief oud wijfjen! — als ik dezen nacht nergens te regt kan komen, zal ik moogüjk tot uwent wederkeercn.— LaatNancy toch op mij wagten, (binnen.') tim. tartlet , llit. Madam pattipan. Dienaaresfe ! Dienaaresfe! zie zo, al kant en klaar, gelijk ik zie! Dat gaat zcckerlijk weêr op den tril; niet Waar? Tiinmeltjen! tim. Och Madam! Hoe kunt ge toch altijd zo kijven, wanneer men, zig een weinig vermaakt. — Gij weet ik ben gaarn in de wijde waereld — waarom? wijl het zo vermaakelijk is. Madam pattipan. Zo, en gij laat mij zo heel alleen? Waarom heb ik u dan van 't land uit uw vaders hut , in mijn huis opgenoomen ? t i m. Ja, dat weet ik waarachtig niet, Madam! dat moet gij zelv het best weeten. — Madam pattipan. Heb ik u geen geld in den zak gegeeven, en een' lieer van u gemaakt? Heb ik u geen ordentlijke opvoeding bezorgd? TIM. Ja, ja, dat is zeekei waar. ■ Ma. \  KAMER TE HUUR. 13 Madam pattipan. Heb ik niet zelfs eindelijk befloten, u tot Heer en Meester van mijn' winkel, van mijn vermoogeu, ja van mijn hand te maaken? t i m. Ja! Maar gij wilt niet dat ik mijn eigen Heet zijn zal. Madam pattipan. Uw eigen Heer! ei zie, dan zou 't wel fchielijk met u gedaan zijn. tim. Wel nu, en zoo 't dan met mij gedaan ware, wat was daar aan verbeurd ? Ik heb immers veel voornaame Heeren gezien , die in fraaijc koetfen rijden, en zo trotsch zijn als de groote Mogol — enNancy zegt dat het reeds lange jaaren met hun gedaan geweest is , en evenwel zien zij 'er zo vrolijk en Ieevendig uit als of'er niets voorgevallen ware. Madam pattipan. Nancy ? Daar hebt ge *t al — dat is weêr een van uw kuuren; altijd (loeit gij en roert het met het meisjen in den winkel, of ge dul zijt. tui. Ja, wat zou ik anders doen! fomtijds moet ik wel een weinig met haar ftoeijen; zij is altijd zo vergenoegd. Ma-  14 EEN GESTOFFEERDE Pvladam pattipan. Nu, 't Is wet, zij zal niet langer in mijn huis b'ijven! — Timmeltjen ! ik wenschte dat ge zo veel eers in het lijf hadt om zulke meisjens altijd op een' afftand te houden. t i m. Ja, dat heb ik fomtijds ook wel. Ik kan buijen hebben dat ik zo ernftig ben als een Schoolmeester — maar als ik een lief jong meisjen zie, och Madam! dan verfmelt mijn eer gelijk uw ijs in den zonnenfchijn. Madam pattipan. Timmeltjen,maak mij nier kwaad— waarachtig! (Monfort komt op het TooneeL') monfort. Mejuffrouw ik zie dat hier een geftoffeerdc kamer te huur is. Madam pattipan. Ja wel, Mijn Heer! en, zonder roem gefproken, de gelegenheid is zeer goed en gemakkelijk. Gelieft UEd. de kamer eens te zien? m o n f o r t. Ik heb die reeds gezien. Madain pattipan. 6, Dan zult ge zeekeriijk die Heer zijn, welke bier geweest is, toen ik niet thuis was. m o r-  RiA MER TE II U U R. 15 monfort. Vooral wenschte ik gaarne te mogen w.'eten, of ik deze kamer heden nog betrekken kan? Madam pattipan. Alle oogeublikken, wanneer 't u flegts gevalt. monfort. Ik vcrwagt mijn zuster heden avond hier, en daar ik zo fpade daarvan verwittigd ben, zie ik mij genoodzaakt ten eerften een kamer voor haar te huurcn; wijl ik haar zo fpoedig bij mij niet iunecmen kan. Madam pattipan. Zeer wel, Mijn Heer! monfort. Ik ga terftond naar de plaats waar zij aankomen moet, en zal uw adres daarlaatcn, op dat mijn zuster zig daarna richten kan. Ik denk vroeg genoeg weder hier te zijn, om zelv haar hier te kunnen opwagten. (binnen?) t i he. Ik ben regt nieuwsgierig om te zien, of zijn zuster mooi is ? Madam pattipan. Wat raakt dat u toch ? Ga liever heen en ftuur uw lieve Nancy hier — wij moeten toch voor die Dame alles in orde brengen. tim,  KJ EEN GESTOFFEERDE t im. Och, als ze maar bruine oogén heef:! — Bruine oogen bevallen mij dan geweldig. Madam pattipan. Niet eens na den prijs der kamer te vraagen? — Ik weet waarlijk niet wat ik van hem maaken zal. t i nu Nu, gij zult hem alreeds degelijk gefneedeu hebben, eer ge 't nog weet. (binnen.) DERDE TOONEEL. E(tn kamer in het bfilsvan Madam Pattipan, in '/ verfebiet ziet men een Lil;Hotbcek in de netfte orde. Madam pattipan, alleen. Ach! lieve Hemel! wat ziet 'er de kamer uit? Ik moet mij waarlijk 1'chaamen die vreemde jonge Dame zo hier in te brengen. (Nancy komt.) nanc y Juffrouw! 'er is een wonderlijk oud man beneden , alles wat wij van hem verneemcu kunnen, is dat zijn zoon hier een kamer gehuurd heeft. Hij zal terftond zelf komen. Ma-  KAMER TE HUUR. i? Madam pattipan. Zijn zoon, zou hier gehuurd hebben? nancy. Hij heeft een jonge Dame bij zig. Madam pattipan. 6 Dat zal zeekerlijk de zuster van dien Heer zijn, die de Kamer gehuurd heeft.—• Vraag hen toch terftond binnen. nancy. Zij noodigen hun zeiven reeds. Daar zijn ze. (IFhimfc.y de oude, en Qharloite komen op V Tooneel.) whimsey, de oude. Onderdaanigfte Dienaar , Mejuffrouw ! Mijn Zoon heeft hier een Kamer gehuurd? Gij zijt im« mers Madam Pattipan? Madam pattipan. Om u te dienen, Mijn fleer! whimsey, de oude. Zo, dan zijn wij hier te recht.— Lotjen! welkom in uw Broeders wooning. Madam pattipan. Wees van harten welkom , Mejuffrouw! — Uw Heer Broeder was reeds bevreesd dat hij u niet vinden zoude. — Hij zal ten eerftcn weder hier zijn. (Simon komt binnen met bet valies.) B WIlDb  18 EEN GESTOFFEERDE whimsey, de oude. Siraon, leg liet valies gindsch maar in den hoek — men moet altijd zelf op zijn zaaken pasfen! Madam pattipan. {tegen Charhtte.) Gelieft Mejuffrouw de andere kamer niet eens te bezien? whimsey, de oude. Voor alle dingen, mijn lieve Juffrouw! verzoeken wij om een kopjen thee. — Ik ben door en door vermoeid van de reis. (Madam Pattipan en Cbarlotte gaan te famen binnen.') whimsey, de oude, (de kamer rondgaande.) Waarlijk de kamer bevalt mij ten hoogden. — Hier zijn nog alle de Schilderijen die ik hem gaf» cn de boeken —■ nu hij heeft ze alle zeer wel bewaard, gelijk ik zie. — Ze zien 'er alle nog zo goed als nieuw uit — geen een boek verkeerd geplaatst — hij is zeekerlijk een ijverig liefhebber van boeken, 't Zal mij hier haast zo eigen worden of ik hier thuis ware ; maar wie komt daar? monfort, (zegt, bij bet inkomen, tegen Frank.) Laat het mij ten eerden weeten, zo dra zij komt. whimsey, de oude, (bij zig zeiven.) Vermoedelijk een Vriend vsh mijn' zoon. (te-  KAMER TE II U ü R. 19 (tegen Monfort.) Onderdanige Dienaar, Mijn Heer! — Een mooijc Kamer, niet waar? Mijn Heer! m o n r o r t. Wel ja, zij flaat mij zeer wel aan. whimsey, de oude. Wees toch zo goed, Mijn Heer! en ga zitten als ik u bidden mag. monfort. Mijn Heer ik? ... ik ... ? (bij zig zeiven.) Ik zie wel hij wagt niet dat men hem iterk noodige. w 111 m s e y , de oude. Wat dunkt u van deze Schilderijen , Mijn Heer! men houdt ze voor gantsch niet onbillijk. —• monfort. Zij fchijuen in de daad redenüjk goed te zijn. w 111 m s e y , de oude. 't Is mij lief dat zij u wel bevallen. — Ik heb ze gekocht. — (hij febclt.) Deze Meubelen zijn op weinig na alle van mij. monfort. De Meubelen van u? (ter zijde.) Och! dat zal zeekerlijk een uUdraager of zo wat zijn. (Frank komt binnen?) whimsey, de oude. VrSend! breng mij fchielijk een paar pantoffels B 2 hier;  so EEN GESTOFFEERDE hier; maar ten eerden! — Ik loop niet gaarne in laarfen. {Frank binnen.) 'Er gaat toch niets voor het gemak, zie dat is mijn Systema. monfort. Ja, dat zie ik! (Frank komt weder binnen, en trekt IFhimfey de laarfen tuit.) w h i m s e y , de oude. Ik wagt mijn' zoon alle oogenblikken. — Ge blijft toch een kopjen thee meè drinken , Mijn Heer! monfort. Ha! ha! ha! ja, dat denk ik ten minden wel. (ter zijde.) Wel dat is dan een onbefchaamde kaerel. whimsey, de oude, (ter zijde.) Dat denk ik ten minden wel ... — Hij hadt immers even zo goed kunnen zeggen: ik bedank u. frank, (ter zijde.) Mijn Heer fehijnt daar al een fraaije kennis opgedaan te hebben. monfort. Mijn Heer ! het zoude mij zeer onaangenaam zijn, u te beledigen; — maar ik bemerk dat gij niet weet wie deze kimer gehuurd heeft. w hi m-  -KAMER TE HUUR. 21 whimsey, de owle. 6 Ja, dat weet ik zeer wel, Mijn lieer! monf ort. Kort en goed ik wagt hier alle oogenblikken mijn Zuster en de tegenwoordigheid van een derdsn perfoon kon haar fomtijds wel niet zeer aangenaam zijn. whimsey, de oude. ó! Wat dat betreft, mijn dochter zal ook ten cerften hier weezen, en dan kunnen wij alle te famen thee drinken: (Nancy brengt de thee) (tegen Nancy.) zeg toch aan mijn dochter, dat zij weder hier komt (Nancy binnen.') (ter zijde.) Ik kan hem toch wel noodigen, hij is immers een Vriend van mijn' zoon. — Hoe is uw naam, Mijn Heer; als ik het vraagen mag? monfort. Mijn naam is Monfort. whimsey, de oude, (ter zyde.) Monfort! Lotjens onbekende Minnaar? frank, (ter zijde tegen Monfort.) De jonge Juffrouw Whimfey is reeds hier. monfort. Hier? — Smijt mij dat vervloekt valies van de trappen af. (Frans feil heivalies opneemen, maar Whimfey komt hem voor.) Mijn Heer! gij moet b 3 mii  9*3 EEN GESTOFFEERDE mij niet kwalijk neemen, op een ander tijd zoude het mij zeer aangenaam zijn, u hier bij mij te zien. (Hij wil MFhimfey ook de deur uit zetten.) w n i m s e y 5 de oude. Vei vloekt, Mijn Heer! wat zal dat beduiden? (Cbarlotte komt binnen. Mjnfort loopt haar te gemoed en omarmt haar.) mo kfort. Mijne Charlottc! heb ik u wezenlijk weder in mijne armen? (tegen Wbimfey.) lïa mij toe Mijn Heer! dat ik u mijne zuster voorftelle. ciiarlotte, (ter zijde.) v Hemel! welk een toeval! whimsey, de oude. Een lief meisjen waarlijk , Mijn Heer ! Zijt gij lieden beiden van denzelfdcn Vader? p.ionfojit. Wat gelieft u? whimsey, de oude. Zeckcr! ik heb tot heden toe niet geweeten, dit ik nog zo een' knappen zoon hadde, als gij. (Frank binnen. ) ciiarlotte. Hoor mij toch flegts fprecken, lieve Vader! monfort, (ter zijde.) Zijne dochter? 6! ik domkop! wiiim-  KAMER-TE HUUR. 23 whimsey, de oude. Jongeling! wees maar gerust. Gij moogt u gelukkig achten dat dit voorval uw, mij onbekend, plan verijdeld hebbe.— Dank den Kemel, dat gij mijne Dochter niet gekreegen hebt. — Want hadt ze zig zo kunnen verdingeren, om, zonder bewilliging van heuren vader, met beur' Minnaar den marsen te blaazen, niet een penning zou ik haar meègegeeven hebben. monfort, (ter zijde.) Maar wat zal ik nu zeggen? whimsey, de oude. 11; geloof, dat gij ü nog bedenkt, hoe gij mij ouden man hier nog eens regt hartelijk doorhaalen wilt; wijl ik mij door u niet wil laaten bedriegen — maak geen complimenten. — Zeg maar regt uit, wat ik al ben. monfort, (ter zijde.) Ja, dat is goed! — (overluid.) Gij zijt in de daad mijn vriend ! whimsey, de oude Om dat ik u uwe minnaares ontroove , niet waar? — dat is in waarheid het teken van een hedendaagsch vriend. monfort. Mejuffrouw! ik heb u voor rijk aangezien. — Uw B 4 Heer  24 EEN GESTOFFEERDE Heer Vader heeft mij verzeekerd, dat gij het niet zijn zult, wanneer gij met mij in 't Huwelijk treedt; ik zoude dus, en tegen mij, en tevens tegen u , eene groote'onrechtvaardigheid begaan, wanneer ik uw geluk aan mijne liefde wilde opofferen. chari, otte. Mijn Heer — gij handelt — zeer rechtmaatig.— Ik zie de zuiverheid van .uw gedrag in — enen — iK billijk het zelve. — {binnen.) whimsey, de oude. Geef mij de hand, Monfort. — Bij mijn ziel, ik geloove dat gij een braaf kaerel zijt! m o n fort. Tusfchen ons gezegd , Mijn Heer Whimfey ! Zulke arme flokkers als ik , moeten niet uit liefde trouwen. w h i m s e y , de oude. Zeckerlijk niet. — Het deugt waarachtig niet; zo menig een die dat ongeluk hadt, beroudc dien flap naaderhand dikwijls genoeg. monfort. Daar hebt ge volkomen gelijk in ! — Wat dunkt u als ge mij nu eens eene andere partij voorfloegt — een rijk weeuwtjen bij voorbeeld. whimsey, de oude. Wel, waarom niet ? Wat zegt ge van de vrouw van  KAMER. TE HUUR. 25 van dezen huize, Madam Pattipan?— Mijn zoon. fchrijft mij, in een zijner brieven, dat zij 'er dik in zit. M 0 N F O RT. Dat is een goede inval ! — Ik zal , met uw verlof, bij Mejuffrouw uw dogter gaan en haar voorflaan dat ik willens ben terflond mijn hof bij de oude dame te maaken. whimsey, de oude, (hem tegen houdende?) Doe geen moeite — dat wil ik zelv wel voor u doen; ik heb, behalven dat, hieromtrent nog een paar woorden in ernst met haar te fpreeken. Ei, de drommel! ondenusfehen kon men mij het valies ontfteeleu. (Hij neemt her valies op en vertrekt.) (Frank komt op V Tooneel.) FRANK. Gij zijt daar voor een heet vuur geweest, Mijn Heer! 't Is u ondertusfehen bekend, dat de oude Heer de vader van de jonge Juffrouw is. MONFORT. Och ja ! Frank! Ten allen gelukke kwam ik nog op den inval van den ouden wijs te maaken, dat ik niet meer aan zijne dochter denken, maar naar de vrouw van den huize uitgaan wiide; ik hoop dat. dit hem weder gerust (tellen zal. B < FRANK.  26 EEN GESTOFFEERDE frank. Ja maar die list is zo bot — die dat gelooft heeft een kalf in 't hoofd. monfort. Dat is welwaar — maar als hij flegts nog eenigc üuren in dat vermoeden blijft, dan kan alles nog goed gaan. . Ik geef alle hoop nog niet op. Mooglijk ruk ik haar nog heden uit heurs vaders handen. Frank, ga fchietijk heen en beftel, tegen van nacht ten twaalf uuren, een' wagen; maar de voerman moet vooral zorgen tegen dat bepaald uur hier op den hoek van de ftraat te flaan. (Frank binnen.') (Madam Pattipan uit.) Madam pattipan. Uw dicnr.aresfe, Mijn Heer! — Gij hebt mij van te vooren niet gezegd dat ge uw' vader ook in de ftad verwagtte. monfort. Ja , dat wist ik ook niet, Madam ! (ter zijde.) Ik zie wel 't zal best zijn dat ik mij voor den zoon ' van den ouden uitgceve. Madam pattipan. Ik hoop dat de kamers u bevallen zullen eri denk niet dat ze, tegen zes ducaaten in de week, te duur zijn. m o n-  KAMER TE II U U R. 27 monfort. Neen ! in 't geheel niet. QVbimfej de oude, ui,.) Madam pattipan. Ik wist ook wel dat wij de zaak wel eens zouden worden. Ha ! Ila! w h1m s et, de oude, (ter zijde.) Hij is, bij mijn ziel, al klaar. — (Stil tegen Monfort.) Ik zie ge hebt den aanval ai begonnen. monfort, (fiil.) En ook reeds overwonnen, — Stoor mij nu, nis 't u gelieft niet, in mijne zege! whimsey, de oude. Ik ? Wel zeeker niet! — Wat mij belangt moogt gij fpreeken wat ge wilt. monfort. Ja, maar zij zal in uwe tegenwoordigheid niet gaarne willen fpreeken. — doe mij 't plaifier en laat ons nu alleen. Madam pattipan,(tegen WbMfey, de oude.) Uw dienaaresfe Mijlord ! Wij waren 't reeds éér* eer gij binnen kwaamt. whimsey, de oude. Zo! zo! dan wil ik u ook niet fiooren; vaar dan zo lang welj — (ter zijde?) Ik vertrouw die historie toch niet best — en zal de vrijheid gebrui-  28 EEN GESTOFFEERDE bruiken om af te luisteren; mijne eigene ooren moeten mij van de waarheid overtuigen, (binnen.') monfort, (tegen Madam Pattipan.) Och! door u toch aan mijn' Vader niet; alle menfeben hebben zo hunne eigene bijzonderheeden. Madam pattipan. Dat is ook waar, (ifbimfey, de oude, bomt op 't Tooneel, en blijft in 't verfchiet ftaan luisteren. Monfort krijgt hem in 't oog, maar houdt zig als of hij hem niet gewaar wierde.) ik ben overtuigd dat het met ons al om 't even zal zijn, wanneer wij oud worden.—Maar om weêr tot onze zaak te komen , voorbeding maakt daar naa geen krakeel, gelijk ik menigmaal tegen mijn man zaliger pleeg te zeggen. monfort. Ja, ja! Wij zullen heel wel met eikander te regt komen. Madam pattitan. Gij eet meestentijds niet thuis, niet waar Mijn Heer! monfort. Nooit! whimsey, de oude, (ter zijde.) Dat is al wonderlijk ! niet eens, zelfs geduurende de wittebroods weck, 't huis te cctcn. Ma-  KAMER TE II U U R. 20 Madam pattipan. En komt altijd ter behoorlijker tijd thuis? monfort. ó Ja! om tien uuren ben ik altijd al te bedde. whimsey, de oude, (ter zijde.) Dat is een hoofdzaak. monfort. Gij hebt, zoo ik meene, gecne kinderen, Madam! Madam pattipan. Neen, ik heb 'er ook nooit geene gehad. — Maar daar ik niet lang zo denk te blijven, kon het wel gebeuren, dat ... . monfort. Nu ja, ik verfta u heel wel; doch dat is mij om 't even. Madam pattipan. Zo! nu dat is mij regt aangenaam. — Want ge weet wel, fommige lieden kunnen geen kinderen verdraagen. whimsey, de oude, (ter zijde.) Neen! dat kan onmooglijk bedrog zijn. — Het huwelijk is gefloten, dat zie ik klaar.— (Hij treedt raar vooren en zegt overluid.) Wel nu vrienden! ik wensch u van harten geluk. — Ei, fehaam u niet Madam Pattipan! — 't Is immers de eerfte maal niet dat ge zodanig een' koop fluit. Ma-  20 EEN GESTOFFEERDE Madam pattipan. Ik hoop ook niet dat het de laatfte zal zijn. w h i m s e y , de oude, (ter zijde.) Ecnfraaije aanmoediging, waarlijk, om zigmet haar in te hiaten; ik geloof dat ze nog een half douzein mannen hoopt te bcgraaven. (pverluidt) Wel komaan; wijl gijlieden het toch c:éns zijt, zo geef elkander de handen. Maak geen om- ftandigheeden, mijn Zoon ! toe , geef haar een kuschjen! moweobt., (kuseht haar de hand.) (terzijde.) Ik wensehte wel dat de plegtigheid al ten einde ware; ik zal dien pots niet kunnen volhouden. whimsey, de oude , (legt hunne handen in elkander.) Leeft lang te (amen — geen twist moge uw genoegen ftooren! — En u Madam wensch ik paar kleine frisfche jongens! Madam pattipan, (hij'zigzclvcn.) Kleine, frisfche jongens! monfort. Ik bid laat ons hier niet verder van fpreeken. — Gij ziet het is haar niet aangenaam, men moet de kieschheid der Dames toch een weinig in acht neemen. w ii i y.'  KAMER TE HUUR. 31 whimsey, de oude. Voorzeeker! monfort. Het zoude mij in de daad zeer leed doen, Mejuffrouw te beledigen. w h 1 m s e y, dé oude. Ja, mij ook, — Ik zal dan liever van wat anders met baar praaten, daar kunt gij ftaat op maaken. (Hij [preekt zachtjens niet Madam Pattipan?} (Frank uit.) frank, ( jiil tegen Monfort.) Het is volflrekt onmogelijk gij kunt de Juffrouw niet te fpreeken krijgen. monfort. Onmogelijk? Frank! onmogelijk! frank. Volflrekt onmogelijk; zij wordt van alle kanten bewaakt. — Maar ik heb niettemin iemand in mijn belang weeten te brengen, die alles voor u bezorgen kan, en raad eens wie? — Gij laadt het nimmer, — Timmeltjen. monfort. Dat is waarlijk niet kwaad bedacht! f r a n 1:. Ilij wagt beneden op u. — Maak maar dat ge van den ouden Heer omflagen raakt. w iii m-  32 EEN GESTOFFEERDE whimsey, de oude. Wat Duivel fpreeken die daar zo zacht? Ik vertrouw niemand die ik zo hoor fluisteren. (IVbimfey floort ■ hen en ziet hen met een bezorgd gelaat aan.) Wat is 't ? Ik denk immers niet dat ge u over 't Huwelijk anders bedagt hebt? monfort. In 't geringde niet; dat kan ik u wel verzeekeren. — Ik pi ins maar zo wat op 't een en ander dat mogelijk de iaak nog wat voortzetten zal; binnen weinig uuren moet al uw argwaan , geheel weggenomen zijn. (binnen.') whimsey, de oude. De Duivel! ik moet toch iets met haar daar over fpreeken ; dat kan zij immers niet kwalijk neemen. — Zeg mij toch eens Madam ! Sedert hoe lang kent gij toch den jongeling, dien gij trouwen wilt. Madam pattipan, (bij zigzelven.) Den jongeling dien ik trouwen wil. Hoe kan hij toch op al de waereld weeten dat ik met Timmeltjen denk te trouwen. whimsey, de oude. Verfchoon mijn nieuwsgierigheid, Mejuffrouw, maar is hij niet nog wat te onbeftendig?  KAMER TE HUUR. 33 Madam pattipan. (bijzigzelven.) Ja, waarlijk hij meent Timmeltjen. (overluid) Ja! hij is nog wel wat los — hij heeft zo zijn kleine galahterietjens. w n i m s e y , de oude. Ziet ge wel, Msfdam! — 6! Wat zijn kleine galanterietjens, gelijk gij die noemt,aangaat, daar zoude ik u geloof ik meer van kunnen vertellen, dan gij zelf nog weet. Madam pattipan. Hoe, Mijn Heer! gij maakt mij nieuwsgierig. wiiiMjsby, de oude. Kort en goed — uw toekomende gemaal is op mijn dochter verliefd. Madam pattipan. Wat hoor ik ! ach wat ... Ik bezwijm . . . (Zij valt hem in den arm in onmagt.) whimse y, de oude, (haar in den arm hi udende.) Om 's Hemels wil! val toch niet, ik kan u onmoogelijk houd.n! Madam pattipan. ó Ondankbaard die mij alles wat gij zijt te danken hebt, 't is niet om uittcfpreeken wat ik al voor hem gedaan hebbe. w him s e y, de oude. Als het niet om uittefpreeken is, dan wil ik 't ook C niet  3+ EEN GESTOFFEERDE niet hooren, doch onder ons gezegd — ik vrees, dat het meisjcn hem bemint. Madam pattipan. ' Wel dat verwondert mij niet — Hij is regt galant.— Maar wat zeg ik? wat gaat mij zijn perfoon aan — och! ik zie maar op het charakter.— Wat zijn toch fchoone oogen, of een fchoon aangezicht? w n i m s e v, de oude, (haar in de rede vallende.') Goed om aantezien, Madam — (bijzigzeken.) alhoewel gij ze nooit in uw' fpiegel aangetroffen hebt. Madam pattipan. Wat zijn zij in vergelijking van een goed hart? whimsey, de oude. Ja, dat weet ik waarachtig niet — ik ben geen vriend van vergelijkingen en houde mij daar ook niet mede op. Madam pattipan. Schoonheid gaat niet dieper dan het vel! whimsey, de oude, (bij zig zei oen.) Eij u zal de fchoonheid zeekerlijk onder de huid neeken. Madam pattipan. Maar zeg mij toch, Mijn Heer, dat ik u bidden mag! waaraan ontdektet gij toch eerst, dat zij elkander beminden? — verhaal mij toch al de omfcsiffligheeden. whim-  KAMER TE HUUR. 35 whimsey, de oude. Ja, als ik daar nu wat eer op gedagt hadde —> Maar mooglijk vertelt uw Eleve aan mijn dochter op dit oogenblik dingen , die ik niet wenschte dat zij nog te weeten kwame. — Ik moet daar ten eerften voor gaan zorgen. — {binnen) Madam pattipan, {alken) Och ja! daar komen zij!— Ja zecker! Zij lonkt hem toe en zucht, wat ziet ze'er leelijk uit als zij lagt.—i (zijplaatst zig achter op''tTooneel.) charlotte en tim. tartlet, uit. charlotte. En tegen wat tijd zal de koets 'er zijn? t im. Tegen twaalf uur, Mejuffrouw!— althands tegen dien tijd heeft de Heer Monfort die beileld. —— Wat zal hij blijde zijn, och! ik weet wat het te zeggen is, verliefd te wcezen. Dat kan Nancy getuigen. charlotte. Och mijh lieve Tartlet! ik moet u bekennen, mijn moed begeeft mij ten eenemaal, nu het op de zaak zelve aankomt. Madam pattipan, (bij zigzelven.) Mij dunkt, dat ge nog een goede portie moed overgehouden hebt, dat ge zo fpocdig ter zaak komen kunt. C 2 tim.  35 EEN GESTOFFEERDE tim. Och! wat dat betreft; 't is gelijk ik zeg; ik ben zo zeer verliefd als gij — Madam pattipan, (bijzig zeiven.) Waarlijk eene fraaije liefdesverklaring. tim. Wees maar gerust , morgen om dezen tijd, zult gij al verre uit de oogen van uw'vader weezen. Madam pattipan, (bij zig zeiven.') ó Hemel! hij wil met haar doorgaan! tim. ö, 6, Wat zal de oude Heer raazen! charlotte. Dat weet ge nog niet. Als men oud wordt, oordeelt men zeer koel over de liefde. t im. ó Neen!dat gaat niet altijd door, met mijn oude Madam is het ten minden heel anders gefield. Madam pattipan, (bijzigzelven.) Oude Madam! wel zo! t im. Die is nog zo verliefd als ze voor dertig jaaren mogelijk al geweest is. Madam pattipan, (bij zig zeiven.) Wagt maar! daar zult ge mij voor betaalen! TIM.  KAMER TE HUUR. 33 tim. Als dat oude fchepfel mij nu eens hoorde praaten.— Jemenie — wat zou zij daar toch van zeggen? Ha! ha! ha! — nu ik zal ten twaalf uuren weêr hier zijn. — Ik wil m;j nog een uurtjen met een' vriend of twee vrolijk maaken. Ik zal ondertusfchen zorgen dat ge een regte mooije koets en een paar goede paarden krijgt. — Nu — vaarwel, tot weerzien. charlotte. Ik bedank u wel zeer voor uwen dienst lieve Tartlet! tim. Nu maar moed gevat,Mejuffrouw! — Getrouwe liefde duurt tot in eeuwigheid. En daarom, vaarwel Papa ! en oude moeder Pattipan ! (Cbarlotte en Timmeltjen binnen.) Madam pattipan. Oude moeder Pattipan! — oud! wel ik word raazend.— Dat is dan eens een verraad! — 't Is nu maar een Hom geluk dat ik alles ontdekt heb! — Ik zal nu wel degelijk zorgen dat 'er niets van voorvalle. — Oud! waarlijk? en dan nog zó verliefd ? — De hemel mag weeten wat toch de mannen nog al zullen willen hebC 3 beni  38 EEN GESTOFFEERDE ben; wanneer wij jong zijn, dan zijn wij hun niet half verliefd genoeg ; en wanneer wij dan naa eenige jaaren , beter weeten hoe wij ons gedrasgen moeten , dan lagchen ze ons nog uit op den koop toe. Einde zan het eerfte Bedrijft TWEE-  KAMER TE HUUR. 30 TWEEDE B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. Eene Kamer in bet huis van Madam Pattipan , met tzveePengfiers, met afhangende Gordijnen , aan 't einde des Touneels. whimsey, de jonge, en n a n c y komen op 't Tooneel. whimsey, de jonge. Ha! mijn kleine lieve Nancy! Wat ben ik gelukkig u alieen aantetreffen! nancy. Ik had liever, dat gij mij alleen liet, gelijk g:j mij gevonden hebt: ik zal 't mijn Juffrouw moeten zeggen, wanneer gij mij niet met rust wilt laaten. whimsey, de jonge. Doe dat toch niet! Nancy! uwe Juffrouw, mogt mij anders ook niet met rust laaten. Zeg nu toch eens in wat gat (leekt dat oude wijf? nancy. Ze is bij onzen buurman, hier tegen over. — Ge weet hoe jalours ze op Timmeltjen is , en nu wil ze hem daar opwagten, als hij weêr thuis komt. C 4 wiiiM-  +0 EEN GESTOFFEERDE whimsey, de jonge. Zo! dan is ze niet eens thuis, (bij zig zeiven ) Zo veel te beter — Nancy! kom eens in mijn kamer; ik zal u een' goeden raad geeven. n a n C y. In uw kamer? — Gij hebt hier geen kamer meer, Mijn Heer Whimfey ! wij hebben de kamer al verhuurd. WHIMSEY, de jonge. De kamer verhuurd? — En al mijn meubelen zijn 'er nog in! nancy. Betaal maar wat ge fchuldig zijt, dan kunt ge al uwe meubelen te rug krijgen. whimsey, de jonge. Bij dit en dat! . . . maar ik wil mij niet kwaad maaken. — De kamer is dan in ernst verhuurd? nancy. Ja zeeker! — een oud Heer en een mooije jonge Dame, hebben die betrokken. whimsey, de jonge Een jonge Dame? — Wel de Duivel! die moet ik zien! n a n c y. Ja wel en haar ook een goeden raad geeven! Niet waar? .) whim-  KAMER TE HUUR. 41 whimsey, de jonge. Wel vast! geen nunsch kan beter raad geeven, dan ik. nancy. ó 1 leden! daar koratFurnisch, de Zadeimaaker, die al zo dikwijls wegens zijn reekening bij u geweest is, en onze buurman', de Gerechtsdienaar, Schnaps , is bij hem. whimsey, de jonge. *Furni;ch ! is dat niet die kaerel, waar voor ge mij zo dikwijls verlogchend hebt? — Wat zal ik beginnen? — Ik geloof dat hij mij nog nooit gezien heen! n a n c y. Zo veel ik weet, nooit. whimsey, de jonge. Na dan is het nietmetal, maar 't is toch niet kwaad dat ik mij fchielijk verkleede. — Wagt! hier ligt een oude opgetoomde hoed en een Japon, na alle gedagten behoort dat tuig aan dien ouden Heer, die hier onlangs is komen wooncn. nancy. Ja, zijn knecht heeft zo even het valies ontpakt. whimsey, de jonge. Dan zal ik dat maar aantrekken. — Nood breekt C 5 wet  4* EEN GESTOFFEERDE wet. (Hij trekt de japon aar, en zet den hoed op.) (Filmisch uit.) nancy. Uwe Dienaares, Mijn Heer Furnïsch! Gij zult zeekerlijk den jongen Heer Whimfey zoeken. furnïsch. Jawel, mijn Engel! ik moet hem nocdzaakelijk fpreeken. nancy. Kom! ik zal zien of hij thuis is? (binnen) * furnïsch. Die moeite zoudt ge wel kunnen fpaaren, Juffertjen! Ik weet zeeker dat hij thuis is. w h im se y, de jonge Ik geloof dat de lieer van Whimfey u nog geld fchuldig is voor het ameublement van een huis, waarin zekere jonge Dame woont, die u aan hem gerecommandeerd heeft; ik heb verfcheiden brieven aan u geleezen. furnïsch. Ja, Mijn Heer! wij hebben nog al zo wat brieven met elkander gewisfeld. Ik geloof, als ik alles famen zou reekenen, dan heb ik wel al een heel riem papier van hem omringen, maar dat is ook al wat ik ooit van hem te zien bekomen heb-  KAMER TE HUUR. 43 Tiebbe. — Gij kent hem , na 't fchijnt , Mijn Heer! whimsey, de jonge. ö! Ja , zeer wel! 't. Is een best vriend van rnij; maar ik moet echter bekennen, hij heeft zig door een flegt meisjen al te veel laaten verleiden. furnïsch. Nu, dat is wel te vergeeven : jeugd kent geen deugd. Ik was in mijn jeugd ook niet veel beter. whimsey, de jonge. Zo veel te gefchikter zult gij nu leeven. Heer Furnïsch! fur nisch. Wij fpreeken van den Heer Whimfey, ik geloof dat hij tegenwoordig in flegte omilandigheeden ;s: — gij zult als zijn vriend , wel iets willen doen om hem te helpen? whimsey, de jonge. Wel zeeker zoude ik dat gaarne willen. furnïsch. Mijne reekening is juist zo groot niet (hij geeft hem de rekening over.) en ik zal mogelijk nog wel iets laaten vallen.— Een kleinigheid zou mogelijk uwen vriend uit de gevangenis kunnen redden. — Bedenk eens welk een weelde baart het voor een gevoelig hart, zijne medemenfehen uit den nood te  44 EEN GESTOFFEERDE te fèSdBtï, — Weldoen is toch een zeer aangenaame en een onzer eerde pligten. .Bedenk . . . . (Whimfey fchudt bet hoofd.) Gij wilt dus niet voor hem bemalen? — Kom dan maar binnen Mijn Heer Schnaps en doe uwen pligt. — Volg mij maar; wij zullen hem wel vinden. whimsey, de jonge. Holla! Hoe komt dat niet uwe woorden overeen? Bedenk toch welk een wee de baart het niet aan een gevoelig hart, zijn medemenfehen uil den nood te redden! furnis ch. Deze weelde is goed voor lieden, die geld heS bcn, maar een Handwerksman mag daar niets van weetcn. whimsey, de j mge. Bedenk toch dat weldoen een van onze eerde pligten is! furnïsch. Ei wat: dat is een koopmanfehap waar men niet veel mêe wint, daarom hou ik 'er mij ook niet mede op. (Nancy uit.) nancy, (/lil tegen Whimfey.) Wat raad nu! de oude Heer, die hier is komen woonen, komt daaraan. Hij fchijnt ergens kwaad over te zijn. waim*  KAMER TE HUUR. 45 Whimsey, de jonge, (fliltegen Nancy.) Dat is mij lief, Nancy ! ik zal reis pret met den Ouden hebben. — Ik zal hem met Furnisch in discours wikkelen , en terwijl het jonge meisjen eens even gaan bekijken, (tegen Furnisch') Mijn lieve Heer Furnisch ik heb een weinig met n gefchertst. — Ik ben 'er zo ver af van den Heer Whimfey te willen verontfchuldigen , dat ik u zelfs eer raade, hem ten eerften te laaten arrefleeren. nancy, (bij zig zei ven) Wat heeft hij nu weder in 't hoofd! whimsey, de jonge. Wilt ge uw' vriend een poosjen verwijderen, dan zal ik u mijne meening duidelijk verklaaren? (Schnaps binnen.) Tusfchen ons gezegd , hij is hier in huis, maar verkleed. furnisch. Hier? — Waar? whimsey, de jonge. Gij zult den ouden knaap wel aanftonds zien. Nancy zegt mij, dat hij daar aan komt. nancy, (bij zig zeiven?) Ha! ha! ha! Ik wem wel dat ik uitlagcherj, mogt! f u rnis c h. Oude knaap? — Ik geloof dat hij kwalijk twee en twintig jaar haaien kan! w h1 m-  EEN GESTOFFEERDE whimsey, de jonge. Zo is 't ook; maar zo als hij zig nu vermomd heeft,ziet hij 'er ten minften driemaal zo oud uit. f ü r n i s c h. Zo als hij zig nu vermomd heeft?— Hoe verftaat gij dat Mijn Heer? vv n im s E Y, de jonge. Ik zal u zeggen , hij zoekt daar meê zijn crediteurs te misleiden. — Hij draagt nu meer paruiken op één dag dan een paruikenbol in een pa* ruikenmaakers winkel. furnisch. Wel ge zoudt zeggen! die malle jongen! Ik zal mij van lagchen niet kunnen bedwingen als ik hem zie. nancy. Daar komt hij. whimsey, de jonge. Ja, daar kimt hij! (bij zig zeiven verfcbriktï) Wat zie ik? ■— het is mijn Vader! furnisch. Wat feheelt u? gij wilt hoop ik niet heen gaan! whimsey, de jonge. Neen! Neen! Ik vrees maar dat de Heer van Whimfey merken mogt dat ik u alles verhaald hebbe. {bij gaat in een' hoek van het Teoneel.j w tl i M-  KAMER TE HUUR. 47 whimsey, de oude (komt op, met een opengebroken brief in de hmd.) (bij zig zeiven.) Mijn Zoon is dan maar eens een puikjen van een lichtmis. furnisch, (tegen den jongen Whimfey?) Zijn zoon?—Heeft hij waarlijk al een Zoon!—• Ha ! — dat is een geestige inval. whimsey, de oude. Het is een ge'uk, dat ik den brief hier openbrak en daardoor achter zijn ftreeken gekomen ben. Maar wacht ik zal hem wel voor wieltjen en wagentjen betaalen; laat hij maar thuis komen. (Hij keert zig om en ziet Nancy.) 6 Gij kleine Hex, zijt gij daar! (bij zig zeiven ) Duizend Daalers in drie maanden aan zo een liederlijke meid te verflonfen ! (tegen Nancy.) wat ziet ge 'er heden regt lief uit, kind! waar zijt ge zo vrolijk om ? zeg! nancy. Ik weet het zelve niet. Mijlord! ik ben heden zeer opgeruimd. w 111 m s e y, de oude. ó Gij klein fchelmpjen! ik ben, op mijn eer! heden ook opgeruimd. — Neen ik lieg, ik ben niet opgeruimd. — (fti!) Die vervloekte jongen ik zal hem onterven, (tegen Nancy.) Nu, Engcltjen, hoe  48 EEN GESTOFFEERDE hoe maakt ge het al ? (bij zig zeiven.') dan zet zij mij heel in vuur — en dan doet mijn Zoon het weder, waarachtig! — ik zit tusfchen twee vuuren. nancy. Gij fchijnt u kwaad gemaakt te hebben? w h im s £ v, de oude. Ja, mijn Engel! dat heb ik ook. (bij zig zeiven) pie Verkwister! — Wat heeft ze toch mooije oogen! — De Booswigt is in 't geheel niet te verfchoonen. — Ik kan het meisjen kwalijk wèerftaan. (Hij wil Nancy bij de band r.eemcn; maar Fürniscb komt voor den dag.) furnisch, (i ij zig zeiven.) Ja, ja, ik merk het al, zijn jonge bloed begint te kooken. - (Hij freedt naar IVhimfey toe.) — Keer van Whimfey! uw onderdaanige dienaar. nancy. Dat was daar een gelukkige verlosfing. (Nancy en de j rge iVhiinjey binnen?) whimsey, de oude. In?gelijks Mijn Hcc ! Ik zie gij kent mij beter dm ik u. furnisch. Ik heet Furnisch, om u te dienen, Mijn Heer! (bij zig zeiven.) Wie duivel zou hem voor een jen-  KAMER TE HUUR. 49 Jongeling van twintig jaaren houden ? Ik hoop dat gij altijd welvaarende geweest zijt! whimsey, de oude. Ik ben u zeer verpligt voor uwe oplettendheid! Ik ben iinds veertig jaaren zo wel niet geweest. furnisch, (bij zig zeiven ) Sinds veertig jaaren! — en, ei kijk! wat heeft hij daar voor een kleed aan! bij wat voor een' Smous of hij dat opgedaan heeft? whimsey, de oude. 't Schijnt dat ge mij reeds federt lang kent? furnisch. Ha! ha! ha! ja! ik ken u bij naame lang genoeg, en ik geloof dat ik uw'ouderdom beterweet te taxeeren dan iemand anders, volgends uw voorkomen, zou kunnen doen. whimsey, de oude (eenigzim geraakt.) Wel! hoe oud denkt ge dan wel, dat ik ben ? Mg! — fchat ge mij mooglijk al boven de zestig? furnisch. Neen, neen! waarlijk niet! whimsey, de oude , (met te vredcnheid.) Dan zult ge mooglijk denken dat ik zo omtrent de vijftig ben? furnisch. 't Gelijkt 'er niet ua! wh i m-  ;o EEN GESTOFFEERDE whimsey, de oude. Wat! zoudt ge dan gelooven dat ik eerst veertig ware! furnisch. Neen ! op mijn eer niet, Mijn Heer Whimfey 1 whimsey, de oude. Neen! neen! zie goede vriend! voor veel onder de vijftig kunt ge mij toch niet houden! ha! hal ha! furnisch. Ik houde 'er u evenwel voor. Ha! ha! ha! (hij zig zelve;!.') Hoe aartig kan hij den lagch vnn een oud man na doen. (Zij lagchen een poos ie amen.) whimsey, de oude. Bij mijn eer, gij zijt een grappige fnaak, Furnisch! furnisch. Ja, dat geloof ik in de daad zelf! Bij vrolijk gezelfchap ben ik altijd opgeruimd.— Maar ik heb nu wat anders te doen. — Hier is een klein papiertjen, (hijgeeft hem de rekening over.) een kleinigheid die ik u verzoeke eens te over zien. w ii i m s e y , de oude. Zeer gaarne — voor mijn vrienden overzie ik gaarne kleinigheedeu — wagt ik zal eerst mijn' bril opzetten! f V r-  K AMER TE H U U R. «« furnis ch. ■ Kijk, hij brilt ook! wel nu hij houdt den grap dan al vrij lang uit. whimsey, de oude, (leest) „ De lieer Johan van Whimfey debe: voor een ■„ behangfel geleeverd aan het huis van Juifr. Fanny „ Fligty, in de groote Zandftraat," — Wat Duivel zal ik daar meè doen ? Ik ken die Juffir. Fligty in de groote Zandftraat, niet! fuf> Riscir. Niet? Gij hebt toch menig uurtjen bij haar doorgebragt. w o i m s e y , de oude. Ik menig uurtjen bij Juifr. Fligty doorgebragt? furnisch. Jongetjen, ge moet niet denken dat ge mij bedotten kunt. — Ik ken al de ftreeken die gij gebruikt om uwe fchuldeisfchers om den tuin te leiden, — ik weet — whimsey, de oude. Ge moogt weeten wat ge Wilt — maar ik weet 'er bij mijn eer geen duivel van! V i r i s c h. Dat raakt mij niet, ik weet dat ik mijn geld hebben wil! D a whut  52 EEN GESTOFFEERDE whimsey, de oude. Dat help ik u wenfchen: maar bij dit en dat, mijn geld zult ge althands niet hebben! furnisch. St! St! boosaartig knaapjen! ge breekt uw ouden Vader het hart! w ii i m s e y , de oude. Eerst zal ik u den. hals breeken. (Hij dreigt hem tejlaan.) (Schnaps uit.) furnisch. Heer Schnaps, deze is uw gevangen. schnaps. Met verlof! dat kan mijn gevangen niet zij 1! — 1 k zie gij hebt den Vader voor den Zoon gehouden. — 't Is maar heel goed, dat ik nog niet verder gegaan ben ; 'k had waarlijk leelijk de handen gebrand! (binnen) furnisch, (tegen IVbimfey.) Maar fatans! hier was daar even een jong Heer, die mij veel van u verteld heeft — en die zag 'er toch heel fatfocnlijk uit; hij hadt een roode Japon ann en een' opgetoomden hoed op zijn hoofd. w h i m s e y , de oude, (bij zigzehen. Wel duivelsch , daar heeft mij iemand een' trek gefpeeld. — Nu mijn hoed en Japon waren voor niet met al niet t' zoek. (overluid.) Maar,  K A MER TE H U U R. 53-, Maar, Mijn Heer! hoe kunt ge ook zo dwaas zijn en op den fchjjn vertrouwen. FURNISCH. Waneer ik op den Ichijn vertrouwd hadde, dan zoude ik zo een' ouden, ftij ven, podagreufengrijsaart, niet voor een' jongeling aangezien hebben, w 11111 s e y , de oude Wel jou ongelikte beer! pak u ten eerftcn dj deur uit. furnisch. Zeer gaarne! — Ik kan juist niet 'zeggen, dat uw gezelfchap mij zeer gevalt — fcheld maar vrij, ouden Heer, maar wanneer ge het hart hebt mij met een van uw oude kneukels aan te raaken, zal ik 'er op liaan, dat het u heugen zal. — Ik ben hier afflager,en heb al menig oud nest afgeflagen. (binnen) (Charlotte uit.) w n 1m s e y, de oude. ó! Wat is het goed dat gij daar zijt. — Wij moeten dezen nacht nog voort! c H a R L O T ï e. Nog dezen nacht? whimsey, de oude. Ja, ja, dezen nacht nog. . Ik ben be- ftoolen , beledigd , uitgefpuwd en bijkans achD 3 ter  54 EEN GESTOFFEERDE ter de tralies gezet — en dat alles binnen den tijd van écn half uur. c i-i aiïlott e. Maar wat hebben de mcnfchcn, daar nu ook aan, ora u zo te behandelen wiiimsey) de oude. Wat zij daar aan hebben? — Het zal een fncdighcid zijn. — Denkelijk is hier een zo overfchrandere kop in huis , die zo Oim is dat hij berst , cn daarom met de vingers dim is. — Zo gaat het mij altijd wanneer ik in d;ze vervloekte r-d ben — Maar den Hemel zij dank, binnen een uur ben ik'er weêr uit. — Laat alles maar weêr inpakken; ik zal mijn Japon en hoed nog maar gaan zoeken; mijn verlooren zoon asnftonds den zak geeven en fehrijven hem dat hij onterfd is; cn dan weder naar 't land,waar de menfehen geen opvoeding genoeg lubben om betere lieden, dan zij zijn, uittelagchen. (binnen.) chareotte. Ach!wij moeten dan liog dezen nacht voort?— en dezen nacht zou ik Monfort hier vinden. — Ongelukkig toeval! (Nancy weenend uit.) nanc v. Acb! mijn waarde juffrouw! ik geloof dat 'er te-  KAMER TE HUUR. 55 tegenwoordig niet dan ongeluk in ons huis is. — lk weet, gij zijt ook zo verliefd als ik. — Timmeltjen heeft mij alles verhaald — wij beminnen elkander zo teer, dat wij geen geheim voor clkander hebben. charlo t t e. Ben ik verrar.den ? nancy. Ik hoop neen, — uw Minnaar zou zeeker een flegt mensch moeten zijn, als hij u veraaden wilde ; en evenwel kan men zig op jonge lieden niet verlaaten, wanneer zij in flegt gczelfehap komen. charlotte. Wat wilt ge daar toch mee zeggen? Meisjen! n a n c y. Jonge lieden zijn jonge lieden, — maar ik heb niet gedagt dat Timmelijen zo zou handelen, ais hij 'er de gevolgen maar van wist! charlotte, (hij zigzelvenï) 7.o handelen, als hij 'er de gevolgen maar van wist! nancy. Ach ! als ge eens wist in welke omflandigheid ik mij bevinde ! — lk fidder als ik bed nk wat voor een geweld die oude Madam maaken zal. Het zal zeekerlijk alles uit- D 4 kc.  55 EEN GESTOFFEERDE komen. Timmeltjen heeft — (ftotterenil.') heeft — hééft. charlotte. Wat? wat? — (bijzigvehev.j het fpijt mij vaa 't arme Meisjen! nakc y. Maar, mooglijk heeft uw Minnaar, het ook wel eens — eens gedaan! —Neem mij niet kwalijk! — c n ar lot te. Lief Meisjen, gij maakt mij doodelijk verlegen. — V/at heef: hij dan? nanc y. Hij heeft — een beetjen te vee! gedronken, en als hij wat op heeft, dan weet hij niet wat hij doet; nu zal de oude Madam van hem hoorcn dat wij elkander beminnen. Ach! daar komt hij. charlotte. Dat is verdrietig. — Hij zal toch, denk ik, hier in de kamer niet blijven? nakc y. Ja, dat kan ik niet wc eten. c h a r l o t t ::. Om u de waarheid te zeggen, lief Meisjen, ik heb mijn' vrij r, gelijk g'j hem gelieft te noemen , hier beiteld — maak toch dat wij alleen kjnnen zijn. na n-  KAMER TE HUUR. 57 NANCY. Ik zal mijn uiterfte best doen; maar Timmeltjen i; fomtijds zo woelig, dat ik. hem alies toeilaan moet, wat hij wil. (Charlotte binnen.) Ach! als men toch eens verliefd is geworden! —• Wat zal Madam kijven, dat ik de kamer nog niet fchoon gemaakt hebbe. (Tim. Tartleikomt Jlruikelende uit.') TIM. Och! Nancy! mijn lieve — zoete, — gefnikerde Nancy — (Hij danst en zingt.) Tal de ral la ! tal de ral la! NANCY. Timmeltjen! hoe kunt ge toch nu vrolijk zijn! TIM. Om dat alle men — fchen vr — vrolijk zijn . . . zelf de tafel en de ft — ftoelen dansfen -y- en gij weet het oude fpraak — ipreuk — fpreekwoord wel — men moet heulen met de hou — honden daar men mee in 't bosch is. NANCY. Ga toch zitten. TIM. Nu ja! om dat ge mij zo vriendelijk nco».. digt. NANCY. Denk toch! — D 5 TI M.  58 EEN GESTOFFEERDE tim. Ik kan niet denken — ik knn maar liefhebbenen dat kan, kan men — zonder te denken. nanc v. Mijn lieve Timmeltjen , ik wenschte dat ge naar bed gingt, och toe, doe dat, ga toch naar bed. t i m. Ik zal lieve Nancy ! ik zal — ik zal waarlijk uw ra — raad volgen. n a n c v. Nu, toe dan! t i m. Ik ga al, — ik — ga -— al. (tij blijft zitten.) nancy. Gij beweegt u niet eens! hoor, daar komt iemand de trappen op — toe, mank u toch voort . . . t i m. Ja,— goed! ik zeg je ommers ik — ga — a!! nancy. Och! als de oude mij hier eens vondt! — Ik vrees waarlijk — och ja, daar komt ih de daad iemand I - Wat zal ik begifïnen?— lk moet hen Wul alleen laaten. (binnen.) w !i i m s e y , de jonge. Dat is zecker waar, ik ben dan eens ter degen  K A M E R TE H UUR. 59 gejaagd. — De oude Heer heeft geen Hert ooit woedender kunnen vervolgen. Hoe drommel nu? IVIadam Pattipan's toekomende Gemaal. — lk hoor mijn Vaders ftem weer. — lk zou toch gaarne 't einde van de klucht mede aanzien willen. — Maar waar kan ik mij verbergen? — o! wagc! achter die gordijnen zal men mij niet gewaar worden, en ik zal al kunnen zien wat- 'er gebeurt ; op dat Monfr. Timmeltjen niet verkouden zal worden, zal ik hem met deze voddan toedekken, die ik toch niet meer gebruiken kan. (Hij hangt Tartlet de japon Gin den hak cn zet hem den opgetoomden hoed op.) St.. de ftem verdwijnt; ik moet hem volgen, (binnen) (Monfortvit.) , monfort Daar waren zo even menfehen op den trap, dat is uitgemaakt waar, hier kan niemand mij zien cn evenwel als ik heen ga, kanikCharlotte nietfpreefeen, — 11: hoor alweer gedruis! — Was 'er toch maar een kas in deze kamer. — Bij ongeluk is 'er geen hier.— Maar, wacht, wacht! daar ginder is een gordijn! — dat is even goed. — (Hij verbergt zig in den hoek des Tooneels en Whimfey de jonge komt van de andere zijde op ) whimsey, de jonge, (bij zig ze/ven) Nu heb ik al mijn poppen doen dansfen; aan- llonds  6o EEN GESTOFFEERDE ftonds zal ik mij agter het gordijn plaatfen, even ais een groot Staatsman als hij alles in den war gebragt heeft. (fVhimfey de jonge en Monfort jluipm van weerskanten naar bet gordijn en worden elkander* niet eer gewaar, ais wanneer zij zig beiden willen verbergen.') (JVbimfey , de jonge, bij zig zeiven.) Wat Duivel! wie is dat? monfor t. In de daad Mijn lieer- dit is een .buiten gewoon — zeer onvenvagt bezoek. w h i m s e y , de jonge. Ik wil gaarne bekennen dat ik ook niet van meenig was om u te bezoeken. m o n f o r t. Ik bevinde mij echter in een droevige omitandigheid. whimsey, de jonge. Ik ook! ii o nf o rt. Ik ben genoodzaakt u te verzoeken deze kamer op 't oogenblik te verlasten. Ik hoop dat ge 't niet kwalijk neemen zult. whimsey , de jonge. ó Mijn Heer! ge behoeft u niet te verontfchuldjgen; want het is waarlijk de eerftemaal niet dat men mij gebeden heeft deze kamer te verlaa- ten. —  K Ml E R TE II U U R. 61 ten> — Maar ftandvastig te zijn is mijn zwak — Ik konde mijn kamer niet verlaaten, eer ik 'er uitgezet werd. monfo rt. Een zonderling mensch! — lk wagt hier op 't oogcnblik iemand die mij niet moet zien. w ii IM s e y, de jonge. Ik ook! ' monfort. En ik ben voorneemens mij nier te verüeaken. w Hl M S E V, de jonge. Waarde vriend, ook daarin Hemmen wij overeen , en hier is voor elk een gordijn. m o n f o r t. Wel vervloekt — hoe dom! whimsey, de jonge. Piano! Mijn Heer! Piano'. — als ge vloeken wilt, vloek dan wat zachter. — Denk toch dat men u anders ontdekken zal. monfort. Hij heeft waarachtig geIijk.iT/-#/w/?y, de oude, uit.) whimsey, de oude. (nogaebte; 't/lberhi.) Ik zal dien fchurk wel vinden. whimsey, de jonge. Och! wij moeten ■toch geen' tijd verliezen! —■ Wij moeten den ouden regel in acht neeraen — en or.-  6a EEN GESTOFFEERDE onzen twist vergeeten wanneer de gemeen: vijand voor deur is. — Laaten wij 'er nu maar achter kruipen. (Zij gaan achter de gordijnen,) (/ï ' y de oude uit.) whimsey, de oude. Waar kan de dief' zich toch verfcholen hebben ? Ik heb toch het heefe huis van den kelder af, tot op het dak toe, doorzocht ais of ik een Viütator ware.— (hij wordt Tartlet gewaar.) Och ja , daar is de behendige man? — hij '/Jaapt. Hei! hei! mijn vriend, doe de oogen maar open.— Wat zie ge hier en fnurkt als een orgelpijp! — Ilolla! t i Hi Qtntwaaktndt.) Nancy! Mijn lieve Nancy! — ik ga al! ik ga al, whimsey, de oude. Nog niet!— Kaerel, wat ben je? tim. Een beetjen dronken.— Wel Edele Heer! w h i m s e y , de oude. Hoe komt gij aan dezen hoed en japon ?. t Im. Hoe ik daaraan kom? — Gij moest liever vraagen hoe gij bij mij komt? w h isisey, de oude, Hoe komt gij dan hier te zitten ? t i Ut  KAMER TE HUUR 63 t i m. Wel! ik kon niet langer liaan. wh isiseï, de oude. De flungel is waarlijk nog neuswijs! — Zeeker dat is nu regt een dvorfleepen gaauwdicf! — Hoe ben je toch den galg nog zo lang ontloopen? Kaerel! t 1m. UEdele ichijnt mij toe nog veel langer dan ik op aarde geleefd te hebben en het onheil altijd ontloopen te zijn; en waarom zou ik niet zo gelukkig zijn, als mijn oude vriend! whimsey, de oude. Ha! ha! ha! de kaerel fteekt vol geest — maar alles mogelijk geftoolen! — Houd u daar maar bij vriend, je zult 'er beter bij Haan, als bij 't hoeden lieden. t i m. UEdele heeft immers niets te beveelen — dan ga ik verder uitflaapen, whimsey, de oude. Doe dat, mijn vriend! — En als ge nuchteren zijt, ruil dan uw flimmigheid tegen een beetjeu meer eerlijkheid, daar zult ge u beter bij bevinden ! gocijen dag! (Tart/et binnen,) w iii m-  ó"4 EEN GESTOFFEERDE whi4! s e y , de jonge, (x an achter de gor* dijnen, uitziende.') Een van hun ging weg. w h imseï, de oude, (bij zig zeken.) Ei! wat was dat! monfort, (kijkt van den anderen kant vanachter de gordijnen") Wie van de twee was het? whimsey, de oude. (bij zig zeken.) Fen andere ftem! — ïlet blijft hier in huis nog r.1 voort fpooken. — lk zal mij toch op de loer kg:,en. (hij gaat in een Leuningfloel achter over zitten , zeiden hoed op en bedekt zig met een japon?) w h i m s e y , de jonge. De Oude is al voort, ik hoor ten minlten zijn fteaa niet meer! w n l m s e y, de oude, (bij zig zeken.) Och! och! 't is mijn huisplaag ;'t is mijnZeon , zo waar als ik leef. w ii im s e y , de jonge. Ja! ja! Hier ligt Timmeltjen nog en is weêr in gïflaapen. — Ik zie ge zijt over zijn vodden, verwonderd. — Je moet weeten ik heb hem zo toegetakeld. monfort. Gij? w hi m-  KAMER TE HUUR. 65 whimsey, de jonge. Ik heb net gedaan als Mevrouw de Fortuin; ik heb den een' wat ontnomen; 't geen hij werkelijk noodig hadt en heb 'er een ander meê bedekt die het heel wel misten kon. monfort. Mijn Heer , ik zie, de omltandigheeden vereisfchen, dat wij ons terltond beide weêr verbergen. whimsey, de jonge. Ja,zeerwel! —anaar ik wil mij liever geheel uit de voeten maaken — maar evenwel eer ik ga, wou ik dien gaauwdief die daar ligt te ronken, de huid nog wat aftouwen — Ge moet wceten , hij heeft de onbefcliaaindheid gehad van mijn medeminnaar, bij een aartig bruinoogig meisjen, te durven zijn. whimsey, de oude. (bij zig zeh-en.~) Wat Duivel ! ik geloof dat hij mij herkend heeft. whimsey, de jonge. Wacht daar ligt mijn zweep toch ! w h 1m s e y , de oude. Een zweep ! 6 wee! ó wee! monfort. Denk toch wat voor een geweld dat het geeven zal; E whim-  66 EEN GESTOFFEERDE whimsey, de jonge. De vlegel is zo bezoopen, dat hij niet eens in ftaat is, te zeggen, wie het gedaan heeft. monfort. Maar wat zal hij vooreen duivels leven maaken. whimsey, de jonge Laat mij toch mijn zweep krijgen. — Ik zal hem flegtsdrie ftreeken geeven — flegts drie ftreeken.— Maar vervloekt daar komt Madam Pattipan ! — nu moet ik voord,Timmeltjen zal 'er voor deze keer, nog heels huids afkomen (binnen.') (Madam Pattipan uit.) monfort. Och! Madam Pattipan! — Jk geloof gij zoekt uw' Leerling? Daar zit hij verkleed, hij heeft het een beetjen in 't hoofd. Madam pattipan. Ja, ik heb 't, helaas! alles gehoord ! Ik zal 'er hem ook goed voor capittelen. (Monfort binnen.) whimsey, de oude , (bij zig zeioen.) Wel de Duivel! — ik zal, als ik in deze verkleeding ontdekt word, al een heel raar figuur maaken. - Laat ik mij liever houden of ik nog fliep. Madam pattipan, (tegen Whimfey den ouden.) Och! Timmeltjen! ik wou u bekijven; maar in uwe tegenwoordigheid verfmelt al mijn toorn.— De  KAMER TE HUUR. 67 De oude gek die bij ons zijn intrek genomen heeft, heeft bijkans het heele huis 't onderfte boven gekeerd,om zijn1 hoed en japon te-zoeken en nu zie ik dat gij 'er u, uit den grap meê opgefchikt hebt.— Lieve Timmeltjen, antwoordt gij mij niet? — Koin wees toch niet bleu. Gij hebt u zeeker dezen avond een beetjen wat heel wild aangefteld, — maar als een vrouw zir. in een' mansperfoon heeft— dan kan ze hem ligtelijk zulke kleine buitenfpeurigheeden vergeeven. (Zij neemt Whimfey, den ouden hij de hand.) (Charlotte en Monfort komen in cn fpreeken met eikander. — Madam Pattipan ftaat verlegen en Whimfey, de oude, ftaat op.) Madam pattipan. Op mijn eer, Mejuffrouw! dit plotfelijke inkomen! . . . whimsey, de oude. Was heel goed, Madam Pattipan! — Ik werd in de daad bang voor u. Madam pattipan. Bang voor mij! Ei — wat ge zegt? — maar ik wil u niet kwaad maaken. charlotte. Ik dacht in de daad ook dat het de jonge Heer Tartlet ware. E 2 Ma-  68 EEN GESTOFFEERDE Madam pattipan, (geraakt') Ja, dat dacht ik ook! — De oude lieer zal toch hoop ik niet denken dat ik verliefd op hem ben. Ha ! ha! ha! w h i m s e y, ie oude. In waarheid, voor het tegendeel fta ik juist ook niet in, Madam! De liefde van fommige vrouwsperfoonen is zeer menschlievend. — Zij breidt zig fomtijds over het geheelé mannelijke gedacht uit.— (Madam Pattipin binnen.) (tegen Monfort.) Ze dacht ook dat het Timmeltjen ware? — Maar laaten wij daar man- van zwijgen! — Wij hebben alle een' zeer vergenoegden avond gehad, en nu wordt het tijd om naar bed te gaan. — Nog één woord, eer wij fcheiden; als ge met Madam Pattipan komt te trouwen, wagt u dan voor Timmcl- tjen. Geloof mij, ge zult hem dikwijls kunnen vinden, waar ge hem niet gaarne zoudt willen zoeken. Nu, goeden nacht! (IFhimfey en Charlotte gaanvan den cenen kant, en Monfort van den anderen , van '/ Toonecl.) TWEE-  KAMER TE HUUR. 6p TWEEDE TOONEEL. Een Voorkamer met vier onderfcheidene deuren in het huis van Madam Pattipan. Whimfey , de jonge , en • Siinon uit. w h imsey, de jonge. Daar hebt ge me nu,door uwe onachtzaamheid, in een' kostelijken boel gewerkt; dat ge mij den brief niet overgegeeven hebt.— Domkop! si.v10n. In de daad, Mijn Heer! whimsey, de jonge. Hou me den bek met je blaauwe vcrontfchuldigingen. — De Heer die met mij achter de gordijnen geflaan heeft is Monfort, de minnaar van mijn zuster, geweest; hij heeft het mij zelf gezegd, s i m o n. Ja, Mijn Heer! en hij is van mcening om nog dezen avond met haar te vluchten ! Ik weet waar zij den wagen befteld hebben. whimsey, de jonge. Loop 'er danar.nltonds heen,en ze; het in zijn' naam weêr af; — wat 'er van komt neem ik op mij — en zeg aan den Voerman , dat hij 't mij E 3 xaoQt  70 EEN GESTOFFEERDE moet laaten weeten als de andere koets komt. — Ik zal ondertusfchen in mijn Vaders kamer gaan, ik denk niet dat hij daar weêr inkomen zal, daar hij toch van meening is om zo fpoedig te vertrekken — nu fchielijk — ge.m oogenblik te verzuimen. (Simen binnen, Whimfey, de jonge, gaat in de ccrfic deur aan de linke hand?) (Monfort en Charlotte, van weerskanten uitkomende, ontmoeten elkander?) charlotte. Ach! Monfort! Ik moet ten eerften bij mijn' Vader komen — kom , zo dra als de wagen 'eris, in mijn kamer — ga nu zo lang in deze deur (zij wijst op de derde deur aan de rcgter band. ) en fpreek toch vooral niet hard. monfort. Mijn waarde! mijne Charlotte ! charlotte. St. St. 't is nu geen tijd tot zulke verzeckerin- gen. — Ik hoor den gang van mijn' Vader.- Ik moet gaan. (Whimfey, de oude, uit?) whimsey, de oude. Ha! ha! ha! Dat heb je dan kostelijk gedraaid, oudeWhïmlèy ! — Wie zou mij nu die eer betwisten dat ik een groot Politicus ben, zo Staute pede voord  KAMER TE II U U R. 7i voord te reizen, — zonder dat Monfort 'er in 't geringde iets van merken kan! Bij mijn ziel ik zal ze allemaal bedriegen en mijn' ligtvaardigen deugcniet van een'zoon in den pekel laaten! Hij mag zien boe hij de kamer betaal e, zo goed en zo kwaad als hij kan — nu zal ik naar mijn kamer gaan; Charlotte wagt mij al. (bij gaat in de ee;fle deur ter linker band waar zijn zoon ingegaan is.) (Madam Pattipan uit.) Madam pattipan. Ei, ei, de deur van Charlottes kamer is waarlijk open! — Dat is zeekcr het teken dat zij aan Timmeltjen gegeevLii heelt om haar daar op te wagten? - Maar zij bedriegt zig! - oP mijn jaaren kent men de waardij van een' minnaar beter dan dat men hem zo ligteü.k verliezen zoude.— Maar, ik hoor iemand komen cn men moet mij hier niet ontdekken. - lk zal zo lang in deze kamer iluipen tot hij voorbij is. ( %h gaat in de tweede kamer ter linke baWd.) (Mo, fort uit.) monfort. Na den gang te oordeelen, moet Charlotte d-nr heen gegaan zijn — maar waarom ging zij dan in mijn kamer en niet in de heure? lk zal haar ten eerden volgen — Maar wie duivel! komt daar nu wéér?— Gaan de lieden hier in dit huis dan nooit E 4 naar  72 EEN GESTOFFEERDE naar bed? — (bij gaat in de tweede kamer , waar Madam Pattipan zig in verburgen heeft.) (Tim. Tankt uit.) tui. Wat doe ik toch? waar loop ik toch ! ik geloof waarlijk dat ik nog niet regt nuchteren ben, dat leelijke oude wijf zit mij als mijn fchaduw op de hielen, _ Och, ja! daar is ze alwéér! waar zal ik nu wêer heen? — Dat je de droes! deze deur is nog open; ik kruip hier maar in. (hij gaat in de de. de kamer?) (Charlotte uit?, CH ARLOTTE. Ik geloof dat ze nu hier in huis alle in de rust zijn, bchalvcn onze getrouwe Nancy. — Mijn Vader is zeckerlijk in zijn kamer. — Mijn deur is gefloten-, dus is Monfort'er al in.— Ach! ik ben zo benaauwd. — Ik wenschte wel dat ik al gelukkig dit huis uit wate! (zij gaat in de derde kamer waar Tim. Tartlet iu is-) (Simon en de Voerman ko tien uit.) SISO N. Ik zal u bij mijn' Heer brengen, Vriend! — die zal u wel zeggen wat gij te doen hebt. voerman. Geeft je Heer nogal goede fooitjens? — reist hij met zilveren fpooren?— Ik heb zo een bijzonde-  KAMER TE II U U R. 73 dere mode, juist zo als .men mij beterde, rijd ik ook.— Maar waar is je Heer? s lm q n. Ja, daar vraag je me nu meer als ik je beandwoorden kan. — Mooglijk is hij in zijn (kapkamer!— wat voor een kamer het is weet ik zélf niet. — Wagt hier een oogenblik ik zal 't eens even beneden gaan vraagen. (binnen ) voerm a,\-. Wel ja! zo kan ik mij hier wél moè wagt 11 eer de kaerel weerom komt. — lk zal zclv maar aan alle deuren gaan; eindelijk zal ik de regte toch wel vinden, (hij klopt bij de rij langs aan al de deuren.) Geen mensch antwoordt! — Wel vervloekt — ik geloof dat ze alle nog fla&penj Hoiia Hei! Mijn Heeren ! De koqts is vcor de deur. (hij klapt met de zweep.) (binnen?) (dik de deuren gaan in eens open en alle de perfoonen komen te gelijk uit.) w li 1M s e y, de oude, (heeft zijii" zoon bij de l and.) Kom Lotjcn kom! — Wat fatan! hoe kom jij hier Booswicht? (hij ziet rond.) cn gij? — ca gij ? _ en gij ? carlotte. 0 Hemel! wij zijn ontdekt! (zij iet om en bemerkt  74 EEN GESTOFFEERDE merkt dat Tav tiet haar bij de hand heeft?) Wat zie ik, Mijn Heer Tartlet! Madam pattipan. Ja Juffertjen! — Gij z'jt in de daad ontdekt? monfo r.t. Mijn Heer! Whimfey! Ik ben heel in de war! whimsey, dc niide. Ja waarlijk — en het geheele gezelfchap fehijnt het te weezen. — Daar daan wc nu alle — dik en dun — oud en jong—zo liegt gepaard als we maar weezen kunnen — maar hoe wij hier zo gepaard komen kan ik nog niet begrijpen. Madam pattipan. Ik kan het u dan wel uitleggen — uw onbefchaamde Dochter wilde mij mijn' toekomenden gemaal afhandig maaken en hem uit mijn armen rukken. wn imsey, de oude. Hem uit uwe armen rukken? — Eij mijn eer! dat is waarlijk niet gemakkelijk te doen , geloof ik , als gij willens zijt om hem vast te houden. monfort. Ik geloof dat mijn verklaaring u alles ophelderen zal.— Ik beken ik was voorncemens heimlijk dezen nacht met Charloite voort te gaan. w iii m-  KAMER TE HUUR, 75 whimsey, de oude. Zeer oprecht, waarlijk 't is zeer oprecht van u, alles te bekennen, als het al ontdekt is. — Ik heb laatsteen dief gezien, die deedt het ook, kort voor dat hij opgehangen werdt. whimsey, de jonge. Wel als de rechtspleeging toch op de bekendtenis gevolgd is, zo laat die dan nu hier ook volgen, lieve Vader! tim. Wat dunkt u , Madam ! als wij famen dat voorbeeld nu ook maar volgden — ik geloof tóch mijn uur is daar en hoe vroeger ik verlost worde hoe beter! Madam pattipan. Is mijn Timmeltjen mij dan toch nog getrouw gebleeven ? tim. (met een zucht.,) Och! ja, Madam, dat ben ik. charlotte. Ik hoop, waarde Vader! gij zult mijn bèe niet onvervuld laaten! whim s e y, de jonge. Neen! — Nancy zal ook voor u bidden , en dan lieve Vader, zijt ge immers weder tusfehen twee vuuren. WHIM-  75 EEN GEST. KAMER. TE HUUR. whimsey, de oude. Och! dat u de duivel hard 1 met jou twee vuuren!— De ïaturdagi'che jongen heeft mij beluisterd.— Ik durf mijn toeltemming niet weigeren.— Neem mijn Dochter dan.maar, Monfort! maar de drommel haal me, als 't met mijn' wil geweest is dat ge ze hebben zoudt. — Wat u betreft, Madam! ik wensch u dat uw huwelijk uwe amandeltaarten gelijk moge zijn-, met zo veel bitter 'er onder als noodig is om het gebak des te fmaakelijker te maaken; voor 't overige mag eik vreemdeling, die uw wooning komt zien en huuren, u met zijn goedkeuring vereeren!