1095 C S4J - . . * V:  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK* TE LEIDEN. Catal. bl. Gesr/ienk van Tooneelstukken , 1841,  D E VOLKPLANTING. ZANGSPEL. I N T W E E BEDRYVEN. gevolgd naar het fransche, LA C O L O N I E. Te AMSTERDAM,by JAN HELDERS, in de Nes. 17S2. Met Privilegie.   De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouw, burg hebben, volgens Oftroy door de Öeeren Staaten van Holland en Westmesland , den Sden November i?72. aan hen verleend , het recht van deze Privilegie alleen voor den tegenwoordigen Druk van D e VOLKPLANTING, ZangfPel, vergund aan jam helders. AmfiMam, dm 17. April, 1782. Geene Exemplaren zullen voor echt erkend worden dan d.e door één' der Heeren Gecommitteerden, onder' teskend zyn.  VERTOONERS. fontalbe, gouverneur van 't eiland. r.elinde, minnares van Fontalbe. marine, een jong boere meisje. lucas, een tuinier, verloofd aan Marine. Soldaaten, en Matroozen, zwygende. Het Spel/peelt in een nieuw bewoont eiland. Het tooneel verbeeld het inkomen van een bosch, aan de eene zyde een Salon, en de zee in 't verfchiet. D E  D ë VOLKPLANTING. ZANGSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL fontalbe, alleen. ARIA. Nog deez' dag word ik verbonden, Weg ó min is al> uw. fmart. Ik heb myn geluk gevonden In een jong en deugdzaam hare. Een ontrouwe heb ik verforen, Die my heeft te lang verblind: 'k Heb een andere verkoren, Die oprechter my bemint. Ja deez' dag, enz. Als ik herdertfce aan myn Betinde, Aan haar fcfioon, haar valfchen aart; Aan den tyd toen ik haar minde, Helaas ! ach ! ik ondervinde , Dat zulks my nog onrust baart. Waar deez' da», enz. A ö Ja,  2 De VOLKPLANTING, 6 Ja, 't befluit is vast, 'k wil my niet meer bedenken, Wat ook Marines afkomst zy, 'k Zal heden nog myn trouw haar fchenken, Zy is oprecht en fchoon , verftaat geen veinzery. Die zulk een vrouw verkrygt mag zich gelukkig heeten; Haar gulle eenvoudigheid alleen Kan my Belinde doen vergeeten. Maar 2ie ik haar niet herwaarts treên' TWEEDE TOONEEL. fontalbe, marine. marine. Myn heer de Gouverneur! ik wensch u goeden morgen. fontalbe. U ook zo, lieve kind ! gy denkt wel om te zorgen Een man te'kiezen dezen dag. marine. Is 't dan alreeds zo lang geleden Sints ik hier ben aan land getreeden, Dat ik niet langer wachten mag ? fontalbe. 6 Ja, de tyd is daar, gy kunt dien niet meer rekken, 't Is de agtfte dag, gy moet dus kiezen of vertrekken ; Zeg, wat Haat u nu beter aan ? marine. Ei lieve! waar zou ik toch gaan f ' Ik  ZANGSPEL. 3 Ik kan hier nergens heen, ook heb ik vriend noch magen. Voor my ik denk dat als men trouwt, Men dan ten naasten by weet op wat giond men bouwt; Dies zou my 't huwlyk best beliaagen. FOKTALBE. Maar 'k heb nog geen gelegenheid Gehad u naar uw komst in dit gewest te vraagen, MARINE. 'k Was In myn land een boere-meid. Myn meester en zyn vrouw, 'k weet niet om welke reden, Begaven zich op zee, 'Ic ging met hen Wel te vreden; Wy hadden op die reis in 't minst geen tcgenfpoed. Maar 't wederkeeren was op verr' na niet zo goed ; Want toen begon de wind zo vreeslyk op te fteeken t De zee wierd eensklaps zo verwoed, Dat alles febeen te zullen brecken. Het onweèr hield gefladig aan, Tot dat wy eindelyk zyn in dien ftorm vergaan. Ons fchip bekwam een lek waar door het is gezonken, En al het volk gewis verdronken. Ik ben, maar 'k weet met hoe, gered en hier geland, Daar Hond ik toen alleen aan 't ftrand; Want fchip en volk 't was al voor myn gezicht verdwenen. Wat heb ik om die ramp daar bitter zitten weenen! Maar wel om Lucas 't allermeest. F O NT ALBE. Wie is die Lucas dan geweest? • A 2 MA-  4 De VOLKPLANTING, MARINE. Myn vryer, een tuinier; maar hy is nu geftorven. F O NTAL BE. Wel nu? MARINE. 'k Heb toen zo lang gezworven, Tot dat ik hier kwam. 'k Wierd zo ras Als men myn komst maar had vernomen, By u gebragt; men zei me ik was Verplicht , terftond by u als gouverneur te komen. Toen heeft men my ook voort vertelt, Dat gy een wet had ingeitelt, Dat zo een meisje wierd aan deze kust gedreven, Zy in agt dagen zich in 't huwlyk moest begeeven, Of vertrekken hier van daan. In 't eerst befloot ik tot het leste, Maar alles wel bedacht, is trouwen toch het beste, FONTALBE. Wel waarom, wyl ge u hebt beraên, Wilt gy dan nu nog langer wachten ? Is Lucas nog in uw gedachten? MARINE. Neen; maar zo hem dien ik verkoor, Die keuze eens niet beviel ? FONTALBE. Waar voor Kunt gy met zo veel fchoonheid vreezen ? Maar  ZANGSPEL. s Maar zulks kan buiten dien niet wezen, Want deze w,et verbind al wie in 't eiland woont, En niemand is daar van verfchoont. Ik zelf kom met vermaak my ook by de and'ren voegen. MARINE, verlegen. Hoe! gy, heer Gouverneur ? FONTALBE. Ja ; al myn vergenoegen Hangt af van uw bezit. Marine een enkel woord Bevestigt myn geluk, gy hebt myn ziel bekoort. MARINE. Wel nu, ik zal dan niet meer zwygen: Maar ach! zie my zo fterk niet aan, Gy zoud my wel een kleur doen krygenj Laat da£ toch ftaan. DUO. MARINE. Gy maakt waarlyk my verlegen, Gy befchaamt my al te zeer; Ach ! beziet my toch niet meer. Die myn harte kan beweegen, Zo die is tot my genegen, Waar toe gezwegen? Zyt gy,myn heer 1 Ach ! ik ben 'er om verlegen, Nochtans zwyg ik nu niet meer; A 3 'k Ben  e De VOLKPLANTING, 'k Ben genegen Tot u , nur heer! FONTALBE. Ach! wat geluk heb ik verkregen ! Myn Marine is my genegen, Dit is al wat ik begcei. TE S AAM E N, De liefde die ons gaat verbinden, Vervult de wenfclien van ons hart. Zy doet ons niet dan vreugd bevinden, En bcvryd ons van alle fmart. MARINE, Zo waar uw wet behelst heel wonderlyke zaakerr: Maar hoe toch zou het iemand maaken, Die daar toe niet genegen was? Hoewel het trouwen komt doorgaans nog al te pas. FONTALBE. Om deze wet u uit te leggen, Moet ik u de reden zeggen Waarom ik die heb gemaakt, En teffens hoe ik ben hier in dit land geraakt. Ik was verlooft en ftond te trouwen met Belindft, Die ik ook dacht dat my beminde, Een oom liet haar zyn goed'ren na, En zy moest om die zaak zelf naar America. Myn liefde wilde n'et geheugen , JDat zy zo zwaare reis zou zonder my volbrengen; Dies  ZANGSPEL. 7 Dies rustte ik ftraks drie fchepen uit, En ging met myn aanftaande bruid. Maar op een nacht is zy verdwenen Met een der fchepen van de vloot, Waar op een kapitein, Dorval genaamt, gebood, Die altyd had myn vriend gefchenen. Haar huwlyk wierd my dooreen brief dien 'k vond bericht. Den tweeden dag was 't naauwlyks licht, Of ik wierd door een ftorm beloopen, Die onze fchepen by dit eiland deed vergaan. Wy vluchtten met de boot, geeu weg was ons meer open, ' En kwamen zo behouden aan. Wy konden nergens heen,' en zyn dus hier gebleven. Daar op heeft men aan my het hoog bewind gegeeven. Nu is het in dit land zeer goed, Daar is van alles overvloed; Men heeft alleen gebrek aan vrouwen , Wy hadden 'er geen meêgebragt, Derhalven kunnen wy niet trouwen; Dies heb ik daar op uitgedacht, Dat by aldien aan deze ftranden Een vrouw of meisje komt te landen, Ten langden in een dag of agt Zy een van 't eiland tot haar echtgenoot moet kiezen, "k Moost iets van dat gewigt niet uit het oog verliezen. MARINE. Ik vind die wet heel goed, zo waar Gy hebt dat wel verzonnen. A 4 F ON-  8 Di VOLKPLANTING, FONTALBE. Maar Die nu niet trouwen wil, die mag hier ook niet blyven s Men zet haar in een kleine boot, En laat haar op genaê van wind en golven dryven. MARINE. 'k Geloof dat heeft juist niet veel nood, 'k Denk dat de meeste wel befluiten om te trouwen. F ON TAL BE. Zulks heeft nog niet gemist, maar ik heb my onthouêri Tot nu naar 't huwelyk te ftaan, Ik was te fterk nog aangedaan Door 't fteeds herdenken aan Belinde; Doch zo als ik u zag, voelde ik dat ik u minde, "k Beraadde my niet lang, en nam terftond 't befluit Om u te kiezen tot myn bruid. MARINE. Gy doet my zeer veel eer;maar één zaak doet my fchroomen, Als die Belinde eens kwam. FONTAL BE. Hoe toch zou die hier komen ? Ook denk ik niet om haar nu 'k u bezitten zal. MARINE, Maar gy bezit my nog zo niet gehee1 en al. FONT ALBE. In 't kort ziet ge alle vrees verdryven , Welhaast word onze wensch voldaan, Dat  ZANGSPEL. 9 Dat heuchlyk tydftip fpoed vast aan. Ach! had ik 't naar myn zin, 'k zou akyd by ublyven, 'k Gevoel de grootfte fmart als ik van u moet gaan. ARIA. Wat kan 't zyn dat my komt kwellen, Als ik u niet mag verzeilen ? Niets Uan my te vieden (lellen, Zo dra ik uw byzyn mis. Wat mag liet wezen? Myn uitgeleezen! Waar van daan komt deze fmarte? 't Is de min, waar door myn harte Heel aan u verbonden is. Dat dan myn bede U oveneede! Bemin my mede, MymEngelin! Myn hart hoopt op uw wedermin. Ach! gy alleen kunt my geneczen, Myn uitgeleezen! Ik weet nu wat my komt kwellen. Als ik u niet mag verzeilen ; ja, ik weet wat my komt kwellen, Zo dra ik uw byzyn mis. 'k Weet de reden van dccz' fmarte, 't Is de min, waar door myn harte Heel aan u verbonden is. A 5 DER-  io De VOLKPLANTING, DERDE TOONEEL. MARINE, LUCAS. MARINE. Ik trouw dan dezen' dag! kan ik het wel gclooven ? En met een gouverneur! 't gaat myn begrip te boven. Had iemand me gezegt flechts voor een week of zes, In 't kort word gy zeer hoog verheven, De vrouw eens gouverneurs, een foort van een prinfès, 'k Zou denken dat die had den fpot m«t my gedreven.' Als Lucas dit eens zag, wat zou die arme bloed Wel zeggen? maar dit 's ruim zo goed. Voor eerst het is een zeer groot heer, En hy is zo beleefd, zo vriendelyk, zo teéï. Maar tegen hem durf ik nooit kyven , Ik durf hem nimmer de ooren wryven, Gelyk ik wel voorheen aan Lucas was gewoon; Want wy keven fomtyds fchoon. D:e arme hals! zyn dood beert my' toch recht gelpeten , Ik had hem waarlyk lief; maar'k moet hem nu vergepten, lucas, op 't einde der alltenfpraajt inkomende, en overal rondziende. Die weg leid ergens heem.. gints zie ik een gehucht.. . En daar (laat een prieel... 'k Ben nu niet meer beducht, Hier moeten zeker menfehen wezen , Dies heb ik niet in 't minst te vreezen. • 1 Maar  ZANGSPEL. II Maar hoe! wat zie ik ? is het waar ? Och! myn Marine! ben je daar? MARINE. 6 Hemel! ach! je doet me beeven. Wat 's dit? hoe! benje dan niet dood? LUCAS. Ik dood ? neen dat heeft nog geen nood, Ik hoop nog wat te blyven leeven. Ik ben, niet zonder groot gevaar, Zo van de eene klip op de aêr Gekloutert en dus hier gekomen. En niet leegs lyfs, 'k heb nog wat meegenomen. Ik heb eeri kisje meêgebragt Met linnen , geld, en mooije kleêren ; Derhalven zal ik niets ontbeeren, Want ik ben ryker als ik plagt. Indien 't ons nu bevalt, zo kunnen wy maar blyven. Maar, myn Marine lief! zeg, hoe kwam jy toch aan ? Ach! wat was ik bedroefd ! ik dacht je waart vergaan. En laagt reeds verr' in zee te dryven. Doch nu 'k zie dat je leeft ?s al myn fmart gedaan. Maar hoe!je zegt geen woordlbelet de vreugd je'tfprecken ? En benje daar door heel bezweken • MARINE. Gewis... ik wachtto niet... Ter zyden. Hoe drommel 'tnu gemaakt ?,  is De VOLKPLANTING, lucas. Dat ziet men meer; toen ik ben uit 't gevaar geraakt, Na dat ik over all' die rotzen was geklommen, Stond ik aan ftrand heel itom. marine', zuchtende. Je zult wel meer verftommen, A's je alles eens ter deege weet. lucas, Wat dan?'vertel me gaauw, vertel wat je al zo deed. En zeg me toch eens, myn Marine ! Of je in dit land alreeds den een of and'ren kent. marine , eenigtzins fier. Ik ken den Gouverneur. luc as. Wel, is 't een hupfche vent ? Ei! maak dan dat ik by hem diene, Dan was ik in myn clement. Hy kon me zyn tuinier, en jeu zyn tuinvrouw maaken. "rink, fpytig. Zyn tuinvrouw? 'k denk wel tot iets beter te geraaken. lucas. Wel nu, word dan zyn keukenmeid; Of zo je dat nog beter vleid, Laat hy je necmen om het huis voor hem te houên; Want dat verfcheelt me niet, als hy ons maar wil trouwen. * MA-  ZANGSPEL. 13 MARINE, verlegen. Ons maar wil trouwen .. ja... 't was goed indien 'tzo was: Maar hy trouwt ook van daag. LUCAS. Dan kom ik net van pas Om mee van 't feest te zyn : wat zullen wc ons vermaaken! Zo eensklaps in de vreugd te raaken ! Wat zeg je, ftaat je dat niet aan ? Wil je ook niet graag te bruiloft gaan ? MARINE, met een zekere fierheid by haar verlegenheid. Gewis, ik dien 'er wel te wezen: • Maar 'k vrees als je zyn bruid eens ziet. LUCAS. Wel nu ; 'k heb niets voor haar te vreezen, Wie zy ook is het deert me niet, Dat is ons allebei om 't even. MARINE. Om'teven... 'tis...maSr waar benje ookzo lang gebleven? LUCAS. Hoe lang? wat febortje dan? 't is waarlyk of je raast 'k Heb me inderdaad genoeg gehaast. Is dat een weg ? men zou den nek wel kunnen breeken. En doordien ik hem niet wist, Heb ik my meer als een vergist; Ik dacht wel vyftigmaal dat ik zou blyven fteeken. Maar nu vind ik je weerom , En  14 De VOLKPLANTING, En dat is me genoeg, de rest geef ik met om, Die kan ons in 't minst niet raaken. marine. Ja... maar... daar is een wet, die zal je niet vérmaakenj En die weetje zeker niet. LüCAS, ongeduldig. Wel nu; een wet, een wet... 't begint me te verveeicn, Wat kr.n ons een wet verfeheelcn ? Maar zeg me dan wat die gebied. m a r i n e. Ik moét wel; want je zult toch vroeg of laat het hoorent. Als hier een meisje komt, moet in agt dagen tyd DoDr haar een man zyn liitgekoren , En niemand is daar van bcvryd. Geloof me. 'k heb geen fchuld, ik wilde eerst liever fiervcnj , Daar tegen heeft men zich verzet; Toen Wilde ik heenen gaan, maar ik kon niets verwerven; Want dat heeft men my gok belet. Daar by een fchuitje Hechts zo groot. Zy wyst haar hand. Toen is in 't midden van dien nood. De gouverneur by my gekomen, Hy was zo vrjendelvk. en heeft myn hand genomen, Hy zei me dat hy my begeerde tot zyn vrouw, En toen verzocht hy my dat ik hem kiezen zou. l u.  ZANGSPEL. ij LUCAS. Ën toen ?.. MARINE. Dewyl ik dacht, dat gy reeds waart verloren, Verdronken , of misfchien verflonden door een viscb. LUCAS. Zo hebje zeker hem verkoren , Zeg maar of het zo niet is. MARINE, fchielyk ah iemand die haar hart ontlast heeft. Och ! ja ; maar ik moet heen , ik durf niet langer blyven, Hy wacht me ; zo 'k niet kwam zou hy me wis bekyven. LUCAS. Je. zult niet bier van daan ; hoe ! daar je me verliet. MARINE. Ach ! Lucas! word niet boos, 't is door myn toedoen niet. ARIA. Tot nog toe flocg ik het al'yd af, Maar de wet is alhier veel te ftraf. Ach! ik moest wel of ik wilde of niet, Ten zy ik deze plaats voort verliet. Lucas, dacht ik, is niet meer in leeven. Laas! wie weet wat gedrocht hem verflond ! Al myn kracht heeft my hier op begecven, D«nk in wat ftaat ik my toen bevond. Ach ! ik leed hier om zo jrooten rouwe. Bat  16 De VO.LKPLA.NTIN G4 Dat ik om my wat te troosten trouwe; Een groot lieer neemt my nu tot zyn vrouwe., k Word gewacht, goeden dag, ik moet heen; Vaarwel, [tel u te vreêri. VIERDE TOONEEL, LUCAS, alleen. t)at is waarachtig mooi ! daar fta ik nu te kyken ! ö Die bedriegfler ! 'k raas van fpyt. Nu 'k dacht te trouwen gaat een ander met haar ftrykcn ! Durft zy dan in zo korten tyd Zo onbefchaamt haar woord verbreeken'? Maar 'k zal den gouverneur gaan fpreeken , 'k Zal raazen, tieren , en verwoed Hem zéggen , dat hy... Ja dat 's góed; Maar ik mag dan ook wel vreezen, Dat hy.my van die boosheid door Wat flagen ras zal doen geneezen. Wat dan gedaan ? maar kom , laat ik zo gek niet weezen, Dat ik me aan die ontrouwe itoor. ARIA. Is 't niet dwaas, nu 'k ben verraadcn, Nti ik zie myn min verfmaaden, Dat ik my hier om ontflel ? Maar fchoon zy my heeft bedrogen , Heeft ze op my nog zulk vermogen, Dat ik my hier over kwel. Dit  ZANGSPEL. i7 Dit bedroeft my boven maaten; Maar waar toe kan my dat baaten ? Ik wil my niet meer plaagen laaten, Ik wil haar nu ook gaan haaten , En verbannen uit myn zin ; lk lagch wat met haar nieuwe min. Ja, ik zal my nu wreeken, 'k Zal nu ook myn trouw verbreeken, k Was mal zo ik om haar dacht; 't Best is dat ik haar veracht. Maar zacht; 'k zie daar een vrouw die herwaarts fchyntte komen; Wie of zy wezen mag? 'k geloof dat ik ze ken; My dunkt ik heb haar meer vernomen ; Was zy niet mee in 't fchip toen 'k hier gekomen ben? ja, 't is diezelfde die gedurig heeft gefchreit, En op de gantfche reis niet anders deed dan klaagen. Was 't niet zo groote vrouw zy zou my wel behaagen, Te droes het is zoo'n mooije meid. Hy begeeft zich ter sydtn. B FTfr  i8 De VOLKPLANTING, V Y F D E T O O N E E L. BELINDE, LUCAS. BELINDE. ARIA. Acn! wat angst! waar moogt gy zyn ? droeve Bejind» ! Waar of ik nog een uitkomst vindc ? Ach ! waar toe ben ik gebracht! Ja, ik zal van droefheid ftervcn, Zo ik hem dien ik min moet derven ; Dies wil ik zoeken overal, Of ik hem niet ontdekken zal. Ach! Fontalbe! Fontalbe! gy dien ik min alleen ! Wat plaats verbergt u voor fhyn liefde? Ach! hoor van haar wiens hart gy griefde, De zuchten en 't geween. Ben ik u dan verdacht ? zoud gy my kunnen haaten ? ' Daar ik om u alleen alle gevaar Hotzeer. Wat bitt're (mart! bemint gy my niet meer ? Hoe!zoud gy my vcrlaaten? 'k Vind nergens troost of rust; Helaas! helaas! ik verlies al myn lust: Kan dan niets aan myn hart zyn geluk wedergeeven ? Maar aan wat oord ben ik gedreven ? Waar of ik my toch bevind ? t> Zoete plaats I ó zachte wind 1 6 Luck  ZANGSPEL. iq ê Lucht die ik vervul met klachten! Hoor myn fmarte, wil die verzachten, Of geef my hem dien myn hart bemint. LUCAS, naderende. Mevrouw! 'k beb de eer... BELINDE. Wie daar ?.. maar 'k heb u meer gezien. LUCAS. 'k Ben Lucas, die met u kwam zwerven op de baaren; Zo 'k ü van dienst kan zyn ontzie ik geen gevaaren, In alles wat gy wilt zal ik u byfïand biên. BELINDE. Wel,Lucas! gaarne wil ik daar gebruik van maaken, Gy kunt my zeker in veel zaaken Van nut zyn, wyl ik vreemd hier ben, En in dit land geen fterv'ling ken; Dies zoude ik zonder u met reên bekommert wezen. LUCAS» Merrouw gy hebt geen kwaad te vreezen: Maar zeg me of gy alleen hier zyt. BELINDE. Ja, myn vriendinnen ben ik kwyt, Zy lieten in dien ftorm hun leeven; Zo dat ik maar alleen nog ov'rig ben gebleeveri. Maar 'k bid u zeg my eens waar ik Thans ben, en in wat land ik toch ben aangekomen. " 8 *  20 De VOLKPLANTING,! lucas. Ik kom ook eerst op 't oogenblik; Maar in dien korten tyd heb ik alreeds vernomen, Dat my een meisje, daar ik lang aan was verlooft, Hier door den gouverneur van 't eiland is ontrooft. belinde. Ontrooft ? hoe' zouden wy by roovers zyn ? kan 't wezen ! lucas. Och, ja; dat kon wel zyn ; ik weet niet wat te vreezen : Dit is ten minffen vast, dat hy myn meisje trouwt. Dat doet alleen die wet, 'k breng my die niet te binnen, Of ik... belinde. Wat is die wet, die zo veel onheil brouwt ? lucas. Een wet, die niemand als de Duivel kon verzinnen. Ei, hoor toch eens wat zy gebied; Maar mooglyk doet dat u niet fchroomen. Als in dit eiland vrouwen komen, Is elk van haar verplicht, 't zy 't haar behaagt of niet, Een man te kiezen in agt dagen; Of men zendze hier van daan, Indien haar niemand kan behaagen. belinde. Wat zegt dat?  ZANGSPEL. 21 LUCAS. Dacht ik niet dat 't uvvel aan zou liaan. BELINDE. Voor my ik denk hoe eer hoe beter heen te gaan. LUCAS. Dat is een and're zaak: maar als gy niet wilt blyven, Kent gy dat fchuitje wel ? daar laat men u meê dryven, En dan met d'eerften wind marsch naar de kelder toe. BEL INDE. Ach ! dat verfcheelt my niet, ik ben myn leeven moê. LUCAS. Hoe! woud gy fterven ? zacht; dat moet gy niet beginnen ; Neen, dat zou jammer zyn ; ik zal wel iets verzinnen , Waar door ik u redden kan. Maar waarom ging je op reis ? wat 's daar de reden van ? BELINDE. Ach! uit wat oorzaak zou ik dat verborgen houên? Ik heb daar toe in 't minst geen reên. Ik moest nu ruim een jaar geleên Gaan naar America , 'k Hond op het punt van trouwen ; De kapitein van 't fchip beminde my heel teer. Maar deze reis, helaas'. vergeet ik nimmermeer: My wierd zeer onverwacht het grootst'verdriet gebrouwen, Door een bedrog zo ongehoord als groot. Zyn boezemvriend Dorval, die ook een fchip gebood, Wist ons door list van een te fcheiden. Hy kwam by ons op zek're nacht, B 3 En  22 De VOLKPLANTING, En vroeg my aan zyn boord ;'k was op geen kwaad bedacht. En liet met myn vriendinnen my geleiden. Maar 'k was niet op zyn fchip gebragt, Of ik ontdekte ras, hoe fnood ik was verraaden ; Doch 'hy kreeg ftraks het loon voor zyne gruweldaaden : Want kort hier op viel hy van boord, En is dus in de zee verfmoort. Wy konden na zyn dood onze eerfte reis vervolgen, Wy ftevenden toen op America weer aan: Maar 'k vond Fontalbe niet, het noodlot zo verbolgen Scheen my die gunst niet toe ftaan. Ik heb hem fteeds gezocht, en kan geenzints bevroeden Waar hy mag zyn, ik vrees hy za! van my vermoeden Dat ik ontrouw ben, of misfehien is hy vergaan. Ach! mogt hy maar behouden wezen , Dan had ik niet in 't minst te vreezen. Want hoe hy me ook verdenkt,als hy myn traanenziet, Weêrltaat hy die voorzeker niet. LUCAS. Gewis niet als men ziet een vrouw aan't fchreijen raaken „ Weet zy ons hart zo week te maaken, Dat zy met ons kan doen al wat ze wil. BELINDE. Misfehien Bevind hy zich wel hier; hy is voorvast, indien 't Zo is, den gouverneur niet onbekend gebleven. Zeg dien dat ik hier ben, wil derwaarts u begeeveij. Maar hoe die wet te ontgaan ? LU-  ZANGSPEL. 23 LUCAS. Die kunt gy wel ontvliên, Gy kunt u daarvan wel verfchoonen. Veins maar myn vrouw te zyn, dan immers zytgy vry, En gy moogt hier blyven woonen, BELINDE. 't Is wel; 'k vertrouw uw deugd; derhalven zal ik my Op u verlaaten: maar wilt gy In alles my uw hulp en byftand wel betoonen ? LUCAS. Of ik uw man in waarheid was. Ik heb een mooije rok, die komt nu recht te pas; Ik zal hem fchielyk aan gaan trekken , Dan zal 't in 't minst' geen erg verwekken. Laat my daar meê begaan : ik was juist de eerfte niet, Die zulk een vrouwtje had , dat is wel meer gefchied. ARIA. Nimmer zult gy iets ontbeeren, *k Zal u dienen dag en niicht. Geen vrnuw zal zich zo zien eeren, Hoe men haar ook mint en acht. Ter zyden. Als Marine dit zal hooren, Zal het haar gewis verftooren, Ik heb dat zeer wel bedacht. Tegen Belinde. Nisen; nooit zult gy iets ontbeeren, B 4 TtZaJ  2+ De VOLKPLANTING, 'k Zal doen al wat gy verwacht. Ter zyden, in 't heengaan, 'k Zal de ondankb're nu welleeren, Dat zy my zo heeft veracht. ZESDE T O O N E E L. BELINDE, FONTALBE, BELINDE, Helaas! zal ik dan nooit een eind zien van myn plaagen ? Zal ik dan altyd myn dagen In droefheid flyten ? wat verdriet! 'k Heb al myn vrienden en myn goederen verloren; En myn Fontalbe vind ik niet, Heni, die my meer dan alles kan bekooren. Maar hoe! wat zie ik voor myn oogen ? Zou 't mooglyk zyn? vind ik my niet bedrogen» 6 Ja; hy is het zelf, ik voel myn harte (laan. FONFALBE, ter zyden. Wat 's dat? Belinde hier? dat kon ik niet verwachten. *k Hou me of ik haar niet ken. BELINDE, ter zyde:;. 6 Hemel ! welk verachten .' Hy ziet me en fpreekt niet eens my aan. Myn heer!.. ik ben... Ter zyden. Helaas! ik kan byna niet fpreeken. Hy  ZANGSPEL. s$ F o N T A L s E , ter zyden. Zie die geveinstheid eens. Tegen Belinde. Begeert gy iets Mevrouw? BELINDE. Myn heer! ik kom uw byftand (moeken ; 'k Word buiten fchuld door hem,die my voorheen zyn trouw Gefchonken had, veracht, en zonder my te hooren: Ik bid u dat gy my uw byftand niet ontzegt. FONTALBE. Zo gy beledigt zyt, verwacht voorzeker recht, Wyl ik hier gouverneur... BELINDE. 6 Hemel! 'k ben verloren! Gy zyt hier.... FONTALBE. Gouverneur. BELINDE. En gy trouwt dezen dag! Fontalbe! 't is dan waar, dat gy my hebt, vergeeten? FONTALBE. Durft gy, trouwlooze vrouw! daar gy u niet ontzag Uw woord te breeken , nog u zelf onfchuldig heeten ? Zeg me of uw man hier ook niet is. BELINDE. Myn man ? ach ! kunt gy my verdenken, B 5 Da:  26 De VOLKPLANTING, Dat ik een ander ooit myn hart en hand zou fchenken? Wat baart die achterdocht myn ziel al droeffenis. FONTALBE. Wat hoor ik ? hoe! zyt gy dan niet verbonden ? Kan 't zyn ?.. Ter zyden. Maar haare vlucht, de brief dien 'k heb gevonden, Tegen Belinde. Neen; de ontrouw blykt te klaar; denk niet dat gy zo ligt My nu bedriegen zult, 't is my te wel bericht: Ik laat my niet van u misleiden. Ik moet u nooit meer zien; ga alles dan bereiden Tot uw vertrek, ontwyk voor altoos myn gezicht. BELINDE. ARIA. Wel ik zal deez' plaats ontvlién» Om nimmer u vvefr te zien. Maar gedenk toch dat uw Belinde Altyd u teder beminde. Doch nu 'k u verandert viude, Zie ik niets dan ongeluk. Ach ! wie flcct ooit droeve: dagen ? Wie had ooit meer reên tot klaagen ? Wie trof ooit meer ramp en druk ? Gy verlaat my, maar wil hooien : Heb ik dan uw ruin verloreu ? Wre  ZANGSPEL, fi? Wreede! kom myn ziel doorbooren: Helaas ! 'k bczwyk door al myn fmart. Ach ! ik kan nooit in myn leven Myn leed te boven ftreevcn; Cy doorgrieft myn teder hart. Myn hoop heeft my bcgeeven, Ik bezwyk door al myn fmart. fontalbe. Belinde! zyt gerust, gy hebt niets meer te fchroomen. Ik hoor u ; maar kan 't zyn dat gy niet zyt getrouwt ? belinde. Maar waarom denkt gy zulks ? waar hebt gy dat vernomen? Indien gy maar eens recht befchouwt, Hoe zeer myn hart altyd met u was ingenomen, Kan 't mooglyk zyn, dat gy 't dan nog voor waarheid houd ? ZEVENDE T O O N E E L. fontalbe, belinde, lucas, ryk gekleed. lucas. Myn vrouw! myn lieve vrouw! 'k ben overal gegaan fontalbe, ter zyden. Zyn vrouw! belinde. Helaas! wat moet ik yreazen? Zy wenkt Lucas. LU-  28 Dl VOLKPLANTING, lucas, ter zyden. 'k Geloof voor vast dat dit de gouverneur zal wezen; Kom nu myn zaken wel gedaan. 6 Ja, myn lievevrouw! 'k heb wat ik ook mogt zoeken... Myn vrouwtje lief.. .Myn heer! zie daar,daar is myn vrouw, Zagt tegen Belinde. Ja; ik begryp je wel. font albe. Rampzalige! belinde. Ach ! vertrouw!.. fontalbe. Ik hoor niet meer naar u, 'k wil u voortaan vervloeken. Hy vertrekt. belinde, hem willende tegenhouden, valt in de armen van Lucas. Fontalbe! lucas. Wat is dat? verbruid Zy word niet wel; wat of dit toch beduid ? Wat nu best by de hand genomen ? 'k Breng haar daar in... Zoud gy zo ver wel kunnen komen ? Hy brengt haar in 't Salon. A G T,  ZANGSPEL. 29 A G T S T E T O O N E E L. MARINE, vervolgens LUCAS. MARINE. Myn heer! myn heer Fontalbe ! ach I waar is hy gegaan? Myn heer de gouverneur! Ik kan hem nergens vinden; En dat daar we ons van daag verbinden. Ik weet niet hoe dat komt, maar 't ftaat my gantsch niet aan. £ U A T U O R. Alles gaat naar myn begecren, Alles moest myn vreugd vermeeren, Waarom kan ik dan niet weeren, Dat de droefheid my komt decren ? Waarom is myn hart in druk ? Daar ik nader «an 't geluk. LUCAS, uit het Salon komende. 'k Zie haar die my heeft verraaden, Maar ik zal haar gaan verfmaaden, En verwyten haar beftaan. Gy zyt flechts een ongetrouwe ; Maar denk niet dat my zulks rouwe: Want ik kryg een and're vrouwe, 'k Wil voor altyd van 11 gaan. MARINE. Maar bedaar wat, zyt niet te onvredeo,  30 De VOLKPLANTING, Hei is waarlyk gamsch zonder reden; In myn plaats had ge oot; zo gedaan. LUCAS, driftig. Moet gy my nog trotzeèren ? Myn drift venncêren? Zo ilc die niet wist te kecren , Zou ik u wat anders lceren • Ja, ik zou... f[y }mn gerucjn Ter zyden. 'k Begin te beeven, Ik hoor iemnnd herwaarts ftrccvcn, Laat ik my maar weg beseeven, Want bet is hier vol gevaar. MARINE^oJtótóe. Waar zyt gy mi met uw dreigen ? Wat doed u zo fchiclyk zvvygen? 't Is een held dien ik zou ltrygen, Ik mis 'er niet veel aan voorvvair. NEGENDE T O O N E E L. FONTALBE , MARINE, vervolgens BELINDE, FONTALBE. Liefde doet my tot u komen. MARI NE. Door haar is myn vrees benomen. TE  ZANGSPEL; §t, TE SAAM E Ni Zv doet my niets meet' fcbroomen, En eindigt al myn rouw. FONTALBE. Zy fchenkt ons ons begeeren. M A rIN Et Geen druk kan ons meer deeren. TE SAAMEN. 'k Wil u voor altyd rweercii Ken onverbreek're trouw. belinde, fchielyk uit het Salon komende, en hen vm een fcheidende. Ontrouwe! gy my verzaaken? My laaten zonder reên? marine. Wat komt Mevrouw bier maaken? fontalbe. Ei, wat kan ons dat raaken? marine. fontalbe.' Wat dryft haar herwaarts heen? Stel u toch maar te vrein. belinde. Ach ! onnoz'le, droeve Belinde I 't Was de liefde die u verblindde, Want zo gy te teder minde, Zie nu hoe gy word beloont, 'k Word hier aan de kust gedreven, Na ik alles heb begeeven;  3a De VOLKPLANTING, Ja om u waagde ik myn leevcn, En ik word van u gehoont. Kom, wreede'! wil uw befluit dan voltrekken; Denk echter eerst,wat druk't my zrd verwekken. En zo gy 't u dan kunt onderwinden , Zult ge ondervinden Des Hemels wraak. TIENDE T O O N E E L. FONTALBE, BK LINDE, MAR INE, LU CAS, die onder 't zingen van Belinde is ingekomen. LUCAS. Ik was blind voor haar gebreken, Toen zy myn hart heeft outftekeu; Maar zy is vol looze ftreeken, Ik wil nooit meer met haar fpteeken, En 'k verlaat haar met vermaak. MARINE. Mhar hoe nu ?.. Wie zag ooit meer van zyn dajert, Dat men iemand zo durft plaagen? Wat mag u toeh herwaarts jaagen ? Gaat hier beiden voort van daan. BELINDE. In plaats van my zo te fmaaden, Wees voorzichtig laat u raaclen, Neem uw eerfte trouw weer aan. T O N-  ZANGSPEL. 33 FONTALBE. List ons hier elkaêr niet huonen. 'k Zal Marines min bcloonen ; Tegen Belinde op Lucas wyzende. Gy wil hem nw liefde tonnen, Dat zytge ran uw man verplicht. Woud gy u by my verfchoonen Na het geen gy hebt verricht? * Neen vertrek uit myn gezicht. MARINE. Wat nu?6fchurk! zy die'k aanfchouwc.... LUCAS. Is myn vronw. MARINE. Hoe! ongetrouwe! BELINDE. Hoor my toch ! FONTALBE. Vertrek, Mevrouwe. BELINDE. Ach ! dat ik u toch ontvouwe, Eer gy my het hart doorboort. FONTALBE. MARINE. Wil vry al uw reden (haken, Zult gy wel u reden (haken, Want ik hoor geen enkel woord. Ik vetfta geen enkel woord. taw c  34 De VOLKPLANTING, belinde. lucas. Niets meer kan myn harte raaken, Uw gemis kan my niet raaken, Wyl me alleen de dood bekoort. Gy hebt my te veel verfloott. Einde van het eerfte Bedryf. TWEE-  ZANGSPEL. 5S TWEEDE BEDRYF. Het Salon fiaat open, en men ziet in het zelve verfcheiden prachtige kleêren, en cieraaden voor Marine. EERSTE TOONEEL. FONTALBE, MARINE. ïONTALBE. Hoe nu! dat lompe mensen , zo kostbaar in de kleêren, Waart gy daar aan verlooft ? is hy die Lucas dan ? MARINE. Ja toch ; maar wat kan ons dat deeren ? Dat 's immers nu gedaan; kom fpreek me liever van Ons huwelyk. FONTALBE. Ik denk daar aan. Maar 'k bid u doe my eens ver/taan, Belinde noemde hy zyn vrouw;, wat wil dat zeggen? MARINE. Ja dat weet ik niet uit te leggen, 'k Begryp het in 't geheel niet; maar Ik zeg nog eens, wat kan 't u raaken ? Zyt gy jaloers van hem ? Zie daar, 'k Begin my ongerust re maaken, j£ Geloof niet dat Zy bemint zo als gy zegt. c 2 ro.v- _  36 De VOLKPLANTING, fontalbe. 'k Verzeker u het is t'onrecht Indien gy my verdenkt. ma ri n e. Ik vrees dat die Belinde , Die gy te vooren zo beminde, Schoon zy haar trouw verbroken heeft, U toch noch door de harsfens zweeft. font albe. ö Neen; Marine lief! ik ftel haar uit myn zinnen. 'k Vergeet haar voor altyd; verban Uw vrees, 'k wil u alleen beminnen. Spreek; wat bewys wilt gy daarvan ? marine. Wel; 't fterkfte dat gy kunt bedenken. FONTALBE. Gy ziet, 'k heb alles reeds bereid tot onze trouw : Daar zyn uw kleêren, en wanneer gy eens myn vrouw Zult zyn, zal ik nog meer u (chenken. ARIA. Als gy eens zo gekleed zult wezen, Als niet uw fclioon de kunst zich paart; Dan behoeft gy niet te vreazen, Dat 'er iets u evenaart. Maar welk een luister! welke draaien! Ach! hoe verrukt gy myn gezicht I Neits  ZANGSPEL. 37 Niets kan by uw feboonheid baaien, Wyl de zon daar zelf voor zwicht. Laat toch de vlam, die my doet blaakcn > Niet alleen treffen myn gemoed; Laat die ook uw harte raaken, Neem deel aan myn minnegloed. MARINE. Zo gy dat alles meent, dan zou myn vrees beginnen Te mind'ren; maar ik kan die niet geheel verwinnen, Ten zy ik eerst voor goed, voor goed getrouwtzal zyn. F on TAL be. Wel nu, dat zal niet lang meer beiden , }k gamiy Ipoeden, en als ik hier weer verfchyn, Is 't om nooit van u af te fcheiden. TWEEDE TOONEEL. marine, vervolgens lucas. marine. ISu ïs het toch wel vast dat hy my trouwt, in 't end Heb ik myn wensch, 'k ben recht te vreden: Al was 't om Lucas maar, want dien verbruiden vent Zou 'k wel met voeten willen treeden. Hy was , toen hy vernam dat hy my had verloren, Niet eens bedroeft;die fcburklmaar wacht daar komt hy aan, Het zal 'er nu hem ook naar gaan , C 3 Hy  38 De VOLKPLANTING, Hy zal van my wat moeten hooren. Zy gaat naar 't Salm om de kleêren te bezien. Lücas, ter zyden. Te droes! ik zie haar nooit, of'k word zo wat ontwaar, Daar is nog iets dat ik bevinde , Ik weet niet wat het is, 't is raar, 't is net als toen ik haar nog minde; Maar 'k hoop dat zal wel overgaan. war ine. Wat is dat alles fraai! wat zoü ik meer begeeren ? En die juweelen ! 6 ! die zullen heeriyk ftaan. lucas. Te drommel! dat is mooi; zyn dat de bruiloftskleêren? marine, met een gemaakt) houding. Ha! ben je daar, myn vriend ? Zeg me eens hoe gy dat vind. lucas, ter zyden. Myn vriend; wel zou men niet ? 't is vroeg dat zy begint. marine. Ik hoor gy zyt getrouwt, is dat al lang geleden ? LUCAS. Dat raakt u niet. MARINE. ö Neen; zyt daarom niet te onvreden, 't Is uit nieuwsgierigheid dat ik die vraag u doe. Uw vrouw is juist niet mooi; maar 't kan toch ivél pasfeeren Vöor iemand, die als gy niet hec! vee: kan begeeren. L L'-  ZANGSPEL. 39 Lucas, ter zyden. Ze is toch waarachtig lief tot in haar kwaad doen toe. marine. Wet ftaat gy by u zelf te praaten ? lucas. Ik? niets, dan dat ik haast die eiland ga verhaten; Ik ga deez' avond heen, en zeg u goeden dag. marine. Hoe ! gaat gy heen ? 'k ben bly dat ik u nog eens zag; Ik wensch u goede reis, en groet all' myn bekenden. Gy gaat van avond eerst; wel nu 'k Zal dan door myn bedienden u , Tot een gedachtenis nog een prefentje zenden. lucas, ongeduldig. Hoe! een prefentje! hoor Mevrouw , Die zottigheden niet; zie daar, ik wil je zweereu, Je waart, zo lang je bleef met uw's gelyk verkeeren, Veel beter op myn eer; maar wacht, maar wat uw trouw Is juist zo vast nog niet dat zy niet af kan raaken; Hoe zeer ook nu die-twee gelieven zyn verftoort, Zy kunnen wel weêr vriendfehap maaken. 1 marine, met veel trotsheid. Maar hoe! wat zyn dat hier voor zaaken? Ik dacht dat gy vertrokt; waar wacht gy na ? ga voort. C 4 ARIA.  4o De VOLKPLANTING, • ARIA. Waarom (laat gy zo te draalen? Zoel; ii elders te voorzien. Gy moet aan myn hoofd niet maaien, Wat gy zoekt zal nooit gefchiên. Hoe! dit fchynt u te vcrftooren : Neen; ik kan naar n niet hooren, Ik moet u nooit wederzien. Ik word nu te hoog verheven, Ieder zal my eerc gceven , Ik zal hier wel haast gebiêu. DERDE TOON E EL. ISELINDE, MARINE, LUCAS. BE LINDE. Ei, Lucas! hoor eens hier, 'k heb iets met u te fpreeken. MARINE. Uw vrouwtje, Lucas! komt daar aan. Misfehien hebje een geheim , 'k wil my dsar niet in ftecken, Dies zal ik nu maar heenen gaan. BELINDE. ARIA. Moet ik uw plaagen Dan ficeds verdraagen 'i Welk  ZANGSPEL. 4* Welk een behaagen Vind ge in myn ncod ? Marirte neigt beleefd en gaat heen. Uiit're ongenucluen 1 Die myn doen zuchten! Wat moet ik duchten 1 Ach ! ware ik dood! VIERDE TOONEEL. BELINDE, LUCAS. LUCAS. Kom, kom ; wil u aan haar niet ftooren, Hou toch maar goeden moed; denk ze is zyn vrouw nog niet. BELINDE. Neen , Lucas! 't is gedaan, ik reken 't al verloren : Want fchoon de trouw niet is gefchied, Zal 't echter nu niet lang meer beiden; Want ik heb alles tot dit huwlyk zien bereiden. 't Word haast voltrokken; dies moet ik nu vcordien tyd, Wy] ik zulks niet kan zien, vertrek! en, Door u, ó Lucas! zie ik my dien ramp verwekken , 't Is door uw toedoen; maar gy zyt Onfchuldig, gy kost zulks niet weeten; Het is alleen, dat gy my hebt uw vrouw geheeten, Sints dien tyd hoort hy niet naar my. Maar'k zal nietflervcnvoor'k myn onfchuld hebdoen blyken. Cg LU-  42 De VOLKPLANTING, LUCAS. Gy moet niet fterven; kom, waar zou dat toch naar lyken ? BEL INDE. Daar, neem deez' brief. j LUCAS. Mevrouw! neen denk niet dat ik lv'... BELINDE. Ach! Lucas! hoor en door my niet. 'k Wil me in die kleine fchuit begeeven , En gaan daar meë op zee ; waar toe loch zou ik leeven? 'k Vind door den dood alleen een eind van myn verdriet. Ga by Fontalbe dan, en (tel hem dit papier Ter handen, fchoon ik niet voor hem kan zyn , zal hier Door blyken , dat ik fteeds hem ben getrouw gebleven. LUCAS, met aandoening. Ach ! zo gy vast wilt gaan , wacht dan een oogenfolik, En wil den tyd maar 20 lang rekken Tot dat ik weder kom, dan zal ik meê vertrekken. BELINDE. 6 Neen; dat kan niet zyn : want ik. Die niets te wachten heb dan mare en droeve dagen Vol onrust, kan myn leeven waagen; Maar daar aan ftel ik u niet bloot. Ga; geef deez' brief,doe my dien dienst nog voor myn dood. lucas, ter zyden in 't heengaan. Zy zal niet fterven, neen : daar moet ik zorg voordraageu. v y r.  ZANGSPEL. 43 VYFDE TOONEEL. belinde, alleen. ARIA. ]y£yn droefheid is van geen vermogen, Daar 't a!l' met my fchynt onbewogen; Niemand toont my mededogen, Dies ik Hechts de dood begeer. Want nu il; niets kan verwerven, t Is alleen myn wensch te fterven. Maar fchoon ik het licht moet derven, Myn liefde derf ik nimmermeer. Ik hoor gerucht; wel aan, ik ga, op dat ik hier Van niemand worde ontdekt, ZESDE T O O N E E L. font albe, marine. fontai.be, alleen en in gedachten. 't Is Lucas, een tuinier, Die zegt haar man te zyn ;hier moet iets achter fteeken. My dunkt het kan niet zyn; 't maakt my geheel verward. Ach! myn behandeling omtrent haar was te hard : Ten minften had ik haar vooraf eens moeten fpreckem M A-  44 De VOLKPLANTING, MARINE. Zie zo; daar ben ik ook ; is alles nu gereed ? Of moet ik nog al langer wachten ? F ON T AL B E. Neen , 't is reeds alles klaar; maar zeg me of gv niet weet Waar zich Belinde onthoud. MARINE. Blyft ze u nog in gedachten ? Dat gy zo na haar vraagt. FONTALBE. ó Neen; Maar wyl ik zie dat zy nog vrees u kan verwekken, Zo wilde ik haar terftond gelasten te vertrekken MARINE. Is 't daarom dan is 't we!; maar ginter zie ik een Ons nad'ren, die 't u wel zal zeggen. ZEVENDE TOONEEL. FONTALBE, MARINE, LUCAS. MARIN E. Ei zeg ; uw mooije vrouw waar is die toch gegaan ? LUCAS , droevig. Belinde ? mooglyk is die reeds hier ver van 'daan. f o k-  ZANGSPEL. 45 FONT ALBE. Hoe! waar dan? LUCAS. 'k Vrees dat zy nu al in zee zal leggen; Ach! zy bezweek door haar verdriet. FONTALBE. Wat 's dat! heeft zy zich dan verdronken? LUCAS. Verdronken , neen ; maar hoor wat of 'er is gefchicd. Toen gy uw hart had aan een and're vrouw gefchonken, Zei zy, zulks weetende, dat zy onmcog'lyk niet Kon zien, wyl zy u nog bezinde, Dat gy een andere ooit beminde; En dat zy daarom eer de trouw Voltrokken wierd, vertrekken wou. Ik deed al wat ik kon om haar dit te beletten, Maar zy was niet te verzetten. 'k Ben daar op naar u toegegaan, Om voort u dit te doen verftaan; Maar, waar ik heb gezocht, 'k heb nergens u vernomen. Nu is 'er in dien tyd een ftormwind opgekomen, En zo als ik weer herwaarts kwam , En in de zee eens keek, vernam Ik, dat het fchuitje daar zy zich in wou begeeven, Heel t'onderst' boven dreef. F ON TAL BE. Ten minuien dan moest gy. LU-  4<5 De VOLKPLANTING, LUCAS. Helaas! dit was het geen dat zy Maar zocht, zy was altyd aan u getrouw gebleven. Dit zei zy dat ik u zou zeggen, en indien Gy 't niet gelooven woud, zoudge uit dien brief het zien, Dien ik u geeven moest. FONT ALBE. Hoe, wat! Is dit niet door Dorval gefcbreeven ? Ja, 't is zyn hand: laat zien wat of die brief bevat. ,,'k Durf myn gedachten u niet morid'Iing openbaaren, ,, Dit is de reden dat ik u die doé verftaan „ Door dezen brief, die u myn liefde zal verklaarcn „ Vergeef toch een bedrog, dat zy my deed begaan. „ Zo 'k aan Fontalbe u liet, zoude ik van droefheid fterven. „ 'k Maak hem uw trouw verdacht, 'k heb u misdaanmaar zal ' „ Ik, daar ik u zo min, in 't mfnfte niets verwerven? „ Laat u verbidden; ach! heb meêly' met dorval. « Monfier! valfcbe vriend ! ach! wat heb ik bedreven.' Belinde is zonder Pchujd! en ik, als een Barbaar, Ben oorzaak van haar dood ! zy raakt door my om 't leeven! Ach! kom toch hier, Belinde is in gevaar, Matroos! foldaat! wil tot haar hulp u fpoeden , Ga haar nog zo 't kan zyn behoeden : Ik kan niet leeven zonder haar. Zo 'k haar niet wedervind, zal 'k my aan alles wreeken, 7>-  ZANGSPEL. 47 Tgen Lucas. Aan u ook, fchurk! LUCAS. Aan my? FONTALBE. Ja; gy hebt dit befteeken, 't Is door uw toedoen. Zo ik 't ongelyk niet kan Herftellen dat ik haar heb aangedaan, wacht dan Van my de wreedfte dood. Hy vertrekt. LUCAS, 't Is myn fchuld immers niet. Marine! wü toch voor my fpreeken. MARINE, Fontalbe naloopende. Myn heer de gouverneur! blyft onze trouw weêr fteeken ? AGTSTE TOONEEL. LUCAS, alleen. Ik ben myn leeven kwyt; helaas! ach wat verdriet! RECJTATIF. ö Bitt're tamp! 6 fmart! naare gedachten! Helaas ! misfehien hangt men my morgen op. Droeve Lucas! ach! kost gy wel verwachten, Dat gy uw dagen hier zoud eindén door een ftrop I Laat ik vlien... maar waarheen ?.. ach 1 ach ! myn arme kop! Ik  48 De VOLKPLANTING, Ik ben in nood, en n:e s kan my meer fpaaien, De dood zie ik waaien, Myn angften verzwakten, My dunkt ik boor gei aas; Wat zal my weêrvaafen ! Hciaas! II; kan niet vluchten , Ach ! welk een naar geluid ! Wat moet ik duchten ! Al myn hoop is nu weg, Lucas 't is met u uit. ARIA. 'I: Door gerucht, ach ! laat ik zwygen, 't Is wis iemand van 't gerecht, 'k Zie hem met zyn vinger dreigen, Ik wil hooron wat hy zegt. Onbedachte ! gy moogt Eêeven , „ Dat gy hier komt kost n 't leeven". 't Onweêr heeft my hier gedreven, Maar ik bid wil my vergeeven, Ach ! (lort my toch niet in 't graf. „ Neen, laat af; verwacht uw draf. Maar, ach! hy hoort niet, hy is me ontweken, Hy vloekt, hy raast, is omftcken', En toont my zyn grimmigheid. Ach ! dit is een zeker teken, Dat hy zich ter wraak bereid. Maar gints komt iemand herwaarts aan ; Het  ZANGSPEL. 45 Het is de gouverneur; wat zie ik! met Belinde! Wat vreugd! dat hy nu zyn beminde fleeft M'eêrgevonden, want nu is myn vrees gedaan. NEGENDE TOONEEL. FONTALBE, BELINDE, LUCAS, ter zyden, Matroofen, Soldaaten. DUO. FONTALBE. Wat vreugd, Belinde! ftreclt myn zinnen! Niets zal ooit myn trouw verwinnen , Ik zal eeuwig u beminnen, 'k Bid verlaat u op myn woord. BELINDE. Als gy my uw hart wilt fchenken, Dan kan niets myn vreugde krenken ; Zou ik aan myn leed gedenken, ' Daar myn wensch nu is verhoord. FONTALBE. 'k Heb u misdaan. BELINDE. 'k Bemin u teder. FONTALBE. Maar vergeef my 1 BELINDE. ó Ja; 'k bemin u teder. F ON-  yo De VOLKPLANTING, F ONT AL BE. belinde. Ik verzeker 11 mi weder, Myn geluk vind ik nu weder, Dat ty my alleen bekoort. • Wyl uw liefde my bekoort TE SA AMEN. Heersen voor altyd in myn' zinnen, Laaten wc eeuwig ons beminnen, Laat niets onze trouw verwinnen", Ons heil worde nooit geftdord. BELINDE. De vreugd bedwelmt my,'kvoel dat my myn kracht begeeft.i F ON TAL BE. Kom ; ga in dat falon wat rusten. Dit is de fchoonfte dag, dien ik nog heb beleefd. LUCAS, alleen. Goed, alles is gefchikt ; nu zal je 'er ook van lusten, Marine, wacht maar watj't is nu myn beurt, je zult Wat moeten uitfiaan, je geduid Moet ik wat tergen ; ja , ik moet je nu wat plaagen, My dunkt dat zal my recht behaagen; Zo kryg je 't'ioon eens voor je fchuld. Daar is ze, 'k moet zo lang ik kan 't zién uit te houéJ Tl EI*  ZANGSPEL. 51 TIENDE TOONEEL. marine, lucas. marine. Hy heeft Belinde weer, uit is het met myn trouwen. Wat nu gedaan ? als ik ook Lucas maar weer nam ? Maar 't is zo hard, voor al zo 'k deeerfte by hem kwam. lucas, ter zyden. Zie zo, dat 's goed; het fchynt zy ftaat reeds te overlegg en marine, vriendelyk. Ha! Lucas! ben je daar ? lucas, /pottende. Mevrouw, als ge iets begeert, Zo ben ik tot uw dienst. marine, ter zyden. Hy fchcert Don gek met my. lucas. Mevrouw believ' my maar te zeggen Zo zy iets hebben wil; of mooglyk brengt mevrouw My dat prefentje, dat zy my ftraks zenden wou : Want daar ben ik nog om gebleven. marine, zuchtende. Och! neen. D 2 lu_  j2 De VOLKPLANTING, lucas. Of zal ik dan Ook naar den gouverneur, mevrouws aanftaanden man Myn heer Fontalbe gaan ? marine. Zou ik om hem iets geeven: Dat ik hem trouwen zou is anders niet gcfchied, Als dat ik wierd uit nood gedreven ; Want hem beminnen deed ik niet. lucas. Mevrouw heeft nochtans hem voor anderen gekoren. marine. Dat 's waar; maar 'k heb u reeds doen hooren Dat zulks uit dwang was; en daar by Hy is de gouverneur; men is dan ook al bly, Wanneer men word tot vrouw eens gouverneurs verhevenDoor hoop van hoogen ftaat word menig een verblind : Maar 't is daar in niet dat men 't waar genoegen vind; [Jet hart, het hart alleen, als 't eens is weggegeeven. lucas, lagchende. Wel nu! het hart, het hart, wat is daar van? marine. i Wat zal Ik zeggen ? 'k zie nu duidelylc dat ai Die grootheid niets is by de min die ons eens griefde; Daar haalt toch niets by de eerfte, liefde. L U-  ZANGSPEL. 53 LUCAS, ter zyden. Die flimme feeks! marine, ter zyden. 'k Celoof dat hy alreeds wat voelt. LUCAS. Dat 's waar, dat z'c ik aan Fontalbe en zyn Belinde, Want hoe zyn liefde ook Was verkoeld, 'k Geloof dat hy haar nooit zo zeer als nu beminde. MARINE. Maar hoe toch vond hy haar ?'k dacht dat die fterke wind Het fchuitje in zee had omgefmeten. L Ü C A S. Zy heeft dien wind juist dank te weeten Dat zy zich nog behouden vind , Want die heeft, eer zy zich in 't fchuitje had begeeven, Datjlos gemaakt, en dus is zy op 't ftrand gebleven. MARINE. Ach! wat geluk! 'k ben bly dat zy nu weêr te faam' Verzoend zyn, wyl zy nu gelukkig kunnen leeven. 't Verzoenen is toch aangenaam. DUO. Als men wil zyn plicht betrachten, My beminnen , en meerder achten, Mag men hoepen my te verzachten, En men zet Ipoedig my ter neer. D 3 Lu-  54 Dn VOLKPLANTING, LUCAS, /pottende. Raakt dat my? MARINE. Hoe ! zbu u dat raaken ? Neen, ik fpreek van and're zaaken ; Want gy verdient myn gunst niet meer. LUCAS, /pottende. Als men krygt bet're gedachten, Men zyn woord wat meer wil achten, En als ik mag berouw verwachten, Schenk ik al ligt myn harte weêr. MARINE, verblyd. Raakt dat my? LUCAS. U ? neen, Mevrouwe! Zou 'k my vleijen met uwe trouwe? Dat was voor my te veel eer. MARINE, ongeduldig. Ei hoor hem eens fprecken, Hy blj'ft onbezweeken. LUCAS. Vergeef my dit plaagcn, Maar 't kan imy behaagen, Dat ge u zo bedroog. MARINE. Komt gy my bravecren? Dit gaat veel te hoog; Of]  ZANGSPEL. 55 My nog te trotzeeien, Ca voort uit myn oog. LUCAS. Mevrouwe! MARINE. Ontrouwe ! MARINE. LUCAS. Myn fpyt kan niet baaten, Myn vreugd kent geen masten, Wat zyn minnaars fnood! Ik lagch my fchier dood: Wat ze ook mogen praaien, 'k Veins nog haar te baaten, Zy lagchen, en laaten Haar fpyt kan niet baaten, U fteeds in den nood. Die moet nog vergroot. MARINE. Gy gaat my verzaaken? LUCAS. IV ga my vermaaken. MARINE. Ik raas fchier van fpyt. MARINE. LUCAS, Wat zal ik nu maaken? g;l my vermaaken; Maar zo gaan de zaaken; Wat vreugd komt my naaken! Die hoog wil geraakcn, Raakt alles ligt kwyt. Wat ben ik%erblyd! D 4 ELF-  56 De VOLKPLANTING, ELFDE TOONEEL. MARINE, alleen. D uar fta ik mooi bekaait; het onheil volgt my na • Wat zal ik in het eind' nog maaken ? Wat ramp! op eenen dag twee vryers kwyt teraaken! Ik wil toch trouwen 't ga hoe 't ga. j£ U A T U O R. De glans kon my be!:oorc;i , Hy had myn oog verblind, 't Moest Lucas wel verflooren j Wou hy my maar weer hoorei]! Maar, ach ! ik ben verloren, Zo hy my niet meer bemint. TWAALFDE TOONEEL. FONTALBE, BELINDE, MARINE. FONTALBE, en BELINDE. heil! nu zonder wroegen