VOORNAAMSTE POlNCTEff > VAN DEN ALM A N A C.H » Foor bet Jaar 1797. Hetzelve is naar de Juliaanfche Tydre- kening . . . 6519 Sedert de eerfïe Olimpiade , . 2571 Sedert de Stichting van Rojpe . 2550 Naar bet tydperk van Nabonasfar . 2544 Naar de Turkfche Tydrekening . 1211 Na de grondlegging der Bataaffche Vryheid 3 BEWEEGELYKE FEESTDAGEN. Ikt Gulden - getal is voor dit jaar 12 De Epaéh . . 1 De Zonnencirkel 14 De Zondagslett. A Septuagefitna i2Febr. Aschdag 1 Maart Paafchen 16 April Kruisdag 22 May Hemelv. 25 dito* Quatertempers. . i(le8, »oen n Maart. 2de 7, 9 eri 10 Jury. " 3de 20, •ii en 23 Scpr. 4de 20, 22en23 Dec* Pinxter . 4 Juny H. Drievuld. 11 dito. H. Sacram. 15 dito. ' ifte Zondag van den Advent 3 Dec.  ECLIPSEN j VOOR HET JAAR 1797. In dit Jaar zullen twee Eclipfen, inonsVg* •derland zichtbaar, voorvallen. De eerde zal zyn aan de Zon den 24 jury; het begin na den middag ten 4 uuren, 48 min. het midden ten 5 uuren 34 mïn« en ne£ einde ten 6 uuren 10 minuten ; zullende 3 en twee derde duimen over de Noordzyde verduisteren. De tweede zal zyn aan de Maan, die geheel verdnisterd zal worden, den 4 Decemb. het begin 'smorgens ten 3 uuren 24 min. het midden ten 5 uuren 16 minuten, en het einde ten 1 uuren 7 minuten. De totaale ver» duistering zal plaats hebben 's morgens ten 4 uuren, en het begin der verlichting ten 6 vuren 38 minuten»  JANUARY, XXXI. Louwmaand. 1 Zondag Nieuwe Jaar. 2 Maandag Duink. j. 3 Dingsdag Doesburg ]. 4 Woensdag Eindhoven j. 5 Donderdag Thelefphorus. ffëk Eerfïe 6 Vrydag Drie Koning, Quartier, 7 Saturdag Kasiel i. Vrydag den 8 Zondag Oper.t s Om.j. 6, 's morg. 9 Maandag Kopperm. ten 9 uur. 10 Dingsdag Parys j. 19 min. 11 Woensdag Hyginius. 12 Donderdag Archadius. Volle 13 Vrydag Juletta. %~J Maan, 14 Saturdag s. Pontiaan. Vrydsg den 15 Zondag \H. N. Jefus. 13, 's morg. 16 Maandag Brugge j. ten 1 uur. 12 17 Dingsdag Westzane b. min. 18 Woensdag St. Pieterfl. 19 Donderdag Mar. en Mart. /Jsh Laatfte 20 Vrydag s. Fab.enSeb. Quartier, 21 Saturdag s. Agniet. Vrydag den 22 Zondag s, Vincent. ao, 'sav0mfs 23 Maandag Oorfchotj. ten 10 uur. 0 24 Dingsdag Antw. p. m\nt -5 Woensdag s. Pauli bek. 26 Donderdag Kortryk j. m Nieuwe 27 Vrydag Tilburg j. w Maan I' ^tturdag Herenthals j. Saturdag den Zondag Emmerik j. 28,'smorg/ Maandag Geersberg. p, ten 1 uur. 58 31 Dingsdag Luik j. min.  FEBRUARY XXVIII. Sprokkelmaand. 11 Woensdag Gelder j. i a Donderdag Maria Ligtm, I 3 Vrydag Geldorp p. (^Sftv Eeifle 4 Saturdzg Arnemuiden j. >j§jP Quartier, 5 Zondag s. Agatha. Saiurdagden 6 Maandag s. Dorothea. 4,'s avonds 7 Dingsdag Niooit j. ien 8 uur. 15 R Woensdag Gend p. min. 9 Donderdag s. Apolonia. . 10 Vrydag Ba-men 'y _ /^x Volle xi Saturdag Roermond j. ^£2J Maan, 12 Zondag Septuagefima. Sacurdag den 13 Maandag Gregonus. n, 's midd. J4 Dingsdag Valentyr. ten 12 uur. 12 15 Woensdag Zwol p. min. 16 Donderdag Heusden j. 17 Viydag Rees j. /^Laaifte 18 Saturdag Simeon B. 'nXJ-L, Quartier, 19 Zondag Sexagefima. Saturdag den 20 Maandag Martr.Zwolp. 18,'smidd. 21 Dingsdag Pipinus. ten 12 uur. 22 Woensdag s. Pieterfl. 09 min. 23 Donderdag Faftendtig. 24 Vrydag s,Matthys. Nieuwe 25 Saturdag Gouda j. ^g$J Maan 26 Zondag Quinquagefim. Zondas den 27 Maandag Herenthals p. i6 »s r,amidd. 28 Dingsdag Vaüen-Avond, ten 8 uur. 16 min.  MAART XXXI. Lentemaand. 1 Woensdag j Aschdag* 2 Donderdag Emmerik p. 3. Vrydag Heusden p. 4 Saturdag Deventer j. 5 Zonda? Qiiadragefima» ^\ Eerde 6 Maandag Coleta M. >|P Qtnrtier, 7 Dingsdag s. Thom. Maand, den 6, 8 Woensdag Amfi. Mir, 's morg ten 6 9 Donderdag Kuilenb. p. uur. 34 min. 10 Vrydag Qttaiertemp. 11 Saturdag 'Öitatsrtemp. Volle 12 Zondag 'Remen'tfcere. Maan, »3 Maandag Scliiedam p. Zondag den 34 Dingsdag Amft. lootd. 12,'snamiid. 15 Woensdag Wag. p. ten ïo uur. 34 16 Donderdag Amersf. p. min. 1? Vrydag s. Geert. 18 Satuidag Vianen p. Laa'fte 19 Zondag Oculi. l^Quanier, 20 Maandag Joachtm- Mandag den 21 Dingsdag s. Bened. 20,'smorg. 22 Woensdag Gorcum p. ten 7 \tur. 23 Donderdag Vollenh. p. 24 Vrydag. G^briel. 25 Saturdag Maria Boodf. Nieuwe sfi Zondag Latare. "^jjf Maan, \ 27 Maandag Rubertus. Dtn^sd. den 28 Dingsiflg Bosch b. .8,'smorg. 29 Woensdag Zype j. ten 8 uur. 30 Donderdag Utrecht p. 40 min. 31 Vrydag ,J Voorf. k.  APRIL XXX. Grasmaand. x Saturdag Amersf. 2 Zondag Judica. 3 Maandag Alkm. j. 4 Dingsdag Ambrofius. ^SN Eeifte 5 Woensdag Vir.cent. ggjQuarrier, 6 Donderdag Grontng. p. Dingsdag den 7 Vrydag Epiphanus. 4, 's avonds 8 Saturdag Wahhrudus. ten lauur. 17 9 Zondag Palm Zondags min. 10 Maandag Macarius. ïi Dingsdag Leo. iSt^v Volle 12 Woensdag Montfoortb. Maan, 13 Donderdag Witte Dond. Dingsdag den 14 Vrydag Goede Vrydag. 11, 's morg. 15 j Saturdag Elburg p. ten 9 uur. 19 16 j Zondag Paasfchen. min» 17 i Maandag 2.de l'aaschd. 18(Dingsdag Aikm. b. (fö- Laatfte 19 Woensdag Marelin. v^Quartier, 20 j Donderdag Sulpitius. Woensd. den 2t, Vrydag Anfelmus. 19,'snamidd. 22 (Saturdag Sotherus. ten t uur. 3 23 \ Zondag QuaJi.Op.Tyd, min. 24 Maandag Melitus. 25' Dingsdag s. Mare. Nieuwe 2*5 Woensdag Weesp b. Maan, 27 Donderdag Conratdus. Woensd. den 28 Vrydag Vitslis. 26,'snamidd. 29 Saturdag Sybilla. ten 10 uur. 55 30 Zondag Mifericordia, min.  MAI XXXt. Bloeimaand. I Maandag $*Phil.enJac. tt Dingsdag riulst j. 3 Woensdag f Vinding. 4 Donderdag Groning. j. ^ÊjÈk Eerfïe 5 Vrydag Bodegr* b. ^PQuartier, 6 Saturdag s. Jan Later. Woensd. den 7 Zondag y^i/.Haagk. 3,'s avonds 8 Maandag s. Mich. op. ten 11 uur. 54. 9 Dingsdag Zwol p. min. 10 Woensdag Gordiaan» 11 Donderdag Groning. p. Volle 12 Vrydag Zwol b. Maan, 13 Saturdag Zwol p. Woensd. den 14 Zondag Cantate, 10, 's avonds 15 Maandag Nymeg. p. ten 9 uur. 4» i'6 Dingsdag Simon. min. 17 Woensdag Bruno. 18 Donderdag Utrecht p. (Tg? Laatfte j 19 Vrydag Prudentia. Quartier^ 20 Satqrdag Bernardus. Donderd. denj ai Zondag Focem. 18 ,'s namidd.! 22 Maandag f Dag. ten 4 uur. 24 23 Dingsdag Dtfiderins. min. 24 Woensdag Donatus. 25 Donderdag tiemeiv. Chr. /fSSIfh Nieuwe 26 Vrydag Eleuth.Leid.k %Ji' Maan , j 27 Saturdag Lucifnus. Vrydag den 28 Zondag Exaudi. 26, 's morg. j 29 Maandag Britl k. ten 8 uur. 29 $0 Dingsdag Wasfenaar p. min» 31 Woensdag Petronella M.  JUNY XXX. Zomermaand. ijDonderdag Pamphilius, 2 Vrydag Marcellinus. 3 Saturdag Vaftendag. 4 Zondag Pinxflerdag. Eerfle 5 Maandag i Donderdag s Pet. en Paul. ^ niin, - 30 Vrydag s. Paul. ged. ,  JULY XXXI. Hooimaand. 1 rSaturdag /Breda p. 2 Zondag Marü Vifir. ' 3 Maandag Hyacinthus. /flfflta Eerfle 4 Dingsdag Marth. tranf. JSPouartieri 5 Woensdag Utr. lo. Sac. den i, 6 Donderdag GprC.p. 's midd. ten 7 vrydag üemerrius. 4 uur. 40 min.. 0 Saturdag Procopius. Volle 9 Zondag Mech. k. \&J Msvu, 10 Maandag Utrecht k. zolfd. den L it Dingsdag PiusP.enM. 's more. ten 12 Woensdag NaborenFel. 2uur.3imin. ï3 Donderdag Anacletus. fZ§\ Laatfle 14 Viydag Zwyndr. p. |f£/Quartier, 15 Saturdag Apostelfch. Z^hdis, den 16 Zondag Reinildis. l6, »s avonds. 17 Maandag Alexis. ten 9 uur. -o id Dingsdag Arnoldus. min. 19 Woensdag Honsd. beg. gm Nieuwe 20 Donderdag s. Margriet. flfj Maan 2* Vrydag Daniël.' Zondag den' 22 batnrdag s. Maria Magd. 2^Yfnorg. 23 Zondag Deverterk. ten 11 uw. 34 24 Maandag rast. G;on.j. min. 25 pjngsdag rfac. Eerfle 26 Woensdag s. Anna. Jiouartier *7 Donderdag Panthaleon.. S^en' 2» Vrydag Nafarus. »s n?fir. 2P saturdag Manna en Fel. ten^ uur. 1*0 30 Zondag Goud, k. min 31'Maandag s* Ign. Loj.  AUGUSTUS XXXI. Oogstmaand 1 Dingsdag s. Pieters ba. 2 Woensdag Portiuncula. 3 Donderdag s. Stev.vind. 4 Vrydag s. Dominic. Volle 5 Saturdag Maria ter fn. \~J Maan, 6 Zondag Transf.Christ. Maandag den 7 Maandag Loosduinen-k. 7, 'savonds 8 Dingsdag Cyriacus, ten 5 uur. 49 9 Woensdag Vaftendag. min. 10 Donderdag s. Laurens. Laa'fte 11 Vrydag Reverw. p. IjgpQuartierj, 12 Saturdag Clara. Dingsd. den 13 Zondag Beverwyk k. 15,'s morg. 14 Maandag Vaftendag. ten 2 uur 52 15 Dingsdag Maria Hemely. min. 16 j Woensdag Rothus. i' j Donderdag Jeroen. Nieuwe 18 Vrydag Heltna. (|gj Maan, 19 Saturdag Ludovlcus. Dmpsd. den 20l Zondag s.Bern. 22,'snorg. £i Maandag Hartjesdag. ten 6 uur. 57 22 Dingsdag Timotbeus. min. 23 Woensdag Vaftendag. 24 Donderdag $. Barthohm. ■/*bv Eerfle 25 Vrydag s.Lud.Rott.b. xJlyGuiartkr, 26 Saturdag Severinur. Dtngs. den 27 Zondag Muiden'k. 29,'s morg. 28 Maandag Rott. k. ten 5 uur. 17 29 Dingsdag s.J.onth.Rt.k.: min. 3° Woensdag Felix M. .31 Donderdag Paulinus. J  SEPTEMBER. XXX. Herfstmaand. i I Vrydag ?. Gillis. f 21 Saturdag Justus. I 3 Zondag Seraphina. I 4 Maandag Honisd. Eind.\ /£s?\ Volle 5 Dingsdag Viclerianus. x&J Maan, 6 Woensdag Eleutherus. Woensd. dea 7 Donderdag Biokz. k. 6, 's morg. 8 Vrydag Maria Geb. ten 9 uur. 9 Saturdag Workum j. 32 min. 10 Zondag Testolen j. 11 Maandag Nymeg. k. Laatlle 12 Dingsdag puido. Quanieii 13 Woensdag Amatus. Dond, den 14 Donderdag f Verheff. 14,'s morg. 15 Vrydag Utrecht 1. ren o uur. 16 Saturdag Corneiius. 20 min. 17 Zondag s. Lambeit. 18 Maandag Amft. lo. Jjp&k Nieuwe 19 Dingsdag Amfterd. Io. ^JpP Maan, 20 Woensdag; Quat. Fast. Woensd. den 21 Donderdag s. Matth. 20, 's namidd. 22 Vrydag Quatertemper, ten 3 uur. 23 Saturdag 'Quatertemper, 29 min. 24 Zondag Amft. k. 25 Maandag Firmian. 4Bk Rerfle 26 Dingsdag Thiel p. .Quartter, 27 Woensdag Buren p. Woéusd. den 28 Donderdag|'Gorcum p. 27,'savomi* 29 Vrydag \s. Michiel. ten 7 uur. 30 Saturdag s. Hieron. 56 min.  OCTOBER XXXI Wy.imaand. 1 Zondag s. BavoWp.k 2 Ma&ndag Engelb. B. 3 Dingsdag LeydenOntz. 4 Wo-J'Sdag s Franc. ^ Volle 5 Donderdag Placidus. f. Volle 6 Maandag Leorardus. \j£) M'ian 7 Dingsdag smilebord. Saturd.den4, 8 Woensdag Godfried. -s avonds ten rl ?/°nHÏJdag ?3]vt10*- ï2uur.29min. 10 Vrydag Lis b. * 11 Saturdag s. Marien. ^ Laatfle 12 Zondag Zaand. k. ^Ouartier 13. Maandag Gore. p. s^rsd. den * 14 Dingsdag Gore. b. „ 'sav0n{jc 15 Woensdag Schied. b. ,en%"uï. 16 Donderdag Monnikend. b. \ m{n 17 Vrydag Lis b. 18 Saturdag Huifen p, /rnm Nieuwe 19 Zondag s. Eüfabeth. fS m "an 20 Maandag Raphae-1. s^ïïird. den' 22 Woensdag s. Cecfiia. cen 2 uur. 23 Donderdag Monnikend.b. u min 24 Vrydag Lis b. 25 Saturdag s. Cathar. ^m. Frrft(, 26 Zo*<% Conradus. Jfouar ier 27 Maandag Hoogftr. b. z^daVden 28 Dingsdag lOdaM. T^morl 29 Woensdag Vaflendag. cen iiS. 30 Donderdag s dniriu. 37llin"  DECEMBER XXXf. Wintermaand. i\ Vrydag s. Eloy. 2 Saturdag Bosch j. 3| Zondag i Advent. 4 Maandag J s. Baibara. Volle 5 Dingsdag Sabbas. \gj Maan, 6 Woensdag s. Nicola^s. Maand, den 4 7 Donderdag s. Ambroilus. 's morg. ten 8 , Vrydag Maria ontf. 6 uur. 4c min. 9 Saturdag Lions j. lol Zondag 2 Advent. Laatfle 11 Maandag Rodenb. j. lö^ Quartier. i2|Dingsdag joschimsd. j. Maand, den 13 'Woensdag s. Lucia. 11 , morg. 14 Donderdag Rysfel j. ten 0 uur, 15 j Vrydag ToJgelv. > 9 min. 16 Saturdag Helm. j. 17 jZondag. % Advent. é£ÊS\ Nieuwe 18 Maandag Wumbaldus. ^fili'Maan, 19 Dingsdag Menengofus. Maandag den 20 Woensdag Quat. Past. i8,'stnorg. 21 Donderdag s Thomas, ten 7 uur, 22'Vrydag Quatertemper. 42 min. $3 Saturdag Quatertemper. 24 \ Zondag \Adv. Vast. Eerfle 25 | Maandag Kersdag. Jp Quartier fi6^Dingsd?g 2kersd. sStev. Dingsddagden 27 i Woensdag s. Jan Evang. 26,'s morg. 2ö Donderdag Onnoz. Kind. ten 12 uur» 29 Vrydag Th. Cantelb. 47 min. 3° Saturdag Sabinus. 31 Zondag [s> Silvester. S  HET LUIDEN D E R ^ POORTKLO K VAN DE STAD AMSTERDAM.. 1 Ferlangenl Den 22 January, *s morgens ten half 7, 's avonds ten hslf 5 uuren. Den 8 February, 's morgens ten 6 , 's avonds ten 5 uuren. Den 24 dito, 's morgens en 's avonds ten half 6 uuren» Den 14 Maart, 's morgens ten 5, 's avonds ten 6 uuren. Den 28 dito 's morgens ten 5 , 's avonds ten half 7 uuren. Den 10 April, 's morgens ten half 5, 's av. ten 7 uuren. Den 22 dito 's morgens ten half 5, 's avonds ten half 8 uuren. Den jr Mei, 's morgens ten 4, 's avonds ten 8 uuren. Van den 7 Mei tot 8 Augustus, blyven de Poorten, tot 's avonds half 11 uuren, open.  *t Fèrkorten. Den 8 Augustus, 's morgens tèn halfs; avonds ten half 8 uuren. Den 25 dito, 's morgens ten 5, 's avonds ten 7 uuren. Den 8 September, 's morgens ten half 6, 's avonds ten half 7 uuren. Den 21 dito, 's morgens als boven, 's avonds ten 6 uuren. Den 13 O&ober, 's morgens ten 6, 's avonds ten half 6 uuren. Den 21 dito, 's morgens ten half 7, ''s avonds ten 5 uuren. Den 6 November, 's morgens ten 7, 's avonds ten half 5 uuren. De Maand December blyft als boven.  BEKNOPT BERICHT. Wegens het vertrek der Wagens% Schepen, . Schuiten, Posten en Bodem*. A.) Alkmaar, alle dagen een Schip, vertrekt *s morgens ten 9 uuren ; voords Maandag middag om * uuren nog een; ligt op 't Water over de Karnemelkfteeg. Alphen, 's Maandags van »t Rokkin, om 11 uur. Aalmeer, Maandag, Woensdag ea Vrijdag eea Schuit, »s midd. ten iz uuren. Amersfoort, alle dagen ten 8 uuren, Maandag ten 12 uuren een Schip. Ankeveen, alle Maandagen een Schuit. Arnhtm , alle weeken Woensdag , en in de drie Wintermaanden om de 14 dagen, een Schip, ligt op de Kolveniers Burgwal bij de Doeleftraat. De Postwagen vertrekt alle dagen Zomer* 't morgens ten 6 uuren, en 'sWinters met het openen der Poorten, van de Cingel tegen over te Lmh. O. Kerk. Van Anbm vejtrekt 'sMm-  dags, Woensdags en Vrijdags morgens, ten 6 mireu een Postwagen op /tulen, van waar alle dage» een Wagen op Mn, en tweemaal ter week op Frankfort aan deu Main vertrekt} behalven dien kan meu met de Milbeimmer Postwagen, van Keulen Op Frankfort gaan. Van Arnhem ver. trekt een Postwagen Maandag en Donderdag over Doesburg op Bergen, Daut; f en Koningsbergen} wanneer op net aankom» r. \ h dezen te Doesburg «en Wagen vertrekt n?a? .1 Mgffer en Osnabrug. Van Munfttr Woensdag er. ardag 'is morgens, verwekt 'er een op Katfii, v an waar men daadlijk na deszelfs aankon.it, opLeipaig, Dresden, geheel Polen, SiUfien, BoJvfren, Oostenrjk, Hongtf vyè-n en Turkyin afgaan kan. vran Kasfil rijdt een Wagen over Koburg en B. .nberg op Neurenberg J van daar op Aagsb>.rg, Trenten , Padua, Ventte» en door gantsch lta' ». B.) Beverwijk, ten 4 uuren van het Water ovet de Karnemelk ftv Brusfel, om de r i dagen een Schip, Tan de Cïogel bij de Jan k Poorts Toren. Buik/loot, alle r een Schuit, ligt bij den Nieuwen Stads Heiberg: met deze Schuit gaat  »én ook op vcrfchilleude uuren op Purmerend, jXlonnikkendam, Edam en Hoorn. Tiremen, Saturd. een Beurtman, van den N. Brug. Bergen, Bohemen en. Santberg. Zie Arnhem. . Bodegraven, Maandag ten 12 uuren een Schuit, 5 Mreda, Zondags «en Schip. Brouwershaven, om de ï4 dagen een Schuit. . C.ycatnpen, met hetdttiden dei Boomklok, bij den Ouden Brug op 't Water. i€ourlandr Zie Arnhem! Crommenie, Maandag, Woensdag, en Vrijdag ten 3 uuren een Schip. D.) Delfts het gebeele Jaar eei Schuit, de* Middags ten 1 uure, en ten 3 uuren van de Be'erebijt, buiten d« Utrechtfe Poort; gefchikt voor Perf, en Goeder.: de briev. per Post, ten half 9 W '..'Devéiiter, Dingsdag, Donderdag en Saturdag* 's morgens met het openen van den boom\ van* de Oude Brug efin .Schip. iBusfeldcrp, om de 2 a. 3 weeken een Schip van den Gelderfchen Kaai. Deutekom, om de 14 dagen met Pakken en Brie-'1 ven, door Harderwijk of Doesburg; te bevmage» la de Zwaan bij de Nieuwenbrug,  Bkmerineer, van den is Maart tot den is Nov.' Maand. Woensd. en Vrijd.; van den 15 Nov. toe den 15 Maart Maand, «n Vrijd. ten 12 uur» een S« Dor At Saturdags een Schip. Burgerdam, van i Mei tot 1 Sept. alle dagen ten 8, ro, z en 4 uuren een Schip, doch Zond. alleenlijk ten S, 10 en i uuren. >E.) Edam, van den i October tot 31 Maart 's midd. ten 3 en 4 uuren, en van den 1 April toe den 30 Sept. ten 2 en 5 uuren vaart'er eenSchuit, ssie Motmikkendam. Enkbuizen>>s morgens ten 9 noren; en 's avonds »et het luiden der Boomklok, aan 'c Zeerecht. Embden, Zomers om de 3 dagen , maar Dec.» Jan, en Febr. niet bepaald j ligt op 't Water voor de Zoutfteeg. Emmerik, des Dingsdags om de 14 dagen een Schip, ligt op »t Rokkin; Elbttrg, Dingsd, Donderd. en Saturd, een Sch; F.) Frawker, alle Binged. 's avonds met bet luiden der Boo uure per Post, des Dingsdags. K,) Kuilenburg, 'sMaandags avonds van't Rokkin bij de Gaperfteeg, Keulen (,'t Schip op) vertrekt als het de lading  ieeft, gewoonlijk om de agt dagen; ligt op de Gelderfche Kaai. Koningsbergen, zie Arnhem. X'asfel, zie Arnhem. '£oburg, zie Arnhem. L.) Leiden (van Amft. op) alle avonden ten 5 «uren eeu Schuit van de Beerebijt, en geduuren•rle den Zomer, 's morgens ten 10 uuren een Kaag ▼an den Overtoom: met deeze betaald ieder Perfoon i guld. De gewoone Pakichuit ligt op de Cingel bij den Heiligen Weg, vertrekt Zomers middags ten 6 en des Winters ten 4 uure». Zoenen, Maandag, Donderdag en Saturdag te» la uuren van de Cingel over het Klooster, Loenderfloot , zie Bodegraven. Leipzig, Leeze, Lijfland, zie Arnhem. Lemmer (op de) met het luiden der Boomklok, van de Papenbrug alle dagen een Schip. Londen, per week een Schip Van de Korsjesb. Loosdrecht, Dingsdag, Woensdag, Donderdag «n Saturdag ten half een uuren een Schuit, M.) Monnikkendam, van r 0<5t. tot 31 Maart, des sfbrg. ten 7 en 11 uuren, en des middags ten 2 «uren, de Nachtfchuit met Boomfluitsn, Van s  April tot 3onderd. en Saturd. 's morg. van de Nieuwenbrug. Meebelen, om de 3 dagen een Schip ligt op de Cingel, over Maltba, Maaftrkht, Dingsd. en Vrijd, ten 12 uuren een Post. Meppelt, Dingsd. en Saturd. een Schip , maat des Winters op Woensdag alleen. Middelburg, Saturdags een Schip. Munfler, Dingsd. en Vrijd. ten 12 uur. ee» Post. N.) Naarden, (van Amft, door Muiden op) vaa * 5  ï April tot 30 Sept. Zondags 'smorg; ten 5, 7 en ïo uuren , »s midd. ten 2, half 5 en half 6; in de week 's morg. ten 6,8 en 10 uuren; van den 1 Getob, tot 21 Maart 's morgens ten 7, 9 en x uure, »s midd. ten 3 en half 6 uure. Ligt op de Prinfegr. tusfehen de Utrechtfe Straat en Amftel • men betaalt tot Muiden y ft. 11 p. en van daarop Naarden 3 ft. 4 p. dus 9 ftuiv. tot Naardcn, zit IVtesp. Nes, (de) zie Waveren. Noordzvijk, en Noordivijkerbout , 's Maand, av, een Schuit van de Bloem- een van deNieuwraarkt. Nieuivkerk, Zomers Dingsd. en Vrijd. avond, met hec luiden der Boomklok, 's Wint. Vrijd. 's morg. ten 10 uuren van de Texeifche K3ai. Nijmegen, Donderdag *s morgens vroeg van de Cingel bi) de Lutherfcbe Nieuwe Kerk. Neurenberg, zie Jrnhem. Nieuwendam, alle dagen ten 10, 12 , j 4 en Zomers ook ten 6 uuren een Schip. O.) Ouderkerk, Maandagen Vrijdag ten 11 uur. van 't Rokkin. Oudewater, ten n uuren van »t Rokkin bij de Gaperfteeg.  Qsnabrug en Oêstenrijk, zie Arnhem, Cldenburg, eens in de week een Schipi Oosterwoud en Oudenbosch , alle avond, ten 6" lint; «n Ommelanden alle avonden ten 7 uuren, P.) Purmerend, van den i Oct. tot 31 Maart, s»smorg. ten 8 en 9 uuren, »s midd. ten 1,4 en 5 uurens van ï April tot 30 Sept, ?a mor?, tea 8 en 11 uurenj 's midd. ten 1, 4» S en 6 uuren; nog een Zeüfcb.op het Water bij den Nieuwenbr., die alle dagen 's midd. ten 2 uur. afgaat. Polen en Padua, zie Arnhem. R.) Rotterdam, alle dagen ten 12 uuren van 't Rokkin bij de Capel, en ten 2 uuren van de Bce : ia : - s — ,ce'giogen, gezfisningen en fniaak; zij werd vuurig van hem bemind, en bemiride den «eugdzaamen jongeling even vuurig weder — niet zelden vermaakten zij elkaader met het fchetfen van h zaligst huwelijkstafreel, dat zij met grond konden verwachten door hunne voorgenomene verbindenis beftaau te zullen doen erlangen; dan, niet zelden vervliegen de verwachtingen van de kinderen dermenfehenin rook — niet zelden zien zijde vrolijke gelukszon, aan de kimme van den helderen hemel huns jeugdigen levens opdaagen , terwijl zij, nog op dat aangehaamen heilbeloovend dagen ftaarende , een dikke douderwolk boven hnnne hoofden zien zamentrekken, naar de kitn^ men heen drijven , de doorbreekende zon voor hunnen oogen verbergen; en de ontzetteudfte blikfemftraalen, en kletterende docderflagen, doen hen terug beeven — dit was ook het geval van leo* vu ra en erkest — het bemianelijksc raeis?en werd een prooi der rampen, en de braaffte Aa  C 6 ) jongeling zag al Let -geluk 't welk hfj zig had voorgefteld te zullen genieten > ia elende veraa» derd. i De dag van hunne eehtverbindenis werdt reeds bepaald, en werdt van de gelieven zei ven niet al? leen, maar ook van bloedverwanten en vrienden, met het hartlijkst verlangen te gemoet gezienj want hunne oprechte liefde was niet gedwarsboomd geworden door fiaat-of geld-zucht — gelijk in ftand, gelijk in vermogen, waren zij zeiven elkander, om zo te fpreeken, ten huwelijks uitzet, gelijk men het noemt, gegeven — zij waren beiden leden van den middcn-burgerftand« en hadden geen van beiden geldvermogen — de dag tot het voltrekkeu van hun huwelijk was, zegge ik, reeds bepaald, toen na nest door eene gevaarlijke ziekte aangegrepgn^ en aan het bed gekluisterd werd. \ r, De gro'dbeguifels van lbonora veroorloofden niet alleen, maar geboden haar zelf», tïi.ct alle mogelijke oppasfiug , dea toefhnd va»'  (?) haaren beminde** vriend, eenigXins te verzteateu —zo menig uurtje» als het beminnelijk meisjen voor zijn bed doorbragt, zo menigmaal gevoelde hij door eeue verzachtende balfem zijne fmarten verminderen , en niettegenftaande de kwijnende ftaat van zijn hart, gevoelde hij dat leo nor Ade liefde, die het vervulde, van tijd tot tijd in krachten deed toenecmen --haare troostredenen waren voor bemals 't gezang der Engelen die God looven — de ziekteftof, plaatüe zig bepaaldiiikin 't rechter been van ebnest veroorzaakte aldaar meer dan ée'ne wond,die door niemand dni door den Hteiartz entE osoïa zelve verbonden wcrd;zi] wilds niet gedogen dateea auder de zorg daarvoor op zig name : Hij is mijn man , zeide zij volmondig , 't is volflrekt mijn pligt als vrouw dat ik van voer zijn bed niet wegga ; dat ik zijne wonden verbinde; wat de kwalijl ge plaatfte naauwgezethAd ook van wanvoegelijkheid/preeA'e; ik lach met die verouderde fpreukjens; een vrouw die haaren man in tijden van elende verlaat is den naam van braave vrouw niet waardig, en ik zou ech' ter gaarne dim edelen naam waar aig willen vteeze», Jl 4  en Terwijl zij in «Jeeze haare pligtbetwehtingtoïijreng aanhield, ftierf één baarer bloedverwanten, die een fchat naliet waarvan haare oude» de eecige erfgenaamen waren - ieohora , naakte op deeze gebenrteni», bijna geheele geel ae aanmerking; haar kranke vriend was H eenigst voorwerp van haare bemoejing; zij had oogen noch ooren voor iet of iemand dan voor hem; laar hart en hoofd waren alleenlijk werkzaam voor hem; het eenigst gebruik 't welk zij van het gezegd overlijden maakte , was, dat zij 't haaren «unnaar , bij gelegenheid dat hij zig merkelijk; beter begon te gevoelen, verhaalde, op hoop »an hem door 't vooruitzicht van ruimer omftanigheden, te zeilen verkwikken; dan, in deeze beminnelijke hoop werd zij lijdig bedrogen ■ Rnest had bet bericht naauwlijks uit baaren mond gehoord, of bij wendde zig naar haar toe, Tattede haar hand, drukte dezelve tegen zijn hart; zag haar met ftaarende oogen aan , weende, en zeïde met eene beevende ftem : Lieve leono»a! gij brengt mij eene tijding die mij ter dood te* en mij doet wtnjlitn dat deeze mijne ziekte  co een veerbode van mijnen dnod zal weezen. -,, God zij „ met u , lieye irhest! " riep leonor a ,, uit:,, dat deeze ziekte een voorbode van uwen ,, dood moge weezcn! welk een wensch' daar ik u het vleiendst vooruitzicht doe entwaar „ Worden.' ** — Gij kondigt mij bet bitterst lijden **n ,h0s0ra-w bericht is een grievend affiheid dat gij van mij neemt -• „ Hoe erkebt! - een afar, fcheid! — ik een affcheid van u nee-men!" — Het geld dat uw vader zal geworden zal hem ander* uitzichten omtrent u geeven; ik zal niet waardig ge' keurd worden u te bezitten ■- fta mij toe dat ik uwen vader ten, en uit die kennis gemaklijk kan berekenen wat lot mij boven 'i boofd hangt. -„eRdest! gij ontjj roert en bedroeft mij--gij miskent mijn hart, 5, en beledigt mijne liefde — ja e rh e st, ik fta „ u toe dat gij niet zonder grond vreest, in zo „ verre mijn vader betreft; maar fta mij toe dat „ die zelfde vrees belagchelijk is, ten opzichte „ vaa mij — geen ouderlijk gezach zal bij mijne „ liefde gelde* ; en gij «Jiendet te vertrouwen dat het geld volftrekt geen vermogen op uwe „ vriendin heeft -. leg nogmaals mijn band op A s  ( io) », nw lijdendbart-goed —bij God, ervest.' „ ik bl jf u getrouw; bij iederen flag van dit braaye hart, korue eene nieuwe elende over ,» mij, ja God fla mij tot aan mijnen dood toe „ in het ziekbed neder, zo ik u immer verlaat." Deeze dubbele eed ontroerde er nest op eene geweldige wijze; zo dat hij, na om eenen kusch verzocht te hebben, betuigde gaarne eetige ogenblikken te willen rusten — hij fluimerdc bijna een uur, en le o n o r a bewoog zignaauwlijks, ou vrees van zijne flnimering te zullen afbreeken. Intusfchcn gebeurde weldra het geeneenest voorzien had; leonoh a werd fpoedlg gewaar dat haar vader haar onder allerleie voorwcndfels van haaren zieken vriend trachtte aftecoudeu ; dan, zij ftelde hem in alle die zijne poogiDgcn te leur, door hem te verzekeren, dat de dood alleen haar zou kunnen beletten haaren man niet bijteftaau in zijn lijden.- „ Vader! V zeide zij bij «ekere gelegenheid, „ ik doorgrond uw oog-  C ii ) „ merk5 de fchrandere erbisï heeft mij reeds voorfpeld dat gebeuren zoude , het geen ïfc werkelijk zie gebeuren - gij laat u airede door „ de u aanbeftorvene fchat bebeerfchen, dan , „ duur heb ik gezworen dat ik brhest niet „ zal verlaten, eu zo gij durft befluiten mij „ daartoe te dwingen, zult gij de jamraerïijkfte tooneelen zien aanrichten -- mijne liefde is op„ recht; droeg uwe goedkeuring weg, toen gij een ongegoed burger waart , en fchoon de }, rijkdom uwe uitzichten hebbe veranderd, de„ zelve heeft geheel geencn invloed op mijn „ hart - ik zal blnven die ik was , uw gezadi ^, trotfeeren, al zoude ik mijne ftandvastigheid tt ook met den dood bekoopen.'* Haar vader hoorde deeze manlijke taal met ontzetting; echter had dezelve geen kracht genoeg om hem van befluit te doen veranderen zijne omzetting verkeerde in gemelijkheid ,_e» die zijne gemelijkheid wies weldra tot zo verte aan, dat hij eeönora gebood > het oppasfeo van haaren >ranken vriend te ftaakea — zij wei-  ( 12 ) 1 gerde aan dit bevel te geb.00r2aam.en; het geen. den ftaatzüchtigen Vader tot dien graad ver» gramde, dat hij haar als raazende verliet en de > kamer van baken floot, zo dat het ougeluk\ ki8 meisjen zig nu reeds in fiaat van arrest be- vond. Zodra had zij deezen haaren toefland niet bemerkt , of zij verviel in wanhoop, die haar » deed befluiten , mt haar kamervenfter, dat op de * flraat uitzag, te fpringen , ten einde aig uaar 1 haaren minnaar te begeeven, op dat hij geen * ogenblik laKger van haare hulp beroofd bleeve. De kamer was bijna zestien voeten hoog bo- % ven den grond, doch de Liefde, of liever God J ZClf' b™rde het beste neisjen voor eene > kwetfing, of verbreking van leden, die bijna ont vermijdelijk fcheen - zij viel neder zonder zig t bezeerd te hebben j rees op, en begaf zig naar a haaren ernest, in fchijn zo bedaard alsof l haar niets gebeurd ware. l   0-p-jt? toonde hij, althans in die oogenblikken, waarf» bet lijden van zijne dochter hem meest geweldig voorkwam , haar onderfeheidene vriendlijkhe* den ; doch deezen waren voor haar zo veele nieuwe dolken, die haar lijdend hart doorboorden — ,,leo nor. Al " zeide hij op zekeren tijd, tegen baar, „ leonora! gij betoont u „ vijandiu van nw eigen geluk te we'ezen — waarop zij antwoordde; Vader! mijn geluk beflaat 'in mijne liefde; boe meer ik deeze genoeg doe , 'boa gelukkiger ik mij gevoel? maar gij mankt mij ongelukkig - zeg mij, vader' wanneer of waarmede heb ik verdiend dat mij belet hoogfhns gélukkig te weezen? (dit zeggende borst zij uit in traanenO Almor, (dus was de geflachtnaam van leono* xa ,) zeide: Dochter! gij befchuldigt mij in drift, daarom vergeef ik het u - 't is ook niet meer dan eene loutere drift, die gij gehoor geeft, en waaraan gij de banden van het bloed, de vriendfebap de goede verftandhouding tusfehen u en awen vader ©pöfiert.  (19) lEOKORi, Èene drift vader! - ik west niet wat gij met fllc woord bedoelt - ja bet is eene drift die ik opvolg, maar 't is eene heilige drifc, eene drift Waardoor ik zekerlijk voor God welbehaagelijk ben — maar de bedorven wereld, en och ! dat ik u, mijn vader , ia dezelve niet behoefde' t© plaatfen . . . . AL SI O H. |f§ Iftw _ f ns?3»rf -rainobToom [13 jtfw !T*b«V Geeue nieuwe beledigingen, dochter, lEOKORA; K>eet3etide9 Vergeef »t mij vader, zo ik u beledig! voor de tederfte liefde tot u ftaat mifn azvt upen ; maar fchroef dat hart, dat gevoelige, dat zuiver verliefde hart, niet tusfchen de gloêjende prarrgijzers van de altijd rampbrouwende ftaatzucht n ik beloof u, vader! ik z*l als voorheen uwe liefhebbende, uwe gehoorzaame dochter weeB 3  ( 20 ) ?eo, zijt gii flechtg redelijk, Vader! en vergun mij mijnen boezemvriend in zijn lij 'en te ondcrüeunen. - Vader! 6 hij .lijdt zo veel! -- en mijn afzijn, ujw werk vader! zal hem in 't graf florten. ALMOR, ontroerd, Leonora! . . . . x.bono&a. Vader! wilt gij moordenaar heeten ? wilt gij bij uwe dochter «moordenaar heeteoli- ea ik^ezweer u bij den eeuwigen God, dien naam zult gij bij uw dochter draagen , zo baar er nest fterfr^ -AtMtofti -.'-Spaar ütté '"flerke. taal, welke mij de feiel dooft* >©o?t - kat ons c^er uw gein* fprtekca.  ÏEOHp'M.) p^t drift». ' Ja goed, over mijn geluk, ovcï mijne ar.uftaande verbindenis mtt mijnen; Viiend, (è mogt dïe verbindenis onder uwe goedkeuring gefchieden!) goed, vader! kom, laat ons fpreeken , hoe ik aan zijne zijde .... Ata o n. Herfenfchimmen mijn dochter'■heifenfcliiaj" men! al kinderen der drift die n yerfcheurt — als gij, bezitfter van een aanzienlijk c^pitael, ea, gehuwd met een jongeling vsn gelijk, of nog grooter vermogen .... leohojla, ■' -Als gij d.m, wilt gij zegg*n, :ramp?ali^ zaic * e.-zeu , n et waar va ter? . ..  (5* ) Gebrek is de vader der wezenlijke rampzaligfeeid; het geld dien van alle aardfche genoegens* , ikomora, Aardfche, vleeschlijke genoegens , maar wie keeft immer zielsgenoegens voor ge:d gekocht? — neen vader J geld maakt niet gelukkig als men ■waarlijk ongelukkig is - doch blijft gij in ttw ontwerp volharden, dan zal iic niet ongelukkig 'worden; want de dood zal mij uit uw geweld rukken; mijn dood zal die van mijnen braaven jongeling ten gevolge hebben , en in de eeuwigbeid zullen wij zaaien gelukkig weezen, in de nabijheid , voor het ,aangezichte van eenen Gód, die niet anders dan het geluk van alles wat Hij gefchapen beeft kan willen. Deeze en diergelijke gefprekken meer, had ieosori met haaren vader, dan, dezelve  konden hem niet doen afzien van het plan, dat hij omtrent haar had gemaakt, des bleef hij in zijne handelwijze volharden , en onze gelieven bleeven ongelukkig. Intusfchen herfïelde er nest van zijne zieftej doch naauwlijks had bij het krankbed verkten, of, fnoode bedriegerijen, waarvan zijn vader het flagtöffer was, plaatfttn hem in den rang der behoeftige» - dit echter deed hem aan de ftandvastigheid van leosoraniet wanhoopen; » zij zal mij blijven beminnen " , dacht hij , „ want zij bemint in mij, niers anders dan mij j., zeiven intusfchen was deeze zijne omftandigheid , die ook ter oore van den vader van leonora was gekomen, een nieuwe drangreden voor deezen, om bij zijn befluit te blijven, en te zweeren nimmer te zullen gedogen, dat zijn kind zig verbond met een fchamei jongeling, thans niet eens tot den burgerftand behoorende-Nuttïge, en tevens vervloekte fchatten! wie zal uwe waarde, en tevens uwe fcha.delij! ■tAiRji ware daartoe nog te onbekwaam. De tegenwoordige onhandigheid van e n nest, »crd weldra door hmh, zijne ongelukkige échter medegedeeld, op hoop dat hij daardoor ran hem zoude afzie* j dan deeze mein fprong zodra zij gegraven was. -„ Armoedlarmoedj "zeide *«o»oua, „ eo geluk! Neen vader ik m verlaat hem niet aan wi*n ik met eeuwige ban» den ben verbonden; ik zal hem niet verlaten » ook niet door den dood; zniver van hare ?nl * ik t0t God ^an , en dan zal mijn braave ,, vriend mij, in de eeuwigheid, zijner liefdé ,» waardig kernen." Ar.mor begreep dat hij leonora, zo veel *«geJijk in het gezeJfrhap van frt# jongeiingen moest brengen, op hoop dat één van dee*en haar zoude bekooren , en haar des haaren onnaar doen vergaten - hierin meende hij ook U?&*i*tt vfcéezèavcöéj, lï0S0RA) „ esai^  C »s) wecken, bij afwisfeling in her gcelfcbapvan ze* keie Loüis doorgébragt te hebben, hem met eeseii toon van openhanigneid betuigde, dat deeze haar meest zoude behaagen -- touis was eej» jongeling van aanzienlijken huize, en erfgenaam van groote goederen , maar tevens een braaf en waarlijk beminnelijk , een recht edel jongeling leonora had hem weldra doorgrond, en 'er verliep maar weinig tijds of hij was de vertrouweling van haar hart, naamlijk ontrent er nest en haare- liefde voor deezeb 5 en of-' fchoon toois haar waarlijk beminde, had h:j; echter te veel deugds om haar met geweld, of liever door de geweldige hand van haaren vader uit de armen van haaren hartvriend te rukken j ia tegendeel, hij werd haar vtrtrouweli- g niet al.' leen, maar zelfs haar redder - hii weid de boodfchapper tusfchen haar en haaren beminden jotv geling, ja i-ok was hii het die hen beiden het middel verfcl-afte om elkander* bi z'iri , in zijne tegenwoordigheid te genieten. Lsoboja werd nu eeu geheel andere dochB 5  C-O ter, vrolijk, vriendlijk, ja weder als voorheen, de vreugd van haar huisgezin. -- Al mor. , de TOrdwaalde almob, fchreef dat alles toe aan haare genegenheid voor louisj daarom aarfelda hij niet, deezen van eene huwelijks voltrekking te fpreeken; doch de fchrandere jongeling wist zulks , onder de waarfeïiijnelijkfte voorweudfels te ontduiken; tot zo lang dat hij leonora met haaren eRnest in verzekerde bewaaring gefield had --de zaak in dien ftaat gebragt hebbende, openbaarde hij alies aan almor , die hem we! zijne wraak en vervolging zwoer, doch dezelve in geene werking Uonde brengen , om dat louis zijne maatregelen al te wel had genomen, hij bleef, flhranderlijk, in alle gevalle, flixhts vertrouweling en geen fchuldige. Laat ons kort zijn., mijne Leezeresfeti' gij bemerkt tog reeds dat l e o n o r a gelukkig is; dat was zij, ja, en zonder een vleien te brengen op haare deugd, van welken kant gij die ook rooogt verkiezen te befchouwen '•- Almor begreep na verloop van eenige, doch weinige maandeoa  ( 37 ) «xt hij nimmer zijn ontwerp tot ftand zoude kunnen brengen, derhalven wendde hij alles aaa wat mogelijk was om zijne dochter met haaren minnaar, te doen wederkeeren , onder belofte van te zullen toeftaan, dat zij met e.kander een wettig huwelijk aangingen - de gelieven ontvingen dit bericht; doch i.eonor.a begeerde daarin niet te bewilligen , zonder der wereld maar vooral geheel haare famielje te doen blijken, dat alleenlijk zuivere liefde haar, in geheel haar voorbefchreven gedrag had beftuurd ; zij verklaarde derhalven, (en er nest ftemde 'er van harten in,) dat zi; niet begeerde wederrekeeren, in de armen, van haaren vader, dan onder belofte van zijnen kant, dat hij het aanzienlijk capitaal, waarvan hij de werkelijke bezitter was, met haare hefchrevene toefbemming , bij testamentaire defpofitie vermaakte . . , niet aan haaren in de daad dierbaaren loüis; hiertoe had zij haare dringende redenen, die onze Leezeresfen zekerlijk ook wel zullen inzien , haar harwriend was in haare oogen wel een engel, maar met dat al was hij niet meer dan een  ( is ) aVerjsch, die - stervelijk was .3 dat haarvader dan zijn capitaal zonde vermaaken aan zeker be» flaand inftitut voor de opvoeding van mt-isjensj „ Dan,'» zeide zij „ zal het geld dat mij zou i„ moeten aaubefterveh wezenlijk nut doen; en „ ik zal~het genoe-en hebben, dat ook de on„ befchaamdfte berisper zal moeten zeggen, „ tiONOS a heeft fraare fcftatten aan haare „ zuivere liefde opgeofferd - ik vertrouw op „ den ijver en bekwaamheden van mijnen êrs, NEST.»* " Langen tijd verliep 'er, een almor in deeze voorwaarde begeerde te Hemmen,- djch eindelijk was hij daartoe genoodzaakt .. cn leok o r a begon haar huwelijksleven, met de goedkeuring van allen die haar kenden.  DB ƒ O B o 8 ECHTGENOOTEj E ■ BEDIOEFDE MOEDER. i>'taak uw fchreien, dierbaar kindjen *c opent in uw moeders hart, Afgefolterd door haar lijden , weèr een nieuwe bron van fmart, Als ge uwe oogjens hebt gefloten of hoor 'k Hechts uw fchreien niet, Dan houdt mij, alleen uw vader bezig in mijn zielsverdriet -  C 3» ) . Maar doet gij me aan u ook denken-, ^ ° dan wordt mijn last te zwaar j fla Want dan zie >k mijn dierbaar kindjen in het jammerlijkst gevaar Zonder vader ommezwerveudj blootgefïeld aan alle hand Die *t wil grijpen; 't neêr wil ploffen, " ia een poel van ramp en fchand - Wat weet moeder van de wereld? neen ik heb haar niet gekend, En veelligt is dat wel de oorzaak, van mijn jammerlijke elend - j Hadde ik, als wel andre meisjens 2e met de losfe jeugd gewoeld5" deJ 'k.Had misfchiea ook minder wonden, thans in *t lijdend hart gevoeld kei Hadde ik met de jonge knaapen, rond gezworven in hunn' kring, 1c Had geweeten, dat niet alles liefde is bij den jongeling, h Geen hij voorgeeft zulks t« weezeu; jaaar,. mijn kindjej ik wi5t van nietS)    I "jrjra. cd e cLe 3? *   C3« ) 1c Haf geheel geene ondervinding, daarom thans'zo veel vetdriets — 'k Bragt een deugdzaam hart ten huwlijfc, hart vol ongeveinsde min, En juist in dat deugdzaam weezen, ja daar fchuilt mijn rampfpoed in j Minde ik niet, ik zou niet treuren, nu uw vader mij verlaat, ]Nu hij mijne oprechte liefde elders allerfnoodst verraadt Reeds drie uuren! . , . ook de flageir, van het uurwerk moorden mij God, wat heb ik veer te lijden! wees barmhartig! maak mij vrij.' — 't Kost uwe almagt Hechts een' adem, en mijn banden zijn geflaakt -Slaak dan, Haak barmhartig wezen! geef mijn ziel daar zij naar haakt -Hoor, verhoor eene echtgenoote.... neen Gij hoort niet, en ik loof, CJij Haat de oogen op mijn kindjen , :  c 30 en blijft voor zijn moeder doof — *t Moet voor >c minst zun modder hcuchtt, nu zijn vader, heel verward, In den flrik van vreemde liefde, dolken ftoot in 's moeders hart <•»k Ben gehoorzaam, *k blijf llandvastig aan mijn lieve wicht gehecht, Dan, vergeef mij Hechts mijn treuren! immf-rs is miin hart ontzegd, Alles wat het zig voorfpeld heeft? 'k meende ik ware eene echtvriendin, Dan 'k was flechts bedrogejinge, fpeelbal van onknifche min; Maar intusfchen blijf ik moeder, ja, en 'k zal ook moeder zijn, Mooglijk dat dit teder wichtjea » nog mjjn wreede hartepijn, Na verloop van weinig jaaren zal geneezen o wie weet, Of het mij niet zal verzoeten al het jammer dat ik leed. .. »t Heeft zijn' vader wel verloren, maat  C 35 ) maar »t verliest zijn moeder niets 'k Zal mijn droeve ziel bepaalen bij een maate van verdriet; O ware echter die niet noodig, kwam' mijn halsvriend tot zijn' pligt; Keerde hij weêr tot de moeder, weer tot haar onnozel wicht; Weêr om nooit weêr aftewijken , al mijn weenen waar' gedaan, 'k Zou met opgefteken hoofde, als een vrijgemaakte ftaan — Kende ik flechts die kunst der liefde-, die het mannen-hare bepaalt, 'tWaar» voor mij, bij 't eerst verfchijr.en tot mijn dood gezegepraald; Doeh, 'k ben gantschlijk onbedreven! Deugd verzelt mij in de min, Dan, daar meê kon 'k niet behaagen- ls daar dan geen zoetheid in ? Wreede foltring dan, ik zwijge, 'k onderwerp mij aan mijn lot; 'k Stel mija lijden , zonder morring, C  C 34) in de handen van mijn» God — Evenwel, 'k mag tog wel weenen.,.. ftil — nu flaapt hec lieve kind, Süepe ik ook! — och ja ik fliepe, hadde ik ncoit oprecht bemind. A A N LUC. ■Moet men zijns gelijken trouwen? Is dit ook uw leer mijn vrind? O dan wordt gij nooit bemind, 1 Want in't breed getal der vrouwen s Is 'er geen, geloof mij vrij, Die zo fchandlijk leeft als gij.  E L I S E. In den burgerkring geboren Leefde elise waarlijk vrij, Niemand deed baar 't morren boores, Van gevloekte dwinglandij — Reeds in 'r opgaan van haar dagen, Kreeg zij fm'aak in zuivre deugd, Deeze ook kon haar fieeds behaagen, Wijl zij flecds het hart verheugt; Want in mijne e lis u's oogen Voert de deugd geen zweep of dolk, Laakte nooit de deugd het pocgeu, Yan het ongeoefend volk — C 2  C 36) Gcdjdienst had elise ontvangen, Van »t natuurelijii verftand, Den beperker van 't verlangen, Dat de zoete rust verbant — God had haar gevoel gegeven, Zij wis vatbaar voor onbewust hoe lairj wij nog zal<  ( 41 ) len leeven > dat is onbetwistbaar zeker; maaT dat wij niet zter lang meer kunnen leeVen is eveu zeker; (want de langde tijd vliegt voorbij als eene fchaduw;) en evenwel maaken wij vaak fchikkingen , als of wij nog zeer lang zouden leeven; het maaken van die fchikkingen bekommert ons, daaronder krommen wij ons; daarbij ontzeggen wij ons de aangenaamheden van het leven , en onze fchikkingen zijn nog niet ten kalven voltooid» of — wij fterven. Dikwijls haaten wij iemand, om gebreken die wij zeiven hebben •- men verwijt zijne naasten vaak bedrijven, die de onzen zouden weezen, zo wij ze flechts konden doen , en met dat alles verwondert men zig , hoe haat, en verwijting kunnen- vergrammen. Hij die gelooft dat geheel de wereld de oogen op kern geflagen houdt , zal zeldzaam iet C S  ( 42 ) kwaads bedrijven; en zo zal iemand die gelooft dat niemand hem ziet, zeldzaam iet goeds doea. Veele lieden verzekeren ons dat al het weeten *t welk men met mogelijkheid kan opgaêren. ijdelheid is, alleenlijk op dat wij zouden befeiTen dat zij zeiven veel geftudeerd hebben, en weeten waaraan men zig moet houden. GRAFSCHRIFT VOOR ZEKER KUNSTENAAR. •Hier ligt een mau, ia zijnen kring, Zeer zonderling, Een rijkaart — hoe! — is dat zo raar? Neen zeker! maar, Hij was uitmuntend kunttenaar, ls dat niet raar ?  HET KIND BEMINNELIJK dook, OPVOEDING, of, DE GEVALLIGE ONTMOETING. J? Dus verre op mijne dagen gekomen zijnde, „ nog te moeten rondzwerven als een fchip„ breukeling, die door de woedende baaren op „ een onbewoond eiland geworpen is ; God • „ wat zijn uwe oordeelen geftreng! — gij wreekt ,, de deugd,met al de verbolgenheden van uwen i, toren! " — Dus fpnk ae oude harpax, toen hij z'g. op zijn omzwerven in het diepst vaa een bosch bevond, en niet wist werwaards  C 44 ) «pe treden te wenden om menfchen te Tboen - „ In mijnen (laat van hoogheid,'-» zeide hij, „ heb ik hun die minder dan ik met gelat* „ goederen gezegend waren, veracht; i*meende, » de meerdere had den minderen niet noodig. „ maar de mindere wel den meerderen; dee/en " moeste« «ruipea , en op den eerden wenk „ van de hand vliegen-thans, van alles beroofd , „ zucht ik naar het bijzijn van een mensen; zie „ ik reikhalzend uit of zig niet hier of daar het „ laage dak van een fchamel huren opdoet, „ waarin ik mij zoude kunnen verpoozen van „ mijn omzwerven , welks bewooners ik om „ een teugjen waters, en een beete bioodszou„ de kunnen fmeeken -- God! wat is hij dwaas „ die op (laat of goed betrouwt! nimmer, dacht ik, konde ik verliezen het geen ik bezat; „ niets, meende ik, konde mij uit mijnen ftand ,, bonzen, en zie daar mij geheel zonder vermo,, gen; zie daar mij zonder ftand, zonder bezit„ tingen , vcrknger.de om in de armen van de „ kinderen der nooddruft ontvangen te worden — „ o mij ongelukkige!"  C 4S ) Deeze uitboezeming van klagten zoude zekerlijk van nog anderen gevolgd zijn geworden, ware HARPAxniet ten blijdften verrascbt, door het zien van een kind, dat hem naderde, terwijl het zig bezig hield met eenige bloemtjens tot een aartig tuiltjen te binden. Verrukt op dit gezicht, trad harpax naar 'c bevallige mietje, (dus was de naam vau het kind,) en zeide: Lief meisjen! — zijt gij óók in dit bosch verdwaald ? mietje, lagchende. Verdwaald! oude man; hé neen! wij woonen 'er in -- een laantje of twee verder, ftaat het huis van mijn' vader. H A.S P iX, verrukt. God zij geloofd I  C 46 ) Mietje, ecnigzins verbaasd. He' oude man! zijt gij daar zo blijde om? harpax. Ja, lief kind ! en metred,n.- ik ben in dit bosch verdwaald. v MlÈTJI, O dat 'Sniets' wjj hebben zo menig verdwaald reiziger te recht geholpen; en da is immers ook onze piigt ? harpax. Ja meisjen! maar alle mensch betracht niet altoos zijn' pligt. MIETJE. Dat komt, goede grijsaart!... dat komt...wacht ik zal u aanftonds zeggen hoe het komt. (Zy baalt een boekjen uit haar' zak, doorbladert hetzelve, »n de gezochte bladzijde gevonden hebbende , leest *v0 >, Dat komt, Vadertje) om dat de measch  (47 ) „ zwak is; meer zwak dan boosaartig; want „ alle menfchen komen goed ter wereld, maar ,, fommigen v orden bedorven , om dat zij de verleiding niet kunnen wederftaan " -- Ziet gij vader 1 daarvan daan komt het dat fommige menfchen hunn' pligt niet betrachten. H a r p A x. Gij hebt mij een fraajeies voorgelezen , kind. lief. MIETJE. Ja maar, Papa! het fraaifte komt no^f achter aan - hoor; dit volgt 'erop: -r „ Daarom moet „ men medelijden hebben, met allen die niet ,, deugdzaam zijn; men moet hen door berisping „ en verachting niet verbitteren ; maar door ge. ,, zonde reden trachten te verbeteren." j h a r p a X , verrukt. Welk een lief kind! - En zoudt gij zo oroïrent een deugdloos measch doen, meisjen?  C 4*) mietje. r Wel zeker, oude man! — wacht, daar heb ik iet moois op ! (Na neder een plaats in haar boek' jen gezocht te hebben:) ,, Die den Broeder zijne zonden niet vergeeft; kan ook van God geene vergecving van zonden verwachten " — wel vadertje! wat zegt gij daar vau? — is dat niet wat moois? harfax, Gij zijt een bevallig kind - Hebt gij nog ouders ? mib t je. Wel ja, oude man ! {lagcbende:) zou ik alleen in 't bosch woouen? h a r r a x. Denkt uw vader ook zo ? mietje, met verwondering. Eb hoe zou hij anders dit boekjen hebben kun-  C 4P ) I kunnen maaken ? -- het ij vol gefchreven met alles wat ik moet doen 5 en hoe ik moet derken om geltikkig te leeven — zie, en wilt gij eens ; hooren, hoe ik omtrent een' vreemdeling moet 1 leeven, zo ik bemerk dat hij mijne hulp noodig 1 heeft? bij voorbeeld omtrent u; want uaar ifc kan zien , zijt gij lang na niet rijk -- zie maar eens hoe uw rok gefcheurd is! en wat hebt gij Hukkende fchoenen aan'—hoor: dan moetik vraagen ... wacht: (Weder in haar boekjen bladerende.") ja, op deeze pagina moet ik weezen — ik moet vraagen — Oude man hebt gij ook honger? HARPAï, weenende. Ja kind - lief, MIETJE. Stil— ja zegt gij?--dan moet ik n ook wat geeven -- lust gij wèl verfche eieren met eea boterham? - o dat fmaaktzo lekker! Haepai, Ea zit ik die gaarne ste ? D  ( SO MIETJ E, Dan zou ïk e een half douiijn eieren naaien» BiRPAX, Gij zoadt 'et uwe ouders om gaan vraagen , «eert gij. MÏET JB. Neen «een, met gaan vraagen - mijne.ouder» hebben niets, of 'tfcomt mij ook toe --hoor; daar1an heeft vader dit gefchreven l (Zij [laat weder •ene andere bladzijde in haar boekjen op:) ,, De goederen deezer wereld, waarin zij ook mogen beftaan , hebben geene andere eigenaars ,3 dan de menfchen in ft gemeen , die te wei„ nig heeft moet ontvangen v.m dien meer bezit * dan hem bebofft; dat is waare broederfchapj ,, dat is waare Godsdienst ** -- Ziet gij Papa? de eieren, die wij bij menigte Jkebben., en dagelijks meer krijgen, bébooren mij t» iKfit toe als fflijM; vader en moederj en gij  ( 5i ï hebt honger, en gij hebt niets te eeten; daarom moet ik u van die eieren geeven , ziet gij oucie man? anders leefde ik niet naar de lesfen van mijn lieven vader. Nog een geruiraen tijd brsgt harpax dn* praatende met het bevallig mietje door; daarna geleidde het kind hem naar het kluis haare? ouders, en hier werd hij vernederd; hier vtrwde de leevendigite fchaamte zijne kaaken ; hier ftortte hij traanen van waar berouw; hier floot hij den uaauwften vriendfchapsband , en keerde weder op den boezem der menscbheid , en ia den kring der menfchen terug. Goed en vriendlijk werd hij door de ouders van het meisje ontvangen , en het duurde niet lang of hem werd verblijf in hun hutjen aangeboden , zo lang *i hem zoude goeddunken, fïa weinig tijds verloop, vroeg bijnaar de oorzaak, die hen'in dit bosch gevoerd had, en 'ei hun verblijf in deed houden - Die oorzaak , zeide de Vader van mietje , heet VrijheidsD 2  C s«) liefde -- hadde ik mij kui nen krommen onder het jok van tirannen, ik zoude mogelijk met hun op de ftoelen der eere gezeten hebben Op deeze woorden verwde het gevoel de kaaken van ha rpax met de kleur der fLhaamte — ,, Verhaal mij," zeide hij, ,, verhaal mij wat u om uwe liefde voor de vrijheid is gebeurd." „ lkhad,"antwoordde de braave boschbewooner, „ een leevendïg gevoel van den waaren ftaat van „ den mensch, zó tiaamlijk als hij uit de handen van zijnen Schepper is gekomen - de rechten ,, van dien mensch waren door mijnen Vader, „ reeds van mijne vroegfte jeugd af, diep in ,, mijn hart gegraveerd -- en met het toeneemen van mijne jaaren, werd het befef daarvan bij ,, mij uog lecvendiger; dit bragt natuurlijk ten ,, wege dat ik naar die mijne grondftellingen «, leefde; dan, onze Regenten waren despooten, ,, hoe zeer zij zig befchermers der vrijheid noemj, den; ik zag hunne bedrijven, toetfien dezelven aan mijne onwrikbaare beginfelen; en, hiervacwas het natuurlijk gevolg, dat ik in hnnneu -  (53 ) I „ haat verviel - want ik weigerde hunne tiran| }, nifcbe bevelen te gehoorzaamen ftrenglijit I ,, deeden zij mij hunne verachtelijke gramfchap I „ gevoelen,het geen mij deedbeflnïten toevlngt „ bij mijne ftadgenooten te zoeken ; ik vond 'er „ ook veelen die mijne beginfels goedkeurden , 4 „ die zo wel als ik befeften dat zij vrij waj ren, en het eene godslastering genoemd mogt I „ worden, zo men , den vrijen ftand waarin zijne :„ hand ons geplaatst heeft, verachtte, om zig „ voor dwingelanden te buigen -r wij lagen ee„ ne vergadering aan, waarin wij elkander, om „ zo te fpreeien, op het ingeflagen fpoorvoord„ ftn«rden,en wij fleeten onderden invloed van „ de Vriendfchap, van de Broedcrfchap, en van „ de zegenrijke Gelijkheid, de zaligfie Bartjens; „, dan, wat was ons Jot ? - deeze despooten, voor ,„ de eindelijke gevolgen van onze vergadering „, ridderende, joegen ons, met het zwaard der §»' tiran«iij» U!'c elkander-ik, hierdoorvan het zoet „ mijns levens beroofd, en de fterkfte' blijk ,„ ziende dat wij door dwingelanden onderdrukt i„ werden, bragt bittere klagten bij hun in, en _ D3  (54) „ deeze zelfde klagten geleidden mij ineeneake„ lige kerker ; bragten mij op een moordfcha„ vot; deeden mij eene ftrenge geesfeling on- dergaan , en met mijne verwonde rug werd ,, ik, nog vóór zonnenondergang van denzelf„ den fchandelijken dag, ter ftad uitgeleid, met bevel om geheel de Provincie niet alleen, maar ook geheel het Land te verhaten — warj „ van de zamenleeving, en befefFende dat ik te ,, zwak was om mij onder de menfchen in mij- nen oorfpronglijken ftand te herplaatfen, be, floot ik met mijne beminnelijke vrouw , en mijn bevallig dochtertjeu, mijne dagen in een ,, bosch te gaan doorbrengen -- dit befiuit bragt „ ik ter uitvoer, en hier zijn wij gelukkig; hier zijn wij vrij — hier leeren wij elkander, hoe „ best het gevoel van 't grievend ongelijk, ons aangedaan, te fmooren, en onze beulen hunne „ misdaaden te vergeeven — moejelijk gaat zulks „ echter omtrent den wreedaartigen borger** ran, deu God - ontëerendeti fiar p a x,'' Naaa>wl'j.W had iiarpax, door geheel het  C 55 ) verhaal van den boschbewooner, reeds tot in de ziel beroerd, zijnen naam gehooid, of hij vloog met drift op, plofte zig voor de voeten van den braaven vrïjheidszoon neder-, en riep. nit - „ Vergeef! vergeef! edel mensen! -ver„ geef ook habpax, ditu gij aan uwe voeten „ ziet, zijne tirannij - hij is reeds geftraftj „ God, de Vrijheid hseft hem geftraft." Men befeffe wat verbazing het bosch-gezin bij dit tooneel beving - echter volgden 'er gcene blijken van verachting; maar veele blijken van deugd , ea de betuigingen van een brandend verlangen om te weeten wat harpax uit den zetol had doen vallen -- „ Uwe ftadgenooten antwoordde deeze hier op,.,, hebben den door »> u opgenomen e taak hervat; en zo veel aan,, hang gevonden, dat zij tot eene. vokomenc revolutie zijn ove-rgnas ; zij hebben de ons befchermeiule krijgsbenden, of tot hun ducn. „ overloopen, of3 met den fabel in den vuist ,, ter ftad uitgejaagd — wij bevonden ons ia „ het dringendst gevaar, het weik ik gelukkig D4  ( 5'°'e ?3 O  uttxixo elxjri »  1» 2 BLOEMKOORD BKR V R IJ H E i a I ln de tuin van de beminnelijke chariotïe, i"waren verfcheide lïandbeelden geplaatst, allen of zinfpeelende op de grondftellingen van de Leere i der Vrijheid, «ƒ 'twaren de beeldenisfen van uit1 muntendeVaderlandfche mannen en vrouwen, als die van cl acditjs civilis, kenap has~ I «blaar, hdig na gïoot, oldenbar! Nevels, en anderen — wegens de opvoeding die  (ö4) charlotte gehad had. en de gevoelens die haar daarbij waren ingeprent, was deeze tuin haar een oefenfchool van verftand en deugd, en een paradijs van vermaaken - meesttijds bragt zij haare uitfpannings-uurtjens in dezelve door, en als zij haare geliefde Vaderlandfche Gtfcbiedenis had beftudeerd, ging zij de beelden in haare tuin bezoeken , om , onder het befchouwen van dezelven,het geen zij gelezen had te herdenken, en bet daardoor te dieper in haar geheugen te prenten,of, de beelden dienden haar, om haaren befpiegelenden geest te doen opleeven , waarvan alsdan het gevolg was, dat de rchoonfte gedachten haar ftreelden , en haaren vasten tred op het pad van verfland en deugd vocrdftuwden. Onder de zinnebeeldige gedaanten welken haaren tuin vercierden, bekleedde die der beminnelijke vrijheid wel dè eerfte plaats in haare achting — in de befchouwïng en befpiegeling vau dezelve konde het Vaderlandfche meisjen zig nimmer naar genoegen voldoen — chab totte ftond ook bijna dagelijks voor dit beeld, zo dat  dat zij ongemeen aan 'c zien van hetzelve ge, woun was , en desniettegenftaande meende zij ,dac de beeldhouwer 't fcheoner had kunnen maaken; wat 'er aan te verbeteren ware wiste har. lotte niet, maar *t ftond haar niet volkomen. ;jaan, dit was zeker — zij fprak 'er over met haa;ren vader, aan wien zij haare fraaje opvoeding *n weetenfehap te danken had; doch het beeld (Volkomen naar den zin diens verftaudigen mans izijnde, en daar craslotte niet konde zeggen, wat zij 'er eigenlijk wel gaarne aan verbeterd zoude willen hebben, konde hij haar in deezen gevalle niet vergenoegen: „ Zeg mij, doch» „ ter: "zeide hij „wat gij begeert dat aan het beeld „ der Vrijheid veranderd, verbeterd worde, en „ de bekwaamfte bijtelkunftenaar is tot uwen „ dienst" — dan, gelijk gezegd is, charlotte had niet volkomen vreê met het beeld, doch zij konde volftrekt niet zeggen wat 'er aan mauderd behoorde te worden. Op zekeren tijd weder voor hetzelve in overdenking zijnde, kyvam zij op de gedaclite d»ë £.  c *t> aile binder weggenomen zonde weezen, zo het bee'd op eene of andere wijza vercierd ware het is zo dood-eenvoudig gekleed, zeide de bevallige cHAHom, en dit zal het denkelijk; weezen dat mij hiadert; de gewoonte van onzen tijd heeft ons oog reeds aan zo veelerleie vrouwlijke cieraadjen gewend', dat zulk een eenvoudig gekleede maagd , ons zeker niet als hoogftens bevallig kan voorkomen, en hoogftens bevallig Moest echter de Vrijheid voorkomen ; want irj alle haare eigenfchappen i, zij bevallig kom, voer zij voord, laat ons de Vrijheid vercieren, «o zij zal eene veel verrukkea'der gedaante aansieemen — Dan, waarmede verdere ik haar? — »et onze modifche ftrikken, cocardes? met ee» j cintuur,bandelier, een halsketen*,,., neen ueenJ althans geene banden of ketens: ■ Vrijheid moet geen kluisters draagen, Deezen doen haar zeker klaagen; Op een jammerlijken toon, — 2»onder kluisters is zij fchoon,  ( «7 5 Ook zijn, vervolgde charlotte, alle onze hedendaagfche cieraadjen zeer flecht oveie'énftemmende met den tijd van haare geboorte... maar de tijd van haare geboorte is de tijd der fchepping — het eerfle zegenand woord , .dat God over het fchepfel in 't algemeen uit/prak, was zekerlijk, gij zijt vr ij — wel nu, dan kan ik niet beter doen dan haar verderen, gelijk de fchepping vercierd is, naamlijk met bloemen — dit blijve zo.. Van het oogenblik deezes befluits af begoa c har lotte een alleraangenaamst gefchakeerd bloemkoord te flrengelen, en zulks tot eene genoegzaame lengte verricht hebbende, om* hangde zij 'er haar lievelingsbeeld mede. Dit beviel de deukende charlotte ongemeen wèl; het beeld had, meende zij, nu een.' ongemeen veel bevalliger voorkomen, waarvan, het gevolg was, dat zij het nu nog meer dan eertijds bezocht — iet vond zij 'er na verloop vin eenigen tijd nog aan. te verbeteren , naamlijk datE 3.  ( 6S ) zij op ieder voet van 't beeld een roosjen plaats» te; want zeide charlotte: Wast de Vrijheid treedt op roozen, 't geen haar pad behaaglijk maakt; Ook voert ze op dat pad van roozen, die voor haar in liefde blaakt. Verfcbeide zomers heeft het beminnelijk mers« jen zig bezig gehouden met het vernieuwen van de cieratdjen der bij haar zo geliefde heelde•nis; dan, in geheel den zomer dien wij jongst beleefd hebben, heeft zij geen bloemtjen aangeraakt , om 'er de Vrijheid mede te verderen — nog is dé koord van herfstbloemen , des voorgaanden jaars, geheel verdord en verdroogd om het beeld geflingerd, en charlotte fmaakt niet meer zalige uurtjens in 't befcliouwen van *t zelve; integendeel, zij nadert liet thans niet dan om 'ertraanen voor te plengen; zij heeft het esn zwarten armband, ten teken van diepe rouwe om den net gevormden arm gedaan , en ep haar verzoek , heeft baar even tre«rigeu vader      C*9> liet in zo verre laaten veranderen , dat *er ee«e wonde in de borst is, waaruit een breede flraal van bloed vloeit — Ook is tegen over het ontcierde beeld der Vrijheid, dat der doemenswaardige Ariftocratie geplaatst, gewapend met pijl en boog, waarmee hét op de Vrijheid mikt! Van waar, jonge Leezeresfen! van waar, deese verandering? -- zo gij waarlijk vrijheidsdochters zijt, zult gij allen , als uit e'éaen monde antwoorden—,, Van den tegenwoordigen Haat ,, der Godinne , der beheerfcheresfe van ons „ hart; ja waarlijkl baar borst is door de Ariftocraue doorwond; haar dierbaar bloed vloeit 'er ftroomswijze uit, en het floers der treu,, righeid is 't geichiktfte »t welk haar toege,, voegd kan worden" .... Genoeg jaigdi^e Vriendinnen! - gij hebt gelijk: Onze Vrijheid draagt geen kluisters, echter is haar borst doorwor.d, Door deu fmeeder van de kluisters, die haar nooit behaaglijk vond a jE3  C 70 ) SchOOtl hij ZOng»: Lang leev* de Vrijbeidl Ja hij zong, maar flechts in fchijn Vrijheid kan hem niet behaagen, kou niet veilig voor hem zijn; Ee is een maagd, niet rouw maar teder, op haar zelve zonder kracht; In den bijftand van haar kindren, ja, daar in beflaat haar magt»,i; I En die kindren! — och vriendinnen! ftaat mij 't vonnisfpreeken vrij? I Wie, wie zijn die vrijheids-kindren ? — zeg wie anders toch dan -- wjj? I God vergeeve oi s onze koelheid, in deez' fchandelijken tijd; I Tijd waarin de lieve vrijheid, zo veel ramps en kwelling lijdt « Niemand onzer vliegt te wapen , op het hooren va» haar klagtj % En alleen tog in haar kindren, ja, daarin beftaat haar kracht•« j £ Waar' gewis de zaak der mannen, die der lui aap en van ons land,  ( 7l ) ©m haar vlocjend bloed te ftelpen, met een onverfchrokken hand} Dan, wij minnen laffe knaapen, mannen zonder mannen-moed; Zorgloos liggen zij te fluimren, daar cle lieve vrijheid bloedt, Diep gewond door heersdizuchts flaaven, fchandüjk kroost van eigenbaat, Dat \aak zingt: Lang leév' do Vrijheid! maar baar ook met wouden flaat — JMeisjensl laat de'knaapen fluimren; immers zijn zij ons niet waard'? Laat ons zelv' de vrijheid redden, met het blinkend helden-zwaard; Laat ons allen kenac's weezen, tot befchaaming Van de mans; Dan zal vrijheid zelve ons eieren, met den edlea burgerkraus. Ê 4  >IÜISGEZIN, ONGELUKKIG loeft céa* BOOSWICHT, Ia zekere academieftad had de grijze en braave iiziMoTr zig mee der woon nedergcflagen, op dac fredrik, zijn beminden kleinzoon, welke ter dier ftede fludent ^ geworden , onder zij. »e befcherming zoude blijven, en minder bloor- j ftaan voor de verleidingen van de losbandige ', academie - jeugd,  C 73 ï Nog maar weinig tijds had de jonge frè* Brik ter hooge Schoole gegaan, of éea zijner inedeftudenten, de bevallige, maar tevens fnoode ï. o d e w ij ic, wist zig zo diep in zijne vriendfchap intedringen, dat deeze hem aanbood, bij zijnen Grootvader te komen logeeren , het welk hij hem verzekerde dat de oude man , ter zijner gunste, ge w illiglijkzoudetoefiaan«iodewijk fterade in dat aanbod , en was ook weldra de huisgenoot van zijnen jongen vriend fredrik, dien hij intusfchen alleenlijk vriend noemde, om, (zó fnood vanharcwasdefchandeüike knaap,)ora hem van het pad der deugd afcebrengen, hem zig gelijk te maaken, en des zig zeiven aan die akelige oogenblikken te ontrukken, waarin de deugd van frebrik hea over zijn wangedrag deed bloozen. Fredrik had eene zuster, marïanhb genaamd, een meisjen zo fchoon als deugdzaam en bevallig , ook deeze was den grijzen nzimon naar de academieftad gevolgd, en verftrekte hem in het huishoudelijke ter vrouwe, E 5  \ . Nietnaod zal zig verwonderea als ik zeg dat % ode wijk, zo dra hij de fchoone marianSe gezien had, ook befloot haar tot een prooi van zijnen altijd brandenden wellust te maaken : met den tegenfhnd van haaren deugd lachte hij; de deugd des grijsaarts kwam hem als veel gevaarlijker vijandin van zijne oogmerken voor, en hij vond geen ander middel, om dezelve niet te behoeven te vreezan, dan haar door eene fchijnbraafheid te verfchalken — hier toe liepen veele omftandigheden den fnoodaart ter gunite zameii — hij was rijk, had altoos overvloed van geld, en lizimom leefde in eenen bekrompen ftastj dien ftaat dan, op veeleileie wijze, zonderde deugd aanftoot te geeven , te verligten — dit zoude, zo was zijn befluit — zekerlijk gefchieden — f rede. ik, zijn jonge vriend, was wel braaf, maar hij had hem echter reeds genoeg doorgrond, om te kunnen befluiten dat hij ^vatbaar was voor verleiding : het deelgenootfchap in een losbandig leven., zoude den jongeling te nader aan hem verbinden, (want zekerlijk verbindt hetzelve fterk,) ja ongetwijfeld tot zo  (75 ) verre, dat bij hem behulpzaam, althans niet hïa» Eerlijk zoude weezen, in zijne oogmerken omtrent de bevallige marianne -- ook dit zoude gefchieden , en de wegen daartoe werden terftond ingeflagen. Waarom, lieve Vriendinnen ! waarom is ons niet het vermogen gegeven om te kunnen zien, ^at aan deezen of dien kant een fchandlijk boos•wicht op onze onfchuld loert ?—waarom ... dan 5 wat kunnen wij niet al vraagen! — gaan wij liever met vernaaien voord. De fchandelijke lobewijs wist zijne linkken zodanig te leggen, dat geheel het huisgezin van lizimon 'er inviel: 01 der allerleie voorwendfels bezorgde hij hem een ïuimer leven j de vriendfckap , en hoogachting voor de deugd, waren de masques waar achter de fnoodfte ondeugd verborgen werd — l©dewijk werd de vriend van het huis , en de boezemvriend van ïredr ik, dien hij zelfs zo verre had weeten fff brengen, dat bij hem toeftemde , de zoge-  C ?6 j naamde buitenfpoorigheden der jeugd , wareit flechts buitenfporigheden in de oogen der ver» fufte oudeu, die ia hunne jeugd zekerlijk hetzelfde gedaan hadden, eigenlijk waren het uit» fpanningen, bij de grijsaarts veracht, om dat zij voor de genieting van dezelven niet meer vawbaar waren. Deeze grondftellingen welken door Fns« Dantnu geheellijk omhelsd waren geworden, deeden hem ook de veinzerij van lobewijk, ca van hem zeiven niet minder, als zij zig in den boezem van 't gezin bevonden , goedkeuren,en ja zelfs op allerleie wijzen onderfleunen. ' Ziedaar dan, jeugdige Vriendinnen! ziedaar ti dan voor oogen gefield een oorfpronglijfc deugdzaam hniigeziu , maar tevens 't fla^toffer van één* fchelm, en bijna gelijklijk, doch even I vergeevelijk , fclruldig , door vertrouwen, ea vatbaarheid voor waare braafheid en vriendfehap, Wat cu, meent gij, was het eerfle gevolg vatt  C77 3 xïeeze onberispelijke ligtgeloovigheid?.... ö gij zult dat gevolg reeds voorfpeld hebben, en uwe hanen zullen geeue fchuilplaatfen voor den doemwaardigen l ode wijk, wèl voor de ongelukkige m a r ia n n e weezen-- och mogt zij van die fchuilplaats gebruik hebben kunnen maaken!-- dan, haar hing een veel akeliger lot bo«yea *t hoofd. L o d e w ij k , ia een oogenblik dat hij zig met de buitenfpoorigfle vermaaken bezoedelde, openbaarde zijnen vriend den ftaat waarin zijne zuster zig bevond; dat hij de laatfle gunst van haar had genoten — fredrik hoorde zulks niet geheel onverfchillig aan; doch ook niet met die aandoening welk , onverleid gebleven zijnde , zekerlijk in zijn hart plaats zoude gevonden hebben; hij fprak van een aanflaand huwelijk , als het gevolg van die buitenfpoorigbeid — ,, Maar! —zot <»' antwoordde l ode wijk hem hieropi't is goed te zien dat gij nog eennienwel ing zijf; wilt gij uwe vermaaken zo duur koon pen, dan tnoogc gij de zoetheid deezes ouder-  „ raaanfchen levens vrijlijk vaarwel zeggen , erf „ den mantel omhangen — geloof mij, ik weet ,, bij ondervinding dat 'er wegen genoeg bij de „ ervarenheid voorhanden zijn , om de zoge» „ naamde fchande , aan het verleiden van een „ eerlijk meisjen gehecht, te ontduiken." Fredrik flond op het: hooren van deezé woorden als van den donder getroffen -- op ééns keerde de deugd weder in zijn hart, of liever deed zij aldaar weder haare beminnelijke ftem hooren, want zij was uit dat braave hart niet geweeken; l o d e w ijk was alleenlijk knnftig genoeg geweest, om haar in hetzelve een blinddoek aantebinden — met diepe verachting zag hij op lo de wijk neder, en greep de eerfle gelegenheid aan om zig naar huis te begeeven. Maar ook werd de eerfle gelegenheid door Üem niet verzuimd om zijne zuster kennis te geeven van 't geen hij gehoord had , en - tevens kon. digde hij haar den dood aan-met eene verfcheurcade levendigheid gevoelde zij wat haar Joe  C7*3 Stonde worden, cn die verfcheuring werkte op haar zo fterk dat zij in eene kwijning verviel, die reeds in den aanvang haar leven dreigde, en. niet weinig gevoed werd , door dat lode» Wijk zig niet ontzag, haar volmondig te zeggen wat zijne oogmerken omtreet haar waren; zij waren te fcbandelijk, mijne Vriendinnen ! dan dat ik u dezelven zoude doen hooren; maar ook die zelfde bedoelde belijdenis, bragt het ongelukkige meisjen , oogenbliklijk, op den oever des doods. Zij had haar' toeftand voor haaren braaven, ea weldoenden Grootvader niet verborgen, en de openbaaring daarvan was eene knaagende worm aan het hart van den grijsaart — hij meende, de vriendfehap, dc menschlievendheid, de edelheid van grondbeginzelen, hadden federt eènïgen tijd zijne ziel verheugfrfdan zij ontmaskerden zig; «p ééns zag hij, dat hij, zig toebetrouwd had, in de handen van^het bedrog, van de fnoodfte boosheid, en van de verachtelijkfte beginrelen-. ïleeze ontmaskering was voor den braavea ouden  ( So ) 'man zo verfchrikkelijk dat hij 'er voor terug beefde, eii in dien eisfelijken fchrik in 't graf ftonte. Zijn dood biagt niet weinig toe om ook dea ■dood van het verleide meisjen te verhaasten\ zij gevoelde baar jongfte uurtjen naderen, op hetzelfde oogenblik , dat lo de wijk, op haare dringende uitnoodiging, zig had verftout haar te komen zien, In dezelfde kamer waarin de braate Grijsaart op het doodbed uitgeftrekt was , lag het ongelukkig meisjen, op een rustbed te fterven — lo, de wijk ftond bij haar, zo ongevoelig als een j fteenen beeld daar zou geftaan hebben -- de be2 drogene fprak nog taal van zuivere liefde tegen hem ; fchonk hem haare vergiffenis, die door Lo de wijk met een glimplach werd ontvant gen -- en die glimplach was als het fignal tot het v openen van het allerakeligst tooneel. ti xi F r ed r ik , die den jongen booswicht bij zijne  ( «i ) 1 zuster had ingeleid, zag de affchuwelijke blijken i van 't geen 'er in 't hart van z. o de w ij k omging, en dat zien beroerde hem tot zo verre dat i bij, den teugel der reden geheel laaiende flippen, zijn degen tro*, en l ode wijk gebood zig te i verdedigen,- dat hij anders, zonder eecig verwijl, een kind des doods zoude weezen. Lode wijk, wel ziende dar alles wat f rebrik zeide, ernst was, ontblootte mede het ! gevloekte flaal, »t welk het flagtöffer van zij ie doemwaardige lusten in 't veiblijf des docdi l deed nederflorten. De jongel'ngen duëleerden voor het fterfbed van 't beminnelijkst meisjen ; van een meisj;a dat , als tene vriendinne van Godsdienst en Deug;!, het oogenblik van haar verfcheiden afwachtte - en, God kent zijne wegen, fredrik ontving een' fteek, die hem, wegens den afftand van het graf, met zijne lieve zuster gelijk ftelde « hij viel op het voeteneind van haar rustbed neder, eo zijn bloed..,, genoeg VrienF  1*""W* »«» de boosheid «„, All " *j" hart, ■nw.UMBHn mi*." 1 "' een bediende on de o;n, ««■P&lfg mtójftn M -. P g,li3n van «et "«^c^ers oaiziende. Niet altoos zm degenen van V , Seid aan den fera> v 3lStgeloovig.. en ka"t va" onze kunne ^nzerij der bedorvene ion. r ^ de hier; maar e^ a^lig   Het iuis^eziiriL ouwelui    § A L O M O N, Breekt de lenden uwer kindren, was uw fpreuk, ontsachlijfc Hee.rJ; Dan, gij hebt iet kwaads bedreven, — dat het uwen fchim verneêr J — Na veele eeuwen hoort het menschdom nog naar uw' verwenschten raadj j Raad. waarop de gramme vader, onherftelbre wonde flaaty r- - JF x , X  C 84) Haad waarop de tcdre moeder, baar gevoel, helaas' verdoof, Wijl ze in u, die wreedheid preêkte, als een Godsgezant gelooft — Mogten onze kindren fpteekan , neen, geen loffpraafc voof uw teerj Allen liepen zij, het oosten , had eens 'een ontzachlijk Heer; Want zijn band woedde op de kindren war.t hij voerde een ijzren fpeer» Ja, o ja, hij was voor kindren, een ontzachlijk Oostersch Heer — Dacht uw Majefteit, wel mooglijk, dat de vrouw in laater tijd, (Niet aan vorflclijke wellust, maar aan züivre min gewijd,) 'Ook haar kindren zou doen kwijnen, onder uw gevloekten gard ? .Hoor, voor 't minst Eataaffche vrouwen, hadden nooit een Oostersch hert -Koning I Nederlandf'he vrouwen , kennen geene dwinglsndij5  c is > AH' wat uit haar wordt geboren is naar ziel en ligchuam vrij ~ Weg dan met uw ftrenge roede, die Jact lijdlijk kindjen pijnt; Daar de reden fpreekt» daar zeker, is het dat uw gbns verdwijnt. Kindren , fmartelijk geboren , (kende 't oosten baarenspijn?} Zullen fteeds in »t koude noordtn , kindren <ïer liefde zijn. Weg dan Koning met uw geesfels, geesfelt men ook 't eigen hart?' Koniiig! gij waart in de ft rikken van de tirannij verward Toen gc uw geesfels hebt gevlochten ;, weg met uwe tirannij, Die tot onzent wordt geboren is naar ziel en ligchaam vrij: Tic ouders, ja, zij hebben rechten, maar, tot welzijn Van het kind, Dan wis Zou het .ouder heeten, die de fmart van 't kroost bemint F 3  Weg dan, weg dan Oostersch Kon^g» immers waart ge alleen bekend9 Bij de kinderen der weelde, en die ilortec ge in elend Kinderen der tedre liefde, waren die in >t oosten? -- neen» Baar, daar doemde men de onnozicn Tot hec jammerlijkst geween O! de bijbel is mij waardig, | maar uw leer! .. . vermogend Vorst2 I Hij is boos, of zal het worden, die naar kindren -traanen dorst, ( De Gierigheid heeft nooit genoeg - de Verfpii- : üng heeft nooit te veel; maar vergenoegdheid is altoos met het befcheiden deel te vreden, en in , de tevredenheid beftaat ons hoogfte geluk op aarde - laat ons dan te vreden zijn , 2o zullen wil geluïkjg weezen.  6 EDA CHT% OVER DE SCKOONE SEXE, Men noemt het gedacht der Vrouwen, de fihotw fexe — maar waarom dat toch? — alle vrouwen, alle meisjens zijn niet fchoon -- zou men een kreupele vrouw , die verkleurd door den honger „ bijna ontwricht door den arbeid haarer jeugd , Wier gelaat door de armoede doorploegd is, en nu haar nooddruft moet vinden , uit de todde» die zij lang, ftraat opzamelt; zoudt gij die fchoot;kunnen noemen? — neen; maar daaotr heeft het r a  C 8») vrouwlijk geflacht den naam vzn fibone humt verlegen, om dat het naar de ziel fchooner is dan het geflacht der mans; meer vatbaar v00r deugd, en wei voor de hoogite deugd, (naamli;k die den aelfbeiluoring,) en dezeken ook meer en getrou, VTer thtöefenr. « E N E WAARHEID. V* at maakt het loeven zoet? Een pasllooze overvloed? Gcerizins, deez' weikt alleen verpozend op da. zinnen — Maar ongeveinsd beminnen, Daj maakt het leven zoet.  AAN IEMAND DIE EENE STAATSVERGADERINGEN? VAN VROUWEN VERACHTTE. Mijnheer bedilal! en wat- gij al verder zijn* moogt.' -- ik moet het bekennen dat gij u bij de fexe ongemeen verdïenftelijk maakt .- het itaat u waarlijk fchoon — als of 'er niet genoeg in derr. tuin der mannen te w'uden viele! L ook ons ge* fiacht in uwe gewoon» lastering te doen deeten-Wat deeden wij dan toch , dat eenigzins verdiend^ Sr*,  ( «o ) «wc impertinente bedilzucht optewekken? - 'Ev bcftaan mogelijk twee of drie Vrouwen. clubfen in geheel de Republiek -- en wie weet, of gij 'er wel eens, anders dan bij losfe geruchten, van geïnformeerd zijt! -. gij fchildert eenigen onzer af, als revolutionair, en voert ons fpreekendc in, als of wij eene feclc va» fnnz-jupes wilden oprichten - waaruit maakt gij dit op, Vrouwenhaater? - en zo wij al fomtijds de zotheden der mannen belagchen, waarom zou dat ons niet zo Wél vrij fl-aan als u Mijn Heertjen? - wij begeeren her roer van Staat niet in handen te hebben, fchoon het dan nog de vraag zou weezen, of het rrger zou gaan dan het heden gaat » Wanneer hebben w.j ons ter vcrkrijginge van onze •nvervreemdbaare rechten, (2o als gij die noemt,) in de biesfe gefield? -- waar. blijkt'dit ? - wat zelfs deed het u vermoeden? - hebben wij ons immer als corporatie over het defpotisme onzer mannen beklaagd? --zeker, gij fchijnt niet getrouwd te weezen, anders zoudt gij die woorden , despotismus onzer mannen , zo hoog niet uitbannen -.- ik meen , u^e gedraagingen., omtrent  I «as, in aanmerkinge neemende, dat gij geen ge' ▼aar loopt, van onder het despotismus der vrouwen te zullen komen, veel min onder hctzely$ »« zullen zuchten. Gij hebt ecbter in alles niet misgetast; ik bea | edelmoedig genoeg om u recht te doen , daar gij i het verdient. I Onder ons beftuur zou 'er minder langwijlig|: heid, en meerder fpoeds bij 't werk plaats hebben - dit bewijzen wij genoeg in onze huislijke | bezigheden -- dat wij ons dikwijls over de lang» [ wijligheid van het barangueeren beklaagen, daarin \ hebt gij niet misgetast, en 'c is alleen om dat gij 1 mij in het maaken van die aaomsrking bevalt, da? i ik de pen tegen u opvat. -Voornaamlijk heb ik het dan zeer geladen op i die foort van langdraadigheid , welke zeer veel overeenkomst heeft met een gefprek, waarvan de t fpreekers elkander niet verftaan; waarin ieder nu ydt dien, dan weder uit eenen anderen hoek van  C$*) Bet vertrek , zijn gevoelen zegt, zo Vóór al «te* gen, zonder de redenen van zijnen tegenfpreeker te wederlsggen, zig vergenoegende dezelve in het voorbijgaan te taxeeren, en ze voords te laaten liggen 5 als ik zulk een gefprek lang aanhooren inoet. dan begint het 'erin mijn hoofd uittezien, feet als op de toonbank van een'winkelier , wanneer hij eene vifite gekregen heeft van die Calanten, die uit nieuwsgierigheid den geheelen winkel onrhaalcn, en alles lospakken , zonder iet te : koopen , dan wordt mij op her laatst alles groen tn geel voor de oogen, en ik gevoel den grootten lust om dwars uit het gezelfchap te loopenniets is verveelender en nutloozer dan zulke 'gefprekken ; in ons Vrouwen-gezelfchap , waarin Wij dezelven allerzorgvuldigst vermijden, noemen Wij dit yin dewarmolen rondloopenden zo zulks bij ons al een enkelde keer gebeurt, dan roept onze JPrefidentt, HÓ'ó'd! ? Naar maare een gezelfchap grooter is, waarin zulke gefprekkenen voorvallen, naarmaate is de vuurring erger, en wanneer hef met de  (93) . lierfens der fpreekers en hoorers, In dat geval zodanig gefield is, als met de mijnen, dan beklaag ik het Land, welks heil en voorfpoed aan 2«lke hersfens is toebetrouwd. Zie daar u met den vinger een wijd veld aangewezen; een veld dat gij moeite zult hebben om afteloopen,- iet zeker, dat edeJmoediger zou weezen dan eene weerelooze fchaar van vrouwen, die in haaren beperkten kring, zig met haaren ftaat ,ie vrede houdende, aan veele breinlooze koppen een voorbeeld geeven , om zig niet te ver buiten 't bereik van hun toonbank of drieftal te fpiingen, Ik ben, ^ Vriendin* onder het STANDBEELD van TITUS. Dit 's tittjs— die zig door menschlievendheiöj deed vreezen — Hij was geen vorst - hoe kon hij vorst en deugdzaam weezen?  BEROUWHEBBENDE M A N O N. Wat is deeze achteed fchoon! Natauris als herboren, De boomen nieuwen fleur, De bloemen rerfchen geur ^ Gevogelte laat zig met nieuwen ijver boorenj 9t Lag al het duistere vaa gistren avond af; 1 Hteft nieuwe glanzen aangenomen • Zo dra de zon is opgekomen, Verrees geheel Natuur als uit bet fomber graf-  ( 9S O Bij mij alleen blijft alfes duister, Wat ook 't herrezen zonlicht doe, :Hetdringtweldoor, maarniet tot in dit hnrtefoe | . De bloem van mijn gemoed ontvangt geen nieu-x wen luister; Zij hangt fteeds kwijnend neêt;' Ontvangt in eeuwigheid haar ouden glans niet weêr; Maar't fteeltje is ook geknakt; ja *t moet ter dood toe kwijnen, Hoe helder 't zonlicht ook moog* frhijneu, En wat zijn groot vermogen doe, Het dringt w el door, maar riet tot in dit harte toe — Rampzalige mabon! gij hebt uw rust verloren, En dat verlies heeftueeneindloosleedbefchorca^" Gij, prooi van 't erievendfte onseluk, Gij ziit niet vatbaar dan voor druk, Met de onfcHild gaat het al verloren, Verkeert het alia in ongeluk. Moedwillig heb ik mij vergrepen,.  ( 9<* ) *k Liet me in een' afgrond medeflepen, "War in de knaaging mij te wreed gedompelc houdt, *k Heb op de duuring van 't geen fchaduw wai betrouwd, De fchaduw vloog voorbij, En ach! wat bleef voor mij, "Voor mij rampzalige? niet anders dan elenden, Waar ik mijn oog ook heen moog'wenden-, 't Is overal ftik donkre nacht, Daar beel Natuur voor de onfcbuld lacht — Wat is deeze uchtend fchoon! 't is alles als herboren ? De boomen nieuwen fleur De bloemen verfchen geur, st Gevogelte l*a| zig m'et nieuwen ijver hooren,: 't Lag al bet duistere van gistren avond af, Geheel Natuur verrees als uit het f< n bér graf j Bij mij alleen blijft alles duister, ©e bloem van iniïn gemoed ontvangt geen nieuwen luister, Zij hangt verflenst c*aar neêr; Ter-  C97) ÏVerkrijgt in eeuwigheid haar ouden glans niet weêr.... In eeuwigheid! ö God.! —het bloed ftolt in mijne adren, Als 'k aan uw rechtbank denk, I *ic Zie reeds dien eisfelijken wenk, || Waarop uw' dienaar mij zal nadren, ïn Horten me in een-poêl van eindelooze elend-< Ik heb getrouwen raad miskend, Heb valicbe min gehoor gegeven j Ik deed den-besten vader fneeven, In 'c worstlen met verdriet, Zijn fchim verlaat mij niet, 'ervolgt mij overal met wijd gefperde blikken, l Doet me in den flaap angstvallig fchrifcfeen, En hoe ik zuchtend fmeeken moog' ij blisfemt me altoos toe met een ontzettend oog. ampzalige manon! gij hebt uw rust verloren» Natuur zij als geheel herboren, 't Geboomte hebbe nieuwe fleur, G  (9»> Het bloemtje hebbe vetfcben geur, Hebb' nieuwe glanzen aangenomen, Zodra de zon is opgekomen; Wat ook 't herrezen zonlicht doe," • Het dringt wel door, maar niet tot in mijn harte toe; De bloem van mijn gemoed ontvangt geen nieuwen luister, Bij mijn alleen blijft alles duister. Mijn zoontjen I ongelukkig kind! Dat wel in mij een moeder vindt, Maar een die gij weldra zult derven; Uw eerfte fchreeuwtje was 't beginnen van haar fterven — Toen gij voor 't eerst uw oog ontfloot, Verzegelde de fchand' het vonnis van mijn dood — En, ach! hoe zal *k u achterlaaten» Verachtlijk voor die 't kind om zijne moeder haaten — Hadd* gij een' vader.., aeoH! o neen,rampzalig | kind!.  C 99 ) I Uw moeder heeft, helaas.' een' onverlaatbemindj Een' om wiens wille zij haar» vader heeft begeven, En hem te jammerlijk deed fneeven» In 't worstlen met verdriet 'k Doorftiet zijn hart, en och zijn fchim retlnat mij niet, .^Vervolgt mij overal met wijdgefperde blikken, I Doet me in den flaap angstvallig fchrikken, I En hoe ik zuchtend fmeeken moog», Zdt blikfemt me altoos toe met een angstvallig oog. Rampzalige manonJ - waar wilt gij rust verwerven? — Neen neen, 'er volgt geen rut, Op fchandelijken lost — i} die haar deugd verloor , moet daar de ras* voor derven — Voor 't knaagende gemoed Belïaat geen eeuwig goed ... J.en eeuwig!... groote God! -hét bloed Holt Mijne adren, G 3  Als 'k aan uw rechtbank denk, *k Zie reeds den eïsfelijken wenk, Waarop uw dienaar mij zal nadren, En ftorten me in een'poelvan eindeloozeeleudj Waar 't wroegend hart zig zuchtend wend', 't Is overal of fchande of fmaad of fchrik befchoren, Want ach het heeft de rust verloren. Maar gij Almagtige» — heeft uw barmhartigheid, Der boetelinge ook troost ontzeid? — Gij hebt den mensch bdoofd hem uw genaê te geeven, Ook voor het allerfpoorloost leven, Indien 't berouw hem als verfcheurt, En hij zijn wanbedrijf betreurt .... SUt geeft mij hoop — Kom, kind van ftnarten! Rampzalig zoontje! kom, verheffen we onze harte», Tot Hem die vaak genade fchenkt, En 't knagende gemoed, uit liefdefchaaien drenkt} Val met mij néér en laat ons fmeeken3      C ioi ) Misfchien zal God om u mijn wzecde kluisters breeken, 6 J Maïon viel met baar zoontjen neêr En na dat oogenblik, verzuchtte zij niet meer; Na was des uchtends ook voor haar Natuur herboren, Der hoornen nienwe fleur, Der bloemen verfihe geur 't Kon al haar hart als dat der fchuldloosheid bekooren— Gelukkig meisje, dat als mijn manon herleeftl Gelukkiger nogtaacs die zulks niet noodigheeft.  *T GEVOEL GevoelI gij zijt een dooling, voor die u niet bezit; Maar, toon me iet, zegt uw gunstling, gelukkiger dan die £ — Uw pijnelijkst regeeren, heeft nog iet ftreelends in, Vooral in 't breede sftrijlperk, van ongeveinsde min}  ( ie>3 ) Zij die uw kracht gevoelen, wanneer de fmart verflomt, En 'thart, hoe anders vrolijk, zig onder 'c jammer kromt, Die kinderen der fmatten genieten nog het zoet, Waarmee uw lieve flreeling, het vatbaar harte voedt: Ook als de traanen vlieten, door overmaat van druk, Roept nog 't berekend harte voor mij is 'i hoogst geluk - AAN ZEKEREN PREDIKANT. Zwijg Godgeleerde fchreeuwer van d' edlen vrouwen pracht Bezie uw trotfche zaaien — Hebt gij wel ooit bedacht, Dat gij pronkt met het werk van eencn mensch, zot! wij met het werk van God. G4  HET GELD. Wien zou 't blindend goud behaagea, Hooger dan het waarde heeft? Die het derven moet zal klaagen, Dat hij niet gelukkig leeft} Maar, kan 't blinkend goud ook maaken» Dat we in zuivre liefde blaaken? Wien zou »t blinkend gond bekoorea, Meêr daa 't ia zig 2cif verdient?  ( "5 ) *t Is zo, dikwijls zal men hooren, ,, Geld is alles, beste vriend!" Maar, kan 't goud ook banden flaaken, Ges tot blijde moeders maaken ? Wien zou 't blinkend goud bevallen, Meer dan voor behoeftigheid? Ja, met heel een' ftoet te brallen, ls den rijkaart toegezeid; Maar, kan 't blinkend goud ook geeven j Dat we in vrienden-kringen leeven? Wien zou 't blinkend goud beminnen, Meer dan dat het waarde heeft, O, 'tis*waar, het ftreelt de zinnen, Van dien voor de wellust leeft; Maar, kan 't goud ons ook in 't ftreeleo, Van de hand der kunst doen deelen? Wien zou »t blinkend goud behaageu, Hooger dan het waarde heeft? Bien het derven moet zal klaageu , Dat hij niet gelukkig leeft — G*  C 'es ) Maar, wie kan, voor geld, het hoopen Op een betren toekomst koopen ? Wien zon »t blfnkend gon3 bekooren, Meer dan 't in zig zelfverdiend? *t Is zo, dikwijls zal men hooren, Geld is alles, beste vriend! ** Maar, kan »t blinkend goud bewerken, Dat wij onzen lust beperken? Wien zou 't blinkend goud bevallen, Meer dan voor behoeftigheid ? Ja, met heel een ftoet te brallen, Is den rijkaart toegezeid,- Maar kan 't blinkend goud ook maaken, Dat we in vrijheidsliefde blaaken? Wien zou 't blinkend goud beminnen. Meer dan dat het waarde heeft? O, 't is waar, het ftreelt de zinnen, Van dien voor de wellust leeft; Maar, kan »t blinkend goud ook geeven, Dat wij waarlijk deugdzaam leeven ?  ( lo7 ) Wat het goud" ook kan verrichten, 't Werkt alleenlijk op de Hof, 5t Weet van deugden noch van pligten, Des verdient het ook geen lof: Maar, »k wil naar die fchatten ftreeveu, Die mij zielgenoegens geeven. BEDENKING. ! Is de geleerdheid flechts een eigendom der mani nen? — neen de vrouwen kunnen hen in geleerdI heid overtrefFen; daarvan geeft de zamenleeving onderfcheidene voorbeelden op - ja, maar die voorbeelden zijn weinigen, in vergelijking van het tal van geleerde mans , die alomme voorhanden zijn — 't ls zo, en evenwel zou het tal van geleerde vrouwen nog grooter weezen, doch de opvoeding in *s algemeen, doemt baar tot beuzelaarfters.  DE VRAAG. *k Zag laatst een aartig meisje», Getooid als een godinne, Getooid op *t hoogst verrnklijk* Bevallig voor die oogen, Dien zulke tooifels ftreelen ; Maar was 't een aartig meisjen,1 Alleen maar om die tooifels ? « Neen neen, zij was een fchoonheïd,  ( l"9 ) Een blos lag op haar kaaken, Haar kaaken waren roozen, Haar boezem was een lelij, Haar oog .... zij was een fchoonheid, Zij was een aartig meisjen Getooid als een godiune, En fchoon gelijk een Flora — Zij hield mijn hart gevangen, En 'k meende voor mijn leven ; Maar 'k had mij zot bedrogen , Neen 't was geen aartig meisjeu, Al fcheen zij een godinne, Getooid op 't hoogst verrtiklijk — Ik fprak haar van het zoete Dat ons Natuur doet fmaaken; Van haar bekoorlijkheden, In 't blikken van den morgen ; Ik fprak haar van de vriendfcbap; Ik fprak haar van de kunsten; Ik fprak haar van de liefde, Dan ach! mijn aartig meisjen, Gaf niet ééa letter antwoord; Maar fprak haar van coëffures,  C «o ) Van iïrikken, bandelieren, Van ... ja van al die tuigen; En toen, toen fprak bet meisjen, Toen had zij veel te zeggen , Toen was zij rijk in reden; Maar toen ook groette ik vriendlijk. En dacht, ik wensch een andre; Dit 's geen bevallig meisjen. LES. Die moet denken drink geen' wijn, Dit kan niet dan fchaadlijk zijn; Die moet werken, zal zijn handen, Niet, vooraf, moedwillig branden.  EEN BATAVIER AAW Z.IJNE VROUW, Mij gelegenheid der Nedtrlandfihe Rtv»lutier, den 19 Januarij, IJ9$. Oelnk bataaffche Vrouw! gij edle telg der dèugd ,. Wier gadelooze liefde altoos mijn ziel verheugt, Geluk bataaffche vrouw! de vrijheid is herboren ; Kom, adem vrije lucht, gij kunt de roepftetn hooren, • Der Batavieren* die het recht, aan hun ontroofd  (Ili) Herneemea ; hoor hoe men het Opperwezer looft; Dus klinkt de ftem: „ Geen wraak moe te onze ziel doen beeven, „ »J Is vrijheid , brotderfchap , vergeeten en vergeeven." 6 God! menschlievend God! Wat onverwacht geluk, Gij wenkt, en Neêrlands volk wordt vrij van 't flaaffche juk, Hun door de dwiuglandij , arglistig opgedrongen; Vertrapte onnozelheid ziet nu haar lot voldongen , Zij treedt ten voorfchijn in den nieuw herboren Haat, Met dankbaarheid in 't hart, met blijdfchap op 't gelaat -- Ziehier, bataaffche vrouw « zie hier de Frau-i' fche helden , Die zig voor Neêrlands zaak , vol moeds ten prooje ftelden, Aan  (H3 ) Aan 't eïslijkst oorlogslot, aan d'allerwresdfte» dood ... • 'k Lees uit uw oog uw hart —,, Ja, " zegt gij, ,, *t laatfle brood „ *t Geen de orveizaadbre klaauw der heersen.» „ zucht niet kon rooven, L, Deel 'k uit',— Hoe.' deelen! — neen — niets ging hunn'trouw te boven, Geheel het laatfts brood , is voor den ecllea Frank; [k ben door hem weêr vrij; hem zij, naast God, den dank, Ik mag weêr als voorheen voor vrouw en kindrca werken, Gij kent mijn' ijver, o! gij zuil mijn kracht verfterken; 3e beulen van mijn rust, de beulen van uw kroost, De beulen van oas Land..», mijn God.' wat blij ie troost! Jij,die, baldaadiglijk, ons 'tbloed uit de adres tapten, riet heilig recht des volks, cnraeafchelijk vertrapten, H  C H4 ) Dh fchelmet! zijn gevhrgt, de Batavier is vriji Geluk, Bataaffche vrouw! nooit zal dedwingJandlj Weêr »t zoet vergallen, dat de liefde ons Iteeds deed fmaaken , De fchuldlooze armoe zal uw huig niet wéér genaak en, tV'ant wij zijn vrij, en hij die vrij is vindt, in nood, Door nijverheid gefterït, voor vrouw en kïadren, broodv aan de liefde. Gü liefde! die mijn hart geb:edr, .ïk bidt, ik fmeek, verlaat mij niet! Veel, zeker, banken we aan Natuur^ Maar gij, gij zijc het levtnswwiv  OP DE ZANGKUNST VAN DE JSUR GERESSE, N. T. a Mag ik, Vriendinne! met mün fluit, Uw hemelmclodij verzeilen, Dan fchijnt mijn ziel in dat geluid, Een meer dan aardsch geluk te Hellen — Wat waneer, zo zij de aarde omfpriagt, Daar gij gelijk een engel zingt J H s  D E GETROOSTE WEDUWE, *t Heeft God behaagd , mijn' man van dit mijn hart te rukken; 't Heeft God behaagd , dat ik zou treuren om mijn' vriud; 't Heeft God behaagd, dat ik mijn' fiaat bedenklijk vind, Maar 't heeft Hem nooit behaagd, een weduw te onderdrukken; Des leg ik mij gerustlijk neer, God wondt, maar Hij geneest ook wéér.  GODSDIENST. Den Sckepper van 't Heelal te dienen, is rechtvaardig j Maar Hem te vreezen, is den dienst eens God* onwaardig. BEPROEFDE RAAD. Wilt ge u van een' fchelm ontdaan, Zo doe hem goed, en laat hem gaan: Dit is voor n noch fcband, noch laf; Wsat — weldoen is der fcbelmen graf. H 3  GRAFSCHRIFT voor zekeren COMPONIST. JT- j *■ -lier ligt een Componist, als andre Componisten 3 Bemind, gehaat, Vergood, gefmaad, Vao lieden die niet beter wisten; ï „ Hij was «iet groot, " dat kan wel zijn, Hij at zijn brood, hij dronk zijn' wijn, Heeft weinig gunst van 'dot verworven, Werd zestig jaaren oud —maar — is togjono ges torven.  aan üe bürgeresse n. n. Sfij zeggtr.de dat de Liefde eene Godheid was. j - - W. r Js 't eene Godheid die in uwen boezem woont t Uit welken tempel tij doos 't oog haar g'*ns vertoont, ',k Wil voor die godheid mij eerbiecig nederbuigen , En zo zij de offers van een teergevoelig hart Gewill'g aarjneemt, tot verligting van mijn fcfaerj H 4 j  C iso ) W hcur, in 't openbar, mijn dankbaarheid betuigen; Ma» wil zij d0M gewdd mij houden ^ haai Öan zal ik mij yol moeds ^ ^ ontr »e rede w.nn- den prijs op al haar woeste krachtt «al ziJ} hoe geducht, voor mijn vermogen bukken — ** Ontvlugt een' tempel waar een godheid in «geert, Dis raecr dan >t hm begeert. GEDACHTEN. Z°u>k mij bekommeren om mijne aanfhunie dagen , I>a.mij, voorledenenmij leerde, hoe betten, Voorddourend vu,:hlloos ui~M Ifcft A i mensch zijn lot, *n wil & wij «er zij,, dan God?.  la» EER PRONKAARTf 'Wat pronkt gij met een kleed dat vaders fchan» de meldt, €n 't laatfte neeffchap nog zijn fnood beftaan vertelt ? Uw rok, VAti febaamte rood, vetwijt u, het veïr liezen Van 't geen dat eeuwig wasj. Kwam' het bij u te pas, H 5  ( ras ) Cï; zouJt voor 't gloejend roöd , het droevig zwart verkiezen, En roepen,zo uw hart wierd door dien kleur geraakt: s-, Ach! ach J dat eer/te kleed! — ach ware 't [nooit gemaakt! M EEN DICHTJE N. IVJeisjens die niet kunnen zingen, zijn verdraaglijk , dat is waai-; Meisjens die niet kunnen danfen, zijn te duiden, zeker - maar Mei?jens voor de min f.iet vatbaar — o hoe diep veracht men hairi  LOF der DEUGD. Gelukkig is de man > die fteeds de deugd be* mint, Die zig ondanks 't geweld van 't nijdig lot, ver* bindt, Om hiar geboden op te. volgen. In »t midden van 't verdriet, ftaat hij onwrikbaar pal > Vreest voor geen flagen van het wisfelziek geval , . : ■ Hje zeer eok op zijn rust veibolgcn.  ( IH > Word hij gehoond, befpot, vervolgt men hem, hij weet, Dat al het ondermaanfch', veroudert als een kleed, Door de, onbeftaanbaarheid der dingen; Dat naa 't voleinden van der tijden fnellen loop , Hem de eeuwigheid verwacht; des voedt hij altoos hoop , Wat rampen hem op'Aarde omringen. De vreugd bewoont zijn* ziel; hij is te vrede en mi, Wat fmart men hem verwekke, hij volgt allee» de» wil Der deugd, poogt nimmer zig te wreeken; Hij zegent zelfs den geen, die trotslijk hem verfmaadt; Daardoor verwint hij hemj hij fhaft door woldoen »c kwaad, Waar van hij zelf is vrij te fpreeken.  C 125 ) liVordt hij de dooi gewaar, deeze is hem reeds, l„, a bekend, kis overwinnaar van de fchrtkkelijkfte ellend, En tegenfpoeden van dit leeven, pij zet zig neer, en denkt zijn gantfehea lecftijl door, pij is voldaan , bevind, dat hij nooit willens 't fpoor Verliet, door Deujd hem voorgefchrevert» Daarom gevoelt zijn' ziel , bij 'r fcheiien niei meer imatt, Dan bij 't verfchijnen ; en zijn wèl te vreden bart, Verwacht de dood alle oogenblikken! i! Ik vlieg (dus zegt hij) vrij van 's leevens knellend juk, _ '*tYVeIk me echter nooit verdriet, van de Aatde naar 't geluk; 'k Zal daatom niet voor 't fterven fchrikkeA»'  C i2<$ ) ïs dat zijn lot door ü, 0 Goddelijke Deugd!' ' Beziel dan ook mijn borst; verzei mij, in mij» jeogd , Op 's werelds ongebaande wegen; En ars de Dood mij roept, fterk mij dan door deez' reên: », Hoew el gij menigmaal zijt buiten 't fpoor getreên, „ Gij hebt vergiffenis verkreejem" VRAAG eh ANTWOORD. Waarom of alle mensch de ztrivre deugd niet eert ? j Om dat zij heel het hart begeert, De meeste menfchen zijn zó voor 't gezellig lee-, I ven, Dat ze ook der ondeugd gaarne een plaatsje in >i I barte geeyen.  ?T TERMAAS» f )e Sterrekunftenaar befchouwt de hemellich*. ten, Eu fchreeuwt van al 't vermaak dat hij daarin bevindt; uui ueeze weerenienap , zegt nij moet aiie& zwichten,. En de arme zotskaps tuurt vast bel zijne ©o gen blind —  C«8) . Men vraage hem wat hij ontdekt heeft, of ge vonden? Hij roept: een nienwe ftar' *k zag vlekken ii de zon' Verfcbijnfels die voorheen op andre plaatfei {tonden, Hij juicht als of hij reeds geheel een Lanc' verwon ; Maar vraag hem daarna eens: zeg, vriend' wal zijn toch Harren ? Wat die vcrfchjnfels ? wat de vlekken, die uw oog Ontdekt heeft in de zon ? -- hij zal zig zelv' verwarren, In duizend gisfingen; en, eischt g* een klaas betoog, Dan zal hij u met klem van redenen doen hooren , Dat niemand duidlijk weet wat al die dingen zijn; Des zie , 'smans groot vermaak, wordt eindelijk geboren, ' Uit  ( "9) jfUit iet dat niemand keat — het fcheelt hem wis in 't brijn — 9 e wijsgeer weegt de lucht; zoekt d'ootfprong van de winden, Verklaart de zwaarte en ftof, de kleuren en het licht, ij meent de aantrekkingskracht volmaakt te kunnen vinden, Des (haalt de blijdfchap door }in zijn bedaard gezicht — laar, vraag den wijsgeer, die zig zelv' fcbijntte vergeeten, "Wat wind of lucht; wat zwaarte en ftof, wat licht bediedt? rel, zal hij zeggen , zulks heeft nooit een mensch geweeten Hij is veiheugd, waarom ? die weet hij zelf nog niet. En andre foort van volk, geduurïg opgetogen. Met hun gedachten ver verheven boven de Aard, 1  ( 13© ) Verklaart u de eeuwigheid, het onbepaald ver* mogen Van 's meufchen ziel , dat hun geftaêg be- wondring baart, Noéint ze een zelfftandigtfeid die ftofloos is..., kan 't weezen! Dat volk nogthans gevoelt een gadeloos ver< maak; *t Woont bij de geesten, ja 't is uit hun oog U leezen Dat het zig zelf verliest in hun geflepen fmaak; Maar vraagt gij: vriend! wat is een wezen, naai uw zeggen, Ontbloot van alle ftof? wat zijn toch geesten' wat Is de eeuwigheid ? ik bid mij zulks eens uitte leggen! Het antwoord is : dat heeft nog nooit èej mensch bevat. De Godgeleerde twist: dit kan hem zo behai gen,  C m ) Dat hij zijn' frnaak voldoet,, ten koste van de reên ; Doch zo gij u verftout naar de oorzaak hem tevraagen, Hij antwoordt zekerlijk : dat zijn verborgenheên, Waarvan ons oordeel niet bet minfte kan doorgronden ; 't Vermaak dat men daardoor gevoelt, fpruit uit de deugd; " Betreft de ziel —maar heeft men zotter ooit.gevonden ; Dan, dat een diep geheim nieuwsgierigheid verheugt ? iie daar rt geleerd vermaak, wel waard 'ermeête fpotten — l Wordt ooit de ziel verheugd door 't geen zij niet verflaat? üevoelt het ligchaara ooit, (behalven dat dier zotten,) Door iet het welk het zelf in 't minfte niet . aan en gaat? li  032 ) Vraagt mea nu eindelijk waarin, naar mijn ge* dachten , Het waar vermaak beftaat ? -• 'k zeg, in een beurs met geld, Want zonder dat is tog all' wat men moog' betrachten , Slechts dwaasheid, daar het goud ons in bezitting (lelt Van 't geen waaraan wij door geleerdheid nooit geraaken — Voords, in een fchoone vrouw, vol tederheid ea deugd, Want zulk een doet ons meer dan aardsch genoegen (maaken, Daar zij niet fleehts de ziel maar 't ligehaam óók verheugt.  A I 11. Uit bet Zang/pel., DE VISITANDINES. De Hemel doe u vrolijk leeven, Mijn zusters! 'k leer op 't pad u ftreeven, Dat zig recht uit ten hemel richt: Wie u, mijn zusters! ziet, begrijpt voor zeker ligt, Hoe Bonifacie, u genegen, Hier bij u , dag aan dag , een nieuw Vermaak geniet. Waar wordt ooit beter plaats gekregen, Pan waar men zig pastoor van zulk een kudde ziet 9  AIR. Vit beizeJfde ZnngfptK t. Wat wreed herdenken, zuster ach! ; Brengt gij mjj door uw vraag te binnen I 'k Verhaal u wel een andren dag, Hoe 'k werd misleid; 't krenkt nog mijn zinnes. De Hemel fchonk ons, met een hart, Veel wegen die 't geluk verbreeken, Mijn zuster' gij verftaat mijn fmart. ..♦ Verichoon mij meer daarvan te fpreeken. 2. 'k Was in dit huis op vijftien jaar, Nog pas a's kostkind aangenomen; ! Een jonge Abbé, met pikzwart barr» Was in het huis hier naast gekomen ; 'k Had eens met hem een mondgefprek % Hij was volmaakt, hal geen gebreken; En, zonder 't hek van 't fpreekverirck ., Verfckoon mij .meer daarvan te fpreeken.  suk.ger-mab.sch. Voor 't alleredelst pand, Van 't dierbaar vaderland, Voor u, ö vrijheid! ftrijden wij, En weeren trotfche dwinglandij» Het Bataaffche volk is vrij, En gruwt voor flaavernij; Wij draagen 't krijgsgeweer, Tot uw eer. Aller burgren rust te doen herleeven, En 't geweld te wederftreeven, Is or,7.e eêlfte lust; 't Oud Hollands helden-hart, Vreest voor gevaar noch imart l Elk Zij daar 't vrijheid geldt, Wars van fchijn, Hoe 't lot moog' zijn» Een held. 14  C '3<* ) 2. o Amstels burger- fchaar! Uw haardfteê en altaar, En uwe rechten, goed en bloed, Zijn fteeds door heldendeugd behoed J Zuchten wij in tegenfpoed, Wij hebben , houden moed, In nood en ongeval. Staan wij pal. Vrijheid! vrijheid ! gij die we allen eeren, Doet uw zoonen triumpheeren, Zweeft aan onze zij'; Verdelg hen die u haat , Blijf Neêrlands toeverlaat, Ontvlam ons door uw gloed i Meer en meer, In helden-eer, En moed.  AIR» Vit bet Teoiteei/pelt TEUNIS en TEUN TJE. Gepaard met een dengdzaame gade, Is ons geluk op de aard volmaakt} Men vreest geen grievende ongenade» Als de eendragtsband nietwcrdt geflaaktj Met Waare liefde en reine zeden, Geen overvloed, een weinig wi,'n , En door geen boezemfmaat beitteden, Kan ieder ligt gelukkig zijn. 2. Als mij 't belang van mijne zaaken, Slechts e'e'n dag aan mijn buts onthoudt; Wat blijdfchap moge ik dan niet fmaaken, Zo dra ik daar weêr wordt aanfchouwd. I S  C 138 ) SE-én kind zit op miju knie tc fpeelen, Een ander drukt mijn hand met lust; Terwijl de moeder onder 'c ftreelen , Mij aan haar' boezem welkom kuscht. Ik zie mij een goed maal bereiden , Geen d.irtle zwier komt daar te pas; Wij drinken met de kindren beiden, Bij beurten uit het zelfde glas: De teêrfle vreugd van 't rein geweten, Verrukt, verlustigt onzen geest, En liefde, met ons aangezeten, Maakt van dit maal voor ons een feest^  VRIJHEIDS-LIED, W Jjs: L'age n'a feu bonner j>lai[ir, (') ■ T "'" ' '* n * JL^e Vrijheid is het hoogfte goed» Dat men op Aard, kan fmaaken; Die haaren fpeer geen hulde doet, Zal menschheifl ligt verzaaken ; Vrijheid ademt heel Natuur, Vrijheid koopt men nooit te duur; Vrij fchi'ep ons 't Opperwezen \ Wil des, in nood, . Voor geen defpoot, Geen vrijneidsmo'otder weezen; U w fpircuk zij: Vrij of dood» Hst vogeltjen zing' nog: zo fchoon, Dat in een kooi.moet leeven, Het flaat?gewis een bleider toon, Mag 't vrij .door 't lommer zweeven; (*) Dit is dezelfde wijs van 't bekende Holland/ebt ftraatliedjen, Mijn lieve Sjartjen, enz.  C 140 ) Zo het flechts eene uitkomst ziet, Blijft het in zijn kerker niet: *t Kwam vrij uit 's Maakers handen, 't Is in de kooi, Daarom een prooi, Van defpotieke banden, Ook in de fchoonfte kooi 3. Al kost de vrijheid burgerbloed , 't Is groots voor-haar te fheeven, Elk dropjen van dat dierbaar bloed, Behoudt haat bij het leven, En ons kroost erkent geen druk, Zucht hel flechts niet onder 't juk, Vrij fchiep ons 't Opperwezen, Wil des in nood , Voor geen defpoot, Geen viijheidsrroorder vreezenj Uw fpreuk zij: Vrij of dooi.  EEN ANDER, Wij St jtvtt Ut jeu* dans Ut villageu De glorie wekt haar dappre zooncn, Welaan! toont dat gij helden zijt, De vrijheid vlecht reeds lauwerkroonen , Voor hem die zig haar' eerdienst wijdt} Kan u die glorieprijs behaagen, Gespt dan dc helden-fabel aan , 't Is groots om naasc haar zegewagen, Het vaderland ten dienst te ftaan. Her vaderland ten dienst te ftaan, 2. Geene Osnabrugfche muitelingen, Geenc haaters van hun vaderland , Die naar de gunst van Prinfen dingen, Zijn immer voor uw ftaal beftand:  C r42 ) Doe dan der Ouden moed herleven, Toont dat gij Batavieren zijc; . En doet de Vrijheids - moordien beeven,. Hunn' trots, hun euvelmoed een fpijt, Hunn' trots, hun euvelmoed ten fpijt,, 3- Of zoudé een bende basraart-zoonen, Die 't vuige Oranje-bloed waardeert, Die 'menfchen - moorders durft bckroonen , En 't bloed des iBataviers onteertj Zou die het heir der vrijheids - vrinden , Doen beeven door hun vloek-metaal ?• 3 neen! zij zal Brtaaven vinden, In 'c handlcn van ons buigerftaal; In 't haiidlen van or.s burgerftaal. ' 4v Wel aan dan dappre Jacobijnen, Die 't laffe modtatisme vloekt,.  ( 143 ) Wik in uw wapentuig verfchijnen, Daar gij hef'heil der rnenschheid zoekt^ Verplet den kop dier doetrelingen, Door 't dondren van uw grof kanon, Dan zullen wij al juichend zingen, . Dat gij het moordren-rot verwon, Dat gij het moordren - rot verwon. TRI O. Uit het Zangfpel DE MINNAAR STANDBEELD» 1 rom en trompetten, Zijn de tekens een foldaat, Geen muur van Cythera kan hem beletten. Dat hij ftout daar de Hefde binnen laat 5. Een