DE f ' *- JALOERSCHE TEGEN DANK: T O ONEELSÏEL, ' NAAR. HET FRANSCH» DOOR P/. VAN 0 L L E F E N, Caspersa, Te A M STELT) A M, ï>y J. HELDERS en A. MARS. 1798. 0,S,\Dat.Fnh Met £rtvile$it.   Ceen Exemplaareu zullen voor echt gehouden worden, dan die welken door den Secretaris van den Schouwburg der Bataaffche Republiek, te JiHfterdam*gQtékQri& zyn.  PERSOONEK VAltlONT. EMILIA, Vrouw van Vahnont. CONSTANTIA, ZuStei~\ \ van Emilia* l ROSETTE, Kamenier J Twee Bedienden. liet Tooneel is te ParyS. DB  D F, JALOERSCHE TEGEN DANK.* T O ONKELS PEL. ■ —-a30)(!0>-«» < Oiv (r©$3«— ' ■ Het Toonecl verbeeldt een zaal; aan de eene zyde is de Studeerkamer van Valmont; aan ds andere, '.neer ac'iterwaards, de kamer van Emilia; digt by de deur van Falmonfs kamer , /laat een fortepiano; daar tegenover, een fop ha, en een tafel, waarop ecnig, naaiwerk, en een byna uitgebrande kaars: by het opgaan van het gordyn , zit Rofette op de fopha te flaapen met haar naaiwerk in de hand. EERSTE T 0 0 N E E L. VALMÓNT, in zyn kamer. roSETTE, flaapende, valmont. Jacob! Jacob! • ■ rosette, cntwaakcnde. Welk een gerucht! valmont.. Jacob! rosette, ' Het is delTem van Mynheer! zou hy reeds opgedaan zyn - zou ik hier dan den gaiufchen nacht doorgébragc A heb-  a DE JALOERSCHE TEGEN DANKt hebben! maar dit is oir.nogelyk, want Mevrouw is immers nog op het bal; en Mynheerfliep zeer gerustdat men door de liefde uit de armen van den flaap wordt gewekt, is aangenaam; maar doordeflavcrny, door den arbeid, 6 dat is zeer onaangenaam!— de braave Valmont flyt het beste gedeelte zyns levens , met dag en nacht te mymeren over zyn problema's} Mevrouw gaat op danspartyen, en ik verveel my zelve overal: Mevrouw heeft ondertusfchen groot gelyk; in heure jaaren geeven bals, conferten en opera's, meer vermaak dan yskoude wis- en reken- kunde; en dit is zeer natuurlyk: maar het geen my verwondert, is dat Mynh'eer zyn jeugdige vrouw zo zeer verwaarloost; en dat waarom? om een problema! welke zotheid! val bi o nt. Zult gy haast komen , Jacob! r o set te. Hy is 't — en als men, met dit alles, hem hoort fpreeken, zou men 'er wel een eed op willen doen dat hy zyn vrouw bemint; maar zou hy als dan den jongen Wilfon hier dagelyks wel zo onverfchillig in huis zien verkeeren? in dit geval is hy volftrekt ongevoelig; hy gelooft, dat het onmogelyk is hem jaloers te maaken; ja hy weet niet eens wat een medeminnaar te zeggen ïs — Wilfon blyft verfchrikkelyk lang uit! Mevrouw is met hem naar 'tbal gegaan. Het wachten begint my te  T O O N E E L S P E L. 3 'te verveelen. (Zygaat aan het vengflzr /laan.) [Iet is reeds klaar dag, en dat maakt my ongerust: Mevrouw is' ook nog nooit den geheelen nacht uitgebleven ! ik zie tioggeen mensch.(Z)> gaat naar de hamer van Faimont.} Nu ziet gy 'i eens Mynhe'er; dat is dan nu het gevolg van uwe onbezonnen uitdaging van gisteren avond, toen gy Mevrouw durfdet tarten u jaloers te maaken ! wie wéét'-wat u nu boven 'thoofd hangt! ofMevrouw zig niet wil wreeken - ó men moet geen vrouw tergen, dit is gevaarlyk. (Z31 verWjd&t zig.) Hy komt maar als hy nu eens in Mevrouws kamer gaan wilde* ó dit moet ik hem beletten! verbergen wy voor hem, dat zy federt gisteren avond niet t' huis geweest is. (_Zy blaau de baars uit.') Alles te zien is myn vermaak; maar te zwyge^ is myn pligt. TWEEDE T O O N E E L. val mo nt. r o set te. V a l m o n t : hy heeft een boek in zyn hand en leest. „ De waare liefde, gegrond, op zuivere achting* ., kent geene jaloezy ! " deeze fpreuk is waarachtig. Ja, ik bemin myne Emilia! ik acht haar! en nimmer zal de jaloezy in mynen boezem fluipen< r o s e t t e , ter zyde. Dat gaat nog zo vast niet. A 3 VAt-  4 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: V ALM ONT. . Ik beklaag den man, die , altyd achterdochtig, als een argus zyne vrouw befpiedt, haar fteeds als hcure fchaduw vergezelt. R OSETTE. Te veel achterdocht mishaagt; maar een vrouw vindt tog ook geen vermaak, dat men ten haaren opzichte al te gerust zig vertoont. Een man, die alles zien wil, wordt dikwyls door zyn vrouw verblind; maar, die niets zien wil is 'er vry wat erger aan. VALMONT. Denkt gy datRofet? R O SET TE. Ja Mynheer! ik zeg het u voor de vuist; gy zyt al . te gerust. ' # VALMONT. Wat wil dit zeggen Rofette? — gykunt, ten opzichtevan andere mannen, gelyk hebben, maar ik, ik ken myne Emilia! gaat zy op bals, comedies en conferten, wel nu, zy vindt daar fmaak in; maar zy gaat 'er niet om my te hoonen; ik kan haar immers, in heure jaaren, niet opfluiten, en geeven haar de flaverny voor huwelyksgoed? te midden van duizend aanbidders, die haar elders mogen omringen , ziet zy niemand als ray; ik ben daarvan verzekerd: men waage het Hechts om haar te verleiden, zy zal de proef doorftaan, Heuriiart is my bekend; en heciaype i*  T O O N E E L S P E L. 3 is volkomen gerust: heb ik geen gelyk? Wilfon is immers by haar! hy is myn vriend; heeft haar van de foupé'mede naar't bal genomen, en haar voor middernacht weder t' huis gebragi! - het gedrag van dien man is onberispelyk. rosette, ter zyde* Vooral federt gisteren, valmont. Ik wil myne Emilia gaan wekken. rosette. O Mynheer! het is nog naauwlyks dag - Mevrouw heeft de rust noodig - indien ik durfde.... valmont. Welnu! gy hebt gelyk: zy-heeft rust noodig, ik zal wachten tot zy fchelt. rosette, ter zyde. Dan zult gy nog lang wachten. valmont. Heeft myne Emilia wat vermaak op het bal gehad? , heeft zy een weinig gedanst? rosette. Zy is nog zeer jong Mynheer! valmont. Zy heeft 'er naauwlyks een paaruuren kunnen zyn; waarlyk weinig genoeg! rosette. Een paaruuren, Mynheer! - kan Mevrouw, langer dan twee uuren, zulk een beminnelyk man verlaaten? A 3 val-  6 DE JALÖERSCME TEGEN DANK: V AL MO N T. En evenwel begeert men dnt ik jaloers zyn zaH neen Rofette, zulks is onmogelyk; dat zweer ik. ROSETTE O zweer niet Mynheer! uit vreeze van meineedig te worden. VALMONT. Ik ben volkomen gerust omtrent myne vrouw - ondertusfehen flaapt zy heden vry lang- waarom zoude ik , terwyl zy flaapt, haar geen kusch gaan brengen? ROSETTE: zy wederhoudt hem. Mevrouw was in geen goeden luim toen zy te bed ging : ei, laat haar nog wat rusten! VALMONT. Welnu, ik zal dan wachten — Ondertusfchen heb ik hier myn problema, en zal my daar vast zo lang mede bezig houden. (Ey gaat zitten.') Myn vriend Wilfon heeft my hetzelve, als onoplosbaar, voorgefteld. ROSETTE. Maar Mynheer! dit zal immers in uw ftudeerkamer veel beter gelukken dan hier. VALMONT. Wanneer ik dit ftuk gelukkig ten einde breng, dan zal Wilfon moeten toeftaan, dat men 'my vruchtloos in de knel zou willen brengen — welk een triumf! ROSETTE. Maar.... VAL-  TOONEELSPEL. f valmont. Ik moet aÖeen zyn. Vertrek. rosette. Ik ga Mynheer. (Ter zyde.) O welk een list! men geeft een onoplosbaar problema aan den man, om zig ongehinderd met de vrouw te kunnen vermaaken! Maar hoe! — een reituig! (Zy ziet door het vengfter.') Hemel! het is Mevrouw !— wat nu begonnen! — Inuw kamer — in uw cabinet Mynheer! — het gaat hier niet goed. valmont. O ik ben hier zeer wel, zeg ik u; het gaat hier zeer goed. Gy kunt gaan ; of verkiest gy te blyven , ga dan aan uw werk, maar hinder my niet ; fpreek yooral geen enkeld woord. rosItte, ter zyde. Die vervloekte problema's! — Mevrouw zal hier komen! alles is ontdekt, zo hy hier blyft! valmont. Wees toch wat flil Rofet. QEr word gefcheld.") rosette, ter zyde Daar is zy reeds! valmont. Hoe! zo vroeg gefcheld!— ga Rofette! zie wie 'er is. rosette, terwyl zy naar het vengfter gaat. Ik fterf van fchrik! A 4 VAL-  S DE JALOERSCHS TEGEN DANK: VALMONT. Wie is 't? ROSETTE. Ik zie geen mensch, Mynheer! 't is mogelyk een puisje. V A L M O N T. Welnu, blyf dan aan het vengfier ftaan, dan kunt gy ze mogelyk betrappen. ROSETTE. O ga toch in uw kamér, Mynheer! VALMONT. Aan het vengfier Rofettè! aan 't vengfter! ROSETTE, zonder dat zy gaat. Ik ga al Mynheer!- het ismaar... VALMONT. Welnu, het is maar?— zultgymy zyn naam noemen? Wie is het? i ROSETTE. Zyn naam?- dien heb ik vergeeten; VALMONT: hy ftaat op. • Ik zal dan maar gaan , en zelf zien..., ROSETTE. Oikweet het al, Mynheer! het is uw vriend Wilfon; hy komt zekerlyk... VALMONT. Om zyn problema— 6! hyzal zien*dat ik meerwcet fian hy,  TOONEELSPEL. 9 UOSEITE, ter zyde. Misfchicn! VA LM ON T. Maar zo vroeg had ik hem tog ook niet verwacht. ('Er wordt weder gsfcheld.) Goed! goed! ik ben gereed!- Maar hoe! geen fchryfgcreedfchap hier? — fchielyk, fchielyk naar myn kamer om het te haaien! (>Er wordt fterkergefcheld.) Opende deur Rofette! laat den geleerden Dodor terwyi maar binnen komen; ik kom 20 weêr, om hem voldoening te geeven. (Hy SMfl *n zyn kamer.) ROSETTE: zy lacht, na dat zy de deur geopend heeft. Zie daar een beminnelyk doftor, die de'kunst van behaagen verftaat. DERDE T O O N E E L\ EMILIA. ROSETTE. EMILIA; hy het opkomen tegen Wilfon. Ik Item in uw voorflel Mynheer, en zal my daar na gedragen; zend haar maar ten eersten bymy. Vaarwel! ROSETTE, in haar zeh'e. Zyn voorflag wordt aangenomen! - Hy terug gezonden!- nu, dat verftaat zig - Mynheer mogt komen. EMILIA. Waarom- hebt gy my driemaal laatcn fchellen , eer gyde deur geopend hebt? of moest ik wachten tot het u gelegen kwam? A 5 R0-  io DE JALOERSCHE TEGEN DANKr rosette. Ja Mevrouw - Spreek zacht! emilia. Hoe! zacht? en waarom? rosette. Mynheer is daar. emilia. En wat doet hy? rosette. Wie weet Mevrouw... een problema! emilia. Draag zorg hem niet te hoonen; dit is alles wat liy bemint; en ik wil niet dat men hem ftoore; voor het minst wenschte ik te weeten waarom myn man my op het bal niet is komen zien. ros e t te. Hy moest werken. emilia. Nimmer vergunt hy zig eenig vermaak! altyd aan £yne bezigheden! ó welk een man! r o s e tte. Niet waar Mevrouw? Mynheer maakt niets als problema's ? emilia. Is hy, federd gisteren, wel eens uit zyn kamer geweest? rosette. Hy is 'er zo even eerst weder ingegaan. emi-  TOONEELSPE L. u EMILIA. Was hy ongerust? R OSETTE. Geenzins! EMILIA. Hy zal tog wel naarmy gevraagd hebben? hy heeft ;eekerlyk naar my gewacht? ROSETTE. Waarom Mevrouw? hy is op zyn gewoonentyd naar >ed gegaan, eu heeft den gantfchen nacht gerust gelapen. EMILIA. Gerust geflapen! is hy niet in myn kamer geweest? ROSETTE. Hy fcheen 'er veel lust toe te hebben, doch ik heb iet hem noch gelukkig belet; maar, ó Mevrouw! het leeft my veel werk gekost. EMILIA. En waarom hebt gy dat gedaan? ROSETTE. Waarom, Mevrouw? hy dacht dat gy in de rusf ivaart. EMILIA. Dat ik fliep* ROSETTE. Zonder twyfel - maar fpreek wat zachter! EMI<  ia DE JALOERSCHE TEGEN DANK: EMILIA. Waarom zottin? ik bleef met voordacht den gsnt- i fchen nacht uit; en hy wist het niet! ROSETTE. Ik begryp u niet Mevrouw! ik heb myn best gedaan t>m dit voor uw' man te verbergen. E M I L I A. En op wiens last? heb ik u dit bevolen? uwe uil-, zwygendheid beledigt my. ROSETTE. Ik fta verftomd, Mevrouw! ik dacht, op myne eer»j u dienst te doen. EMILIA. En gy hebt my gehoond. ROSETTE. Vergeef het my, Mevrouw! ik ben daaromtrent onfchuldig. EMILIA. Vergeet nimmer, Rofette! dat myn gedrag onbe■rispelykis, en dat ik nimmer, ten mynen opzichte, menige geheimhouding nodig had, of die begeer. ROSETTE. Zeer wel Mevrouw. EMILIA. , En drt alle ongevergde diensten my haatelyk zyn. ROSETTE. Zeer wel Mevrouw! EMI-  TOONEELSPEL. t& EMILIA. En , om eindelyk uwen , misdag te verbeteren, ;ebied ik u , terfrond by myn' man te gaan, en hein e zeggen, dat ik, zo even eerst van het bal terug ■Bomen ben - verdaat gy? zo even. ROSETTE. Zeer wel Mevrouw! zeer wcll EMILIA. Nu ga dan - ga dan! Ik bid 'er u om! ga ;eg ik Rofetl ROSETTE. Ik ga Mevrouw! ik ga - O welk een vrouwl , riER.DE T O O N E E L. EMILIA. "Hemel! Valmont bemint my niet meer! welkeen jloodlyke dag voor myn hart! wanneer ik verre van ïem ben, flaapt hy gerust! hy geeft my, een geheelen 'nachtlang, over, aan gevaarelyke wezens, die, alleen hfïn my aanweezig fcheenen te zyn , terwyl ik niets zie, man niets denk, dan aan myn waarden Valmont! ik i tond, in 't midden der vermaaklykheden, ten doel :ian het verdriet, doorzyne afweezigheid veroorzaakt, :u hy, gelukkig doorzyne dwaasheid, vindt het vernaak in zyne raymeringen «n vergeet zyne gade - ongelukkige Emilia!— maar moet men dan den geest met '. .veetenfehappen verrykeu , om het hart van verdriet te  ftf DE JALOERSCHE TEGEN DANK: telaaten kwynen? neen! ik wil dat vermaak zig aan ver- i fland huwe; geenszins dat men het laatfte verlo-, Chene, om, ondanks zig zelve, eene vertooning van geleerdheid te doen fchitteren — weg met dtrgelyke zotten! zy zyn rder menschlyke zamenleeving hoogst onwaardig— Valmont lacht met jaloezy; hy waant dat zyne wysbegeerte hem voor die hartstocht zal befchermen; en ik begeer hem te overtuigen dat hy öngeiyk heeft: reeds heeft hy my uitgedaagd om hem jaloers te maaken; ik zal myn vermogen doen gelden, enhetvuurderjaloezyinzynborstontfteeken. Ja, Valmont.* deezen avond zal ik van uwen raad gebruik maaken* Ik verwacht myn zuster hier; op haar, ftel ik al myn hoop : zy komt nog deezen dag, volgends inhoud van den brief, die zy my gezonden heeft, en waar in ' 2y zegt: „Eindelyk, na alles overwogen te hebben, waarde 1 zuster! ben ik vry ! dit heb; ik u te danken. Ik 5} verlaat Touloufe, om by u te komen woonen; doch, j s, daar ik verpiigt ben geheel alleen te reizen, heb n ik het befluit genomen, my in mans klederen te 9j freeken ; gy weet dat my dezelve niet onaardig ftaan." O zy ftaan u uitneemend fraai! Wilfon zal haar hier in huis brengen , en haar van alles onderrichten. „Den >, tienden vsn deezen maand, s'morgens om negen uuren, ben ik by u—Vaar wel." Den tienden, myn lieve zuster! dat is heden! ei) het is haast negen uuren, O kom  T O Ó N E E L S P E L. 15 O lom dan! kom dan, lieve zusterl help my de liefde een' dienst doen, die het geluk van myn leven zal bevestigen. VT F D E T O O N E E L. EMILIA. ROSETTE. ROSETTE: zy komt uit de kamer van Valmont. Hemel! welke eene dolligheid! EMILIA. Welnu! wat doet myn man? legt hy eindelyk de pen neder? zal hy my komen zien? ROSETTE. Neen zeker niet Mevrouw, hy werkt nog gefladig Voor zyn' vriend Wilfon. EMILIA. En gy hebt hem dan niets gezegd? ROSETTE. Hem gezegd Mevrouw? ja wel! — of men daar* al kort of lang ftaat te pfaaten, uw man prevelt heden zulke barbaarfche woorden, dat men 'er niets van kan begrypen — met de armen kruiswyze over elkander $ het hoofd op de.borst hangende, is hy onbeweegelyk, en ftaart op den grond. Of ik nu al zeg: „Myn. heer! Mevrouw is t' huis gekomen, zy verwacht u met ongeduld —" geen antwoord, fchreeuw ik eindelyk &o hard , dat hy my wel moet hooren: „ Myn- „ heer!  t* DE JALÜERSCHE TEGEN DANK: „heer! Mevrouw is t'huis!" dan zegt hy, op eert j barfen toon: „Moet men my dan eeuwig komen „ftooren! ik wil volftrekt alleen zyn. ' Onmensen- j „ lyke Rofette! zonder u had ik myn werk gelukkig ■ „teneinde gebragt! ga; zeg uwe meesteres.... ga „ zeg ik u." Ik wil antwoorden; hy ziet óm; word my gewaar, ontwaakt uit zynemymering; zet my by 1 een'arm de deur uit, met dit compliment: ,, vervloekte ■ plaaggeest! voord van hier zeg ik u; voord vanhier." en zie daar ben ik Mevrouw. EMILIA. Zyne dwaasheid is thans tèn hoogden top- geile-.; gen, het is tyd hem daarvan te genezen. ROSETTE. O Mevrouw! indien gy geen zorgdraagt, zal hetflecht met uw' man afloopen. EMILIA. Ik zal 'er in voorzien Rofette, en ga , om aiies daar. toe-in gereedheid te brengen. ROSETTE. Daar wordt gefcheld Mevrouw. (Zygaat om de deur-, te openen.) EMILIA. 'T is gewis myn zuster — myn hart zegt het my! ROSETTE. Daar is een jong vreemdeling die naar u vraagt Me- . vrouw: O wat ziet hy 'er beminnelykuit, hy fchynt een juweel van een man te zyn. E MI-  T O O N E Ê L S P E L. i? emii. iA. Verzoek hem binnen te komen. ROSET 1'E, O tiaar komt hy reeds. EMiLiAj ter zyde. Zy is 't! ZESDE TO O N E E L. EMILIA, c o n S T a n T ia , in mans klederen. ROSETTE. Conflantia Wil haar zuster omhelzen, doch deeze , óp Rofette wyzende, geeft haar een teken , waarha zy zig wederhoudtheiden maaken zy veel geheimzinnige bewcegingen. emilia, tegen Rofette. X->aat ons alleen. rosette: zy gaat niet heen. Zeer wel Mevrouw. emilia. Nu ga dan. ROSETTE: zy vcrwydert zig, oiiwillig. Ik moet daartog meer van'hebben. EMÏLlA. Draag zorg dat, zonder myn bevel, hier niemand binnen kome". B RU-  x8 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: ROSETTE: zy gaat doch blyft voord verder ftaan, Ja wel Mevrouw. EMILIA. Ga , zeg ik n! ROSETTE. Lieve hemel! welk een drift!-O myn arme meester 1 Z E FE ND E T O O N E E L. EMILIA, CONSTANTIA. EMILIA. ^Welk een genoegen, myn zuster! hoe brand ik van verlangen om'u te zien! dat ik u omhelze! CQNSTANTIA. Nietminder is myn hart verheugd: Toulouze, hoe behaagelyk anderzius voor my, had, zonder u, geene bekooreiykheden meer-; daarom heb ik vast befioten, om voor altoos te blyven, waar ik myn lieve zuster mag aanfchouwen. EMILIA, Nu voor dit maal al complimenten genoeg; fpreeken [ wy van onze zaak. Myn voorneemen isu bekend. CONSTANTIA. Wilfon heeft my van alles verflag gedaan , en gy kunt volkomen ftaat op my maaken. Vergeef het my, zuster! maar uw man moet, met eerbied gefpröken, een  T O O N E E L S P E L. 't9 ■d:en rechte Zotskap zyn ; hy durfde u uitdagen hem jaloers te maaken ! ik moet'er wnarlyk om lagchen. E MI LIA. O welk eene onverfchillighcid ! CONSTANTIA. Nog deezen avond zult gy u gewroken zien. Hoe! ^haar (lechts dón jaar met u in 't buwelyk geleefd te jhebben, enu zo geheel en al te vergeetcn! dit is een ilhoon die ook op my beklyft, en die ik verpligt ben ■te wreeken. Maar zeg my, zuster! vóór dat wy iet Jonderneemen: heb ik de-houding van een'minnaar van het ■tegenwoordig fatfoen ? Zie ik'er belagchelyk genoeg n!t, >|omor,ze hedendaagfche mcisjens te'behnrgcn ? Zyn myn lifchoenen fpits genoeg? verfchui't myn kin zig wel genoeg ■achter myn das? en myn bmtusjeV de ringen in myn ijooren? kortom, zou ik de oogen van Mynheer uw 1 geleerden gemaal kunnen verblinden ? EMILIA. O gy zyt de Don Quichot van onze eeuw! gy iizoudt my zelve kunnen bedriegen; want, hoe meer ik 'lu befehouw, hoe minder ik my verbeeld dat gy myn alzuster zyt ; daarenboven gelooft Valmont dat gy Ite Toulouze. zyt; gy hebt des niets tevreczen, ook ■ heeft hy U 'nog nimmer gezien. C ONS TA N T IA. Welaan , dat de wysgeer idme! de aanval zal geweldig zyn, maar onze overwinning is zeker. Waar 13 I uw man, zuster? 15 3 ' ' E MI-  20 DE JAL0ER3CHE TEGEN DANK: emilia. Daar, in zyn ftudeerkaraer. constantia. Doe hem terftond hier komen. emilia. Daar is hy reeds. \ AGT ST E T O O N E E L. de voorigen, valmont. De twee zusters hlyven, aan da deur van Pralmont,s kamer, eentgen tyd ftaan. Valmont, vol vreugd over het wél flaagen van zynproblema, het welk hy in de hand heeft, gaat eenige kceren dwars over het tooneel^ zonder vrouw of zuster te zien. valmont. De Hemel zy dank! ik heb men werk eindeïyk gelukkig volbragt! — wat ben ik verheugd! — welk een ' heerelyk loon voor al.myn1 arbeid! emilia, tegen Conftantia. Hy heeft het zo druk met zyn werk, dat hyons voorbygaat, zonder ons te zien. valmont: hy overziet zyn problema rnet i , groot e blydfchap. Zeer goed! — voortreffelyk! — onweerlegbaar bewezen!— ó wat zal Wilfon vreemd opzien, als hy dit heere-.  TOONEELSPEL.ii Bieerelyk werk onder de oogen krygt! hy zal 'er dol Jom worden — welk eene eer voor my ! emilia: zy gaat naar hein toe, en Conftantia verbergt zig achter haar. | Mynheer! valmont: hy houdt de oogen op zyn pro. blema gevestigd. \ Vergeef het my, waarde Emilia! ik zag u niet*— «vaar is de Heer Wilfon ? emilia. I Hy is heengegaan, na hy my van het bal heeft k' huis gebragt. valmont. I Hoe! hy is heengegaan, zonder my te fpreeken! Kouder eens haar zyn poblema te vraagen!— maar hy Kal hoop ik haast wederkomen?— wat is die oplosflng iort en zaaklyk! wat is alles duidelyk en klaar! war, kal myn antagonist verwonderd zyn! emilia. .1 'Er is geen twyfel aan , of myn man is gek. Hoe! leen enkel woord van het bal? constantia. i O zyne zotheid is beminnelyk! zy verheugt my ■JLarlyk! 'emilia. ; Zy maakt my raazend! constantia. liet is tyd, beginnen wy den aanval, B 3 VAL.  gs DE jALÜËRSCHË TEGEN DANK: valmox t. Hoe ligt verklaart zig' alles! CONSTANTIA: zy groei Valmont van verre, Mynheer! emilia. O !' dat hoort hy niet: fpreek wat harder. constantia- Itfynheer! v almont. Dat noem ik demonftreercn! constantia. Hy hoort of ziet niet!— zoodanig, by aldien ik my nietbedriege, was ook de mymering van .Archimedes binnen Cyracufen, toen Marcellus.... emilia. Gy fpot! denk veeleer om-my te wrceken — nu, nader dan, , , ' - constantia. Mynheer! valmont: hy groet Conflantia. (Tegen Emelia.) Wie is dees vreemdeling? emilia. . Een jong wysgeer, in Toulouze geboren, wiens vriendfchap u ongetwyfeld zal behaagcn; daarenboven iemand van myn maagfchap, die van^ynereizen terug, gekomen is, met oogmerk om onze vriendfchap te vernieuwen: daar hy nu de fraaje weetcufehappen bemin: kom ik hem u aanbieden, VAL-:  TOONEELSPEL. 23 valmont. Welk een wonder! Mynheer bemint de wetenfchap. pen in zyn vroege jeugd! kan reeds fchryven, daar de meeste onzer jonge lieden opdien tyd naauwlyks verftaanbaBr kunnen leezen. emilia. ITy verftaat dehebreeuwfe taal;hct grieksch;de algebra,. valmont. O gy verrukt my ! voortreffelyk! welk een geluk voor my! — Mynheer is uw vriend, zegt gy, Mevrouw ? dat hy ook de myne zy! constantia: zy kusckt verfcheidcn kceïen de hand van Emilia. Uwe echtgênoote vergunnc my, dat ik, voor dit onthaal, u danke, Mynheer! . valmont: hy wacht tot Conflantia de hand van Emilia langgenoeg gehucht heeft, O Mynheer! ik bid..... constantia. Ik ben gewoon met Mevrouw zonder complimenten te leeven: wy zyn zaroen in dezelfde wooning opgevoed, en hebben deezê gewoonte voor altyd aangenomen ; zulks moet u-derhalven niet ontrusten. (Zy Licht Emilia vriendlyk aan.) Befpeurt gy in ons gedrag geene overeenftemming? die onoplosbaare fympatie? — ziet gy de verrukking der blydfchap niet in beider oogen glinflcren? dit alles is niets dan een,e B 4 wer-  s4 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: Werking van het bloed; eene onwillige neiging —. by aldien Mevrouw, om uwen wille, zig niet uit haar vaderland begeeven hadde , gdoofmy, Mynheer! nimmer ware ik op reis gegaan — maar wat voordeel bragt het my aan? wat heb ik daarby gewonnen? de fchoone Emilia vergezelde my alom, in myne gedachteuj ik moest derhalven wel aan haar denken! overal, waar ik my bevond, (lelde de liefde my haar voor oogen. (Emilia lacht.) Welk een aangeuaame zedigheid, dekt heuraangezicht! ■—i welk een betoverende lach!—- hemelfche fchoonheid!— godlyk!— de roos, door Zephirus, met zoveel verrukking, by de aanblik van den mbrgenffiond gekuseht, heeft minder gloeds, is minder bskoorlyk , dan Emilia'spurperekaak! emilia. Mynheer is wel beleefd. valmont, ter zyde. Waak, of droom ik? con.stantia. Zedig , en zo aanbiddelyk fchoon! welk een wonder, in onze dagen! - hoe haatelyk was Toulouze my, toen men 'er Emilia niet meer zag! myn ziel, befmet met het gif der jaloezy, liet my geen oogenblik rust! jk verüetde ftad, en trok naar Rome, Florence, Lisfabon en Madrid; ik zag mannen van fmaak, van verdienden, en kunde; vrouwen, die fchoon en geeftig ^yaren ; jna.ar geene Emilia's! geene Smilia's, zeg ik u! neen ,  TOONEELSPEL. 25 neen, in 't gantsch heelal, zou men vrachtloos niar dat gcene zoeken, waarmede zy deeze Had verciert. VALMONT, ter zyde. Hoe geleerd! - hoe welfpreekend! - Welnu,Mynheer! als deeze ftad zo veele bekoorelykheden Voor u heeft, dan dunkt het my dat gy hiér maar moest blyven. CONSTANTIA. Dat is myn voorneemen ook, Mynheer! kan men gevoelig zyn, voor het geen indedaad fchoón is, en een oord verlaaten waar de beminnelyke Emilia zig bevindt? VALMONT, ter zyde. ïly is galant! - zo jong nog!— O men moet Jiechem vergeeven — Rofette! ' NEGENDE T O O N E E L. De Voorigcn. ROSETTE. ROSETTE." zy komt fchielyk in. Tlier ben ik al Mynheer! wat moet ik doen? VALMONT. Is het ontbyt gereed? ROSETTE. Men zal het terftond hier brengen. VALMONT, tegen Conflantia. Mynheer zal de goedheid wel willen hebben van Mevrouw gezelfehfip te houden? J3 5 . CON-  25 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: constantia. Me: veel vermaaks. rosette, ter zyde. Goed zo! - bravo, jonge Heer! constantia. Gy kent derhalven den Heer Wilfon? valmont. Óngetwyfeld! c onstantia. ■ De geleerden kennen eikanderen toch allen. v a l bi o n t Wilfon is myn beste vriend. (Jlet ontbyt wordt op* gebragt.)- co ns ta n ti A. , Hy was eertyds myn meester, iiiToulouze; en , zo ik'mogelyk eenige kundigheden heb verkregen, ben ik het bezit daarvan, aan zyne zorgen verfchuldigd; ■ ik heb my daarom, by myne aankomst in deeze fiad,s het eerst by hem vervoegd, endacht'erook te blyven , maar zyn huis is zo vol antiquiteiten; zo vol Astronomifche, Chimifcheen Mathematifche Infcrumenten, 1 dat ik bang was hem tot overlast ie zullen zyn; derhalven, Mynheer! is myn verzoek j van u den dienst te mogen genieten, die ik van Wilfon verwachtte. valmont, tegen Rofette. , Hy .begeert by my te wooncn! ro.  TOONEELSPEL. 17 ROSETTE. O dat verwondert my niet: hy heeft zyn rytuig reeds by'u op ftal doen brengen. VALMONT. * En op wiens last? , ROSETTE. Wel op zyn eigen last, Mynheer! » EMILIA. v Vcrwondcrlyk zuster, verwonderlyk! ga maar zo. voord. VALMONT, ter zyde. Zy fpreeken in 't vertrouwen! (Tegen Conflantia!) Neem uw plaats aan liet ontbyt, Mynheer! (J'jlr.iont biedt zyn vrouw de hand; Conflantia doet het zalfdej Emilia overweegt, wicn van beiden zy de hand zÉl geeven; etndeiyk neemt zy die van Conflantia; Valmont blyft ceniren tyd verwonderd'ftaan: Conflantia, reeds gezeten zynde , verzoekt hem , ook te gaan zitten; hy voldoet aan dit ver. zoek, op eene fpotachtige wyze; Conflantia dient de thee voor, en houdt de' eer van de tafel op ; terwyl Valmont geduurig zyne verwondering blyken doet.) CONSTANTIA. * Waarover zit de bekoorelyke Emilia zo diep in gedachten? E MI-  3? DE JALOERSCHE TEGEN DANK: e m i l i a. Over uw verzoek^ Mynheer! om by ons te woonen— het zal bezwaarelyk zyn, daarin te Hemmen de welvoegelykheid - de laster— o ik beken, het maakt my niet weinig verlegen. valmont, fpotachtig. Wel vrouw! vetmids deeze verdienstelyke jonge Heer, my de eer doet van my voor zyn byzonderen vriend te verkiezen; daar hy-Toulouze heeft yerlaten , en hier te Parys gekomen is — voornaamlyk om u , Mevrouw! kan ik niet wel anders doen, om niet ondankbaar te fchynen, dan hem een kamer in'myn huis te vergunnen, en hem daar, uit verpligting, en, om het der vriendfchap, die hy myne getrouwe gadebewyst, geraaklyk te maaken, tclaaten woonen , zo lang hethém zal behaagen: ik zal hem derhalven uwe , of myne kamer doen in gereedheid brengen; Mynheer zal zekerlyk te verftandig weezen ,om voor ingenoomen te zyn. constantia, tegen Emilia. O het kleinfle kamertje is my genoeg, wanneer het my maar niet van u verbant! valmont, ter zyde. Verwonderlyk ! de bloedvriend befchikt over myn huis. emilia. Het geen gy verzoekt, Mynheer! is zekerlyk niet veel van belang, daar gy flechts weinige dagen denkt hier teblvven; evenwel.... C ON-  TOONEELSPEL. 29 constantia. Slechts weinige dagen! O, myngantfche leven, zo ik u niet mishaage, Mevrouw ! ros é't te, ter zyde. Zyn gantfche leven ! hy is vrypostig en beleefd. valmont, ter zyde, Wy zyn nog zo ver niet, vriend ! constantia. Spreek, Mevrouw! mag ik hoopen? emilia. Ik weet niet, Mynheer! of myn man hier in wel zal Hemmen. constantia. UW man ! en hy zou my dit weigeren! o daartoe is hy veel te verpligtcnd! gy ftemt het immers toe, Mynheer Valmont? dit vcrblyf is voor my zo bekoorelyk; ik vind hier myn geluk, en zal het derhalven niet verlaaten! valmont, ter zyde. Lustig! lustig, jonge Heer! gy zyt reeds totuwcnt! rosette, ter zyde. Dat knaapje zegt alles met één woord ; ik wed dat hy blyven zal! Mevrouw is het met hem ééns. emilia. Mynheer zal ons wel eenig verflag van zyne reizen willen doen? ons eenige nieuwigheden willen mededeelen? c 0 n'  3o DE JALOERSCIIE TEGEN DANK: constantia. Overal, waar ik geweest heb, bezocht ik zorgvuldiglyk de geleerden ; ik heb-met hun over veele dingen geraadpleegd, en ben eindelyk zo ver gekomen , dat ik,, in drie coupletteu, al hunne geleerdheid befloten heb. e bi i l i a. Mag ik u wel verzoeken ons dezelve eens vcortezingen? con stantia, naar het fortepiano gaande. • Met al myn hart. r o s e t t e : -zy volgt.Conflantia. Luisteren wy. constantia Aan uw fortepiano, beminnelyke Emilia! geniet ik een onbefchryvelyk vermaak! gy fpeelt zekerlyk ook? ebi ilia. Een weinig. constantia. Maar gy zult my niet duidelyk genoeg kunnen hooren wanneer gy daar zitten blyft; kom wat nader by; gy kunt my mogelyk van dienst zyn. (Emilia fiaat van de tafel op, zonder dat Valmont, die in diepe gedachten zitten bh ft, het bemerkt; doch %yn vrouw, die naast Conflantia aan ■ het fortepiano is gaan zitten, gewaar, wordende, verfchrikt hy , doch verbergt fchielyk zyne' vcrwonderii.g.) -EER-  T O O N E E L S 'P E L. 31 eerste couplet, tegen Valmont. Ik zag, waar 't lot my heen deed dwaalcn, Geleerde koppen, vol van bryn, Die, door met hun verftand te praaien, Volflagen zot geworden zyn: Nooit (maakten zy 't genot van 't leven; Geen weetenfchap. kan, naar myn'ftuaak , Ons in eene eeuw , 't genoegen geeven, . Van flechts t'én uurtje waar vermaak, tweede couplet, tegen Emilia. Die vrolyk leeft, is wys te noemen; 'K achtNafo, om die reden, hoog; Katuil', en Snpho , moet elk roemen , Zy hadden fleeds verinaak op 't oog. Als Aristootles my doet klaagen , Als Plato my aan 't geeuwen maakt, Kan my Anacreon behaagen, Die naar verliefde zoetheid haakt. derde couplet, tegen Valmont. Waarom de voorkeur dan gegeven , Eloot aan 't vernuft, en 't hart verfmaad? Gy wilt Hechts naar geleerdheid flreeven, Terwyl u het geluk ontgaat. 'K wil waare wysheid niet belaagen; 'K (lel haar op veel te hoogen prys. De kunst ligt enkel in 't behaagen; Alieeu hy die behangt is wys. e m r*  32 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: , emilia. Gy zingt ,als een engel. rosette, ter zyde. Zy pryst hem! haar man zal 'er dol om worden. constantia. Bedilzucht fchrikt den kunstenaar af, maar de toejuiching, wanneer dezelve rechtmaatig is , bemoedigt hem. emilia. 'Zy-is rechtmaatig, Mynheer! uwe coupletten zyn , zo wel in fmank als uitvoering, onverbeterlyk. rosette: zy ziet Valmont aan. Ik geloof dat Mynheer geheel anders daar over denkt. {Zy doet de tafel efneemen en vertrekt mede, uit vreeze van in lagchen te zullen uitbarften.~) TIENDE T O O N E E L. valmont zittende , emilia, constantia; constantia, Hoogmoedig op uwe toejuiching, Mevrouw! zal, ik binnenkort deberoemdfte wysgeeren, ja zelfs Mynheer uw' man, ten ftryde durven daagen; vooral, wanneer het u behaagt, dat ik myne oefeningen iu uwe,; tegenwoordigheid voordzettte. emilia. 'Er zyn zekere geleerden, die ik voor zeer bemin]  TOONEELSPEL, 33 rninnelyk houde; maar dezulken die naar u geiyken, zyn betoverend! CONSTANTIA. indedaad { - , VALMONT: hy /laat op. Dit compliment betreft ons; men wil ten onzenkoste lagchen. CONSTANTIA. Ik verzoek een verblyf, Mevrouw! eft geen comiplimenten. E MIT. I A. In dergelyke gevallen fpreekt men altoos,met den man, en niet'met de vrouw , Mynheer-myn man kon hier iet tegen hebben. VALMONT. Hoe! ik Mevrouw ! EMILIA. Ja , gy Mynheer- wees tog eenmaal rechtvaardig , omtrent uzeiven!- zytgy niet jaloers? VALMONT. Ik jaloers !- een kind zoude my jaloers maaken! CONSTANTIA. Een kind zegt gy? welaan, Mynheer! leer van daê Kind dat men op zyn agttiende jaar, dekinder- fchoenen verworpen heeft; en dat men juist niet oud behoeft te zyn, om.de rechten eer menschheid , de eer, en bovenal de beminnelyke gasivryheid te eerbiedigen. C T^AL-'  34 DE JALOERSCHK TEGEN DANIvr val mont. I'k eerbiedig de rechten der menschheid ' zo volkomen, dat ik myn item geef aan alles wat myn vrouw, ten uwen opzichte ,befluiten zal. (Ter zyde.) Veinzen wy. (Ily verwydert zig, zonder Conflantia en zyne vrouw uit het oog te verliezen.) emilia. , Hemel! hy Haat het toe! constantia. Zo veel te beter. emilia. Ja, maarhywordt niet jaloers! constantia» Dat zal wel komen! emilia. Ik vrees 'er, voor! constantia. Hy ziet ons aan! zwygen wy, dit zal hem tergen. valmont. Zy fprecken zacht met elkander — Hemel! zy zyn het zamen ééns, dit is zeker — wat wordt myn hart gewaar! emilia. Hy fchynt ontroerd. valmont. En ik zou hem een verblyfin myn huis vergunnen! . E mi-  T O O N E E L S P E L. s3; 6 Ml L IA. O vreugd! Zfnfc verlegenheid wordt hoe langer hoe grooteri ziet gy het wel ! VALMONT. Ik ga, en zal Wilfon eens, ten opzichte van deezen jongen lieer, onderyraageri. ff-Iy keert wee der ett iegt tegen Conflantia.*) Mynheer! mag ik u verzoeken thy uw' naam te zeggen? CONSTANTIA. Myn naam, Mynheer? VA L M O N T. Uw naam — uw naam, Mynheer! CONSTANTIA. Conftant. . . . ; . V A L M 0 N T, Wilfon had u, in allen gevalle, ook wel by my kunnen aandienen. CONSTANTIA. Hy was in zyn laboratorium, met het maaken van nieuwe proeven , bezig; hy flelde my zelfs voor, my in perfoon tot Uwent te brengen; maar terwyl my alle de wegen in deeze fta'd bekend zyn, en ik, daarenboven, de eer heb, een byzonclere vriend' van uwe egaê te zyn, zo als gy zekerlyk reeds zult hebben opgemerkt, wilde ik hem niet hiuderlyk weezen rn zyne' - h'ïftfeuringén — maar, a propos, terwyl wy daarvan fpreeken, Wilfon verwacht u met ongeduld , om mee , u over zeker problema telinndeien, € 2- "' TC AIV-  36 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: valmont. O dat heb ik reeds geheel, en volgends myne eigene gronden, alleen, afgewerkt; gy brengt my gelukkig' dit wederom te binnen — hy wacht my, zegtgy ? welaan , rk ga!- Gy neemt het myniet kwalyk, dat ik u verlaat, Mynheer? — ik ben u verpligt voor deeze herinnering!- O wat zal hy verbaasd ftaan! hoe zal hy myn' roem benyden!— met uw verlof, Mynheer! - ik ga — (ter zyde) maar zal ik hen beiden hier alleen laaten? - emilia. Hoe, Mynheer! gy wilt vertrekken ? valmont. O ja, myn waarde! ik moet. (Ter zyde.) 'T komt'my voor dat het niet zeer voorzichtig g'ehan*deld is. (Tegen Conflantia.) Gaat Mynheer ook heen, constantia. Indien gy my wildet vergunnen hier te blyven! — o ik ben hier zo wel! wy moesten zonder complimenten met elkander omgaan. valmont, op een fpotachtigen toon, Mynheer zal my dit, zo ik hoop, wel willen vergeeven? constantia. Ik verlaat de bemimielyke Emilia niet, ' zo zy my wil vergunnen dat ik blyve- Men is meester in zyn huis! emilia. - Mynheer! val-  toonee'lspel. 3; VALMONT. Ik gehoorzaam dan ! — (Ter zyde, op een norfchen toon.\) Een fraaje eer die hy my aandoet! - 'T verveelt my langer naar Wilfon te wachten; ik ga derhalven, en zal in lïilte' wederkeeren , om hen te verrasfen. {Hy groet Conflantia, en vertrekt met de houding van eene geveinsde gerustheid,) elfde t O O N E E l. EMILIA, CONSTANTIA: deeze lacht zeer fterk. EMILIA, met aandoening van droeflieid. Hygaat! myn hart is ongerust! wat dunkt u van zyne onvcrfchilligheid? zou dezelve waarachtig zyn? O zuster! hoe deerelyk ware als dan myn toeitand! CONSTANTIA. Zyne onverfchilligheid, die ik geloof dat enkel vein•zery is, behaagt my. EMILIA. Maar voor my is dezelve beledigend. CONSTANTIA. Kom! kom, geene gekheid, als 't u belieft. EMILIA. Naar zyne jaloezy zo fel getergd te hebben, laat hy ons alleen, en vertrekt - waarlyk, zuster!-ik be« giu te Yreezen dat my deeze grap berouwen zal. C 3 CON.  S8 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: CONSTANTIA. En da? vind ik ze->r fraai 1— O hoe veel vrouwen', even zo bekoorelyk als gy, w enscheen dus van heure mannen gehandeld te worden. E MILIA. Maar als ik be'denk dat hy my mogelyk niet meer bemint! o! deeze gedachte is my pnverdraagelykj zy vermoort my ! CONSTANTIA. Dat zeg ik juist niet. EMILIA. Maar, watmoetik doen om ditgebeim te|ontdekken? CONSTANTI A. Wat gy doen moet?- wacht - ja dit 's goed — een gelukkige inval! EMILIA. En welke? CONSTANTIA. Om uw' man dol te maaken ; om het gift der jaloejy, voorzeker in zyn hart te ftorten , moeten wy ons zamea in uw kamer opfluiten. EMILIA. Ons opfluiten! C O N STAK T I A« Ja, ja! kom'! op dit oogenblik - hoe, gy ftaat als in beraad? maar myn zuster! wat hein gy van my toch tg yreezen? zyt gy bang voor uw' man? E-Mi-  TOONEELSPEL. 29 EMILIA. i Ik wilde -hem niet gaarne onrust verwekken, CONSTANTIA. Wilt gy u wreeken over de fpeurlooze uitdaaging die hy de ftoutheid heeft gehad u te doen? EMILIA- O ja! maar.... CONSTANTIA. Maar dit is het eeuigste middel. EMILIA. Welaan, ik zal gehoorzaamen, hoe wel met te. genzin. CONSTANTIA. In ernst ? E MI L I A. Ja. CONSTANTIA. Goed: gaan wy in uw kamer, en fluiten voor uw* jnan de deur op het nachtflot. E MIL IA. Hoe! gy wilt.... CONSTANTIA. ' Geene aanmerkingen meer! ik wil hem jaloers maa« ken, ondanks zig zeiven; laat my maar begaan. EMILIA. Onder voorbeding, dat... C 4 COM.  4o DE JALOERSCHE TEGEN DANK s CONSTANTIA. Zwvg— een beuzeling doet u vreezen — om Valmont des te gemaklyker te misleiden, moeten wy Rofette mede in onzen handel wikkelen: roep haar. EMILIA Hoe! een meid? CONSTANTIA» :; Roep haar, zeg ik u. EMILIA. Welaan — Rofette ! (Zo als Rofette komt, kuscht Conflantia de hand van Emilia , die dit gedwongen toelaat.") TWAALFDE T O O N E E L, De Foorigen. ROSETTE. EMILIA. 2üy komt. CONSTANTIA Zo veel te beter, Hemel! hoe dierbaar zyn rpy deeze oogenblikken! beminnelyke Emilia! ROSETTE! zy blyft van verre ftaan. Moet ik myne oogen thans gelooven? CONSTANTIA 5' zig gedraagende ah of zy ontdekt waren. O Hemel! wy zyn verraaden! — zet haar hier op feb lid-wacht.* E Ml-  TOONE.ELSPEL.M EMILIA. Rofet! ROSETTE. Hier ben ik, Mevrouw! CONSTANTIA. Verlies vooral in heure tegenwoordigheid den moed nietl EMILIA. Is myn man nog in huis, Rofette? ROSETTE. Neen Mevrouw! 'hy is uitgegaan. (Ter zyde.) Waj wil dat zeggen? EMILIA. Gelooft gy dat hy nog lang uitblyven zal? ROSETTE. Ja Mevrouw! want hy heeft zyn problema by zig. EMILIA. Nu, hoor Rofette! ik weet dat gy my bemint; ik verlaat my geheel en al op uwe voorzichtigheid Dees Heer zal van nacht in myn kamer flanpen - ik Iga, om her, een en ander daartoe in gereedheid te. brengen. ROSETTE: zy plaatst zig tusfchen beide de zusters. I O, fpreek, Mevrouw! fpreek! kan ik u hierin van ' eenig nut zyn? EMILIA. Neen myn waarde! ROSETTE, ter zyde. Men heeft- my zeker' noodig! C 5 EMI-  4ï DE JALOERSCHE TEGEN DANK: EMILIA. Het is genoeg, wanneer gy maar niet uit deeze zaal gaat - zeg dat ik niet te fpreken ben.— vooral geheim houding, Rofet!-gy zegt niets, volftrektniets, als dat ik niet te fpreeken ben. ROSETTE! zy is zeer verwonderd. O! het is zeer wel, Mevrouw! — het is zeer wel! CONSTANTIA. Verftaat gy, lief meisje! gy gaat hier niet van daan; gy verlaat uw post niet, om dood of leven - boven, al geheimhouding! (Zy geeft haar een beurs!) ROSETTE, nog fterker verwonderd. 'T is zeer we!, Mynheer! - zeer wel! - maar Mevrouw,! wanneer/uw man eens kwam? EMILIA: zy veinst verlegen te zyn. Myn man! CONSTANTIA. O! hem moet gy vooral dóén heengaan — zulk een lieve meid, Begjypt immers wel?... ROSETTE: zy zwygt een kleine poos , waarin zy geheel verflomd flaat. O ja Mynheer!- ik begryp 't zeer wel! EMILIA: zy zet Rofette aan de deur van haar kamer. Gy moet daar blyven ftaan. CONSTANTIA. Zonder u te verroeren. RÓ-  T O ONE E L SP E L. 43 ■ ROSETTE. Ik zal niet omzien. CONSTANTIA. Welaan, myn waarde vriendin! voldoe aan my» yerlangen ! DERTIENDE T O O N E E L. ROSETTE. Zyn waardevriendin!- voldoen aan zyn verlangen!O Hemel, wat ben ik ontfieïd!' zy fluit zig met een vreemd'man in beur kamer op! dat doet my verdommen!- wie had dit ooit van Mevrouw gedacht! - nu is 'er in 't geheel gcene vrouwlyke eerbaarheid meer op de wereld! myn post is gevaarlyk! ik gruw 'er voor', en verlaat dezelve. (Zy wil heengaan, 'maar op het befchauwen van de goudbeurs blyft zy ftaan.) Maar, hoe! myne eer verbiedt my zulks - welk centoeftand! flilzwygendheid! ftilzwygendheid ! - Emilia! de braaVe Emilia, haaren echtgenoot ongetrouw! kan dit mogelyk zyn! - men heeft wel eens meer gezien, dat een getrouwde vrouw, den een of anderen minnaar in het geheim begunstigde; ja daarvan kan men in deeze fkd meer dan één voorbeeld vinden ; maan deezen handel toctevertrouwen aan een' man !. .. neen ik kan het niet begrypen - wat zal ik ondertusfehen doen, als Mynheer komt ? — de Hemel weet hoe hy my  44 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: my behandelen zal, wanneer hy gewaar wordt.... hy flaat my mogelyk dood! — Omy, ongelukkige! ik hoor gerucht! — hy is het zelf — wat ziet hy 'er aangedaan uit!— arme man!— ik verlaat inyn post! (Zy verbergt zig in een' hoek.) VEERTIENDE T O O N E E L. valmont, rosette. Valmont: hy gaat be/Iuitloos heen en weder ^^"aar ga ik? - wat zal ik doen? - ik ongelukige! tnyne Emilia ongetrouw! r osette Myn arme ongelukkige meester! - Mynheer! ' valmont. Verlaat my! rosette. Mynheer, ik bid u! valmont. Ach! verlaat my! verlaat my! rosette, ter zyde. Ik durf hem niets ontdekken— Och! Mynheer! valmont. Ga zeg ik u, om 's Hemel wille! ga, en laat my alleen! rosette, Ik mag kier niet van daan gaan , Mynheer! val-  TOONEELSPEL. 45 valmont. Zo laat my voor 't minst in rust! rosette: zy beziet de goudbeurs. Myne eer gebiedt my te blyven, valmont. En ik beveel u te gaan. Jt os et te. Vergeef het my, Mynheer! het doet my leed, 11 ongehoorzaam te moeten zyn, maar.... valmont, buiten zigzelven. Hoe nu! wanneer ik alleen zyn wil zoudt gy my zulks beletten? rosette: zy plaatst zig weder op heur voorige postt Veinzen wy hem te gehoorzaamcn, en voldoen wj* met een aan onzen pügt. valmont) meenende alleen te zyn. Ö Wilfon! Wilfon! O myn vriend! wat heb ik van u gehoord! gy hebt my een'dolk in de borst gefloten! de fnoode Conflant, en myne Emilia, hebben elkander* van hunne vroegfte jeugd af aan, bemind! en deeze liefde wast nog daagelyks aan! in Toulouze werd dezelve reeds van ieder bewonderd! Conflant is een voorbeeld van ftandvastigheid! en Emilia, ondanks heureverbindenis met my, is hem ten uiterflen genegen! — O fmart! rosette. Wat hoor ik! val.  46 DE JALOERSCHE TEGEN DANK: valmont. Conflant, is een bevoorrecht minnaar! hieromheefc Wilfon hem niet tot mynent willen brengen! maar naauwlyks fprak ik hem , of hy ontdekte my dit dood- • delyk geheim! r o se t te. Vervloekt zy de post die ik hierin huis bekleed! valmont. Welk een ongewoone drift bezielt, my op dit oo. genblik! het verdriet maakt zig meester van myn verItand! myn zinnen zyn geheel verward! ik weet naauwlyks waar ik ben!-1- Rofette! rosette* Hm! hm! . v a l m o n t. Conflant!' Rofette! Conflant! ros e t t e, Hy doet my fchrikken! (Zy vreest hem te naderen!)'' Mynheer! valmont. Kom nader ! ^ rosette, ter zyde. Ik beef als een blad op een' boom. valmont. Wat doet myn vrouw?— fpreek, wat doet myn vrouw? rosette. Wie, Mynheer!— uw vrouw? . Val I  TOONEELSPÊL. 47 valmont. Ja— waar is zy? rosette. Zy is.... valmont. Nu, zy is? rosette. Daar. v a l m o n t. Waar? rosette. Li heur kamer. valmont. In heur kamer — ik zal by haar gaan. . ' rosette* hem tegenhoudende* Mynheer! v a l m o n t. En Conflant? rosette. Wie, Mynheer? - Conflant? — die jonge Heer? valmont. Ja — welk een geheim! — beef zo gy my nietallet* ontdekt! rosette. Ik vrees uw gramfchap, Mynheer! valmont: hy doet zig zeiven geweld aan om bezadigd te. fc'iynen. Ik ben niet gramfloorig - gy ziet immers dat ik bedaard ben? — nu dan, Conflant? 8 0-  48 DE JALOERSCHE TEGEN DANK» rose tte. Is by Mevrouw. valmont. Hoe! by haar — dat monster! — o dit is te veel! — ik ben verraden ! — Emiiia ! Emilia! — ik wil haar zien» rosette: zy weder houdt hem. Zy zyn voor geen mensch te fpreeken. valmont. Zy zullen het hoop ik voor my zyn? rosette. Voor u ook niet, Mynheer! , valmont: hy ftoot haar van zig. Watis dat te zeggen! — ga uit myn gezicht, ofmyn' toorn zal u verdelgen! - ik zal de deur opentrappen. FTFTIENDE T O O N E E L. De Voorigen. emilia, constantia. Valmont wilde deur ophopen; dezelve wordt geopend, eti Emilia met Conflantia vertoonen zig. valmont. D aar zyn ze! — Hemel! emilia, met een geveinsde fchrik. .Myn man!-ik ben verloren ! [Tegen Conflantia.■) Ik ' bid u, vlugt Mynheer! c on*  TOONEELSPEl. ^ constantia, lagchende. Wie, ik, Mevrouw? ik vlugten! ik hem vreezen? valmont. Welk een ftoutheid! zyn lagchen maakt my razend» rosette , ter zyde. Neen , dat begryp ik niet! {Tegen Conflantia.) Ik ml u, ga toch heen Mynheer! constantia. - Waarom? valmont. O trouwlooze vrouw! rosette, tegen Conflantia. Hy zal u uitdaagen! constantia: zy lacht fchaterende. My uitdaagen! zo veel te beter ! o ik heb moed j, rosette. Die kleine duivel! emilia: zy wedcrhoudt Valmont, die naar Conflantia gaan wil. Wat denkt gy hier toch wei van, myn waarde Val. nont! valmont. 1 Laat my in rust, Mevrouw! constantia, tegen Emilia. '\ Heb ik het u niet gezegd, dat ik hem wel jaloers i on maaken? Valmont. 1 Mynheer! gy moet terftond uit myn huis vertrekken. D c o ft-  5o DE JALOERSCHE TEGEN DANK: ' constantia. Wiè, ik'Mynheer! kunt gy denken dat ik immer de • bekcorelyke Emilia zal verlasten? valmont. Wel hoe duivel nu!, zy is myn vrouw, Mynheer! constantia. O ik zal, in weerwil van u, haar niet begceven. valmont. In weerwil van mynietj— gy feilt, in weerwil van my, in myn huis blyven? constantia. Ja Mynheer! in weerwil 'van u, dit beflui: is on. verr.nderlyk. rosette, ter zyde. - Ik beef voor het gevolg! valmont. En zult gy daar in (temmen , Mevrouw? emilia. Ach , Valmont! ik heb geen magt om hem zynen eiseh te ontzeggen! - vergeef het my! ik kan hem niets we;- . geren. v a l m o n t. Snoode vrouw! - 'T is genoeg. (Tegen Conflantia.") A's gy nu niet op dit oogenblik myn huis verlaat, zal jk a hals en been en breeken - ga zeg ik u! constant! a. Jk zr.1 tog wederkomen. val-  f O O N E E L S ? E L. Si VALMONT. Monster!.. • EMILIA. Bezadig u, myn waarde! bezadigu! .CONSTANTIA. Geen geweld , Mynheer Valmont! geen geweld. Ik zal gaan, maar, al wierd gy ook nog eens zo dol, ik zal terftond wederkomen, en dan — dan zullen wy zien! VALMONT. Ja , deugniet! dan zullen wy zien -— voord, vo.ord van hier! EMILIA. Nu, nu, Valmont! 't is immers maar een kind! V A L M O N T. Een kwaade jonge, dien ik dood zal flaan. ROSETTE, tegen Conflantia. Om 's Hemels wil, Mynheer! ga dan toch heen! CONSTANTIA, ititfchaterende van lagchen. Hy is jaloers! hy \& jaloers! ,(Zy vertrekt met R01 fitte — Valmont valt op eerï> floelneder!) ZESTIENDE T O O N E E L. VALMONT, EMILIA. EMILIA,. zy verbergt heure blydfcbap, en befchouwt Valmont met inwendige verrukking. 33ank, Hemel! ik zegepraal! myn vermoeden ïs .geweken! ik ben nog de beminde van zyn hart! hy D 2 zucht!  52 DE JALOERSCHE TEGEN DANK*» zucht! — debraave man! Odat hy niet langer fmartgevoele! ontdekken wy hem alles! Ik fchaam my, hem , hoe wel in fchyn , beledigd te hebben ! — ik durf hem niet naderen! — hy zal my van zig ftooten— zuster! zuster! wat hebben wy gedaan! het verdriet verteert hem —- myn waarde Valmont! valmont: hy flaat op* Vaarwel, Mevrouw! ■ emilia. Hemel! gy wilt my dan verlaaten! my ontvlugten! O myn waarde! valmont. Zwyg, Mevrouw! zwyg ; -— ik moet n ontvlugten -— Ongetrouwe! — vaarwel! — in eeuwigheid J emilia. Ach ! boor my, Valmont! een enkel woord zal uw hart de rust wedergeeven. valmont, op een tedeten toon. Neen Emilia! gy hebt voor eeuwig de rust van my verbannen! — ik moet u ontvlieden — O fmart! emilia. Wie zoude ooit gedacht hebben, dat een Vefflandlg man, een wysgeer zelfs, na zyne vrouw uitgedaagd te hebben om hem jaloers te maaken, zig door een jongen bloedverwant.... valmont. Zwyg van hem! — dacht gy dan dat ik zo fel een "hoon met onverfchillighcid aangezien zoude hebben? dacht  TOONEELSPEL. 53 dacht gy dat ik u niet meer beminde? — Emilia! — gy fluit u.met een' jongman in uw kamer op, en maakt my tot vertrouwde van uwe bedriegery; uw fnoode •verleider durft my, in uw byzyn, befpotten, om my lagchen! gy fterkt hem in zyn godloozen handel, vermits gy hem, zondereenigen fchroom, en tegen ■ 'mynen wil, in uw huis ontvangt; daar u zyn eerlooz© toeleg op uwe deugd niet onbekend konde zyn ; en dit alles , Emilia ! dit alles wilt gy dat my niet zal ontrusten! — O Emilia! gy hebt myn leven voor altyd vergiftigd! hadde ik dit immer van u durven denken! heb ik dit verdiend ! EMILIA, ter zyde. Wat is hy my dierbaar!- Myn waarde Valmont! ik dacht dat myne grondbeginzels, die u niet onbe. kend zyn, my by u zouden rechtvaardigen; daarenboven , hoe kan een kind u argwaan baareu! VALMONT. Ik merk het, Mevrouw! ik merk het; gy verontfchuldigt dat beminnelyk kind ; maarzorg voor zyn leven; want, by den Hemel !• indien 't nog eenmaal onder myn oogen komt, dan.... EMILIA. Zo de geene die gy verdenkt, zig wilde doen kennen, gy zoudt hem zekerlyk zonderzorg in uw huis zien verkeerèn, D 3 VAL-  5* DE JALOERSCHE TEGEN DANK; VAL M 0 N T. Gy zoudt hem des nog willen wederzien? E MILIA. Gy zelf, Mynheer! gy zoudt hem met open armen te gemoet gaan, om hem te verwelkomen, VALMONT. Voorzeker!— met veel vermaaks! - odathykome! EMILIA. Zyn komst zoude u verheugen. VALMONT. Een dergelyk wonderwerk.... EMILIA. Is zeer mogelyk, Mynheer! - ja, Valmont! gj? zult bevredigd zyn; uw hart is my bekend ; gy zult hem omhelzen. VALMONT. En hem mogelyk ook nog wel bedanken, voor de eer die hymy aandoet, met myne vrouw te verleiden. EMILIA. Omhelzen zult gy hem als hy komt. VALMONT. Zyt gy dol Emilia? — hoe ! ik zou nyn' medeminnaar omhelzen! konde ik hem , in myne omhelzing, verpletteren! ja, dat hy dan kwame! ik zoude my welhaast gewroken zien. EMILIA, tter zyde. Hemel! wat beu ik gelukkig! hoe flreelend is zyn : • gram-  TÖONEELSPÈL. ss gramfchnp! — Gy fp'reekt niet, 'lieve Valmont! ach! wat deert u ? meld het uwe Emilia ! valmont. Ik zou hem-omhelzen! — dien verraader!— dat monster! die als een dief in myn huis is gefloopen! die my, alles wat ik beminde heeft ontftolen! Emilia! 'Emilia! nimmer dacht ik dat uw echt my op traanea zoude te ftaan komen. emilia. ' Wat- drift beheerscht uwe ziel! myn Valmont! valmont: als buiten zig zeiven. De jalouzy verfcheurt myn hart! emilia: zy is uitgelaaten van vreugde. Ik word bemind! welk een overmaat van geluk! valmont. Welk een overmaat van fmart! emilia. , Myn lieve Valmont! valmont, ter zyde. Haar vreugde is my een nieuwe hoon — ontmenschte! verberg die blydfchap! emilia. Ach, Valmont! ik bid u! hoor naar my 5 valmont. Neen, 't is gedaan, Mevrouw! voor altoos gedaan! de band die my aan u verbind, is voor eeuwig verbroken! O hoe gelukkig was ik eenmaal door die D 4 ver-  56 "DS JALOERSCHE TEGEN DANK: verbindenis ! maar nu, nu zal ik eeuwig ongelukkig zyn!— O Emilia! Emilia! waarom hebt gy myne oogen geopend, en my den verfchrikkelyken afgrond getoond, in welke gy my dacht nederteftorten ? maar de Hemel zy gedankt! 't is u niet gelukt; gy zult «we onkuifche oogen niet op myne fraarten vergasten ! niet in de armen der wellust om myne ellenden lagchen ! ik laat u aan uwe fnoode begeertens over, en zal u (haffen, door u te verachten , zo fterk als ik u te vooren heb bemind — O myne Emilia! — weg met die traanen!— Moedig, Valmont! verlaat de bewerkfler uwerfchande! — Vaarwel, Emilia! gevoel nimmer wat gy my doet lyden! — Vaarwel! EMILIa: zy wil hem omhelzen. Myn Valmont! VALMONT. Weg, fnoode vrouw! fchandlykeboeleerfler! weg{ EMILIA. Gy bemint my dan in 't geheel niet meer? VALMONT. Neen, ik haat u! ik gruw van u aan te zien! EMILIA. En ik bemin u meer dan ooit! ja, onuitfpreekelyl; "bemin ik u! VALMONT. Gy! - zwyg logenaarder! gy my beminnen! EMi- ]  fÖONÈELSPEL. s? EMILIA. Ja, dierbaare Valmont! ik bid u aan! VALMONT. Ongelukkige! is dan ook reeds de fchaamte uit uw* ziel geweeken! Emilia is eene verharde- zondaresfe! EMILIA. Wat zou my kunnen doen bloozen? V A L M O N T. Gy vraagt dit my ! - Emilia! gy hebt myne liefde verraaden, maar befpot my niet! — Wilfon heeftmy Van alles vcrflag gedaan; hy heeft my myn' medeminnaardoen kennen; de veinzery is hier overbodig. EMILIA. Wilfon heeft hem u doen kennen f lieve Valmont. wilt gyhcm dan nog geen verblyfin uw huis vergunnen?— wilt gy my voor hem befchaamd doen ftaan, daar ik hem dit beloofd heb? - nog eens, geliefde Valmont! , als gy hem kent, zorg dan dat niets my voortaan var. hem fcheide. VALMONT. O fmart! - 't is wel Mevrouw! ik zal het doen ^ ik zal u voortaan niet meer hïnderlyk zyn EMILIA. O hoe bemin ik u thans! - gy zult hem zyné begeerten dan inwilligen? niet waar Valmont? ik zal altyd by hem zyn! zal ik niet Valmont? VALMONT. JaMevrouw! (Conflantia verfchynt in vrouwen klederen.') E MI-  58 DÉ JALOERSCHE TEGEN DANK: EMILIA, Gy zult zien dat gy zonder vrees, my by hem vertrouwen kunt. ZEVENTIENDE TOONEELDe Voorigen. CONSTANTIA, ROSETTE. VALMONT. emel! wat zie ik! wie is dat? EMILIA, Myn Zuster, ' V A L M O N T. Uw zuster! — zy, waar van gy my zeidet.. .. EMILIA. Dezelfde! V A L M O N T. Die hier..... EMILIA. in mans klederen aangekomen is; en by my derj minnaar fpeelde alleen om u jaloers te maaken. ROSETTE. Hoe! die kleine guit, was Mevrouws .zuster? . CONSTANTIA, in lagchen uitbarstende. Als gy nu niet op dit oogenblik myn hiiis verlaat, zal ik u bals cn beeiicn breeken! - Welnu, Mynheer Valmont! wilt gy my een verblyf in uw huis vergunnen, 0l wilt gy my de beéucn breeken? VAL-  T O O N E E L S P E L. 59 VAL WON T. Omhelzen wil ik u — Myn huis is tot uw' dienst! — Maar gy, Emilia! kun: gy my vergeeven... waarom heeft men my dus misleid ! EMILIA. Zwyg, lieve Valmont! uwe jaloezy heeft my doen zien, dat gy my bemint, et) dit alleen maakt my gelukkig; hier van wilde ik Hechts verzekerd weezen. ROSETTE. Zy hebben zamenhunn*rol zo fraai gefpeeld, datzy zelfs my bedrogen hebben !• CONSTANTIA. Thans zyt gy weder gelukkig, Mynheer Valmont f en gy kunt hetblyven, zo gy met my erkent, dat . een fehoone vrouw veel meer waard' is, dan al uwe .yskoude geleerdheid - 'T is weinig een wysgeer te "weezen, maar beminnelyk te zyn - dat 's alles.