'1095 G 12  ^^-MAiTSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. // Catal. bl. Geschenk van Tooneelslukken, 1841.  D t SEKRETARIS.  P E U O O N E N, •D* f SEilDEST. £>e Hofkaad, zyn Zoon. ▼ a a Fus t, fewwKa JT^örf». vah Bn Linde, Lieutenant, von Graden, i?a„n. W o c e, y C. ROOS, Boekverkoper in ds Harteftnar. m d c c s c i x.   D E SEKRETARIS, 0 F HET ZAL ZICH SCHIKKEN". 1 N DRIE BEDRYVEN. EERSTE B E D R T F. Het Tooneel verbeeldt eene Zaal in een Logement, aan beide zyden Tafels; op de eene ftaan Kelkjes en Fles/en, aan de anderen wordt gefpeeld. t>e Kapitein van Flint, vanGraben, de Hofraad, van der Linde, de Sekretaris. - (De Kapitein van Flint houdt de Bank; de Sekretaris flaat achter hem, leunende op zynen Jloel; van Graben en de Hofraad pointeeren ; van der Linde gaat heen en weêr, en ziet zomtyds naar het Spel.) van Flint. ^s perdu! Hofraad, (Jlampvoetende.) Van myu leeven geen Aas weder! Daar! (Hy A gteft  % De Sekretaris. n-seft' zyn Horologie, zyne Snuifdoos en andere Kosïbaêrheden over. van Graben. Waag nog eene Kaart! Sekretaris, (verzoekende.) Niets meer, Hofraad! Hofraad, (met loszinnigheid.) Ik ben gereed! Gy hebt zorg gedraagen, dat ik voor diefftal beveiligd ben! Het fcheelde niet veel, of ik zou 'er ook mynen Rok aan gewaagd hebben. van Graben. Gy hebt Crediet, myn Vriend! Hofraad. Goed! Nog den Heer. ■ van Flint. ■ Hoe veel? Hofraad. Veertig Louis d'ors - op myn woord van eer! van Flint. Het geldt, Heer Broeder.' (hy neemt af.) van Graben. Houden wy nog wat by ? Hof.  Eerste Bedryf. 3 Hofraad. ! Wat gy wilt. van Graben. Tien Louis d'ors! Hofraad. Va! van Flint. Roi verlooren! Hofraad. Vervloekte Kaart! (met verkropte fmeri) dat was te hard! —■ Genoeg voor deeze reis! Vaarwel! tot wederzien! S ekretaris, (ter zyde.) Wee u, wanneer ik uontmoet! (HyJluiptweg.') van Graben. Zoo ras toch, alsmooglyk.' Heden nóg! Laafc ons deeze fchoone gelegenheid niet verzuimen, myne Lieven, wy mogten anders zoo vrolykniet ' weder byeenkomen. van der linde. Jaa wel! Dat noem ik zwermen. De Waard zal niet vergeeten, ons te roemen! Hofraad. Wanneer men maar daarby niet te grond ging. A 2 VAN  '4 De Sekretaris. van der Linde. Des te beter voor den Waard en voor zekere — van Graben, (fchielyk invallende.') Zoo moedeloos, lieve Hofraad! byzooveele aanfpraken op de genoeglykheden des leevens? Laat ons ze genieten, eer moed en jeugd ons verlaaten. En hebben wy alles, vol-op, genooten, dan willen-wy uitroepen: alles isiedelheid! van Flint. 'tls, waarachtig, — waar! Heer Broeder! van der Linde. Alleenlyk is het met de vrolykheid, als met do fchoonheid; beiden zyn betreklyk. van Flint (Hy forteert het geld, en vermaakt zich met zyn winst.) van Graben. Onze zinfpreuk zy : Wyn en Liefde. (Hy heft een gemeen Drinkliedje aan.) van der Linde. Laat het genoeg zyn! Des morgens heb ik eene walg, zoo wel van een Drinkliedje, als van den Wyn. van Graben. Gy hebt gelyk, myn beste! Alles heeft zynen tyd. Van avond de rest. Hof-  Eissii Bicsïf, 5 Hofraad. Wanneer ik maar zag, dat het geluk my eens toelachte. Ik heb kortling vreeslyke fommen verlooren. van der LlNDR. Gy moest het fpel myden. Hofraad. Dat preekt Louife my daaglyks voor. van Graben. Gy waait een dwaas, midden in '£ verlies uittefcheiden. van Flint. Gy moet zoeken u te retireeren, Broeder Hofraad' aan der Linde. Of te ruineeren. -Luister naar het goede Meisje; zy ht;eft het beter met u in den zin. Hofraad. By myne eer! Ik heb haar veel te danken! En wordt zy eens in ernst boos, dan fchuil ik achter den Sekretaris; die weet alles by haar goed te maaken. Van Graben. Dat die plasdankzoeker my toch niet in dea mond loope, of —- A 3 Hof-  6 De Srkretaris. Hofraad. Zy heeft achting voor zyne verdienden; verder is het niets. van Graben. Die haar tot zyne Oogmerken weet te gebruiken , heeft grootere. van der Linde, (ter zyde.~) Nietswaardige! Hofraad. 'tlstyd, datikgaa. Myn Vader mag van niets weeten. Ik heb alles verlooren, wanneer ik zyne liefde verlooren heb. Adieu! van Graeen. Gy komt toch deezen avond? Hofraad. Gewis! Myn woord van Eer is het!onderpand. (Hy gaat met den Luitenant van der Linde heen.) van Graben. Nu willen wy deelen! van Flint.. Eerft flaapen, myn Vriend! het zal ons goed doen. van G r a b e S. ' Ik heb 'er niets tegen. Wy hebben het druk gehad. van  Eerste B e d r y r. :y van Flint. Daar en boven beet het ook: by M — in het laacfte —! van Graben, (in zyn vuijl lagchende om het verlies van den Hofraad.) Ha, ha! {Zy gaan beiden heen.) {In des Prefidenten Huis.) Loüise.Sophie. (Zy zyn aan haar ontbyt; de eerfte met Naaywwkide laatfte meteen Boek. Lou'fe net en metfm%ak gekleed; Sophie, een weinig pronkachtig en gemaakt.) L o u i s e. Al weder gedroomd, en wel zoo fchriklyk.' Arme Sophie! hoe kan het ook an iers wezen, daar gy zelfs waakende uwen geeft met zulke naare beelden vervult? Sophie. Wie zou ookjegensalle Ellende der waereld zoo ongevoelig kunnen zyn, als gy. l o u i s e. Maarniet jegens waare? Over't algemeen is het daarmede zoo gevaarlyk niet. Ook de boosaardigfte werkt ten goede. De Moeder der edelfte vreugde is ellende. Verzicht van deeze, zoo veel gy kunt; dan vermeerdert gy de fora der Gelukzaligheid voor anderen en voor u. A 4 s°-  t De Sekretaris." Sophie Ach Hemel! zytgy daar al weder met uwe wys» heid! L o u i s e. En, waarom hebt gy danteklaagen? Ieder zoekt uwe wenfchen te vervullen; gyzytgezond, wordt bemind, en moogt weder beminnen! De Lieutenant ftaat op het punt, om Kapitein te worden. Dan ishy deuwe! Ach! Gyzoudtmaar eens weezenlyker kommer hebben, goede Sophie! Metmy is het anders! S o"p h i E. Wie kan ook uwe dwaaze neiging voor den Sekretaris billyken? L o u i s e. ~- Liefde kent geene wet; tegen haarenwil, tegen de inbeelding van ons hart komt niets in aanmerking. Wat zyn by het zelve alle toevalligheden de? leevens tegen haar te rekenen? Wat geluk en geboorte? Sop h i e, Dat is Dweepery. L o ü i s e. Noem het zoo als gy wilt. Het Meisje dat om zynentwil zoo eene Dweepers, als gy meent, niet zyn kon, verdient hem nictt Sop*  r Eerste Bedryf; o Sophie. Dan zouden wel weinigen hem verdienen. L o u i s e. OI Ik wenfchte, dat geen hem, en hy geene hebben mogt, om hem geheel voor my te behouden, maar, geloof my,- zooishetniet. Diehemheeft, isgelukkig, is — ach! het is niet uittefpreeken. / ' Sophie,) Jaa, met hem zou men geheel burgerlyk zyn. L o u i s E. Zyn groot, zyn edel Karakter! — Kon hy toch myn Broeder zyn , daar ik hem toch niet beminnen mag. My blyft niets voor hem over, dan Vriendfchap. 't Is waar, wat is Vriendfchap, byi liefde vergeleeken! Een flaauwe weerfchyn, dien kracht en warmte ontbreekt; doch welks lieflyke fchemering, gelyk een bekoorlyke Leider, my op alle myne paden lichten, en in het Heiligdom der rust invoeren zal. Sophie. En zal u in het ongeluk voeren. L o u i z e. Geluk en ongeluk j hangen beiden niet van onze inbeelding af? Ay So,  io De Sekretaris, Sophie. Vaders rust, onze eer, uw eigen welzyn vorderen , dat de Sekretaris ons Huis myde. L o u i- s e. Zuster ! Is dat de loon voor het vertrouwen, van myn geheim aan u? Gy hebt myne verzekering, dat ik niet liefde, maar Vriendfchap, enkele Vriendfchap voor hem hebben wil. Sophie. Gevaarlyke Vriendfchap! Wat hebt gy tegen van Graben? Dat zou een Man voor u zyn! L o u i s E. Hy mag het voor duizend Meisjes zyn; vosr my is hy onverdraaglyk. Sophie. Omdat Woge u eens bekoort heeft. Van Graben is een Edelman, en is ryk, bemint u, heeft eene fchoone geftalte, en veel Vriendfchap voor ons Huis, byzonder voor den Hofraad. L o u i s E. Ik geeve 'er wat om, wanneer deeze dezelve niet beantwoordde. Sophie. Waarom?ik dacht, zy deed hemgeene fchande aan. Looi-  EïlS IE BE'D Sï F. H L o u i s e. Maar maakte hem veelligt ongelukkig. Sophie. Heeft u dat uw Sekretaris In 't oor geblaazen? L o u i s e. Spot niet, myn lieve Zuster! Onze Broeder verfpeelt groote fornmen gelds. Laat ons liever op middelen bedacht zyn, om hem daarvan aftehouden. Zyn welzyn ligt te na aan het hart. (Nannette komt.) Nannette, (een weinig zachtjes aan Louifa. De Heer Woge is zoo even naar den Prefident gegaan: beveelt gy — L o u i s e. Verzoek hem, flechts voor een oogenblik — zeg hem (zeer onrujiig) verder niets. (Nannette, loopt naar beneden) L o u i s e. Doch is het niet met uwen zin; dan zalhy ook niet eens binnenkomen. Sophie. Vader heeft hem den vryen toegang in ons Huis vergund, wat kan ik daar tegen hebben? Loui-  %z De Sekretaris;' L o u i s e. Daar en boven, wyl hy deeze vergunning niet misbruikt; integendeel — Sophie. Gy hebt hem veelligt op zyne begaafdheden flout gemaaKt; dan laat men zich zoeken. L o u i s e. Zyne befcheidenheid — (Nmnette komt met haast.) Nannette. De arme Weduw met vier Kinderen, dieweeklyks eene aalmoes van u omvangt, fmeem u, om eene liefdegaaf. L O B 1 S E. Daar, Nannette geef; geef haar heden dubbel, en zeg haar, dat ik haar laat verzoeken, morgen by my te komen, indien zy my iets mogt te zeg- > gen hebben. Geef het haar. dat niemand het gewaar worden. Alleenlyk loop en houd u niel op. (Nannette loopt naar beneden.) Sophie. Dat heet ik, bedelaars onbefchaamd maaken, en voor vreemd gefpuis deuren en veniters open zetten, wanneer het verneemt, dat het aan u eene zoo grootmoedige Befchermfter heeft. Lour-  Eerste Bedryf. X3 L o u i s e. Wanneer ik anderen zie weenen, zou ik niet kunnen vrolyk zyn; niet eer vrolyk zyn, voor dat ik hunne traanen heb afgewischt. Wat geniet ik een voorrecht, dat ik gelukkig ben! En wyl ik het eens ben, laat my ook genot daarvan neemen, gelyk het betaamt, en myn geluk met de ongelukkigen deelen. (de Sekretaris by de voorgaande) Sekretari s., {eenvoudig, en in den besten fmaak gekleed, eene eerbiedige buiging maakende.) Ik wensch u goeden morgen, genadige Freulens! Reeds zoo vroeg op? Sophie. Noemt gy dat vroeg , Heer Sekretaris ? De Morgenftond is toch het fchoonfte van den dag! Sekretaris. Dit is waar, Freulen! •— Aurora Mufit amica, is een bekend fpreekwoord ; de Morgenrtond heeft goud in den mond. (Tot Louife.) Wat hebt gy te beveelen? L o ü i s e , (met zigtbaare onrust, welks zy zoekt te verbergen.) Wat zal van het bevelen worden, daar gy naar enze beden niet luiftert! Se-  t^r De SeKEETARIS. Sekretaris. My deeze befchuldiging aan te wryven, myne Freulens ? L o u i s e; Kunt gy het dan verantwoorden, acht dagen te laaten voorbygaan, zonder ons eens te bezoeken? Sekretaris. My fchynt het oneindig langer geleeden te zyn; doch het is de waarheid 1 L o u i s e. By alle uwe geloofwaardigheid, — hoe ftemt dit overeen? Sekretaris. Een ftryd tusfchen myn hart en myne overtuiging, welken niets dan een gelukkig uur, gelyk deeze, byleggen kan. L o u I s e. 1 Voortreflyk! Ik haat allen ftryd. Hoe gaarri had ik dien eer bygelegd: Waart gy maar vroeger gekomen. Sekretaris. Myne Freulens — ik begin zoo Iangzaamerhand aan myne zwaarmoedigheid te gewennen! L o u i s e. Had gy reden om zwaarmoedig te zyn? Se-  Eerste B e d r y r. ^5 Sekretaris. t Een gelukkig oogenblik; gelyk het tegenwoordige, delgt alle krenkingen van het noodlot uit; maar, wanneer het voorby is; wanneer de uuren dan tot dagen, de dagen tot jaaren zich voor my uitltrekken , welken ik in naare eenzaamheid door moet brengen: dan, o dan —> L o u 1 s E. Moet? Waarom moet gy? Sekretaris. Bezigheden, Welvoeglykheid — L o u 1 s e , (zacht verwytende.) Gy zyt toch een Vriend van dit huis? Sekretaris. Veel eere voor my: doch het geluk vermaant my, van deeze eer geen misbruik te maaken. 1 Sophie, (tot zich zelve.) Met my fpreekt hy in 't geheel niet. (Tot den Sekretaris.) 't Is waar: Gy komt zeer zelden; de grond moet in uw karakter liggen: men ziet het in uw woord houden. Sekretaris. Mag ik vraagen, genadige Freule! waarop gy doelt? So-  I<5 De Sekretaris. Sophie. Een geruiraen tyd geleeden, hebt gy my een paar Boeken ter leezing aangebooden , waarop gy uiy nog lteeds te vergeefs laat wachten, Sekretaris. ik erinner het my zeer leevendig. Dan, wyl ik vernomen heb, dat myne keuze uwe goedkeuring niet wegdraagt, zoo — Sophie. Ik weet my toch niet te bezinnen, of ik u ooit rekenfchap aangaande myne leezing gegeeven had! (Ter zyde.) Neuswyze zot! Sekretaris, (zachtjes tot Louife.) Ik kwam; om haare bevelen te hooran. L o u i s e. Wilt gy ze ook eerbiedigen? Sekr etaris. Met de innigfte biydfchap. L o u i s e. Dan verzoek ik u, ons nog eenige óogenblikken uw gezelfchap'te vergunnen; langer niet! Ik weet, uwe bezigheden roepen u bereids vroeg. Se kretaris. O myne Freule! Had gy over myne pligten te gebieden, geluk over myn leeven, dan —> (De  Eerste B e d k y f. ij l (De voorigen, de Hofraad.') Hofraad. Goeden morgen , Mes Snars ! Ach, goeden morgen, Woge! Ook reeds zoo vroeg hier? Dat is excellent; ik heb u iets te zeggen. L o u i s E. Wat dryft u toch zoo vroeg herwaard, lieve Karei? Sophie. Heeft veelligt een kwaade droom uwen fïaap geftoord? Hofraad. De Hemel behoede my.' — Noch geflaapefl, noch gedroomd; weder een beetje geligtmist. Gy weet het toch wel, Kinderkens! L o u i s e. Lieve Broeder! waar moet dat toch heen met u ? Hofraad. Ik. Ik verwacht geene zedelesfen; bezorg my liever geld! Sophie. Waarfchynlyk, weder gefpeeld, en verlooren! Ho i r a a d, (terzyde.) Ik wil my tot Woge wenden; hy fpeelt met den Kapitein op de helft. (Hy trekt hem ter zy B de.)  38 De Sekretaris. de.) Kunt gy my niet uit de verlegenheid red. den, myn lieve Vriend'. Sekretaris. Dat kan niemand beter, dan gy zelf. Hofraad. Ik ben thans waarlyk niet tot fchertfen genegen. Help my; gy weet toch voor alle dingen raad. Sekretaris. Ik bid u, verfchoon my daarmede. Hofraad. Louife heeft altyd iets achter de hand; zou zy niet iets kunnen geeven ? Sekretaris. Om nog dieper by haar in fchuld te geraaken? Hofraad. Bedenk mynen toeftand, lieve Woge! Gy kent hem : overal fchuldig, en gantsch ontkleed; noch horologie, noch ring te verzetten. Sekretaris. Ongelukkige Speelzucht! — (Peinzende.) Nu goed! ik wil doen, 't geen ik kan; maar op voorwaarden Hofraad. Dat verftaat zich. niet zonder intrest; gymoogt zoo fmousachtig zyn, als gy wilt. Se- m  .Eerste B e d r y f. .19 Sekretaris. Hm.' alleenlyk, met dit enkel verzoek: dat gy nooit weder fpeeit. Hofraad. Zonderling! Dat verzoekt gy? Sekretaris. Nu? Hofraad. Ik geef myn woord, dat ik al wat in myn vermoogen is, wil aanwenden, om deeze voorwaarde te vervullen. Sekretaris. Genoeg voor eerst! In den tyd van eene uur, zultgy verneemen, wanneer en waar gy het geld ontvangt. (Tot Louife.) Myne bezigheden roepen my thans naar elders; doch vergun my, bid ik u, de vryheid, om myn bezoek heden nog te moogen herhaalen: ik heb u iets te ontdekken. L o u 1 s e, (ontfield.) Zeer gaarn , — met genoegen. Begin, zoo ras mooglyk, uwe fchuld af te doen. Sekretaris, (gaat met een vriendelyke buit ging keen.) H;o f r a a d , (roept hem na.) Adieu, lieve Sekretaris! Het blyft'er by! — Apropos, is Vader reeds opgeftaan? B « Loui-  20 De Sekretaris. L o u i s e. Reeds federt eene uur. Hofraad. Heeft hy naar my gevraagd? L o u i s e. Wy hebben hem nog niet gefprooken. Hy doet het ook niet meer: wylhy ziet, dat het toch altyd op hetzelve uitkomt. Hofraad. Zou myne leevenswys hem in der daad krenken ? L o tr i s e. Offchoon by u niet met verwytingen kwelt, "wyl zyn hart al te vol is, en zyne berispingen daarom maar zacht en verfchoonende zyn; zoo kan men het toch aan hem merken, hoe veel geheimen kommer hy in zynen boezem verkropt. Dit behoorde u te bewsegent • Hofraad. De Hemel weet het! Ik zie myne vervloekte leevenswys in ; ik mogt ze gaarn veranderen, maar —— L o d i s e. Maar? Hofraad. Ik ben zoo verbonden, zoo gewoon ■ 1 en zeg  Eerste Bedrtf. 21 zeg my: zou ik my ffeeds in myne kamer opfiuiten? Dat kan ik niet; in onzezoogenaamdegroote gezèlfchappen pas ik niet: ik kan noch lafteren , noch fchertfen, noch hoofsch leeven, noch my laaten befpotten; wat blyft 'er dan voor my over? Sophie. Het fpel, lieve Karei. Hofraad. Om de plaats te vervullen? Neen! Daarvoor houd ik my te goed. Sophie. Wees deezen avond onze gast; ik wil u uit het beste Leesboek, dat ik vinden kan, of gy my aanpryzen kunt, iets voorleezen. Hofraad. Ik dank u, myn lieve Zuster.' op een andermaal, wanneer ik lust kryg om met de waereld te twisten, of gevoelig te zyn. L o u i s e. Neen, Sophie! wy willen totzynvermaak, een klein, vrolyk gezelfchap verzoeken, welk hem' voorheen aangenaam was. - Hofraad. Het gaat waarachtig niet aan. Voor deezen avond heb ik reeds myn woord vaneergegeeven. B 3 Loui.  i% De Sekretaris. L o u i s e. Ik wil zorg draagen, dat gy het, behoudens uwe eer, weder te rug kunt neemen. Hofraad. Goed, Louife! Daar is uwe beurs niet toereikende töe! L o u i s e. Zekerlyk niet! Maar gy verftaat my verkeerd. Hofraad. Dat verdoemde fpel heeft my van geluk, rust en bykans van myne eer beroofd: een beter wandel en — ach! — geld kunnen alleen my alles wedergeeven. L o u i s e. Indien het zoo is! (Zy geeft hem eene Beurs.) Zie daar; neem ze, arme Karei! Neem ze tot een klein begin, 't Is wel weinig, maar't is al dat ik heb, en voor alle dingen — gaarn gegeeven! Hofraad. Grootmoedig Meisje! L o u i s e. Wacht een oogenblik ! Ik wil gaan zien, of in mynen fpaarpot nog iets te vinden is. (Zyfpoedt naar beneden.) Hof-  Eerste Bedrte, jij Hofraad, (opent de Beurs, vindt opgeroldt Pakjes met opfchriften; leest:) Voor de ongelukkige Friedbergfche Familie, die niet bedelen kan — tot opvoeding van een weeskind tot het aankoopen vangereedfchap voor een' armen Schoenmaaker voor de ongelukkige inwooners van.... die door brand al het hunne verlooren hebben. — Wat zie ik 1 Het overige zal eene even zoo edele beftemming hebben! Ik mag 'er niets van neemen. L o u i s e, Qiomt te rug.)' Daar heb ik nog een weinig Goudgeld gevonden ; neem het! Maar gy moet my toedaan, dat ik uit de Beurs iets te rug neeme, dat het myne niet is! Ik had het vergeeten. Hofraad. *t Geen niet het uwe is, — Voortreflyk Meisjel neem dat al weder te rug. Het zou Kerkroof zyn, iets daarvan te neemen. L o u i s E. Geloof my; gy ontneemt my niets; morgen kryg ik genoeg weder binnen; neem het toch! Hofraad, (Hy geeft haar alles te rug.) Maak niet, dat ik my verwenfche. Dit gewyde geld maakt geheele gedachten gelukkig, en rny veelligt ongelukkiger, dan ik ben. O myne Zuster! Wanneer ikuooit vergeete, zoo mooge B 4 God  24 De Sekretaris. God my vergeeten! (zachtjes tot Louife.) Ik wil die ftomme eens doen fpreeken. (Overluid.) Sophie! Kunt gy my niet vyftig of zestig Louis d'ors leenen? Sophie. Waar zou ik die krygen ! Daarenboven zou het Confcientiewerk voor my zyn, uwe verkwistende leevenswys daar mede te voeden. H o f r a ad, (tot Louife.) Hoort gy! Dat Liedje luidt anders. Sophie. Hoe veele noodlydenden kan ik daarmede ver-, kwikken! Hofraad, (lacht.) Ha ha ha! Gelyk my; dat heet: met eene goe->' de les. Ook goed.' Gy zult het in my zien. (Nannette komt met een pak Boeken.) Nannette. De Boekverkooper zendt hier een pak nieuwe Romans van de laatfte Leipziger Mis. De genadige Freule mogt 'er uitzoeken, 't geen haar behaagt, en het overige hem weder te rug zenden. De Lyst ligt 'er by. Sophie. Breng het op myne Kamer. Nan-  Eerste Bedryf. 2$ Nannette, (gaat naar beneden.) Sophie, (volgt haar.) Hofraad. Daar gaat de Huicbelaares! Gelooft gy , datzy geen geld heeft ? L o u i s e. Waarom niet.! aan Boeken en Pronk kan men vpel belleeden. Hofraad. Wanneer zy maar met haare weldaadigheid, niet den bol wilde vertoonenl Van haar te ontvangen, heet zyn Èllend dubbel ondervinden. L o u I S e. Dat is overdreeven. Haar hart is goed; alleenlyk zyn haare Grondregels niet vast genoeg. Ieder nieuw Boek verandert en verwart haar, en het laatfte, dat zy leest, beftemt gewoonlykhaare Handelingen. Hofraad. Des te erger is 't. L o u i s e. Wilt gy uw Vader niet bezoeken, eer hy uitrydt? Het zal hem lief zyn. Hofraad. Als gy medegaat, Louifs. Zoo hy mogt ver. B 5 no-  16 De Sekretaris. nomen hebben, dat ik deezen nacht weder geligtmist heb; zal hy my om uwentwil verfchoonen. L o v i s E. Zeer gaarn. Doch ik geloof, hy komt tot ons. (De voorigen en de Prefident, met een' Brief inde hand.} President. Goeden morgen, myne Kinderen! 't Is mylief, dat ik u by elkander vinde. (Beiden kusfen zyne hand.) ' Waar is Sophie? L o u i s e. Op haare Kamer. President. By haare Boeken zekerlyk. Ach (hy uitte ontevredenheid.) Wanneer zy het toch niet laaten kan, dan zal van der Linde in *t toekomende de keus daarvan voor haar doen. Hoe bevindt gy u, myn Zoon? Hofraad. Zeer wel, myn Vader! President. Ik gevoel my nooit gelukkiger, dan onderu, myne Kinderen! en ik wenschte wel, dat wy nog lang, (hy vat hunne handen,) zoo goed, zoo eensgezind by elkander bleeven; ieder voor zynebe- ftem-  • Eerste Bedry f. 27 (temming leefde en, — de loon volgt hier en namaals.' L o ü 1 s e. Wie moet dit niet van gantfcher harte wenfchen! President, (den Hofraad flerk aanziende.) Dan moet men ook zynen handel en wandel daarnaar inrichten. Louise en de Hofraad, (kleeven hem van tv eerskant en aan.) O myn Vader! President, (omarmt hen,) Het hart eens gelukkigen Vaders vindt geene ruimte voor andere b'iydfchap. Hy vangt in zyne Kinderen een nieuw leeven aan. Hy fpeelt als een kind ; Hy gevoelt en bloeit als een Jongeling. Hy doorloopt alle de zoete droomen der Jeugd wederom, en wanneer hy ontwaakt, heeft hy het genoegen, met een fnellen blik der ervaarenis te kunnen overzien, hoe veele mislukte onder de duizend wenfchen en uitzigten hemeindelyk zyn waar geluk hebben deelachtig gemaakt. Deeze Brief bragt mv op nieuw tot deeze aanmerkingen. Daar, leest dien ! (hy geeft den Brief aan den Hofraad. Hofraad, (Hy ziet naar het onderfchrift.) Aan den Sekretaris, van zynen Vader? Loui-  De Sekretaris. L o u i s e. Leeft zyn Vader nog? President. Prei brengt hem my met zyne gewoone vaardigheid; en ik, even zoo vaardig, open hem, zonder het opfchrifc te Jeezen. Hofraad, leeft „ Myn Zoon! De honderdRyksdaalders, welken gy my laatst gezonden hebt, heb ik ontvangen. Ik dank u voorzoo veele bewyzen uwer kinderlyke liefde. Myn ongeluk is my veel waard; wyl het ugelegenheid heeft gegeeven , om de fchoone Eigenfcbappen van uw hart te ontwikkelen, en my met blydfchap bekend te maaken, welken ik anders nooit gekend had! Myn hart wint,'t geen ik aan uitwendig geluk verlooren heb. Wat al goeds voor het toekomende kan ik u belooven, wanneer God de Belooningen uwer weldaadiglieid en de Gebeden eens dankbaaren Vaders, eens Gryfaards, aan u vervult! Intuffchen krimp uwe weldaaden jegens my in; ik kan de helft ontbeeren; om dat de behoeften eens Gryfaards met iederen dag verminderen, waartegen de uwe vermeerderen, 't Is waar, hoe meer behoeften, hoe minder gelukzaligheid; maar, in uwe omftandigheden, kunt gy niet nalaaten, zekere koften aan te wenden, wanneergydegoedemeening, welkeduizend anderen van u voeden, niet verliezen wilt. Een fchoon  Eerste B e d a r f. 2p fchoon kleed aan het Iyf is als de vleiery op de tong : beide verwerven dikwyls fneller en meer byval, dan Rechtfchapenheid en Begaafdheden. Bewaar uwe redelykheid boven alles; maar zet ook zulke dingen van minder belang nooit geheel ter zyde, zoo lang de waereld niet ophoudt naar den fchyn te oordeelen. Uw verzoek, om by u te komen, vervul ik met genoegen; in weinige uuren kan ik byuzyn. Hoe wil ikdenwaardigen Prelïdent —„ President. Genoeg, myn Zoon! Nu, wat dunkt u, myne Kinderen ? (Hy neemt den Brief te rug.) L o u i s e, Dac Woge alle achting verdient. Hofraad, (ter zyde.) De winft is toch wel hefteed. President. Een braaf Jongman, in wienik my nietbedroogen heb. Men moet hem achten en liefhebber*, hoe nader men hem leert kennen. Hofraad. Een edel karakter! President. Deeze achting voor hem maakt my verlegen, hoe ik mynen misflag weder by hem vergoeden zal! hof-  S«> Sekretaris. Hofraad. Dat zou Louife kunnen doen. L o u i s e. O met alle genoegen, myn lieve Vader! geef my maar den Brief. President. Een ander zou zich trotsch uit de verlegenheid redden. Maar het is myne zaak niet, den ondergefchikten zyne afhanglykheid te laaten gevoelen. Dat is onedel, laag. L o u i s e. Ik wil alles op my neemen. President. Dat behoeft gy niet, myae Dochter ! Ik wil maar het eerfte verwyt mydenj — het eerfte verwyt, al was het ook flecnts door een blik. L o u i s e. O eeef hem maar, ■— geef hem maar! alles zal zich (chikken. President. (Hy geeft haar den Brief.) Zie daar.' Maak hetmet hem af. (Hy gaat; komt weder.) Wat dunkt u. wanneer wy hem tegens den miidag lieten verzoeken? van Graden en van der Linde ook? D^t zou my heden aangenaam zyn. Veelligt geeft het eene goede ge'egenheid. — Een vrolyke luim ftapt ligter over eene krenking heen. Ik  Eerste B e d r y f. 3ï Ik gaa naar de Regeering. Zorg gy rniddelerwyl voor een goed onthaal. (Naar beneden.) Hofraad. Ik wil nog een uurtje flaapen, opdat my, onder het eeten, de oogen niet toevallen. (Naar beneden.) L o u i s e. Gelukkige dwaaling. (Zy kust den Brief.) Gy zult my hem nader brengen. Ach Wogeï wat heeft uw lof my verrukt! overal zweeft gy voor myne ziel. Ik heb flechts gedachten, om aan u te denken; een hart om u te beminnen! Met deeze handen wil ik uw mondgerechtgereed maaken7 en een vriendelyke lonk van u zal myne zoetfte belooning zyn. (Beretti's Kamer met eene Toilet.) Beretti, van G r'a een. B e r e t t i. In der daad, iïnu eenigentyd is het by my in onbruik geraakt , bezoeken van Heeren by de Toilet aan te neemen. Dan, met u, mynen ouden, getrouwen Vriend, wil ik 'er zoo naauw niet op zien. van Graben. In der daad, fints eenigen tyd begint gy umeer op te tooijen, gelyk ik bemerk. Dan , uwe nieuwe minnary is myn werk, en gy doet niet wel, dat  32 Sekretaris. datgy den geenen achter aan zet, die de zelve weder vernietigen kan. B e r e t t i. Wees maar niet boos, myn lieve fchurkje, over eenen fcherts! Waarachtig! Enkel fcherts! van Graben. Wiezouu gelooven! Achter uwe onbeduidendfte fchertfery fchuilc fteeds een liftige aanflag. Doch in ernft ? Hoe ftaat gy met uwen Hofraad? B e r e t t i. O die verfmacht van louter liefde.' van Graben. Zoo gaat het dan toch wel zeer goed? B e r e t t r. Door hem weet ik het nagenoeg, hoe een Heilig by vereering der ftervelingen te moede is:hy knielt neer, bidimyaan, zegtmy ongehoorde dingen, en wanneer ik, meteen begunftigend lagchen, voordat ahes hem maar eene hand om tekusfen aaubiede, dan zweeft zyn geeft van opgetogenheid boven deeze waereld weg. van Graben. O gy wreede-' B e r e t t i. Tot een' kus is het nog nooit gekomen, of- fchoon  Eerste Bedryf. 3? fchoon hy het voor zyne rnilddaadigheid ryklyk verdiend had.(Zy wyst hem Beurs, Horologie , Ringen enz.) Jaa.' indien myne oogmerken niet verder gingen. vast Graben. Ei! Toch wel niet, om zelfs Vrouw Hofraadin te worden? B e r e T T i. En wat, indien het waar was? Maar, merk wel op: niet zonder uwe goedkeuring; al ware by ook meer naar mynen fmaak. van Graben. Wanneer gy uw geluk kunt maaken; wat is 'er aan gelegen! (voor zich.) Dat gaat gewenscht! (Overluid.') Heeft hy u dan hoop gegeeven ? B e r e t t i. Die laat zich uit zyne betuigingen afneemen. Nu en dan laat hy omftandigheden biyken, welke overwoogen zouden moeten worden; dat hy in veeie ftukken zeer gebonden is, en watdergelyken meer. van Graben. Welke zyn die omftandigheden? B e r e T T r. Voornaamlyk had hy zyne Financien te regelen; vervolgens (op eene weenende wyze) fchynt hy C nog  34 De Seeeetaris. nog ëene zekere kinderachtige liefde voor zynen Vader te hebben, zonder wiens toedemming hy niet gaarn zou willen trouwen, doch welke hy hoopte te verkrygen. — Over dit laatfte ftuk zal hy, hoop ik, ras verftandiger denken. van Graben. Verwacht gy hem heden ? B e r e t t r. Buiten allen twyfel! Ik heb voorgenomen, deeze keer een' geregelden aanval op hem te doen. Alle de kunstgreepen , welken de listige verleiding my aan de hand geeft, wil ik in 't werk ftellen, om hem gevangen te neemen. (Zy plaatst zichaaft haare toilet.) Niet den minden tegendand zal hy kunnen bieden. van Graben. Dat hebt gy in uwe magt. B e r e t t i. Ik zou gelukkig zyn, als het zoo was! Zyn wy niet genoodzaakt, 'er bedacht op te weezen, om ook aan de fchoonde natuurlyke bekoorlykheden deeds nieuwen luister, nieuwe kracht bytezetten, om uwe wankelmoedigheid te ontgaan! van Graben. Wy zyn verwend, 't Is waar , gelyke bekoorlykheden werken dikwyls onderfcheiden : Het vuurigde oog, de fchoonde mond, in purper gedoopt,  Eerste Bedrte. 35 doopt, behoeft, om zoo te fpreeken, eenen aantreklyken befchouwer , om voordeeligen invloed te hebben. Verftand en geest verwekken wel verwondering en vriendfchap, maar zelden liefde. B e r e t t i. Onderrecht my maar; gy zult my fteeds leerzaam vinden. Van Graben. (ter zyde.~) Hier wil ik hem ter deeg verftrikken, en niet anders weder los maaken, dan wanneer de Prefi3ent my zyne Dochter ten huwlyk geeft. Ten lien einde moet de Sekretaris uit den weg, opdat jy my niet een fpel fpeele. Den Prefident wil ik vel in myn belang krygen. B e r e t t i. Wat preutelt gy daar ? van Graben. Ik denk maar, hoe alles zoo fchoon en goed *aat. Maar hoe, wanneer de Vogel u ontlipte? B e r e t t i. Daar laat my voor zorgen. van Graben. Ik vertrouw veel op uwe listigheid, nog meer >p uwe fchoonheid; maar wees op uwe hoedel  3<5 De Sekeetari3. B e r e t t i. Was hy twintig jaaren ouder, en zynbloedzoo veele graaden kouder; Ha! — Maar by de verrukking, in welke hy tuimelt, kan ik gantsch gerust zyn. Nog meer! Onderfteun gy de uitvoering van ons ontwerp, dan deelt gy in den roem en de winst voor de helft. van Graben. Ik wil door een zeker Sirenenlied hem ras in ilaap wiegen ! Hy zal zich in den doolhof der Liefde zoo zeer verliezen, dat Hechts eene weldaadige Toveres — deeze zyt gy — hem 'er uit toveren kan. Verlaat u op my! B e r e t t i. Bravo ! Lieve Graben. Gy kunt weder op my ftaat maaken. van Graben. Vaarwel, Beretti! Ik gaa naar den Hofraad, en hoop, dat gy de uitwerkingen van myn bezoek ras verneemen zult. (Naar beneden.') B e r ë t t i, (alleen.) Ook ik wil myn best doen. — Beste Vriend! Is de Hofraad eerst de myne, dan wil ik my niet ongenegen toonen, u een klein Honorarium voor de gelukkig volbragte koppeling toe te leggen.  Eerste Bedryf. 37 (Zy flaat op.) De Hofraad de myne! Ha! Nog js 'er een groote kloof tusfchen my en hem! —■ Maar, kan ik ook niet van Adel, van ouden Italiaanfchen Adel zyn? Wie kent myhier? — Ik wil myne beftemming afwachten. Het geluk heeft reeds zoo menig eenen uit het ftof verheven! Jaa wel, het geluk! Menig dwaas is in ftaat, om aan zyne verdienden toe te eigenen, 't geen hy maar aan het geluk te danken heeft. (Naar berieden.) C 3 TWEE»  38 TWEEDE BEDRYF. (Het Tooneel verbeeldt eene Kamer in het Huis van, den Preftdent.) De Sekretaris, alleen. Sekretaris. 't Is zeker! van Graben haat my— uitjaloozy. Over tafel liet hy het my ondervinden, toenhyo- ver ongelykheid van rang fprak. Hy maakt aanfpraak op Louife, en, hoe onedel hy ook denkt, zal hy ze door zynen rang, door zyn vermoogen, doen gelden. Doch de Preildent moet zyne laage denkwys leeren kennen. Daar is te veel aan gelegen. O Louife! u in zyn bezit te zien! — De enkele gedachte drukt my als een gebergte neer! — Het Hart dreigt van angft te berden! Ik heb niet eens eenen Vriend, in wiens boezem ikmynefmert uitftorten, dezelve weg weenen kan! Doch ftil! Louis e, (komt.) Eindelyk, myn lieve vriend.' Eindelyk heb ik my los gemaakt* Sekretaris. Om eenen ongelukkigen wel te doen. L o u i s e. O dat ik het kon! Gy verdient gelukkig te zyn. Sekretaris, (met innige blydfchap.) Dus zie ik dan geen weezen in de geheele natuur zoo  Tweede B e d r y r. 39 zoo verachtloosd, dat niet een deelnemend hart het zelve te gemoet klopte! (Hy treedt nader bykaar, met aandoening.) Dat nu ook eene gantfche waereld famenzweering tegen my make! L o o i s e. Doch, waarom dan toch altyd zoo ftil, zoo droevig? Se kretaris. Uw zacht en teder hart gevoelt de gewigtige oorzaak, en gy vraagt? O myne Freule! L o u i s e. Freule! (met innige lief de.) Hebt gy niet liever eene Louife ? Sekretaris. Louife! (Haare hand vattende.) Gelyk ik u nu houde,uwe Nabyheid, gelyk de Tegenwoordigheid eener Godheid en den Hemel in mynen boezem gevoele! Wanneer ik u eeuwig zoo houden mogt, dan kon ik uitroepen: oHemel! gygeneeffi de gebrokene van harten! Louife! Waarheen zal uwe hemelfche goedheid my leiden? L o u i s e. Op wegen, welken ik met Bloemen voor ubeftrooien wil. Myn hart verlangt naar gelukzaligheid. Alle zyne wenfchen vereenigen zich in u! Ik kaa niet meer, gelyk ik behoorde! C 4 Se-  40 De Sekretaris. Sekretaris. (Hy omhelft haar.") Dan, wee dien, die het my ontrukken wil! Waarom beheerfche ik nier Koningryken, op dat de waereld uwe liefde ontfchuldige! Maar myn hart gevoelt uwe geheele waardy; zie, myne eenige verdienden! L o u i s e. Dat is genoeg voor my. Doch heb ik nu tusfchen de pligten jegens eenen Vader, en die jegens eenen Beminden teftryden; beiden oneindig dierbaar voor my! Verftaat gy my. Sekretaris. Beiden hebben eene gemeenfchaplyke, goede Moeder: de Natuur knoopte onzen band; geene magt kan dien losmaaken. L o u i s e. Getrouw vereenigd willen wy door dit leeven wandelen, al moest ik ook u myne hand weigeren. Sekretaris, Wilt gy u aan my toevertrouwen ? Louis e. Gy zyt een edel Man! Uwe deugd zal over myne liefde waaken. En nu, wat hebt gy my te ontdekken ? Se-  Tweede Bedryf. 4Ï Sekretaris. Geen 'wonder, wanneer ik het vergeeten had! Zal men ons ook beluisteren? L o u i s e. Alles is bezig. Sophie pronkt zich op met Linten, en mynen Vader liet ik met van Graben in een diep gefprek. Sekretaris. Uw Broeder heeft, gelyk u bekendis, tot hiertoe, groote fommen met fpeelen verlooren; en, toen ik zag, dat hy op den weg was, om zynen ondergang te berokkenen; verbond ik my, door een bydrag tot de Bank met den Kapitein van Flint, tot een gedeelte der winst, om ten minfte iets voor hem te redden. — Daaruit heb ik voor myn aandeel, na aftrek van myn bydrag, bereids vierhonderd Louis d'ors gekreegen; zy liggen op de Toilettafel, in uwe Kamer. L o u i z e. Edelmoedige Vriend! Sekretaris. Maak my' niet befchaamd. Daar bleef niets anders voor my overig. Hoe dikwyls heb ik hem gewaarfchouwd, dat hy met bedriegers te doen had; maar te vergeefs! Dat zy valfche Speelers zyn, zie ik daaglyks meer en meer! En wee hun, wanneer ik 'er hen van overtuigen kan. C 5 Loui-  *2 De Secretaris. L o o i s Bi Myne arme Breeder! Hoe is hy te redden? Sekretaris. Door hem onaangenaame Proeven zyn er dwaasheid te Iaaten ondervinden, en door uwe goedheid. Hy behoeft uwe onderfteuning op nieuw. Geef hem van het geld, zoo veel hynoodig heeft. Het misbruik, dat hy van uwe Goedheid maakt, zal hem meer tot inkeer doen komen, dan alle waarfchouwingen. Over een uur, heb ik hem gezegd, by u te moeten komen. L o u i s e. Heeft niemand anders deel daaraan? Sekretaris. Daaraan niemand. Maar van Graben bewerkt zyn ongeluk allermeest. L o u i s e. Foei! Die deugniet! Sekretaris. En nogthans ken ik eene verdiende in hem, welke hem u fchatbaar moet maakec. L o ii i s e. Hem my? Sekretaris. Hy bemint u! v Lour-  Tweede Bedryf, 43 L o u 1 s e. En, wanneer hy ook eene geheele waereld my aan te bieden had, ik moest hem verachten. Die Huichgelaar! En zyn omgang met Beretti : Sekretaris. Gy geeft my het Ieevenweder! Maar hoe, wanneer uw Vader wilde? L o u 1 s E. Dan moest ikhemgehoorzaamen; maar u alleen zou ik beminnen. Sekretaris. Om Gods wille, zwyg! Beter, een geluk nooit gekend te hebben, dan het te verliezen. L o u 1 s E. Gy kent mynen Vader; wy hebben niets te vreezen. Sekretaris. Of ik hem kenne? Hy is de edelfte Man, daar de waereld op roemen mag. De verhardde booswicht moest onder zyne leiding goed worden. Ik heb hem alles te danken. L o u 1 s e. En gy zyt overtuigd, dat hy door het openen van den Brief u niet heeft willen beleedigen. S e-  44 De Sekretaris.' s ekretaris. Dat ben ik! Doch het ware beter, dat het niet gefchied was. L o u i s e. Neen! Beter, dat hy genoodzaakt is, eene deugd meer in u te bewonderen. Gy zyt oneindig by hem gereezen. Enofbymy? Daar! (Met zedigheid reikt zy hem half den mond toe tot een kus; hy omarmt en kujl haar; intuffchen verfchynen de Prejident en van Graben in de deur.) Sekretaris. O! Mogt ik zoofterven! Het toppunt van myn geluk doetmy duizelen; hooger kan het niet; ik vrees —— (De Prejident en van Graben treeden_ binnen.) President. Ei! Ei! Nog hier, en zoo bekend te famen! van Graben. (Ter zyde.) Gewenfcht toeval! Sekretaris. (Ontjleld) Uwe Excellentie! — Wegens zekere aangelegenbeden President. Wegens zekere aangelegenheden zal ik ook met u fpreeken. — Gaa maar uit myne oogen, totdat ik u zal laaten roepen. Se-  Tweede BedrT f. 4J Sekretaris. Uwe Excellentie vergunne my, dat ik —President. Nog verantwoording, Guit ? Gy hebt myne goedheid fchandlyk misbruikt, en wilt veelligt nog wel loogchenen, 't geen ik, met myne eigen oogen gezien heb! Weg, weg, zeg ik. Sekretaris. (Gaat met een diepe buiging heen.) President. (Tot Louife.) Engy, gaanaar uwe Kamer, en maak u gereed, om morgen den Heer van Graben uwe hand te geeven! L o u 1 s e. (aan de voeten van den Prejident.) Om Gods wille, toch morgen niet! ó myn Vader 5 Gy maakt my onuitfpreeklyk ongelukkig l President. Op! (Hy leurt haar op.) Ik moec haaft maaken, opdatmen my niet voorkome. Marfch! Gyweet, ik kan geen tegenfpraak dulden! L o ü 1 s e. (Gaat ten uiterjie bedrukt heen.) van Graben. Heb ik uwer Excellentie onwaarheid gezegd ? Pre-  >0 Dé Sekr.etab.is. President. Ik dank u, myn lieve Baron! Wat ben ik te beklaagen! van Graben. Ik dank myn geluk oneindig, da t het my gelegenheid heeft gegeven, uwer Excellentie mynen dienftievertebetoonen. In de daad; zyne verwaandheid gaat verre: President. Deeze flang heb ik in mynen boezem opgekweekt. Ik hadgrootedingen met hem voor; en zie! hy dringt zich heimlykin, om myne Dochter te verleiden, en verbindt zich met fchurken, om mynen Zoon door het fpel te grond te helpen. Verfoeilyk! van Graben. . Wie kent niet de genade en gunft, waar mede Uwe Excellentie hem verwaardigd heeft? — President. Geen woord van dat alles. van Graben. Voor 't overige kan men niet ontkennen, dat hy zekere goede eigenfchappen bezit: maar, uweExceilentie ziet zelf, welk gebruik hy daar van maakt. Pre-  Tweede Bedrte. 47 President. Hoe kunnen zoo veele ondeugden by zoo veele deugden huis veilen? van Graben. Zyne deugden zyn deugden des Verftands; zyne ondeugden komen uit het Hart. Hy heeft de archi ve en andere belangryke fchriften onder handen; hoe ligt kan hy misbruik daar vanmaaken! zulks zou het eerfte voorbeeld niet zyn. President. Ik hield hem zoo gaarn voor goed; intuflchera klaagt alles hem aan. De ryklykeouderfteuning van zynen vader — dat kan hy van zyne befoldingniet doen. van Graben. Uwe Excellentie verzuime toch geenen tyd ! President. Men zal hem terftond de fleutels afeifchen. van Graben. Tot meer beveiliging, kan de Kapitein van Flint getuigen, hoe hy Jegens den Heer Hofraad zich gedraagt. President. Breng den Man by my; — nog heden!. van  48 De Sekretaris. van Graben. Het zal gefchieden, uwe Excellentie.1 President. Woge gaf my vertrouwen op menfch en; hy ontneemt het my! van Graben. Die Veinsaard! (Sophie by ds voorigen.') Sophie. Louife ligtganrfch van zich zelve. Zoumynebekommering veel ligt waar geworden zyn>' van Graben. Meteen woord, myne genadige Freule! alles is ontdekt. — Woge ftaat aan veele looze Hukken fchuldig. S o p h i e. Mvn goede Vader.' wat doet men u droefheid aan! Heb ik o.igelyk, wanneer ik ftaande houd: d;it.de Menfchen vol boosheid, de waereld vol ellende zyn? President. Zoudt gy ditmaal gelyk hebben? —« Kom, Ba. ron! Wy moeten heden nog deeze zaak in 't licht (lellen Wordt zyne fchelmery met den Kapitein bevestigd, dan mag by op zyne hoede weezen. van  Tweede Bedryf. 0 van Graben. Gantfch zeker! uwe Excellentie.' (terzyde.) Dat gaat naar wenfch. (De Prejident en van Graben gaan heen.) Sophie (alleen.) Ik heb medelyden met Louife; offchoon zy, mynenthalve, eene kleine tuchtiging verdient. Waarlyk! Had ik hem niet zoo zeker; ik zou bang kunnen worden! (Vdn der Linde komt.) van der Linde. Ach! myne Sophie! Hoefchoon! Gyhier, en alleen. Hoe dikwyls heb ik naar dit oogenblik verlangd! Sophie. Mift gy hier niemand? van der Linde. Wie zou dat kunnen zyn, wanneer ik u hebbe? Gy zyt my alles op de waereld. Sophie. Wat zo u myneZufter zeggen, wanneer zy dat ■ hoorde! van der Linde. Myne betuiging beveiligen. Sophie. O! Gy mannen! —• maar, wat zeg ik; gy hebt. toch nooit ongelyk. D V£H  50 De Sekretaris. van der linde. Raakt my dat, lieve Sophie? fpotzoo lang maar met myngeflagt, als gy wilt; maar iedere toepasfthg op my zou my onrecht doen. Sophie. Over de uitzondering! van der Linde. Ware niet van eene Louife de vraag, dan kon dit verwyt ligt een fchyn van grond hebben. Sophie. Als of het voor uw wydömvattend hart te veel ware, daaglyks een andere daarin aanceneemen. van der Linde. Deeze fcherts zou ons te verre kunnen voeren. Gy kent myne liefde tot u. Niets is in flaac, de. zelve te doen wankelen. Sophie. Nu, ik wil het eens gelooven; zoo lang tot dat gy aan myne Zufter wederom iets aartigs of geheims te zeggen hebt. van der Linde. Men is gedwongen, haar hoog te fchatten. Het is zoogoed, zoo vertronwlykin haar gezelfchap, zonder van de hoogachting of befcheidenheid iets te verliezen 3 welke men aan het befte deel uwer Se-  Tweede Bedryf. sf Sexe veifchuidigd is. Zou ik dat in haar ontkennen? S o p h i e. Dat noem ik toch, met byzonderen nadruk de party voor haar op te neemen. van der Linde. Voor eene Vrirndin! Hoe veel meer zal ikniet ten voordeele myner Beminde weeten te zeggen? Sophie. Ik wenCchte, dat deeze verpligtende wending alles kon goed maaken! Men zegt van myne zuiler : Zy is goed; van my: ik ben fchoön ! Hoe1 Wanneer iemand van het goede en van het fchoone een even groot liefhebber was; en, daar het voor ditmaal niet te vereenigen is, met zich zeiven niet eens kan worden, waar mede hy het langft meende huis te zullen kunnen houden; hoe dan? van der Linde. Hadt gy niets dan fchoonheid, dan zou de vraag ligt beflift zyn. Maar-Sophie heeft het voordeel aan haare zyde, en is befcheiden. Sophie Zeer verpligtl van der Linde. Al was dat ook niet: zoo rekent een verftandig D 2 man  52 De Sekretaris. man daar op, dat 'er niets volkomens onder de maan is. Daar'zyn voorbeelden —. Sophie. Die men met handen taften kan. Nietwaar? van der Linde. ^ Ook Sophie kon volmaakter zyn, wanneer zy zich tegen zekere tederheden verharden wilde. Sophie. Ik bid uom vergifnis. Ik ben metmyzelve zeer wel te vrede. van der Linde. Welkredelyk Menfch zou ook eene billyke, fyne gewaarwording aan u kunnen berispen lAlleenlyk die krachtlooze, gemaakte aandoenlykheid, welke, door kwaalyk gekoozen , of verkeerd begreepen leezing aangekweekt, zelfs het befte karakter vervalfcht; deeze maakt ongelukkig! —Ik ben ftout op uwe Liefde; doch, indien zy maar het voorfchrift eens Romans was dan zou myn ongeluk onherftelbaar zyn. — En wat kan ik uzyn, in vergelyking van die volkomene Helden en Idealen, welken deeze aarde toch niet eens voortbrengt, gevolglyk voor u niets deugen. Ieder voorwerp bedriegt u in uwe hoop, en berooft u van uwe gelukzaligheid. ■ . Sophie. Maar verder I  Tweede Bedryf. 5J van der Linde. Bedenk daar by, dat ik tot eenen ftand behoore, die meer aan onaangenaame, dan aangenaame lotgevallen biootgelïeld is. Hoe kuntgy u daartegen wapenen, zoo met door eigene inwendige fterkte, door eene getteldheid der ziel, welke allen ongevallen het hoofd biedt; Sophie. Genoeg, Heer Zedepreeker! Zo verre zyn wy nog niet. van der Linde. Gy wordt echxer niet boos, myne Sophie? Sophie. Gy moogt uwe Zedelefen tot eene gevoeglyker gelegenheid fpaaren. van der Linde. Beste Meisje! Ik meen het zoo kwaad niet. —> Sophie. O gy wyze Praalers! Gy veinft ons liefde , om uwer iedelheid een nieuwe zegepraal te verfchaffen. Wee! die arme Dame, welke goedhartig genoeg is, liefde voor bedrog te bewyzen. ('Zy gaat heen ) VANderLinde. (Alleen.) Sophie! lieffte Sophie! —Zyis weg! enikflaa hier als een veroordeeld zondaar. — Rampzalige k . D 3 lief-  H De Sekretaris. liefde' Wie geheel voor u Ieefc, dieieeftnimmer voor zich! —Adieu! Ik wil myn geheel geluk alleen in myn hart zoeken. En nogthans Sophiet Hoe leef ik zonder u! i Hy gaat eenigemaal op en neer; intujfcken komt de Hofraad.) Hofraad. Tegen wien preutelt gy, Broertje? zekerlyk weder tegen Sophie! van der Linde. Ach! Hofraad. Heden moet'er wel een twiftachtig Boek in haare handen gevallen zyn: my heeft zy ook reeds den Tekft voorgeleezen Stel u te vrede; maakt zyhet u te bont. dan laat de zottin loopen. van der Linde. Uwe Zufter? Hofraad. Is een Meisje, gelyk *er honderd anderen zyn, van der Linde. Maar geen Sophie.' Hofraad. Zekerlyk; wanneer gy ze met verliefde oogen befchouwt: anders vindt gy ze gewis. i VA 1T  Tweede Bedrïf. 5S van der Linde. Meent gy dit in ernft-, dan geef ik u deezen goeden raad wederom. Hofraad. Hoe zoo? van der L ij b i' Wy zyn beiden verliefd. Hofraad. Hm! Jaa, maar ons geval is zeer verfchil- lend. van der Linde. Zeer verfchillende in de daad! Hoelaatenzich ook Sophie en Beretti met elkander vergelyken? Ook zal niemand het zich ligt in 't hoofd laaten komen, dat gy het in ernft met haar meent. Hofraad. Waarom niet? Daar zy toch van Adel is, en dc dood flechts een' ouden Oom af te vaardigen heeft, om haar tot Erfgenaame van een groot vermoogen te maaken, gelyk zy verzekert. Dan vervallen alle bedenklykheden. van der Linde. Die goede Ooms! Hofraad. Daar en boven noem my eene Vrouw, die haar evenaart? D 4 tak  $6 De Sekretaris, van der Linde, Oprecht? , Hofraad. Indien gy myn Vriend zyt. van der Linde In fchoortheid en alle betoverende kunften der Coqueterie, laat zy allen achter zich; in Deugd en inwendige beminnenswaardigheid wordt zy van een ieder overtroffen. Hofraad, (vertoornd.) Lieutenant.' Ik bemin haar. van der Linde. Maar zy verdient niet, dat gy eene dwaasheid begaat. Hofraad. . Wat veroorlooft men zich niet al onder dentytel van Vriendfchap! van der Linde. Weeu! wanneer gy vleijers volgt. Hofraad. Ik volg myn Hart. van der Linde. De onervaarenheid fpeelt u een leelyke flreek. Laat u waarfchouwen. Naberouw komt altydte Iaat. Hor-  Tweede Bedryf. 5? Hofraad. Zeg, wat gy wilt: berisp, haat my; alleenlyk lafter myneBeretti niet. Alles bemint: ik alleenlyk zou niet beminnen. O van der Linde 1 Ook ik - heb een hart! van der Linde. Dat waardigis, vrienden te hebben en gelukkig te zyn. Hofraad. En nogthans krenkt gy my zoo zeer.' van der Linde. Alleenlyk de waarheid krenkt u. Maar hoor. Wanneer gy voor geeneliefde vatbaar waart, begeerde ik uwe Vriendfchap niet! Geef u aan de zoetfteder hartstochten over; kies ueen Meisje, welk edel denkt, en aan uwe tederheid oprecht beantwoordt; maar niet noch meer.' Bemin zelfs Beretti gelyk men zulk een fchepfel bemint. Hofraad, (met woede.) Van der Linde.' wat voor een Duivel hgeftudat ingeblaazen? van der LINDEGy wordtin ernft boos. Dat wilde ik niet. (Hy wil heen gaan.) Alleenlyk nog dit eene! - Gy verwisfeit uwe Vrienden; verkwist uw vertrouwen jegens fchurken; laatwwaarfchouwen, en vaarwel! (Hy Smms^ V, Hor?-  58 De Sekretaris. Hofraad, (alleen. Hy gaat onrujiig heen en weer.) Alles befchouwt hy van deergfte zyde, en dan houdt hy zedepreeken. (Hy bedaart.) Had hy nu (terwyl hy eene volle Beurs uit zynen zak haalt) deeze nieuwe Leening ook nog gezien; dan had het in 't geheel- geen einde genomen. De Hemel weet! Louife is hetbraaffte, beste Meisje op den gantfchen aardbodem! Bezwaard door eigen bekommering, verligt zy de myne. Dit zal ook het laatfte zyn. Ik wil my beteren, en degoedkeuring van uw hart zal u beloonen. (Na dat hy etlyke maaien, diep peinzende, op en neer gegaan was) Schepfe!! —Het is my door het hoofd gevloogen. Van der Linde heeft zich altyd rechtfchapen gedraagen; wy waaren als kleine jongens reeds vrienden. Hoe? zou van Graben — zyne bezigheid — haare achterhoudendheid — van Graben (kimt.) van Graben. Waarachtig! Een zonderling liefhebber! zy verwacht u met het vuurigft verlangen; en gy, gy geeft u hier geruft aan uwe bedenkingen over. Hofraad. Juut niet zeer geruit. fan Graben. Gy moeit eens zien, hoe zy lydt. Ieder zacht geluid zet aan haare verwachting, om u te zien, nieuwe kracht by; en na iedere te leurgefteldé hoop,  Tweede Bede. ïï. sa hoop, zinktzy weder in bekommering en wanhoop neer. Hofraad. Ik was op het punt. — —— van Graben. Ik zie niet, dat gy haaft maakt. Vermeerde^ haare fmertniet door ftrafbaare vertraaging! Hofraad. Haare achterhoudendheid, dit moet ik u bekennen, heeft ook mynen moed niet aangezet. van Graben. Gy zytgeen goed Vrouwenkenner, myn Vriend! Houdt gy fynheid van gevoel, en daaropvolgende kiefchheid van gedrag voor koelheid? Zou zy U dan om den hals vallen , en zich gelyk eene verliefde zottin aanftellen? Op het einde heb ik, in uwe afweezenheid, zulke komedien ten befte. Hofraad. In myne afweezenheid? van Graben. Als aanfchouwer, dit verftaat zich van zelfs! Ik wenschte, dat wy onze rollen konden verruilen. O myn lieve! ik zweer u, (met gemaaktheid zyne hatvlen drukkende, ) nooit heb ik eenen vriend met meer warmte des harten bemind, dan ikubemin. Alles zou ik voor u kunnen doen; hetlieffte voor u opofferen, En, voorwaar, geen geringer. frao  SQ D e S £ k r e t a r i j. trap van vriendfchap wordt 'er vereischt, omm» met een droogen mond te doen aanzien, hoe eene Beretti, uitliefde voor eenen anderen, mymert. Hofraad. Mymert? van Graben. Wanneer zy iedere gedachtenis, iederekleinieheid van u met opgetoogenheid kuit, gelyk eene rehquie vereert, is dat minder ? Haar Enthufiasmus verheft zich boven alle aardfche weezens. U wgang uw gedrag, uwe ftem is edeler, inneemender, welluidender; uw hart beter, uw verftandomvattender kortom) aües js fchooner jn ai ,Met vemsde onwilligheid.) Een ander zou raazend worden, en gy iloot dit geluk koelzinnig van u. Hofraad. Zekere vrienden denken anders. van Grab'en. Wie kan dat! Wie? Hofraad. Vraag niet verder. Genoeg, datikhaarnogiteedshefhebbe, met alle drift haar liefhebbe. van Graben. By deeze liefde bezweer ik u, my te ontdekken, wat er gebeurd is; of gy maakt u verdacht. Zy moet zuiver, gelyk een Heilige, voor u zyn, of zy verdient uwe liefde niet. Y Hof-  Tweede b e d r y f, <5j Hofraad. Van der Linde meent: dat zy myne achting niet verdiene. van Graben. (geraakt.") Is hy Jt? Van der Linde meent het? (her/telt.) Hm.' Myn vriend! Nu wil iku uit den droom helpen..Anders fchroomdeik, oneenigheid te verwekken ; nu zou het ftrafbaar zyn, langer te zwygen. Van der Linde heeft zelf een goed oog op Beretti. Hofraad'. Is 't mooglyk! Nu is het myklaar! Hy twistte zelfs voorheen met Sophie. van Graeen. Is 't klaar voor u? Hofraad. Intusfchen fprak hy haar ook nog zeer naar detf mond. van Graben. Moet hy zyne Oogmerken niet allermeeft voor u verbergen? Uwdootzigrontflipttoch anders niets, myn vriend' Maargy leent hem uw goed hart. Deeze onvoorzigtigheid maakt hy zich ten nutte. Hofraad, Indien dit zoo ware! Sophieheeftwel haare gebreken; maar deeze behandeling verdient zyniat. Ik gaa terftond naar heure kamer; ik wil haar den boos-  C2. De Sekretaris. boos wicht leeren kennen, en dan op vleugelen der liefde naar de Godin myner ziel.' (In yl naar bi. meden.) van Graben. (alleen.) Voor dit maal weder gelukkig bygelegd! Hyis gantfch niet ftandvaftig. Daar zal nog veel te doen zyn! Maar ik wil vooruit. Haar tot haare zegepraal Voorbereiden, (met fpoed heen.) (Beretti's kamer-) B e r e t t i. (alleen.) Het is my zoo goed en zoo wee! — Ö! dit onrustvolle leeven, dat zich door myn ganrfche veezen ven'preidt, ïsblydfch-ip, naainlooze hlydfchap! Ik leef immers in de letve myner hoop; waaromzouik niet vrolyk zyn? {Qnruftig.) Maar ach! Waar mag hy nu blyven! Dit was anders zyn tyd! Ook van Graben heeft beloofd, hem by my te zullen brengen. Niemand komt. Ik wil ook niefneer hoopen, wil my nooit meer op iets verheugen ! Hoor! Daar komt iemand! O dat hy het ware! Van Graben. (komt.) Beretti, (Hem te gemoet y lende.) Welkom, myn lieve! — (Bedaard.) van Graben, zyt gy het? van Graben. Uw Hofraad volgt my op den voet; • ' - Be- -  T*IEDE BlDEÏE. é§ B l.I I t T Ia Een lieve Boodfchap! Maar nog liever, ware hy zelf reeds hier. van Graben. Haast, haast, ware hy nooit wedergekomen. B b R e T t li Gydoetmyfchrikken! —Maar, neen! Hymogc ook even zoo goed wegblyven. Wat was 'er aan gelegen? Niet waar? van Graben. Dit is nogthans geen brokje, dat alle dagen voorvalt, Beretti! Men moet voor het toekomende zorgen. B e r e t t i. Zyn wy dan verraaden ? Of was het maar een aanval van ligtzinnigheid, die aan uw genacht zoo eigen is ? van Graben. Van der Linde mag juift niet tot uw voordeel gefprooken hebben; dat heeft by den Hofraad gewerkt; by beleed het my. Beretti. Schoon blyk van vriendfchap! Den Lieutenant moeiten wy zoeken te winnen. Hy heeft naauwe verbindtenis met den Prefident. vanGraben. Gehad! Ik heb'er voor gezorgd, zynen invloed in  , of myne Familie hier? Eeri verdacht woord op zyne rechte plaats, èe-  Tweede Bedrïf. G& eene laftering ter rechter tyd, werkt ook op het befte hart! Hofraad. Heet dat niet, alle hinderniflèn by de kaars., om zoo te fpreeken , op te zoeken! Beretti. Vergeef my! Wie ftaat my daar voor in! Hofraad. Dezelve borg! Beretti. Wiltgy my een bewys daar van geeven? Hofraad. Eifchtgy, fchoonfte Beretti! Beretti (met gemaakte verlegenheid.) Geef my eene fchriftlyke verzekering — my le willen trouwen. Hofraad. Waartoe dat ? (Hy word nadenkend.) I Beretti. Reeds zoo ras in gedachten? Hofraad. Over uw mistrouwen! Beretti. Ikbeklaaghet, wanneer gy, veelligt,eenevalE 3 fche  701 Di Sekretaris. fche ineening Hofraad, Gyzult zeh"bben. Doch, wanneer ikhetnaauwkeurig overlegge, waar toe dat alles? Gy hebt myn woor.l I ik val mynen Vader in de armen. —: (Middelerwyl komt een Bediende met een Billet aan den Hofraad, en verzoekt om antwoord.) Hofraad Van myne Zuster Louife! {Hy leeft.) — ,, Br! ,5 — Br.! -— Jn mynen toeftand verlang ik naar ,, u! kom fpoedig om my te trooften! Gyverpligt „ my voor eeuwig! — P S. Van Woge heb ik „ u iets gebeirns te zeggen." (Aan den Bedienden.) Ik zal terftond komen. Bediende, (gaat heen.) Hofraad. Arme Louife! Ik denk echter niet, datuweverbindtenis nog heden zal gefchieden? Beretti. Met wien? Wanneer het niet al te onbefcheiden is- Hofraad. Als of het voor u een geheimnis kon zyn! Beretti. In oprechtheid; ik weet het niet! Kor-  .Tweede B e d r y ï\ j«, Hofraad. I Met onzen wederzydfchen Vriend van Graben. Beretti. (vol verbaasdheid.) Niet mooglyk! Hofraad. Myn Vader ftaat 'er op, alhoewel gantsch tegen haaren zin. Beretti. Dan beklaag ik haar van gantfcher harte! Hofraad. O niet alleen fchoon, gy zyt ook goed! O Natuur! In een gelukkig oogenblik vormdet gy het Ideaal der opgetoogeue phantafy! De Schepper blies zielengoedheid in het edelfte Vrouwenbeeld, om het meefterftuk te voltooien. Beretti. Gy maakt my befchaamd. Hofraad, In deeze omftandigheid zal het my gelukken, myneZufter in haare verlegenheid te trooften. zelfs uw medelydenzal haar weldoen.Inmiddels, vaarwel! Beretti. Wy zien elkander ras weder? E 4 Ho*-  H D e Sekretaris. Hofraad. Ras, en veelligt voor altyd! (Hy vertrekt, komt nog eens te rug en kuil met innig gevoel haare hand.) Vaarwel! 'c is my, even als ot' de bede helft van mynleeven achterbleef! (MetPantomime, gaathy heen) Beretti (alleen.) Zoo, myn 'ieve van Graben; was het zoo gemeend? Gy des Prefidenten Dochter? Zeer goed! Doch, onder dit eenige beding, dat ik met den Hofraad mynen Roman gelukkig tot het outer toe uitfpeele. Dan blyft het by de vriendfchap, (Het gordyn valt.) D E R-  73 DERDE BEDRYF. (Het Tooneel verbeeldt eene Kamer in het Huis van den Prefident.) Sophie aan de Tafel, leunende op de eene hand, heb' bende in de andere hand een Boek, dat zy weg legt. Sophie. Volkomen de Hiftorievan mynen Trouwloozen, die van het eene Meisje naar het andere zwermt, de edelfte neigingen veinst, en zoo de goedhartigheid der arme Schepfelen lastert. Die Verraader! Aan wien! Aan my! Zyne anders zoo aangebedene Sophie? Om Beretti's wil ? o Willem l Dat gaat boven myne krachten! Waar hy toch zyn mag! — Hy moet my in 't geheel niet meer onder de oogen komen. — Maar, jaa! Hy moet komen: ik wil toch hooren, wat hy tot zyne rechtvaardiging zal kunnen zeggen. van der Linde, (komt.) van der Linde. Zie hier my, myne Sophie! Dronken van Liefde , van Blydfchap. Het geluk komt mynen wensch voor. Sophie. ïk wensch, dat het van duur moge zyn. E 5 van  74 De Sekretaris. van der Linde Zoude gy het reeds weeten ? Onmooglyki Sophie. Even veel, Heer Lieutenant, federt . van der Linde. Ha! Daar valt my in, dat gy voorheen toornig wierdt. Vergeef my, myne lieve Sophie, ik heb het my uit den zin gezet. Wees altyd weder goed op my, beste Meisje! Sophie. Gy dwaalt grootlyks, myn Heer! wanneer gy, in uwe opgetoogenheid, my, veelligt, voor uwe Beretti mogt houden. van der Linde. Myne Beretti -— hoor ik recht? Sophie. Gyontftelt, datikhetweet? Zietgywel! Daarom hadt gy geene gelegenheid behoeven te zoeken om my te krenken. Gy zytvry. Schenk uw getrouw hart aan eene waardigere. van der Linde. Is het fcherts of vergeldingsrecht? . Sophie. Geen van beiden. Gy verfpile den koftbaaren tyd met niets, en tegen niets, met eene gedwon- ge-  D e r d e B e d R y f. 75 gene verdediging, terwyl een teder .liefderyk hart naar uwe legeawojrdigheid f.uachtt Wees niet wreed'? van der Linde. Gy wreekt u gevoelig. Ik beken, dat ik nongelyk gedaan heb ; zeg ray daar tegen, wie udic ingeblaazen heeft? Sophie. (met Ironie.) De booze Menfchenl Zekerlyk, gy hebt ook uwe vyanden. van der Linde. ■' Veroordeel my niet, bidiku, ongehoord, beste Sophie.' S o p h ie. Ik mag 'er niets meer van booren. van der Linde. Goed! Het zy zoo! Deeze Akte, diemytotKapitein benoemt, geefikterug, verzoek om myn affcheid, en neem dienft tegen de Turken. Sophie, (lacht.) Ha, ha! om zonder Neus en Ooren naarKonftantinopel gebracht te worden? van der Linde. Gy fpot 'er mede! Wie zyne fchoonfte hoop in rook ziet verdvvynen, dien valt de overgang tot dg wanhoop niet ongemaklyk. Gy ziet my nooit weder. c „  fo De Sekretaris, Sophie. (Zachter.') Men zal u niet terftond affcheid geeven, Van der Linde. Goedaartige Sophie! Men zou my zeker laaten gaan. Voor hem die een gunltbewys verfmaadt, zou dat nog eene al te genadige ftraf zyn. Sophie. Wilt gy my de akte voor een oogenblik laaten? van der Linde. (Hy geeft ze haar.); Myn voorneemen was, my daarmede aan de voeten van uwen Vader neer te werpen, en Pm myne Sophie te fmeeken, en nu.' — Sophie. (Zy geeft ze te rug.) Ik wenfch 'er u hartlyk geluk toe! van der Linde, (Hy vat haare hand aan.) Hartlyk! O myne Sophie.' Gy zyt goedaartiger, dau gy fchynen wilt. Mag ik uwen Vader" om deeze hand bidden, in die zoete hoop, dat ik uw hart weder geheel bezitte? Sophie, (met een' vergeevenHen blik.) Terftond ? Zonder uitftel ? van der L r n d e. Het eerfte oogenblik het beste! Kom, vertraahet niet. *? Sophie. Zie daar myne hand! Verzoening voor eeuwf?r. Zy  r D e r d e B ë d r' 1 tv 77 (Zy gaan hand aan hand heen.) (De Tuin van den Prejident; in het verfchiet het Huis.) Nannette. Prel. P r e l. Ik weet alles» Nannette! Ik heb medelyden met de Freule. Het fchynt haast, als of het maar de beste inenfchen trof. Nannette. Na lang weenen verzochtzy myeindelyk , haai eenigeBloemen te haaien; veelligt, om'ervoor her. een of ander beefdnis, dat zy zoo liefheeft, een* Bloemkrans van te maaken. Prel. Ik wil ze u helpen plukken. Ik wenfchte, dat ik meer voor haar kon doen. Nannette. Spaar uw medelyden. Wat baat het? Prel. De goede wil is de geheele rykdom des bedelaars! Veracht hem niet! Hy is toch by nood te gebruiken. Nannette. Maar hier.' Prel. Ik wil u maar zeggen, 't geen my ingevallen is. Op  78 De Sekretaris. Op dat van Graben met den ouden Houwdegen, ik meen den Kapitein vanFünt, van vooren geen opzien verwekken mogt, heeft de HeerPrefident den Baron laaten verzoeken , achter door den Tuin te komen. Ik zal ze hier wachten en aanmelden. Nannette. Wat zal dat ? Prel. Zeer veel! Wanneer gy uwen goeden wil by den mynen voegt! Nannette. Goede wil genoeg ! Prel. Het komt nan op iets, dat gy Vrouwtjes anders Jiiet laaten kunt! Nannette. Daar zou ik toch wel nieuwsgierig naar zyn 1 Zeg het maar zonder omwegen. Prel. Gy zoudt maar die bei de Heeren achter het Prieel, beluifteren. Ik weet, dat hec liftigefpiuboeven zyn, die onzen Hofraad tot op het hemd uitkl'eeden! Ik heb een gelukkig voorgevoel, datzy zich zullen verraaden , wanneer zy gelooven, gantscfi  0 i s d e B £ d i : .. 19 gantsch alleen te zyn. Valt 'er iets voor, en gy ziet my met den Heer Prefident komen; geef my dan maar een' wenk, en ik zal het wel zoo fchikken, dat hy 'er ook iets van hooren zal. Nannette. 't Is anders myne zaak niet; maar opdat gy ziet, dat ik alles voor de Freule doen wil Prei,. Al *t kwaad, dat gy daaraan doet, wil ikgaarn op myne confcientie nemen. (Hy ziet om.) Zie, daar komen zy al aan! Schielyk,Nannette! fchielyk op uwen poft! Nannette, (verfchuilt zich.) Prel. Een geheel jaar loon gaf ik 'er om, wanneer zy my in de val liepen; byzonder die van Graben met zyne galgen Phyilognomie! van Graben, Kapitein van Flint, Prel. Prel. Hebt de goedheid, Heeren! hier een weinig te vertoeven; ik zal u terftond aanmelden. van Graben. Wilt gy zoo goed zyn , Jongman! Te gelyk' verzoek ik myn onderdaanig kompliment. Pbel,  'Q Dl Sekretari?. Prel, (gaat heen.") K a p i t e i n. (fchichtig,) Ik maakte liever, zoo waar ik leef, rechtsom keert u! Anders vreesik voor duivel, noch dood, maar een kwaad geweeten I van Graben. Gebrek van goede opvoeding, myn lieve Kapitein! Zoo men u in uwe jeugd andere begrippen van deugd en ondeugd ingeprent had, dan zou uw geweeten zich thans recht wat te goede doen. Kapitein. Gy kondt my anders wat diets maaken. By uwe fchoone leer zou toch het kwaad nooit goed worden! van Graben; Het verftandige is altyd goed. Een wys menfch ziet hoe hy door de waereld komt. kapitein; Jaa! wanneer dat niet zoo moeilyk viel! van Graben. Niets gemaklyker! Kapitein. Laat my eens hooren, Heer Broeder! vanGraben. Voor alle dingen merk op; — De waereld wil be-  Derde Beöryp. bedrogen zyn! 'Er zyn een paar wapens, waar mede gy u overal doorhelpt: vleiery en domme vrypoftigheid. De verdiende ftaat met Madame Fortuin zelden ingoede verftandhoding ; wantgeene is ftout, en deeze wil gevleid zyn. Wilt gy in hec zoeken van uw geluk wel flagen , dan moetgy uit uwe eigen oogen zien. Verlaat u op myne ondervinding! Ik ben zelf genoeg misleid! Men heeft het begin daar mede gemaakt, my ten aanzien van ■mynen Vader te bedriegen. Kapitéin. Gy hebt my 'dikwyls beloofd, dat gy my uwen leevensloop eens wildet vertellen. (Hy ziet 'Jchichtig om) Heer Broeder! Gy zoudt my thans den tyd een weinig kunnen verpraaten. van Graben. (ter zy de.) Op dat ik hem maar ophoude. (overluid.) Dat wil ik met weinig woorden doen : —Myn mosder was vaneenen zoovrolyken aart, datzy, zonder te liegen, my nooit mynen rechten Vader kon noemen. Ook deeze verloor ik, toen ik nog een 'jonge knaap was; en zoo inde waereldgeftooten, bedelde ik my door de menfchen; tot dat eindelyk een goedhartig Officier, dien myne geftalte bekoorde, my aannam, en voor myne opvoeding Zorgde. Kapitein. Een braaf Man! zoo waar ik leef! F VAN  82 I>e Sekretaris. van Graben. ïMyne genie begon zich nu te ontwikkelen; en toen hy my etlyke maaien op bedriegeryen en leugen betrapte, joeghymyweg. IkwierdTrommeitlager, deferteerde, wierd Lyfknecht en leerde kappen. Na veele afwiffelingen en conditiën, geraakte ik ten laatfte in dienit by eenen ongetrouwden Heer, die, na eene ryke erfnis, zich in den Adeiftand liet verheffen, my tot zynen Kamerdienaar verhief, en uitreizen ging. — In Italië maakte ik kennis met Beretti, kwam daardoor in de School van zoo veele verbodene kunfren, en begon met zoo eene behendigheid de rol te fpeelen, dat ik byna mynen meefter overtrof. Mef> dit talent uitgeruft, kon ik geenen Heermeerdienen. Ik fchiep my zeiven tot Baron; het overige is u bekend. Kapitein. Nu nog de Freule getrouwd! En ik moet zeggen, dat het lot fomtyds zonderlinge luimen heeft. van Graben. De Prefident heeft my zyn woord gegeeven! Doch, laat ons die laan een weinig opgaan , middelerwyl komt hy veelligt. (Zy gaan, van waar zy gekomen waren.) De President, De Hofraad, Prel en Nannette. (komen ten voorfchyn ) P r e s i d ent. (tot Prel en Nannette.) Nopens het voorgevallen, den vinger op den mond! —  Derde Bedryf. 83 mond! — Voor het Iuifteren geef ik ü ieder een halfjaar loon , doch on Jer deeze uitdruklyke voorwaarde, dat gy hetuniet aangewent. Marfch! en gy Prel, haal de Wacht, dat zy op mynen wenk gereed zy. (Prel en Nannette vertrekken.) Zoo heeft van der Linde toch gelyk ! maar van Graben wift alle verdenkingen met zyne gladde tong weg te praaien. Hofraad. Dat de Sekretaris een rechtfchapen Man is, daar vanzyt gy bereids overtuigd; engykunthet, veelligt, nog meer worden, wanneer wy verder Iuifteren. President, (Jlampvoet.) Moet ik niet wel, om achter alle geheimen té komen ? Hofraad. Verfoeilyke Menfchen! Zy komen'. (De Prejident en de Hofraad verbergen zich en van Graben en de Kapitein komen weder.) van Graben, (kykt rondom.) Nog is 'er niemand! — Voorzeker was het noodig en goed, dat de Sekretaris 'er mede in betrokken wierd; zoo kon niemand'er van kallen. Nu is hy,in 't fpel geraakt, buiten ftaat, ons afbreuk te doen, zoo dat wy, naar ons genoegen, den Hofraad de Wol kunnen fcheeren. F si Ka^  84 De S E k E E T A R' r s. Kapitei n. Doch, wat zal ik dan eigenlykbydenPrefidenc doen? van Graben. Alleenlyk verklaaren, dat de Sekretaris met u in Compagnie gefpeeld heeft. Kapitein. Dan geraak ik toch fteeds daarby in de engte! van Graben. Hoe zoo? Kapitein. Wegens Hazardfpel. van Graben, (met verwaandheid.') De Behuwdzoon van den Prefident helpt'er-u, gemaklyk, weder uit. Het zal geene fchaade voor u zyn, wanneer gy my de uitvoering des plans niet verderft. In vertrouwen! Heb ik eens myn genoegen van het Meisje, en haar vermoogen in myne handen;,dan fchuur ik mynen piek, en- wy vlieden dan naar een', anderen hoek der aarde, | geeven ons een andere Firma, en maaken met een ryken Fonds onzen handel te bloeiender. Wat I dunkt u daarvan ? Kapitein. Dat klinkt, zoo waar ik leef, niet flecht. Alleenlyk fchaam ik my, door zulke itreeken deezen  Derde -Bedryf. 25 zen rok te onteeren. Maar ik ben kreupel geichooten, en kan toch niet gaan bedelen; ikheb niets geleerd, dan exerceeren, vloeken en op zyn beft mynen naam te fchryven. Om mynen ftaat te onderhouden, wat blyft 'er voor my overig? van Graben Maak u daarover niet verlegen. Gelyk gezegd is: het verftand moet het geluk vergoeden; alzou ook een Prefident deswegen zot worden. Is het onze fchuld, dat wy geboorene arme Duivels zyn, en echter zoo goed als alle Hoog- en Welgeboorene gevoelen? Bekommert het deezen niet. wanneer zy maar in overvloed leeyen, hoe het op hunne Vaderen, en van deezen op hen gekomen is; waarom zouden wy 'er ons over bekommeren, hoe wy 'er aankomen ? Ieder ftreeft naar het befte doel; en, myn lieve Kapitein 1 Gaat het niet.op den rechten weg, dan zyn wy genoodzaakt, fluipwegen te zoeken: even veel! Wanneer wy het maar hebben. ■ Kapitein. • Alleenlyk, alles voorzigtig en geheim, opdat gy de Freule niet verlieft. van Graden. Hal Daarvoor moet de Hofraad my borg zyn, zoo heb ik alles vaft gemaakt. By geluk verliefde de zot zoofmoorlyk op myneBeretti ,dat hy haar niet üechtsmet gefchenken overlaadt, maar zelfs tr.ouF % wen  86 De Sekretaris. wen wil. Ik wil het zelfs, te zyner tyd, den Prefident beduiden , dat hy het my tot eene verdiende zal toerekenen, wanneer ik zynen Zoon daar losmaake. Luifter! Daar ruischt iets! Stil! Kapitein, (angjïig.) Ik geloof, daar komt iets! (De Hofraad, en kort daarna de Prefident, treeden. binnen.) Waart gy niet onwaardige Booswichten, welken ik verachten moet, dan wilde ik u myne wraak Jaaten gevoelen. van Graben. Wat komt u over, myn Lieve ? President. Myn Zoon! van Graben en de Kapitein, (ontjïeld.) Uwe Excellentie! — — van Graben. Ik heb de eer,uwe Excellentie den Heer Kapi, tein — — President. Ik heb aan uwe openhartigheid, en uwe fyne Projecten zeer veel aandeel genomen. van Graben. Projecten? Uwe Excellentie, ik wist niet.—s (Met  DekdeBedryf. 87 (Met zigtbaare onruft, en met alle blyken van verloeren moed.) Kap itein. Het was louter fcherts, uwe Excellentie. President. Welke men door verdiende ftraf zal moeten verdryven. (Hy roept.) Wacht! (Zykomt.) Neemt deeze beide Heeren in bewaaring, tot op nader bevel! (De wacht gaat met hun heen. President. Nu, myn Zoon! Hof r a a d, (knielende.) O Myn Vader! Ik fchaam, ik verfoei my zeiven.' Presid ent, (heft hem op.) Zoo moest uwe dwaasheid geneezen worden! Alle myne vermaaningen zouden dat niet uitgewerkt hebben. Ik wil alles vergeeten. flier mede fchenk ik u volkomen vergifnis, myn Zoon! Hofraad. Zoo veele goedheid ben ik niet waardigi Ik wil ze zoeken te verdienen. Gy zult het beleeven. F 4 Pre-  88 De Sekretaris. President. 't Is tyd, dat gy ernftiger aan uwe beftemming denkt, en niet langer door den maalftroom der driften u laat wegvoeren. Hofraad. Wan neer myn berouw zulks niet vermag, dan zal de tyd u eens gantschlyk met my verzoenen. God weet, dat ik het oprecht meen. Kon ik u maar terftond een bewys daarvan geeven! : President. Daarvoor heeft onzegenadigfte Vorft gezorgd. Gy zult met eenige Commiffien naar het Hof van Weenen gaan. Ik hoop, gy zyt daar medet te vreede?. Hofraad. Onverdiende genade! President. Nu ben ik minder bekommerd, ze aanteneemen, en u toe te vertrouwen. Eene zeldzaame gelegenheid, om u Eere en my Blydfchap te verwerven. (Prel komt.") Prel. Een oud Man wenfcht uwe Excellentie, te fpreeken. 1 I  DerdeBedryf. President. ; Wie is hy? Prel. Hy wilde zynen naain niet zeggen. President. Breng hem in myne kamer. ; (Prel gaat heen.) President. De vlek moet afgewaffchen worden. Rang en Tytels zyn niets, wanneer zy niet door eigene verdiende tot iets gemaakt worden. Hofraad. : Zult gy bezorgen, dat ik ras op reis gaa? President- Binnen weinig dagen. Zoek, intuiTchen, uwe zaaken in orde te brengen, myn zoon.' en wanneer gy hulp van nooden hebt, dan kom maar ge-, trooft by uwen ouden Vriend, welken gy tot hier toe een weinig veronachtzaamd hebt. (Hy kujlhem, en vertrekt.) Hofraad. Welk een Vader.' (Hy gaat heen.) (De Kamer van den Prejident.) , (De oude. Woge, ouwerwetfch, doch betaamlyk gekleed. F $ Wo-  so Be Skkhehsjs; Woge. Wanneer hy maar kwam! Ik heb lang niet meer met zulke menfchen gefprooken; dat maakt my verlegen; uit ongewoonte, niet uit vrees. (De Prefident komt.) President. Waar mede kan ik u dienen, myn lieve oude Man? — Stoelen! (Prel zet Jloelen en vertrekt.) President. Wy zullen ons neerzetten. Woge. Uwe Excellentie veroorloove my, dat ik ftaa: ik heb het my gewend. President. Ik hoor niets, voor dat — (Beiden gaan zitten.) Nu? Woge. Uwe Excellentie vergunne my een genegen gehoor. Ik heb niet veel te zeggen; te verzoeken heb ik niets. President. Schaade! Ingevalle ik u dienftkon doen. Door een' daadlykendienft leertmen zich beter kennen, dan door honderd beloften. Wo-  D E 1 DE BlBHI. SS Woge. Ik kcnne de edele zyde van uw karakter, e» zulks boezemt my vertrouwen in. President. Wie zyt gy? Woge. Een vandiegeenen, welke zynen fchoonenleeftyd, zyne welvaart en bykans zyn geheele Leeven. ten dienfte van het Vaderland opgeofferd heeft. Ondankbaarheid en vervolging ondervond ik tot belooning. My bleef niets overig dan myn bewuft zyn —m President. pwen naam, lieve oude Man? Woge. Terftond! Sints ruim twintig jaaren heb ik, nagenoeg op eenen en den zeiven tyd, eene edele Echtgenoote, een' aanzienlyken Poft en een gewigtig Proces verlooren. De dood ontrukte my myne Egaê. Mynen Poft als Generaal werd ik doorziekte en kabaaien genoodzaakt te verhaten; en myn Proces verloor ik, naar de uitfpraak der Regtsgeleerden, van Rechtswege! En die het won, waar| Gy! President. Hoe! zyt gy dan veelügt — — Wc.  & 3?j5 SECRETARIS, Woge. Erinnert gy u nog den Generaal van Hortt? Zekerlyk fchyn ik het niette zyn; doch (hy haalt Pa. pieren uit zynen zak, welken hy den Prefident geeft.) deeze zullen het u bewyzen. President, Maar al te waar.' God! Hoe veranderd! Hoe onkenbaar! Generaal. Overtuig u door myn voorbeeld, hoe laagmen van het toppunt van geluk neer kan zinken, maar beklaag my niet! President. De onbarmhartigheid des noodlots, myn Heer. Generaal. Generaal. Niet des Noodlots, maar der Menfchen. - Doch nog iets! —Gyweet, dat ik, na deeze wederwaardigheden , my der waereld onttrok. Ik wendde eene reis voor, verbergde my ondereen* vreemde naam in de eenzaamheid, en leefde van het geredde overfchotmyner geluksgoederen zuiniglyk, maar vergenoegd. Myne lieve EchtgeJioote had my eenen Zoon nagelaaten. — President. Dat weet ik. Wat is van hem geworden ? Ge-  Deröe Bedryf. i>3 Generaal. Ik voedde hem met tedere zorgvuldigheid op, en verheelde voor hem mynen waaren naam. De plant tierde onder myneoppasfinggelukkig, groeide op, en verbreidde haare weldaadige fchaduw ook over my. Myn Zoon maakt, dat ik myne hooge jaaren, thans, onbekommerd, in ruft en gemak, getrooft mag ilyten , wyl de refr van myn fober vermogen , door ongevallen nog verminderd, tot myn onderhoud niet meer toereikends was. En deeze myn Zoon is Woge 1 President. De Sekretaris? Wonderlyk? Generaal. Gy hebt hem edel behandeld; dat heeft eene weldaadige werking op my gehad. Gy hebt mistrouwen tegen hem opgevat; dat fmert my! Zyne genegenheid voor deFreule, uwe Dochter, maakt hem ttraf baar in uwe oogen. Dit perst my het geheim af, welk ik tot hiertoe gehouden heb, opdat veelligt niet door onverdiende verootmoediging — President. Liefde heeft geen verftand. Ik moet bekennen , deeze Liefdewisfeling flreed tegen myne grondftellingen: maar nu ziet het'er anders uit. Uw Zoonis een voortreflyk Jongman, die myne gant-  94 De Sekretaris. gantfche Liefde an de Achting der geheele wae» reid verdient. Generaal. Wanneer ik hem, vooraf, van eene verdenking zal gezuiverd hebben: dat hy, naamlyk, door Speelzucht gedreeven, het onwaardig oogmerk gehad had — President. Alles, alles weet ik.' Ik heb hem gekrenkt, beleedigd! (Hy fchelt.) Ik denk (vattende hem' vertrouwelyk by de hand) Heer Generaal! die zich niet ontziet, overhaastingen te begaan^ moet zich ook niet ontzien, dezelve weder te vergoeden. Prel, (komt.) Uwe Excellentie! Prestdent. Myne oudfte Dochter! Prel, (gaat heen.) President. Uwen Zoon wil ik genoegdoening geeven; maar vooraf eene bede aan u! Generaal. Wat kunt gy van my nog te bidden hebben? Pre-  Derde Bedryf. 95 President. Beantwoording van dat geen, 'twelk ikvooru gevoel; Vertrouwen, Vriendfchap. Generaal. Gy kent bereids myne geneigdheden. Ik acht my gelukkig, wanneer gy my met uwe Vriendfchap verwaardigt. President. Vriend.' Om vergifnis, en vergeeving van het gebeurde bid ik u? Generaal. Myne eer is ongefchonden; misverftand beleedigt my niet. President. Ik heb u het uwe ontnomen, heb u in uwen Zoon beleedigd. Ik wenschie, dat myne Dochter het alles kon goed maaken.' Geldt het! myn oude Vriend? Genera al, (ter zyde.) Alle bedenklykheden vervallen by de gedacb> te: mynen Zoon gelukkig te zien! (tot den Prejident.) Myn Zoon heeft 'er niets tegen te verzet ten; overweegt maar zelf! President. Een Man, gelyk hy, behoeft maar zich zei ven. Geldt het! Dan flaat in. Dat de Luidjes, daar wy  5*5 De S e k k e t a r r ?:' wy van fpreeken, het willen, wceten wy toch reeds. Generaal. Heer Prefident! Geene nieuwe overhaasting! President, (ziet hem bedenklyk aan.) Gy hebt my eene valfche bly dfchap veroorzaakt! Uw hart heeft my niet vergeeven! Gen eraal, (met warmte.) Het zweeft my op de lippen, Vriend! (Hy omarmt hem.) Zie hier, myne hand daarop! President. Ó Myn oude, wedergevonden Vriend! Gy geeft my ï&yne ruit weder! Het gewonnen Proces lag my akyd als een iteen öp het hart! Nu bly ven wy by elkander, heipen ons getrouw onze lasten dragen , dceien iedere weldaad des leevens , met violyke dankbaarheid jegens Hem , die ze ons fenenkt, met elkander, en fcheiden niet eer, ■voor dat de laatfte onvermydlyke uuie ftaat. Generaal. Anders was zy my fteeds welkom! Thans mag zy nog maar wac vertraagen. (Devoorigen, Louife.) President, (zachtjes tegen de Generaal.) Hebt gy u reeds aan uwen Zoon ontdekt? Ge-  DeRDeBedryf. 97 Generaal, (insgelyks zoo tot den Prefident.) Neen; hy houdt my nog .fteeds voor een'ortgelukkigen Koopman. President. Laat dan de geheele ontwikkeling aan my over. (Tot Louife.) Gy hebt gefchreid? L o u i s e. Uw ongenoegen heeft my wee gedaan, myri Vad'êr.' President. Het was echter niet onrechtvaardig? L o v i s e. Veroordeel my! Alleenlyk krenk toch niet den Man, die zoo groot, zoo edelmoedig jegens ons gehandeld heeft! President. En waardoor? L o u i s e. Hy- heeft 'er geluk en eer aan gewaagd, dén Broeder van het verderf te redden. .President. Jaa, zoo! Dat hy zich met fchurken heeft aangelegd , om hem te grond te helpen. L o ui se, (haalt de goudbeurs uit haaren zak.) De fchyn is tegen hem, en nogthans is hy onfcbuldig! Hv heeft zich onder roovers gewaagd, öm zyn aandeel den beroofden weder te geeveil. ✓ G I"RÉ*  Q% De Sekretaris. President. Is het ook alles waar? L o u i s e. Zoo waar, als —, President. Zweer niet! Ik geioof u. Dit zy dan afgedaan en bygelegdl (Hy fcheit.) 6 ' Prel, (Hy komt.) President, (fpreekt heimlyk tot Prel. Daarna half overluid;) Maar terftond ! Op ditoogenblik! Prel, (Vertrekt.) President, (tot Louife) Maar uwe ligtzinnigheid is toch rtraf baar.'Hoe kunt gy die ontlchuldigen ? L o ui s e, (ten uiterjle verlegen.) Myn Vader! Myn hart — Prestdent. Iseenmondvriend; daarmede is het niets. L o u i s e. Het doet my over niets fchaamrood worden. President. Het doet niet wel daaraan. Zyne vertrouwlykheul met u heeft my beleedigd; en van u had ik meer zedigheid verwacht. L o u i s e , (zy omvat zyne knieën.^ O myn Vader- - Zyn edel karakter,- uwe loffpiaaken hebben wy weggerukt. Ge-  Ö É r D e BeDRYF. S*9 Generaal, {tot zich zeiven.') Welk fchoon getuigenis,! President. Nu zou ik zelfs nog wel de fchuld hebben! Staa op! (Zy ryft op.) {jet zy zoo! Ik heb eens voorgenomen, alle myne belcedigers te vergeeven. Maar hoor! Wy! het toch met Woge niet gaan kan; zoo zal Woge myn Huis gantfchlyk myden. Gy zult u in acht neemen, ooit geleegenheid te zoeken , hem heimlyk te fpreeken. (van der Linde, Sophie, by de voorigen.) President. Ach! Zie daar! (tot den G.meraaal.) Dat is myne jongfté Dochter, en de Heer Kapitein van der Linde 1 {tot deezen) dit is een oud goed Vriend van my, dien gy wel nader zult leerenkennén. (Zy maaken komplimenten jegens elkander.) (Tot den Generaal.) Zy zullen in 't kort een paar worden. Ik hoop, dat zy voor elkander gebooren zyn! Generaal. Ontvangt mynen oprechten gelukwensen! President. Gy zoudt, veelligt, liever heden dan morgen, de inzegening van den Heer Pastor ontvangen. Men kan hst u aanzien: maar dat gaat niet! van der Linde. Gelyk gy het goedvindt. G 2 Pee-  ïoo De Sekretaris. President. Gy weet, dat ik in veele Hukken een gantsch . byzonder patroon ben. Dus heb ik eens voorgenomen, myne jongde Dochter vollirekt niet voorde oudfte uit het Huis te laaten gaan. Sophie. Dat kan ik my ligt laaten welgevallen , myn lieve Vader! Vermits myne Zuster toch heden of morgen met van Graben — President. Neen, neen! myne Dochter! Daarvan wordt mets! Wegens van Graben heb ik my anders moeten bedenken. Doch, opdat dit u niet te lang m uw geluk ophóude, zoo heb ik'voor Loaize reeds een' anderen braven Man on V fpoor. r L o u i z e. Ik doe afftand van dit voorrecht. Vergun my Heffte Vader, dat ik by u mag bJyven! Gy zyt anders geheel verlaaten. President. Dat zal zich fchikken. Hy is uit eene der oudfte Familien, en u volkomen gelyk. Hy heeft wel geen vermogen, maar de uitmuntendfte verdienden. Wyl gy 0p deeze laatftén toch akyd meest gezien hebt, en op rykdom niet behoeft te zien, zoo is dat verder geen gebrek in hem. Sophie. Hoe heet hy? Myn lieve Vader! Pre-  Derde B e d r y r. ioi President. Van Horst! Zyn Vader was Generaal in dienfr. van onzen Vorst. L o u i s e. Nimmermeer! Ik trouwe nooit l P resident. Dat zal zich fchikken. L o u i s E. Den Man, dien myn hart niet kiezen mag, kan ik nooit beminnen; met dien kan ik nooit gelukkig zyn. President. Dat zal zich fchikken, myne Dochter! Gy zult wel anders fpreeken, wanneer gy maar eerst den Man leert kennen. L o u i s E. Gy waart altyd een zoo goedgunfiig, Iiefderyk Vader; en wilt gy my om een enkel vooroordeel in onafzienlyke ellende ftorten ? President. Het zal zich fchikken. Sophie. Kwelt toch de arme Louife niet; neen! Myn lieve Vader! Liever wil ik in alle eeuwigheid wachten, eer ik myn geluk met haare traanenzou koopen. G 3 Loui-  *°* D e S e k r e t a r i 5. L 9 v i S e, (aangedaan.) O Myne Zuster) President. Dat zal zich fchikken. En gelyk gezegd is- Ik kan dulden 7 ^ ^ ? lk geene ^fpraak L o u i s e. de?11^ ? °Ver my' beste'goedertierenfte Va- ft ^* *• «* (De Stóm Mnnen met eerbiedige bui- ging.) Sekretaris, (tot den Preftdent.) Uwe Excellentie heeft my laaten roepen. President. Vriend.' Ik heb u zeer gevoelig beieedigd dat doet my leed! Gy zyt onfchuldig! Daarom, bid ik U om vergifnis! Schenk my uw vertrouwen, uws liefde weder! Wy willen nu als voorheen Vrienden zyn. ILU Sekretaris. Heer Prefident! Uwe goedheid beweegt my tot in myne ziel! ' Prestdekt. Opdat gy ziet, dat bet ra? ernst is, dat ik ook als bewaarder der Wetten uw Eigendomsrecht niet  Derde Bedryf, 103 niet krenken wil, zoo geef ik u rnyne Louife ter Vrouwe. (Hy voegt hunne handen te zomen.) Sekretaris, (trekt de zyne te rug.) Gy fpot! Dat heb ik niet verdiend. L o u 1 s e. O myn Vader! Wat is Jer in uw hart omgegaan! President. Goede Louife ! Dat is immers uw Heer van Horst, en myn oude Vriend aldaar, is zyn waardige Vader. Sekretaris. Hoe, wat! Dat is eene dwaaling! Generaal. Neen! Myn Zoon.' Gy zult alles verneemen. President, (tot Louife.) • Nu, wilt gy hem niet? Louis e, (den Prefident om den hals vallende.) O myn Vader! Nu begryp ik u! Uwe weldaad is onuitfpreeklyk! President, (v oegt hunne handen te zamen.1 God zegene u, myne Kinderen.' (Allen wenfchen hun geluk.) Lo uis e, (met den jongen van Horst tot den Generaal) L o u i s e. Ook uwen zegen, myn lieve Vader? Ga-  ï©4 D « Sekretaris. Gene raal. Geheiligd zy uwe Liefde! Leeft vrolyke en gelukkige dagen. Jonge van Horst, (in vrolyke verbaasdheid.) Nog is my alles, gelyk een droom! Was het mooglyk! Louife de myne! L o u i s e. De uwe voor eeuwig! (Zy omarmen zich.) President. Jaa, jaa! en Amen daar op! — Nu willen wy heen gaan, en aan alle lieden vertellen, dat wy twee dagen achter elkander Bruiloftsfeesten heb • ben. Eerst de oudfte, dan de jongde, gelyk ik het eens gezegd hebbe. Een dag is voor myne vreugde te weinig. Gy zyt allen gepaard ,• ook ik ben niet vergeeten. Kom, myn Vriend.' (tot den Generaal:) in myne armen! Wy willen aanfchouv/ers zyn, en de vrolykheid der jeugd nog eens génieten. Generaal. Wat doet het my goed, na zoo veele jaaren van droefheid! Geleèden kommer is de faus der vreugde! Ongeluk beproeft onze deugden en maakt ons den Hemel van meer waardy. (Het Gordyn valt.) E Y N D E.