687, OK 63 7149   01 1233 5187 UB AMSTERDAM  687' H 37    D E TWEE GIÉRIGA ARDS.   D E TWEE GIERIGAARDS, ZANGSPEL. HET FRANSCHE GEVOLGD VAN f. FENOUILLOT DE FALBAIRE. DOOR MARTHOLOM EUS RULOFFS. Te AMSTERDAM, By j. helders en a. mars, in de Nes. Met Privilegie. 1787- De prys is 6 Stuivers. I   T O JE T1TT* JD X W G AAN DE HOOGWELGEBOREN JONGVROUWEN, * 3 MAR-  M AM.GA1LIETA RENI1.A URZUEINA PHIMPINA, E N IZABEEEA CATHARINA, BARONESSEN VAN H A E F T E N» &c Waar fchoonheid, jeugd en eedle zeden, niet opgetooid door valfchen fcbyn, zieltreffende bevalligheden-, de pronk en praal der maagden zyn; daar ligt de vleijery verflooten, Wanneer de dichter vrolyk zingt» en naar de gunst dier tydgenooten, veel (fouter dan naar 1 au wren, dingt. Voor my, het kan my meer bekooren, (wie ook het tegendeel betuig') dat zulke maagden naar my hooren, daii of de gantfche zangberg juich'. Aan  Aan maagden, fchoon en uitgcleezen, en zanggodinnen op haar beurt, als dichter, aangenaam te wezen, wanneer men zingend juicht of treurt; dit wekt, dit fpoort, dit noopt tot zingen, althans het noopt en fpoort my aan, als een der Ietterjongelingen, 't bevallig zangfpoor in te gaan; en u, ö uitgezochte bloemen! ö Sieraad van van haeftens ftam! Befchermfters myner kunst te noemen, in 't zangkunstkweekend amfterdam. Ik breng u in geen woud van palmen, op dat myn zang uwe ooren Itreel' door uitgezochte en zoete galmen; maar voer u naar ons fchouwtooneel, daar gy den Vrek zult zien befchaamen, die dag en nacht de zinnen kwelt, cn duizend middlen wil beraamen, ter opéénftaapling van zyn geld. Komt, volgt me, en laat het u behaagen, dat ik aan u , dit zangfpel wy'; 't wordt u eerbiedig opgedraagen, befchermsters myner poëzy! B. RULOFFS. m o c r l x x x v i. Jcniz. rein Wintermaand. * 4 BE-  BERICHT. JSliettegenjlaande een blind vooroordeel, fedcrt lange, de hollandfche natie van ongefchikllieid, cm nederduitfche zang/pelen gclukkiglyk ten tooneele te voeren, verdacht hieldt; het zy dan ten aanzien der taal zelve, het zy met betrekking tot eene natuurlyke onhebbelykheid voor den keurigen en fyncn [maak in de muzyk, wy hebben echter, mync waarde land- en fladgenootcn! van tyd tot tyd, deze foorten van fpeltn , op onzen fchouwburg, met geencn ojtgnnftigcn uitflag, zien vertoonen; zo dat men zou mogen zeggen, dat dit vooroordeel ten minften wel haast zal ophouden, den yver en moed der zanggczi/iden te dwarsboomen. De flandhoudende lust onzer zangfpeleren, om zich, door eene juiste uitvoering, de toejuiching der kundigen te verwerven, bragt niet weinig by, om bekwaame dichteren uit te lokken tot onderneeming van vertaaïingen<\ die men, gelukkig en met volle goed-  JS E R I C II TV goedkeuring der aanfehouweren, heep zien uitvoeren. Wie jlondt niet verwonderd, {op dat ik gcene befchryving geeve van alle de zang/pelen, op onzen fchouwburg vertoond,) over de twee laatst ten toonecle verfcheenen zangfpelen , naamelyk, de gewaande t O V E r Y Cll D e melomanie, toen dezelven, boven alle verwachting van hmstkcnneren,en ter bcfehaaming der laatdunkende onkunde en laakzickc afgunst, werden uitgevoerd met eene juistheid, die onze natie eere aandoet? Welk een ftreelend vooruitzicht was zulks voor my, ten opzichte myner twee gierigaards, dewelken ik toen bezig was te vollooijen! Ik twyfel geenzins, of myne geachte kunstvrienden , dewelken bewust waren, dat ik dit fpel, reeds voor twee jaar en , onder handen had genomen , zullen zeer vreemd vinden , dat ik den fchouwburg van het zelve zo lang ontbloot heb gelaatcn , daar Ze, my ter vertaaling aanmoedigende , zich verbeeldden, dat dit zangfpel op het nederduitsch tooncel niet kwalyk zoude flaagen. Het volgende zal mynen kunstvrienden oplos fing, geeven kunnen , waarom dit fpel zo lang achter bkef . * 5 My,  B E R r C II T. Myne tweegierigaards waren reeds af ge. werkt en ik was gereed, dezelven de Weledele Heereit Gecommitteerden tot de zaak.cn van den amfterdam, fchen fchouwburg aan te bieden, toen ik gewaar ivierd, dat de paryfche druk van den jaare 1771, naar welken ik myne vertaaling gemaakt hadde, zo veel verfchilde van de wyze,op welke thans de twee gierigaards vertoond worden, dat ik genoodzaakt was, verfcheiden bladzyden en zang/lukken 'cr uit te werpen, en 'er nieuwe by te voegen, en dus meer dan eene halve nieuwe vertaaling van dit fpel te maaken, byaldienik, gelyk thans gebruikelyk, het zelve wilde ten tooneele voeren. Schoon ik in het eerst tegen zulk een lastigen taak opzag, zo door bezigheden als lusteloosheidom het geen ik eens had afgewerkt weder op nieuw te hervatten, begreep ik echter , dat dit ft uk , /leeds met veel behaagen in ons land gezien, niet moest blyven liggen, en dat ik verplicht was, hetzelve in gereedheid te brengen, uit hoofde dat twee myner kunstvrienden xyn wederhouden gebleeven, van hetzelve eene overzetting te maaken, wanneer ze hoorden dat ik ''er reeds ver mede gevorderd was. Thans is het indicrvor.ge, gelyk'1 de laatfle partituur infrankryk is uitgegeeven. Ik hoope dat deze myn dubbele arbeid zal  S E & i C H T. %al dienen ter waarfchuwing van zulken, dewelken, zang/pelen vertaalende, zich alleen met de brochure ophouden, zonder de partituur raad te plcegcn. Ik twyfel niet, of onder onze kiefche tooneelfpelbeeordeelaa/s zullen 'er gevonden worden, die zo wel ep het onderwerp als de fchikking en ontknooping van dit zangfpel veel zullen weeten te berispen; dan daar ik meer naar het muzyk en de bevalligheid, waarmede dit fpel kan uitgevoerd worden , zag, dan wel naar het zo even genoemde, zeer zelden in een zangfpel fteekhoudende , en ik 'er flechts vertaaler van ben en geene veranderingen geoordeeld heb te moeten maaken, verzoek ik dezulken, die het onderwerp al niet proefhoudende vinden, den Heer de falbaire, opfteller van dit zangfpel, alles te wyten, wat met recht berispelyk in het zelve zoude kunnen gevonden worden. Om de onmoogelykheid niet weder op nieuw te bewyzen , waar over ik my zeer dikwyls uitliet, naamelyk , om in alle deelen zoetvloejende vaerfen voort fe brengen , wanneer dezelven onder het muzyk moeten geplaatst worden, verzoek ik den zulken, dia blyven vaslftellen dat zulks aan geen doorzicht in de dichtkunde te wyten is, zich te willen verle- di-  B Ê A /" C II r. digen, een of ander zangfpel over te zetten en hun' ne vaerfen aan het muzyk te toctfen. Ik houde my dan verzi kird, dat ze minder ftreng zullen veroordeelen zulke regels, welken , om het muzyk te doen fprceken, in het leezen hier en daar ftootende zyn. Ook is onze natie het niet alleen, dewelke myne hier voor aangehaalde /lelling bewaarheidt. Men leeze het geen de beroemde Heere DuiiüissoN, in deszelfs voorbericht voor zyne li e l e iv e & franc1sque, naar de Italiaanfche opera , tra i due i. etiganti il terzo code, gevolgd, voorleeden fomer voor de eerftemaal te brusfd vertoond, aanhaalt, fprcekende van deszelfs vei taaling van zynen theodoor, koning van CORSICA, te venetië. Dus laat hy zieh hoor en: •j, Cette entreprtjè prcfentait plu fleurs difficultés. Le Poême Italien ,quoique ,d'uu Auteur re'„ nommé, ne pouvait Ctre adopte1 a la fcene Fran■„ caife fans des trés grands changemens: „ Mais en fe les peni. ettant, /'/ fallait atiffi conferver les plus beaux morecaux de Mufiqus, du grand Maitre, dont le genie eft -empreint par tout dans eet Ouvrage, C\jl a quoi je me fuis t,principalemcnt appliqué: C'eft, aujfi }ce qui doit „ f*r-  BERICHT. ,, fer'vir de réponce d toutes les obfeclions que Pon ,, pourrait faire contre ttn plan dont la coupé ,a 5, du neceffairtmcnt etre fort genée," ■ Wie merkt uit deze aanhaaling van den lieer D u b u i s s o n , wiens verdienften als dichter zo hier als eldersi.van veele kunstrechters bewonderd worden , niet-''klaar de zwarigheden, welken in het overzetten van zang/pelen'gelegen zynP Alhoewel de meeste 'franfche componisten van muzyk het zich weinig bekreunen dan eens een lang, dan weder een kort woord' onder een'' en den zelfden mot of pafage te plaatzen, heb ik, zo veel my mogelyk was, dceze tcgenftrydiglieid vermyd, die vryheid in geenen deele redeneerkundig oordeclcnde. Indien het my gebeure, dit zangfpel, even als myne voorlgen te zien uitvoeren en ontvangen ; en kan onze fchouwburg daar uit mede een gedeelte van zynen bloei trekken, dan zal ik de uurtn, daar aan hefteed, niet' verhoren houden; maar my zeiven, integendeel, opwekken, om myne beste poogingen in 'i werk te [lellen, om ook al' wat my mogelyk is, ter voor,ld zuring van luister en den vcorfpoed onzes be~ roemd nederduftscb tooneels, te onJerneemen, PER.  PERSOONAADJEN. GRIPON, 1 . . ' MARTY I, ƒ * fi HENRIETTE, «iV/zé va» Gripon. J E R Ö M E, we«/ van Martyn. MADELON, kamenier van Henriette. ALI, | MUSTAPHA, > Janitfaaren. OSMAN, J GEVOLG VAN ZEVEN JANITSAAREN. Het fpel Jpeelt te Smirna. Het tooneel verbeeldt een ruim plein;ven rondömme ziet men gebouwen. Ter eene zyde Jlaat het huis van Giipon. Boven de deut van hetzelve is een venster; en een weinig ter zyde flaat eene graftombe, pyramid.fche wyze gebouwd , omringd van esnige boomen; over het huis van Gripon Jlaat dat van Martyn. Een venster is in het midden van het twisten tweede onder hetzelve, in welks men eenige yzeren bouten gewaar wordt. Foor het huis van Martyn flaat een put, zich twee voeten boven den grond verheffende; aan de maaien boog, die op denzelven flaat, hangt een winddó.s. Daar van rondömme ytrfcheiden gebouwen 'worden geZien, is 'er een onder allen in het verfchict met een diep inwaards gebouwd venster. Ter wederzyde van het plein is een flraat; op den hoek voorzien met een helder lichtende lantaarn ' ponder den naam van Reverbcre bekend,-) waardoor het ganfche plein verlicht wordt. D E  D E , TWEE GIERIGAARDS. ZANGSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. JERÓME, aan het venster dor eerste verdieping van het huis van MARTïN, vervolgens HENRIETTE en MADELON aan het venster van GRIPON. j E R ó M E } het venster openende en by herhaaling hoestende. Hem! hem!.. Zy hoort my niet... ligt zal ze my verftaan zo 'k zing... ARIA. Gelyk in 't woud de nachtegaal, zyue egaê ftreek door zyn gezangen, zo drukt de min {leeds haar verlangen , > al kwynende uit door liefdetaal. Eerfte Bedryf. * R E"  2 DE TWÈE GIERIGAARDS. c RECITATIVO. Luistren wy... 'k Hoor nog niets...Neen. Zy houdt hnar venster nog geflooten fclioon 't, zel;er, lang haar heeft verdrooten. Hy is 't huis.. Ze is niet alleen. Haar oom is de oorzaak, anders geen. Luistren wy...Neen,zy komt nog niet. Herhaalen we eens wat fterker 't lied. Hy zingt een weinig fterker. Gelyk in 't waud de nachtegaal zynè cgaê ftreelt door zyn gezangen... HENRIETTE, voor het venster, zingende het volgende met een zachter Jlem. Zo uit de min (leeds haar vei langen, eu wacht van 't lot de zegepraal. JE KÓME. ' Waar is uw oom ? Is hy nog uitgegaan, myn Henriette? HENRIETTE. Ja, maar ftaat ons niets te vrcezen van d' uwen? J E R ÓME. Neen, die zal zo fpoedig hier niet wezen. Laat ons beneden gaan. MADELON. Stil, ftil, ik hoor gerucht.. Het is Martyn, myn heer. J E R ó M E , het venster fluitende. Dat men zyn oog ontvlucht', tut  ZANGSPEL. 3 tot hy voorby is... MADELON. Stil: daar is hy. Zy fluit het venster flechts ten halven en blyft nevens Henriette voor het zelve fiaan om te zien waar Martyn heen gaat. TWEEDE T O O N E E L. MARTYN, op het tooneel verfchynende, loeren Henrittteen Madeion , beurtelings, aan het venster , dat ten halven open is. MARTYN, van de linker zyde uitkomende. Zotte zaaken. Hier juist als in parys lantaemen te doen maaken. De duivel haal ze en hem die haar heeft hier gebragt.... Ik ruimde frankryk niet dan, nademaale ik dacht my hier gemakklyker dan elders te verryken... Der franschen denkwyze is intusfchen niet te ontwykem zy fchynt me ia fmirna uit parys gevolgd te zyn. Het is zo licht hier als by heldren zonnefchyn. Men doet op deze wyz' den nacht in dag verkeeren. Maar 't geen my 'c meeste kwelt is dat vervloekt marcheereii der janitfaaren, en dat gaan van ftraat tot ftraat. Nu hebben ze de wacht... 't Is, by geluk, reeds laat, en hier loopt niet veel volk.. 'k Hoop nu te kunnen flaagem in 't geen ik voornam; maar wie duivel komt me plaagen... Esrjle Bedryf. Aa D E R>  4 DE TWEE GIERIG AARDS, DERDE T O O N E E L. martyn, gripon, in 't verfchiet op het toonee!, Henriette en Madehn aan het venster. madelon, Gripon gewaarwordende. Zie daar nu d' andren ook. Het is Gripon.. Aan 't werk mejufFer, eer hy kome en onzen handel merk' gripon, van de rechterzyde uitkomende,'loopt fchielyt naar zyn huis, voords een groote bosJleutels uit zyn zak haaiende, opent de deur. Kon ik wel een geval, zo fchoon als dit, verkiezen ? De jongman niet by gelde en voortgaande in 't verliezen, geeft my gelegenheid tot grooven winst, waar van ik alles naar my trek wat ik bekomen kan. Hy gaat in huis. VIERDE TO O NE EL. martyn, voor de deur. je r óme, verfchynt aan het venstor. tt martyn. rJoekomt Gripon eerst't huis'Dat is wat laat naar'k reken... jvju deze plaats eerst van rondom, met ernst, bekeeken... Hier onder is het dan dat hy begraven is met zyn gefeeste en goud!... Wat heerlyke erfenis ligt onder deze naald, tot myn geluk, verborgen. Martyn, Martyn, voortaan hebt gy niet meer te zorgen .* • i £ A r -v'c .. 3jom  ZANGSPEL. 5 om Wat te winnen, door 't geld fchieten. Laat en vroeg baart dit ons onrust. Maar nu word ik ryk genoeg. ARIA. Steeds by myn fchat; fteeds by myn goud, is al myn wensch en onderwinden. Dat fteeds myn oog de wacht daar houd', daar 't is te vindei?. Ja, 'k zal 't altyj tellen, zelf ten fpyt van dien 't my benyd. 't Trekt myn harte om fcryd : het.zal 't geluk aan my \ erbinden ; den loon voor zorg en vlyt. Mahomet geevc in zyn hof, vry tot minnevreugd verlof, nooit zal my zyn wet verblinden. Het lieve geld is my meer waard dan 't fchoonst gelaat dat leeft op aard. Nooit zal my zyn wet verblinden, 't edel geld, ftaag geteld, daar is niyii hart opgefteld. Een hemel, gantsch van goud, geeft dien my dealcoran, 'k word daadlyk muzulinan. Steeds by myn fchat, enz. J e r óme, het vensterren halven openende enfehielyk vrederfluitende. Die beul! Blyft ïry nog flaan ? Eerfte Bedryf. A 3 MAa.  6 DE TWEE GIERIGAARDS, martyn, de grafnaald onderzoekende. , 't Zal niet gemakklyk wezen liier in te breeken. 't Is zo hecht en 't Haat te vreezen, dat ik dit werk niet wel alleen verrichten zal. Maar wien vraage ik het beste om hulpe in dit geval ?.. Ik denk op iemant... Wien kan ik geruster vraagen, dan wel Gripon, die om het geld al veel zal waagen ? Die man gelykt me... Maar... Dan deelt hy nevens my al 't geen we vinden... 't Zy hier mede ook hoe het zy, 't Is beter eene helft van het geheel te kiezen, dan, al te inhaalig, de eene en andre te verliezen... Welaan dan.., Maar daar komt hy juist... V T F D E T O O N E E L. Martyn, gripon, Jeróme en Madeion vertoontn zich telkens voor hunne vensters. gripon, de deur fluitende en de bos Jleutels in de zak fieekende. Schoon men het goed van anderen begcere en naar zich haal, mèn moet niet achteloos met reeds verkreegen goedren handelen. mart y n. Hola, myn vriendleen woord. -.Zo laat nog aan het wandelen? GRIPON. Ik groet u... Ik heb haast... m a k t y n, hem te rug houdende. Eenoogenblik. Waarheen Zo  ZANGSPEL. 7 zo fchielyk en zo laat..? Uw haast is ongemeen. GRIPON. Die jonge koopman, zoon diens franschmans, van wiens ftergy-hebt gehoord, en hy al vry wat goed zal erven, (ven met fbmmige engelschen aan 't fpeelen, heeft zyn geld yerlooren en ftaat nu voor fchande blootgefleld. Hy 's t' einde raad. Ik kan hem in dien nood niet laaten, en ga hem helpen met tweehonderd ftuks ducaaten. MARTYN. En tot wat intrest? GRIPON. Twee ten honderd, 't Zegt niet veel. MARTYN. Wat zyt gy dwaas,.. maar twee ten honderd in 't geheel ? GRIPON. Ja, maar dat is-by 't uur. MADELON, het venster openende en fchielyk weder toe fluitende. De een blyft hier d' andren houden. M A R T Y N. Hoor vriend, zo u myn raad behaagen kost, wy zouden meer voordeel doen ..Ziet gy die grafnaald.. ?Daar ter plaats ligt zeker mufti. GRIPON.' Nu, ik wensch dien man niets kwaads. De hemel hebb' zyn ziel. MARTYN. En gy en ik zyn fchatten. Ecrfle Bedryf. A 4 Gy  8 DE T WEE GIERIG AAR D S, Gy kunt het geen ik meen gemakkelyk bevatten, als ge u te binnen brengt, dat men geen' mufti hier begraaft,ten zy men hem, by allen pracht en zwier, veel kostbaarheden fchenkt en in zyn graf doet leggen. GRIPON. Wat kwaad men van den dood ook denken mooge of zeggen, .zo ryk in 'i graf te zyn dat geeft verligting. m a r t y Né Ja» 't maakt ons den dood getroost. gripon. Zo ik u wel verJÏa heeft men dien mufti hier,met al zyn fchat,begraaven. Wat fchoone buit! .. Indien wy ons de moeite gaven, om in dat graf... j e r ó m e , het venster ten halven openende en hei zelve weder toejluitende. Wel nu, ze zullen daar den nacht nog overbrengen, dunkt me, ik had dat niet verwacht. martyn. Hoe wel ik 't zoeken van dien fchat heb voorgenomen, daar is nog iets dat my doet aarsfelen en fchroomen. DUO. MARTYJM en GRIPON. MARTYN 't Tasten naar zo groot een fchat, GRIPON. onderling dien bly te deelcn MAR.  Z A N G S F) EL. 5 MARTY Ni Dat 's geen kwaad, naar ik bevat. GUI PON. Dat is geen kwaad. MARTYN. Acht gy 'tookfteelen? Mogen we, onbcfch'oomd en (tont, tasten naar 't gefleente en goud?.. GRIPON. Tasten naar 't gesteente en goud ?.. MARTYN. En te faamen dien buit te dcelen. , GRIPON. Zeg of gy 't voor zonden houdt, MARTYN. Onderling dien buit te de len? GRIPON. Zullen wy dien te faamen deelcn? Te Saamen. Ja, wy zullen dien faamen deelen. GRIPON. Was 't nog een christen, 'I; detd het niet' MARTYN. om dat zulks onze wet verbiedt, GRIPON. onze wer, MARTYN. Verbiedt ! Te Saamen. Maar een turk, een mufti, vrind... die wyn verbiedt—hem fchaadlyk vindt. Kom neemen wy het al daar 't ons te ncemen ftaat. Zulk een daad, is geen kwaad. Eerfie Bedryf. A 5 JE,  io DE TWEE GIERIGAARDS, jERÓMfi, vertoont zich weder voor het venster, en fluit het weer fchielyk toe. De duivel haal' den vent... Hy zag me... GRIPON. Worde ik daar, aan 't venster, niet den een' of anderen gewaar?.. MARTYN. 't Is mogelyk myn neef die 't venter heeft geflooten, voor dat hy ging ter rust... Hy heeft mylang verdrooten. Wel haast fluit ik hem op voor al zyn leeven... GRIPON. Goed, dit is gelyk ik wensch. Gy, van uw zyde, moet gelyk ik van de myne, uit al uw magt, beletten, dat hy het huwlyk met myn nicht poogtvoort tezetten. Hy is op haar verliefd. Zo men hen vryheid gaf, getrouwd zyhde, eischte hy ons aanftonds reekning af, van 't geen hem toebehoort, en zy van 't haar! MARTYN. Met reden. En mooglyk wenschen zy ons ook al overlceden; want zo beftaan ze. ARIA. Nichten, neeven, bloedverwanten, voor den droes gy fnoode kwanten. Hoe haatlyk is dj/(toet! Weg met de laffe ftem van 't bloed. Zo gy maar fltclus eens op wilt letten, hoe  ZANGSPEL. ii hoe loos de kat met ghiurend oog, 't muisje (hikken poogt te ; etten, Hoe zy, opdat ze 't vangen moog' 't ziet te bdaagen, ftil en zacht. En om 't diertje wel te knaa^en, haar tanden ftherpt en 't greèiig wicht,dus loert de loozen ftoet der ma.igen. ook fte.ds naar ons geel. Nichten , neeven, enz. GRIPON. Ja, gy hebt gelyk myn vriend. Hy 's zot die zich niet van gelegendheid bedient; die niet vooruit ziet... Om te zekerer te hoopen op goeden uitflag... MARTYN. Kom, men laat' geen' tyd verkropen, ga met me in huis. ten einde ik al 't gereedfehap zoek'. GRIPON. Ga vast naar binnen: 'k loop hier even om den hoek, den jongeling het geld, dat ik beloofde, geeven. Twee kansfen moeten, de een den ander , nooit weêrftree'k ben daadlyk weder hier. C ven, Zy gaan beide de een ter rechter en de andere ter linker zyde van het tooneel binnen. Eerfte Bedryf. ZES-  is DE TWEE GIERIGAARDS, ZESDE T O O N E E L. jeróme. henriette. madelon. Zodra de twee gierigaards van het tooneel zyn, begeeft zich henriette e» madelom aan het venfter. Zy geeven, terug gaande, eenige tekenen van blydfchap en gaan, daar op, beneden voor de deur. In dien tusfchen tyd neemt} e R ó me uit het venfter van Martyn , dat laag by den grond is, eenige yzere fiaaven en opent het zelve dus. Hy springt'er uit op ftraat en loopt naar Henriett E,die van de andere zyde uitkomt. Madalon volgt Henriette , gaat vervolgens 'naar het einde van het tooneel, om te zien of de gierigaards wel ver genoeg van de hand zyn. Zy komt niet weder by de twee anderen dan op het einde van de duo. DUO. JERÖME en HENRIETTE. Zy zyn dan gegaan, 'k 7ie myn' wensen voldaan. v Nu zyn wy gerust en vry. Wat vreugd gevoelen wy!. hemriette. Vriend myn 's harte!. JERÓME. ó, Waarde leven!. Te  ZANGSPEL. 13 Te Saamen. Wat li til wat vieugde is ons gegeeven. .. 't Is dan nu, dat ik my bevind' by ü. HENRIETTE. Hoe zeer bleef ik metfmait verlangén, Naar dit dierbaar oogcnbl.k!.. JERÓME. U in myne armen bly te ontvangen !. . Nietnant gevotlt meer vreugd dan ik. Zie myn geluk. HENRIETTE. Dat wil ik dcelen. jer óme. Uw ftem bekom t me. HENRIETTE. Ik voel my ftreelen. Te Saamen. Ik ben uw fchat, gy leeft voor my. Dat ons hart verecnigd zy. HENRIETTE, wyzende op de deur die open flaat en lagchende. Myn oom gaat nimmermeer naar buiten of maakt de deur toe aan de ftraat. JERÓME, ook lagchend wyzende op de luiken dis hy heeft uitgenomen. De myne doet nok niets dan (luiten — en grendelt allés eer hy gaat. Te Saamen. Lang leev' hun zorg, lang leev' hun vlyt, als we oi s zien van hen Uvrjd. Eerfis Bedryf. hm.  14 DE TWEE GIERIGAARDS, HENRIETTE. Vrind my Vs harte! JERÓME. ó Waarde leven! Te Saamen. Wat heil wat vreugde is ons gegeeven!... 't Is dan nu, dat ik my bevind by u..? HENRIETTE. Vriend myn 's bant ! J E R O M E. 6 Waarde leven! HENRIETTE. Wat heil, wat vreugde is ons gegeeven? . Te Saamen. Zy zyn dan gegaan, 'k zie myn' wensch voldaan. Nu zyn wy gerust en vry. Wat vreugd gevoelen wy.1 HENRIETTE. Wat raad toch ging my aan, Zo een van beide kwam? MADELON. Ik zal op fchildwacht ftaan, fiel u gerust. Ik blyf voor u en uwe zaaken zoveel als immermeer, naar myn vermoogen.waaken. Toen ik uw moeder volgde en 't vaderland verliet, deed ik dien flap om u alleen en anders niet. Zy, ftervend, heeft u aan myn zorgen opgedraagen. Uw vader was reeds dood. Nu zal ik alles waagen :ten einde ik thans, ten fpyt dier vrekken, uwen echt be-  ZANGSPEL. 15 bevorder' daar zy zelf den grond toe heeft gelegd. JERÓME. Maar wanneer zal die zo gewenschte tyd eens komen ? Wat leeden wyal finaad; wat moesten wy al fchroomen, fints ons de hoope op zulk eeno uitkomst heeft gevleid. MA D EL O N. Het was gemakkelyk u beide in veiligheid te krygen. 'k Heb voorlang al naar parys gefchreeven, aan uwe tante. Zy heeft my bericht gegeeven, datze u afwachten zal, wanneer gy komen zult. JERÓME. Wel nu zien wy dan niet onz' beider wensch vervuld ? Waar wachten wy dan naar ?.. ' MADELON. Waar naar.' Verdient zulks vraagen? Zoudt gy, myn heer, die reis zo gaande en ftaande waagen'? Hebt gy geen geld van doen... En zoude ik al dat goed, dat Henriettes is, - zy wettig hebben moet, van moeders erfenis ? Gripon in handen laaten.. ? Hoekreegen wy 't daar na? Zou,byhem,fmeeken baaten? Neen, neen, dat gaat zo niet. Wy moeten hiervandaan niet, zonder al het geen u toehoort, heenen gaan. Geloof me, ik fta niet ftil, en om u hulp te bieden, doe 'k dagelyks myn beste, om vlytig te bespieden wat u van dienst kan Zyn. Vertrouw vry op myn zorg, en leef op hoop, ik blyf u voor den uitflag borg: HENRIETTE. Oprechte hartvriendin .., Wat heb ik niet te Iyden Eerjle Bedryf. myn  16 DE TWEE GIERIGAARDS, myn waarde vriend! nu wy elkandren moeten myden, en onze liefde fteeds verbergen. Zeg wat kwaad veroorzaakt onze min dat men die tegenfiaat? Hoe zouden wy hen, zo zy>ons niet kwelden, achten. JERÓME. Hun toeleg is ons goed zich te eignen, daarom trachten zy ons te houden in een wreede flaverny. HENRIETTE. Dat al myn goed en 't uwe aan hen gefchonken zy, indien ze u in myn hart de liefde niet betwisten, J E R ó ME. Dan- zucht ik eens en dan verwensen ik hunne listen. Daar ons beklaaglyk lot myn ziel vervuldt met fmart, treft hunne vrekheid, zelfs tot wanhoop toe, myn hart. Jk haat hen beide, en gy... ? HENRIETTE. ARIA. Al myne rouwe is nu vervloogen; ik ken , by u, de droefheid niet; ik belagch Gripons vermogen en zinge als myn oog u ziet. Hy acht zich ryk door al zyn fchatten. Hy kent geen rykdom buiten't goud, maar ik kan 't al in u bevatten, Dat hy vry al zyn' rykdom houd'! Al myne rot we, enz. MADELON, Jchielyk te rug komende. Niet. langer hier gebleeven Ik  ZANGSPEL. 17 Ik zie Gripon... HENRIETTE. Door welk een angst worde ik gedreeven! Zy gaat met Madeion naar binnen en fluit de deur. JERÓME, ook door het venfter, in huis gaande, zet fchielyk de luiken, welke hy hadt weg genomen , weder voor het zelve. Gripon! die fnoode vrek! Hoe vaak, hoe menigmaal heb ik gewenscht en wensch, dat hem de duivel haal? ZEVENDE TOONEEL. GRIPON, van de rechterzyde van het totneel opkomende, laat het hoofd hangen en telt op zyne vingeren. Jeröme en Madeion, aan 't venfter. GRIPON. Voor twee ten honderd van twee honderd fluks ducaaten, en dat by 't uur... waar voor ik 't geld hem heb gelaaten... maakt... vier ducaaten... dan nog zeven ... elf... en dan nog eens zo veel, maakt juist, naar ik het reeknen kan net vierenveertig... Nu voorts rent' van rent' gereekend. Hy haalt zyn aantekenboekje uit den zak, doorbladert het zelve, en beziet het met aandacht. Is 't voor het tweede uur, op dit zakboekje aangetekend, juist achtentachentig aan livres: zeventien aan Huivers, en dan nog, zo ik hier wél kan zien, aan penningen, die ik daar by moet voegen, zeven, 6 Ja, het is zo net; 'k heb 't duidlyk opgefchreeven. Eerfte Bedryf. B Het  i8 DE TWEEGIERIGAARDS, Het derde uur.'t vierde ,'t vyfde... erf voorts den ganfchen dag moet hy me, aan rente, die ik veilig neemen mag. Juist dertienhonderd zesentwintig livres geeven, met negenftuivers en vyfpenningen, daar neven. Den tweeden dag, en wel wanneer het middag is beloopt de rente al reeds... laat zien, ja 't kan niet mis, vierduizend... en dan nog zeshonderd... daar en boven nog drieënvyftig... cn acht penningen. Gelooven magvry die mank, zo hy 't geld nog twee weeken houdt,, ik voor de kleine fom van 't hem geleende goud, zynichepen, pakhuis en zyn erfgoed denk te ontvan-en. . Dit gaat volmaakt naar wensen-ikheb voor myn belangen dit geld zeer wel hefteed. Hyfteekt zyn boekje in den zak, haalt een bos Jleutels uit, opent de deur en laat 'er den Jleutel in fteeken. Waar zyt gy Madeion?.. HeilMadelon... madelon, zich voor het venfter vertoonende. 'k Had werk dat ik u hooren kon myn heer. Wat wilt ge?.. gripon. Kom ; breng hier myn avond eeten. madelon. Zo als gy 't zyt gewoon, myn heer?.. gripon. v . Ja, wel tewcetcn, En breng de rest ook van myn'oypriaanfchen wyn. MA-  ZANGSPEL. 19 madelon, gaat binnen, terwyl Gripon voorde deur wandelt. Op zo veel winst mag wel een teug genomen zyn. jeróme, het venfter, met omzichtigheid, openende. Wie of daar revelt? Laat ons luistren... gripon, wandelende onder het venfter van Jeróme. Ja met reden, wil ik het fpreekwoord wel bekrachtigen met ceden: geluk volgt op geluk, 't Gaat nimmermeer alleen, 'k Zal met myn' vriend' Martyn een coup doen, zo ik meen. En wie, wie zal hem toch dien dubblcn kans beletten... Dit graf berooven en zyn' neef in hechtnis. zetten? jeróme , met ontroering aan 't venfter. Hoe my\in hechtnis! gripon. Welk een voordeel, wat gewin'. Een fchat te meer, zo 'k gisf' daar by een' neef te min! je rome, geheel verftaagen van het venfter afgaande. Ik ben verloorcn. madelon, zy brengt een' ft uk brood, eene fles en een kop. Zy geeft hem het brood en den kop. Daar myn heer. gripon , terwyl hy het brood eet en zich doet infehen. ken. 'k Wens ch wel te weeten wat Henriette doet ?.. Eerfte Bedryf. Bi MA"  20 DETWEEGIERIGAARDS, madelon Zy wacht op u met eeten... gripon, hy drinkt. Ga fchi'elyk maar naar bed. Ter zyde. Dat buitekansje is fchoorr. Een mupbti... madelon, Blyft gy uit? gripon, heen en weder wandelende. Ja... 't Is wel ongewoon.. 't Graf van een' muphti!.. 't is geen beedlaar! dit zal baaten. madelon. Moet men u wachten en de nachtlamp branden laaten? gripon, zich weder hatende infehenken. Neen, blaas haar uit, ik kom niet weder dezen nacht. Ter zyde. De fchat eens muphtis..! Ja, hoe groot men dien verwacht moet altyd grooter zyn. Hy drinkt en houdt den kop voor om weder te laaten fchenken. madelon, hem, zonder te fchenken , aanziende. 't Is wyn!.. Dien zo te drinken..? gripon. Ik dacht 'er niet eens om. Ter zyde. Wat fchatten... Ach! hoe blinken die fteenen en dat goud..! Hy  ZANGSPEL. si Hy geeft de kop en het overfchot van 't brood aan Madeion weder. Ga, berg dit. Morgen vroeg is dit voor myn ontbyt of 't middagmaal genoeg: Ter zyde. 'kTel, dunkt me, reeds het geld, dat wy daar zullen vinden. 6 Kostelyk gefteente! 6 goud! 't geen 't hart moet binden! Ach! dat ik u al zag! wat trekt gemy!.. Hoe beeft, hoe trilt, van vreugd, myn hart, dat by den rykdom leeft. Kom, haasten we ons. Hy gaat fchielyk aan de linkerzyde binnen en laat zynt fleutels in de deur flceken. ACHTSTE TOONEEL. MADF.LON) alleen. Hoe nu! bedriegen my myne oogen ? De vent is weg en hy, van vreugde als opgetoogen , vergeet zyn fleutels... Zyn 't de fleutels wel... och ja, ze zyn het in de daad... Dat hy in vrede ga... Zy loopt naar de deur, zet het geen zs in handen heeft in huis en neemt de bos fleutels. Myn heer Jeröme en gy mejuffer... komt beneden. Zy vertoonen zich alle beide aan het venfter en gaan daadlyk weder weg om beneden te komen. Zy beziet de fleutels. 'k Weet niet wat drommel of den vent rydt door de leden. Nooit was hy zo verftrooid van zinnen... ja gewis... erjle Bcdryf. B 3 Hier  *2 DE TWEE GIERIGAARDS, Hier is de flcutcl van zyn kamer, en, deze is die van zyn yzren kist... en deze... 'k wou wel weeten wat hem zo verr' vervoert dat hy die kan vergecten! NEGENDE TOONEEL. MADELON. HENRIETTE. JERÓME. MA D E L O N. Kom,junTouw,kom,mynhcer,toch fpoedig;vreest maar niet. 't Schynt dat ons het geluk, deez' dag, zyn gunften biedt, uw oom is weg gegaan en liet zyn fleutels fleeken, ik heb ze hier,cn deze is,zo 'k wel heb gekeeken,, de fleutel van de kast, waarin hy al het goud en diamanten van uw moeder achter houd. Ik loop eens fchiclyk heen naar binnen, zonder fchroomen. Gripon zei my,dat hy deez' nacht niet t huis zou komen; doch 't veiligfle is voor ons dat hy niet word' betrouwd. Pas op, terwyl ik ga, dat gy de wacht hier houd'. Ik wil dien gierigaard thans op myne eer wel zweoren, dat ik niet ledig denk' by u te rug te keeren. Zy gaat naar binnen- TIENDE TOONEEL. HENRIETTE. JERÓME. JE R ó M E. Ach, Henriette! 'k ben verlooren... 't is gedaan: myn oom heeft voor, om my in hechtnis te doen gaan, wat  ZANGSPEL. ïj wat of hem toch beweegt?, en wat heb ik misdreeven ! Verdien ik zulks om dat ik minn'— vooruwwilleeven? Doch hy moet flim zyn zo hy my te fluiten tracht', 't Jot is ons gunftig en we ontvluchten zyne magt. HENRIETTE en JERÓME. DUO Te Saamen. Hoop verrukt myn z:nncn, zy biedt ons thans alle uickomst aan. 'k Zie ons heil beginnen, daar wy naar frankryk ga::n. HENRIETTE. Daar zJ ons min doen leeven. JERÓME. Daar kennen wy geen fmart. HENRIETTE. Zult gy my nooit begeeven 7 JERÓME. Niets rukt u van myn bast. Te Saamen. Daar zal ons min doen leeven. HE NR I ET TE. Men volg' haar' wil, JERÓME. Haar zoet gezag, HENRIET TE. Dus groeit ons heil. Etrjlt Bedryf. E 4 J*.  »4 DETWEEGIER1GAARDS, JERÓME. Van rag tot cfcg. Te Saamen. Nooit moet de vreugd die ons thans frrcelt ons oog onizweeven. HENRIETTE. Wie nadert ons ? Wat hoor ik daar..! My dunkt 'k word iets gewaar. JERÓME. ' Kom luistren wy. Zyt onbevreest. 'k Hoor niets, 't if febyn geweest. Wy zien , in weinig dagen, Een einde aan onze plaagcn. Te Saamen. Hoop verrukt enz. ELFDE TOONEEL. HENRIETTE, JERÓME, MADELON. MADELON, op het tooneel komende, heeft in de eene hand een hengzelmande half gevuld met verfcheiden goe~ deren, houdende met de andere hand haar voorfchott vast, waarin zy eenige cartondoozen eenige zakken met geld en een diamantkistje heeft. MADELON. Verheug u vry, 'k heb 't geene u toehoort meegenomen. Kom vlucht, en zoeken wy 't gevaar,met fpoed.te ontkomen. HENRIETTE. * Maar naamt gy niets het geen aan mynen oom behoort ? 'k Be-  ZANGSPEL. S5 'k Begeer zyn goed niet. MADELON. Neen: vrees niet, 'k geef u myn woord, dat ik van 't zyne niet het minst heb meègedraagen, 't behoort u waarlyk toe. Gy kunt naar uw behaagen het alles, (luk voor (luk, bezien als gy 't verkiest, daar is de mand en 't goed. Maak dat gy niets verliest; 'k ben aanftonds weêr by u. Zy gaat naar binnen. TWAALFDE TOONEEL. HENRIETTE, JERÓME. HENRIETTE. Wat gunftige oogenbükken! Wat rykdom!!. Zet hier neêr. Wil, met me,'tgoed wat de tyd is kostelyk. (fchikken, Zy zetten zich op den rar.d van den put en plaatzen de ■mande tusfchen hun beide en fchikken het goed dat Henriette in het voorfchoot heeft te faamen. JERÓME. Zet eerst aan deze zy, hier onder in de mand de groote doos. HENRIETTE, de doos openende. Laat my toch eerst eens zien wat of 'er in is... Het zyn kanten. J E R ó ME. Zet hier dit doosje en daar dat met de diamanten.. Eerjie Bedryf. B 5 h e n-  s.6 DE TWEE GIERIGAARDS, h e nr iette. Ik bid, zie ze eerst.. Wat zyn die brasfeletten fchoon! En deze oorknoppen.. Welk een' glansch fpreid zich ten toon in alles wat hier is... t e r 0 m e. Hoe zou 't myn wenfchcn ftreelen, mochte ik reeds in de vreugde, in het genoegen deelen, dat gy er u meê fierde en ik ze u aan zag doen'.. Kom, maaken wy wat voort ,'t wordt tyd dat wy ons fpoên. Dek nu de mand. henriette. Zo. 't Is nu alles naar behooren. Eenriette eu Jeróme houden zich eenige oogenblikken bezig, met Jlilzwygen en aandoening, eikanderen an te fehouwen, houdende ieder de mand met cc ne hand vast. jeróme, Henriette fterk aanziende. Wat zyt gy fchoon.. Kan ik u, als gy my, bekooren? henriette, Jeróme met tederheid aanziende. Gy twyffelt immers niet ?.. jeróme. Wat is myn ziel verheugd ! Wanneer ik u befchouw dan ben ik enkel vreugd, en als gy me aanziet en uw hartdoordringende oogen geve t houd op de myne... Ach! wist gy het vermogen , het welk my dan bcheerscht..! Wat ik dan ondervind... Hoe ftreelende is de band die ons aan een verbindt..!  ZANGSPEL. 27 Hy fpringt, met vervoering, om Henriette te omhelzen, van den rand des puts op. Ach! dat ik u omarmc, Ö eenigfte aangebeden! henriette, haare hand op tillende om hem te weder houden, laat de mand los die in den put valt. Houd op... 6 Hemel! ...Weg zyn all' de kostlykheden. Daar legt de mand nu in den put gevallen... DERTIENDE TOONEEL. HENRIETTE,JERÓME, MADELON. j óme. Hoe? Madeion \op het tooneel komende met een' cartondoos onder den arm en twee voil's 'in hier hand. Gevallen in den put ? daar (laan wy hecrlyk toe .. HENRIETTE. Wat zyt ge ook fchriklyk lomp.Uw losheid kent geen paaien. Zie daar 't gevolg nu van uw onöpboudlyk maaien. Wat nu gedaan?.. jeróme. Ik heb geen fchuld, geloof me vry Myn lief, ik was verrukt, de vreugd vervoerde my, en in myn tedre drift was ik niet van gedachten, dat gy ze los liet. Wie zou zulks van u verwachten ? madelon, tegen Jeróme. De vreugd vervoerde u , en uw tedre drift . 't Heeft fchyn .. Waar vindt.men zotter volk dan die verliefden zyn?.. Eerfle Bedryf. Wat  i8 DE TWEE GIERIGAARDS, Wat helpt het of men 't al voor hen heeft ondernomen?.. Met al myn moeite en zorg ben ik nu verr'gekomen. Hoe raaken wy nu weg?Helaas! wat nu gedaan..? Wat is 't bcklaagelyk.., JERÓME. Zwyg ftil, wat gaat u aan, dat gy u beide ontfteft? wil me in den put Hechts laaten. M A D E L O N. Voor vast, verliefde heer, voor vast, kon 't ons maar baaten... HENRIETTE, Zoudt ge in den put gaan, gy? neen dat zal niet gefchiên. MADELON. En waarom niet ? Ik kan daar geen gevaar in zien. De put is nier. zeer diep, en t is reeds lang geleeden dat daar geen water meer in was. Ook wacht ik heden uw' Oom niet 'thuis. Hy komt voor morgen niet weerom. JERÓME. Maar 'k zie geen touw om my 'er in te laaten. MADELON. Kom, ik weet wel raad. Ik zal in huis gaan, zonder draaien, om d' emmer en het touw van onzen put te haaien ; maar'k hoor, dunkt my de wacht. Het is thans juist de tyd. Komt gaan wy binnen. JERÓME. Vrees maar niet. wy zyn niets kwyt, ik keer te rugge als my de wacht niet kan ontdekken , Dan haal ik 't goed op en wy kunnen voort vertrekken. VEER-  ZANGSPEL. ao VEERTIENDE TOONEEL. MARTYN, draagende ivjet hamers en eenlantaarn. Hy blyft op den hoek van de ftraat ter flinkerzyde ftilJlaan en geeft een teken aan Gripon, die hem volgd, van niet nader te komen. Niet verder... 'k Hoor gerucht.. De wacht is reeds op flraat. 't Is beter dat ik keer', als zy weer heenen gaat... 't Is ook nog veel te vroeg, en 't best naar myn gedachten, om zekerer te zyn, een weinig tyds te wachten. VTFTIENDE TOONEEL. ALi, mustapha, Osman, en nog zeven Janitfaaren. Zy komen ter rechter zyde op het tooneel, wordende door Ali voorgegaan. Choor. De wacht genaakt en komt voorby, dat elk zicli berge en vreedzaam zy, de wacht genaakt, 't is middernacht, dat niets de wet weerl'trecve, elk in ruste en vrede leeve, en zich voor onraad wacht'. Dat niemaat on s te ftooren tracht' de wacht genaakt, 't is middernacht, elk hou zich ftil en zacht. D :t niets de wet weêrftreevc, elk in ruste en vrede leeve, en zich voor onraad wacht'. Eerfle Bedryf. ALI  3© D E T WE E GIERIGAARDS, A L I , te m'dden van het tooneel met zyn volk Jlil jlaande. Hoe fl.il is 't hier fints wy door alle wyken gaan, en alles wat wy zien naauwkeurig gadeflaan. Kom, laaten wy de post van dezen nacht verdeden. U, Osman, zal ik thans den laatften togt beveelen: doorkruis der grieken wyk, ga langs dehoofdmosqué, dan naar de haven ;■ kom dan weder hier ter fteê. Tegtns eenige Janitfaaren. Gy, gaat met hem daar heen. Hier zal ik u verbeiden, en blyven tot wy in den morgen weder fcheiden: AU, zodra de andere Janitfaaren vertrokken Zyn,tegens de overigen. Gy kunt me volgen... Keert met my zo ftil en zacht het mooglyk is, te rugg' .. Men heeft my aangebragt, dat, ginder in de ftraat, in weerwil onzer wetten, men ftout genoeg is fles en glas ter bank te zetten, en lustig tappen durft aan griek en mufulman. Komt,\gaan we 'er eens naar toe: daar kom van wat'er kan, 't is enkel winst voor ons,die 't past om zorg tedraagen, dat goede orde en 't récht zich nooit van ons beklaagen. Osman gaat ter rechter en Ali ter linker zyde binnen, hemeemende het vorig choor, het geen naar maatt zy verder binnen zyn, zachter gezongen wordt. Einde van het eerfle Bedryf. T W E E-  ZANGSPEL. 3t TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. G RI p o N, alleen. Hy komt van de linkerzyde op het tooneel, gaat met langzaame treden de plaats in 't ronde, en poogt op te merken of hy 'er ook iets verneemt. Recht heeft myn vriend Martyn.dat hy me herwaard duurt, op dat, voor wy iets doen, eerst alles zy begluurd en nagefpoord... De zaak is bachlyk te onderwinden. Maar t is reeds Iaat...'t is ftil. .de wacht zal ons niet vinden, geen mensch ons ftooren... Ja, wy kunnen nu , gerust aan 't broeken gaan.. Men fla de hand aan 't werk, met lust.. 't Is tyd dat ik myn' vriend ga roepen, en de zaaken, ons nodig, haal Ik moet geen ,'t minst gerucht hier maaken. Hy gaat aan de linker zyde weder binnen. TWEEDE TOONEEL. JERÓME, HENRIETTE, MADELON. Jertlme draagt het touw voor de pm, Madeion den emmer, Henriette volgt her. beide, zy gaan alle drie naar den put. JERÓME. Ja, Waarde Henriette ! in 't einde is 't uur beftemd Van onze vlucht, k Zie njets het geen ons voorneem flremt Een fchip ligtzcilreêykken den fchipper.'kzal hem fpreeken. Op morgen is 't bepaald dat hy in zee zal fleeken. Tweede Bedryf. h e n-  3a DE TWEE GIERIGAARDS, HENRIETTE. 't Is waarlyk nu voor ons een groot geluk, dat oom den ganfchen nacht van huis zal blyven. JERÓME, kimt op den rand van den put en fteekt liet touw door het winddds. Heb geen (chroom, wy zyn, voor dat hy komt, misfchien reeds uit de haven... Wat zal het ftreelend zyn dat we ons op reis begaven met al de fchatten, naar ons lieve vaderland..! Parys heeft, boven al de Meden, de overhand. Daar zyn de vrouwen recht gelukkig, fteedsgepreezen. In Frahkryk zullen wy naar ons genoegen wezen. Hy fpringt op den grond en geeft het end van het touw aan Madeion, die 'er den emmer aan vast maakt. HENRIETTE. De volgende aria wordt geduwende dat Jeróme en Madalon bezig zyn den emmer aanhet touw te maaken,gezongen. ARIA. Ja, laaten wy dit oord ontvluchten. Dwang Laart fchoi.nheid OHgenuchtcn. De Liefde wil geen (laverny: 't herte is ongeboeid fteeds Wy. 't Is in parys, die bloem der (leden; die zetel der bevalligheden, dat fchoonheid uitmunt in waardy: daar hcerscht de blydfchap alle dagen, waardoor de liefde voedzel vindt: wie daar de kunst heeft te behaagen, wordt (leeds van ieder- een bemind. Ja, laaten wy, enz. M A'  ZANGSP EL. 33 MAOEL ON. Zie zo, liet touw is vast, nu is het alles klaar. ■ JERÓME. Kom, laat my dan om laag. HENRIETTE. Maar, is 'er geen gevaar..? MADELON. Gsen 't minste zeg ik u... Hy kan 'er niet verdrinken. Indien 'er water waar', dan zoudt gy 't wel zien blinken. Jeróme gaat op den rand van de put zitten en /leekt beide zyne beenen in den emmer; terwyl Henriette en MadeIon het touw neemen, om hem te laaten zakken. TRIO. HENRIETTE. Vat het touw, zyt op uw hoede. Hoe itlopt my, hoe flaat my het hart.' JERÓME. Min kent geen frnart, , ik ben wel te moede. Laat me om laag en vrees toch niet. HENRIETTE. Dat het touw u niet ontfehiet'. HENRIETTE. (-Houd het toch vast. ] E R 6 M E. < Ik hou bet vast. MADELÖ-NL ^Hy houdt het vast. Henriette en Madeion laaten allengskens het touw zakken, terwyl het winddds draait, tot dat Jeróme op den grond van den put is. MADELON. Onbefchroomd en zonder vreezen. HENRIETTE. Laaf-n wy voorzichtig wezen, Tweede Bittryf. C Houdt  34 DE TWEE GIERIGAARDS, Houdt gy u vast ? MADELON. Hy houdt zich vast. HENRIETTE. 'k Zie hem niet meer, helaas! MADELON. Houd mocdJioud moed,zyt toch niet dwaas. Tegens Henriette. Waar voor zyt gy bevreesd? HENRIETTE, tegens Jeróme. Acli! voor u ducht ik 't meest. ] E IIÓ M E , van onderen uit den put. Myn waarde ! wil niet vreezen, 'k zal haast weêr by u wezen. MADELON, op haare vingers tellende. Voor eerst de mand. JERÓME. Goed. MADELON. Dan nog een pak. : JERÓME. Goed. MADELON. Een mantel nog. JERÓME. Gacd. • ' MADELON. Een groote doos, zode die iltoos; Y9ï  ZANGSPEL. 3? vergeet geen pand. JERÓME. 'k Heb reeds'den mand. MADELON, opfpringende van vreugde. Goed. JERÓME. Ik heb het pak. MADELON. Goed. JERÓME. ■ Den mantel ook. MADELON. Goed. JERÓME. De doos daar by. MADELON. Goed. | p." P Trtk. Op myne eer, 'k heb alles weêr. HENRIETTE. Keem het touw, zyt op uw hoede. Ik beef om u, myn vrind. JÉRÓM E. Di trouw bemint is fteeds bly tc moede. Haal my om hoog en vrees tog niet. HENRIETTE. Dat het touw u niet ontfehict'. HENRIETTE. j-Houd het toch vast: JERÓME. < ik hou het vast. MADELON. Hy houdt het vast. Twedt Bedryf. C a S hel looneel-fimhdzeude. Laaten we ons omhelzen , v ind, daar 't geluk ons zo bemint. Al de fchat, hoe groot die zy, hoort nu toe aan u en my. MARTYN, wederkeereiide naar de opening van het graf. Wel,op myne eer, wy zyn zo verr' niet als we dachten, daar is een tralie... Nu, wy moeten echter trachten, die weg te neemen. Hy neemt de lantaarn om naauwkeurig te zien. GRIPON. Wis, fchuilt daar zeer veel, naardien men nier zo groeten zorg in alles heeft voorzien. M A R T Y N. 'tls ons... geduld. Hier is een fponning, naar kkanmerken. Wy moeten nu maar zien het yzer los te werken. GRIPON. Wel gar.t het ai? Tweede Bedrjf. C 5 MAR-  42 DE TWEE GIERIGAARDS, MARTYN. Nog niet; maar help me wat. GRIPON. Ik zal, doe mede uw best... Gripon zet de lantaarn op den grond en gaat Martyn te hulp. Zy beginnen eenigzins de tralie te ligten, fchoon het langzaam en met moeite gaat. Het gaat... My dunkt, wy vordren al. MARTYN. Hier gaat het waarlyk los. GRIPON. Nu moet men 'tzien te ligten. CHOOR VAN J ANITSAAREN. Zy worden onderfteld, zich ter recliterzyde van het tooneel op te houden en gedronken te hebben. Zy zingen, zonder gezien te worden met luider fiem het volgende. Wie zou niet fteeds, by zulk ce 1 vvyn, regt vrolykzyn ? Gripon en Martyn laaten de tralie, die zy reeds opgelikt hadden, weder vallen, en bergen zich , uit angst, aan de andere zyde van het tooneel, waar zy flilftaan, om te luisteren. MARTYN. Pak uwe biezen. CRI-  Z A N G S p. E L. 43 GRIPON. Ga! men kan hier niets verrichten. M A R T Y N. Neen... Sus... 't Is mogelyk een dronkaard .. Kom hier ftaan, om toe te luistren en te zien, waar hy zal gaan. Zy begeeven zich een •weinig vocrwaards, en treeden , zo dra de janitjaaren weir beginnen te zingen, fchielyk te rug. Het voorig chotsr wordt door de janitfaaren herhaald. C II O O R. Wie zou niet ftee.ls, by zulk een wyn, regt vrólyk zyn ? GRIPON. Och, Iaat ons vluchten, of wy zyn gewis verraaden. ALI, zonder gezien te worden, (fmaaden, Spitsbroeders! 't wordt haast tyd. 'k Zal juist geen wyn verdoen deeze fles nog maar, dan kan't wel gaan. 't Wordt tyd dat we onze ronde wcêr gaan doen en elk zich kwyt', op dat bchoorelyk zyn plicht word' waargenoomen , cn men in ons kwartier geen onraad hebb' te fchroomen. Wy ncemen de anderen dan mede. GRIPON. Och! hoort gy 't wel ? MARTYN. 't Zyn dronkaards, ais ik zeide... Ik vrees of ik ontftct zo ligt niet... 'r Is al ftil... Zy zyn reeds elders hecnen. Kom, nu van nieuws aan't werk. Tweede Bedryff c r r«  44 DE TWEE GIERIGAARDS, gripon, met Martyn wederkeerende. Is dan 't gevaar verdweenen ? 't Waar jammer, dat men 't werk, zo verr' reeds, als ik acht, gevorderd, nu ook niet ten einde toe volbragt. Zy beginnen weder aan de y zei en tralie te beuren. Nu lustig vriend... Het gaat... 't Is hoog genoeg naar 'kreken; zet hier iets onder. gripon. Daar .. dit yzer zal niet breeken. Hy zet den koevoet onder de opgetilde yzeren tralie. Laat los nu... Hy ftaat vast. martyn, de tralie los laatende, neemt de lantaarn, om in bet hol te kyken. Dit gaat naar wcnsch... Maar zacht, laat ons de diepte eens zien... Dit had ik niet verwacht. Daar is een trap naar 'k merk De ladder is te ontbeeren. gripon. Zo veel te beter... Klim maar af... De kans mogt kecren. Gy hebt de kaars. m a r t y n , hem de lantaarn overgeevende. Neen vriend, doe gy hetwerk liefst zelf. gripon , terug wykende. Verfchoon me... Schrik bevangt me op 't zien van dat gewelf. martyn. 't Is niet uit angst, dat'ik juist weiger ; maar de reden waarom ik, eer dan gy, zou in den grafkuil treeden, wenschte ik te weeten, 6ri-  ZANGSPEL. 45 GRIPON. Wel het is omdat... om dat...' Met minder bèfchröomdheid. Laat ons de plaats eens zien van dien gcwenschten fchat. Hy neemt de lantaarn , klimt met zyn' eenen voet in het hol, treedt voords met fchrik te rug, en begeeft zich, ge. heel befchroomd, naar de andere zyde van het tooneel. Neen, 'k onderneem het niet. 'k Liet hal vei weg het leven. Dat hol is veel te naar. MARTYN, hem de lantatrn afneemende. Een kind zou u doen beevcn. Gy zyt een wakker held... 'k Heb veel meer moed dan gy.„ Maar 't grootfte deel des buits is ook gewis voor my, als ik 'er in klim. O II I P O N, Ja, dat zullen wy wel fchikken; klim af en maak met fpoed gebruik van de oogenblikken, die ons zo gunstig zyn. MARTYN, in het hol klimmende. Een naare fchrik bevangt myn hart,hoe fterk het naar dien grooten buit verlangt. De hoop op voordeel doet me een heldendaad bedryven. Welaan. Hy klimt naar beneden. HENRIETTE, het venster openende en weder fchielyk fluitende. Myn minnaar... ach!.. ze fchynen nog te blyven. Tweede Bedryf. ARIA.  /4ö DE TWEE GIERIGAARDS, ARIA. gripon. Ja Gripon, fpring nu verheugd , welk een nacht 1 welk eene vreugd! Hoe kan dit heil myn harte ftreelen ! 't Is of' myn oog alreeds het goud en het geiteente als 't myn' befehouwt. My dunkt, ik ben met vlyt al aan het deelen. Ja Gripon, enz. Zyt gy reeds heel omlaag geklommen, zeg, en vindt gy al den buit?.. Werp op... Ik zal ze ontvangen, vrind. martyn, uit het graf. Ik zie tot nog toe niets... daar... Hy werpt een' mantel van een ongemeen maakzel naar boven. Om toch te beginnen. Daar is een mantel... gripon, den mantel opneemende en befchouwende. Wel wat duivel... Mist ge uw zinnen? Een vod, een oude lap!.. Hy nadert het graf. Neem, het geiteente en 't goud, maar zulke lorren niet. martyn, de muts van den muphti uitwerpende. Daar dan, 't is wel wat oud, Blaar 't is een mupbtis muts. gripon, de muts neemende. Loop met uw' muphti heenen. Hy  ZANGSPEL. 4? Hy krygt de muts met gramfchap weêr en fchreeuwt, naar het graf treedende, zeer flerk. Neem eerst de paerelen, en goud en eedle fteenen. MARTïB. Ik zie, ik vind niets meer. GRIPON. Niets meer?., dit is,misfchien, ik ken die ftreeken wel, op dat ik niet zal zien, of merken, dat ge u met dien fchat poogt te verryken. MARTYN. Maar kom dan in het graf... dan moogtge'tzelfbekyken, ik zweer u... 'kvind niets meer... GRIPON, in woede. Zwyg, booswicht. MARTYN. Snoode vrek, wat zegt ge? GRIPON. Renegaat! wat meent ge, dat ik gek of zo te doeken ben.. ? Zo zal 't u niet gelukken. M A R T Y N, Wacht,fchurk, ik kom u by, en fla uw' kop aanftukken. Men begint het licht van de lantaem in het graf te zien, en onmiddelyk daarna verfcLynt Martyn. GRIPON, hy trekt den koevoet, die de tralie onderftutte, weg en fluit Martyn in het graf. ik Iagch wat om uw praat... Daar ~ blyf nu waar gy zyt,, en fterf in dezen kuil van honger en van fpyt. Tweede Bedryf. MAg,  +8 DE TWEE GIERIGAARDS, martyn, achter de tralie des grofs komende en zich opgeflooten vindende. Rampzalige als ik ben!... My hier in 't graf te fluiten. Ik zeg u, fchurk, doe op. Zult ge, eerlooste aller guiten ? Hy peogt de tralie op te ligten. henriette, het venfter openende en weder fluitende. Ze zyn 'er nog, helaas! myn vriend ! och wie befchut hem, dat hy niet bezwyk in dien rampzaalgen put! gripon, in eene deftige houding fcli.elyk heen en weder kopende, terwyl Martyn vruchtelooze poogingen doet, om de tralie op te ligten. My dus bedriegen, dus befteelen... bloot te ftellen aan galg en koord en dat om zulke bagatellen !.. 't Is wel de moeite waard. Hy fchopt met zyn' voet den mantel en de muts- van den muphti weg, raapt ze weder op en werpt ze in den put, binnensmonds morrende, terwyl de ritornel van de volgende duo gcfpeeld wordt. gripon en martyn. DUO. MARTYN, achter de tralie. Myn vriend Gripon, ai krui, o.ufluit me, 'k bid 'cr om ! GRIPON. Neen zo zal 't hier nier gaan, Zoek vi y nu hu!p by andre vi inden. MARTYN. Laat ik toch byftand vinden 1 En  ZANGSPEL. 49 En neem myn vriendfehsp aan. GRIP ON. Neen, bedrieger, neen. MARTYN. f Hoor toch naar myn geween, 'k bid dat gy my ontÜuit. GRIPON. Neen, gy zult'er niet uit. MARTYN. f'k BId d" *tw» °ntnUitGRIPON. < Neer,,looZeguïc, Cneen,gy zult 'er niet uit. A LI, zonder gezien te worden. Wie is daar? wie is daar? MARTYN en GRIPON. 't Is de wacht ,'k hoor het klaar. MARTYN. Och ! het zal myn harsfens krenken, t 't is de wacht, wil zulks bedenken. GRIPON, op zyn huis wyzende. Ik vrees voor geen gevaar. Gy wel, doortrapte guit. MARTYN, beeyende en zacht zingende. Giipon , och! laat me 'er uit. DEJANITSA A-R E N, zonder gezien te worden. Wie is daar? wie is daar? MARTYN. ' 'k Bid neem myn vriendfehap aan. GRIPON. Neen, zo zal 't hier niet gaan. 1 MARTYN, fchreijende. 'k Bid dat gy my ontfluit. GRIPON. Neen, gy zult 'er niet uit. enz. enz. Tmtit Bedryf, D MAR-  5o JTE TWEE GIERIGAARDS, MARTYN, tegen de tralie kleppende. Schurk! zult gy komen? OHIPON. Neen Foor de deur van zyn huis Jlaande, de fleutels zoekende en dezelve niet vindende. Helaas! nog Hechter (pel! waar zal 't nu met my heen? ]k mis de fleutels en daar hoor ik iemant komen. Men hoort het gerucht, dat de janitfaaren maaken, . terwyl Gripon met fchrik over het tooneel loopt. MARTYN, nog al tegen de tralie kloppende. Zo gy my niet ontfluit hebt gy myn wraak te fchroomen. 'k Zal alles zeggen. GRIPON, naar Martyn gaande. , Och! myn vriend houd u toch ftil.. Verberg uw licht.. Neem weg.. Om uw en mynent wil. Wy zyn omhals zo gy ontdekt wordt; 'k zal weêrkeeren en helpen u daaruit... MARTYN. Voor 't minst, dit moet gy zweeren. GRIPON, naar de ftraat, die ter rechter zyde is, heenziende. Dat doe ik.. Maar helaas! myn fleutels— och wat zal my overkomen... Waar, waar berg ik me in'tgeval ? De janitfaaren!.. langs die ftraat!.. Hy loopt, om zich te redden, naar de ftraat, die aan de linkerzyde is, dan, daar in ook janitfaaren ontdekkende, keert hy, nog meer verfchrikt, te rugge. Och!  Z A N, G S P E L. 5i Och! allerwegen komt dat verduiveld volk my, die de vlucht zoek, tegen. ]k zie ze hier en daar en overal verdeeld. Betrapt men my dan is myn rol haast uitgefpeeld. Kom fchïelyk op die leer... Wat ftaat my al te vreezen'.. Ja, deze leêr moet toch myn laatste toevlucht wezen 'k Zal my verfchuilen in die venfierbank, misfchien zal my dat volk, daar niet vermoedende, niet zien. Hy klimt fchielyk de ladder op en blyft overend in di vensterbank Jlaan; Martyn, van zyne zyde . verfchuilt zich in het graf. maar men ziet 'er toch aanhoudende een flaauw fchynzel van de lantaarn in. VIERDE TOONEEL. gripon, in de vensterbank, martyn, in het graf. jeróme, in den put- ali, mustapha, osman, en verfcheiden janitsaaren. ali, henevens mustapha, en drie andere janitfaaren komen al zingende, van de rechterzyde op het toonsel. Le zyn allen befchonken, ieder twee flesfen hebbende. Op den zelfden tyd komt osman, zyne ronde volbragt hebbende, met zyn volk, ter linkerzyde op het tooneel. ■ Hy ftaat ten eersten , als verwtnderd, ftil, ziende de vrolykheid en dronkenfchap zyner makkers; doch, zo dra hy hen heeft hooren zingen: We moet niet fteeds,by zulk een vvyn, regt vrolyk zyn ? Tweedt Bedryf. D 3 Lm**  52 DE TWEEGIERIGAARDS, loopt hy, benevens zyne janitfaaren, toe; elk hunner neemt van de anderen een jles en drinkt lustig, geduurende de volgende aria. CHOOR VAN JANITSAAREN. Wie zou niet fteeds, by zulk een vvyn, regt vroljk zyn ? ALI, alleen. Ja, ja laat Mahomet wat praaten, ik geef om zyn dreigen niet; 'k wil, al wat profeet is, laaten, voor wyn die myn hart gebiedt. De Alcoran is voor de dwaazen. 'k Hou van de fles,'k hou van deglaazen, by elke teug de welke ik doe zwaai ik den mufti hulde tce. CHOOR. Wie zou niet fteeds, by zulk een wyn, reikt vrulyk zyn? ali, alleen. Komt, drinkt, r'e vvyn fmaaltt boven maaten , laat Miho:i;et wat praaten. 't Geen hy gebiedt, dat acht ik niet. Drinkt wel gemoed. Looft, wat \reugde voedt CHOOR. Wie zou niet fteeds, by zulk een vvyn, recht vtolyk zyn?  ZANGSPEL. 53 OSMAN, en zyne medgezellen zetten zich ter zyde van < de ladder ten einde van het tooneel, neder, en volharden daar faamen in het drinken. Een der janitfaaren , uit het gevolg van ALI, zet zich op de kniên en leunt met de elleboogen op den rand van den put, twee anderen zetten zich naast hem neder, tctwyl ALI, en MUSTAPHA, midden op het tooneel blyven Jlaan. ' ALI. Die 'wyn is duivels kras... 'k voel hart en lever blaakcn. MUSTAPHA. Ik ook,koud water zal ons wel weêr nuchtren maaken. Daar is een put. ALI, met MUSTAPHA naar den put gaande. Heel goed.. Hier hangt het touw. men trekkl... Zy werpen beide de flesfen,die zy nog in de handen hebben, weg, grypenhet touw en beginnen om den emmer naar boven te trekken, terwyl de janitjaar, die geknield en met den elleboog op den rand van den put ligt, met het gezicht om hoog naar let patrol ziet. * MUSTAPHA, naar de pyramide ziende. Maar heeft de wyn my niet verblind gemaakt of gek, dan dunkt me zie ik licht in'tgindfche graf. .Kan'tweezen daar fchynt een gat gemaakt: ALI, met MUSTAPHA, aan /;eL touw langzaam trekkende. Was 't water ook, voor dezen Tweede Bedryf. D 3 zo  gi DE TWEE GIERIGAARDS, zo duivels zwaar als nu ? MUSTAPHA, gefladig naar 't graf ziende. Maar zie dan eens naar 't graf. AL I. Trek, trek maar toe, en leg uw fpookgedachten af, daar ligt een muphti. Zeg, begint gy al te fchroomen dat hy, opdat hy u verflinde, weer zal komen? Hy trekt aan het touw benevens Mustapha en de anderen , terwyl zy naar het graf zien. Wel nu, ziet gy daar iets?. Daar zitt'in wie 'er zitt', al was 't de duivel zelf, voor my ik achte dit zo weinig als... V T F-  ZA NGSPEL. 55 V T F D E TOONEEL. De Voorïgen, jeróme. Jeróme word opgetrokken met de mand aan zyn" arm; de muts van den Muphti op het hoofd endeszelfs mantel om de fchouderen. Zodra hy het hoofd boven den rand van den put, waaruit hem ALI « mustapha trekken ; terwyl zy het oog op het graf houden , vertoont, vat hy met de linkerhand eene der yzeren die de boog van den put onderjlutten, terwyl hy met de rechterhand, aan den janitfaar, die onafgebroken op den rand des puts met zyn elleboog My ft liggen en geftadig naar het graf ziet, een Jlag geeft : deze valt tegens zyne twee makkers. Abi en mustapha, haten het touw los, geeven een* vervaarlyken fchreeuw en hopen heen, terwyl de anderen worftehn ™ haspelen tegens elkanderen, hun best ■ doende om ALI en MUSTAPHA, te volgen. jeróme. Wel nu. Hier ben ik, fpreek nu, fchurken. GRIPON, benevens alle de janitfaaren. Het is de duivel. ALI, in eene verwarde houding, hopende. Och! dat roekeloos ontkurken, d.er flesfen .. och! die wyn' ..nu flraft ons Mahomet. Dit komt 'er van als men geen acht geeft op zyn wet. Men vluchte. Ja het is de duivel. osman, en de janitfaaren die by den ladder ftaan. Wel te weeten. Twiedt Bedryf. D 4 Mc"  56 DE T,WEE GIERIGAARDS, Men vltjchte. Terwyl zy epftaan, valt de ladder. Zy jlaan ter linkerzyde, om zich te hergen , de ftraat in enfchreeuwen al flerker allen te faamen. Ja hy is 't.. hoe zou hy anders heeten? ZESDE en LAATSTE TOONEEL. jeróme, loven den mond des puts; gripon, in de venste;bank ; martyn, achter de tralie van de graftombe; henriette, madelon. jeróme, uit den put fpringende. Dat zyn eerst dappren! Dat zyn moedigen, die ik zo ras bevreesd maakte!.. gripon, beevende in de vensterbank. Och ïwatfpook! ik fterf van fchrik. jeróme, kloppende aan de deur van gripon. Myn Henriette, ik ben "t, gy hebt geen kwaad te fchroomen. Kom Madelon. Wil vry te faam beneden komen. Hy gaat op het midden van het tooneel en ziet oplettend zyn mand na, gewaarwordende, dat 'er niets van het goed weg is, laat hy eenige tekenen van vrolykheid blyken. madelon, van binnen, zonder het venster te openen. Kom fchielyk, juffrouw, rep je, ik heb voor vast niet mis. Het is uw minnaars ftem die 'k hoorde ; ja gewis. CRI-  ZANGSPEL. 57 gripon, in de venfierbank. Wat hoor ik? Henriette! is 't waar? zou hy haar kennen? Welaan !dit moet ik zien. De duivel moet ze fchennen die fchelmfche turken... och! de leer ligt op den grond! wat nu ? De Cadi komt voorzeker hier terftond... henriette, met drift de deur uitkomende. Zyt gy het zelf Jero... ah! ah! Jeróme, met de turkfche muts op en met den mantel aan verneemende, vlucht zy met groote onfteltenis en geeft eenige gillen. madelon, gelyk Henriette op het zien van Jeróme verfchrikt, vlucht met haar. ah! ah! ik fchrik. J jeróme, beide achter-aankopende, wederhoudt haar. Ik bid u fchreeuw zo niet. Wacht toch een oogenblik. Waar vreest gy voor? ik ben Jeróme, ik ben't, myn leven. Hy neemt zyn muts af, terwyl Henriette, er. MadeIon hem met de voorige befchroomdheid eenige oogenblikken blyven aanzien zonder te fpreeken. gripon, in de venfierbank. Wat 's dat ? Jeróme! Hoe ? martyn, verfcliynende voor de tralie van het graf. Dit kan me blydfchap geeven. Het is myn neef. Hy kan me helpen uit dit gat. Madclon van haare vreeze omflagen, neemt [chielyk de mand, die Jeróme heeft, en doet, dezelve bekykende, haare vreugde Uyken. Tweede Bedryf. D; hen.-  58 DE TWEE GIERIGAARDS, HENRIETTE, tegens J E R 6 ME. Helaas! wat hebt gy my doen fchrikken. ach! ik had zo fchielyk u niet weer verwacht. Wil my verklaaren op welke een wyze ge uit den put kwaamt. JERÓME , zyn' mantel afdoende. Wie ze waren, die al de kleederen, die gy daar liggen ziet, gefmeeten hebben in den put, zulks weet ik niet; doch een en ander zal ik u , daarna, ontdekken . nu hebben wy geen' tyd, kom laaten wy vertrekken. HENRIETTE,JERÓME,MADELON, GRIPON, MARTYN. QUINTUOR. MARTYN. Gaat niet lieene. GRIPON. Wik niet vluchten. HENRIETTE, MADELON, JERÓME. Neen, wy gaan. Och, welk een fchrik deedc gy ons aan. MARTYN. Waar gaat gy heen? G R IP O N. Blyft; gy hebt niet in 't minst te duchten. HENRIETTE. f ,» . ~ t ^ Neen, wy gaan op 't ooger.bhk , MADELON. I r . i> i •! „ a .. „ f hoe beeft nog ons hart van ichrik. J E R O M E. < GRIPON. I Och! verlos my, hoor my aan. MARTYN. L^'yft» ik bid 11 > wi,t nist Saaj- MAR-  ZANGSPEL. 59 MARTYN. Myn lieve neef. GRIPON. Nicht, hoor me eens fprecken. MADELON. Ha! wie lagcht niet, als hy dit ziet ? HENRIETTE. Tik ben byna van fchrik bezweeken. JERÓME. { Kora , vluchten wy uit decze ftreeken. GRIPON en 1 . , .. , M \RTYN tZi° myn gcvaar' a' 1110 fPreeken- MADELON, tegens Henriette. Stel u gerust en vrees toch niet. Op Martyn wyzende. Ai zie. Zy lagcht. Hi, hi, hi, hi. MARTYN. Het is gedaan ; ik ben verlooren. MADELON, op Gripon wyzende. Zie deez' ook eens ha! ha! GRIPON. Het is gedaan ,• ik ben verlooren. HENRIETTE. f* 1 Refchouw hen beiden, hoe kan dit myn ooe MADELON. I , , * { bekooren. JERÓME. ^ GRIPON en | Het is gedaan; ik ben verlooren. MARTYN. ^[Iel.ias! kom my met, uw hulp te ftaê. HENRIETTE. Laat ons blyven, hen geryven. Schenk hen u byftand maar. Twedt Bedryf. Wcl'  Co DE TWEE GIERIGAARDS, Welaan , ze zyn in 't grootst gevaar. GRIPON en MARTYN. Helaas! blyft, (laat ons onheil gaê. HENRIETTE. Schenk hen thans uw l-.yftand maar. HENRIETTE en JERÓME. Ja, zy zyn in 't grootst gevaar, kom laat ons gaan, hen hy te (laan. MADELON. Laat wat af, nog een woord, 't lot fchynt ons thans te ftreelen; laat ons daar nu in deelen. Schikken wy 't zo 't behoort. Tegens de gierigaards. Gy zult geen hulpe vinden, voor gy zegt, dat gy hen zult verbinden, door den echt. GRIPON en MARTYN. Wy Memmen 't toe, zyt (leclits te vreêu. M A D E L O N. En, by hun trouwen, hun goed niet houên? GRIPON en MARTYN. Het allerminfle niet, neen, neen. MADELON. Houdt ge u daar by? GRIPON en MARTYN. Geloof ons vry. MADELON. Zweert gy zulks nu. G RL  Z A N G S P E U er GRIPOM en.M ARTYN. Wy zweeieu 'c u. Men geeft Gripon de ladder om uit de vensterbank te komen, intusfchen men de yzeren tralie om hoog ligt om Martyn uit het graf te helpen. GR IPO N, tegens Henriette. 'k Mag me uit het gevaar befchouwen , d..ar 'k in u myn hulpe vind. MADELON, tegens Marlyn. Gy zult thans uw belofte houên? MARTYN. Ja, wil vry ons woord vertrouwen. Tegens Jeróme. Omhels my nu weêr, waarde vrind. HENR. JERÓME. MADELON. GRIP. en MART. ó Nacht! zo wensen- 6 Nacht! zo wensch- HeUas, watflMrte, lyk voor ons harte. lyk voor ons harte. Wat geluk! Wat geluk ! Welk een druk! Gy fchenkt my al myn Gy fchenkt ons alle Zie daar den fchat voor vreugde op aard. vreugde op aard. ons gefpaard. SLOTGEZANG. MARTYN. Wy zien hoe flecht wy in ons voorneem flaagen. GRIPON. Een andermoog', het geen ik zocht,bejajgen. MARTYN. Voor my, 'k bedank, ik ben voldaan. GRIPON. *k Kan nog byna van fchrik niet flaan.  6* DE TWEE GIERIGAARDS. MARTYN. Deez' ftonddeedtmyop 'C klaarst befchou.cn dat gierigheid niet zelden 't hart misleidt. GRIPON. Laat ons deez' les maar 'wel onthouên. 't Geen ons deez' tyddefchaê vergoedt, is, als ons werk voldoet. Tegens ie Aanfehouviers. Uw goedkeuring weg te draagen, ftrekt ons fteeds eene eeretrap. Konden we u deez' dag behaagen, toont zulks dan met handgeklap. CHOOR. Uw goedkeuring, enz. EINDE,  De Gecommitteerden tot de zaken van den Schouwburg hebben, volgens Octroy door Haar Ed. Groot Mog.de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, den sden November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voorden tegenwoordigen Druk van De TWEE GIERIGAARDS, Zangfpd,vergund aan j. helders en A. MARS. Amjleldam, den 8 Augustus, 178(1. Geen Exemplaren zullen voor echt erkend worden, Am die door één' der Heeren Gecommitteerden ondsi- teekend zyn.