1095  MAATSCH. DER NEDERL. JLEÏTERK. TE LEIDEN, Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukhen , 1841. i  D E SCHOUT O f D e BETRAPTE S L U I K E R* KL U GTS PEL CO ME DIÉ en OPERA. Gedrukt te Noordwyk^ Alom a 6 Stuiver te Bekoomen.  PERSONAGIES. Schout. Dienaar, van 't Gerecht. jfte Toeziende r. idi Toeziende r. ifte P a't r i o t."\ twee Voorflanders van '/ ide Patrio t.J Vry-Corps. J a c o b 1 . Klaas >Drie Wagtdoende Burgers, PlïTERJ ifle Welboore Man-1 twte Regenten vandt „ . „r ^Heerlykbeid daar bo¬ lde Welboore Ma n j ven gem. Schout van is: T r y n 1 ^ril Semeenen Wyven of StraatloopA a l. j ft'"- ' Eenigc Mansperfoonen en Vrouwlieden Stom Het Spel fpeeld in de Straat of op de Gragt, om en by en voor het Huis van den Schout Begint in de Maand April, 's*\yonds te zes üuren, en eyndigt voor Donker. EER-  ( 3 ) EERSTE TONEEL» SCHOUT en DIENAAR. Dienaar. Myn Heer, waar moet dat heen, als zy my eens betrappen ? Schout. Gaat gy uw gang, geruft, en ftaat hier niet te mappen. Wie durft my wat doen ? Dienaar. Wel 3 het gemene Land. Wat fchanden zou het zyn wierd ik eens aangerand, En dat men uw myn Heorvoor 'sLands«Diefging verklaaren? De zaak loopt reeds in 't oog. Schout. Myn Macht zal i bewaaren. Geen Toeziener zo koen, al was hy nog zo ftout, Die uw aanranden durft, als Dienaar van den Schout, Alleenig uw Montuur; dat doet uw vylig weezen, Ik zeg uw haald den Wyn, gy hoefd voor niets te vreezen, Volbrengt myn order, want ik duld geen tegen- fpraak Wanneer men uw aanhaald is 't myn en niet uw zaak, D i e n a a r. Welheb ik zeeven maal, de kans nu durven waagen,  ( 4 ) Ik doe 't de agtfte keer, maar komt gy 't uw beklaagen, Zo wyt het my dan niet, denkt gy befteeld het Land, Waaragtig waar, myn Heer, Schout. Loop, g' hebt geen vcrftand, Het is een oud gebruik, myn Vader menigmaalen Voorheen den Wyn dus kreeg. Dienaar. En zonder te bctaalen Den Inpoft,zeg my eens eenBoer die flook eensWyn, Of Bier, of Vlys, of Spek, hoe zou bet daar mee zyn, Als hy liep in de Knip, moeft hy dan boete geeven, Schout. Wel zeeker. Dienaar. Had zoo'n Man daar aan dan fout bedreeven? Schout. Gewis. Dienaar. Hy had nu eens geen geld, myn Heer wat dan gedaan? Schout. Dan liet ik zulks eenVertfluxindeboejens flaan, En kwam 'er dan geen poen, ik zou hem Geeflen laaten, Myn Recht dat fteunt op Grond, en ruft op de Placcaten. Dienaar. 'K Twyftel nietMyn Heer, of gy hebt daar toe recht, Maar als een Schout zelfs fluikt, dat is nog eens zo flegt. A 3 Gy  < 5 ) Gy die 't in andre wraakt, zo ik my kom verbelen, Die voegd het minder nog om 't Land dus te bcfteelen, Gelyk gy doet myn Heer! en daar en booven my, Nog te gebruiken daar ik Rhynlands Levery De eer heb te draage, als eens Welgebore Mannen, Wanneer ik wierd gevat, te zaame kwaamen fpanneh, Wat dan gedaan myn Heer ? Ik kreeg voor vaft de zak, Of als een Landf dief van den Beul een warm pak. Schout. Neen, Neen, geen zwaarigheid, laat vry uw vreezen vaaren, Gcfteld, gv wierd gevat, ik zou uw wel bewaaren, 'K bad u aangeiteld, ik ben teeder van gemoed. Dat weet gy zciver wel. Dienaar. Gy i,yt Almachtig goed, Daar voor ftaat gy Bekend, want krygt gy 'er een gevangen. Die pas de kaak verdient dan moet hy by uw hangen Een Gecfling en Brandmerk, dat is een Bagatel, By uw, myn goede Heer, 'k ken uw goedheid wei. Maar evenwel Fiat, ik zal uw wil volbrengen. Schout. Ik wil geen teegenfpraak ook meer van u genenden, Haald gy den Wyn maar; en daar mee is 't afgedaan, lk zal inmiddels eens my dicverteeren gaan. TWEEDE TONEEL. Dienaar. Ja dieverteerd gy uw, maar nooit zo moet gy denken, Dat  ( 6 ) Dat ik myn Eed en Plicht, voor uw meer zoek te krenken, Ik ben Rhynlands Dienaar, en geenfins een Sluiters knegt, Ik ben zelfs aangefleld, van Noordwyk haar gerecht , Om wie het Land befteeld, om zulke zaak te weeren, En het Gemcneland, getrouw te Adfifteeren, En is myn Baas een Schelm, die Eed nog Plicht ontziet, Ik blyf een Eerlyk Man, neen, neen, dat doen ik niet, Begrypt eens wat hy denkt, als dat hy vry mag Stuiken, Om dat myn Heer zyn Vaar, geen Wyn nooit kwam gebruiken, (Ten minftc in zyn Huis,) die d'Impoft had betaald, Myn Baas gelyk een Man van wie my wierd verhaald, Die redelyk aan zyn Rrood en zyn beftaan kon koomen, En echter niet te vreen, zo hadhy ondernoomen, Om aan Diaconie te vraagen onderftand, Zy weezen zulk een Man als recht was van de hand, Ik ben een Ledemaat, dusdiend gymy tegceven, Liet hyzichhooren, hoor dat is ons om het ceven, Gy krygt niet was de taal, gy hebt het niet vandoen, Daar zyn behoeftigcr, foey, het is geenfatroen, Een Man als gy, dat die om onderftand durft vraagen, En nu tot laften van den Armen op komt draagen, Wel waarom dat fprak hy, myn Moer als ook - ; myn Vaar, Myn Grootvaar, en al myn Famielje met elkaar, Die  ( 7 ) Die trokken het altoos, en kan ik't niet verwerven, Daar ik dat recht kwam van myn Ouders te Beërven, Het komt my toe want ik ben Lidmaat van de Kerk, Van doen of niet van doen, myn recht dat is zo fterk Uit kragt van Erfdeel. dat gy my moet bedoelen» Men zey hem dat het was de Arme kas befteelen» Maar, Oole Peetje, Ja, het is uw leet of lief, , Als ikhet val!maar kryg noemt my een Armen Dief, Was 't antwoord, en de vend die was niet om te nygen, Myn Vaar en Moer die kreeg waarom zou ik 't niet krygen? En zo denkt ook myn Heer maar wa t r,u beft gedaan ? Om my aan eene van dat Stuiken te ontdaan, Ik weet waaragtig niet hoe ik het zal beginnen, Laat zien. — Dat 's drommels dat ik nu niets kan verzinnen, Ha ! Ha! ik wsethet al,daarginterkoomtcen Man, Dewelk Toeziender is, en die my helpen kan, Wy zyn van ouds bekend, van Jaaren reeds te faamen, 'kMoet zien of ik met hem niet ictwis kan beraamen, Dagh oude Stam Goe Dag ! waar gy zo haaftig heen, Wel Man zo drittig niet. DERDE TONEEL. Dienaar, Toeziender. ïfte Toeziender. Men jaagt my op de Been, Daar is een Sluik part y, ik moet dat op gaan fpooren, Dienaar. Ey lieve is het waar, zeg doe het my eens hooren. A 4 Hebt  C 8 ) Hebt gy 'er lugt op, weet gy waar gy weezen _ moet ? Toeziender. Neen als ik dat recht wilt, dat was wel eens zo goed, Dienaar. Als ik het uw tens zy ? Toeziender. Ik wou uw wel Tratteercn. En nog dacr by een Fooy, om cens uw keel te fmeeren, Dienaar. Maar eerft een vraag aan uw, gykcndmyis'tniet van over lan«cti waar> Toeziender 6 Ja, reeds large Jaar, Gy Kondelugtnlct var; uw cyfiCzweetverdraagen, Zo min als ik, myn Vriend de luiheid kwam ons ■>-. • , ~. , plaagen, Dus gy wierd Diender, ik een Krayer zo men _ _, - 't noemt, En fchoon de Burgerftaat ons beyder Ambtcndoemd, Dat neemt niet weg, dat wy 'er lekkertjes van vreeten, Dienaar. Dat daar gelaaten , als wy dat maar faame weeten Dan is dat al genoeg, maar hoor eens Cameraat, Als gy reeds was een Dief, zou gy dan een verraat, Wel durven Ipeelen, aan die uw aan Stcelen zetten, toeziknder. Waaromniet? Jagewis, wie wou my dat beletten, Dienaar. Gefield een Hoofd-Gaarder van het Gemeeneland, Die Slookeens zelf, en hy dwong u om de hand, A 5 Daar  ( 9 ) Daar in te leenen . zo, dat gy uw liet gebruiken, Om teegens wil en dank, voor uw Patroon te Sluiken, | En gy dat moede wierd, u daar van wilde ontdaan, Ofgy dan reeds een dief, hem durve zou verraan? Toezien der. ö Ja gemakkelyk, maar waar toe zulks te vraagen? Dienaar. Hoor toe, ik za) de zaak uw dan eens voor gaan draagen, Zegt kend gy myn Patroon? Toeziender. Ja hy is myn bekend, Maar niet aan het Comtooir, 't is raar de naam dier vend, Komt niet op 't Boek, en hy gebruikt doch echter Wyn, Hoe is dat mogelyk? Dienaar. Daar wilde ik juift zyn, Die Sluikt hy, befte maat.' Toeziender. Durft hy het Land befteelen, De Duivel haald zoo'n Schout, wild my het mede deelen? Dienaar. Maar op Conditie. Toeziender. ; Ja beding wat dat gy wild, Dienaar. -Als gy my krygt, dat dan myn Huid niet word gedrild, Door  C 10 ) Door meefter hans, want kykdat zou my ganfch niet fmaaken, Toeziender. Loop naar de Drommel, wild uw zwaan'pheeden lt2akcn, Wie zou uw ftraffen wyl uw baas uw order geeft, Engy't onsmaakt bekend.hoc datdie Lai.dtd,et leeft Ik zeg uw zyt geruft. Dienaar. Ik laat myn vrees dan vaaren, Hoor toe, ik zal de zaak voileediguw verklaaren. Gy kend myn Baas , en weet dan dat hy is gefteld, Schraapzugtig in zyn aard, en als de Droes op Geld, Het fcheeld hem niet een bruy, kan hy maar pro- fiteeren , Al ftryd het met zyn plicht, en dat een man van ceren, 't Hem fchaamen moet, dat bruid myn Baas in gec- ne deel, Als het hem voordeel geeft is het hem evenveel. Nu drinkt hy graag een Vies, maar dat hy moet bc- taalen, De Impoft van de Wyn, dat helpt zyn hoofd aan't maaien, Dat valt hem al te hart, zyn Vaar kwam 't nooit te doen, Dus ftryd het zoo ik hy denkt ook teegen zyn fatfoen, Nu vind hy goed om my zyn Diender te gebruiken, En dwingd my dagelyks, dat, ik voor hem Wyn zal fluiken, Ik heb dat verfcheide maal, nu al voor hem gedaan, En moet op nieuws teritond, weer om Agt Vlesfen gaan, Dat  ( H ) Dat zyn de laaie van de Vier-en • feftig Roode, Bomers, dieikfloük, ik doe het Duivelsnoode. En zyde reeds myn Heer, bedenkt doch wttgy Want .loopt de zaak eens aan, waragtig 't gaat niet Maar wat ik fprak, of niet, hy was niaomte Hoor zeidehy, 'k ben Schout, wie wil h^™ybe" Hy luifterd naar geen raad . Toeziender. Ik heb genoeg verdaan, Gaat gy uw gang, en wild om die A?t Vlesien gaan, Weeft niets in 't minft bevreeft, gy hoeft voor mets te fchroomen, 'kZal maaken met meer Maats opdeaangangaan te koomen, Vlak voor de Schout zyn huis, volbrengt uw Baas zyn i£ux» Dienaar Alree maat, als gy wild, maar maakt dat gy op paft. Of anders was het fout. Toeziender. Neen ik zal wel oppasfen, Dat zal een pretzyn, als wy Brender dus verasten, Adiju ik gaa ook gang. VIER-  ( 12 ) VIERDE TONEEL Ecrfte PATRIOT Tweede PATRIOT. ifte. Patriot. Ik Ben blyd dat ik uw zien , Wat tyding waarde vrind, 'k heb hoop dat gy misfehien, Raport op het Requeft van't Vry Corps hebt ver- noomen. 2de. Patriot. Ja al te veel, maar Vrind, naar dat ik fchroome, Zo is de hoop nog kly n , als dat men Triumpheerd, De arm de welk de zaak tot nog toe heeft geweerd, Is al tefterk, en't Gemeen is op de zyde, Van het verbaiterd zaad, die Ncêrlands Volk ver- lyden. Zy wenden voor, dat men Orange daar door hoond, En of men aan't Gemeen op't allerklaarfte toond, Dat't Vry Corps oogmerk is, om hun in geene deelen, Te moeijen met Staats Twift, maar eokelde kra- keelen, En het Tumuld wanneer het kwam te keer te gaan, 'c Gemeen blyft eevcn Dom, en wil geen reên ver- ftaan, De Leydfchen Vai'ren van ons getrouwen Vellen, Die wyzelyk voor de Stad beflooten llceds het bellen Die weeten beft de reen, waarom hetagter blyft, Maar weet gy wie 't Gemeen in hunne domheid ilyft En wie men geeft veel fchuld, in 't fchandlyk tegen ftreeven, Van 't Vry Corps, en't Gemeen komt een flegt denkbeeld geeven Vandccze Patriotten? iilc.  ( n ) ifte. Patriot. Dat is my onbekend 2dc. Patriot. Zeg kend gy Brender niet ? ifte. Patriot. Gewis ken ik die Vend, Men noemdhem door den tank het zwaard zonder genaaden, Durft zulk een knaap dat doen? het was hem eer te raaden, Hy op zich zeiven zag, het fpreckwoord blykc is waar, Hoe fchurfdcr Bok of Ram, doorgaans hoe meer geblaar. Maar! wat is daar te doen? 2de. Patriot. Dat kan ik niet bezeffen, Ik zie Brender op zyn Stoep, ifte. Patriot. Wie Drommel zal dat treffen? ZynDienaar is'er by, de Lieden vloeije toe! Twee Toezienders-! wat"sdat! wat duivel zie ik! hoe! Den Diender word een mand naar dat ik merk ont- noomen; Van de Toezienders! wat zal ons hier over koomen? VYFDE  C 14 ) VYFDE TONEEL. DeSCHOUT.dc DIENAAR tweeTOEl ZIENDERS, ift« PATRIOT, ode PA. TRIOT, PI ETER, JACOB, KLAAS, T R Y N , AAL, en TRUI, beneffens een meenigte Omflanders. Dienaar, teegen de Toezienders die hem de mand afneemcn. Zie vooruw wat gy doet, 'k ben Dienaar van't Ge- rechr. jfte Toeziender Dan paft uw 't (luiken niet, en 'c is nog eens zo fiecht; Al of 't een ander deed. Schout, tegens de Toezienders. Niet al te ftout gcfprooken, Waar aan blykt hetuwVend, als dat hy heeft ge- flöoken? ide Toeziender. Dat hy geen Cedul heeft, hier by die Mant met Wyn, Schout. Ik zeg uw laat hem los, of krygt te doen met myn ]fte T o e z i e n d e r. Ja doet gy wat gy wild , en wat gy aan kunt vangen Wy fpreeken voor hei Land haa tlgemeen belangen Uw Dienaar heeft misda 1 S c h o u t Ik y weet het niet. r> 1 b  C «5 > Diena ar, hem zeer onnozel houdende tcgenden Scheut. Gy weet myn Heer, het uit uw orders is gefchied, Niet waar myn Heertje Lief. Schout. Geen menfeh kan'tmy betwiften, Myn Vader eer dat wy van de Collecten witten, En naderhand, zo lang hy heeft zyn Ambt bekleed. Kreeg altoos dus den Wyn, en niemant deed hem leet. T r u y. Om dat jou Vaar dan iial, denk jy, dat jy ook mag fteelen, Neen 'sLand-Dief van een Schout, ó Neen in geene deel en. Aal, Een Geefling veur hum. T r y n Een brandmerk voegd 'er by, Ben jy een Schout, welja, een moye Schout binjy Jy bint gefield om die het Land befteeld te vangen, Wat moet men jou nou doen? Klaas. Wel naait dien Boer ophangen, Ter plaatfen wanneer men de Galg-Poort uitloopt; P i e t e r. Dat's waar die Boer is uit zyn orders opgeknoopt, J a c o b. 6 Dan zo ieefd decs Schout, dat zag men aan de Jooden, Toen hy hun Geeflen liet. Tbuï  ( 16 ) t r u y. Nooit zag ik zulk een fnoode. Verfoeylyke Schout, kyk! kyk hy (luikt zelfs Wyn. P i e t e ii. EnJzulk een Vend, voerd nog de Rang van Capi- tein ? Ik kom nooit weer te wacht, als hy blyfe Com- mandeeren. iflt Patriot. En zulk een Vtr.d, die durft ons Vry-Corps nog ontecren. 'Schout. Hoor Vrinden, ik verzoek denkt wat gy fpreekt i of zegt; i r u y. Uw Vaar docht wynig, en gy bent nog eens zö i r y n. Dat' mag jy zegge Truy, hy hield het niet vcr- hoolcn. Hoc.dat zyn Vaar het Land ook Jaarcn heeft be- ltoolen. En hy op de Oude's Spoor het zelfde heeft gedaan , Om dat hy wis den weg, vetdiend men hem te (laan. Met dubblc ilaagen; ó hoe zou ik hem Befpottcn. 2de. Patriot. Wat vreugd! word dat gehcord, van Leydenz Patriotten. ijle. Patriot. Al weder blyk van 't Volk, dat Zich noemd Prinsgezind. De grootje Schelmery, men by die fnaken vind. Schout,  ( ï7 ) Schout. Ik zeg vertrek gezaam, geen meerder praats te maaken, T r u V. Niet a! teftout Sinjeur, eer uw mynnagels raakeri, Die Tiengebooden Vrind, die zyn van zulk een Aard, Komt 't op uw Troonie werk, dan tart ik een Landkaart, Uit de groote Atlas,vol metftreepen en met fchrab- ben, Dat ik jou koonen, nog veel erger op zal krabben. Dienaar. Myn Heer had gy gehoord, in Gods-Naam naar Myn ftem. Daar loopt de zaak nu aan, daar zit gy inde klem. Schout. Dat is uw looffipheids fchuld. Dienaar Wild gy het my nuweyten, Ik beb uw laft volbracht, en kwam myn plicht te kwyten, Patriot. Dat zal hem op zyntyd wel worden uitgelegt, T r y n. Ja diender hebt gy geld ,dan zal de zaak wel heelen Maar anders zal de Beul uw rug met roeden ftreelen T r u y. En dces Myn Heer de Schout die zulke order gaf. Zou die dan vry zyn? B pA.  ( 18 ) ijle Patriot. Wel Ja als hy eerft tot ftraf, Wat Duizenden betaald, en geld komt af te taa- ken, En handeld men na recht, moet hy zyn Ambc kwyd raaken, P i e t e r. Hy is niet waardig, dat hy ons als Capiteyn Ook langer Commandeerd. Schout. Wel hoe, wat zal dat zyn. Moet ik myn Vonnis hier van zulk Schuim ver- wagten ? Aal, drygende. Nog eens van zulks Schuim , neemt 't eens in uw gedagten, Het weer te zeggen. Schout, ook drygende: Vreeft, wanneer ik Triumpheer. Dienaar. Wat komt ons over, ach! praat liever moy myn Heer, Ik voel de Pompelczy, van Schrik donr al myn leeden, Myn Geeflen ? Schout. Geen gevaar, ftaakt uwe zotte rceden, Myn trouw, betoond aan 't Land.ftaat my daar burg voor, En fchoon ik word gehaat, van zommige uit het Choor, Die onder het Vry-Corps zyn, om dat ik hun beletten, Dat  ( 19 ) Dat het nooit door zal gaan, maar my daar tegen zetten, Ik fteun op miyn Burgejy, wiens" Hopman dat ik ben, Kuif, Ja fteund daarop , nu elk uw voor een Siuikerk.cn , Die met uw trok te wacht, het was Warachtig fchanden, DieEerzytgy niet waard, Dief der Gemecne Landen! Dienaar, ziet Twee Wclgóooren Mannen aankoomen. Myn Heer gaat doch in Huis, Ach! Ach! waar berg ik my ? Ziet gy die Lieden wel, Sint Jutmus ltaatmyby' De Duivels allemaal rot ons bederf aan fpannen, Twee Boeren van Noordwyk, maar twee Welgeboore Mannen, Wat Duivel nu gedaan ? Trui. Wel liegen even ftout, Neen dat kan hy niet doen, dat voegd niet aan een Scheut, 't Land bcftcelen, kyk, dat kan nog wat pas- feeren. Ba ZES-  ( 20 ) ZESDE TONEEL. Al de voorige en Twee WELBOORE MANNEN. ijle Patriot tegen de Welgeboore Mannen. Gy komt hier recht van pas zeer Welgeboore Heeren, Om ooggetuigen van uw Schout zy ihood beftaan» Te zyn, en van zyn Dienaar, Dienaar. 'k Heb het niet gedaan. ifie Toeziender. Wat zegt gy Karei, zeg, heb gy geen Wyn ge- floolcen, Dienaar. Zo is het niet gezegd, wy waare af gefprooken, Al wierd ik aangehaald, als dat ik vry zou zyn, En nu pakt gy myn aan, wat raakt het Sluiken myn, Myn Heer heeft 't my belaft. Schout tegens de Welboore Mannen. Myn Heeren deeze Zaaken, Die moeten uw zo wel, als my ten hoogfte raaken, Men fcheld my voor een Dief die 't Land beltooien heeft; Hoe komt die zaak uw voor ? ifle Welboore Man. Zo gy geen reeden geeft, Waarom men zulkeenfyr,, uwdurft te laften leggen, Dan is het flegt gedaan. D 1 e-  ( 21 ) Dienaar tegen de Schout. Myn Heer mag ik 't eens zeggen ? Schout. Houd gy uw Waffel toe. ijle Toeziender. My zuid gy't niet verbieden, Welbooren Mannen hoord, ik zal het uwbedieden, lk als Gekwalificeerd Toeziender van het Land, Die heb hier op de Straat deesDienaar aangerand, Met deeze Mand met Wyn, dewelk hy heeft ge- flooken, Wy hebben hem daar op, ordentlyk aangefprooken, En vroegen waar die Wyn van daan kwam? waar na toe Hy die te brengen dacht; maar denkt myn Heeren hoe, Verwonderd als dat Wy op zyn gezegdens keeken, Wanneer uw Dienaar 't zey, en het ons is ge- bleeken. Als dat hy voor den Schout.dien Wyn geflookenhad, Waar op wy volgens plicht, hem hebben aangevat: De Schout in plaats dat hy hem nedrig zou ge- draagen, Die dorft geheel brutaalen zeerFier aan ons vraagen, Of wy wel wiften, da: hy volgens zyn vermoen, Tot Sluiken recht had, endatvryelykmogtdoen, Want dat zyn Vader op die wys fteeds had ge- flooken, En niemant hem daar ooit heeft over aangefprooken. sde Welbooren Man, tegen den Schout. De zaak als die zo is, Myn Heer dat men hier zegt, Dan is 't een fchandelyk Stuk, en waarlyk zeer liegt,' B s Want  C 22 ) Want niet te vreen , dat gy aJs 'sLand<:,Dicfkomt te Sluiken, Maar tot dit feit ook nog onz'Dienaar komt gebruiken , Schout. Myn Vader, deed het lleeds, wierd nimmer aangerand. zde Welboore Man. Ehnbgtbans Slook hy. en beftal als gv het Land, Dus kan datniemendal hier in uwe voord'eelfpreeken Het isgenocg, dac«y zyt van uw plicht gewecken, Ik had uw nooit vo liegt verfleeten van te voor, En moet my fchaamen, dat ik zulke zaaken hoor. ijle VV elgeboore M a n. Hoe zal 't 'er uit zien, als de Raad zal faamen fpannen, En zulks vernoomen wort van ons, Welgebooren Mannen? Schout. Wat willen zy my doen, T r y n. Hoord toe! hy voerdnog praats. 2de Welboore Man. Niet anders, als dat men uw Schouts Ambt en de plaars, Diegy tof heeden toe, onwaardiglyk Bekleeden, Ontneemd. i/ft W e l b o o r e n Man. Gewiifelyk. Schout. En dat om wat voor reeden, idt  C 23 ) ide Welbooren Man. Om dat gy zyt een Dief, dewelk het Land be- fteeld, Klaas.Dat gaat recht naar myn zin, 't heeft ons ook al verveeld, Dat braave Burgers, naar zoo'n Loeris moeiten hooren, En zulk een Capitein die niemant kon bekooren, Als Hopman Leydens Volk de getrouwe Burgery, Meer Commandeeren zal. Trui tegen een der Welboaren Mannen. Maar zeg myn Vriend zou hv, Dicdaar zo ftaat, als een bedreeten Jooris Janzen, Ik meen die Diender, voor zyn Sluiken vry gaan danzen, o.de Welboore Man. Betreffende zyn Ambt, alsDienaar, neen hy word, Ook afgezet, dat 's valt. Dienaar. Wat hoor ik! ö verdort, zfte We lboore Man. En heeft hy Geld, dat hy 't met boete af kan maaken, Een Geefeling, anders, dat. ftaat valt voor zulke fnaaken, Dienaar. Een Geefeling! ó way! Trui. Nu dat is gauw gedaan , Dienaar. Av' denkie dat, zo op de bloote huid te flaan, B 4 Piy-  ( 24 ) Plyzierig gaat? ó neen, al duurt't maar eenOrar- t r y n. Wel denkt maar dat gy danft, een vroolyk En" gelfch Viertje. Aal. Hoor Diender, word gy van de vlooijen ook ge_ plaagd? Geen menfeh die knapper vrind, als meefter Hans weg jaagt. Ui b naar, tegens de Toeziender, Ja, maar ja wel gewis, dat is uw woord gebroOken Ik was heel anders met uw lieden afgefprooken' Schout, tegen de Dienaar. Wat affpraak fchurk, he, ik zeg dat gy 't my meld. D i e n a a r , op de \fl' Toezinder wyzende. Ik heb in onnozelheid myn Heer deez' man verteld Toen ik de laatfte Agt der Flesfen Wyn ging haaien Als dat gy nooit gewoon was Impoft te betaaS En dat ik tegens zin, en louter flegts door dwan? Die fluikcn moeft, en ziet myn Heer ik wasWat En daarom fprak ik af, wanneer dat zy my kSten Dat men uw villen zou, mits dat ik het ontfliE'. Schout. Verrader daar gy bent, Dienaar. tv» j ■ i Genaad myn Heertje lief. Die naam die komt my toe, zo wel als uw van Dief, Schout. Ik zal uw vinden Schelm, voor'tgeen gymykomt fpeclen, Dia-  ( 25 ) 'Dienaar. Dat 's onregtvaardig , foey is dat voor het befteelen Dat ik uw 't land hielp doen, gy loont nu mooy myn werk, Kyk nu bruid het my niet, al kreeg gy een brandmerk, Ja al wou uw 't Gerecht, eens om de grap ophangen, Ik ben een Schelm, als ik uw niet hielp vangen. Myn Heer ik gaan na huis. (Schout. Ik zeg uw blyft hier ftaan. Welbooren toe treed in. ï1^ Welboore Man. Neen Schout wy zullen gaan, En aanftonds hier verflag aan hooger hand van geeven, j T r u Y , tegen de Diender., My dunkt gy ruikt zo vuns. Dienaar. De ziel wil my begeeven, ^ 't Is een benaauwde wind, dewelk my ontvlugt, Myn arme huid, is voor een Geesling bedugt. ifte, Welboore Man. Nu Schout wy groeteuw,'t is tyd datwy op wandelen , Wy zullen in den Raad daar nader over handelen. Schout. Gegroet ook van 's gelyk. ZEE-  ( 26 ) ZEE VEN DE TONEEL. Al dc voorige bebahen de WELBOORE- MANNEN. Dienaar. Myn Heertje geef m y Raad,. Trui. Wilt hy die voor zich zelfs. Klaas. Dat was bylang niet kwaad > [Schout, tegens bun alle. 't Was bceter dat gy uw, met uwe eygen zaaken, Bemoeyde, en uw gaauw van hier maar weg en maakten, Aal. Dat zal ons zaak zyn Schout, als't ons geleegen komt, Wy lachen wat om uw, fchoon dat gy nog zo bromt, T r y n. Trui, laat ons om de grap gpe-as met die Schout om fpringen, Trui. Ik ken een Liedje, kom dat moet ik eens op zingen Klaas. , Wel ja dat's goed, ik misfchien uw',wel adfiftcer tegen een der Patriotten. Kom vrinden allemaal, doet gy ook mee myn Heer. ifte Patriot. Wel ja kom als gy wild ade  ( 27 ) 2de. Patriot. Wel ik ook van gelyken, T r y n. Kom Trui kom laatuwftem dan na de kunft eens blvken, Trui. Wat een klugtl wat een klugi: Ziet Schout Brender ftaat en zugt, Hy die alles in wil haaien , Om zyn fchraapluft te voldoen, En geen Impojl wil betaalen Zal nu moete geeven poen, Wat een fout! wat ten fout! Dat een 's hands Dief nog blyft Schout. T r y n. Ja maar dat's niet gezegt, en 't was waaragtig fchanden, Dat die Schout is, en bleef; die zefs beitool de Landen. Maar kom dat ik myn zang; uw ook eens hoo- ren laat. En dan is het uw beurd. Aal. Wel nou dat 's goede praat. T r y n. Schoon hy fteund op goede vfinden , '/ Kwaad dat zal haar looi wel vinden Want de Welgeboore Raad, Schoon zyn Mee fier bem wil dekken, Zal zulk een Dief van Staat Zeer vjel voor bun Rechtbank trekken : Laat- hy voor zyn rug vry beeven. Als men hem loon na werk zal geeven.- Aal  < 28 ) Aal. Ja als hy loon na werk, zou krygen Lieve rrym Dan zag't 'er bitter uit, zeg Schout, wat zou't dan zyn. Schout. Ja gaat uw gang, 'k zal het op zyn tyd wel wreeken Aal. Al word gy nog zo kwaat'kzal zingen Schout, tegen Aal 'k Zal niet fpreeken. Aal, zingt. Ja Schoutje Lief al word gy boos , Ja Schoutje Lief al zyt gy loos, Om Dieven fiukken uit te voeren, En al Jleund gy op uw Patroon,' Wanneer '/ Gemeen het komt te Roeren Zo kngt gy als'sLands Dief uwloon, ' Weet de Fifcaal, Eens allemaal. Schout Wel aan, vermaakt uw vry,;rriaar denk in 't i*. . .. . minfte niet, Dat gyhen immermeer my daarom ftraffen ziet, Ikzal Schout blyven, 'c lpytwiehet moogfpyten, Ook Burger Kapitein. ±v«u» ' Klaas. „ „ Wild nooit zo laf verflyten, De Burgers deezer Stad, gy ingebeelde zot.7 Schout. Ik zal ook zingen tot bewys ik met uw fpot Hy  C 29 )1 Hy Zingt. Al heeft myn Dienaar my Verraidtn, En men my nog zo komt belaaden, Ja daf, my de, Hoofd-Schout pakt aan, 5 ] ' Zo weet ik ben een Hof-Gezinden, De jiroote fteeds elkaar ver/taan, Myn, Baai zal 't met de Hoofd-Schout vinden, En moet ik eens wat Geld opdokken, 'k K9m 't vjeer van de Boeren Plokken. ifte Patriot. Ons trouwe Hoof-Officier! die laat zich niet verblinden, Hy is geen Geld-Wolf, neen, hy zal uw zeerwel vinden, 't Zou ganfch niet billyk zyn, als gy 'uw Ambt behiel. Schout. Wel man wat wou gy doen. j a c o p. Dan zou ik op myn Ziel. Uitfchreeuwen zulk een Dief en Schout laat men vry loopen, En de Gemeene man moet met de huit bekoopen, Wanneer dat hy Faljeerd, en niet betaalen ken. Schout. Gy kend myn macht nog niet, en weet niet wie ik ben. 2de Patriot. Ik als een Patriot, zal 't de Fiscaal vertoonen ; Als gy niet word geftraft, dat die uw moet be- loonen. Hy  ( 3° ) . Hy Zingt. Dus op geen genaade hoopt, Wint zo gy dan neg vry en loopt Zyn de Boctens Treurtoor.eelen De Galgen, ja, dat flraf maar beeft. Ath wie moei het niet verveclen. Voor H Gemeen, maar neen men weet. In ons Neerland is nog reeht, Anders was het byfler fltgt. P i e t e It. Dan was dc Rcpublicq myn Heer, geen oortje waard, Warneer een Schout, dcwelk een Dief is, wierd gefpaard, ■ ifte Patriot, Zingt. Wanneer men daar niet op en' futen, Dat een die zelfs als Schout moet zitten En Sluikers in de boeten flaat, Of ftrafiyk laat met roeden jïreelen Voor '/ pleegen huns bedreeven daat, En zulk een Schout ging zelfs aan 't Jleelen, Dat hy dan zou *i Lands Jlraf ontgaan Dan had Rechtvaardigheid gedaan. . Dienaar, tegens den Schout. Myn Heertje Lief! gy hebt niet veei genaad te wagten. Van decze ganfehen ftdet; T R u y Had gy andre gedagten? ifte Toeziender. 6 Ja, hy denkt hy is vry, om dat men hem niet meld. Maar ik. zal eens zingen, hoe het met hem is gefteid, D i E-  C 3* > Dienaar Ik fchrik voor 't Vonnis, dat ik Zingende zal hooren, Dat kwispelen komt my, ftceds zo aaklig tevoo- ren. ifte Toeziender. De Diender voor gehoorzaamheid Die raakt zyn Stok en Deegen kuoyd, Verbannen voor zyn Daagen, Zo hy tot loon dan nog niet krygt Zy hem den Rug ofvaagen, Tot dat hy na zyn Adem hygt, Doch licht loopt bet zo kwaalyk niet, Om dat hy zelfs zyn Baas verried. Dienaar. Dat laalle trooftmy wat, voor'c cerfte beefde ik » Dat Gecflen , o way! daar heb ik van een fchrik > Maar wat myn Baas betreft, fchynt daar niet; voor te vreezen, En fchynt een Liefhebber, daar zelfs van te weezen, Want om een Bagatel zo Iaat hy het aldoen Hy denkt vaft, 't doet geen zeer, dat zou ik valt. vermoen, Maar Aapjes, hoor myn Heer, ja zeeker zonder gekken, Loop ik gevaar dat Meefter Hans my uit zal rek* ken. Schout. Verrader! Schurk.' Dief! Schandvlek! Vervloekte Schelm! Dienaar. Ik ben niet van Adel Heer ik voer geen Oopen Helm, Schey  ( 32 ) Schey uit myn Heer met al die Teytels en die naamen, Ze beduiden niet veel goeds, naar dat ik kan beraamen. tegen de 2de Toeziender. Zing gy veel eer voor my, een trooftlyk Couplet. 2de Toeziender. Tot Trooft voor hem kedaar, dan op myn reede let, 2de Toeziender. De Dienaar zat ,t nog wel ontfnappen, Om dat hy kwam zyn Baas verklappen, Schoon dat het in zig zelfs is kwaad, Eerft Dief te zyn, om vry te koomtn Zyn Baas en Medemaat verraad Hy heeft doch echter niet te fchroomen, Hy móet maar hy zyn ftukken blyven, Dat hy het moeft door dwang hedryven. Dienaar. Door dwang, ik heb 't gevat, Ja! Ja! zo zal ik fpreeken, lk zal 'er niet alleen, myn Vingers voor opftec- ken, Maar myn Handen, en myn Voeten en al wat men wild, Liever, als dat ik door Roeden myn rug zie gevild. Aal. Maar als gy dan eens, een valfche Eed komt te zweeren ? Dienaar. Ho! Ho! ik zal my aan geen Valfche Eeden Deeren. Klaas.  C 33 ) Klaas Gy denkt als waar is, dat ff uw "Eed en al vcr- brook, Toen gy voor het eerft den W\n voor uw Patroon B: . ' llook. Dienaar. Ik wil niet liegen, en myn Reputatie krenken, Ik kwam zo min als hy om mynenEed te denken t Zeg baas is het niet waar. Schout. Zwyg fti.1, Aards Leugenaar. Myn Vrinden! ik dwong hem noooit. Dienaar 't Is Waarachtig waar. Pi eter Kom klaas zingt gy nu eens- dat's bceter ais .Krakeelen, Klaas, Alon Piet als gy wild, dat kan my wcynig fchce- len. Hy zingt. Ziet ons Burger Capitein Zit Helaas l nu in de Pyn, Laat hem 't Vry'Corps nu bef potten, Die by altoos wederfirefd; Roept Hoezei ó Patriotten, Maakt hy tot-zyn fchanden leefd > Snyd hem in een Kopre Plaat. Dat hy in Pourtret uitgaat. P i e t e r. Wel Klaas dat kon geen kwaad. men moeft hem Pourtretteeren. En onder zyn Pourtret, een Versje dan vereeren. C Aal.  C 34 ) Aal. Wie is hier een Poueet? die maakt eens een gedicht , T r u y Dat was zeer goed, want wyl Aal Mossel komt in 't licht, Dan pafte hy by haar. en naafthaarzy te hangen. T r y n. Is dat die Smots niet, die het oproer aan dorft In Rotterdam? Va"Sen Aal. ö Ja het is die Moflelhoer, T r u y. Daar paft ons 's Landsdief by, wyl hy geftaag rumoer verwekt, daar Eendracht is, kom aan eenVers„ , , v je Vrinden, Kylc oi gy niet wat in uw Harten kas kan vinden. ifte Patriot. Ik heb al wat bedacht, maar ziet niet op een fout. Want ik ben geen Pouëet dat moetje weeten Schout, Hy Reziteerd bet Vers. Btziet dees Beeltenis, dit weezen, en dees trekken, Het is een 'j Landsdief en een Scbout, Die fluikt, en "'t Land het baar onthoud Een Oproermaker dieJleeds tweefpaltkwam verwekken Hangt hem naaf, A a l-M o s sel s zy, Die Oproermaaker voegd ''er by, Op dat men een Eeuw bier na, zyn aard nog kan ontdekken, En by Jleeds tot zyn fcbanden leeft, Zo  C 35 ) Zo lang de Zon op ~>t Aardryk zweeft, Die ingebeelde Zot, en Opperhoofd der Gekken. Dienaar, tegen de ijle Patriot. Myn Heer! wild als uw Bliefd, voor my die mooy- te fpaaren, Ik ben die Eer niet waard, dat moet ik uw ver- klaaren- T r y n. Zegt liever, dat gy op die Eer niet zyt gefield, Dienaar. Op Kermis of Nieuwejaar veel minder dan op het Geld, Klaas. Nu Piet of Jacob toe, nu is 't uw beurd te zingen P i e t e r. Kom aan met veel plyzier, gy hoeft my niet te' dwingen, Hy Zingt, Burgers paft nu op uw Zaaken, Zegt rond uit ik wil niet waaken, Met zoo'n Burger Kapitein, Die zyn Dienaar kwam gebruiken, Dat hy Jlook voor hem den Wyn 5 En wiens Vaar al kwam tt fuiken, 7t zou uw alle zyn tot fcbande',,, Hield by zyn Ambt die Dief der Zanden, Jacob. Gy maakt het wel, het is de Spyker promt geraakt, P i e t e r, Gyzytde laafte, maakt eens dat gy'tbeeter maaktCa Ja-  ( 3ö ). Jacob zingt., Burgers wat gy doet of laat, Vbtgd uw tot uw Magiftraal, Die uw loffelyk Regeercn, Doet gezaam daar uw beklag, Hy uw niet meer Commandeer en, Ah Capilein mag naar dees dag, Toond zyn feite fukke<\ aan, Dat z' bem van zyn Ambt Ontjl'aan. Dienaar, Schoon dat ik voor myn Ambt en Huid ftceds ben in vreezen, Zj plagt ik ook een Bol in t' zingen nog te weezen, Dus is 't niet billyk , ik alieenig zwygen zouw, Schout. Ik zeg Rekel zwyg, eer ik uw met dees Stok aftouw , Dienaar. Wel nu myn Heertje! ik zal uw geen kwaad toe brengen, Maar een Coupletje, toe, wil dat van my gehengen ? ifte Patriot. Wel zing maar op, 2de Patriot. Nu Schout laat hem begaan, En iiraft hem, zo gy merkt dat hy uw heef: misdaan. Dienaar Daar daim je op myn Heer, ó wil myn item eens hooren, Myn gorgel klinkt zo fraay, ö het zal uw bc- kooren- Hy  ( 37 ) Hy zingt. Hyh Heer die zal nu voor zyn Jluiken, Daar by my toe kwam te gebruiken, Geld bloeden moeten wat een zaak, Zyn ampt kwyd maar ik kan niet geeven, Misfcbien zo raak ik op de Kaak . Dienaars't uw ten voorbeeld geeven, Diend gy een Schout die 't Gerecht komt drukken, Deeld nooit niet in hun Fielten Jlukken. Schout. Ik zal 't onthouden hoor. ' ifte. Toeziender. Komt Dienaar vat den Wyn. En neetnd die op uw Nek, Dienaar. Wat dan? ifte T o e z i e n d e r. En dan met myn, Dienaar, de miene miakende als ofhy weend. 6 Jemeny! kruimel doos, wat zal me1 my doen ihappen, Vergeeft het my myn Heer! als ik uw moet verklappen, ifte. P a t r i o r. Ja kom ik gaan ook heen, 2de. Patriot. Ik volg uw goede vriend, Trui. Wy groeten u ook Schout, eerlang g'uw loon wel vind. C 3 P i e'  ( 38 ) P i e t e r. Wy gaan ook weg, in hoop dat het ons eens zal blyken. Als hy word afgezet, hoe dat hy ftaat te kyken. AGTSTE TONEEL. De Schout alleen. Dat ziet 'er lelyk uit, hoord het den Officier, Het is een Eerlyk Heer, hy geeft my geen quar- tier, Hy mind Rechtvaardigheid , daar is met hem geen gekken, Ik weet als Noordivyk wil. die kon my wel wat dekken, Maar ach! ik vrees, daar is voor my zo weynig hoop Den Officier zyn Recht, is voor geen Geld te koop. En ziet al wierd het al met dezen Heer gevonden En men komt deze zaak, aan den Fiscaal verkonden, Raak ik myn Ambt, myn Eer, dan raak ik alles kwyt, Daar by ben \k gehaat, en van elk een benyt, Wat zal 'teen blydfchap zyn, by al de Patriotten, Hoe zal het Vry Corps nu my opentlyk befpotten. Ik zeg daar is geen hoop, want ziet al bleef ik Schout, En ik vicg eéne een Dief, hy zou brutaal en Stout, Als ik vaa Gees'len of van Hangen maar dorft praaten, Dan zeggïr kunnen, wild uw zelfs ophangen laatcn. Gy  ( 39 ) Gy zyt een Dieve zoon, en volgde zyneTpoor, Hoe ik het keer of wend, ik zien geen raad 'er voor. 't Zal aan Louis Complot veel ergernis verwekken Myn Brits gezind Cabaal niet tot hun voordeel itrekken. ö Landgenooten, die nog aan Engeland zyt verkleefd, Dat Brender zyn geval, aan uw een voorbeeld geeft. E Y N D E.