1095 G 4i  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  JAC OB. ..... 'i Is. tvl , Jat vy p-aan . EBITAHB { {°at/ia,rtna emirlzend/.) , ^aairwel 9 eai moet liet zo zyn , tot in Eenwio-lieil .   D E VRIJBURGER, TOONEELSTUK. Te II 4 E li L li M, Lij A. l o o s j i; s i> z. i 7 8 C. Met een Plaat.   Aan de LEDEN der BURGER. IJ EN E N V R IJ CORPSEN tot 's LANDS VER.DEEDIGING UITGETOOGEN. Fiere Heldenrij! Schrik der Dwinglandij, * Die  Die, met Leeuwenmoed, Toont, dat nog het bloed Van den ouden Belg Leeft in Bato's telg. Puik van Neèrlands Jeugd! Aan uw Heldendeugd Offren wij deez' blaên-sNeem ze gunftig aan. Neèrlands Heldenbloem! Uw doorluchte roem Klimm' ten fcbouwtooneel. Daai  Daar ontroere en ftrW Hij het naageflacht. Doch ontbreekt 'er kragt Aan de fchets door ons gegeeven... Waar haalt fchaduw bij het leeven?  PERSOONEN. e d u a r d. ernst, Vader machtilda, Moeder yvan eduard. I catharina, Minnaares J jacob van velsen. elizabeth, eene Aieli]ke Dame. mietje, Meid van catharina. Hei Stuk /peelt in Zwol: Het Eerjle Bedrijf in het huis van Catharina , en het Tweede in dat van Emft.  De VRIJBURGER, TOONEELSTUK. EERSTE B E D R. IJ F. eerste tooneel. ''ATIIiSINA. ELIZABETH. CATHARINA. 7/1) -zwenkt gij niet, dat ik genoeg met mijne eigene aandoeningen te Hellen heb: een tederhartig meisje, komt gij den moed geheel uitbluflchen. In waarheid, ik wenfehte liever, dat gij t'huis gebleevcn waart, Mevrouw! ELIZABETH. t Is cgter de waarheid, die ik u zeg. De Burgers zijn maar matsfotzen, wat willen zij ;-cgen Militairen... A ca-  a De VRIJBURGER, catharina. Ik veracht de Militairen niet, Mevrouw! maar iemand, die iets vrijwillig doet overtreft in mijne oogen den loontrekkende*! dienaar, fchoon onder de Soldaaten ook wel waarlijk dappere lieden gevonden worden. elizabeth. ó Amazoóhe! Gij zijt ook al door den fmaak van het canaille bourgeoife bedorven ... Buiten den Adel, buiten den Militairen ftand is geen moed... catharina. Mevrouw! in waarheid... elizabeth. Gij ennuieert mij; niet waar? omdat uw -Eduard mede een van die dooiende Ridders, van die avontuurzoekers is... Die meenen dM bij hun Soldaatje-fpeelen de Republiek Haan of vallen zal; daarom... Nu 't is zeer natuurlijk. Burgers denken als Burgers, en ze-  TOONEELSTUK. 3 zeden de laatfte jaaren zijn wij aan die ieditieufe praatjes gewoon... enfin... CATHARINA. Enfin... Mevrouw! Adel is Adel, en Militairen zijn Militairen. Maar zonder den Burger zouden beiden zich wel een' Hok in de keel mogen binden... ELIZABETH. Ei... Ei... Dat gepoch op het geld van dat burgervolk is infuportabel. Jaa , Juffertje! voor Hattem zullen de Burgers'... Ha! ha! finceer ik moet lachen, als ik 'er om denk... Maar gij moet niet boos worden, Kaatje ! CATHARIXA. Neen, Mevrouw! over zulke praatjes wordt geen Vaderlandfcb meisje langer boos: 't h beneden haar... Maar met dat alles moet ik u nogmaals zeggen, dat uw gezelfchap mij tegenwoordig onverdraaglijk is. Van kinderen af hebben wij met elkander verkeerd, maar, A 2 Me-  4 D z VRIJBURGER. Mevrouw! indien gij dus voortgaat, dan zeg ik U mijne vriendfchap op. ELIZABETH. Bravo .' a Ia Vrijcorps! a Ia Vrijcorps! CATHARINA. Gij weet, dat mijne ziel in den hevigfterj tweeftrijd was, over hetbefluit, dat het briefje van mijnen Eduard... ELIZABETH. Ei! Ei! een briefje van uwen Eduard... CATHARINA. Ik heb het u immers gezegd. I Li Z A 1 I TB, - Van een briefje... CATHARINA. Jaa, Mevrouw! hoor dit, en zie,hoe gij mij beleedigt met mij dus te behandelen. Zo 'er één  T O O N E E L S T U. K. 5 één droppel Nederlandfch bloed in uw hart is dan zult gij mij ongetwijfeld gelijk geeven. ( zij heft. •) Lieve Meid! J ELIZABETH. Welk een afreufe familiariteit? CATHARINA. Och! Mevrouw! gaa heen.' gij dwingt m:'j lomp, of liever openhartig te zijn... ELIZABETH. Een Belgin te zijn... Niet waar ? nu ik gaa, Kaatje... Als Eduard een kogel voor den kop heeft, dan zal ik u komen condolceren „ ö Welk een Vrijheidsnufje! TWEEDE TOONEEL, CATHARINA. ZIl vertrekt. Dat vertrooft mij nog. Nu ben ik ten minden aan mijne eigene beftrij-dingen overgelaatcn ... Daar hangt dat Siloueth. A 3 Edu.  6 De VR IJ BURGER, Eduard ! ( zij kufcht het Siloueth ) Eduard ! ( zij ziet het lang aan ) Jaa! jaa! uw wezen heeft iets groots, iets edels... Maar moet gij daarom dit hart vergeeten... Zijt gij het, die dit briefje aan mij gefchreeven hebt. ( Zij leeft afgebrooken door fnikken. ) Lieve Meid! Ik ben tot een bejluit gekomen, God zij dank .. Gij weet om gefprek van gifteren... Mijn hart breekt, terwijl ik aan u fchrijf. .. En ik ben toch vol meed. Kort en goed... Kaatje! ik gaa na Hattem. Ontftel u niet. Ik moet als Burger, als een Vrijgebooren Nederlander... die braaven , die verdrukten helpen. Ik heb u lief: maar, maar... Neen! God kent mijn hart. Eeuv/ig zou ik berouw hebben bleef ik nu t'huis... Nu wij de dwingelandij en haar' aanhang door ons vrij Musket zullen kunnen doen ftddcren ... Maar offcheid neemen van ■u... Neen! dat kan ik niet.. . Mijne Moeder heb ik verlaaten zonder affcheid, en zit nu bij mijn' vriend Jacob... Denk eens aan Capcllen, lieve kind! denk aan dien braaven man, zijne afch moet gewroken... en zo ikfterf... 'Er is eme Eeuwigheid ... Vaarwel... Niet  TOONEELSTUK. 7 Niet eens mij vaarwel te zeggen, dat is het hardde. — Hemel! Eduard... Jaa, Capellen, die burgervriend, moet in de zaak der Vrijheid gewroken, maar gij... Goede God! daar is hij.. • DERDE TOONEEL. eduard ( in zijne wapenrufting. ) en catharina. eduard (zet zijn Snaphaan ter zijde. ) *LW"een! ik kan niet... Ik kan niet... Ik moet u nog eens zien. catharina. Hemel! Eduard! gij zult dan... eduard. Ik moet... Ik moet... Dit hart, dit kloppend hart zegt het mij. Zo waarachtig, als ik een eerlijk man ben, zo waarachtig ben ik vcrpligt mijne medeburgers te helpen. Zij zijn A 4 in  8 De VRIJBURGER, in nood, en ik, neen! dat gaat niet aan... Een deferteur onder Soldaaten, onder gedwongen loontrekkende krijgslieden is een verachtelijk-man. — Maar wat is hij, die ongedwongen de wapens opvat, en ze, als 'er gevloekte , dwingelanden zijne buuren befpringen, in den hoek zet... catharina. Maar denkt gij niet aan onze liefde? Nog maar twee maanden... eduard. Zwijg daarvan ... Hemel! 't is te veel. Nog maar twee maanden , dan zou ik uw bruidegom zijn ... Maar een lafaart... catharina. Wat lafaart.,. Ik zie nu, hoe gij mij bemint. eduard. Welk verwijt.' ben ik daarom Welgekomen. Had ik mij maar... Doch ik kon uw deur niet voor-  T O O Ar E E L S 1 U K. 9 voorbij... Waarom ben ik ook deezen weg langs gegaan ... Het Vaderland... CATHARINA. Is zo dikwijls ondankbaar aan waarlijk groote mannen. EDUARD. Jaa, zolang vertrappers van deszelfs rechten de wieken niet gekort zijn. Maar dat zullen wij, vrije Burgers van Nederland , poogen. Die verdelgers van 's volks rechten, van 's volks welvaart... Voelt gij het bloed niet kooken ? Ziet gij niet, hoe mijne oogen branden ? Neen! deeze kop... Deeze kop moet met eer gewaagd , en treft hem een kogel... Wel nu... 't Is beter thans, als dat ik over twee maanden opgehangen wordt, want... De geweldenaarij, die thans door haare flaaven Hattem tracht te onder te brengen > heeft in haar' bloedraad be ■ llooten, allen , die tot Vrijcorpfen behooren, bij het inneemen der plat te fchieten Heden op te hangen of te laaten vermoorden... En zo zij niet gekeerd wordt — dan — miflehien den dag naa ons huwelijk... A 5 CA-  lo De VRJJBURGE K, CATHARINA. Maar moet gij, gij juift... EDUARD. Jaa, ik... Ik... Ben ik geen deel van het gehcele lichaam van Neèrlands Vrijwillige Burgers? Hebt gij zelfs niet onlangs gezegd> dat gij mij nooit bevalliger gekleed vondt,dan in mijn montuur ... En zou dat maar een ijdele vertooning zijn. — Neen/ waarachtig.. Naait God en 't Vaderland behoort dit hart u... Maar CATHARINA. Denk om uwe oude moeder, gij hebt niet eens van haar... EDUARD. Zwijg, mag ik u bidden, van mijne dicrbaarc ouders.., Was ik hier maar uit Gij benaauvvt mij. jacob wacht mij voor de deur. CATHARINA. Kan dan niets baaten... Mijne tra mijne ontroering, VIER.  T O O N E E L 6' T U K. i: VIERDE TOONEEL. eduard. catharina. mietje. mietje. *ZH^Tcjuffrouw , de Heer van Velfcn wH mijn Heer terftond fpreeken. catharina. Laat hem hier komen. ( Mietje binnen. ) eduard (catharina omhelzende,) Nu, vaarwel... Nog één zoen , Meid - lief J en dan , jaa dan ... V II F-  i2 Di VJ&..1JSI7K G E R) VIJFDE TOONEEL. EDUARD. CATHARINA J A c o u mede gewapend. ■ J A c o S. */£s dat wachten... Eduard.' kom als eer, man, daar is uw geweer. eduard (m catharina's armen.-) Neen.' het ontbreekt mij niet aan moed., Jacob.'... Maar van 20 Jicf een meisje te fcheiden... Dan... Jaa dan gevoelt een rechtfchapen man, dat hij traancn heeft. cathakin a. Kan u dan niets wederhouden, Gaa dan heen... in Gods naam. " a c o b. Dat mag ik hooren... Recht zo... Jn Gods naam gasn wij... Immers — de rechten der menfchlijkheid zijn de reenten , tan God oorfprongüjk ons gefebonken. endje rechten gaan wij  T O O N E E L S T U K. i, wij verdeedigen tegen onderdrukkers — tegen kruipende vleijers, die dit fchoon Zwol lachende in een puinhoop zouden zien veranderen, indien zij flechts hunne heerfchzuchtige en geldgierige beginzels voldaan zagen... Kom, Eduard... Uw meisje zegt in Gods naam. — Zij is waardig, dat gij voor haar vecht. Ik voel waarachtig ook, dat mijne oogen vochtig worden. — 't Is tijd dat wij gaan. eduard Qiaar nogmaals omhelzende.) Vaarwel, en moet het zo zijn, tot in Eeu wigheid. ZESDE TOONEEL. "duard. catharina. ernst. m a c ii t i l d a. jacoe. mietje. machtilda achter de fchermen tegen mietje. JfflTij is dan nog hier ? mietje, Jaa, Juffrouw,.. mach-  H De VRIJBURGER, maciitildaO norfchijn komende.) God dank, dat ik u nog vind. eduard. Hemel! Moedert laat mij gaan, laat mijgaan. — Wij hebben reeds lang genoeg gewacht. machtilda. En waarheen ? waarheen ? eduard. Na Hattem. Na die verdrukte Burgers. machtilda tegen ernst. Dat komt van dat exerceeren, van dat verwenfcht exerceeren, dat gij hem zo hebtaangeraaden... Hij verlaat zijn Meisje, zijne Ouders — En gij Haat, of gij een beeld zijt van marmer. ernst. Ik wenfehte dat ik u .kon beduiden, hoe de Üriekfche Moeders gefield waren, als hunne dap-  TOONEELSTUK. 15 dappere Zoonen na den ftrijd gingen ... Ik heb heden van mijn'zoon affcheid genomen—■ en u zoeken te weerhouden, om hem naa te loopen, omdat gij nog bij lang geen Griekfche vrouw zijt. machtilda. Zwijg met dien gekkenklap... Mijn kind zal hier blijven. j a c o b. 't Is meer dan tijd, Eduard! machtilda tegen j a c o b. Moet gij ook meê? — Gij hebt hem dan verleid.,— Gij!— Want, jaa die Sociëteiten, die Exercitie - Genootfchappen ... ernst. Hebben veel overeenkomft met de openbaare Tafels der Spartaanen en met de Worftclperken der... machtilda. Wat Spartaanen, wat Worftelperken ... Hoe kunt gij 'er van praaten. ernst.  i« 3 e VR IJ BURGER, ERNST. Omdat het hier voegt, en wel ter fhede komt. Ik ben niet zonder aandoening, ver van daar. Nu ik de Republiek van Nederland een toppunt zie naderen, waar na het reeds twee Eeuwen geftreefd heeft Is het dan wonder, is het dan onaandoenlijkheid , dat mij de lotgevallen der oude Republieken voor den geeft komen... 't Is mogelijk mijn zwak... En daarom zal ik 'er nu van zwijgen... Maar Eduard moet heen... Of ik houd hem voor een' bloodaart, en dan fpijt het mij, dat hij mijn zoon is. J A C O B. Dat is mannentaal, die hebt gij van die oudvaders geleerd, MACHTILDA. Uw gewawel verveelt mij, en mijn kind,.. e R N S T. Mijn kind... Mijn kind... toen hij op uw- .... fchoot  TOONEELSTUK. 17 fchoot lag was hij een kind", en nu is hij metéén een man, en die moet voor zijn Vaderland, voor zijn vrij Vaderland, het hoofd durven waagen. eduard ( uit een diep gepeins opkomende. ) Jaa dcezen kop zal ik waagen... Ik heb nog eens mijn' pligt overdacht: waarde Ouders! — ik ken uw hart voor mij... Dierbaare Moeder... De item van mijn Vaderland, de Item der Vrijheid fpreekt in mijne ziel... ik moet voort... Verdrukten moet ik helpen... machtilda. En zo lief een Meisje ... eduard. Laat ik als u en allen aan de befcherming van God bevolen. Vaartwel mijne Ouders. — Liefile van mijn hart! nogmaals vaarwel! (Hij vliegt weg met Jacob.) machtilda. Mijn Zoon! Mijn Zoon! Iï ZE-  13 De VR IJ BURGER, ZEVENDE TOONEEL, ernst. catharina. machtilda. mietje. ern s t (machtilda wederhoudende.) w mjuou op, mijn Vrouw! de Jongeling was bijkans bezweeken. Ik dank nu den Hemel, dat hij mijn Zoon is. machtilda. Laat mij los. Laat mij los. Ik zal hem dat geweer van zijne fchouders rukken ... Hij is nog zo hardvochtig niet, als gij, ernst. Hardvochtig... {Hij brengt zijnen zakdoek aan zijne oogen.) God weet belt, hoeveele traanen mijhet belluit van mijnen eenigen zoon gekoft heeft... Maar het Vaderland, en deszelfs Vrijheid, door verdrukkers aangerand, roept elk' weerbaar' Jongeling te wapen. mach-  TOONEELSTUK. 10 machtilda. Ik ben veriaoren. Mijn eenig kind. —. Mijn eenig kind... catharina (inwendig ontroerd, maar moedig.') Ik bid u — ontftel mij niet meêr. Is hij iemand dierbaar, hij is het mij. En fchoon hem de eerfte kogel der geweldenaaren treffe, zelfs in het graf zal hij mij des te dierbaarcr zijn. — Maar een bloodaard, die , als 'er geen gevaar is, de vertooning van een' dapper man maakt, neen! dien zou ik verachten. Eduard is de traanen waardig, die ik geftort heb, en nog vloeijen ze uit mijne oogen. Maar, hoe lief ik hem hebbe, hij zij een offerande voor het Vaderland en de Vrijheid. Zo hij fneuvelt, zal hij mijne traanen, en blijft hij lecven, mijne hand dubbel verdienen. ernst. Ik fchrijf mijn' zoon, om het veiligft te wee* zen, door, maar het zij hij blijft leeven, 't zij dat hij fneuvelt u neem ik aan voor mijne Dochter. B 2 mach-  20 D f. V R I] li U R G E R, machtilda. Eli mijn kind — nu mogelijk reeds... ernst. Geene ijdle zorgen... Kom, laat ons nahuis gaan: en ik wenfchte wel, Catharina! dat gij mede gingt — want gij fchijnt tamelijk moedig. , c a. t h a r i n a. Jaa, mijn Heer! moedig ben ik — cn pafte mijne fexe een geweer — ik vloog den Hattemers te hulp. ernst. Ik zou u veele voorbeelden kunnen aannaaien , dat van Kenau Haffelaar... maar ik ben te veel ontroerd. — Gaa met ons... catharina {tegen machtilda.) Welaan! Onze traanen baaten ons , helaas! weinig , laatcn wij ons trooften, dat wij in hun, die wij beminnen, dappere verdedigers onzer rechten zien. Mietje! zo ras gij aan de Poort eenige berichten verneemt, dan moet gij ze terftond brengen. WIET'  TOONEELSTUK. ar mietje (alléén.) Waarlijk, als Phlip geen Snaphaan op fchouder neemt, dan zal het huwelijk tufichen hem en mij glad af wezen. Veel meisjes Ioopen met Soldaaten op en neêr, maar ik wil een' Vrijburger tot een' man hebben. - Einde van het Eerfte Bedrijf. B 3 TWEE.  22 Dl VR IJ BURGER, TWEEDE B E D R IJ F. EERSTE TOONEEI. ERNST. MACHTILDA. CATHARINA. ERNST. Aftelt u geruft, zoveel mogelijk. Ik heb. nog veel hoop , dat de vermetelheid der dwinglandij zich te vreden zal ftellen met eene fchrikbaarende vertooning voor het oog van vrije Burgers aan te richten. CATHARINA. Ach! mijn Heer! gij vleit u met eene ijdele hoop. Immers het oogmerk is de Steden, die niet bukken willen, plat te fchicten. ERNST. Dreigen , dreigen is het werk van bloodaards. Hoe zou het immer met gezonde ftaatkunde wezen overeen te brengen, dat men zulke moorddaadige maatregels nam tegen den Burger. MACH-  / T O O N E E L S T U K. 23 MACHTILDA. Vlei u niet, vlei u niet. Onze Eduard is weg... Eeuwig weg. ERNST. Laaten wij eens bedaard nagaan, hoeveel zou de heerfchzucht bij bet eerfte fchot op Hattem verliezen. Alles immers heeft Zij zins lange in de waagfchaal geitcld , maar door zulk eene daad zou Zij alles verbeuren én kwijt raaken. — Zij zou, fchoon zich dekkende met valfche voorwendzels, de openbaare vijandlijkheden der Burgeren wettigen. C A T H A R I N A. Maar, ik bid u, wat geeft bijfterzinnige woede om den haat van den bloem der Landzaaten. Gifter avond, toen ik Eduard nog verbad om hier te blijven, verzekerde hij mij, dat die burgerhaatende Aanhang alles waagen zou, en 'er niets te hoog of te laag was, 't geen zij niet zonden trachten aan te wenden, om het dwinglandfch gezag te handhaaven. B 4 MACH-  24 De VRIJBURGER, machtilda. Goede God! en aan zulke dwingelanden waagt zich mijn zoon. —. Mijn eenig kind... Uw minnaar... e r n s t. Waarom toch alle deeze ontroeringen... Ik geloof nog niet dat de ftaatkunde van een Hof in deeze dagen, zo dol en blind, handelen zal. Mcnfchcn blijven wel menfchen, maar evenwel de zeden van elke eeuw, de zeden van elk volk zetten eenige paaien aan de karakters. Over eenige Ecuwen was het vermoorden en verbranden een dagelijkfch werk, zelfs bij de befchaafdfte volken, maar zou in deeze wijsgeerige Eeuw, onder een bedaard, fchoon vrijheidlievend, Volk een Burgeroorlog ' verwekt worden door Burgers, die jaaren lang meèr, dan Koninglijke fchatten van de Natie ontvangen hebben, zouden zij zulk eene Natie, waaruit zij - zelf gefprooten zijn, beoorlogen : Dit is het werk van getergde dwingelanden, opgekweekt in de hoogfte denkbeelden van ei-  T O O N E E L S T U K. 25 eigendunkelijke magt... Niet van aanzienlijke Burgers, die met weldaaden overhoopt zijn, en, zo zij hunn' pligt betrachten, de liefde van het gcheele volk zouden uitmaaken... TWEEDE T O O N E E L. mietje en de voorigen. mietje. loopt een gerucht, dat de vijand reeda op Hattem zou zijn aangevallen >—en mij dunkt ik heb hooren fchieten. machtilda. Hemel! wat zegt gij, hoort gij het wel? * r n s t. Jaa! maar ik.geloof alle praatjes niet. ( Men hoort fchieten. ) catharina. Groote God! — Hoort gij het niet? hoort gij het niet ? Mijn Heer! B 5 mach-  26 De VR IJ BURGER, machtilda (in flaauwte vallende.) Mijn Zoon! Mijn Zoon! catharina. Mijn Eduard! ernst C in vertwijfeling.) 't Is dan waarheid. — Bedriegt mij mijn gehoor miflchien? (Hij hooit op nieuw fchieten.) Neen! neen! C Hij valt op zijn kniên. ) Genadige God! gij ziet, hoe het Vaderland gefchokt wor.dt. — Het waggel top zijne grondveften. — De bloedvlag waait. — Wcldaadige Befchermer der verdrukten! befcberm door uwen kragtigcn arm de aangevallen onfchuld, de beftookte vrijheid en veiligheid der Burgeren! ■ Moet mijn Zoon het flachtoffer zijn. Uwe wil, de wil der Wijsheid gefchiede. it a c h t i|l d a (uit haare flaauwte bekomende.) Waar zijn die beulen, die na het leeven van  TOONEELSTUK. 27 van mijn'zoon —geef mij mede een geweer. ernst. Eedaar, bid ik... machtilda. 't Is thans met geen bidden te doen. ernst. In den naam van God... machtilda. Die verlaat ons. ernst. Nog niet geheel. — Beteugel uwe woede. •— De afgrijslijkfte rampen zijn dikwijls de koutte wegen tot geluk. machtilda. Kom, Catharina! kom, zo gij mijn'zoon bemint, vlieg met mij die dwingelanden tegen. \ c a-  28 De VI IJ B UR6ER, CATHARINA. Kon ik hem behouden, Mevrouw! maar onze magtelooze woede... Mijne beevende beenen weigeren mij te draagen. Laat ons ons noodlot fchrcijende en biddende afwachten. Thans, thans mogelijk ... MACHTILDA. Sneuvelt mijn eenig kind. Ik moet aan zijn zijde fneuvelen. — Wraak! wraak! wat weerhoudt mij? De Hemel hoort den kreet van eene rampzalige Moeder niet. ( Zij Jlort hi eene wezenloose droefgeestigheid, y CATHARINA. Hemel! — Mijn Heer! ik zie gij befterft. Gij verftomt, is 'er dan geen trooft moer... ERNST. Nu de buitenfpoorigheid zo ver losbreekt, houden mijne ftaatkundige inzichten op, en God weet, waartoe de woede nu uit zal fpatten. c a-  t O O N E E L S T U K. 2y CATHARINA. Dierbaare Eduard!— Hernel!— Mietje... MIETJE. Ach ! mijn lieve JufFrouw! laaten wij onze traanen mengen. Ieder zorgt voor dezijnem'—■ Eén mijner broeders is medegetrokken, en, toen ik den Heer Eduard zag vertrekken, heb ik zelf mijn' vrijer gebeden, dat hij... en nu, nu.,. DERDE TOONEEL. ELIZABETH en DE VOORIGEN. ELIZABETH. %to Juffrouw Catharina! vind ik u hier? Ei! ei! IsdeHeldin in eene desperaate veranderd? ERNST. Mevrouw! zo gij ellendigcn befpottenkomt., ELI-  So De VR IJ BURGER, elizabeth. Befpotten : excufeer mij, dat zou inpardonnabel zijn. Ik kwam u een nieuwtje brengen... catharina. Hemel! wat? elizabeth. Niets anders, dan dat Hattem door zijne Helden verlaaten is. catharina. Wat zegt gij ? elizabeth. En ten hoogften waarfchijnlijk za! 'er onder de Burgertjes wel een getalletje gefneuvcld zijn, maar wat zal men zeggen ... Waartoe ook die rebellie. ernst. 't Doet mij hartelijk leed, dat gij u in onze jammeren verheugt, maar neem mij niet kwaa-  TOONEELSTUK. 31 lijk, lieden van uwen ftempel geloof ik niet zeer ligt... Wij 'hebben te veel redenen om ze te wantrouwen. elizabeth. Wei hoort gij dan dat geduurig fchieten niet ? e r tf s t. Jaa, Mevrouw! dat hoor ik — en ieder fchot treft mij tot in mijne ziel, maar dat geeft mij alleen verzekering van den beftaanden aanval... En ten ergften genomen, mijn zoon was dood... machtilda (in eene mijmerende geejldrift uit haare wezenloosheid bekomende, op een' zagten toon. ) Wie, Eduard... dood... dood... neen, Catharina!... wij zijn ongetrouw geweeit, wij moeiten hem ter hulp gefpoed zijn... is hij dood... ernst. Lieve vrouw! mach-.  52 De VR IJ BURGER, machtilda (in dezelfde mijmering. ) Ik heb geen' trooft noodig... Och neen! wantmijne afgefolterde ziel ftaat gereed, om met mijn' zoon tot ons allerVader weder te keeren ... daar, jaa! daar zal ik de verdrukkers van een vrij volk, de vertrappers der Burgerlijke Voorrechten voor den throon van God verklaagen ... ernst. Ach! kon ik u redden, uit een denkbeeld... machtilda ( met groote verheffing van ftem.) Wat denkbeeld! mijn zoon, mijn zoon is immers dood... Hoor, hoor, daar vallenmisfchien nog honderden met hem_. ( Zij vervalt weer tot haar wezenloosheid. ) mietje. ó God! zulk een angll kan ik niet langer uitilaan — ik moet de waarheid weeten. VIER  TOONEELSTUK. 33 VIERDE TOONEEL. ernst. machtilda. catharina. elizabeth. ernst. •*2^Temel! alle deeze ellenden worden ons door onze beweldaadigden veroorzaakt. elizabeth. Dat komt van Rebellie ... van Rebellie. ernst. Wat Rebellie? Mevrouw! dat menzichdoor bezoldigde Krijgsknechten niet op den nek wil laaten trappen, dat men door braave eerlijke mannen geregeerd wil worden, en niet door kruipende flaaven, die op éénen wenk het bloed der Burgeren zouden aftappen. Is het Rebellie, dat men de poorten iluit voor afgezonden verkragters der Vrijheid? elizabeth. Dat zijn de gevolgen... c ernst.  34 De VRIJBURGER, ernst. De gevolgen , voortvloeiende uit een ondeugend beginzel, Mevrouw! 't Is ellendig, 't is onuitfpreeklijk ellendig, dat de vreedzaame Burger de wapens moet aangorden, om Soldaaten, die hij, ten kofte van zijn bloed en zweet, zoveel jaaren onderhouden beeft, de wet te Hellen, 't Is onuitfpreeklijk ellendig, dat de ondankbaarheid in een menfchlijk hart die hoogte kan beklimmen, dat zij, alle banden losrukkende, haare vroegere weldoeners het mes op den keel zet, om dat... om dat zij niet alles geeven willen. elizabeth. Nu weet ik, Kaatje! uit welk eene bron gij uwe charmante refleftien geput hebt. catharina. Denk, wat gij wilt, Mevrouw! Folter mij zoveel gij kunt in mijne ellende: maar weet alleen nog, dat ik altoos doch verjlomt en valt in flaauwte. e d u a r d. Mijn Vader! mijn Moeder.' lieve Kaatje! Hemel! mijn Moeder! catharina en mietje trachten machtilda weder bij te brengen. ernst. Wat tijding, mijn Zoon! wat tijding? Is Hattem... I *-  TOONEELSTUK. 4r J A C O E. jaa, verlaaten is het — verlaaten is het datfpijt ons genoeg... ERNST. Was het dan niet houbaar ? EDUARD, Men zegt, neen! J A C O B. Jaa zo zegt men. ERNST. Bedaar, mag ik u bidden. Is 'er dan verdenking van verraad? EDUARD. Neen! zo 'er maar geen verdenking van ge. brek aan onzen moed is. Hadden wij tot den laatften man ons moedig tegen die vaardige uitvoerers van een bevel , waar voor de menfchlijkheid beeft.,. C 5 ERNST.  De VRIJBURGER, ernst. Hattem heb ik als een zwak plaatsje befchouwd — en daarom vond ik de retraite na deeze Stad zeer heilzaam. Maar zeg mij heeft 'er veel Burgerbloed geftroomd? eduard. Neen! wij zijn, zo het gerucht meldt,allen behouden. Maar de batterij heeft in de benden der Burgerhaaters een groot Ioch gemaakt. Op het Üagveld zijn zij neêrgetuimeld. ernst. Ik dank den Hemel, dat 'er geen Burgerbloed fchijnt geplengd te zijn. machtilda ( bekomende.) Ach! mijn Zoon! gij leeft dan nog. Ik dank God. Zult gij weder... eduard. Waarde Moeder! hoe is mijn hart over uwe ontroering aangedaan, maar de item des Va-  I O ONEELSTUK. 43 Vaderlands, de ftem der Vrijheid verheft zich in mijn hart, tegen die des bloeds en der liefde. Ik zou mij voor een onwaardig Zoon houden, zo ik lafhartig uwe belangen in de belangen des Vaderlands zag vertrappen. CATHARINA. Jaa, dierbaarfte vrind van mijn hart. —— Volbreng uw' pligt, waar 's Lands nood u roept. Ik heb mijn befluit genomen: liever heb ik een Minnaar in het graf, die als een ÜachtofFer voor de. zaak des Vaderlands fneuvelde, dan een Echtgenoot, die, leevende, het waar gelijk des leevens, de Vrijheid, uitbloohartigheid vcrroekelooft of verraadt. EDUARD. Engelachtige woorden! Altoos heb ik u lief gehad... Maar nu... Hemel! zo de nood mij weder voor 's Lands goede zaak te veld roept, dan — zal bij de item des Vaderlands zich uwe ftem voegen, en mij toeroepen; Zij, die u het dierbaard is, wenfcht u als een ÜachtofFer, of als een herfteller van 's Lands Vrij-  44 De VRIJBURGER, Vrijheid uit den ftrijd te ontvangen. Zo blijkt u, van Velfen! dat zeifs mijne liefde mij ten fpoorflag ftrekt om voor de Vrijheid met dub. beien moed te ftrijden. En welk een Echtgenoot zal zij zijn. Hemel! wacht ons dat geluk — dan, jaa dan zal zij, fchoon omringd door de befte panden van onze liefde, mij aanzetten ,' om mij tegen de overweldigers onzer geheiligdfte rechten te verzetten. Dan zal ik mij met die Helden der Vrijheid, die uit de armen hunner Echtgenooten en Kinderen na het ftrijdperk vliegen, mogen gelijk ftellen. ernst. Jaa de offeranden van de zodanigen zijn de uitfteekendfte, maar elk offert in zijn zoort zijne belangens op. Ik ben geheel in verrukking, mijne vrienden! —- En fchoon gij niet gezegepraald hebt... Eene wijsgekooze en gelukkige aftogt is dikwijls voordeeliger, dan eene bloedige zege, vooral zo zij voor Burgerbloed gekogt wordt. Kom, laaten wij de gevluchte Burgers gaan bezoeken, uit onze middelen ververfchen, en God zal onze poo-  TQONEELSTU K. 45 poogingen zegenen. Houdt moed , mijne vrienden! De God van het Heelal ziet met geen onverfchillig oog de opoffering, de vrijwillige opoffering van onze dierbaarfle belangen aan de gemeene zaak. J A C O B. Neen! braave man! dat ziet hij niet. En zo waarachtig als ik een eerlijk man ben, zo waarachtig bid ik dien God, dat hij de oogen van alle onze inwendige vijanden, de verachters der Burgerlijke Vrijheden, eensklaps doe opengaan, opdat zij zien, dat de gewapende arm der Burgerij, des noods,de laatfle fchuilplaats van 's Lands dierbaare Vrijheid is.