HET MASKER.    B echt vaardige God ' EET MASKER .jt Sótdr^iijf&muxl.  HET M A S K E R, TREURSPEL. IN VIER BEDRIJVEN, uit het hoogduitsch vertaald. Foul deeds will rife Though all the earth o'erwhelm them to mens eyes.. flAMLET. fe AMSTELDAM, by G. ROOS, Boekverkooper. m d c c c.  VERTOONERS. ' l o r e n z o, Hertog van Florence. Prins juLius, zijn broeder. Marchefe hettore del, conti, lodovico, zijn zoon, ANTONiA, zijn nicht. ezelino gionetti, Edelman. montezümo, Provinciaal der jfefuiten. nigro. * vincent. ferro, -j > Edelen aan het Juf van den Hertog. vivaldi,j julia» Kamenier van Antonia. KNRico, bediende van Conti. du lli , een hof bediende. een onbekende. ce wapenden , JïSUITEN, hovelingen Ml jagtgevolg. Het Spel fpeelt te Florence, omtrent het einde der zemende eeuw. HET  ,HET M A S K E Ry TREURSPEL. EERSTE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt een klein Loschjen 9 in den tuin van den Hertog. Het is avonifchemering. EERSTE TOONEEL. de hertog lorenzo, vivaldi. l o r e n z o, in zyne befpiegclingen verzonken. Thands daalt de laatfte flraal der zonne aan het westelijk gebergte -■— nu is zij naar beneeden gezonken ; — nog in het nederzinken verheven ! — gelijk de daadkracht van groote mannen , die, na" veele toekomende eeuwen; nog weldaadig werken, — Zo als zij wenjch ik gaarne ook eens te fcheiden; beweend door een gelukkig volk! zó fterfc men feh oo n ! vivaldi. Mijn vorst! A l0-  a HET 'MASKER, lor en zo, opziende. '' Ha, zljt gij nog daar, Vivaldi ? vivaldi. Wilt gij hier nog langer vertoeven, genadige heer ? Ik vrees dat de koele avondwind, voor uwe, ons zo dierbaare gezondheid, nadeelig zou kunnen zyn, l o r e n z o. Nêen, de lucht is aangenaam. ■— Wees toch zo goed, deze papieren in myn kabinet te brengen. {Vivaldi gaat heen-~) LOSENZOi Eindelijk eens een vrij oogenblik; niet omringd doof menïchen, die het zig tot een' pligt gemaakt • hebben , elk onzer woorden te herkaauwen! — Wat is het fchoon , ni een' doorgewerkten dag, verkwikking aan den boezem der natuur te vinden. tTWEEDE TOONEEL. lorsnzo, ferro. lor en zo. Ziedaar, myn Ferro! f t r r o. Genadigfte heer. lorenio. Wel nu, is het bezorgd? f er-  TRE U RSPEL^ s FF.RRO, Zo als gij bevolen hebt, mijn vorst; het opftel is gemaakt; ■—• maar ik vrees dat de uitvoering met oneindige zwaarigheeden verbonden zal zijn. De Jcfuiten hebben een' grooren aanhang. LOR EN ZO. Zij moeten weg; ik duld hen niet langer in mijne flaaten. Hunne verwijdering is heilzaam voor mijn volk; zij zijn de «enigen die rond fluipen, en tweedragt fticlicen. Zij moeten weg; waar eerst, door zulke gewaarwordingen, gewekt moet worden, bij God ! daar is gaen waare deugd te vinden. — Reeds hebben zij zig als opvoeders in alle huizen gedrongen, wat voor grondflellingen zullen zij ondermijn volk brengen! Zij moeren weg. FERRO. Ik zal u het opftel geeveji, om door te ziert; genadige heer! LORENZO. ' Doe dat ! Ik ken hen; in alle flaaten fluipen zij rond, en trachten den fcepter uit de handen der vorsten te wringen. Ik wil niet door hen heerfchen, en dat verdriet hen! - Mijn volk bemint mij; maar ook de beste harten kunnen bedorven worden; Wee het land, waar in zulke opltookers rondfluipen, zij ftooten ook de redenlijkften pagingen van den vorst omver. Genoeg, het is beflooten; breng mij het opftel. (Ferro gaat heen.^) A * B*  ^ HET MASKER, lorenzo, alleen. Wanneer zij eens weg zijn dan zie ik een' heerlijken werkingskring voor mij oopen. Redenlijke on. derdaanen, die de pogingen van hunnen hertog de hand bieden. Een vrij, edel, volk — eene heerlijke eeuw! DERDE ,T O O N E E L dulli, lorenzo. dulli. Een Armenisch koopman wenscht met u te fpreeken. Genadige heer! zal ik hem op uwe kamer brengen? lorenzo. Zend hem hier. (T)ulli gaat heen.-) lorenzo, alleen. Een edele nationaals trots moet heerfchen: dan gevoelt de mensen zijne waarde, dan kan hij werken, dan kan de geest zich in het gevoel zijner kragt verheffen. VIER-  TR EURSPEL. S VIERDE TOONEEL. de onbekende, lorenzo. Be Onbekende in eene yfrmenifche kleeding, het aangezicht door een groeten zwarten baard ,zo veel mogelijk, bedekt. de onbekende. De Eeuwige zegene u, Monarch ! Ik kom uit de rijke beemden van het oosten, om u mijn' bijeen verzamelden fchat aan te bieden; ik heb een groot aantal edelgefteenten mede gebragt. Begeert gij dezelven te zien? lorenzo. 6 Ja, ik heb 'er niets tegen. de onbekende, vertoont hem eenige edele gefleenten. Bcfchouw, Monarch, het vuur van dezen robijn: het is de fchoonfle dien ik ooit gezien heb: gij kunt ze niet fchooner in uw' vorstelijken diadeem bezitten. lorenzo. Dunkt u dat? En echter bezit ik 'er een die fchooner is. de onbekende. Die fchooner is? bijna zou ik 'er aan twijfelen. Deze is een der fchoonften van het oosten. , A 3 eo-  6 II k T MASKER, lorenzo. Neem uw' (leen: tienduizend van dezen kunnen den mijnen niet opwecgen. Volksliefde, is de fchoonfto diamant in mijn' vorstelijken kroon! de onbekende. Ze is valsch! lorenzo, treedt verbaast te rug. Wat? de onbekende. Ze is valsch, geloof mij! lorenzo. Wie zijt gij? Wat zal dat beduiden? de onbekende. Volksliefde gelijkt een gefleepeu Haal, flegts eene vochtige lucht doet het roesten' lorenzo. Dwaas! dat mag bij de oosterfche volken het geval zijn; leer de Italiaansn beter kennen. de onbekende. ö De volken gelijken op elkander: kent gij tien van hen, dan kent gij het gantfche veelverwige genacht, dat zich meufchen noemt. lorenzo. Gij breekt den ftaf over u zelven, ook uw naam is mensch! Maar gij dwaalt goede vriend , de heilige gevoelens van vriendfehap zijn hier niet geftorven,- hier  TREURSPEL. f hier flaan nog harten voor harten, en geen broeder kan zijn' broeder bedriegen, DE o nekkende. De vriendfchaps zuivere fpiegel wordt verduisterd, wanneer de vergiftigende adem der verleiding, over hem heen zweeft; en dikwerf ftelt het eigenbelang, zelfs grenspaalen aan de broederliefde! lorenzo. Ondankbaare' Gij vervaardigt een bitter pasquil op de menschheid; gij ftort heur heiligst gevoel om ver, gij loogchent de fchoonfle gewaarwordingen. de onbekende. Vriendfchap beftaat; heure bloemen bloeijen flcgts in het verborgene; maar zij bloeit nog zeldzaamer dan de Aloé. {Hij vertoont den Hertog een'' fteet!.') Behaagt u deze onyx? Befchotiw zijn fchoon zwart; hij is kostbaar, zie, gij zult geen vlekjes van couleur, verbleeking aan hem vinden. Hij gelijkt een' waaren vriend, die, zo als hij, zich geduurig gelijkvormig blijft! Wanneer gij zulk een' vriend gevonden hebt, zo bewaar hem nog zorgvuldiger dan dezen onyx; want de fchatten van alle waerelddeelen weegen zijn waardij niet op. Begeert gij denzelven ? lorenzo. Hoe hoog ftek gif zijnen prijs? de onbekende. Ik fchenk ze ü', want hij is zo weinig met goud op te weegen, als waare vriendfchap. A 4 lo-  8 HET MASKER, 10rekz0, Zonderling mensch, wie zij't gij ? de onbekende. Gij zeidet mensen! >— Dat ben ik! — {Hij geeft hem eeti" anderen /leen.") Hier is een diamant. lorenzo, befchouwt denzelven met verwondering. Waarlijk, ik zag 'er nooit een die fchooner was! de onbekende. Plaats hem tegen de zon, hij vertoont alle couleuren van den regenboog, hij is zevenverwig als de gunst der menfehen. Ook die vertoont aan de zon der vleijerij, nu deze dan gene couleur. lorenzo. Hoe veel eischt gij voor dezen diamant? de onbekende. \ Zeven fequinen! lorenzo, verbaast. Zijt gij krankzinnig, deze diamant — en flegts zeven fequinen? de onbekende" Hij is niet hoog in prijs; want hij is mij even zo weinig als de gunst des volks waardig. Beide zijn even fchitterend, en even bedrieglijk. lorenzo, wordt meer en meer opmerkzaam. Wat zal dat bedtijden? —> Waarachtig! gij dwaalt !- ■ Ar-  TREURSP EL. 9 Armeniër; volksliefde is niet bedrieglijk. Gij vindt het bewijs in mijne ftaateo. Mijn volk bemint mij; ik btn een gelukkig vorst! de onbekende. liet bemint u, zo als de (laaf zijn' heer; het moet u beminnen, want hst vreest de roede. lorenzo, met drift. Mensch! Men hoort aan uwe reden d^t gij uit het gebied van het despotismus komt. Mijne onder daanen zijn mijne kinderen, nooit mijne flaaven. — V/eg van hier, argelistige duivel! de onbekende. Hertog, gij zijt een édel ménsen, maar gij hebt u in een' zoeten flaap gewiegd, hoed u voor een vreeslijk wakker fchrikken. Ik kende cok een' vorst, Jjij waande de liefde van zijn volk te bezitten, in roozen droomen zwijmelden zijne phamafiën. Hulkem 'was Monarch in Perfiën, vast als cie Hevige ceder, geloofde hij te flaan, ver om zig heen verfpreide hij zijne takken, en -zijne onderdaanen vonden febaduw onder hem, tegen de brandende zon. Sadï, 'zijn broeder, deelde zijn' glans; de monarch kweekte hem aan zijne zijde op, hij beminde hem broederlijk, en voedde eenen fcorpioen aan zijn' eigen boezem. Zij hadden hunne vingerringen gewisfeld, en zo, zich eeuwige liefde, en trouw gezwooren. Doch Sadi trachtte naar de kroon, hij wenschte, verleid door de vleijerij der grooten, den throon, waar v >or de volkeren in het ftof nedervielen, zelve te bezitA 5 ub.  io HET MASKER, ten. Hij vleide zich thands bij het volk in, maakte de edelfte handelingen van Hulkembij hetzelve verdacht, werdt meineedig aan zijn' broeder, en beloofde het volk, onder zijne regeeriug, dagen der vreugde; volksluimen zijn nog veranderlijker dan de huid des Chameleons, het volk tradt op de zijde van Sadi LORENZO. ó Foei! foei! DE ONBEKENDE. In cene zoele lucht, iluimerde Hulkem onder een* palmboom in zijn' tuin, eene fterke vuisc fchudde hem uit zijn' flaap, hij zag op, beefde terug, want hij zag boven hem een blinkend Haal, in de hand zijns broeders. LORENZO. Verfoeiielijk! gelukkig ons, dat 'er zulke broeders flegts in het oosten zijn. DE ONBEKENDE. 6 Men vindt ze ook hier! Met één woord , het volk dat hij welgedaan had: het volk dat hij als zijne kindereu beramdde, verftiet hem weigerde hem zelfs een plaats in zijn land, waar zijn lijk rusten konde; hij moest in bailingfchap rond zwerven. In eene hut vond ik hem itervend, den ring dien hij van zijn' broeder hadt, trok hij van zijn' vinger, (Jtij trekt een riug van den vinger,) en gaf hem aan mij. Zie hier. Mijn volk dat ik beminde heeft mij verftooten, mijn broeder heeft mij bedroogen." Sprak  TREURSPEL. ir Sprak hij. „ Hier, neem dezen ring, dien hij mij tot een teken zijner trouw gaf, veeiligt kon hij nog van nut zijn, geef hem aan een' vorst, die in gevaar is even zo bedrogen te worden ais ik." Hij ftierf, en ik reisde voort, met mijn' ring aan den vinger. lorenzo. Gij zult 'er hem wel befteudig aan moeten draa* gen, want znlk een volk, van zulk een' vont, zult gij in Europa niet vinden. de onbekend u. Ik heb hem gevonden! dezen ring -i. Hertog Lorenzo - ik geef hem u. (Hij reikt hem den ring, en verwijdert zich fchielijk.~) lorenzo, ftaat bedremmeld en verbaast. Mij! L Hij is weg! - Mij , mij den ring! voor den bedrogen vorst? — Door zijn volk en broeder bedrogen ? Vergiftige logenaar ! Maar wie is die mensch? Hoe kan hij weeten? —Wat beweegt hem! Zonderling! Ondoorgrondelijk. (Tmfchenpoozing,waar in hij den ringnaamvkeurig befclwuwt.~) Mij, mij den ,ring, — Neen bij den Eeuwigen! mijn volk kan mij niet bedriegen 1 - en mijn broeder ? {Bij deze worden heeft men hem in eei.e der laanen uit het gezicht verhorend)  li HET M A S K E R, V IJ F D E T O O N E E L. juliüs, komt, in diepe gedachten verzonken, uit eene tegenoverliggende laan. , hij was het altijd! — Hij roofde mij het purper, drukte myn' geest in een' iedigen werkkring! Hij, de eerstgeboorne! — De hertog! — Nooit beminden wij elkander; reeds van de wieg aan Tieerschte onder ons' eene eeuwige koelheid; een fcheidsmuur tusfchen hart en hart. — Maar wiens fchuld was het? — Immers niet de mijne? Dikwerf naderde hij mij liefderijk — en ik? — Maar wat was deze liefde? Hoe?- Slegts een genadig glimlagchen tegen den Haaf! De hertog, en de onderdaan l ZESDE T-OONEEL. enrico, julius. ^ e n r i c o , met fpoed opkomende, G elukkig, dat ik u vinde, hertog! j u l i u s. Hertog ! hertog ! (JHij wendt zich [nel naar hem.~) Wie? — Ach zijt gij het Enrico. enrico, rond ziende. Ik heb iets voor u! — . j eeri fchielijken toon.) Goeden nacht hertog'. — (Hij gaat fpocdig heen.) NEGENDE TOONEEL. Een eenzaam woest oord, door bosfchen omringd; op den achtergrond ziet men de overblijf/èls van een oud landhuis. Het is na bij middernacht. gionetti, montezumo komen door het bosch. gionetti. fl>en weg als of hij naar de hel voerde. m o n t e z u m o. Wij zijn ter pkatfe ! — Nu , komt de prins Sigüor? gionetti. Gewis ! — Het andwoord dat hy Enrico gaf, veueekerde het ons! — Maar zeg my eens, hoogwaardige, waarom gij zulk een vcrfchrikkelijk öord tot deze bijeenkomst gekoozen hebt. montezumo. Gij kent het charakter van den prins; hij is een dweeper van de eerste grootte; om zulk een' te -ketenen, moet men de uiterlijke voorwerpen te hulp nee-  TRE URSPEL. M ten verbindt ? — wees ons welkom! gionetti. Thands is Lorenzos dood bekragtigd. ju-  go HET MASKER, julius, wijkt terug. Lorenzos dood?— Hoe? dit was het dus, mijn' bijfland om te moorden ? — Neen, dat vermag geen hertogdom; geene Antonia! Ik' word geen broeder, moorder! Gij zijt (luik moordenaars, ik veracht-a lieden! (Hij wil heen gaan.) gionetti, trekt fchielijk zijn zwaard. Sta! geen ftap van hier. Nu is het te laat; gij moet! ju lius. Ik moet ! — Wie zegt dat ? montezumo, tusfchen heide. Bedaar! (leek uw zwaard in de fchede, Gionetti! prins, hier heerscht een misverfland! julius. Neen zó diep kan ik niet vallen. Broedermoor. der! — Laat mij! M ontezumo, fiil tot Gionetti, die voorwaards treeden wil. Terugl onvoorzichtige! Wat hebt gij gedaan! — (Overluid tot den prins.) Slegts weinige oogenblik. ken ! mijn hertog! gij misduidt Gionettis woorden! God bewaar ons voor bloedfchulden. Lorenzo is een regent; maar ook als zulk een , nog heilig. — Toen Gionetti van zijn' dood (prak, was dit zijn dood als regent. Voor dit land moet Lorenzo (terven, dat is onvermijdelijk. ju-  TREURSP EL. 31 julius. Verklaar u duidelijker, heer pater! montezumo. Lorenzo blijft leven, maar hij zal zijn' throort verliezen, en naar Rome gezonden worden, waar hem, behalven zijne vrijheid en kroon, niets ontbreeken zal; Lorenzo moet dus als hertog befchouwd... julius, reikt Gionetti de hand. Vergeef mij! gionetti, Ik heb niets te vergeeven, mijn hertog! m o N t E Z u m o. Zo haast Lorenzo verwijderd is, ontfangt gij de vorstenkroon uit onze handen. julius. En Antonia wordt uwe hertogin! hettore. Zij worde het! m o n t E Z u m o. Op de jagt zal de hertog verwijderd worden. nigro. Lorenzo heeft op morgen de jagt bevolen. g 10 nett i. Dus! op morgen wordt Julius onze hertog. ju-  3* H E T MASKER, julius, verfchrikt. Morgen reeds! En waarom reeds morgen ? montezumo. Hoe eerder, hoe beter; morgen valt zijn throon. julius, met zelf overwinning. Wel aan dan ! Het zij zo! montezuma. Een' eed moet u nog aan ons verbinden. julius, zinkt op eene knie. Ik zweer u. Eene fiem, uit de ruinen. Zweer niet. De prins fpringt op; Gionetti Mikt enftuimig in V rond; de anderen zijn verbaan'. Montezumo alleen blijft bedaard. julius , met eene naauwlijks hoorbaar e fiem. Hoort gij ? gionetti, onjïuimig. Wat is dat? montezumo, bedaard. Wat is 'er te doen ? julius. Zweer niet, riep de item. MON»  TREURSPEL. 33 montezumo. i Ik honrde niets als den weerklank in 't bosch. Gij riept: „ Ik zweer!" en de echo galmde heC terug. — Waarlijk ik geloof dat gij fiddert! Herflel u, gij bevrijder'van den ftaat ; fchrik niet voor een' ijdelen klank. Gij weet immers dat de echo het oor dikwerf zonderlinge klanken terug geeft! Gij moet zweeren alles aan te wenden, om het land van zijne ketenen te bevrijden, en eene nieuwe zachte regeering over deze flaaten te brengen! zweert gij dat? julius, flrckt de rechterhand ten hemel. Ik zweer het! De fiem als te vooren. Meineedige! juliu s. Luister! hettore. Ik heb het ook gehoord. gionetti. De fiem kwam uit gindfche ruïnen! (Hij trekt zijn zwaard.) Wij hebben toehoorers ! — (Hij wil naar de ruïnen gaan.) montezumo. Wilt gij met de uilen en vleêrmuizen gaan vechten? — Waereldveroveraar! gij wilt een hertogdom verlosfen, en fiddert voor het gefchreeuw van een' nachtuil. — Hebt gij den toon nog nooit gehoord ? C NI- ten? — waereldveroveraar sn wilt een ntrtoaciora  34 HET MASKER, NIGR O. Ook mij fcheen het de item van een' uil te zijn ; wat voor eene menfcbelijke voet zou zich om mid. dernacht, in deze wildernis verdwaaleni JULIUS. Zonderbaar. {Hij wordt meer peinzend!) HETTORE. Ja het was 't gefchreeuw van een' uil. Een booze geest alleen konde flegts ons vroom voorneemen willen verhinderen. JULIUS. Bij God! zeer zonderbaar! MONTEZUMO. Wat deert u mijn heitog? JULI US. Een verfchrikkelijk wezen fchijnt mij te omringen; hoe meer ik nadenke, des te meer verwarren zich mijne denkbeelden. — Heden avond zat ik in den tuin, plotfelijk verfcheen eene zwarte geftalte voor mijne oogen. „ Deze middernacht wordt het graf uwer rust!" fprak zij langzaam, en was verdweenen, voor dat ik mij eene gedachte vormen konde. MONTEZUMO. *Gij droomdet, wat zou het anders geweest zijn, JULIUS. Neen; ik had mijne oogen wijd open; ik voelde alles, ik zag, ik erkende alles. MOS';  TREURSPEL. 35 montezumo. Men kan ook waakend drootnen; zoudt gij die ervaaring eerst heden gemaakt hebben? — Wat was het anders als het googchelfpel eener verhitte verbeelding. julius. Het is mogelijk; maar — . montezumo. Gij twijfelt nog? Geloof mij, 'er gebeurden dikwerf vreemder voorvallen, die niets anders dan zulke droomen tot grond hadden! DERTIENDE TOONEEL. de voorigen, enrico. montezumo. ^V^at is 'er te doen ? enrico , met angst. Mijnheer, het is in 't bosch niet veilig, alle mijne leeden fidderen. Dan fluit het mij zo fchreeuwend in de ooren, dat mijne hairen te bergen reizen; dan waait mij een koude en fnijdende wind in 't gezicht dat ik 'er van huivere. montezumo. > Vreesachtige! (Zacht tot Gionetti.) Waarlijk ik heb mij bedroogeu} deze middernacht zou den prins C 2 *an  36HET MASKER, aan ons ketenen, en ze maakt hem tot een jongen! e n r1c ö. Mijnheer hier wag een ander onbevreest zijn; dan kruipt 'er iets onder mijne voeten door, dan ruischt het' zo digt over mijn hoofd heen, dat het mijn' hoed mede voortrukt! — montezumo. 'Er ftiorde een vleermuis over u heen; ga, en flaap uw' roes uit! Mijne vrienden, uw befluit ftaat dus thands onbeweeglijk? Niets kan-het tot wankelen brengen? allen. Ons befluit is genomen! montezumo, Welaan dan, morgen zal het groote werk voleindigd •worden , morgen zal het begin eëner reeks van duizende gelukkige jaaren ziin! Het voorige despotismus zinkt ter aarde; Lorenzo's heerfchappij gaat te grond , en in hertog Julius gaat een nieuwe zon over ons op. Heil zij onzen hertog! allen, behalve» j u li u s. Lang leeve de hertog Julius l Het gordijn valt. Einde van het eerjle bedrijf. TWEE.  TREURSPEL. 37 TWEEDE B E D R IJ F. Het tooneel verbeeldt eene kamer in Lorer.zd's paleis. EERSTE TOONEEL. lorenzo, in jagtkleedlng. dulli. dulli. Alles is voor de jagt gereed, genadigfle heer! lorenzo.. ' Goed! verzoek mijn' broeder om bij mij te komen! (Dulli gaat hecn.~) lorenzo. Ik wil het weder goed maaken ! — Een klein offer voor een grooter goed! — gen, zonderling mensch! Waarom (telt hij geen vertrouwen in mij! — TWEEDE TOONEEL. julius, lorenzo. julius, heel. ^fflal begeert Lorenzo? lorenzo. Waarom fpreekt gij op dezp onbroederlijken toon, tegen mij, mijn Julius ? ' C 3 Jü'  38 HET MASKER, JULIUS. Onbroederlijken? Dat wist ik niet! De jagt zal heden aanzienlijk zijn! lorenzo, gevoelig. Julius! — Waarom dat? — Zie mij aan! julius. Waarom ? lorenzo. Ik bid 'er u om! julius. De hertog kon gebieden! (#//' ziet hem aan.) Nu? lorenzo. Gij hebt een geheim voor mij! julius. Dat is mogelijk! lo r e n z o. . Ik ben uw tedere broeder. julius. Zekere geheimen deelt men ook niet gaarn den tederen broeder mede. lorenzo. Gij gelooft door mij beledigd te zijn! — Zijt gij zelve de oorzaak niet? Gij hadt het door openhartigheid kunnen vermijden? julius. Zou ik dit hebben kunnen doen? LO-  TREURSPEL. 3p LORENZO. Sedert wanneer gaf uw Lorenze, u oirzaak om agterhoudend tegen hem te zijn? julius. Gij vergist u! Ik was het niet. LORENZO. Gij bemint Antonia! julius, eenigzins verlegen. Ik! — LORENZO. En gij verzwee'gt het mij zelfs, toen ik u zeide dat mijne keus op haar gevallen was. Julius, heb ik dat aan u verdiend? julius. Het fchijnt als of ik voor het gerecht flat Behoef ik u mijne geheimen aan te vertrouwen? LORENZO. Julius waarom deze hardnekkigheid ? — Ik ben hertog! maar gelooft gij dat de diadeem de broederliefde in mij kan verdrukken? Toen ik mij met het purper bedekte, zwoer ik iedere wet der menschheid dubbel te vervullen! — Julius gij bemindet Antonia vroeger dan ik; gij hadt de eerste aanfpraa. ken op haar! — Antonia, mijn Julius is de uwe! Ik tree terug! julius, zeer. verlegen. Ik — mij — Lorenzo! (ter zij Je.) Te laat! C 4 (Plot.  40 H E T MASKER, (PMfeling koel.) Ik verlang deze grootmoedigheid niet; behoud ze voor u ; zy is mij lastig! — lorenzo, verbaast. Julius! julius, trotsch. Ik begeer uwe grootmoedigheid niet! Gij zult ze mij immers niet opdringen? — Ik erken u? Gij tracht alleen den broeder te verduisteren. Lorenzo, aangedaan. Julius, verdien ik dit? — Deze hardheid voor mijne liefde! Trots voor mijne goedheid? ju lius. Goede , genadige hertog ! ■— Vaar ongeftoord in uwe pogingen omtrend Antonia voort; ik verlang zulk een oiFer niet van u .' LORENZO. Gij verfloot mij dus? — Mijne liefdé treedt gij mei voeten? Het broederhart heeft mij afgeweezen? —. Erinner u onzen ouden vader; toen hij nabij zijn einde waSj riep bij ons bij zich en fprak: s, bemint elkander, dat zij mijn zegen!" — j u l i us, niet zonder aandoening, Lorenzo! LORENZO. Wij beloofden het hem, ik heb mijn' eed gehou-* den; maar gij Julius — gij waart altijd koel tegen mij — Julius! Julius! ju-  TREURSPEL. 41 julius, fpotachtig. Gij hieldt uwen eed; uwe deugd, zij u genoeg, bekommer u niet om de mijne ! lorenzo. Door de heiligde banden, knoopte de natuur broeders aan elkander, tederer banden hechten ons aan de vrouw, vastere aan den vriend, aan den broeder! igij verfcheurt deze heilige banden, g'j verwerpt de eeuwige fchoone wet der natuur! — 6 Julius, doe; dat niet ! julius. Wat beduiden deze woorden? lorenzo. Woorden? — Zijn dit flegts woorden voor u? julius. Vaarwel, (Hij wil heen gaan.) lorenzo, Dlijf, laat ons weder broeders worden! julius. Laat mij! (Hij wil gaan ~) lorenzo. Moet dan de hertog u beveelen te blijven? julius, hevig; met de linkerhand aan het zwaard. Beveelen? *m De hertog mij beveelen? •— Wie C 5 wi! •  4» HET MASKER, wil mij beveelen? Ook ik, ben een vorstenzoon! Ik wil gaan! (Hij vertrekt.") lorenzo, alleen. Is het zo ver gekomen! Haat tusfcben broeder en broeder 1 — Neen , dat is niet mogelijk; flegt kan Julius niet handelen ! Liefde kan een' mensch ver heen voeren; hij houdt mij voor zijn' medeminnaar bij Antonia, dat is de gantfche oirzaak van den twist! (hij gaat naar eene tafel waarop papieren liggen.) Wat zijn dit ? — Dankzeggingen ! Geene fmeekfchriften ? — (Hij neemt een papier.) Wat is dit? (Hij leest.) „ Ruk u uit dien zorgeloc- „ zen fluimer, Lorenzo, waarin gij u gewiegd ,, hebt. Rebellen omringen de trappen van uw* „ throon. Een fchanddaad broedt in het verborgen! „ ga heden niet op de jagt; de dolk, die u kroon „ en leven ontrooven moet, ligt gereed. Verlaat „ u niet te zeer op u zelven, en floot deze waar„ fchouwing niet van u; maar houd ze echter ver„ borgen." Wat zal dit beduiden? — Hoe komt dit papier op de tafel? — Alles wat mij omringt is in een' digten wonderbaaren fluijer gehuld! — Voor wien heb ik te vreezen! Mijn volk kan niet ondankbaar zijn! DER-  TREURSPEL. 43 DERDE TOONEEL. ferro, lorenzo. lorenzo. Dit papier vond ik op mijn fchrijftafel; lees het! ferro, nd dat hij het geleezen heeft. 1 Zonderling! zeer zonderling! lorenzo. ! \ Hoe komt dit papier op mijne tafel? ferr o. \ Ik weet het niet! lorenzo. I Mijn volk kan zó niet handelen; bij God! met ,|ulk eene zwarte ondankbaarheid kan het mij niec Jbeloonen. ferro. \ Zou het u onbekend zijn, dat juist de onberisïelijkfte vorsten het meest aan ondank onderworpen ajn. lorenzo. \ Onmogelijk; zo ver is het gevoel der deugd bij ie menfchen nog niet onderdrukt. — Maar wat is lat voor een wezen, dat, onder den fluijer der ver. üwrgenheid, zulk eenen rol fpeelt. f er»  44 HET MASKER, FERRO. Ik erinner mij, toen ik te Genua was, een foort- j gelijk voorval beleefd te hebben. Een wezen dat men flegts algemeen den Ondoorgrondelijken noemde, ontdekte ook daar menig een verborge fchanddaad. Eens trok mij een plegtige optogt in eene nabijgelegene kerk; ik zag aan het altaar een' priester, die gereed ftund, den huwelijks zegen over een jong , paar uit te fpreeken. — Een man in een' mantel gehuld, leunde tegen een nabijftaande pijlaar, juist hief de priester zijne rechterhand in de hoogte, plotfelijk tradt de onbekende van de pijlaar voorwaards , flrekte zijne hand uit, en donderde een luid: „Houd op"! tusfchen de woorden des priesters. De 'monnik beefde, al het volk kwam in beweging. „ Hij heeft zijn' broeder verflaagen!" zeide hij verder, met eene fiem, die allen deedt verftijven. De jonge man aan het altaar verbleekte en beefde terug, „ graaft nabij het beeld van den heiligen Dominicus, daar zult gij het lijk van den vermoorden vinden." Bij deze woorden hadt hij zich in het gedrang verlooren , en men zocht hem te vergeefsch. De heilige dienst was afgebroken, men fleepte den ont-j fielden jongen man voort, het méisjen was in onmagt gezonken. Men onderzocht verder , en men vondt de zeekerlte bewijzen van den moord. dien hij begaan hadt, om dat zijn' broeder hem , in het ftreeven naar zijne beminde, in den weg ftondt. LORENZO. Erinnert gij u het gelaat van dezen zonderlingen man niet meer? FE R-  TREURSPEL. 45 FERRO. Ilij was van eene fchoone majestuenfe gefhlte, zijne oogen waren glinfterend , en door groote fchoone wenkbraauwen overfchaduwd, een Adelaars neus boog zich naar den mond; zijn blik was pleg. iig cn eerbied vorderend. LORENZO. Bij God, mijn' Armeniër volmaakt getroffen. Wac s dat voor een mensch, dat zich tusfchen mij, en jmijn volk plaatst. — Waarlijk haast vermoede 'ik, dat een Goochelaar , mij tot een voorwerp zijner bedriegerijen maakt. FERRO. " 6 Mijn hertog, fiaa deze waarfchonwingen niet zo geheel in den wind! LORENZO. De jagt zal voortgang hebben! — Ik ben zeeker )ij de liefde mijner onderdaanen; ik keten den vreijeh reest niet ; ik tracht hun eiken last te verligten; jf help ze hen draagen. Op den grond van het lespotismus alleen fpruiten oproeren , in mijne ftaacn niet. — Wel den vorst, die zulke onderdaanen ïeeft I Thands voort op de jagt! Ik veracht deze ivaarfcliouwing! — (Zij gaan heen.) VIER.  46 HET MASKER, VIERDE TOONEEL. Rondom hoort men jagt ge Md. Het diepj?e van het bosch. gionetti en lodovico wenden zich door de jiruiken, beide hebben momaanzichten voor. gionetti. Er komen wolken voor de zon; het bosch Wordt duister! lodovico. Wanneer wij flechts niet verdwaalen. gionetti. Wees onbezorgd, de wegen zijn mij hier te wel bekend. Hij ging bij de capél, door 't kreupel* bosch, dus moet bij hier voorbij! lodovico. Is Julius ook op de jagt! gionetti. Ja! hij kruischt met Vivaldi oostwaards rond. Eindelijk is thands het uur der wraak verfcheenei Dierbaar oogenblik mijns levens! Het welzijn va mijn vaderland rust in mijne hand! lodovico. Tref hem goed! G  TREURSPEL. 4? CIO n e t ti. Vrees niets! Hij zal gevoelen, dat de dood uit ffizelmo's hand komt! lodovico. Vermijd toch alle gerucht bij de daad! gionetti. Nu zult gij mij voordaan geene verzoeken meer jiafflaan, genadige hertog ! — Thands breekt eene i nieuwe eeuw te voorfchijn! lodovico, opmerkzaam. Luister! het ritfelt in 't bosch. gionetti. Het is een wild dat uit zijn leger opfpringt; nog hoor ik hem niet! — Geen zoon der vrijheid zou meer opftaan! De verheevene Romeinfche heldenmoed onzer voorvaderen , op wier graven wij woonen, is geflorven , — in de borst hunner kleinzoonen gellorven! Maar neen, dat is hij niet! Ik gevoel hem ! Ik ! — Een tweede Brutus voor mijn vaderland! — Luister Lodovico! Dat is zijn ftap! Terug in het bosch! (Zij gaan een weinig ter zijde agter ecnige jlruiken.) VIJF.  48 H E *T MASKER, VIJFDE TOONEEL. de voorigen, daar nd de onbekende. De onbekende in een" mantel, en de hoed van den i Hertog op het hoofd; hij gaal langzaam over het tooneel, en heeft het aangezicht in den mantel verborgen. Zo dra hij het bosch aan den anderen kant des looneels, verder ingegaan is , komen de faamgezwoornen weder ten voorfchijn. gionetti. Nu is het tijddip daar! Blijf hier in het bosch ik ga tot het groote voorneemen! (Hij trekt den dolk.) Vrijheid en wraak ! (Hij gaat fchielijk in het boich, waar in de onbekende ging.) lodovico. De bedisfing nadert ƒ — De tijran valt ! (Hij gaat ongerust gindsch en weder.) Hij blijft lang! Hoe, wanneer het mislukte! (Jusfchenpoozing, hij luistert.) Welk een geraas? Het is even eens als of ik ftemmen in de verte hoorde ? — Voetftappen hier heen ! Hij is het! ZESDE TOONEEL. lodovico, gionetti komt fchielijk. lodovico, fchielijk uitvorfchend. Gionetti? Gl-  TREURSPEL. 40 cionetti, houdt triompheercnd zijn1 bloedigen dolk in de hoogte. Vorstenbloed! lodovico, verheugd. Redder des vaderlands! gionetti, met haast. Thands voord! lodovico. Maar het lijk — gionetti. Wij zijn hier niet veilig; ik word vervolgd! —voort! voort — lodovico. Wat is dat? gionetti, ,rukt hem voort. Vlugt! (Beide gaan in het bosch.) ZEVENDE TOONEEL. Nd eenige oogenblikken, komen ferro, dulli, en meerder jagers te voorfchijn. Eenige ftemmtn door elkander. "Vorsten moord! — Moordenaars! D  50 HET MASKER, f t r r o. Ook hier de moordenaar niet? dul li* baar, mijnheer, zijn de ftruiken nedergedrukt; langs dien weg zal hij ontvloden zijn! ferro. y Voord, den moo-denaar gevolgd! —> ó God moest ik dat beleeven! (Zij gaan heen.') AGTSTE TOONEEL. julius, alleen. Hij fiort met alle tekens van wanhoop, in ge, laat en ftem, uit het bosch. Broedermoorder! (Hij zinkt op den grond.') NEGENDE TOONEEL. lorenzo, julius. Lorenzo komt op het tooneel, zonder hoed of mantel. Julius hem gewaarwordende, jlaart hem met verbaasdheid, aan. lorenzo. Wat deert u? i'7  T R E U R S P E L. st < julius, beangst. Geeft de eeuwigheid heure dooden te rug? lorenzo, verbaast. Julius! (Hem fterk aanvattende,) Julius ! wat deerd u? > julius, als uit een' droom ontwaafcende, vrijft zich het voorhoofd. Droomde ik! — Gij leeft? ■ , lorenzo. Wie zeide u het tegendeel? ju lius. Zijn mijne zinnen verward! — Zag ik u niet voor weinige oogenblikken vermoord? — Uwe borst was doorboord ? en een ftroom van bloed vliette uit de wond! lorenzo. Gij droomdet! — julius. 6 Gelukkig, gelukkig voor mij! (hij omarmt hem hevig) Broeder ! broeder! lorenzo, met zachtheid. Julius! — wat moet ik van u denk&n ! haat en liefde, zo innig door een gefmolten! julius. 6 Vergeef mij , zoo ik ooit koelzinnig tegen D 2 u  52 H E T MASKER, u ware! (aan zijne borst.) Mijn broeder! mijn hertog! l ore n zo. Gij zijt mij wedergefchonken * — Wij zijn broe. bers! (Zij houden elkander omarmd.) TIENDE TOONEEL. de voor1cen, ferro, dulli, jagers. dulli. M en vondt geen fpoor der moordenaars; zij zijn ontvlooden! (Hij wijkt op het zien van den hertog terug.) God! — ziet! ferro. Mijn Lorenzo! mijn vorst! gij leeft! lorenzo. Welke raadfels! ferro, ter zijde. Ik erken het; dat is uw werk! ELF-  TREURSPEL. 53 ELFDE TOONEEL. de voorigen, de onbekende. De Onbekende {laat een oogenhlik met het aan. gezicht in den mantel verlorgen, nevens het bosch. Allen flaan verbaast; Julius ziet hem met ftaarende blikken aan. De Onbekende flaat den mantel open, en blikt , den hertog ft aar end san. lorenzo, verbaasd. O e Armeniër! de onbekende, met ernst. Ligtgeloovige, bedroogen hertog, gij verachtte de waarfchouwing die men u deedt! wees in het toekomende voorzichtiger, voor het tegenwoordige zijt gij geredt! lorenzo. Mensch, of engel, wie zijt gij? dè onbekende. Gij Zijt gered ; dit zij 11 genoeg. (Stilte- lij werpt eeii' doordringenden blik, op den prins.) Julius 1 Julius! Julius , ziet naar den grond. ferro. Wat is dat? — Voorheen vond ik u zwemmentle in bloed D'3 de  54 H E T MASKER, DE ONBEKENDE. Ik ben onbefchadigd! LORENZO. Verk'aar u aan mij; wie zijt gij? —'Bij God ik ontfla u niet! DE 'ONBEKENDE. Welaan; volg mij in uw paleis! TWAALFDE TOONEEL. Het tooneel verbeeldt eene kleine kamer in het huis van Conti. Tegen den avond. NIGRO, VINCENT. NIGRO. Nu, hoe is het; zijn wij voor alle ontdekking zeeker ? VINCENT. Alles is gereed signor! — Ik verwagt Hechts uw' wenk! NIGRO. Is Antonia genoegzaam voorbereid? VINCENT. Gij hebt heur vertrouwen gewonnen, wijl gij u met zo veel kunst in heur' droefgeestigen toon wist te fteramen; en de ouden is in uw' lof onuitput\ baar.  TREURSP EL, 55 baar. Wij behoeven niet te vreezen om ontdekt te worden, want Hettore en zijne huisgenooten, zijn het bijgelovigfle volk van de waereld, ook hebben Lodewijk en Montezuma, behoorlijke maatregelen genomen. NIGRO. Welaan volg mij dan tot de uitvoering! (beide gaa'i hein.) DERTIENDE TOONEEL. MONTEZUMO, GIONETTI, LODOVICO. MONTEZUMO. De heilige kerk zal heur' zegen rijkelijk over uw uitftorten; herftellers onzer allerheiligite religie! GIONETTI. ïk ben gewroken, dat is mij genoeg! — (Hij reikt hem een' dolk.) Hier neem dezen dolk, het bloed van een' tijran kleeft 'er aan; bewaar hem als het heiliglle reliqui u^'s ordens. LODOVICO. Zal Julius thands niet tegen ons opflaan , nu Lorenzo's lijk gevonden zal worden? MONTEZUMO. Wees onbefchroomt, 'er (laat immers eene kroon op het fpei! D 4 cl-  56 II E T MASKER, gionetti. Het was mij onmogelijk het lijk weg te neemen, naauwlijks zag ik zijn bloed vloeijèn, of ik hoorde reeds van nabij de ftemmen der jagers, en meest fchielijk op mijne redding denken! montezumo, Laat mij D echts begaan. VEERTIENDE TOONEEL. de voorigen. hettorb. hettore. ÜlVu , hoe is uw voorneemen uitgevallen ? montezumo. Ten beste des lands, en de heilige kerk, de vijand Gods is ter neder geveld Hij is niet meer! hettore, ontfteld. Hoe? montezumo. Hij hadt de maat zijner zonden vervuld,en ftortte zich zelven in den dolk, die Gionetti, om hem een' fchrik aan te jaagen, getiokken hadt. hettore, 6 God! Gij hebt den gezalfden des eeuwigen vermoord! wee ons; gij hebt bloedfchulden over onze hoofden gebragt. m on-  TREURSPEL. 57 montezumo. I Dat niet ! De Heer doodde hem door Gionetti'» liand. Het was de wil des hemels. Hoor mij aan: let wns middernacht, wanneer ik, na een oprecht j gebed, voor het welzijn der kerk, in eene zachte ifluimering gevallen was. Plotfeling werd ik door aen geruisch opgewekt; ftrooraen van licht, fchoo:en voor mijne oogen heen, mijn vertrek fcheen in vuur te zwemmen. Uit deze vuurflroomen tradt ;en man te voorfchijn. Zijn gelaat fchitterde door ;den glans der verklaaring. „ Ik ben Loijola de flich[er uws ordens!" lprak hij tot mij! Ik viel neder pp mijne knieën. „ Morgen zal Lorenzo, door de iliand van Gionetti vallen". Zeide hij verder „ dit is de wil des eeuwigen ; wees gij de befchermer van Ezelino, wanneer de waereld zijne edele daad bmisduiden mogtel" dus (prak hij en verdween! hettore, met eerlied. Ik zwijg , en eerbiedig! lodovico. Maar wat zal hot volk van deze dood zeggen? montezumo. Wat anders, dan den nieuwen vorst met bliidfehap ;huldigen! Ook is de daader onbekend ! Mea zal pns nooit verdenken. VIJF-  58 HET MASKER, V IJ F TIENDE TOONEEL. de voor1gen, julius. montezumo, met eerbied. O'ize hertog! Laat ons de eersten zijn, diebem huldigen. Alle vallen op eene knie. julius, ziet met verachting op hen neder, zegt voords met afgrijzen. Sluikmoordenaars huldigen den broeder dts hertogs-, o hoe liegt moet ik zijn, dat zulk gefpuis mij aan hun hoofd plaatst. gionetti, ftaat verbitterd op. Julius! julius, hen aanfiaarerJ. Vorsten moordenr.ar! m o m t e z u m o. \ Gij miskent ons; dat ziju wij niet i julius. Het voorneemen is zo goed als de daad zelve. Lorenzo zou als een offer gedacht zijn, wanneer' dat ondoorgrondelijke wezen, zich niet tusfchen uwe dolken, en het leven van uw' hertog geworpen hadde! hettore. Hoe ? l o-  TREURSPEL. 59 LODOVICO. Verklaar u nader! JULIUS. Ik ben gekomen om u lieden te rechten, niet orn b verkiaaring te geeven ! — Wee u! gij wildet niet tolleen een leven fteeien; gij zijt meer dan moordenaars ■ uwe dolken wilden ook rechifehapenheid deugd en broederliefde moorden! GIONETTI. Reeds meer dan genoeg! Thands voldoening. MONTEZUMO. Bedaar, zeg ik! HETTORE. Prins — JULIUS. Oude man! u bedrogen zij zekerlijk ook! Neen de:e witte hairen fpreeken voor u; gij kunt uw leven net geen vorstenmoord willen befluitcn! Daar is een echter boven de Heften, dat vergat gij priester! MONTEZUMO. Gij lastert den rechtvaardigen, wiens dienaar ik >en. JULIUS. Woorden des vredes op de lippen, en vergift in iet hart! Gij zijt een gevaarlijk mensch; want nieaand kan u doorgronden! Dit maal echter, mislukte W aanflag; — uw hertog leeft. LO-  6o HET MASKER. , j lodovico ,1 gionetti,> te gelijk. Hij leeft 1 hettore, J julius. De hemel zelf verijdelde deze fchanddaad! Een : onbekend wezen van een' hooger aart, trad voor den j hertog, juist toen hij uwe dolken te gemoed fnelde, 1 eischte zijn' hoed en mantel, en wordt door n lieden | in plaats van den vorst gewond! lodovico. Wij zijn verlooren. gionetti, Onverklaarbaar; maar het werk is begonnen, wij I moeten voleinden. Het moet buigen of breeken! julius. En nu ■— montezumo, die diep in gedachten {landt, zegt nu. Thands is het genoeg! — gij hebt uwe rollen I meesterachtig gcfpeeld, mijne vrienden! (Met vuur) \ Julius! zwak jongeling, uwe rechterhand flrekt zicli | naar den fcepter uit, en een goochelfpel werpt u i op den grond. Gij ftreefdet naar een hertogs kroon, gij wildet onzen vorst worden? — Dwaas! — Aan ecu' man wilden wij de kroon vertrouwen, en haast hadden wij dezelve aan een' jongen verflingerd! — j Hoe zou hij, die door den uiterlijken fchijn zich ( dus  TREURSPEL, 6l {dus verblinden laat, den last der regeering draagerr! aDoe afftand van uwen (bouten wensch Julius, gij {zijt een weekhartige, ó hue zeer hebben wij ons in lu bedroogen! — Gij kunt nooit onze vorst wor. ({den! Alle 'zijn verhaalt, Gionetti en Lodovico zien elkander met verwondering aan. juli us. Monnik, wat deedt gij? montezumo. Ja, alles was een (pel, om uwe flnndvastigheid, 'luw' moed, de vastheid van uw befluit uit te vor« Jfchen, en 'tevens de verknochtheid des volks aar» ILorenzo te leeren kennen, Gionetti en Lodovico | war en de vertrouwden van mijn plan 1 julius. Hoe? lodovico, heimlijk tot Gionetti. Weet' gij 'er van ? gionetti, tot Lodovico. Ik fta verbaast, ik weet van niets! montezumo. Reeds lang plaatfte zich een onbekend wezen tusIfchen ons,het was noodzaakelijk dit uit den weg te «ruimen. Gionetti kende het zeer goed onder deverImomming, en zijn dolk trof; wij konden tevens de ■neigingen van het volk bier bij gewaar worden. — Zi*  62 HET MASKER, Zie dit was de proef, die gij zo flegt dooriïondt. Verlaat ons nu, wij geloofden een' man te-vinden, en een zwakke knaap plaatste zich in onzen weg. De kroon is voor u verlooren! — julius, flaa-t verlegen zijne oogen neder. Ik gevoel dat ik uwer niet waardig ben ; ik kan « niet doorgronden! uw aanflag was dus niet tegen Lorenzo's leven? montezumo. Kortzichtige! — Vervloekt is hij, die zijne hand naar Gods gezalfden uitflrekt! julius, befchaamd. Kunt gij mij vergeeven? — Ik werp mij in u. we armen Montezumo, gij zijt een groot man, ik kan u niet bereiken! Verftoot mij niet van u! Deel met mij het zwaare ampt der regeering, onder uw opzicht zal het land gelukkig worden! mokte z umo. Welaan dan, het voorledene zal vergeeten zijn; maar wees in het toekomende flerker. julius. ft Ik durf mijne oogen niet voor u opüaan. hettore. Maar uw droom, hoogwaardige? montezumo. Was mede eene proef, om uwe ftandvastigheid  TREURSPEL. 63 en vertrouwen te leeren kennen ; gelukkig voor u dat gij dezelve doorftondt! — Maar prins verhaal ons thands de nadere bijzonderheedeu der jagt. j u l i o s. . Gionctti's dolk trof dezen onbekenden , ik vond hem zwemmend in zijn bloed, en daar ik zijn gelaat niet zien kon ; hield ik hitn voor mijn' vermoorden broeder. Ik doorkruiste wanhoopend het bosch, wanneer Lorenzo mij onverzeerd ontmoette , eu ni eenige tijd ook deze onbekenden, zonder het geringlle teken eener wond. Mijn broeder eischte opheldering, het welke de onbekende beloofde hem in zijn paleis ce zullen geeven. Wij gingen 'er heen, maar plotfeling was de onbekende uit ons midden verdvveenen! montezumo. Hij is ontv'ooden! jueiu s. Dat was onmogelijk, want wij bevouden ons op eene groote vlakte ! gionetti. Zeer zonderling; mijn dolk was echter tot aan het gevest in zijne borst i. hettore. Het moet een hooger wezen zijn! montezomo, peinzend. Potzcn! het'  <5+ HET MASKER, hettore. Hoe, gij loogchent zulke wezens? — montezumo, eenigzins verlegen. Dat niet! daar zijn 'er zeeker! — Maar hier zou'1 het buitenfpeurigheid zijn, zulks aan te neemen.l Slegts een boosaardig wezen kan de vroome ondernee- 1 iningen tegenwerken. Het was een mensch , 'geloof 1 mij, en hij moet vallen! hettore, befchroomd. Een moord? montezumo. Hij fterft ten offer voor een geheel volk. Stierf! de verlosfer der waereld niet voor het geluk derf menschheid? Genoeg, vergun mij thands een o-| genblik tot nadenken. Ga naar uwen hertog, en naar! Julius! JULIUS. Gij hebt mij geheel vergeeven? montezumo, legt de hand op Julius hoofd, j Mijn zegen over u ! Qujitts gaat heen ) ZESTIENDE TOONEEL. de voorigen, enrico, behalven julius. I enrico, tot Hettore. j\lijnheer,een' vreemdeling wenscht u te fpreekenJ (Beide gaan heen.) o i'  TREU RSPEL. 65 ZEVENTIENDE TOONEEL. montezumo, gionetti, lodovico. gionetti. Een meesterfluk! '— Waarlijk, gij zijt ver boven ons allen verheeven! lodovico. Ik hield alles reeds voor verlooren! — Maar die wezen — montezumo. Is mij tot dus verre onverklaarbaar! — Zou een' onder ons een verraader zijn geworden? lodovico. Ik fta borg voor allen! montezumo. Kom met mij in den tuin, daar zullen wij overleggen ! ACHTTIENDE TOONEEL. de onbekende, hettore del conti. De Onbekende in eene zwarte Italiaanfche kieeding, met een kunstig masker voor. hettore. En uw' naam Signor? E  66 H E T MASKER, DE 0n1ekende. Pietro Rusca, uit Venetièn! hettore. Wees mij als gast welkom! de onbekende. Morgen zeer vroeg reis ik verder! zoo ik u, tot zo lang, niet bezwaarlijk valle, neem ik uwe aanbieding aan! hettore. Gij kendet alzo mijn' broeder? de onbekende. Zeer bijzonder; het was een heerlijk man , ik wenschte gaarn zijne dochter te zien! hettore. Zij zal in den tuin zijn ! — Befchomv deze beeldtenisfen eens!(#y vijlt op fchilderijën die aan ■ den wand hangen.) Zoudt gij mijn' broeder onder dezelven wel kunnen vinden? de onbekende, ziet op de fchildertjën, en wijst op een der beeldtenisfen. Daar! — En dat pourtrait aan de rechterhand? Een edel gelaat! hettore. Dat is Antonia! de onbekende. 15'j God! als het orgineel na de copie gelijkt! het-  TREURSPEL. 6*7 het tor ë» Zij is een edel meisjen; — en ik znl baar gelukldg maalten ! de onbekende, g'ijpt zijne liand. ó, Bij God! dat is fchcon; maak haar gelukkig! hettore. Prins Julius , de broeder des hertogs, vraagt om heure hand; aan hem geef ik ze ,tot gade! de onbekende. Gij wilt Antonia gelukkig maaken, zegt gij dat niet*.. hettore. En wordt zij dit niet, door de hand vm een' vorst? de onbekende. Ja, wanneer de eer alleen gelukkig kan maaken, dan wordt zij het gewis! Zeg mij Signor , bemint Antonia den prins? Ik heb een recht tot die vraag, want ik was de vriend van heur' vader. h et t o re. Ik hoop dat zij hem beminnen zal, wanneer flechts eenmaal de gedachtenis van een' onwaardigen, uit heur hart verbannen is. de onbekende. Zou eene Antonia, een' onwaardigen kunnen be. minnen? — En' wie is die onwaardige? hettore. Het was Franccsco, mijn zoon! E fl »ï  69 HET MASKER, de onbekende. Uw' zoon? hettore. Laat ons .afbreeken! DE ONBEKENDE. Heeft dan de natuur heur' loop verzaakt? Een vader haat zijn' zoon? HETTORE. Eens beminde ik hem! DE ONBEKENDE. En wie ontroofde hem deze liefde? — Geloof mtj , de tong der kwaadfpreekenheid laat ver» ] fóhtikkelijkcT wonden agter na , dan fcorpioenen fteekcn ! — Thands gebeuren gruweldaaden, waar voor ! zelfs de ondeugd bloozen moet. Men grijpt thands zelfs in het heiligdom der menfchelijkheid , en verfchèurt de fehoonfte banden der natuur — doem uw' zoon niet zo koelbloedig. Vloek hem nietj — De Vloek van een' vader is fchrikkelijk — ook als hij onverdiend i?. hettore, niet zonder aandoening, Neen, mijn vloek zal hem niettrerfen! — (misnoegd) maar ik bid u laat ons hier van afbreeken. DE ONBEKENDE. Zo ver is het gekomen , dat gij zelfs het aandenken aan hem vermijdt — Vaderzegen te rooven, bij God, dat is nog fchandelijker, — dau een kroon j te fteelen! . het- I  TREURSPEL. 69 hettori, verbaast. Tioet — — (Hij breekt af) Signor, zie mijne wooning als de uwe aan. — Vergeef dat ik u verlaat! (hij gaat heen.) de onbekende ziet hem nd, en zegt daarop met bitterheid. Menfchen zin! — Vaderliefde! NEGENTIENDE TOONEEL- antonia, de onbekende, De onbekende is agter op het toeneel geweeken, zonder door Antonia, die in een boek jlaat te letzen , gezien te worden. antonia, Uest met aandoening de volgende wooi den: "Verdweenen zijn de roozen droomen , der toekomst; verwelkt zijn de fchoone bloemen der liefde!'.' de onbekende, is langzaam genaderd, betracht haar een'1 tijd lang, met overclkdnder gej'lagen armen; en zegt vooras met eene zagte jlem ; Signora! Antonia ziet op, en buigt zich. E 5 9K  fo H E T MASKER. de onbekende, Vergeef mij, indien ik u floore; op mijne reize door deze ftad , bezocht ik uw' oom , en wenschte zeer de dogter van mijn' verftorven vriend te zien! antonia. Gij waart de vriend mijns vaders! de onbekende. Zijn vertrouwdste vriend; dikwerf heb ik u op mijne kniën gewiegd; gij waart, te dier tijd, nog een Jclein meisjen! — uw vader was een voortreffelijk man! antonia. Zie ginds is zijn beeldtenis ! (Zij wijst op htt fihilderij.) ó! Wanneer hij nog leefde; en mijne moeder! mijne goede moeder! (Zij verbergt het aangezicht in htur' zakdoek.) pe onbekende, neemt, nd eenige oogenblik'\c;i heure hand, en zegt met veel zagtJieid. Traanen Antonia ? — (hij ziet haar flerk aan.) Is 'er dan hier geene zaligheid; de fmart woont ook op dit voorhoofd? antonia, weemoedig. Ik beu niet gelukkig. de onbekende, Ongeluk en traanert! Dat is immers het algemeene }OÏ! der menschheid t — Maar gij, Antonia, .verdient  TREURSPEL. 7i dient niet ongelukkig te zijn; edele goede ziel! gij verdient het niet! ANTONIA. ó Signcr! de onbekende. Bij den eeuwigen, beloof ik plegtig in dit 00genblik, gij zult gelukkig worden! an ton ia, bitter. Kunt gij de graven openen, en leven in doode lighaameu ademen? Vreugde is alleen aan gene zijde des grafs voor mij! Het tegenwoordige is mij fcbrikkelijker, fchrikkelijker nog het toekomende! de onbekende, drukt hcure hand. Antonia! ANTONIA. Vriend mijns vaders! wees ook mijn vriend; ik fta hier eenzaam; niemand reikt mij de hand , niemand. Ik ben gantsch verlaaten! de onbekende. Neen! dat zijt gij niet! Ik zal uw vriend zijn. Hier hebt gij mijne hand; houd u vast aanhaar; denk dat het de hand van uw' Francesco is! antonia. Francesco! — Hij leeft? — Ach neen, hij is dood ! de onbekende. Schep moed; zie het toekomende met ftandvastigE 4 hcid  *z HET MASKER, heid te gemoed, wanneer ook Francesco, vóór u, daar heen' is ! Gij zult eens gelukkig worden , dat zweer ik u! TWINTIGSTE TOONEEL. de v00r1gen, montezumo. montezumo, zegt, na eene buiging, tot den Onbekenden. "Vergeef! (Tot Antonia.) Signora alles is gereed; thands zult gij zeekerheid wegens Francesco's dood verkrijgen. antonia. ó God! montezumo. Volg mij. Montezumo en Ante-nia, door den Onbekenden geleid, gaan been. EEN.  TREURSPEL. 73 E E N-EN-T W INT l GS T E TOONEEL. Een zwart behangen kamer. Aan de muur bran' den fiegts eenige armbiaakers. Op den agter. grond van het tooneel ftaat een zwart altaart waar op een doodshoofd ligt, op den grond ftaat een dampend rookbekken. NiGko ligt half ge~ kleed, doodelijk bleek, met verwilderde en om het hoofd hangende harren; julius, hettore lodovico en gionetti, flaan op de eene Zijde , montezumo , de onbekende*» antonia, komen binnen* en plaatfen zich aan de andere zijde, — Eene p/egtige ftilte. nigro ftaat op, ziet aan beide zijden rondt en zegt daarna , met een doffe ftem. Blijft gij nog bij uw befluit, Hettore? hettore. JM Nt'gro. Nu dan , zo opene de eeuwigheid heurc poorten! (f]:j knielt aan het altaar neder, neemt een zwaard en zwaait het rondom zich heen.') Tegen alle winden des hemels firek ik mijn zwaard uit ; nadert gij onzichtbaaren, gij die de planeeten omzweeft; da^lt ter aarde neder! Men hoort van verre den donder. Daalt neder van de noordpool, en van het afgclegendfte zuiden ; van het opgaan der zon, en van derzelver graf! E 5 Men  HET MASKER, Men hoort den donder van nader bij. Ontbindt de zegels der eeuwigheid; doet de kete- I tien des grafs fpringen ; geeft de eeuwige ftommea 1 fpraak, en licht aan duisternis! Men hoort den donder en een onderaardse!) geluid. Doet de ketenen der elementen fpringen; geeft de J dooden terug , welken da afgrond der zee bewaart; welken den horizon en de klooven der aarde bentonen , of wier overblijffels door de vlammen ver- I teerd werden! Men hoort ruisfehen en fisfen. NIGRO, roept luider, terwijl hij zich fiuipaclitig wentelt. Meno Elam! open de poorten der helle, en des d00ds! Francesco, ontruk u aan de ketenen der verrotting, en doe de poorten des grafs fpringen! Francesco! verfchyn! — Een hevige blikfein en donder/lag; alle de kaarsfen gaan uit. In het verfchiet, vertoont zich, in een wolk van damp, een Schim. DE SCHIM. Wie roept mij ? ANTONIA. Rechtvaardige God! (Zij valt in onmagt.) j  TR.EURSPEL. 7s de onbekende, treedt in den kring naar Ni*ro , jlreltt de rechterhand naar hem uit, en zegt. Genueezen! dat is uw laatite bedrog! Allen ftaan verbaast. de onbekende. ó God, God! bedriegers en moordenaars huurt men om een meisjen tot meineedigheid te beweejen, en een' vorst te vermoorden! Een' vader die zijne liefde vergeet, menfchen die hunne broeders verdaan, kroonenroovers, duikmoordenaars, en moni'iken die gif en dolken bereiden, zie ik hier rondpm mij. ju LIUS. God, ó God! dat is zijne ftem ! 1 De onbekende neemt Nigio bij de hand, geleidt hem op den voorgrond des tooneeh, ligt voords het masker zo op, dat niemand dan Nigro, zijn gezicht zien kan. Iniguo, ziet hem aan; en roept voords, op den toon der hoogste ontjleldtenis. 1 Wee mij! (Hij zinkt ter aarde.) Het gordijn valt. Einde van het tweede bedrijf. DER-  76 H ET MASKER, DERDE BED R IJ F, De tuin van Conti. EERSTE TOONEEL. MONTEZUMO, GIONETII, LODOVICO. GIONETTI. Utt mag zijn wat het wil, —• menseh of duivel; wij moeten ons voorneemen doorzetten 1 MONTEZUMO. Ik raade, bovenal, voorzichtigheid aan! GIONETTI. De wraak kent geene voorzichtigheid!— een van beiden, hij of ik! — Een van ons moet vallen! Ik moet, op het hoogste toppunt van geluk, of in den diepsten afgrond, waar vergeetenheid en vloek mij bjdekken! L O D OV I C O. Gij hebt h:m dan niet op het fpeur kunnen kq men? MONTEZUMO. Zijn weg is donker, voor mij ondoorgrondelijk, Intu-fchen fchijnt de vorst niets te vermoeden; laat^ ons den uitflsg moedig verwagten! een wezen vanj een' hooger aart te gelooven, is dolheid! — Het zou  TREURSPEL. 77 )ii op eene proef aankomen om zijne bovennatuurjke kragt, uittevorfehen, of hem de magt ie ont1 eemen ons fchade te doen! gionetti. ! Ik verfla u ! lodo vico. Maar hoe gedraagt zich Julius? montezumo. Als gewoonlijk. De eerste indruk werkte hevig § hem; maar mijne aanfpraak bedaarde hem weder! — Hij wenscht thands meer dan ooit om Antonia è bezitten. — Alle hindernisfen zijn nu uit den weg ;eruimd; Antonia is voor God en rr.enfchen vrij; lees lezen brief uit Rome! lodovico, Itest. j, Lieve getrouwe! , Francesco, dien gij onze kerkers aanvertrouwdet is , dood. Hij ftierf in de gevangenis." montezumo. Geef mij den brief terug ! lodovico. Francesco dood? — Nu is de zwaarfle fieen uit leu weg geruimd. montezumo. H« is flegts jammer, dat wij Antonia geene bewijzen kunnen geeven; iniüsfchen zal ik met heur* vt- bu op eene proef aankomen om zijne bovennatuurde kragt, uittevorfehen, of hem de magt te ont- Ieemen ons fchade te doen! gionetti. » Ik verfla u ! lodo v i c o. Maar hoe gedraagt zich Julius? montezumo. I Als gewoonlijk. De eerste indruk werkte hevig I» hem; maar mijne aanfpraak bedaarde hem weder! — Hij wenscht thands meer dan ooit om Antonia i è bezitten. — Alle hindernisfen zijn nu uit den weg'  fS HET MASKER, vader fpreeken. Wat bidden bij Antonia niet vermag dat verkrijgt geweld des te ligter! lodovico. Mijn' vader hebt gij geheel in uwe magt! gionetti. Het is jammer dat de bezweering, waar van ik I mij zoveel beloofde, mislukte ! — Het bedrog door II de toverlamptaarn was zo meesterachtig... montezumo. Hebt gij Nigro nog niet weder gezien ? Door ■ hem hoop ik nadere opheldering wegens den On- I bekenden te verkrijgen! lodovico. WaarfchijneÜjk ontvlood hij in het, gewoel , bij« het naderen der wacht; dit bevestigt ook Enrico! 1 Ik miste den Onbekenden , en hem, in de verwar, ring! m o n te z umo. Stil ik hoor de fiem van Hettore; laat mij meti hem alleen ! (tot Gionetti.) Eén woord nog, Signorli Gij"' weet dat de bevelhebbers plaats bij het leger; J door Gallos dood, weer open is; verzoek nog eens! bij den vorst om deze plaats. Veelligt is Lorenzo 1 veranderd; maar fpreek zelf met hem! (Gionetti en i Lodovico gaan heen.) montezumo, alleen. Dat zal uwe woede ten hoogsten toppunt voeren. De  TREURSPEL. 79 Ie bevelhebbers plaats is reeds weggefchonken! — :en beflisfep.de flap moet thands gewaagd worden, nders lijdt ons voorneemen fchipbreuk! TWEEDE TOONEEL. HETTORE, MONTEZUMO. MONTEZUMO. G"oed dat gij komt Signor ; ik heb iets van be« mg met u te fpreeken! — Gij weet welke hinderlisfen zich tegen ons godzalig voorneemen aankantén.. Julius zelf wordt hier door lleeds wankelbaarer, n wii moeten een plotfelijk middel beproeven, jin hem aan ons te verbinden. HETTORE. Spreek! MONTEZUMO. De eenigfte wensch van Julius is thands om Anonia te bezitten; zij echter weigert nog altijd met evigheid. HETTORE. En ik vrees, na" het voorval van gisteren , nog neer. Dat men zich zo in een mensch vergisfen lan! M O M T E Z U M O. Ja wel! ja wel! Intusfcben is de bedrieger ontnaskerd. Ue verbindtents tiisfchën Antonia en Julius, chijnt mij nog het eenige middel te zijn , om ons oog-  to HET MASKER, oogmerk te bereiken ; mislukt ook dat, nu dan zinkt de zaak der kerk, en onze allerheiligfte religie. Ik wasch mijne handen; ik deed het mijne. hettore. Dat verhoede God 1 — Spreek! ó wat kan ik ten beste der kerk doen! montezumo. Gij moet de toeftemming van Antonia trachten të verkrijgen. hettore. Hoorde'; gij niet, de woorden van dien verfchrikkeÜjkén : „ Men huurt bedriegers om een meisjen j töt meineedigheid te beweegen." montezumo, met drift. Dat zijn woorden der helle! Ja , ik zie het | thands; een misgeboorte der duisternis kant zich tegen ons voorneemen; de hel werpt zich tegen den hemel op ; de ondeugd tegen de deugd! Wees on-j vertzaagd, de wapens der duisternis verpletteren, tegen het fchild van den godsdienst. hettore. Wanneer Hechts die onzalige eed niet tusfcheri, Francesco — eu de onzeekerheid van zijn leven o£ dood — mo ntezumo. Francesco is dood! hettore, Hoe? Van waar weet gij? mon«  TREURSPEL. 81 m 0ntezum0. Na het voorval van gister, wierp ik mij om middernacht in onze capc;l, voor het beeld van den hooggezegenden neder, en fmeekte om openbaaring. ■— De maan wierp door de veelverwige vengfterruiten heur bleek fchijnfel op het gelaat van den vc-rhevenen; het fcheen geheel in verklaaring te zwemmen. — Eene zachte bedwelming overviel mij, en ik zonk aan de trappen van het altaar neder. Plotfelijk ruischte eene nog nooit gehoorde eenftem. migheid van toonen door mijne zenuwen; fluiten, donder- en harpenklank, in eene welluidende harmo. nie te famen gefmolten. Een wolk van draaien omringde het altaar, ik zonk fpraakloos op mijne kniëu — en echter heb ik nog nooit zo vuurig gebeden! — Ik zag op, en Loijola ftond op de trappen van het altaar, een wit, blinkend gewaad omgordde hem „ Zoon der kerk", — fprak hij tot mij —1 ,, vaar voort, zo als tot dus verre, voor i het welzijn der menschheid te zorgen. Weet dat Francesco Del Conti niet meer is; hij vermoordde. zich zelve in de flavernij." — Het gaf een vreesfelijke knak — ik deed mijne oogen open, en het fchijnfel der maan fidderde op Loijola's beeldnis, dat | boven het altaar hing. — hettore. Zelfmoorder ? (jnet aandoening.) God, reken hem deze zonde niet toe. — Bid tot God om red. diug zijner ziel! F 510 N. ik zonk aan de trappen van het altaar neder. Plot-  82 II E T MASKER, montezumo. Dat doe ik! wie weet of hij niet in eene andere omllandigheid goed zou geworden zijn. — Maar thands Signor, is Antonia vriji waar toe langer te weigeren ! Wanneer de beden des ooms niets vermogen, zo gebruik dan andere middelen! — Bij bet ongehoorzaame kind, is ook geweld veroorloofd. Behalven dat is heur tegenzin in den prins, flegts een voortbrengfel heurer dweeperij; doch deze zal in liefde veranderen,, zo haast Julius heur gemaal , is. —i Ginds komt zij uit het bosch ; ik laat u niet haar alleen! (Hij vertrekt.') hettore, ftaat eenige oogen blikken peinzend. Zelfinoorder! — 6 Francesco! gij waart toen mijn zoon! — Ik ben onfchuldig aan zijn' dood. God, wees zijne ziel genadig! DERDE TOONEEL. anto nia, hettore. hettore. Nog altijd zwaarmoedig Antonia? Verban deze treurigheid van uw voorhoofd. antonia. Mijn oom! hettore. Wees vrolijker! gij hebt reden oiu verheugd te zijn, want Julius wordt uw gemaal. an-  TREURS PEL, 83 ANTONIA. Beste oom! HETTORE. Spreek 'er niets tegen; gij zijt een goed meisjen, Antonia , geef mij de vreugde , en vertraag niet langer uwe toefteinming! Veelligt tel ik dan nog eens onder mijne bloedverwanten, eene Hertogin ! ANTONIA. Eene meineedigheid zou ons bruiloftsbed bezoedelen. Gij zijt niet gruwzaam; gij trad in de rechten mijner verdorven ouderen; gij zijt mijn goede lieve vader. Handel ook vaderlijk met mij; mijn hart alleen kan flegts kiezen, en het heeft gekoozen. HETTORE. Welaan, zo daal dan neder in de graven , en hnuw met een' dooden! ANTONIA. Gij weet niets zeekers wegens Francesco's leven of dood! handel niet onrechtvaardig met uwen zoon, en uwe dogter. Hoe, wanneer Francesco terug kwam, mij de vrouw van een ander vond, mij mijne ontrouw verweet, en ik dan zeggen moest: uw' vader heeft mij opgeofferd 1 HETTORE. ftenoeg van deze verontfchuldigingen I —, Fran. F 2 «es-  84 HET MASKER, cesco zal in eeuwigheid niet wederkeeren, hij is dood! antonia. Hoe? hettore. Twijfel niet langer, zo even heb ik de onbe- | driegelijkfte bewijzen van zijn' dood ontfangen. antonia. Eeuwige God! Maar neen, neen — myn oom, 1 gij misleidt mij! hettore, tooornig. Onbezonnene ! wilt gij mij voor een' logenaar 1 houden! — Genoeg, uwe uitvlugten zijn teneinde; morgen zult gij Julius vrouw worden, of, voor eeuwig uit mijne oogen gaan! (Hij vertrekt.') antonia, zinkt op een bank van zooden. Nu ben ik volflrekt elendig! Naar beneden, naar beneden tot Francesco. VIERDE TOONEEL. julius, antonia. julius, nadert, en kuscht heure hand. .Lieve Antonia, zo eenzaam ? antonia. Dit plekjen is mij nog te woelig 5 ik rijkhalze I naar een nog eenzaamer.  TREURSPEL. 85 JULIUS. Lieve dweepfter! en waar is dit plekjen? ANTONIA. Daar, waar geene traanen meer vlieten, waar de vooroordeelen ons niet. meer door heure metaale ketenen vast fmeeden, waar vorst en bedelaar naast elkander ftaan, daar waar geen onderfcheid der (landen is, maar allen broeders zijn; daar , waar kroosnen in het Hof zinken en des vermoeiden Pelgrims wandelftok breekt! JULIUS. Signora! hoe moet ik u verdaan? ■ ANTONIA. ; Er is flegts één zulk plekjen; de leidsman daar teen, is de dood! JULIUS. Ik bid u, mijne geliefde, laat deze fombere gedachten vaaren! . ANTONIA. •. Het zijn immers de fchoonfte ogenblikken, die mij nog overig zijn! JULIUS. ' Houd eindelijk op dooden te beweenen, en open 1 uw hart weder voor de vreugde. — Antonia ik bemin u onuitfpreekelijk !• bij God ! zo fterk kan uw iFrancesco u niet beminnen! T.wist niet met het |noodlot, om dat het u hem ontrukte. In mijne liefde zult gij hem weder vinden! F 3 *»-  t6 HET MASKER, ANTONIA. Laat mij treuren, ik ben dood voor de vreugde, eene eenzaame Cel zal mij aanneemen, tot ik hem volge 1 JULIUS. Gij zijt voor het bruidsbed gefchapen, en wilt u ttisfchen eenzaame muuren begraaven. ANTONIA. Wat helpt u mijne hand, ik ben hier van geen nut. Gij zijt een Vorst, en uw hart vordert eene uitgebreide heerfchappij, vordert de geheele onuitfpreekelijke liefde van een meisjen. Ik ben niet gefchapen, om het ledige in het hart van een' vorst te vullen. Liefde kan ik Tt niet geeven; mijne gantfche liefde bezat hij. Hij is dood, bij heeft ze mede kï het graf genomen. JULIUS. 9 Antonia! ik zal te vreden zijn; deel uwe liefde tusfchen mij en Francesco. — Wanneer ik den zoon van een' bedelaar ware, en Hechts eene bouwvallige hut bewoonde , uwe liefde , zou deze hut , in een' throon veranderen! ;— zie ik fmeek, een hertog fmeekt om uwe genegenheid, Antonia — neen gij zult niet onverbiddelijk zijn' ANTONIA. Cod, ó God! — Neen, neen, gij hebt nooit 'bemind. ... . Jf-  TREURSPEL. 87 julius. Antonia ! a n t o n 1a. Ik wend mij tot uwe grootmoedigheid, verfloof mij niet van u ! — Vorst befcherm het verlaatene meisje, befcherm mij tegen mijn' oom, tegen een* gruuwzamen priester , — en vorder niet, wat mijn hart niet geeven kan. — Julius! Julius! offer mij niet op! (Zij wil hem te voet vallen.) julius houdt haar tegen, en betracht haar. Meisjen! wat hebt gij uit mij gemaakt ? — Ik wensch u te haaten, en de hevigfle liefde trekt mij naar u terug; gij verfloof, -mij, en echter kan ik u niet verlaaten. Een woord van u, kan mij in het Hof doen zinken, één woord tot in den hemel verheffen! — Maar rleeh — gij bemint mij niet! — Gij zoudt, mij zelfs - nog kunnen haaten, en uw' haat, bij God ! verdroeg ik niet! — Signora! — (met een onderdrukt gevoel) Vaar wel' — Antonia! (Hij neemt heure hand, er. kuscht dezelve lang) Antonia! Antonia! — Vaarwel! (Hij wil heen gaan.) antonia. Ik kan niet! —• Francesco! Julius! F 4 VIJF"  38 HET M AS K E R, VIJFDE TOONEEL. de voor1gen, montezumo, hettore. montezumo , neemt den Prins, in 't heen gaan, hij de hand. "Waar heen Hertog? JULIUS. Voort! voort 1 hettore werpt een' dreigenden blik op Antonia. Nicht! — Julius, wat vangt gij aan ? julius. Het is voorbij! ■— I!c zie u nooit weder. (Hij gaat fchielijk heenC) m o n t e z u Mo. Prins! blijf! — Vergeefsch; hij is weg (met drift.) Antonia, bij den hemel, dat is halstarrigheid, geene kinderlijke liefde voor uw' tweeden vader! antonia. Oom! Vader! — Tot u neem ik mijn toevlugt; befcherm mij! montezumo tot Hettore, Thands of nooit! hettore jloot kaar terug. Weg van mij, onbezonnene; ik heb u nooit gekend ! an'  TREURSPEL. Rp antonia. Hij floot mij van zich! — Vader! Vader! dat I deedt uw broeder! möntezumo, zacht tot Hettore, Geweld waar goedheid niets vermag! antonia. Verlooren! Vader, Moeder, Bruidegom verlooren, en vari mijn' oom verftooten, fha ik hier , als een wees, eenzaam, en van allen verbaten! — Niemand neemt zich mijner aan ? — Welaan! dan moet ik aan de voeten van den throon een' befchermer zoeken, die zich mijnerO ontfermt! Hij zal mij gewis niet verftooten 1 (Zij gaat'heen.) montezumo. Wat is dat? hettore, verfchrikt haar naar ijlende. Antonia! (Hij vertrekt?) ZESDE TOONEEL. Een klein hosquet in den tuin van den vont. Het is avond. ferro , lorenzo, komen fpreekende op het tooneel. ferro. V erge?fsch! men kan de moordenaars niet ontdekken! F s l o-  po II E T MASKER. LORENZO. De Jefuiten zijn de eenigite waar op mijn vermoedeu vült. FERRO. Gij fchijnt die orde zeer te haaten. LORENZO. Heb ik niet alles van hen te vreezen? Maar bij God, geloof niet van mij dat ik ééne éénige orde in 't algemeen haaie. Er heerscht ééne grondwet door de gantfche waereid ; deze naamlijk: wees den vriend, een' vriend , den broeder, een' broeder, den menfchen een' mensch-, dan mogen duizend fekten zich verdeelen, wanneer deze grondftelling flechts beftaat. FERRO. Zo kan flechts een Lorenzo denken ! LORENZO. Zie ginds! — Wie komt daar? FERRO. Signora Antonia del Conti. — Ik laat u alleen. {Jiij vertrekt ~) •ZEVENDE TOONEEL. ANTONIA, LORENZO. ANTONIA. l\^ijn genadigfte vorst! LO-  TREURSPEL. 5i t OR EN zo, Siguora! — Wat deert u? antonia. Hier, ja hier moet ik eene vrijftad vinden; hier aan de voeten mijns hertogs! lorenzo, houdt haar zacht elijk terug. Wat deert at — Gij zijt buiten u zelve; zet u, gij hebt rust noodig. (Hij zet zich bij haar op de bank van zooden.) Spreek nu! deel mij uwen kommer mede! antonia. Erinneft gij tt dien fchrikkelijken avond, toen men mijn' vader begroef. Ik was te dier tijd een twaalf jaarig meisjen ; gij de erfprins des lands! — Dewoedende fmart had mij bewustloos gemaakt; ik lag over de zerk mijns vaders uitgeflrekt! lorenzo. Antonia! waarom dat fchrikkelijk tooneel weder opgehaald? antonia, Laat mij! —> Te dier tijd waart gij de eerde dien ik,toen ik tot mij zelven kwam, gewaar werdt. Gij veegdet mij de traanen van het aangezicht en zeidet! ,, Meisjen, zal ik uw vader zijn? wanneer alle? u verlaat." — Thands is het oogenblik daar! Gij zijt hertog —■ en ik ben ganisch verlaaten! ACHT-  p2 HET M A S K E R, ACHTSTE TOONEEL. de voorigen, julius. Julius, toen Hij den hertog en Antonia gewaar weidt, blijft als onbeweeglijk fiaan. lorenzo, neemt heure hand. Dat zijt gij niet! antonia. Laat mij thands den mensch, en den hertog in u oproepen. Befcherm mij tegen mijn' oom-, tegen Moniezumo. lorenzo. Uw oom is een edel man! antonia. In ketenen gebonden door een' gruwzamen priester, heeft hij mij tot een offer van zijn belangen verkoozen. —< Mij, de verloofde van een* ander, keeft hij tot Julius gemalin beltemd! lor enzo, hevig. Gedwongen alzo? — Verkoopen wil men uwe hand! Bij God, ik zal u befchermen! dat zal men niet! dat zal men nimmermeer! Julius legt fnel zijne hand op het zwaard ; maar herfielt zich , en flaat de armen over elkander ; lacht voords met woestheid en gaat heen. lo-  TREURSPEL. p3 lorenzo, ziet fchielijk om. Ha! Julius! antonia. Uw' broeder? Hem vrees ik niet. Hij is een ■edelman, ik vrees flechts alleen mijn ooms hardIheid, en Montezumo's ftreeken! lorenzo. Vrees niets! Ik ben 'er nog; ik zal u befcher» imen ! — Ik zal in de rechten van uw' verdorven Ivader treeden; ik zal u niet vërlaaten ! keer tot uw' oom terug; ik zal met hem, ik zal met Julius ifpreeken! (hij geleidt haar binnen!) NEGENDE TOONEEL. julius, komt woedend terug. / Zij zijn weg! Dat is dus de flandvastige i|trouw! die trouw tot, in den dood? —. Ha ha ha! lEn ik beminde haar zo onuitfpreekelijk. — Die huiIchelaarflerƒ — Mij onttrekt zij henre liefde, om Jze aan dezen te verfiingeren! Hier zaten zij! — aDe driewerf gelukkigen! Thands heeft hij alles, ilwat de waereld benijdenswaardig noemen kan! — ijllij, de geëerde,.de geliefde, de gelukkige — de rjhertog! Eu ik... een man! TIEN-  5t4 HET MASKER, TIENDE TOONEEL. lorenzo, julius. julius, trekt, zo haast hij den hertog ontdekt, zijn zwaard. Ha hertog, hertog! lorenz o, fiaat jtil, en ftaart hem aan. Broeder! julius, laat het zwaard zinken. Broeder? — Ik zijn broeder? lorenzo. God! God! zo ver is het gekomen! julius. Neen! Neen! — De band tusfchen broeder ea broeder is verfcheurd! — Niet mijn broeder! lorenzo. Julius, wat hebt gij gedaan? Antonia! j ulius. Antonia! Antonia! — Gij weet juist te treffen. Hier deze plaats , en — Qdj treedt een" flap «ader bij hem.) Gij bemint Antonia? lorenzo. Eens wenschte ik aan heure zijde te leeven, maar ihauds — j8"  TREURSPEL. o$ julius, hem fchielijk invallende. Thands haat gij haar veelligt! lorenzo. En wanneer ik haar nu beminde! zotult gij 'er over vertoornd kunnen zijn; wie was het dan die 'er mij toe uitdaagde? julius, met terug gehoudens woede. De hertog moet veel recht hebben. lorenzo. Broeder ! waar heen hebben uwe hanstogten u gebragt! Ik zal u een' fpiegel voor houden waar voor gij fidderen zult. Gij , de zoon van een' grooten vorst, gij, boven duizend in het ftof geboornen, tot den throon verkooren , en aan eene plaats gefield; waar gij menfchen geluk verbreiden kunt; maar ook aan eene plaats, waar van gij, zoo gij uwe magt verbeuzelt, eens fchrikkelijko rekenfchap daar boven zult geeven. Wat hebt gij nog verricht? Vloeiden ooit in ftilie de vreugde traanen van geredde huisgezinnen over u ? Dankt u zegenend, een eertijds Animerende verdienste, die gij tot werkzaamheid ontvlamdet ? Voor weinige oogenbükken , weende nog aan de voeten van mijn' throon de onderdrukte onfchuld traanen, hsete traanen over u! julius, v er le e gen. Lorenzo! (hij wendt zich van hem af) i. orenzo, neemt hevig zijne hand. Bij den hemsl! ik verlaat u in dit uur niet.» De be-  pó" HET MASKER., befcherm geest der rnenschheid daagt mij tot dezen pligt uit. Ik wil u aan u zelven, den ftaat een' goeden burger, der rnenschheid, een' mensch wedergeeveu. julius. Wat vangt gij aan * lorenzo. Julius! wat wildet gij doen? Den fchoonftenband, die ons aan het leven hecht — het geluk eener famielje wildet gij verfcheuren; gij waart het, die de fchoone harmonie tusfchen menfchen en menfchen verftoordet ! ó Julius! Julius! Julius! wat wildet gij beginnen! juliu s. Gij miskent mij — lorenzo. Gelukkig voor mij, zo ik u miskende! Broeder bij den eeuwigen God bezweer ik u in dit plegtig oogenblik, wees weder wat gij waart! Gij tradt uit ' den kring uwer piigien ; gij een vorst , gij de eerfte burger van den ftaat, zijt niet alleen nutteloos, neen gij verwoestte, gij vertradt waar gij planttede, gij vernietigde! waar gij behoordet te bouwen! Wees weder wat gij waart; wees mij een broeder, wees mensch, wees vorst! erken in dit oogenblik weder dë hooge waarde van u zelven. (Met vuur.) Geef u in dit oogenblik mij, en der rnenschheid weder, of vc-rfcheur voor eeuwig de banden tusfchen ons! ju-  TREURSPEL. 97 julius, zeer verlegen. Laat mij! lorenzo. Neen, bij den almagtigen! ik laat u niet. De natuur kan immers niet eeuwig, zich in een' broeder verloochenen! Wat eischt gij ? — Dingt gij naar grootheid? Gij zult een onbeperkt gebied voor haar vinden. Deel mijn' fcepter met mij; deel met mij de heerfchappij mijner flaaten; — de kroon zal mij eeuwig dierbaar zijn, wanneer zij mij u wedergeeft. — De fchim van onzen vader omzweeft ons! — Verzoening broeder! julius, in een" hevigen flrijd met zich zelven, Lorenzo! — Broeder! — Hertog! lorenzo. Thands gewonnen, of voor eeuwig verlooren! of weder geheel mijn broeder! ik heb u nooit gekend ! j u lius. Ik kan immers niet! lorenzo. God, 6 God! is dit hart dan onverbiddelijk? Een vader beminde ons beiden vaderlijk; mijne moeder was immers ook uwe moeder. Broeder! Broeder ! (jiij verbergt zijn aangezicht.) julius, gaat een oogenblik wankelend heen en ■ weder, nadert hem voords, en ftort weenend in zijne armen; lange ftilte. Lorenzo! Broeder! G L O-  j,S HET MASKER. lorenzo, tukt zich uit zijne armen, en zegt terwijl hij tiaar den hemel ziet. God! Ware ik thands koning uwer waerelden, dit uur verruilde ik 'er niet voor! julius, rukt zich uit zijne armen los. Voort! voort! Naar buiten in de ruime lucht! ik moet alleen zijn! (hij gaat fchieliik heen.) lorenzo. Het fchoonfle uur mijns levens! ELFDE TOONEEL. gionetti, lorenzo. lorenzo. Ha Gionetti! Welk een toeval dank ik uwe tegenwoordigheid ? gionetti. Was het mijne fchuld, dat de hertog mij verleerde te kennen! _ Thands fpoort een aangelegenheid, of liever een noodzaaklijk vereischte mij aan, om u op te zoeken! lor enzo. Deze reden — gio netti. Gij kent mij Lorenzo! Met wonden bedekt, zaagt gij mij eens op het flagtveld; ik bloedde voor u,  TREURSPEL. pp u, voor de zeekerheid uws fonds;zie, hier , en hier, en hier, nog zijn de lidtekens zichtbaar. 11c ftreed voor de kroon, die op uw hoofd begon te wankelen, 6 thands hebt gij ze weder, vorst, op uw voorhoofd gedrukt; vrij is uw' blik bij den itorm van het oproer. Ik hielp u dit bewust zijn verkrijgen; ik heb deel aan uwe zeekerheid. Befthouw uwe kroon; aan ieder paerl, aan iederen diamant, hangen zweetdruppên uwer onderdaanen! LORENZO. Ik ïta verbaast! Zijt gij gekomen om eene lofrede voor u te houden? De groote man praalt nooit met zijne daaden! gionetti. Wonden heb ik voor u ontfangen, gebloed heb ik voor u, voor de zeekerheid uws lands. — Wat was, tot dus verre, mijn loon ? De fchaaren in dat zwaard , en deze lidtekens , zijn de lauwrieren alleen , die ik vertoornen kan ! Maar zwijgen wij van het voorledene! Het voorige zij vergeeten ; thands zullen wij van het tegenwoordige en toekomende fpreeken. Thands kunt gij goed maaken, wat gij verzuimdet; maar, bij den hemel! ook flegts thands alleen! lorenzo, ftreng. Wat is het! I gionetti. Door de dood van Gallo , wordt de bevelhebbers plaats bij het leger weder vrij. Reeds eenmaal bad ik 'er om; doch Gallo werdt mij voorgetrokken, en ik G 2 moes;  ioo II E T MASKER, moest zwijgen! — Wie komt 'er thands op, die nadere aanfpraak heeft? Geef mij de bevelhebbers plaats! lorenzo. De plaats is weggegeeven! Gij zult toch de verdiensten van Salviati, weeten te fchatten? gionetti; fchamper lagchend. Weg gcgeeven ? Rechtvaardige Hertog! Wonden en zwarte ondankbaarheid zijn de eeretekens, die ik in den ftrijd voor 't vadeiland verkreeg! — Gerechtigheid! Gij zijt vreemd aan de Europeaanen, aan gene zijde der zee, onder de barbaaren moet I men u zoeken. Zwarte ongehoorde ondankbaar. j heid ! Mogt de . itorm het van pool tot pool, van iet eene einde der waereld tot aan het andere, brul- ; len, en de faam het tot de laate nakomelingfchap donderen! Dat is gerechtigheid der voisten! lorenzo. Ezelino! gionetti. De gerechtigheid is tot een ligtekooij geworden, en het recht is een harsfenfehim; maar wees niet te trotsch op u zelven , het volk maakte u tot een' vorst; het volk kan u weder vernederen! Zullen wij ons onder .een' ijzeren fcepter buigen? ó Menfchelijke zotheid, een' enkelen druk, wij hebben het juk afgefchud, en zijn vrij! Waartoe zouden wij eene fchikkiug achten , wier ouderdom haar flegts heiligde ? Wat zijt gij dan  TREURSPEL. ioi dan meer dan wij? Wat hindert ons den fcheidsmuur des rangs om verre te werpen, en vorst en bedelaar gelijk te maaken? — LORENZO. Het verftand! — ó Dwaazen! dwaazen! maakt dit hobbelige dat het onderfcheid des rangs fchiep vlak, effen;weest gelijk, en weest barbaaren! — Alles wat de geest, federt het aanzijn eener waereld, aan volmaaktheid wou, zou dan op een' wenk verdwijnen. Men zou de deugd dan niet meer als deugd eereu; en den naarijver des grooten mans zou uitgebluscht worden, om dat men hem niet meer op prijs zou weeten te Hellen; het hooge hemelfche gevoel, voor het waare edele, voor het waare feboone, zou dan in den droesfem der ijdellieid verzinken! Ruim dit onderfcheid des rangs uit den weg, en wat zult gij gedaan hebben? — Gij zult in diepe duistere barbaarschheid teruggeflooten hebben, 't geen de heiligfte vonken van den geest ontvlamde; gij zult dat heerlijke gebouw , 't geen zich federt duizende van jaaren, verhief, in één oogenblik verwoest hebben ! Monarchiën wilt gij om verre werpen, gij dolzinnigen? "Wat zoudt gij daar mede winnen? Zal de onrustige in den monarchaalen ftaat , als republikein, beter zijn? De oude fchikking der dingen, wilt gij uit heure grondzuilen rukken? — Wat zal uw loon zijn? De vloek uwer medeburgers, die nu eeuwen lsng in elenden -moeten leeven, eer een ftraal van welvaart hun weder kracht geeft! Slingert den flaatuit zijne grondvesten; treedt gebruiken met voeten, G 3 waar  ion H SS T M A S K E R, waar over natuur, verfhnd en eeuwen de glorie der heiligheid wierpen ; plant de vaanen des oproers, en wordt de moordenaar uwer medeburgers! Ik ken u Ezelino — en wee u! gionetti. Wie (preekt zo met mij» lorenzo. Uw vorst. Rebél! gionetti, Woedend. Rebél! Rebél! •— Ik ben het geheel' (Hij trekt het zwaard.) TWAALFDE TOONEEL. de voorigen, de onbekende. gionetti, wil op den hertog indringen. J)at eischt bloed! de onbekende. Ezelino! gionetti. Ha! (Hij ziet om.) Ook hier? Treedt de hel mij dan overal in den weg?— Het is voor de laatftemaal! (Hij floot met het zwaard naar hem,') de onb e kende. Uw floot was goed' ci-  TREURSPEL. 103 cio net ti, terwijl hem het zwaardent zinkt. Ondoordririgelijk! — Nu is het voorbij ! — Met menfchen kan ik vechten maar nie: met --— (Bedwingt zich tandenknar/end.') de onbekende, roept. Wacht! DERTIENDE TOONEEL. de v00rigen, gewapende n. de onbekende , vertoont den Cewapenden een papier. Doet uw' pligt! De Gewapenden omringen Gionetti. gionetti, terwijl hij heengevoerd wordt. Vloek over u! Vloek over mij! VEERTIENDE TOONEEL. de onbekende, lorenzo. lorenzo, die tot dus verre verbaast had geflaan. Bij den hemel; ja; gij hadt recht! Volksliefde gelijkt een gefleepen Haal, thands beu ik het regeeren moede l G 4 Dl  ie4 HET MASKER, DE ONBEKENDE. Volhard! Grootheid van ziel in de ftormen van het noodlot, is immers de grootfle deugd des mans!' LORENZO. Mijn befchermëngel, of welk een' naam zal ik u geeven; laat mij onder deze twijfelingen niet bezwijken, wie zijt gij? DE ONBEKENDE. Gij zult het weeten; maar thands niet. Laat ik eerst ontwikkelen, wat agter het gordijn kiemt. Wanneer kerkers zich openen , graven fplijten, en dooden opftsan; dan is het geheim tot de ontdekking rijp geworden. Wees tot zo lang gerust hertog ; ik waak voor u! (Hij gaat heen.) LORENZO. Ik bouwde zo vast op hen, en zij konden mij • waarlijk bedriegen? — Hoewel de misdaad van één éénigen , de deugd van een gantsch volk niet vernietigt ! — Hoe, wanneer het echter — warneer volksliefde niet dan een fchoone droom... ? — Hoe fchrikkelijk was het dan vorst te zijn! (/Jij vertrekt.) VIJF-  TREUR SP EL. 105 V IJ F TIENDE TOONEEL. Eene duistere wildernis. julius, leunt tegen een boom; daar nd de onbekende. julius. «Zijne omarming was zo hartelijk; een traan viel op mijn gelaat; en traanen zijn immers het eeuwige onloogchenbaare teken der waarheid, de valschheid kent ze niet. — Maar wanneer hij echter — wanneer alles flechts masker — ook Tiberius weende immers , en waren zijne traanen wel meer, dan eene flaatkunde; — ook deze traanen waren veelligt —. Foei! met deze verdenking ! — Maar hoe, wanneer het meer...? — Maar hoe als het waarheid...! — Dan — ö Dwaas' Dwaas! verfchalkte , befpotte dwaas ! — 6 Die uitzichten, die goude lagchende beelden van het toekomende — Droomenl . Eertijds vorst ! — Thands de flaaf eens flaafs ! In het Hof kruipen ! — Heerfcben! — en Antonia! ■— Alles, alles is verlooren; de roozendroom der liefde is uitgedroomd! (De Onbekende is hem hier genaderd.) 6 Dit voorleedene gouden verfchiet; dit fchoone morgenrood dat mij tegenflraalde! Een gelukkig volk te beheerfchen; aan de fpitze van duizenden geplaatst, den uitgebreidften werkkring te bezitten ; den aanvang van duizende gelukkige jaaren over dit volk te brengen, en dau uitterusten in de G s an-  106 HET MASKER, armen der liefde. (Zeer dof.) Schaduwbeelden! — Ik dwaas, ik liet mij verfchalken ; maar hoe , wan. neer ik tot hun terugkeerde; — wanneer ik — alles is immers nog niet verlooren! — Ik keerde terug en ware .— de onbekende, digt bi] hem, zegt, hem in de reden vallend. Uws broeders moordenaar! julius, hevig verfchrikt. Ha! — Overal? de onbekende. Hoe fijn poogt gij het vergif met fuiker te beftrooijen! Duizeude van gelukkige jaaren wilt gij doen geboorea worden •— dat wilt gij niet, — Gij wilt flegts heerfchen! Om die woord wentelen zich alle uwe wenfehen, al uwe befluiten, in een' eeuwigduurenden maalftroom; dit woord kaatst u tusfchen deugd en ondeugd ginds en weder! Verwoesten zoudt gij eene gelukkige eeuw; maar, bij God! niet doen gebooren worden!—■ Slegts weinig vorsten gelijken naar uw' broeder; doorvlieg de waereldgefchiedenis van heure donkerde tijden , tot aan hem, en gij zult flegts een klein getal van goede heerfchers vinden! Lorenzo is een edel vorst, en gij wilt hem vermoorden 1 julius. Hoe ik — Dl  TREURSPEL. 107 DE ONBEKENDE. Zie rondom u! Doorzie van het noorden tot aan het zuiden zijne flaaten; en overal zult gij een gelukkig volk vinden; overal Itrooide zij het heerlijkfle het fchoonfle zaad voor de eeuwigheid! De tijd zal verouderen , eeuwen die nog in het toekomende ge« buld liggen , zullen tot het voorleedene verzonken zijn,en de laate nakomelingfchap zal,verwonderd het heerlijke gebouw aanfiaaren, waar van uw broeder den grondfteen legde. —• Diepe barbaarschheid heerscht nog ovef veele lauden, flegts op uws broeders flaaten fchljnc het eerste morgenrood van den ontluikenden dag. Hier vreest de blik des naarvorfchers geen fchrikkelijk bloedgerecht, dat hem te gemoed dreigt; hier bloedt de edele, vrije man, die fpreekt zo als hij denkt, niet in een' onderaardfchen kerker, der inquifitie. Lorenzo is geen dweepachtige Don Philip, geen Abba worgt onder zijne befcherming! In het morgenrood van den fchoonflen dag ftaan zijns flaaten, en gij wilt hem vermoerden! Julius ziet voor zich neder. DE ONBEKENDE. Vermoorden het edelfte mensch , den weldoener zijner onderdaanen — uwen broeder! JULIUS. Verberg mij voor mij zelven! • ,. DE ONBEKENDE. Gij wilt een kroon op uw hoofd zetten, ,die nog Jruipt van het bloed uws vermoorden broeders? ju-  io8 HÉT MASKER, JULIUS. God! God ! deze Hem! DE ONBEKENDE. Thands hoopt hij op loon voor zijne daaden, hoopt het in de liefde van zijn' Julius, in de trouw van het gelukkig gemaakte volk, en gij geeft hem tot loon, den dood van 's broeders hand'! JULIUS. Bij den eeuwigen ! dat doe ik niet! Ik werd misleid, ik werd verblind, door de listige ftreeken van een' priester, door de opruijing van een' woesten, betóedigden Italiaan! Ik zal, wat ik deed boeten; ik zal het wéér goedmaaken, dat zweer ik u! Ik heb hem miskend, ik liet mij door een' onftuimigen hartstogt voortfleepen, ik zal dien temmen; ik zal goed maaken, wat ik bedierf! DE ONBEKENDE. Maak het goed door edele daaden! herftel de voorige koelzinnigheid door warme, innige liefde, wees hem weder een broeder ! ju LIUS. Mijn redder, mijn befchermëngel! wie zijt gij' DE ONBEKENDE. Tracht dit niet te weeten! JULIUS. Ik moet, ik moet mijn' redder kennen! DE  TREURSPEL. 109 DE ONBEKENDE. Mijn, huis is eenzaam, nacht mijne woonplaats! JULIUS De toon uwer fiem — uwe houding — uwe gellalte! — Ik kende u! DE ONBEKENDE. Eens! JULIUS. Ik ken u. Laat vrij uw gelaat zien ! DE ONBEKENDE. Vorder het niet. Gij zijt een mensch! JULIUS. Ontmasker u! DE ONBEKENDE. Gij dwingt mij! Welaan! — (Hij werpt den hoed en het masker af; Julius ziet — een Doodshoofd.) JULIUS, heeft terug. Rechtvaardige God! Het gordijn valt. VIER.  11 o H E T MASKER, VIERDE BEDRIJF. Een open plaats aan de zee. Het is maanfchijn. EERSTE TOONEEL. lodovico del conti, alleen. Alles, alles verlooren! Gionetti in den kerker, welhaast op het bloedfchavot; en , met hem, wij allen ; want hij verraadt ons, dat is gewis! (Stilte waarin lij ginds en weder gaat, zijn gelaatstrekken drukken eene fchrikkelijke onrust uit; hij ftaat ftil.) Onder het zwaard des beuls iTerven; of —■ (hij ziet naar de zee ; huivert en zegt.) Hu ! hoe de ftortn in de golven der zee ruischt, en hoe duister de diepte is / — Schrikkelijk ! — Dat is alzo het einde—dat het-loon! —Vreugde "en overvloed hoopte ik en — (hij windt zich dieper in zijn' mantel.) Affchuwelijk! Hier is het fcheidpunt! — één fchielijken fprong, en - eeuwige duisternis bedekt mij — Daar ketenen, kerker, — het zwaard des bloedrechtersI — Naar beneden! naar beneden! (Hij ftaat den mantel om zijn aangezicht en ijlt naar het ft rand.) TWEE-  TREURSPEL. ui TWEEDE TOONEEL. de onbekende, lodovico. oe onbekende, grijpt en Jlingert hem op het voetpad terug, [laat voords ftil, ziet hem een1 tijdlang ftaarend ter zijde aan, en verwijdert zich. lodovico, ftaat onbewegelijk. DERDE TOONEEL. montezumo, lodovico. montezumo, verheugd naar hem ijlende. Gode zij dank, dat ik u eindelijk vindeJ ■—• Maar wat deert u ? Lodovico nog immer op de plaats ftaarend', waar de onbekende ftond, mo ntez umo. Wat deert u? — Ziet gij niet naar gene plaats, even als of gij verftorvenen zaagt! (hij grijpt j kern aan.) Lodovico! lodovico, ontwaakt als uit een" droom. Hoe — (lij? _ (ffij wrijft zich het voorhoofd.) Droomde ik? MOK-  na HET MASKER, montezumo. Wat is u gebeurd? lodo vi co. Zaagt gij hem niet? montezumo. Wien? lodovico. Dien vreesfelijken! montezumo. Hem? — Hoe? lodovico. Zie, juist dóar waar gij ftaat, ftond hij! — Ik was voorneemens mij in de golven te begraven, daar greep hij mij, gelijk een ftormvvind, bij den hals, ik ltortte terug, de mantel ontviel mijn aangezicht, en hij ftond voor mij! montezumo. Alles wat gij thands ziet, hoort, en droomt is hij! zo vast heeft hij bezit van uwe verbeelding genomen! Maar gij waart voorneemens — Hoe? — Verftond ik u? lodovico. Wat blijft mij overig! - Heb ik te kiezen? Moet ik jden dood van de hand des beuls de voorkeur geeven? mo n-  TREURSPEL. 113 montezumo. Zwak vreesachtig man! Sta vast in den Itorm, dat gebiedt onze allerheiligfte godsdienst! — De zaak der kerk, de zaak Gods moet overwinnen! 'Er is nog niets verlooren! lodovi co. Hoe? montezumo. Niets verlooren, maar onze zaak is tot het beilisfend tijdpunt voortgerukt. Moed moet thands alles uitwerken. Een fchielijke flag moet de regeering of ons Herken! Thands is het kostbaar oogenblik der beflisfing! Moed, Lodewijk; wij moeten overwinnen of fterveu. Hoor — maar deze plaats is niet veilig genoeg; ik hoor van verre het ruisfchen der voorbijgangers. Volg mij! — (Beide gaan heen.) VIERDE TOONEEL. Een kerkhof. Aan de eene zijde van het tooneel, op den agtergrond, ziet men eene graftombe; na eenige oogenblikken komen montezumo en lodovico. montezumo. Hier in het rijk der verrotting zijn wij voor luisterenden veilig! H L0-  U4 HET MASKER, LODOVICO. Het is onmogelijk; wij zijn verlooren! Ik zie het toekomende zwart voor mij liggen. MONTEZUMO. Ik zal u een licht in den nacht aanfteeken. — Een' wenk van mij, en honderden mijner aanhangers Haan in de wapenen; alles wat een zwaarddraager kan, moet voor de zaak van den Godsdienst ftrijden. Gij hebt een plaats in het heir, door overreding en omkooping is het grootfle gedeelte u toegedaan; zij zijn reeds uwe aanhangers, om dat Francesco eertijds hun bevelhebber was. Dezen roept gij op, en zó overvallen wij den onvoorbereidden Lorenzo. — Eerst dringen wij in het vervallen flot, waar in Gionetti gevangen zit, en bevrijden hem. Met het zwaard in den vuist, omringen wij dan Lorenzo's paleis; de Hertog flerft tot een offer der kerk. Nacht en donkerheid maaken onzen aanval des te fchrikkelijker; het naastkomende morgenrood, fpiegelt zich in het bloed des tyrans I - Thands kan ons flegts een wanhoopend befluit redden, of wij bloeden met de opgaande zon, als offers van het despotismus! Maar jn dezen middernacht moet alles gefchieden, flegts een vuurige flag kan ons redden. LODOVICO. Uw befluit is Hout, in de daad! MONTEZUMO. Het zijn nog twee uuren voor middernacht, fpoed «; ik ga mijne aanhangers en vrienden oproepen! een  TRE URSPEL. 115 een kanonfchot op de hoofdwacht is het teken, Signor. lodovico. Maar — m o ntezu mo. Ik beken het zelf, de ftap is ftout; maar ziet gij een' anderen uitweg ? Juist het ftoute, het onverwagte van deze onderneeming maakt ons tot overwinnaars ! Kom! kom! Lorenzo moet nog dezen nacht vallen; het overige moet zich op den dag van morgen beflisfen! ik beef niet voor het toeko* mende. Kom! kom! (Zij gaan beiden heen.) VIJFDE TOONEEL. antonia, julia, komen van eene andere zijde. anto n ia. JrJier, bij het graf mijner moeder kan ik uitweenen; hier ziet mij geen verraadelijke Montezumo, geen onverbiddelijke oom. — Laat mij alleen Julia! wagt mij aan den uitgang! julia. Donna, men zal u misfen; het is haast midder* nacht. antonia. Haast mist men mij voor eeuwig! H a tö-  iid H E T MASKER, JULIA. God! wat hebt gij voor! — Deeze vreesfelijke plaats _ Antonia! beste liefde Donna! ik verlaat u niet. ANTONIA. Lant mij aan mij zelve over; ga, goed meisjen! JULIA. Dikwerf hoorde ik uw' oom zeggen, dat hij, die geen" moed had, om, met een' vasten blik in het toekomende te ftaaren, en dus met eigene hand zyne ketenen verbrak, een zeer klein mensch was. ANTONIA. De man die zo fpreekt, moet nooit met lijden bekend zijn geweest. _ Rij God, daar behoort toe, den voorhang met eigen hand terug te trekken, zich zelve den ingang in een onbekend land te baa. nen, van wier oevers, ons flegts nacht en huivering aanwaaijen! Maar wees onbevreest, mijne Julia, ik zal lijden en verdraagen! JULIA. Gij zult gewis nog gelukkig worden t ANTONIA. Gewis! gewis! (lij ziet naar den hemel, en zegt met zeer treurige gewaarwordingen.) Daar boven! JULIA. Kom met mij! — Vervrolijk u; dit oord geeft nieuw voedfel aan uwe zwaarmoedigheid 1 AN- j  TREURSPEL. 117 antonia. 0 Neenl — Laat mij alleen! Ik bid u, Julia! Julia gaat heen. antonia, zinkt bij het graf van heuren moeder neder. Moeder! — Moeder! — Emilia neem mij tot n! (Zij drukt heur aangezicht op den fieen.) ZESDE TOONEEL. de onbekende, antonia. de onbekende, komt langzaam , plaatst zich achter Antonia , en betreurt haar met over elkander gejlagen armen. Zij bidt! (Hij blijft nog eenige oogenblikken jlaan, ontmaskert zich voords, en zegt, met eene zachte fiem.') Antonia! antonia, richt zich fchielijk bij den toon der fiem op, ziet den onbekenden in het aangezicht en zegt. Eeuwige Voorzienigheid! (Zij zinkt bij de graf. tombe neder.) Een midden gordijn valt. H 3 ZE.  Ii8 HET MASKER. ZEVENDE TOONEEL. Een Jefuiten klooster. Aan de eene zijde van het tooneel ftaat een altaar, waarop eenige zwaarden liggen; veele Jefuiten komen binnen. ' EEN JESUIT. Het moet iets gewigtigs zijn! DE TWEEDE. Vooral op zulk een buitengewoon uur! DE EERSTE. Zijn gelaat was zo duister; 'er fcheen een buitengewooae ernst op zijn voorhoofd te liggen. DE TWEEDE. Hoe, wanneer het? — Ja waarlijk! reeds lang heeft de hertog onze orde uit zijne flaaten trachten te verdringen; hoe, wanneer het dat ware, wat hem zo nadenkend maakte. MEERDERE JESTJITEN, Hij komt! Hij komt! ACHT-  TREURSPEL. np ACHTSTE TOONEEL. DE V00R1GEN, MONTEZUMO. MONTEZUMO. IVïIet recht moogt gij verwonderd zijn, broeders! dat ik, op zulk een ongewoon uur u bijeen liet roepen, maar het is ook eene buitengëwoone zaak die dit vorderde! Gij kent Lorenzo's charakter; weet hoe zeer hij ons altijd haatte, en ons, van het begin zijner regeering aan, zocht te verdringen ; eindelijk is het hem gelukt! — Het fchrift tot vernietiging van onze orde, ligt in zijn kabinet! DE JESUITEN. Hoe? — Onze orden? M ONTEZ UMO. Wij zijn uit zijne flaaten verdelgd! Met een onbefchaamde vuist, grijpt hij zelfs in de glori des Allerheiligflen , en vertreedt met voeten de wetten , die de Godheid zelve verzegelde; binnen kort, zullen onze altaaren om verre geworpen,' onze heiligdommen gefchonden, en wij, alsgemeenemisdaadigers uit het land gebannen worden! Lorenzo is een vijand van God en de heilige kerk; wat zal 'er uit zijne flaaten worden? Broeders, broeders! Goden de heilige Ignatius daagen ons uit, om voor het heil der rnenschheid te flrijden! ■— Ontferm u over de rnenschheid, die thands met een' beflisfenden flag H 4 be-  iao H E T MASKER, bedreigd wordt ! verdedigt heure heilige rechten! Weest groot; Weest waare fcholieren van Loijola. de jisuiten, met geestvervoering. Wat moeten wij doen? montezumo. Zijt gij tot alles bereid? de jesuiten. Wij zijn het! montezumo. Wel aan, zo verdedigt uwe rechten met het zwaard; verdelgt den tijran van de aarde, heiligt u in zijn' moord' — Honderden zullen zich met ons vereenigen. — Met gewapenden vuist zullen wij in zijn paleis dringen , en zó onze orden redden! onder de huiveringen des nachts valt Lorenzo, en in hertog Julius, ftaat voor ons een befchermer op! NEGENDE TOONEEL. de v00rigkn, lodovico. lodovico. Hoogwaardige! Alles is bereid! honderden ftaan in de wapenen en wagten op uwen wenk. montezumo. Wel aan dan, zo beginne het groote fpel! (Hij rukt  TREURSPEL. iar rukt een zwaard van het aftaar, en firekt het over de Je/uiten uit; alle zinken op de knieën.) Voor God, de rnenschheid, en Loijola! — Zegen over ons groote verbond ! —■ Wij zullen in de plaats des Almagtigen treedeu, wij , zijne verkondigers op aarden. Wij zullen voor de zaak der rnenschheid ftrijden, en voor heure rechten bloeden! Broeders volgt mijn voorbeeld! (Alle flaan op , en neemen ieder een zwaard van het altaar.) Thands volgt mij; de overwinning is ons. Voor; God, de rnenschheid en Loijola! (Alle gaan heen!) TIENDE TOONEEL. Be wooning van Conti. h1itoke, enrico. hettore. H et gedruisch wekte mij uit den flaap! Ga eens buiten zien wat 'er te doen is. (Enrico gaat heen.) hettore, alleen. Wanneer die raazenden God ik waag het niet uitredenken! — Hoe kom ik best uit deze ver« warring? — Gionetti gevangen, zegt men — dat zal hen opgewekt hebben! — Had ik mij toch nooit iii hun gezelfchap laaten inwikkelen! {Men hoort een kanonfchot in de verte, daar nd een woest gerucht.) God wat is dat? — Ik fidder de oorzaak H s te  ria H E T MASKER, te verneemen! (Hij fihe/t; een bediende \omt binnen^ Waar is mijn zoon* bediende. Signor, die is nog niet t'huis! (Hij vertrekt,') hettore. God wat zal dat zijn ? ELFDE TOONEEL. enrico, hettore. hettore. Nu? enrico. Een woest geraas op ftraat; alles is in de wapens. Gewapende Jefuiten ijlen door de ftad; opreer klinkt door alle ftraaten ! hettore, met angst. Ik onbezonnene! — Enrico! raad, help mij — wanneer zij! Ja, ja, naar den vorst wil ik, hem w'aarfchouwen, hem alles ontdekken ! — Enrico! mijn zwaard en mijn mantel! (Enrico reikt hem bei- jej z0? Wanneer bet maar niet te laat isl (Hij vertrekt. Enrico volgt hem.) TWAALF.  TREURSPEL. 123 TWAALFDE TOONEEL. ANTONIA, JULIA. JULIA. Ik vind u onmagtig aan het graf. liggen! ANTONIA. Ik ben in een doolhof van twijfelingen verward. Veelligt was het maar een fchrikkelijk, fchoon goochelfpel mijner verbeelding. — Veelligt meer dan droom! Ja gewis meer dan droom! — Julia ik wil heen! Volg mij. JULIA. Hoe in dezen fchrikkelijken nacht! Hoort gij dat geraas niet daar buiten? Nooit heb ik nog zulk een* vreesfelijken nacht doorgebragt ; de ftorm brult door de ftraaten, en dan nog dat fchrikkelijk gefchreeuw. God wat mag 'er gebeuren? ANTONIA. Ik vreeze niets! Volg mij, ik moet hem vinden, (Zij gaat met Julia heen!) DER.  124 HET MASKER, DERTIENDE TOONEEL. Een kamer in het vorstelijk paleis. LORENZO, FERRO. LOR ENZO. IVIijne kinderen tegen mij in de wapenen.' God! Heb ik dat aan hun verdiend.' Wel wel hadt gij gelijk, verfchrikkelijken! FERRO. De oude burgt, waar in Ezelino gevangen zat, is beftormd, zegt men, en Ezelino bevrijd! VEERTIENDE TOONEEL. DE VOORIGEN, VIVALDI. VIVALDI.x Om godswil red u mijn hertog. Vlugt, reeds omringen zij het paleis! LORENZO. Vluchten zou ik, vluchten voor mijne onderdaanen? Neen ik vluchte niet! VIVALDI. Thands is nog redding mogelijk , veele burgers, en een gedeelte der lijfwachten ftrijden met de muitelingen , maar zij zijn de magtigfte, Red u! LO.  TREURSPEL. 125 LORENZO. Thands is mijn geloof aan de rnenschheid vervlogen ! Nu zie ik het, in het oosten niet alleen, is de barbaarschheid zo hoog gedegen! — Ik beminde hen, zo kan geen vader zijne kinderen beminnen — en toch — toch —- FERRO. Vivaldi, kom, wij zullen onze laatde kracht op. roepen; een redenlijk onderdaan drijdt voor zijn' vorst, tot den laatden droppel bloed. LOKEN ZO. Niemand zal voor mij drijden! —■ Door het zwaard wil ik hunne liefde niet bedwingen! — Mijne onderdaanen haaten mij; zij hebben mij verwoipen! FERRO. Vivaldi, volg m'rj! (Ferro en Vivaldi gaan heen.) LORENZO. Ik zorgde zo vaderlijk voor hen, en dus belooliën zij mij ? — Wat is het een vorst te zijn ? — onze beste oogmerken worden miskend; haat oogs. ten wij in plaats van liefde, vloek in plaats van zegen! daar, waar wij vrede in den fchoot onzer onderdaanen verwagten, ftoot men ons van den throon! En ik bouwde zo vast op hem, geloofde hunne liefde in de volste maat te bezitten. — ó De rnenschheid is een tweetongig monster! — Ik ben het regeeren moede! VIJF-  I2Ó H E T MASKER, VIJFTIENDE TOONEEL. julius, lorenzo. julius, komt fchielijk binnen. Broeder! Broeder! (Hij valt hem te voet, terWijl hij Lorenzo's hand tegen zijn gezicht drukt.) Mijn broeder! lorenzo. Julius! zij hebben mij van zich geftooten! Thands zijt gij mij alleen nog overig! Ik heb niemand meer op aarde, aan wien mijn hart zich hecht, dan aan u> De glans des diadeems is verwelkt, de ma- jefleit is in het ftof gezonken; ik fia als een bedelaar daar! —• Laat mij in uwe liefde, de liefde mijns volks vvedervinden. juliu s. God! God! l o r f. n z o. De ftaat vertloot mij van zich, die broeder drukt mij warm en innig aan zijn' boezem, ik heb niets verlooren! — Thands neem gij mijne kroon; vrijwillig geef ik ze terug; mijn volk zal geen droppel bloeds vergieten. Plegtig fta ik mijne rechten aan u af; wees Regent! (Hij bedekt Julius met het purper.) julius. Hij zegent zijn' moorder! Met liefde vergeldt hij mij-  TREURSPEL n; mijne haat, met edelmoedigheid mijne misdaad! —— Verberg mij voor mij zelven, ik ben uw moordenaar! LORENZO. Julius! JULIUS. Ik ben de roekelooze, die in het heiligdom der menfchelijkheid greep. Ik kende deze rebellen, zag hunnen fchandelijken aanflag kiemen; ik verbond mij met hen — tot vorstenmoord! Thands fpreek mijn vonnis! LORENZO. Ook gij! — Broeder en onderdaanen in een uur verlooren? — Is dat menfchendeugd? —, JULIUS. Maar ik wil goed maaken , wat ik bedierf! Lorenzo , vergeeten kon zich uw Julius; maar bij God! bij God! ik ben geen booswigt! — Nog is redding mogelijk; laat ons van klederen wisfelen; ik floot mij zo onder hen, en valle, terwijl gij in het gewoel ontkomt! fchielijk! LORENZO. Dat zij verre van mij! JULIUS. Laat mij uw leven redden door het mijne, laat mij de fchuld met mijn bloed betalen! LORENZO. vVees vorst aan mijne plaats; maak het land gelukkig ! Ik fta van den throon af! ju-  128 HET MASKER, julius, valt hem te voet. Broeder! Broeder! ftoot mij niet van u! Ik kan hier niet meer van nut zijn; ik ban een verworpeling. Ontroof mij de mogelijkheid n!et, mij weder met de rnenschheid te verzoenen! lorenzo. Ik vergeef u, broeder ! maar uw offer neem ik nimmer aan! julius. God! zo ben ik dan verworpen l Men hoort van buiten een woest geraas. lorenzo. Wat raazen zij? (Hij opent een veng/ler.) Wat wilt gij? Men hoort een fchot, lorenzo, treedt zeer weemoedig terug. God! Is mijn leven, dan onder mijne kinderen niet meer veilig? Heb ik dat aan hun verdiend! (Hij gaat in eene andere kamer.') JULIUS. Moordenaars! Moordenaars! ZES-  T. R E U R S P E L. lacj ZESTIENDE TOONEEL. julius, montezumo , lodovico, gionetti, en eenige gewapend en. ftorten in de kamer. montezumo, roept achter zich. Houdt hen terug! gionetti. Waar is.de hertog? montezumo, op Julius wijzendei Hier is onze hertog ! juliu s. Rebellen! Wien zoekt gy? lodo vi co. Wat is dat? gionetti. Dringt in gindfche kamer, daar moet de hertog zijn ! julius, plaatst zich voor de deur. Terug! mo n tez umo. Wat doet gij, hertog? gionetti. Breek de deur open! ï JU-  130 H E T MASKER, julius, trekt het zwaard. Terug, bandieten s gionetti. Julius! M ONT EZ U M O. Gij zijt dol! — Gij ftaat thandst aan het fchoonfte doeleinde, en wilt het verlpeelen? ZEVENTIENDE TOONEEL. DE VOORIGEN, EEN JEIUIT. J 2 S U It. Alles is verlooren, red u! MONTEZUMO. Wat is 'er te doen? j ESUIT. Een eenig vermomd man , verfcheen plotfeJïjk, verzamelde eenige krijsgsliên om zich heen , en fprak eenige woorden met hen , terwijl, hij zich ontmaskerde; terftond .kwam , de gantfche hoop in beweging; onder het roepen: „ voor onzen vorst!" keerden zij plotfelijk, tegen de geen, waarmede zij een oogenblik te vooren vereenigd waren. In een oogenblik waren alle mijne broeders en onze aanhangers gevangen! ■— Ik ontkwam ter naauwer nood. — Red u, alles is in beweging. - De Onbekende vloog met het zwaard in de hand, vooraan , en alles volgde; de Hel flrijdt met hem! LO-  T R E U R S P E L. 131 lodovico. Thands zijn wij verlooren! julius. Het rijk der verotting zelve, vat de wapens voor hem op. gionetti, Nu welaan; wij vallen, maar hij zal mede vallen. De hertog en wij, wij zullen groot vallen! Dringt binnen ! Loopt gindfe deur open l daar moet hij zijn! julius. Door mijne borst gaat de' weg tot hem! Terug, rebél ! gionetti , - vechtend. Nu welaan ! (Hij doorboort hem.) Het zij zo; montezumo, ~i S. te ge liii. lodovico, J Wat doet gij Gionetti? ACHTTIENDE TOONEEL. de voorigen, lorenzo. lorenzo, komt uit de kamer; de flervcnde Julius zinkt in zijn armen. God in den hemel 1 I 2 ju.  i32 H E T M A S K E R, julius. Broeder! — Vergeef mij — Lorenzo! — (Ihj zinkt neder.') lorenzo valt lij hem op de knieën. Mijn Julius! julius-. . i Verzoening! Eenige eogenblihken van algemeene verbaazing. NEGENTIENDE TOONEEL. d£ onbekende, ferro, -g e w a pe n de n , hettore. de onbekende, vliegt met het zwaard i;i de hand binnen. Bevrijdt uw' hertog' — Neemt de rebellen gevangen ! De wacht omringt hem. de onbekende. God wat is dat ? (Hij buigt zich neder bij Jw lius.) Julius! Hij is dood ! lorenzo. Daar ligt hij; mijn alles! in het ftof gezonken ! Voor mij bloedde hij! -— Julius! Julius! — Hij is dood! Thands ben ik e'endig! — Neem uwe kroon , uw purper, het bloed mijns broeders kleeft 'er aanf de  TREURSPEL. i33 de onbekende,, tot de faamgczwoornen. Ziet hier heen! — Dat is uw werk! —» Kon ik dit tooneel aan de gantfche waereld ten fcbrikbeeld' voorftellèn, en 'er bij uitroepen: „ Dit. det