687 E 4!>   DE SC Y. T E N ■   S C Y T E N, TREURSPEL, gevolgd naar het fransche van ' F O L T A I R E, door <<*• L. B A, R B A Z. Ti A M S T E L D A M, ly j. HELDERS en A. MARS. 1796. Met Privilegit,   P. J. UYLENBROEK. He t moge uw heuschheid niet mishagen, Dichtkundige Uylenbroek! dat geu dit treurtafreelj Gefchetst naar trekken van Voltaires kunstpenfeel, Ten blyk van achting, op ziet dragen; Uw naam omvatte, als goud, dit edel dichtjuweel! ó Gy, die, toen ik naauw' myn fchreden Op 't glibbrig letterfpoor angstvallig had gericht, Uw hand my reikte om voort te treden , En, met befcheiden lof voor myn onkunstig dicht, In 'trennen van de jeugd,.zoblootaan zelfverblinding, My, door de toorts der ondervinding, Al tastende in een nacht vantwyfling, hebt verlicht, Wat hulde en danktoon is myn zangster u verpligtt Dus trad myn Griekfche held, geftut door uw vermogen , Vol moeds, op Amftels fchouwtooneel: Op p h i l o c t e t e s klagt, wierd ieders hart bewogen ; En, ftreelde hy des kenners oogen, Myn glorie is uw roem: gy hebt daaraan uw deel; Ik pluk de vruchten thans, die gy hebt opgetogen. Verrukt, toen fedra, m e r o p é , My haar verheven klagt liet hooren, Daar gy , als tolk van haar beklaaglyk wee, De harten griefde, en kost bekoren , . Poogde ik , langs Pindas fteile baan ,  U, als uw leerling , na te gaan: Wat doornen daar den voet doorboren , Geen doornen kwelden my:'k zag niet danlauwerblaên. Nayvrig op uw' nieuwen luister , Afzetfel van den glans van uwen fenelon, Verbryzelde ik de flaaffche kluister Der vrees, die my te lang verwon: Ontvonkt in heilig vuur,door Hechts den naam te noemen Van hem , dienVrankryk kroont met groenen eerlauw- Volgde ik , fchoon bevende, op de lier, Cner» Den grooten zanger , wien alle eeuwen zullen roemen. Zie hem , als fchilder der natuur, Thans niet zo luisterryk gelyk in vorstenzalen, Maareedle eenvouwdigheid enboerfche zeden malen, En echter altyd vol van geestverheffend vuur; Zó fpreid de zon haar' glans zelfs in de laaglïe dalen. Der Scyten vryheidliefde en deugd, Waarvan fchier de aard' niets meer geheugc, Herleven door zyn fiere klanken, Wier wyze zin 't verftand bekoort; En , moet men hem daarïn voor nutte lesfen danken , Dan brengt op Neèrlands grond myn yver vruchten voort. Gy, kunstvrind, die, door ftaag dien yver op te wekken, Myn hoofd op nieuw met lauwren kroont'. Blyf (leeds my tot een' gids verftrekkeu, Die my den tempel der onfterflykheid vertoont! 175)5, sB. \  VOORBERICHT. Oreert der dichtwerken, door my uit Franfche in Nedsrduitfche vaerzen tot heden toe overgebragt, heeft my zo veel arbeid gekost, ais de overzetting van dit treur/pel. Twintigwerven heb ik moedeloos de pen. nedergelegd, wanhopende van in myn oogmerk te zullen /lagen; doch telkens heeft de befcheiden toejuigching van den kv.ndigenUylenhroek , aan wien ik van tyd tot tyd eenige gedeelten myner over* zetting had voorgelezen , my aangemoedigd om alle zwarigheden te overwinnen , en rustig met myne begonnen taak voort te gaan. En , waarlyk , den eenvouwdigen en tevens welfprekcnden (lyl van dit toonceljluk, een der besten van den grooiev.Voltaire, wat de\vaerzen betreft, naar waar de over te brengen , was geen geringe onderneming voor ie* mant, die in het vak der dichtkunst nóch ten nieuweling is te noemen ; inzonderheid was het zulks, wilde ik myne gewoonte volgen van in gelyl; getal van vaerzen te verta- t Icn , welks ik tot heden toe , om de kortheid van uitdruk' king, voor de verkiesbaarfte acht. Ik heb my in de overzetting' van dit ioontclfuk bediend van den Berlynfchcn druk; doch in de befchaving van hetzelve heb ik uH de Bazelfche uitgave, waarin zeer veel veranderingen voorkomen , dat geen wat ik hetgevocglykst óórdeelde gebezigd; ook heb ik op fommige plaatfen , waar ik het üoodzakclyk vond,ee;:ige uitdrukkingen veranderd;en, meest altoos getrouw den zin overdoende, ben ik vry in . de bewoording te werk gegaan, echter, zo veel my viooglyk was, den ftyl trachtende te lewaren, hetwelk ik de pligt van eiken vertaler «ordcd te êjfti nu  hit /{uk, offchoon door zyncn dichter niet voor het tooncel ontworpm , verdient, en verdiende reedi vóór lang, op onze tooneelen te zyn gebragt: de genoegzame overéénkomst van de zeden der Seyten en aloude Batavieren maakt dit voor onze natie, niet dan te veel verbasterd van de deugden harer voorvaderen, van het grootst helang, ten minsts veel meer dan uit heemfche zeden en gruwelen , die, hoe vreemd voor ons, dagelyks door Hoogduitfehe prulfehryvers en derzelver fmakclooze vertalers ons worden opgedischt; terwyl de ooren onzer Nederlanders door allcrleije wanklanken verdoofd worden voor dé fireeling van de ftem der reden en van V gezond verftand. Neen! hos cenvouwdig het onderwerp van dit treurfpel zy, het is vervuld van trejfelyke zedenlesfen en aandoenlyke hartstogten , enkel uit de natuur geput. Mijt hoore den wysgeerigen dichter zeiven in zyne voorréde dus fpre/tcn: „ Het is hier , , in ecnigen opzigte , de „ ftaat der natuur in tegenjlelling van den /laat van „ den kunstmatigen mensch , zo als hy in de groote fte„ den ward gevonden. Kort Sm, men kan in hutten „ zulke treffende gevoelens ten toon fpreiden, als men til paleizen vind" En verder , nadat hy van zyne Alzire heeft gefproken: „ Het treurfpel der Seyten „ is een onderwerp, dat veel meer gewaagd is: wie „ ziet men aanvangkelyk op het tooneel verfchynen? twee gryzaarts , by hunne "boerenwoningen , herders en » landbsuwers. ffan vi.'s word 'er gefproken? van tent 5| dochter, die den onderdo:;: haar; rade/ s ovderfteum „ ). en  „ en de moeijelykfe diensten verricht. Wten huwt zy? ,, een' herder, die nimmer zyne vaderlyke velden verla,, ten heeft. De twee gryzaarts zetten zich op eene bank ,, van groente neder... JÖan, wat zouden bekwame too* „ neelisten dit eenvouwdige belangryk kunnen doen: zyn!" Ik ondernam dan de overzetting van deze Seyten, even als den Philoctetes ^ en de Ericia, met oogmerk cm den goeden fmaak, die , federt eenige jaren, te veel dóór allerhande foort van kunstgedrochten van ons toO' veel is verbannen geweest, weder te her/lellen, en bekwamer letteröefenaren dan ik hierdoor aan te fpooren ter voltooijing van dit nuttige werk. Ja , gy^ roemwaardige dichtcrlykc vertalers van de Zaïre, Fedra, Gaston en Bayardj en anderen, dieu, door V wél overzetten van goede tooneelwerken , hebt verdienstelyk gemaakt! xiet noch eene ruime loopbaan van eer voor uwe fchreden geopend, zo gy de handen aan V werk wilt flaan om de kunstf ukken der Franfche meesters , als daar zyn de Cinna, tfigenla, Brittamiicus,' Andromaché , Edipus, van Foltaire, in vele anderen, welken op eene te onwaardige wyze in or.ze taal zyn overgebragt , in eeven nieuwen vorm over te gieten , en door uw kunstvermogen daaraan dien luister te geven, waarvan zy voor de oogen onzer landgenootcn te lang reeds zyn ontbloot geweest: gy hebt getoond daartoe in ftaat te zyn ; en het is aan uw vóórbeeld dat ik -myne vorderingen in dit kunstvak verfchuldigd ben. Hoe zeer ik ook de eigenvindingen boven de vertalingen felle , is het echter aan de zo even gemelde bekwame jtfederduitfche overzetters dat onze natie dien voorraad van  van fchoone ft ukken, die onzen zangberg tot glorie ver» [trekken, is verpllgt; en (liet fmart my dat ik zulks moet bekennen ,) wat nare vertooning zou ons tooneel opleveren, zo daar niet anders dan dichtwerken in^ onze taal oorfprongkelyk wierden opgevoerd! Hebben fmakelooze en gebrekkige vertalers onze vaderlandfche dichtkunst yeel te kort gedaan , oordeelkundige en méeslerlyke overztttcrs hebben haar het grootste nut en den fchoonft en luister toegebragt. Deze uitweiding heb ik , om der fi aaije letteren wille , voodig geoordeeld, en ik hoop dat de beminnaars der poëzyë my dezelve zullen toegeven. Ik, die , volgens de getuigenis der kenueren, tot heden toe niet dan waardige voorwerpen ter vertaling heb uitgekozen, reken my eenigzins gerechtigd om hierover te mogen [preken. Ja! ik hoop altoos op dit voetfpoor voort te gaan, en tevens, door het beoefenen der titterzn, eenmaal van meer kimde en bekwaamheden rartsen zytitte, my verder /se te leggen op het leveren van eigenvindingen, waartoe het verkerend onthaal der Net hu als FtfgaJering, omtrent myn dichtftuk dat TecipcJ der Vrybcid, niet wei» I tiig myn''yver heeft aangeffwrd^laar hetgtsulgfs'irift harer goedkeuring my tot aan myne laatflt lerrntfisiiken dierbaar^ zal zyn. Het is op deze ityti dat de regeeringen den lust der kunstenaren kunnen aanmoedigen; en het ware te wenfehen dat dit, op het fpoor der kunstlievende Franfchen, wat -meer in ons vadejiand wierd betracht!  Geen Exemplaren zullen voor echt gehouden worden, dan die door den Secretaris van den Natitnakn Stfrfffcchouwburg ondcneekend,  PE RS ONAADJEN. HERMODAN , bewoner van eene Scytifche landjlreek. INDATIR.ES , zyn zoon. SOZAMESj een bejaard Perfisch veldöverfte, naar Scytenland geweken. OBEÏDE, zyne dochter. ATHamar, vorst van Ekbatana, zulma, vrindin van Oèeïde. HIR ic A N , bevelhebber van Athamar, SCYTISCHE MAAGDEN. SCYTEN EN PERSIANEN. Het tooneel verbeeld eene bosfchaadje, en een' bogaard, met eene bank van groente; terwyl men, in V verfchiet, akkers en hutten befchouwt. D E    D E S C Y T E N, TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O A E E L. HERMODAN, INDATIRES, TWEE SCYTEN. HERMODAN. Indatires! myn zoon! wie zyn die vreemdelingent Wat ftoutgevormd beflnit kon die vermeetlen dringen Om over 't hoog gebergt' van Mfnaüs te treên? Jaagt hen eene oorlogsdrift naar Oxus zanden heen? Wat zoeken ze in dit oord, in dees geruste ftreken? INDATIRES. Myn flrydbrevrindenfchaar', haar ftil verblyf ontweken, Was ras byéén vergaérd, en volgde me op den voet; SGelyk zy zich méénde, als wy , met fleren moed, Ie woeste tygers van Hirkanië befprongen. > Myn bende is zwak in tal, maar dicht inéén gedrongen , Sn durft gevaar en dood manmoedig tegentreén. |r ftreeft naar 't Perfisch volk, zy nadert, en meteen pen wy een' jongeling, van grootfchepraalbogen , | ?ich5oP een briefchend ros.vertoonen voor onze oogen : De  U DE S C Y, T E N, De dhraant en 't goud zyn op zyn kleed veréénd; Zyr tulband fpreid een'gloed van fciiitterend gefteent'. „Duldt,zegt decsvreemdelingjdat ik uw'meester nader'." Wy groeten allen hem , doch melden hem te gader, Dat zuik een' meesters naam, fchoonby den Pers beltand, Ons nimmer was bekend in 't vryë Scyteuland. ,,Onsis, in dit gewest, gelyken rang befchorc-n: „Wy kennen vorst noch (laaf, wy,broeders,vrygeboren. „Wat wilt gyfkomt gy ons hier als natuurgenoot, „Als yrindbehandlen?fpreek! of is uw oogmerk fnood?" Toen heeft hy, zagt en fier, geantwoord op myn rede, Dat,wyl hy'tgrensgebied van'tPerfisch rykbetreedde, Ily vvenschte een volk te zien,dat,langs het rond der aard', Om zyne vryheidiiefde.cn zeden is vermaard. r\iSr[Wy hoorden hem, met vreugd, dees blyde woorden fpreMaar,'k weet niet welk een wolk, wat onbetwistbaar Vanheimelyke zorg, of eenig diep beraad, (teeken Wat akelige fmarc zioh toonde op zyn gelaat. Wy bieden echter hen, diewybyhem aanfchouvvden , Den roodbebloeden roof van't woest gediert'dcr wouden, De vachten van ons vee, en all' wat in ons land Natuur weldadig kweekt in'saardryks ingewand, Vooral ons wapentuig, als zwaarden , pyien, boogcn, Alléén der helden praal, en fierfels in onze oogen. Zy toonen nu aan ons, verwonderd om hun pracht, Onfchatbre werken, door den hoogmoed voortgebragt, Gewrochten voor de weelde, uit zyde en goud geweven, Waar-  TREURSPEL. 15 Waarin de onnutte kunst haar kunde en vlyt doet leven, Doch, wy verwerpen fier die giften ons onwaard', Te vreemd, te min gefchikt voor onzer volken aart. De eenvouwdige natuur verfmaad die fchitteringen ; Dergrooten weidfche zwier hoont arme ftervelingen; Maar, nemend"giften aan , min' fchaadlyk inwaardy, Zyn wy, hoe arm van (laat, noch grooter zelfs dan zy. Thans geven wy hen 't recht om vry , naar hun verlangen, Langs veld, in bosch en flroom het nut gediert' te vangen^ Dat in de lucht, op de aarde , of in de watren woont: Zy hebben ons, ten dank, hun broedermin betoond. Wy zweeren nu,elkaêr altoos te zyn genegen. Dees dag, myn vader! is gewis een dag van zegen. Dat ze onze fpelen zien, en onze plegtigheén, De minzame Obcïde en myn -geluk meteen! HERMODAN. Dus duld gy, waarde zoon! dat Perfië ook gebiede Zelfs in ons vry gewest! De waardige Obeïde Beheerscht geheel uw' geest door haar betoovering: ■Gy weet dat zy het licht in 't Perusch ryk ontfing. INDATIRES. Men zegt het; doch raakt ons waar of zy is geboren? HERMODAN. Haar vader heeft zyn lot noch nimmer ons doenhooren. Ja , 'fluts vier jarc-n tyds dat hy hier vreedzaam leeft, De rust, de vryheid fmaakt, die ons de hemel geeft, Heb ik, in weêrwil onzer vrindfchap , nooit vernomen Wat  16 DE SCYTEN, Wat ftorm hem met zyn telg in dees woestyn deed komen} Doch} ikbefpeurde vaak , in't geen zyn'ramp betrof, Dat hy verbannen wierd door een ondankbaar hof; Hy is verdrukt: de deugd,ten prooije aan ramp cn fmarte, Word des te eerwaardiger, en treft temeermy'tharte. Ik zie met vreugde hem , van uit zyn'hoogenrnng, Naar'slandsgewoontcenvvetzich fehikken zonderdvvang. Schoon, op zyn jaren, 't hart, hoe zuiver en verheven, Den indruk der natuur zeer zelden kan weêrftreven. INDATIRES. DeaanbiJlyke Obeïde ontvouwt noch eedier aart, Daar zy in zich de deugd van beide kunnen paart. Gelooft gy't/? zy is fchoon , en toout het niet te weten. Gewis was ze in haar land ten top van (laat gezeten; Voor 't minst haar hart is groot, wanthoogmoed kent zy niet; Nooit toonde ons haar onthaal een walgend zielverdriet; Zy daalt tot alles af, fchoon nimmer zich verlagend'; En , minzaam d' ouderdom eens vadèrs ouderichrpgend', Vertroost en dient zy hem, en febroomt alleen te zien Dat zy vaak méér verricht, dan pligten haar.gebiên; Dezwaarfte moeite kan haar' yver niet verfmoo-ren, Schoon zy, gelyk men ziet, daartoe niet was geboren; Zy munt in fierheid uit, als ze in de fpelen deelt ,^reeit. Waarmede ons ftrydbaar volk zich grootsch vermaakt en In't kort, zy is de liefde en't voorbeeld onzer fchoonen; De goden (leren haar, om dus haar deugd te loonen! K E R  TREURSPEL. 17 II E R Si O D A N. ja, zy verdient, myn zoon , zo groot een'liefdegloed. Maar, waarom of nochtans haar vader, wiens gemoed Zich naar ons .landgebruik noch beter wist te kneden, En hoogde wetten eert, gevormd naar onze zeden , Di.c vrind, die broeder, aan ons aller hart zo waard', Omtrent zyn treurig lot zich nimmer heeft verklaard? Waaróm is nooit zyn rang , zyn maagfehap, ons gebleken? Hoe! bloost mèu ooit van't geen ons hoog vereert te fpreEn kan ik u , ycrblind, wel toefhan dat gy huwt ^cn ! Aan't bloed eens vreemdelings; die zyne ontdekking INDATIRES. CfthUWt? Wie '.t zyn moog', hy is vry , rechtva ardig, fier te gader; Hyis myn boezemvrind... en Obeïdes vader! I1ERMOD A N. Dat ik , voor 't minst, hem fpreke. TWEEDE T O O N E £ L. IIEP.MODAN, SOZAMES, INDATIRES, TWEE SCÏTEN. INDATIRES , ttgen Sozam-est ó Eedle gryziiart! gy Eerwaardig medelid van onze maatfehappy ! Het Perfiaanfche volk , verfchenen aan dees zanden , Aanfchouwt dan dezen dag onze onverbreekbre banden ! 'k Ontfahg van u een' fchat, meerwaardig dan de troon , Waarop vorst Cyrus zich gelylc achtte aan de goón. b • ik  iS DE SCYTEN, Ik durfhetby myn goón en't zonnelicht bezweeren, Dat ge als myn vader zelf u ziet door my waarderen! 'kDien u zo wel als hem.Maar, hoe ! gy weent! kan 't zyn! s O z a m e s. Ik ween uit tederheid; en zo , in al myn pyn, Dat heilryk echtverbond, het eindperk myner fmarte, De diepe wonde heelt van een gefolterd harte, Die wond'laat teekens na ; en, ach! het grootst geluk Herinnert ons dik werf geleden ramp en druk! INDATIRES. Uw fmart is me onbekend; uw deugd is my gebleken. , Wie toch verwekt u zorg?.. Ik, ongeveinsd in 't fpreken, Eisch billyk dat uw hart zich open fluit' voor 'tmyn'. her MO dan. Gy kunt rondborstig voor de tedre vrindfchap zyn , Gy moét het. soz ames. ó Myn zoon! ójongling, my zo waardig! Ik weet, myn t elg is lieeds op myn bevelen vaardig; Zy is het eenigs t goed, dat my noch ovrig is. Ikwensch, 'k verhaastte zelfs deze'echtverbindtenis; Maar 'k heb myn dochter door geen vaders magt gebogen» Haar keuze , of weigewng , 't is atP ia haar vermogen. * Dat ook uw vader, opdat nooit dees band ü knell', Zyn kroost, als ik het myn','t geluk in handen ilell'; En laat de vryheid, diewy in dit oord waarderen, Di: lauggewenscht verbond bezeeglen en verëeren! Duid  TREURSPEL. 19 Duld dat ik myn gemoed dien eedlen halsvrind uit': Ga ; nooit herroeptmynmondhetéénsgevormdbcfluit, Het welk gy door. myn kind tot uw geluk hoort vellen. '6 Gy, in wicnrrlyn (lam thans al zyn hoop mag (tellen ! Myn zoon! ga, winhaarwóord, gelyk gy 't myne wint. INDATIRES. Ik kitsch' uwdierbre kniên , en vlieg waar ik haar vind'» DERDE T O O N E E L. SOZAMES, HERMODAN. SOZAMES. XP kFffSÊê V rind! zetten we ons, in'tgroen, zolicflykfaam'geOp dezen zetel neêr, van mosch enblaén omgeven: N'atnul bied ons hem aan; en ik verfoeiden geen, Dien ons de kunst, aan 't hof der g'rooten, doetbeklefc, HERMODAN. Gy waart dan eertyds een der Perfiaanfche grootcn ? SOZAMES. 't Is waar. HERMODAN. Gy hield te lang uw hart. voor mygefloten. Ik haat de grootcn niet. Ik zag'er in dit,oord, Die door nieuwsgierigheid hier wierden heen gefpoord j Hun fiere en edele aart kon my op 'thoogstbekoren. De menfehen zyn gelyk, en broederen geboren^ Maar, 'kben niet onbewust, hóe elk hén eer en moet, V B a Doof  ao DE SCYTEN, Door wie een vorst aan't volk de wetten liooren doet; Daarby , de eenvouwdigheid van onze volksregeering . Verftrek: geen koningkryk ten voorbeeld of ter leering. Zo gy min' dierbaar dacht te wezen aan myn hart, 'Geloof, gyhebtgedwaald! SOZAMES. Indien ik u myn fmart, Myn' (laat, myn' ramp,myn' val en bron van wee te gader Zolang verborgen hield, vergeef het aan een'vador! 'kBen alles kwyt; myn telg is zonder toeverlaat: Ik vreesde dat wellicht een' anders fchuld en fmaad, Ten koste van hare eer, op haar zou nederdalen. Maar, laat ik u den loop van onze elend' verhalen. HERMODAN, terwyl zy ziclrnederzetien. Droog uwe tranen; fpreek. SOZAMES. Toen Cyrus wetten gaf, Verfchrikte ik volk by volk door mynen legerftaf; En dronken van dien roem, waarvoor wy't all' braveren, Dorst myn gevreesde vuist Hirkaniëoverheeren, Dateertyds vry è'land. HERMODAN. 't Is wel beklagenswaard': Het mist zyn vryheid! SOZAMES. Ach! die lauwren, wreed vergaêrd, De krygsdaén eens tirans, der volken nare elenden, Dia  TREURSPEL. Die finten , uitgeroofd door afgehuurde benden , Die glori, al dien glans, waarnaar de moordlust zoekt, Heb ik, geloof my vry, vóórlangin 't hart vervloekt! In 't eind', myn heldenmoed behaagde aan Cyrus oogen: Hy fchonk my rykdom , eer, en aanzien , en vermogen; Tot zyn' geheimen raad flond my de toegang vry ; Maar, myn befchermer flierf; en firaks vergat men my! 'k Verlies Kambyzes toen, dien trotfen raad verfmader, Or.waardig' erfgenaam van zyn' doorluchten vader; En Ekbatanaas wal, weleer zyn woonplaats, bood Myngrysheideenverblyf, waarïn ik't hof ontvlood. Maar, ach ! zyn broeder, die in Mediëregeerde , Vorst Smerdis , die de deugd cp'tfchandelykst ontëèrde, ïvrocht me , op myn levenseind', de wreedfle foltering:' iy had een' zusters zoon , een' woesten jongeling, Groothartig, vol van moed ,misfehien niet onbeminlyk, VTaar in de barning van zyn driften onverwinlyk , )ie , 'thart verfmadend' van zyn tedre gemalin, /"oor jeugdige Obeïde ontvlamde in woestemin, ty pogend', daar hy my als meester dorst verdrukken , Men fleun myns ouderdoms, myn laatfte hoop, te ontruk. :ynnaamisAïhamar; zynfnoode liefdebrand (ken: leed my ten grave gaan , met onüitwischbre fchand'. HERMODAN. .nhebtgy door zyn dood u van diefmaad ontheven? SOZAMES. t dreigde hem 'er met5. Myn kind vond zich gedreven B 3 My  a2 D E S C Y T E NS My moedig aan te raên de felle drift te ontvlièn Vaneen'verbitten geest, die nooit zich liet gebién. De dood had ,oP dien tyd, haar moeder my onttogen» •k Ontvoerde alléén haar dus aan Athamars vermogen. ^ j Maar , Snier Jis hofgebroed, zo vuig een' meester waard', . Die monsters, na myn vlugtin'tlastrenmiu' vervaard, Bedienden zich weldra van bun gewone treken , Denfchynvaneerlykheid, by't kunstig logenfpreken; Ën myn belichters, my beklagende in myn leed , ' Verborgen loos de hand, tot mynen val gereed. Men is in Medië , als te Babel, wis verloren., Wanneer men's menfehen recht een' kroonprins vry laa? hooreu. HERMODAN- Vernederend gevolg der nare flaverny ! Hoe! flaataan'tPerusch hof het klagen zelfs niet vry !,. SOZAMES. Meen: de eerste van het r'yk, .indien hy kon mishagen, Moet, als hy word verdrukt, ftilzwygend' dit verdragen, HERMODAN. I-Ioehcbt gy imroernaar zolaag eene eer getracht? SOZAMES, tenvjlzj zich 'beiden oprichten. \ Die fchande w.ord met fpyt in myne ziel herdacht! 1 Ach, vrind! all' wat, met kunst, den laster kon gelukken Om my myn' rykdom, eer ,ja 't leven zelfs, te ontrukken, 'tWierd alles onderdaan, en't flaagdeook ongemeen: De vorst doemt my ter dood: men rooft, deelt onderëei Myl  TREURSPEL. =3 Myne ambten,goedren,'c loon van diensten aan den lande; Myn dochter duld gerust zo groot eene offerhande , Ziet haren vader Hechts, en, lydzaam in den nood, Verzeltzy meinmynvlugt, en (telt haar leven bloot. Wy vlieden in de nacht, en, entrend' langs de duinen , Bereiken wy eerlang des Taurus hooge kruinen: Ditoord, dankzydengoón, betredende in hetend', .Vond ik aldaar de rust, die ik nooit had gekend. ft^en Och!wanr"t mynwieg geweest!.. Myn broeder! 'tgeen my Nóch fmart, is dat ik fteeds myn loopbaan heb betreden Aan 't hof, in 't oorlogsveld, en vorsten heb geëerd, Verr' van diemaaifchappy , waaifleehtsde wet regeerr. Maar, 'k ducht dat myne telg , vergeten in dees wouden , Nadat hare oogen reeds der grooten praal aanfchouwder, Hiermooglyk, eenzaam, een herdenken vol van fmart Aan haar' voorgaanden (iaat kan koestren in haar hart; Ik vrees geftadig dat door ouderliefde en reden Maar al te vruchteloos een dwaling word bedreden, Verblindende voorheen ,door hare tooverkracht, Eenoog, ta lang gewoon aan alle hooffche pracht. Zij daar het geen op nieuw, my tot ontroering nopend' De bron van myn geween zo even heeft geopend. II E R IIO D A N. Wat vreest gy ? wat gemis baart hier uw telg verdriet? Wy zyn wel zo veel waard' als 'tgeen ze om ons verliet! Zy leeft hier vry, geacht, vanelko.n ftryd verbeven; ( f Nooit word haar ftille rust door nare zorg verdreven; B 4 Da ,  24 DE S C Y T E N, De oprechtheid, wonende in deze oorden van geluk, Baart tegenzin in'thofen zyn'gevaarlyk juk. SOZAtlE S. Ik ftierf op't hoogst voldaan, zo Hechts myne OheUe Het zulk een'haat als ik dat eerloos bof ontvüedde! Maar, 'k eisch, ó Hermodan ! dat uwe vrindfchapstrouw 't Geheim, dat ik u meldde , altoos verborgen hor,'. Ontdek de grootheid nooit, die ik bezat voordezen , Noch myn' voorleden druk, noch tegenwoordig vreezen: Verberg dit voor uw'zoon , opdat zyn minnend hart Niet wreed gefolterd zy door myne zorg en fmart. HERMODAN. fa , ikbeloof hetu; maar in dees boerfche ftreken Begint men heimlyk van uw' eedlen ftam te fpreken ; Doch., vrees niet dat men u des minder liefde toon". Al'tovrigblyv'bedekt, enzorglykst voor myn' zoon: 't Ontroerde hein gewis. PIERDE TO.ONEEL. HERMODAN, SOZAMES, INDATIRES. INDATIRES, tegen Sozamei, 'kHeb't woord van Obcïdej Zy is de myne, indien uw goedheid zulks gebiede, &n zo 't myn vader dulde. 'SOZAMES. ó Ja! zynheil en'imyn' ' *\g ons vóórgefhcht hen,die.voor fchlpbreuk duchtend', B 5 En,  0 DE S C Y T E N, En, zo veel onrust moe', de ftormen wys ontvlugtend', De ruwheid kozen, die dees landaart in zich heeft, Vóór de eerlooze euveldaên, die wetuochrechtweêrftreeft. Dees heldkomt ons welfier, maarzagt van aart tevoren: Ik zag zyn tranen klaar , fchoon hy die zocht te fmooren. ' hermodan, tegen Sozanies. 'kBen van zyn tranen, noch gefchenken, nietvoldaan. Verfchoon myne achterdocht, maar 'k vrees den Perfiaan: Dat ichittrenct' Havenvolk wil ons voor't minst verleiden. Eichttrachtmenu,myn vrind! opnieuween'ftriktefprei» den; Licht dat uw dwingeland, wiens fnoodheid is mislukt, Uw bloed hier eisfehen durft, aan zyne woede ontrukt. De.onzaalge dienaar, die een' konings wil moet eeren, Weent fomtyds by 't voldoen van zyn ontmenschtbegee- (ren» sozames. v Ik, die de vorsten in dit heilryk oord vergeet, Wek ook hunne aandacht niet,en ducht van hen geen leed. indatires, tegen Sozames. Wy uierven aan uw kniên , eer ooit een ftout verrader Den eerbied Hechts vergat voor myn' geliefden vader! de scyt, insgelyks. Zo hy u wil verraên , hy zy door ons geflraft; Is hy een banneling, dan zy hem hulp verfchaft. indatires. Laat ons gerust deltem derzuivreblydfehaphooren. Dient  TREURSPEL* 2? Dient ons de vreugde of fmart eens Peruaans te ftopren ? Wie toch baartimmer fchrik arnScytens heidenfloet? Da tfchrndlyk woord van „vrees" beleedkt myn gemoed! Myn vader! vrinden! komt: bereidt, metreine handen, Datouter, zo geducht voor die zich valsch verpanden, Die fakkels, datgebloemt', die borgen van myn'eed. Tegen Sozames. . Bied uwe telg dees hand, voor u ten ftryd gereed, Beloofd aan Obeïde in dees gewenschte Honden, Gevreesd door's vyandsmagt, en t' uwen dienst verban*' den. Einde des eersten bedryfs. T W E E-  si DE S C Y T E N, TWEEDE BEDRYI. EERSTE T O O N E E L. OBEÏ'dE, ZULMA. Z u L*M A. II ebt gy dit vast bepaald ? OBE ÏDE. Ja , 'k zal myn jeugdig leven Aan deze woesteny grootmo edigovergeven. Men zal my nimmer zien , vermoeid'van langen druk, Slechtswacluend'tot de dood myn'vader grafwaart rukk', Aan't hoogst ondankbaar hof van Ekbatana trachten , Ol'ikhet vonnis, dat hem doemde , moog' verzagfen, Opdat het overfchot zyns rykdoms zy gefpaard, Door vrekke handen reeds voorlang byéén vergaêrd. anneer hy zich bereidde om naar dit oord te vlugten, Deed zulks wellicht myn jeugd, nier zonderreden,duchten, Maar'kfchaamde my weldra dat ik geen trek weêrftond, Die aan myn eerst verblyf als noch myn hart verbond. Gewis, ik dorst dat hart te pynlyk overheeren , Om myn flandvastigheid zo laf te zien verneêren. 'k Nam eindlyk , in dit oord, en by dit ruw gedacht, Een' geesten zeden aan , die ik piethad verwacht: Zie thans geen Obeïde , aan 't hof fchier aangebeden, Die (laven, zelfs gekroond, zag volgen op haarfchreden; En  TREURSPEL. 2f> En al die grootenfchaar', fteeds kruipende in het ftof, Vleit nuuiet meer myn jeugd door ongemeten lof; 'k Ziegeen vernuftig volk , door winst gelokt, zyn gaven Aan myn'verzaden lust, gelyk voorheen , verflaven; 'klleb my geheel hervormd; en , zo't my duurmoestfiaan Om zware* arbeid en behoeften te ondergaan , De roem dier zegepraal, op 't vóórbeeld van myn' vader, Heeft my daartoe verfterkt, en loont myn' moed tegader. ZüMI Ai 'k Zie dat uw wondre deugd uw' ramp teboven gaat; Uw grootheid blinkt noch meer in uw' verneêrden flrat. 'k Bewonder uw beftaan; maar, heeft men op zyn zinnen 't Vermogen om niet meer zyn vaderland te minnen? Natuurbehoud haar recht; en haar weldoende hand Heeft dit geheim gevoel den fterfling ingeplant.' Steeds lydende in ons land, zal't ons niet meerbekoren; Maar't ligt ons nnauw aan'thart, wanneer men'theeftverobeïoe. (loren. Blyft Perfië noch fteeds behaaglyk in uw' zin, Ikwederhoudeuniet, verlaat my vry, vrindin! Wis grieft my uw verlies: gyhebt, in vroeger dagen, In myn paleis gevoed, fteeds zorg voor my gedragen; Maar, 'k zou wrcedaartig zyn, zo ik u vergen dorst Een juk te voeren , dat reeds pyulyk word getorschr. Ga, Zulma! licht dat gyby de eerelooze vrinden, Aan mydoor'tbloed verknochtj édne eedle ziel kunt vinMeédoogende genoeg, opdat ze aan u verricht' (den * Wat  ,3o DE S C Y T E N, Wsttny het lot ontzegt, eniku ben ver Mi *t. Lichtdat zy billyk zich tot deernis voelt vermanen, fneTlm .Wanneer ge een' brief vertoont, bevochtigd met myn tra- Myn waarde Zulma! ga, herzie, nu gy 't verkoost, -liet prachtige Ekbatane en haar gelukkig kroost. Laat, in dees woesteny , uwe Obtïde fterven! Z u L M A. Ach! dat de hemel my het levenslicht doe derven, Eerik, als een trouwlooze , ooit zulk eenfchanddaad En, verre van u af, een wuft geluk beöog'! CP00o » Ik leefde fteeds voor u; en dus zal ook nadezen a it r (pand, fieett, op dcc; plaats, zyn trouw voor eeuwig haar ver- Hiér, voor dit veldaltaar, by dees cypresfenboomen , C;'{ luistrend fakkeilicht.dat ftraks wierd weggenomen. Cy zaagt noch 'touter niet, toen, zo my wierdgemeld, Een felle huivering , van doodkou' vergezeld , De flonkrendeoogen floot der zwoegende Obeïde:~ Een Sey tfche maagdenrei, die haar zyn' byftand bied Je, Heeft, wcenend', haar terftond naar't boersch verblyfgebragt, Dat wreed verblyf, naar 'twelk haar vader heeft getracht. Die gryzaart volgde haar, met lome en trage fchred 3JJ, Door'slevenszwaren last gedrukt enafgeftreden , Toen hy zyne oogen wendde, en u hic-r heeft befpeurd. ATIIA MAR. Myn hart, opdit verhaal van allen kant verfcheufd, Vind  44 DE S C Y T E N, Vind door zo fel een' drang van driften zich benepen , Voelt, in zyn binnenst', zich zo hevig aangegrepen, Dat ik onzeker blyf wat weg ik kiezen moet, En ik ontwikkel fiaau w wat denkbeeld of ik voed. Maar, wat of Obeïde ontroering heeft doen kweeken, Dat zyby dit altaar dus yllings is bezweken ? Zy heeft by 't herdersvolk, vergaderd hieromtrent, Gewis de trotfe pracht van 't Perfisch volk herkend ; Myn aanfehyn bragt haar ftraks myne eu veldaén tebinnen, Myn fpoorelooze drift, myn ongeoorloofd minnen, Een' vader, aan het wee der vreeslyke armoe' bloot, Door een' onbillyk' vorst verwezen tot de dood , Zynvlugt, zyn naar verblyf, in deeswoestyn verkoren, Die rampen zonder tal, alleen uit my geboren: Herdenkende al dit leed in 't eigenfle oogenblik, Volgt zy haar' vaders fpoor, en ziet my aan met fchrik. III R K A N. 't Zou hoogst afgryslyk zyn, ik durf dit vry verklaren, Datgy de zorgenvoor uw rykhad laten varen, Met een berouw, zo diep, zo waarlyk groot, belaên , Om dus in Scy tenland een fmaadheid te ondergaan! ATHAMAR. Ach! zo, toenzy my zag, flechts haar verwonderd harte Een' fchyn van deerenis getoond had metmyn fmarte! Zo, lezende in myn hart, het hare op d'eigen ftond Eene onrust had gevoeld, die 't heimlyk had doorwond!.. II: dwaal, myn waarde vrind! 'Ir wil my geenszins ver» fchoouenj  TREURSPEL. 45 Ik weet wat ik verdien : men moet my haat betooneni Wat deed ik, heilloos vorst! wat zal ik ondergaan ? Myn aanfehyn joeg haar dan altoos een' doodfehrik aan! Maar,zegtge, in't zwoegend wee, dat haar byna deed fraooreu' (hooren? Heeft noch haar mondden naamhaars vaderlands doen H1RKAK. Voorzeker mint zy 't noch. ATHAMA Ra Ach! voorhetminstbiedzy My dit ten wapen aan, waarmede ik haar befiry. Zy mint haar vaderland... zy neemt een' Scyt tot gade!.. Maar, die gevaarlyke eer wekt hem myneongenade; Een bloedig nawee, vrind! zy hem daarvoor verfchaft « Die misdaad is te groot, omniette zyngeftraft! H I R K A N. •Vorst! waant gy noch te zyn in Ekbatanaas wallen? Daar geld uw fiem : daardoemtge, of fpaart, naar welgevallen ,■ Hiérzoud gy wis vergaan : ja hier betreed uw voet Een'grond, weleerbefproeidmet uwer vadrenbloed. ATHAMAR.. Wel! dat ik dan verga ! HIRKAN. Watfpoorlooze onderwinding! óTydder driften.'jeugdjten prooije aan geestverblinding! Waarheen vervoert gy 'thart, dat flechts zyn neiging hoort! . ATHA-  46 DE SCYTEN, a th am ar. Wie toch genaakt ons hier in dit afgryslyk oord? ' Men ziet Indatircs , aan het hoofd tetter krygsbende * in't verfchiet voorby trekken. (den? Wat doet deez' boerfchen drom met bloote zwaarden treil ir. kan. 'tls , zegt men, een gebruik naar'slands aloude zeden ; 't Is een eenvouwdig fpel, geheiligd door den tyd, En aan den huwlyksdag grootmoedig toegewyd. De krygsdeugd doet dit volk Hechts helcenfpelen vieren. Ziet gy Indatires dees bende als hoofd beftieren ? 't Gezigt dier plegtighcén is aan de kunne ontzegd: Dit volk, dat (trenge tucht aan zyne zeden hecht,_ Laakt dus de vryheid licht der Perfiaanfche zeden. a t n a bi a r. Gy wilt me, ó groote goón! voor haar gezigt doen treden: Dit feest toont my,voor'tminsr,dat gy, tot hulp geneigd, Den ftorm deed wyken, die haar leven heeft Bedreigd: 'k Zal Obeïde zien ! h i r k a n. ója! zy treed reeds nader: Zy wend haar fchreden naar de woning van haar' vader ; 'kBefpeurhaar. atha bi a r. Gn,vlieg heen : verwerf,zo 'tmooglyk is, Va n 's gryzaarts wrokkend hart voor my vergiftenis... Terwyl Hifkan vertrekt. Eenflroo en rietendak is haar ter woon gegeven! Ach!  TREURSPEL. 47 -Ach! moogiykmngzy daar vernoegd en vreedzaam leven, En ik .. TWEEDE TO O N E E L. OBEÏDE, ATHAMAR, ZULMA. ATHAMAR. 7SJ (vhen. jLNeen, blyf, mevrouw! gy moet my niet ont- Doe my ten minste de eer myn lïerven aan te zien : Ikderve aan uwe knién een Ie.ven vol elenden! O B E ï 1 > E. Vrindin! ach! in uw' arm moge ik myn wanhoop enden! Het is teveel!.. Laat af, vervolger , die my drukt! Gyzythet, door wiens komst my 'tharteword ontruktJ A T H A M A R. Hoor flechts édn oogenblik. O B E ï D E. Barbaar! kan ik uhooren? Watfteltmy Athamar , in dezen ftaat, tevoren? AT II AM AR. Och! denk myne euveldaên, al't wee door u geleên, Uw kommerlyke vlugtnaar deze boorden heen , 't Was all' de vrucht der liefde : ó ja, dat hoonend minnes Bragt me, in zyn felle drift, tot dronkenfchap der zinnen. Myns ondanks vastgeboeid door een' voorgaanden echt, Kon ik geen rang u biên , naar waarde u toegelegd. 'kBeleedigde uwe deugd, daar ik uwfc hoonhcid eerde: 'kBe-  48 DE S C Y T E N, 'k Beweende vier jaar lang den ftond, die my verneêrde J De rampen zonder tal, vergaderd op uw hoofd, Gevoelde ik allen mede , en 't zy door u geloofd : Myne aankomst in dit oord bewyst ditklaarby dezen. De hemel deed me in't eind' geheel myn meester wezen: De dood, die Sraerdis trof, ftortte ook myn gade in't graf, En nam my van myn' echt de wreede kluisters af! Thans mag my Ekbatane in eigendom behooren... Vergeef my: Ekbatane is u ten deel befchoren! Vertrouw vry, ObeiMe! als ik al't Oost'mogt zien Gebogen voor myn'(laf, 't zou buigen aan uwkniên; Maar, noch myn troon ,«ioch al'tgefchaapne,noch myfl leven , Vergoeden immer't geen zo wreed u is misdreven: Uw edel hart , zowel als uw bevalligheid, Is boven eenen rang, die uwe ziel niet vleit. Wierd zy door deerenis bevredigd en bewogen! Hoe! heeft zy van dit oord de woestheid ingezogen? 6 Hart, tot min gevormd! kent gy alleen den haat? Zytgy , ó beeld der goón! tot ftraffen flechts in ftaat? Hun goedheid fchenkt genaê.Beklaag,tot gunst gedreven, Een' fchuldig'minnaar vry,dien ge aanziet zonder bever,! OBEÏDE. Wat zegt gymy, barbaar? Wat komt gy in dit oord', ' Met oogmerk om myn rust op nieuw te zien gefloord, En om myn ftille elende in dees wocstyn te tergen,« Daar ge een 'genade zoekt, die gy vergeefs zoud vergen? Toea  TREURSPEL. 49 Toen gy voor't eerst voor my ontgloeide in liefdebrand * Verbond uw vorst aireede u door een' andrenband: Gy kost toen naar myn hart niet zonder misdaad trachten; 'kZou, gave ik u gehoor, dit groöter misdaad achten. 'kSmeek,dat gy nutteloos myn' geest geen kwelling baart: Ik ben hetzelfde thans wat gy voordezen waart: Ta ! Obeïde voelt door't echtjuk zich bezwaren. Ontzie rac... en tracht meteen Indatireste fparen ! ATHAMA R. Een' Scyt! een' lagen Scyt! OBEÏDE. Veracht uw hovaardy Ecu' mensch, een' burger...die meer deugd bezit dan gy ? A T II A M A R. Ach ! datme uw haat in 't eind' van meerder hoon bevryê! De goón verbraken reeds die vuige flavernyë; Zy bragteu zelf uw' geest in een verbyftering, Toenuwenmond, helaas! dé hei'looze eedontging, Die wis hun majesteit enhoog gezag ontëerde, En uw beroemd gedacht zowel als my verneêrde; En ik zweer aan die goón, uvvgloriten gevall', Dat nooit Indatir.es uw egaê wezen zal! O BE ï DE. Weet, dat de wet zyns lands geen krenkingkan gedoogen 2 Zy, zy gebied alléén ; ze is heilig in elks oogen. Het is gedaan: het juk, datmy is opgeleid, Word door geen aardi'che magt me ontrukt in eeuwigheid. 1) 'tl;  50 DE S C Y T E N, ' t Is des te heiliger, te vreesfely ker te\ ens, (veris Naardien myn vader, fteeds bezorgd voor 't heil myns ieVergetende geheel het ouderlyke recht, My biedende een' gemaal, my vry liet in deez' echt. ATHAMAR. 6 Wreede!.. OBEÏDE. Ik, die voorlang de waereld heb begeven, Ik moest, voorn reeds dood, Hechts voor myn'vader leven: i Ik moest zyn'ouderdom , zyn rampen byftand bi ên : Hy wenschte naar een' lteuu, en ik verfchaf hem dien. 1 Myn dagen waren naar. En rukt de huwlyksketen My thans van alles af, 't zy u alléén geweten: Gy zelf hebt my gedoemd tot deze woesteny! ATHAMAR. Ik ruk'er u vandaan. OBEÏDE. Ochl laat myn kluisters my: Ik heb my die verfcha ft. ATHAMAR. Gy hebt de onwaarde banden, Waarmede een Scyt zich ftreelt, noch geenszins om uw OBEÏDE. (handen. Ik zwoer den goón een' eed. ATHAMAR. Zy nemen hem niet aan: Zy  TREURSPEL. 51 Zy voerden hier myn fchreó;. om u daarvan te oatflaan. O BEl'OE. Ach ! 'tis tot myn verderf! ATHAMAR.. Zoud gy een' vadei' kunnen Bewegen om zyn telg haar vryën wensch te gunnen ; En dat zyn Uiig gemoed my van zyn' wrok ontfla , Opdat hy eiudlyk hier zyn ballingfchap ontga? Zeg hem... OBEÏDE. Vertrouw ditniet; dekeuz', die ik verrichtte. Was die, waartoe myn ramp my al te wreed verpligtce; Zy is gedaan : myne eer duld niet te rug te treên; En nooit zou Sozames dit laf gedoogen, neen ! Gy kent zyn vaste deugd: niets doeihaar immer zwichten. ATHAHA R. In 't haten toont zy dit! 'k moet hem alléén betichten. OBEÏDE. Wien?hembeticht gy,wreede!envocgt die fmaadhem toe! Ach! wees toch eindlyk eens* vafi ons te drukken moe'! ó Gy, verdelger van een droef gezin! ga hecnen, En laat de dochter vry met haren vader weeneu 1 Ilykomt, ga! AT HA MAR. 'tKnn niet zyn! OBEÏDE. Wyk, eer uw oog hem tart'. D 2 ATHAr  52 DE SC Y T E N, athamar. Neen .'geef gy beide om ftryd den do odfteek aan myn hart! obeïde. Ach! om myn ongeluk, en om die liefde tevens, .Die zowreedaa'rtigis voor'toverfchot myns levens, Vlugt! dat uw aaufchyn hem niet weder ftrekk' tot hoon. athamar. Beoordeel myne min naar d' eerbied , dien ik toon: 'k Gehoorzaam. Ter zyde , terwylhy vertrekt. . (piengen , Laat ons zieu,wat bloed myn wraak moet DERDE T O O N E E L. sozames, obeïde, zulma. sozames. G oón! Athamar noch hier!.. En gy zyn taal gehengen .' Die vyand onzer rust vervolgt ons dan alom! Hy hoont noch inditoordmyn'"veesren ouderdom >i t> t ' (ven, k bemerkte wat hem naar myn fchuilplaats heeft gedre- Uit zyn gering g£bied, hem naauw' ten deel gegeven; 'k Herken op nieuw in hem dien onbed wongen geest, Die door geen redenband ooit is getemd geweest. Hy vleij' zich nimmer dat, door 's levens lastgebogen r Een vader dezen hoon gevoelloos zal gedoogen. obeïde. Hy draagt u eerbied toe... Hy zal my niet meerzien: Myn vader! 'kben gezind hem voor altoos te ontvliên. s e~  TREURSPEL. 53 sozames. Indatiresisdeuwe. OBEÏDE. Ik weet het. sozames. Gy vervulde Uwneiging zonder dwang, en gy ontfingt zyn hulde. O BE ï DE. 'k Wilde u,voor't minst, voldoen; ik meende dat uw kind Den zoonnietmoest verfmaên van uwenboezemvrind. sozames. Weetgy wat Athamar myfchandlyk voor deed Hellen, Door een'van 't Perfisch volk, dat op zyn'wenk moet OBEÏDE. (fnellen? Wat heeft hy u verzocht ? sozames. Dat ik myn trouw verzaak'; Dat ik den huwlyksband , door u gevlochten, flaak'; Datikludatires , aanuverknocht, verrader Hy bied me een' vorstenfchat, die my niet komt te ftade, En, in myn'ouderdom , eene ydle grootheid aan. obeïde. En hoe ontfinguw hart het aanbod u gedaan ? sozames. ejen< Metaffchrik. Laat hy zich door geen berouw meer ftree • Indatires, bekroond in onze heldenfpelen , Vol liefde en vreugd , eerlang in uwen arm geleid , D 3 Ver-  54 DE S C Y T E N, Verwacht de zoete vrucht der reinste tederheid ; Niets baar' haarblydfchap thansbelemring of vertraging. De Scytismenfchelyk, cenvouwdig, fchuwt verlaging; Doch,denk dat hy iets hards in zyne zeden heeft, Daar hy 't gepleegd bedrog niet ftraffeloos vergeeft; Hy ftrekt voorëL's lands wet ten onverbidbren wreker, En fpaarde nooit, myn kind, d'ontrouwen eedverbreker. ORE IDE. Gy hebt u fteeds bepaald myn zinnen te overreên: Waarom hen nu,voor'teerst,door wreeden angstbeftreên? Gy weet of ik, gehard in 't onheil my weêrvaren, Genoeg opöffringdeed fints vier verlopen jaren; En geene is, zo 't moet zyn , my noch voor u te groot. Nooit vreeze uw dochter't oog van haren echtgenoot! Ik zie myn pligten klaar... en al myn' ramp te gader... Neen! ik heb geen verwy t te wachten van myn' vader! SOZAMES. Vergeef myn tederheid dat ze een befchroomdheid voed , Gevolg van d' ouderdom en van den tegenfpoed. Slechts vreesde ik da t uw hart zich heimlyk zou beklagen. i> Troostcresfe van myn laatstelevcnsdagenl Uw vader doet in 't minst u geen verwy t, myn kind! Uw egaê, dien gy koost, word wis van u bemind, 'k Ga naar zyn' vader heen , en zal het feest bereiden: Niets krenkt nu meer 't geluk, het welk gy moogt verbei/ den. FIER,  TREURSPEL. 55 TIERDE T O O N E E L. OBEÏDE, ZULMA. -ZULMA. "Welk een afgryslyk feest!.. Dus zal in dees woestyij Uw fchoonfte leeftyd voor altoos bedolven zyn! OBE ÏDE. ó Goón! ZULMA. Uw land , het hof, alwaar gy zyt geboren; Een' edelmoedig' prins... die licht u kon bekoren; Kost ge alles zonder fmart en deerenis ontgaan? OBEÏDE. Ik offerde alles op, en heb myn lot voldaan. ZUL M A. Zult gy uw vaderland en 't hof dan eeuwig haten ? OBEÏDE. Rampzaalge !.. ach! heden zelfs min ik hen boven maten! ZULMA. Ontfiuit me uw hart: 'k verdien dat gy my dit belyd. OBEÏDE. Ge ontdekte niets daarin, dan een' verwoeden ftryd,Iletdientteveeluwoog, uw wreed beklag , tevreezen. 'Erzj'n elenden, uit den haat van't lot gerezen; Noch zyn'erwreèder, die , door haar geducht venyn, D 4 Be-  5'ï DE S C Y TE N, Bereid door eigen hand , voor ons meer doodlyk zyn; Maar,-als men zynejeugd,in brllingfchap,voelt'druk!«cn; Wanneer, na 't heilrykst lot, zo menige ongelukken Hun faamveréönde woede aan ons doen ondergaan, Kan dan een zwak gemoed hun fchokken wederftaan ? Z U LMA. U'.v land... een waardig vorst. . OBEÏDE. ó Athamar! ó wreed'! Wat heigeest dreef u aan , dat gy dit oord betrcedde? Wat deed u Obeïde ? en waarom toch ontbloot Gy dien verborgen fchicht , bewerker van myn dood? Waartoe me op nieuw gehoond dooruw ontzind vermeEn met verwoede hand myn wonden opgereten ! (.ten » ZULMA» Mevrouw! het is te veel, te lang uzelv' gekweld Door't nietig wanbegrip , dat uwen geest ontdek, Door, by dees vreemde horde, öntmenschte wetten ta ecren, Waardoor uw vader, wreed, uw onheil deed vermcêren. Helaas! zyn vorstenhaat, dien hy met reden voed, -Heeft dan altoos'alleen tot uw verderf gewoed! Daar gy een' vader troost, doet hy u alles vreezen! Gy moet zyn toeverlaat, en niet zyn o.Ter wezen. De moedige Athamar heeft ftrydbare oorlogsliên, Die we in dees woesteny zvn fehreden volgen zien... Is hy u, bovendien , ten meester niet befchoreu? ©BE/  TREURSPE L. 5? OBEÏDE. 6 Neen! ZULMA. Cy zyt nochtans in zyn gebied geboren :. Heeft hy dan niet het recht ter breking van een'band, Die Perfië, u en hem verfirekken moet tot fchand' ? Indien gymy'gelooft, ga heen, verzei zyn fehreden: i Z.vtge^eertyds, inde vlngt, een'vader nagetreden, Hyvolge, op zyne beurt-, u uit deze oorden na ; Dat zyne trotsheid thans niet langer 't hof verfmac ; Endatzyn woeste fmart, eer zeuten valgedyde, In't eind'niet meer het lot, dat hem vervolgt, beflryder - OBEÏDE. Neen! 'k oordeel dezen flap onbiilyk, vól gevaar; Hy kwam op bloed te Maan ; 't gevolg is wankelbaar; Myn vader zou gewis van fmart en woede fneven. Hethuwlykis volbragt. .. ik moetin kluisters leven. Gewoonte aan ongeluk verfterkt licht in myn' geest Den wankelenden moed, die 'techtjuk heeft gevreesd. ZULMA. I Gy weent nochtans, mevrouwl uw oog zietelkenftonde, VerbysterdenVolfchriks, ditakligoordin'tronde , Dees hutten, deeswoestyn, waar ge, uit de grootfche pracht Der vorsten afgedaald , den minsten dienstbetrscht, Waar vruchtloos naberouw, dat duldloos u doet beven, Het famenweefzel knaagt vanuw elendig leven. D 5 Waar^  5$ DE S C Y T E N, Waarheen wend ge u in 't eind' ? OBEÏDE. Waar my de wanhoop richt! ZULMA. Zeg, wat ge, in 't akiigst lot, befluit te doen ? OBEÏDE. Myn' pligt: De eer dat ik dien volbreng , het heimlyk zelfgetuigen, Waarmee de deugd zich ftreelt, dat nooit haar' moed doet buigen, Dat enkel haar beloont, en dr.t myn boezem kweekt, Vergoede al myn gemif, ja't heil, dat my ontbreekt. Einde des derden Lcdryfs. VIER-  TREURSPEL. 59 VIERDE BEDRYF. EERSTE T O O y E E L. ATHAMAR, HIRKAN, PERSIANEN. ATHAMAR. V rwacht ge Indatires , opdat hy me antwoord geev'? H I RKAN. Ily durft bet zeker, vorst! A T H A M A R. Hy kome... endatby bcev'! HIRRAN. Geloof my, 't Scytfche volk is nier gewoon te beven. Maar, voelt gy dus uw ziel door wanhoop aangedreven , Da: gy zo verr' den rang, dien gy bekleed , verneért, Des grooten Cyrus bloed, dat u bezielt, ontëert. En 't heilig recht zyns troons vergeten zult op heden , ftm met een' onverlaat in mondgefprek te treden, Die zeker, zo hem't lot gevoerd had in uw hof, foor uwen gunsteling zou knielen in het (lof, Maar (trafloos op zyn' grond, tot Mouten waan bewogen, 3e koningen braveert en hun geducht vermogen? ATHAMAR. k Verneder my ,'t is waar ; maar'k wil het all'bcfraan; k Zou , om haar waard' te zyn , noch lager' ft;-p begaan. Myn  DE SCYTEN, Myn fchande is haar verlies; en 't is myne eeuwige eere Zo 'k my tot haar verheft"', naarmate ik my verneêre. Zou, denkt ge, Indatires, hoeplomp van aart hyzy, Haarfchoonheid, zo als ik, gevoelen naar waardy ? Een Scyt volgt blind natuur in'tgeenzy hem gebiedde: Hy ftelt eene andre vrouw gelyk met Obeïde. De liefde , of minnenyd, wiens drift den geest gebied, Verfpreid in dees woestyn zyn folteringen niet. Dit laag, gevoelloos voik , zo onbefchaafd van zeden , Kent wel het echtgenot, maar kent geen tederheden: 't Beminnen voegt alleen aan 'twaailyk groot gemoed ! HIRKAN. 't Heelal weérfpreekt n , vorst! 'de wyze hemel voed liet zelfde driftgevoel in al 't gedacht der aarde. Zo dechts uit ééne klei natuur de menfchen baarde , Heeft zy naar déneu vorm hen allen afgebeeld, Offchoonzy eindeloos in 'tgeen zy maalt verfcheelt, Der menfchen hoofdaart blyft dezelfde in alle landen : Scyt, Pers, of Indiaan, elk hoed zyn waardfte panden. ATHAMAR. 'k Befcherm en hoed dan 't geen wat myne ziel bemint J HIRKAN. Gy waagt daardoor zeer veel! ATHAMAR. Wat waag ik toch,myn vrind? Mynleven?'k tel het niet,van'twaardigst pand ontdoken; Myu'naam?wat ook gebeur',hy blyft fleeds onbefproken; Myn  TREURSPEL. 6l Myn vrinden? 'k acht te veel hun glorizucht en moed, Om niet gerust te zyn dat zy dien oorlogsiloet, Die,op hunn' wedertogt, hen mooglyk ftout zou kwellen, Door 't wrekend heldenflaa! grootmoedig zullen vellen. hirkan. Zy fiicuvlen voor uw oog, myn vorst! geloof het vry. at ii am a r. Datzy gereed zyn... Maar, wat fterfling nadert my? hirkan. Ik ken Indatires: gy ziet hem tot u treden. a th Am ar. Laatmya!leen;myii wacht verwyder'thans haarfchrede.1; Datniémant, zonder last, hetnadren zich verftout'; Waar dat men vaardig zy. TWEEDE T O O N E E L. athamar, indatires. atha m a r. 13 ^woner van het woud! l/eet gy wel wienhet lot doet komen voor uwe oogen t indatires. len wil dat zekre ftad zich buigt voor uw vermogen, )atze Ekbatana heet, door Cyrus wierd gefticht, inzy van Taurus kruin zich opdoet aan't gezigt; r7en ^ len zegt (maar 't los gerucht kan fchaars geloof gehe'n- Dat  62 DE SCYT EN, Dat gy in't ruime veld een heir byéén kunt brengen, Zo frrydbaar eenen drom , zo talryk eene magt, Bezoldigde oorlogsliên en (laven ryk in pracht, Als 'er bewoners zyn van onze fliüe velden. ATHAMAR. 't Is waar, ik heb een heir van onverwinbre helden: De minste Perfiaan , vereerd dat hy my dien'. Is ryker, grooter, ja word meer van elk ontzien, Dangeuberoemenkuntinuwemaatfchappyë, Waar de armoede u te faam'gelyk maakt in waardyë. INDATIRES. Wie zyn begeerten temt, is altyd ryk genoeg. ATHAMAR. Ik merk da t nooit uw hart het zelfbelang bejoeg; Maar, de eer, Indatires? INDATIRES. Ze is (tredend in myne oogen ATHAMAR. Ze ïi in myn hof gevest', befchut door krygsvermogeu; Men v ind de glori niet in' t hart der woesteny; Zo gymy dienen wilt, verkrygtgy haar door my: Ze isby myn legervaan: 'k zal derwaart met u keeren. INDATIRES. Ik my verhe dren om een' meestérs wetten te eeren ! ATHAMAR. t (toont De eer dat ge een' meester dient, die zich grootmoedi En fiere helckndaên naar waarde fteeds beloont, Gel  TREURSPEL. 63 Geld meer, dan dat men kruip' voor eene volksregeering, Ondankbaar meestentyds , en trots op overheering. Gy kunt naar alles flaan, zo ge u verbind aan my, 'k Heb by myne oor'logsliên ook Seyten zo als gy. indatires. Gy hebt'er geen: dat volk, verbasterd in zyn zeden, Naburig aan uw land , is van ons afgefneden ; En, zo't befmet wierd door de lucht van uw gewest, Zy heeft geenszins dit oord, dit zalig oord, verpest. Dier Seyten lage ziel, van vrekheid fnood bezeten, Heeft, door den dorst naar goud, de billykheid vergeten; Zy hebben zich verflaafd: zo trouwloos als verwoed, Verlieten zy de kunst, die't menschdom heilzaam voed, O.n de aklige oorlogskunst,die'twreed verdelgt,teleeren, Verkoopende hun bloed r.an's aardryks opperheereu. Wy, burgers meer getrouw, meer Hout in't krygsgevaar, Wyflryden, maar het is voor haardftede en altaar; Wy weten allen, maar voor't vaderland , tefneven; Geen onzer heldenftoet verkoopt zyne eer , of leven. Ons volk, indien gy wilt, flrekke u ten bondgenoot; Maar, 't is geen vrindenhulp, die uit belang ontfproot. Denk beter in 'tvervolg van mannen hoogst rechtvaardig. Voorzeker u gelyk, en niet min' achtenswaardig. athamar. Zoek dat ge uw vaderland in zynen roem verhoogt : Dit is der zwakken heul, dat lichtlyk word gedoogd. Myn fierheid, fpruiteude uit den rang der opperheeren, Ver-  6+ DE SCYTEN, Verledigt zich geenszins uw fierheid af te keeren. Maar, achtgeubiliyk? indatires. Ja! hierin ftel ik myne eer. athamar. *" (\veêr. Geefmy dan ftraks denfchat, dien gy me ontroofd hebt, indatires. Aan u! athamar. Hergeef een' vorst een zyner onderzaten , Die door een heilloos lot gevoerd wierd in dees ttaten , Een goed, d^t door geen mensch my ooit kan zyn out» vreemd, En dat men nimmer dan door onrecht my ontneemt: Hergeef ftraks Obeïde! indatires. Uw hoogmoed, ftout gebleken, Die waarlyk trotfe taal, ja zelfs dat dreigend fpreken, Wilikflechts tegen gaan met die bezadigdheid, Waardoor alöm ons volk zich achting ziet bereid. Gy zegt dat Obeïde alleen uw.wet moest eereu! Zy was uwe onderdaan! hoe! durft gy danbegeeren Dat geen natuurgenoot het menschlyk rechtgenie*', Zo 't lot, by ongeluk, hem vormde in uw gebied! Heeft'shemels oppermagt den mensch totflaafgefchapen? Natuur fpreek' hier alleen, opdat ze uw' trots ontwapen': Heeft zy den fterveling in 't zwaar gareel geboeid , Ge-  TREURSPEL. Cs Gelyk het dienstbaar vee j dat onder 't zweepen loeit ? Den mensch zy in uw land de flaverny befchoren ; Ddar kruip' hy , 'k ila het toe: hiér is hy vrygeboren ! Sints'c roemryk oogeublik , dat Obeïde één' ired Op't vreedzaam grensgebied der Seyten heeft gezet, Wierd vryheid, kslmerust,- gelykheidin waardyé, Dat vóórrecht van ons volk, van de eerste maaifchappyë ' Dat goed.,aan de aarde ontrukt door'sPerfen woeste hand, Dat goed, alom miskend , maar veilig in ons land, De minzame Obeïde in eigendom gegeven. AT II AM AR. 'Er is een grootergoed ,' dat ik, door moed gedreven , Aan all' wat adem fchaptdes noods betwisten dorst, Dat nicmant ooi: verdient te erlangen dari een vorst, Dat gy naar waardëu nooit volkomen brengt te binneii, En dat de wellust is van myn verhitte zinnen s Haar liefde: 'tisdeprys, dien ik verwerven moet; My voegde alléén die eer , dat ik haar viel te Voet. ja, ik verneder my om u in't eind' teleeren, Dat ik dit trotfe hart door haar liet overheeren * Eer noch het gunstig lot u 't vóórrecht wilde biéil, 't Geluk van Obeïde in vryheid aan te zien. Die fchat behoort aanmy : gy moet hem afftaan, wreedc ! INDATIRES. Vermetel vreemdeling! die onbedachte rede Wekt eer myn deerenls, dan myn verbolgenheid. 'k Heb, met haar * vryen wil, haar' louter haar gebeid ; e aiy»  66 DE S C Y T E N, Myne eerlyke inborst kon baar zinnen-meer bekoren , Dnn't aanzoek en de wensch, dien ieder baarliet hooren ; Engy herëischthier ftout, uw vaderland ontgaan , Een onafhangklyk'hart, dat my wierd toegedaan! ó Gy, die u door trots verheven waant te toonen! Verlaat een heilig oord, waar vrede en onrchuld wonen ; Vlugt! en ontrust voortaan , zó verre uit uw-g-ebied, Geen fchepfels-u;gelyk, wier vrindfchap gy geniet:.." Gyzyt by ons geen vorst! '' - : ATHAMAR. • Die'rang,hoogst waardig te eeren, Verzelt my waar ik ga ; fchoon ik jien km ontberen : 'k Ben mensch , ik word misdaan ; en 't zwaard , door my •getorscht, Verfchaffe alléén my 't goed ,■ c'atgy me ontrooven dorst. Geef Obeïde weer, of derf, of doe my fneven! INDATIRES. ' Hoe! gy zaagt in dit oord u vreedzaam toeganggeven ! Onsftreelde uw heusch gedrag; ja, onze eenvouwdigheid Wierd enkel door de item van'tgastvryreeht geleid ; En op den zelfden dag durft gy van roy begeeren Myn heilig echtverbond door uwe dood te ontëeren! ATHAMAR. 'kZeg,(terf, of tref my 'thart !..Men nadert:gaan wy heen; Zytgy geen bloode... INDATIRES. Ach! 'tgaattehoog!.. ATH.1*  TREURSPEL. ' 6> ATHAMAR. Volg dan myn fchreên: 'k Doe u deze eer. I/y vertrekt. ( DERDE T O O N E E L. HERMODAN, SOZAMES, INDATIRES, EEN SCYT. HERMODAN, tegen Indatires, die. gereed is te vertrekken. M yn zoon ! kom thans, naar uw verlangen , Uw trouwe wederhelft van vaders hand ontfangen: Het feest verbeid u,; \ ,„: .,,vo ihrbUv -."ooft INDATIRES. . .. , 73y Ga! wr cht dat ik ftraks verfchyn'. In''t'Mengaam„0K ns0^ B'cb$ nvM ó Dierbare Obeïde ! ik zal u waardig zyn!, V I E R ï> E T O O N E E L. HERMODAN, SOZAMES, EENSCYT. SOZAMES. "Waarom ons niet gevolgd ? hy is van hier geweken*!-\ HÈ R MODAN. Ach' wor ontroering, vrind', doet hy myn' boezêm kwee» i M1 I (V&ïA Zaagt gy op zyn gelaat dic'trekken zo verwoed? . S Ilebtgy niets opgemerkt? E 2 SOf  ö"3 DE S C Y T E N, SOZAMES. Neen. HERMODAN. Licht dat myn gemoed Zich nutloos maakt beangst dat eenig leed hem nader'. Maar hy was fel ontroerd: ach, Sozames!'k ben vader. Ik zag, zo de ouderdom't gezigtmy niet bedroog, Dien Perfiaanmyn' zoon bedreigen voormyn oog. SOZAMES. (Jen> Cy doet my beven , vrind !.. Laat ons wat voorwaart tre'k Vrees't all' van Athamar. HERMODAN. Ik' voel myn' geest bedreden, Door.zwakheid overftelpt; ja, myn vervlogen kracht Verraad di tuur myn'moed, en laat my zonder magt. Hy zet zie 5, bevende, op de bank neder. Myn zoon keert noch niet weêr!.. Eenmoordgalm klinkt Ach! ikbezwyk. (in'tronde! Tegen den Scyt. ■ Ga, vlieg, in deez'afgrysbren lïonde; Breng onze helden ftraks óm hun banier byéén. DE SCYT. Zy zyn altoos gereed: ftel u gerust; 'k vlieg heen. SOZAMES, tegen ITermodan. Bedaar; fchep adem ; poog uw krrchten faam' te rapen, HERMODAN, zich. met moeite oprichtende. Ja, lichtbedroogikmy ; ja, ik herleef.  TREURSPEL. 6> FT FD E T O O N E E L. HERMODAN, SOZA BI ES, ATHAMAR, HIRKAN, gevolg van PERSIANEN. ATHAMAR, met het zwaard in de hand. T e wrpeu! Te wapen, heldenfchaar'! 'tistyd: trcenaderby: Het is gedaan! - HERMODAN, verfehrikt en waggelende. Hoe, wreede!.. SOZAMES. ó Goón! ATHAMAR, tegen zyn gevolg. Gehoorzaamt my,; Gaa t, vliegt naar Obeïde , en dat uw arm haar fpoedig Aan 't naarst' verblyf ontrukk'; ja , dat myn wacht kloekmoedig, Zo eeuig onverlaat haar fpoorloos dorst weêrftaan, Zich tusfchen ltapels doón een' rasfen doorcogt baan'! Een gedeelte der wachten vertrekt. Onbuigbre Sozames! gy haalt my hiertoe over. SOZAMES. Ik deed het geen ik moest. HERMODAN. Ga , doemenswaarde roover ! Trouwlooze Perïiaau! myn zoon is reeds gereed E 3 Ter  jjfo D E S C Y T E N,« Ter wraak van 't ongelyk , dat ons uw moedwil deed, *A a a .. ytfgftt Stzames. Vrind! hy verliet ons wis met ditbeflaitin'tharte, athamar. Indatires? uw zoon? hermodan. ■ uT Hyzelf. V athamar. Het baart my frnarte Pat ik uwgrysheid drukke, en uw gemoed doorpiy'; Uw zoon had waard' geweest te dienen onder my. ii e r m o d a n. Wat zegt ge! v, 1 athamar, tegen zyne wachten. Onthoud uit zorgdien vader.mededoogend, Het fchouwfpel van een'zoon, in "t bloedig Hof zieltq.Sluit hem den toegang dicht. (gend : hermodan. Kom , geef den laatften (lag! Vole-ind'!.-.Hoe!durft gy niet?gyfehreit!..Mynhals^rind, Myn zoon is dood ! ikft'erf!.. CEch! Hy valt op de bank neder. athamar. Gy', Obeïdesvader! Bewerker van myn leed, 'wiens haat en wrok tegader, Wiens onbeweegbaar hart my dwong tot dit beflaan! Gy, dien' ik noch waardeer, hoe gy me ook hebt misdaan! Volg  TREURSPEL. 7. Volg my: gy moet terftond met haar dit oord begeven. SOZAMES. Wie?_ik! myn kind! ATHAMAR. 'tStrekt u tot fchahde om'hier te leven. Wschtraynbevel. ZESDE T O O N E E L. SOZAMES, HERMODAN. SOZAMES, zich by Hermodan nederkrommende. 6Dag, vol fmart enyslykheid' !.. Mynrampheeft, ö myn vrind! u'takligst weebereid... Hy hoort,hy ziet my aan., hy zucht., geeft levensblyken.. Myn Hermodan ! HERMODAN, zich met moeite oprichtende. Mynvrindüaat.myvoor'tminstbezwyken Op 't uitgefirektelyk van myn' ontzielden zoon! Dat, wervend', my een vrind dees laatste gunst betoon'! Is uw' verzwakten arm niet alle kracht ontgleden , Schraag een'rampzalig'man,befHer zyn wankle fchreden; Kom! nadat myne hand myn'zoon zyne oogen floot, Ontfang' het eigenst' graf ons beiden in zyn' fchoot! SOZAMES. Drie vrinden zy eerlang dén zelfde graf befchoren; Daar ruste onze asch byéén: dit word door my bezworen, Ta Athamar, hoe woest, hoe fel door drift geleid, E4 Be'  ?2 D E S C Y T E N, Dezit een edel har:, en kweekt'grootmoedigheid » Hyzalme, uit laatfte gunst, dit oogmerk niet beletten... Kom! gaan we: ik hoor van verr' den klank der krygstrompetten, " , De trom, de ve.cklarocn , der ftrydrenmoordgerucht... HERMODAN. Men wree kt gewis myn' zoon. Myn hart fchept eindlyk Ons volk is in't geweer. Go }n, wrekende oppermagten.' Gv ftryd gewis v Oor ons, gy zult uwe offers flaenten; Wy derven niet alleen! ZEVENDE TO O N E E L, SOZAMES, HERMODAN, OBEÏDE. SOZAMES. My nkind ! zie ik u wéér? HERMODAN. Waarde Obeïde! .. ó Smart! OBEÏDE, tegen haar'1 vader. 'k Val aan uw voeten neêr. Het woeden van den ftryd ter naauwernood ontkomen, Terwyl enfpies en zwaard hetrookend bloed deedftroo ■ men , Daar ik de wreede hand mynsroovrenftoets ontvlood, Word de yslykheid dit uur door myne komst vergroot. Tegen Hermodan. Uwzaonisomgebragt: ik deed alléén hem {neven. ' De  TREURSPEL. 73 De woestaart, cie rhy dwong in't akligst wee te leven , Wrocht onzer aller ramp door fpoorloos mingeweld: Myn minnaars heiilooze arm heeft myn'gemaal geveld , Zelfs onder myn gezigt, by myn verblyf, waarheden . Voor 't voorwerp , dathyhoont, doch (leeds heef. aangebeden , j1 Voor myn beklaaglyk fchoon, die bron van myn verdriet, Een ftroom van meufchenbloed aan alle kanen vliet. 'Er word me: drift op 't lyk van uwen zoon geflreden; De (Iryders kampen flout om zyn verfchcurde leden; En Scyt en Ptrfiaan , wier zwaard elk; êr doordoor, Verwint en word geveld , en elk wreekt fier zyn dood. Tegen beiden. Wast wilt geu., zonderkrachten wapenloos, begeven? Uw grysheid,uw geween,zou'twoedeii niet weêfftreven. Ik weet niet welk een lot ons na dit ftryden wacht; Maar ik (M zonder vrees myn noodlot in uwmagt. Indien de Scyt op my zyn wraakzucht wil voltrekken , Hy doe het: 'k wacht hem af, en zal ten gyzlaar (trekken, HERMODAN. Kon iets myn droevig lot verzagten , ó myn kind! Het wierd door u verzoet. SOZAMES. Wat doen wy hier, myn vrind? Te wapen : denk niet meer aan de onmagt onzer jaren; Indien zich de ouderdom met krachten niet laat paren, De moed komt, inden ftryd, ons echter noch te baat. E 5 Een  # DE SCYTlfN, Eetigryzïart, zo als ik, moet vallen als foldaat! HERMODAN. Wy hebben thans op nieuw een wreedemaar' te wachten! JGT ST E T O O N E E L. SOZAMES, HERMODAN, OBEÏDE, ck VOOr- gaande SCYT , gevolg van SCYT E N. DE SCYT. Dezcgeiseindlyk ons. HERMOD A N. Onfterflyke oppermagten! Gywreek'tedanmyn' zoon!Ach!dwaaltgy niet,mynvrind? DE SCYT. Dehemel'doet ons recht, en't Scytfche volk verwint. De helft van't Perfisch volk is ftrydend' neergezegen ; Het vlugtendeo verfchot ziet reeds zich allerwegen In't diepftc van het woud omringd door onze magt, Alwaar het binnen kort in kluisters word gebragt. HERMODAN. Eu is de moordenaar van mynen zoon gevloden ? DE SCYT. Wie ? Athamar, die trotfe?.. Op eenenberg van dooden, Van Scytifcheoorlogsliên, geveld door zyne hand, Besweken, hulpeloos, endaadlyk overmand, Wk-rd by, met bloed bedekt, in ketenen geflagen. O BE»  TREURSPEL. -??5 l obeïoe. Hyl r/Affim s o z a m e s. 'kDachthet wel..öGy^vie'tlot eèn kroon doetdragen, Hoogmoedig vorstendom! wat voorbeeld flrekt dit u! hermod A N. Men wrekë op dien barbaar alle onze rampen nu : Voldoen wy't geen'siands wét nr.r.rreeht heeft vóór-eobeï'de. (.fchreven. ó Hemel!.. Welk een we-? hermodan. Ons door de goón gegeven, sozames, ter zyde. ó Overmaat van angst en nicuvvöntftaan verdriet! o b e 11) e , tegen Hermodan. Maar denk, het Perfisch volk is noch niet gantsch te niet: Wellicht dat Ekbntane , om zynen vorst te ontzetten , Door zyn geduchte raagt u allen zou verpletten! . hermodan. Vrees niets. Tegen 'iet gevolg. Gy , jongeling ! en gy , ó heldenfchaar' ! Omkranst met lauwerblaên 't geheiligd echtaltaar. De Seyten vertrekken. obeïde. Myn vader!.. \ hermodan. Haasten we ons mee de oiTerp!egtigheden.( '\ ó Myn  7<5 DE SCYTEN, ó Myn geliefde zoon! liet flelle uw fchim te vreden! Engy, die, 't voorwerp van zyn zuivre liefdepyn, Myn dierbre dochter waart, en voor altoos zult zyn! ó Gy , wier oudermin , godvruchtig enverheven , Steeds heilig was van aart, en vlekloos is gebleven ! Men onderricht u baast wat in ons vaderland , Door een geflrenge wet, geëischt word van uw hand. Hy vertrekt, OBEÏD!% Waar ben ik! wat bericht! waarheen zal ik my wenden I S OZAME ?. Helaas! wat delfde ik u een' afgrond van elenden! Kom! 'k melde u dat geheim,zo gruwzaam wreed en ftraf. OBEÏDE. Ik durf het niet voorzien... ik wend myne oogen af! SOZAMES, Ik beef zowel als gy , en kan myn' angst niet fmooren. OBEÏDE. Ach, vader! dat ik fterve, eer gy my iets laat hooren i Linde des vierden bedryfs. V Y F;  TREURSPEL. 77 VYFDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. HERMODAN, SOZAMES, OBEÏDE: gevolg van S C Y T E N , met fpeeren gewapend. Men brengt een altaar , overdekt met floers, en omkranst met lauweren , op het tooneel. Een der Seyten legt een zwaard op het altaar. OBEÏDE, tusfchen Sozames en Hermodan optredende. Gy zwygt noch beiden ftil! het fchynt u vrees tewekken Myn felgétroffén hart den eisch der wet te ontdekken! Wat wil die toeflel toch, zuplegtig, doodsch ennaar? S OZAMES. Thans is het fprekens tyd... Ziehier dat zelfde altaar, Eeffraald door de ochtendzon ,• toen dezen dag myn han« Hetfierden metgebloemt'voor uwe huwlyksbanden,Cdea En , nu het zonlicht daalt, met aklig floers bedekt. HERMODAN. Waardeerde gy myn'zoon ? OBEÏDE. Eenneiging, rein verwekt, Myn vrindfchap jegens u , myn eerbied voor myn' vader, Mynpligt, diemybeftiert; dit alles deed te gader Uw' zoon my dierbaar zyn... Ons lot Was faam' veréénd; 'k£er  f%' DE SCYT E lj$ 'kEer zyn gedachtenis, en heb zyn dood beweend. [ hermodan. ' (dè, De onfchendbre wet, my,nl;ind! die fteeds dit Innd regeer- Wil dnt een trouwe gr.è , wie baat gemarlwaardeerde, Defbeeiende eer geniet' dat z.y zyn' moflrdei's bloed , In't sanz-icn van de goón , hem plegtig ouren moet, Ta , dnthet echtaltaar het wraakaltnsr moet wezen ; 'Dat zy 't treheiligd ftaal, voor 't misdryf lïóó* te vreezen, Met reine hr.nd aanvaarde, en 'tfchuVdigK*rtdoorftoot' Van hem , die't heil verbrak , dat zy door d'echt genoot: Tot deez'. gevvyden dienst.treed gy ditouter nader. obeïde. Hoe !. .:iku wreken ! herm^da n. '. . Ta , myn dochter! | OBEÏDE, Ach, myn vader!.* sozames. Waartoe zien we ons gebr^gt! , . obeïde. ó Volken ! hoort naar my. 'k Beroep me, ondanks de wet van uwe maatfehrppy, D-tik, als vreemdelinge, op die geftrenge wetten , Alleen vooru gevormd , geenszins behoefte letten; Daarby , d-1 Athamar te groot fs tot een* moord ; En dat, indien zynhnnd myn' egaê heeft doorboord, Hy niets, tot lyfsbehoud, ten voordeel'keil verrichten, Dan  TREURSPEL. ~9 Dan dat hy zwaard door zwaard,en moed door moed deed zwichten; Dat van een ftxydend paar, gelyk in tegenweer, De,een treft en de ander face ft met evenmatige eer, ö Volk, dat heldendeugd altoos bekroont met achting! Gy mint rechtvaardigheid , zo.wel sis wraakbetrachting: Gebie,maar oordeel eerst: bedenk of myne hand Een' krygsman vellen mag, die vorst is van myn land. DE SCYT. 7.o gy niet treffen durft,zo gy, door vrees gedreven, Noch aarzelt, ons het bloed des moordenaars tegeveu, Denk dat ge irUWrceder pyn hem caadlyk ftervenziet: Gy, die'slands'zeden kent, ,E, Gyeischt dat u myn hand zo groot een offer flachte? HERMOD A N. Vrees dat uw hart dit recht.ditwettigrecht, verachte! O 'JEÏ OE. 'k Aanvaard het! SOZAMES. Groote Gojn! DE  So DE SC Y TEN, DE SCYT. Bezweert uw mond dit nu Voor 't oog der hemelmagt? Barbaren! 'kzweer hetu; J' ,'k zweer het, Hermodan !.=.Gy tracht uw wraak te erlangen : Verwacht haar voor gewis!... Maar, dat ik dien gevangen Niet eerder voor myn oog ,dit fmeek ik, zie geleid, Vóór t fehrikbaar oogenblik, daartoe'door my bereid. Laat me eenzaam in dit oord noch met myn' vader rpre'En overweegt daarna hoe gyu dient te wreken. (ken » DE SCYT, na alle zyne medgezellen te hebben aangezien. Wy (temmen 't allen toe. II ERMOÜANi De we duw' van myn' zoon Belooft dat ze aan 's lands wet zich onderworpen toon', En myn verwoede fmart word eenigszins gebroken , Zo ik door hare hand zyn dood mag zien gewroken. Myn vrinden! gaan wy heen. OBEÏDE. Ik roep , ó burgerfchaar'J U, als het tyd zal zyn, weêr naar dit bloedaltaar. ■ T JF E E.  TREURSPEL. 8* TWEED E T O O N E E L. SOZAMES, O BE ï DE< OBEÏDE. el nu! wat is uw wil? SOZAMES. Misfchien dat wel voordezen Het aklig zoet der wraak zo zeer my had belezen , Dat ik op Athamar uw hand had aangefpoord; 'kHadzyn'ondankbren vorst licht zelfhet hart doorboord; Hy was dit dubbel waard'.Maar thans,dewraakzucht moeGedoog ik niet dat zy op een'rampzaalgeu woede: C^e' Al myn wraakgierigheid verandert thans in fmart» OBEÏDE. Spreek , kende gy terecht de neiging van myn hart? Befchouwde gy dat hart dóór zyn bekleedfels henen ? SOZAMES. *k Heb u op 't bloedig lyk van uw' gemaal zien weenen ; Maar in deez' wreeden ftond, helaas! beween ik u. Ik vloek uw'fchrikbren eed. ÓBEÏDÈ. Ziehierdatoüternu, Dat zwaard, waarmee myn hand ftraks Athamar moet dachten: Gyweet, by weigering, wat wee hem (laat tewachteri. Meld me of gy, na dien (lag... dien myne hand hem gav', F Kocti  8a DE S C Y T E N, Noch zoud gezind zyn om te wonen op zyn graf? SOZAMES. Ik wil'er derven! OBEÏDE. Leef: laat ugeen moed ontbreken. Geloof my , 't Perfisch volk zal zyne fchande wreken; Ja, Ekbatanaas kroost, dathier gevloekt word, zal Weldra van Taurus kruin affnellen naar dit dal. Het onbefchaafd gedacht, zo gruwzaam hiér te vreezen. Is wreed ; maar zal daarom niet on verwinlyk wezen. Wilt ge aan dit tygerrot doen hoo.ren in deez' dond, Hoe'tin zyn moordhol licht zich overrompeld vond? S OZ AME S. Men overweegt dit reeds: de wy sten deier fcharen Verlangen 't vaderland te hoeden voor gevaren. OBEÏDE. Wel! overreed hen dan door noch gegronder fchyn: Dat zy 't geëischte bloed ten minste waardig zyn ; En, midlerwyl dat bloed, uit 's offers wond'gevlogen , Hunn' woesren beulenkringbefpatte voor uwe oogen , Dat al ons volk zich weer in vryheid heen begeev', En, door een goed verdrag , de bergen overftreev'. SOZAMES. Myn dochter! 'k da u borg dat my dit zal gelukken ; Maar zal dit bloed verdrag ons evenwel niet drukken ? Wat heil brengt uwe bede en myne zorg ons aan ? Zal  TR EURSPEL. 83 Zal echter Athamar voor'toutemiet vergaan?- (men. Dus doet het Perfisch volk zyne asch Hechts wraak bekoDat bloed, der vorstenbloed, dat gy hier zult docnftroomen, (waard', Datbloed, door my gehaat, maar fteeds myn' eerbied Dat, fchuldig jegens ons , noch heilig blyft van aart. OBEÏDE. (geeren. * t Ts Zulks ..Maar, ik ben Scytscb... en't was naar tiwbëDe luchtftreek doet fomtyds der menfchen aart verkeeren. SOZAMES. Myn dochter! OBEÏDE. 't Is genoeg: myn oog voorzag het all'3 Ikheb mynlotgcwikt, enmynbefluitftaatpal. Eene o-n vervvinbrc wet doet haar bevel my.hooren. Den vader myns gemaals is 't offer toegezworen: IK zal myn woord voldoen... Hy wacht u : ga. Welaan! Dat hy zyn woord vervuil'... Hy zy te wél voldaan! SOZAMES. Gy dreint myn bloed van febrik! OBEÏDE. Ik deel dien met u mede» Myn vader! dat uw vlyt den dierbren tydbeftede. Duld dat ik my verfterk'; vooral, zo 't kan gefchiên, Verwerf een nut verdrag, dat Perfisch helden dien'. D it onmeèdoogend volk was fteeds, naar uw verklaringj Onkrenkbaar voor het minst in zyne troüwbewarlrtf:  $4. DE S C Y T E N, 'k Geloof u... al het verdre is in de hand der goón. SOZAMES. Zy (lellen ons hierniets dan nadrend wee ten toon ; Het is hier alles naar. Myn zw akke ftem zal trachten Of zy ons gruwzaam lot noch heden moog' verzagteö; Maar'k voel, nazoveel wee, datmy de moedbegeeff, ' En , wat'er ook gebeure, ik heb te lang geleefd! DERDE T O O N E E L. O BEIDE. Ach!'t is te fel myn woede in 't brandend' hart wéérfireven! (ven i Zo veel bedwang verfcheurt me, en doet myn'boezem be. Myn ramp ontftond altoos uit myn af hangklykhart, Dat nooit een ivreede wet kloekmoedig heeftgetard ; 'kHad me aan verwyt, of roem, zo veel niet moeten ftoorert; Ik was genoeg verflaafd.... myn vryheid word geboren! VIERDE TO O NE E L, OBEÏDE , ZULMA. OBEÏDE. 'k Zuie u dan eindlyk weêr! 2 UL- > * c ■J \ ■  TREURSPEL. ?5 ZUL MA. Wat beefde ik, hemeü ach! Toen ik u , myn vrindin ! my ftraks ontwyken zag, ^ fen Daar gy, dwars door het fpits dier bloedige oorlogsfcha • De woede tarten dorst van duizend doodsgevaren! 'kZagtusfchenu en my een'flroom van menfchen bloed... Wat nare huwlyksdag! wat rampen hoogst verwoed! OBEÏDE. Cy zult een fchouwfpel zien , meer yslyk en affchuwlyk. ZÜLniA" Ciyk ö Goón! zou t waarheid zyn!.. Hoe! zou uw arm zo gruwDen minnaar nederflaan , dien ge altyd hebt bemind, Opdat ge een volk vernoegt, tot Zyn verderf gezind! OB E IDE. Wie ? ik dat volk voldoen , die monsters dezer ftreken, Die menfchen flechts infchyn, die niets dan wreedheid kweken; Wier ongevoelige aart, in'tyzren hart gevoed, Steeds wierd by ons geacht voor fterkte van gemoed;1 Die door een zweemfel van gelykheid ons verblinden , Doch inwiermaatfehappywy niets dan hoogmoed vinden, D; n woeste uitzinnigheid , die voor geen deernis zwicht, En zich in menfchenbloed te baden meent uit pligt! r^. 'k Ontvlood voor hen een hof, tenhoogsten achtens waarEen zagt, wellevend volk, fomtyds al te onrechtvaardig , Maar edelmoedig, teêr, en ftraks te rnggeleid Door't edelst naberouw om zyne onbillykheid. F 3 Wie?  U D K S C Y T E N, : Wie ? ik den Scyt voldoen !., kt Volkeren der aarde! ó Koningen, "dóór hem vernederd in uw waarde! 'o Donderende goón, die op myne angsten let! i Veréénigtumetmy, opdatgy hem verplet! Och! mogt zyn vryheid ééns hem ter verdelging flrekken. De twcefpalt in zyn land met burgerkryg verwekken, Ta , lmfend' vaders, kroost, enechtgenootenaan, Hen , woelende onderéén , elkander doen verdaan , En onder dapelsdoón zich nevens hen begraven! c Dat zy , die ovrig zyn , zich tergend' zien verdaven! Zelfs kruipende in het dof, op d'oever van hun graf, Blyv'hen de hoogmoed by, tot overmaat van draf! Endatzy , afgemat door'sdwinglands.ilaanderoede, Steeds leven in de fmaad, en ftcaven dol van woede!.. Waar dwaal.ik! dwaze klagt, ert nutloos zielverdriet. Helaas! vervloekingenhcrdellen't onheil niet. Ikzelve , ik ben fladn-, ik zucht in deyzrenbanden Van 't wreedst üranuendom der Aziaanfche landen! ZIILM A. Denk, datge un'ietvoldrekt'genoodzaaktvinddat gy Ten werktuig drekken moet van zyne razerny. OBEÏDE. Zo ik dien fchrikbren dienst had-durven wederdreven, Dan had men Athamar door wreeder dood doen fneven. ZULMA. Maar, djetedekte min, voor hem in't hart gevoed? CSE-  TREURSPEL. t? ODEÏDE. Zyfprakdaarïn altoos; en , zo liet wezen moet, Zal ik u thans, vrindin, de afgrysbre diepte malen Van d' afgrond van elend', waar'ïa my 't lot deed dalen: 'k Aanbad reeds Athamar eerhy noch hier verfcheen! Hy komt, vol liefde en hoop, thans hier om my alléén; Slechts voor één' enklenlonk3 wil hy me een kroon doen dragen; Hy bied my alles aan; en', daar 't my.zou behagen Datikhémkroonenmogt tot oppervorst der aard', ' Daar zelfs zyn liefdegloed myn' gloed niet evenaart, Daar hy myn afgod is, moet Obeïde, ö finarte! Het vorstenmooidend Gaal hem drukken ia het harte! zulma. Die gruwel is zo groot, dat deze beulenftoet, Dit volk, dat de outers verft met rookendmenfchenbloed, Zo 't wist wat liefdevuur uw' boezem lang verteerde, Zelf d'armbedwingen zou . waarvan hetwraakbegeerde. OBEÏDE. Neen! 'tfpitte eer myne vuist op dat geliefde 'pand ; Het zou haar wroeten doen in 't bloedig ingewand, En draaijen't moordftaal óm, en't lillend hart verzulma. Cnieleni Kan't wezen!.. obeïde. Ja ! zó zyn hunne onvermurwbre zielen; Zó is de wilde mensch, dien Hechts natuur gebied: F 4 Iiy  8S DE S C Y T E N, Hy iseenvouwdig, goed, als hem geen leed gefchicd ; Zyn wraak is zonder perk. zulma. Maar, kan die droeve vader, Die u deez' poel van ramp verwektheeft, entegadcr Den vader uws gemaals verftrekt ten boezemvrind , En door de gryzëarts word geraadpleegd en bemind} Kan die rampzaalge Hechts het gruwzaam voorliel bóóren Der meerite yslykheid, u door hemzelv' befchoren? obeïde. Hy doet voor my zeer veel. Ik hoop zelfs, uit de fmart, Die ik hem voeden zag in zyn gefolterd hart, Dat hy dien woesten raad door tranen zal bewegen Tot zagter vonnis noch in 't eind' te zyn genegen. z u l m a. Gy geeft my't leven weêr, ja! al myn angst bedaart^ Ik haatte u voor altoos, zo gy gehoorzaam waart. De hemel zal geenszins die offerhand' gehengen. obeïde. Myn Zulma, ach !... zulma,. Gy beeft! obeïde. Ik moét haar wel volbrengen ! IAAT.  TREURSPEL 8$ LAATSTE T O O N E E L. sozames, hermodan, OBEÏDE, zulma , gevolg van SCYTENJ .' daarna athamar. De Seyten , gewapend, plaatfen zich in ""tverfchiet, in een1 halven kring, by het altaar. sozames. JVtyn kind! helaas! voor't minst zal al ons Perfisch volk, Daar 't reeds omfingeldis, ontrukt zyn aan den dolk. hermodan. Het offer, aan de fchim van mynen zoon befchoren, Voldoet aan myne wraak, en is my toegezworen. Tegen Obeïde. Dg biliykheid, wier ftern altoos dit volk geleid, Paart ftrengheid, zo gy ziet, met goedertierenheid, een scyt. En de eed is eene wet zo hoog by ons te vreezen, Zo dierbaar, als de wraak aan ons gemoed kan wezen. OBEÏDE. 'kGeloofu, 'tisgenoeg. Gyhebtdanduurverklaard, Dat aller Perfen bloed door u zal zyn gefpaard, F 5 Zc<  0 DE S C Y T E N, Zodra gy dezehand uw wraak zult zien betrachten ? HERMODAN. Wyfparenze allen, ja. Dehemelfche oppermagten Getuigen of men ooit een' Scyt zag trouwloos zyn! OBEÏDE. Welaan! dat Athamar nu voor myn oog verfchyn'. Men leid Athamar geboeid op. Obeïde plaatsi zich tusfehen hem en Hermodan, HERMODAN. Men fleep' hem naar 't altaar! ZULMA. 6 Goin! ATHAMAR. Waarde Obeïde! Aanvaard dit ftaal; vrees'niets: daar ik uw' arm gebiede, Dn hy een hart doorfloote, alleen vooru gefpaard , ' Waarin de liefde uw' naam voor eeuwig heeft bewaard. Gy hoed het levenslicht van all' myn landgenooten ; Gy brengt de dood my toe:niets kan myn heil vergrooten; Het tot, dank zy den goón, doetmyuen wensch gefland: Iklterf voor Obeïde en voor myn vaderland ! (wezen; Mynadrend', beeft uw vuist; maar Iaat ze onwrikbaar Laatu, als gymy treft, alleen't\ erwyt doen vreezen , 'tGeen'tScytfche volk zou doen aan uw kleinmoedigheid, Zo't voorwerp myner min door twyfling wierd geleid, Indien uw hand, uw oog, uw hart, door angst gedreven , Eén  T R E U R S P E L. 91, Eén oogenblik verfchrilue , als ge Athamar doet toeven! SOZAMES. Myn dochter!.. ZULMA. Ach! mevrouw!.. OBEÏDE. 6 Scytisch moordziek volk!. Deuk welk een bloed dit uur moet flroomen door uw' dolk: Dees flerfling is myn vorst; ja ,hyheefthooger waarde... 'g Ar nbid hem !., hy alléén was al myn lust op de aarde... En myn bezwymeldhart voed noch op dézen ftond Den felsten liefdegloed, die immer my verflond! ATHAMAR. Ik'fterf gelukkig! O BE ï DE. D'echt, dien ik heb afgezworen, Zy ineen fchuldig bloed rechtmatig wraak befchorear Het zwaard opheffende. Gy zweert, elk Perfiaanzalvrygelatenzyn: Wyzcnde op Athamat, Hy is zulks...fpaart zyn bloed... de liefde plengt het myn'l Zy treft zich. Leef, dierbare Athamar! 'k gebiedit, inmynfneven. Zy valt halverwegen op het altaar. H E R«  * DE S C Y T E N, hermodan. Myn dochter! sozames. ó Myn bloed! athamar. 'k Voelmy de kracht begeven.. 'Maar ,'k ben noch fterk genoeg opdat ik ftraks my redd': Waarde Obeïde ! ik volg... JJy wil liet zwaard opvatten. de scyt. ^ Laat af! en eer de wet: Eenvreemdling Zou dit zwaard duor zyne hand ontwyden. Athamar {lort zich op het altaar, hermoda n. Zaagt ge ooit twee vaders, goón! verwoeder rampen ly« sozames. (den? ó Tóón.' harst word deloop van al myn wee bepaald. Gy, leef, ó Athamar! ik heb dit duur betaald! * Droeve oorzaak der elend' van my en myne magen! Doe, by de dochter, ook den vader grafwaart dragen! Ga, heersch , rampzalig vorst! hermcdan. Wat ookhetlotbe.floot, Men eere't godendom, befchikker van de dood. Deze  TREURSPEL. 9S Vieze yslyke offerhand'heeft ons te wél gewroken ! De deernis fpreke, óvolk! nu't recht beeft uit efprokeu, r EIND E.   /Ze?