690 OK 63 8217  "Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3282 1695    D E TWEE WOEKER AARDS, OF DE SCHAAKING EN DE DIEFSTAL; KLUCHTIG B L T S P EL. D O O B. B. R U L O F F S. Te AMSTELDAM, iy A. MARS, ia de Nes. No. 43. 1798.   GEACHTE LEZER! G .•ene andere reden had ik om dit Tooneelftukje in het licht te geeven dan om geftand te doen aan myne belofte, lenigen onzer behvaamfle Tooneellisten van den Neder' duitfehen Sc houwburg der Bataaffche Republiek, welken voornamen, geduurende dezen zomer, ter uitfpanning der Tooneelbegunfïigeren, eenige vertooningen, van meest nieuwe tooneelfpellen , op den Schouwburg Utile et Amufant, op te voeren , gedaan , ten welken einde ik het ter drukperfe, ten hunnen, behoeve overgaf. De fchaarsheid aan korte nafpellen welken, te gelyk verma* kelyk en onaanflcotelyk op befchacifde tooneelen kunnen te voo rf:hyn gei ragt worden, deedt my dit de voorkeur e voor andere;! geeven, het welk eene vrye naarvolging is van een Comedie Parade, in hetFrauschtefamengej7elddoorDr\iELLE, waaraan ik eenige verhoren uur en ,dewelken ik ingeenege' tegenheid was nuttiger te befteden, opgeofferd heb. ( Ik heb niets meer hier by 'te voegen, dan alleen dit volgende, namentlyk dat , by aldien de zulken die dit Nafpel wilden vertoonen ,geen bekwaam fujet \ die zich de vereischten dewel. ken een goede Krispyn nodig heeft, koude eigen maaken , (men vind thans zeer weinigen by de Neder duitfche Tooneellisten die de rollen van Krispyn , in al derzelven kracht, kunnen vervullen ,) dat, zeg ik, de zulken de vryheid hebben den naam Krispyn en iWerlyn te veranderen len dus'er een gevootielyken huisknecht van maaken. VER.  VERTOONERS. cassander, een oud man. chuisantes, een oud man. leander, "J y minnaars van Ifabella. valentyn,J isabella, minderjaarige nicht van Casfander» Cateau, oude huishoud/Ier van Casfander. krispyn. gillis. Een knecht van CJtrifantes. Z JV T G ENDEN. Een Schout. s^fy^. Twee Dienders. --"-*^<' -^^Êjj^) 1 Het Tooneel verheeld eene flraat: op den voorgrond vanl dezelve ftaat het huis van Casfander en daar vaast.aan dat waarin Gillis woont. D E  D E TWEE WOEKER AARDS j KLUCHTIG B L T S P E L. EERSTE TOONEEL., cassahder, krispyn. ;.( cassander, binnen. Schurk, luiwammes, fchelm , gaauwdiefl krispyn, mede binnen. Maar, Mynheer, Mynheer, Mynheer Casfander! cassander, Krispyn op het Tooneelflootende. Scheer je weg: voort hier van daan» jou hangebast! k r i s p y n. Gy zyt me, nog drie guldens fchuldig van myne huur. Het is wel plichtelyk dat, eer men een Domeftiek weg jaagt, men hem betaalt. cassander. Hoe! drie guldens aan je huur, rakker? Jy durft my daar nog om maanen na dat je my, zo fchelmachtig, hebt beftolen? Leander verfchym op het Tooneel en neemt ditoogenblik waar , zonder gezien te worden, in het huis van Casfander te Jluipen. A KRIS-  a DE TWEE WOEKERAARDS, KRISPYN. Hoe! heb ik u beftolen ? CASSANDER. Onbefchaamde deugniet, durf je zulks nog loochenen? Heb ik jou niet op de daad betrapt ? KRISEYN. Hoe ! noemt gy dat befteelen , dat ik een flokje wyn, dat nog in de fles was, heb uitgedronken, en het geen nog zo zuur was, dat ik 'er een krimping in myne darmen, door heb gekreegen, die ik nog geweldig voel. • CASSANDER. Wat zeg je, zo zuur was ? myn vreemde fyne wyn, dien ik met zo veel zorg bewaarde ? Het is delicaate oude wyn van het beste gewas. KRISPYN. Daar was niet meer in dan dat even de bodem van de fles bedekt was. CASSANDER. Zeg je dat ? 'er was meer dan een glas vol in. Denk je, fchurk, dat ik het niet gemeeten heb ? KRISPYN. En gy durft dan voor een enkel glas wyn drie guldens ▼an myne huur afhouden ? 't is, by me ziel, niet te weinig. CASSANDER. Als ik recht wilde handelen moest ik je aan de Ju« ftitie overgeeven. Maar fcheerje maar weg, je zult, door den tyd, het loon voor je fchelmliukken wel ont- fan-  KLUCHTIG B L T S P E L. 3 firn gen. Pak je voort zeg ik je , gaauwdief! Ga oogenblikkel)k van hier. IJy gaat naar binnen» TWEEDE TOONEEL. krispyn , alleen. w ie heeft zyn leeven gehoord ? Die oude Woekeraar! Hy doet my drie guldens voor een flok wyn betaalen, en fcheld my nog uit voor gaauwdief! Gaauwdief? Ik een gaauwdief?.. iets fpyt my evenwel, dat is, dat ik altyd wat fchroomvallig geweest ben. Wat baat het toch in de tegenwoordige waereld eerlyk te handelen? Een goeden naam! ja, dat is 't ook al; doch daar komt men. niet ver mede, men moet zyn voordeel zien te doen, dit is alleen het ware. Ik zal dierhalven.... Maar wat valt 'er veel te kaapen in een huis als het zyne, daar byna geen Meubels aan de wand zyn ? 't Is waar, hy bezit fchyven; doch hy zet ze allen op den hoogften woeker uit, tot zelfs het geld van zyne minderjaarige Nicht toe. Dat is ook de reden waarom hy altyd haar belet een huwelyk te doen. Wyst hy den HeerValeutyn, den Neef des Procureurs, niet van de hand, hoe zeer voordeelig hy zyne Nicht aan hem zoude kunnen uittrouwen ? Zelfs weigert hy den braaven Ridder Leander over zynen drempel te komen. Een heertje vol geest en een der eerfte lichten der Liefhebberen van dezen tyd, die Ifabelle met de vuurigfte drift bemint!! die oude gluiA a pert!!!  4 DE TWEE WOEKERAARDS, pcrt!!! Het liqve meisje is echter in het geheel niet van gevoelen ongehuwd te blyven. Ik denk dat zy den een' of anderen tyd wel de gelegenheid zal trachten te vinden van zich van Casfanders handelwyze te wreeken. My voor gaauwdief te fchelden ! ... Ik heb gelegenheid gehad hem te befteelen, had ik flechts gewild- Immers die Pendule, die hy, eergisteren, voor twaalf ducaaten gekocht heeft van dien jongen heer, dien hem aan de hand gedaan is door een Vrouwtje in deze buurt, en •voor welke hy reeds dertig ducaaten gew eigerd heeft om ze weder over te doen — dit zou voor my een flag uit het gezicht zyn geweest, en een extra buitenkansje!... Maar, zoude ik my nog niet van dien hoon,my aangedaan, wreeken kunnen ? zou 'er nog geen middel toe zyn? Laat zien.... Laat ik 'er eens op peinzen. (_Men hóórt Gillis zingen en op een Cyter fpeelen, in het huis het welk aan de zyde van Casfanders huis ftaat.~) Daar hoor ik de ftem van dien armen duivel, van Gillis. Daar fchiet my iets te binnen. Ik zal my van zyne hulp zien te bedienen. DERDE T O O N'E E L, krispyn ; gillis, zingende op het Tooneel \ komende. krispyn. Ha, ben je daar, Gillis ? en dat zo zingende ? Ik wensch je  KLUCHTIG B L T S P E L. g je veel geluks. Het is een teken dat jy zeer veel reden hebt wel te vreden te zyn. gillis Dat heb je wel mis, man. Ik heb hooren zeggen dat de■mufiek de droefheid kan doen verdwynen, en nou probeer ik of dat wel zo is, en tracht door zingen my zo veel mogelyk op te beuren , man. KRISPYN. Heb jy dan eenige Muizenesten in je hoofd die jou zo droevig doen zyn? g t l l i s. Muizenesten, man ? .... kltspyn. «* Ja, of iets onaangenaams. GILLIS. . Ja zeker, wel iets zeer onaangenaams, man. KRISPYN. Misfchien kwelt je de verliefdheid ? gillis. Gansch niet, het is geen verliefdheid. Het is de honger die me kwelt, en om die zo veel het my mogelyk is te doen verdwynen, doe ik niet dan mufizeeren , federt twee geheele dagen, weetje. krispyn. Zo dat je in twee dagen niet gegeeten hebt ? gillis. Juist geraden. Jongens, jongens, wat heb je veel verftand, Krispyn. Ik weuschte wel dat je zo veel geld A 3 had,'  6 DE TWEE WOEKERAARDS, bad, als geest bezit, weetje, dat zou my thans beter te komen , want dan zou ik je om een paar fchellingen ter leen vraagen. KRISPYN. Om twee fchellingen? Ze zyn zeer tot uw' dienst. Maar wat zou je zeggen als ik jou in de gelegenheid bragt, twee ducaaten te verdienen? GILLIS. Twee ducaaten zeg je, man? Ik geloof dat je my wat fopt- In myn geheel leven ben ik geen een ducaat ryk geweest, hoe zoude het dus mogelyk zyn 'er my twee op eens te doen winnen ? KRISPYN. Gelyk veele anderen, met de negotie. GILLIS. Met de negotie ? en welk foort van negotie zoude ik doen moeten, man ? KRISPYN. Laat eens zien.... vooronderftel in Horloges, by voorbeeld, GILLIS. In Horloges? KRISPYN. Voorzeker , jy zoudt gemakkelyk eenige ducaaten kunnen winnen , op eene fuperbe Pendule, die jou niet meer moeite zoude kosten dan ze even in je handen te neemen. GIL-  KLUCHTIG B L r S P E L. 7 GILLES. Wel man , kan ik Pendules yermaaken? ben je niet wys? KRISPYN. Gekfchap, wie zegt jou dat jy die zoud vermaaken ? Al je werk zoude flechts alleen beftaan dezelve u toe te eigenen. GILLIS. Hoe! my die toe te eigenen, man ? KRISPYN. By voorbeeld, 'er was een^ een uitmuntende Pendule ten huize van den Heer Casfander, en ik beduidde jou eens dc kamer alwaar dezelve hing ; ik wist je eens behendig in die kamer te verfteeken, en eindelyk namjy die om ze eens emftig te bekyken, brengende dezelve daarna ten huize uit, zonder dat 'er iemand erg in had, en my die vervolgens ter hand (lellende , zoude ik zeer fchielyk loopen kunnen om ze, of te beleenen of te verkoo- pen En als ik 'er eens eenige ducaaten voor kreeg, die wy dan te faamen deelden , he, wat zeg je ? GILLIS. Noem je dat negotie doen in Horloges ? KRISPYN. ö Ja. GILLIS. My dunkt dat ik zulks wel heel anders heb hoorea noemen, man. A 4 KRIS.  8 DE TWEE WOEKER AAR DS, krispyn. Dat's zeer mogelyk, men noemt het ook wel eens iets van zyn plaats neemen. gillis. Iets van zyn plaats neemen zeg je!. . . men noemt het nog anders. krispyn. Maar met welk een' naam zulks ook genoemd worde, wat doet dat ter zaak ? Ik geef je een middel aan de hand waardoor jy fortuin maaken kunt, heb je'er zin in ? ja, of neen , fpreek op. gillis. Wel, man, meen je 't oprecht het geen jemevoorflaat? kfmspyn. Ja zeker, ik meen het zeer oprecht. GILLIS. In de daad , ik heb wel fortuin nodig, maar zeg.eens Krisp} n , die op zulk een wyzen de lui hun goed van zyn plaats neemt, raakt die niet wel in de gelegenheid door de Juftitie aan eene plaats vastgehouden te 'worden, daar hy zich nimmer van los kan maaken? krispyh. Ja, als hy niet behendig is. gillis. Zo zoude ik dan wezenlyk myn fortuin maaken kunnen?... Ah ik my wel bedenk, zal die heer, die daar ginder in dat groote huis woont, ook zo wat aan de hand moeten gehad hebben. Hy geeft geduurig groote gastmaalen. • ~, . zy-  KLUCHTIG,B L T S P E L. 9 iyne gasten zyn fteeds zo vrolyk dat de lui op ftraat ftil ftaan blyven. De een zegt, by is 'er zus aangekomen ; een ander, hy is 'er zo aangekomen; een derde, hy is een .... Ja, en dan een. ander weder dat hy een zwendelaar is, weetje; doch hy laat ieder maar praaten en gaat zyn waereldfchen gang, man. Noem je dat nou behendig zyn? . . . KRISPYN. Ja, voor zeker, dat voert hy altemaal uit omdat hy altyd zeer behendig geweest is. GILLIS. Ik wou wel dat ik, door myne behendigheid, ook zo ver komen kon. KRISPYN. En waarom zou jy ook ook zo ver niet komen kunnen? Hy was eertyds niet meer dan jy nu bent, en jy kunt, door den tyd, gemakkelyk worden het geen hy nu is. Ik geef je een middel aan de hand om een meesterlyk begin te maaken door een loffelyke daad. GILLIS. Ja, jy hebt gelyk, weetje. Maar zeg me toch eens, man, als die daad zo loffelyk is, waarom doe jy dan die zelf niet? KRISPYN. Om dat ik wat naauw van confientie ben. Zie ik zou het niet over my verkrygeu kunnen , zo ik dit uitvoerde, om jou dan dc helft van het voordeel af te /laan. Ze» ker, zeker myn confientie zou 'er geweldig tegen op A 5 kc«  lo DE TWEE WOEKERAARDS, komen, en myn arme vrind Gillis zou 'er niets van trekken. GILLIS. Dat zou voor my flecht uitvallen, man. KRISPYN. Maar zo, in tegendeel, myn goede vrind Gillis die loffelyke daad wilde uitvoeren... GILLIS. Dan zou, myn waarde vrind Krispyn, immers niet weigeren in het voordeel te deelen. Niet waar? KRISPYN. Gansch niet , myn vrind, ik zou 'er zelfs fterk op Maan. GILLIS. Zo, zo, is het waar... Goed dan, ik zal dan maaken dat jou confientie zich kan gerust Hellen, en alles doen wat je me beveelt. KRISPYN. Zo, dat noem ik fpreeken. Zeg, woon je niet in dat huis ? GILLIS. Ja. KRISPYN» Op welke Verdieping ? GILLIS. Op de bovenfte, weetje. RRISPYN. Op de boyenfte, zeg je? gil.  KLUCHTIG B L T S P E L. il GILLIS. Ja, daar geheel in de hoogte, man. KRISPYN. Goed, goed. Zeg, zou je we] verftand genoeg hebben om je in een Schoorfteen naar beneden te laateu ? GILLIS. ó Ja, in myne vroege jeugd heb ik een jaar drie vier het plefier gehad om my in de Schoorfteenen van myne goede gebuurtjes op en neder te laaten, weetje. KRISPYN. Wel nu, wel nu. . . GILLIS. Maar zeg, man , waarom vraag je me dat? KRISPYN. Kom, laaten wy te faamen by jou boven gaan, daar zal ik je alles nader uitleggen. Van daar zal ik jou den weg wyzen om een loffelyke daad te verrichten. GILLIS. Om de Pendule te verplaatzen, niet waar ? en dan de twee ducaaten ?... Maar zou je my vast niet twee fchellingen op hand kunnen geeven ? KRISPYN. Ik zie daar ginder dien fchelmfchen Woekeraar Chrifantes komen. Hy zal zekerlyk by Casfander gaan Ik dien hem in het oog te houden. Ga jy intusfchen mj ten uweiit wachten. GILLIS- My dunkt wanneer wy eerst wat aten, zou zulks niet goed zyn, man? kris^  ïj DE TWEE WOEKERAARDS, krispyn. Foei, foei, de honger geeft courage. gillis. Zo dat waar is heb ik courage voor vier. Hy gaat binnen. VIER DE TOONEEL. chrisantes, krispyn, in 't verfcbiet , vervolgens cassander. chrisantes. Ja, ja, alles wel overdacht en naar den regel uitgecyfferd hebbende, oordeel ik gansch niet kwalyk te zullen doen, de Pendule te koopen. krispyn, zacht. De Pendule ? die oude Woekeraar! zoekt hy negotie te dryven met het geen ik oordeel reeds het myne te zyn ? chrisantes. • Casfander wil 'er dertig ducaaten voor hebben, ja, ik zal hem het geen hy vraagt dienen te geeven, de Pendule is uitmuntend, de jonge heer, die 'er zin 'in heeft, zal my 'er wel tot zestig a zeventig ducaaten voor tekenen. Hy Zegt dat hy 'er iets mede in den zin heeft, dus.... als hy my over een half jaar het geld geeft en myden intrest voor een jaar tot zes percento betaalt, kan niemand zeggen dat ik oneerlyk gehandeld, noch een, zwaaren intrest bedongen heb. Men moet confientieus weezen , en de benodigdzynden christelyk te hul.  KLUCHTIG B L r S P E L. 13 hulpe komen. Ik zal met Casfander den koop fluiten . . . • maar krispyn, ter zyde. Zeer christelyk! ó die fchoft. chrisantes, hy klopt aan de deur van Casfander. Hola, is ''er iemand ? cassander, van binnen. Wie is daar? chrisantes. Ik ben het. Chrifautes. cassander, uitkomende. Ha, zyt gy het, myn vrind, my dunkt dat u de Pendule , by aanhoudendheid in het hoofd maalt. Ik heb u wel gezegd dat gy nog zoud wederkomen als ge u nader bedacht had. chrisa-ntes. Evenwel, tusfchen ons gezegd,zouden vyf-en-twmtig ducaaten , dunkt me — cassander. Als ik de Pendule een Huiver minder gaf dan dertig ducaaten zou ik 'er geld byleggen, dat zweer ik u by myne oprechtheid. krispyn , zucht. 6 Die fatanfche leugenaar. chrisantes. Nu, dewyl gy my betuigt dat gy 'er op zoudt verliezen , zal ik u uw' vollen eisch geeven. CAS-  14 DE TWEE WOEKERAARDS, CASSANDER. Geluk 'er dan meê. Maar als ik het wel heb, myn vrind, dunkt me dat gy 'er heden vergenoegder uitziet dan gewoonlyk: hebt gy iets voordeeligs aan de hand ? CHRISANTES. ó Ja, een heerlyke zaak, die my al lang heeft bezig gehouden. Ik heb een beftaan voor myn' Zoon gevonden. CASSANDER. Voor uw' Zoon? ik heb nooit geweeten dat gy kinderen had. CHRISANTES. Ik heb flechts een' eenigen Zoon, myn vrind. CASSANDER. - Ik heb hem nooit gezien. CHRISANTES. Dat is zeer mogelyk. Ik heb hem zelv' in geen jaar of twee gezien. Hy is wel het flechtfte fujet.... Ik heb wat droefheid om hem moeten doorftaan. CASSANDER. En gy hebt nog de goedheid om hem een beftaan te bezorgen? Het fchynt dat het Vaderlyk hart zich toch niet verbergen kan. CHRISANTES. Neen zeker, dat fchynt zo. CASSANDER. En welk een beftaan zal hy, door uw voorzorg, erlangen ? CHR I-  KLUCHTIG B L r S P E L. i« chrisantes. Ik zal hem naar d' oost zenden. cassander. Gy geeft hem daardoor gelegenheid om zyn fortuin te zoeken. Hy zal 'er voor 't minst geen honger behoeven te lyden als hy wil oppasfen. Heb je ook by geval de dertig ducaaten by je ? chrisantes. Zo gy het zo goedvind zullen wy te faamen ten mynent gaan. Ik zal u daar het geld toetellen, waar voor gy my eene quitantie tekenen zult, de welke ik houden zal, daar ik myn' knecht, die met u meê gaart zal, het geld zal ter handftellen. Hy zal het zelve geeven by aanvaarding van de Pendule. cassander. Zeer goed, zeer goed , zulks is niet meer dan billyk. Het wanvertrouwen is de moeder van de voorzichtigheid. Kom aan. Leander en Ifabella vertoonen zich voor het Vengfter, alwaar Leander zyne verwondering te kennen geeft. Welaan, laaten we heen gaan. chrisantes. Men mag toch zeggen wat men wil, gy hebt geen de minfte reden u over den verkoop uwer Pendule te beklaagen. cassander. ÓGy zult wel middel weeten om 'er uwvoordeel mede te doen. kris-  16 DE TWEE WOEKERAARDS, - krispyn, ter zyde. Ik hoop voor hem 'er wel middel toe te weeten, isabella, aan liet V eng fier. Ik zie daar ginder myn' voogd heenen gaan. leander, mede aan het T^engfier. Kom, beminnelyke Ifabella, laaten we van deze gelegenheid gebruik maaken. isabella. Ach , Leander, tot welk een' gevaarlyken flap doet gy my befluiten. Zy gaan van het Vengfter. krispyn, na de twee grysaards gevolgd te hebben. Weg zyn zy, die fnoode Woekeraards!... Wat zal het my eene vreugde geeven, wanneer ik zien mag dat Casfander zich, door wanhoop, verhangt. Maar laat ik geen' tyd verliezen. De oogenblikken zyn dierbaar. Ik moet ten eerftea Gillis gaan vinden. V TF D E TOONEEL. X leander en isabella, op het Tooneel verjchynende. i sabella. Ik beef van fchrik nu ik befta uw' zin te volgen. Zou ons Cateau niet gezien hebben ? t l e a ïï de s* Cateau ?... isa.  KLUCHTIG B L T S P E L. ï? isabella. Ja, de Huishoudfter van den Heer Casfander. Gy kent haar niet ? ... leander. Neen, neen. Geen mensen heeft ons gezien. Vrees maar niet. Maar zeg me toch wie was die man, die met uw' Voogd daar heenen ging ? isabella. Het is een goed vrind van hem, een Woekeraar, gelyk myn Voogd is. leander, zacht ter zyde. Zekerlyk is hy 't die... isabella. Hy heet Chrifantesr leander, ter zyde, Hy is het waarachtig zelf, 't is myn Vader. isabella. Gy fchynt ontfteld, Baron, wat fcheelt u? leander. Ik ben verontwaardigd te zien dat gy in handen van zulk flecht foort van Volk geweest zyt. isabella. Wat kan ik 't helpen: zulks heb ik myne bloedverwanten dank te weeten. leander. Laat my flechts begaan. Waardige Ifabella'. ik zal uw lot doen veranderen, zulks ftaat in myne magt. De natuur heeft u voordgebragt om in de groote waereld B uit  18 DE TWEE WOEKERAARDS, uit te munten. Ik alleen heb het vermogen u 'er, met luister, in te doen brilleeren. Volg my flechts, ik zal u tot den rang verheffen dien uwe verdienfle waardig is. Kom, lieve Ifabella. isabella. Wetóan, Mynheer, ik laat my dan beweegen om u te volgen. (Ter zyde.~) Ach! wat zal toch de beklagenswaardige Valentyn zeggen? Zy vertrekken fchielyk van 't Tooneel. ZESDE TOONEEL. krispyn, daarna gillis. krispyn. Ha! wat zag ik daar? Ifabella ontvlucht met Leander! By myn keel, dies te beter. Gillis zal nu minder beletzei ontmoeten om zyne onderneeming te volvoeren. Hy moet niet zeer lang meer weg blyven. Laat ik eens luisteren.... Ik hoor iets. Hy is het zelf. gillis, geheel met roet bemorst, komt uit het huis van Casfander met de Pendule. Nop mag ik myn' honger wel ftillen, nou mag ik eeteri hebben, niet waar? daar is ze. Daar is ze. krispyn. Geef ze me fchielyk, fchielyk. Wat zie je 'er uit! ik zou je haast niet kennen. 611»  KLUCHTIG B L T S P E L. 19 gillis. Zo zwart als de duivel. He? krispyn. Heeft u niemant gezien? gillis. , Ja , voorzeker, een oud fpookzel van een Vrouwmensen. cateau, binnen. Dieven, dieven, dieven! krispyn. Het is de oude Cateau. Laaten we onze biezen pakken. Ik zal dezen weg op loopen. Wacht jy my ginder aan die ftraat. gillis. Maar, heteeten? man, heteeten, weetje... krispyn. Pakje voort , gekskap. Daar komt Casfander ook hier heen. 't Is onze tyd. Als de duivel, moeten we ons onzichtbaar maaken. Krispyn gaat aan de eene zyde binnen en Gillis aan de andere. ZEVENDE TOONEEL. cassander, een knecht van chrisantes, en een weinig daarna cateau. cassander. Zie zo, daar zyn wy waar we weezeu moeten. Ik zal u oogenblikkelyk de Pendule ter hand ftellen, B a ca-  2o DE TWEE WOEKERAARDS, cateau, met een yzelyke drift het huis uitkomende , vliegt Casfander, als raadeloos, om den hals. Dieven, moordenaars, moordenaars! cassander, fchreeuwende. Een moordenaares, een moordenaares! wat henker, je zult me worgen. cateau. Och! vergeef het my, mynheer, hoe, zyt gy het? cassander. Ja,zekerlyk ben ik het, caronje. Zeg op, wat fcheeltje toch ? Wat is 'er gebeurd ? cateau. Och, Mynheer! cassander. Hoe zal 't zyn, fchepzel! zal je fpreeken of niet ? cateau. Ik ben te zeer buiten my zelve om te kunnen fpreeken, ik heb 'er geen kracht toe. cassander. De kracht om te fpreeken heeft jou nooit ontbroken, het zyn maar praatjes. Spreek op, zeg ik je; wat is 'er gaans? valentyn, fchielyk op het Tooneel verfchynende. Ach, Mynheer Casfander. Ik zag, zo oogenblikkelyk, ginds aan het einde van de ftraat uwe Nicht met een'jong' Heer zeer fchielyk loopen : zy klommen op eene PostChaife. Ik geloof indedaad dat zy gefchaakt word. CA-  KLUCHTIG BLTSPEL. 21 CATEAU. 6 Hemel! CASSANDER. Wat hoor ik ! myn Nicht! zou ze zich hebben laaten fchaaken ? Is dat de vrucht van de zorgelyke opvoeding die ze aan my verfchuldigd is ? Ziedaar het uitwerkzel van die zotte Romans, van die verdoemelyke Drama's. Zy alleen hebben haar het hoofd op hol gebragt. Ja, ja, zy heeft zich zekerlyk laaten fchaaken. Maar gy, Mynheer, die dit alles zaagt, kost gy haar die parten niet beletten ?... VALENTYN. Zo ik ten vollen verzekerd geweest ware dat zy het indedaad was, dan zoude ik misfchien myn best 'er toe hebben gedaan om haar het vluchten te beletten, alleen uit achting voor U. Gy hebt waarjyk die behandeling aan haar niet verdiend. Het is u niet onbewust met welk een tederheid uwe Nicht van my wierd bemind, en hoe ze my beminde! Gy weet welk eene moeite ik heb gedaan haar ten huwelyk te moogen erlangen, maar gy weet ook de flechte behandeling die my van u wierd aange~ daan. CASSANDER. ö Ja, Mynheer, ik weet alles. VALENTYN. Echter zal my dit alles thans niet beletten Ifabella te redden. Haare deugd is in gevaar, wy moeten die trachten te befchermen. Laat ons zien of hier toe jiog mogeB 3 lyk-  aa DE TWEE WOEKERAARDS, Iykheid is. Ik zal den fchaaker overal poogen op te zoeken, en volk op de been brengen , om hem te achterhaaien. Ik zal hen beduiden hoe hy 'cr uit ziet. Zo ik hem op kan fpooren zal ik het u op het eigen oogenblik doen weeten. — ^ ^^.>.- • - CATEAU. Het is voorzeker die Baron daar ze ons zo menigmaal heeft over onderhouden, en dien gy nimmer hebt willen te woord ftaan. CASSANDEP. Maar gy, caronje, toen gy ze zaagt vertrekken, kost 'gy toen geen geweld maaken? CATEAU. Ik, Mynheer ? Ik heb 'er niets van geweeten, dan eerst op dit zelfde oogenblik. ^ 7a^At^ Maar waarom hebt gy mydan byna geworgd en zo vervaarlyk dieven, moordenaars, moordenaars gefchreeuwd ? CATEAU. ö Mynheer, zulks was geheel om eene andere zaak. Ik liep den dief na, die, zeer ftilletjcs, in huis heeft wee^ ten te fluipen, en die uwe pendule heeft geftolen. CAS SA/ND EK. Hoe, wat, myne pendule, myne pendule? CATEAU. Ja, mynheer, uwe pendule. Ik zag den dief ze weg draagen. 6 Ja, ik heb het voor myne eigene oogen gezien. CAS-  KLUCHTIG B L F S P E L. 23 cassander. Ik ben dood , ik ben vermoord! myne pendule weg ? myne pendule geftolen! eene pendule die ik voor dertig ducaaten verkocht heb. Zie daar het geld dat ik 'er voor heb ontvangen. de knecht. Het geen gy de goedheid zult hebben my weder te geeven. cassander. Hoe! u het geld wedergeeven ?... Cy hoort het, hy wil het geld weder hebben 1 Om 's hemels wil, heb toch een oogenblik geduld. Slechts een oogenblik , ik bid 'er u om. Och! myne pendule, myne pendule... Casfander gaat, gevolgd van den Knecht, naar binnen. cateau. Ja, ja, ga vry zoeken, zo gy ze binnen,vindt, zyt gy een toveraar. Men ziet Leander in het verfchiet van het Tooneel aan de eene zyde opkomen. leander. Ai! ik zie daar volk. gilles, aan de andere zyde in het verfchiet op het Tooneel komende. Oef, zie daar die fatanze oude heks. cassander, fchielyk uitkomende. Ze is weg, ze is weg. Dit geval (laat my geheel ter neêr; wat ben ik ongelukkig! wat zal ik beginnen? B 4 Ca-  24 DE TWEE WOEKERAARDS, Cateau, geef me toch goeden raad. Wat moet ik doen ? Wat moet ik doen ? cateau. Wat gy doen moet? dat fpreekt immers van zelf, gy moet den dief by het gerecht aanklaagen. Ik ken my nog zeer klaar te vooren ftellen hoe hy 'er uitzag, niets zal ons hinderen hem te doen vangen, laat my flechts begaan en bekommer u over niets. cassan dep. En wie zal alle de onkosten betaalen ? Maar dewyl 'er toch niets anders op is, laaten we ons fpoeden om naar het gerecht te gaan. Looze dief! wat zal het my een piefier doen u te doen vangen en te laaten opknoopen. Casfander en Cateau gaan binnen, ÉCHTSTE TOONEEL. leander, gillis. leander, zonder Gillis te zien. M» doen opknoopen ? gillis, zonder Leander gewaar te worden. My op doen knoopen? i leander, ter zyde. Die oude gryn zou 'er in ftaat toe weezen. gillis, ter zyde. Het geleek wezenlyk ernst te zyn!... le'  KLUCHTIG B L T S P E L. <* i-EtliDI F. Geftraft te worden zonder te genieten het geen men mint! GILLIf. Opgehangen te worden zonder den honger geftild te hebben ? leander; Zy weeten hoe ik gekleed ben, dus zullen zy my ras kennen. Zo ik van kleed kon veranderen ! Maar hoe zulks te doen, als men flechts één kleed heeft? Koopen kan ik 'er geen , vermits ik geen ducaat ryk ben. gillis. ' x Krispyn komt nog niet! zo ik my van hier verwydar zal hy my in het geheel niet vinden kunnen , en ik zal intusfehen van honger fterven. En zo ik hier blyf, pakken ze me, voorvast, op , en dan is het met me gedaan. Ik heb niets waarmeê ik my kan vermommen. My geheel naakt uit te kleedcn zoude niet zeer welvoegelyk zyn, geloof ik. leander, Gillis gewaar wordende. Die arme duivel zoude my misfehien van dienst zyn kunnen. gillis. Die Heer ziet me aan als of hy me voor een' bedelaar hield. leander, tegen Gillis. Ik zal hem aanfpreeken. Zeg eens, vrind, gy zoud my eene vrindfehap doen kunnen. B 5 GIL.  .36 DE TWEE WOEKERA ARDS, gillis» Mynheer, gy aan my insgelyks, weetje. leander. Zeg, vrind, fteekt 'er voor u veel waardy in uw kleed ? gillis. Niet veel, geljk je ziet: want ik heb in geen twee dagen gegeeten, man. leander. Zo veel te beter. Gy zult dan geen zwarigheid maaken uw kleed voor 't myne te verruilen ? gillis. Zwarigheid! Ik,jMynheer? Ik geloof waarl)k dat gy met my den fpot zoekt te dryven. le4kdbb. Ganseh niet, het is geen fpotterny. Daar komt me iets in het hoofd. gillis. Gy vraagt, hoop ik, geen geld toe? leander. Neen, niets. gillis. Wilt gy dan maar zo gelyk op ruilen ? leander. Ja, zekerlyk, ik heb 'er myn reden voor. Ik wil niet gaarne bekend zyn. gillis. De droely, dat 's raar, ik heb 'er niet minder reden voor, weetje. LE-  KLUCHTIG B L T $ P E L. 27 leander. Ik hoor iemand komen, ga met me, hier in de naaste herberg. oill rs. In de Herberg, Mynheer ? Zou 'er ook wat eeten te krygen zyn? leander. Ja zeker, 'er is eeten en drinken te krygen. gillis. Wat vriendelyker mensen ! nu, dat komt opperbest. Zy gaan binnen, NEGENDE TOONEEL. valenttn, daarna krispyn. valentyn. "Vi^reedaartig noodlot! gy deed myne hoop in rook verkeeren. Vergeefsch heb ik getracht myn' medeminnaar op te fpooren, fchoon ik alle moeite heb aangewend hem te achterhaalen. Mogelyk verheugt hy zich thans , ver van hier ,met den prooi die hem is ten deel gevallen , en vreest voor geene achtervolging. 6 Myne rustverfloorende gedachten, hoe ondraagelyk doet gy my lyden!... Neen, ik geef den moed nog niet op; niets zal my wederhouden myne poogingen te hervatten; ik wil op nieuw hem trachten op te fpooren. De liefde en jaloezy vermeesteren myne ziel. Welaan, fpoeden we ons. kb is.  28 DE TWEE WOEKERAARDS, kbispïk, ter zyde. Die gekskap van een' Gilles! waar mag hy zich ophouden ? ik vind hem nergens. Zou men hem gevat hebben? Het kon waarachtig gemakkelyk weezen. De oude Cateau heeft hem met de pendule de deur zien uitgaan: hy is niet ongemakkelyk ie herkennen. Zo by gevangen is , is hy niet te goed my te verklappen. Hy kost my in een duivels onaangenaam geval brengen. Het fchynt voor my vergeefsch zoeken naar dien fchoft. valenten. Zyt gy 't, Krispyn? Gy wilt hem zoeken,zegt ge? krispyn, verlegen. Ja, Mynheer. valentyn. Hebtge niets van hem vernomen ? krispyn. Van wien? valentyn. ' Van dien verleider, die de nicht van den Héér Casfander gefchaakt heeft ? krispyn. Het is dan indedaad waar dat ze gefchaakt is? valentyn. Het is niet dan al te waar. Gy weet,Krispyn, welk . een gevoelig harte ik bezit. Gy zyt getuige geweest van myne liefde toen die nog in haare geboorte was. Gy zyt getuige geweest hoe getrouw ik aanhield te bemin-  KLUCHTIG B L T S P E L. 29 minnen. Gy hoorde my dikwyls zuchten. Gy zaagt niet zelden myne traanen vloeijen. Gy erkende myne vervoeringen. Vergeefsch zoek ik overal den gehaaten fchaaker. Mogt ik het geluk hebben hem te vinden, myn waarde Krispyn, misfehien zoude Ifabella my daar voor ten loon verftrekken. KRISPYN. Wie is toch die gehaate fchaaker? waar woont by? VALENTYN. Helaas! zulks weet ik niet. Het eenigst, dat my bekend is, is dat hy een gegallonneerd kleed aan heeft. Ga , waarde Krispyn , zie hem te ontdekken. Zoek overal; houd allen aan die gegallonneerde kleedercn draagen. Ondervraag hun met list en omzichtigheid. Gy kunt op myne vergelding Haat maaken. Spoed u , ja vlieg, Krispyn. Tracht de poogingen van den tederften minnaar, op het yverigst, te onderfteunen. Met drift van het tooneel gaande, geeft hy Krispyn een' geweldigen floot. KRISPYN. Wel duivels, welk een tederheid! Maar laat eens zien ! Wat ftaat my te verrichten ? Leander is de fchaaker. Ik weet zyn verblyf. Zekerlyk zal Ifabella'zich daar bevinden. Ik weet Haaltjes genoeg van Leanders leevenswyze om Ifabella afkeerig van hem te maaken. Gilles zal zekerlyk gevangen zyn... Alles zal aan den dag komen. Ik zal Valentyn dienst doen en nep dus op myne hand zien te krygen... Ik wil ten eerften Ifabella op  30 DE TWEE WOEKERAARDS, op gaan zoeken. Dit is de veiügfte toevlucht, die my, in myne omftandighcid, nuttig zyn kan. Vertrekken wy. Ik zie ginds Casfander. TIENDE TOONEEL. cassander, alleen. .LNTog onkosten te doen! en mogelyk niet eens myne pendule weder krygen!. .dat valt hard. Maar het geen ik niet kan verduwen, is, dat ik dat fchoone geld , het welk ik reeds voor myne pendule ontfangen heb, weder geeven moet... Maar... wacht... zou 'er niet iets op te vinden zyn? dat ik het kon... laat zien... ELFDE TOONEEL. cassander, de knecht, cateau, houdende leander, in het gewaad van Gillis in zyn das vast. cateau, van binnen. H ier is hy, hier is hy, hier is hy. leander, binnen. Wat wil je van me hebben ? de knecht, binnen. Dat zullen we jou doen zien, vrindfehap. leander, binnen. Ik ken jelui niet. CA-  KLUCHTIG B L T S P E L. g$ cateau, op het tooneel komende. Ja, ja, ik ken jou wel, fchuik! Zie hier, myn Heer Casfander. leander, ter zyde. Casfander!... cateau. We hebben hem hier vast, we hebben hem hier vast. cassandek. Maar wien? cateau. Den dief, den dief. Zie, daar is hy. cassander. Hebt gy hem daar? de hemel zy gedankt. leander, ter zyde. Ziedaar my, niettegenftaande myne vermomming , her* kend. cassander. Ha, zyt gy het, fchurk! die by my in huis wist te fluipen, om my het kostelykfte, dat ik in de waereld had , te ontrooven ? leander. Maar myn... myn... Heer Casfander! cassander. Gy zult ze my ten. eerften vergoeden. leander. Haar vergoeden!.. cassander. Ja zekerlyk, zekerlyk, haar vergoeden, Spreek, waar hebt gy haar gelaaten, deugniet? is-  32 DE TWEE WOEKER AARDS, leander. Dew} I gy wilt dat ik zulks bekennen zal, moet ik u zeggen dat ik ze ten mynent had gelaaten, doch ik ben 'er oogenblikkelyk geweest om 'er haar weder op te zoeken., maar.. cassander. Hoe, wat...? leander. Ze was 'er niet meer. Ik heb vernomen dat, niet lang voor myne komst, 'er een fhoode fchelm, in het zwart gekleed, geweest is, die ze my, op zyn beurt, weder ontfebaakt heeft. cassander, fchreijende. Ik ben haar dan voor altyd kwyt, en my blyft geen anderen troost over dan dien fchelm te doen ophangen I leander. Hoe! zoud gy wreedaartig genoeg zyn om zulk eene geringe beuzeling... billen te faamen. Geringe beuzeling?.'. TfF^^LFDE TOONEEL. cassander, leander, cateau, de knecht, chrisantes, een Schout en twee Dienders. chrisantes. K om hier, heer Schout. Hy is hier gezien. cassander. Wien zoekt gy, myn vrind? c h r i-  KLUCHTIG B LT S P EL. 2? C h 1? f s A nt e s. Ik zoek. . . maar appropo . . Myn geld. . . cassander. Gy weet het ongeluk dat my is wedervaaren? v CHRISANTES. Ja, ik weet alles. Maar myn geld, myn geld! cassander, het. hoofd laatende hangen. Zou het niet mogelyk zyn dat. . . . chrisantes. Ziedaar uwe quitaiuie. cassander, de beurs uit zyn zak haaiende. Vermits gy het abfoluut begeert. . . Helaas! CHRIS AKTES. Wat zal ik zeggen, ieder heeft alzo zyne onaangenaamheden in deze waereld. Ik ben bezig om een' zoon» een fchandvlek van myn geflacht op te zoeken. Hy -word Leander gewaar. 1 Ha! zyt gy daar? . billen. Hy, zyn zoon! . . . CHRISANTES. Ik vind u dan eindelyk, fchurk! Ontaarde zoon! Ik geef hem, heer Schout, aan u over. de schout, grypende Leander aan. leander. Myn vader. . . CHRISANTES. Uw vader? Gy durft my nog «uw' vader noemen? Gy weet uw' plicht, heer Schout. C DE  34 DE TWEE WOEKER AARDS, de s ch o ut. Komaan , jongeheer, een reisje naar d' oost zal u geen kwaad doen. cassander, de beurs met geld nog in ds hand houdende. Tegen den Schout. Wacht een oogenblik, heer Schout... Vrind Chrifantes. chrisantes, de hand van Casfander, waarin hy de beurs met geld heeft en dewelke hy tracht te verbergen, vasthoudende. Wel nu? cassander, zacht tegen Chrifantes. Ik moet u iets influisteren eer wy verdergaan. Weet dat uw zoon de dief is die myne pendule geftolen heeft. chrisantes. Hemel! wat zegt.ge? cassander, Zacht. Hy heeft het my zelf bekend. chrisantes, Zacht. Is 't wel mogelyk?... wel nu, myn vrind, hy kan ze u nu weder ter hand Hellen. cassander, zacht. Hy heeft ze niet meer. Ze is weg. chrisantes, tegen Leander. Ze is weg? waar hebt gy ze gelaaten, deugniet? . leander. Men heeft ze my weder ontfehaakt. CHRI-  KLUCHTIG B L r S P E L. 3S chrisantes. Ontfclmkt, Lichtmis, onwaardige zoon! Tegen Casfander. Dus, myn vrind! . . . cassander; Dus zullen wy hem dan aan het gerecht dienen over te geeven. chris antes. Hoe! zoud gy my die fchande aan doen kunnen? My alle achting doen verliezen ? Myn vrind, wil toch bedenken , dat 'er nooit in myne familie iemand in handen van de Juftitie geweest is. cassander. Welaan , daar het aan my ftaat, wil ik uw geflacht geen fchande aandoen. Ik vergeef alles, geef my myne quitantie weder. chrisantes. Uwe quitantie'. ... en myn geld? . . . cassander. Uw geld ? . . . het ligt immers in de reden dat het my toebehoort. chrisantes. Dus zoude ik, by flot van rekening, alleen dë perfoon zyn die beftolen wierd. cassander. Wel wie anders? Is uw zoon de dief niet? Het is zeer natuurlyk dat gy de naaste zyt voor hem te boeten , of anders. . . Gy weet wat ik wil zeggen. C 2 CH1U-  36 DE TWEE. WOEKERAARDS, CHRIS JSTEF. 6 Afgerechte woekeraar! behoud, behoud het geld, doordien gy toch niet anders z) t te vreden te nellen.... Heer Schout. . . ... DE SCHOUT. Mj nheeren, wilt my niet langer ophouden. LEANDER. Myn waarde vader. . . Y.M ? CHRISANTES. Ik wil u nooit wederzien of hooren. Heer Schout, breng hem terftond uit m\n gezicht, Vertrek, deugniet, losbol, fchuim van alle fchurken ! vertrek oogenblikkelyk. . . Al dat fchoone geld zo te verliezen ! .... och, wat is een vader als ik ongelukkig! Chrifantes, verzeld van zyn' knecht, gaat ter eener zyde des tooneels, en Leander met den. Schout en de Dienders, ter andere■ zyde, binnen. DERTIENDE TOONEEL. CASSANDER, CATEAU, VALENTYN, fchieljk op liet tooneel verfclynende. VALENTYN. Mynheer, zo op het oogenblik is my aangebragt dat hier omftreeks iemand vernomen, is die, volgens myne beduiding, juist naar den fchaaker van uwe nicht gelykt. Ik beu bezig hem overal te zoeken. CAS-  KLUCHTIG B Lr SP E L. 3? C1SSANDE R. Doe uw best, heer Valeiityn , hem op te fpooren. Zo gy hem vind, en my Ifabella kunt weder bezorgen, zal zy uwe belooning zyn. Hy gaat, verzeld van Cateau, binnen. VEERTIENDE TOONEEL. valentyn, alleen. Wat hoor ik ? Zy zal my ter belooning zyn. . . Myne waarde Ifabella zal eens 'de myne worden ? Wy zullen veréenigd worden door den band deshuwelyks? ö Ja, myn hart voorzegt my dat ik eens zo gelukkig zyn zal. Tkmiamelyke .Ifabella ! gy zult dan eens voor altyd de myne zyn? Maar heeft ze my niet verraaden ? Is ze my niet ontvlucht met mynen medeminnaar? Die ongetrouwe! die meineedige! Maar, laat ik rechtvaerdig handelen. Is zulks myne eige fchuld niet ? Was ik niet te driftig? Zag ik niet te fchielyk van haar af toen ik de tegenheden, die my deeden wanhoopen haar immer de myne te zien, had moeten verduuren ? ja, ik beu het die haar verliet. Zy bezat eene zeer gevoelige ziel, en heeft zich , naars ondanks, om uit de flaverny van haar' voogd te geraaken, aan een' ander , die .zekerlyk zwoer haar, met de vuurigfle tederheid ,eeuwig te zullen beminnen, overgegeeven. Dus verkreeg een ander het geen ik al te onbedacht verliet. Kan ik haar deeze daad wel als ecue misdaad aanwryveu ? Neen. Ik wil dat IfaC 3 bella  38 DÈ TWEE WOEKERAARDS, bella tusfchen my en myn' medeminnaar eene keuze do?. Ik zal my haare uitfpraak laaten welgevallen. Zo zy m\n' medeminnaar de voorkeur geeft, zal ik zekerlyk van hartzeer derven, echter zal ik haar keuze bill) ken. Wien zie ik daar? VTFTIENDE TOONEEL, valentyn, gillis, t'p het gewaad van Leander. By is dronken. gillis, zonder Valentyn gewaar te worden. Slapperloot, man, dat was een noble vent. Men kan niet cordater handelen dan hy met my deed. Hy heeft me getracteerd, man , je leven zo niet. Het heeft me dan ook best delicaat gefmaakt, zo wel de fpys als de drank. Ik wed dat het hem meer dan een' daalder gekost heeft. Die jonge heer moet zekerlyk van 't een of't ander hof zyn. Ik zal Krispyn hier blyven wachten, zonder een' voet te verzetten. Casfander mag komen zo hy wil, ik lagch, in dit kleed ,om alle de Casfanders van de geheele waereld. Ja, dat doe ik, man, ja dat doe ik. . . valentyn, ter zyde, zyn oog op Gillis vestigende. Een gegallonneerd kleed en een hoed met een cocarde 'er op! . . . Een middelmatige geftake! . . . Hy is 't„ Ja, hy is het, vast. gillis. Hier is het huis. VA-  KLUCHTIG B L T S P E L. 39 valentyn. Ja .mynheer, gy hebt recht, daar is het huis. Befchouw vrv de plaats waar gy uw' wensch verkreegt. Verhoog-moedig u om bet geen waarvan gy u meester maakte. Het is een loffelyke daad die gy bedreeft. Gy hebt ook groote reden om 'er roem op te draagen. gillis, ter zyde. De fatan! zou die vent my kennen? Laat ik my weg pakken. Ik wensch je goeden dag, mynheer. Weetje. Hy wil weg loopen, doch word door Vzlentyn wederhouden. valentyn. Blyf Maan, mynheer. Ik heb u iets openhartig af tevraagen. Ik ben uw medeminnaar: verre dat ik uwe handelwyze laaken zoude, moet ik u bekennen dat ik 'er veeleer jaloersch van ben. Ik wensch van harte, het geen gy gedaan hebt, zelf verricht te hebben. Gy bezit den fchat die alleen myn aardsch geluk uitmaakte ; het voorwerp van geheel myne hoogachting. Zo ze u met recht toebehoort, behoud haar. Ik flem 'er in. gillis. Ik merk wel dat myn ontkennen, met dien fnaak, niet veel baaten zal, hy is al te wel onderricht. Hy is vast een van die behendige klanten waarvan my Krispyn fprak. Mynheer, ik merk klaar dat je meê van ons volkje bent, zekerlyk hou jy u ook op met de dingen behendig te verplaatzen ? C 4 y a-  40 DE TWEE WOEKERAARDS, VALENTYN. Zy was zekerlyk de eenigfte die my tot zulk eene daad zoude vervoerd kunnen hebben ; doch nimmer heb ik de ftoutheid gehad zulks te durven onderneemen. GILLIS. -' Dat geloof ik wel. Men loopt ook gevaar, wanneer men niet'behendig is. VALENTYN. Het gevaar dat daarin Hak heeft my nooit wederhouden. Misfchien was ik 'er nooit doortrapt genoeg toe. Maar gy, mynheer, die zo veel doortrapter zyt dan ik, zoude ik u wel mogen vergen my te zeggen door welk middel gy jn uwe onderneeming géflaagd zyt? Zekerlyk zult gy niet' nagelaaten hebben haar de vleijendfte woorden te geeven die de liefde en opvoeding ooit by een konden famelen , om meester te worden van het geen u zo zeer bekoorde. GILLIS. Neen, het ging zonder al dien omflag toe, man. Ik zal je, in weinig woorden, de geheele hiiTorie verbaalen, weetje. By eene andere gelegenheid, zoud gy 'er misfehien gebruik van maaken kunnen. VALENTYN. Dat denk ik niet: maar, fpreek op. GILLI f. Eerst maakte ik in huis te komen. VALENTYN. Zekerlyk zonder dat de heer Casfander 'er van wist. CIL-  KLUCHTIG B L T S P E L. 41 gillis. Geen llerveling wist 'er van. valentyn. Hoe! wist Ifabella 'er ook niets van ? gillis. ,.: Wel zekerlyk niet, geen mcnsch zeg ik je, man. valentyn, ter zyde, met vervoering. Zy heeft 'er niet in toegeftemd ? Ja! ja, zy is voor zeker onfchuldig. gillis. Ik ben in huis gekomen, doch raad eens op welk eene manier? valentyn. Wel, door de deur. gillis. Gansch niet, mar. valentyn. Dan door het vengftcr, dat is toch de gewoonelykc weg der minnaars. gillis. Kom, kom, jy raad het niet. Door den fchoorfteen. valentyn. Ik wil wel bekennen dat ik zulks niet kon vermoeden. gillis. Dat is, dat jy geen behendigheid bezit. valentyn. Waar hebt gy haar gevonden? C S OIL-  42 DE TWEE WOEKERAARDS, GILLIS. Juist in de kamer waarin ik my, door den Schoorfteen, nederiiet. v A LE NTYN. Welke kamer was dat? GILLIS. De flaapkamer. valentyn. Hemel! in haar (kapkamer, zegt gy? . . . Bevond Zy zich daar? G II.LIS. Voorzeker, mynheer, bevond ze zich daar. valentyn. Mogelyk vond gy haar daar toevallig, Als een bevall'ge, die, in 't zoetst der rust geftcord, Door haar natuurlyk fclioon en oog en hart bekooitt gillis. 6! Ik vond haar uitmuntend. Ik bleef op het eerde gezicht, toen ik ze zag, door verwondering opgewogen. . . Wat is ze mooi bewerkt, man. valentyn. Ach! ze is fchilderachtig. Gy zult haar zekerlyk hebben aangefprokeu ? GILLES. Aangefprokeu ? . . . Het fcheelt hem waarlyk in zyn bovenfte verdieping. 'Er was wel tyd om veel te fpreeken. Ik pakte haar ten eerftcu op. VA-  KLUCHTIG B L T S P E L. 43 valentyn. Die onbefcheiden guit. Gy pakte haar op? hy doet.my fchrikkén. En maakte zy, op dat tydftip, geen geweid ?... gillis. Geweld? Ja zekerlyk, zo waar ik leef, zy begon in dat oogenblik te liaan. valentyn. Zy begon te flaan!... En gy, wat deed gy teen? gillis. Ik, zonder veel tyd te verliezen, nam haar in myne armen , en , by men keel, ik liep 'er zo gaauw de trappen mede af, dat de duivel zelf zulks niet gezwinder zou gedaan hebben. Op zulk eene manier weet ik de dingen te verplaatzen. valentyn, ter zyde. Die rampzalige! Ja, zy is geheel zonder fchuld,' de fchrik... de verwondering.... (pver/aidf) Heb gy haar in dien toefhvnd ten uwen huize medegevoerd? gillis. ó Neen, ganseh niet: ik héb ze myn' cameraad ter hand gefteld, want wy doen faamen, weetje. valentyn. Welk eene beestachtigheid ! Gy doet faamen? En wat toch heeft uw cameraad 'er mede uitgevoerd? gillis. II)' is heen gegaan om haar te verkoopen of te verpanden. VA-  44 DE .TWEE WOEKERAARDS, VALENTYN. Haar te verkoopen? - .. -i l'jir ; i; . '' ' > ' OÏIiLIS. Ja, haar te verkoopen, hy doet 'er negotie mede. Is ze geen tien ducaaten waardig? wat dunkt je? > VALENTYN. Wat 'er my van dunkt, fchurk? Gy durft my di1 nog vraagen? GILLIS. Wel waarom niet, man ? VALENTYN- Gy durft een ongehoorde negotie dryven met het voorwerp myner tederheid-, en gy durft my zulks openhartig bekennen? GILLIS. Waarom toch niet ? VALENTYN. Eerlooze fchelm! durft gy waanen dat gy ongefiraft uw voordeel zult doen met het geen gy op een fchelmachtige wyze geroofd hebt, zeg? durft gy zulks hoopen? GILLIS. Wou jy 'er ook jou deel van genieten ? VALENTYN. Ik 'er myn deel van genieten? GILLIS. Zie, man, onder ons zyn wy een weinig naauw van confientie. VA-  KLUCHTIG B L T S P E L. 45 VALENTYN. My te durven voorflaan met u te deden , haar die myne ziel gebied. Ik die met u deelen, onbefcbaamde guit ? Neen, zy zal geheel de myne zyn. Gy zult ze my weder ter hand Hellen, eerlooze fchelm! of ik zal u het leeven beneemen. ZESTIENDE TOONEEL. CASSANDER, CATEAU, VALENTYN, GILLIS. VALENTYN. Kom hier,myn oom Mynheer Casfander, kom nader. Uwe wenfchen zyn vervuld. Het fortuin 'heeft my de behulpzaame hand geboden. Ziedaar den geenen die zo veel leeds berokkend heeft: f ziedaar den fchaamteloozen fchaaker. CASSANDER. Hebt gy hem gekuipt ? ( Tegen Gillis.') Ha, ha, zyt gy het, die my myne pupille ontroofd hebt? GILLIS. Ik uwe pupille? (Ter zyde) noemt men hier eene pendule, pupille? (Overluid) Zo ik vcrfta wat jy zeggen wilt laat ik me hangen. CASSANDER. Ja, gy zult hangen, fchelm! gy zult hangen. GILLIS. Hangen ? . . . ZE,  46 DE TWEE WO EKER AARDS, ZEVENTIENDE en LAATSTE TOONEEL. de voorg aanden , krispyn etl isabella, in het verfchiet. krispyn, ter zyde. Hebben ze daar Gillis niet beet ? Ik dacht het al half. cateau. Komt, laat ons naar den Schout gaan. gi llis. Maar. . . . Mynheer. . . . valentyn. 'Er is flechts een middel voor u , eerlooze fchurk 1 om u de rechtvaardige ftraf te doen ontgaan die gy dubbel verdiend hebt, hierin beftaande, dat gy uw'fchurk van een' medeplichtigen noemt en zegt waar hy zich ophoud. ^ krispyn. Wat hoor ik daar? cassander. Zyn' medeplichtigen'. Waaren ze met huu tweeën ? cateau. Denk ereis. gillis. Myn' medeplichtigen ? valentyn. Ik meen uw' vrind, uw' waardigen cameraad. gillis. Als ik hem u noem, zal ik dan geen ftraf krygen? | va-  KLUCHTIG B LY S P E L. 47 valentyn. Neen, dat beloof ik je. gillis. Waarom zei je dat niet eerder? Als het niet anders is zal ik ten eerften zeggen wie. .... krispyn komt, gevolgd van Ifabella, voor op het tooneel. Zagt tegen Gillis. Zwyg. Tegen Casfander. Heer Casfander, hier is uwe Ifabella. cassander. Ach! krispyn, fchielyk de pendule ttisfchen hei fcherm van daan haaiende. En hier uwe pendule. cassander. Ach! xf isabella. Valentyn! . .. valentyn. Lieve Ifabella! cassander, de pendule neemende. Lieve pendule! . . Ach! Myn goede Krispyn, wat ben ik u verplicht voor het geen gy voor my verrichtte, niettegenftaande ik u zo ruw behandeld heb! ■ krispyn. 8 Mynheer! zulks ben ik reeds vergeeten. Een getrouw dienaar blyft altyd dezelfde wat 'er ook gebeuren moog.  48 DE TWEE WOEKERAARDS, moog'! Zo dra ik de parten , die men u gefpeeld had , vernam, vergat ik aanflonds' het onrecht dat gy my deed. Ik zocht alle hoeken door ten einde dceze Juffer op te fpooren. Het geval wilde dat ik juist in zekere herberg zocht. Ten eerften viel my, als of het zo weezen moest, deze pendule in het oog. Ik zag weldra dat ze de uwe was, ik ondervroeg den een', ik ondervroeg den anderen , men zocht uitwegen , ik zeide dat ik den eigenaar van dezelve kende, Men wilde my het tegendeel opdringen ; doch ik eischte ze, uit uw' naam., op. Men hield zich vry hardnekkig,' en wilde ze maar niet afnaait. . Ik begon te fchelden, te raazen, te dreigen, te vloeken en pakte ze eindelyk mede. Dan , met deeze ontdekking niet te vreden, ftelde ik verder myn' yver in het werk tot ik, eindelyk, het verbl) f van den fnooden fchaaker van Ifabella gewaar wierd: ik vloog 'er heen: ik vond de bevallige juffer, door de innigfle droefheid overmand, raadeloos en fidderende, over het lot dat haar, van haar' voogd, te vreezen ftond, betreurende, bovenal, haare verwy dering van haaren geliefden Valentyn. Ik fpreek met haar en overreedde ze, zonder vrees, my te volgen. Zy aarfelde niet my gehoor te geeven. Dus ftel ik ze u weder ter hand met de zelfde tedere gevoelens en oprechte getrouwheid die haar altyd eigen waren. ISABELLA. Mvnheer Casfander 1 . . . Waarde Valentyn! . . durf ik vergiffenis hoopen? V A-  KLUCHTIG B L r S P E L. 49 valentyn. Ik u zulks niet vergeeven? . . . Beminnelyke Ifabella.... Ik ben overtuigd van uwe onfchuld. cassander. Ik vergeef het u ook. Maar zeg me toch, Ifabella, hoe het mooglyk was dat gy u, door dien gekskap, liet verleiden ? isabella. Door dien heer? Ik ken hem niet. valentyn. Hoe! heeft hy u dan niet gefchaakt? krispyn. Hy ? Dees noemt zich Gilles. He is een arme duivel, een van myne oude kennisfen. valentyn. Hy heeft echter aan my bekend dat hy het gedaan heeft, krispyn, ter zyde. De duivel! cil.li s. ê Ja, aangaande de verplaatzing van. . . krispyn, zacht, tegen Gillis. Zwyg. (Overluid?) Ik had hem van de zaak onderricht , en daar hy een weinig befchonken is wilde hy zich zekerlyk zo wat vermaaken met u te fpotten , — is het zo niet? gillis. Dewyl jy het zo wilt, is het zo. Ja , mynheer, weetje ik heb my wat zoeken te vermaaken met u te fpotten. Ik nam die vryheid. . . het is omdat ik, . . westje ? D VA-  53 DE TWEE WOEKERAARDS, valentyn. Vertrek. Gy behoorde ftraf voor uwe guitenftukken te erlangen. Dan, laaten we alles vergeeten; en wat u betreffe, Krispyn, ik zal u in myn' dienst neemen. krispyn. Ik ben u ten hoogfte verplicht. Maar, mynheer, als je het niet kwalyk neemt, wilde ik u wel iets voorflaan ? Ik zoude gaarne dezen armen drommel in uwe gunst aanbcveelen. Ik durf voor zyn eeiiyk hart zo goed inftaan als voor myn eigen. gillis. Wat dat aanga, man, daar kunnen Krispyn en. Gillis elkaêr vry de hand op geeven. " valentyn. Welaan, myn oom de Procureur heeft een' knecht nodig -; ik neem op my hem daar iu dienst te bezorgen. Kom, mynheer Casfander, engy j beminnelyke Ifabella, laaten we een begin maaken alles te fchikken ■ wat tot ons aanltaande huwelyk zal nodig zyn. •cassander. Op conditie dat gy de kosten dra-agen zult. Zy treeden allen , behalven -Krispyn en Gillis, in het hals van Casfander. gillis. - . ..: OS- lï'fil Wel nou , Krispyn ? k r i's f y n. Wel nou, Gillis? 4 gil"*  KLUCHTIG B L Y S P E L. 51 gillis. Ziedaar ons geheele fortuin, dat we dachten te maaken, naar den duivel, man. krispyn. Helaas, ja. Ik nam voor, zodra ik Ifabella hier weder by haar' voogd bezorgd had, de pendule, voor een goed fommetje, te verplaatzen ,en beval, ten dien einde, aan jemant van myne goede vrienden, my, ginds aan dien hoek, met dezelve te blyven wachten ; doch het kwam my nu echter voor, de beste weg tc zyn, de pendule op te offeren, om u het leven te behouden. Ik kon niet raaden dat men u voor den fchaaker van Ifabella hield. gillis. Ik mag wel lyden dat ik in eene pendule verander als ik 'er iets van begryp. Even zeer wil ik wel zwoeren my nooit meer met de horlogenegotie tc bemoeijen. kristyn. Nu , daar heb je geen ongelyk in. Men loopt altyd, naar 't fchynt, gevaar, wanneer men zich het goed van ande» ren toeeigent. gillis. Zo ik de kunst wist my dat, zonder gevaar, toe te eigenen! weetje ? krispyn. Zulks valt niet gemakkelyk. Intusfchen komt gy by een' procureur woonen. D 2 kris-  S2 DE TWEE WOE.KERAARDS, ENZ. krispyn, tegen de Aanfchouweren. Ik zie tbnns klaar dat hy die, tot zyns naastens fchade, Negotie dry ven wil , als wy, flaagt altyd niet ; Hoewei founyds wel eens het tegendeel gefchied, Wanneer de list hem komt te Itade : En fchoon men zegt. „ De flimfte is't die den winst behaalt." „ De dompfte is 't die 't gelag hetaalt," Is't, dunk ine, 't best voor ons, dat we, in de guitenftukken Niet verder poogen voort te gaan. Wy hebben, ftrafioos, thans een flectne daad beftaan: *t Geen ons nu lukte mogt ons naderhand mislukken. EINDE. M [STELLINGEN. Radzyde 5 Regel 22. ftaat Mufizeeren, moet zyn Muficeeren. * -1 !Ö. VALENTYN———-CASSANDER. Door den fpocd waarmede dit ftukje gedrukt is zal de Lezer Mistellingen van minder belang gelieven over het hoofd te zien.