1095 F 85  1 f~>nXATSCa' DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEtY. Pi~ Catal. bi. Geschenk van Tooneelslukken, 1841.  D E ONVERWACHTE REDDING»   D E ONVERWACHTE R \ E J} I> I H G» T 0 0 N E £ L 6' P E Lt IN D li I £ S £ B R IJ V E Ni £pjet vertaald.} ■ ' I t u G O U D ^f, sjj H. L. van BUMA, 1796,  i57 utile, luccdt; fi non., pereat»  AAM DE BESTUURDEREN en LEDEN VAN HET TOONEEL-G EZELSCHAP DE EENSGEZIND HEI Dy te GO U D A, ouder d,e Zinfpreuk: Tooneelkunst leerdt 'den menscb, de deugd van ondeugdfcheidsnt Zij kan den Sterveling , óp 'e pad van braafheid leiden. word dit Tooncelfpel DE ONVERWACHTE REDDING, t O E G E W IJ D; ■ D O O R. E £ ff AANSCHOUWEND L I I).  VOORBERICHT. :jd is mij kt denkbeeld,dat elk mensch zoo veel hij kan, weikzcuim zijn moet, om op alle mooglijke wijzen -, eenig nut aantebr cngeii, mij phgtmatig voorgcko;,;e;t; en 'hier aan gehoor geevende, heb ik aandrift en moed verkreegen, om het te durven wagen, eérn proej te nee^cn , of het mij wilde gelukken in den legenwoordigen fmaak der Tooneelkunde , aan mijne begeerte, om beiden, nuttig ie zijn en te ver* maken. ie voldoen. Bene in de Dagbladen opgegecvene gebeurtenis.. ie Alexandriën, over welker al of niet echtuid, ik wij nid '■itlate, wegens den groot en Bu< .naparte - gaf mij aanleiding tot het vervaardigen va// dit Tooneelipcl. De ongewoonheid om in dit vak te werken , deedt mij met ecnigc Kunstvrienden raaelpleegen, welke jk voor hunne aanmerkingen, en tiet aan hun ovcr- ö  VOORBERICHT, vn gelaat en werk , hel naar zien der Proeven , openlijk mijnen dank betuig, terwijl alle ver tere bejeheidene, en ie rokwijzende beoordeelingen, mij, die gaarne leeren wil, aangenaam zijn zullen- in hope, dat ik met dezelven onderfleund, vorderingen zal kunnen maken. Van zommige uitdrukkingen der kundigen, heb ik mij hier en daar bediend, die ik niet heb hunnen aanwijzen. Mag cleeze Proef der Deugd, Aanhangers en flandvastige Ver eer ers bezorgen; het vooroordeel doen mijgen , en veelen beweegen , om door jprcekende voorbeelden, onderweezen , nuttig te zijn, tol uitbreiding en bevestiging van goede zeeden, de eenige Iror van waarachtig Menlchen geluk, ik zal mij •van mijnen ai beid niet beklagen, mijn hartewensch "serhoordt, •» mijn (hel bereikt zien. »E SCHRIJVER.  P E R S O O N E N. s o L i m a Pf, Bevelhebber in jiiexandriën s a l a d ij n. "ï yMder - Bevelhebbers. 0 r. a s m ij n: j 1 b r a h i m. mus t.'a p Ij a. l u s i a n a n, een Franscb Koopman. r, o u i s e , -zijne Dochter. V i c t o r , Opperbevelhebber der Frntifcbeii. almanzor, Fransch Officier , zj/i Vriend. » e n e e d i f. n d e. s w ij g e n d E . Turkfihe Wac bten. fienige Officieren.  b e O ft V E RW AC H Tl REDDING, t O O NE E L Si? EL. EERSTE B E D 8. IJ F. EERSTE T O O N E E L. (Het Tooneel verbeeld den Thuin des Bevelhebbers.') S O LIMAN en SALADIJN. S O L I M A N. ïïoe vrolijk is do lagchcnde Natuur rondom mij! maar Saladijn , in mijnen boezem , heerscht cene bekommerende droefgeestigheid. Geheel op U vertrouwen ftellendo , wil ik , zoo veel moogclijk , met U raadplegen. »— Gij fcondt mijne, mij heevig wegfleepende driften! Weet dan, dat dezelven in eene verbazende gisting gebracht zijn, door eene zonderlinge ontmoeting. Óp ccne mijner wandelingen , zag ik Louife , de dochter van Lujignan, en werdt, als door eenen blikfemllraal ge rotten ! 6 Saladijnt die zielcreffeude blik, die tartlchókkende , leevcndige, -alles als doordringende oogen , die goddelijke houding ,  U DE ONVERWACHTE REDDING. die betoverende bevalligheid! (mstGuitr) die fchroomvolle doch echter inneemende, vleijende, verrukkelijke, onbefchrijffelijke vvclluideritieid van item ! o dat alles , heeft mijnen geest vcrwardt! De ücfraligite fpraak, de grootfte aanlokkelijkheden Van mijn Scrrail,dat van gcenc fchoon. hecden beroofd is , zijn voor mij , tergingen der liefde, Louifj's beeld, zweeft onophoudelijk voor mijtte oogen; in deii droom zie ik haar, en mijne verbeelding is bij de ontwaking, nog naauwlijks van 't bedrog diens drooms, overtuigd; zonder Louife kan ik niet leven! — Zou haar Vader! een Ongelovigen, een Franschman, niet tebeweegen zijn, om van zijne Dfchter aftcihan! — Hoe, gij peinsd! — Hoe, gij blijft koel! onverfchillig !.. .. s A I, A D IJ IS'. Mijn Bevelhebber! gij zijt mij dierbaar ' ik heb mij nooit aan iets onttrokken , 't geen uwe genoegens kon vermeerderen; ken mijn hart, hé: is aan U verpand, zonder ondeugend te zijn. Geloof mij, ik behoor niet onder dat aantal van ongevoelige vertrouwden , van zoogcuaam' den Vrienden, die alleen zoo lang Vrienden blijven, als men hun vleijeCd ffreelt, en zij voordcel trekken'; maar die bij de minste zwarigheid, hunnen Weldoener ondankbaar vergecten : Neen! mijn hart (laat voor U, en ook aües wat in mijn vermogen is , wil ik aanrenden , om uwe genoegens uittcbreiden ; maar onze vriendfehap is op braafheid gegrond , wil zij anders oprege zijn. Tk kan dcrhalven volftrekt, geenc verkeerde , voor U nadecüge zaak begunstigen , dan zou ik U laaghartig vlëijen , arg listig bedriegen, een fchandclijk Ver/ader, in plaatfe van een Vriend ziju.  T O O N E E L S P E L. s- o l i m a n. In dit vertrouwen vcrkcerende , wil ik uwqn raad in- necmen! sa l A d ij iv. \ Dl'ar nlct P'j d"s infremd, zal ik onbefchroomd Ü mijne gedachten zeggen. Als Mufclman keur iic uwe zoo ftefke liefdé Voor. E-uife nauwelijks :^oed <- en daar en boven vrees ik voor 't misbruiken der middelen , diegij in ha.gd.en hebt, en waarvan gij rj , bjj >t woedcn ^ driften , zoudt kunnen bedienen. - Immers hoe verward is niet reeds uw geest , daar gij mijn peinzend gelaat ten kwaden duiden , en geloven durfde, dat een Vader, zoo gemakkelijk van zijne Dochter afftaat? Met één woord dwang in liefde, is eene hatelijke werki rr, die de grootft» rampen baardt , gij zoudt daar door wel js waar, uwen wellust bevreedigen, maarzoo ik mij niet bedricge, is uw hm , op eene buicengewoone fterkc wijZe , door Lculfi getroffen; achting, die bron van ware toegenegenheid, achting, door de gunstigftc berichten , van haar vrolijk en aanminnig gedrag geboren , blaast bij rj , in volle heelheid , het vuur der liefde aan — doet U„ S o L i m a n. Uwe denkbeelden zijn mij te koel! Sa'adijn ^ gij raij uwen raad geeven , maar uwe huip weigeren ? s a l a d ij n. Neen 1 op den begeerden prijs , kan , nog mag ik U , h.et van dienst weezen , gij loopt gevaar, om naar geweU dige m ddelen omtezien , en hier van gruw ik. Zoek h,ar langs billijke wegen, die IJ bctanjtfn; geweld is, ik blijf hier bij, met dienstig voor uwe eeri  4 DE ONVERWACHTE RÉDDllNfG. s O l i m a n, driftig. ' Hebt gij reeds het vergif der Franfchen , der Ongelovigen ingezogen! — Mabomet vedaten! — moest ik mé kieschheid wantrouwen? moet ik V verliezen ! Defteni der driften fpreckt, haar alléén hoor ik. louife'. bekoorlijke Louifel moet, her koste wat het wille de mi ju e zijn i (Je mijne ! ja ! ik woede ven liefde , ik s a i, A d ij n. Hoe! Moordt alléén naar drift, en uvV roem gaat mij ter harte ! denk eens na; uw toefri zal door de middelen" van geweld lijden. LoÜife veracht den Propheet, is onbekend en afkeerig van onZe zeden ; lévérd uw Serrail U geene wellusten , door Mabomet toegeltaao , volleedfg op ? geweld of list óm Lóuffe té vermeesteren , zouden U , éri iliij , zoo ik daar in meede werkte, ontccren. s o t i m a y. 't Is wel ! ik kan uwe tegenfpraak niet dulden, vermijden wij verdere gistingen , verlaat mij. (ter zijden^ Hij diendt mij niet. •i— s a L a D' ij N. Uw wil, is mij een wet , ik zal vertrekken maar overweeg bij bedaarder oogénbiikken mijnen raad; vergeet ftweh roem niet , en laat m>jne taal , zoo ik U nog dierbaar ben, uwe nadenking waardig zijn. s o i. i m a n. (Orasmijn ziende aankomen!) Blijf! hoor wat mij Orasmijn zal raden.'  TOO NEELSPEL. 5 T IV E E D E T O ONE E JL. P 0 1.1M A N , SALAPIJN, p R A f M IJ N, o r a s m Ij n. (geveinst eerbiedig.) M']'11 Vorst! mijn Gebieder! gantscb Jie^andriën hee§ nee oog op U geflagen; men pist naar de vermoedelijke reden, van uwe kwijning, die U, uwe gewoone vriendelijke houding doet ve, liezen; js 't waar, dat eene bevalligheid onder de Ongelovigen, die om Koophandel te drijven , hier geduld worden, uw genoegen ftoren kan? Is 't waar, Op eene» meer vleijenden tam) dat gij, hier door alle verniakelijlcheedcn vaarwel zegdr ? SA L AD ÏJ Np Hoe, verraadt gij den roem van Soliman l hoe, wilt gijde reeds blakende vlam van liefde kragtiger doen woeden, om hem aantezetten tot onderneemingen * die hem onteeren! o r a s m ij N. Ik zie door het masker heen, waar mede gij U bedekt, laffe Ziel! Soliman zou iets begeeren, en een Ongelovigen , die in 't midden der Muzelmannen verkeerdt , zou ftraffcloos, hem zijne Dochter duiven weigeren? wat baten zijne klachten? wel Verre van Soliman te onteeren, is het hem hoog fchatten , wanneer ik hem rade, zijn gezag te doen gelden. S A L A D IJ ff. Ik ken IJ , laagkruipende Vleijer ! die alleen op voordeel loerdt! -mijn Vorst! denk na, en overweegt wie v» ons uw vertrouwen verdiendt. vaart wel. (Hij vertrekt.) A ? so.  6 DE ONVERWACHTE REDDING. SOLIMAN. Ik heb uw beider taal gehoerd, 0 zucht tot roem I ó drift der lief le! wiezai zegepralen ? ... Louife>ibeeM vcrfchijndt mij ! — dat men mij-; en roem zou veel fparc, als mogePjk ( zij I de liefde oyctwlndt ! ja Orasiüi/n < gij gcefc inij t leven weder. Geen enkel oogcnblik is voor mi j, zonde! Louifi gelukkig! Raadt mij, en 't zij gij geweld of list moogt kiezen, om Loülfe., zender vee! opichudding, in mijne magt te Bréngen , gij kunt op mijne hulp vertrouwen, gij zult niet enbeloönd blijven. O Ie A S II IJ N. ■ Wie heeft geen medelijden met uwe kwellingen? hoe gelukkig voor mij! kan ik die weghèemen ! SOLIMAN. Ó Loulfe.' waardig voorwerp mijner hevige liefde! aan ü ie denken, is mij eene zaligheid! Maar hoe U te ver1' ijStfn ? Orasmij»! hot moeijelijk is niet die onderneemi:!,;! mijn roem, van rechtvaardigheid te beminnen . mijn roem, in het Volk van dlexanHrlën, niet te verdrukken, zal verduisterd worden. Zij die ik bemin, is, doorliet Be-ftüür van haren Vader, door de vcrfchillen in onze zeden, van mij gefehelden ! ! — Dit zijn zwarigheden , die mij, voor't gelukken van ccnig plan , doen vreezen? Maari heb ik aan den wéllust mijne offers toeg-ebragt ! voor/...-//., wil ik leven, zij zal mij eene andere tUaelaHe zijn! wat lijdt mijn hart! . .. Wijkt van mij, akelige denkbeelden ! — Ik zal Loulfe bezittel Loujfi l of de dood! ja dedood mooge mij treffen, maar voor dat ik fterve. zult gij, bekoorlijke! de mijne ziju ! fri de mijne! „ Beraad ü Oras. I tnijnl ik ga verftrooijing zoeken! ■ , • oh.as- I  T O O N E E L S P E L. 7 O R A S M IJ N. Ik zal alle mijne listen in 't werk itcllen , vertrouw U op mij. (Soliman vertrekt) DERDE T O O N E E L. O A S M IJ N , MUS T A P II A. O R A S II IJ N. \JPij komt ,of gij geroepen waardt; mijn plan , om den Frank te verderven, kunt gij doen gelukken, ik ben op den weg, ja Vriend 1 ik heb Saladijn, die Soliman beftermdc, met de denkbeelden van rechtvaardigheid, verwijdert ; hij heeft mij een plan , om Lujignaips Dochter in zijne magt te krijgen , vollecdig tocbetrouwd ! zijn val is nabij ! hebt jij hun bcfpiedt? weet gij, dat hij op de overwinning zijner Landgenooten ftout wordt. De Franfchen planten overal de Vrijheid; aan den boord des Nijls, denkt hij, dat dit ook zal gelukken, Lajïgnnn's dood is bij mij befloten, en zijne Dochter, zal in Soliman's magt komen, of mijn naam,-Wijve geen Orasmijn! M O S T A P H. A. Getrouwe Muzelman ! lang heb ik willen befpieden, om aan uw verzoek te voldoen, maar alles wat ik heb aangewendt, om mij op de eene, of andere wijze, bij dien Ongelovigen intedringen , is mij mislukt. Hij is wantrouwend van aart, vooral bezorgdt voor zijne Dochter , die hij hoogfehat, en welke zoo fterk aan haaren Vader verkleefc is j dat , zoo mij bericht wordt, zij alles, alles voor A 4 hem  IS DE ONVERWACHTE REDDING. hem zou doen. Vergeef mij, ik heb nu deeze, dan geene hsten gebruikt , maar vrugteloos ; de Frank, alles wantrouwende, heeft geene bedienden, alleen nu en dan, eene Vrouw, die de huisfelijke beezighceden, en marktgangen doet; maar met deeze kan ik ook niet te regt koomea. O R A S ii IJ n «oo lang gewerkt voor mijne wraak , en dan nog niet verder gevorderd ? Gij behartigd het niet. Neen t M U S t A P II A. Gij beoordeeldt mij te haastig , ik zal uw mijn plan waar aan ik werkte , en waar van ik mij voel beloofde! openbaaren j en dan uwe uitfpraak afwachten. Ik wilde door Fatima, die bij Lufignan komt, mij indrisgen, om het geheim van Liftgmur, huishouden te weetei:, om mij daar na te fchikken; deeze zoort van menfehen zijn anders altijd gereedt, om de geenen , waar zij nu bij zijn , te vleijen, en dien genen die hun den voorigen dag te cetcn gaf, te verachten; maar de Frank, is wel gemeenzaam, maar maakt geen vertrouwde , van die bij hem oppasfen Dus dit is mislukt! en mij bij hem intedring/u, kon niet, daar hij Louifi , altijd voor den Turk verbergdt, en het eene overtreeding van zijn gebod is , èat ïouifi, in dei) vroegen morgen, uitging, en hij geen onzer bij zich toelaat, zonder de grootfte noodzakelijkheid D R A S M IJ ff. Gij zijt niet listig genoeg, ik ben met U bedrogen; ik hadt vcrwagt, dat gij hem op eene vleijende wijze aan U verplicht zoudt hebben ; gij hadt van hem iets moeten kopen, of aanzoek doen , dat hij U eenige waren uit Europa zoute bezorgen ; dan hadt gij hem bij U moeten nodigen , hem cemg aangenaam vermaak bezorgen , een gastmaal geven w o!  TOONEELSPEL. 9 ó! onder fcfcija van vriendfehap , verraadt men den niets kwaads vermoedende gullen mensch ! die zomtijds inhalig is , en des te fchielijker verlinkt wordt; gij hadt, of zijnen (maak of hoogmoed moeten vlei jen. Dus moest gij gewerkt hebben. MUS T A P H A. Hoe verkeerdt denkt gijj de Frank, wantrouwdt bijna alles. Hij is voorzichtig als een Slang — hij is waakzaam en zuinig. Liever zal hij droog brood ecten , dan een vetten maaltijd houden , als hem dit tot gunst worde aangcreekend. Voor zoo veel ik hem heb naargefpeurdt, is h-j jaloers op zijne onafhanglijkheid, en gelijkt niet naar die laage ellendige tafelfchuimers , die als honden opzitten, voor de geencn, die hun een brok geeven , die naar der grooten oogen , bevend opzien , cn hunne gebreken , als deugden doen voorkomen. Neen ! hij belacht en befpoc hun als flegte omkoopers ; „ Die lage Groten , (dusdanig „fprak hij tegen Vorahim!) zijn gevaarlijke menfehen, „bij wien het vernuft en bekwaamheid van anderen, ge„haat wordt, die hier en daar eencn vernuftigen inval van „den verftandigen onthouden , daar meedc, als hun eigen „werk pronken ! Hoe laag is het , der grooten aap, of „fpeclwerk te weezen ! die, als zij ons niet meer meeneii „noodig te hebben , ons weg werpen , even als men den „fchil der uitgeperste Citroenen weg fmijdt." Wat dunkt U van die taal ? O R. A S M IJ N. Heerlijke gedachten ! die evenwel in onze zaak niet te pasfe komen. Vervolg , — zeg mij, wat hebt gij , Eufignan uit dat oogpunt befchouwende , uitgedacht? hebt gij 't plan opgegeeven ? A 5 MUS-  lo DE ONVERWACHTE REDDING. MUS TAP HA. NeenlÖ neen! maar ik heb eenige denkbeelden , om hem op eene wijze te doen vallen , overeenkomstig de begrippen van eer , waar door wij allen nog den fchijn va : b'aatheid riehouden, fchoon wij tot geweld overgaan. Dit zal kunstig weezen! ja _ zeer kunstig! O R A S M IJ N. Hoe! heb ik U miskendt? laat eens hooren ! M U S T A P II A. Gij weet, dat om de deugd te verftrikken, 'er niets noodiger is, dan om haarebcdagtzaamheidte vcrfehalkcn. Een hart , voor eer gevoelig , oprecht , niet gelijk de wind draaiende- , en zonder bedoeling om zich groot te maaken heeft eene zwakke zijde, deeze moet men befpieden, hem 'Klokken tot onvoorzichtigheid... . of men Iasterdr; laat die laster, van trap tot trap groeijen, verzwakt de achting der dcugdzaamen, en als de pijl gewondtheeft, begind het vergif te werken. . . men fluisterd elkander in 't oor; de roem des braven bczwalkt, ftaat aan den invrcetende kanker gelijk; 't getal der kwaadgunners en wantrouwers groeit aan , nu dreigde men toe te flaau , veelcn zijner Voord-anders' verlaten hem, het ongeluk is nabij, zijne Vrienden vluchten , men (laat toe. Hij, iïout op zijne braafheid, vliegt óp , doet deeze of geene gewaagde , driftige , onbedachte Uitdrukking ; men gaat hier op over, om hem te vervol- ■ gen ; hij, zich geens kwaads bewust , op Vrienden , die hem laf verlaten , vertrouwende, door 't vuur van zijne verontwaardiging aangezet, verliest alle zijne omzichtigheid; verward zich langs hoe meer in den gefpannen ftrik; geeft zich bloot, aan de woede van onkundigen , en wordt voor het oog des Volk* een ftraffcüüWSgen ? daar men liefst het  T O O N E E L S P E L. n het ergfcgn geloofd , cn een Ongelovigen; als een Monster bij het domme Volk befchuuwd wordt. — Ben ikzoover, dan ga ik klagen bij den Bevelhebber , hij behoudt zijne recbtvaardi.«hcid bij 't Volk, dat hem, tegen zijnen wil, als 't ware aanzet, om Lufignan in den Kerker te werpen. Louife, alleen, aan haar zelve overgelaten., zonder hulp, zai alles aanwenden , om haar' Vader te redden. Verheel U , zij fmeekt om met hem in den Kerker te gaan , die wij ondragelijk moeten maken , dan geeft men een' wenk, otn haare gevoelige ziel te treffen , bied middejen aan om haaren Vader te redden , en zij zal, op dien wenkoplcttend zijn; geef, zeg: men, V aan Soliman over, en Gij en uw Vacl.'r zijn geredt! — Kan zoodanig plan , niet werken ? zoo ,. om S .liman die , fcüsferieé roemzucht en liefde zijn hart verdeeldt ziet, en daarom niet durft toetasten , ofgeweld gebruiken , te doen bedui ten , de waarde cen's Bevelhebbers optehoudcn;als om hctVolk,die zijne rechtvaardighcidroemdt, te misleiden ï zie hier mijne gronden, zie hier mijn plan. o ie a s m ij n. Met nplettenheid hoorde ik uw pian ; maar uwe vo'ige taal deedc mij opmerken , dat gij hulpmiddelen ontbreekt, hoe zuk gij dit aanvangen? M u s t a p H a. Ik fprak U van ïbrahim, met dezen, zal ik werken, o r. a s m ij r?. Uitmuntend! — vaarwel! laat fh-ab/m hij ülceiiia, ik zal de uitkomst wachten, en U op den bekwamen tijd helpen. — Vaarwel! ik zal om Ibrdbim zenden. m u s t a p H A. Ik zal met Ibrabiin mijn plan uitwerken. (Orasmiji vertrekt.) (Mustapha tvdnd-ld in eene peinzende bonding eenige keer en op en neder.) FIER.-  » DE ONVERWACHTE REDDING. VIERDE T O O N E E L. MUSTAPHA, I B R A H I M. MUSTAPHA. ik m,'j "iet bedr^> danzieik/^^reedsnadcr-n I * R A H I M. (flfctfifc opkomende.) dat gij mij op deeze piaats wachte. MUSTAPHA. 1 e regt , ik heb U uitgekozen om c • ., ""geKozen , om Soliman onzen Be- ve hebber van dienst te zijn , en om aan mijn wpnsch te helpen , oat is , een Ongelovigen teftiaffen! Gij woonde Jgt bij den Frank, bij Luffgnan, wiens naam ik leerde b>] gelegenheid zijner bedoeling , om door Koophandel te leve», daarom kondt gij, die mijn Vriend zijt, mij hel. pen... De Bevelhebber en ik zullen U belonen , benevens Z7nm\ f WCet' d3t ee" ijveraar vpor **W. en vrjand der Ongelovigen , een vriend van Soliman is k kan U nog meer zeggen , hij heeft Saladljn, die een halve Ongelovigen is , va„ Spttpum verwijdert, en zalm mn plan werkzaam zijn , om Z,„y?,^ te ,erdcl , is razende verliefd op zijne Doehter. Gij zult gij kunt mij helpen I gij moet TJ haasten , I B R A H I M, Gij, die mij zoo veel goeds deedt, door wlen ik befta oor wren ikgrooter k,n worden, kunt oP mij Jat mi ken lk wil met ondankbaar zijn! Qer zijde) * Un ik ffl hier door veel trekken, ik zal rijk worden!! ' M US«  TOONEELSPEL. ij MUSTAPHA. Om uw plan te bevorderen, kunt gij, of zijne dapperheid of braafheid in twijffel trekken, of de Franfehe Natie befpotten, de hoonendfte uitdrukkingen beezigen; terwijl hij zich verhit tegen U, blijft bedaardt; raak op eenmaal in drift ; houdt U , of gij hem op eene voegzame wijze ontwijkt , zegt dat iemand U iets van de Franfchen verhaald heeft; van Maitha moet gij zeggen, eenige geruchten te hebben , dit zal zijne gevoelige ziel, meer verhitten , én hij zal U verzoeken ©rrf dien Vriend ! welke deeze tij. dingen heeft, guiharrig bij hem tebrengen. Deezen gullen aart der Franfchen, deeze blakende liefde voor hun Vaderland , kunt gij in U plan gebruiken. Maar als hij woedend geweest is, eji door den naam van uw Vriend, dien gij bedoeld, nog woedender kan worden, roeptmij, ikzaï Voor dien Vriend fpeelen en hem met uwe hulp tot het uiteriïe brengen. — Neen! verhit hem zelve, en ais hij woedende is , roept mij — dit pian zal beeter zijn. In woede voord razende is hij ons , hij moet voor den Muzelman bukken ( i B R A H I M. 't Is wel. Ik zal het plan volgen. MUSTAPHA. Vertrekken wij, ik verwagt uwen Wenk, en zal zo» Soliman als Orasmijn hier van 't noodig bericht geevcn. Zij beiden wagten ons. Ik verlaat U. (Ibrahim maakt eens diepe buiging met de banden kruis*ewijs op de borsti~)  »4 D E ONVERWACHTE R-E D D I N G. V rj F D Ë TG O N E , E L. ï Ti R a li i M. tjm> evigi oogenb likken beraad — weVy.i.) Hoe vrolijk is het vooruitzicht I hoe genoegenjk zal ik mij;ié dagen doorbrengen'?! Ik zal Mustapbn, doorhem, OrasiHijn , en door dien , Sol/manna mij verplichten ; Muitapba, zal van ÖrasmijOy Orasmijn van Söptat, trekken 1 Maar hoe, zou ik mij vergenoegen, met de waarfchijnelijke afgetrokken^ bolooning , door Mnstapha genomen en mij gegecven ? vast niet! wij hebben te zamen het plan ui-gedacht, gemetst, goedgevonden , ik heb het uitgevoerd en voltrokken. Ik moet in de daad de grootfte bciooning hebben, want zekerlijk, ik ben de ipil daar het alles op draaid. Dit is de waarheid! Wat zijn wij, die uit een' laagcn fraat komen , en hoep hebben, om groot te worden? ailes offeren wij op; moe. ten wij het grootst vcrra..d niet plegen , om het 'grootfte goed te verkrijgen? Hot gelukkig zijn de Lieden van vernuft; een domme ziel, blijft bij den grond kruipen, en blijft ook een worm! Hij die zich verheft, wordt niet ver. trapt. Heerlijke grondftelling! maar wat heeft de ftillecvcnde Lujignan mij gedaan , om hem ongelukkig te maken ? — Maar hoc: £h,t£een Ongeloovigcn? kan ik door hem en ZijrieDochter optcofferen, niet groot! niet rijk worden! Mijn ver. blijf der Vrouwe . , is zeekcrlijk veels te klein , en te weinig van fchponheeden voorzien. Wat zal ik in wellust baden!! -*M.:homct.' uwe bcvcelen zal ik uitvoeren , fchoon ' mijn hart huiverd voor 't verraaden van onfchüldlgëh. ó Sluit uwe oogen dicht, en geloof dat ik uwe wetten getrouw blijve!. Ik zal den Ongelovigen , aan U opofferen. W an ik zal Li-jignau, als-in zijne nabuurfebappe woo- nende  T O O N E E L S P E L. 15 nende, vleijen, mij in zijne gunst indringen; maar dit behoeft niet, ik zal met hem gaan fpreeken , en ongemerkt, zoo fpoedig mooglijk, het gefprek in dier voegen wenden , dat hij verftrikt zal zijn. —• Welk eene belooning wagt mij niet! — deeze belooning zal alle mijne opkomende denkbeelden dubbel bevreedigen. —i Kom aan. (Hij vertrekt ) Einde van het eerjle Bedrijf. TWEE-  16 DE ONVERWACHTE R ËD DING. TWEEDE BEDRIJF. EERSTE T O O N E E L. (Het Tooneil verbeeld de Kamer van Lufignan.) L O U I s e en LUSIGNAN. L o u ï s e. (alleen.') H>e aangenaam! hoe gcnoegelijk is nu deezen dag; eertij Is was hij zoo naargeestig! 't is juist de dag onzer komst in s/lexamirién! Mijn Vader! is zoo vergenoegdt van mij afgegaan! — Hoe teeder was die lieve Vader, hoe was hij aangedaan! die Vader, zonder wieu mijnleevengeenleeveu zijn zoude , mijn fteun in een vreemd Land ; daar mijne' zoo dierbaare Moeder ! —op de reis overleed! wat verliest men niet onbefchrijflijk, bij'tgemiseenerMoeder? — hoedenk ik nog aan haa're fmertets, toen de woelende tweedragt ons het vrijheidminnend Frankrijk , die roemruchtige Repu. blicq , deedt verlaten. Zou 't bericht waar zijn , dat mijn Vader mij melde! — zouden onzeLandgenooten ook alhier vérfchijnen? — hoe vrolijk flaat op dit gedachten mijn hartI maar mijn hart is bekommerd! verftrooijen wij die denkbeelden. Kom , ik zai mijn Lied , bij onze komst vervaardigdt, zingen. Ik herinner mij nog, hoe die denkbeelden mijn Vader troffen , hoe hij mij, aan zijn hart drukte! (Zij zoekt ejn'ge Papleren door.) ja ! dit is het ! 't zal altijd mijn geliefd Zangftuk weezen, U mijn' liefhebbenden Vader blijft het eeuwig gewijd;— voor U, voor U alleen zijl deeze  TOONEELSPEL. 17 deeze klanken, met U hoop ik te leven en te fterven. — Hoe ! komt gij te rug, akelige denkbeelden; wat zcu ik zonder dien Vader, in het midden der Turken, niet geheel rampzaalig zijn! — Maar dat mijn Zang die naare akelige denkbeelden verdrijven I (Louif; zingt) Wijze : (Mijn onheil was ten top gejlegen. &c. ) Ik uit de Franfchen voortgekoomen, Denk nog met vreugde aan 't Vadetland, Dat all' zijn' Vijanden doet fchroomen , En alom Vrijheid-Standaarts plant, ö Welk een heil! is mij gegeeven ; Wat fchenkt dit blijdfchap aan mijn geest? Moet ik hier met mijn Vader leeven , Franfchen! uw roem, blijft mij een feest! [bis] 'k Zal met mijn Vader U vereeren, Voor U, klopt mijn zoo teeder hart, En zal uw vrijheidsmin waardeeren , Daar ik voor Ü, den dwingland tart. Bij Arabieren, Mamelukken, —. Ook bij'der Saraceenen ftoct, Kan mijn geen wreede woestheid drukken, Vader! gij zij: mijn eenig goed! [bis] Verloor ik op de reis mijn Moeder! Eens Vaders 2org behoedde oók mij, Hij bleef mij rot een trouwe Hoeder, Hoe gloeit mijn hart, hoe waard zijt gij! .. Blijft, wat hier ooit moog t' zamenfpannen , Mijn Leidsman, ftrek mij tot geluk , En zijt bij woeste Muzelmannen , Mijn Redder, voor «en ak'lig juk! [bis] B Mijn  li DE ONVERWACHTE REDDING-. Mijn Vader! op uw vreugd te iïaren, Hier toe is mijne ziel bereidt! Gij leeft in 't midden van Barbaren, Die roemen op uwe eerlijkheid; Mogt gij door trouw, hun gunst verwerven! Daar gij nooit iets» als goed verricht! Met U te leven en te fterven , Blijft voor uw Dochter altijd plicht, [ihj 6 Mijn Vader! nooit zal ik U bedroeven. Maar, wat zeg ik? heb ik, misfchien doormijn onvoorzichtig uitgaan , dit niet aireede gedaan ? fcheen te midden zijner vreugde, geene bekommering op zijn gelaat? zou hij van mijne ontmoeting met den Turk weeten? Hemel! dit zou hem indedaad bedroeven ! hij verboodt mij, dat ik mij, zonder mijn aangezicht te bedekken , ooit op den weg zou begeeven ; Dan laaten geene bekommeringen mij die vrolijkheid doen verliezen, met welke ik-mijn Vader, zijn lot dragelijk tracht te maken. —. Kom , nog een? den zang. — „Mijn Vader! op uw vreugd te ftaren, „Hier toe is mijne ziel bereidt!" e-» lusignan. (opkoomende.) Gij zijt vrolijk Louife! — uw Lied herinnert mij onze gelukkige aankomst alhier * na eene reis vol ram. pen, en misfchien, zijn onze aangename dagen ten einde gelopen. — Mijne Dochter ! in 't midden der Ongelovigen, fchenkt mij, de begonnen Koophandel, een tamelijk beilaan; — nijd is de Staatdame van verdienste; men begint mij te benijden ; dubbele waakzaamheid moet onze daden beltuuren ; dan ik vrees , d« écne ftap , hoe onbedagt be-  tOONEELSPEL. 1$ begaan , ons in een onvermijdelijk bederf zal Horten! -t Gij verbleekt Louife ! — Kendt gij ü fchuldig, aan eenige onvoorzichtigheid? aan de overtreding Van mijn gebod? alleen ter uwer beveiliging uitgedacht — uitgedacht, mee de tederfte deelneeming in uwen welftant! — Verberg, verberg U niet mijne Dochter, misfchien is *er nog hulp, nog redding! L O U I S E. Buiten mijne fchuld , lieve Vader! heerscht 'er bekommering in mijn hart , die ik voor U wilde verbergen, maar die , nu gij werkelijk in dezelve deel neemt , van mij , eene getrouwe mededeeling van 'c gebeurde vorderdt. Op een' vroegen morgen , ging ik in den Hof , agter ons Huis , verlustigde mij in de bekoorlijkheeden der vreugdwekkende natuur; — de zich ontiluitende en lieflijk uitwazemende planten, balzemden den gantfehen omtrek; ongemerkt, in gedachten verdiept, uw' raad uit het oog verliezende, wandelde ik naar het ftrand, en bleef de bruizende baren der Zee, de rijzende golven van den weldadigen Nijl befpiegclen; — toen ik uit miine mijmering kwam , zag ik een Turk , fpoedis wilde ik mijn gelaat bedekken, Ipoedig naar huis fnelleu, maar hij fneedt mij den weg af , drong op mij aan , ik bereikte al wijkende den Tuindeur , en ontvluchte zijne oogen , die op mij vuurig Kaarden! (Zijbloost en Jlaat ds oogen naden grond.) L U S I G N A N. Onbedagtzamc l onvoorzichtige Dochterf .— Het gerucht melde mij reeds, dat Sotiihan op U heevig verliefd is, en hij heeft door uw verblijf te ontdekken, zich toegelegd, om alles, wat mij betreft, oplettend gadete flaan. — Maar waarom mij niet vroeger hier van kennis gegeven? —< B a i.uuiss  0.0 DS ON VS RWAC ÏÏTE RËDDIfÏG.- l o u i s e. Mijne vrees hadt mij verbijsterd; ik meende mijne aandoeningen juist daarom te moeten verbergen, om dat zij U, mijn Vader! die mij zoo dierbaar zijt, geheel zouden bedroeven', of bevreesd maken! — ook dagt ik niet, dat deeze ontmoeting gevolgen zoude hebben , vooral niet j om dat 'er reeds eenigen tijd verlopen is. lüsignAn. Gij kendt het gevaar niet Loitife dat LI dreigt! — het wellustig greetig oog van een' aanzienlijken Turk , van een Seliman, die de Bevelhebber van Jlékandriën is, op IJ gefiagcn , dit baardt mij eene ontzettende bekommering, en doet mij, voor rampen bedugt zijn. (Hijzucht.') l o u i s e. 6 Mijn Vader ! uWe zorgvolle alles te zwartfchaduwende verbeelding, fchctst U vol naargcestigheid, de ontzettendfte gevaren, die buiten uwe verbeelding , misfchien nergens beftaan. 6 Moniieur Soliman! zal van mij wel afzien! (Zij lacht /pottend.) t> 'ü s 'i ö n A M. Wonderlijk Meisje! — Gij fchijnt het alles, als eene beufeling te befchouwen , nu de eerfte fehrik over is, maar weet, dat het geene verbeelding is, gantsch slhxandriën heeft het oog op ons gcflagen ; de aankomst of nadering onzer Landgenoten, bevestigd zich naar alle waarfchijnlijkheid. — Wij mogen onze voorzichtigheid wel verdubbelen. Ibrabim die in onzeNabuurfehap woondt, is om tijding uit.. . . Mij dunkt ik hoor gerucht — Hij is het! Mogt ik gunstige tijdingen ontvangen! • Hoe wertit mijne bekommerende zorg , niet afgeweerd? — TfFEE-  TOONEELSPEL. 11 TWEEDE TOON E E L. lusignan, l0ui3e, ibraii ui, i b ra ii i m. Ik kom, Lujignan, volgends beloften, U bericht geeven, wat 'cr is van de tijding der nadering uwer Landgenoten ; — 't Is al te waar, de Franfchen, die zich Republi. qiiainen noemen , verwinnen alom , waar zij vcrfchijnen ; — „Denkt dat gij Franfchen zijt!" dit enkel woord (zegt men) is genoeg, om hun den dood tegen te doen vliegen , en alle gevaren te tarten. —- Maitha ! het onoverwinnelijke Maitba, bukte voor hunne wapenen. — De Bevelhebber, die hun geleidt, fchroomt niets ; men zegt dat zij rflexdndriën zullen aandoen. Het gerucht verfpreidt zich, dat zij reeds in de nabijheid zijn, zoo datonze Bevelhebber zich tot cenigen tegcnftand gereed houdt; — Sommigen bewceren , dat zij alleen tegen de Mei/s willen ftrijden — anr deren dat zij de roode Zee willen overtrekken , en de bezittingen der Engelfchen aanvallen. De geruchten zijn verbazend verfchillend, maar hunnq komst zecker. lusignan. (vrolijk.') Mogt ik mijne Landgenooten nog eens eenmaal zien zeegepralcn!- -Hoort gij het wel Louife? de Franfchen , uwe Landgenooten, naderen ! Gij zult uwe Broeders Zien ! i. o p i s e. (hem omhelzende.) Nu is het uit met uwe zorgen, mijn Vader! — wat hen ik verblijd! de vrees wijkt geheel! ? 3 hv,  S2 DE ONVERWACHTE REDDING, LUSIGNAN. Nog nier. geheel!.. . Mijn Ibrabim wat zegt het Volk ? I B R A H I M. Zij worden verbitterd op de Franken ! een Vlag der Ongelovigen bij hun te zullen zien, doet hun, voor veranderingen vreezen , die Mabomet onzen Propheet zouden hoonen, en zijne Leer fchadclijk zijn, LUSIGNAN. Ja! 't is zeer moogelijk, dat de dwinglandij en het bedrog , door mijne Landgenooten alom vernieldt zullen worden , —' dat eenmaal.... IBRAHIM. Mabomet ! onze Propheet ! zal voor zijne Gelovigen zorgen! — Het zal de Franken mislukken , — neen ! — zij zullen nooit overwinnen; — alles zal tegen hun opkomen ; zij zijn niet beftandt tegen de Vaan van Mabomet onzen Propheet ! LUSIGNAN. De wapenen der Franfchen , verwinnen waar zij verfchijnen , en Ibrabim .' uw Mabomet zal niets helpen, zeo zij alhier begecren te overwinnen ! .— 6 Dan! zal het uit zijn, met gevloekte Dweepcrij en Overheerfching! Vrijheid en Gelijkheid , zoo deerlijk alhier gefchondcn, zullen in volle kragt herlleldt worden. Mabomet zul vallen ! — 't is uit met zijn gebied. — De Franfchen ! mijne Landgenooten! — zij zullen zijnen invloed fnuiken, zij zullen. ... IBRAHIM. Gaa niet voord, — uwe vreugd verrukt U, «—gij be- i leedigd mij , Ondankbare! —. Hoe! — gij hoondt den 1 Propheet! — uwe taal verbaasd, ergerd mij.. ., L V'  TOONEELSPEL. 23 lus i g n a N. . Jat !k geloof niet in hem! Hij is voor mij een bedrieger ! een > h o u 1 s E. Mijn Vader! hoe driftig! — ach ik bid U , matig die hevigheid! — ik word bevreesd! — hoe toornig is'tgelaat van Ibralnm! : li 11 a h 1 m. (in Jlbijn woedende.') Mabomet .' heeft de macht om zich te wreken! hoe bits is uwe taal Hij zal niet ftraffeloos , neen! niet ftraffeloos z;jn. (Hij vertrekt in eene dreigende houding.) lusignan, Ja ga! — mijn arm zal zich wapenen ten itrijde, ik zal mijne Landgenotten helpen! — daar door, voor Lauife den dreigende ram» afwecren, — daar door, aan het algemeen menfeheu - gïluk arbeiden;... 't Is waar, ik ben onvoorzichtig geweest, maar kon ik de fnoevende taal , de befchemping dei Franfchen ooit dulden ? ... Wat zie ik ! .— hoe, Ibrehin.'. komt met iemand weder terug — zijne oogen glöeijenvan toorn, —hij brengt wachten mede ? — DERDE T O O N E E L. ibr.ahim, louise, lusignan, mustapha (en eenige wachten.) mustapha, , die zooveel goeds hier geniet, en door de toelaating van den levelhebber in vrijheid leeft, gij, durft met ondankbaarheid, alle deeze goedheeden misbruiken ? Gij durft den Iropheet hoonen? — B 4 l,u«  24 DE ONVERWACHTE REDDING. lusignan. Ik ontdek thans de arglistigheid van uwe pogingen, trouwloze Ibrabim ! zij zijn U gelukt; — ontftaakt gij daarom, kunstmatig veinzende , het nog fmeulcnd vuur voor mijn Vaderland ? — deedt gij daarom , door fnoeverijcn , mijn bloed koken? — 6 Mijne Dochter! zie bier mijne geduchte vrees vervuldt? helaas! {Hij vervalt in eene mijmering.) l o u i s e Dierbare Vader! ach! zou 'er geene uitkomst zijn ? ., Gij antwoordt niet! .. .. o Welk eene angst! Welke eene ontzettende verfchrikking! i b r a h i m, Ik heb de lasceringen gehoordt, — de Ongelovigen moeten geltraft worden. — Dat men hem in den terker werpe! — Hij zou ons kunnen verraden; en met zijne Landgenooten zaamenzweeren : Wij moeten voorzichtig zijn! l o u i s E. Zoudt gij, met wien mijn Vader-lang verkeerde , gij Ibrabim'. hem verraden? — hem verraden?-hem ongelukkig maken? — 6 Neen, dit kan niet zijn — denk een middel ter Zijner redding uit! — ach ! ik bid U. — ibrahim. IU heb medelijden met uw lot ! — werp ü, dit is mijn raad , werp U voor den Bevelhebber neder ! — misfchien wordt Hij door uwe bevalligheden getroffen, — veelligt herroept hij zijn bevel! — misfchien ! — wie weet! — lusignan. (TJit zijne mijmering Ismende.) Nooit mijne Dochter ! nooit moet gij den hatelijken ragd volgen, of gij zult onherirelbaar ougelikkig wezen. MUSi  T O O N E' E L SP EL, 23 m u e t a p ha, Gij kiest dan den Kerker? .. .. Gij Wachten! (De H aakten vetfchiji.en,') l o u 1 s e. Zoudt gij Wreden! mij; van mijnen Vader fcheiden ! — rukt mij niet van hem af, of dood mij! — ó tederheid! — ö fmarte! — 6 mijn Vader! — lusignan. Bedaar Louife ! — de Hemel laat zomtijds de onfchuld lijden, maar hij verlaat haar nooit; — Begeef U bij den Conful onzer Natie; bewerk daar mijne Vrijheid; reis derwaards heen, l o u 1 3 E. Ach mijn Vader! ik verlaat U niet! — 6 Ibrabim ! ik fmeek U, heb barmhartigheid! — verhoor de frem eener Vadcrlicvende Dochter ! — 61 Om der kennis wille! — verlaat mij niet! — kunt gij zoo ongevoelig zijn ? — i b r a ii i m. Om der Verbandfchap wille, zou ik , onder goedkeuring van den Bevelhebber, uw verzoek, om voor eerst met uw Vader te verblijven, wat mij betreft , wel kunnen toeftaan, wat denkt gij Mustapba ? — mustapha. 't Zou beter zijn , dat Louife uw' eerfte raad volgde, de Bevelhebber lusignan. Zwijg Verrader! —- Louife zal zich nooit ten prooiaanbieden , — nooit zich aan den Wellusteling opofferen — Zij zal in de geduchtfte vervolging braaf en groot zijn. louis e. Dierbaren! — voor U! met U, dierbare Vader! wil ik U 5 alles  26 DE ON VER-W ACH TE REDDING. .'alles lijden, en liever in den dood gaan, of in de macht der Ongelovigen komen, dan U onteeren. r. oüise, (gillende haaren yader omarmende). Ik verlaat u niet! (zij bezwijmdt.) (Mustapha wenkt de Wachten om Lufiguan te boeien.) lusignan. Zie mijne ftervcndc Dochter ! — Wreedaarts! ~ voor uw geweld bukkende , — in boeijen gekluisterd , — berooft van middelen ter mijner verdediging, _ fmeek ik u,- zorgt, zorgt voor Louife! — hoordt haare bede! i. o u i s e , (bekomende.) Vader! - lieve Vader! - waar zijt gij ? — hemel! Gij geboeidt. — (Tegen Mustapba.) Ach! voor u ge. knicldt , fmeek ik om de gunst , van met hem te mogen lijden ? Ach breng mij! breng mij daar hij gebragt wordt! IBRahim, ( vleijend). Louife! gij kunt tusfehen den dood en 't leeven , de verachting en de eer kiezen ! — de Bevelhebber bemindt u, hoor zijne bede ! en de zinnenirrcelendltc vermaakelijkheden , zullen u en uwen Vader ten deele worden ! Gij zult u in wellust baden!... lusignan. (met verachting te rug tredende.) Gevloekte Booswigt! kon ik mij op u"wreeken! - 6 mogt ik u, met mijne oogen, kunnen dooden! Neen ! wij begeeren de vrijheid niet , ten kosten van onze eer! —. liever den dood! l o u i se, I Ja! met u te fterven is mij eene zaligheid!, mustapha. Brengt hun in eene der vertrekken van het Kasteel, 1 tot wij den wil des Bevelhebbers weeten. • 'LOC-  TOONEELSPEL. a? L o i; T S E. Ik verlaat u niet. ( Zij omarmt baaren V-ader.) IBRAHIM. Ik neem het voor mijne rekening , dat zij , die te zamen zondigden , te zaaien vergaan ! — floept hun weg. — In eenzaamheid en duisternis kan Louife haar nog bcraaden. {tegen Lo-tif.) Gij weet het middel tot uwe redding'! denk hier aan. L Q U I S E. Ik verfoeij dat middel! — Welk een lichtftraal! G onbedagtzaamheid ! moest eene enkele onvoorzichtigheid de bron van zoo veele rampen zijn ! moest ik U zoo veel leeds veroorzaaken , lieve Vader! — Tk zal U bijblijven, en uw traancn droogen, met u lijden! LUSIGNAN. Getuigen van de braafheid mijner Dochter , Onwaardigen! zal ik nu gerust in den Kerker gaan; maar denkt, dat de tijd kan geboren worden, dat de fchijnbaar verlatene deugd zal zegepralen; haare zegenpraal zal geducht wezen ! beeft Trouwlozen! beeft! haare wraak is rechtvaardig, zal voor U ijsfelijk zijn!.,. Gij verbleekt? deeze taal treft — maar beweegt U niet! -— Ik lijde, door uwe verraderij! — maar mijneDochter! zal alle uwe helfche kunstenarijen doen mislukken '.— Gij moogt in ons bloed, als wreede Tijgers, baden — Gij zult.... MUSTAPHA. Voord, voord, (tegen de JFacbten.) Volgt uw last. (men Jleept bun Keg.) F/ER-  =3 DE ONVERWACHTE REDDING, VIERDE T O O N E E L. IBRAHIM, MUSTAPHA, I B R A H I M, Ons plan is, boven verwachting, wél senaat ,„ , ^rdt, zoo vee.! mogelijk bewaard; het VoIkkanT ^cpskwa^ verdenken; uw TOÖUSt ^ c 3 ^ «mp va„ den Ongelovigen ^«„verzadig» L" waarlik, een geheim vo^, van ie te hebben, treft mij, doet mij vreezen! „ ïs ^ Noodlot ~ door Mabomet! bepaald" " rampzalig einde zijn? __ P " Wat 2ai da» h« MUSTAPHA ncbT^;;o;;de:sin1d gij'na dat gijden ««»*««< ncDt, en in denzei ven vervvinmar »iir ^ . , ICnm ■■ "winnaar zijt, te wankc en ? Kom, laten wrj aan 0,ww> bericnt . bi] Soliman, eene zeer ri,v»i. . ■ ' J 1 ons -«en zij JU^**^ hCCd™ men kan hetzelve ffl ; i d° Wind' ca waar men het hebben wi^f ^ ^ brai^» ibraHm. ^^.^.^ ^ Must apbafa eenpewfende houding heeft g^Jiaan,) De. hoop op winst deèdt mii rJ«.„ . en nu dezelve gelukt „, „ »«««»ecnnng wagen , 8 C ' bikomen gelukt is, huiver ik rP ê "S- ""' cn nuillle taal - het doorzien van ons  TOONEELSPEL. 49 óns plan — het beroepen op onfchuld — het verwijten van verraad —* van ongevoelige ondankbaarheid, — dit alles ontroerd njij , en doet mij voor eenen verderflijken uitflag , voor ons, beducht zijn M UIT AP H A. (hem fthielijk invallende.j IJdele hersfehenfehimmen! alles zal wel gaan; zijn zij onfchuldig, dit beteekend niets; zij zijn Ongelovigen, en die te vervolgen, gebiedt onze Wet; — maar laaten wij deeze kibbelingen varen; denk eens, hoe hoog wij, volgends de belofte van Orasmijn , door Soüman zullen verheven worden! Hij moet ons helpen, wij zijn zijne medeplichtigen ! — kom gaan wij! —— het ongeduld om de beloning te ontvangen, geeft vleugelen aan mijne voeten. — Al is mijn oog, zoo diep verborgen, gelijk dat van eenen Mol, ik zie tog duidelijk, dat mijne wraak- en winzucht, volkomen gelukt zijn!... Hoe blij ben ik! ja, Ibrabim ! uwe fchroomvallige denkbeelden ,■ moet gij vaarwel zeggen ; kendt gij — en wij zijn juist in dit geval , het is zonderling , dat het op ons zoo toepasfclijk zij -— kendt gij het fpreekwoord der ltaliaancn, wegens de Pauwen ? IC R A K I Mi Neen! hoe zou ik dit weten, die mij weinig met 011 derzoeken bekommer. MUSTAPHA. Verkeerde toepasfingen ter zijde , ik zal 't U zeggen : „Wij zien 'er uit als Engelen , fchreeuwen als de Dtri„vel — en (luipen weg als Dieven.'' — Kom, laten wij naar Orasmijn gaan. ■— Alles is gelukt, het zal alles wel gaan. — Zijt vrolijk Ibrabim! — Orasmijn zal ons, van onze kwaal geneezen! I B-K, A-  38 DE ONVERWACHTE REDDING. I B R A H I M. Hoe dringend is uwe taal én werkzaamheid om mijne I bekommerende afvalligheid te doen verdrijven, en mijn ongerust hart, eenigzints bedaarde kalmte, na eene zoo hevigen ftorrn te bezorgen. _ Mustapba! fnel voord, zoo ving als de Struisvogelen , gedraag U nog geduldiger de lastdragende , als de verdienstelijke Kameclen , maar denkt, denkt na, dat de gloeijende Zon, de Waterputten in de Woestijnen bijna verdroogd, en het barre Zand, door den Wind bewogen , U kan doen omkomen. Ga naar Orasmijn! gééf bericht van ons begonnen nog niet voleindigd plan. Misfchien, misfchien zal ik U volgen! want ik zweer U, bij Ma'hometl dat ik dobbel in onrust barende, kwellende, pijnigende twijfelingen, of ik al, of niet voordgaan moet, om uw plan, dat gij mij hebt opgegee* ven te voltooijen Mijne ziel is door deeze veelvuldige ichokken, gelijk aan de tobbende Baren , derGolven als eenen Zee , in den ftaat derftormaehtige onrtuimig'heid. - Ja ik verander thands in begrippen, even gelijk de zilv'ren Maan bij aanhoudende wisfelingen van gedaante veran. derdt. — Ik weet zelve niet wat ik doen moet. Hoe ontzettend moeijelijk is deeze zclfsftrijd niet! JIUST A 1> 11 A. Hoe! verlaat gij mij? _ moet ik dan, alle mij-icpogingen om U cenigen moed te bezorgen, door laffe bedenkingen geheel en al verijdeld zien? — worde ik' dan , mijns ondanks gedwongen, om U aan U zelve te moeten overladen? — weet gij wel aan welk gevaar jij U zoo onvoorzichtrg bloot ftelt? mag ik U emllig bidden, ik verlaat" mijn rpottende toon , mag ik U ernftig bidden óm uwplan, of Hcycc ons te zamen vervaardigd plaa ten einde toe te ! ver-  TOONÈELSPEL. 31 Vervolgen! beraad U wel, ik ga naar Orasmijn— vaarwel! ik zal hem bericht geven. (Hij gaat heen.) IBRAHIM. (Onrustig èem na oogendi.) Gij vertrekt? misfchien kom ik ! — ö die wraakzuchtige die den dood aan Lujignan gezworen had, bragt mij tot degrootfte ongevoeligheid. . . Maar Lujignan is een Ongelovigen — een Ongelovige! —• dat hij verga ! — 't is wel . .. maar hoe ? mijne bekommerende vooruitzichten zijn , zoo donker nis de fombere Nacht, die door geen Sterrenlicht zelve befcheenen is, — mijn moed begeeft mij! — aan uwe lesfen getrouw ö Mahomet! eerbiedig ik het noodlot! — vvat kan ik anders doen, dm Ik wil mij fpoedig naar Orasmijn begeeven! — welke eene ontzettende verwarring in mijne denkbeelden ! bedaar! en overweeg mijn geest. —• — — (peinzend) Geluk , geluk mijn hart! de ftrijd is voldongen! het aanzienelijk aantal der Beursfen die ik zal ontvangen, moet de zwarte duisternis mijner bekommerde Ziel wegncemen ; even gelijk deopgaande gloeijende Zon, altijd de vale nevelen verdrijft, ook zoo kan, zoo z«/de behoorlijke glans van 't goud, dat mijne wellusten kan vermeerderen, mij, in deczen gevaarlijken ftrijd , rust bezorgen ik heb begonnen — ik zal voleindigen ! — Einde van het tzueede Jtedriff. om.  32 DE ONVERWACHTE RE.DDING. D .E R |p E B E D R IJ F. ■EERSTE T O O N E E L. soliman. (Het Tooneel verbeeld een vertrek in bet Kasteel.) soliman. (Na eenige oogenblikken zzvijgens.) Ik heb dan vrugteloos , door herhaalde vernieuwingen van uitbanningen, door het najagen van allerlei vermakelijkheden, verftrooïng gezocht! — De beeldtenïs van Louife verijdeld alle mijne pogingen. — Het is zoo letvendig, ja! als met vuur in mijne Ziel ingedrukt, dat niets als de dood het 'er uitkan wisfehen — zou Orasmijn in zijn plan geflaagd wcezen ? zou hij , met genoegzame omzichtigheid , mijnen roem , mijn goeden naam , mij altijd dierbaar, en die ik, in deeze zorgvolle oogenblikken , bij de nadering der zegevierende Franken , zoo nodig heb , bewaard hebben? — wat moet 'er van'tplan wegens Louife , wat van mijn lot worden ? — moet alles t'za- men lopen om mij te kwellen ! Hoe gelukkig ware ik misfchien niet, buiten de waardigheid van Bevelhebber? — Hoe veele gevaren getroosten wij ons niet door te ftaau, om tot grootheid te komen, en, als wij dit toppunt beklommen hebben! aan hoe veel zorgen onrust ftaan wij dan niet ten prooi j. —' Hoebedriegclijk is het klatergoud der grootheid! — 6 zucht tot roem! — 6 drift der liefde, hoe worsteld gij in mijn hart ! — be-  t O O N E E L S P E L. .. % bedwelmende , verft.irtd-verbijsterende driften, hoe vreeslijk geducht is uw vermogen! —> liefde ! boe wegfleepende is uWe zrelfchokkeide , alle bedaardheid wegftormende werkingi — welk eene beklemdheid drukt mijn ha:t! als zij 't plan met Louife, maar wel uitvoeren , haar zorgvuldig verbergen? want indien haare Landgenoten zegepralen, en dit fchijnt hVj, helaas ! in 't bock des rioodlots gefchrevert te zijn, indien zij haar ontdekken, indien maar 'er komt iemand, —— zijt gij het Orasmijn? — O Orasmijn: help mij uit mijne vertwijfelingen —- welk bericht brengt gij mede ?...; T IV E £ D E T O Ö N Ë E Lt O RAS JM IJ N , SOLIMAN. O R A S M IJ N, IVIijn hooggefchatte Bevelhebber! fte! Ü gëriist:, ik haasc mij om U het verblijdend beticht te geven, dat Lujignan verfchalkt is; Hij enzijne Dochter, i_,ouife ! zijn beide in uwe macht — Men heeft Lujignan getergd, hem zijne omzichtigheid in zoo verre dom vergeeten, dat hij den Propheet lasterde , en zijne Landgenoten boven de Turken verhief; — hij verwarde zich in den ffrik door Ibrahiré gefpannen , en Mustapba, heeft hem arglistig ondersteund, —— aan Louifi is, als eene bijzondere gunst, toegeftaan, bij iiaren Vad'er, die'wij reëels geboeid hebben , fe mogen blijven *- zij zijn in eert der vertrekken van dit Kasteel in bewaring gebragt , en men wagt uwe verdere bevelen. —• Ook heeft men' Louife een middel terredding C aa's  3* DE ONVERWACHTE R E D DI N Ü. San de hand gegceven „Soliman is Ügenegen, (zcide men}' „geef U aan hem over, en Gij, en uw Vader, zullen in „eer en voorfpoed leven!" s o 1 I m a n. Hoe aangenaam , mijn waarde Orasmijn ! mij het wel- • gelukken van uw plan is., fmaak ik 'er echter niet alle : de genoegens Van , _ eene heimelijke vrees voor een nade- ' rend kwaad, verpest mijne vreugd, — voor V kan ik het: niet verbergen waarde Órbsnujn I mijne reeds lang gefaJ- . terde Ziel, is met angstvolle bekommeringen vervuld. Reeds zijn Louife's Landgenoten nabij! — wat kan ik beftaan tegen den aanval van mannen, die alörn door dapperheid beroemd, erj door het gunstig fortuin , tot Overwinnaars gevormd zijn?.... zonder /lag of ftoot kan ilc deeze plaats niet overgeven; ik zou , zoo bij het Volk, als bij den Sultan, als een Verrader bÉfchoüwd Worden •' wat is mijn toetend zorglijk! — wat moet ik th'ands met Louife doen ? _ helaas ! — hoe wordt mijne ziel geilingerd! . . o R a s m ij n. (ter tijde.) NU, in dit cijdtfip, LouifJs Landgenoten! —- dit komt mocijalijk — ik kan ü geen anderen raad geven, als dat gij zonder tijdverzuim Lujignan en Louife, gelijk wij hun reeds dreigden, i„ den Kerker zet;_ laten zij voor U i komen , verwijt hun hunne ondankbaarheid en verraad, en fluit hun in de onderaardfche gewelven «p ; of wilt gijden fchijrl van grootmoedigheid behouden, zeg hun, dat gij j door dringende omftandigheden, U in de onvermijdelijke \ noodzaaklijkheid bevindt , om hun , aan het tegen hun \ verbitterd volk, onder her voorwendzel van ftraf, te moe- I ten onttrekken, fchoun mij 't eeifte plan beter bevalt. - Mis- I  TOONEELSPEL. 35 Misfchien kunt gij , een gunstig verdrag met den Vijand fluiten, — misfchien eischt zijn belang, dar hij op eene infchikkelijke wijze met ons handelt, — misfchien ontdekt hij, vooral zoo zijn plan is , verder door te rukken , niets van deze zaak — tijd gewonnen , is veel gewonnen!... En gij, mijn Bevelhebber! gij zult, (of alles bedriegt mij , ) des Vijands magt , kan het niet zijn door overmagt , ten minsten door list ontkomen. — (Op een» meer vieijende wijze.) Aan uwen getrouwen Orasmijn zult gij altijd gunstig denken — gij zult mij niet laten verloren gaan — gij zult voor mij en mijne goederen zorg dragen ■— mij niet ongelukkig doen worden ——-mij , dis altijd zoo onvermoeid ijverig geweest ben, om U van dienst te zijn, befchermen ! — SOLIMAN. Zoo ik voor mij zelve zal kunnen zorgen, zal ik U niet vergeten — maar wat uw raad betreft om Louije te zien , bevei te geven , om haar, haar , die ik bemin — de Goddelijke hvuifè! naar den Kerker te zenden... Neen! — dit kan ik niet 1 Ik zou mij zelve vergeten. Zou ik dat helder fch;tterend oog , dat , als het heerlijk licht van tenen blijden morgen blinkt, door tranen bewolkt en verduisterd kunnen zien! — 6! elke traan zou voor mij, als een van ftaal glad gefiepen dolk flikkeren, ik zou aan hare voeten vallen, als een misdadiger om leven , ja om gckikzaligheiS- fmekem — Volvoer Orasmjn ! volvoer uw begonnen plan — ik laat het aan Uover, alleen fpaar, zoo gij fpaaren kunt, Louife voor geweld en mishandeling. — De tijd roept mij, om mijne nadere beveelen in dit kommervol tijdftip te geven. Maar hoe! . . . C a BEK-  3ê DË ONVER. W ACHT Ë RED D ïNOj Vierde t o o n e e u mustapha , orasmijn , soliman , ibrahim. m v s t a p h a. (Je verwarring?) M ijn Vorst! mijn Bevelhebber! bijna ademloos —. vol engst en fchrik kom ik U metóen , dat de Zee met Schepen overdekt is , die met een gunstigen wind , als op Arends vleugelen naar deeze Haven ftevcnen. Hunne houding is dreigend, het zi n zeker de Franken. o r a s m ij n. (jer zijden ) Wat zal dit zijn ! — mijne ziel is vol vrees. soliman. Hoe veel Schepen telt men? m Ml AP H A. Kan ik het zand aan den Oever der Zee teilen? —« 6 Mijn Bevelhebber ! de gantfehc Stad'is in de gcootiföl verwarring, ■— hier vloekt, daar bidt men, —. hier wil men vluchten , daar zich verdcedigen. — Hier verbergt men in de gewelven zijne goederen , zijne Vrouwen , d»«f fueld men naar de Haven — het tklig handen wringen , het gillend kermen van angst , is aigemcen. Kooit zag ik zoo veele, en zoo verfchillcnde aandoeningen. s o i. i m a Nj Ik heb befioteri mij te verdeedigen , mijne reeds gegeevene bevelen zullen daar van blijk geven. Moet het uit zijn met mij, en mijn gezag, ik zal niet itraffeloos ver. gaan! — 0 Noodlot! ontrukt gij mij de prooij die ik in mijne macht heb! ó woede! o wanhoop! — daardonderd hetKauon! ga ^Mustapla 1 ?egt Saladijn, dat hij zich ■'ap-  2 O O N E E L S P E L. 37 dapper vc.weere, dat de Vijanden beven ! — (men boord gerucht'.) hoor ik niet de alarmkreet —— 't gtruchr fchijnc te bedaren. Kom le-at ons gaan, mijne Vrienden! ik zat bet Volk mo.d bijzetten, — kom! tonen wij , geene Lafaards te zijn; — de leuze zij Louife! r-B r a h i m, (febhlijk opkomende.') Mijn Vorst ! mijn Bevelhebber! de Vijand ontfeheept het Volk , en in weêrwil van onzen kloekmoedigcn tegenftand, hebben zij op het Strand, by het andere Kasteel reeds postgevat: ontclbaarzijii de Beuden ; moed en bedaard ' overleg gaan hun voor en beftuuren hunne daden. Zoo iemand hunner fneuveld, hij toondblijdfchap op zijn gelaat, de gekwetsten fchrceuvvcn het uit, dat zij voor 't heil hunnes , Vaderlands lijden, en befehouwen hunne wonden als eeretekenen , zij gevoelen geenfinart. — Onze geringe macht verliest geheel den moed —»■ vcelcn zijn helaas gevallen, i wij hebben reeds eene Vesting verloren , en de VaOn der Ongelovigen, wapperd thands op haare muren.... Men zegt, dat de Fi anken vredelievende oogmerken tegen ons : nebben, en op onzen tegenftand verbaasd waren, toen Sa\ ladijn hun het inkomen in de Haven verbood; dat zij gereed ten ftrijd-, oogenblikkclijk een' aanvang maakten, om te overwinnen of te ftervcn ; (men zegt,) dat zij de gevani genen , mens'chlievend behandelen, de gekwetsten allen : moogfijk gemak bezurge.i ; maar het zal vrees ik, met jllasa*:driën gedaan zijn. — Voor éinen dooden der Franken ftaan duizenden weder op. — Zij vliegen tegen Sabel» (lagen , t.gen het Gefchut zelve hl, en beklimmen de Wallen. Als eeu voorgaande muur, ftaan zij pal; hunne wenI dingen zij;; zoo fuei als deBlixem, en, daar men hunnict i vrerwagt, komen zij als uit den grond te vooifchijn, —. C 3 Wij  38 DE ONVERWACHTE REDDING. wij zullen het niet kunnen volhouden — Saladïjn , vraagt ofinen met den Vyand in geene onderhandeling zal treden ? Soliman. (Op eene gebiedends toon.) Neen! nog ééne pooging! — Ga, zeg aan Sa/adijn. zeg aan 't Volk, dat ik op alles mij beraden heb , — zeg, dat ik veel liever , dan zoo lafhartig bij den eerften aanval, mij overtegeeven , gereed ben, om op de Vesting te fneuvelen ! en, ftaat het in 't boek des noodlots befehreeven, dan zal ik mij aan het zeiven onderwerpen , na nog beproeft te hebben , wat in mijn vermogen is. — Ga Ibrabim! zeg, dat ik U volge Maar neen! waartoe langer venoeft? — ik fnel met U voord! — getrouw aan mijnen eed en plicht , zal ik dit Zwaard (zijn Sabel trekkende) niet overgeven, of het zal met bloed beverwd zijn, — Vijanden zullen door het zelve fneuvelen! geen gevaar ontroerdt mij! Gij blijft hier Orasmijn; houdt de vyagt op dit Kasteel, bezorg alles — voltooid uw plan maar fpaart Louife! Misfchien zie ik haar nooit weder -—en, zoo ik fneuvel , dat dan Louife , en haaien Vader leevc! ■— maar zoo ik Winnaar keer — den Vijand te rug drijven mag, dan, ja! dan zal zij de mijne zijn! — Louife! Louife is de leuze •-• Louife of den Dood! (Hij vertrekt met Ibrabim.) V IJ F D E T O O N E E L. OICASMIJN, IBH.AHIM. O E. A s m Ij N. (na eenige tusfehenpozing) In welke bochten moet hij zich niet wringen, die gunst zoekt  I TOONEELSPEL. 39 : i zoekt van de Grooten ! welke Breken moet hij niet bc! zitten , wanneer hij te doen heeft , met een hart, in 't i welk het vuur der ccre brandt, gelijk de Zon het flijkdes : I^ijls verdikt — (bij wandelt peinzend op en neder) wat , mij ook voorkome , ik ben reeds'te verre gevorderdt om te rugge te treden — ik kan bij mooglijkheidhetbegonne : plan, 'er gebeure , wat 'er wille, thands niet laten fteken , of de Engel des Doods t— Welk een treurig denkbeeld ; moer mij treffen 1 welke nagedachten 1 (bier beerscht eene i lange Jlilte , die door de fchielijke komst vanlbtihimzoordt • afgebroken.) Wat koomt gij zoo verbaasd melden ? I li R A H I M. ; 't Is met ^Ilexandriën gedaan! — de Vijand, heeft de : laatfte Verfchaufingen genomen. — Aan onze zijde, was l de leus Louife; Soliman wierd ogcnbliklijk gewond; —— ; veelen der onzen zijn gcfneuveld, —- de leus des Vijands i was , de Republicq , en zij planten hunneVacuen op onze Muuren : — zij fchijnen innecmend vriendelijk, en de • woede des Krijgs', verzagt door het gejuich der overwin. ) ning, doet hun hart tot gulle blij ifchap overflaan. Zij , zeggen , dat zij ons niet vijarglig willen behandelen ; dat : zij de vrijheid van Eigendommen en Zeeden zullen eerbiedigen; zij zeggen, dat zij ons gelukkig willen maken!,.. De gantfche Haven is reeds vol van hunne Schepen , die van alles wel voorzien zijn. Eene ontelbaare mcenigte ontfcheepr, en het is verwonderlijk te zien, hoe zij den gek.weiften Turk te hulp komen; — Soliman zelv', heeft met den Bevelhebber des Vijands gefprooken , en ik zag hoe hij verbaasd was, door de bevallige innccmende houding des Vcrwinnaars ; — ja, ik zag zelf dat zij eikanderen omarmden, en alzoo aan 't Volk blijken gaven, dat Cf de  40 DE ONVERWACHTE REDDING, dc vijandelijkheden geheel geëindigd warén ... . Maar nu is »t met mij gedaan! de heerlijke verwachting op belooning is verdweeueu! .— Wat zal öuiw.an mij nu geevcn? o r a s m JJ n. Zoo de Vijand zulke gevoelens omtrend óofimdq koesterd, zal hij hem , voor als nog, zijn gezag, over de ! zijnen laten behouden; maar wij moeten Lujignan en Louife verbergen, deeze zaak veieischt allen moelijken fpocd, de tijd roept ops! of wij zijn alten vcrloorèn ! ï n ie a li i m. Wil ifc hun hier brengen ; hier in dit vertrek is d? ingang tot den ondernardfchen Kerker! q 11 as, m ij n. Haal hun! (Ibtiïuu) vertrekt.) Z E S J) E T O O N E E L. O R a s m ij n , alléén. Wat zal ik hem zeggen? — ö Vernuft ftaatmijbij! Hoe onaangenaam 'is de worsteling in mijne Ziel niet, en hoe moeijelijk word alles nnj niet door dc komst der Franfchen. Ik verwagt hun met fchroom ; laat ik mij moedig houden. — Zij komen. ZEEF E N D E TOON E E L. orasmijn , ibrahim , lusignan , louise. (de (zue laatfien geboeid.) wachten. o r a s m ij n. (tegen Lujignan.) Jïoort U Vonnis — Onw.iard.geu! LU-  TOONEELSPEL. 41 LUSIGNAN. Qm?t aohtbaarh 'id.~) Valfv'ic Vriend! — Verrader! — dit van U te horen, is m:j dj grievcndftc aandoening! . ■ o r a s m ij n. Zwijg! Ondankbaare Ongelovigel — Solim.in, de Be-velhebber! in wiens naam ik tot U fprecke , heeft U en uwe Rochter , nog cenige oogenbiikken van beraad gelaten , era tusfehen de Vrijheid en den Kerker — den dood en het leven te kiezen. —> O.ufjrmt U over uwe bevallige Dochter! Lonifi ! kou ik U de waarc liefde van Soliman fchetfen , gij zoude bewogen worden ; maar de ontgloeieildfte verbecjdingkragt heeft hier toe geene woorden. -— Nog eenmaal bied ik U de hand en he: hare van Solman , verfmaad ze niet; nog eenmaal word U vergunt te kiezen , om alle de aangenaame vermiakiijkheden des levens te fmaken, of uw leven in duisternis en ellende te verkwijnen ; heb medelijden met uwen Vader, Louipl heb medelijden met U zelve! o uwe bevalligheid, moeten op den throan blinken —, beraad U — wat kiest gij beiden? — l o u i s e. Mij blijft geene keti£c als den dood, — maar wat deedt mijn Vader om zoo geboeid te zijn? o a a s ai ij/n. Hoel vraagt gij dit nog? 't was niet genoeg , dathij den Propheet hoonde, hij was een Veria Ier van deeze plaats, van die Volk, dat hei», den Ondankbaren ! zoo lang welgedaan heeft. — lusignan. Nog deelde ik in uwe gunsr, Laaghartige! indien ik in UW aanflag. op de eer mijner Dochter wilds deelen; ö ! allo c 5 mvc  42 DE ONVERWACHTE REDDING. uwe befchuUigingen trek ik mij niet aan. Ik boorde het gebulder van 't Gcfchut, en in uw gelaat lees ik vrees en angst. - Ga voord met mij en mijne Dochter te mishandelen , de Hemel is rechtvaardig! I B R A II I M. Hoe durft gij , Onbelichaamde ! nog aan uwe onfchuld denken? — Gij leefde niet meer, zoo gij de Vader van Louife niet waardt! — Hoe! gij durft op uw onfchuld roemen ? ï' O U I S E. Ji ! dse item vertroost ons hart , in weerwille van alle uwe mishandelingen; — maar Vader! kan ik niet iets in 't werk ftellen , om ons te bevrijden ? zou ik den Bevel-, hebber niet kunnen te voet vallen , niet kunnen vermurwen ! — zou ik niet.... LUSIGNAN. Louife! mijn dierbaarc Louife! — neen ! .-. hoe zou zijne woedende drift niet in feilen gloed ontbranden en TJ verteeren ! - zink , zink met mij in deezen afgrond onfchuldig neder , veracht de woede der trouwloozen! — 6 de getuigen onzer onfchuld, iluimerdt nooit! — (tegen . Ibrabim) Voltooi uw weik , laagkruipende Slaaf! ;„ Gaa voord, mij, met wicn gij dus lang verkeerde, onge- lukkig te maken, de deugd zal niet altijd lijden, , beef! _ misfchien komen nog deeze bóeijen, om uwe handen! — verradende Ibrabim! O R A S M IJ N. Durft gij Ongelovige ons nog trotfeeren ! Ibrabim! opent den ingangdes Kerkers! (tcgende Wachten) voer hun derwaards heen ! (de Wachten vatten bun met geweld aan) L O U I S E. Vaarwel! — ó daglicht! <-, misfchien zie ik U niet we-  TOONEELSPEL. 43 weder!.... Met welk eene gerustheid, ó Wreedaarts! ondergaat mijn Vader zijn lot — 6 Vader! — j;i! ik zal met U in dit graf zinken ! geen worm van wroegend zelfs» verwijt, zal mij knagen. — Leid mij ten Kerker hecnen, ik blijf bij mijne keuze, liever den dood dan Soliman! ie r a H 1 l.i. (een kleed oplichtende , waar agter den ingang dis Kerkers.*) Hardnckkigen klimt af ! gij kunt U nog beraden! keerd te rug, eer het te laat is! — wat kiest gij? —lusignan en 1, o u 1 s e. (beiden.) Den Kerker! — L o u i S e. i Uw gelaat is ondragelijk ! (De Wachten leiden haar weg.) o r a s 11 ij n. (na ecnige tusfehenpoozing.) Alles bedriegdt mij of wij zullen door Soliman aanzienlijk beloond worden, —* maar zal hij wel in liaat zijn ? ó hoe is de* kans verkeerdt I — in plaats van Bevelhebber! nu mooglijk Slaaf!.... ibrahim. Geene zwarigheid ! 't verdrag is reeds geteckend! onze Zeden , Regeeringswijze en Eigendommen zullen geëerbiedigd worden. <—■ Op zijne verantwoordelijkheid heeft Soliman zich verbonden, voor de rust te zorgen , en, omdat de Inwooners geene klagten tegen hem inbrachten , hem preezen , behandeld hem den Overwinnaar metachting — Maar dit Kasteel , zal door den Overwinnaar betrokken , en alle Wapenen in zijne magt geftcld worden. o r a s m ij n. (geheel ontzet.) Dit Kasteel? .... hoe bevreesd is mi n hart ! — Zoo hij eens hst geval met Lujignan kwam te ontdekken , —■ la-  44 DE ONVERWACHTE REDDING. laten wij, fpocdig, alk mooglijke voorzorg gebruiken —* flat wij den ingang des Kerkers voor hem bedekken Maar, hoe dit gedaan ? — welaan, dat wij dit daar voor' zetten ras Ib, ebhr,, eer het te laat is ; (Zij zetten eens Bureau, zveike aan de eene kant van de K«m*r Jla H , voor den ingang des Kerkers.) (Men boord VeldMuf, o.) ik hoor reeds het gejuich der overwinning" dat men ons niet hier vinde! ^ wij moeten listig zijn, en o;> alles letten, ontwijken wij het oog des Verwin, paar»! — wij moeten hen dit Vertrek overlaten, dat wij zijne bijeenkomst fchielijk ontvluchten. Vertrekken wij ? (Zij vertrekken.) (Jee; Veld- Mujleq nadeïdj) A G T S T E T O O N E E L. (cenige Officieren..) victosl, alaïanzor. (de Officieren plaat fin zich ter rechter- en ter linker zij. de van het TooneU.) V i Q t cv a, (flatig opkomende.) Dappere Lotgcnooten ! waarde Medebroeders ! ook hier zijt gij Franfchen! ~ wat wederhoud uwen looo, noch. Bergen, noch Vuur, noch Zeeën! _ gij treedt thands op de Graven van veele Volkeren! _ gij z;et hier de vergruisde puinhopen van verte Koningrijker. - Indennaatn der Hepublicq! dank ik U, voor uwen betoonden ijver' moed en ftandvastigheid. — Nog is het einde niet , m jne Vrienden ! de onwisfe kansien des Oorlogs moeten ons onze krachten doen verdubbelen. Alles bcdriegd mij, of ouze omnandighcdcnzijnaüezins zorglijk. Doorarbeid en onvermoeide waakzaamheid komen wij alles te boven. — Bedenkt d»t-  T O Ö N E E L S P E L. 45 dat gij Franfchen zijt! •— in den naam van dit Volk bezweer ik U , om zorg te dragen, dat geen geweid of bei'potting, aan de Inwooners deezes Land? gcplecgdt worden j eerbiedig hunne Heiligdommen, en z'jt vooral omzichtig omtrent hunne Vrouwen. — Toondt, da: gij in de daad, Vrienden der ongelukkigen zijt ■— ftraft de geringdeafnfijking van de Krijgswetten met den dood ! . .. Rust nu van uwe vermoeidheid uit, en waakt nictminder zorgvuldig! —* wij hebben alles te vrezen, als dit Volk tegens ons verbtt;crd wordt. — Gaat mijne Vrienden! — denk aan uwen roem, aan den lof uwes Vaderlands, uwer Vrienden , ja aan den lof nwer Vyanden en Nakomelingen zelve; laateu de namen der gefneuvelden op de Zuil van Pompejus gegraveert worden. — Gij Almanzoi- blijf hier, wij zullen te zamen ons* over gewichtige zaken, moeten bezig houden. (de Officieren vertrekken.) NEEGEN DE T O O N E E Lt victOB, ALMANZoft., eene bidiekde. v i c t o r. t"ïe klopt mijn hart* waarde Aimmtor .' van hcevigd aandoening , van bil dfchap ! — hoe grootsch is onze zegepraal niet! rrmr ach ! zij is ook door het onwaardeerbaar bloed van dappere mannen verkregen! —■ ö moet dan het zoo dikwijls bedrogen mcuschdom , door geweld genoodzaakt worden , om den weg van geluk te betreden? moet dan ellende alleea het zelve de oogen openen, en hun op hunnen wclftand opmerkzaam doen latten ? Ai.'-  looze overwinningen , maar alleen naar den onftei flijken eernaam dorst , van een' weldoener des menschdoms te zijn. — De gevoelige tranen van achting, van waardige dankbaarheid, befproeijen zijne asfthe, zijn naam blijft in zegening; de braven fterven niet, neen, nooit! ALMANZOR. Uwe begrippen zijn altijd eedel! gij herinnêrdt TJzekerlijk die zoo aanmerkelijke taal : Weet gij wien ik voor den moedigften der menfchen houde ? Hij, die beftendig zijn plicht betracht, zelfs met gevaar, en ten koste zijner glorie; dien wijzen en ftandvastigen Fabius, die elk verachtelijk van zijne traagheid laat fpreeken, maar niet van handelwijze veranderd; geenzins dien IarTen zwakken, en verwaanden Pompejus, die liever het lot van Rome wilde wagen, dan eene befchimping ondergaan. V .1 C T O R. Ik herinner mij dit alles, maar de braven fterven niet!! ALMANZOR. 't Is zoo! uwe verbeelding fchetst U de Vrolijke beloo«ing dw braafheid , maar gelooft gij niet ook, dat men dik-  4§ DE ONVERWACHTE REDDING; dikwijls de deugdzaamheid cener zaake, naar de uitkomst* beoordeeldtï — heb gewoone verdiensten , biijf in den kring van middelmatigheid, en gij zijt gelukkig — maar tount uit — en overzie dan, zoo gij kun', , dc langeketen van ongenoegen , die afgunst en nijd, voor U fmeeden zullen. Men vergeeft geene misdaaden mocijclijker , dan die van uitftekenheid, uwe nederigheid zal IJ niets baten; m h dwaalt niet omtrent uwe verdiensten , men gevoelt ze, en dit maakt U ftrafjfchuldig in veeier oogen. Kwaadfpreekenheiden haat volgen uwe fchrceden. De vriendfehap en dankbaarheid, zijn in de dagen van tegenfpoed, Hechtsijdele klanken, men miskend.-haat eii vervolgdt U, hoe braaf gij ook zijn moogt. V I C T O R. Denk zoo ongunstig over 't menschdom niet! al waren uwe Tooneelen juin naar waarheid gefehetst, dan daagd immers eenmaal dit tijdftip , waar in de miskende deugd , alle haare Vijanden , zeeker moet overwinnen. Kunnen onze tijdgenoten ondankbaar zijn, denakomelingf-hap , zal in dubbele mate , die ondankbaarheid vergoeden. Ja sl.'mcmzor! Hij, die zijn gedrag van clks oordeel af bangelijk maakt , is nimmer zeker van zich zelve; de laster en ondankbaarheid verbeiden U mogelijk aan het einde van de loopbaan, maar de glorie is 'er met hen; en is zij 'er niet, de deugd weegt haar wel op; vrees niet, dat deeze U begeeve, zij zal Li naarvoigen in de d-iepfre ellende en vernecdering. Deze gedachten (treek mij, doet mij geene gevaaren , noch den dood, maar alleen het misd.ijf en de fchandc , daar aan verknogt, vreezen Het is de taal van dwinglaudij, liever gevreesd dan bemindt te wezen. De ta,al van nietswaardigen, die den naam  TOONËÉLSPEL. 49 - haam van Menfchen , van redelijke en denkende wezens, naauwhjks verdienen. almanzor. ., Verwonderlijk Menschdom! hoe Itrijdig handelt gij niet'? gij vereerdt den Braven , na zijnen dood, die gij in zijn leven miskende , verachte, haace en vervolgde! •— een wijze Wordt zeldzaam, in zijn Vaderland geëerd. — Ja! ik moet _U gelijk geven! — beroepen wij ons dan, (onzer braaf heid bewust,) beroepen wij ons, op eene beter verlichte Nakoinclingfchap, als onze Tijdgenoten, ons, en onze deugd, ^miskennen, 't Is waar, de Braven fterven niet! —— v r c t o r. Zie daar dan U, bij nadenking eindelik tot andere gedachten gebragt. Ja! al ware het dat men mij opniferde, ik. zal met cere fneuvelen. De vloek der Boozen , zal mij een zegenwezen ; van hun geprezen te worden , is hoonend , doet mij gruwen; hoe moeijelijker mijn ftrijd zij, des té grooter is mijne overwinning! —1 des te heerlijker mijne belooning ! Schoon het Fortuin mij begunstigd en bijblijft, ik wil inet U, de middelen beramen, om op den weg van voorfpocd , bcdagtzaam voord te gaan , en onze Vijanden te befchermen. Gij mijn Vriend, die mij raad , en hulp, en troost gecfr, gij blijft ook, als alles mij mogt begeven, mij, met uwe getrouwheid bij! ik maak op U ftaat. — Ga Almanzor'. en roept een der Bediende. (Almanzor vertrekt en komt dadelijk met deBediendé terug.') bediende. Wat beveeld mijn Generaal. v 1 c t o r. (tegen de Bediende.) Breng de Plannen en Kaarten, (de Bediende vèrtreki.) D  $6 DE ONVERWACHTE RÈDDING. almanzor. Hoe vermoeid ik ook ben , eifchen de omftandighcedeii waar in wij ons bevinden , dc gröotite oplettende waakzaamheid en vlijt ; wij moeten rondom ons zien, de gevaren. «— en onze krachten bereekenen. bediende, (zceder bmnenkoothende.) Zie hier de Plannen en Kaarten. (Hij vertrekt.') v i c ï o r. (Na eenige oogenb/ikken de Kaarten ingezien te hebben.) Wij kunnen, naar mijn inzien, volgens onze plannen voordgaan, maar wij dienen den bevooroordeelden geest des Volks , dat tegen ons vooringenomen is, op onze zijde te ■brengen. De arglistige Kunstenarijen , de diep ingewortelde Volks-vooroordeelen, zoo veel in ons zij, tegen gaan; wij moeten ons Volk, aan deeze vreemde Zeden ongewoon , in bedwang houden , alle verbitteringen voorkomen, en waakzaam zijn tegen de rondzwervende Benden onzer Vijanden, — waakzaam tegen allen aanval. almanzor. 't Is zoo. -— Biootgcfteld aan alle verraderijen, dienen wij op alles , onze aandagt te vestigen , en inzonderheid de Inwooners van dit Land, door infchikkelijkheid en vriendichap aan ons te verbinden, op dat wij eene veilige wijkplaats hebben. K. ' , v i c t o r. Gij fpreekt van verraderij, zeker woelt men geweldig tegen ons, en wij moeten onze waakzaamheid verdubbelen, om niet ten ilagtoffers te itrekken. almanzor. Gij kunt op mij volleedig ftaat maken, om de openbare of geheime Kunstenarijen uwer Vijanden te verijdelen. — Wij moeten te zamen overwinnen of vergaan. BE-  T O O N E E L S P E L\ 51 n e d i e n i> E- (binnenkomende) Een Sè Turken verzoekt U te fpreekcn. v i c t or. Dat hij koome. (de V.ediende vertrekt?) Het zal inooglijk den geweezen Bevelhebber , ofte een der zijnen zijn. TIENDE T O O NEE L. V ic t or , almanzor , orasmijn. o r a s m ij et*, (diep buigende) . £)e roem uwer braafheid, verfpreidt zich , ö Ver winnaar % alom als 'het licht van den blijden morgen , en uwe zegepraal ovemügdt mij, dat het noodlot, U bijzonder toegenegen is; alleenlijk wenschte ik hartelijk, en dit is ook dc beede van dc door U begunstigde Mulclmannen , de begeerte van Soliman, voorheen alhier Bevelhebber, dat gij een Vertrek, U zoo weinig waardig, zoo bekrompen, zoo onaanzienlijk, zoo weinig van gemakken voorzien, voor een ander wilt vcrwisfelcn, dat men voor U, naar uwen ftaat gereed gemaakt heeft. v i c t o r. Waartoe eenige verwisfeling? dit verblijf, dat gij onaanzienlijk noemt, geeft mij een bekoorlijk uitzicht'over de eikanderen afwisielende bare» , der golvende Zee, — mijn hart aan befpiegclingen gewóón , vindt hier dooreen, aangenaam voedfel , tot overdenking. -* Ik begeer geene grootheid , en is 't Vertrek klcen , 't is zeeker nog veel grooter , ,dan mijne Lijfzerk behoeft te wnezes ; ik kar» het met weinige voeten Hellen. .Da, A M  52 DÉ ONVERWACHTE REDDING.' a t. man z o r, Ja! hoe onaanzienlijk het ook zijn moog', het is hief iiiet onaangenaam. o r a s m ij n. Maar dit verblijf is voor U nietgcfchikt, een vermoeide moet rust zoeken - men moet hem gemak bezorgen — hij dicndt gerust te kunnen vertoeven. — Kortom, mag ik mijne dringende bede niet vcrvuldt zien, en overeenkomstig uwen ftaat * U een prachtiger en aanzienelijker Vertrek aanbieden? v i c t o r. Gemak en ledigheid, rust en vermaak ontzenuwen dikwijls den Held , veroorzaken in hem de uitbottende werkingen van fluimerende , naauwlijks te ondergebrachte dnftcn ; geven voedfel aan den haat en laster, doen hem zich zelve ongelijk blijven. ~ Gelukkig hij die met Curtus het goud Om rapen , durft verfmaden , en met Fabha met vreest, voor geduchte Monsters; met weinig vergenoegd te leven , zie daar het doel , waar naar ik hake,U wat dunkt U Alma„t,r .' kunnen wij hier niet blijven, onze werkzaamheid niet voordzetten ? wie zijt gij cedcle Muzelman ? o r A s M ij N. Ik ben Orasmijn, Onder-Bevelhebber deezer plaats. al manzo r. Nu dan Orasmijn, wij zullen dus hier blijven! (ter zijde} 'er fchuilt iets I o r a s m ij n. Gij zult U zélve beklagen, waarom kunt gij U van het gemak niet bedienen dat U zoo gul wordt aangeboden? Waarom weigert gij eene pligtmatige betuiging van achting ? v i d- j  TOONEEL SPEL. 53 v i c t o R, Ik zie de werking der Oosterlingen op het koelbloedige en gemakkelijke, ►— op't vermaak en wellust, op rust en fiaap gefteld; — maar weet, dat wij die zaken zoe hoog niet achten; weet, dat werkzaamheid ons een klecn verblijf, hoe ook van gemakkelijkheeden beroofd , doet waardeercn., boven de prachtige, wijd uitgeftrekte Zalen, waar in de verwijfde gemakkelijkheid heerscht, de Ziel in eene verleidende fluimering wiegt en werkeloos maakt. o R A s m ij N. 't Is wel! «— maar kunt gij dan aan den wensch van Soliman , dien gij het leven fpaarde , niet het genoegen fchenken, dat hij, in een vertrek van alles rijklijk voorzien, U zijne erkentenis betoone? — kunt gij hem weigeren , gebruik te maken van de gefchenken , die hij U aanbiedt, — ja, kunt gij weigeren gebruik te maken van uwe overwinning, om volgends ons gebruik, U in aanzienlijkheid te doen gelden. v I c t o r. Wat gij ook zeggen moogt, ik blijf hier! —, O r A s m ij n. Vrugteloos heb ik dan mijne pogingen aangewend! — gij zult mij immers niet zonder cenig antwoord laten vertrekken. v i c t o R. Zeg, dat ik volkomen met dit verblijf voldaan ben, en pui redenen mij thands hier toe beweegende , het zelve, voor het grootfte Paleis, niet zou willen veranderen, o R A a M Ij N. (Jlamelende.) Ik eerbiedig . . . uwe bevelen. (Hij vertrekt.) D 3 ELF*  SA DE ONVERWACHTE REDDING!, E L F D E T O o N E E L. v i c t O r , a l m a n z o r. .almanzor. (r0»d ziende.) Ik weet het niet, maar het luipend oog, de bedenkelijke houding, het zoo kunstmaatig aandringen, om dit verblijf vrij te hebben, ons het zelve te doen verhaten; alles, alles duidt bij mij, niets gx>eds aan, ik vrees eenig verraad. v i c t o r. Het word mij ook verdagt ~ maar geen nood. Dat zij beeve! die op ons aanvallen , vnj zullen ons ten duurden verkopen, en zij zuilen ons niet pngeftraft aanranden, almanzor. Gij fteuud op «wen moed , en kunt op mijnen arm alleen ftaat maken. v i c t o r. Neen! wij kunnen den aanval eeniget: tijd verduuren, wn zijn wel gewapend , en de vrees houdt booswichten, (zien zij de verdeediging,) te rug. Ons Volk laat geene gewapende toe, on zal, daar 't Kasteel van ons Volk vol js, op het minste gerucht, ons bijfpringen. almanzor, Mijn waarde ricior! alles bedriegt mij , of 'er is iets, dat ons eene verdubbelde waakzaamheid moetlecren. Een overwonnen Volk , hoe vriendelijk behandeld, tracht de boeijen te verbreeken , en het koste wat het wille zich van zijne dwingers-e ontflaan. - Zij mogen Lammeren lenijnen, gij zijn een Leeuwen ftoet, kunnen zij de hoofden vellen der geenen, wicn 't geluk te beurt viel, over hun  T O O N E E L S P E L. SS hun te zegepralen; zij hebben een geopend oor, vooralle Verleiders, wagen alles. v I c t o R. Het aangeboden Vertrek , kwam mij nog bedenkelijker voor, aldaar konden zij den aanflag gemakkelijk gemaakt, alles overdagt hebben , maar hier, het uitzicht opdeZee, ie nabijheid onzer Schepen, verijdelt misfchien hun Plan, ik blijf hier, en wat men moge b?ftaan, zij zullen moeite hïbben, om ons te overvallen. almanzor. Onze vermoeidheid vordert rust. Aan dezelve moeten wij , mijres inziens, ons niet zorgeloos overgecven. —• tczicn wij het Vertrek. (Hij gaat rond) Na alles opge- ' nomen te hebben, en niets ontdekkende , befluit ik echter, dat wij ons gewapend nederleggen , om op den minsten aanval gereed te zijn , en dat men ons Fakkels doe bezorgen ! Veelligt koomen ons die te ftade , — dc naderende Nacht en een heimelijk voorgevoel — Hei daar!... (tegen een Beilende , ydie binnen komt.) Dat men ons Fakkels brenge. (de Bediende vertrekt.) V I c ï p R. Kom aan , ik zal uw raad volgen , fchoon mij geene vrees van eenigen aanval bekruipt, en ik op de uitgezette Wachten , als op mijn goed Fortuin , met volleedige gerustheid , mij tot flapen kan begeeven. (De liedimie breijgt twee Fakkels binnen en vertrekt. waarop Vicloi en Almanzor zich op hunne Mantelzakken gewapend nedeHeggen. (Na een zoeinig jlilte hoort men eenig gekerm.) yi c t o r. (aandachtig luisterende.) Hoorde ik geen akelig gekerm ? D 4 al-  S« DE ONVERWACHTE REDDING. almanzor, Ik meende het ook te huren. (Men boort andermaal het gekerm.) vi c t o r. (te ge/ijk met Almanzor oprijzende.) 'I Is onder onze voeten!. .. o de Item der lijdenden! fnijdt mij door het hart, gewis, het zijn ongelukkigen ! de menschheid lijdt, fpoeder, wij ons ter redding. almanzor. (geduurig rond zo-kende.) Mij dunkt ik befpeur agter dit Bureau een verborgen ;Deur, dat wij naar de waar- of valschheid onderzoek doen \ (zijfshuivend- Bureau vieg en openen de Deur.) Ik zie een Trap , nu lijdt het geen tegenfpraak, of het zal hier zijn — dat wij verder onderzoeken. v i c t o r. 6 Dat eerst de Fakkels aanfteeke, (dit gefebied) kern Almanzor! verlosfen wij de cllendigen! of itraffen wij de onwaardigen! — wij weeten niet wie zij zijn, laat pns ook dit trotfecren. (Zij gaan de trap af) TWAALFDE T O O N E E L, (Het Teoneel verbeeld een Kerker.) louise, lusignan (geboeiot.) l o u i s e. (Op een bos Strooi leggende, bleek , en met hangende bairen ) Mijn dierbare Vader! — ach! U te zien lijden! Hemel! js het mooglijk, gij die onfchuldig, deugdzaam en voor. zich-  TOON E 'É L S PEL. 5? zichtig waardtl —. onbedachtzaame daar ik ben , mijne onoplettenheid maakt U een (lag-piler der boosheid , Haat U in keetenen! — ik zal met TJ veigaan!... 0 Moet dan de deugd op aarde altijd lijden! arglistige, fchijnheiligen , eigenbelangzoekers , booswichten zegepraalen 9 .— Zou 'er nog hoop op redding zijn? — Neen! — het middel mij aangeweezen verfoei ik, ik kan 'er niet , als met ijzing aan denken. Zou ik misdadig worden , en TJ, mijn Vader! onteeren ? — 0 mocijelijke ftrijd ! — wat zal ik beginnen ? ik vtrvui met mijn naar gekerm deeze onderaardfche gewelven. — Hemel! hoorde ik geen gerucht?.. . (zij luistere!) Ik twijlftl ;.. . ach reek, redt dc onfchuld ! — (/'« vertzviifféliiig zich opheffende.) Vader! zonden zij, die ons vervolgen , niet tot betere gedachten komen? — LUSIGNAN. Bedaar Louife'. — door woede, verontwaardiging en peinzend nadenken afgemat, verzuv.kt door 't onophoude-. lijk weencn , fchijnt mijne ziel , het ligchaam fpoedig te zullen begeeven ; maar kon ik voor U leven ? rnogt ik, eer rk fterve, U beveiligd zien? U hier te laten , ten doel, waar op de boosheid mikt! 6 tederheid! ö fmartel — dit denkbeeld doet mij bijna .wanhoopig worden. — Moet ik niet blijven leven voor tf! — Misschien komen onze Beulen, om ons te moorden; — misfchien zullen zij U, mer geweld van mij affcheuren ; . misfchien ons , onder het fchatcrend gelach der Helle x befpotte en ontzielen. — Denkt niet dat zij tot andere, gedachten zullen komen! Neen Louife.' als zij, die do macht in handen hebben, ter bereiking van hunne bedoelingen , eens de onfchuld beginnen te verdrukken, fmoren, zij de ftcm van hun geweten, zij herdoen niets, hoe liegt D 5 ook,  53 DE ONVERWACHTE REDDING. ook , zij mogen een' fchuldigen die zij gefttaft hebben , vergeten; maar zij haten den onfchuldigen; hunilachtoffer altijd ; zijn naam alleen is een verwijt , en zijn beftaan knaagt als eene dpodelijke wroeging, het hart zijner Vervolgers. — Denk om geeneredding ! denk om den dood! — mijne oogen kunnen bijna niet meer weenen, — maar, ó mijne Dochter! — zoo ik fterve, — geef U liever aan den Dood, dan aan Soliman over. L o u i s E. (opjïaandé) Gij benecmdt mij de ftreelende hoop op uitkomst, en wat! wat zou ik niet beftaan , om U mijn Vader! die ik ongelukkig maakte, uit deezen akeligen Kerker te vérlosfenj — (met moed haare hand op Lufignan's hoofd leggende.) Op uw hoofd zweer ik U, dat nooit het licht der Zon mij zal befchijnen, zoo ik ooit Soliman! LUSIGNAN. Zweer niet mijne Dochter! t~ ik ben zeeker van uwe braafheid — 6 uwe taal, is de rampzalige taal der wanhoop , eene taal, die mij moordt! hoe ijsfelijk pijnigd gij, mijn reeds lang gefolterd hart. — Louife! ö mijne dierbare Louife ! uw lijden valt mij fmertelijker , dan het knellen mijner Kcetens. — Zij zijn geene kentcekencn van mijne fchande! ó neen I zij zijn mijne cieraden I de braafheid gaf mij deeze kenfchetfende teekenen, mijn hart is vrij van fchuld; maar uw lot, — het akelig vooruitzicht voor IJ mijneDochter — verpletmij. . . . Gewis! het zal ijsfelijk wezen, in een vreemd Land, beroofd van hulp en troost, om te zwerven 1 — o ik verheel mij , Zoo gij nog gelukkig van geweld en onfluiting bevrijd blijft, hoe gij, zoo men mij een Graf vergunt, op dit Graf gezeten , op eenen akeligen toon, uwe Moeder, en mij uwen Va'  % O O N E E L S P. E E. 59 "Veiler roepen, helaas! tc vergeefs roepen zult! — óZielverfcheurende denkbeelden! — h O u i s , Mijn Vader! vervroegd het martelend lijden niet. Ach. kan ik U dan geen troost, geen hulp verfchaffen! — ö ik overleef TJ niet! lusignan. (men hoorei gerucht.) Het is met or.s gedaan! Louife, mijne Dochter! — een nevel verduisterd mijne oogen , — mijne krachten bezwijken .- ik 'flerf! — {bij bezwijkt.) L o u i s E. (geheel ontfleld.) Hemel! — o hcritcl, herftel U mijn Vader! — hulpeloos en verlaten kan ik U niet helpen — ach! hij ft erft—, en zal ik, het doel waarop de boosheid mikt ! zal ik dan alleen overblijven! — (met woede) komt, Tijgers ! komt Beulen! opentden Kerker doodt, doodt mij, maar redt, zoo gij redden kunt, mijnen onfchuldigen Vader! -—(men opend den deur des Kerkers.) (Louife zijgt naast haar Vader neder) D E RTI £ X D E T O O N. E E L. louise, lusignan, victor, almanzor. v i c t o r. (met een Fakkel opkoomende.) oe yeele moeiten hebben wij niet gehadt, om de Deuren openteflaan , welke eene vertraging ! wat zie ik ! — een Grijsaard geboeid — bezweken — eene hulpeloze feboonhei.1! welk een ijsfelijk Tooneel! — \ zijn, aan de houding te zien, mijne Landgenoten! louise.  60 " DE ONVERWACHTE REDDING, louise. (aan zijne voeten vallende.) Liever fterven, dan in de magt des Geweldenaars! — geen medelijden neen! den dood! i-, maar ach I redt, redt dien Grijsaard, redt mijn arigelükfcigén Vader! vi c t o r. (bewogen en verwond rd) Almanzor'! ontboeid en verkwik den Qrigalukkigen I wij zijn geene Beulen, o neen! wij komen U verlosfen. — Dank Hemel voor deeze zoo onvervvagte gelegenheid om wel te doen ! hoe zaligend is zij niet voor een gevoelig hart —• zegt mij rampzaligen , zijt gij onfchuldig ? — uw voorkomen antwoordt mij reeds, daar ik uw lijden, zie! — maar, hoe komt gij in dit onderaardsch verblijf? — wie kon ó fchoone! — uwe bekoorlijkheid zoo grievend belcedigen ? .— wie beladen den eetbicdwaardigen Grijsaard met Keetens ? — wie gaf U dcrwanhoope ten prooije? — wie! wie kon U mishandelen? louise. (ontroerd met vuur.) Ik hoor , ik zie niets als mijn Vader! — 6 zou hij reeds zijn lijden geëindigd hebben ? dan zou het mijne beginnen, o Onoverwinnelijke rampl almanzor. (die LuQgnan poogt bij te ftaan.) De Grijsaard bekomt, hij keerdt in 't leven te rug. Louise. (vol aandoening.) Hemel ! vuurige , vuurige dank zij U , gij geeft mij mijnen Vader weder! — (tegen Lufignan) ó Dierbaar Pand mijner blakendftc hoogachting! fla uw oog op mij : —\ Gij ziet geene Beulen rondom U, neen ! aan het gewaad te zien, zijn het onze Redders, onze Landgenooten! (i m:ju Vader! lusignan. Gij roept mij in 't rampzalig leven terug, 6 mijne Louife! — kan ik het geloven ? van Kluisters vrij? — mijne  TOONEËLSPEL. 6l mijne Landgenoten bij mij tot hulp in den Kerker! — ó onverwagte redding! — hoe dankt mijn hart den Hemel! —• hoe dank ik U , voor uwe pogingen edelmoedige Zielen ! — de braafheid is nog niet geheel van de Aarde geweken ! — v i C t o R. Ja , gij ziet Uwé Landgenoten « wij zijn Franfchen! — wij Willen geen dank , wij deeden onzen pligt , wij zullen uw leed doen eindigen , menfchen verwoestende dweeperij ', aan heerschzucht verbonden , wijkt, alwaar wij verfchijnen , en het is ons eene zaligheid , menfchen gelukkig te maken. Zij, die U verdrukt hebben , bij alles wat mij dierbaar is , zij zullen den loon van ongevoeligheid fmaken , voor hunne euveldaad geftraft worden — niet alleen hebben wij ons leven aan de Vrijheid , maar ook aan de Deugd gewijd — voor onzen Arm , moeten ook de ongcvoeligen , die niet weenen kunnen voor ongelukkigen brave menfchen, fidderen «— zij zutlen vergaan als zij de onfchuld vertrapt hebben! louise. Zoo zegepraalt dan mijn Vader! dank, eeuwig dank* 6 Hemel 1 lusignan; Verftommende eerbied! boeit mijne lippen, ik wil * maar kan U, mijne dankbaarheid niet uitftamelen! v i c t o r. CeCn dank, geen dank! dit tijdftip 0 Braven! reken ik voor een, onder de gelukkigften mijn's levens , 6 een Redder vari de onfchuld te zijn , geeft een onbefchrijflijk vergenoegen! geeft eene onbefchrijflijke waardij aan den Sterveling! gelukkig zij, die dit te beurte valt,'ftromen van vreugd overftelpen bijna mijn', van blijdfehap bonzend hart! ö mogten de hoogmoedigen, de trotfche grooten y mog-  f>2 DÉ ONVERWACHTE REDDING. mogten de bngevoéiigen verdrukkers oer onfchuld, deez'c zielftreclende gewaarwording, in alle haare grootheid opInerken, zij zouden van allen geweld en verfmading hunner Natuurgenooten afkcerig zijn; maar zij kennen het zaligend genoegen van weldoen niet! almanzor. Vergun ttfands edele Ficfor! dat wij deeze jilaats verlaten welk een L'eerfchóol! hoe hoopeloos het lot der miskende verlaagde, vertrapte deugd ook Zijn mooge, eenmaal breekt, op het bnverwagtst, een lichtltraal door, en het vreugdverwoestend duister wijkt, eenmaal zegepraalt de bezwalkte braafheid, in fpijt van ai het woedend onbefcheid der Booz'cn , over alle harehelfehcpogingen. Verlaten wfj dit akelig verblijf, laten wij de ongelukkigen verkwikken, en hnnne treurige lotgevallen horen, die in vreugd veranderd zijn. l o u i s i, De Hemel is rechtvaardig! — gij hebt ö Vader! mij dit geleerd. lusignan. Vergeet deeze les nooit mijne Dochtet! zij is dierbaar! de ware troost, in 't kweflingbarend leven! druk diep in .liw hart, de Hemel is rechtvaardig ! v i c t o r. Gij eed'le Sterveling, die reine deugd waardeerde,' Sia 't boek der eeuwen op, daarwordtU troost gègeeven ï Ja! de onfchuld , hoe vertrapt, wordt uit het Stof verhecven, nf , ^.'^'o'Stdclesderdeugd; ja !de onfchuld triomfeert! Ut als zij'toffer wordt, van baatzucht, en trouwloosheid ; «aar val, is grootfeher, dan, de zegepraal, der boosheid! Want wat geweld, of list, of ontrouw, durft beftaan, Wüoitfca*, nooit zal de deugd, op dit Heelal vergaan ! — (Viftor onderfteund Lufignan , tenvijl Almanzor aan Eouife de hand bied.) Einde van het derde of (aatje Bedrijf