1027     VOORNAAMSTE POJNTEN VAN DEN almanach; Voor het Jaar 1795. 'T zelve is naar de Jiiliaanfchü Tyd- rekening . . 650% Sedert de eerfte Olimpiade» . 2569 Sedert de fticbting van Rome. 2548 Naar het tydperk v£n Naberasfar. 254a Naar d8 Turkfche tydrekening, Ji7s Het Gulden - getal 1 Quatertempers. is voor dit Jaar 10 1,25,27 ets 28 Febr. De Epacla. 9 2 ,57, 29 es 30 Mav. De Zonnecirkel. 12 3,16, ï8eEi9Sep*t. De Zondagsletter D '4,16,18 en 19 Dcc. BEWEEGELYKE FEESTDAGEN. Septuagefima 1 Febr. Zschdag. 18 dito. Paas/chen. 5 April. Kruisdag. 11 Mey. Heratlv, 14 dito. Pinxter. 24 May. H. Driev. 31 dito. H. 5-£cr. 4juny. 1 Zondag van den Advect 2gNoven2b.  ECLIPSEN VAN HET JAAR 1795. In dit Jaar zullen zig vier Eclipfetf op het Aardrijk vertoonen, als twee aan de Zon en twee aan de Maan, waar van «e* geheel aan de Maan, en de andere ten deele bij ons zal gezien worden. De eerfte zal zijn aati de Zon den 20 Januaiij, en zal zig vertonen in de Straat de Vries, Hggende op 46 grad. Noorderbreedte, en isi grad. 10 min. van ons ten Oosten. De tweede zal zijn aan de Maan den 3 Feferuarij, 't begin bij ons te zien 's Avonds ten 11 ouren, t midden 50 min. namiddern. en zal over de Zuidzijde verduifteren. De derde zal zijn aan de Zon den 16 Julij, en zal zig vertonen aan de Caap de Goede Hoop, st begin aldaar te zien 's morg. ten 7 miren 20 min. De vierde cf laattte zal zijn aan de Maan, zullende maar ten deele hier kunnen gezien worden op den si Julij, *t begin 's Avonds ten 7 1 uren aó min. buiten ©ns gezigt. JAN«i  JANUARY XXXI. Louwmaand. ï Dond. j Nieuwe Jaar 2 Vrydag. i Duinkerk j, S Saturd. Doesburg j. 4 Zondag. Eindhoven j. 5 Maand. Thelefphor. 6 Dingsd. I Drie Kening. Volle ' 7 Woensd. Kasfei j. ^^Maaii ÜS0n?' t£?TK Maandag den 9 Vrydag. Middelb. b. j »sm0rgCns 10 Saturd. Parys j w 11 ö^»/y. „inuten. 12 Maand. Kopper*. ^LaMRe n Dingsd. Juletta. (g^ Quanie* 14 Woensd. S. Pontiaan. Jr* ~ , 15 Dond. Paulus. Maandag den 16 Vrydag. Brugge j. 12 » s na&ts 17 Saturd. S.Antbonius. ten *a uuren IS Zondag, H. Naam J. 45 minuten. 19 Maand. Marius 20 Dingsd. Weftzane b. Nieuwe 21 Woensd. S. dgnist. i^Maan 22 Dond. IS. Vineent. Diagsdag den 23 Vrydag. Oorlchot j. 20, 's nagts ten 24 Saturd. Amwerp. p. 12 uuren 28 25 Zendag» S. Paul, bek. minuten. 26,Maand. Kortryk j. i^Eerfte 57}Dingsd. Tilburg j. 4rQuartier, 28 Woensd. Herenthals j. Woensd. den 29; Dond jEmrnerikj. 'a8 ,'s morgens 30!Vrydag. iGeersb. p, Jten 2 uuren 3i|Saturd. ILuikj, 159 minuten,  FEBRUARY XXVIII. Sprokkelmaand. 1 Zendag. Septuagefima « Maand. MariaLigm, 3 Dingsd. Geldorp p. 4 Woensd. Arnem. j» Ëf§\ Volle 5 Dond. S.Agatba. Ijs/Maan, 6 Vrydag. S. Dorotbea, Woensdag den 7 Saturd. Nioort j. 4, 's morgeus g Zondag* Sexagefima. ten a uuren 6 o Maand. S. Apolonia. minuten. ï0'Dingsd. Bremenj. 31 Woensd. Roermond j. #5lf>Laatfte 32 Dond. Eulalia. £4S*Quarder , Vrydag. Gregorius. Woensdag den 1^ Saturd. Valentyn. II, 's avonds I5 Zondag. Qainjaag, ten 7 uuren. !g Maand* Juliana. 37 Dingsd. Paften-Avond j8rWoensd. Asdag ip Dond. S.Bonifacius. igj|\Nieuwe So Vrydag. Bommel p. sSgjyMaan, ai Saturd. Pipinus. Dend. den 19, a2 Zendag. Qpadrag. 's Namiddags 23 Maand. Utrecht p. ten 1 uur 14 4+ Dingsd. 5. Matbys. minuten. s5 Woensd. Quatertemp. 26 Dond. Neftor. "fikEerfte 27 Vrydag. Quatertemp. ^PQuartier , 28 Saturd. I Quateriemp. Dond den 26, ■ I's Namiddags hen 1 uur*  MAART XXXI. Lentemaand, 1 Zondag. \Remeny. 2 Maand. Haarlem p. S Dingsd. Heusden p. 4. Woensdo Deventer j. 5 Dond. Grave p. Volle 6 Vrydag. Coleta. \£J Maan, 7 Saturd. S. Tbom. Dond. den 5» 8 Zondag. Oculi. 's Namiddags 9 Maand. Kuylenb. p, ten 5 uuren 20 10 Dingsd. Amft. lo. minuten. 11 Woensd. Amft. lo. ii Dond. S. Gr eg. /^Laatfte 13 Vrydag. Schiedam p, !4S''Qliar"er » 14'Saturd. Rommelsw.j Vrydag den 13, 15 Ztndag. Letare» 's Middags ten 16 Maand. Amersf. p. 12 uuren 16 17 Dingsd. S- Geert. minuten. 18 Woensd, Amft. Mir* 19 Dond. 5. Jef. 20 Vrydag. Joachim. ^>,Nieuwe 21 Saturd. S.Benediitus* V^>Maan,> 22 Zondag Judica, Vrydagden20, 23! Maand. Ling j. 's Avonds ten 245Dmgsd. Montf. p. 11 uuren. £51 Woensd. Maria Boodf. 26JDond. Loenen p, •*&Eerft« 271 Vrydag. .Vianen p. •^pQuartiei' , 28!Saïurd. '.Bos b. 1 Vrydag den27, ^\Znndag. \paim Zond, 's Avonds ten 30! Maand. iUtregt p. 12 uuren 57, %i\Dingsd. [Gorcum p» (minuten*  APRIL XXX. Grasmaand. 1 Woensd. Vollenh p 2 Dond. Witte Dond. 3 Vrydag. GoedeWrydag, 4 Saturd. Hildebcrtus. 5 Zondag. Paasfeben» Volle 6 Maand, i Paasdag, %^/Maan, 9 Dingsd. Zyp j. Saturdag den 8 Woensd. Bodemus. 4 , 's Morgens 9 Dond. Voorf. k. ten 3 uuren, 10 Vrydag. Amerf. p. 11 Saturd. Thiel p. 3a Zondsg. Qaaf. Op. /2r*>Laatile IS Maand. Buren p. ^H^Quarrier , 14 Dingsd. Wyk j. Zondag deni2, 15 Woensd. Woerden b. 's Middags ten 16 Dond. Hoorn p. 12 uuren 40 17 Vrydag. Geertr. b. minuten. 18 Saturd. Arnh, b. 19 Zondag. Mifiricêrdia ^^Nieuwo 20 Maand. Alkmaar*b. ^gpMaan, 21 Dingsd. Montfoortp. Zondag demp, S2jWoensd. Alkmaar p. 's Morgeiasten 23[Dond. S.Jor, 7 uuren39min. 24.' Vrydag. Edam p.- 25 Saturd. S. Mare. 26 Zondag, Jubilate. ^NEerfte 27 Maand. Hilverfomp. .JPQuartier, 28 Dingsd. Monrf. p. Zondag den26\ 29 Woensd. Lar. b. 's Morgens ten 35 Dond. Delft p. [2 uuren.  MAY XXXI. Bloeimaand. 1 Vrydag, Pbil. en Jac, 2 Saturd. Huift j, 3 Zondag, f Vind. 4 Maand. Bodegr. p. 0\Volle 5 Dingsd. Bodegr. b. ^-/Maan , 6 Woensd. S. Jan. Maandag den 7 Dond Goer. j. 4, 's Morgens S Vrydag. Micbiel. ten 3 uuren. 9 Saturd. Arnhem b. 10 Zondag. Vex- 11 Maand, t Dag. ^Laatfte 12 Dingsd. Hage p. ^Quartier , 13 Woensd. Maftrigt p. Maandag den 14 Dond. Hem.Cbrifti:ju , 's Nagts 15 Vrydag. Nimweg. p* ten 12 uuren 16 Saturd. übaldas. 47 minuten. 17 Zondag- Exaudi. ï 8 Maand. TJtregt p. igl^ Nieuwe l9jDingsd. Prudeutiana. i$|$i>Maan, 20 Woensd. Gorcum p. Maandag den 2ï Dond, Groning, p. i8,'sNamid. 22 Vrydag. Marcianus. dags ten _ 4 23 Saturd. Vafiendag, iuuren 41 min. 24 Zondag, Pinxteidag. 25 Maand, 2 Pinxterd. ^Eerfte 26 Dingsd. Duyvel. p, ^PQuartier , 27!Woensd. Quatcrtentp. Maandsg den 2sjDond. Amft, lo. 25 , 's Nsmid29|Vrydag. \Qjiatertemp. èags ten 2 uu30 Saturd. I Qj'atertemp. ren. SiXZondag. i/i. 3 Vuli,  JUNY XXX. Zomermaand. i Maand. Groning. p. o Dingsd, Groning. p. ^ Volle 3 Woensd. Delft p. t^Maan. 4 Dond, H. Sacrem* Dingsd. den 2 , 51 Vrydag. Enkb. j. 's Namiddags 6 Saturd. Waalwyk p. ten s uuren 7 Zondag Kuylenb. j. s3 minuten. 8 Maand Medardus. 9! Dingsd. Willemft. b. ioj Woensd. Harlingen k. ^Laatfïe II Dond. S. Eam, \J£.Qnarrier , iajVrydag; S. Qdul. I Woensdag den ■ 13 (Saai; d, 'S. Antbott, 'io,'sMorg. J4'}Zondag. [Delft fe. ten 8 uuren 15 Maand .Me^enb. p 14 mir.uten. 16 Dingsd. \ Pöjtersh. p, g|É& Nieuwe 17!Woensd, Scgageri p. ffl^Ma*n , iSjDond, Harlingen jélrMngsd. dea 1$ 13 Vryd g. Müverfomp.j's Avonds ten 20 Saturd. Bos j. ju uuren 9 ai\Zond$g Sèskóbp k. minuten. 22. Maatitd. [Middefb- j. j 23'Dingsd, \ "ofter>dag. j 24}Woensd» 15 Jan 'fe.Eerfte «5 Dond Beüfekötf p. JpQüaMer , 25'Vryda;. Moan.el&Nül. Wöeasdag den §7 saturd. \Vajlendag> f24, 's Morgens 2S Zondag Htyiierri k. een 5 uuren 15 29 j Maand, j SPet r en Paul f minuten. SojDiagsd. |S, pttulnt, j  JULY XXXI. Hooimaand. i Woensd. Breda p. S Dond. Maria Fif. Volle 5 Vrydag. Giefen p. i^JMaan, 4 Saturd. Mart. Dond. den 2. 5\Zondag. S. Ben. *s Morgens ten 6 Maand. Gcrcurn p. S uuren. 7 Dingsd. Purrucr. p. 8 Woensd. Utregt lo. ^Lwtfte - 9 Dond. Eoamlo. Ill0uartier, 10 TyóT SrenLer k* DradTdS 9, ,i Saturd. 'Etak. , Namidda«s 12 3**^. Vhsfingtn k. - ,3 Maand. Utregt k. Sfom^ 14 Dingsd. Swyndr. p. miDUien« 15 Woensd, dpcstel-fcb. ipa^Nieuwe jé Dond Reynildis. ^L'l'Maan, j? Vrydag. Kdam p. 'Dond. den 16, j8 saturd, Symphorofa. 's Morgens ten lp Zondag- Uendid, beg 8 uuren 27 20 Maand. S. Margriet, minuten. 21 Dingsd. Grnning. p. "p^Eerfte 21 j Woensd, S, Maf ia. JI^Quanier , 23 Dond. Deventer j. Dond. den 23, 24 Vrydag, Faftendag. 's Avonds ten £5 ^arurd. Jdceb. 6 uuren 40 té Zondag, S, Anna. minuten. 27.Maand. Wyk k. /«saVolle 28 Dingsd, Voorfok, p, ^?Maan, • 29jWocnsd. Manna. Vryd2g ueti3r, SOlDond. Beemd, bid, 's Avonds ten S* iVrydag. [S, Agniet, |8 uuren scmin.  AUGUSTUS XXXI. Oogstmaand. 1 Saturd. S. Pieter. 2 Zondag, Port. 3 Maand. S.Stevensvind 4 Dingsd. S, Dominieus. 5 Woensd. Mar. ter fn, 6 Dond. Tranf. Cbr. 7 Vrydag, Wyk p. /^Laatfte 8 Saturd. Paftendag. VL4*Quartier , 9 Zondag. Bos k. Vrydag den 7, 10 Maand. 5. Lautens. 's Avonds ten 11 Dingsd. Groning. p. II uuren 56 12 Woensd. Waaiw. p. minuten. 15 Dond. jHypolitus. 141 Vrydag. Vajlendag. iiBkNieuwe 15iSaturd, Maria Hem. ®pMaan, 16 Zendag. 's Grav. k. Vrydag den 14, 17 Maand. Hartjesdag. 'sAvondstenö 18 Dingsd. Hondsd.einde. uuren. Kj Woensd. Luduwicus. 20 Dond. S. Eertiard. 21 Vrydag, Privatus. 22 Saturd. Vaftendag. ^BKÉerfte vhVLondag. Oudewat. k. vJ|l>Quar,tier , 24jMaand. S Barla» Saturd.den22, 25;Dingsd. S. Lud. |'s Morg. ten 10 c6'Woensd. Loenen p. [uuren. 27 Dond, Rotterd. io. Volle 28 Vrydag. S. Ang. ^Maan, 2$ Saturd. 5. Jan entb. Zond. de» 30, Zo Zondag. Muyden k. 's Morg. ten 6 31 "Maand. Muyden p. Hureni2miiw  SEPTEMBER XXX. Herfstmaand. ijDingsd. |S. Gillis. * 2 Woensd BSokzyl k. 3 Dond, Blokzyl b. 4 Vrydag. Sehoone p, 5 Saturd. Bartyn. é Zendag. Abcou k. J^Laattïe 7 Maand. Nimmeg. k. ^.Quartier , 8 Dingsd. Maria Geb. Zondag den 6, 9 Woensd.(Workwn j. 's Morgens ten ïo Dond. iTertolen j. 7uuren. 11 Vrydag. Rofendaal j. 12 Saturd. Terveen j. j> 13 Zondag- Aldev. k. ^Nieuwe i^lMaaad. f Ferbeffing.^ H^Maan , 15 Dingsd. Amrt. lo. Zond den 13, 16 Woensd. Qjtatertemp* '» M»rg. ten 7 17 Dond. S. Lambert. uurea 2 min. 18 Vrydsg. Qjiatertemp. 19 Saturd. Quatertemp. 20 Zondag. AmU. k. ^Eerfte 21 Maand. S. Mattbyt. ^Quartier v 22;Dingsd. Leeuw. p. Maand den 21, 23 Woensd. Linuj. 'sMorg. ten i 24 Dond. Terfcliell. b. uur 50 minut. 251 Vrydag. JJrakel p. 26; Saturd. Thiel p. ^iv°lle 27 Zondag Buren p. t^/Maan, 28 Maand, Gorcum p. Maaad.denag, 29 Dingsd. S. Miebiel. 's Namidd. ten 30} Woensd. S, Hierenim. 4 uuren 2 min.  OCTOBER XXXï. Wynmaand. I Dond. 15. Bave. I s Vrydag. Wyk b. S Saturd, Leydev. ontfet 4 Zondag. S. Fran, 5 Maand. Gorcum j. /^Laatfte 6 Dingsd. Weespb. tjj, Quani / Woensd. Weesp p. Maand, den s il 55?cna,^P* 4 uuren i5min. lo Saturd. S, Piêlor. H Zondag, JOoilzaan k. ï2. Maand. ÏDevemer b. d!m Nieuwe «3|Dingsd. jPurraer. b. ,^Maan, J4jWoensd. Purmer. p. Maand.denis, ïsjDond. [Deventer b. 'sMorg.ten io J6|Vrydag. {Doesburg b. uuren. ^jSaturd. [Boere Sat. Wfóndsg. s. Lucas, 39 Maand. Amft. b. 2o Dingsd. Haarl. b. ^Eerfie ai Woensd. S. CV. ^I^Quartier , £a Dond. Hasrlem b. Woensdag den ^3 Vrydag. jSchiedam b. j 11, 's Morgens 24 Saturd. Alkmaar b. ten 5 uuren 20 £S Zóndag. Akerflo'ot b. minuten. £6 Maand. Amlï. b. a? Dingsd. Vaftendcg. \g^t Volle 2ö Woensd. ^ Maan, 29 Dond. WyJr b. Woensdag den 30 VrydfJg. Gorcum b. &8 ,'sMorg.ten si Saturd, Waftendcg, \l uur ao irjn.  NOVEMBER XXX. Slagtmaand, 1 Zondag. I Allerheiligen 2 Maand. ^Allerzielen. 3 Dingsd. jBreda b. 4 Woensd. Dokkum j. jg?»>Laatft> 5 Dond. 'Gouda b. •'«^Quartier » 6 Vrydag. ;Bes p Woensdag den 7 Saturd* \s.Willebrord. 4,'s Morg. ten 8 Zondag. ;Grol j. suureniömin, 9 Maand. Arnhem b. 10 Dingsd. Schoorl. b. jij Woensd. S. Maarten. Nieuwe 12'Dond. Alkmaar p. \gpMaan, 13; Vrydag. Bos b. Woensdag den 14 Saturd. Albriótius. 11,'sNamïd- 15 Zondag. Sparend k. dags ten 4 uu- 16 Maand. Gorcum p. ren 20 minut. 17 Dingsd* Gorcum b. i8 den 3,' 6 Zendag. 1 Advent. 's Morgens ten 7 Maand. S.AmbroJïus, £2?SZ 2 Dingsd. Maria Ontf. 9 Woensd. Lions j. 10 Dond. MeJchisdes. 11 Vrydag. Rodenb j. ,#fcNieuwe 12 Saturd. Joachimsd.j. IpMaan, 13 Zendag. 3 Advent. Vrydag den n, 14 Maand, Rysfel j. ' 's Morg. ten 11 15 Dingsd. Tongelv. j. UUren 12 min. 10 Woensd, Qjtatertemo. 17 Dond. Bergen j." 18 Vrydag, Quatertemp. 19 Saturd. Quatertemp, ^.Eeifte 20 Zondag 4 Advent. JpOuartier 21 Maand 5. TW. sXrd.den iV SwngSdw valIe,bCV- 's Morg. ten'ö 23 Woensd. Yverde vuil. uuren 2 min. 34 Dond. Vaftendag, 25 Vrydag, Kersdag. Voile 27 7tUJd' \lerStag' ©Maan, 27 Zondag S JanEvang. Vi vdae rf*»nV- 28 Maand, o/nof. a^1^^ 33i izy-t^r.h^  HET LUIDEN DER POORTKLOK VAN DB STAD AMSTERDAM. V Verlangen. Den 22 January, 's mergens ten half 7 's avonds ten half 5 uuren. Den 8 February, 's morg. ten 6, 's avonds ten 5 uur. Den 24 dito 's morg. en's avonds ten half 6 uuren. Den 14 Maart 's morg. ten 5, 's avonds ten 6 uuren. Den 28 dito 's morg. ten 5» 's avonds ten half 7 uuren. Den ie April 's morgens ten half 5, 's avonds ten 7 uuren. Den 22 dito 's morg. ten half 5, 's avonds ten half S uuren. Den 7 Mai 's morg. ten 4. 's avonds ten 8 uuren. Van den 7 Mai tot den 8 Augustus blyven de Poorten openftaan tot 's avonds ten half 10 uuren, gelyk ook de Stads Herbergen.  V Verkorten. Den 8 Augustus 's morgens ten half 5, 's avonds ten half 8 uu-en. Den 25 dito 's morg. ten 5, 's avonds ten 7 uuren. Den 8 September 's morgens ten half 6, 's avonds ten half 7 uuren. Den 21 dito *s morgens als boven, 's avonds ten 6 uuren. Den 3 Oöober 's morg. ten 6, 's avonds ten half 6 uuren. Den 21 dito 's morgens ten half 7, 's avonds ten 5 uuren. Den 6 November's morg. ten 7, 's avonds ten half 5 uurer. De maand December blyft als boven.  HARTVRIENDlNl ■ -Kende ik uwe gevoelige en deugdzaame i ziel niet, ik zoude in overweeging kunnea t neemen, of een treffend voo»beeld van Wel\daadigheid en Erkentenis, zig wel in al deszelfs luister voor uwe oogen zoude vertoonen; maar thans, daar ik in de gelegeniheid ben van 't u te kunnen laaten zien , iwil ik geen oogenblik den daartoe noodigea •arbeid uitftellen —— ik zal zo kort mogelijk weezen, lieve vriendinI want ik weet dat uwe uurtjens u dierbaar zijn bin- oen kort hoop ik u te komen zien, fchenkt igij mij dau voor mijne moeite een kusch, zulk een warme kusch die mij van uw genoegen kan overtuigen, zo zal ik mij dabaci d vergolden achten, vriendin! Altijd uwe M. R, A sid-  SIDNY en SILLIE, Sidnït was de oudfte zoon van een adelijk gezin» in Engeland geboren, meteen gevoelig hart, een hart vervuld van tederheid en menfcherdiefde; opgewasfen in het denkbeeld dat deugd en geveel gelukkig tonden maaken; dat de menfchen over het algemeen verpligtend waren, altoos volijveïig om de o;:gelukkigen te onderftcivnen , *n de lijdenden te vertroosten ieezen was zijn groctfte vermaal-; doch zijne boeken, die ongetrouwe fpicgels, vertoonden hem de menfchen wel zo als zij hem behaagden, w^l zo als zij jrooesten weezen , maar niet zo als zij zijn; hij zag niet anders dan idéaalen: met zul'ae gunstige denkbeelden trad sidnij op het groote tooneerder wereld, en bcvleitigda zig * zo wel door het verderen van zijn hart als van zijn verftand,om de goedkeuring en liefde vaa zijne tijdgenooten •wegtedraagen; dan, hij bleef niet lang in die aar.senaame fiuimering die zijne beste levensdagen zo aachtlijk daavheen deeden fïoe-  C3 ) vloejea, als de elkander opvolgende gólfjecs van .een kabbelend beekjen. Ziju vader was in een zwaar proces gewikkeld.» en bad niets in zijn voordeel dan de rechtvaardigheid van zijne zaak —— zwak voordeel, in een wereld, zo bedorven als waarin wij leeven, —— De oude fiDNij verloor zijn proces, en was met dat verlies geheel geruïneerd; doch, daar door te waarder geworden in de oogen van zijnen zoon, die door zija geval, ook, tot zijn grievend kedyveezeo, had gezien, dat hij dwaalde in zijne denkbeelden van de menfchen ia 't algemeen: sidnij fpande alla zijne krachten in om zijnen ongclukkigen vader te onderHeuuen; doch zelf niet genoeg kunnende doen, ram hij toevlugt tot die liedeu in zijnen kring, welken hij rog bleef houden voor deugdzaame en verhevene zielen; dan, ook deezen veranderden geheel van gedaante, zodra zij genoodigd werden om de handen naar een ongelu';kigea uittestrekken; zou aen het wel kunnen geloo▼en ? (en evenwel is niets meer waar,; dat A 2 céa  C4> één van hun tegen zijne makkers zeide: 'T zou jammer zijn deezen ongchikkigen aitn zijn lot te ontrukken y de droejheid zet hem eene lecvendigheid bijy die de aangenaamfle voordbrengfelen oplevert: met één woord men deed sidnij den kelk der verdrukkitige drinken,tot zelfs den droefem toe;hij kende de wijsgeeren, die, op iedere bladzijde van hunne werken, eerezuilen voor de menschlijkheid bouwen; die met de zaligfle denkbeelden alle hunne gelprekken toojen; hij kende ze; hij vloog met fnellen vaart heen om zig, weenende , in hunne armen te werpen; dan ach! zij ftaken de handen in den boezem, en deeden sidnij daarop, als op een harden rots terug fluiten wat ion hij na dit alles worden ? wat anders dan een volflagen menfchenhaater, en het behaagde den Hemel hem , door nog grouwzaamer ondervindingen, in die gevaarlijke ontaarting van zijn hart te verfterken. Zijn zuster had met hem in de tederheden en zorgen van den besten vader gedeeld, en zelfs wel met eenige voorkeur aan haaren kant  co iant eu was zij getrouwd;,zoude sid~* mi hebben kunnen twijfelen, dat zij haaren echtgenoot niet zoude verpligten tot het redden van haaren ongelukkigen vader? hij ging haar zien; openbaarde haar alles, maar vond haar koud als- de ijsbergen — haar man, zeide zij, was aan het bouwen zij had kinderen „ Vader," dus fprak zij, „ heeft zijne zaaken zeer onyerftandig be„ handeld, hij heeft zo dikwijls zijne vrietim den dienst gedaan , en die zijn rijker dan ,> wij. .." Zwijg wreede! riep sidiut uit — ondankbaard kunt gij uw' vader in de ellenden zien omkomen? gij zijt een monfterj uwe kinderen zullen'cruvoor ftraffen, en gij zult ondervinden dat God rechtvaardig is — gij ziet mij nimmer wéér. 'T was hem onmogelijk deeze hartver- fchem-ende ontmoeting voor zijnen vaier te verzwijgen. — „ Ik fla u toe>,, ^ ^ gnjsaart, hem tegen zijn borst drukkende „ ik fta u toe, dat het gedrag van uwe zus» ter onvoorbeeldig wreed isimaar och,2ij » bangt af vaa.een'man,^ heeft tinderen.»  — Ja. fchreeuwde sidntj uit, 3a ^ lieeft Liederen, maar even daarom moest zi) uwe rechter! gevoelen. Nu (loot men den grijsaart, om zijne fchulden, die hij geroodzaakt was dagelijks te vermeerderen , in de gevangenis —— siduij wierp zig voor de voeten der wreede ibhuldeifchers; doch men friet hem met verontwaardiging te rug ~— geene uitkomst ziende> en alles wat hij nog had, voor zijnen geliefden en ongelukkigen vader opgezet h-bbende, zag hij zig geroodzaakt, bij den avond, en op afgelegene wegen, de monsters die zijn hart verfcheurd hadden cm een aalmoes te vraagen wie befeft niet wat sidnij moet gevoeld hebben! maar men befeffe tevens tot hoe verre het ongeluk den fterveling kan vervolgen; men greep hem als gewoon bedelaar, als een dienaar der luiheid, riet tegeuftaaude de rampzalige jongeling gillende uitriep: Ik bed:l -voor mijn* rampzaligen -vader! laat mi) tos! de grijsaart vergaat in de gevangenis; mijn bedelfentingen moeten hem bij 't leven behouden. JU -i«  ( 7 > men hield deeze betuigingen, voor uitvlag-* ten, en fmeet hein als een onwaardig lid der Maatfchappij.... ja, den waarlijk edelen Jongeling, den vaderlievenden zoon, fmeet men in den kerker — hij begeerde voor den Magiftraat gebragt te worden; men voldeed hem, maar bij vond niet anders dan bitterheid; na verloop van tijd werd hij echter weder onttlagen; gelijk ook zijn rampzalige vader , die den onbarmhartige fchuldeilcheren ten last was geworden. smmj had het geluk van aan boord van een fchip, dat naar Azia zoude vertrekken , in dienst gefteld te worden,met de vergunning van zijn' vader te mogen medevoeren: „Kom waarde en ongelukkige grijsaart i" zeide hij tegen hem, „ laaten wij hetmisdaadig£«ropa verlaaten, mogelijk zullen de monsters van Azia meer barmhartigheid bezitten; gij zult uwe dagen ia mija bijzijn > onder mijne befcherming en in vrijheid eindigen s dat is voor mijn hart genoeg." Zoude men zig niet verwonderen als ik zeide dat sidnij, de gevoelige sidkxj, niet A4 bc-  (O berain.de ? — met reden - 't beminnen was voor zijn gevoelig hart onvermijdelijk, en de onderdrukking, de droefheid, maakt het voor zulke harten als eene behoefte; hij moest dan ook zijne mariAnne verlaten; doch nam geen mondling affcheid van haar, verzekerd zijnde dat noch hij zelf, noch de tedere , maar onvermogende Minnaares, beflaanbaar daar voor zou weezen; hij fchreef haar zijn vaarwel, en Hortte daardoor het beminnelijle meisjen in een zee van droefheid. De rampzalige; vader met den even rampzaligen zoon, kwamen in de Indien aan; doch ook tot daar vervolgde hun het ongeluk.; een booswicht vai de eerfte grootte, een Europefche booswicht, deed sidnij van zijn post ontzetten, en maakte hem nu nog meer rampzalig dan hij ooit geweest was; hij was nu genoodzaakt, een onderaardsch hol, digt aan de zee, met zijn eerwaardigeu braaven grijsaart te betrekken, aldaar met de uiterfte elenden te worftelen, afwachtende wat de barmhartigheid der menfchen over hen zoude beüuiten: dan,sidnij werd  co werd weldra genoodzaakt nitteroepen: De monsters jvan Azia zyn nog- wreeder dan die van Europa! — zijn vader bezweek onder het rampzalige lot dat hem vervolgde ; de honger en elenden matteden hem zodanig af, dat hij, op de borst van zijnen dicrbaaren zoon bezweek;sidnij vleide hem neder op den houten grond, flechts met eenige boombladen bedekt, en ftortte 'er zig woedende op, eene zee van vervloekingen over het menschdom uitbraakende —— verfcheurd door de wanhoep, vliegt hij het akelige verblijf uit, en ziet ten gelijken tijde, eene bende Indtaanen die optrokken tegen de Enropeaanen, welken hun, in hunne vreedzaame wooningen aangevallen waren —• deezen waren de hoofdvoorwerpen van zijnen haat; het oogmerk der lndiaanen was hem bewust; onverfchrokken volgt hij hun, tot zij Haags werden; de eerfte Aziaan dien hij zag vallen, ontwapende hij, ea vloog met zijne wapens als een blikfem op de Europeaanen in; de woede fpande zijne fpieren3 en de dood vergezelde zijne fchreA 5 dea 5  C io ) den; alles wat rondsom hem was viel; doch daar ziji.e krachten te veel uitgeput waren om langen tijd dus dconewoeden, bezweek hij, werd omricgd en gevangen, op 't zelfde oogenblik dat sillie, een Officier der Eurofeaanen, door hem een doodlijken fiagflond toegebragt te worden. ***** Deezen had hem geduurende den ftrijcl reeds in 't oog gehouden, en zijne bravoure bewonderd; hij liet den bezwijmden gevangene iu zijne teut brengen, en ra behaalde overwinning op dé lndlaanen, welke overwinning weldra volgde » was zijn eerfte'werk den zonderlingen held een bezoek te geeven ■ deeze was reeds weder bekomen, en men 1;ad zijne wouden verbonden; doch sillie vond hem in woede>het mei'schdom vervloekende,, en vooral hun die hem weder in 't leven geroepen hadden; hij deed herhaalde keeren alle mogelijke moeite om zijne verbanden lostemaaken, op dat het leven met zijn bloed uit zijne aderen mogt vloejen —— zijne zwakheid alleen deed hem eindelijk een weinig bedaarens tot zo verre, zelfs dat hij sillie, den  (tl) den braaveu BlM.wfdïe zig weldra in het beminnelijkfte licht voor zijne oogen verwonde, zijne lotgevallen konde vernaaien; en deeze was gelukkig genoeg om den voorfmaak van eene kalmte in zijne ziel terug te brengen, die federt langen tijd bij hem onbekend geweest was :„ God!" zeide sïDnij, met een verfhauwde ftem, en fnikkende, „ zoude 'er nog een men sch op aarde beftaan ?" „ Ja ongelukkig Jongeling!" antwoordde sixxix, „ ja, gij hebt een mensch, gij „ hebt een' vriend gevonden, ik zal 'er u „ bewijzen van geeven; laat ik u met het „ menschdom bevredigen!" Na verloop van weinige dagen was sibniJ tot zo verre herfteld, dat hij zijnen vriend naar elders konde volgen; deeze begeleidde hem in een zindelijke kamer; en naauwlijks was sidntj binnen getreden, of vloog met een gil in de armen van een'grijsaart die'er zat-«met een gebroken item riep hij uit: „ Bit is 't werk van den Almagtigen! - mijn vader! 1 mijn vader!" —— hij bezweek, en de grijsaart, (deeze was indedaad dt vader van SSD-  C 12 ) sidnij, die. Hechts in flaauwte gelegen had, en voor wien srixi» terftond had laaten zorgen,) was niet in flaat meer voordtebrengen dan traanen; eindelijk richt hij zig 0p «rekt zijne armen uit , en valt op de borst van Hun neder, terwijl siDNlT, genoeg beko. men zijnde, met zijn eenen arm de kniënvan zijnen weldoener omvattede, zijnen anderen om hoog naar zijnen Vader nitftrekte en twee flaarende oogen naar den hemel ge- Oi^„„ , i o "»gcu mtua. Ik waag het niet te befchrijven welke verder de werking van dit tooneel was; die een gevoelig hart heeft, en eene verbeelding leevendig genoeg, 2al >er zig alles yaa ^ aen voorflellen, sij,lie bewees verder dat alle krijgslieden gcene wreedaarts zijn, maar dat een man ir» den militairen fhnd geplaatst een engel kan weezen. Na verloop van eenigen tijd,zoude sïdwij met zijn' vader, door sillie daar toe in Haat gefield, weder naar Europa vertrekken, ia het bezit vaa een toereikende fom om aldaar ZJS    1)1.12 - Sxllijj .   C 13 ) : zig eenen fhnd te bezorgen • affcheid gaande i neemen, vonden zij den weldoeuer niet,maar : een' brief, met nog eenige wisfels, en hec verzoek dat marianne door middel van de! zelve verzekerd mogt worden van een genoeg! zaam fortuin, op dat ook haare liefde door ihet huwelijk beloond wierde. — „ Ik heb,'» fchreef de zo zonderlinge menfchenvriend, „ de harten van een eerwaardig grysaart, en „, van een onvoorbeeldigen zoon, zo wel .„ als mijn eigen hart, willen verfchoonen 1, van een atfcbeid dat door overmaat van ,„ gevoel ligt doodlijk zou geweest zijn - „ gedenkt sillie , braave vrienden.' mogelijk zien wij elkander nog wel weder" — Vader en Zoon ftonden op het leezen va» deeze letteren als van den donder getroffen I— fpraakloos vermengden zij hunne wederzijdfche traauen- alle navorfching om sillie te vinden, was te vergeefsch voor den kleiden tijd die hun nog overig was; zij vertrokken ; landden behouden in het vaderland, |a in de armen van het geluk aan - mari anke Heet aangenaame dagen met haaren braaven six>-  Ci4) «DNlj; de goede grijsaart ontfiiep zaliglijk ia de armen van zijne kinderen; en sillib - deeze had zijne onvoorbeeldige menschlievendheid nog niet genoeg gedaan; hij bleef ongehuwd ; werd tot deu hoogfien militairen fland bevorderd; erfde een zeer groot capitaal van zijn laatften bloedverwante en de woelingen der wereld zat, had hij gcene andere begeerte als om in het bijzijn van zijnen siDNI] zijne dagen te flijtcn; hij ftelde derhalven orde op zijne z-aaken- en kwam deezen opzoeken —- hier heb ik nogmaals de verbeelding, en bet gevoelig hart van die dit mogten lcezen te hulp te roepen; wie- zou zig verfhouten dit tooneel van ontmoeting te befchrijven? —— men fcuildere cao zelve, en verg tinne mij alleenlijk te zeggen, dat &ixx4e voortaan een zelfd gezin met sidni j, marianne , en drie beminnelijke kiuderen uitmaakte, en hun tot univerfeele erfgenaamen van alle zijne goederen verklaarde. LEN-  LENTEZANG. D e lente met een kleed getooid Van jeugdig groen gewev n; Met fpiegelende daauw beftrooid» Doet heel Natuur herleven : Zij fpreidt baar maiesieit ren toon, Stijgt Iagchend op haar bloemeniroon , ' Om de Aarde op nieuw te eieren» De bosfehen blocjen door haar kracht» Zij doet het westen ftreelea, Wanneer 'c herboren grasjen lacht». De luchtbewooners kweelen; Wanneer zij, als weêr opgedaan , Een kunsteloozen maatzang flaao , Ter eere van den Schepper» Hoe fchoon is 't aardrijk als het bloeit» Door 't lentekleed omtogen; Als 'c ons ter vreugd de harten boek» Ten lust ftrekt van onze oogen; Als 't overal met fchoone pracht, In 't bont gekleed verrukkend lacht# Ook daar de kudden graaseaJ »c Is  'T is 't altaar waar op ieder bloem. Met kleuren als doorweven, Een offer brengt tot Godes roem, De vogels door het zweeven, En 't zingen van een lentelied; Ja, groote God! wat toont thans niet, Dat het uw magt wil looven! Gij fielt het zielvemikkendst fchoon, Ten blijk van uw vermogen, Op 't aanzicht van Natuur ten toon, 'K wil des uw magt verhoogen: De reinfle liefde fpoort mij aan; Van U, van U is 't al? ontvaên, Majestueufe Koning! 't Heelal getuigt van uwe magt, En liefde en gunstbewijzen; Vergun mij daarom ook de kracht, Van u te kunnen prijzen! Ik blijf tot in alle eeuwigheid , Ten aangenaamen dienst bereid, Van U mijn God en Schepper* S. DE  DE ONGELUKKIGE WIJSGEERES OP 'T LAND* Waar geniet men meer genoegen dan op 't ftil, eenvoudig land? — Waar men ook z^ne oogen heenfla, overal ziet men Gods hand; Overal de hoogfte wijsheid, hoogfte liefde en overvloed; 'T is aanbiddelijke goedheid, die men overal ontmoet; Boomen, heesters, bloemen, planten, alles predikt majesteit, Alles predikt alvermogen , 't ademt all' mildaadigbeid, Menfchendoemers I ftugge kniezersf komt op 't ftil, eenvoudig land; Waar gij hier uwe oogen heenflaat, overal is Godes hand^ B Over-  C is) Overal de hoogfte wijsheid , hoogfte liefde en overvloed} 'T is aanbiddelijke goedheid die men overal ontmoet! ■—~ AU' wat ademt is gelukkig, x deelt in 't allerzaligst lot, En de mensch, de mensch alleen flechts, doet gij vreezen voor zijn God! Doet gij zwerven, zuchtend dooien, in een barre zandwoestijn ; * Want de mensch moet, naar uw leering,. fteeds een prooi der rampen zijn, — Grouwlijk, grouwlijk en onteerend is uw denkbeeld van Gods magt; Nsur dat denkbeeld zijn wij menfchen flechts tèir jammer voordgebragt: All' wat ademt is gelukkig, deelt in 't allerzaligst lot,. Maar de mensch, de mensch alleen flechts, doet gij vreezen voor zijn' God! — Menfchendoemers! ftugge kniezers! komt op 't ftil eenvoudig land; Waar g'ij hier uwe ooge>> heenflaat, ©veral, is Godes handj Hier  (I9> Hier is ook de mensch gelukkig; op den boezem van Natuur, Blaakt het hart, altoos te vreden , in het allerzaligst vuur: Boomen, heesters, bloemen, planten, alles predikt majesteit, Alles predikt alvermogen, 't ademt ali' milddaadigheid; 'T vooglenheir verkondigt liefde, 't blaeteitd fchaapjen predikt God , AU' wat ademt is gelukkig, deele in 'c allerzaligst lot; En de mensch, de mensch alleen flechts, doet ge een prooi der rampen zijn; toet gij zwerven, zuchtend dooien in een barre zandwoestijn.' - ,,M Neen , de mensch is ook gelukkig, daar de Godheid voor hem waakt, Hij is 'c zelf, die van deeze Aarde, zig een dal van jnmmrer, maakt: Waarom laat hij God niet zorgen ? God is enkel liefde cn magt, Alles wat zijn wijsheid voordbragr, is ten heilfiaat voordgebragt. Bz Voedt  Cao) Voedt het hart flechts geen begeerte, dan is de Aard geen zandwoestijn j ' Zonder wenfchen, zonder morren, kan de mensch gelukkig zijn : Meest nogthans in 't buitenleven; 't waar geluk fmaakt men op 'tlandj Waar men daar ook de oogen heenfla, overal ziet men Gods hand; Hoogst gelukkig is men echter, als men mint en wordt bemind, ST is op 't land en in de liefde, dat men 't hoogst genoegen vindt: Zo dacht, zo fprak elise , de verfïandige, de deugdzaame en gevoelige elisb, onkundig van de ramp die haar boven 't hoofd hing, en waarvan zij nu weldra de tijding ftond te verneemen; in de liefde vond zij 't hoogst geluk, en echter werd zij door de liefde rampzalig. Haar man en boezemvriend, fredrik, had eene wandeling door den tuin gedaan; en was bij den vijver gekomen, op het zelfde oogenblik dat hun eenigst zoontjen, jan-  C2I ) jantjb , 'er in gevallen was: met den dood worftelende, maakte hij in 't water nog eenige beweeging - fredrik, op dit gezicht als van den donder getroffen, vliegt toe, fpringt in den vijver, en rukt zijn dierbaar huwlijkspand op; doch naauwlijks had hij 't in zijne armen, of het gaf den geest. Wat pen is bekwaam te befchrijven het geen de ongelukkige vader nu gevoelde; de ijsfelijkfte fchrik deed hem eenige oogenblikken roerdoos flaan, wijdopgefperde oogen op het doode wicht gevestigd houdende; daarna borst hij in een gillend en Hikkend weeBen uit; lag het dierbaar lijkjen op beide zijne armen, en kwam daarmede naar zijne, juist op dit zelfde oogeublik hoogst vergenoegde, elise— „og op een' afïtand zijnde, riep hij haar reeds toe: „ Moeder! rampzalige moeder! zie hier uw kindi - het is dood!—- ik heb het in 't water zien fmooren!» — Naaowlijks had hij deeze voorden gezegd, of elisk gaf een gil en viel plotsliugs achter over — frejjrik *»g zijq doodea zoontjcn op den grond ne* 3 der,  C22) der, en bood elise zijn zwakken bijftand ——■ na verloop van een geruimen tijd , bekwam zij weder,en vernam nu de zekerheid van de ramp die haar was overgekomen *— fnikkende had zij raar 't jammervol verhaal geluisterd; had geen krachts geroeg gehad om zig te beweegeu; doch nu haar ongeluk zig in al deszelfs akeligheid voor haaren geest vertoonde; vloog het vuur der wanhoop door haare aderen; de kracht der aandoeninge fpande haare fpieren; als door eene onziehtbaareonwederfbanbarre hand,werd zij opgetrokken, ftond roc-reloos als een pijJaar voor haar dooden kind, en werd, oogenbliklijk daarna, ak door een grouwzaamen dondrr nedergeflagen 5 ploffende valt zij op het lijkjen, blijft op het bleeken en voor eeuwig gefloten mondjen vast gekleefd, zucht angftiglijk herhaalde keeren , en bezwijmt andermaal Door de hulp van den even bedroefden FR.vDRT.it weder bekomen zijnde, borst een zee van trsanen uit haare verwilderde oogen , ea fnikkende riep zij uit: God!  C 2$) Godi — ik heb mijn kind verloren, 'k ben mijn pand der liefde kwijt! Waarom mij dus fel geflagen, daar gij tog barmhartig zijt? jantje! jantje! —'t is uw moeder die u toeroept hoor haar toch! Hoor haar ..! God» hij wü niet hooren Jantje, jantje! - leeft gij nog? — Neen hij leeft niet meer; het kindjen is van 't moeder-hart gerukt —-* Dood! waarom ook niet dat harte, mededogend toegedrukt? Kan ik leven zonder 't kindjen dat ik pijnlijk heb gebaard ? God! bewijs mij nu uw liefde, 'k bid ontruk mij aan deeze Aardl Kan ik leeven zonder leven ? want mijn leven is niet meer; Hier, hier ligt, hier ligt mijn leven, onbeweeglijk voor mij néér —fr.bdr.ik I voel hoe koud is 't kindjen!.... fredrïk! -'t leeft .'-ik zie 't! ik zie 't! Ja, ket ademt! —, 2ie zifne oogjens.... Hntje.'—-pkag uw moeder niet? B 4 Kom  <*4) Kom, fta opj fta op en kusch haar, o gij fliept reeds lang genoeg l Jantje ! kom wij zullen wandlen,., . frebrik ! is 'i ook nog te vroeg Om hem uit zijn flaap te wekken ? neen, 't is immers vollen dag —Zie eensj zie eens lieve fredrik! welk een aangenaame lach Dartelt op 't bevallig mondjen! —— tredrik ! zie , hij droomt gewis » Dat hij met zijn lieven vader, aan het tuihjens vlechten is; Moeglijk droomt hij van zijn moeder, die hem zo geheel bemint1" 1 ■ pREDiRIK! zie wat is mijn jantje tog een recht bevallig kind ! 'T is uw evenbeeld mijn halsvriend! en als hij zo deugdzaam wordt, O dan is elise's leven voor haar heil gewis te kort «—«■ »K zal nog ftil een kuscbjen fteelen •—— God! wat is dat mondjen koud! Doodlijk koud..! ja doodlijk is 't ook$ 'k heb mijne oogen niet vertrouwd; % dacht   Dë onp*elnlïTcig*e ^ o o I  bl. 24, leer es . oip 't JLanci»   C25) ?K dacht mijn kindjen fliep wat langer, maar hij fliep voor eeuwig in 5 'K ben hem kwijts hij is geftorven, 't pand van mijne huwlijksmin! 'K ben hem kwijt, hij is geftorven! Groote Gods ik fmeekj zie neêr, Wees een moeder toch genadig! geef .'geef haar het kindjen weêr! .^iet op de Aard, hier kan 't niet weezen , wel bij u in de eeuwigheid. mmmm Soede vader! wees barmhartig! hebt gij ons niet toegezeid* 3at ge ons bidden zoudt verhooren ? ei verhoor dan, wenk den dood.» Jat hij toefla, want dit lijden> is voor 't moeder-hart te groot, ! Dewijl elisn dus verfcheurd werd door vanhoop en droefheid, ftond fridrïk als jeheel vertwijfeld; doch daar het hart der mannen minder vatbaar is voor eene aanhoulende droefheid, was hij ook nu reeds weter in ftaat, om zijn elisie eenige troostredeien toetefpreeken; en gewoon aan de edele £ s re-  n*m% altoos vatbaar voor dezelven, waren ^ pogingen van den besten man ook niet vruchtloos, offchoon het bloeden van de ontvangene hartewond, niet dan zeer langzaam verminderde, en de wond zelve dimmer geheel genas. Jar ? V°0rbeeH boe fc,,ieliik ™ volflrekt gelukkig, volftrekt ongelukkig kan worden — men verwondere zig voords niet dat de weldenkende .„„, de vrouw die 20 wWeerig dacht, zo wanhoopig bedroefd tonde worden — als de hartstogten fpree- j ten, zwijgt de reden — God heeft dit al80 gewild, des kan het Hem niet mishaagen. V. O. SA-  ABINA van BEIEREN, , graavin van eg mond | aan konihg IHILIPS den TWEEDEN, .Uit 'Brusfel, thans met angst en bange fchrik vervuld, omt u dees droeve brief, o edel Vorst! in handen ; Daar ge in het grootsch Madrid, misfchien niet denken zult, an 't deerniswaardig lot van uwe Nederlanden ; Uw trouwfte dienaar, mijn grootmoedige gemaal, let zo veel eer en gunst door u voorheen befc'ionken, :Die alles fiddren deed voor zijn verwinnend ftaal, i thansy o doodlijk wee! in ketenen geklonken. Lafhartige alba, die, misbruikende uwe magt, Met  C £8 ) Met recht van ieder voor een' dwinglan wordt gehouên, Die dapperheid, noch trouw, noch reên noch wetten acht, Heeft ons uit dolie wraak, dit droevig lee gebrouwen: Zo dan meêdogendheid, die vorstelijk deugd, Nooit naar waardij geroemd, uw zinnen ka bekooren; Zo gij o Rijksnionarch! in 't weldoen 1 verheugt, Leen dan de klagten van een droeve vrcuM uwe ooren! Het is sabina die u om genade fmcektj Die telg uit Beiersch bloed, uit Vorste voordgefproten, \ Pie 't aan geen adeldom maar aan gelu ontbreekt, Daar zij van elk, o ftcart! elendig worc1 verftoten. Ik leefde in ftille f«st, met mijnen Echi genoot; Es  (29) a vièr-en-twintig tal van jaaren, fcheenen i dagen 5 k zag elf telgen reeds uit mijnen vrucht: bren fchoot, vond in mijn' Gemaal mijn eenigst wel- i behaagen: foe groot was toen ons beill boe teder ( onze min! deelden zoet en zuur, en , wars vaa i huiskrakeelen , evonden we ons altoos in alles ééns van zin: I waarom mogt die vreugd ons hart niet 'langer ftreelen! 'aarom moest alba, die verwoede! die i barbaar! [ Geesfelroede voor uw droevige onderIdaanen! it heil verbreeken, en ons rukken van lelkaêr? jiij dan zo verhit op menfchenbloed en : traan en? 't niet genoeg dat hij, o onheil! dag aan dag, De  Be martelvuuren ftookt, om weerloos voï te dwingen, Zig ftil te voegen naar het Trentisc kerkgezacha En duizend nieuwheên die men elk hier o; wil dringen? Maar neeu, zijn ijver voor de kerk is et kei fchijn; *T is zijn belang alleen dat hem dus uit doe fpatten; Om welke reden zou hij ïgmond's vijan zijn, Zo hij geen' lust had naar zijn goederen e fchatten ? Wat heeft mijn lamoraal, o grooi Vorst! misdaan? Wie is in ftaat één vlek in zijn gedrag t toouen? Heeft hij niet akoos uw belangen vooj gellaan, En u verdedigd waar men uw gezach don hoonen ? Getuige zij de fiag bij St, ^uintïn. das hij T vei  C 3* ) T vermetel Frankrijk voor zijn dappre kliag deed beeven; !AchJ zo de braave held u nog iet waardig zij, doorluchtige Monarch! red dan zijn dierbaar leven! ICeloof geen' vijand, die, om zijn belang alleen, I ftout misleiden d*ft, en mijn GemaaJ betichten; iDe zon der Waarheid breekt door alle nevels heen; la dan geen acht op al »t geen alba durft verrichten. Hij noemt mijn' Echtgenoot een fnoode landverraér, len muiter, diezijQ' Vorst durft in 'tgezicht braveeren, I Een beeldvormer, die, ontziende geen gevaar, »e nieuwe leer befchermt, in plaats Vandiè te weeren: iWie egmond waarlijk kent fpreekt beter van zijn deugd, Het  Het fnoode landverraad kon nooit zijn ziet behaa^en, Zijn Vorst getrouw te zijn was fteeds zija groo.fte vreugd; De beeldeftormers wist hij telkens te ver« jaagen: "VVtl verre dat zijn ziel de nieuwe leer belijdt, Zou hij veeleer zijn hoofd, dan d' ouden Godsdienst derven; Schoon hij geweetensdwang als een gedrocht beftrijd', £ou hij voor 't Roomsch geloof blijmoedig kunneö fterven —— 'T is waar 's Lands vrijheid ligt hem n* aan 't zuiver hart; Hij kan geen dwingland, noth uitheemsch geweld gedoogen; Die edle zucht heeft hij* hoe zeer 't ook alba fmart'! Reeds met de moedermelk van jongs af ingezogen : Denk, 't is een "Batavier ,in Holland ópgevoed, D*  C 33 ) De vriend uws vaders mede in Nederland geboren, JVÏij'n lamoraal fproot» als gij weet, uit radboud's bloed s Waaruit de vrije Fries zijn Vorsten heeft verkoren: Laat dan> geduchte Vorst! kat dan dien braaven held, Dien grooten fteunpylaar van uw gezach ea Staatea > Toch langer niet ten prooje aan 't woedende geweld ! Wil mijnen egmond in zijn onheil niet verhuren ; Beteugel alba's woên. — Men zegt, © bitter leed! Zou 't mooglijk zijn?.., men zegt, mija egmond is verwezen; De beulen maaken reeds het flraftooneel gereed,... venos me, o groote Vorst! uit mijn angst-' vallig vreezen I Waar zoude ik, droeve weêuw! daar ieder mij," verlaat,  C34) Waar zoude ik troost of heul.,,, waar Zoude ik uitkomst vinden? Wie zou mijn telgen, ia deez' deerniswaarden Haat, Voor ongeval behoên? wat zoude ik onderwinden ? Doorluchte fpruiten! zoudt ge uw' Vader, mijn' Gemaal, Voor eeuwig derven ? ach ! voor eeuwig! welke plaagen! Mijn waardige Echtgenoot! mijn lieve lamoraal! Zou ik u, zonder hoofd, o fmart! naar 't graf zien draagen ? ■ Naar 't graf?.... Wie weet of u de aartsdwingland niet, uit nijd , Het aklig graf misgunt!. ♦, zijn woede kent geen paaien; Ach! waart ge, o dierbaar held! gefneuveld in den ftrijd; Dan hadde ik u, met roem, in 't eenzaam graf zien daalen! Nu zult ge op een fcbavot, uw adlijk huis «ea fcband', Door    bl. st k , tieiëx'eii  I  ( 35 ) Door een ontaarten beul «wieven moetea derven !«.., Grootmoedige philipi! weêrhoud dea dwingeland, Xaat edlen egmond's hals toch niet zoftood doorkerven J Ik werp mij, gartsch ontroerd, o Vorst! aan uwe knién; Ach ! hoor mijn heesch gefchreeuw, ik kao geen traanen plengen: De lmart heeft me overheerd. wil op mijn kindren zier,. Daar hunre traactjers zig met mijne fmart vermengen: Het adlijk kroost valt u, benevens mij, te voet? net neet u ae crmnens toe. .. wpps hnn gefchrei ger egen 5 La-' hunne onnozelheid, o Vorst! uw ftraf gemoed, Tot deernis> tot genaê, voor mijn' Gemaal beweegen: Geef 't Iroost een' Vader weérj gij zijt geen axba, neen.' Ca 30s  C3S) De fhm van Oostenrijk kan geen gedrochten teelen; Dus vestig ik mijn hoop, naast God, op u alleen; Laat ik niet vruchtloos mij met min verwachting ftreelen! Dan zult ge, o edel Vorst 1 door gantsch Euro-op' vermaard, De bittre fmarten van een droeve vrouw verligten; Dan zult ge een braaven held, al uwe vrieudfehap waard', Ja 't gantfche Vaderland aan uwe deugd verpligten, P. LEO-  L E O N O R E aan L O U I S A. 2e Deugd zelv', hartvriendio! is oorzaak van mijn lijden: Verneem op welk een wijs -s- estienne, de gezel Op  C 4r ) Op hbndrik's drok comptoirA. ♦ gij keat estibnnï wel? Nu dan, die knaap, hoe zeer altoos getrouw gebleven Aan zijnen pligt, had zig al te onbedacht begeven [n 't los gezelfchap van de zorgelooze jeugd; En, flechts beketd op 't pad der deugd, I Op 't effen pad der goede zeden, ciad men hem rasch verleid tot ongebondenheden ; i lij had gefpeeld, vriendin! en zijn verleider had i Gerekend op een halve fchat; J)e booswicht, fchattende eene uitwendige vertoning, c En 't aanzien van zijns vaders woning, ilad ouzen jonglirg, die bijtijds was blij'* ven flaan, I Gedrongen verder voordtegaan, 1 De kans was wel gewoon te keeren, En fchoon 't niet ging'naar zijn begeeren, ;j[ij zou wel borgen —— Door dien onverlaat verleid, C s H«i  C42 ) Had onze knaap 't gewaagd een kleine fchuli te maaken, En daar hij voords het fpel,hoe vol aanloklijkheid, Verwenschte, drong men hem op 't rfdoer van zijn zaaken; Dan, hierroe was geen kans; en, zorglijk voor zijne eer, Bevreesd voor 's vaders ftraf, de gramfchar. van zijn' Heer , Vertoonde fpoecig de angst zig in zijn kwijnende oogen ; Ik zag het, mijn vriendin! en was met hem bewogen: Mijn man vroeg menigmaal naar de oorzaal van zijn fmart; En 't antwoord was een zucht uit het be< klemde hart: Hij zag mij meermaals aan, als wilde hij int iet klaag en; Dit bleef niet ongemerkt; ik hoorde 'c aat het vraagen, Mijns mans, of zijn gezel ook bij mij wai geweest; 'Kbe-  ( 43 ) 'K befpeurde al rasch wat bij mijn' Hendrik werd gevreesd; • 'K zwoer hem, bij God, dat zijn verdenken, Hoogst valsch was, dat geen man, mij kon mijn deugd dosn krenken, Dan fcheen hij weêr genist — estienne , niettemin, iVerfloutte zig, vol vries, bij mij om hulp te fmeeken.... Dat haatlijk ©ogenblik, vervloek ik mijn vriendin! ] Het deed den besten trouwknoop breeken —— 'K was van de deugd des knaaps bewust; 'K zag hem op 't angftigfte ongerust; !K befefte 't oiigelu't , 't verleiden 'k was bewogen; Sijn ijvrig fmeeken drong de traanen uit mijne oogen; In 't kort» vriendin! ik ftond hem bij, Eu hij ontving weldra zijn volle fchuld van i *  (44 ) Nu vlood van hem het pijnlijk marden Ik zag de vreugd des ham op 2ijHe kaa] darden; En 'k juichte thans mij zelve toe; Dan, ach J die zelfde daad maakt m'ij het ven moê; Zy» zy is oorzaak van mijn' knaagende V! drieten —. Mijn Hendrik zag nu zijn gezel, Weêr vrolijk als voorheen; 't was nu we alles wél; estienne mogt nu weêr de rust des hai genieten; Maar achl de jalouzij van zijn verdwaalds Heer, Vergrootte intusfchen meer en meer; *stienne's dankbaarheid deed hem geuaè, bedenken> Waaimeê 'k te dienen was;hij vloog nu o] mijn wenken; Ec deeze dankbaarheid, die niemand laaket kan, Was doodlijk voor mijn' man — Achl    1 ire.   C 45 ) Ich! hadd' de knaap het bij dienstvaardigi heid gelaten, ielligt zou hendërik mij niet zo vinnig '■ haaten ! jlMaar, op een* avond, in den waan Dat deeze was van huis gegaan, |*erpt zig estienne vol verrukking voor 1 mij neder 5 |i zegt: „Mevrouw!gij geeft mijn hart het leven weder, '.Vergun, vergun mij des, dat ik die gift a, ernenn'! lAan uwe kniên bctuig\ hoe zeer 'k u ,, dankbaar ben!" —— ( was ontfteld;de knaap vermeesterde mijn zinnen, L had naauw gezegd; Sta o/5/ofHuNDERiK vliegt binnen, iet blikfemende oogen, en den degen in de vuist; HiJ grijpt, al vloekende» onbefuisd* fin jongling bij het hair, en wil hem 't hart doorbooren: Ik geef een gil, en vat zijn hand; Laa*  C 46) „ Laat los!" roept hij, „.gevloekte fcham 33 Van man en kinderen! ik zal den fchofi 55 doen fmooren ,, In 't geile bloed!—laat los boelin!".♦,, Hoe melde ik u, mijn hartsvriendin! Het worsden van ons beiden! Ik echter overwon; estienne nam do vlugt... ♦ Vergun uw leohoor. r,iet verder uitttweiden —— Gewis befeft gij in wat jammer ik verzucht, En dat ik, fchoon 'k weker den echte» ftaat dorst roemen 9 Plem thans een bron van ramp mag noemen : ja ja, louiSve! 't huwlijkspad» Is vreeslijk ftnal en glibberglad —— 'K neem alles waar om den verdoolden te< betoogen, ©at geen verleiding, hoe gevaarlijk van ver-i mogen, Mijn hart der Deugd ontrukken kan ; Maan  C4?5 kaar wat vermag men toch bij een jaloar- fchen man? i hegeer hij zti de zaait bedaardlijk onder. zoeken; aar om dat vordren hoor 'k mij erger nog vervloeken: ij zegt, ik heb de zjak ?.o listiglijk belegd, Dat niemand hem de waarheid zegt: ït geen ik echter in mi;a grievendfte ongelukken Wel meest mijn kwijnend hart voel druki ken, dat mijn kroost mij ook verdenkt van trouwloosheid —• it grievend lot werd ooit een moeders hart bereid, t wreeder is dan dit? geen nero kan 't verzinnen! n, daar zij dwaalenv blijf 'k hen evea ' teêr beminnen; jij zijn de panden van mijn' tronw —* -ouisbI troost een droeve vrouw! O mogï  (48 ) O mogt ik op uw' boezem weenen! Gij zoudt uw traanen met mijn traanen wis vereenen; Dan, ach! dit kan niet zijn, maar fchriji mij.,., fchrijven! neen, Dat gav' ligt nieuwe ftof tot heonende verdenking; Een zandkorl wordt bij den jalourfchen man; een' {leen, ■ En iedre daad is nieuwe krenking —— God zie mij in zijn goedheid aan, En laat» mij fpoedig in deez' zee van ramp vergaan! V. O. GOS-  GOEDS RAAD AAN DE M E I S J E N Sf Lieve meisjens , mijn vriendinnen! leent me een wijl een luistrend oor.; l'K heb iec hartlijks u te zeggen, iet, zeer ftreelends voor 't gehoor, pkr ooit nuttig, mijn vriendinnen.» nuttig voor tiw deugdzaam hart; iet dat, zo gij 't op wilt volgen, u 'behoeden zal voor fmart. Joon eens meisjens! 'T is bewezen, dat menvrouwen-fchoonheid roemt, i dat zelfs eer brommend dichter, ons, ^ pronk der fihepfi„lnotmu L «welwaar, die taal is zwellend, dichters vliegen vaak te hoog; sis zij boveu de aarde zweeven, daa ontvalt die aan hun oog; T blijft op de oppervlakte werken, en daar zit ook juist de wond; Na een derde of vierde dofi-, is uw lijder wis gezond 1 Maar, heeft uwe deugd, uw goedheid, heeft de zachtheid van u*' aart, Uw  C53 ) . Uw verftand, uw zuivre zeden, hebben die de i'mart" gebaard, ' Zie, dsn zit de kwaal voorzeker, diep, zeer diep in 't zuchtend hart; 1 Zo gij dan uw' affbnd voorfchreett, gaaft gij voedzel aan de fmart; Zo gij dan op de oppervlakte van het harte werken zoudt, Zeker, dan waar' de artzenij-kunst, u maar gan.tscb. niet tot-betrouwd; ■ Geeft dan anders niet dan ï?uschjens, r.^agc-zet met wedermin; 'Want dat middel, lieve meisjens! dringt het diepst der hanen ia, Werkt met onbepaald vermogen, en geneest de zwaarfte wond, >Na verloop van weinig jaaren , zekerlijk tot io den grond; ün 't geneest zo won ierbaarlijk, dat de lijder u bemin:, ! Dtt hij zonder u «een tier heeft, nergens, nergens vreugde vindt; 'Altijd moet hij bij u weezen, of de kwaal verheft zig weêr, P 3, En  (54) f'n niet in dezelfde maate» neen., maar fterker dan weleer. Zie, dit had ik u te zeggen —— is 't niet nuttig voor het hart? Volgt mijn raad dan, lieve meisjens ! en beveiligt u voor fmart, M, GRAFSCHRIFT voor. zeker R IJ K A A R T. H ier ligt een man die geld bezat, Maar anders nitts ter wereld had, Hij noemde anette vrouw, dit was zij, doch niet meer; Zij was een deel zijns goeds, hij was geen man» maar Heer, N, S. CLEO?  C L E O D O Nj OF, I) S VADER VAN EEN ONGELUKKIG HUISGEZIN. (Jlen waare gefchiedenis,') i Cleodon, de held deezer beknopte maar I aaadoenlijke gefchiedeuisfe , was een rijk I koopman, die in ééne der zeelieden van |Frankrijk langen tijd gewoond, en dooree-% runen eerlijken handel, vrij van ('chra;ipzucht , I de algemeene achting zijner medebur eren ■ verworven had; hij vond zig door het verlies van veele fchepen, en het lijden van j> veelerleie bankbreuken» genoodzaakt! een I goed gedeelte van zijne goederen teverkooi] pen, om dus zijne fchuldeifcheren te volD 4 deena  CsO doen, niet willende dat zij om zijnen wille fchade zouden lijden; zijn bedvrie ^ (leontia ,) door even deugdzaame grond* begmfelen gedreven, ftemde zonder wederzin eene verkoping toe, die hun in eene» fcekrompenen ftaat zoude brengen; de ramoede kwam haar minder verfchrikkelijk voor, dan de overvloed die „iet fhande gehouden konde worden, zonder anderen te bederven; doch,zwakker dar, haar man, kon zij niet dan met hartzeer zien, dat de gelden , gefcfaikt tot de opvoeding en* ia ftand ftelliog van haare twee kinderen eene dochter zelis, eu eenen zoon bleviixb ) in vreemde banden zouden komen: dit hartzeer. 't welk de ongelukkige vrouw in haaren boezem trachtte te fmooren, om haaren echtgenoot niet meer te bedroeven, benam haar binnen kort de gezondheid, en bragt haar op den oever des grafs: haare laatfte oogenblikken gevoelende naderen, riep zij aaar'mau en kroost bij zig, ea zeide: Mija  t 'S7 ) Mijn uurtjcn is nabij ;'k moet flerven , lieve kindren! Laat toch behoeftigheid uw deugden niet vermi idren! Waak, dochter! meer dan ooit; de boosheid loert op 't hart, Dat onder rampen zucht, gepijnigd wordt door fmaat: ïloudt vast aan God , mijn kroost! zo zullen nooit de nukken ,ran 't wankele fortuin de braafheid u ontrukken ——> Vaart wel! — tot voor Gods troon! — En gij, rampzalig vrind t Zo teder van mijn ziel als van de deugd bemind, Ua oogenblik,niet meer, zult gij nog moeten klaagen —— De reden trooste uw hart;het is, Gods welbehagen ; Hij weet waarom ons pad met doornen wordt beplant —— I Denk aan lkontia! — reik mij nog ééns 1 sw handl D 5 z%  C 58 ) Zij lag de hand van haaren dierbaan vriend op haar hart, drukte dezelve met ee ne ftervende kracht 'er tegen aan, en gi den geest, ctEonoN nam het befluit om de overig dagen zijns levens op het land te ga.n door brergen. met den tuinbouw tot vervullinge vai zijne behoeften, en met de opvoeding van zijn< kinderen tot hun geluk : x oor het geene hij ni de verkoop zijner goederen overhield, kochl hij, op renen geruimen sfftand van de ftad zijner inwoonirge, een ftiiksken grondsjliet 'er een graf graaven 3 en liet'erhetoverfchoJ van ziji e hontia in overbrengen: hij zelf floeg 'tr zig ook met zijre beide kinderen neder, en leefde wel buiten zorgen, maar Biet vrolijk; de worde die zijn hart ontvangen hnd , was te riep dan dat dezelve im-i mer zoude hebben kunnen genezen — alle' de uurtjens die hem van ziinen arbeid overbleeven, befleèdde lij aan de opvoeding zijrer kinderen, of met op het graf van zijl He li : ntia te ziiten peinzen. Bij de ontwikieling der Natuurlijke begaafd-  ( 59) raafdheden, toonde zelis talent voor de Dichtkunst te hebben, en zij verkwikte het ,edroefde hart van haaren vader» dikwijls, net de fti-eelendfte troostzangen. ; Onder andere ftukjens, door haar vervaarHgd, is ons het volgende ter hand geko■ncn; zij dichtte hetzelve bij gelegenheid L zi, haaren vader, tegen over hetgratvan Ure moeder, op een heuvel van zoode» rond liggen ilaapen - dus fchreef zij: per rust de deugd in 't groer, en langt den gintfehen drempel, Laaide in het duister graf, de nooit bevlek- te tempel |V*an ougeveinsde trouw! uitge* keurd gezicht jVoor mijn befpiegeling! hier «©rdt de ramp verligt Mijns vaders, door den flaap; h'er rust hij zonder vreezen $ IDaar toont mij 't 1'omber graf WAar hij in *t eind zal weezen; »T is  ( 6o ) T is daar mijn tader üannt uaapt, en op mijn moeders zerk, ik de broosheid van den zwakken menscl bemerk — O heuvel rijk vercierd met gras en kruid te gader, Natuurlijk ledikant van d'allerbesten vader! i CU draagt b« voorwerp van mijn ^ .j oogenlust; j 'T is d» allerwaardig man die op uw groenten rusr: Gij, fpee^bal van >t foriuIa! gij, prooi 4 J wreede nukken Van 't wankelbaar geluk! van bittere ongj luiken, ; Uw rampfpoed heeft flechts kracht op wel- ! vaart en heftaan , Maar k» uw znivre deugd niet van hetfpoor doen gaan; Rust,lieve vraer! rust! de flaap zal u verkwikken; 'X* zijn dm in Uw ramp nog zalige 00gefl_ binden ; Rust  (*) kust lang, wmt als ge ontwaakt, herneerat de wreede fmart Haar kracht, en doet op nieuw een' aanval op uw hart» | Hadde cleodon , niettegenftaande de droefheid zijn hart aanhoudend pijnigde, tijne overige levensdagent in deezen laadaLijken ftaat, in den boezem van zijne kinde* ,ren, mogen flijten, hij w-ire nog gelukkig ;igeweest; maar, om gelukkig'te worden begaf hij zig naar elders» op uitnoodiging van .één' zijner vrienden, die hem hartlijk beij|minde; dan, in plaats van gelukkig te gaaii I worden, vlood hij als met ra?fche fchreden I in de jammerlijkfte rampen, zwaarder dan || mogelijk immer ee.ug man getroffen hebben. De vriend boven bedoeld, was een fpeeli) makker zijner jeued, met wien hij in zij| ne verdere leevensjaareu eene onvoorbeelI dige vriendfchap had onderhouden; deeze, I (*osol genaamd,) was voor eenige jasren ;|t aaar St Domingo gaan woonen, en had I nu aldaar de tijding van den beklaagens- wsar-  vaardigen ftaat zijns vriends ontvangen > zc wel van hem zeiven, als van anderen: in tegendeel ftorcte de Overvloed dagelijks haaren hoorn voor de voeten van rosol uit: deeze, door waare vriendfchap aangefpoord, nodigt cleopon tot zijnent overtekomen, om zijn fortuin met hem te deelen; zulis, die nu reeds huwbaar geworden was, aan zijnen zoon ten huwelijk te geeven, en alzo zamen maar één gezin uittemaaken. Na rijp beraad met zijne kinderen befluit oleodon 'er toe, geloovende dat hij, het aanbod van zijnen vriend afwijzende, het geluk van zi ne huwelijkspanden zoude verroekeloozen: de uitvoering van het befluit volgde ook weldra, alzo 'er zig eene goede gelegenheid aanbood — na bijna een volflagen uur op het graf van zijne hartvriendin geweend te hebben, ging hij met zelis eu blev i,lb aan buord, en bevond zig weldra in volle zee Terwijl blevule zig bezig hield met zig, tot eene uitfpanning in den fcheepwrbeid tt ©e-  C«3 ) iefenen, fleet zelis haare uurtjens in \ hij'lijn van haare lieve zanggodinnen, in wier ttingen haar vader altoos groot genoegen iam j zij vervaardigde de volgende befpie* teling: lelijk de Huurman 't oog ten hemel houdt geGagen, lm door behulp des fiers, in fpijt der on- weêrsvlaagen, IHet broofche zeekasteel te ftuuren naar zijn' wil, 1 Zo moet de fterveling , in ramp, gedwee en ftil) jteeds zien op waare deugd, om haar geI ftaêg te volgens d tooat de levenszee zig voor een' tijd verbolgen, I Al flingert zij ons hart door rampfpoed en verdriet, Indien het kwijnend oog flechts naar den hemel ziec, Jntdekt men 't rustverblijf daar onze ziel zal landen» Al,  ( 04 ) Als zij de deugd flechts volgt, de kiel behoedt voor 't ftranden —— De baaren florten 't fchip in 's afgrond'! diepe fchoot, Daar 't cp het oogenblik weêr aan dj fterren floot, Om weder in een drom van golven neêr te zinken « Zo leeft ook de arme mensch; hij ziet zijn] voorfpoed blinken, Maar daalt op 't oogenblik in rampfpoed, en verdriet; Hij zucht —- doch kent dikwijls het uufi der droefheid niet Alleen 't vertrouwen op de Godheid , kan het! leven Gelu:< ig marken, fchoon de rampfpoed ons/ dce beeven. Naauwlijks eenige dagen in zee geweestj zijnde; werd het fchip,waarop de ongelukkig-; clv odon zig bevond, door een' Al- \ gierfchen kaper aangetast, waartegen men ge-> aoodzaakt was zig zo goed mogelijk te verde-!  C 6s y ctedigen: daar bet op't leven, maar voor* uaamlijk op de vrijheid aankwam, vochtten alle de fchepelingenals leeuwen; blevillb, hoe onervaren, deed wonderen van moed; en ook cleodon bragt doodlijke flagen toet het gevolg van deeze manlijke verdediging was de overwinning ; de kapers , die reeds iet fchip van cleobon enterden, werden dgeflagen en moesten de vlngt neemen. De vreugd over deeze behaalde overwinning was onuitfpreekelijk ; dan, het ougeuk had onzen cleodon niet verlaten ; ■ op :ijne rampen mogt hij niet triumpheeren lan door den bijftand van den dood iaauwlijks was hij verzekerd dat de kaper 'eweken was, of hij vernam dat zijne doch* ;r, waarfchijnelijk het hoofd naar buiten eftoken hebbende om te zien hoe 't haaren ierbaaren vader verging, en of hij Bog wè! ?as , door een vijandlijken kogel getroffen ras geworden, die bijna geheel haar hoofd kd weggenomen, ' Men flelle zig voor wat de rampzalige vader phet ziea van. bet lijk zijner dochter gevoeld £ hek-  ( 6V5 ) hebbe, mijn pen is niet in ftaat een tafreel ; daarvan te fchetfen —— cleodon zeker was een voorbeeld hoe de rampen den fterveling kunnen vervolgen : op zijne leevensgevallen peinzende, mag men zeggen: Wat is de fterveling! wat verwen, wat penceelen a Wat pennen zijn bekwaam, in kunstige ta* freelen Te fchetfen zijnen ftaat J hij zwoegt, hij ploegt en draaft, , Onkundig tot wat einde, en zelfs voor wieo; hij flaaft; Hij zinkt in onfpoed weg, en naauwlijks is het wezen Der koesterende zon aan de oosterkim ver-; rezen; Naauw praalt aan 't ftargewelf de guldej dageraad, Of zoete vreugd verfchijnt op zijn verbleekt gelaat: De moeder baart haar vrucht in klaagen > z«ch« ten, kermen, 74  U* 3 . Zij laaft bet met haar krach:, zij drukt het in haare ermen, : En roept: onnozel wicht! gij zijt mijn aarj- fche vreugd ! i Ze is echter onbewust, of het wel de eerste jeugd i .Bereiden zal, en of haar wicht, met fmart geboren > i De lesfen van de deugd, of 't vleiend kwaal zal hoeren -— |Dc vader vormt het hart zijns waarden zoons, en drukt | Zijn eigen beeld daarin » het welk hem nooit mislukt, IZo lang bij hem verzelt ; maar, moet hij hem veriaten, |Dan kan zijn noeste vlijt dikwijls zeer wei» nig baaten; — |De wisfelkeer van 't lot is hier om lang ons deel IWijs echter is 't gefchikt J wat wierdt 'er I van ons leven IE 2 Ware li « •  C 68 ) Ware een bewustheid van 't aanftaaude aan ons gegeven! ——*■ Kon men zijn lot voorzien, wat wierd 'er van de dengd, Ekie na-zo zachtiijk 'werkt! «— wat waar* de zoetfte vreugd ïleeds lang voorheen gefnuakt! — hoe zou de wanhoop blaaken Zo men 't aanftaande wist! wie zou het licht niet wraaken, Ontwijken, door behulp van een gewisfen fiag, Wanneer het zwakke hart, zijn nadrend lot , voorzag'! Nog evenwel was de maat der rampen van onzen ongelukkigen huisvader niet vol; had hij bitterheden gefmaakt, nog eisfelijker j fmarcen wachtten op hem, Nauwlijks nu bij zijnen vriend aangeland zijn- ' de, nauwlijlis.hadden diens, reden en vriendfeïuphem een weinig troost verfchaft, of hij %ad het verdriet van. te raoeteabooren > dat zijn : zooa i  C 69 ) soori, dien hij op St, Domingo, door be hulp van zijnen vriend, eenen aanzienlijken ftand bezorgd had, verflingerd was geworden, op eene verachtelijke lichtekooi, die hem zo geheel in haare ftrikken had weeten te verwarren, dat de ongelukkige jongeling; ,alles aan haare valfche omhelzingen opofferden 't is ligt te denken dat clhodön en zijn dierbaare vriend niets onbeproefd lieten, wat eenige hoop gaf om den jongeling te behouden, door hem aan het gevlei van zijne betoverende firene te ontrukken: hij beloofde ook haar te zullen verlaten * maar ach! wat vermag niet eene vrouw, als zij 't er op toelegt om het hart eens jongelings naar het verderf te fleepen! weldra had zij hem weder van zijn deugdzaam voor«eemen afgebragt , had zij hem de belofte aan zijnen vader, aan zijnen vriend en weldoener gedaan , doen verroekeloozen ; en om nu van den . buit volkomen zeker te -ijn, deed zij hem tot de vlugt met haar befluiten: dan, daar 't de fnoode niet om zijn perfoon te doen was, wist zij hem E 3 over-  Cro) ovefjeliaalen , om alles wat kostbaars en. gefchikt ter wegvoeringe, in het huls zijns vriends en vades gevoaden werd, wegcerooven, op dat zij het gebrek niet in den mond mogten vliegen; zij verzekerde hem dat de tirannifche weigering van zijnen vader, van zijnen vriend, ten opzichte van zijne gevorderde verkeering met haar , zulk eene berooving billijk verdiende zij zege¬ praalde ; BLEvini.E maakte zig aan de onvergeevclijkfte roof fchutdig , en vlugtte met zijne godlooze verleidfter naar Parys. . Zie daar het hart van den besten vader weder eenen fiag toegebragt, die het niet alleenlijk op nieuw doodlijk griefde , maar ook de voorheen ontvangene wonden, die nog niet genezen waren , (wast ook konden :.*ij nimmer geheel genezen ,) weder open deed barsten en deed bloeden, als waren zii r.u nog dieper dati zij geweest waren. Na de uiterfte poogingen aangewend te Jiebbeu, om de wijkplaats van zijnen zoon te ontdekken, vernam hij eindelijk de waarïieid der zaake, ca nam tevens het befluit van  CrO van zijoen zoo» te volgen > om hem te redden, al vlugtte hij ook tot aan het andere einde der aarde; geen vriendfrfiap kon hem van dat befluit doen afzien; bleville was het rampzalig overfchot van geheel zijn gezin; bleville wilde hij weder in zijne vaderlijke avmen zien, of ftervett — hij moest eenigen tijd naar gelegenheid wachten > en ieder uur van deezen tijd bragt zijn hart een nieuwe wonde toe eindelijk flapte hij, bijna uitgeteerd , geheel krachtloos, ja fchier zonder leven, aan boord vaneen fchip dat n&nrParys zoude ftevenen cleodon volbragt den togt wel kwijnende ■? doch hij ftierf niet; want nog grooter ramp dan hem tot dien tijd toe getroffen had, was voor zijn hart beftemd. In Parys aangekomen zijnde, had hij drie dagen doorgebragt met de angftigfte navorfchingen; en op den vierden dag de plaatze des gerechrs voorbijgaande, zag hij eenverwezenen te voorfchijn komen , om de doodflraf te ontvangen voor eenen moord aan zijne bijzit begaan; men berichtte hem tevens dat het E 4 e«B  (72 ) een Jongeling van St. Domingo was , die met de vermoorde vrouw herwaards was komen vlugten — hij zag den veroordeelden ; helaas! hij zag hem; en herkende in den- zelven zijn' zoon — naauwlijks had hij hem gezien en herkend , of flrekte beide zijne handen ten hemel, gaf een luide fchreeuw , riep op eenen onbefchrijvelijken toon uit: AlmagtigejGod Jla bij ! —— hij is mijn zoon.' —— deed poogingen om met opgehevene handendoor de menigte hen naar het fchavot te dringen 3 maar zijne'krachten bezweeken , hij zeeg tusfehen het volk neder, en gaf den geest. Zie daar een voorbeeld hoe de rampen zig boven het hoofd van een eenig mensch kunnen opftapelen ; God weet waarom! wij dringen niet door in zijne Voorzienigheid; maar dit leeren wij 'er uit, dat niemand moet bouwen op het geen hij is: eene eenige om* Handigheid kan hem ongelukkig maaken, en het begin worden van eene reeks van rampen, Welken niet dan in het graf eindigen. Z. AAN    li "bi. 72..   AAN 1)S X. I E F D Br iLiefde! wil mijn beê verhooren,.. zo een bede bij u geld:; Wil, ei wil mijn liane fpaarea, voor uw onbepaald geweld l Want bet hart dat in mijn'boezem, ongerepten boezem, üaat, Is gevoelig, en gij liefde brouwde 't des ligt grouwzaam kwaad* Zo ik eenmaal moet beminnen, 'k min gewis met heel mijn hart; Heel mijn hart zou dan ook lijden, Zo 'k een prooi wierd van de fmart; Öngeiukken zijn te draagen, ja zelfs ligt, als men bemint; Maar zo 'k eens een ougetrouwen vond in mijnen besten vrind.... Of getrouw, en ik verbond mij, _ door den Herken huwlijksband, ES Ea  c 74 y En de dood kwam dien ontknoopen... Of hij leefde en 'k had een pand Van mijn kuifche huwlijksliefde > En de dood ontrukte 'c mij.».. Of het leefde, en fnoö verleiding die fireen > vol veinzerij, Kwam het uit mijne armen fcheuren! *«, zo bij n een bede geldt. Liefde! wil mij dan verfchoor.cn, van uw onbepaald geweld Zeldzaam maakt gij van deeze rarde een behaaglijk paradijs; Oogenblikjens zuivre zoetheid, fiaan bij u op hoogen prijs —— Tref alomme, maar verfchoon toch alle recht gevoelig hartJ Die oprecht en teêr beminnen, worden prcojen van de fiDarr, V, H, so-  S O P H I A bij het graf van F R E D R I K. Z}iep in droefheid weggezonken. naast dit ftil en dierbaar graf, Trekt iniju ziel baar weenende oogen, van geheel dit leven af; Vestigt ze op den zaalgen hemel daar mijn fredrik zig bevindt; Vestigt ze op het eeuwig leven van mijn dierbren boezemvrind 0 mij dunkt ik hoor hem zingen 't eeuwig driemaal heilig lied; 5K hoor hem zijnen Schepper looven, dien hij reine hulde biedc; ' Fredrik! ook zo zat'gij 's avonds; in het fchijnfel van de maan , Aati  C 70 Aan de zij' tan uw sophia, zaagt den teldren hemel aan; Loofdet God voor zijne goedheid, en bewonderdet zijn magt, Die geheel de rijke fchepping door een wenk heeft voordgebragt s Loofdet God voor zijne goedheid, dat hij u een hartvriendin In sophia had gegeven, vatbaar voor oprechte min; Ja gij loofdet uwen Schepper, aangevuurd door liefde en deugd,, En uw teergevoelig harte fmaakte zichtbaar hemelvreugd; Dan omhelsdet gij sorniA, En verzegeldet uw lof, Met een kusch, een kusch der liefde — maar die banden waren ftof ! Ach! zij zijn te wreed gebroken, gij zijt aan mijn hart ontrukt, *T hart dSt, van u afgefcheiden, door de droefheid wordt gedrukt; Alles, alles ging verloren ^ toen ik mijnen vriend verloor! «— Liev«   Soplaa bij 't '  1)1.70.   C 77 ) Lieve frebrikï draag sophia, aan de algoede Godheid voor,, Us een prooi van 't bitterst lijden, fmeek om 't einde van haar pijn: Jan sophia willen leeven zonder bij haar' vriend te zijn? Kunt ge uw aanzijn op deeze aarde nog herdenken, waarde vrind! O herdenk dan hoe gij zeidet , van een hart dat vuurig mint, Hoe gij zeidet. dat vernoeging niet kon woonen in dat hart, Waar' 't niet bij het liefdensvoorwerp —flechts eene onweêrftaanbre fmart, Moest het lot zijn van dat harte, en ik draag het in mijn borst, '\ »K voel bij iedere ademhaaling dat het naar eene uitkomst dorst "■» Fribrik! bid dan 't Opperwezen voor een meisjen dat bemint, En voor heel het aardfche leven, is gefcheiden van haar' vrind! I, Spiets behaagt mij hier beneden; 'k voedt eeae oaverfcoilUgheid, « Die  ( 73 ) Die mij »t leven weg doet kwijnen * doch ie traaglijk gratVaards leidt» 3Gid, mijn fredrik! voor sophm, 't Opperwezen is tog goed ——Of ftaat in zijn p'an der fchepping dat sophia lijden moet? —— Gij erkende: in nw leven zulk een onvern rikbaar p'an : liet geheugt mij hoe gij zeider, toen lucjll' baar waarden man, Door den dood, baar zag om-ukken, met haar kroost verkwijnde in rouw „ Ze is in onze kcrtziende oogen „ een beklagenswaarde vrouw, „ Nogtbans, 't is Gods welbehaagen ,\ ., Hij bepaalde 't, en ?c is goed, ,, Schoon, om 'c oogmerk Gods te weeten ,, men gewis eerst lierven moet:" Ja zo zeidet gij, mijn fredrik.! en vlood tevens van mijn zij', Kaar de zielsbedroefde weduw, ftond haar in haar droefneid bij Want nw onbepaald vertrouwen» dat de Godheid alles werkt, Had  C 79 ) Éiad de tederheid uws harten in haar goed doen niet beperkt: l^een, mijn fredrik was een engek was een mensch flechts indenfchija* ™ïn hoe zou een heilige engel ongevoelig kunnen zijn? — aïngcl! och verfterk mijn' godsdienst, hij is de uwe, boezemvrind! jdaar te zwak voor zulk een' vijand, als hij in mijn droefheid vindt, jroen gij op mijn bangen boezem uwe iïervende oogen flootj' In dat oogenblik zo eislijk, 'tallerlaatfte vóór uw dood: Hebt gij met geflotene oogen, met een handdruk zonder kracht, Jdet een zwakke ftem verzekerd, dat de donkre levensuacht, waar uw fterven me in zou ftorten, flechts een tijdfhp weezen zou$ l£n 't is nu reeds twee paar jaaren, dat ik dus verteer in rouw.' Twee  C So ) Twee paar jaarén! dat een tijdftip! vier jaar weenens! —— groote Go< Nog maar één, maar één zulk tijdftip ware een alkreislijkst lot —— Duistre grafplaats, die 't gebeente Van mijn' boezemvriend bewaart! Och! wierd heden dat gebeente met sophia's asch gepaard! Daistre grafplaats! dierbaar voorwerp van de wenfchen van mijn hart! Gij alleen kunt mij genezen van mijn onweêrftaanbre fmart—« Wanneer zult ge u eens ontfluiten, Voor sophia , dierbaar graf! Konde uw koude mij doen flerven nimmer week ik van u af, V. H, ER.IE  B R I E P AAN DE REDERLANDSCHE MEISJENS. Waardige Medeburgeresfcnj p * e dikwijls heb ik het verdriet gehad van. mze fexe door de mannen te zien behandesn, even als beuzelingjens in de fchcpping; èuzelingjens,ten hunnen vermaal;e en verpo-iöge, door den al wijzen Schepper daarge:eld; als waren wij bevallige fpeelpopie s, oor de Natuur bedeeld met bekorelijkheden es ligchaams om-de oogen der mamieq te Iehaagca, en hunne harten in eene dierlijke efde te ontvonken , ten einde langs dien 'eg het menschlijke geflacht in ftand bleeve, ' yergeeft mij , waarde vriendinnen ! deeze ngekunftelde woorden, het onderwerp dat F ik  C «4 ) ik behandel is van te veel getvigts t dan dat ik woorden zoude bezigen, naar den zin van welken men zon moeten raaden;) ligchaamlijke bevalligheden, ja, kennen de mannen, vaak te rcgeerzieke opperheeren, ons toe; jnaar zielstalenten, daarvan verfteken zij ons bijna geheel en al; in de uitvoerende kunsten gelooven zij dat wij eenige vorderingen kunnen maakea , voornaamlijk in de Danskunst en Muzijk, en dit gelooven zij is der vrouwen toegeflaan , om gecne andere reden, dan om dat zij door dat middel te bevalliger in de oogen der maunen zoude» weezen, en te meer wapens zouden hebben, om hunne harten in liefde te doen ontbranden ; want dat einde is 't genoegzaam alken waartoe zij de vrouwen doen beftaan; andere talenten , wezenlijke zielsbekwaamheden kennen zij haar niet toe , (ik bedoel; uaamlijk het gros der mannen ; eenige weinigen verdienen zekerlijk dat zij uitgezonderd worden.) Spreeken zij van cein vrouw of meisjen , fchoon ook geheel onbe- i fcead bij hea, zij lpreekea. 'er van op een' | tOOD»  C83 ) >on, als waar&p mep van kinderen fpreekt; ? zij flaatt tot andere uiterflen over, en mnen de vrouwen alle mogelijke bekwaam» id toe het bedrijven van ondeugden toe; tch dit haatelïjk onderwerp laat ik verder' sten, en bepaal mij alleenlijk bij het eerst igeroerdezijn zij met vrouwen in geIk, 'tgefchie* geheel zonder ernst, geheet lineerende, en zij verkeeren het ernfligfle derioud weldra in ge!:kernij; of fpreekea erafcig, dan willen zij altoos den boveaïn aangeeven,verwerpen alle argumenten, nder de zwakheid van dezelven te betoon; 't zijn argumenten van een vrouw, es arom moeten zij Zwak weezen; gevoelen :'er echter de kracht van, zo beantwoorden : ze met flilzwijgen , alles op dat zij niet ïoodzaakt zouden worden eener vrouwe * overwinning afteflaan — voorbeelden van ouwen , mildiijk met zielsvermogens beeld , en in het fak der fchoone kunsten ea setenfehappen, in het fak der fraaje lettea uitmuntende , kunnen hen niet eens den )Ud floppen; of, deezen worden vooronF a der-  C 84) derfteld bijfitand van mannen , hunne goede' vrienden, te genieten 3 of men vindt heura werken 3 tog maar werken van eene vrouw; tog is 'er dat manlijke 3 dat vaste 3 dat doorgedachte niet in 3 en zo al verder. Ik ila toe, lieve vriendinnen ! dat het gro$ van vrouwen en meisjens zodanig is , dal de denkbeelden die de mannen, van ons op-j gevat hebben, daardoor gevoed wordenj en dagelijks nieuwe, en nog vastere wortel len moeten fchieten; dan 't is verre van mi dat ik zoude {tellen , dc vrouwen zijn va^ de Natuur niet bedeeld met die zielsvcrmo^ gens, welke veele mannen dikwijls zij beroemd maaken, en waarlijk naar verdien* fteu: wij zijn zo bekwaam, en, ik durf hl u zeggen, bekwaamer dan de mannen, omi| de fchoolcn van kunst en geleerdheid uitte] murten; maar de oorzaak van onzen vernej dereuden ftand, dien wij onder het menschdoij in 't algemeen, bekleedeu, ligt allcenbjk ii onze opvoeding; wij worden zeldzaam tó eeuige kunst of wetenfehap opgeleid , et daarom leggen onze uleuten in ons als vett fmoordj  CS5) oord, verfraoord onder den last van dnizende nzélachtige verrichtingen, waartoe wij voorfchikt worden. Dm u van dit mijn gefielde te overtuigen, en . fhat te fïellen van bij voorkomende geleBhcden, de heercn m.v:nc-n metfpreekende «rijzen te overtuigen, dat de vrouwen even )ote ziclstalentcn kunnen bezitten als zijs, ok alle mannen ziju peen kunstenaars of leerden!) heb ik de volgende verzameling naikt, die ik u bij deezca noderig aanbié, om 'er, gelijk go2egd is, op zijn' tijd : beste gebruik van te maaken ik zal i eeuwen henvanrds beginnen. 3e vermaarde Koninginne elïzabeth van tgeland, verffond vóór haar zeventiende r, reeds de Latïjnfcbc, Franfche, Italtfifche, en ook eenigzins de Griek [disal. Deberuchtte Paufinne, johannes de agt- IE, te voren gilberta genaamd , had in . |ire jeugd eene ougemeene begeerte tot de diën: in 't vrouwenkleed geene gelegen4 genoeg hebbende tot het voldoen van F 3 die  die haare brandende begeerte, frak zij zig i iet maasgewaad, oefende zig in 'c kloosti TvJda in de vrije kuisten; reisde naar c vermaarde Hooge School te At kenen , « maakte aldaar zulke vorderingen, dat ze, i Romen komende, de welfpreekendheid < andere kunsten openlijk leeraarde, en ja z bij de Romeinen zo bemind maakte, dat i .«iet alleen trapswijze verfebcidene eeramt bekleedde, maar zelfs, na den dood varj Pa %zo den vieüdew, den Patislijken troon b klom , en johannes de agtstb gena?Jï werd. Zekere oï-ijmpia FuryiA morata, : MrmtHa geboren, had zig zodanig in de ft; diëa geoeftud, dat ze in haar zestiende ja cicero openlijk las en verklaarde; zij hee mede ©ver homerus gefebreven, en vee werkjecs in het Grieksch ea Latijn geraaak De dochter van zekeren faebr, heeft ve: fcheidene Gfiehfche en Latijnfcbe Polten in de Pranfche taal overgezet , en doo kaare geleerde aantekeningen opgehelderd. ! Wie ic 'er die de met recht beroemde annj MA  ( S7 ) I jf aria schuurman, niet kent, onder wies [{afbeelding de zoetvloejeade cati fchreef: Wie ooit dit aardig beeld zult komen aan- tefchouwen, Houd vast dat gij bier ziet, een pronk van ! i alle vrouwen , Vaa dat de wereld fioad tot heden op dea dag, Niet een die haar geleek, of nu herijken mag. I Op bair derde jaar koade deeze uitmuntende •rouvv reeds ieezen, in haar elfde jaar was :ij d? Fraafche taal magtig; de Latljnjche ■aai leerde zij van 't hooren, toen haare beide jroeders daarin onderwezen werden ; en lij leerde d-ezelven zodaaig , dat zij hun dikwijls ;e recht hielp, wanneer zij't eene >f andere kwalijk begrepen : door haaien rader voords der ftudiè'n toegewijd, leerde :ij, behalven het reeds gemelde . ook de Htneeurcfchc , de Sijrifchc, Chaldeenvofcht , ie Griekfche» Sfaanfcha Italïaanfche > de F 4 U»»g'  ( 03 ) Hoog. en Neder duhfche taaien; maar vor> derde ook in de Wüsbegeerte j de Godgeleerdheid, en Wiskunst, tot zoverre dat zii zig niet behoefde te fchamen daarover te redeneeren en te fchrijven; zij heeft zelfs te Utrecht in 't Auditorium» bij gehoudene disputatié'n, openlijk geopponeerd: daarbe» nevens leerde zij de Reken- Schrijf- en Schilder-kunst, voorraamlijkfchiklerdezij in Mi,iia"uur,)de Mazijk, het Etfen - graveeren enfnijdenin Koper, Bout en Glas; benevens veele andere weetenfehappen, die zij ais eene msesreresfe verftond. Zii daar, waarle vriendinien! u reeds eenige weinige geleerde vrouwen , 11 tot wapeneri, voorgeftdd.; thans o-.tneekt mij de tijd , deezen vour mij zo behaagelijke taak tot op oi;zen tijd voordtezerten, verwacht der:->alven, bij nadere gelegenheid, het vervolg deezer opgaave, van, Mejuffrouwen! Uwe dlenaresfe, r» nb,  (89 ) NB. Onze Leezeresfen -vinden het vervolg van deeze-a, of voel een tweeden 'Brief hier achter. m HET ONWEDER. TT was avond, en de wolken Opeengepakte wolken * Bezwangerd vat) den donder, Voorfpelden dat verfchijnfel, Dat dwaazen doet verfchrikken, Dat boozen fteeds doet fiddren; Doch dar, de deugdgeziuden. De Godgewijde wijzen In dankende verrukking, Altoos houdt opgetogen : Na weinige oogenblikken,  Begon de fchorre donder, De drenning zijner ftemme, Alom te laaten hooren: Toen riep de braave blmirs , Haar kindren voor het vengfter, En zei: „ IJoor lieve kindren 1 Hoor no Natuur vertellen, De goedheid van den Schepper, De wijsheid van d->n Schepper! De febittereode blikfem, Schrijft op de ligte boorden Der zwaar beladen wolken, De wijsheid van des Schepptj} i£n of niet ieders oogen Die letters konde 1 leezen, Verheft de fchorre donder, Haar rommelende ftemme, En leest die gcnd:u letura, Voor 'c oor van heel de wereld | Hij zegt: „ Erkent Gods goedheid J Indien hij 't niet liet dondren, Zon heel Natuur verflikken: Hij auivert door den blikfem , 2>e lacht van kwaade dampea, De  De lucht van een verdikking, Die doodelijk zoa worden ; Eón ftraal flechts Vin den blikfem, Doodt duizenden infeften» Die veld en tuin vernielen, Denboomgaardgrouwzaamfchenden Erlient dan, lieve kindren! ' Erkent dan fteeds de goedheid Van uwen God en Vader, Maar meest, wanneer hit dondert, jVIen zorgt vaak in de fteden, Voor veelerlei cieraad; Maarniet voor meisjens, vai verftand en fraai e zeden, En deezen, evenwel, aija 't kwtea lijkst cieraad. S  TRIUMPHEERENDE - L O U I s E. ■Laatst, wandlende in bet groen geboorat Vofid ik een mingod flaapend ; Eer, zeide ik, eer de fchalk ontwaakt, Zal 'k hem zijn boog outneemen. Verbergen wij dit wreede tuig, Die oorzaak van mijn lijden, 'K verftopte 't onder 't lief gebloemt, En meende 'k was wel listig. Wel-  C93 ) Weldra ontwaakte 't minnewicht, Befpeurde w»t hij miste; En> zonder dat hij zig bedacht, Begon hij dus te fmeeken: „ Ach! vriend' ach! zie mijn traanenvloed! ,, 'K merk wat ?jij hebt g?nome:j, j ,| Spreek, kan 'ü iet doen voor uw geluk?' „ Gief mij mijn' boog fleciits weder!5' ' I" Ja, zeide ik, ja, lieftalig kind! Mijn heil ftaat in uw handen, Louise heeft mij eers: bemind. Nu Dlaakt zij voor een ander. Die wreede hoont de.trouwde min; Kom, wil min lij.:e 1 wr e en; Straf de ontland..aste ! — t-1 dien prijs, Krijgt ge uwej boeg ook weder. Daar,  C 94 > Daar, daar, herneem't verfchriklijk tuig, En vlieg naar de ongerrouwe; Strek uit uw oaweêrltaanbren arms En wil haar fchoon vamicleu. Bederf, bederf het blo-ide hafr, Sla eeae van uw wieken Op de oogen van die tirannes; Maak haar affchuwlijk lelijk.' *K had naauwlijks deeze beê gedaan ♦ Of zag loiiïse kometi, Getooid ia al haar heerlijkheid, Meer fchoon daa ooit voor deezcn. Cupido, door dat fchoon verrukt, Vergat wat hij beloofde; Hij viel de Landgodin te voet, En gaf haar a lzija, wapenst Wel  Cps) Vel verre vau belediging, Omhelsde hij haar kluisters» 5'eleed wat hij had willen doen, Gaf mij aan 't soodloe over. iiöuisE vat terftond den boog, En trof mij diep in 't harte e ontfnapte dien mij wreeken zou, En lacht nn met mijn traanen. |r geld moog' genoegen geeven, aar 't waare zoet van 't leven «Is niet te kocp voor goud. • « eeugozaam zijn, en wèl getrouwd» 0 %  Z O E T S T' E WOORDEN, Twee perken zi'n 'erin het leven, Wsari.i de mensch twee woorden zegt, Die 't allerzoets ?e oegen fchenken, Waar 't groo:fte heil is aangehecht. *T ééne is, dat ons een kind doet hooren,: Het woord Mama! en 't andre . '£»??»' Wo;') Buigemces er.; een der kogels vloog door den arm der brawe Vrouw, die. den oploopen den aarc baars mans kennende, en vrezende dat hij terug zoude keeren om zig öp~ den daaaer te wreeken 5 zig verpijnde en niets jpotdektej tot dat eindelijk het bloed dat door lnart kled.ren liep, het gtva! opea • naar de: Kies wilde met geweld aan laad; idoch t!e fc ui: ^gi g voord , terwijl zijne Gemalin al e mogelijke redenen gebruikte om Z'. 1 e £ramfchap te doe" bedaaren : zij 'kwamen voor !s gelukkig te Amficldarn aan, en Kies wer ', tot ODbefdirijvdijk gei no*gen \an z.jne i arr- èn bed- vrindip uitigewislelti, en weder in volkomene vrijheid gefield. C 3 VROÜ-  VROUWEN HEBBEN OOK DIKWIJLS DEN OORLOG GE* VOLG O, Om niet te gewaagen van de zo bekende dappere Kenau Hasselaar, oordeelen wij dat het oog der "Bataviftbe Meisjens mag gevestigd worden op zekere Friefche Jonkvrouw Margaketha genaamd, waarvan de •Historiefchrijver van BIeteren ons verhaalt, dat zij in de gedenkwaardige belegering van Ojlende, zig in der Staaten dienst bevond: ,, Buiten iemands weten,zelfs niet van hr.are ouderen," dus luidt het verhaal, heeft' „ zij zeven jaaren lang den foldaatenrok i gedragen; met een witten veder op dei „ hoed gepronkt; eerst de fpie^ en daarna j s, het musquet gevoerd: met de Hitfteekend-| „ fte bliiken van dapperheid, heeft zij ver-| ,, fcheidene fchanfen , om Groningen enj Steen-wijk liggende, helpen inneemen, „ zo dat men haar onder de onverfaagdfte a,j krijgslieden telde, »» Zij  C i°3 5 Zij vervaardigde een zangftukjen, waarL'in zij de jonge dochters aanmoedigde, om op haar voorbeeld, ter befchermin„ ge van het vaderland de wapens op teceemeni" Dezelfde Historiefchrijver verhaalt ook ILn eene jonge Spaanfche vronw, die na 5zeker gevecht, onder de gekwetsten gevonïen werd, hebbende op haar bloote ligjchaam, een gouden keten , benevens eenige liuweïlen en geld. In onze eeuw hebben wij immers de bei roemde Vrouwlijke Ridder d'Eon gekend ? j en ia de gedenkfchriften van deu voorgaan;iiden tijd, leezen vrij nog het volgende, ten bewijze dat niet de Grïekfehe en Latijnfche Gefchiedenlsfen alleen vercierd zijn', met wonderlijke ea bijna ongelooflijke daadett :| van vrouwspersonen, die tegen magtige vol: i ken geoorloogd hebben, maar dat ook de. i befchrijvingen der Nederlandfche oorlogen $ ii vrouwen, welken als "Batavijcke Hfldlnneq i de wapens gevoerd hebben te berde bren,- C4 Z«'  C 104 > ^ekere Tmjktjb Smcms, dochter van Sijmon Poort , Capicein van een Uitlegger op den Rhijn, te Nijmegen dienstmaagd zijnde, begaf zig, zonder voorkennis van haaren vader of iemand anders, onder den saam van Sijj^on Poort , op het fchoenmaaken, en vervolgends op het fteenhonwen; i n welke laatfte oefeningen zij zulke aanmerkelijke vorderingen maa te, dat zij een gedeelte van een nieuwe poort te Deventer hielp vervaardigen : deezen arbeid weder moede zijnde, vertrok zij naar Rees, alwaar zij dienst nam als foldaat; in deezen 1 ïtand liet zij haaren vader fomrijds van haarent wegen groeten» het welk hem, die Wist gee:i zoon te hebben , ten uirerflen verwonderde; maar nog meer was hij verbaasd j toon onze heldin, na verfcheidene g'evecbteu bijgewoond, en om haare d-^np rheid tot den ramg vaa Capitein veraevci was,  (105 ) Was, overleden zijnde, hij ontboden werd lom het lijk van zijnen zogenaanden zoon jter aarde te helpen beflelleu, zij had zig 'echter nu voor vrouw verklaard, en werd in de Nieuwe Kerk te Rees voornoemd begraven , met alle mogelijke krijgseer, bij phaare begravenis adfifteerden de gantfche ,;R.aad der Stad , alle de Oorlogsbevelhebfbers, zo in Land- als Zee-dienst zijnde; jhaar Vader liet ter vereeuwigirfge van haare Jbetooncfe dapperheid, haar graf dekken met ieen' Heen, waar op" alle haare heldendaaden vermeld ftaan. Fortuin doet elk gelijk , fchen.lt elk, en zuur en zoet > IHoop legtze bij gebrek, en vrees bij overvloed, O 5 5su  i b e Liefde van bek meisjen. w at noemt men toch de liefde, De liefde van een meisjen ? . Is 't dac befpotlijk fiere, Dat vorstelijke zotte, Dat niets meer geeft te kennen, Dan flecht geplaatste hoogmoed, Dan 't allerzotst vooroordeel, 'T begrip van meer te weezen, Dan braave jongelingen ? Dan vordering van dienfteni Ge-,  C 107) Genade dat men toeftaat, Gediend te mogen worden; Zig om geen keuscli te belgea, •Goedgunftiglijk te dulden , ;Dat men ten trouw geleid word4 Om naderhand in 't huwlijk, Als een Vorstin te heerfchen; Volftrekt alleen te heerfchen, En a'les wat de bed vriend, Na.rr eigeu zin behandelt Een tiran ij te noemen, Ein duldlooze overheerfching: Zou dat de liefde weezen, De liefde van een meisjen? — ware ik een man f'eboren, 0 'k zou .niet kunnen minnen ; Niet minnen zuk een meisjen; lk zeg zij heeft geen denkbeeld, Veel min gevoel van liefde n Hoort, jongmaus, 'k ben een meisjen, En kan u daarom raaden, 1 'K verwerp het dom vooroordeel, ■ »K wil zorgen voor uw' welftand —— ■Hoort jongmansl laat u raaden, Eea  Een meisjen moet beminnen, Gelijk de knaapcn minnen, De braave cn edle knaapen —— 2>o zij, ik meen de meisjens, •Niet even brandend uitzien, Naar 'c oogenblik van Loomen, Het koomeu van Laar minnaars; Zo zij niet even brandend Naar een onafgebroken Ten huwhjks bijzijn wenfehenj Zijn zij niet fteeds oplettend, Op kle;ne diecstbeuijzen, Die fbeelinge der liefdes Zijn zij niet vriendlijs zorgend, In alle> wat u aangaat; En fchroomen zij te zeggen, Dat ze u oprecht beminnen j Da- ze u niet zouden zfftaan, Ook niet voor allen au der; lit zweer u zij gevoeliti Nict< van die tedre liefde, Die 'c zorglijk huwlijksleven, aangenaam kan maaken; En leidt £ij zulke meitjerjs, Naar  C 109 ) ÏNaar 't echtaltaar 'k biklaag nt |G?j zu't vo-stinre:i hebbel, |Sc!iicr ncoit ta vreeën morilers; ilZij zullen u bsnijde", ■'(En 't u ïn 't aanzicht zeggen,) iDi; gij geen Vrcuws zift —• knaapeat Ik fmeek u; laac u raaden, Trouwt nimmer zulke meisjens, iWat.c liefde, warre liefde Moet d' echt in 't 00.; der vrouwen 3 Tot eenen heiiftaat maakeuj 'f gij vol fchaften fteekt, of magtig zijt vermaard, n rijk en gierig zijt, wat zijt gij meer dan aard? TWEE.  TWEEDE ERIEF aan de KEDEK.LAN DSCHE MEISJEN In mijn voorgaande alles gezegd hebbel wat ik noodig oordeelde te moeten zegg( alvoorens ik de verdediging van onze fe;j voor zo verre de bekwaamheden der zi betreffen, te ondernemen» kan ik thans | mijne opgenoemde taak, zonder eenige \ dere vooraffpraak voordzetten. 'T laatst fprak ik u over de wereld-1 roemde Anna Schuurman , die eer j onze kunne; thans moes ik u vernaaien i na haar geleefd heeft s z jkere Juffer Vali MI Lieve vrindinnen!  C "i > JreR, in Zmtferlaud; nog geen jaar oud lijnde, had eene onvoorzichtige oppasfter par te digt bij een gloejend heete kagchel fcbragt, waardoor zij bijna geheel blind nas geworden; maar de goede Nmiur, in >orzieninge van dit rampzalig ongeluk, had lar met zulk een fterk geheugen bedeeld it ze in korten tijd 4 benevens haare moe|:rfpraak, ook de Franfche ■> Latijnfche ei \aliaanfche taaien grondig leerde verftaan: Ij had eene goede kennis van dc oude en leuwe wijsgeeren, en was ia de Godgeierdheid ongemeen bedreven, |Eenige vtn onze Sese hebben 't doorhaalt geleerdheid zelfs zo verre gebragtj dat j op de Academie zijn gepromoveerd gelorden: de dochter van zekeren Corarno, Iwegens haare geleerdheid geheel de weid door vermaard geworden ; zij werd op mraaden van de vooruaainfire vernuften van faareu tijd der Studiën toegeëigend; leerde |e Grïekfchc eu Latijnfche taaien, ook de lebreetivofche, Arahifche , Spaanfche en Franke ; allen deezen konde z% niet alleen lee •  C 112 ) zen, en fpreehen, maar ook fchrijven: in < wiskundige weéte Schappen, in t'e wijsb geerte en Godgeleer. li, id muntte zij r,u minder uit: zij oefende z'u zeer naarüig i de Muzijk en ^stroromie, ja bra^t het z verre dat de üniverfiteit van Padr.a bas den dccloraaten hoed, (ik meen in de facu! teit der Godgeleerden,) op het fchranden hoofd begeerde te zetten; dcch de Cardi naai Barbas.! go ried zulks af, om redej van haare ftxs; derhalven rroest deeze ge leerde juffer zig vergenoegen met de waardigheid van Magister; deeze werd haar dei) 55 Junij des Jaars 1C7S, dcor eene open. baare promotie opgedragen, onder andere! ten aanichouwe van meer dan honderd adelijke D?mes, welken expres naar Padtta gekomen waren om deeze zonderlinge plecbl tigbeid bijtewoonen : tot haar eer werf eene medaille geflagen, verbeeldende op de eene zijde haare afbeelding met een ranl fchrift, bevattende haaren naam, en eem kort verflag van haare verkregene geleerdheid; op het revers zag men eea paerelfchelp» open»  IC 113 ) penftaaude, en den dauw des hemels ontmgende, met het omlchriftj niet zonder \\oeker : deeze geleerde vrouw werd vaa fsrfcheidene Vorsten, openlijk, de uitfteeIndfte hoogachting beweezen; drie Carinaalen bezochten haar in haare wooning : het agt- en- dertigfte jaar haars ouderdoms ierleed zij; bij haare begraaving werd het fétors kleed op haare kist gelegd, en haar Jofd met een dubbelden krans vercierd ; ■jiv lijk werd door vier Magisters in de jjsbegeerte gedragen ; ieen zeker geleerd felman fprak in de Kerk, waarin zij bij ge;jt werd, eene lijk- en lof- rede over hasr |j zij ontving ook, en dat ligtlijk te beijpen is, een aanzienlijke graftombe : de •rken die zij gefchreven heeft zijn veelen | beroemd. ïen Franfche Juffer, uit het geflacht van nou::re, die, benevens haar Moeder, onder i beste Franfche dichteresfen geteld wordt, frd op de Academie tot een gekroonde ïè'tesfe verheven —gozadina, eene edeha geleerde Juffer, werd door de Juristen vaa  C «4 3 van de Academie te Hononiëh^ niet alleen de waardigheid van Doftoresfe in de rechten en derzelver privilegiën, maar ook eene Profesfors plaats op hunne Univerfiteit opgedragen Isagklla Losa, van Ccrdua, die zeer bedreven was in de Hebreeutofche , Griekfchi en Latijnfche taaien, werd tot Doctoresfs. in de Godgeleerdheid gepromoveerd ——i Catharina de Siena, heeft openlijk,, in de tegenwoordigheid van den Paus cn zijns Cardinaaleni als Leeraaresfe, den voke hel Euangelium verkondigd. « Onder de Romeinfche Geestlijken telt men 'er eenigen , die, nit overtuiging dat eet vrouw, tot het bekleeden van alle waardig* hetd der mannen gerechtigd kan worden, vrouwen toeftonden den biegt te hooren,het H.4 Avondmaal toetedienen, enz. — Ik weet wel ,1 lieve Vriendinnen! hoe Paulus de vrouwen niet toelaat te leeraaren, maar ik twijfel ook niet of de Apostel zal zijne bijzondere redenen daar voor g:hai hebben 5 de Natuim verbiedt het niet, blijkens dat zij 'er onj toe  Je bekwaam maakt —- De drangreden die' jtu gemeenlijk aasvoert , ter beweeringe 10 de ffelling, dat vrouwen geene Ac;.de'Jfche waardigheden mogen bekleeden , be|: niet anders dan eene vrees voor ongehelde gedraagingen met de Studenten 5 li, hoe belagchelijk is die drangreden niet, 'jive Vriendinnen! zouden verftandige vrouIn niet in flaat zijn zig verflandig te getogen ? — kunnen zij het ook in 't gel'one leven doen? —- daarin zijn zij toeh |t van den ommegang met jongelingen Igeflocen ! zonderling, in de daad, ogst zonderling is het, dat men, wat het Moeide ongeregelde betreft, in alle gevatli bevreesd is voor de vrouwen, daar de |ns eigenlijk in deezen, over het algemeen ■nomen , de fcbuldigen zijn; zij zijn het 11 het ongeregelde veroorzaaken , door tune listen en grove boosheden in het verladen van onnozele en Iigtgeloovige meislis ; verftandige vrouwen hebben zij nog immer tot hunne fpeelpoppen kunnen krij- nj niet dat verftandige vrouwe» ©»vat~ H 2 ba^J  C "O baar zouden weczen voor de liefde; maai eene welgeplaatste , deugdzaame liefde a richt geene ongereldheden aan ; in te^en deel zij verwekt eerbied — is de verftan dige hart* en huis- vrindin van een braa Godgeleerde , Pleitbezorger, of Geneesheer, hem Ook hinderlijk in den loop zijner ftn diën, of het waarneemen van zijn zomoeje lijk beroep? —-— geeuzinsi ook niet al be, mint zij tot aanbiddens toe! —> verftand ei deugd kunnen geene ongeregeldheden ge dogen, veel minder zouden zij 'er oorzaal van worden. Daar de door mij bijgebragte voorbeeldei van vrouwen of meisjens, die het ongemeej ver in de fchoolen der geleerdheid gebragi hebben , meestal van buitenslands ontleend Zijn, zal ik u, mijne waardige vriendinnen] in een volgenden derden brief 3 nog eenig^ ïalandfche voorbeelden , en wel voorbeeb den van onzen tijd, opnoemen-} met eeuen en anderen oordeel ik dat gij genoegzaam gewapend zult weezenj tegen de aanvallen van zulke verachters onze fexe 9 die geen an-i  C 117 ) lidereu pluim op het hoofd va» eene vrouw ïjjmnen dulden, dan dïe zij zclven 'er opikten , om hunne wispeltuurige harten te «paaien, en hunne oogen op haar gevestigd | doen blijven, op dat zij niet in de jamfalijke gevolgen van hunne afdwaalingen ibgen deelen, |Tot eene volgende gelegenheid, blijf ik ijn weder, | Waarde Medeburgeresfen ! UE. DW, D. R» j Aleer ik in mijne volgende over onze Hollandfche Geleerde Vrouwen fpreeke, moet ik bij de voorgaande uitlandI fchen nog voegenj de dochter van den, I beroemdften fterrekundige van onzen ? tijd , den Heere hirsel; deze jonge i juffrouw helpt haar' vader niet weinig | in zijne moejelijkfte waarneemingen en ! berekeningen, H3 GE-  GEDACHTEN bij het zien verschijnen van MARIA AN TO 1 N E TTE, in haar leven KONINGIN van FRANKRIJK. ep het fcbavot om gegulllottlneerd te worden, Ontzachelijk tooneel! gezicht vol ijslijk] denl Hoe treft gij miin gemoed! Beklaagelijke vrouw, die ik ter dood tree den » Die dus een wangedrag van jaaren herwaal boet! Waart gij ten troon verheven, Oin uwe kinderen te brengen onder 't juli H   KecMsplegmo^ aan Maria Au te Parijs, SLe  T>l.n8. fltta., JCominginL Tan Pi-anltrijlfc.; Ifetober, 1733.   Cup) ten voor uw ftem als voor den. donder te doen beeven, Of wel tot bun geluk? —— öt hun geluk, o ja 1 Gods oogmerk is fteeds heilig; Zijn wil was dat gij moeder waart; [aar 't eerlijk Franfche volk was in «w hand niet veilig» ij ruktet het gebouw van hun gebak ter aard ] ij dacht , verdwaalde vrouw I dat vorsten en vorstinnen, Meer dan de burger zijn; at deez hun hoogheid moet eerbiedigen ea minnen, [ fcheuken ze ook gefhêg hem bekers vol ; venijn —• ;j fteundet op uw magt, en kondet niet befelTen, Dat als het volk hun toefla >dzag, e donder hunner wraak uw vorstlijk hoofd ; zou treffen; u ziet gij wat de zucht om vrij te zijn vermag; H 4 Nb  ( 120 ) Nu zijt ge 'er 't offer vaa —• Ik zie u mtttj ontroering —— 'K zie hoe de doodsangst ubeknelt'K zie op het volks gelaat een treffende ver-; voering ..,« Daar valt de bijl — o God ! — de ceder' ligt geveld , Zijn kruin was niet befhnd voor zulk een woênden donder -—- Komtalwatvorstenkroonen draa^r, Komt, ziet dit fchouwtooneel, en» niet gelijk een wonder, Maar als dat van den aart van 't merschlijk hart gewaagt 'T is van natuure vrij, het laat sig wel ver*: drukken, Maar flechts voor eenen tijd; Zo 't zijne boei gevoelt, rukt het den boei; aan ftukken —— 'T is blindt wanneer het lijdt — 'j En vordert het zijn recht, het fteunt op | Alvermogen, Dat recht is diens ■ gefchenk; Diens eer kan niet gedogen. Dat  C 121 ) iD;t het ia bocjeas-zucht' —.het muit op zijnen wenk — Komt al wat kroonen draagt! zie 't zusterbloed hier ftroomen , Tea ftraf van dwinglandij; l Legt a£ uw trots; wilt van geen meerderheid meer dioomen! De menfchen zijn gelijk en vrij mm ij!'Ligt z~> ge voordvaart, in uw drukkend overheeren, Dat ook 't fcbavot uw doodbed wordt» » 4 Reeds groeit een donderbui die gij niet af zult keeren» ÏI Doec gij nog langer de eer dcrmenschlijkheid I te kort. V.S, Hs DER-  DERDE BRIEF AAN SS NEDERLANDSCHE MEISJENS. Waarde Mcdebnrgeresfcn! Om aan mijn oogmerk geheel voldaan te hebben, moer. ik u nog een enkel woord j 2eg^en over da teleerde vrouwen van oi>zen j tijd, eu die wij de eer hebben onze landge- I nooten te mogen noemen; ik moet kort zij», en zal derhalvèh Hechts de meest hekendften i aanh^alen. Staat niet i:og ieder die gevoel en verftand ! «heeft, verbaasd over de hersfen vruchten van :  C tas ) Wan wijle de beroemde Dicfiteresfe vaM ■ merken? zijn, onder anderen, haar heldendichten niet verre verheven zo in behandeling als kunst, en nog meer ten opzichte van >het verftand dat 'er in heerscht, boven alle |dergelijke ff.uk>en welken door onze vaderilandfche dichters voordgebragt zijn? —— Is ■haar Nut der tegenspoeden niet onnavolgbaar ;:fchoon? —— bevat het niet eene verbazende i rijkheid van gedachten; onnavolgbaare vin;i.dingen, en troostrede;-en die het werk tot 1-een en ohwaardeerbaaren huisbijbel maaien? Behoef ik u wel te fpreeken over de ouverrgelijkelijke Dichteresfe bekker., de weduwe rj: van wijlen Domintis wolf? zoude eenigdenIkend en penvoerend man in orze geheele /.Republiek' zig durven verftouten, taaken te K onderreemen , zo als zij reeds tot haaren i otiftervelijken roem heeft afgewerkt? —— Heeft immer Nederlaiidsch fchrijver, eene : saRa burgerhart; eenen willem levend , in 't licht gebragt? zoude ik van baar I Walcheren en mengeldichten; van haare onnavolgbaare Wandeling door Bourgogne fpree-  C 124 ) fpreeken ? zoude ik eene optelling doen van haare veele vertaalingen ? zeker ik zoude mijn voorgenomen beftek verre overfchreiden. De vriendin van die onvergelijkelijke vrouw, ik meen Mejuffrouw dekek, heeft mede onze fexe eere aangedaan , en herbaalde maaien met fpreekecde daaden betoogd, dat wij 't in de fchoolen der geleerdheid niet minder verre dan de mannen kunnen brenpen ; en dat de goede God ons zelfs milder met talenten bedeeld heeft. Gij kent ongetwijfeld de gevoelige dichteresfe moens , reeds in haare vroege jeugd van hetdierbaarfle zintuig, het geaicht, beroofd? — hoe overkeerlijk zijn haare verzen.' — hoe vol gevoel en geest! Voeg bij haar Mejuffrouw post, mede eene eer onzer fexe, en die wij het geluk hebben nog onder onze tijdgenooteu te tellen; ] leest haaren reinhart, en gij zult moeten i toeftaan , dat zij wetenfchap, fmaaken gevoel I heeft; dat zij waarlijk groot is! ik zou- ■ de nog van eene lamsoy, ue neufville, en anderen kwiuen gewaagen, dan ik meen, in ;  C 125 ) in bet vak waarin alle de gemelde geleerde ivrouwen geplaatst moeten worden, genoeg gezegd te hebben» In een ander fak zoude ik > om van anderen te zwijgen, kunnen noemen, wijle de echtvriendin vandenHeere buurt,Predikant bij de Gereformeerde Gemeente tzAmfieldam , |ndedaad eene vrouw die zig door haare sjjiersfenvruchten onftervelijk gemaakt heeft. $ Slaan wij het oog op andere kunsten, MBoral op de muzijk- dans- en tooneel-kunst, lan zouden wij nog een aantal vrouwen kinnen noemen, die honderden van mannen, f>ok beoefenaars van dezelfde kunsten , beipchaamen, door den hoogen trap van vorderingen welken zij bereken hebben. $ Munt onder ons in de fchilderkunst niet «og,en dagelijks nogfterier, uit, de onvergelijkelijke jonge Juffrouw de vrij?—- gij J.enthaar, mijne vriendinnen I en ik hoop binnen weinige jaaren een meisjen ten voorfchijn itezien treeden, dat, door haare bekwaamheid lm de kunst van bloemfchilderen, hetgebouw der  ( 126 ) der eere onzer fexe» ten nieuwen zuil zsl Verftrekken. Genoeg! die zig door mijne bijge- bragte voorbeelden niet overtuigd houdt van het geen ik tot lof van de vrouwen gefteld heb, zal 'er nooit overtuigd van worden, om dat hij , ongetwijfeld , niet overtuigd wil weezen. Houdt u dan vast aan deeze door mij geftaafde waarheid, lieve vriendinnen; oefent uwen geest , en belet daar door den mannen eenen trots aanteneemen , die vaak ze verre gaat, dat zij zelfs gelooven het recht te hebben van te mogen tiranniferen —— niet zelden zijn wij het die zij in hunne verliefde luimen, wegens onze fchoonheid en bevalligheid^, aanbidden; wij kunnen het ook zijn die zii aanbidden om oize waardigheid in verftand en bekwaamheid ook deezen maaken ons geheel onafhangelijk van hun. Ik ben met alle mogelijke oprechtheid, Uire Vriendin» - R' TREF  TREFFENDE WAARHEID, iVaaraan bemerkt men eerst de krankheid van een' ftaat? |an koeien, bils en, fpel, aan wulpsheid in 't gewaad ? lo lang als cuiuus met eigen handen ploegt, IC Etrurhch go::d verfmaadt , met zijnen raap vernoegd, |n vreest" geen vorsten nijd , rijst Rome allengs in magt; ilaar als poMrejus roof, de raad vervoert toe pnehc, n vat krijgt op 't gemeen, rijst cezars dwinglandij, a boeit het vaderland met goud in flaverai|. E» CNZZ  ONZE VOOROUDERS. Een Fragment, jtluH hart zwol nimmer door de fioode hoovaardij, De lenden waren flechts omgord met eene pij 5 Elk bouwde wijd en zijd, naar eigen welgevallen," Een hut, alzo de vrees hen nog in geene wallen Had zaamgeroepen; 't goud had nog niet met zijn' gloed Geraakt ten . goeden, of ten kwaadea hun gemoed 5 Waarom! de vader liet den zoon geen berg van fchijven, Geen  ( 129 ) (Geen fchatten, maar alleen de deugd ten erfois blijven; iHun was nog niet bekend de kromme wijngaard-rank ; De tafel was in geen olijmp van fpijs begra* ven, vlaar pronkte gastvrij voor de vrienden , mee de gaven ■per-akkers, dagelijks verfekaffende zo mild ; lan , of geftremde melk , of opgeftoten wild, C. B. AAN DEN EERLIJKEN BALBUS. LJjj balbus 1 hebt uw goed verloren op de zee, £q gij betalen konde , ik wed gij 't gaarne deê; Jen fcheldt u om uw ces 3 maar zijt niet onverduldig, tloe veel gij fchuldig zijt, gij zijt nogthans niet fchuldig. F.' L. I DE  DE MIDDENMAAT. w. vv ie taamlijk van zijn kunst of hanlel kan beftaan, Vang' niet te ligt, op hoop van winst, ist anders aan; Vooral zo hij niet in dien handel is ervaaren; Die 't topzeil voeren wil, die pasfeop wind en baaren: Zo iemand, door 't geluk, geld wint in overvloed » Eu dan veracht bij wiea hij eerst is opge-i voed , Een hooger ftaat bejaagt, om, trots met groote heeren» Gelijk een edelman , den adel te braveren,) Hij of zijn zoon zal zig haast zien in flech-} ten ftaat; Al wie bedeien wil, verkies' de middenmaat,! Deze/fdi,  AAN EEN ON GETROUW EN MINNAAR». I Gij bad mij dat ik n zoumianen, maar 'k hoorde niet naar uw gebed ; I 'K dacht: hij verdient niet hem te hooren , want liefde ftel'de mij de wet, En 'k wist dat gij niet kost beminnen, want waare liefde is meer bedaard, Is minder teêr; meer medelijdend dai gij in mijnen toeftand waart^ I Gij hield intasfcheu aan: met bidden; nog, hoorde ik niet, maar toen gij zwoert, . Dat gij u zeiven af zoudt maaken, toen waarlijk, werd mijn hart geroerd: Toen zeide ik: Ja, *k zal u beminnen, want zeker,'k fchrikte voor een' moord— X 2 2©  C 132 ) Zo zegt men wel eens aan de kindren, dat ons het gesn zij doea bekoort» Op dat zij aiet meer zullen fclireien: en nu gij mij verlaat, mija vriadl Om dat gij niet zo veele fchattea, als gij gedacht had, bij mij viadt: Nu kan ik mij ook zeer wel troostea, 'k vrees nu geen'moord meer; gij zijt vrij, Zo wel van op u zelv' te woeden, als van de liefde, en ook vaa mij; Ik dank den Hemel dat hij tijdig uw geldziek oog geopend heeft; 'K was waarlijk bang dat gij zoudt fterven , des ben ik blij dat gij nog leeft» S. DE  DE ONZEKERHEID DER. [MENSCHEL IJ KE Z A A K E N* JCan Biet de mensch alleealijk, ST waarfchijnlijke gelooven, En vóór der zaaken uitflag, Zig met de hoop flechts vleien ? —— Van een onwis toekomend, Maakt hij vergeefsch zijn 'ftudie —— 'T onzekere is flechts zeker, In 't ondermaanfche leven. De dappere Romeinen, Die Azia verwonnen, Die Africa verwonnen, Geloofden hun vermogen, (Min vriendijk dan geweldig,) Op de overwonnelingeni 13 Ncoi:  C 134 ) Nooit weêr te zullen misfen; Dan ach! die werelddwingers, ■Zijn. op hun beurt vernederd —■ 'T onzekere is flechts zeker, In 't ondermaanfche leven. Zij die in hoogheid leeven, En prijken op hun troonen, Zijn fteeds van weelde dronken, En fchijnen te gelooven, Dat vorsten nimmer fterven, Maar na flechts weinig jaaren, Voert hun het volk ter ftrafplaaw, Treft hun de guillottine ■ *T onzekere is flechts zeker, In 't ondermaanfche leven. Een fchrijver ziet zig eeren, * Hoort zijne werken prijzen; Maar na flechts weinig jaaren Ziet hij zig wreed befpotten —— *T onzekere is flechts zeker, In 't ondermaanfche leven. Een  CI3S ) Een meisjen wordt geliefkoosd, Gekuscht, geftreeld, geprezen, Maar achl niet eens voor maanden, Ja ook niet eens voor dagen, Alleenlijk flechts voor uuren 5 De hedendaagfche liefde, Is in de daad te teder, Om jaaren lang te duuren : Zij is zelfs 't meest onzeker In 't ondermaanfche leven. 14  VOLKSZANG 1> E R. ^K-ANSCHEN, 2// gelegenheid van 't heroveren van Touhn. Wijs: O» doit fohante mille francs, T oulen, door 't Haal terug gebragt, Vreest nu niet meer der Britten magt, Zij zijn flechts valfche vrinden; Zij zijn flechts valfche vrinden': Hun vloot, die tirannes der zee, Ziet zig, geweken van de ree, Vervolgd door weêr en winden3 Vervolgd door weêr en winden. 2. 'at ze overal te gronde gaan, ^ j die ons roekloos tegenftaaaj De deugd vecht met de braaven, Dc deugd vecht met de braaven; De  Cl3?) :e goede God zendt van zijn' troon, en besten zegen ben ten loon, Maar ftraft de vuige flaaven, Maar ftraft de vuige flaaven» 3- i'echts deezen dienen dwing'andij. et Franfthe volk wil dood of vrij, t En doet despooten beeven, IEn doet despooten beeven ; at voortaan ieder deugdenvrind , (f! 't vrij Toulon een fchuilplaats vim*'» I Om God ter eer te leeven, | Om God ter eer te leeven > 4. I| Franfchen kenuen hunnen pligt, fin nieuwe zon, en koestrend licht, 1 Bevrijdt hun" reeds voor vreezen; Bevrijdt hun reeds voor vreezen: in vuist is 't die reeds dwingd en ftraft» ia lot, dat hun veel roem verfchaft, 1 Zal 't lot der wereld weezen, I Zal 't lot der wereld weezer. * is DE  DE VADERLANDSCHE FRAN SCHE MEISJENS. Wijs: Lifctte zong eens bij de hoornen. J->aat ons het heil des lands btwaaken, Elk zij heldin voor recht en wet. Eurft een despoot der vrijheid wraaken, Dan worde hij in 't ftof verplet: Hij zie door ons, zijn magt weêrfireeven, Een vrouwen colk ftell' hem de wet; De Franfchen weeten van geen beeven. Vrijheid leev'! ■) Vrijheid leev'! [ bis. Word' ten troon verheven. n. Elks hril is aan ons heil verbonden, Elk ftaart or s ook als hoopende aan: Nooit word' de Frank door dwaï g verflonden 'Dan zag men elk in ketens Haan; H  ( 139 ) :ïj zie zijn magt niet meer weêrftreeven; Wij willen ftrijdend naast hem ftaan: i Franfchen weeten van geen beeven, Vrijheid leev'! Vrijheid leev'! > W*/ Word' ten troon verheven, -* O» ftrrjders van de Dwinglanlije, iOaagt op, daagt op daar 't vrijheid geldt, ifirope een prooi der tirannije iiTrekk' met ons naar het oorlogsveld; lij moeten dwinglandij weêrftreeven, "s Menfchen recht zij eens herfteld; li Franfchen weeten van geen beeven, Vrijheid leev'! , Vrijheid leev' \ ' bis, ■Word' ten troon verheven, J  DE GODSDIENSTIGE PATRIOT Wijs: Ik ben maar een herderinne. i. "od ! die met uw dierbren zegen, alles wat gij zijn deed voedt, Die den herder en den koning, uwe goedheid fmaaken doet: God! verdelg de dwingelandije die fteeds menfchenbloed vergiet, Immers voegen flaaffche ketens, aan uw vrije kindren niet! 2. Als wij 't ijzren juk vertreden, volgen wij uw hoog gebod; „ Hebt, o volk! geen ander meester," dus tog fpreekt gij, „ dan uw God;" God! verdelg de dwinglandije, die fteeds menfchenbloed vergiet: Immers voegen flaaffche ketens, aan uw vrije kindren niet! Daal:  Ci4r ) 3- A?aar uw hand ons mildlijk zegent, rukt een dwingend opperheer, 3eïl 'c gebouw van onze welvaart, met zijn ijzren vuisten neêr, God! verdelg de dwinglandije, i die fteeds menfchenbloed vergiet, [mmers voegen flaaffche ketens i aan uw vrije kindren niet S feachtheid, weldoen, recht en vrijheid 1 daaraan kent men uw beftuur; I ÉVIaar dat van een overheerfcher, | aan 't verkrachten van Natuur. sGodl verdelg de dwinglandije, die fteeds menfchenbloed vergiet, Knimers voegen flaaffche ketens I aan uw vrije kindren niet! 'T VER-  'T VERLIEFDE MEISJEN, Wijs: Foor it alleen fchïb Ik deez? bloemti O w wreede min met al wat fmarten, Beftormt gij ons zo dra gij wondt, Gij martelt met uw dwang de harten, En vleit ze tevens met uw' mond. Gij wijst ons digt bebloemde paden, Maar doet op fcherpe doorben gaan; Ginds zegt ge, zult gij 't hart verzaden, Dan ach 1 mea komt 'er nimrcer aan. (Jm Meei  CM3 ) ieesc ftreng zijt gij, o wreede liefde i I Voor 't onderworpen maagdebart; ï'T gevoelt dat nwe fchicht het griefde, I Maar vindt geen uitkomst in de fmart; p pligten leggen het aan banden, Het leefc in een gevangenis, 1 klaagt alleenlijk aai de wanden, Dat het op 't hoogst rampzalig is. (bis.) 3. nestus heefc mij doen beminnen, Hij trof mij door verftand en deugd, 'fa hart betoverde mijn zinnen, Hij is in 't opgaan van zijn jeugd, n ach! ik moet mijn zuchten fmooren, Ik mag mijn oog niec op hem fkan, lien ik hem mijn min doe hooren, Valt zwar;e laster op mij aan. (bis,") 4* srwenscht de vinder orzer pligten, Hij was de wreedfte dwingeland; j deed Natuur zelfs voor hem zwichten, ! Deed haar een moeder zijn der fchands: Ernes •  C 144 D Ernestus! ach! mpgt gij befeffen, Het wreede van die d i'inglandij l Welhaast deed ik mijn kbgt u treffen ; 1 Ontrukte ik me aai de tirannij. (bis.) ] 5. Wij zïjn, zegt men, voor min geboren; En als wij minnen, is 't een pligt, Dc liefde wreedelijk te fmooren, Al toont zij zig in'tweuschlijkst licht —• Ach! dat men bij het loflijk bouwen Der vrijheidszin!, ons haatlijk lot, Dat grouwZaara lot! in 't oog mogt houêo! Elk meisjen wierd een patriot, (bis,)