1095 F 18]  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken t 1841,  HIËRONIMUS KNICKER, KLUCHTIG ZANGSPEL.   HIERONIMUS KNICKER, KLUCHTIG ZANGSPEL. NAAR HET HOOGDUITS CH. te AMSTERDAM, by J. HELDERS en A. MARS. 1796. Met Privilegie,   Gccne Exemplaar en zullen voor Echt gehouden worden, dan die door den Secretaris van den Nationaalen Stads Schouwburg ondertekend  PERSOONEN. HIERONIMUS KNlCKER.fs» ryke gierigaard. h O UIS E , zytie nicht, ~\ }■ beide onder zyne voogdy. FERDINAND, zyn neef,J KAREL, minnaar van Louife. ROZE TTEj een boerenmeisje. TOBIAS FILTZ) een ryk weduwnaar, die doof is. 11ZETTE, kamenier van Lovife. Het tooneel is in een dorp, by hetwelk Hieroninms Knicker een landgoed heeft. H I  HIERONIMUS KNICKER, KLUCHTIG ZANGSPEL. 1,,^^^ ™« : Het Tooneel verbeeldt een zaal, met eene groote deur van achteren, en twee deuren aan elke zyde. EERSTE B E D R Y F, EERSTE TOONEEL. LOUISE, KAREL, FERfitNAND, LIZETTEj zitten aan een gedekten tafel. £ U A T U O R. ALLEN. Lnar ons vfolyk zyn en drinken, liy den maaltyd lustig klinken. Laat ons volle glazen fchenken, Aan den norsfen voogd niet denken j Hy ging uitj wy zyn hier vry. LOUISE, KAREL. J ftMyn KarellT weik een wellust, % Myn Louife ï J " Smaakt myn hart aan uwe zy'. FERD IN AND. Dat myn Meisje lang moog'leeven, Wensen ik met dit glaasjö vvyn! LI ZET TE. 6 Wat zondt gy niet wel geven. Ais zy was daar wy na zyn? A FE R-  a HIERONIMUS KNICKER, fp FE R DIN AND. I Alles, alles zond' ik geven, ij Als zy was daar vvy nu zyn. il KARE L, LI ZETTE» I Alles, alles zcu hy geven, II Als zy was daar wy nu zyn. ALLEN. Laat ons vrolyk zyn en drinken, enz, Zy ft aan op. FERD1NAND. Zie zoo! dat heef: ray eens recht goed gefmaakt. LOUISE. Ja! maar het zou u toch beter gefmaakt hebben, aïg 'er uw Meisje by geweest ware. FERDINAND. Recht zoo Zuster! Maar, is het niet aardig, g-/ fchynt alle te weten dat ik een Meisje heb, cn ondertusfehen niemand weet wie zy is. LIZETTE. Of wy blind waren. LOUISE. Geloof my dat ik hasr zeer wel kenne. KAREL. En ik ook. FERDINAND. Ei, ei! LIZETTE. Wel neen, ik weet dan niet dat het Rozette is, de dochter van dien boer, die hier onlangs fiierf. F ER-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 3 FE RDINAND. Èn hoe duivel weet gy dat? LIZETTE. Hier is een klein manneken dat het my gezegd heeft, FERDINAND. Waar? LIZETTE. Hier, myn kleine vinger. Zy houdt hem kaar vinger voor het gezicht. FERDINAND, dien knypende. Zoo, kleine fchelm! moest gymy zoo verraaden? Nu j my aangarnde moogt gy het zeer wel weten, en ilj denk ook dat gy 'er niets' tegen zult hebben. Hoort eens, als gymy getrouw zyt,danzal ik het 11 ook zyn. Maar Lizette! Gy mogt ons nog wel een gerookte worst bezorgen. LIZETTE. Dat zal ik wel laten, Mynheer uw voogd Knicker teltze alle dag, wanneer hy op deprovifiekamerkomt, wel netjeS na. KAREL, tegen Ferdinand. Is uw voogd waarlyk zoo zuinig? FERDINAND. Zuinig? neen! maar duivels gierig. 'Er loopt op den geheelen aardbodem geen grooter vrek dan hy. LIZETTE. Dat kunt gy begrypen.VVy zouden laatst erwten kooken, maar Mynheer teldenze my wel deuglyk één voor A 2 één  4 HIERONIMUS KNICKER, één toe; en daar hy twyffelde of hy zich ook vergist, en vyf érwten te veel geteld had, begon hy zeer aandachtig vvcêr van vooren af aan. KAR E L. 6 RTyne dierbaare Louife ! als uw voogd zoo gierig is, dan zal hy nooit in ons huwlyk bewilligen, Want ik heb geen ander vermogen , dan myn gering inkomen. LOUISE. Houd maar moed Karei! wanneer hy zyne toeflemming weigert, dan zullen wy toch wel een of ander middel weten uittevinden, o;n ons oogmerk te bereiken. K ARE L. ö Myne Waardfle! als gy my moed inboezemt, dan rreeze ik zelfs de hel niet. ARIA. ' Onweersbuien mogen groeien, Zwaare ffo''men vrees],k loeien, Ik ontftel 'er toch n;et van; Wel gewaagd is half gewonnen, Die d't fpreekwootd heeft verzonnen, Was gewis een fthraflder man. lij gaat heen. TWEEDE T O O N E E L. LIZETTE, LOUISE, FEDINAND. LIZETTE. A s ik wel zie , dan zyt gy beide in eene bedroefde omftandigheid. Mejuffer is verliefd op Mynheer Karei, en  KLUCHTIG ZANGSPEL. 5 en die heeft niets, dan eeji gering inkomen, daar zy nauwlyks van zouden kunnen leeven, gefield ook dat zy zich al zeer zuinigjes behielpen. Engy , Mynheer Ferdinand ! gy hebt zin in Rozctte, die wel de boerenplaats van haar vader bezit, maar welke juist niet veel opbrengt. FT Tl DIN AND. Gekke duivel! hebben wy dan niet ecu aanzien» lyk vermogen van onze ouders geërfd? Louife bezit zoo veel dat zy van haar man niets noodig heeft, en ik heb genoeg o.n myne vrouw , en 't gene'er meer by mogt komen, wel te onderhouden, LIZETTE. Ja maar Mynheer Kieronimus Knicker rekent geheel anders; waar veel geld is, daar moet ook veel geld zyn, en veel geld met veel geld gemultipliceerd, maakt verfchriklyk veel geld. LOUISE. Sril Lizette ! my dunkt ik hoor een wagen. Zy ziet vitketvenfter. Ja waarachtig daar is onze voogd. LIZETTE. Het fpreekwoord is toch waar: als men van den duivel fpreekt, dan rammelt zyn gebeente. Ik noen» nauwlyks het woord geld, of Mynheer Knicker is hier. FERDINAND. Is 'er dan geen einde aan uw gefnap? Help liever den boél fchielyk opruimen, want als hy de gedekte A 3 ta-  6 HIERONïMUS KNICKER, tafel voi 1. — Z) helpen alle om het goed wegtenen-'tt, en d? faf'l op zyn plaats te zetten. Lizette neemt eindelyk het tafellaken , en gaat -èf mede heen. DERDE T O O N E E L. KNICKE5, LIZETTE, LOUISE, FERDINAND. KNICKER, die Lizette in hei heengaan gewaar wordt. 3FJ >lla hé! Wat is hier te doen? Wat hebt gy daar Lizette? Hebt gy my misfchien beftolen? Ja ik geloof het vast. Gy (laat of gy ft om waart. Nu, waarom fpreekt gy niet? Wat had de kamenier daar? Wat bragt zy weg? Spreek op! LOUISE. Zy bragt — Lizette bragt — zeg gy het Broeder! FERDINAND. Zy bragt — zy bragt — zeg gy het Zuster! LOUISE. En waarom zou ik het ook niet zeggen? zy bragt het tafellaken weg, om het optevouwen en in de kas te leggen. KNICKER. Wat duivel! Het tafellaken? Het tafellaken? Dart jsyt gy hier vast aan 't fmullen geweest. FERDINAND. Aan 't (muilen? Ja, daar valt byu wel te fmullen-i toe-getelde erwten! K N I C K E R. Ja, melkmuil! zoo moet ecu verftandig huisvader doen,  KLUCHTIG ZANGSPEL. 7 doen, die in deeze bedroefde tyden niet achter uit wil gaan. — Maar waartoe is 'dan het tafellaken gebruikt? LOUISE. Ik heb het gebruikt om 'er de lubben van u en van Ferdinand op te ftryken en te plooien. KNICKER Zoo worden myne bevelen opgevolgd! Hoe dikwyls heb ik niet gezegt, dat ik in myn huis geen ftryken verftan'' Men ftrykt de ziel uit het linnen, en des te eerder is het verlieten. Bovendien wordt'er veel turf mede verkwist, en de ftrykyzers verbranden, zoo dat z> minder aan koper waardig zyn. Maarwacht! ikzalde vork wel aan de fteel zetten, en wel zorgen dat gymy niet lang meer plaagen zult. Morgen, geloot my vry! morgen zult gy beide myn huis ruimen. FERDINAND. Morgen beide! KNICKER. Ja beide, zeker beide! voor u Louize, heb ik een bruidegom opgedaan, en gy Ferdinand, zult foldaat worden. FERDINAND. . Ik foldaat. KNICKER. Ja, gy foldaat! gy zult als kadet dienen, en, op dat uwe kwaadfprekende tong my niet mogt nageven dat ik u aan het noodige gebrek liete lydcn , zal ik u elke maand een gulden zakgeld bezorgen. A 4 F ER-  * HIERONIMUS KNICKER, FERDINAND. Een gulden zakgeld elke maand —nu dat is al mild — Met een gulden elke maand, kan ik ook al vry wat uitvoeren. ARIA. Ik ben wel re vreden , Ik gaa in het veld, Wet moedige fchreden, Ik ben nu een held. Ik zal my begeven By myn legnnent, *t Verdriet van myn leven, Heeft dan een end*. Ik gaa in de bataille. Ge yk een braaf kadet, En ftcl aan 't laf kanaille, Mei myn ftok haast de wet. Wj zu len avanceeren , Den vyami attaqueeren, En ons niet retireeren, Blaar op hem kanonneeren. En dan'met bloote klingen. Op den vyand indringen. Zyn moed zal hem niet baaten. Tegen onze foldaaten. Zy gaan over de lyken, En dwingeq hem te wyken. En vlucht hy, wy zetten hem na. Hy roept purdon ! wy roepen ftaa ! Keen, geen pardon ! neen, geen genai ! Nu vallen duizenden in 't zand. Hier  KLUCHTIG ZANGSPEL. 9 Hier ligt een kop, daar ligt een band. M n hakt imn houwt, men i'chïet, men ftOQt, Het (lagvc'd wordt van *i bloed heel rood. En mi nrept elke dappre held: Victoria! Viétoria t Meen oom! ik gaa niet in het veld. Keen oom ! ik gaa niet in het veld. Ik blyf veel liever hier. Ja, ik blyf hier Hy gaat zacht, en op de maat van de Muzjk heen. VIERDE T O O N E E L. KNICKER, LOUISE. KNICKER, roept hem na. E'i toch zult gy foldaat worden ! Gy zyt niet beter dan een ander - neen dat zyt gy niet. - En wordt gy in 't veld doodgefchooten , dan is de kosten van de begraafnis vooreerst uitgewonnen, daar zou men al veel om doen. LOUISE. Maar myn waarde Oom! gy hebt my daar gezegd, dat gy een bruidegom voor my hadt opgedaan, is dat zeker waar ? KNICKER. Ja wel is het waar, myn lieve Nicht! ik heb wel degelyk een bruidegom voor u opgedaan. LOUISE. Zoo, dat is zeker goed-, maar zult gy niet boos worden, als ik u twee vragen doe? , A 5 K NIC-  io HIERONTMUS KNICKER, KNICKER. Hoe kan ik u dat zeggen klein Zottinnetje! daar ik nog niet weet wat gy my vraagen zult. LOUISE. Ik wilde u dan in de eerfte plaats vraagen, wanneer de bruiloft zal gehouden worden? KN IC K E R. De bruiloft? dat hangt van uw goedvinden af, morgen, dat is zeker, zult gy verloofd worden. LOUISE. Ei lieve! Maar ten tweede, wie zal myn bruidegom zyn? KNICKER. Dat zal ik u aanfton'4s zeggen; een hups — braaf — eerlyk — verftandig- welgemaakt— zedig — gcfchikc— ftil- vreedzaam — LOUISE. De duizend! dat is een geheele zak vol deugden, ter zyde, en hy is met hem bekend, daar zit zeker iets achter. KNICKER. Nu val my niet in de rede, en hoor my uitfpreken! Een fti! — vreedzaam — beleefd — zuinig — ryk — beminnenswaardig man—in de fleur van zyn leven; hy is overmorgen pas zestig jaaren oud. 'tls waar zyn gehoor is welwatflegt, maar dat kan geen kwaad; zelfs is hy daarom nog te bcminnelyker, want by de vrouwen is hetdikwyls goed, zoo wat doof en blind te zyn. L OU-  .ZLUCIITIG ZANGSPEL- I? LOUISE. Ei,-ei! maarhoc heet dan deze fpieg'el der deugden? deze beminnenswaardige zestigjaarige doove man, ca wie is hy? KNICKER. Het is een geacht koopman in de ftad, wiens naam kTobias Fütz; hy heeft u zoo lief, dat hy u zonder Lenig huwlyksgoed tot zyn vrouw zal nemen. ■ LOUISE, niet een zeer diepe buiging. Ik ben u voor deze eer zeer verpligt. KN I C KE R. Zoo ! dat is my recht lief, dat gy met myn voorflag zoo wel te vredè zyt. LOUISE. Zoo wel te vrede ! neen , dan legt gy myne beleefdheid zeer verkeerd uit; en daar gy my niet wel fchynt verftaan te hebben, zal ik my wat duidelyker uitdrukken , en u zonder veel omüag zeggen, dat Louifeden Heer Tobias Filtz niet zal trouwen, ■ . DUO. KNICKER. Hoe ? Hoe ? LOUISE. Dat ik het nimmer doe l KNICKER. Wat? Watt LOUISE. Dat ik hem nooit zal trouwen, Kort en goed ik doe het niet. » KNIC-  t» HIERONIMITS KNICKER, KN 1CKE R. Gy fchept lust in myn verdriet. Maar gy zult ha;;st anders zingen ; Kort en goed ik zal u dwingen; Denkt gy niet dat ik liet meen? LOUISE. Sclioon gy 't meent, en my wi't dwingen, 'k Laat my toch geen inan opdringen: liurt en goed ik zeg u neen. KNICKER. Ik zeg ja. LOUISE. , En ik zeg neen. KK!Ci;s R, En ik zeg ia. LOUISE. En ik zeg neen. Neen, neen, neen! K N I C K E R. Ja, ja, ja! LOUIZE, KNICKER. j»Gy zult my het hou verfeilt uren. I 'k /eg nogthans het zal gebeuren, »j En het kan niet anders zyn. Neen, neen! 't kan niet anders zyn. Ja, ja! 't kan niet anders zyn. KNICKE R. Ben ik niet ongelukkig, zulke wederfpannige kinderen onder myne voogdy te hebben? LOLT-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 13 LOUISE. Zyn wy niet ongelukkig?zulk een eigenzinnigen vodgd te hebben? KNICKER. Heeft men ooit zulke ongchoorzaame neeven en nichten gezien? LOUISE. Heeft men ooit zulk een tiran van een oom gezien? KNICKER. Nu goedï dewyl gy zoo hardnekkig zyt, wil ik u wel zweren, dat gy nooit één penning van my zult erven, al wist ik dat gy, imnyn zalig affterven, van hon. ger de moord zoudt (leken. LOUISE. rt Die dreigementen hebben niet veel om 't lyf. Öns vaderlyk en moederlyk gocd,zal ten minfte wel toereiken, om ons voor gebrek te bewaaren. KNICKER. Nu, dat kan wel.Ondertusfchen 't gene ik zal nalaten zou u ook, zoo 't my toefehynt, wel te pas kunnen komen. Maar neen geen penning zultgy erven ; en om het zeker te nemen, moet ik u zeggen, dat ik eerlang denk te trouwen, meteenknap, jong, gezonden zui. nig Meisje, dat my een half dozyn kinderen zal bezorgen, en dan kunt gy op uw duim fluiten , verftast gs tlat? L OU1SE. , Zou'dat waar zyn? gy trouwen! KNIC»  H HIERONIMUS KNICKER, KNICKER. Ja, ik trouwen 1 LOUISE. Gy met een jong meisje trouwen? KNICKER. Ja, ik met een jong meisje trouwen» LOUISE. Gy? KNICKER. Ja ik! fpreekik dan hebreeuwsch? LOUISE. V/el dat zoude ik haast geloo ven, en, om u de waart heid te zeggen, het was ook juist zoo'n wonder niet, want de percent rekening ftaatookeen vanuwegeloofs: ürticulen te zyn. KNICKER. ' , Geen fteekcn onderwater mejufFer — of LOUISE. In 't geheel niet - maar ik kan niet verkroppen, dati Ik jong meisje meteen oud man'zou trouwen, en gy oude man met een jongmeisje. Hoor eens! laatiki u in'tvriendelyke mogen zeggen, dat dit veel zwaarigl heid zal inhebben; gelyk zoekt gaarne gelyk, zoo als i gy weet. KNICKER. Louife! verzet'er u niet langer tegen; want dat zou my een nagel aan myn doodkist zyn. Bedenk maar dat: hy u zonder huwlyksgoed zal nemen. Ter z-jde. en i dat is eigenlyk het fync van de zaak. ARIA,  KLUCHTIG Z4NGSPEL. 15 LOUISE. ARIA. ISy liet gryzen uwer haeren, Wilt gy met een meisje paaren Dat pas agtien jaaren telt; En gy wilt tlat ik zal paaren, Met een man van zestig jaaren. Maar al zoudt gy my onterven, Nuoic zal liy myn hand verwerven. Nooit kwam liefde door geweld, 'k Zou dien doven zotskap trouwen', Om myn voordcel zoo gy zegt; Maar als wy het wel befcuouwett, Zoekt gy, tegen alle recht, 't Myne in uw nest te fieepen, En my ledig af te fcheepen : 't ls wel fyntjes overlegd! Zy vertrekt. V T F D E T O O N E E L. KNI C KE R. D meid heeft juist zoo veel ongelyk niet; maar toch het zal haar niet veel helpen. Ja, ja, vloek, huil, fchreeuw, zoo lang en zoo veel als gy wilt, gy zult toch Tobias Filtz tot uw man hebben! Tobias Filtz, en niemand anders! — En nu zal ik eens zien of ik Rozette kan aantrefFen ; als ik haar t'huis vinde , zal ik haar myn voornemen maar kort en goed openleggen. Hy vertrekt. ZES.  i6 IIIERONIMUS KNICKER, ZESDE T O O N E E L. Het Toonei l verbeeldt de flraat in het Dorp, aan di eene zyde is het huis van Knicker, en aan de andere zyde dat van Rozette. ROZETTE, die vit haar huis komt. ARIA. S.'lioon myn' ouders boeren waren, •k Zal cocli nimmer kwalyk varen; Eer en deugd en goede zeden, Gaan ook op het land gepaard. In liet bloeien myner dagen, Zal ik mooglyk wel behaagen. 'k Ben niet lelyk, rap van leden, En nog wel een burger waard. Nu dat zou toch al wonderlyk ïn zyn werk moeten gaan, wanneer het my, gelyk zoo veele andere boerenmeisjes, eens gelukken mogt, een burgermans kind te trouwen. Ik zou dan maar zeer wel in myn fchik zyn. Dan zoude ik kostelyke klederen dragen,^eu 's avonds met myn man in de herberg gaan , en dan — de duizend! daar komt die jongman ■ die my altyd zoo veel aardigs weet te vertellen, 't Is wel ces lieve jon* gen! Wat is hy zindelyk gekleed, cn wat is zyn haer altyd netjes uitgekarrft! Hy ziet 'cr toch veel beter uit dan onze boeren, die altyd even flordig lopen, en die de haeren op het hoofd zitten, even of 'er de vleermuizen ia genesteld hadden.  KLUCHTIG ZANGSPEL. 17 Ferdinand nadert haar. FERDINAND. Ach! myne lieve Rozette! hoe verheugd ben ik, dat ik u weder zien en fpreken mag. ROZETTE. Zoo! is'twaar ! .nu, hoor eens, ik zie u ook gaarne, FERDINAND. ó Konde ik u zeggen hoe lief ik u heb! ö als gy my' maar half zoo lief hadt! — ROZE T TE. Ik héb het u immers reeds gezegd. - En dan moer. ik 'er u nog by zeggen, dat ik nooit iets ten halve doe* Ik doe alles geheel, of ik doe niets. FERDINAND. Hoe gelukkig maakt gy my , myne Rozette! ROZETTE. Is 't waar? — Hoor eens, ik vertrouw u niet al te wel. Niet dat ik iets kwaads van u ondervonden héb? maar, van hooren zeggen heb ik zoo wat gemerkt. FERDINAND. Wat hebt gy dan hooren zeggen? ROZETTE. Wat ik heb hooren zeggen? Ik zal 't u vertellen4 maar gy moet niet boos worden. Ik heb hooren'zesraén, dat de Jougmans die zoo fchoon tegen ons van de liefde 1 weten te praaten, juist de beste oogmerken niet heb-. ' ben. B F E R*  i8 HIERONIMUS KNICKER, FERDINAND. ó Myne lieve Rozette! hoe bedroeven my deeze woorden. Geloof my, myne oogmerken zyn zoo zuiver, zoo oprecht, dat — maar de duivel, daar komt myn voogd! ik zal my hier gaan verfchuilen, zoo draa hy weg is , kom ik weder by u, en dan zal ik u de duidelykfte blyken van myne oprechte liefde geven. ROZETTE. En waarom doet gy dat nu niet? FERDINAND. Om dat ik niet gaarne had dat hy ons by elkander vond. Hy vertrekt. ZEVENDE TO O NEE U ROZETTE, KNICKER. ROZETTE, roept hem na, D in zal ik u hier verwachten, (ter zyde.~) Ik geloof waarlyk, als die jongman my zoo oprecht liefheeft, dat ik vast zyn vrouw nog zal worden. KNICKER. Goedendag, lief Meisje! ROZETTE. Goeden dag Mynheer Knicker! gy zyt welbeleefd. KNI CKER. Wat is het goed dat ik u hier aantref; ik heb zaaken vangroot gewigt met u te verhandelen. Maar zeg my, eer wy verder gaan, hoe groot uw vermogen wel is. RO-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 19 ROZETTE. Waarom dat? KNICKER. Om dat ik het, om gewigtige redenen, gaarne weten wilde. ROZETTE. Nu, dan kan ik u zeggen dat deze boerenplaats my toebehoort; zy is onbezwaard, en wel drie duizend guldens waardig, als ik getrouwdben, kan ik'er aanftonds bezit van nemen. KNICKER. En meer hebt gy waarfchynlyk niet? ROZETTE. Neen nog nhet, maar wanneer myne Moei fterft, darl erf ik haar goed,en dat zal wel vierduizend guldens waardig zyn. KNICKER. Drie en vier is zeven , dat zou dan te zamen zevenduizend guldens zyn, en de intresfen daarvan tegeri vyf percent gerekend, dat zoude jaarlyks, honderdtweehonderd — driehonderd vyftig Guldens zyn. Hm! zulk een meisje is nog wel der moeite waardig! ho8 oud is uwe Moei? ROZETTE. Vyf-enzeventig Jaar — en altoos zieklyk. KNICKER. De Hemel geve haar weldraa een zalig fterfbed, ROZETTE. Mynheer Knicker! neen, dat verhoede de Hemel! B 2 ik  ao HIERONIMUS KNICKER, Ik heb haar zoo lief, als ik ooit myne eige zalige Moeder kan gehad hebben. KNICKER. Neem my dit niet kwalyk Rozette! Is het niet het grootfte geluk dat een waar Christen aan zyn evenmensen wenfehenkan , een zalig fterfbed ? ROZETTE. Ja, dat is waar! vergeef het my , ikbegreepu niet wel. KNICKER. Nu dat daar gelaten, en van wat anders gefproken. Hoor eens Rozette! — Maar daar zie ik myn Neef Ferdinand , en ik zou niet gaarne hebben, dat hy my by u vond. Wacht my hier ; als hy vertrokken is kom ik weder by u. Hy vertrekt. ROZETTE. Wat of Mynheer Knicker toch mag bedoelen ? Hy heeft my waarlyk nieuwsgierig gemaakt. Misfchien wil hy zyn Neef aan my uithuwlyken, anders zou hy immers zoo naauwkeurig na myn vermogen niet gevraagd' hebben. AGT ST E T O O N E E L. FERDINAND, ROZETTE. FERDINAND. "^$f n had myn Oom u te zeggen?  KLUCHTIG ZANGSPEL. %i ROZETTE. Ik weet het niet, het hooge woord wilde'er niet uit. F E R D INANDi Laat het dan" by ons 'er uit willen , lief Meisje! Ik leb u lief, en bied u myn hand en myn vermogen aan.' Ms gy my met uwe wederliefde wilt beloonen, dan >en ik de gelukkigfte aller menfchen. ROZETTE. Is 't waar, hebt gy my lief? FERDINAND. Ja , zoo lief als my zelve. ROZETTE. Dit betekent niet veel. FERDINAND. Waarom niet? ROZETTE- Om dat, gelyk ik wel gehoord heb , de meeste jon* re lieden zich zelve niet liefhebben, daar zy, door Minne buitenfpoorigheden , hunne gezondheid op alle nogelyke wyze benadeeleu, en dat is geen teken van iefde. Maar, dit wil ik juist van u niet zeggen, alleen, >y hebt immers de toeftemming van uw Oom niet. FERDINAND. 6 Myne lieve Rozette! die zal hy my nooit geven, tty is de eigenzinnigfte, de onvcrdraaglykfte man , op Gods aardbodem , en bovendien de grootfte gierigaart Jie 'er leeft. B 3 R0" \  sa HIERONIMUS KNICKER, R OZ ETTE. Dit alles weet ik , maar echter zonder zyne toeftem-. ming - FER DINAWD. Als ik daar op zal moeten wachten, dan is al myni feoop verloren. DUO' Waarby Knicker komt. Myn Oom is een onbuigzaam man , Die elk bedriegt waar hy maar kan. Een ryke vrctt die 't geld bemint, En nooit genoeg ie fchraapen vindt. Maar weldraa , 't kaï, niet faalen , Zal de duivel hem haaien, Dan is zyn plaagjn uit, En dan zyt gy myn bruid. KNICKER. Myn Oom is een onbuigzaam man, Die elk bedriegt waar hy maar kan. M.iar weldraa, 't kan niet faalen, Zal de duivel hem, haaien. FERDINAND. Ja wel hem haaien. KNICKER, Ferdinand by het oor vattende. Voort fchui k! voort, volg de trom 3 En kom hier nooit weerom. FERDINAND. Heer Oom ! ik volg de trom, En kom hier nooit weërom. Hy vertrekt, NE*.  KLUCHTIG ZANGSPEL. n NEGENDE T O O N E E L. knicker, rozette. k .\" ic ke r. "Wagt rekel! ik zal u lecren met uw Oom de gek ta fcheereu. rozette. Het doet my leed, Mynheer Knicker! dat gy uzoo moeilyk gemaakt hebt. kni cker. 6 Dat is al weer over. Maar hoor eens Rozette! gy zyt een verftandig Meisje, en derhalve zult gy welbegrypen, dat gy gevaar loopt bedrogen te worden en uw goed te verliezen , wanneer gy u aan zulk een melkmuil zoude willen overgeven - het komt my voordat gy een bedaard man moest nemen. rozette, ter zyde. • Dat klinkt anders! knicker. Gy hebt my geheel verrukt en betoverd. Als myti perfoon u niet mishaagen mogt! rozette. Ha! nu verftaa ik u! - knicker. Gy verftaat my klein fchurkje! nu welaan, geefmy uw hart en uw hand ! - nu flaa toe! - rozette. Zoo haastig niet, Mynheer Knicker! een zaak van B 4 dat  H HÏERONIMUS KNICKER, dat aanbelang diende wel eerst overlegd te worden. kn'ick e r . Nu dat is ook waar. Tot van avond geef ik u tydl om u te bcraaden, fchoon ik uit uwe kleine fchelmfche! oogen myn geluk reeds lezen kan. rozette. Waarlyk! maar als gy nu eens verkcerdgclczenliad., KNICKER. Verkeerd! dat kan ik niet denken. R o z e t t E. En waarom niet? gy had immers uw bril niet op toen gy in myne oogen gezien hebt? KNICKER. Hoor Meisje! gy moet niet met my fpotten, want dan zoudt gy uw geluk met voeten kunnen ftooten. Luister! ik zal u in vertrouwen wat zeggen. ARIA. Ik zal u wat vertellen, Maar zeg liet nergends voort; Gy kunt uw oordcel vellen, Als gy liet hebt gehoord. Waar zeg het nergends voort. Myn Neef is een verwaande zot, Die nooit myn raad wil hooren.— Die my veracht en my beipot, Gy waart met hem verloren. Hy is een knaap vol fnoode list, Een losbol 'k wil bet zweren ; Die al zjn ge d en goed verkwist, En "t uwe ook zoji verteeren.  KLUCHTIG ZANGSPEL. 25 En ah by al'es bad verdaan , Dan liet by u in nood. Hoe zou 't dan eindlyk met u gaan! Dan waart gy arm en bloot. Maar ik ben een verftandig man, Nog in myn' beste jaaren ; Die alles wel beftuuren kan, Gy zoudt wel met my varen. Uw Capitaa! in myne band, Zou dubbel renten geven; Myn hart ftrekte u ten onderpand , Van uw gelukkig leven. Bedenk nu wel het ganfche (luk, Eer dat het u berouwt; Cy loopt vast in uw ongeluk, Als gy met my niet tronwr. Ily vertrekt. TIENDE TO O N E E L. ROZETTE, alleen, naderhand FILTZ, met twee Knechts, waarvan de een een Falies en de ander een Koffer draagt. ROZE T T E. "Wel men zou zeggen! wat weet dieekfterfchoónté tappen! hy doet gelyk al de gekken, zich zelve pryzen, en van anderen kwaadfpreken. Maar wat zal ik nu doen? Hem , me* myne gewoone openhartigheid, in het aangezicht zeggen, dat ik zulk een ouden ezelskop lyden noch zien mag? Neen! dat was niet goed, daar zoude ik misfchièn myn lieve Ferdinand by verli 5 lie"  atf HIERONIMUS KNICKER, liezen. Het was best geloof ik, hem zoo wat honig om den mond te fmeeren; maar dat is voor my al vry moeilyk. Om zoo geheel anders te (preken dan men het meent, daar behoort men al vry wat onbefchaamdheid toe te bezitten, en die is ons op het land zoo niet gegeven. Wacht, ik weet raad, ik zal Lizette vragen, of zy my hierin niet kan te recht helpen; die heeft lang in de ftad gediend, en zal my best kunnen zeggen wat ik doen moet. FIL T Z , roept achter op het tooneel. Volgt my maar mannen! volgt my maar! de knechts komen op. Ziedaar, wel goeden daglief Meisje! Mogelyk zyt gy de gene die ik zoek. ROZETTE. Daar twyfel ik aan! Maar wie is zy dan die gy zoekt. F1LTZ. Myn broek? die is mogelyk gefcheurd. Neem my niet kwalyk, ik kom van de reis. ROZETTE. Ach neen! ik neem u niets kwalyk, maar gy verftaat my kwalyk. PI L T Z. Zytgykwalyk? Arm Meisje ! Dan moetgy uwkeurslyf wat losmaaken, om lucht te krygen, ROZETTE. Ik geioof gy zoekt my zoo wat voor de gekte houden , of anders fcaeelt het u'zcker in het hoofd. F I L T Z  KLUCHTIG ZANGSPEL. 27 filtz. Hebt gy pyn in uw hoofd? Datfpytmy! Hebt gy niets om optefneiven? rozette, ter zyde. Ik geloof waarlyk dat de man doof is. Zy Jpfeekt hard. Wie zoekt gy dan? misfchien dat ik haar ken. f 1 l tz. Wie ik ben? Ik ben een Koopman ; myn naam is Tobias Filtz. Ik ben de bruidegom. rozette. Mynheer zyt gy doof? filtz. Zyt gy doof? dat doet my leed. Om u de waarheid te li zeggen, ik ben zomtyds ook wat hardhoorig , maar dat komt van de zinkingen, daar ik wel eens mede geplaagd ben. Maar hoor eens, lief Meisje! zyt gy misfchien ook myne bruid? rozette, ter zyde. De Hemel bcwaare my voor zulk een bruidegom! filtz. Hoe is uw naam? rozette, overluid. Rozette. filtz. Hoe? rozette, fchreeuwt. Rozette. filtz.  2.S HIERONIMUS KNICKER, filtz. Pan verzoek ik u om verfchooning, myne bruid heet Louife. rozette, ter zyde. Dat is dan de bruidegom van Louife! 'k moetzeggen, 't is een parel van een man! filtz. . Kent gy myne bruid? rozette, zander te fprsken , knikt met het hoofd. filtz. Waar woont zy dan? rozette, wyst op het huis van Knicker. filtz. Nu, nu, gy behoeft zoo hard niet te fchreeuwen , ik verftaa u wel. rozette, die zich van lagchen niet kan bedwingen, houdt haar fchort voor haar gezicht. filtz, meenende dat zy niest. Wel moet u bekomen! rozette, bh ft in dezelfde houding flaan. FILTZ. Goede Hemel! is dat niezen. Gy hebt zeer zeker ccne verkoudheid gevat; draag maar zorg dat gy gee. ne zinkingkoorts krygt, die begint altyd met niezen. Ja! ja! die zinkingen i? niet mede te fpotteu, ikhebze ook zedert een geruimen tyd op myne ooren gehad. Vaarwel! — zegt gy wat? R O-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 25 rozette, beweegt haar mond, even of zy fpreekt. Zy gaat heen en zegt in V heengaan. Ik zeg niets, maar ik denk des te meer en ik zal het ook uitvoeren. Fittz gaat na het huis van Knicker. ELFDE TO O N E E L. louise en LIZETTE, Urnen uit het huis vati Knicker, met zonnefchermen in de hand, roz e t t e en fi l t z , voegen zich by haar. lizette. '^W^'aar gaan wy dan heen? louise. Wy gaan wandelen! lizette. Dat zie ik wel, maar ik vraag waarheen? louise. JNaa onze vyver. lizette. Dan wilt gy u misfchien verdrinken? louis e. Wel heden neen, daar is het nog veel te vroeg toe, Hoor eens! ik denk 'er myn Karei te vinden. rozette, voegt zich by kaar. Goedendag, Juffer Louife! wil ik u eens wat nieuws vertellen? Uw bruidegom is hier - daar ftaat hy. (Zy fyyst op Filtz,~) L OU-  30 HIERONTMUS KNICKER, LOUISE. Dat nieuws treft my. ROZETTE, Niet waar! 't is een Irups mensch! ARIA. Wil hem maar ter deeg befchouwens hy komt bier om u te trouwen, 't Is een parel van een man. Tegen Filtz. Hier Heer Filtz is 't puik der fchoonen, Die uw wentellen kan bekroonen, U gelukkig manken kan. • Tegen Louife. Wil hem maar ter deeg bcfcliouwen. Tegen Filtz. Hier Heer Filrz is 't puik der feboonen. Tegen Beiden. Maar wat ftaa ik bier te teemen, 'k Hinder maar de vryëry; Als ik eens een min wil nemen, Dan geen zotskap zoo als hy. Zy wystop FSiz. Tegen Filtz. Hier Heer Filtz is 't puik der fchoonen, ene, Zy gaat in haar huis. TWAALFDE T O O N E E L. FILTZ, LOUISE, LIZETTE. FILTZ. Zoo het my toefchynt, dewyl gy uit dit huis komt, kan  KLUCHTIG ZANGSPEL. 31 fcan ik vastftellen dat gy myne bruid zyt. Ik lees ook reeds myn geluk in uwe oogen, - vergun my - louise. Ik bid u, fpaar de moeite om verder voorttefpreken. filtz. Ik ben u wel zeer verplicht voor uwe goedheid — febevind my God dank redelyk wel, alleen plaagenmy le zinkingen zoo wat op myne ooren. l ouise. En ik zeg u dat ik u noch met, noch zonder uwe sinkingen,zal trouwen. filtz. Dat weet ik, dat gy my zult trouwen; ikben de zaak net uw heer Voogd reeds eens geworden. louise. Gy verftaat my niet wel. Tegen Lizette. Maak dat ik van den gek ontflagen worde, gy kunt beter fchreeuwen dan ik - en volg my dan fchielyk. Tegen Filtz. Myn kamenier zal u het overige zeggen, en anderkunt gy het haar vragen. Zy vertrekt. filtz, tegen de Knechts. Hoort gy het niet, ezels! LVIejuffer beveelt u het goed in huis te dragen. De knechts dragen het goed lagchende in huis. lizette , wenkt hem. Zeg eens! zyt gy dan waarlyk op Mejuffer zoo verliefd? filtz.  32 HIÉRÖNIMÜS KNICKER, FILTZ. Ja dat heb ik reeds gemerkt. LIZETTE , ter zyde. De man is zeker zoo doof als een kwartel. Kcmit met haar mond aan zyn oor. Ik vraag of gy op Me juf- fer zoo verliefd zyt. FILTZ. Dat geloof ik. LIZETTE. Dan beklaag ik u van han.e. FILTZ. Dat is my recht lief. LIZETTE. Wat is u recht lief? riLTZ. Dat zy my van harte liefheeft; zy zal het ook goed . by my hebben. LIZETTE. Nu 't is wat te zeggen met dien dooven gek; hy verftaat alles verkeerd, men zou zich hier bynaa ten barsten fchrfeuwen. Wacht ik zal het hem voorzin-" gen, dan verftaat hy het misfchien beter.  KLUCHTIG ZANG SP ÉL. 33 ARIA. Mejuffer laat u vragen, Of 't u ook zou beliaageri, In plaats van hier te ftaah, Terftond maar heen te gaan. En Tiaar niet meer te plaagen, Noch u meer aiteflooven, Daar gy, wilt my gelooven, Toch nooit hy haar zult fiaagen. En daarom, en daarom, en daarom gaa maar hesrj. Een man van zestig jaaren, Moet met geen meisje paaren, Wier pas ontloken dagen, Een jonge weêrhelft vragen. Gy, met uw' grvze haeren, Kunt ook die moei'e fpaaren," En gaan maar fpoedig heen. Doch waartoe al dat praaten? *t Is zeker *t kan niet baaten, Ik laat, ik laat de gek alleen. Zy vertrekt. DERTIENDE T O O N E E L. FILTZ. D apfi, dipfi, dapfa, dapfa - dat gaat, gelyk een tosmoolen, zoomet horten en ftooten voord, dat men 'er geen woord van verdaan kan. En juist moesten my nu die duivelfche zinkingen weder plaagen — Anders ben ik toch zoo heel doof niet. 't Is maar, ik C hoor  34 HIERONIMUS KNICKER, hoor den eenen tyd wat flegter dan den anderen; by voorbeeld : ARIA. 11c hoor dè donder grommen, re, re, re, re, re. Ik hoor de klokken brommen, bom, bom, bom,bom. Ik hoor 't kanon ook altemet, pom , poni. Ik hoor 't geluid van de trompet, tenteren, tentren,tenteren,tentren. Ik hoor het bulken van den (tier, hum. hum. Ik hoor den zachten orgelzwier. dodla, didii, dodla, didli, dodla, di. Ik hoor het roeren van den trom, totoroton, totoroton, totoroton. Ik hoor der nonnen kerk gebrom, da, di , do, da, di, da. En als ik ben in de opera, Dan hoor ik altyd voor en na, De kontrabasfen knorren; Ik hoor de pauken fnorren. En op de fluiten fpeelen, En de vioolen flreelcn, Maar 't zingen dat 'er wel gefchiedt,' Neen, waarlyk neen , dat hoor ik nier. Hy vertrekt. VEERTIENDE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt een Kamer. LOUISE, met eene Lantaarn, KAREL, met een reismantel cn hoed. LOUISE. 6 Myn Karei! ik ben verloren. KAREL. Waarom myne Waarde? waarom? LOUISE. Om dat myn Voogd my dwingen wil, morgen met een ander te trouwen. KA-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 3S KAR EL. Hoe Louife! met een ander te trouwen! en dat reeds norgen ? LOUISE. Ja, reeds morgen! De bruidegom die hy voor my ^efchikt beeft is reeds hier. K A REL. Gy zult echter hoop ik, my getrouw blyven , en dit niet inwilligen. LOUISE. Neen nooit, dat zweer ik u by al wat heilig is! Dan liever naa het klooster! KAREL. ó Nu is myn hart gerust! LOUISE. Uw hart is nu gerust, en gy ziet het ongeluk dat ons dreigt? KARE L. Zou, myn hart niet gerust zyn, daar gy my ver! zekert nooit in dit huwlyk te zullen toeftemmen? LOUISE Maar als myn Voogd nu eens verkiest geweld te gebruiken ? KAREL. Van nu tot morgen is nog lang, en in dien tusfchen< tyd kunnen wy ver buiten zyn bereik zyn. LOUISE. Wat zoude ik dan moeten doen? i ' V C 2 KA-  36 HIERONIMUS KNICKER, KAREL. Ik zal u deze mantel en hoed hier laten'-en wanneer ik tweemaal in de handen klap, dan moet gy, daarin vermomd , op de flraat komen. Ondertusfchen zal ik een rytuig laten infpannen, daarmede hier komen,en u opnemen, dan vliegen wynaa myne Tante; wy laten, ons morgen trouwen, en dan moet uw Voogd'er in i toeftemmen, 't zy hy wil of niet. LOUISE. Maar Karei, bedenk toch ! - KAREL. Ja, als wy willen bedenken en overleggen, dan is alles verloren ; en dan — dan is myne eenige redding de dood. — Louife, myn leven is in uwe hand! — LOUISE. Nu wel aan, ik geef my aan u over; als gy het te. ken geeft zal ik buiten komen. Karei gaat heer. , en geeft haar den mantel en hoed. ' VT F TIENDE T O O N E E L. FERDINAND, komt uit eene deur ter zyde, met een kaars in de hand. LOUISE, die ondertusfchen den mantel en hoed heeft weggeborgen. FERDINAND. N u, Mynheer Oom! nu zullen wy elkander eens wat meer van naaby fpreken. Hy zet de kaars op de tafel, en gaat zeer onrmtig heen en weder. LO U  KLUCHTIG ZANGSPEL. z? LOUISE. Wat is u overgekomen, Broeder? gyfchynt niet wel in uw fchik te zyn: FERDINAND. De duivel mogt in zyn fchik zyn, daar zulk een oude fneeuwvreter, als onze Voogd is, mydagelyksde kop dol maakt. LOUISE. Hoor , gy moet u om dien ouden zondaar zoo verdrietig niet manken ; het best wat wy doen kunnen is datwy elkanderhelpen, om hem, op onze beurt, hetverdriet, 'dathy ons aandoet, betaald te zetten, ent'evens ons oogmerk te bereiken. i FERDINAND. Van harte gaarne — maar eerst gaa ik met Rozette, het een en ander affpreken LOUISE. - Haast u dan wat, ik zal ondertusfchen ook niet ledig zyn. ZESTIENDE T O O N E E L. KNICKER, FERDINAND, LOUISE. FINALE. ■ KNICKER. Waarom moeten twee kaarsfen bier branden? Schaamt u wat zoo myn goed te verkwisten. Zeker 't was wel vertrouwd in uw banden. Maar ik wil met u niet langer twisten, C 3 G£-  33 HIERONIMUS KNICKER , Ge'oof vry *i; bedank u voor dat kruis. Morgen vroeg! dan moet gy uit myn buis. Maar hoe ftaat gy zoo diep in gedachten ? Voert gy ook weer wat nieuws in uwlchild? LOUISE, FERDINAND. {Van u heb ik niets goeds te vervvagten, En uw gramfchap is nimmer gcftild. KNICKER. Ik zal u maar kort myn wil ontvouwen. Gy Louife ! gy zult morgen trouwen, En myn vriend Fiitz wordt dan uw man. En gv Ferdinand! wat ge ook moogt praatcn, Gy zult morgen vast myn huis verlaten , En gaan naa 't leger. Wat zegt ge 'ervan? Doch daar ik u morgen zal tracteeren, Moesten wy dees avond niet foupceren. Men Gaapt gerust met een leöge maag, En s' morgens is men dan meerder graag. LOUISE, FERDINAND. 11 Myn lieve Voogd ik heb 'er niets tegen «* En ik ben zeer tot (lapen genegen, II 'k Gaa te bed, en wensch u goeden nacht. Zy vertrekken. KNICKER, Al hebt gy 'er iets of wel niets tegen, 't Scheelt my niet. Zyt gy tot rust genegen, Zoo gaa te bed, 'it wensch u goeden nacht. Daar gaan zy heen nu moet ik maar zwygen; 'k Wist baast niet hoe ik zc weg zou krygeri, 'k Had dat zeker zoo goed niet verwagt. En  KLUCHTIG ZANGSPEL. 39 En voor Filtz behoef ik niet te vreezen, Die zal vermoeid van het reizen wezen, Althands 't is op zyn kamer reeds flil. t Nu hindert my niets *k gaa voort naa buiten, Om met Rozette de knop te fluiten. En fchoon myn Neef mag vloeken en zweren, Hy zal dit huwelyk toch niet keeren, Het is zoo myn wil, zy wordt myn vrouw. Ily doet de kaai/en uit, en gaat door de zydeur heen. ZEVENTIENDE T O O N E E L. liet Tooneel verbeeldt een Straat in het dorp, aan de eene zyde is het huis van Knicker, aan de andere zyde dat van Rozette. ROZETTE, KAREL, FERDINAND, daarna LOUISE en KNICKER. ROZETTE, uit het venfter. De liefde doet hoopen , De lielde doet vreczen, Wie of het mag wezen, Die ik daar hoor gaan. Doch ftil! ik kan niet zien, maar te beter hooren , Ik fpits dan myne ooren, En blyf hier wat ftaan. KAREL. Wat ben ik gelukkig dat niemand my boort, 'k Wagt hier myn Louife, en ik gaa met haar voort. ROZETTE. My dunkt 'k Hoor gerucht; kom laat ik nader treden, C 4 Wi  4o HIERONIMUS KNICKER, Wie mag daar gaan met zulke zagte fchreden! Zou liet Ferdinand zyn? Ik twyfel 'er aan. FE R DIN AND. •k Hoor duidelyk fpreken, wat moet ik hier vreezen? Zou het misfchien wel een medeminnaar wezen! Help Hemel! waarachtig ik zie hem daar iïaan. KAREL. Pst! pst! ROZETTE. Pst! pst! FERDINAND. Pst! pst! ROZETTE,KAREL,FERDINAND. |p Wy zyn met ons drieën! jj tiet fchynt als of niemand hier het eerste wil fpreken.. l] Wat moet dit beduiden? |k 'k Begryp "er niets van. LOUISE, in manskleederen. Hy gaf my het teken, De tyd is verfcheenen, Ik vlieg in zyn armen en vlugt met hem heeneq. Nu is by myn Lru-gom en eerlang myn man. KNICKER. Nu zyn zy te bed En nu zal ik gaan zoeken Rozette te fpreken ; Ik wil er op vloeken, Dat zy zich nu heefc tot myn voordeel bedacht. O Driemaal en driemaal gelukkige nacht. Maar, vyat zie ik hier ( Hemel! is dat fchrikken, Eiie  KLUCHTIG ZANGSPEL. 41 Drie dieven byeen, om my te verftrikken. O Was ik maar t' huis, 't is zeker hier niet klaar. RARE L. Staa! wie daar? FERDINAND. Wie gaat daar? K AR E L. Waarheen ? FERDINAND. En van waar? «I KAREL, FERDINAND; Ipk Zeg ftaa, of 'k fchiet u neêr, waar fpreektgy vanï LOUISE. ft Hemel, wat hoor ik t KNICKER. ft Ik arme man ! ♦ KAREL, FERDINAND. Geen voet te verzetten, IJ Of 't kost u het leven! ^ Gy moet zonder omflag my rekenfcbap geven, Hf Wat gy hier komt maaken, ik laat u niet gaan. LOUISE, KNICKER. !s"k Zal u niet ontvlugten, | Schenk my maar het leven, JfJ Dan wil ik zeer gaarne, • J Mvn beurs aan u geeven, I Maar laat my met vreden, w En laat mytnaar gaan. c s acht.  42 hieronimus knicker, ACHTTIENDE T O O N E E L. DE VOORIGE, LIZETTE. ROSET TE. jt Waar toe al liet leven, jj Dat ik b eb vernomen ? *| Houdt u ftil, of ik zal hier volk doen komen; En laten u kloppen. 1!j Zoo veel ik maar kan. Rozette en Lizette gaan heen. LOUISE. Wat gaa ik beginnen ! KNICKER. 6 Ik arme man ! F LOUISE, KNICKER. 11 Och , help ! help ! J KAREL, FERDINAND. •1 'k Zeg u zwjg! J LOUISE, KNICKER. U Laat my gaan. n KAREL, FERDINAND. I 'k Zeg u zwyg, of *k fchiet u voor de kop! J LOUISE, KNICKER. 11 'k Zal u niet ontvlugten. J KAREL, FERDINAND. II Houdt u ftil. LOUISE. KNICKER. ^Schenk my maar het leven, »j Dan wil ik zeer gaarne , 4j Myn beurs aan u geven. I' t.sat my maar met vreden, ** En laat my maar gaan. % _\.  KLUCHTIG ZANGSPEL. 43 karel, F E r d t n a N d. ff Het kost u het leven ! JJ Of gy moet hier aanftonds maar rekenfchap geven, Hu Wat gy hier komt maaken , v» Ik laat 11 niet gaan. NEGENTIENDE TOON E EL. DE voorigen, rozette, met een lantaarn, l is E t t E , met het braadffnt, FILTZ, met een hellebaard, rozette, lizette. FILTZ. ff Gy Ilecren laat u raaden, I Het vechten mogt u fehaaden; v j Geloof my 'k zal u raaken, % Dat u de lenden knaken, 1 En daarom pakt u voord. allen. Ily fchynt geheel verftoord. rozette Heer Filtz zie ik u daar! Gy (laat als een pylaar Uw hellebaard bewaart gy trouw, Uw flaaprok dekt u voor de kou. En gy Heer Knicker wat is dat? Ik zie gy zyt van 't zweet doornat, ,En beeft met uw geheele lyf, Dat is een aardig tydverdryf. Hier ftaat de dappie Ferdinand, Wet twee pistoolen in de hand. Nu moest gy ons eens zeggen, Op  44 HIERONIMUS KNICKER, Op wier» gy aan zult leggen. En wat is dat wel voor een vrind, Die zich zoo in zyn mantel windt ? Zyt gy *t Louife! welk een grap? Vergeef het my maar 'k lagch my flap. Heer Karei heeft ook fchietgewcer; Die fnaphaan, 'k zweer het by ïnyn eer, Die ziet 'er recht moorddaadig uit. Pas op, dat gy het niet verbruide. En Lysje ftaat, is dat niet raar? Hier deftig met het braadfpit klaar; Zy ziet 'er uit als don Quichot, \ Die wacht hield voor 't betoverd (lot. Maar 'k zie hen alle fpraakloos ftaan. Neen, niemand fprcekt een woord! Komt laat ons maar naa bed toe gaan, 't Is tyd, komt gaan wy voord. En houdt vooral maar moed, Mislchien gaat alles goed. ALLEN. Gelyk een bom, zoo is myn hart, Geladen met verdriet en fmart. Jk kan 't niet meer bedwingen, 't Zal haast aan {lukken fpringen. Pom ! 't vliegt daar heen. Pom! *t barst van een. Nu is 't uit, 't is met my gedaan. De duivel is hier op de baan. De nyd kwelt myn hart, mat my af. De nyd brengt my nog in het graf. Ik gevoel hoe zy woedt. Einde van het eerfle Bedryf. TWEE-  KLUCHTIG ZANGSPEL, 45 TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt een Kamer. LOUISE j naderhand LIZETTE. ARIA. LOUISE. Ik dacht myn heilzon reeds te zien fchynen, Karei i'omhelzen als echtgenoot; Maar ik zie myn hoop eensklaps verdwynen, En myn verdriet oneindig vergroot. Ja alles is voor myn hart verloren, Myn leven llyt ik in ftaage pyn, Als my het ongeluk is befchoren, Dat Karei myn weerhelft niet mag zyn. LI ZE T T E loopt haar na meteen brief in de hand. Pst! pst! fchielyk, kier is een brief van Mynheer Karei. LOUISE, breekt die met drift open, en leest. „Dierbaare Louife! Ik kan my gemaklyk .verbeeb. „den, hoe verwoed uw Voogd wegens de gebeurdte,,uis van gisteren zyn zal, en ik beklaag u met al myn „hart! - LIZETTE. Met dat beklaagen zyn wy weinig geholpen. LOUISE, leest voord. „Tn plaats van te flapen, heb ik dengeheelen nacht „traanen om u geflort. LI-  46 HIERONIMUS KNICKER, LIZETTE. ó Welk een teder hartje! Had hy liever op een middel gedacht om u te redden. Met een geheele zondvloed van traanen, zal hy by Mynheer Knicker toch niets uitvoeren. LOUISE. Stil met uw gefnap! Zy leest. „En daar de liefde „list zoekt, is my iets ingevallen, dat ons in onze „tegenwoordige omflandigheid zeer te pas zou komen, s,om het bedoelde oogmerk te bereiken. LIZETTE. Zoo, dat is beter dan traanen Horten! LOUISE, leest voord. „Heb de goedheid uw Broeder terftond by my in „de herberg te zenden; de rol die ik hem heb toege,, dacht— LIZETTE. Bravisfimo! Ik zal 'er ook om een verzoeken. LOUISE. Stil Lizette! Zy leest. „Komt volmaakt met zyn levendig temperament overeen. Ik verwagt hem „hoe eerder hoe liever, en beu uw eeuwig getrouwe „Karei". Tegen Lizette. Toe! vlieg terftond naa myn Broeder, en zeg hem dat hy Karei op het oogenblik moet gaan fpreken. — LIZETTE. Ik gaa terftqnd.- Maar mag ik u bidden, myne lieve Juffer, my ook een rol in het Huls te geven. Gy behoeft niet  KLUCHTIG ZANGSPEL. 47 niet te vreezen dat ik het bederven zal; want ik ben waarlyk, recht voor dat werk gefchikt.By myn voorigen lieer, iiadden wy een huistheater, waarop ik verfcheiden maalen, zelfs in opera's, gefpeeld heb; onder anderen heb ik in de bruiloft van Figaro de rol van Cherubin vervuld. Dat had gy moeten zien, gy zoudt gezworen hebben dat ik'er toe gebooren was; om u van myne bekwaamheid te overtuigen , zal ik u eens een Aria van Cherubin voorzingen. louise. Laten wy dit uitftellen tot flus, en gaa maar fchielyk myn Broeder opzoeken. lizette. Neen, eerst moet gy my toeftaan myn talent uittekraamen , of anders gaa ik, in plaats van naa uw Broeder , recht toe naa uw Voogd Knicker, en vertel hem hetgeheele plan van uw lief hartje ! louise, ter zyde. Zy zou 'er waarachtig in ftaat toe zyn., — Overluid. Nu maak het dan kort. lizette. Luister 1 Cherubin zoekt Lirfche te bewegen, hem vrouwe kleederen te bezorgen , dezelve maakt eenige zwaarigheid om hem dit verzoek toeteflaan, elndelykbe. weegthy haar 'er toe door deze Aria. ARIA.  48 HIERONIMUS KNICKER, ARIA. Lief Meisje, ach hoor myn fmeeken, En flaa myn verzoek niet af! Gy zoudt my het hart doen breken, Als gy ze niet aan my gaf. Ach fchenk my toch myn begeeren, Dan zal ik uw goedheid eeren, U minnen tot aan myn graf. Wel uu wat zegt ge 'er van ? LOUISE. Waarlyk! ik had niet gedacht dat gy u dit werk zoo wel verftondt. LIZETTE. Zoo ziet gy dat men de kameniers wel wat kan aan. vertrouwen. Gy hebt nu een teder ftukje gehoon, laat ik u verder nog iets kluchtigs voorzingen. LOUISE. Op een anderen tyd. Lizette het wordt reeds laat, en ik flaa op heete kooien. LIZETTE. Maar één ogenblik. LOUISE. Nu fchielyk dan. ARIA,  KLUCHTIG ZANGSPEL* 49 ARIA. LIZETTE. 'k Moet lagclien hoe dat myn oppasfer zal vloeken ,Als hy my met angst in de kléêrkas zal zoeken, En aan het open vonder zal zien en verftaan, Dat hy wel wat beter had mogen iluiten ; Dan is hy 'er in en ik ben "er buiten, En ik heb de kleêren om naa 't bal te gaan. By het eindigen van dit Aria, omarmt zy Louife en gaat huppelende met haar heen; TWEEDE T O O N E E L. KNICKER, komt uit zyn kamer in eene peinzende houding.ik nu beginnen? Na het gene gisteren hier gebeurd is , zal Filtz misfchien zwaarigheid manken oiri met myne Nicht te trouwen, en zoo lang zy hier in buis is , mag ik myn huwelyk wel te droogen hangen j neen, dat zou eene regeering in eene regeering zyn, en dewyveu vraten my arm. Hy ftaat in gedachten.Dv.zt valt my iets in. Als Filtz myn Nicht niet trouwen wil,- dan zend ik haar morgen naa 't klooster, —en myn Neef -ja t die naa Dantzig! — maar — neen , dat zou te duur uitjctM men. — Naa Hamburg zal ik hem zenden, ja —dat is beter— die reis kan hy te water doen, en daar zal ik hem dan by een zielverkoper bezorgen , dat is voor my en voor hem loordeelig. Voor my, il; krygmyn geld weerom , e-wvaor hem, hy komt in de gelegenheid om de waereld te bezien.— D Era-  50 HIERONIMUS KNICKER, Bravo!— Dat heet ik eerst recht twee vliegen in één klap (laan. ARIA. Een fchrander man weet altyd raad, Hoewel zyn zaak niet gunstig ftaat ; Hy maakt zich niet verlegen, Al loopt liet liem wat tegen. En hoe het in de waereld gaat, Een fchrander man weet altyd raad. DERDE T O O N E E L. FIL T Z, KNICKER. FILTZ. G ocdeu morgen Oom! goeden morgen! Al zoo vroeg by dc hand. KNICKER. Ter zyde. Hy noemt my Oom , dat is een goed teken! Louife gaat dus niet naa 't klooster. Overluid. Goeden morgen vriend Filtz! hebt gy wel geflapen? FILTZ. Gy hebt gelyk; ik ben een groot liefhebber van flapen. Het Kamermeisje kwam my, zeer te onpas, in het aangenaamfte van myn flaap ftooren , zy maakte my wakker, gaf my een hellebaard in de hand, en fleepte my de deur uir, Ik heb echter die fchade weder ingehaald, door een uurtje of twee langer te bed te Wyven. KNI C-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 51 knicker. Het is my lief, ik zie dat het voorval van gisteren u niet heeft ontfteld. filtz. Nu, dat is goed, hebt gy het Contract reeds gelteld, knicker, hem aan het oor fchreenwende. Gy verftaat my niet. filtz. Dan bid ik u om vcrfchooning. knicker. Gy zult zeker op de fpocdige afdoening van die zaak willen aandringen. filtz. Neen waarlyk, geloof rny, fpringen is myn zaak niet. knicker, ter zyde. Ik barst van ongeduld. Overluid. Laat ons in myn kabinet gaan. filtz. Waarom hebt gy my dat niet eerder gezegd. Eeri Menuet wil ik wel dansfcn, maarmeer ook niet. Wacht^ ik zal myn trechter gebruiken, dan kan ik u beter verftaan. Ily haalt een trechter uit zyn zak, en houdt die met het fpitfe einde aan zyn oor. DUO. Knicker. Ik fpreek niet met u van dansfcn of van een Menuet, Ik vroeg u maar of gy zoudt komen in myn kabinet. D2 FILTZ.  52 HIERONIMUS KNICKER, FILTZ. Gy fpreekt zoo tusfchen uw tanden, dat niemand n verttant, lk moet het u zeggen, maar ik bid u wordt toch niet kwaad.. KNICKER. Ik vroeg u of gy u niet hadt ontfleld den voorigen nacht ? Engy antwoordt of ik 't Contract in order hebgebragt. FILTZ. Zie daar 'k heb nu myn trechter weêr, 't Zal nu veel beter gaan; Gy moogt nu fpreken wat gy wilt, Ik zal u wel verdaan. Onder het zingen van deeze laat ft e regels, valt de trechter van Filtz op den grond. KNICKER. Wy zullen dan vooreerst van myn Nicht een woordje fpreken, lk denk toch niet dat gy uw gegeven woord zult breken. FILTZ. Wil uw Nicht met my fpreken? KNICKER. Ach zet toch de trechter aan uw oor, Of ik fchreeuw my ten barsten! FILTZ. En wat heeft uw Nicht dan toch gedaan? KNICKER. t Zet de trechter aan uw oor! FILTZ. Wat heeft uw Nicht dan toch gedaan? K N I C K E R , fchreeuwt. Zet de trechter aan uw oor! FILTZ, zet hem aan zyn oor'. Ja, aan myn oor. Nu  KLUCHTIG ZANGSPEL. 53 Nu wat heeft uw Nicht dan toch gedaan ? knicker. Niets! filtz. Niets ? kn 'i c IC E r. Ik vroeg u of gy u gegeven woord dan niet zoudt breken. filtz. Ik weet niet waarom ik dan myn gegeven woord zou breken , Maar zal zy my wel nemen ? kn ic ker. 6 Ja, zy za! u nemen. f'HT z. knicker. >} filtz. Nu ziet gy dat het beter gaat. knicker. Goddank! dat gy my nu verftaar. filtz, knicker. 'j[* De trechter heeft men graag aan 't oor, tWanneer men zwak is van gehoor. En daar wy ons verfhan heel net, Zoo gaan wy in het kabinet. Zy gaan beiden in het kabinet van Knicker. VIERDE T O O N E E L. Het Toonecl verbeeldt de Straat in het dorp. ferdinand, daarna rozet te. ferdinand, niet een pak klederen. Karei is een hnpfche jonge, en de maskerade zal van D 3 eene  54 HIERONIMUS KNICKER, eene goede uitwerking zyn. Ily wil in het huis van Knicker gaan. roze tte. Ferdinand ! koor toch eens, waar gaat gy zoo drifj tig naa toe? ferd i nan d. Ik heb geen tyd lieve Rozette! rozette. Wat is dat voor een pak dat gy daar hebt? ferdinand. Het is een pak van groote waarde, dat ons byzonder zal te pas komen. Hy wil heen gaan. rozette. Blyf nog één oogenblik. ferdinand. Ik kan niet, ik moet weg. rozette. Nog één woord, zeg my toch wat is uw voornemen ? ferdinand. Dat kan ik u zoo niet zeggen, laat my maar gaan. rozette. Gy bemint my immers nog gelyk te vooren? ferdinand. Kunt gy daaraan twyfelen? rozette. Waarom zegt gy my dan niet wat gy doen zult? f e r-j  KLUCHTIG ZANGSPEL. 55 FERDINAND. De tyd is te kostelyk. Ik zal op liet oogenblik Lizette by u zenden die zal u alles zeggen. Hy gaat in huis. VT F D E T O O N E E L. ROZETTE, alleen. aaromtoch wil hy my dit zelf niet zeggen? Zoude hy omtrent my ook veranderd zyn, en voor myne verwyten vreezen? Maar neen, dat denk ik niet, hy heeft zulk een goed voorkomen. Door welke gedachten word ik al niet gekweld? Laat ik het mistrouwen toch uit myn hart verbannen, en de hoop niet geheel laten varen. R E C I T A T I V O. Hemel! waar ben ik, wat moet ik hooren? ó Ferdinand! gy my ongetrouw — hoe vieeslyk! Ik zwerf, gelyk een fphip in woedende flormen, Op de genade der baaien, zoo zwerf ik om. ' De donders loeien. De blikfem vliegt ftaag om my heen. Ik zie eene fchriklyke diepte Om my te verllinden ; maar neen ! Een ftraal van hoop lagclit my aan. ö Hoop ! zalige hoop ! Beduur myne fehreden, Blyf by my, verlaat my niet. D 4 ARIA,  56" HIERONIMUS KNICKER, ARIA. Zachte hoop! 'k Iaat n tiiet vare;i, Gv kunt al myn zielsbczwaaren, Al myn bitter leed verzachten, My vertroosten in den nood. Als my Ferdinand mogt haatcn, My voor eeuwig mogt verlaren, En myn tedre min verachten, Dan wenschte ik my den dcoJ. Maar het heil aan my befchooren, Toont gy my reeds in 't verfebiet: Daar ik hem niet heb vcrlooren, Daar verlaat de hoop my niet. ZESDE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt de kamer van Knicker. knicker, filtz, uit het Kabinet van Knicker komende. fil tz. N u het blyft dan zoo; wy zyn het over de voorwaarden eens, 'er ontbreekt nu alleen een Notaris. knicker. Ik zal 'er aanttonds een doen bcliellen. filtz. Neen, dat zal ik nimmer toeftaan. Zy moet een nieuw kleed hebben. knicker, fckreeuwende. Waar fprcekt gy van ? filtz, Spreekt gy niet van verftellen? kn ic-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 5? KNICKER) hem wyzende de trechter aan het oor te houden. Ik wil de Notaris doen beflellep. FILTZ. Zoo, nu verftaa ik u; goed, ik gaa in myn kamer en zal hem daar afwachten. Ily vertrekt. ZEVENDE TOONEEL. LIZETTE, KNICKER. LIZETTE. IVlynheer! hier is iemand die u wenscht te fpreken, KNICKER. Wie is het? LIZETTE. Dat weet ik niet. KNICKER. Wat moet hy hebben? LIZETTE. Dat weet ik ook niet. KNICKER. Het zal zeker een bedelaar zyn, gy moet hem maar affchecpen. LIZETTE. Neen , dat geloof ik niet, daartoe ziet hy 'er al te deftig uit, zelfs heeft hy twee bedienden , en een lange baard. KNICKER. Het zal een heiden zyn. D 5 fcï-  53 HIERONIMUS KNICKER, LIZETTE. Hy gelykt meer naa een turk. KNICKER. Nu Iaat hem dan binnen komen. Maar hoor eens !! ik wil van middag, ter eere van de verlooving van Louife met Mynheer Filtz, tracteeren; draag zorg niet: meer dan vyf fchotels optebrengen. Wy zyn met ons zeven, maar 'er moet flechts voor vyf perfoonen aangerecht worden, want daar 'er vyf eten , kunnen 'er ook zeven hun bekomst krygen. Gy kunt echter wat meer Soupe gereed maaken, maar zy moet vooral niet te vet zyn, want dat bederft de maag. . De knecht zal voor het drinken zorgen , en niemand infehenken die 'er niet driemaal on gevraagd heeft, Gy moet vooral ook niet veel kruid of zout in de fpys doen, want dat verwekt maar dorst. — Voorts moet ieder fles half met wyn en half met water gevuld worden , want de wyn alleen is te ftcrk, en loopt in 't hooft. Nu — ik verlaat my op u, gy zyt een goede huishoudfter, en zult daarom ook een braaf man krygen. LIZ E TTE. Had ik "er maar een! - My dunkt — ik was een goede vrouw voor u. KNICKER. Ja, als gy maar geld hadt, dan zou ik u reeds lang getrouwd hebben. Li-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 59 lizette. Eene goede huishoudfter is toch beter dan eene ryke vrouw. ic ni cic er. Datiswaar - Nu gaa maar heen, en doe het gene ik ti belast heb. lizette, ter zyde in het heen gaan. Als ik geld had, dan zou ik althands uw vrouw niet willen zyn, maar men moet veel doen om met eere doof de waereld te komen. Zy vertrekt. knicker. Als ik Rozette niet krygen kan, dan zou het nog wel kunnen gebeuren dat ik haar trouwde. - Maarikben nieuwsgierig wie toch die vreemdeling zyn mag» Als het hem om'geld te doen is, dan krygt hy geen penning onder de veertig percent, en dan nog niet anders dan op een pand, dat meerder waardig is dan hy vraagt. ACHTSTE T O O N E E L. ferdinand, ah een Armeniër prachtig gekleed, met twee flaaven, knicker. ARIA. ferdinand. Sala mami lecca, Mi lecca ma ka ka Rebecca, Nali mati rala tirala, ., Bclmbabula Biibabala. KNI C-  6o HIERÖNIMUS KNICKER, KNICKER. Dat zyn fchoone complimenten, maar ik verltaa 'er geen één van. FERDINAND. Gy verfiaat niet turksch? KNI C KER. Ik ben al wel te vrede dat ik maar duitsch kan fpreken. FERDINAND. Is goed, Hubabula, fpreekt ook duitsch. KNICKER. Dat is my lief. Zeg my dan eerst myn lieve Heer Hubabula wie gy zyt? FE RD INAN D. Armeniër, en groot Philofooph. KNICKER. En wat moet gy van my hebben? FERDINAND. Niet willen hebben, ik u wil geven. KNICKER. Dan zyt gy welkom; laat eens hooren! FERDINAND. Gy weten moet, dat voor twintig duizend jaarcn hier geftaan hebbe een groot koninglyk paleis, en daar geftaan hebben vier duizend jaaren. Voor zestien duizend jaaren zyn gekomen de aardbeving, en ingeflort de paleis met de koninglyke Familie. K N i c-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 6t KNICKER. Dat is wel mogelyk, maar wat raakt my die doode 1 koninglyke Familie? FERDINAND. Wacht een weinig — waar uw kelder zyn, zyn gedweest de fchatkamer, en in de fchatkamer zyn geweest een goude vaas, en in de vaas zyn geweest vier millioenen ducaateu, paerlen en diamanten, en die nog begraven in de kelder zyn. KNICKER. Ei ei! vier millioenen ducaaten, dat betekent nog al iets, als 't maar waar is. FERDINAND. Ik u zweer by myn baard , en is niet waar, gy my laat wurgen , en hoofd affnyden. KNICKER, ter zyde. 'Ei' moet toch wat aan zyn , dewyl hy zyn leveft'er aan wil waagen. Overheid Maar zeg eens! hoe weet gy dat? FERDINAND. Ik u zeggen, dat ik ben een groot philofooph. ,Ik arcanum bezit, en weet waar in de aarde begraven is alle fchatten. KNICKER. Het is mogelyk, maar myn lieve Heer Hubabula — FERDINAND. Gy nog niet wilt gelooven — gy mede komen moet de fchat te haaien - gy niet moet vreezen; vier geesten  6-2 HIERONIMUS KNICKER, ten daar zyn die de fehat bewaaren. Ik die zal bezweeren, en bevelen u geen kwaad te doen. KNIC RE R. Ilm, Voor vier millioenen kan men wel eens beeven! Maar mag ik geen goed vriend medebrengen? FERDINAND. Ja, maar niet meer dan een. Gy my geeft de fleutel van de kelder; ik moet gereedmaaken de bezweering. In een halfuur gy my volgen moet. KNIC KEU. Neen, de fleutel van de kelder geef ik niet uit ,myn handen. Ter zyde. Zoo zou myn kostlyke wyn wel eens een beurt kunnen krygen. FERDINAND. Gy u nog bedenken. KNICKER. Ja, 'er is nog eene maar by , wanneer - de dui velhaal hoor eens! ik moet u nog iets zeggen - Daar hebt gy de fleutel, gy zult wyn in de kelder vinden- maar ik heb die pas voor veertien dagen gekpcht; zy is nu aan het gisten , en ik waarfchouw 'er u voor , op dat gy u, door hem te proeven, geen ziekte op den hals fcoudt haaien. « FERDINAND. Ik niet vragen naa wyn, gy maar in een half uur my volgen moet. ffy maakt een turkfchebuiging. Aiamilek! Hy gaat met deflaaven heen. K NIC-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 63 knicker. Salamilek! ik wensch u het zelfde. NEGENDE T O O N E E L. knicker, alken, na eeltig ftilzwygen. "Wat 1111 gedaan?- Zal ik hem volgen?-Dat fpreekt vanzelve.—Maar die geesten! — nu die zyn tochaluit de mode, - toen ik noch klein was, ja toen waren zy 'er in menigte , maar tegenwoordig zyn zy niet meer te vinden. — En wanneer zy hier of daar nog wezen mcgten— ö dan zyn zy zeker vry wat befchaafder geworden.— Te vooren, als het in een huisfpookte, ja dan was dat een flecht teken — nu, ^dat zy zoo. — Dewyl hy my toeftaat iemand medetebrengen, wil ik myn best doen om Mynheer Filtz daartoe te overreden, onder voorwendzel dat -dat - ja , dat wy de wyn die op zyn Bruiloft zal. gedronken worden, proeven moeten. - Dat is wel bedacht. Maar - hy zal mogelyk ook zyn deel van de fchat willen hebben 1 - wel nu — ik zal hem van elk millioen, twee duivers geven, 'dat is - viermaal twee - dat is acht duivers. Het is wel wat veel voor een wandeling naa de kelder, — maar' wat zal men doen. Ik heb wel eens meer door eer* zuurcn appel moeten byten - en ook, men moet leeven en laten leeven. TIEN.  6\ HIE R ONTMUS KNICKER, TIENDE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt een kelder; het is nacht. F E R D I N a N ü , als een Armeniër gekleed, zyn fiaaven met bloote zwaarden, een van hun heeft een inktkoker, de anderen hebben elkeen zwarte fchryfpen in de hand. LOUISE, LIZETTE, ROZETTE «KAREL, zyn als geesten gekleed, doch het gezicht onbedekt; midden op het tooneel is een diep gat. FERDINAND. zyn dan nu gereed. Tegen Karei. De fchrifa Iyke toeftemming hebt gy immers niet vergeten? KAREL. Hier is zy. Hy haalt een papier uit, en leest. „Uit krachte dezes, verklaar ik ondergetekende, ,,voor alle en een iegelyk, dat ik, zoo weltothet hu„welyk van den Heer Karei Ehrenbach, met myne' „Nicht Louife Walding, als tot dat van myn Neef „Ferdinand Walding met Rozette Lapzin, als Voogd,' „myn volkomen toeftemming geef; verbindende my „tevens, binnen veertien dagen hun wettig erfdeel ia >5 contant geld, aan hun te zullen uitkeeren." ALLEN. Bravo t FERDINAND. Het is recht in Stilo curie. Geef hier! S E P-\  KLUCHTIG ZANGSPEL.  KLUCHTIG ZANGSPEL. 77 en te wyd zyn. - Gy hebt immers myne vrouw zaliger gekend, wat was zy niet groot en dik? Naar de tegen, woordige militaire maat gerekend, was zy vyf voet en ruim twee duim lang, en woog twee honderd negenen zeventig pond netto. KNICKER. Als de kleederen te wyd en te lang zyn, dan kunnen zy des te beter ingelegd, en korter gemaakt worden. FILTZ. Kort zal ik het maakèn, maak gy het ook maar kort. Ik gaa, de duivel haalme! van dit ftuk niet af. Myne vrouw zal naar de mode gekleed gaan, zeg ik, want ik wil een galante vrouw hebben, 'verftaaje! — De kleederen van myne zalige Kunigunda, zyn daartoe veel te aardsvaderlyk. — By voorbeeld , zy had van haare Grootmoeder onder andere een Sak geërfd, vanzwaare ftof, de grond asgraauw, en met allerly vruchten zeer natuurlyk opgeflikt. Myne vrouw was op deze Sak zeer verzot, en fchoon ik 'er groote tegenzin in had, liet ik dit, om de huwlyksrust niet te Hooren, in het geheel niet bly ken. Zy was echter zoo gek niet, dat zy het niet merkte , en daarom liet zy van deze Sak eene Polonaife maaken, want die waren toen zeer in de mode. Op myn verjaardag kwam zy hiermede zeer vroeg in myn kabinet. Ik verfchrikte en dacht eerst dat 'er een wagen met vruchten binnen kwam , maar toen ik wel uit myne oogen zag, was het myne lieve vrouw,  78 HIERONÏMUS KNICKER, vrouw, in eene vrugtbaare Polonaifé gekleed; zy maakte my een compliment dat 'er de kamer van dreunde. Nu myn fchat, zei Je zy, op dat gy zien zoudt dat ik op myne beurt ook galant kan zyn, heb ik op uwe verjaardag my eens recht naar de mode opgefchikt hoe beval ik u in dit gewaad?— Verbeel u nu verder myne lieve vrouw te zien, met een paar bouffanteu, zoo groot als de zilvere pauken van een Regiment Carabiniers, welke bouffanten den rok, die buiten dat reeds veel te naauw was, zoo gefpannen deeden (laan, dat hy, waar men hem ook bezag, juist naa een trommel geleek. Het vreemdfte van alles was nog de fchakeering der vruchten , op de beide armen waren druiven enpeeren, op de boorden van den rok, kerfen, abricoofen en druiven geborduurd — KNICKER. Welzoo, dat moet geen kwaade vertooning gemaakt hebben. FILTZ. Ja en dit was nog niets, maar toen ik midden op de' rok, van vooren een groote Annanas, en van achteren een verfchriklyke Calbas gewaar wierd, meende" ik my ten barsten te zullen Iagchen. - Dit nam myne lieve vrouw my zoo kwalyk, en zy onfterde 'er zoo van, dat zy kort hierop een galkoorts kreeg, en het tyuiyke met het eeuwige verwisfelde. Men hoort op tin posthoorn blazen, KNIC-  KLUCHTIG ZANGSPEL. 79 KNICKER. Wat is dat? een postwagen ! — Ik hoop niet dat ik gasten zal krygen. Men hoort'andermaal blazen , hy ziet door het venster. Wat duivel! zy zyn reeds op de trappen. VEERTIENDE TOONEEL, LIZETTE, LOUISE, ROZETTE, KAREL» FERDINAND, alle als voornaame Vcnetiaanen gekleed en gemaskerd. ARIA. LIZETTE. A'i q't'il c-St bien dom, Ah qn'd est Charmant, De vivre ïi Paris. Sans géne et contant. Dans eet pais abmninable pechements Et Exeoable, et pre-que tout est mifcrable. Mauvatfe voirures, tybunaifes coflures, Les hommes immobi'es, Les femme1: ridiculcs, L'emretien c-t ennnyant, Et ni hommes ni femmes font ?alantes, On est lacrifie dans ces raaudits contrées. Probablement Vlonfieur! j'ai 1' honneur de parlerau Maitre de Logi