•, J 2 J , „ , r n jijakeljke mstorie van den jöNüELINtt SlCxNORE F 61   VERMAKELYKE H I S T O R T TT *- -~ — — — ^-^ u v a n een JONGELING,' Gensamt SIQNÖRE, DovtêkQ door een Liefdedaad wonderlyk tot een Humïyh geraakt is; Gedrukt, vöer Lïefhebkers m Historiën.  rjTEker Jongeling met v.me Slgnore te iLJ Visapm\ ongelukkig in den ongunst vrsn den Chm geraakt zyndë; wierd in de Gevangenis gezet, dog zyn onfchuld den Keizer bekend zyndc, word haastelyk op vrye voeten geMd, en blyft een geruimen ryd in eene kwynende eenzaamheid. Dan «adélyk fehikt hy zig, om de lesfen van ... ..--e Leermeester op te volgen. Hy zoekt overal oleudfecu op; fpringc za met zy»e goe"deren by. Hy (maakt genoegen, hy word geroemd wegeosdeze fohït terende deugd onder de inwooaers vati Visapoer en blinkt boven alle zvne medeburgers uit. Dan, hoe onvolmaakt,' hoe onbehendig, is alle aardsch geluk- Een zeker géval ilort hem, van den throon des^eluks, byna in eeneir onherftelUren iammerpoci. De goedhartige Jongeling had, met een grbote femme Gelds gered; dié vaa een-rvi Man, eensklaps dood s*m was geworden. Dit was een o/ergegevcü booswigt; in ftede van de goedheid beid van zvne Weldoener te erkennen , zoe*t by 1 nem  hem hi dezelfde Kluister?, als onder den vorigen Stadsvoogd te brengen. De aangeklaagde onfcbuldïg bevonden zynde, ont> fnapt de aanklager maar ter nauwerrood de ketene , die hy Voor een ander gefroeeU had. De aandoenelyke Jonceling was echter door dit geval zoo getroffen, dat hy, uit" den aart zeer overgegeven aan zwaarmoedige gedagten , dagclyks in diep gepeins w«s, en dikwils tot iaat m den nagt de ftratea van y~sfhpoer op en neer liep, dan eens zg voortellende de samenleving te ontvlieden, en dan eens befluitende, om nooüeeulgMensch meer wel te doen. Op zekeren avond, liep hy naur gewoonte, Iaat in den nagt, de ftratea van P^ifëpeerop en neer, tervvyl de donkerheid aan zyne zwaarmoedige geiten, op ieder oogenb'ik, een nieuw vceJze] gaf. en hy zyne fchreden al vast verdubbelde, zonder nogtans te weten werwaards heen. Zig verbeeldende het gewigt zyner woderwardigheden niet langer te kunnen torfchen ? begint hy den dood voor v,% te wenfehen^ ui voortwan»  wsndc!en'd;,.komt hy op eeiie wyde ftraat, die op een gragt uitloopt. Een zeker Koopman uit de Stad word met een nog veel rampzaliger opzet, dien weg heen gedreven. Dcdonker_ heid verhindert den een den andere te zien, . zoo dat ze eikanderen onvoeligephetlyf loopen. De eenzaamheid van d*n nagt gevoegd by de zwaarmoedigheid van gedagten, vergroot de akeligheid van dit voorval. Merkende, dat zy met hun belden op den weg waaren, daar élk waande alleen te zyn, wierd de tegen- y woordigheid van den eenen aan den ander endragelyk. Zy zoeken van eikanderen af te gerakendog hunne pogingen waren te ver* geefsch» Wat beweegt V beet de Koopman zyn e onbek enden medgezei fchan^pcr toe, deze «ènzan>e plaats in den donker te bezoeken ? X3?e zelfde vraag kan ik U ook doen, krygt hy ten andwoord. Gy kunt nogtans die zelfde reden niet hebben als ik, (vervolgde de Koop- man) daarom my myn weg vervo'gefc; cnj ' ga gy ook uw Wag. Al morrende omen 27 < pindülyk aan de Gragt waar heen de Koop-'  man z?g begeven had, om aldaar zyn rampzalig einde te vinden. Hy wil zig van de fteilte neerftorten. De Jongeling vat hem in beide zyne armen, De Koopman zoekt te ontwortelen, dog te vergeefs; Ik laat U, zegt hy niét los, voor ge my gezegt hebt hoe gy toe dit wanhopig bef]uit gekomen zyt. De Koopman, de onmogelykheid bemerkende, om los te geraaken, verhaalt hem zyn ongeval, en naar hetzelve met de groorlte aandoeningen, en teederheid over zyn Vrouw en Dogter, bekent gemaakt hebbende, fpreekt S/gore hem aan, en zegt: gy zult niet fcerven. — De Hemel zymyn getuige; hoe ik naar zulke voorwerpen verlangt heb! Gy zult leven, om de traanen af te drogen van twee deugdzame menfehen, d?e van ogenblik tot ogenblik,' met eene aangsvallige vrees, uwe wederkomst verwagfen. Sta af van uw wreed befluit; De groote Brama zy gedankt, nog dezen nagt zal 'er een einde komen aan uwe clendè: nog deezen nagt, zal ik een rampzalig huisgezin uit het verderf rukken. Den Koopman  msti over deze ontmoeting verwondert tonde en tvnigo tvd by zyn zeiven deze liefde caad herdenkende,'fpreekt tot Signore, W dezer voegen Edelmoedige Verloslèr van een rampzalig huisgezin, laat ik u een gedeelte van uw gefchenk weer mogen geven; ik vermag waarlyk zoo veel niet te ontfengen. Dan de edelmoedige Stgnore begeert er voltrekt niets van terug; integendeel zegt hyj ik zal meer geven, om dat het niet langer in myne magi zyn zal, als gy weer ongelukkig mogt worden, u t e helpen, alle myne fchatten kunnen niet beter beftced worden, dan aan een ongelukkig en dankbaar Huisgezin. Voormy zyn ze in 't vervolg ondienftig; om dat ik my der zamenleving geheel onttrekken zal. De Koopman, ontroerd op dit zeggen, doet al wat hy kan, om hem van dit opzet af te brengen. Ag? zegt hy, oezirgyfchatten, en eene gevoelige ziel; om zoo te handelt n, Wilt gy op eenmaal een geluk verliezen, dat uwen ftaat byna volkomen kan maken; Neen, edelmoedige Weldoener, de Hemel heeft üniet ver— I  verordend, om bulten het menrehdom te leven. Vrugten uwer wek'aaigheid té plakken, zal uw geluk uitbreiden, en« mei een woord; ik weiger voltrekt uw gefchenk aantenemen, ten zy ge van befluit verandert. Signora brengt hem de drukkende omftandigheden van zyn huisgezin onder het oog. Dog de dankbare Koopman, met de tranen op de wangen? weigert voltrekt een enkelen penning te ontvangen. De nagt mïd lerwyl verdwynt, en de dagenraad blinkt reeds aan de kimmen, terwyl ze nog in een vriendelyken twist onder elkander oneens zyn- Het iinerte den eenen, dat hy zyn onbekenden Vriend niet kon bewegen tot het aanvaarden der gefchenken; en den anderen, dat hy zien moest, welk een fmert zyn Weldoener daar over leed. Eindelyk borst de laatste in dezervoege uit. Het taat dan vast, zeide, met tranen inde oogen , het taat dan vast, dut uw opzet onverzette]yk-bJ)ft. Ik ta u rnyn Weldoener, voor altoos te verliezen. Deel eenen dag in ons geluk en blydfchap, „breng eene dag „dcor  „door met een gezin, dat zooogenblikkelyk „in 't verderf ftond. te ftorten. Wat zal die „ vreugde onbefchryvelyk zyn van eene Vrouw „en Dogter, die haren Man en Vader door „ u voeder krygen." Herhaalde keeren hadden Moeder en Dogter op de knien gevallen, Brama met de hartelykfte gebedert gefmeekr, om het behoud van den ongelukligen. Zonder hoop zien zy den dageraad aanbreken, ieder verilondea ©ogenblik' vermeerdert hare ontroering. Hy vertoeft; Een ■ verdubbelde angst valt op het harte. Ach, hy zal nooit weer komen, tevergeefs wagten wy; Rampzalige hy zal gewis niet komen. Dan, welk eene vertooning van onverbeeldolyke Hydfchap, de Koopman en Signsre Haan voor haar e©r zy *t ontwaar worden. „Daar is hy, „ roepen zy uit, hem beide om den hals vlie^ „ gende! Hy leeft nog." meer konden zeniet. • ggfe daar."fpreekt de Koopman, haar.beiden al fchryrade in zyne armen tegens de berst drukkende. „Ziedaar uwen Weldoener , onzen Terlosfêr, wyzende op Stgnere.» Deze  Deze heeft my heden gered, de Grooten JBrama heeft hem, als eenen Engel der Ver. lojfing, gezonden. Het fcheiden zon aller, treffends voor hem zyn. De Koopman, wanende dat zyne ontroering voorkomt om dat hy haakte naar é^^Mémm van-zyn befluit terwyl de dag begiiiffe dalen, en zsg tot den naderenden nagt fpoed, dat gevreesd tydftip op 't welk hy zynen Redder voor altoos Haat te verliezen , vangt dus aan, „Ik ga u dan „verliepen,verliezen om nooit weerom te zien." Terwyl hy (breekt vloerende tranen langs zyne wangen, en H gedurig mikken belet hem te fpreken; alleen zyne o®gcn irak op hem gevesfigd houdende, fpreken die eene veel krsgüger taal, dm debefpraakte tong immer vermogt te doen. Dan zyne Dogter; diep getroffen wegens de ontroering haFes Vaders, Haat midlerwyl zulk een beweegJyk gezigt, nu op Sigwre dan op haren Vader dat zy flieen en marmer zou bewogen hebben, „ Helaas, barst de Vader hier op uit, taak ?, het florten van tranen over myn . . . « * „ Weent  „ Weent veel meer, om dst wy onzen V7el„ doener verliezen, Hy was het, die my in „ myn wanhopig opzet ftuitte, cn deze edel„ moedige daad heeft hy dan alleen maar „ bedreven, om ons te gevoeliger te trefn fen, met ons voor altoos te verlaten..,. » Ag medelydende WlSjfbener, de Voorzie>, nigheid deed my n niet zonder gewigtige ?, oogmerken en wyze einde volgen; zy ge?> bruiktenualshet middel, om myn leven te „ bewaren, en myn rampzalig huisgezin te „ redden. Ag, edelmoedig mensch; laat U „ verbidden door ee« Man, die U -zyn le» ven, door eeae Vrouw cn Dogter. die „ baar benond, en het dierbaarst pand dat „ zy bezitten, verfchuldigt zyn. Dan de Dogter ep dit pas zoo fchcon als een Engel, hoewel geprangd door geweldige ontroering, flaat een gezigt vol tederheid op Signore, een gezigt dat hem door de ziel, gaat, en laat flegts een'ge zagte woorden over hare lippen rollen: . , . „Gy wilt o s dan ?, voor altoos gaan begeven.» Ag? onverge-  „ lykelyke Weldoener, het wasr heter, veel ,„ beter geweest, dat wy Ü nimmer gekend ,„ den; dat wy 11 nooit haddengezien. Wy ,„ zyn al te aandoeneiyk, dan dat wy het .„ verlies van zoo iemand, aan wien wyal.„ les verfchuldigr zyn, zouden kunnen ver,„ dragee,., waarly^p^y kunnen niet.. wy „ wenfehen. Ach."' Nooit gevoelde Signore eene aandoening, die by deze te vergelyken Was. Zyne zwharmoedige denkbeelden, wegens het ondankbaar menschdom opgevat, beginnen te verdwynen, en hy vind zoo veel genoegen 'm het" befchouwen der deugden van dit huisgezin , dat hem de zanicnievïng welgevallig word. „ Staakt uwe fmeekiijgen, zegt hy , en „ zyr gerust, myn befluit is gcnor*en. vast „ genomen, ik (la af van myn cerfte op?, zet; ik mag U lieden niet verlaten, want „ door U begint her verkeeren van menfehen „aangenaam, en beminnelyk te worden, „ Ik heb een ongelukkig' huisgezin gered, „en  en hetzelve brengt my weer tot het ge4 >, brute myner rede. Ik wil eene wyze be-l r> Miering niet weerfireven, daarom fta ikl >? af van myn opzet. Niet te vergeefs ont«J „ moeten wy elkander. De Voorzienigheidl r> dreëf my. denzelt^yi weg heen, als gyl „ gingt, en U die ^gegaan ben; beiden „ om elkander te behouden Den Hemel zal ?, ik met langer weerrlaan. Een gantseh nieuw » toneel is 'er dezen nagt voormygeöperd. v> Gy alleen zoudt 'er eea Gordyn voor » fchuiven kunnen; dan uwe toeftemmmg „ kan het ook in zynen v®lften luister zet„ ten, niet my heden tot uwen Zoon aan „ te nemen. En gy , wendende ztg met een „ gezigt vol tederheid tot de Dogter, Gy, „ die het volmaakst beeltenis van Deugd „ en Schoonheid zyt. Gy, beminnelvklle „ aller menfehen, bewillig in myn verzeek „ en zyt de toe/lemming uwer Ouders, in„ dien zy yer my mede begianfrigen, niet „ tegen." Het overige, waar in fcyne tong* te kort kwam, vergoed© zyn gezigt, ver-* vuldi  mld met zoo vele bewyzen van tederheid eivopregtheid, dat zy hare oogen met eene blozende ontroering, zugtendenaar den grond [joeg, als ichynende te wilten afwagten, wat befkiit hare Oudets nemen zouden. Geen van-allen bragt, eenen geruimeotyd, een enkel woord v*jtet. Deze verklaring ,was zoo onverwkgt ,tus aangenaam, in zoo ver, dat ieder zyn gehoor zelfs fcheen te •mistrouwen. De Koopman bra k eindelyk deze korte jföjtawygènheid af, uitroepende: rMag ,„ ik waarlyk vertrouwen, dat my geene „ bedrlegeiyke vetbeeldtngniiskk; Denkt gy' „ in de bejjtring van myne Qogteruwge„ lukte zullen vinden? voorwaar gene zaak 9, zal ons z«0 veel genoegen fcfee&ken kun.„ nen , als in os zen VerJos&r en edelmoedi„ gen Weldoener eenen &on te vinden Het .„ aanbod, hoe önveftwjgt, is te groot,' om .„ *er ons kr>g over te beraru n. Wy.-verzien „ ons gekk riof niet geno.-g'.-'m Dogr wel v, aan, wilt gy een' onge'nl'Ug geworden : 2ez*n verheffen; wilt gy onze Dogter ** fa  „ in luister zetten, dat anderen haar geluk „ benyden moeten, zie daar ontvang ze „ van onze hand, als het onwcerfprekeiykst „ onderpand onzer e.rkc«te*jis.y „Niets ant woorde. Slgnöre, kan halen by „ de gunst, welke ikJieden van U ontvang. „ Ik heb niets gedaSfc in vergelyking van „ zulk eene erkentenis." Hier op zig tot zyne behagelyke Minnares wendende, zégt hy: „ Deugdzaam/te en hevalligfteaJïer men„ leliën, die uwe Sexe tot eere zyt, en al„ leen my tot reden hebt gebragt; verhin„ dert nu niet, dat myn geluk volkomen \ worde. Gun my u myne Bruid te mogen , noemen, en bevestig dat geen, *t welk „ uwe ' on weerftaanbare vermogens in'my „ bebbsrï begonnen. Bevestigt myn geluk, „ *t geen ik altoos zal erkennen alleen aan ?, U verfchuld'gt te zyn/' Een blos van eerbre iehaamte verfde hare vol Ichoone wangen, terwyl hare oogen, als met befehroomdhetd, zig naar hem wendende, de zyne ontmoetten» en een aller- be-  tóöïnnèlykfte taal ff raker, ïn deze om» (landigh ellen oefenden hare bek oor iykh eden •eene "verdubbelde kragt. Zy merkte dat Sonore de neigingen van haar hart begreep , hoewel zy haar gene ogen, en de ver• wurrmg van haar gemoed, poogde te ver. bergen. Het Huwelyk Wierp koite dagen daar na voltrokken Nimmer leefde cenig paar Eg teling-iii zoo gelukkig; nooit vosJ men Ouders, die hunne Rïnders rederer beminden, en nergens zag men Kin dors, d'e hunne Ouders hö'Oger fehalten. De £I smei was dit gamfche huisgezin gun (lig, én om dat zy deugdzaam waren, w'ieiden zy van elk geacht. Hunnen Kgt zag men bekroond met ! Kinderen, die zy al vroeg de deugdzame , voeüfeppen der Ouderen leerden drukken. De ouöe ^b'falyfissè men'gmalen door hen— bezogt. Nooit was hy vergenoegder, nog fchatte hy z g gelukkiger, dan wanneer hy z^ ne Kinderen -(dus was hy altyd geïvoén Signore en zyne Huisvrouw te neemen) by zig had. Door  Door gantsck p^fa&etr, en het omliggend land, was dit Paar bekend, en geliefdt Als men vsn een gelukkig Paar fprak, noemde men hen: en als men een voorbeeld ter na* volging aanhaalde, wierden zy gemeld. Zy waren de toevl ugt der ongelukkige ; de troost der bedrukten; de hulp voor allen die zig in Verlegenheid bevonden, en de gelukkigften voor zig zei ven.