1095  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  HET HUISKRAKEE L,   h e t HUISKRAKEEL, B L IJ S P E L, 1 & DEN H A AG E, BiJ j- c. le e U we s tij n, ï 7 9 8i  PERSOONEN. hanneszen, een Smit. Vrouw hanneszen, zijne vrouw. ij» Joodm. david, 'J Knuppel, een Kaftelein. Vrouw jansen. st even> haar Zoon.  HET HUISKRAKEEL, B L IJ S P E L. EERSTE TOONEEL. Het Tconert verbeeld een burgtrbuurt, aan de eene zijde de herberg ; aan de andere zijde de Smitswinkel van tianneszen. hanneszen, knuppel. knuppel, de deur epen doende en Hanneszen gewaar wordende. Ei, ei? HiNKSSZEN* Ja! ja! knuppel. Altijd vroeg bij de werken p hanneszrn. Ester vroeg bij de werken als laat dorst te lijden, A KNUPJ  a HET HÜISKRAKEEL. ICStJPPE L. Dat denk ik (zjjht hand na de fiefchvanHanneszen uit/lekende) hoe veel? éann e sze n. Ouder gewoonte , vriend! ouder gewoonte , het fiefchje vol! en een klein dropje om aan de firiaak tc gewennen. KN UPP Et. Kommaar wil je niet in huis komen. h *nn esz e n ,( op zijn deur ivjzende, ) Neen ik moet oppasfen , verfla je ? k n U p P e L. Ja* ja, de vrouwen moeten over alles de neus niet hebben. hanneszen. Wanneer zij maar zorgen dat de pot niet aanbrand, hebben zij genoeg te zorgen, ha ! ha ! ha ! KNUPPEL. 'tZijn zwakke vaatjen^. ü& nneszèn. Ja als jij ze niet fterker in je winkel had; maar mijn lippen worden zo dróóg buurman. knuppel. Kom aan ik zal je reis bedienen. {Hij gaat in huis,') 1 A ' HAM-  B L lg S P E L, f hannes zén. Doe dat maatje! doe dat! fapperloot mijn karonje moest niet wakker worden, dan kon ik niet eens in vreedemijn dorst verdaan. ( Hij luistert aan de djur.) ?»een, noch alles ftil, wacht. ( Hij luistert aan de deur van Knuppel.") Klok, klok, klok, kijk als ik dat klok klok hoor , verdaagt mijn hart. knuppel. Zie daar buurman. hannészen. Nu Wel mag het je bekomen. knuppel. Neen ik dank je, het is nog te vroeg, ik moet de (pellen bij malkander houden. h annesz en. Ei kom frisfché morgén als alle menfchen zo dachten, zoud gij geen eigen huizen hebben. Avous karrepoes! knuppel. Me dienst aan je! zeker, als ik veel zulke klanten had als vader Hanneszcn.... hannészen. Zou je niet ligt de dienders in de boel krijgen. Sapperde mallemosterd! je drank is goed Knuppel, je drank is goed ! nog een dropje. Rijk als ik reit verkozen word in het een of ander kometé, kan je op neegen Van de tien (taat maken. Het is hie- zo plaifierig: A z als  4 HET HUISKRAKEEL. als die karonje mij zo niet in de wielen reed, zou ik hier zo lief mijn tijd kunnen verflijten. Vive le Ton de karemanjoien! want dunkt je, dat ik er de brand reis infloeg. Kijk! zo een okshoofd jenever, een vaatje tabak, en een mandje pijpen, en dan een groote Zak met geld, zou ik al lang het leven mee kunnen houden. Wat faturdag! daar hebje zo waar als ik leef Jokef al. Ha goede morgen , toch goede morgen. TWEEDE T O O N E E L. HANNÉSZEN, KNUPPEL, JAKOB. J AKOB. (""Toede morgen! goede morgen! zo vroeg al aatide morgen drank? HANNÉSZEN. Heter een beetje te vroeg als te laat; maar waar'ga je zo vroeg na toe? zeker op het een of ander guitcnfiukje uit? j A K o n. Nu kijk! even als of men juist een jood moet wc* zen om een fehurk te wezen. Weet je wat vader Hanneszen, ik geloof als het altijd beer is, zo met eemge behendigheid een goede negotie te doen, ais zuipen, zwelgen, zijn aftaire verwaarlozen , en nie-  £ L IJ S P E L. 5 mant betalen wat hem toekomt. Wat dunkt je Vader Hanneszeu , wat dunkt je? HANNÉSZEN. Nu! maak maar makzematter.! als je dan zo den een of anderen onnozelen hals bedotten kan? j ak o c. Nu, als ik je toch die oude rok voor een nieuwe verkopen wil, heb je daar voor niet je oogen bij je? geloof me als daarom de kooplui opgehangen zouden worden, zouden er meer g'ilgen als kantooren in de itad moeten zijn. Aprepo! ben je in gemeenfehap van goederen met je vrouw getrouwd? of heb je een huwelijks voorwaarde? HANNÉSZEN. Wel wat voor een wonderlijke vraag is dat nu weer? denk je dat een kriftenmenfeh er zo vecle franje om heen hangt? ik ben getrouwd zo als het behoort; fchoon ik we! wou dat de lieve heemel gaf dat ik er weer af kon. J AKOB. Dus in gemeenfehap van goederen? HANNÉSZEN. Ja, in gemeenfehap of ongemeenfehap, ik zit aan het kluifje vast; maar hoe vraag je dat alles zo netjes? zie je kans mij van mijn wijf aftehelpen? kijk voer dan maar zo veel guitenflrtken uit als jij zelf wilt. A 3 >  6 HET HUISKRAKEEL.. JAKOB. Ei kijk! daar hebben wij toch de eerlijke man, hij berispt mij om dat ik tusfehen beiden een beeijs handig in de negotie ben; en hij wil mij een heele turfmand vol fchurkenftreken op mijn consciëntie ge» ven, om hem van een vrouw aftehelpen daar hij een flegtc koerei voor is. Maar zeg mij reis waarom wouw jj zo graag van je vrouw af wezea? H A N N E S Z E N. Wel om dat zij mij zo tourmenteert, om dat zij den gehelen dag haar fineer niet houd. JAKOB. Is het anders niet? kom daar zal ik je re's een goede raad voor geven; doe maar reis een grootefteen om je hals en fpring dan maar van de brug, dan zal je haar nooit meer hooren fnatererii HANNÉSZEN. Ja, dat was goed voor een hond, of voor een onbekeerde. J A K O B. Onbekeerde? kijk als jij bekeerd bent, dan ben jouw heilige? ook niet veel. Nu ik zeg ooknietdat jij je zo hqpft te haasten; je begrijpt toch wel het ftaat aan je e'gen keur; en ik heb ook nog zo een kleine aanmerking op je te maken eer jij mijn raad volgt'. HA N NE S Z*E N. Op mij? wouw je ook rpis met me drinken?  B L Iff S P E L 7 jakob. Dat is toch kost voor eerlijke lui: ik wouw graag dat jij me zo een paar dubbeltjes betaalde; je vrouw heeft gisteren een briefje van mij genomen en zij had geen geld genoeg: of jij mij nu de rest betaald of zij, je bent toch in gemeenfehap van. goederen getrouwd. hannészen. Gemeenfehap, of geen gemeenfehap: dat zou al een raare gemeenfehap wezen. Ik zal mijn wijf die gemeenfehap wel aan het verftand brengen hei Knuppel nog een dropje! die karonje! - wacht ik zal je loterije, en dat nog . op krediet. jakob. Neen toch niet op krediet; ik zeg je immers dat zij mij op twee dubbeltjes na betaald heeft; en daar aan zal jij je toch niet laten kennen. hannészen. Laten kennen, of niet laten kennen. Wil je met me drinken: zie, daar zie ik nooit op , ik wil altijd graag wat voor een goede vriend fpanderen. Daar laat die man fpreken — me dienst aan je laat die man fpreken of ik daar ooit op zfe; maar ik begrijp , zie kijk ... en dat heb je mooi mis ; want als 'er iemant een duit op mij te pretenderen heeft nu feneer je niet, neem maar aan ; ik weet wel waar je na toe wil. A 4 ia-  | HET HUISKRAKEEL, jakob. Nu zullen wij de kwestie afdrinken, ik zal ie de vTe;-1e;d^gen,JeVr°ÜWheL'ftlre Vier «4* vee! betaal*/ maar u,t de grap begrijpje, heb ik'gedaan als 0f ik „iefs gemerkt heb. g hannészen. houdCT™5 ikje eenS °f Z° eenhuishouden tondkan ' jakob. En nu vraag ik je eens, óf een krist ecrirter handelen zal • vaer fluivers te veel ontfangen en' ze zelf weerom brengen ? .,-Jf.*1 hannészen. Ja, vendorikees! jij bent een beste vent. Kom drink reis met me. Neen warentig, vraag KttW&l maar wat ,k alajd va», je zeg: Jokef is een goede jonge, avous karrepoes! 5 j a k o 9. Ja kijk! je zoud zo lang karrepoczen tot ik de nummers niet meer zien kon: en dan zond £ij ] ' tl ojd.ng yan de honderd duzend kunnen krigen en geen duit trekken. Daar ben je twee dubbeltjes" hannészen. Neen dan ken je me niet, hou die maar bij ife, zie als het oP twee dubbeltje, aankomt. ' Mijn toch immers ook Set? m daar 2ekomcn/ouw toe.  B L I? S P E L. * loc, {Haimeszm weigert) kom dan zal ik ze maar in het gelag goeijeu. KNUPPEL. Ja, dan is de kwctfie uit. HANNÉSZEN. Neen je zclt nie:: dcnkje dat ik mijn gelag niet kan betalen? kom als het daar op komt! . . ( hij zo kt zijn zakken door") wat duivel zou die karonje weer aan mijn zakken geween: hebben ? JAKOB. Hoe is het burger, Hanreszen! mankeert er ook een paar dubbeltjes aan? HANNÉSZEN. Toen ik gilleren middag na bed ging weet ik toch. al evenwél .... JAKOB. Heb je na dien tijd geen ander geld in je zak gefloken. HANNÉSZEN, Wel neen,.ik heb niet eens opgeweeft. JAKOB. 6 Dan kan "k je toch uit den droom helpen: j«s vrouw heeft mij met geld uit jou zak de briefje betaald. HANNÉSZEN. o Die karonje ! hier xantippe! hier, mijn geld ! wil je me tot een fchurk maken; dat ik meer koop als ik betalen kan? hier, hier. ■A 5 JAKOB  » HET HUISKRAKEEL. ja kob. Adie burger Hanncszen, ik moet gaan: nu zie ik toch als dat jijlui volk deugdzamer leeft als wij, «Hikjes kom ik je de niet te huis brengen U d-,e Knuppel. & D£ TOO NE EL. hannészen, knuppel. hannészen. Ja brengen, morgen brengen, hier karonje , mijn geld! dat ik die man betalen kan, kom aan! Vrouw hanneszen, van binnen. Wat voor een leven maakt die lap weer. hannészen. Lap, Lap? hoor je wel buurman? Lap? wagt voor dat lap zal ik je reis lappen dat er de lappen afvliegen. Nog een dopje buurman ! dat is nu . . (hij Jhekt vier vingers 0p : om daar door het getal am Auiippel te wijzen. knuppel. Neen vriend ! ( hij (leekt vijf vingers op. ) HANNÉSZEN. Nu daar zullen wij geen difput om maken. Mijn noojd loopt om Hier ... VIER:  B L IJ S P E L. i£ VIERDÉ TOONEEL. HANNÉSZEN, KNUPPEL, VfOUW HANNÉSZEN, Vrouw IlAN NESZEN. En wat heb je weer te zeggen vlegel? (zij Jloot htm het glas uit de handen.) HANNÉSZEN. Vlegel ? een vlegel die iemant zo lomp het glas uit de handen floot: jij kunt nu die man betalen, Mijn geld? VrOUW hannészen. Jou geld? een luijaard die den ganfchen dag niet werkt , durft van geld fpreken : jouw mogt ik om geld vragen. Waar zal van daag weêr van geleefd worden? HA M N E S Z E n» Geleefd ? vallen zal je, vallen , voor de tourmenten die jij mij aanefdet, en anders moet je maar op de nummers van je briefje fp;kkeleren : dat is goed voor de honger, of denkje dat ik het misfehien niet weet? knuppel. Nou nou, buurman! VrOUW HANNÉSZEN. Wat zou je dan weten ? wat ? H AN-  £ HET HUISKRAKEEL. H ANNESZE N. Wat? „een wij kennen dan Jokef niet, he? mfl ZiJi L kmTPe* °m L0ter,j brie^ te kop" J«at mij het nummer eens zien? HANNÉSZEN. En wat zon jij daar aan zTén? heb ik mijn leven HANNÉSZEN. „, i Ü° ufo>' W A" Mtö' uit de W*„) te £n hCe,etrillen Wa2reid weten , _w« gij durft VrOUW HANNÉSZEN. Geef mij het briefje weêrom. H A N NESZ E». Ja oele! dat zal jij niet geraden hebben. VrOUW HANNÉSZEN. Ja je moed het reis houden. HANNÉSZEN. En jij moeit er reis om vragen. VrOUW HANNÉSZEN. Het is mijn briefje. HANNÉSZEN. Het was mijn geld. VrOUW HANNÉSZEN. Mijn briefje. HANNÉSZEN. ~ M«n8cld! Fnm  B È S P E L. ï3 VrOUW HANNÉSZEN. 'Geefh'ier, luijaard! HANNÉSZEN. Daar, daar! ( Hij dreigt haar te flaan en valt,) VtOUW HANNESZE N. Ha, ha, ha! HANNÉSZEN. Lag je karonje wacht! ik zal je! . . . VrOUW HANNÉSZEN* Voorzichtig, val niet. HANNÉSZEN. Ik zal je betalen! . . . Knuppel nog een dopje! KNUPPEL. En met een het glaasje opfcbrijven. VrOUW HANNÉSZEN. Bravo l dan raakt het geld niet op, he ? mijn briefje! {Hcinneszen loopt op haar toe, zj vlugtin kuis.) mijn brief e/ zij houd de deur in de hand en doet ze gedurig als Ha m szen op haar toekomt digtO mijn briefje, fchobbejak! HANNÉSZEN. Wacht, karonje. VrOUW HANNÉSZEN, Ja, ik moet het hebben ! {Hier mede houden zj zich nog eenigen tijd be» zie,, «indeljk doet vrouw Hanneszen de deur digt.") HAN*  *4 HET HUISKRAKEEL, HANNÉSZEN. Dat is een Duivel van een wijf! VïgFDE TOONEEL. HANNÉSZEN, KNUPPeL. HANNÉSZEN. "W"at dunkt je vriend Knuppel ? KNUPPEL. Daar is geen huishouden mêe. HANNÉSZEN. Dunkt je dat ook niet? KNUPPEL. Het kan 'er niet door. HANNÉSZEN, Zo met mijn geld te leven. KNUPPEL. Loterij briefjens te kopen. HANNÉSZEN. Mij mijn geld afteknarpen. KNUPPEL. 'tls brutaal. t HANNÉSZEN. Inpertinent. EJWM  B L Igf $ P É £, ij knuppel. Niet om te verdragen. hannészen. Zo iets behoef ik de menfchen maar te laten zien. knuppel. Dan zal ieder je gelijk geven. - hannészen. En mijn wijf krijgt de fchuld? knuppel. Zonder tegenfpraak. hannészen. ' Ja, mijn wijf krijgt de fchuld. KNUPPEL. Mij dunkt als jij dat briefje . . . . hannészen. Voor haar oogen aan piesjes fchcurde? knuppel. Neen, waarmee zou jij dan de menfchen overtuigen? geeft het mij, dan zal ik het rot een fpektakelin mijn winkel hangen: en dan kan ieder die in komt het zien. hannészen. Sapperloot! dat was goed! maar er komen toch meer menfchen door de ftraat als in jou winkel. knuppel. Voor het Vengft«r zetten, he? HA».  xfi HET HUISKRAKEEL, HANNÉSZEN. Neen Iaat mij maar reis begaan Sapperloot! jij hebt wel een beetje lïijffel in huis ? ... of ... ja komaan gesf maar een beetje. KNUPPEL. Kom! ik kom je zo weer bij. Wat voor een kuur of hij nu weer in het hoofd krijgt? II A N NESZEN. Sapperloot! als zo de menfchen die voorbij gaan vragen wst dat beduid, en onzen vrend Knuppel hen dat zo netjes aan het ven'land brengt -— alles wel ingezien ... kom het moet 'er nu mêedoor.' ha.' vriend, hen jij daar? jij bent een kaereltje als Kats: daar mag een vol dopje op (taan. Kijk nu zal jij eens wat zien en beleven, daar gaat hij! (hij doopt zijn hand in de fiijfi'el, en loopt op de deur toe, zijd vrouw komt om het hoekje van de deur kijken. Bij zwaait haar met de hand in het aangezicht. ZESDE T 0 0 NE E L. , HANNÉSZEN, KNUPPEL, VrOUW HANKESZSn. VrOUW HANNESZIN. IT oe rekel! wou jij me Vermoorden? wat voor falfietijd is dat nu weer? h a N-  B L ïtf S P E Z, HSfiN ES ZEN. Neen, laat nu mijn buurman fpreken, dat was de mening niet. Sapperloot, nu ben je mooi! VrOUW HANNÉSZEN. Ik zal je bemocijen falfaris, ik zal je bemooiien ! is dat alevenwel niet een bitter leven: zo dengaiifchendag niets te doen dan zijn vrouw te piagen. HANNÉSZEN, Niets doen? nie:s doen? wat zeg je daar? f'rCUW HANNES ZEN. Ja zuipen, en het geld aan dien fchrokkert brengen. KNUPPEL, Ik een fchrokkert ? een mooije aanmerking.' HANNÉSZEN. De droes wat heb je daar ? moet jij weer wat weg brengen? hier, wel Saturdags! mijn Zo'ndagfche rok. Wat wou jij daar més doen? FrOUVO HANNÉSZEN. Wat? moet 'er niet gegeten worden? HANNÉSZEN. Ja, gedronken ook; maar men kan. wel eeten en diinken, zonder zijn mans Zondagfche rok wey re brengen; wacht! die zullen wij wel beter emp'e.'ereu \,Htj trekt den rol aan, en doet den doek waarin dezelve gmeejlis}om zijn hals.) 6 Vrouw  ■A HET HUISKRAKEEL! VrOUW HANNÉSZEN. Ja jij moeft komen. Hier geld, of de rok uit! dai zeg ik je maar. HANNÉSZEN. Ja kom maar! (Bij floot haar van zich af.) VrOUW HANNÉSZEN. Wacht dat zal ik je betaald zeiten. KNUPPEL. Hou je nu goed, Hannesten ! ït A N N E S Z É N. Kijk ik zal mij houden als de Smit. VrOUW HANNÉSZEN. Heb nu nog eens het hart in je lijf om mij aanteraken. HANNÉSZEN. En waarom niet? (zijn vrouw ligt de kamer op en loopt op hem tot j alle wenfchelijke ! help! het wijf is razende geworden ... och buurman ... och mijn alderlieffte lieven engel, voorz'chtig ! wijfje voorzichtig ; ochfinto Julfus! houd haar vast, buurman! houd haar valt! VrOUW HANNÉSZEN. Ja,' vaft houden? hij moeft komen , ik zou hem vast hou.'en! nu zal ik ren minden het genoegen hebben u levendig tot ftokvis te beuken. IIA N NESZE N. Och moeder! wat ik je bidden mag, om onzen armen  B L Tgf SPEL. tU men jongen : hij.'zou mij nog zo graag eens willen zien die arme jongen! en.als je me dood floeg ... (ttr zijie) kon ik de moker maar uit dat duiveljche wijf haar handen krijgen, VroUW HANNÉSZEN. Geld cf de rok uit! HANNES ZE N. Ja ik zal je geld geven. och buurman! ver- fchiet mij reis een paar dubbeltjes. VrOUW HANNES Z E N. Een paar dubbeltjes? wacht ik zal je reis een paar dubbeltjes op je kop ... {zij laat de hamer vallen.") H ANNE S Z E N, Ha! viktoria! kom nu hier, xantippe! kom nu nog eens om geld! VrOUW HANNÉSZEN. Ja geld, zeker geld! geld en mijn briefje! HANNÉSZEN. Zeker geen geld I geen briefje! maakt dat je uit de voeten komt! (Hij dreigt haar. terwijl zij in ten van de huizen uit de buurt vlugt) ha! weer labbekakken. Kom nu reis plakken. B 2 ZE-  *o HET' HUISKRAKEEL. ZEVENDE TOONEEL. HANNÉSZEN, KNUPPEL, KNUPPEL. D aar heb jij je reis goed gehouden, buurman ! HANNÉSZEN. Niet? ja ik verfta 'er mij zo een beetje op. Maar nu za' je eens wat zien en beleven. ( Hij plakt het loterij briefje op de d?ur) Of zij zich ergeren zal! KNUPPEL Ha' ha! ha! of zij zich ergeren zal! jij bent tock een regte fcbalk, vriend Hanneszen ! HH'EiZEN. Ja een regte fchalk, dat zei mijn moeder al toen ik nog een kleine jonge was. KNUPPEL. Kom, nu nog eens proeven. HANNÉSZEN. Ja, daar kan een boordevolletje op ftaan: nog reis proeven, en dan zullen wij ons met de flesch behelpen. Maar alevenwel, van het wijf ben ik toch niet ontflagen. Vroeg getrouwd , laat berouwd, zei mijn moeder: en waarachtig, mijn moeder had gelijk! niet waar Knuppel! had zij geen gelijk? zeg mij reis hoe kom ik van het wijf af? K N U P-  m l 1$ s p £ l; « KNUPPEL. Wel..". wel, jaag haar weg. HANNKSZSN. En als zij dan weêrora komt ? KNUPPEL. Nog beter, laat haar zitten. HANNÉSZEN. Waar op? KNUPPEL. Waar op? wel ik meen kraam de boel ojs, eji kat haar het gelag betalen. HANKSSZE». Sapperloot! maar zou zij dat wel doen willen? KNUPPEL, Breek daar jouw hoofd nietmêe, als jij eens weg bent... HANNÉSZEN. Waag jij de boel er aan? fiat! ik laat haar voor het gelag zitten. Kom, maar dan moet 'ernog eentje boven op. Nu buurman je zegt kaar dan maar dat zij het betalen moet, KNU PPEL. Wat betalen? HANNÉSZEN. Wel mijn gelag, dat ik hier uitgedronken heb; B 3- KNpf  H HET HUISKRAKEEL, knuppel. Nu ben jij ook geheel in de boonen. Ik meen, dat jij opkraamde en haar voor de boel liet zitten. hannészen. Ka! nu begin ik 'er een gat in te zien. Maar war dunkt je, Knuppel ï dat ik haar eens agter de boel liet zitten? knuppel. Ook goed. hannészen. Het zoadje aan een jood verkogt? knuppel. Opperbeft. hannészen. En met het geld opkraamde? knuppel. Het kan niet beter. hannészen. En dan van den ochtend, tot den avond op haar goede beterfchap drinken? knuppel. Altijd drinken. h a nhe szen. Kom aan.' gij zult wel een oog op de deur houden ? dan ga ik een kcopman zoeken; jij guit zien hoe netjes ik dat alles zal opknappen. kmp-  S L Ig S P E L. »j KNUPPEL. Ja dat geloof ik wel (ter zijde") hij zal niet veel veranderen als hij gek word. HA NN ESZEN. Verdorikees 1 daar komt 'er al net een op het mat«' AGTSTE TOONEEL, HANNÉSZEN, KNUPPEL, DAVID. DAVID. "W^at te handelen? H ANNESZEN. Dat denk ik wat te handelen, kom maar reis met mij mêe! DAVID Zo? dat lijkt me, zo waar zal ik gezond zijn, drie dagen gelopen zonder een penning te wisfelen; een flegte tijd. KNUPPEL. Ja wel een flegte tijd. D A V I Dl Wat heb je toch voor goedje? is het nog al de moeite waard? B 4 'HAfti  SA HET HUISKRAKEEL. HANNÉSZEN. ï>at geloof ik! kom je riet reis mêe in buurman. KiUP PL L. Ik zal een oog in het zei! boüen. DAVID. Ei laar toch de man op zijn winkel pajfen : wij zullen onze zaakcn wel klaren. HANNÉSZEN. Kom dan maar in. NEGENDE TOONEEL, KNUPPEL. 21 \] zullen dezaakenwel klaren, ha, ha, ha.' het is toen een legte ezel die Hanneszen. Ik wenfehte wel dt-.r m.twiji' Sefts net öp het mat kwam: dat zau een hifloae wezen ha, ha, ha! TIENDE TOONEEL. KNUPPEL, JAKOB, JA K O B. Zjo Knuppel! " KNUPPEL. Hoe zo driftig? jfACOJB,  B L IJ S P E L, JA KOE. Waar is Hanneszen ? KNUPPEL. Waarom ? J A K O B. Nu , 'er is toch geen waarom of 'er is ook een daarom. Is hij niet te huis? KNUPPEL. Neen, wat wou jij van hem hebben ? JAK O B. Als ik toch niet meer van hem hebben moeit als jij, zouden de vaatjes in je winkel wat voller wezen. KNUPPEL. Ik geloof waarachtig dat jij wat in je fchild voert. JAKOB. Nu in mijn fchild: ik voer altijd wat in mijn fchild. Pas op je zakken burg?r Knuppel, (hij haalt Knuppel behendig de tabaksdoos uit de zak.) Kijk reis, burger Knuppel'. een mooije tabaksdoos gevonden. KNUPPEL. ' Laat reis zien? wat! jouw weêrgaafche gauwdief, waar heb jij die gevonden? dat is mijn doos, JAKOB. Wat geef jij me als ik het zeg. KNUff i L. Een oorvijg, $n drie als jij het niet zegt. ». B S JAKOB.  36 HET HUISKRAKEEL, JAKOB. Dan zeg ik het niet. knuppel. En waarom niet ? .jakob. Om het plaizier te hebben jou zes Weerom te geven. kn uppe l< Kom, geeft maar hier! Neen, zonder gekken, waar heb jij hem gevonden ? JAKOB. V/aar ik hem gevonden heb? waar vader Hannes» zen is. knuppel. Wat droelie, in zijn huis? jakob. Ha, nu hoor ik toch dat jij een groote leugenaar bent: daareven zegje, hij is niet te huis. knuppel. Neen ik dacht 'er nu niet om , hij is uitgegaan om, jou te zoeken. jakob. Cm mij te zoeken ? knupp el. Stom dronken. JAKOB. Dan zal hij toch lang moeten zoeken : 'k ben nooit fluni dronken. Is zijn vrouw 'er ook niet ? Knup-  B L IJ S P E L. knuppel. Zijn vrouw heeft hij weggejaagd. jakob. ö De nooij, en heeft zij het briefje mêe? KIJUPPEl. Dat weet ik niet. j a k o b. Zij zal toch wel reis weerom komen? knuppel. Dat geloof ik niet. jakob. Om haar goed te halen? knuppel. Moet jij ze dan zo noodzakelijk fpreken? jakob, Wat dunkt u? KNUPPEL* u Ik kan het al raden. JAKOB. Ja raden is goed '. maar weten is beter. Maar ik fta hier mijn tijd te verpraten : weetje wat als jij ze fpreekt, zeg dan dat jij 'er zo min van weet als hij of zij; maar dat ik weerom zal komen om 'er wat van te zeggen. Adie! knuppel, Ben raarc boodfehap. ELF.  &S HET HUISKRAKEEL, ELFDE TOONEEL. K NUP PK L. €"]Ta ik zal 'er wel op pasfen: daar fchuilt meer agter; maar liever reis zien of ik met een z.'kere behendige heid dat briefje ... ja loert! het zit 'er al zo vaft aangedroogd: zonder nattigheid zal het niet gaan. wacht! probi proba, zegt de Franfcbman! en ik mag ook wel re:s uit de loterij trekken wil ik flaande blijven. (Hij gaat »* zijn huis.) TWAALFDE TOONEEL. - HANNÉSZEN, DAVID. DAVID. .LNFu wat zeg je? HANNÉSZEN. Neen dat kan niet gaan. I' A V I D. Je begrijpt, als 'er toch veel bij is dat niets waard is. . HANNÉSZEN. Nu, het is misfehien weinig? W O L F. Een rompflomp, nu hoor reis eventjes! (Hannesxen geld in de hand tellende) nu houd je hand reis op! nu zo  B L Igf SPEL. as> nu zo waar zal ik .. . zie je kijk! ik geef 'er voor wat het waard is. HANNÉSZEN. Neen neen! zo als ik gezegd heb. DAVID. Nu in vredes naam ! daarom even goede vrienden; roep er nu een ander bij ... Hoor reis, kijk! en na geen duit meer! HANNÉSZEN. En dan je begrijpt ... Neen dat kan niet. DAVID. Het kan niet ? nu ik weet toch dat jij een regie fchalk bent: ik heb je lang gekend. HANNÉSZEN ( VOOr Z'.'k. ) Ik heb-den Duivelfchen vent nooit gezien. DAVID. Nu wat zegje? HANNÉSZEN. Kom dan nog een half pintje. DAVID. Nu, dan in vredesnaam ! je zin moetje toch hebben. Kom ik zal je geld geven. HANNÉSZEN. Maar hoe zal jij de boel nu weg krijgen? D A V I D, Laat mij maar begaan .• ik heb een zak bij mij... HAK"  30 HET HUISKRAKEEL; hannészen, Vendorikees zal jij daar de heele boel inftoppen? david Wel neen toch, ik zal maar wat nemen; en ftrakjes met de wagen komen: jij geeft mij maar een briefje. hannészen. Goed kom maar in! —— Sapperloot of mijn wijf kijken zal! DERTIENDE TOONEEL. knuppel, (met een pot met water.') N og binnen? ja, wacht! na alles wel overleggen' anders raakt de boêl in de pruimen, (til,zij zijn nog aan de munt '. 6 nu mag ik mij wel reppen ., . wacht! kom maar fchielijk de zaak gedaan! ( Hij maakt rig gereed het briejje los te weken. David komt fchielijk de deur uit en loopt hein omver, beiden vallen, en Har.nesien die i.gUrDavid komt valt over beiden. uMe drie Jchreuwen. k a n n e sz e n. Zeg mij nu eens wat dat betekend. k'nuppe l, Ik wilde . . . n a v i o. Neen, de burger heelt maar een half pintje bedongen, HAN>  B L IJ S P E L; -$i hannészen. Wel te verdaan drank. d a v i d. En hij brengt wel een mengelen, kijk wij druipen alle als poedelhonden. hanneszen, (zijn klederen ruikende ) Zou het toch drank wezen? david. Ja wis drank, fpiritus, bokales, regenbak. Niet waar kadelein? kom laten wij malkander maar reis weèr op de been helpen. Kijk reis allemaal over die fuperbcre rok , 't is jammer. hannészen. Ja, jammer van de drank. david. En jammer van mijn heupen. knuppel, (naar de deur van Hanneszen ziende.) Ja wel jammer! hannészen. Kom aan! laten wij de kwestie maar weer afdrinken.- als een ongeluk wezen zal . . . een half pintje voor die man zijn rekening. david. Ja drink het maar naderhand. Daar kaftelein. Nu zo met een zal David je van de boel ontladen. VEER-  |* HET HUISKRAKEEL. VEERTIENDE TOONEEL, KNUPPEL, HANNÉSZEN. HANNÉSZEN. Zie zo nu ben ik van die boêl af. KNUPPEL. Glad aft HANNÉSZEN. Nu nog reis gedronken. KNUPPEL. Ja, reis gedronken. HANNÉSZEN. Ik heb toch een half pintje in het vet. KNUPPEL. Daar zal hij ook lang meeffer van wezen. HANNÉSZEN. (getd telktldt.) Een, twee, drie, vier, vjf, zes, zeven, agt, negen, tien; tien is tien. Een , twee , drie ; en drie is drie. Een, twee, twee is twee. Tien en drie. elf, twaalf; is dertien. En twee veertien, vijfden: dat maakt net vijftien guldens fchellingen en age..twintigen onder malkander: vijftien zamen; Sapperloot.' dat 's al een heelen fom. Avous karrepoes / Hoe veel moet jij nu van mij hebben? KNüP-  B L 3 P E L. 3$ k n uppel. Laat reis zien.'een, twee, drie, vier, vijf; en da» het glaasje... hannészen» Dat vervloekte glaasje! knuppel. Zes, zeven, en dan de flefch. Laat reis zien . .. h ann e sz ek. Ja reken het maar op je gemak uit: daar heb jij vaft een gulden of twee (hard lagchende) zie zo! nu kan mijn wijf op de nummers fpikkeleren Ha! hal ha! een raare vertooning,-een leeg huis! en een niet op de deur.' ha / ha .' ha.' Vrouw hankeszen, (uit het kuis van vrouw §fanszen komende.*) Daar gaat hij wêer , zie je wel buurvrouw? HANNÉSZEN." Ja daar gaat hij wêer, ha/ ha! ha.' a KNUPPEL. Nu moet net dat fatanfche wijf komen.' VTFTIENDE TOONEEL. KNUPPEL, V. H \NNESZEN, V. JANSZKN. VrOUW HANNÉSZEN. M ij zo te laten zitten, en alles mede te nemen! C #. JAST'  34 HET HUISKRAKEEL. Vrouw janszen. ÏJu, vrouw lief! maak jemaarnietdriftig, fchaap! hij zal zijn loon wel krijgen. VrOUW hannészen. En mijn briefje heeft hij ook mee : wat zal 'er toch van zulk een huishouden worden? k nuppel. Een uitdragerij, geloof ik. VrOUW hannesze n. Kom buurvrouw! ik zal teis zien of ik nog eenkop. je koffij kan klaar krijgen. Vrouw j a n s z e x. Ja » kom aan! he , wat zit daar op je deur? Vrouw hannészen, (de handen in malkander Jlaande.) Wel heb ik nu van al mijn leven dagen zo iets beleefd : daar heeft die fchobbejak van een vent het bricfie op de deur gaan plakken. Vrouw janszen, (haar bril opzettende. ) Ja, zo waar als ik leef. Derde kiasfe. Dat is nu immers vari nul en geender waarde: die vervloekte drank', daar voor zou ik hem de oogen uit het hoofd krabben. (Zij haalt een kopje uit de zak en geift het aan Knuppel) Kom buurman! geef mij reis een halfje &nij3o' k-n 17'p pe-'l. Een geluk dat zij hem toch nog lust. V. HAN-  B L I£ S P E L i SS VrOUW hannészen» En kijk reis zo de deur maar open, daar kan een ieder zo maar uit en ingaan. Vrouw j a n s z e n. Het is ongehoord! weet jij wat? ik zoü maken dat ik er het mijne uitkreeg, en dan kon hij met de rest omfpringen. VrOUW hannészen. Ja als ik 'er het mijne uit heb, fchiet 'er niets over, want hij heeft 'er niets ingebracht. Vrouw janszen. Zo veel te beter, dan kan hij eens regt ondervinden.- ... j^Mflin*?, Aft «1 I ' knuppel. Zae daar, moeder Janszen! Vrouvs janszèn.' Kom aan ! daar ben je duitjes. Kom hartje lief drink nu reis! Vrouw hAn]neszkn. Neen, ik zeg je dank. Vrouw janszèn. Ei kom.' het is goed voor de fchrikken en alterafies die jij hebc uitgeftaan. Weet jij wat? nu zou ik maar gaauw voortgang maken eer hij te huis kwam. wacht ik zal mijn zoon maar reis roepen , die zal je \8el eventjes helpen : Steven! C a sté-  36 HET HUISKRAKEEL. steven, ( van binnen.) Ja moeder! VrOUW janszen. Kom maar reis even of. ö menfch het is een knappe jongen «n zo handig. Buurman zal ook wel een handje helpen. knuppel. Ik zal het wel laten. Ik wenfehte wel om een dubbeltje dat nu de Jood 'er was. ZESTIENDE TONEEL. VrOUW hannészen , VrOUW ja ns z ek, knuppel, steven. Vrouw j a ns z e n, JU oor reis Steven / jij moet vrouw Hanneszan re!-' helpen. steven. Vrouw Hanneszen helpen? VrOUW ja.n 5 zen. Ja fchielijk en knapjes maatje. steven. Schielijk en knapjes. Vrouw jansze t. £er kaar man te huis komt. SÏB-  B L IJ S P E Li 37 STEVEN. Ja die kan wel op het moment komen. Vrouw JA ns zen. Ei wat, ga jij jou gang maar. steven. Mijn gang maar gaan? kom aan vrouw Hanneszen V Vrouw J a n s z e n. Wat wil je nu doen? s teven. Wel, vrouw Hanneszen helpen. Vrouw j a n s z e N. Wacht ten minften . -. steven, ja dan komt haar man te huis. Vrouw j a n s z e n. Kom maar reis in, vrouw Hanneszen: wij zullen de boel wel redderen. Wacht jij maar hier Steven! steven. Hier maar wachten ? goed. KNUPPEL. Pas maar op dat jij jou handen niet brand. steven. Wel ik zie geen vuur. KNUPPEL, Nu ik zeg niets meer. C 3 STB.  31 HET HUISKRAKEEL, steven. Je zult mogelijk niets meer weten. knuppel. (ter zijde.) Ha daar komt hij al, met zijn wagen- ZEVENTIENDE TOONEEL. knuppel, steven, VrOUW hanneszen, Vrouw jan szen, (daarna) david. Vrouw janszen. Ï^om Steven ï breng dat bed maar eerft bij 0115 ia huis. steven. Bij ons in huis? (het bed cp zijn hoofd nemende.) goed. david, (meteen wagen.) Bij de Smit, ja dat is toch de huis. Wat is dat? 6 dat is toch fchurkerij (Steven loopt hem tegen het Ijf, waar door hem het bed op het hoofdkomt.) Ha ; ik heb het toch a! gezien.- jij zult mij een handje helpen ? (hij wil het bed op de wagen leggen.) steven. Ja, wacht! ik zal je een handje helpen, (Hij ontweldigd David het bed weer) brui jij maar heen. Vrouw hanneszen, en Vrouw janszen. Houd den dief! houd den dief! david.  B L IJ S P E L. . 1 9\ david. Wat een dief? is het toch mijn goed niet ? allen, ( behalven David m Knuppel ) Zijn goed ? knuppel. . Daar heb je nou de poppen aan het danfen. DAVID. Zo waar zal ik de fuikje brood, dat ik met zoveel moeiten verdien, gezond gebruiken. steven. Gezond of niet gezond je zelt het liggen laten. Niet .waar moeder ? Vrouw Janszen. We! wis. STEVEN. Marfch maar. (Hij neemt het bed op) kom * voert • d a v i d. Ja, voort'. Ik zal je wel overtuigen als ik de boel gekogt heb. Vrouw HANNESZENGekogt ? van wie gekogt ? david. Van wie? wel van de kleine mannetje met de roode neus, en de krullebol. steven. Wacht ik zal je reis kruUebcllen. (hij gaat ep David toe.) C 4 david  4 goede maats? VrOUW HANNESZEN. Alle middagen tot drie uuren in de herberg te zitten ? II A N N E SZÉVJ Ja, dat komt, vrouwtje lief! dat het eeten niet vroeger klaar is. VrOUW HANNESZEN. Nooit te werkenV HANNESZEN. Of ik al werk en jij niets overgaard .... • JAKOB. Regt zo! de man moet werken, de vrouw overga» ren. De vrouw moet het ecten op haar tijd klaar hebben, en dan moet de man te huis wezen. KNUPPEL. Ja, regt zo! JAKOB. Ja, regf zo ! hoor, weet je wat, vader H".nnes« zen! ik geloof dat het daar van daan komt- eerst gaat alles zo niet zo als het behoort ; een beetje te» genfpoed; en dan, om het te verzetten , drink jij een fJokje? HANNESZEN. Ja waarachtig! kijk . . . D JACOB.  ^ HET HUISKHAKEfiL JAKOB. Dan heeft men zo een zeker foort van menfchen ', die , in plaats van een menfch te waarfchouwen, hem in zijn kwaad fterken. Vrouw janszen. Slegte menfchen! jakob. Zo een zeker foort van kasteleins, die om haar eigen voordeel, een menfch geheel bederven. knuppel , (iji huis gaande.) Dag zaamen. jakob. Dan word de vrouw verdrietig ! ik heb het meer gezien: zij klaagt haar nood aan een ander; dan bennen 'er zulke vrouwen, die om alles nauwkeurig te weeten en braaf te kunnen babbelen, de vrouw ook heelegaar in de war helpen. Bij voorbeeld, ik zeg het maar reis zo; zo een vrouw uit de buurt , die, om dat de man liegt is, de vrouw nog flegter willen maken. Vrouw J A N S Z E N. Kom Steeven! STEVEN. I, Ja kom! TWINTIGSTE TOONEEL. hanneszen, VrOUW hanneszen, jakob, david. jakob. Kijk.' zo waar zal ik gezond zal zijn, ik fpreek tot je bestwil! kom je moet je vrouw beloven , niet meer te drinken als zij voor je in huis haalt, en dan je belofte nakomen, HAN-  B L IJ S P E L. hanneszen. Ja j dan zou ik bedroefd weinig moeten drinken. JAKOB. Nu zij Zel je immers niet van dorst laten fterven, een klein Hokje: en als jij dan trouw b;j haar tc huis bhjft, zal zij ook geen uitvlugten zoeken. En wil zij een kopje koffij drinken , wat zwarigheid ? zij kookt een beetje water, zet een kannetje , en drinkt het uit in jouw gezelfchap. hanneszen. Nu wat zegje keetje? als ik dat nu allemaal doe. Zie jij weet wel ... . VrOUW HANNESZEN. Ja lieve Sander.' ik weet wel dat je zo kwaad niet bent. hanneszen. 'Ja zie, ik ben nu zo een beetje duizelig , maar ik geloof dat wij allebei een beetje fchuld hebben ; maar als wij nu in 't vervolg oppasfen, en die twee-en-dertig honderd gulden .... VrOUW hanneszen. Ja die twee-en-dertig honderd guldens • als jij het briefje niet op de deur had geplakt . . jakob Ei, als het daar op aankomt .... verzoen toch maar met malkander . . . VrOUW hannrszrn. Zouden wij de twee-en-dertig honderd guldens » wel lieve Sander.' hanneszen, ( zijn Vrouw om den hals vliegende.) Lieve Keetje.' ü davtp. Kijk zo mag het gez;cll wordén. D 3 iian.  52- HET HUISKRAKEEL, HANNESZEN. Kijk ik ben waarachtig een ander mensch. D A V i D. Apprepo! hoe ftaarmu onze zaken? JA K O IJ. Ei wat, laat toch de menfchen eerst het geld ontfangen, ik ben je 1 orgi HANNESZEN. fa eerst het geld ontfangen, en dan kijk de traa. nen komen mij in de oogen als i: ju goedheid zie. Kijk je zelt zien j A K o n. Ei wat, kom maar eens hier. • David help reis een handje, (zij Ugi'en de deur uit de hengzeis en geven hem Hanneszen op de fckovder) zie zo, \oor je penetentie zal jij hem ha de kolekteur dragen. HANNESZEN. Sapperloot, Keet ! wat zeg je nu ? /rouw HANNES?EN. Is het je niet te zwaar t lieve Sander? JA K O 13. Kijk, het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan. Kijk, de lui haar haf is goed. Als maar de menfchen altijd datdeeden: groötè gebreken verbeterden, en kleinen van malkander over het hoofd zagen, en vooral niet na verkeerde raadsiui hoorden, zou men wat meer plaifierige gezichten zien ; vrede is zulk een plaifierige zaak... HA N NE S ZEN Ja waarachtig! komt nu na de kolekteur, en dan een kleine vrolijkheid; maar in het vervolg als koppetjes met malkander 'even. Heil en Broederfchap/ EINDE.