Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 2685 0338  A L 2 I R Ej O F D E AMERIKANEN; TREURSPEL. GEVOLGD NAAR HET FRANS CH VAN DEN HEERE DE VOLTAIRE. ONDER Dl ZINSPREUK: STUDIO FOVETUR INGENIUM. te amsterdam, Bï d'ekve p. meijer en g. warnars. MDCCLXXX li Met Privilegie.   PERSONAADJEN. DON CDSMAN, Landvoogd van Peru. DON ALVARES, Oudlandvoogd, Vader van Don Gu:man. Z A MO R, Forst over een Gedeelte van Potozy. MONTEZO, Forst over een ander Gedeelte. ALZIRE, Dochter van Monteso. EMIRE, . . i > Vertrouwden van Alzhe. CEPHANE,» DON ALONZO, Spaa7isch Overfle. TWEE AMERIKANEN, van 'f Gevolg van Zamor* EEN SPAANSCH L Y V S T A F FIE R. GEVOLG van Spaanfche Gezaghebbers, en LyJ'wachten. GEVOLG van Amerikanen. $ Hei TOONEEL is inde Stad LOS REIJES, ook LIMA genaamd.   ALZIRE, O F D E AMERIKANEN; T R E U R S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. don a l var es, do m güsman. don al var es. (behagen, Ja ,'tSpaanfche Hof, myn Zoon, heeft, naarmyn hoogst Myne opperlandvoogdy in 't einde u opgedragen. Zorg dat men onzen Vorst en 's hemels Opperheer Jn deze rykfte helft der nieuwe VVaereld eer': Beheersch , in beider naam, de hoofdkust dezer ftroomen,Die,metdesaardryks fchat,zyn gruwlen voort doetkoAanvaard den (laf, die my door ouderdom ontglyd. (men: 'k Sleet in Amerika myn' prilften Ievenstyd : 'k Vertoonde 'er, deelende in myn Konings ryksbevelen, Den Mexikanen die gevleugde kasteelen Voor de eerde maal, waarmeê,voor hun verwonderd oog, Kafiieljés Oorlogsmagt op 't golvend pekel vloog: Ik ben met Cortez en Pizaroos waterfcharen Van Magellanes Straat naar 't Beergeftarnt' gevaren. Ach! had myn yver al die Helden , zo befaamd, Met vrucht den pligt getoont, die Christenen betaamt 1 A Maas  2 ALZIRE, Maar wie kan 't misbruik van een groote zege weeren ? Der meesten wreedheid deed hunn' roem in vloek verkee- Ik heb de blindheid dier Verwinnaars lang befchreit, (ren- Wier moed hen groot deed zyn, doch zonder menschlykbeid. Myn leven fpoed ten eind': 'k zal bly ten grave dalen, Wanneer de Peruaan u ziet als Landvoogd pralen; En ik, Hechts éénen dag, aan Limaas vreugd bevind Dat uw rechtvaardigheid der volken harten wint. DON GUSMAN. Uw Zoon, die, onder u, dit woeste Volk deed bukken, Leerde in dit heet gewest, naast u, zyn lauwren pl ukken: 't Is billyk, dat hy ook van u 't gebieden leer', En eer zyns Vaders wet ontfang', dan zelf regeer'. DON A L VA R E S. Wy zouden dus 't gezag der heerfcbappy verbreken. Verteerd doorarbeid, door der jaren last bezweken, Verveelt myn 't hoog bewint.'t Vernoegt my,dat myn raad U aangenaam mag zyn, tot welftand van den Staat. Geloof my, waarde Zoon, de ondankbre ftervelingen Verdienen weinig, dat we, om hen, naar fcepters dingen. Ik wye, in 't einde, alleen aan 's Hemels Oppermagt Het kwynende overfchot van myn vervallen kracht. Gun my flechts ééne bede, om Hem en my te gader! 'k Verzoek 't u, als een Vriend; ik verg 't u, als een Vader: Stel de Onbekenden, die, op uw bevel, deez' dag Geboeid zyn, my ter hand: aanvaard dus uw gezag; Opdat daarvan 't begin gelukkig zy gerekend; Door goedertierenheid, en niet door ftraf geteekendt DON  TREURSPEL. £ DON GUSMAN. AI wat ge uw' Zoon verzoekt, neemt hy voor wetten aan. Duld echter.dat hy toon'waar 't Ryk voor bloot moet ftaan. Een ftad.noeh in haar'groei,met onvolbouwdewallen, Is onze fterkte, en door den Landzaat te overvallen. De trotfe Amerikaan zy uit dees kreits geweerd; Men wenn'zyneoogen niet aan'tftaal dat hemverheert; Noch dulde dat hy ftout,om zich dien dwang te ontrukken, Zyn Meesters ooit befpie',wier ftrengheid hem doet buk't Is noodig dat hy beve, en nimmer ons genaak' C^en. Dan als het hoog gezag ons wapent met de wraak. Dit wrevlig Volk, gelyk een woest gedrocht bedwongen, Knaagt fiddrende aan 't gebit, hen in den muil gewrongen;, 't Word door de ftraf gedwee, maar trots door zagte tucht, En acht zich, als men 't ftreelt, gelyk een leeuw geducht. In 't kort, de ftraffloosheid is in 't gezag te vreezen: Maar hy, die ftreng regeert, zal best gehoorzaamd wezen. De glorizucht alleen voldoet den Kaftiijaan, Die, zonder morren, fteeds zy n' Vorst ten dienst zal ftaan: Maar 't ovrig aardsch Geflacht, niet dan door fchrik te dwingen, (ontwringen. Poogt, zo 't geen wraakzwaard vreest, zyn' hals het juk te De Goden zelf, aan wie dees Landaart hulde doet, Verwerven nooit die eer, dan druipend' van zyn bloed. DON A L VAR ES. Hoe yze ik van een' dwang, zo ftreelend' voor uw zinnen! Myn Zoon, kunt gy zo wreed een ftaatkunde ooit beminnen ? CUerd f Gy, die een Christen zyt, wien 't Volk, noch naauw' beEen' vreedzaam'Hemelvorst ten roem,alsLandvoogd eert? A g Zyn  + ALZIRE, Zyn noch uwe oogen niet verzaad van moorderyen, "Waardoor dit Land, ontvolkt» \erkeerdein wojstenyen? Hoe! kwam ik uit Kaüielje, aan 's aardryks ander end', By dit afgodisch Volk, voorheen ons onbekend , Opdat ik, verr' van hen tot ons Celoof te trekken, Europe en. 't Christendon) hier zie ten gruwel lïrekken? De Heilvorst zond ons af, opdat in vreedzaamheid Zyn naam , zyn hemelwet alom hier zy verbreid : Maar wy, verzakers van onze eigen zielbelangen; Wy, met onleschbren dorst naar goud en bloed bevangen; Wy dwalen zelf, in plapts van minzaam vóór te gaan ; En 't nieuwe Christendom gruwt van ons woest beftaan : Onze yver volgt verblind, in 't moorden onbezweken, Niets van den Hemel na ,dan't blikfemvuur teontfteken. Der Kafiiljanen naam, 'k beken 't, baart diep ontzag, Maar is meteen gevloekt; men yst van hun gedrag: Wy, vrek, verwaand en wreed, die 't menfchenbloed niet fparen, Wy zyn alleen, myn Zoon, in dit gewest Barbaren: De Amerikaan, hoe woest en onbefchaafd hy zy, Is ons gelyk in moed, ftreeft ons in deugd voorby. Ach! waar' hy wreed als gy, kon hem geen deugd bekoren, Gy had door 't moordgeweer.uw' Vader lang verloren. Vergeet ge hoe die deugd myn leven heeft gered, Wanneer ik, hier naby, was door dit Volk bezet? Zy, toen door wanhoop wreed, tot felle wraak bewogen, Ontzielden myn Gevolg al woedend' voor myne oogen. Ik, dus alleen, vermoeid, van alle hulp ontbloot, Zag, toen ik mede niets verwachtte dan de dood, ^den Op 't noemen van myn' naam hen 't wraakgeweerontgly- Een  TREURSPEL. S Een jonge Amerikaan, gera.'.kt door mèdery'dën, Omreist myn kniën; fpreekt, daar hy in tranen fmelt: „ Zyt gy het, Alvares ? zyt gy 't, 6 minzaam Held ^en. ,,Leef, om voor wreedheid ons door uwe deugd tedek,, Leef; wil de elendigen noch lang tot Vader (trekken : „ Dat uw tirannig Volk, verhit op bloedige eer, „Terwyl 't ons dwing tot wraak,van ons 't vergeven leer'. ,, Wees vry. Ons, dieby hen den naam van Wilden dragen , ,, Kan de edelmoedigheid, meer dan aan hen, behagen. Ik hoor, gy zucht, myn Zoon ! ik merk dat u de kracht Dier eedle tale ontroert, en 't ftraf gemoed verzagt! 't Word eindlyk, als het myne, ontvonkt tot mededoogenl Ach! zo uw hart altoos tot wreedheid word bewogen, Hoe waant gy, dat gy thans de vrome Koningsfpruit Alzire, die u vlied, zult winnen tot uw Bruid? Verbeeld ge u, dat die Telg der Vorsten dezer Landen, Door 't oorlogslot gefteld in uw bebloede handen, In u behagen vind', wanneer ge uw' echt zo fnood Verzeeglen durft iu 't bloed van haren Landgenoot? Of wacht gy, dat zyzelf voor u al weenend' bukke, En 't ftaal uw wreede vuist door teer gefebrei ontrukke? DON GUS1VIAN. Welaan; 't is dus uw wil: geef hen de vryheid weêr. Ik (tem 't, mitsdat men hen tot ons Geloof bekeer'. Dit eischt de Spaanfche wet. Niets anders, dan 't verzaken Der afgoón , kan dit Volk het leven waardig maken. Men winn' hen voor de Kerk! verheere, om haar belang, De ftoutfte harten zelf, door dezen nutten dwang! Dus zal de onmydbre nood hen met bevreesde zielen, A 3 Hoe  6 ALZIRE, Hoe fier hun wrevel zy, doen voor, ons outer knielen, 'k Wil dat dit Waereld^deel, al fiddrende onder 't juk, Zo wel voor één altaar, als voor één' fcepter bukk'. DON ALVARES. Geef my gehoor, myn Zoon. Myn hart, zo onbezweken Als 't uwe, om 't Heilgeloof met yver aan te kweeken , Wenscht, dat hier niets de Kerk en Spanje tegen zy: Maar nimmer zwicht een volk voor zielendwinglandy. 'kWon meer dan één gemoed,maar door geen foltertuigen. De ware Kerk wil 't hart, niet dan door liefde, buigen. DON GUSMAN. Ik volg uw' raad, myn Heer. De wet zy dan verzagt. Gy hebt op uwen Zoon eene onbepaalde magt. 6 Ja ; gy zoud gewis het wrevligst hart bekoren: De aanminnelyke deugd (treek door uw tong onze ooren. Nadien die hemelgaaf van harten te overreên Zo mild u viel ten deel, wacht ik van u alleen 't Geluk van myne liefde, Alzire toegedragen. Zy, die tot noch toe my zo trots heeft afgeflagen, Werkt myn geluk niet uit,indienzeuit nooddwang zwicht. Te veel, 'k beken het u, verrukt my haar gezicht: Maar 't is, zelfs als ik poog met heusheid haar te minnen; In myn vermogen niet myn fierheid te overwinnen, Om, als een minneflaaf, haar' oogwenk gaê te flaan, En haren hoogmoed, door gevlei, ten dienst te ftaan: Ik wil haar over my zo veel gezags niet geven. Gy zyt Montezoos Vrind; hy zal u niet weêrflreven: Spreek hem voor 't laatfte, opdat zyn vaderlyk gezag Haar noodzaak'tot myn' echt op deez' doorluchten dag. Ver-  TREURSPEL. ? Verzoek... Neen,'t zou myn hart door fchaamte en fpyt verteeren, Zo ge, om 't belang u ws Zoons, u zoud zo laag verneêren. DON ALVARES. Ik fprak Montezo reeds: hy heeft zyn Dochters hart Gewis dit uur verpligt tot heeling uwer fmart. Zyn vorstlykHuis.doormy getroost.voor fmaad beveiligd, Heeft.op zyn voorbeeld,zich aan 't waar Geloof geheiligt: Montezo zelf, bekoord door onze Liefdewet, Heeft zyne Dochter uit den gruweldienst gered: Alzire trekt het oog der droeve Amerikanen t Haar deugd zal allen't fpoor tot hunnen heilftand banen, Hen onze levenswyz' bewegen aan te gaan, Dees nieuwe Waereld van het ongeloof ontflaan, De Kerk een' vasten grond in dit gewest verleenen , En door uw' echtknoop bei' de Waerelden vereenen. Dees woeste Landaart, die van 't Spaansch vermogen gruwt, Zal eindlyk, ziende aan u zyn Vorstentelg gehuwd, Niet wrevelmoedig zyn, tot wraak niet aangedreven, Maar onder 't heilzaam juk gewillig zich begeven, 'k Zie dus 't Amerikaansch en 't Kastiljaansch Gedacht Door deez' gewenschten echt tot één Geloof gebragt. Montezo nadert ons, myn Zoon : ga ons verbeiden Voor 't outer, daar hyzelf zyn Dochter zal geleiden. TWEEDE T O O N E E L. DON ALVARES, MONTEZO. DON ALVARES. Hebt ge in Alzires hart, de fiere afkeerigheid A 4 Ver'  * ALZIRE, Verheert door uw gezag, en door uw wys beleid ? MONTEZO. Vergeef, ó Vader der verdrukte Vorstenzielen, Wier Staten en Gezin Don Gusman dorst vernielen ! Vergeef't.indien mynKroostnocb meteen' wanklen voet, Niet zónder fiddring, als Verwinnaar hem ontmoet. De Trouw, die aan Europe ons Vaderland zal huwen, Heeft haar ontrust, terwyl ze uw Volken zocht te fchu wen: Maar, Alvares, gy fpreekt,eri al 't vooroordeel zwicht; Door uw zagtmoedigheid zyn we aan uw wetverpligt: De Hemel deed zyn ftem door u met vrucht ons hooren; Wy zyn door u verlicht; wy zyn door u herboren : Dees droeve Waereld is door 't Spaanse!] geweld vertreên; Zy zwicht voor de overmagt, wy voor uw deugd alleen: Uw volk, in razernye ontbloot van mededoogen, Maakte uwen Heilvorst niet beminlyk in ónze oogen; Wy vloekten Hem om hen: de harten, hoe verè'eld, Beminnen eindlyk Hem in u; gy zyt zyn beeld. Dit noopt Alzire, als my, zich aan u op te geven: Ons, uw Gezin, betaamt uw deugden na te dreven. Strek lang tot Vader voor ons Huis en dit Gebied. 'JcGeefaan uw'Zoon mynTelg:dat hy zyn'wensch geniet': Gantsch Potozv, Peru, Alzire erkent zyn wetten: Doe,tot dien eclit, uw Volk hunn' tempel openzetten. Jk Verbeeld my dat aireede een tallooze englenfchaar', Uit 's hemels troon gedaald,ons toejuicht voor'taltaar. ?kSta voor myn Dochter in ;zy zal dien echt bezweeren, En fleren Gusman als Gemaal en Meester eeren. DON ALVARES. % Zal, nu ik dus myn5 wensch gelukkig zie voldaan, Met  TREUR SPEL. 9 Met ongemeene vreugd het derflot ondergaan. Gy, die dit ryk gewest ontdekte aan onze benden! 6 Hemel! overflraal des aardryks uitcrfle enden; Stort op deez' Christenëcht, den eerden dien men fluit In deze waerekidreek, een' dubblen zegen uit, Die 't blind Amerika verlichte, en tot U leide! Ik ga, opdat men 't feest te fpoediger bereidde. Vaar wel:'t geluk myns Zoons, geliefde Boezemvriend 1 Verpligt myn dankbaar hart aan uw getrouw bewint. DERDE T O O N E E L. MONTEZO, alleen. Verdelger van de Goón, wier valfcheleer'myneoogen Te lang verblindde! toon een heilryk mededoogen ; Behoed, in 't wreed verlies van myn aêlöud Gebied, Myn kwynend levenseind' voor zwaarder zielverdriet! Van al wat my behoorde, is niets my bygebleven, Dan ééne Telg, bereid naar uwe wet te léven. Zy komt. Bedier haar' geest, ó Hemel! weer haar' druk! VIERDE T O O N E E L. MONTEZO, ALZIRE. MONTEZO. 'tls tyd, myn Dochter, dat gy dreeft naar uw geluk: Laat eens uwtrouwverbond en hart myn pooging derken; Tracht, door uw heil, 't geluk der Waereld uit te werken;. Help de onderdrukten; tem 's Verwinnaars overmoed; Blusch in zyn wreede vuist des oorlogs blikfemgloed; Herwin,na ramp op ramp, den rang der Opperheeren: A 5 ZO  10 ALZIRE, Zo gy regeeren wilt, moet gy uzelf regeeren. Kom, fchik-u naar uw' ftaat; volg my; voltrek uw trouw; Bedwing,hervorm uw hart;en word eenSpaanfcheVrouw. Gy hoont uw' Vader dooruwtranen ; Haak dit fchreijen. ALZIRE. Myn leven is voor u: maar, durf ik my noch vleijen Met uwe liefde, zie myn' druk, lees in myn hart. MONTEZO. Hoe! zou ik deelen in uw fchandelyke fmart? Gyzelf gaaft my uw woord;gy moet dit woord betrachten. ALZIRE. Gy wrongt het my van 't hart. Ikyzeop die gedachten. C Hemel! op wat dag word my deze echt gevergd ? Op zulk een' dag zyn wy door Gusman wreed getergd, Toen die Verwoede alom het Ryk der Zonnetelgen, Al wat ons dierbaar was, bloedgierig dorst verdelgen. Wat voorfpook geeft dees dag van grooter yslykheid! MONTEZO. Der dagen heil of ramp hangt af van ons beleid. Verban 't vooroordeel toch, dat onze blinde Volken Van ouds boeide aan de tong van listige afgodstolken. ALZIRE. Helaas! een' zelfden dag fneefde in een' wreeden firyd Myn Minnaar, wien gyzelf myn hand had toegewyd, HeldZamor, al myn hoop, de fchrik der Kaftiljanen. MONTEZO. Zyn droevig lot kost my, als u, een' vlced van tranen. Maar denk dat u geen Doode in 't graf aan trouw verbind; Breng voor 't altaar een hart, dat moedig zich verwint; Smoor lofflyk,door uw deugd, voor eeuwig de ydle vonken Dier  TREURSPEL. II Dier zinnelooze liefde, aan nietige asch gefchonken. Des Hemels nieuwe wet, ons in de ziel geprent, Wil dat ge uw' Christen Held voor Bruidegom erkent; Zy roept u, door myn Hem. Waartoe die wet gefchonden? ALZIRE. Ach! Vader lach! waartoe hebt gy myn hart verbonden! Ik ken eens Vaders recht: myzelf, naar zynen last, Op te offren aan zyn' wil, is 't eerde dat my past. Gy hebt my onvermoeid uw wetten zien betrachten, Meer dan dat heilig recht kon van natuur verwachten; 'k Heb my, tot op dit uur, niet dan met u beraên; Myn hart heeft, op uw' raad , myn Goden afgedaan, 'k Beklaag my echter niet, dat hun aêlöud vermogen Is voor deez' nieuwen Heer, als't onze, in rook vervlogen: Maar gy, die voorwendde, in myn felle ontroerenis. Dat in zyn heilig koor de vreê gehuisvest is; Dat zyne zedewet.my fterkendein myn pligten, (-ten. Myn wreede kwelling zou door zynen troost doen zwichGy hebt myn hart misleid : een min , voor my te fterk, Verfcheurt het in zyn' fchoot, verydelt al zyn werk, Doet myn' ontzielden Held my fteeds voor de oogen zweeJa, Zamor blyft in 't hart van zyne Alzire leven. (ven> Veroordeel vry een min, die 't noch aan hem verbind; Doem, zo 't moetzyn,een' gloed.die dood en tyd verwint; Dien gy bevolen had: doe vry uw Dochter huwen Aan onzen Dwingeland, wiens liefde haar doet gruwen; 3k Gehoorzaam, nu myn Land, myn Vader't noodig keurt; Maar beef om zulk een' echt.die my't gemoed verfcheurt; Beef gy, die't hebt door vrees van 's Hemels wraak bewoGy, die begeert dat ik, voor's Opperrechters oogen, CSjj^  12 ALZIRE, Aan eenen Bruidegom, aan wien de dwang my geeft Ten echt een hart beloov' waarin een ander leeft. MONTEZO. Myn Dochter! ach: Wa t zegt ge? Ontzie myn gryze haireq. Kunt ge in uws Vaders hart zo wreed natuur bezwaren ? Om ons verfchrikkiyk lot, dat door uw' echt verkeert; Om myn teerhartigheid, die ge onbedacht trotfeert; Doe my niet troosteloos dit fmartlyk Jeven enden. Is 't all' niet tot uw heil, wat gy my aan ziet wenden ? Geniet de vruchten van myn' arbeid; ban uw druk; Vergiftig door een drift dit zorglyk ftaatsgeluk. De nieuwe levensfiand, waarin ge u moet begeven, Is onvermydbaar door uw' pligt u voorgefchreven. Dit zuchtend Waerelddeel fpoort tot dien pligt u aan. Gy zyt alleen zyn hoop: hoe! zoud ge uw Land verraên ? Leer wat u past; befluit en volgt. ALZIRE, wanneer Montezo vertrokken is. Ik 't veinzen leeren! Wat fnoode wetenfchap! V T F D E T O O N E E L. ALZIRE, DON GUSMAN. DON GUSMAN. Gy ziet my herwaarts keeren, Dewyl met reden dit vertoeven my verveelt. Mevrouw, ik had van u deez' hoon my niet verbeeld. Myn wetten fchors ik op, reeds vaardig om te ftraffen; 'k Wilde uw gevangen Volk, om*u,genaê verfchaffen; 'k Gaf  TREURSPEL. 13 *k Gaf hen de vryheid weêr; maar niet.om, tot myn fmaad, Te dringen in uw hart door dees geringe daad ; £gen. Noch minder wenschte ik u door 't hoog gezag te ontfanIk wilde, door myn liefde, u van uzelve erlangen; En dacht niet dat die min, by 't fluiten van een trouw Die my tot vreugd moest zyn, u kwelling baren zou. alzire. (vreezet], Mogt'sHemels gramfchap,die my 't gruwzaamst wee doet Ons beiden dezen dag niet doodelyk doen wezen ! Gy word op 't klaarst door myne ontroering onderricht: Zy blykt uit myn gelaat; zy fpreekt door myn gezicht. Myn hart is 011 vermomd ; nooit wist ik myn gepeinzen, Myn waare neiging, door een bly gelaat te ontveinzen. Wie veinst, breekt licht zyn woord. Die valfche kunst betaam' Aan uw befchaafd Euroop'; 'k ben daartoe onbekwaam. DON GUSMAN. Jk Zie uw rondborstigheid, en weet dat uwe zinnen , Van Zamors denkbeeld vo'.hem noch met drift beminnen. Die kleene Koning . wien fhyh arm de neerlaag gaf, Beöorlogt my op nieuw, beftryd my uit zyn graf.' 'k Bedwong hem, toen hy leefde; is hy, ontzield, te duchten ? (ten. Breek , breek uw klagten af; (laak, (laak dit tergend zuchDenk, dat ge uw'pligt, myn'roem, en myne min verkort; Dat ik nayvrig ben, wanneer gy tranen (lort. alzire. Bedwing uw' minnenyd. Ach ! moet een Overwinnaar Dien hartstogt voên omtrent een' dooden Medeminnaar? 'k Ont-  14 ALZIRE,- 'k Ontken bet niet, ik minde, en *t was myn pligt. een' Held , " ol > cm Op wien 't verdrukt Gewest had al zyn hoop geflelt; Ik was van hem bemind; men zou ons faam' vereen n; En Gusman ziet Alzire om Zamors dood noch weenen. Gy, die myn tranen doemt, heb deernis met myn fmart: Ken myn ftandvastigheid, en oordeel van myn hart: Betoon u tegen my niet fier, niet onrechtvaardig; En maak u, zo gy kunt, zo trouw een liefde waardig. ZESDE T O O N E E L. DON GUSMAN, alleen. Wat openhartigheid, door hoogmoed aangefpoord, Die my verbysterd houd, myn' fleren geest bekoort! Maar 'k ly niet dat de zege op deeze trotfe zinnen Meer koste dan geheel Amerika te winnen. Die woeste hoogmoed zal my min te duchten zyn, Dan vleijend veinzen, dan bedriegelyke fcbyn: Alzires roekeloos hart zal zich uit plicht verneêren: 't Zwicht alles, buiten haar;'k moet haar alleen verheereii; Ons huwlyk zy volbragt! men weer* de fchand' dat my Door myn Verwonneling deze echt geweigerd zy! Einde van het eerjie Bedryf. T W SB,  TREURSPEL. i& TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L* Z AM O R, twee AMERIKANEN. ZAMOR. Doorluchte Vrinden, myn getrouwe Landgenooteti, Wier floutheid.hoe verwoed ons de onfpoed hebb' verftooNoch aangroeit in 't gevaar! word ons dan voor altyd, ^ten* Alzire en 't Ryk tot fmaad, de wraak en dood benyd? Hoe! leven we, als wy 't ons voor eeuwig zien mislukken Gevloekten Gusman 't flaal in 't moordziek hart te drukAls die baldadige Verwoester van ons Land, (ken? Verborgen voor ons oog, zich dekt voor onze hand ? Gy, magtelooze Goön, verraders onzer Staaten! Gyzelf hebt ons ten prooij' der Spaanfche Goön gelaten: Hun vloot heeft, naauwlyks van zeshonderd man bezield, Uw tempels en myn' troon, al 't Ryk, uzelf vernielt: Gy hebt geene outers meer: Wy moeten alles der ven: Alzire is my ontrukt: ik leed, in 't gruwzaam zwerven Door 't hart derwoesteny, door heete zanden heen, Door fchaamte, toorn en fpyt, wel duizend doón voor één. Van 's aardryks midden af, en zyn verzengde flreken, Tot daar de zon, op 't verfte uit ons gewest geweken, Het jaar weêraanbrengt, enby omkeer herwaarts fpoeit, Vernam ze my alom, van zwerven gantsch vermoeid. Tegen zyn Gevolg. Door vrindfchap, trouw en moed, verr' boven 'tlot verheDeed gy, na ramp op ramp, myn hoop in 't eind herleven , 'k Wil»  i6 ALZIRE, 'k Wilde in dit gruwzaam oord < op hen die op ons woên, Twee deugden van myn hart, de liefde en wraak,voldoen: Wy rukten heimlyk voort, met onvertfaagde fcharen, Vervloekers van de woede en gouddorst dier Barbaren : Wyzelf, terwyl ons heir.bedekt ons wachtte in't woud, Befpiedden dezen wal,door 'tSpaansch geweld gebouwd: Men greep ons aan;een drom dier vrekke Dwingelanden Sloot in een diep gewelf ons onverhoord aan banden ; En uit dien afgrondspoel zyn we in dit haatlyk licht Gekomen, daar men ons niets van ons lot bericht. Waar zyn we,óHelden?Kunt gy mede ons niets verklaren? Wie heerscht hier? Spreekt: wat is Alzire wedervaren ? Is Vorst Montezo flaaf ? is hy noch niet vermoord ? En fleept hy zyne elcnde in dit rampzalig oord ? Bedrukte Vrinden, my trouwhartig bygebleven! Ach! kan niet één van u my eenige oopning geven ? EEN AMERIKAAN. Ons, mede afzonderlyk geboeid in 's afgronds nacht En , langs byzondre paên, in dit paleis gebragt; Ons, by die Wreedaarts vreemd,van allen troost ver/leken Ons is,* wat u betreft, niets in het minst gebleken. Rampzalig Vorst, wiens deugd een beter lot verdient! Acht elk van ons voor't minst noch als uw'trou wen VriendZie ons vol moeds bereid om 't alP voor u te derven, En uwer vrindfchap waard', ja waard'met u te fierven. ZAMOR. Na de eer der zege, is by den ftervling niets zo groot, Is niets zo roemenswaard' als een heldhafte dood. Maar 't leven af te ftaan in fchande; onze Onderzaten, Terwyl we om hen vergaan, in flaverny te laten; Te  TREURSPEL. 17 Te fterven zonder wraak; te (heuvelen, ten fpot Dier vreemde Roovren, door dit woestEuropisch Rót, 'c Geen, dronken van ons bloed, verhit op onze fchatten, Dees Waereld, trots verheerd , doet uit haar aspunt fpatten, My fchandlyk foJtren durfde in 't vorfchen naar een goed, Niet min verachtlyk dan dit plohderziek Gebroed; Een Volk,op't hoogst bemind.metzich in'tgraf tefleepen; Een lieve Weerhelft, door die Wreedaarts aangegrepen, Alzire, indien zy leeft, myn' Moordren af te Haan; Die dood, zo gruwzaam , jaagt de felfte fiddring aan. TWEEDE T O O N E E L. DON A L VA RES.ZAMOR, twee AMERIKANEN. DON ALVARES. Neen ; leeft; weest vry. z A M 0 R. 6 Goon ! wat ftem deelt in myn klagten ? Wat ongemeene deugd verbystert myn gedachten ? Wat eedle Gryzaart, of wat Godheid breekt ons juk? Gy fchynt een Spanjaard, en gy weert ons ongeluk! Zytgy de Koning? dwingt uw wenk dees woeste fcharen? DON ALVARES. öNeen; maar't ftaat me vry de O'nfchuldigen te fparen Z A M 0 R. Wat hebt gy voor, met zo grootmoedig ons teontflaan? DON ALVARES. Niets, dan Rampzaligen uit deernis by te ftaan. ZAM OR En wat verpligt u dus uw' Vyand hulp te |bieden? B DON  i8 ALZIRE, DON ALVARES. Myn Kerk , myn Godsdienst, myne'erkentnis. Z A M o R. Kan 't gefchieden ? Uw Kerk? uw Godsdienst? Hoe! uw gruwzaam Volk, verwoed Als monflers, badende in een zee van menfchenbloed: Dees woeste Watermagt, die , (luiveiide uit haar kielen , Myn Land , al de aarde ontvolkt, en leeft in'c wreed vernielen ; Dat Volk, (wefifs vrekheid ons een eeuwige afichrik zy !) Myn Vader! heeft gewis geen zelfde Kerk als gy. don alvares. 't Erkent een zelfdeKerk.maar 't wil haar ftem niet hooren: 't Verbreekt een hemel wet, waaronder 't is geboren; 't Misbruikt dit nieuw gezag. Ik yze op dit bericht. Gy kent nunne euveldaên, mynZoon; verneem myn' pligt. De zon heeft tweemaal, in haar' loop om de aarde henen, Ons van den éénen tot den andren kring bcfehenen, Sinrs iemant van uw Volk,door 't welk ik was bezet, Uit edelmoedigheid myn leven heeft gered, 'k Heb van dat uur, ter gunst myns onbekenden Hoeders, Uw' Landaart aangemerkt als myn verdrukte Broeders. Ik ftierf gelukkig, zo ik dien verborgen Held Ontdekte, zonder wien ik yllings waar' geveld, z a M o R, Wat twyfeling verrukt me, ó Goön! Die taal, dees jaren, Die hoogde erkentenis kan alles ons verklaren: rt Is Alvares, die ons zo minzaam hier ontmoet. Kunt 'ge irèriuren wie van ons u heeft behoed? DON  TREURSPEL. ly DON ALVARES. Wat hoor ik, Hemel! Hoe ! mistrouw ik noch myne oogen? Zie hier het Voorwerp van myn dankbaar mededoogen. Verzwakt gezicht, dat lang 's Helds afzyn hebt betreurt 3 Kan 't zyn dat gy zo fpaê myn' Hoeder hebt befpeurt? - Zamor omhelzende. Gy zyt het; ja, myn Zoon ! zou ik 't in twyfei trekken? Bewoon met my dit oord; 'k wil u tot Vader (trekken. Geniet ik 't leven noch, dat ik u fchuldïg ben, Het is opdat myn hart uw weldaad thans erkenn'. Z AM O R. Myn Vader! ach! vertrouw, zo één der minde vonken Van uwe deugden in uw' wreeden Landaart blonken, Dat deze Waereld , nu te jammerlyk vernield, Voor uwer Helden juk blymoedig had geknielr. Maar zo bcminnelyk gy zyt door gunstbewyzen, Zo haatiyk is uw Volk, dat, wreed, natuur doet yzelv 'k Wil liever derven , dan met hen in 't vruchtgenot Der gruwlen léven. Meld alleenlyk my het lot MQ Van Vorst Montezë, en dat van 't waardftezynerPanden,' Alzire ; en of het (laai dier woeste Dwingelanden Hot rampen eindigde... Ach ! een noodlot, veel te draf; Een denkbeeld , my te wreed , wringt my dees tranen af. DON ALVARES, Verberg uw tranen niet; ontveins niet voor myne oogen Die tedre blyken van menschlievend mededoogen. Wee hen, die, boos van aart, in cuveldaên verhard. Nooit zyn bewogen met eens anders bittre fmart! Weet, dat Montezo hier zyne overige dagen By my in vrede flyt, met eer en welbehagen. B 2 Z A-  20 ALZIRE, Z A M O R. Zal ik hem 2ien ? DON ALVARES. Gewis. Ach! dat die trouwe Vrind U aan zyn levenswyze en heilryk lot verbind'! ZA MOR. Montezo! DON ALVARES. Wacht hem hier, om uit zyn'mond te hooren Wat groot geluk hem is met al zyn Volk befchoren; Wat lot ons nu vereent; wat onverbreekbre knoop Uw Landgeilooten huwt aan 't zegeryk Euroop'. rwea Ik ga, door vreugd verrukt.om aan myn'Zoon te ontvou. Dat ons de Hemel günt myn' Hoeder hier te aanfchou wen. 'k Begeef u voor een wyl; maar 't is voor uw belang, Opdat onze eendragtsband zyn volle kracht ontfang'. DERDE T O O N E E L. ZAMOR, twee AMERIKANEN. Z A M O R. , , , Z( verklaren; ie eindlyk 's Hemels gunst zich naar myn' wensch 'k Vind een' rechtvaardig' Man in 't hof van dees Barbaren. Gewis (trekt Alvares by dit verkeerd Geflacht Een Godheid , die't geluk van 'tgantsch heelal betracht. Hy heeft, zegt hy, een' Zoon: 'k zal deez' als Broeder minnen. Mogt dees, dien Vader waard', óók aller harten winnen! 6 Dag! ó blyde hoop! wat heil zal my gefchiên! 'k Zal, na drie jaren ramps, Montezo wederzien ! Alzire! waarde Alzire! ó leven van myn leven, - Vooï  TREURSPEL. 21 Voor wier behoudenis ik alles heb begeven! ■Bevind ge u in dit hof? en heeft uw heldenaart Uw trouw, die hoogfte deugd , my ongekreukt bewaart? Vergeef deze achterdocht, om myn rampzaligheden... Maar welk een Gryzaart is 't, dien wy zien herwaarts treden ? VIERDE T O O N E E L. MONTEZO, ZAMOR, twee AMERIKANEN. Z AMO R. Zyt gy 't, Montezo? Zie wie u in de armen drukty Zie uwen Zamor weêr; zie hem de dood ontrukt. Gy hebt in Zamor, uit het graf u toegezonden, { Uw' Halsvrind, Bondgenoot en Schoonzoon weêrgevonIs hier Alzire? leeft ze? en leeft ze buiten nood? Spreek ; geef my 'c leven, of veroorzaak my de dood. MONTEZO. Rampzalig Vorst! helaas! de tyding van uw derven Deed ons, in bittre klagt, bykans het leven derven. Wy fmeekten,om u weêr te aanfchouwen in het licht, Rondom een ydel graf, door ons 11 opgericht. Gy leeft! MogtJs Hemels gunst u doen gelukkig leven.' Mogt ze aan onz' aller fmart een heilryk einde geven! Wat voerde u in dit oord ? ZAMOR. De wraak om onzen hoon, Gy, myne liefde tot Alzire, en de eer der Goön. MONTEZO. Hoe! ... B 3 ZA.  P A L Z I R E, W ZAMOR. . u.'i Denk aan 't gruwzaam uur, waarin men, overvallen , Dien fleren Kafliljaan , onkwetsbaar, de achtbre wallen, Door 't Zonnekroost gebouwd, fluks door den zwafi- . gren monti Van 't vreeslyk ftormgeweer zag floopentot den grond, Zyn naam is Gusman:'t lot heeft my niets meer doen weeDan zyn verwoed beftaan,èh hoe hy is geheeten. (lcn Ach! die vervloekte naam, die my het hart doorboort, Was de yfelyke leus tot plondering en moord. 'kZag, op dien naam, helaas! Alzire my ontwrongen^ Uw koninklyk Gedacht het dwangjuk opgedrongen; Die tempels woest vergruisd , met de otflers onzer Goön, Daar my hun zegen wachtte als uw' geliefden Zoon. 'k Wierd voor dien Beul gedeept... Maar nooit zult gy bevatten Tot wat barbaarsheid hem zyn gouddorst uit deed fpatten. Na 't foltrenom een' fchat, door Gusman aangcbeên, Om de afgoón van zyn Volk, die wy met voeten treên, Verliet men my, bezwymd, gemoord door duizend pynen. Geen tyd kan zo veel hoons doen uit myn hart verd wynen. Zie, zie my, na driejaar, door vrindenhulp geleid; Terwyl ons heir'o'edekt 'myn komst fa 't woud verbeid, Gereed om neflens my heldhaftig door te breken, Té fneuvlen voor deea' muur, of 't Vaderland ;e wreken. MON TE ZO. Wat wanhoop dryftuaan ! 'k Beklaag uw wreed verdriet. Vlieg zelf niet in de dood, die u tot noch ontvlied. Wat zullen , u ter wraak, uw Vrinden toen vermogen ? ï}un vruchtloos wapentuig ,aan't zeegedierte onttogen ? En  TREURSPEL. 23 En marmten fabels, in uw' ftoutflen krygsn/ans vuist? Wat tergt een Volk, meest naakt, in *t ftryden onbefuisd , Dees WaèrélddWingers, die met blikfemende klingen, Met hunnen donder, door de flerkfle wallen dringen? Op fnelle monfters , voor hun hand alleen gedwee, Ons talloos hëir verllaan als weerloos offervee? 't Heelal, myn Zamor! zwicht; zwicht mede. Z A M 0 R, Ik my ontëeren ! Ik zwichten ! ik my laf tot flavcrny verneêren ! Dat dondrend wapentuig, die felle blikfemgloed, Die monfters, op wier rug men tegen de onzen woed ; Dat blinkend ftaal, waarmeê zich die Tirannen dekken, Watfchrik dat alles mogt op hunne komst verwekken, Aanfchouw ik onvertfaagd ; trotfeer ik , als 't geweld Van bloodaarts. Vrees flechts niet; zo zien wy hen geveld. Dees nieuwheid , die alleen dit Waerelddeel deed beven, Vermeestert wie haar vreest, niet wie haar durft weêrftreven. Het goud, dat blinkend gif, een vrucht van ons Gebied, Lokt herwaarts 't vrek Euroop', maarach! 't befchermd ons niet. (Landen, 't Wangunstig aardryk. 't ftaal onthoudende aan „dees Schonk die vervloekte gift aan veel barbaarfcher handen: Maar 's Hemels gunst zet ons, tot Itr.af der dwinglandy, In plaats van 't vreeslyk ftaal, beldhafte deugden by. Ik oorlog om Alzire, en zal voor haar verwinnen. MONTEZO. De Hemel doemt uw hoop. Bedwing uw fiere zinnen. De tyd is nu te veel veranderd. B 4 ZA-  *4 ALZIRE, ZAMO R. Hoe! .. de tyd Veranderd, zo uw hart noch geen verandring lyd? Zo uwe Dochter wil haar trouw en eer betrachten ? Zo Zamor, 't graf ten fpyt, noch leeft in haar gedachten ?.. Gy wend het oog! gy weent! gy zucht! MONTEZQ. Wat ommekeer, Rampzalig Held ! helaas! ZAMOR. Ben ik uw Zoon niet meer? Kau uw grootmoedig hart voor uw Tirannen bukken? Gy ftemt, reeds afgeleefd, in hunne gruwelftukken! MONTEZO. Neen ; hou my daarvan vry: zie, door een' blinden waan, Al die Veroveraars voor geen Tirannen aan : Ik ken Jer, min geneigd om fier ons te overheeren, Dan nieuwe deugden aan de Onkundigen te leeren; Dan veel geheimen ons te ontdekken , kunst by kunst, De kennis van den mensen , het fpoor tot 's Hemels gunst; En die door hoogc deugd het loffLyk voorbeeld geven Om wél te denken, en in waar geluk te leven. ZAMOR. ö Gruwel! Wat belang rukt u van 't redenfpoor? Alzire is hun Slavin; en gy, gy fpreekt hen voor! MONTEZO. Alzire is geen Slavin. ZAMOR. Om myn rampzaligheden, Vergeef myn gramfchap;denk,mynVader! aan uweeeden; Denk,  TREURSPEL. is Denk.dat ge uwDocbter,diezo wreed my wierd ontroofd, In tegenwoordigheid der Goón my hebt belooft, ^ren_ Daar ze ook voor eeuwig my getrouwheid heeft gezwo- MO N TEZO. Rep van geen Godendom , uit priesterdom geboren. Die Heigedrochten, door niets goddclyks bezield, Verzaakte ik om een Magt, die ze allen heeft vernielt. ZABOII. Gy lastert uwe Goön! gy breekt der Vadren wetten! MONTEZO. 'kBefpeur hun nietigheid, en doem hun gruwelfmetten. Ach! wierd het waarheidslicbt, welks glans myne oogen trekt, Dit blind Gewest ten nutte, eens aan uw hart ontdekt 1 Ach'.mogt u 's Hemels leere uit 's Afgronds banden flaken! 't Bekeerd Etirope u doen in Christendeugden blaken! ZAMOR. Wat fnoode deugden ! Uw Tirannen, thans uw Goön, Verflaven zelfs uw hart! Gy hebt, op hun geboön, Der Vadren Goón verzaakt, om uwen eed te breken! Is, op uw fpoor, Alzire óók in haar' pligt bezweken? Ontzie ... MONTEZO. Bezadig u. 'k Gevoel niets dat my wroegt: 'k Betreur niets dan uw lot, en ben in't myn' vernoegd. ZAMOR. Dewyl ge uwe eeden fchend, voegt u vooral te treuren. Heb deernis met de ween, die my.om u , verfcheuren: Heb deernis met dit hart, door drift op drift bekneld; Door y ver voor myn Goön, door liefde en wraak ontlield. B 5 Ik  26 A L Z ' I R E, Ik poog hier Giirman , 'k poog uw Dochter hier te ont- moeren. Gelei my voor haar oog; 'k wil fterven aan haar voeten. Schrik, zo gy my 't geluk baars byzyns af durft flaan : Spoor Zamor tot geen woede en blinde wanhoop aan: Herneem een menschlyk hart: de deugd, door u verllooteu,... ~y r F D E T O O N E E L. •fl3S'M0KTEZO, zamor, twee amerikanen, spaans c h e lyfwachten. een lyfstaffier, tegen Montezo. ^ Myn Heer, men wacht naar u by de achtbre Feestgemontezo, tegen den Ly/Jlofficr. Ik volg u. zamor. Blyf, ó Wreede !... Ach ! ik verlaat u niet. "Wat heilloos feest mag 't zyn, waarheen ge my ontvlied?.*. Montezo!... montezo. -'vAwhi!,. Vaarwel! ontvlucht deesdoodlykeoorden. z a m o r. cde„, Neen;'k volg,:iI zou my hier de wreedfïe foltring moormontezo. Myn vaderlyke zorg behoede u voor.'t gevaar! (a]taar. Gy, Wachten! duld niet, dar ze ons volgen naar 't En dat een Heidcnscn Volk, hier in uw hoede veilig, De plegtigheden van ons Christendom ontheilig'. Denkt, fchoon my over u geen magt is' meegedeeld, Dat Gusman door my fpreekt, vdat hy 't aan u beveelt. Z £ 5-  TREURSPEL. 37 ZESDE T O O N E E L. Z A M O K, twse A M E R 1K A K E N. ZAMOR. Chejd, Wat hoor ik ? Gusman !... ó" Verraad! ü fnoodfte boosZyh hart bekwaam tot zulk een laffe trouweloosheid! '1 Is Gusman, onder wien hy fchandlyk zich verncêrt! Kan 't zyn ? is dan de deugd van dé aarde weg geweerd ? Heeft de ontrouw opAlzire óók zulk een groot vermogen? Zoirzy dat zielvenyn ook hebben ingezogen, Door Monfters ingevoerd, Tirannen van 't gemoed, Verbasteraars der trouw, Verdelgers van ons bloed? Zo is dan Gusman hier? Wat nu beftaan,myn Helden? EEN AMERIKAAN. ö Zamor! 'k durf ronduit u myn gedachten melden. De vroome Gryzaart, die ons (laakte, en u gewis Zal nadrefl met zyn' Zoon, zal, uit erkentenis Van zyn verlosfing, u licht vrygeleide ichenken. Men töreev* dan uit de ftad, om op uw wraak te denken ; Men wage ons grootsch béfluit; velle alles, en vei fchoon* Geen Kaftiljanen, dan uw' Hoeder en zyn' Zoon. 'k Vernam hier 't vreemd geitel van wallen en van grachten, (achten. Wier bouwkunde, ons noch nieuw , wy vooreen wonder Die hoeken, (cherp gefpitst, van't golvend nat befproeid; Die fierke hoogten, daar hun koopren donder loeit; Die afgrondsholen, die onkenbre hinderlagen, Doen , hoe verbazend', ons de wraak geen uur vertragen. Men dwingt ons zuchtend Volk, met ketenen belaên, De  28 A> L Z I R E, De hand aan 't fterken van dees moordfpelonk te flaan: Ik zag 't hier, afgemat in laffe flaaffche pligten , Den (toel van dwinglandye en wrevlen hoogmoed Richten. Maar denk vry, dat hetftout,zo dra'tzyn Wrekers ziet, Het juk yerbryzlen zal van-dit vervloekt Gebied: 't Zal zelf dit trots gevaarte, als 't jslyk zegeteeken, Als 't werktuig zyner fchande en flaverny, verbreken; Terwyl uw heir, met ons in alles lotgemeen, U, over duizend doón, voer' door de grachten heen! Men ga ; men keer'; men wende, om 't heilfpoor zich te banen, Die bükfems'tegen deze ontmenschte Kafhljanen: Men wreek' zich door dien gloed, vóór't misfen uwer kroon Een heilig vuur geacht, gezwaaid door aardfche Goön: Men kenn', vemiele fluks 't hoogmoedig krygsvermogen , Gevest op de onkunde, en te lang in top getogen. ZAMOR. Doorluchten in uw' ramp ! ftryd, fïryd voor 't Vaderland. 't Behaagt me dat uw hart in myne woede brand. Mogt Gusman, die Ontmenschte, ons tot zyn flraf ont- moeten! (boeten! Zyn gruwzaam bloed den moord van al de onnoozlen ö Droeve toevlucht der verdrukten, ftrenge wraak! Stuur onze hand:zyn dood, waarmeê men 't woeden fiaak', Voldoe..! Maar, Hemel 1 ons, van vryheid noch verfleken, Rampzalig,meer dan flout, voegt ons van draf tefpreken ? Wy zyn noch niet gered uit onzen flaaffchen (laat, ■Nu Alvares niet keert, Montezo ons verraad. Misfchien is myne Alzire in handen die wy vloeken: 'k Heb,  TRE URSPEL. 29 'k Heb , in myn twyfeling alleen , myn' troost te zoeken» Wat wil dat groot gefchal ? dat vrolyk hofgerucht? Dat fchitrend fakkellicht eer ons de dag ontvlucht? De koopren donder flerkt des Kaltiljaans gezangen! Wat feest, wat gruwelftuk beftaat hy aan te vangen?" Men poog' door 't woest gewoel dit fnood verblyf te ontgaan , Te fneuvlen met ons heir, of ons van 't juk te ontdaan* Einde van het tweede Bedryf. DES.-  30 ALZIRE, DERDE BEDRYF. ■ EERSTE T O O N E E L. ALZIRE, alleen. ,r, , . C .. . . rum i,,.,5upnonden i ö Schim myns Minnaars ! ach ! 'k heb aan myn woord ge- 'k Heb my aan Gusman, door een' droeven echt, verbonden ! De woeste zee, die de cene en de andre Waereld fcheid , Was dan geen hinderpaal voor zyne onmenschlykheid ! Hy heeft aan my, ik hem , voor 't outer trouw gezworen : Onz' beider eeden zyn geftaafd in 's hemels koren. 6 Waarde Schim , die (leeds, al druipend' van uw bloed, Myvoor de zinnen zweeft, myndoodlyk hartzeer voed! Indien myn kwelling.myn geween.myn cnd.'oos wroegen, Kan dringen door uw graf, en uwen geest vernoegen ; Indien een Hemelmagt, aan wie deze echt geviel, Uw teêrbeminnend hart, uw groote heldenziel, My tot de dood getrouw, noch na diedood doet leven; Wil dan, uit deernis, mydeez' wreedenccht vergeven. Ik offerde my op aan Vaders (Irengen last; Aan 't hei! des Staats, wiens zorg my als een Moeder past ;■ Aan al de elendigcn, die hunnen val beweenen; Aan 'twelzyn van 't heelal, waaruit gyzyt verdwenen. Ach, Zamor! duld dat ik deze yfelyke trouw, Naar myn' geftrengen pligt, op last des Hemels hou'! Ik ben, uit hoogen nood, uit dwang, in echt getreden. Verzwaar myn wanhoop niet;'k heb reeds te veel geleden. TWEE-  TREURSPEL. 31 TWEEDE T O O N E E L. ALZIRE, EMIR B. A LZIRE. Emire, ontzegt men my, in myn' bedrukten (land, 't Gezicht dier Helden van myn dierbaar Vaderland? En is 't my niet vergund, eer die Gevangneo fcheiên, ln zo veel wee met die elendigen te fchreijen? EMIRE. Bbat'*. Ach ! beef om Gusmans woede: ach ! fidder om 't gevaar, Ons Land en hen gedreigd door dien Geweldenaar. Men zegt, dat ons bederf word op dit uur gezworen; Dat op deez' dag ons Volk (laat in hun bloed te fmooren: Men zwaait de krygsbanier; men richt debrandflof toe, Opdat de zwavetoyn gezwinde werking doe. De Spaanfehe Hoofden zyn in 't hof byecn vernomen; Men heeft uw' Vader ook doen in dien Bloedraad komen. Meer is my niet bewust. ALZIRE. ;t| 'gjf,^ ,) ' fi,,. i.W Wat yfigg gaat my aan! ó Hemel! wilt ge my door wanhoop doen vergaan? Schierin myne armen, naauw'uw heiligdom ontweken, Poogt Gusman al myn Volk verwoed naar 't hart te (teken! '•Je Bezwoer dan , met myn'echt, myn cndloos ongeluk! ö Eed, die my verflaaftaan 't gruwzaamst huwlyksjw!:! Wat hatelyk géftarnte, ó Vader! kon 11 dwingen Om my zo wreed een'echt uit godsvrucht op te dringen? / DER-  32 A L Z l R E, DERDE T O O JV E E L. ALZIRE, EMIRE, CEPHANE. CEPH ANE. Kén dier Gevangenen, die by 't fluiten van uw trouw In vryheid zyn gefield, fmeekr u door my, Mevrouw, Dat bem vergund zy zich te werpen aan uw voeten. ALZIRE. Ach! dat hy onbefchroomd terflond my koom' begroeten ! Myn hart, met hem en af zyn vrinden teêr begaan ; Trekt zich, om 't Vaderland, hun felle rampen aan. Maar voegt het één' alleen my dit gehoor te vergen? CEPHANE. Hy heeft geheimen, die hy u niet wil verbergen. Het is de zelfde Held, die, zo 't gerucht verklaart, Den Vader uws Gemaals het leven heeft gefpaart. EMIRE. Mevrouw, hy zochtu: maar,op last van uwen Vader, Verhindert hem de Wacht dat hy uwe oogen nader'. Hy, die een doodlyk wee vertoonde in zyn gezicht, Scheen zich te ontrusten om een' aanflag van gewigt. CEPHANE. Hy kon , by zyn verzoek, zich niet van weenen fpanen : Mevrouw, hy noemde uw' naam, en Hortte in't heimiyk tranen. . Uit zyn bedekt geklag blykt, dar die Held niet weet Dat gy den hoogen rang van Landvoogdes bekleed. A LZIRE. Wathaatlyke eer voor my,en voor myn Landgenooten! Licht is die droeve Held uit myn Geflacht gelproten: Ten  T R E U ïï 5 P" E: L. 3j Ten minftè is hem bewust wat magt myn Stam bezat; Hy heeft van Zamors deugd voorzeker blyk gehad ; Hy kan van Zamors dood misfehien getuigm's geven; Hy wil 't my doen verdaan. Hoe doet die maar' my beven ! Helaas! die wreede dienst voorlpelt my feller fpyt, Waarvan reeds 'c voorgevoel myn hartwonde openryt. Tegen Cepliane. Hy kome nochtans hier. Tegen Emire, terwyl Cephane vertrekt. Een onbekend verlangen Dwingt myn verbysterd hart van hem bericht te ontfangem ACh ! in dit hof, belproeid met mynen tranenvloed, Js noch geen oogenblik my zonder fchrik ontmoet. VIERDE T O Ö N E E L. alzire, zamor, emire. z a \1 o r. Is zy het zelf, die al myn blydfchap was voordezen? a l zir e. , (wezen.- 6 Hemel!.. hoe!.. Dus was zyn fpraak, zyn tred,. zyn Is 't Zamor ? .. Ik bczwyk. Zy valt in de armen van Emirc. ZAMOR, zich aan hare voeten werpende. |a, zie uw' Bruigom, die..4 alzire, in de armen van har'e Vertrouwde. Hyzelf! Kan 't zyn, dat ik hem levend' wederzie! z a M o r. Hy leeft Voor u; gy hebt uw' Zamor niet verloren. Betoon hem uwe trouw, voorheen hem dier gezworen. C 6 Lie-  34 A L Z t K E, 6 Lieve Wederhelft! Gebiedfter van myn ziel! Gy, aan wier teder hart myn min welëer geviel! Meld me of de zelfde drift u noch voor iBydoet levcrf. A l 11 u E , nadat ze Item heeft doen opftaan. 6Uur, dat my verheugt, en my van fchrik doet beven ! ö Held , die't voorwerp van myn fmarten blydfchap zyt!' 6 Zamor! zie ik u dan weêr?.. Ach! op wat tyd! Elk woord uit uwen mond doorgrieft my'thart, dat tezamor. (oer... Gy ziet my weêr, en zucht! alzire. 'k Zie u te fpade weder, z a m o r. De tyding van myn dood moet verre zyn verbreid. Ik zworf, verr' van u af, in de aklige eenzaamheid, Sints deze Roovers , die zo lang ons Volk verdrukten , Myn Goón , myn heerfchappy, en u my wreed omrukten. Vernaamt gy hoe barbaarsch verwoede Gusman my Ten prooij' deed (trekken aan der beulen razerny ? En weet gy, waarde Alzire' op hoe ontelbre wyzen De Ontmenschte uwe Bruigoms moed.. ? Dat denkbeeld doet u yzen. Uw groote ziel gevoelt den fpyt waarin ik blaak; U w affchrik van dien hoon noopt u , aismy, tot wraak. Gewis, een Godheid, met onz' beider min bewogen, Heeft my de koude vnis: der wreede doou onttogen. Gy hebt die Godheid niet verzaakt, die my geleid; Gy wierd geer.SpaanfcheVrouw;gy doemt meinëedigheid. Men zegt, dat Gusman hier wist in 't gezag te dringen: 8fc Wil u de woede van dat Vloekgedrocht ontwringen. Gy  T.REURSPEL. $5 Gy mint my: wreken we ons; toon my myn offer aan. alzire. Ja, ftraf het misdryf; ja, 't voegt u naar wraak te ftaan. Tref my. zamo r. Hoe! u? Hebt gy uw' eed my niet gehouên? alzire. (we[1> Tref; wreek u: 'k ben onwaard' den dagen u teaanfehouz a M o r. Montezo! moet ik dan geloof ftaan aan uw reên ? alzire. Durfde u myn Vader reeds dat fnood bedryf ontleen ? En weet ge om wat Gemaal ik Zamor moet begeven? z a m o r. (beven> Iveen. Spreek: na zulk een' ramp kan my niets meer doen alzire. Zie, zie den afgrond dan, waarin het lot ons ftort; Hoe groot het misdryf is; hoe gy beleedigd word. Dien Gusman ,... zamor. Goön! alzire. Dien Beul,... zamor. Wat gruwel moet ik hooren! alzire. Uw'Moorder heb ik thans voor eeuwig trouw gezworen» ww zamor. Aan hem!  36 ALZIRE, ALZIRE. Myn Vader heeft, door Alvares geflerkt, Daartoe myn jeugd misleid , deez' fnoodenecht öewerkr. Schier voor uwe oog:'ii heeft Alzire zich verbonden, En in de Christenkerk haar woord , haar' eed gefchonden. 'k Heb 't all' Verzaakt, myn Goön, myn' Held, myn Vaderland : Betracht hunn' aller wraak; zie h'ier uwe offerhand':' Alzire wenscht, met drift, in zo veel wee te fneven. ZAMO R. Aan Gusman, dien Tiran, uto hand als Bruid gegeven'. ALZIRE. Zncht ik verfchooning voor myn trouweloos gedrag, 'k Hield ernstig u voor 't oog het vaderlyk gezag, De tyding van u\v dood , wat ftryd myn ziel verfcheurde, Hoe ik drie jaren die gewaande dood betreurde; Hoe ik, des Christen Volks Slavin, u voor altoos My hooploos ziende ontrukt, hun Kerk tot toevlucht koos; Dat ik u fleeds beminde; en uwe zwakke Goden Vervloekte, uit bittren fpyt dat ze u geen' byfland boden. Maar neen, ik 'oek geen' glimp: waartoe myn fchuld verbloemd ? Geene uitvlucht is voor my, nu my de liefde doemt: Gy leeft; dit toont myn fchuld. 't Voegt u, na't woordverbreken , Óp my, die niet voor u kan leven, u te wreken. Hoe! ziet ge Alzire niet met grimmige oogen aan? Z A MOR. Neen; zo gy noch my mint, dan hebt gy niets misdaan. Mag ik my waarlyk noch met uwe liefde vleijen ? AL-  TREURSPEL. 37 alzir e. Terwyl hier Alvares, Montezo, Limaas reijen, Myn zwakheid,en mfsichién desHemels wraak uw Bruid, Niet twyflende aan uw dood, als Güsmans oorlogsbuit Gekluisterd aan zyn hand,naar 'tChristenëehtkoor rukten, Aanbad ze in 't hart uw Ichim, zelfs toen we aan 't outer bukten. (geweld; Myn liefde t' uwaarts bleek, ten trots van 't Spaanscn Ik heb ze aan Hemel, Aarde, en Gusman zelv', gemeld; Ja, in het yslyk uur dat u doet herwaarts ftreven, Meld ik zc u noch;maar, ach! voor't laatlïe van myn leven, zamor. Hoe 1 'kzie u dan voor't laatst! een noodlot, veel te ftraf; Schenkt u my naauwlyks weêr, of't fcheurt u van my af! Ach ! zode liefde noch voor Zamors heil mogt waken ,... alzire Ik yz'; 'k zie Gusman met zyn' Vader ons genaken. V T F D E T O O N E E L. don alvares , don gusman, alzire,. zamor, emire. Gevolg van Don Gusman. don alvares, tegen Don Gusman. 't Is myn Verlosfer zelf, die hier uw Bruid begroet. Tegen Zamor. ö Jonge Held ! gy, die myn leven-hebt behoed! s Kom,op deez' blyden dag,met nieuwe vreugd my flreelen; Kom, met myn' waarden Zoon , in myne liefde deelen. zamor Wat hoor ik! hy uw Zoon! hy! Gusman, die Barbaar! C 3 AL.  33 "ALZIRE, ALZIRE. ö Hemel! red ons uit dit vreefelyk gevaar. DON ALVARES. Wat fchrik..? . ZAMOR. ö Goden! heeft zo vroom een Vader 't leven Aan deez' ontaarden en gevloekten Zoon gegeven! DOisr* GUSMAN. Wat dryftu, fnoode Slaaf! tot zo verwoed een fmaad? Is u myn raagt bekend,? ZAMOR. Verdelger van myn' Staat! Is, uit zo velen die ge onmenschlyk dorst verdrukken, U Zamor wel bekend ? en kent ge uw gruwelftukkcn ? DON ALVARES. Hoe! Zamor! DON GUSMAN. Hy! Z A M O R. ft Hyzelf, wien uw barbaarfebe dwang Naar eer en leven frond ; hy, wien gy, uren lang, Lafhartig moordde door gevloekte foltertuigen; ,^cn Hy, wiens gezicht u hier, uit wroeging, 't hoofd doet buiTiran van ons Gewest, zo gretig naar myn' fchat! Gy, die my 't goed ontrooft, dat al myn heil bevat! Voorkom door't ftaal,een' fchar,u door uw Land gegeven, De wraak van Zamor; tref; bewaar uw eerloos leven: De zelfde hand , waardoor uw Vader wierd behoed , Kon de -Aarde wreken, ÓYioode ! in uw verbasterd bloed : Ik, die dent Vader eer, zou, door den Zoon te ftraffen, Aan  r R E U R 6' V E L. 39 Aan 't Menschdom , aan de Goön, een dierbre wraak DON ALVARES. (vetfchaffen. Hoe grieft my deze taal! Zyt gy zo fchuldig? gy? Of kunt ge u zuivren ? DON GUSMAN. Ik by dezen Muiter my Van misdryf zuivren? ik zo fchandlyk my verneèren , Daar zyn verdiende ftraf zyn Volk hunn' pligt moest leeren ? Die ftraf, niy afgeperst, zou, by zo woest een geest, Weerhield me uw byzyn niet.myn antwoord zyn geweest. Mevrouw, word dus het hart'van uw' Gemaal bevreUw eigen hart zegt u hoe zwaar ge my beleedigt; Cmgd ? U , die, zo niet om my, en uit een zuivre min, (Z]n. Ten minfte om de eer, deez'Slaaf moest bannen uit uw' U,d c door traanen my tot gramfchap durft ontfteken; U, my noch waard genoeg om minnenyd te kweeken. ALZIRE, tegen Don Gusman. ö Wreede! Tegen Don Alvares. Gy, myn heil, fchoon gy zyn Vader zyt! Tegen Zamor. En gy, Alzires hoop en vreugd in vroeger tyd! Stelt u myn yslyk juk op 't levendigst voor oogen, En fiddert alle drie yan fchrik en mededoogen. Tegen Don Alvares en Don Gw.man. * Ziet hier den Minnaar, reeds, naar't vaderlyke woord, Eer iemant onzer van Europe iets had gehoort, Eet * Zy wyst op Zamor, C 4  jpi A '""l z i r t, \ Eer ons Kaflielje dwong, my tot Gemaal befchorcn. X>oor zyn gewaande.dood gmg dit Gewest verloren: Jk zag den ryksftoel myns aêlöuden Stams vernield, My overheerd, al de Aarde in llaverny geknield. Myn Vader, levens zat, van hartzeer afgeftreden, Zocht by uw Kerk zyn heul in deez' rampzaligheden: Zy is 't, by wier altaar ik in deez' naren Hond My zag gedwongen tot een heilloos trouwverbond, Daar my een gruwzame eed ten Bruigom heeft gegeven Den Moorder, die ontmenscht myn'Minnaar ft and naar 't leven. ■'kVerfta zo nieuw een wet, als de uwe, licht verkeerd; Maar 'k geef myn deugd gehoor, die my neri pligt my leert. Ik min u, Zamor! 'k ben 't verpligt; ik heb 't gezworen : Maar, na myn' laatften eed , hebt ge uwe Bruid verloren. Tegen Don Gusman. ó Wreede, die me uw Gade, of eer uw Offer acht! Ik ben voor u ook niet , die't mens^chlyk Recht verkracht. Wie van u beiden is't, die zich op my durft wreken? Wie durft Alzires hart, aan hem ontrukt, doorfteken? Wie my, aan Zamor en aan Gusman ongetrouw, Altoos een doemenswaarde cn hoopeloozc Vrouw, Verlosten uit deez' ramp? wie 't onheil van my wenden Dat'ik myne eeden moet omtrent u beiden fchenden ? Gy, Gusman, reeds befpat van 't bloed der mynen ; gy , Tot bloedvergieten meest bekwaam, zult best op my Hat Recht des hu wlyks en der liefde wraak verfchaffen: ■ Wees ééns rechtvaardig, dooreen Schuldige te ftraffen. DON GUSMAN. V'oe! gy misbruikt noch, door 't verzwaren van uw fchuld, Myn  T R E U R SP E L. 41 Myn goedheid, u betoond ! gy tergt noch myn geduld' Maar gy begeert uw ftraf; ik zal ze u doen verwerven; Terftond zal, tot myn wraak, myn' Medeminnaar Aerven. Myn Wacht! ALZIRE. ö Dwingland ! DON AL VA R E S. , Denk, myn Zoon! wat gy verricht: Denk aan zyn rampen ; denk wat ik hem ben verpligt, Hoe yslyk is myn Haat ! ik gaf den één' het leven, En de ander fehonk het my. Gy beiden doet my beven, Myn Zonen! Ach ! dar.u die tedre naam verzagt'! Geeft op 't rampzalig lot eens gryzen Vaders acht ;• Laat my... ZESDE T O O N E E L. DON ALVARES, DON GUSMAN, ALZIRE, ZAMOR, EMIRE, DON ALOKZO. Gevolg van Don Gusman. DON ALONZO, tegen Don Gusman. Daag op, myn Meer! aan 't hoofd van uwe HefDeVyand oyprftroomt deze omgelegen velden: C^en. Hy, vol van trotfen moed, rukt, onder't woest gefchal Van „ Zamor! Zamor!" fterk gewapend , naar deez' wal. Met üczen naam, door hen als heilig uitgeroepen, Vermengt het ipeeltuig zich van die barbaarfche troepen: Hun fchfrden, louter goud, hun ramlend wapentuig, Doen 'i aardryk davren, by 't gedurig krygsgejuicfi. Zy fireven voort, in orde, iri dichtgefchaarde benden, C 5 Met  4» ALZIRE, Met krygsbehendigheên, die zy voorbeen niet kenden: Zo leert dit Volk, fchoon korts des aardryks vuige last, Van ons de groote kunst die Waereldbeerfchren past. don gusman. Welaan; men doe ons ftaal ben flechts in de oogen blinken; Men zal hen in hun Niet weêr yJlings wegdoen zinken. Kaftieijes Helden, wyd geducht door't krygsgeweer! Dees Waereld wierd voor u gefchapen, gy , om de eerDit Volk,om, (laafsch verheerd , op uwen wenk te draven. zamor. i Ha, Stervling, ons gelyk! wy uw geboren Slaven? don gusman. Men fleep' hem weg. zamor. Tiran , die de onfchuld brengt in nood! 'k Verdedig my met recht; en fleept ge my ter dood? Tegen de Spanjaarden, die hem omringen. Zyt gy dan Goden? wilt ge u nimmer zien beftreden' Maar, met ons bloed bevlekt, door ons zyn aangebeden ? don gusman, tegen zyn Gevolg. Volvoert myn' last. alzire. Myn Heer! don alvares, tegen Don Gitsman. Denk, waarde Zoon! dat hy Uw'-Vader hoedde. don gusman. Ik denk op 't overwinnen , my Dooruwenmoed geleerd: ik wil myn'wraaklust boeten, , En vlieg naar 't Muitgefpan. Z E.  TREURSPEL. 4J ZEVENDE T O O N E E L. DON ALVARES, ALZIRE, EMIRE. ALZIRE. Ik werp my aan uw voeten. Alzire doet dees hulde aan uwe deugd, myn Heer: Het is voor de eerfte maal, dat ik my dus verneêr. Op dit elendig hart zy de eer uws Zoons gewroken; Zyne Echtgenoote heeft haar woord, h'aar trouw verbroken. (raên » Maar dwing haar niet: moet ik myne eerfte trouw verWilt gy , dat ik myn hart aan Gusman toe zal ftaan? Leeft Zamor niet? was 't reeds aan Zamor niet gegeven? Js Zamors deugd niet groot ?zoud ge anderszins noch !eVergeef my ... Ik bezwyk uit doodelyke fmart. (veil? DON ALVAP.ES. *k Heb noch voor u, Alzire, een teder vadershart: Het fpreekt voor Zamor; 't (preekt voor u; 't beklaagt U beiden: Maar na uw' echt,zyt gy van Gusman niette fcheiden. Verwek in myn Gedacht geene yslyke ongeneugt': Gy leeft voor u met:wees myn Dochter;wees myn vreugd. *k Weet, Gusman was ontmenscht; zyn wreedheid krenkt myn zinnen: Cnen. Maar 't is myn Zoon; 't is uw Gemaal ;by blyft u minMisfchien verzagt uw deugd in't eind'zyn' wreeden aart. A I. Z I R E. Ach ! dat gy Vader van myn5 waarden Zamor waart E Einde van het derde Bedr-jf. VIER-  44 ALZIRE, VIERDE BEDRYR EERSTE T O O N E E L. DON ALVARES, DON GUSMAN. DON ALVARES. Mvn Zoon, verdien die heil door ware beldenfiukken. Gy h:bt uws Vyands moed en menigte doen bukken; Van al dat Volk, ter wraak naar deze flad gefpoeid, Is de éénc helft geveld, en de andre helft geboeid. Ach! dat geen wreedheid de eer van uw' triomf verduister'! De goedertierenheid ftell' haar in fchooner luister! .Ik ga 't verwonnen Volk fluks byflaan in den nood, Vertroosten in den ramp, behoeden voor de dood. Voldoe uws Vaders beê, door weldoen , door vergeven : Spaar, als een Christen Held, uit deernis, Zamors leven. :Zoud ge onbeweeglyk zyn van aart? blyft gy verblind ? Zult gy nooit leeren hoe men harren overwint? DON GUSMAN. Gy grieft het myn'. Beveel me op 't bed van eer te flcrven; Maar laat me een wraak, die zo rechtvaardig is, ver-werven. 'k Word door Alzire, 'k word rfo.or Zamor fel gefard. Ik hem vergeven ! Die Barbaar bezit haar hart. DON ALVARES. 'k Beklaag hem des te meer. DON GUSMAN. Wien? hem? Gy hem beklagen? Ach! wierd ik dus beklaagd, geen dood zou my vertfagen, DON  TREURSPEL. 4S DON ALVARES. Word gy dan noch vervoerd door toomeloozen fpyt? Gevoelt gy noch de (mart van dollen nnnnenyd? DOK GUSMAN. Moet ge in my alles, zelfs myn' minnenyd, weêrfpreken ? Hoe! llaat myn yver om rechtvaardig my te wreken, 't Naturelyk gevolg van 't fmarteiyk gevoel Der U'elykfte fchande, u,v lcbcrp vervvyt ten doel? Myn uoodiyk hartzeer kan by u geen deernis vinden! DON A LVAR ES. Verzagt uw kwelling, door uw driften in te binden. Alzire is niet ontbloot van deugden: terg haar niet; Maak, door zagtmoedigheid , een einde aan uw verdriet: Haar hart, van dit Geuest iets ruws noch bygebleven, Zal fier 't geweld weêrftaan , gehoor aan zagthcid geven. De minzaamheid vermag veel meer dan ftreng gebiên. DON GUSMAN. Ik haar noch vleijen! ik die trötfe Schoone ontzien? Ik myn' onlydbren hoon door minzaamheden dekken. Om zelf tot nieuwe fmaad haar fioutheid opte wekken! Betaamt u niet, zo gy voor myne glori waakt, Te deelen in myn' fpyt, dien gy zo heftig wraakt? 't Vernecrt my reeds te veel, aan een Slavin tehuwen, Die my trotfeert * my haat, niet veins"t van my te gruwen; Die, voor myn oog,een'Slaaf haar fnoode drift belyd; En die ik echter min, tot overmaat van fpyt. DON ALVARES. Uw liefde is wettig. Maar bemin niet ongeduldig. Dooj  46 ALZIRE, Door de eêlfte drift zelfs, niet geregeld, word men fchukiiir. ,n (ftaan, Beloof my voor het minst, myn Zoon, niets te onder'i En zy gy anderwerf u hebt met my beraên. DON GÜSMA N. Wat is 'er, dat een Zoon zyn' Vader kan ontzeggen? 'k Zal voor een wy 1 myn' toorn, om u, aan banden leggen. Men verge my niets meer. DON ALVARES. 'k Begeer Hechts tyd. DON GUSMAN, terwyl Don Avares vertrekt. ó Smaad! Myn wraak te zien vertraagd! te minnen die my haat! De woeste Zamor my tot minnenyd te dwingen! Die Muiter! ten van die verachte ftervelingen, Genoegzaam onbekend by 't Europeesch Gedacht! 'Een Peruaanfche Slaaf, naauw' voor een' mcnsch geacht! TWEEDE T O O N E E L. DON GUSMAN, ALZIRE, EMIR E. DON GUSMAN. ójHcmel! 'k zie Alzire. A L Z I R E. 1 A I ik ben 't; het is uw Gade, 't Elendig Voorwerp van uw liefde en wngenade; Die u niet minnen kon , u bevend' moest ontzien; Die u beklaagt, u hoont , en fmeekt aan uwe knien. 'k Heb, 't zy men 't zwakheid, of grootmoedigheid moog' heeten, ' ■ U  T R E U R S P E L. Ü niets ontveinst, myn min tot Zamor u doen weten; En.myne oprechtheid, zo gevaarlyk in deez' nood, Die deugd, indien hy derft, is oorzaak van zyn dood. Mynftoutfieidzai noch meer verwondring u verwekken: Uwe Egaê durft by u hem tot een voorfpraak ftrekken. 'k Acht Gusman,die met de eer van oorlogsdaênzich vleit. Niet onbekwaam te zyn tot edelmoedigheid : Ik oordeel,'dat zyn hart, door 't wrakeloos verfchoonen Van z>nen Vyand, zich uit eerzucht groot kan toonen. Zo hoog een deugd zou ons noch meer aan't harte gaan, Dan al de luister van ons goud den Kalliljaan. Laat dan de reden op uw wreedheid triomferen: Deze omkeer in uw hart zal 't myne doen verkeeren, Uw' echt verzekren, my verpligten tot ontzag, Zo'tpoogen Hechts de plaats der min bekleeclen mag. Vergeef me; ik dwaal van 't fpoor. Licht ging my in 't beloven, Cboven. Maar niet in trouw, een Bruid uit Spaanfchen Stam tc Zy had bevalliger gefchreit in haar verdriet: 'k Heb hare aantrekklykheên en hare zeden niet. (ten, Door myne een vouwdigheid , te oprecht in myneklag- Terg ik u meer en meer , wiens toorn ik wil verzagten» Gy zaagt, wierd ik door u op de eêlfte wyz' verpligt, Hoe verr' dit fiere hart door kracht van weldaên zwicht. DON CdSMA N. Indien de kracht der deugd uw driften kan betoomen, Zo volg haar voorfehrift zelf; maar ken haar eerst volkomen : Sla onze zeden gade, eer gy die laakt, Mevrouw: Denk, dat ze uw pliglen zyn,bezworen by uw trouw. Heï  48 A L Z I R Ej Het is uw eerfte pligt, myne achting weêr te winnen; Een denkbeeld , dat my hoont, te bannen uit uw zinnen; Te toonen dat onze eer u aan het harte gaat; Geen' Medeminnaar ooit te noemen, dien ik haat; Om hem befchaamd te zyn ; en, zonder rcgenfpreken , Te wachten of ik my op dien Barbaar zal wreken. Denk, dat uw Echtgenoot, door u te fel gehoond, Indien hy u vergeeft, zich groot genoeg betoont. Ik ben , meer dan gy 't waant, gevoelig voor uw klagten ; En 't voegt Alzire niet, my onverbidlyk te achten. .DERDE T O O N E E L. « AX.Z1RË, EMIRE. EMIR E. Hy mint u ;zyn gemoed zal 't fineeken niet weèrftaan. ALZIRE. Helaas! zyn minnenyd zal Zamor doen vergaan. Ikzelf breng Zamor om , door 't yvren voor zyn leven : Ik heb't vooraf ge vreest. Wat heeft uw hulp bedreven ? Kunt gy hem redden ? hebt ge, opdat hy vlic', bedekt DenKrygsknccht omgekocht»uie hem tot wacht verftrckt? E Ai IR E. Het blinkend goud verleid der Kaftiljanén zinnen: Ik wist(_ftel u gerust,) des Krygsknechtshulp te winnen. ALZIRE. ö Hemel! u zy dank, dat niet ten allen tyd' Dat fclgevloekt meraal tot ons verderf gedyd ! Men fpiil' geen oogenblik,' of alles waar' verloren. EM U  téeursPel. 4$ EMIRE. Maar heeft men Zamor dan een vvisfe dood befchoren ? Ën, zo tot zulk een woede uw Dwingland overiloeg.,' Zotl Alvares, de Raad.. ? A L Z l R É, 'k Vrees alles; dat 's genoeg, Dit Volk,'t geen woest zich durft aan bloedige eer vergapen , Waant dat dees Waereld voor hun wreedheid is gefchapen; Dat ze, onze Koningen geboren, 't Recht voldoen, Zo ze op een'Voist des Landsals op een'Muiter woêrl. ó Gusman! ö Barbaar! 6 Raad van Moordenaren! Gy dreigt de onnoozelheid; Alzire zal ze fparen. Wat mart die Krygsknecht lang! Wat angst houd my èmire. (bekneld! Mevrouw, hy kan noch niet verlchynen met den Héld: De dag is naauw' voorby; de nacht moest de aard' be trekken, Om niet haar duisternis uw ftout befiaan te dekken. Wacht dat de Moordenaars, die dronken zyn van bloed, Verwonnen door den flaap j geheel zyn afgewoed. ALZIRE. Kom; laat ons in der y 1 dien Krygsknecht byftand bieden i En myn' verdrukten Held den kerker doen ontvlieden. emire, Cephanc komt ons voor, en leid hem met zyn Wacht. Indien men u ontmoette in 't midden van de nacht, Gy zoud, met fchand' bevlekt e alle uwe glori derven. , ALZIRE. Naen, 'c waar' my fchande, liet ik Zamor hulploos lïérvén. D Di«  5« ALZIRE,' Die glori, vreemd by ons, waarmeS men't kwaad verbloemt, Is flechts een hariènfchim, verkeerd een deugd genoemd; Een zucht tot eer, geen zucht om 't eerlpoor in te treden ; Een affchrikvan 't verwyt, niet van doemwaarde zeden. In dit eenvouwdig oord, Emire, is my geleerd Naar zuivre deugd te ftaan , fchoon ze ydleu lof ontbeert. Myne eer is in myn hart, en dringt me een' Held te Haken, Die,dervende alle hulp,... Maar 'k zie hem reeds genaken. VIERDE T O O N E £ L. alzire, zamor, emire. Een Spaansch Soldaat in hst verfchiet. j * alzire, tegen Zamor. 't Heeft alles voor u uit; uw Dwingeland verwint: Gy fneeft, zo ge in de vlucht geen fpoedige ui tkomst vind; Vertrek; laat deez' Soldaat in 't vlieden u verzeilen: Poog dus de Moorders in hun hoop te leur te ftellen. Gy ziet myn' feilen angst in uwen hoogen nood. Spaar myn' Gemaal een' moord; voorkom uwe eigen dood-, Laat ons elendig Volk niet om dien gruwel zuchten. *e nacht, Amerika, 't noopt alles u tot vluchten. Heb deernis met uw lot, en vorsch het myn' niet uit. zamor. Gy zyt Slavin eens Beuls; gy zyt eens Christens Bruid; Gy hebt my teêr bemint; en gy verbied my 't fterven ! Welaan ; 'k gehoorzaam u : maar durft gy met my zwerven ? 'k Heb, zonder troon en hulp, u, tot myn wreede fmart, Niets  TR EURSPEL. gi Niets aan te bieden, dan woestynen, en myn hart. Voorheen wierd u een kroon door Zamor opgedragen. alzire. Denkt gy dat Zamor om die kroon my kon behagen? Wat heeft de waereld, dat gelyk aan Zamor is? Myn ziel volgt u alom in 't naarst der wildernis; Terwyl ik eenzaam hier, vol yzende gedachten,' Door onverdraaglyk wee verteer in bittre klagten, En wroegend' fterf; ik, die myne eerfte trouw verzaak; Die trouw aan Gusman zwoer, en noch voor Zamor blaak. Vertrek ; en voer met u myn zielgëluk, myn leven: Laat me indeelende van een'pligt, my voorgefchrevehó ö Zamor! 'k moet zo wël myne eer als u behoen, My beiden even waard ; eh wil myn' pligt voldoen. zamor. Wat eer verhindert u, my als weleer te minnen? Wat Europeefche waan ontftelt in 't einde uw zinnen? Hoe! die afgryslyke eed, uit wreeden dwang verrichtDier Moordenaren Kerk, die u tot niets verpligt; Hun Leer', verdelgfter van de Goden dezer Landen, Scheurt u van Zamor af! ftelt u ih beulenhanden! alzire. 'k Zwoer plegtlg; dit 's genoeg: hun Kerk gaat u niet aan* zamor. Uw etd, dat misdryf, doet myn hoop in rook vergaan ( Vaar wel: ik vloek hun Kerk; uwe eeden doen my grualzire. Cwen. Blyf... Welk een affcheid ! .. Blyf. D 2 55 a-  52 A L Z J . R E, zamor. 'k Wil Gusmans Egaê fchuwea* alzire. Beklaagmy, zonder dat meuw wreed verwyt bezwaar'» zamor. Dank aan uw' eerfien eed. alzire. Ik denk aan uw gevaar. zamor. * Wreede ! gy verzaakt een liefde, zo rechtvaardig.. ï 10 alzire. , ■vr .. . (waardig, ween; k nunu eeuwig; en dit maakt me op nieuw ftraf- Ach! viied. Begeert ge, dat Alzire uw dood aanfcbouw' ? Laat my alleen vergaan, na 't fchenden myner trouw. Gy blyft! en ziet hoe my uw groot gevaar doet vreezen! "Wat felle wanhoop draalt uit uw vertwyfeld wezen? è Zamor! zamor, in een peinzende gejlalte. Ja! 't moet zyn. * * Hy wil vertrekken. alzire. Hou ftand. zamor, Laat me a ontvliên. tiacnon alzire. Waarheen ? 1 -jirlo? zamor, , . Daar ik naar eisch my van dees vryheid dien'. alzire. Befef, indien gy iheefc, dat ik met u zal (lieven. za-  TREURSPEL. 53 ZAMOR. Kunt ge in dit gruwzaam uur noch plaats aan liefdegeven? Laat af: de tyd verloopt; ik moet my fpoên; 'k vlieg heen. Tegen den Soldaat. Gy, baan my 't fpoor. V T F D E T O O N E E L. ALZIRE , EMIRE. ALZIRE. 'k Bezwyk... Hy gaat, op myn gebeên^ Maar in wat wanhoop!.. Ach! hoe is my 't hart gefloten!.. 6 Gusman! 'k heb om u myn' Zamor dan verftooten! Emire , volg hem ,• vlieg; en meld me, of die Soldaat Met hem 't gevaar ontkomt, of fcbandlyk ons verraad. ZESDE T O O N E E L. ALZIRE, alleen. Een aklig voorgevoel verbystert myn gedachten. Wat uitkomst durf ik toch van Zamors vlucht verwachten? Zyn wanhoop dompelt my in doodelyken druk: Dees nacht voorfpelt my niets dan gruwzaam ongeluk. ö Christen Leer'! moest my dees rampfpoed overkomen Door uw Belydren? my, die 11 heb aangenomen? Schenk my de vrede, my beloofd voor uw altaar. Kan ik door liefde, meer dan uwe ontmenschte fchaar' Door ons onfchuldig bloed, uw heilige eer befmetten? Ik, die noch weinig weet van uw geflrenge wetten ? Maar zo ik fchuldig ben, dat ik alleen dan ly'! Dat Zamor veilig leve in 't hart der woesteny! D 3 Hoe!  54 A L Z I R E, Hoe! zou de Hemelheer, door u my aangeprezen, Slechts voor 'tEuropisch Volk een gunstig Meester we. Neen; ondanks al uw wee , Amerika ! hy kan (zen • Geenszins hun Vader zyn, en teffens uw Tiran: Neen;elk verwinnaar, elk verheerde, uit alle Landen, Al 't menfchelyk Gedacht is 't werkftuk zyner handen. Wat naar gefchreeuw jaagt my een' nieuwen doodfchrik' aan ? Wat hoor ik ? Zamors naam ? ó Hemel \ 'k ben verraên,.. 't Gerucht verdubbelt zich. Ach ! hy is omgekomen. ZEVENDE T O O N E E L. ALZIRE, EMIRE. ALZIRE. f~y (nomen; i6yt gy 'r, Emire? Ach! fpreek; zeg wat gy hebt vérRed me uit de onzekerheid. Is Zamor omgebragt ? EMIR E. Hoop niets: ach! Zamor is ontwyfelbaar gedacht. Hy, door 't geweer en 't kleed des Krygknechts, die hem leidde, Gewapend en vermomd ; hy, die op 't driftigst fcheidde Van dezen L.'idsman , die verbaasd naar buiten vlood ; Begaf uit wanhoop zich in zyn gewisfe dood. Al bevend'volg ik hem. Hy ziet de Lyfwacht, dronken Van bloed , by Gusmans zaal in diepen daap verzonken; En aan die Wacht kent hy 't verblyf van uw' Gemaal. Hy treed , op 't oogenblik, myns ondanks naar diezaal; En tot myn b'ttre fmart, ftreeft hy 'er yllings binnen, len yfclyk gefchreeuw verbystert myne zinnen : 'k Hoor  T R E U I R S P E L. SS 'k Hoor dat men roept, „ Hy fterv'!" Straks vliegt men in 't geweer. (-meer. Mevrouw, ontwyk deez' nood ; en hoop voor hem niets ALZIRE. Kom, waarde Emire! ik wil hem byfiand doen verwerven. EMIR E. Wat kan een tedre Vrouw verrichten ? ALZIRE. Met hem derven. ACHTSTE T O O N E E L. ALZIRE, EMIRE, DON ALONZÖ. Spaanfclie Lyfwachten. DON ALONZO. 'k Moet, op geheimen last, u kerkeren, Mevrouw. ALZIRE. Wat zegt ge my ? Barbaar! Sta af; ontzie myn' rouw. Hoe is 't met Zamor ? Spreek: is hy beroofd van 't leven? DON ALONZO. 'k Mag, in dit aklig uur, u niets te kennen geven, 'k Moet u geleiden. ALZIRE. 'Ach! dees wraak is veel te groot, ö Wreedaarts! red ge my terdond niet door de dood? Sluit gy, die Zamor moord , Alzire dechts in banden? Gy zucht! Ontroert myn lot uweyzren ingewanden? Uw hart, tot haat gevormd, barst zelfs in tranen uit' Komt; word myn dood verëischt, volgt uw' Tirans befluit. E inde van het vierde Bedryf. D 4 V Y F-  & ALZIRE, V Y F D E BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. alzire, Spaanfche Lyfwachten. alzire. Gy.die't baclal wilt doen voor uwe vierfchaar buigen, Qntmenschten! f.need ge, om my, noch nieuwe folterruigen ? Moetgy, die my verzwygt wat ramp my word bereid, My endloos moorden door dees wreede onzekerheid? Men kluistert, men bewaakt me; en wil my niet doen hooren Of my, uit wraak, de dood of't leven zy befchoren. Wanneer ik Zamor noem, verbleekt dit Moordgefpan; h Beefr alljs op deez' naam; dit Vloekrot yst 'er van. T IV E E D E T O O N E E L. montezo, alzire, Spaanfche Lyfwachten in het v£rfc!üet. AI.ZIRE. Myn Vader! 310 N TE ZO. Ach! hoe doet ons uwe liefde zuchten , Myn Dochter! zie, zie nu hare yfelyke vruchten. Ik fmeektcuw' Echtgenoot, zelfs in het holst der nacht, Voor Zamor; Alvares gaf aan myn bede kracht: Wy zagen yllings door een' Krygsknecht ons befprongen : ?*Was Zamor zcjf> m woede en wanhoop doorgedrongen: Door  T R E U R S J» E L. 57 Door zyn vermomming was't, dathy't gezicht bedroog: Een klingkwaminzyn vuist my naau wlyks onder't oog. De zaal inftuiven, ons voorby naar Gusman rukken, Hem overromplen , 't fiaaj hem in den boezem drukken. Kost flechts een oogenblik aan dien verwoeden Vorst, Het bloed uws Echtgenoots befpat zyns Vaders borst. Terfiond bied Zamor, met ontzag ter neer gezegen, Voor Alvares geknield, geheel bedaard, den degen, In 't bloed des Zoons gevervvd,den droeven Vader aan. ,, Door deze wraak (zegt hy,) heb ik myn' pligt voldaan : Voldoe-ook uwen pligt; 't voegt u naftiur tc wreken." Hy zwygt.en wacht dat hem de Vader zal doordeken. Dees, druipende van't bloed, zygt in myne armen neêr. Al 't Hof ontwaakt; fchiat toe; vliegt fchreeuwend' ginds en weêr: (kan ftrekken. Mén deipt fluks Gusmans bloed ; verzuimt niets dat Om door een wondre kunst zyn' levensdraad te rekken. Al 't Volk roept, dat men zich op Zamor wraak verfchaff', En u, als aan den moord ook fchuldig, met hemfiraff'. ALZIRE. Gelooft gy..? MONTEZO. Neen; ik heb van u geen kwaad vermoeden: Uw hart is niet bekwaam om zo ontzind te woeden: 't Kan dwalen ; maar't word nooit verrukt tot euveldaên: Gy dacht op 't onheil niet, uit uwe drift ontdaan. Jk wensch , 'k geloof het zo, verr' van u fchuld te geven : Maar ach ! uw Minnaar is 't, die uw' Gemaal doet fueven. Men zal u doemen, u doen fneuvlcn in de fchand': D 5 De  5? ALZIRE, De dooddraf, u bereid, verfcheurt myn ingewand, 'k Ga-fmeeken dit de Raad, eer my de finart doe derven, My tot de dood verwyze, u doe genaê verwerven. ALZIRE. Genade! aan my! van myn Tirannen ! door gebcên ! Doordouwen! door uw dood!.. Leef, leef om rn valleen, 'k Beklaag Don Gusmans lot, hoe fel zyn woede blaakte ; Maar meest beklaag ik hem dat hy 't zich waardig maakte. Vorst Zamor wreekte dechts zyn' onverdraagbren hoon. Wat eischt myn pligt? Dat ik hem doeme? of hem verfchoon' ? , (wringen: Ik zocht hem, ik beken 't.aan 't wreed geweld teontHy zal vergaan ; laat af my 't leven op te dringen. MONTEZ o. $ Hemel! onderdeun myn radelooze ziet. DERDE T O O N E E L. alzire. Spaanfche Lyfwachten in het verfchiet. alzire. D at my de weerwraak, eer men Zamor moord', verniel'! Moet ik dan 's Hemels hulp, die hulp der Christnen, derven ? Hun Leer' verbied my , door myne eigen hand te derven : 't Wierd door de Goön, die ik verzaakte, toegedaan. Wat misdaad is 't, van wee zich door de dood te ontdaan ? "Brengt, door de dood, natuur niet elk der menfehen t' onder? Heeft dit verwinnend Volk, gewapend met zyn'donder, 'tAfgrysIyk Recht om de aard'te ontvolken ?zo verwoed pns ongelukkigen te fmooren in ons bloed? En  TREURSPEL. sg\ En mag ik niet, uitnood . myn eigen bloed doen llroomcn? Heb ik op my geen magt, door ben op ons genomen? 6 Neen ; hun Leer' toont my, fehoon ik haar weinig ken, Schoon zy haar fehenden , waar, van waar, waartoe ik ben ... Maar ach! aan Zamor is de wreedfte dood bcfehoren. VIERDE T O O N E E L. Zamor geboeid; alzire. Spaanfche Lyfwflchten, in het verfchiet. zamor Men heeft, vooruenmy,de (Irafplaats hier verkoren. Een wrcede Bloedraad,die zyn' moordlust ilout verbloemt Met fchyn van Recht, heeft u met my ter dood gedoemt. Ach! myn wanhopige arm,die Gusman moest doen fneven, Trof niet gewis genoeg; die Wreedc is noch in 't leven. Hy leeft, opdat hy my, in u, het hart doorkerv', En, druipende van 't Bloed dat Zamor aanbid, flerv' Hy zal noch ééns de vreugd der dwingelanden finaken , Zieltogend' zyn gezicht in onze dood vermaken. Gy zult uit Alvares, hoe vreemd van gruweldaên, 't Verfoeilyk vonnis van dien Bloedraad hier verdaan. Ik dort u, door myn wraak, in de akligfteallerplagen. alzire. 'kZal derven aan uwzyde.envind geen ftof tot klagen. Gy mint my; 't is genoeg, fehoon zich de Ontmenschte wreekt. Men zegene de dood, die mynen echt verbreekt: Dit uiterfle uur verfchaft Alzire 't groot genoegen, Dat  6o ALZIRE, Dat ze andermaal u kan beminnen zonder wroegen: Zyfchenkt, van Gusman vry, diehaarverftoot en moord In 't einde u 't hart weerom, dat u noch toebehoort. Dees flrafplaats, daar de woede ons beiden zal veneeren, Is 'c outérdaar ik u op nieuw myn trouw zal zweeren, Terwyl ik , door myn dood , 't onwillig misdryf' boet' Dat my meinöedig maakte aan uw' ftandvasten gloed. Maar 't fchrikkelyklte wee, in 't fterven ons befchoren, Is, dat wc uit Alvares ons vonnis moeten hooren.' zamor. Die Gryza&rt komt; hy fmeit in tranend moi alzire. Hemel! ach! Wie, wie van ons gevoelt den yfelykfïen llag? Ach! wat Rampzaligen brengt hier het lot te gader! V T F D E T O O N E E L. don alvares, alzire, zamor. Spaanfche Lyfwachten in het verfchiet. zamor, tegen Don Alvares. 'k Verwacht van u de dood. Spreek, ongelukkig Vader! 'k Weet de oorzaak van uw komst: zeg my myn vonnis aan: (ftaan: Spreek 't onverfchrokken uit; 'k zal 'tonvertfaagd verDoe, zonder fiddring voor der heulen razernyen, Den Moordenaar uws Zoons.uw' Vrind.de doodlïraf lyên. Maar wat misdeed Alzire? om wat barbaarsch vermaak Stelt gy de Onfchuldige ten doel aan blinde wraak? Hoe! kon uw Volk in 't einde u in zyn woede ontfleken ? Kunt  TREURSPËL. 6i Kunt gy, ö Alvares! u onrechtvaardig wreken? Gy, de eenige uit uw Volk, die achting by ons heeft, Verzaakt dan de eer, die uw weldadigheid u geeft! Gy plengt onnoozel bloed! ALZIRE. Ja , pleng 't; ik (y 't geduldig- Wreek d us uw' Zoon, uzelv'; maar doem my niet als fchuldig. Ik, die aan Gusman ben verbonden door de trouw, Hem nooit verraên, maar als zyn GaS befchermen zou ; Betoonde hem ontzag; en, fehoon door dwang verbonden, Schoon ik hem haatte, ik hield myn trouw hem ongefchonden. 6 Vader! dat uw Volk myn daden pryze, of doem'} Uw enkel oordeel is voldoende tot myn' roem: Ik,by een hart, als'tuwe, in achting by myn fterven, Kan't ovrig'grootsch verlinaên,en verdre glori derven. Met Zamors leven zy het myne vry verkort. Om u is 't, niet om my, dat ik dees tranen ffort. DON ALVARES. Wat ftryd van affchrik en ontferming doet my beven.' De Moorder van myn' Zoon is Hoeder van myn leven. ö Zamor! ach! gy deed me een gift waarvan ik yz'. Hoe dier betaal ik u dat heilloos gunstbewys! (terge 'k Ben Vader, maar ook Mensch ; en hoe uw moord my Hoe de infpraak van het bloed my om voldoening verge, Hoe fel myn droeve ziel tot wraak worde aangefpoord, Uw weldaad fpreekt noch , en dees voorfpraak word verhoord. ,. . (jen, Gy, die myn Dochter wierd! zie, zie de tranen, vloei- Die  6i A ,L Z I R E, Dieopzoteêr een' naam myn doodsch gelaat befproeijen. 'k Ben nóch uw Vader: in 't afgryfelyk vermaak Van 't wreken vind het hart van Alvares geen' fmaak. 'kMoet teffens, door één' flag, die my van fchrik doet fterven, Myn Zoon, myn Dochter, en myn' Lyfsbchocder derDe Raad doemt Zamor, ja doemt u in grimmigheid, En heeft de wraak des Zoons den Vader opgeleit. Deez' dienst ontzeide ik niet aan hunne blinde woede j Ik volg hunn' wil, in hoop dat ik ü beiden hoede, 't Hangt all' van Zamor af. ZAMOR. Kan ik Alzire ontfiaan? "Waardoor? Spreek. DON ALVARES. Door 't geloof aan onze Orakelblaêri. Gy kuut haar, dooréén woord, met u de dood ontrukken: De Wet fpreekt allen vry, die voor onze outers bukken. Dees nieuwe Wet, waaruit een heilige yver ftraalt, Schynt tot uw veiliging ten hemel afgedaald, De algoede Hemel, die ons voorgaat in 't vergeven, Zal gunstig waken voor uw' beider dierbaar leven: Verwacht dat fluks de haat van 't Spaanfche Volk verdwyn': Uw bloed, hen heilig, zal het bloed huns Broeders zyn: Gy zult de flagen van hun wraak voorzeker weeren; Gy zult ('kfta daarvoor in), op uw gewenscht bckeerehj Alzires leven met het uwe zien behoed : ö Zamor! 't is van u , dat ik 't verwerven moet. Ontferm u over my niet minder dan voordezen; Doé  TREURSPEL. 6,3, Doe my de tweede maal u 't leven fchuldig wezen. Een Vader eisch t, voor 't bloed zyns Zoons,dat gy tergoot, ö Wreede! dat ge uzelv' beveiligt voor de dood. Verzaak met haar uw Goön: 't voegt u dien prys te geven Voor 't bloed vanmynen Zoon, en voor uw' beider leven. zamor. Is 't leven, ó Alzire! ons van zo veel waardy, Dat ik 't zou" kóopen voor zo laf een veinzery ? Zal ik, om Gusmans Goön, myne eigen Goón verzaken? Tegen Don Alvares. Wilt gy, meer dan uw Zoon, u mynen Dwingland maken ? Gy eischt Alziresdocd, of dat ik leve in fchand'! Had gy, wanneer uw lot gefield was in myn hand, Indien ik 't leven tot dien prys u had befchoren, De Goden van uw Land lafhartig afgezworen? don alvares. Ik had, niet min dan nu, al wat ik kon bellaan; Den Hemelvorst gebeên een gunstig oog te flaan Op Zamor, die, hoe verr' hy in zyn blindheid dwale, Verdient dat hem 't geloof der Christenen beftrale. z a M 0 r. Goön! wat ontroering!... Tot wat keur verwyst men my! Waartoe befloten? ach! tot wat verradery? Tegen Alzhe. Cyzen> Het geld uw leven, Jt geld myn Goöu ; die keur doet me Durft gy, die nóch my durft beminnen, 't vonnis wyzen? 'k Gedraag me aan u; en fehoon gy Gusmans Goden eert, Vleit Zamor zich, dat gy zyne oné'er niet begeert. AL-  (ze^i En komt, opdat ze, in woede, aan 't bloed van zyne Gade, En aan zyns Moorders bloed, haar felle wraak verzade! ZEVENDE T O O N E E L. DON GUSMAN, DON ALVARES, ZAMOR, ALZIRE, MONTEZO, DON ALONZO. Gevolg van Amerikanen en Spanjaarden. ZAMOR. Ontmenschten! fpaart Alzire; en woéd op my alleen. ALZIRE. Neen! dat een wreede dood ons alle drie veréén'! DON ALVARES. Myn Zoon! myn Zoon!... 'kBezwyk in zo vee! tegenZAMOR, tegen Don Gusman. Cpoedeit: Gy wilt dan tegen ons tot in uw uiterft' woeden! Zie't ftroomen van myn bloed ; zie Zamor (tergende aan ; Leer, leer van hem, de dood kloekmoedig ondergaan. DON GUSMAN. 'k Weet andre deugden, die üw woeste deugd verkleenen: Een ander voorbeeld ben ik fchuldig; ik wil'tverieenen. E Te-  €5 A | Z I R E, 't Tegen Do» Alvares. De Hemel, die my ftraft, vergunt me, op myn berouw, Myn Vader! dat ik u noch ééns voor't laatst aanfchouw'. Myn ziel, die vaardig is om 't ligchaam te begeven, Houd fland voor uw gezicht,... maar om una teftreven. Ik fterf; de nacht verdwynt; 'k verneem een hooger licht: 'kHebnooitmyzelv'gekent,dan nual'taardfchezwicht; 'k Heb,-tQt,dit-,n93JnDiT Syl^lll'ia " faUns» o Vyand' leef; wees vry: befef wat licht gy derft,^ Leer wat een'Christen past; zie hoe een Christen flerft., «nfioD rty_s atv r ' : Vervolgende, terwyl Montezo hem te voet valt. ■ 13Qg Montezo! Volken van Amerika! myn goedheid (Bedenkt dit,) overtreft myn bloedige verwoedheid. Vertoont uw Vorsten, dat de Christnen, om hun Leer', Verdienen dat hun Wet dit blind Gewest regeer'. Tegen Zamor. (||^ Zie nu hoe verr' Natuur voor't waar Geloof moet zwich- Daar u de dwalingen tot wraak en moord verpiigten, Verpligt de Waarheid my, die door uw woede fneef, ÓZa-  T R EUR S P E L. 6f 6 Zamor! dat ik u beklage, en u vergeev'. ïiqO ,W%« alvares. cwyke(j> Uw* deugd heeft, waarde Zoon! niet voor uw moed te .neveyd HreétogHafrMlM 8'hissv • ,U> Verbazende ommekeer! doorluehte heldenblyken! ; JdoilissootZ AMOR, tegen Don Gusman. i>oft-$l Hoe! gy.wicns wreedheid my van wanhoop deed vergaart» Yv'üt my van wraakzucht tot berouw .dóen overllaan! .nogonrw zjou aift^r» (QPa^AiNasbno nairious nooQ Ik wil noch meer beitaan, ö Zamor! op uw zinnen; 'k Wilu,dooreedlendwang,uw' vyanddoèn beminnen. Alzire heeft, helaas! door mylie ohin'enschiyfcliéêii En de opgedrongen trouw, te fel een (mart gelcön. Dat deze veege hand haar hand vereen' met de uwe; Dat «we Alzire in 't einde aan haren Zamor huwe; En"dat by haar, by u, herfteld in hcerfunappy, Myn naam, verr'van gevloekt, kan't zyn.Vézegend zvl ; ngnoorlil^v uni ^Dm9f>fe23 tsirf 3tb .n&iïB^rnaff'Jt legen Don Alvares. TëriS&^t''Vader aan dèes heiTry^e^ftgeneote^ Men zorg' dat Zamors hart zy voor't Geloof ontfloten^ En zo de Waarheid hem doet afftaan van zyn Goön, Boet hy uw fchade, en is in Gusmans plaats uw Zoon» : "^zMÏÖr1. nev 09 Ik ben op 't hoogst ontroerd, en met myzelv' verlegen'j Hoe! doet de Christen Leere u zulke deugden plegen ? Een Leer', die Gusman zulk een pooging doet beitaan, Wint achting in myn hart, en wyst iets hemelsch aan. Men heeft my trouw en recht en vrindfchap zien betrachten : (ten. Maar dees grootmoedigheid eischt meer dan heldenkrachE 2 Ik  $8 ALZIRE, Ik zwicht voor zo veel deugds; 'k verfoei myn woede nu } En, om myn wraak befchaamd , bemin en eer ik u. Zamor werpt zich aan Gusmans voeten. ALZIRE.' Ik buig,'verrukt, my neêr; en verr' van u te haten, Myn Heer, zou ik voor u gewillig 't leven laten, Myn ziel, die tusfchen u en Zamor word verfcheurd f Met naberouw bezwykt, uw deerlyk lot betreurt, Erkent haar dwaling, daar uw deugden, zoverheven,... DON GUSMAN. Bedwing uw' tranenvloed; 'k heb alles u vergeven. Tegen Don Alvares. (om my Omhels uw' Zoon voor 't laatst. Ach! treur niet meer Leef lang gelukkig! dat Alzire u dierbaar Zy! Dat Zamor zich bckeere !... 1 k fterf,.. in dat betrouwen. DON ALVARES, tegen Montezo. Ue Hemel doet, in 't leed , ons zyn beflieraanfchouwen; En wil, dat ge u met my in zyne hand beveelt, Die wel gevoelig Haat, maar ook genadig heelt. 1 1736. EINDE,