F L O R A A 'S BLOEMKORFJE* O f BUNDELTJE van NIÉUWE Zangstukjes, Voor Neerlanssch Jeugb-; Op Oude en Nieuwe fpyzexm. Zie 'hier we'êr, Die zich dooi zoeten Zang verheug!? ^eez' Bloemenkorf aan ü gefchonken. Kies Roos, of Tulp, «of Hyacint, Het Bloempje tiat *y 't meest bemiod> 1 Moet op uw fchooae boezem pronken. De blydfchap toooé' , naast liefde en DePgdf Aitws, m \ teut ya» Ne&fcmcfctfjjeugi/  LENTE 'L A N G. S TEM: Hoe ïiefiyk rya Gy uit de kimmen* ó Lieve Lenten, bloemen fchenkfter, Gy zyt., Gy zyt, de blyde voogUn wenkfterj Met U verichynd de Nagtegaal,. Wier onnavolügbaare taal, Reeds klinkt, reeds klinkt, doorboschendaal, Gy dryft het Vee ter weiden, In 't jonge klaver kruid Dat wy uw lof verbreiden 1 ®y rtéakt, Gy maakt, van dorre e» fchrale heiden , Een hof van leven voedend groen. Kom Philis laat ons vddu'aaid\fpoên; Kom treê. kom. tree, ten ftuipdmr uit. 3De liefde wagt ons in den lommer, 'Mtn kent, men kent, geen tegeefpoed nog keminer, Op *t l and leeft niets dan zoete vreugd,. ïh\ \ 'l a!l' ons Oog en hart verheugd. Wel".: n , welaan , dan, fiere Jeu>id. 'Veti.o Atheid volgd uwfehreeden. _.3B*e fijfriurea j WnU Katwur, ( Dm  Door haar bevalligheden , Watdeeld,watdecldzy ons al zoetheid medépl: Hoe beeriyk pronkt den Angelier: 6 Lenteroosjes vol van zwier, Geftoofd, gedoofd, door 't Zonnevuur* ZOMER Z A N- G. SV Y s: Myn lief zoo fchoon ah H Morgeniïc]$t CJyt welkom Zomertyd! Die alles kweekt en voed, En fteeds de- blyde Jeugd, verblyd, Langs bloemen treeden doet De heldre Zonnen glans , Verguld de wolken trans, En lekt den dauw van bloemen knop, Met volle teugsjes, op. De dageraad ryst op haar koets, Van paarlen en Robyn. Deez' Morgenftond voorfpeld wat goeds. De Hag zal heerlyk zyn. Baad Nimphjes in het nat, Daar 5C om uw beentjes fpad; Verkwikt UJn de heldere.bren» B j 'c Koesïren van ds Zon. Ufit  Hoe tierig graast het Zuivelvee*, Tot'aan de buik in 't gras. p* Herfstyd fchenkt ons druiven bloed*. >2t de vreugde leven doet. Wyn, wyn, frisfóhen wyn, Schenkt zy zeker, in den Beker. Wyn, wyn, koelen wyn,. Is de beste medj.cyn. (ferfstyd fche.nïït ons vlees en fpejcv Die 't niet fust is ftapel gek. Vlees, ylèes, fpek en vlees, Corbonaden, welgebraackn , Vlees, vlees, Osfenvlees, ifaat geeü Tw& \ Ppjak, ©f &i3&s.  Wel wat geeft het een rumoer, Als de flagt komt langs de vloer l Vet, vet-, alles vet. Ia de Keuken, zoo te Keuken. Vet, vet, alles vet, 6 Wat geeft die Hagt -een pret! ©ikke worsten, van een vaam, -Beulingen: zoo aangenaam, Bloed , bSoed, wel gandsbloed. .Herfst dagen, volfoebaagen , Bloed, bloed, wei gands bloed! j Wat is doch de Herfst goed! ■Welkom Jiger, welko« baas! Met het knépgefchooten Haas. Poef, paf, poef poef paf. Daar geen fnippen, U ontglippen» Poef, paf,, poef po.f paf; Jager 1 leg uw vangst hier af. lênge H^anen vetgemest, Smaaken nu ook allerbest. Poen, poen , een Kapoen l . Weigebraden ? by Saladen,  Poen, p°en> een Kapoen, . Kan ook aan de (maak voldoen: Lieve Hejfsf, gulle mzxidï Wie zich over jou -heilaagt» Is, is, voor ge vis, ;'t Lekker eten alvergeeten. - Is, is, voor ge* is,, •Zeker ook i?Ut || t'ö fris. W 1 TER ZANG. Stem; Rozemond "verlaat uwfiah 51 ^Jyat is dien Winter koud, Zy doet allen, jong en oud, In Jut kortfte van de dagen, In het hoekje van de haart, Dikvils nog van kou.\e ktaagea. Daar zy door de vensters jaagt: Grootvaar kouwlyk van jnatuur, Kruipt fjbhier boven op het vuur, Iin kan nog zyn oude darmen, , Hoe hv dapper iïooken mag, By de vonken, niet verwjBEBien. /■ 6 Wat is dien ouden dag* Ma3ï I  Maar de Vaderlandffche Jeugd; AJryd vroolyk en verheugd,0 Gaat zich op het vs vérmaaken» Blanke fchaarfipn aan den voet; ■En of 't y$ aleens mag. kraken, Dat beneemt aan ons geen moed» Frans zet Letje In de fleê, '< Lieve Meisje, wel te vreê, Laat 2Êch. rrooiyk heenen glyden. Kuipidoodje, die dit ziet, Ix>erd op 't Nimphje, van ter zyden, En verge.et zyn pyltjes niet.. Nu een ©ogenblik gerust ; En eens tusfcben bey' gekust, f fraas moet eens het ftoofje roeren; Waar op Letjes voetjes Üaan. Maar oki niei van .dorst te fmooren \ Legt men, in de tent, -eens aan. Als de Zün zich Vestwaards zet, Word de vreugde ons niet belet, Dan ziet men da blyde freaken Aaa den waru*en kooien haart, By het wyntje, zich vermaaken, -§fc?t 4q Mesjes, of de kaart. &m  Dus fchenkt Gy, ó Wfntertydt Schoon gy veelen lastig zyt, Echter, op uw beurd genoegens Vroolyk , hart in zynen kring , Weet zich altoos bly te voegen, Naar der. tyden wis fel! ng. Z A N G. DE VERGENOEGDE HUISVROUW. --STJXM,:. ufvec les jeux dan le. villa ge. \ A(lag imand op genoegen roemen, j Ik ben het, die dat1 heil geniet. Ik kan myn zelf gelukkig noemen, . Ij? v/eet van rampfpoet, noch verdrijf. Ik heb een Echtgenoot verkreegen , Die.my oprecht en teer bemind; Die in myn blydfchap ,• aller wegen * Zyn vreugd en. welbehagen' vind. Nooit knorrig altoos wel te vréedeni. verpligtend door gedienstigheid, Doet hy my fteeds op roosjes treeden,1. Die zyne liefde voor myn fpreid; $oe.t hy my flegts één uur verhaten. £ l DM ,  61 Dan is ons dat uur een dag. Wis.zou ooit zulk een Huwlyk haten, Als ons tefaam velgenen mag! %. Msg reeds een aartig wichtje ftreelen, Dat'k.v, uit onze trouw genoot, 'k Zie met dat n icht myn hartvriend fpeelen Wanneer het darteld op myn fchoot; Dan kust hy 't kindje . da:i de Moeder. Ge^n harten zyn ooit in dtn Echt, Vernoegder, liefderyker, goeder, Of ooit opregter faam gehegt. Het Meisje'dat 'rëog onverbonden, In volle vryheid leven. mag. Wenseb ik, die 't nu h b ondervonden, Geen minoren Wydei; Bruüofts dag. Den vryen Staat [s. Heets te. roem.en , En dikwils 't Huwlyk. vol van fmart; Doch , ik kan my gelukkig noemen; Leef vroolyk, met een dankbaar hart. Koomt Meisjes wild niet langer draaien, Word gy opregt en trouw bemmd, Laat uwe minnaars zegeppaalen ; Beii&oont de wenfehea van aw Vrind; y ' ' hl  Maar wild ook trouw» nw pligt betra?tea: Verëend doHuwlyks min met deugd; Zoo ftaat U ook myn heil te wagten, En gy fmaafct reine liefde vreugd. W 1 E G E Z A N G. Wys: Marfeïlïïaanfche Marseh. Slaap nu gerust myn lieve wichtje Slaap, weliim van myn teder hart, Sluit, fluit, uw lief,, uw zoet gez'gtje. Slaap onhtleinmtrt, viy van föiart, Gy zyt thans in uw zaligde ut en-, Daar gy, noch leed, noch zorgen voeld: Geen naberouw in 't hartje woeld. 6' Mogt uw heilftaat eeuwig du*uen! , 'Maar, mét den groei der jaren , gro&itook de zorg en pyn , Slaap zagtVflaap zagt,-jriyn lieve fchaap, En wil gelukkig zyn.- Slaap nu gerust, ravn lieve wichtje-, Slaap, tot den vroegen morgen Fond. Sluit, fluit, uwh'ef uw zoet gezigtje. " [iet llaapie is \ oor U gezond, ö lieve wellust!van uw Moeder, v-LB*  ó Engeltje», in wie*t bet beeld, Van uwen braven Vader fpeeid. Myn hart beveeld U de Albehoeder! Groei op m alle deugd, tot-eer van 't V\ der land. Den ftaat, den flajat, wagtdoor den tydü Ook byftand van uw hand. Süap nu. gerust myn lieve wichtje. En rust -uw poezele blanke leen. Gy floot alreeds uw zoet gezigtje,. Neg. onbewust van tegenheen.' Men kan in uw bevallig wezen, Waar in de lieve roos der Jeugd, 'Die 't Jvloederlyxe hart verheugd. Zich toond^geruste kalmte leezeu. iriust zagf , HavQ lieve Schaapje a voldoe voldoe uw lust. Slaap ,zagt, flasp zagt, uw Moeder Verlangd aaas't U na rust. B K ü I L O |TS ZAN G. ÏV; ïsr#> dragen met gelyke zinnen. T ■ Kom Speelgenooten wild nu zingen, «iedere van 't verbonden Paar. / Wensci  Verrscht, bun een fchat van Zegeningen-s Als ook een Spruitje binnen 't jaar. *Boe ftreelend is het Echtvergaaren In 't bloempje van uw Lente Jareal Dan is het alles zoet, Wat Venus Zoontje dost, Dat Schelmpje doet. ffusch hu ó Bruigom! op de Irpjes , Van uwe fchoone Ro2emi»?nd, En op haar rood Coraale tipjes, En blanke borst, uw hart gezond, j En wat U verder word gefchonken, Geef vryheid, aan de Iiefdf vonken, Kom blozend Paar gei iet, Wat Junoos yet gebied. 'Aaa U gejbied. Wat is het leven, zoade'r liefde ! Gy haakten naar deéz' biydea dagj""5 Sints U Cithersas Zoontje griefde, En nu gydien bejeeven mag, Moet gy, de geurigfte Offerhanden," Op Hymens gloeiiand altaar bland.ej^; De vréugd-is 0 gegunt^ -Die gy genieffn kunt,  Dat U den Voorfpoed nfó"d| verzeilen, Verhonden Twee! in dezen ftaat! Dat U noch ramp, noch onheil kwellen; Dat nooit de liefde uw hait verlaat, Geen huis krakeel uw rust verminder' Geen ziekten uwen welvaard hinder; Leeft dus, gezegend Paar! Een reeks van Vyftig Jaar; Ja Vyftig Jaar. Straks zullen we U naar bed toe daafen. Kom fleren Bruigom, 't word U tydl De liefde vlecht de rozen kransfen, Die ü het gulle Bruidje wyd. Pluk nu de blyde Lente rozen , Die in deu Hof van Pavoos bloozen. De Kuwlyks Koningin, ¥&ak.t U den bloemhof in ; Haar Hofje in. Nu eens den Beker vol gefchonken, En die, op 't heil der Jonge Twee, Tot aan de bodem leeg gedronken , £n zoo het lot myn wensch voldeê, gy 5 -è vioolyk Ech&lingenf:  Te faam aan 't wieg touw zutja zingen Zoo roerd men binnen 't Jaar, De kneefftok met malkaar. ]a met malkaar. SOLDATEN Z A N G. W Y s: Sa Bruidje als een Held* Daar roerd den Oorlogs trom, Harouds nu helden'drom! Hoe kletterd het trompet gefebal. Het vuur vertoond zich over al, Pot-f, paf, poef, paf, Nu op.de Vyand af. ferypt Sabel en musket, Naar Krvgsmans pligt en wet, Elk op zyn post, met neren geest, ny. " Wie is 'er, die den Vyand vreest, poef, paf, poef, paf, Geen Krygsman toon' zich laf, Het geld der Vryheids eer! Spitsbroeders in 't geweer! Ontziet geen kogels, kruid, of locJ. Wie fneuveld, fterft der helden dood, Poefs paf, poef, pa[.,, De Vyand vónd zyn gk*  Nu ftout de bajoné?, Op *t heldert ftaal gezet. En zoo op dwingelanden aan. Wie ian deez' heldendrom weêrftaan! Poef, paf, poef, paf, Nu op den Vyand af. 't Sa Heiden I houd maar moet: D|ar ftrooip'd des V.yands bloed. Vegt önveitfaagt, het Vaderland Heeft aan uw trouw zyn heil verpand. Poef, paf, poef, paf, De bioodaarts deinzen af. £>aar vluchten zy rh'a! Men fnéJd den Vyand na. 7.oo praaid de roem van 't Vaderland-, Den buit zy ons aan allen kant. Poef, paf, föeC, paf, De Vyand vond zyn graf, De Vr^heid is geret! De dwingiandy verpiet! Komt dappre Helden, zingen wy| liet lieve Vaderland is Vry! Poef, paf, poef, paf, ^ Men legt d^n Safod af. a 4 IS . 1 «