A L M A N A K ^OOR TiET SCHRIKKELJAAR. 1792*  Met dit Jaar telt men i Tan de Schepping der Waereld' * 574i Jaarea. den Zondvloed • . 4085 —-— -— de Geboorte onzes Heeren .... 1792 - , , _ Joodfche Jaartelling . . . . 5552 —— — Hegira of Turkfche Jaartelling. « 120Ö — De Zonnencirkel is « i . . ,♦*■••♦• 9 ïlet Guldengetal . . * 7 Be Epacla 6 De Zondagsletter AG. Septuagefima . 5 Febr. Vasten avond 21 11 Taasfchea 8 April, Hemelvaartsdag . . . ♦ * ♦ • ♦ • • Ma1^ Tinkftet 27 """"" .... 2 Dec. Advent De Lente, begiut . . n , 21 Junij. —. Zomer J tt r .... 22 Sepr. — Herfst . 21 Des» -~ Wintel    JA NU A R Y , Louwmaand, heeft XXXI Dagen. Zondag Maandag Dingsdag Woensdag DonHeidag Vrydag Ss!urd?g Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Oor. derdag Vrydag Saiurdsg Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Viyriag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag N. Jaarsdag. Duink. Leipfig j. Doesburg, Ouden.j. Eyndhoven j. Ttielefphorus» Drie Koningen» Kasfel j. Opent. St. Omer. j. Koppermaandag. Parys j. Hyginhis. Archndius. Juletta. 's Pont taart, h. n. y. s. Brugge j. s. Anten. Westz. s Pieterftoel. Marins en Martha. Fab. en Sebaft. s Agniet. s Fincent. Oorfcbot J. Antwerpen p. s Paul bek. Ensbd.p. Kortryk i. Til huig j. Herenthais j, Emmerik j. Geersberg. p, Luyk j. Esrfte.Quart, Zond. den i, 's morg. ten 4 uur. 50 min. Folie Maan , Maand, den 9, 's morg. ten y uur. 44 min. Laatfie Ouart. Dingsd.den 17, 's morg. ten 2 uur 17 min. Nieuwe Maan, Maandag den 23 s's av. ten 5 uur. 56" min. Eerfle Quart. Maandag dtn go, 's avonds ten 11 siur. 21 min. DeZoN treed den 20 in Jquarius, cf dtn Waterman , op ren 8 onder ten 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 33 14 15 16 17 18 iy 20 21 22 23 24 35 36 27 28 29 £0 31  F E B RUARY, Sprokkelmaand, heeft XXÏX dagen» Woensda? Donderdag Vrydag. Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydig Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydng Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag S-itmdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Gelder j. Maria Lichtmis, Geldorp, Rouaan p. Arnemuyden j. Septuagefimal s Uforbthëa. Niuori j. Gend p. s Apoionia, Bremen j. Roermond j. Sexagefima» Gregorius. Valentyn. Ipereri j. Juüana. Rees |. Simeon. Quinquagefima, Maattrigc p. Vasten Avond. Asdag. Milburga. Bommel p. sMatt. Gouda j. Quairagtfima, Utrecht p. Hoorn 1. Heusden j. Quat, Lingen j. Folie Maan, Woensd. den 8, 's morg. ten 3 uur. 14 min. Laatjle Oiiart. Woénsd. den 15, 's avonds 6 uur. io min. Nieuwe Maan, Woensdag den 22, *s morg. ten 5 uur.26 m. Eerfte Otiart. Woensd. den 'U) , *s avonds ten 7 uur. 43 min. De Zon treed den 18 , in Pifces, of de Visfchen, op ten 7 onder ten 5 uur. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 io 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 26 g4 25 .oó" 27 £3 2 Q  MAART, Lcnicmaanil, heeft XXXI Dagen. Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Situidag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saiürdsg . Bourd. j.Zwoi 1. Oiialertemper. 'Quateru Zwol p. lieminifcere» I Haari. p. Gouda k. Heusden p« S. Thomas, Dev. j. Ttx. Schev. Grav. p. Schiedam, p. Bosch, half-vasten» Oculi, Doesb. b. s, Gregorius, Kuiï. p. Amiterd i. Leerd. j. Amft. Mir. lootd» Texel, Arnhem p. fierebertus. s. Geertruy, Leuw.p. latare. Amers. f. Leyd. 1. Muiden p» Ysfelftein p. Deventer 1. Benediéiiis. H. Kind Sim. Judica, Maria Bood f. Ling. p. Kuylenb. b. Wagenitigen p. Ari h. Loen. b« Loenen p. Vianen p. 'ö Bosch b. \ Folie Maan, Donderd. den o, 's avonds ten 6 uur. 55 min. LaatfleQuart. Dond. den 15, 's avonds ten 7 uur. 23 min. Nieuwe Maan, Dord. den 22, 'sav.tenóuur. Zon'Eclips alh. onzichtbaar. Eerfle Quart. Vr yriag den 30, 's midd. ten 3 uur. 56 min. De Zon treed den 20 , in Artes , of de Ram op en onder ten r.gsdag 25 ! Woensdag ?6 Donderdag 27 i Vrydag 28 ; Saturdag 29 j Zondag 30 I Maandag Palm Zondag. 1 Uitgeest,Schoorl.b. | Gorcum, Nyk. p. Vollenhov. p. Witte Donderdag. Goede Vrydag. Groningen p. Paassch&n 7de Paasdag» Weesp, Montf. b. Woerden b. VoorfchO'ten k. Amersfoort b. Wyk j. Caflr. b. q.O.P.J. Alkm.j. Hoorn p. Geert. Monif. b. Aikm. Wyk p. Alkmaar, Lis b. Amibrd. HaïT. b. Arnh. Doesb. b. Mifericordia. G:ave b. Mont. Terfch. b. j Leyd. Munn. b. Lis, Delft b. Edarn f. 1 Arnh. Edam 0. j Jabilate. Fran. b. Hilv. Hoorn, Med. b» Folie Maan, Saturdag tien 7, 's morg. ten 7 uur. 42 min. laatftcOiiart,, Saturdag den 14, 'smorg. ten 1 uur 36 min. Nieuwe Maan, Saturdag den 21, 's morg. ten 7 uur. 55 min. E*r(le Quart.i Zondag den 29, 's morg. ten 10 uur. 21 min. De Zon treed den 19 in Tan» rus , of de Stier, op ten 5 onder ten 7 uur.  MA IJ, Bloeimaand, heeft XXXt Dsgen. Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saiurdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag i 2 3 4 f5 i 6 : 7 8 1 9 «io li 12 13 14 15 lö 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 3° s PMl. en jfac. Hulst j. Purm. p. ■f Vind, Amer. k. Gron. j. Beuf, b. s Jan Later. Cantate ,Hage k. Bodegrav. p. Weesp, riagef. Soeimont p. Lis, Zwol b. Franeker p. Arnh. Leerdi b. Poëem, Ysielft. b. t Dag. Gore. p. Nimweg. p. Weesp p. Hemelv»Chrift.Leyd.k Venantius. Prudentiana. Exaudi, Amersf. k. Utrecht p. Marcianus. Schoonhov. j. Gore. Heenv. p» Urbanus. Vastendag. Pinkster ,Schev. k. ïdePinkst. Naard. k. Swyfiuregt p. Qttat» Amft. Io. Airiit, ïootd. Folls Maan, Zondag den 6, namidd. ten 5 uur. 37 min. Lnatfls Quart» Zondag'den 13, 's morg. ten 8 uur. 13 min. Nieuwe Maan Zondag den 20, 's avonds ten 10 uur. 19 min. Eer ft e Oiiart, Dings i'ag den 29, 's morg. ten 2 uur. 2 min. De Zon treed den 20, in Gemini, of de Tweelingen , op ten 4 onder ten 8 uur.  JUNY, ZvnermaanJ, heeft XXX Da*etoi 1 Vrydag 2 Saturdag 3 Zondag 4 Ma?ndag 5 Dingsdag 6 Woensdag 7 Donderdag 8 Vrydag 9 Saturdag io Zondag ïi Maandag 12 Dingsdag 13 Woensdag 14 Donderdag J5 Vrydag 16 Saturdag 17 Zondag 18 Maandag 19 Dingsdag 20 Woensdag 21 Donderdag 22 Vrydag 23 Saturdag 24 Zondag 25 Maandag 26 Dingsdag 27 Woensdag 28 Donderdag ag Vrydag 30 Saturdag Quatertemp. Enkh.j. Quatertemp. Gron. p. /ƒ. 3 Vul. Warm. k. Banfchoten p. Bom. Briel p. Waalvvyk, Delft f. II. Sacrament, Brouwersh. p. B^cft, Gouda p. Heusden, Worcn.k. Haasttecht k. en p. Arnh. I. Diiks f. Harl. k. Rotterd. 1. Medenblik p. Mernkerk p. Puttersh. Wyk, p. Delfr, Vlaatd. k. Harl. j. Loosdr. p. Hilv. Rynsb, p. Bosch j. Grave f. Deventer 1. Devent. Vlaard. p. Vaflendag. s. JanBapt.ttaari.k. Purm.1. Beufekom p. Joannes en Paufus, Haarl. I. Ysfelm. p. Vaftendag, Zwol. 1. s. Piet. en Paul. Growngen p. Volle Maan, Dingsd. den 5, 's morg. ten 1 uur. 12 min. Lr.aifle Ouan. Maandag den 11, 's midd. ten 4 uur. Nieuwe Maan, Dingsd:;g den 19, 's midd. ten 1 uur. 4 min. Eer/Ie Qisart, Woensu. den 27, 's midd. ten 2 uur. 36 min. De Zon treed den 21 \x\Cati~ eer , of den Kreeft, rnsakt alhier den langften dag,  JUL ï, llooijmattnd» heeft XXXI Dagen. j Zondag. ' Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woerd. Leydfend.k. Maria vifit. Giefen, Purtn. p. Mar. Tran. Utr. Io. Scliied. ka. Edamlo. Gorcum p» Edara k. Schied. p. VJisf. Katw. k. Utrecht k. Geert. p. Devent. k. Leyd.ka. Sneltnont p. Nabor en Felix. Edani p. Svvyndregt p. Apofi. Alph. k. Leyd. 1. Breuk. k. Alexius. Symphorofa. Hondsd. begin, s. Margriet. Groning. Klund. p. s. Maria Magd. Wyk k. Dev. j. Vastendag, Gron.J. s. Jacob, Fian. k. s. Anna, Hoorn 1. Kampen le. Voorfchoten p. Gouda, Delfsh. k. Beemfter biddag. Beemd. k. en "f. Volle Maan, Woensd. den 4,'smorg. ten 7 uur. 44 min. Laatfle Ouart. Woensc'iT dén 11, 's mojg. ten 2 uur. 6 min. Nieuwe Maan % Donderd. dtn 19, 's mor|r. ten 4 uur. Eerfle Qjiart. Vryd. den 279 *s morg. ten 10 uur. 15 m\ü. De Zon trred den 22, in L^o of de Leeuw i op ten 4 onder ten 8 uur. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ii 12 13 14 15 16 17 18 10 20 21 22 23 24 25 26 27 28 49 30 31  AUGUSTUS, Oogstmaand, heeft XXXT Dagen; 1 Woensdag 2 Donderdag 3 Vrydag 4 Sa.urdag 5 7,ondag 6 Maan go , of de Maagd, op ten 5 onder ten 7 uur.  SEPTEMBER, Herfstmaand, heeft XXX Dagen! i 2 3 4 5 6 7 8 9 io 11 . 12 13 14 15 16 li? 18 19 £0 21 22 23 24 25 26 27 28 29 3° Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maan lag Dings.iag Woensdag Donderdag Vrydag* Saturdag Zondag Maandag Dings lag W nsttag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Dnndei dag Vrydag Sauir i g Zondag s Gillis. A iC. VV sf. Weesp k. Zierk^de j. Alkm. p yfoi Desdo n p. ttlokztei k. Alkm. j. iïlokz. b. Deifc ka. «weg. p. Deifr.2, Maria Geboorte. Aldevéen. Loen. k. Franek. ni. Nytn. k. Rofeiidnal. j. Terv. j, Valk, f. Valkenb. p. f Verbef. Heusd. p. Utrecht leerm. Maarien k. s Lamb. AmlL lo. Amfr. lo. Gron. j. Qjiateric nper. Vastendag s Matth. Oalert. QuaterU Leeuw. f. A nlrerd. Benn. k. Terfch. Leyd. Ie. B ak. Thiel, Tex. j. Cypn'aan en Jiift., Buren p. Gore. Zwol p. Si. Michiel. sliier. Masxfev. k. Laat (ie O'iart. Saturd. den 8, 's morg. .ten 7 uur. 28 min. Nieuwe Maan, Zondag den 16 'smoig. ren 9 uur. 37. min. Zon Eclips. Eerfte Ouart. Zond. den 23 's midd. ten 2 uur. 7 min. Volle Maan, Zond. denjo, 's morg.. ten 9 uur. 24 min. De Zo N tree J den 22 , in Libra , of de Schaal, op en onder ten 6 ^ uur..  OCTOBER , Wynmaand, ltecft XXXI Dager?. Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Z.ondag Maandag Dingsda; Woensdag Donderdag Viydag Saturdag Zondag- Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Sarurdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag s Bavo, Thiel, p. Wyk leerm. Leyden Ontzet. sFranc. Gosre j. Gore. j. Kuil. Nyk. p» Brunö. Amfielv. Ouderk. k. Alkmaar Ontzet. Weesp, Tex. b. Weesp f. Munn. b. Leerd. Schagen. b. Edarn,Dev. Elb.b. Boere zarurd. Loosd. Oos tz. k, Purm. Dev. b. Purm. Weesp b. Am erf. Purm. f. Delft, Gouda b. Schied, b. Dord. 1. Am!!. Alkm. b. Heemsk. k. Kuil. b. Haar). Bilv. b. Rott. Weesp. b. Haarl. Wyk b. Gouda, Naard. b. Loosdregt b. Vast. Alkm* Ed. b. s Simon en Judas. Arnh. Hage,Haarl,v. Tcrgoes, Weesp b. Vast. Munnik. b. Laatfle Ojiart. Maand, den 8, 's morg. ten a uur. 24 min. Nieuwe Maan, Maand, den avonds ten u uur. 14 min. Eerde Ouart. Maand, den 22, 's avonds ren 8 uur. 29 min. Volle Maan , Maand, den 29, 's avonds ten io utir. 43 min. De Zon treed den 23 in Scorpio of den Scorpioen, op ten 7 onder ten 5 uut. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 2-t 22 23 24 25 26 27 28 29 3° 31  NOVEMBER, SlagünaarJ, heeft XXX Dagen. £ 3 4 5 ü 7 a g 10 11 12 Ï3 *4 15 10 17 10 10 al ft 2 ag 2] 2f. aó 17 28 2 y 3° Donderdag | Vrydag ' Saturdag Zon/lag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag i Saturdag Zondag Maandag 1 Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Aldtrheiligen'. Vo!. j. Gor. b. AlkiH. Grav. Utri b. Dokkum j. Alkm. Medenb. b. Bred. Tergoes b. slVilleir. Hoorn j» Gouda, Lis b. Bosch b. Schied> v. Purm. Velfen. b. s Maarten, Zwol 1. Gorcum p. Arnh. b. Gore. Weesp b. A km. Monn. b. Alkm. f. Lis b. 's Bosch b. Gregorius. Spar. Uytg.k.Heus.j. Arnhen b. Cadmundus. Mar. prefent» s. Cecila . Lis b. Alkm. 's Bosch b. Alkm. Ja. Velzen b. s Catharina. Vlisfmg b. Hoogflr. b. Purm. I. Munnikendam b. Vastendag, Lis b. s dnóriess Alkm,p. Laatfle Oiiart. Dmosd/den 'O, 's avonds ten 10 uur. Nieuwe Maan , Woensdag den 14, 's morg. ten 11 uur » 35 min. Eer (le IQuart» Woensdag den at, 'smorg. ten 4 uur. 11 min. Volle Maan, Woensdag den 28, 'a midd. ten 2 uur 33 min. De Zon treed den 22 in Sagittarius, of den Schutter5 op ten 8 onder ten 4 uur.  DECEMBER, Wintermaand, heeft XXXI Dagen i 2 3 4 5 6 7 8 •9 ic li 12 13 14 15 i6 17 l8 19 20 2Ï 22 53 24 25 96 27 28 29 ?0 31 Saturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag. Saturdag Zondag. Maandag Dingsdag Woersdag Donderdag Vrydag S' turdag Zondag. Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrydag Saturdag Zondag Maandag Dingsdfg Woersdag Donderdag Viydag Saturdag Zondag. St. Eloy. 1 Advent Hefl. tyd. S'. Frpiitisc. .«; Barbasa. Sabb2S. St. Nico/aas. St. /*mbrcfius. Maria Ontfangenis. 2 Advent, Lions j. Melchisdf s. Rodenburg. ]• JoscbimsdaJ j» Sr. Lucia. Rysiel j. Tongelveen j. ? Advent.. Berg. Nemen j. Wunibaldus. Quatertemp» Pas ti netag. Sr. Thomas. Quat. Quatertemper. 4 Advent. Vastendag. Kersdag. 2de Knsdag. St. !)an Evan. Alicrkinrier. Thomas Cantelb. Savir us. St. Siivester. Laaifle Oiiart, Don de id. den 6, 's avonds ten 7 uur. io min. Nieuwe Maan, Donderd. den I3»'s avonds ten io uur. 43 min. Eer ft e Quart. Donderd. dett 20, 's midd. ten 2 uur 6 min. Volle Maan, Viyeag den 28, 's morg. ten ö xiur. 30 min. De Zon treed den 21, in Cepricornus , of den Steenbok , msakt alhier den kot» Jfen "dag.  VAN DE ECLI PSEN, Voor 't Jaar 1792. Twee Ecüpfen zullen, in dit jaar, zich op het Aardrijk vertoonen, en wel alleen aan de Zon , en geen aan de Maan. De eerfle zal zijn, den 22 Maart, namiddags ten 3 uur, 16 min. op 2430 32' lengte, en 150 29' Zuiderbreedte, Het midden ten 6 uur, 14 min. en het einde ten 9 uur. 3 min. geheel buiten ons gezicht. De tweede oflaatfre zal zijn, den 16 Septemb. 's morg. ten 6 uur 33 min. zullende in geheel Africa. het Zuidelijk gedeelte Europa en Azia, te zien zijn. Het begin zal te Amjïerdam gezien kunnen worden, 's morg. ten 7 uur 10 min. het midden ten 7 uur. 54 min. en het einde ten 8 uur 32 min. zullende de Zon ruim 2 duim over de Zuidzijde verduisteren. De Planeet, die dit jaar van den ai Maart tot (Jen 20 Maart 1793 regeert, is Mars.  VAX ANTI.EN; Voor den Ed. Hovt mdholiand in syHag**\ Vacantie eindigt 7 Januarij 1792. begint 17 Febr, eindigt 2(5 Febr. ...., — - .-■ 30Maart, ■ IS April» , ... _ 25 Maij ■ 10 Junij. Grocte Vacantie begint 31 Julij, eindigt 2 Sept. Vacantie begint 53 Decemb., eind. in 't volg. Jaar. „. -Tn ___________ 1 r 1 Voor den Ed. Achtb. Magiftraat der Stad AMSTERDAM* Vacantie eindigt 9 Januarij 1792. — begint 6 April, eindigt 28 April. __— 26 Maij, i<5 Jnnij. Groote Vacantie begint 21 Julij, eindigt 25 Aug. Vacantie begint 15 Sept. , 1 7 Oftober. .— .— ... 22 Dec:, ■ in 't volgend Jaar.' Voor den Ed. Hove van utrecht. Vacantie eindigt 9 Januarij 1792. 1 _____ begint 1 April, eindigt 14 April. . — ——_ 2SMaij, ■ ... 23 Jnnij. Groote Vacantie beg 12 Aug. eindigt 24 Sept, Vacantie begint 21 Dec, eindigt in 't v^lgendjaat.  co AANKOMST DEK. POSTEN te Amflerdam,- AttE dagen van Haarlem, Leiden, den Haag, Rotterdam en verdere Zuid- en Noordhollandfche Steden , Dorpen en omleggende Plaatzen, als mede van Texel en de Helder. Zondag, van Duitschland , Keulen, tolk , Gelderland, Kleefsland, Emmerik, Munfter en Westphalen. Maandag, van Hamburg, Zweeden, Denemark. Poolen, 't geheele Noorden, Breerrien, Luik, Aken en Maaftiicht. Dok gaheel Oostvriesland, Groningen en Oyerijsfd. Dingsdag, van Vrankrijk , Spanje , Portugal , Braband. Vlaanderen en Zeeland. Woensdag, van Ital. Duitsckl. Luik, Aken en Maaflricht. Donderdag even als Zondag, als mede van geheel Vriesland,' Groningen en Overijsfel. Vrijdag, van Vrankrijk, Spanje, Portugal, Hamb. Zweeden, 5ehemarken, Tooien, 't geheele Noorden, Bramen, La'ifc, ifiken , Maaftrkht en geheel Oostvriesland, * *. * VE R-  C * ) VERTREK der POSTEN^ Van Jmfterdam, Van het Generaale fostcomptoiR, op de Voorburgwal , achter het Stadhuis Jlle avond n , op de Helder, Texel en 't Vlie ten half S uur. Op Zuidholland, Utrecht en de Geneialiteits Steden ten guur, doch op 'sHage, Haarlem en geheel Noordholland ten half 9 uur. ' Zondag, Dingsdag en Vrij dag , op Maafhkht , Luik en Aken, 's avonds ten 8 uur. Maandag en Vrijdag, op Zeeland met de Landpost, 's avonds ten 8 uur. Dingsdag en Zaterdag, op Groningen, Campen en Devehtcr, 's avonds ten half 8 uur. Dingsdag en Vrijdag. Op Italien , Duitschland , Keulen ^ Bergsland, Gelderland, Cleefsland, Emmerik, de Oostzee, ÏUisland * Poolen , Pruisfen en Sileiïën , s' middags ten t, uur. Dingsdag en Zaturdag. Op Hamburg» Zweeden, Denemarken 1 *i geheel Noorden, de Oostzee, Pruijfen, Poolen, Sïlelïëni Hr.nover, Bronswijk, Nieuburg, OoStvriesland en Overijsfel, 's avond» tsn half 7 uur. Slaan-  Cs) ntaandag en Donderdag* Öp Portugal en Spanje. »s avoudfc :tn 8 uur. Maandag en Donderdag, Op Vranktijk, 's av. ten haU'9 uur. Maandag, Donderdag en Vrijdag. Op Braband , Rijsfel en Fransch Vlaanderen, s'avonds ten half 9 uur. Dingsdag en Vrijdag. Op Groot -Brittannien, s'avonds test ïalf 9 uur. Op America, over Vrankrijk , de eerfte Donderdag in de fiaand, 's avonds ten half 9 uur. VERTREK der FO STEN van Leyden. Alle avonden o'p alle Zuid- en NoordhoUandfche tecden, »è Sticht van Utrecht, Breda, *s Bosch, Gecrtiuienberg en Zeeland ten 8 uur. 'Dingsdag en Vrijdag , naar Gelderland , Venlo , Kleef, reslau , Gulïk, Mafyk Keulen , Munfter en Wcstphalcii morg. ten r 1 uur. - Op Lotteringen , Zwitzerland , Geneve , iemont , Hesfcn , Lunenburg , Saxen , Markbrandenburg , smeren, Pruisfen, Dantzig , Poolen; Rusland, Sileficn, ahemen , J-Iongarijen en alle Oostenrijkfche Landen , als >k op Zwol, Benthèim, Emfcden , Oostvriesland, Lingen, lldenburg, Bremcn, Hamburg, Lubek, Holftcin, Zweeden, faemukea enz. '4 midd. ten 12 uur. - Op Braband, Vlaan- os-  C4) deren, Henegouwen en verdere Oostenrijkfche Nederlanden , Bergen op Zoom , Steenbergen en Vrankrijk namiddag ten half 2 uur. - Op Engeland, Schotland en Ierland, 's Bosch, Maaftricht. Luik , Aken , Luxemburg , Limburg , Namen , Sedan en verdere Steeden in Champagne; als mede op Overijsfel; Vriesland, Groningen, Drenthe en Twenthe , *savonds ten half io uur. . Donderdag, op Vrankrijk , Spmje , nam. ten half I uur. Zaterdag, op Zwol, Bentheim, Embden, Oostvriesl.and, Lingen, Oldenburg, Bremen, Hamburg, Lubek , HoUrein, Denemarken, Zweden en verdere Noorifchc gewesten,'smidd. ten 12 uur. — Naar Overijsfel, Vriesland, Groningen, Drenthe en Twenthe, 'savonds ten half louur. EU-  VERTREK der POSTEN? Van 3s Gravenhage. . Alle avonden op alle Steden van Zuidhol!. Zeeland* *Eosch. Breda. Gecrttuidenberg en de Provintie van Utrecht s'av cn S uur. Op Amfterdam en geheel Noordholland ten 9 uur. .Dingsd. en Vrijdag, op Geldcrl Duirschl. Pool. Hongarijen, iloheerr.en Zwitzerl. Ital. en Turkijen, s'midd. ten 12 uur» [)p Grootbritt. s'av, ten 10 uur. . Dingsd, en Saturdag. op Vricsl. Groning. Overijsfel en Emb;en s'av. ten 8 uur. Op Denemarken en Hamburg, s'middï en 12 uur. ! Zond. Dingsd. en Vrijd. op s'Bosch, Maastr, Eindhov. e» Tilburg 3 s'av. ten 8 uur. i Dingsd, op Vrankr. Brab. Vlaand. Bergen op Zoom, Steen» ergen. de Willemftad , enz. 'Donderd. op'Spanje en Portugal, AANKOMST der POSTEN in s''Gravenhage, Zond. en Donderd, uit Duitschl. Denemark; Zweeden; fooi, lopgarijen. Zwitzerl. en Gelderland, Maand, en Vrijd, uit Hamburg, enz. Dingsd., en Vrijd. uit Braband en Vrankrijk. Woensdag, uit Duitschland. Italien cn Z.witzerland. ■Vrijdag uit Spanje en Portugal. Uit Engeland mar de Wind is, *J VER-  VERTREK der POSTEN^ van Rotterdam. Alle avonden, op Breda, s'Bosch enz ten J uur. Op, Amfterd. Leid. s'Ö.age. Bord. en verdere Zuidholl. Steeden en de Prov. Utrecht ten half 9 uur. , na klokkeflag moet bij ieder brief een ftuiv, gegeven worden. Maand, en Vrijd. s'av. op Hamb. mits franco Araft. Maand, en Donderd. s'avonds op Vrankrijk. Maand, Dingsd. Dond. en Vrijd. s'av. op Braband en Vlaand. Dingsd. en Vrijd. s'av. op Grootbrittanien. Dingsd. en Vrijd. op geh. Duitschl. pruisf. Pommeren. Jool, Rusl. Zweed. Denem.ïtal. enZwitzerl. s'morg.ten half n uur-, Dingsd. Donderd. cn Vrijd. op Portugal en Spanje enz. doch Franco tot Antwerpen. AANKOMST der POSTEN ■ se Rotterdam, Alle morcen. uit Amfterdam,Haatl. s'Hage. Dorden Verdere Zuidholl: Steden. Zond. en Donderd. uit geh. Duitschl. Pruisf. Pomtr.eren Pool, Rusland, Zweed. Denem. Ital. en Zwitzerl, Dingsd. en Vrijd, uït Vrankrijk Brab. en Vlaanderen, Singsd* en Zaturd, uit Hamburg. Uit Engeland naar dc wïnd is. VER-  Cr) VERTREK der POSTEN j van Utrecht, Aheavonden. Op alle de Hollandfche Stedea ten i uur. Maandag. Op Harab. Brab. Vlaand. Vrankr. Spanje eta ieeiaud met de landpost. Dingsdag. Op Duitschl. Ital. Zwitzerl. en Oostenr. 'sav. en 5. Op Gelderl. en Emmerik h av. ten half 7. Op Eneland, Luik, Aken, en Maaftr. ten hnlf 8. Op Groingeu, Leeuw, cn Overijsf. ten 8 nar. i Donderd. Op Brab. Vlaand. Vrank, cil Zeeland met de indpost, 'sav. ten half 8 uur. l Vrijdag. Op Duitschl. ltalien, Zwitzerl. en Oostenr. 'sav. en s uur. Op Gelderl. Emmerik ten half 7 uur. Op Enge. md, Luik, Aken, Maaftr. en Hamb, ten half 8 uur. ; Saturdag. Op Gron. Leeuw, en Overijsfel 'sav, ten 8 uur. NB. De Brieven op Zeeland konnen ook des Zomers &U i dagen franco Rotterdam verbonden worden *s'éV, 8 uur. he'ï  ( 3^> HET LUIDEN dr POORTKLOKKEN. Van Amflerdam, *t verlangen. *t verkorten. 'smo.l's av. 'smo. 's av. Den 22 Jan. half 7 half 5 Den 8Aug. half'5 half 8 8 Febr. 6\ 5 as-—- 5: 7 24 -—_ half 6 half 6 oScp half 6 half 7 14 Maart. 5 6 2r -—— half ó; 5' «28 5 half 7 130a:. 6 half 6 10 April, halfs 7 2r — half 7 j 5 22 half 5 half 8 öNov 7|half 5 7Maij. ' 4! 8 1 Van 7 Maij tot 7 Aug. blijv. de Poorten, tot 's av. half «uren open. Van HAARLEM en ENKIIU1ZEN. *t verlangen. 't verkorten. 'smo. ('s av.' i'smo 's av. Dén 8 Tan. ïalf 7 half 5 Den 26 Julij. 4 8 iFebr. 6 5 i"4Anp 4 half 8 38 6 half 6 Z2. halfs half 8 23- half 6 half 6. 29 halfs 7 4Maait, half 6 6 isSept. 5 half 7 13 5 (5 • 5 ö .«—. 5 half 7 1 Oft. half 6 t> 1 April half s 7 10 —half 6 half 5 tg ïalf 5 half 8 18 6 half 6 _o ■——- 4 half 8 ss .— 6 5 1 Maij. 4 8 jöNov. half 7 5 20 half 4 half 9 12 — half 7 halfs 30 7 halfs _> Dec 7 4 De Groote Hout, Zijl en Kennemer Ponnen zijn alle avonJ tot rr uur open: en oe Spaarwouder tot het aankoomen der laatfte Trekfchmt. Elk der Poorten kan aien na 11 u«r,TOtKj tVvHv, doen opeueH.  MENGELINGEN I N PROZA ei? P O Ë Z IJ.   VOORBERICHT. noen ik in den jaare 1789 het eer/te Stukven den almanak van vernuft en: |a a k in 't licht gaf, had ik het genoegen , | niet alleen veele Vaderland/die Dichters : Dichteresfen , op ■ eene heufche en verplich>ide wijze , mijne poogingen onderfteunden, aar dat ook het verftandig Publiek dit jaar pen, dat wij dit ons jaarboekje opdraagen. "Wij hebben, met den aanleg van hetzelve , geen' ander oogmerk bedoeld, dan, om door eeue aangenaame mengeling van het nuttige en vermaakelijke, op uw hart en verftand te werken, en tevens, zo wij ons vlsijen mogen, u te leeren nadenken over die gewigtige plichten , waartoe gij , in meer dan eene betrekking , in de Maatfchappij geroepen zijt. Waant echter niet , dat wij ons hier mede zekere meerderheid boven u zoeken aan te maatigen , neen! wij gevoelen zeiven. maar al te wel , hoe dikwerf wij in het waarneemen van onze uirgeftrekte plichten nog verre te kort fchieten. Het was dus veelëer de zucht om ons zeiven, met het ftichten van anderen, in de beoefening deezer plichten te vol- j maa-  (II) imaaken , die ons aanfpoorde , om de pe&. optevatten , en u, als onze gezellinnen op den weg deezes levens , de minzaame hand te bieden , om denzelven met vereende po* gingen des te gemakkelijker te bewandelen. Waarfehijnlijk zullen de zodanigen onzer Sexe , die, in de groote waêreld verdiept en ingewikkeld , het beoefenen der vrouwelijke plichten, als veel. te burgerlijk en te ouderwetsch , beneden haare aandacht achten , zich wel eens vergisfen, en meenen dat een jaarboekje voor vrouwen en door vrouwen gefchreeven, niets kan behelzen dan een modeformulier , dan een onderwijs, welke houding men bij deeze of geene kleeding moet aanneemen , of hoe men het coup d'oeuil moet inrichten naar de kleur van het lint dat mea draagt , hetzij Nacara of Ramoneur, couleur de  C 12 ) ■de paille, of cul de mouche. Mij dunkt ik hoor reeds de eene of andere Elegante, met dit boekje in de hand, achteloos op haar Canapé gezeten , zich beklaagen over den fataalen fmaafc dier ennuijante HollandoiJes , en al geeuwend uitroepen : » 6 cicl, » wat zi"n dat voor affreufe vrouwen! — Maar heb een oogenblik geduld, kindlief! Als ge uwe voorouderen eens voor een oogenblik nagaat in die vroegere en fchoone dagen van ons gemeenebest , toen onze landaart, door nijvere werkzaamheid en vaderlandlehe zeden , inwendig vermogend en buitenlands . geducht was; in die tijden zal mogelijk uwe grootmoeder ook eene van die , naar uwen fmaak afjreuje vrouwen geweest zijn, die door vlijt en fpaarzaamheid niet weinig heeft toegebragt tot het aanwinnen van dat vermogen, waarvoor gij u thans alle die kost-  C i3 ) ! kostbaare en meestal nietswaardige modebehóef: ten , die hooggetooide coiffures kunt bezorgen, die uwe natuurlijke fchoonheid dikwerf ! zo jammerlijk ontluisteren , fchoon gij uwe bevalligheden hierdoor een nieuwen zwier waant bijtezetten. Hebt dan, ten minften uit dien .hoofde , nog een weinigje eerbied voor onze voorouderlijke zeden, en legt voor het overige dit werkje fpoedig weg ; gij mogt 'er maar ■vapeurs van krijgen , voor Dames du ton is het toch niet gefchreven. Doch voor u, die deugd bij bevalligheid, vrolijkheid bij werkzaamheid poogt te paaren, voor u , die door het befchaaven van uwen ,geest en verftand, de eere onzer kunne zijt, of tracht te worden, voor u Nederlandfche meisjes, hoopen wij het ons voorgeftelde doel te bereiken. Wij  < M ) Wij "bekennen gaarne , tlat ons werk niet «onder gebreken zijn zal; doch hoe kan men «en volmaakt werk verwachten van zwakke vrouwen, daar de Heeren der Schepping, niettegenstaande alle hunne geleerde Genootfchappen en Maatichappijen, dagelijks nog zo veele feilen begaan, en aan de critiejues van anderen bij aanhoudendheid werk verfchaffen? De vrouwen zijn bijna uit alle geleerde Maatschappijen uitgefloten , en wat wonder dan dat haare voortbrengfels dus in veele opzichten gebrekkig zijn. Wij verkozen ons dus een' kunstvriend uit het ander gedacht , in den kring der vaderlandfche Dichters niet onberoemd , onder wiens befcherming wij ons vooi alle befchimping veilig achten , eri waarvooi wij hem openlijk onzen hartelijken dank be tuigen.,  AAN E Ü L A L I A. Meer dan eens poogde ik uwe traanen te drogen, met u te (verreden, dat elk mensch een ongeichikt rechter is over le daaden eenes anderen, en dus zijn oordeel geen invloed ■erdient op onze rust. %er clan eens ftemdet gij dit toe, ia?.r nog is uw boezem op verre na niet ontrefbaar voor e giftige pijlen der kwaadfprekenden, die immer om het >oofd der deagdzamen zwieren, doch die hen nimmer trefen zouden , wanneer zij zich niet afpijnigden om de onschtvaardigheid, waar mede zij op hen gericht worden,te etoogen, en tevens op de wonden te wijzen, die zij hun eroorzaakt hebben. .Geloof mij, ai;ae waardfte Vrindin! iudieu gij den laster  (2) geene traanen en geene verdediging had waardig geacht,hfj zou voor lang gezwegen hebben, daarbij nu, ziende dat zijne aanvallen u treffen, telkens vuuriger werd ia u te vervolgen , en hoe veel heeft hij niet reeds gewonnen! flest» eene poging ontbrak hem nog , om zijn doel geheel in u te bereiken 5 deze heeft hij te werk gefield, e^i, even zwak als te voren,ftaat gij in beraad, of gij hem wilt verwinnen cf door hem verwonnen zijn; mijn hart dat uwe toegevendheid kent en gevoelt, fchroomt het laatfte, maar raad u het eerfte» Ja, mijne lieve! verwin den laster, het ftaat aan u, wij hebben in ons de kracht oin hem te ontwapenen, de ftillegrootheid van eene ziel, die, voor eigene afwijkingen gevoelig, de waereld kan hooren cn verachten. Die't geluk hebben u van nabij te kennen, weten zeer wel, dat gij dc fchrijfpen niet ia de hand zult neemen,dat» in die ogenblikken, welke' van de volbrenging uwer eigenlijk gezegde pligtcn • van de verzorging uwes huisgezius ■* en dc betrachting der welvoeglijkheid, die uw fland in de waereld medebrengt, overig blijven 5 Vrouwen, die gewoon sijn de orde te verwaarlozen, en dus den gantfehen d&rfbiM sig zijn zonder veel te verrichten, zullen mogelijk zeggen,; dat 'er voer een brave, werkzaame vrouw zodanige ogem blikken nimmer ziju j hjiu met redenen, en daaJca te ovavA tui*|  C 3 ) tuigen , weet gij bij ondervinding dat krachteloos is, poog haar dan den mond te fluiten door een muilband van gezag* $n lees haar de a a n s p r a a k , in Fdix Mcrith aan de vr o u* Wen, door den Zfervw s w i n de n gedaan, voor , daar eij het tegendeel moeten horen. Of ontdekt gij uit den aart van het kwade dat men u armwrijft, den aart der perfoonen niet die u het zelve verwek, jen, gevoelt gij niet dat de nijd de bron dier lasteringen s • Ja , de nijd JS ],et welke die vrouwen bezielt, die, merende dat haar afftand van u gelijk die van Uranus met do J deze beuzelaarflers eene verwaarlooster van derelven jn , en wanneer de Wijze met achting van u fpreekt, fluisfeu *j elkander in >c oor, en fchroomen niet vervolgd » baare nietsbetekenende gezelfchappen , daar toch ook moet efproken Würdenj fflet een'febever, ra0nd en opgetrokken ouders te zegge„ : ja, die vrouw moet wel gauw zijn, zij -ft toch eene woelige huishouding, gaat veel uit, en maakt goede verzen, 'er word echter tijd toe vereischr, ven « den laster, ia mumf met uwe befcauldigiag voortrok. A 3 Gij  C 4 ) - Gij die met een kalm gemoed voortwandelt, hoort dit, étf wat doet gij? daar gij gewoon zijt met een zuiver genoegen uwe bezigheden te verrichten, en uwe vrije uuren der vriendichap en der wetenfehappen te heiligen , word gij verdrietig. Schoon uw arts en elk denkend mensch u be* toogt, dat eene beweging in de vrije lucht yolftrekt nood. «akelijk voor uwe gezondheid is, fluit gij u als h ware in uwe woning op, zweert de Muzen af, en verwisfclt uwe gezangen met traanen. Maar mijne lieve! waar toe alle deze opofferingen? zulc gij 'er den nijd mede verzoenen? raadpleeg uwe ervaring? met zijnen helfchen glimlach lacht hij over u en lastert » meer dan te voren. Neen, zegt gij, maar men mag der waereld geen ergeraisfea geven; en gij beféft dan niet dat de gedaante der waereld thans zodanig is, dat men, om geen ergernisfen te geven, ook geen goed zou moeten doen. Indien gij, gelijk meermaalen, mij vraagt: wat zal ik dan doen? mijn antwoord blijft: uw plicht , uw plicht - niet 2o als het wetteloos meuschdom, maar zo als God en de „.tuur u die voprfcbrijven en met de kalmte des gemoeds, waar mede gij dien volbragt eer de laster u aangrimde* laat dan de waereld die meer dan immer den fehijn der god* taligheid lief heeft, maar de kracht daar van verlochcnt, VOOrtSaaa met u te lasteren, iadiep gij a»a« voortgaat deugd-  Staara te zijn, zo zal cc nijd de beste getuigen van uwen jjroem zijn. Gelijk een zaadjen, dat toevallig aan den zoom des landi gezaaid, en achteloos door den voet des wandelaars vertreden word, zo is in het oordeel der waereld de Wijze. De Wijze - die daar hij uit God is en God in hem woont, in zich zeiven gelukzalig zijnde, door haar lof niet gelukkige* en door haar laster niet ongelukkiger zijn kan. Herneem dan uwe rust, mijne lieve .' geniet met een open hart de zegeningen uwes Scheppers; pluk zingend de bloemen af, die hier en ginds aan den weg des levens bloeien , zo zult gij den laster befchamen, en uw genoegen vergroten met dat van uw huisgezin en de u zo tederminnende JE. g. W.  t. KENAU HASSELAAR, Aan de bende Gewapende vrouwen, die, ten getalle van drie honderd, onder haare banier, de Stad haarlem! hielp verdeedigetj, ó Vrouwen, die met mij, uw hart in moed voelt gloeien, Gij ziet aan deze heup het blinkend, ftaal gegord!Hoorc gij het krijgsgebrora om Haarlem's muuren loeien, j Denkt dan, hoe Neerland in zijn rechten is verkort; Denkt hoe veel burgers reeds, cn edelen en helden, Door 't gruuwzaam woeden van den Spaujaart, zijn geflagt; Hoe zij, hunn' eed ten fpijt, de onnooslen nedcrveldeu, Moord en vernieling ïn de Steden zijn gebragt. Weentopditdenkbeeldniet, geen traan voegt in onze oogen, De woede woone in 't hart, de wraak in onze hand; Verbant de tederheid, verbant het mededoogen, Staart enkel op den ramp, van 't zuchtend Vaderland! Verbleekt niet als gij 't'ftaal van 's vijands'sheir ziet blinken , Die dertig duizend man om deze wallen voert ; Ver-,    (r) Ifcergeefs iaat hij getrom cn kr'j.cstrowpetten Hinden I't Bataaffche volk ftaat pai,'t Word doorgecn vrees beroerd! I't Is niet alleen de man, die moed beeft om te ftrijdenj*Nesn, fchoon men ons geflacht te vaak het zwakke noemt, Verkiezen wij den dood, door vuur of ftaal ta lijden, Eer dat geweld ons heeft tot flavernij gedoemd. 'Weet dat Romeinen nooit 'slands overwinnaars waren, ©e grond, dien wij betreên, bleef vrij door heldenmoed! Streed held civilis onder't oog der vrouwenfcharen; Wij bieden 't Vaderland verheugd ons goed en bloed. Ons doel was fteeds het heil van 't ftil en huislijk leven, Maar nood gaf onze hand dit fcherpgewet geweer; 't Is eedier op den wal door 's vijands ftaal te fneven, Dan dat men leev' beroofd van vrijheid goed en eer. Die God, die 't al regeert, ziet heden op ons neder, Hij heeft in onze borst dien moed, dat vuur geplant; Geen werkloos bidden geeft ons onze vrijheid weder, ? Verwoesting leeft en heerscht in 't fiddrcnd Vaderland • Wie van ons heeft geen gade, of kind, of vriend verlooren? Slaat 't oog op naar.de n's lot, en vrees dien zeiven fmaad, ;Geen beter deel is ons in haarlem's muur befchooren, Wanneer dees Stad de hand des Spanjaard's niet ontgaat; Wel aan dan ! zvveeren wij hier allen met elkander* lu nood en dood de Stad gebouw, getrouw te zijn. A 4 Wij  CS) ( Wie moed hecfc, volg me, en ftrijd manhaftig bi] mijnftaudet' Wijl andre delve of werk, aan fterkte of Ravelijn. En derven wij, wat nood? Geen dood kan feboonerwezen, •Dan die welke ons verwagt, voor reebt en eigendom. Welaan dan, fluks ten flrijd , laat ons heldinnen wezen I Cod zegen ons belTaan!volg mij, men roert de trom. REI VAN VROUWEN» Hoe bromt de fchorre krijgstrompes Door alle de oorden heen ! 't Getrom, en 't bulderend gefchut , Vermengt zich met geween , Elk vreest zijn leven, eer, en goed Te zien in 's vijauds hand! Waar eindigt eenmaal, groote God) De ramp van 't Vaderland. REI  ( 9 > REI TAH TEN STRIJD CAAKIB VROUWEN. Wij gaan, wij gaan gerust ten ftrijdi Elk Batavier ftaat pal, VVagt ons de dood, wij volgen hem; Maar ftrijdende op den wal. Tirannen] neen, wij bukken niet, Deez' fpies in onze hand Verdelge uw rot , en dien' tot heil Vaa 't zuchtend Nederland, A 3 AAN  C 'O AAN E L I Z E, (Over het fVaare en Palfibe Sentimentcde") Gij hebt mij dan, waarde elize! onlangs, op een uwer igezèlfchappen , met den naam van een Sentimenteel Meisje* hooren beftempelen, en dit (zegt gij) „ kwam n onhegnj„ pelijk voor, daar gij, wel verre van ooit iets dergelijks „ in mij te hebben befpeurt, mij veeleer geheel onvatbaar „ befchouwde voor alles wat men fentimenteel noemt, wijl „ ik meermaalen om die boeken en gefehriften, die in een ,, fentimenteelen fmaak gefchreeven zijn, en waar van gij „ zulk een' ophef maakt, hartelijk heb gelagchen, en u be„ klaagd heb, dat gij uw' tijd zoo nutteloos, ja, zoo ge„ vaarlijk konde doorbrengen , dit is (vervolgt gij) mij een „ ïaaaiel, 't welk gij zelve alleen in ftaat zijt om opte„ losfen door mij uwe gedachten over het fentimenteele „ medetedeelen." Wel aan Vriendin ! - ik zal aan uur verzoek voldoen, en beproeven of ik, door u dezelven met eenige orde voórteftellen, u kan overtuigen dat het niet alleen mogelijk, maar zelfs onvermijdelijk is, dat men te ge-! lijk voor fentimenteel , en niet fentimenteel gehouden word.  C n ) rd. ïfc neem deeze taak met zo v:c1 te meer genoegcü mij, om dat het getal fentimenteelej boeken , in oine en, zoo onnoemlijk is, en dat het bij veele jonge lie. de mode fchijnt geworden te zijn , dezelvcn te moeten zen , wil men voor een mensch van finaak doorgaan. Iet is met het fcntimenteele zoo a-Is met de meeste dini gelegen, namelijk dat men dikwerf in uitterfton vert. Zommige menfehen, vooral jonge lieden, zijn zoo t onze' hedendaagfche fentiraenteele Schrijvers ingenon, dat het genoeg is hunn' naam vooraan een werk ge.atst te zien om terftond hetzelve te moeten leezen Vin1 zij een bladzijde meer dan half vervult met flippen, ;epen , uitroep-tekens; dit is genoeg om verrukt te zijn er het aandoenlijke, en om zich bijna geene rust te geeven c zij zulk een fraai boek, door het welk hunne hartstogi en hun zenuwgcflel zoo aangenaam aan den gang raai, ten einde hebben, ofschoon de kracht en het aandoeute van zulk een gefchrift, allermeest, zo niet alleenlijk, de ftreepen , flippen , en uitroep-tekens gezogt moet >rden. Is het een Roman, die hen in handen valt, ó dat het waafe, óffchoon de meeste characters idéaal zijn, ïoon de menfehen 'er in verengeld worden , fchoon de fde 'er in bcfehreeven word , niet zoo als zij onder meniën plaats heeft, maar zoo als zij ouder geesten, onder v\es«  C 'o) A A N E L I Z E; (fl'jo- het PTanre en Valfcht Sentiment eele.') Gij hebt mij dan, waarde elize! onlangs, op een uw gezelfchappen , met den naam van een Sentimenteel Meisj hooreu beftempelen, en dit (zegt gij) „ kwam u oribegri ,, pelijk voor, daar gij, wel verre van ooit iets dergeJij ,, in mij te hebben befpeurt, mij veeleer geheel onvatba ,, befchouwde voor alles wat men fentimenteel noemt, wi „ ik meermaalen om die boeken en gefehriften, die in ec „ fe ntimenteelen fmaak gefchreeven zijn, en waar van g „ zulk een' ophef maakt, hartelijk heb gelagchen, en u bi „ klaagd heb, dat gij uw' tijd zoo nutteloos, ja, zoo g< „ vaarlijk konde doorbrengen , dit is (vervolgt gij) mij ee „ raadfel, 'c welk gij zelve alleen in ftaat zijt om optt „ losfen door mij uwe gedachten over het fentimenteel „ medetedeelen." Wel aan Vriendin ! - ik zal aan u\ verzoek voldoen, en beproeven of ik, door u dezelven me eenige orde vóórteftellen, u kan overtuigen dat het niet al leen mogelijk, maar zelfs onvermijdelijk is, dat men te ge 'lijk voor fentimenteel, en niet fentimenteel gehoudei worc  (II) Ivord. Ik neem deeze taak met zo v?cl te meer gdbdtfgcli >p mij, om dat het getal fentimenteele; boeken , in oine lagen, zoo onnoemlijk is, en dat het bij veele jonge Helen de mode fohijnt geworden te zijn , dezelvcn te moeten eezen, wil men voor een mensch van fmaak doorgaan. ! Het is met het fentimenteele zoo als met de meeste din>en gelegen, namelijk dat men dikwerf in uitterftcn vergalt. Zommige menfehen, vooral jonge lieden, zijn zoo net onze' hedendaagfche fentimenteele Schrijvers ingenomen, dat het genoeg is hunn" naam vooraan een werk geplaatst te zien om terftond hetzelve te moeten leezen VinJen zij een bladzijde meer dan half vervult met flippen, Etreepen , uitroep-tekens; dit is genoeg om verrukt te zijn over het aandoenlijke, en om zich bijna geene rust te geeven eer zij zulk een fraai boek, door het welk hunne hartstog•tcn en hun zenuwgeftet zoo aangenaam aan den gang raiken, ten einde hebben, offchoon de kracht en het aandoenlijke van zulk een gefchrift, allermeest, zo niet alleenlijk, in de ilreepen , flippen , en uitroep-tekens gezogt moet worden. Is het een Roman, die hen in handen valt, ö dat is het wnare, offchoon de meeste characTrers idéaal zijn, cjfchoon de menfehen 'er in vevëugeld worden , fchoon de Hfefde 'er in befchreeven word , niet zoo als zij onder menfehen plaats heef;, maar zoo als zij ouder geesten, onder wee'  C w ) weezens die geheel on (loffelijk zijn, alleen plaats zon knti ven hebben, in één woord, fckoon de S.-hr ijver bet '.vaar geheel uit het oog verloorön heeft. Wanneer ik mij du bi zulke jonge lieden vinde, kan het niet anders zijn, of zi moeten mij geheel onvatbaar voor het fentimenteele hou den, wijl ik niet alleen niet met hun verrukt fta over zul ke boeken, maar integendeel hen met medelijden befchou* over hunnen verbasterden froaak, en alles aanwende om hei te overreeden van de gevaarlijke gevolgen die zulke ge< fchriften voor hun zouden kunnen hebben. Maar aan eenen anderen kant, mijne waarde e l i z e ! trefi men ook onder onze jonge lieden zul ken aan, die in het tegenövergeitelde uiterfle vervallen. Heeft een Schrijvei maar iets van een' fentimenteelen Mijl, zien zij hier oi daar ééuige Hippen, durft hij de liefde noemen , vind mefl ju zijn werk een vaers aan de Maan of aan een Boschjen, ö.' dit is meer als genoeg om, mer een fpottenden grim« lach, hetzelve in een' hoek te werpen, zonder zich eens de moeite te geeven van eenige bladzijden aandachtig te leezen, en te onderzoeken of die onderwerpen met oordeel behandeld zijn. Durft men beweeren dat 'er in eene gelukkige echtverbindtenis meer dan achting, dat 'er weêrzïjdfche hartveréc'niging vereischt word, terftond word men met den naam van Romanesq bellempeld, in één woord» heeft I ■  «ft men een hart dat flèrk gevoelt , reen is overgedree«i fentimenteel» Met dit eene foort van menfehen, die :!e gevoe'.ens, daar zij zelf niet vatbaar voor zijn, voor akele gekheid houden, kan ik mij al zoo min , daa met s voorige veréënigen, en 't is onmoogelijk dat dezelven ij niet zeer fentimenteel vinden. 'Maar nu zult gij mij ongetwijffelt vraagen: wat is hier nn toch het juiste middenpad ? hier over zal ik u mijne Idachten kortelijk zeggen. Het komt mij vóór , dat alles wat ons verkeerde denkselden van den mensch geeft, en ens hier op aarde het olmaakte doet zoeken; alles wat alléén gefchikt is om onze ïrtstogten aan den gang te maaken, en ons in eene fombre toefgeestige gefteldheid van ziel te brengen, zonder ons ezenlijk nuttig te kunnen zijn, door ons tot waare, edelmoedige, en in den kring,waarin wij ons bevinden, plicht* aatige gevoeligheid aantefpooren, eindelijk, alles wat op qs zedelijk gedrag, of lichaamsgeftel, eenen gevaarlijkea ïvloed zou kunnen hebben, den naam verdient van Fahcb ■ntimemed, cn dat het dus te wenfehen waare dat die ge-ltriften, waarin hetzelve beerscht, nooit in handen van on* Ifaaren jonge lieden vielen , die nog geene genoegzaarae tenfehen- of zelf-kennis bezitten, om het valfche van bet aare te kunne» ziften. Poch  C 14 ) Doch laaten wij nu eens onderzoeken, mijne euze!o men niet zulke boeken voor belagchelijk en gevaarlijk kaï houden, zonder koel en onverfchillig te zijn, zonder on vatbaar te zijn voor het waare fentimenteele. - Ja zeker, di is geheel iets anders, offchoon men het maar al te dikwijl) vermengt. Bij voorbeeld-, wat is 'er toch voor bcfpotte Hjksin , dat een Schrijver, wien een' afgebrooken flijl eiger if, en korte, doch krachtige gedachten voorfielt, dezelve nu en dan van elkander fcheidt door eenige flippen, om de aandacht van zijn' leezcr meer bijzonder bij ieder van dezeiven tebepaalen? dat een boek, waarin het waare en nuttige in acht word genomen , echter op eene aandoenelijke wijze gefchreeven is Mat men in een'fchoonen avondflond, bij het zagte en erustwekkende licit der Maan , denkend, HU, en teffens verrukt word over 't fchoone der natuur, dat 'er zelfs een traan van bewondering , van eerbied en van daukbaathcid het oog ontfpringt? dat men voor eene op deugd en Godsdienst gegronde liefde en vriendfchap vatbaar is? wat is 'er toch in dit aUes, dat niet in de natuur van den mensch, in zijne betrekkingen, op den Schepper en zijne medemenfchen, in de behoefte van zijn, voor de liefde gevormt hart,zijnen grond heefc.? ja mijne waarde! ik zeg meer, wat is 'er in dit alles dat ons niet veredelt, en ons niet voorbereidt tot die genietingen die plaats zullen i , heb-,  C 15 ) bben in de gewesten der pnfterflijkheid ? - daar toch zuli wij ongetwijfeld fterk denken, fterk gevoelen 5 daar Ich zullen ons de fchoonheden der fchepping oneindig meer iffcn en verrukken dan zij hiér ooit den gevoeligften insch kunnen doen; daar toch zullen wij God, en onze tuurgenooten oprecht en vnnrig beminnen; ja liefde zal ir om geluk uitmaaken. - laaten wij dus , mijne e t, i z e ! ons |>me* beroemen op een gevoelig hart, zoo lang wij voor t aeuminnig rood van frisfche lenteroozen tfoegc bij het aclnbaer groen van d'edlen eerlaeuwrier. Osg. Het  II et H U I S L IJ K LEEVEN, Wijze: Avcc le %eu. Geen blinkend ftof, geen kroon, of fcepter, Geen lauvrren, ïh den krijg geplukt, Geen weelde, omkranst met purpreu roozen, Wier blos 't vernederd hart verrukt; Kiets kan op aard *t geluk doen bloeien, 'c Geluk voor d'edle ziel gefchikt, Dit woont alleen bij liefde en onfchuld Waar 't hart tot eer der Godheid tikt, bit. Waar ftille deugden 't huislijk leven Doen vloeien, als een heldre beek, Die murmlend langs de heuvlen flingert En ruischt door de altijd vsugtbre (treek, Waar ftille deugden 't huislijk leeven Doen bloozen als de morgenftond, Wier lachjes 't juichend licht voorfpellen, Daar is 't volmaaktst geluk gegroudt, bis. Pi  C i? ) Der dengd- gezinden vrije woning Is 't heiligdom der zaligheid, 't Betragten der geliefdlte pligten Is 'z offer dat hier geuren fpreid. Hier ju'gt natuur om 'c gloeiend altaar En vriendfchap vlegt den krans der min, En de onfchuld zelfs zuigt aan den boezen» Van 'i gul genoegen leven in; bis. Geen goud, geen rang, geeft immer waarde Aan waare vreugd , die 't lot verduurt, Een vreugd gevloeid uit zagte kalmte Die elk ontwaakte drift befluurt. Wat heil kan e ê l h a r t meer verlangen f Zijn wouing is de wieg der deugd. Al wat hem dierbaar is op aarde Deelt in »t genot der zoetfte vreugd; Vis, Hij voelt den last der bezigheden Verzagten door een wijle rust En vrolijk door zijn gade tn telgen, De norfche zorgen weggekuscht.  C 18 ) lied overvloed, het kind des rijkdoras, Niet ftreelend hem de poëzie bind, - Vernoegde vlijt, zo gul, zo bloozend, Hegt achtbre grootheid aaa zijn' fland; bis. Geen praalzugt leent hem dartle zwieren , Zijn wensch word door geen' fchijn misleid , Zijn vrije toon, zijn edle houding Draagt 't merk van achtbre majefteit. Het blij gezin fmaakt reinen wellust, De moeder leert aan 't vleiend kroost Al fpeelend reeds hoe pligt-betragting De ziel op 't pad des levens troost; biii Geen afgunst knaagt verdriet ooit wakker. Door 't heil van elk natuurgenoot Word 't zoet gevoel van dankbre blijdfchap, Schoon eigen voorfpoed kwijnt, vergroot. Der vreemden ramp wekt medelijden, Menschlievendheid fchenkt 't rijkst genot, Ja elke trek van 't huislijk leeven Der braaven, fchetst het doel van God; bis, A. T. O.  De arme SCHIPPER. i een dier lange winteravonden , die de armoedige met roefheïd doorbrengt, als zijne behoeften van dekfel en >edfel niet door de hand der weldadigheid zijn vervuld georden ; waar in de deugdzame en van Cod met overvloed izegende fterveling, zijn'Schepper dankt voor die welvaart, aar door hij in ftaat is, om zijnen natuurgenoot te redden, ' onderfteunen, en te verkwikken; waar in de mindenken! rijkaart zijn geluk fielt «in het najagen van enkel zinlijke ;rmaken, die zijn ligchaam afmatten en de ziel ledig laten ; •een dier lange avonden zat de brave Elize (een voorbeeld tt vrouwelijke deugd) omringd van ha are drie dochters, jl elk op het voorbeeld der Moeder ijverig bezig was ;it het verrichten van eenigen Vrouwlijken arbeid. Nu ns lazen zij elkander iets vóór, dan weder werdt 'er iets ;rzaam's verhaald ouder het werken. MJistje was de oudB 2 fte.  ( ao ) fte, en haare zusters waren een en twe? jaren jonger dam zij;reeds droeg zij in haar agttiende jaar zorg voor de huishouding. Mietje, (tiaar het vuur ziende-) Ik zal een groot vuur maken, tegen dat Vader met Jan van 't Comptoir komt ; want het is zeer koud. Kaatje. Ja dat is het, maar hoe akelig is het nu vóór de arme menfehen! wij zijn zo wel voorzien> doch hoe veel fchepfels lijden gebrek en fmeeken vruchteloos om bijftand! hoe gaarne wenschte ik zeer rijk te zijn om veel goed te kunnen doen! Mietje. Die wensch is edelmoedig, doch men behoeft niet zo héél rijk te zijn om wel te doen; zo gij wilt luisteren, zal ik verhalen, met hoe weinig wij fomtijds een ander kunnen helpen, wanneer wij flechts willen helpen. (Kaatje e» Bet je te gelijk1) 6 gaarne, vertel maar» Mietje bragt haar hand aan 't voorhoofd, bedagt zich eea weinig, en begon: Gij weet dat ik dezen zomer bij Mevr. E., gelogeerd heb, en dat Jantje E. mijn beste vriendin is. Mevr. E. is niei zeer rijk en echter weldadig. - Het was in die eerde dagei zeer heet, wij gingen dus niet bij dag wandelen, maai '«avonds na den eeten, ging Jansje met mij, de verkwik! kende koelte van den luisterrijken nacht genieten ; men leej bui  ( « ) • buiten minder gedwongen dan hier; in de ftad zouden geen twee jonge juffers zich in den nacht op flraat durven begeven, als ze geheel alleen warsn, ze zonden zich bloot Ifiellen aan onaangename ontmoetingen en vooral aan den daster, doch daar konden wij dit gerust doen- De ligging van het huis is u bekend, wij waren de zij-laan door gewandeld, en kwamen dus aan den gemeenen weg. Gij weet dat dit een dijk is; de maan verlichtte de omliggende velden , ■wij zettcden ons in het gras, dat aan de afhelling van den dijk is, neder, en hadden dus een zeer fchoon uitzicht over de landerijen die voor ons lagen. Nadat wij een' gerui:men tijd over verfchillende zaken gefprokeu hadden, hoorden wij een akelig gekerm; dit ontzette ons. Van wat kant komt deze fteni ? zeiden wij. beiden. Na wat geluisterd te hebben 7 ontdekten wij dat het van de andere zijde van den dijk kwam, „ Mijn God!!' zei Jamje, „ mogelijk heeft iemand een ongeluk in 't water, kom wij zullen zien wat het is." Dit zeggende reezen wij fpoedig uit het gras en klauterden den dijk op, Geduurig wierd de fiern duidelijker; itoen wij bovenwaren, zagen wij niet ver van ons af een ! Schip leggen , wij flapten 'er na toe , en zagen, nader bij koixnende, drie menfehen op 't dek;wij befloten om te vragen >wat 'er deerde, - heeft iemand een ongeluk,riep ik? „God dank, God dank," hoorden wij zeggen, „ daar fchijnr. B 3 ia*  C 22 ) iemand te roepen, '* nu zagen wij dat een der drie een vrouw was; een fchipper fproag in de boot en kwam den dijk op. Wij vroegen wie 'er zo kermde en waarom ? - De Schipper (met den hoed in de hand) baij God, dames, ik beu een vreemdeling ier, maijn arme vrauw is in nood, beneede in 't fchip is 't zo eet dat ze 't niet ouwen en kon , 't is erg, ik weet niet waur ier een vrauw woont die aer elpen kan (zich op de borst flaande en droevig) waij ebben niets van dat kindergoed ook fcheep, want ze at dat zo gauw niet gewagt, maur was maijn arme vrauw maur geolpen! - Jaasje. Kom, kom voort man,ik zal u iemand wijzen om haar te helpen. Setje. En gij gingt, en waart niet bevreesd om met een vreemd man in den nacht langs den weg te gaan? Was dit wel voorzichtig, moeder! voor twee meisjes? Elize. Het was zo a's het moest zijn, het was deelnemend, wanneer wij onze deelneming en medelijden eerst aan de regelen der voorzichtigheid toetfen, als onze hulp oogen» bliklijk noodig is, dan verzuimen wij onzen pligt jegens onze evennaasten. Zo Jansje en Mietje eerst, toen ze dit ge'dag hoorden, aan zich zelf haddengevraagt,doen wij voorzichtig om naar dc oorzaak te gaan zien en te onderzoeken of wij hulp kunnen aanbrengen dan had het antwoord neen isos-i tca  C=3 ) ten zijn, en mogelijk was de vrouw, en het kind dat zij te* waereld zou brengen, het {lacht-offer dezer bedenking geweest, maar ga voort Mietje. Mietie. Wij gingen met den {chipper , die ons verhaalde dat" hij (zo als wij reeds aan zijn ipraafc ontdekt hadden) een Brabander was , dat de onéénigheden in dat land zijne kostwinning fterk verminderd hadden; nu was hij arm, voorheen had hij altijd het noodige en zelfs verfnaperingen kruinen hebben voor zijne vrouw, als zij in die onhandigheid was geweest, maar thans zou hij God danken als zijn kind wel ter waereld wasgebragt. Wij raakten dus praatende Idaar hij zijn moest, en na dat de vrouw was opgeftaan om met hem meê te gaan, wenschte hij ous duizend zegeningen hrijl wij voortwoeden om na huis te gaan. Jansj'es moeder cwas min of meer ongerust geworden over ons uitblijven, ik :verhaalde onze ontmoeting, en »t voorgevallene met dier* i Schipper die nu arm was. Jansje. 6 Beste moeder ! hoe treurig is de toeftand vart toen man en vrouw , voor een pas geboren kind niet iets hte hebben! Mevr. E.. Neen Jansje, de vrouw of't kind zullen geett l gebrek lijden, Jansje krijg een flesch wijn! Zij deedt zo , i kreeg ook eenig linnen uit haar kabinetje, en Mevr. E.. | had een gantfchen bundel kindergoed gereed gemaakt. Zie B 4 daar  k"Jp « bijrtand behoeven fa ," i""'8"""™ Welfc „„ . , e"°£le»> "1 vreemde ftreeken, ook deel eZe o e „itige ^ ^ «»mi£ en zo was he, n,et yw>V ook. Di[ J^J - woede en ^^^^ Mmje de traanen van haar wan-en P„ * v/iscnte -iT wrdig meê geleefd, dan had deze vrouw niet zo fpoedig (holpen geweest. - lElize. Deze aanmerking van uw zuster is zeer juist; kinden, onthoud ze wel; verwerpt of verwaarloost niets; orj , matigheid en werkzaamheid , zijn heblijkheden die Et alleen voor ons zeiven in den huislijken kring goede volgen hebben, maar die ook invloed op het geluk on« r medemenfchen hebben ; wanneer wij naar ons vermon weldadig zijn, dan voldoen wij aan onzen pligt. Kaatje. Beste lieve Moeder' leer mij alles wel overleg. n,dan kan ik altijd wat over houden voor de behoeftige» oe genoeglijk is voor Mev. E. . het denkbeeld dat zij t kindje kleederen gaf, daar het bij zijn geboorte reeds tbrek had. sBetje. En dat ze die vrouw eeten gaf; die vrouw die ntt n was geworden. Weet ge nog wel moeder van die zieke «uiw die gij ook foep zond? Slize. Ja, kinderen ! dit weet ik wel, denkt altijd dat \ voldoen van onzen pligt , zijn beloouing vind in een ge-  ( »8 ) gerust gemoed. Laat nooit een ongelakkigen zonder troo van u afgaan ! (hier omhelsden de twee meisjes haar Mo der en zeiden) u zullen wij in alles trachten te even ren zo veel wij kunnen. - Dus leerde Elize haare kinderei hun eigen geluk, en het welzijn van anderen bevord' ren» PUI  -P H I L L I S aan E L I Z E. Wie onfcbiildig is , totrpè eerst denfleen op haar, Jezus Christus. Jeèdogenlooze elize! in 't midden van mijn weelde, .Slaat gij een donker oog op mijne fchuilplaats neer; u, daar ik zaalger ben, dau ik mij ooit verbeelde, iNu deelt uw teedre ziel in mijn geluk niet meer. [ Hoe verheugde ik mij, toen ik, na weinig dagen, IDie ik alhier vertoefde, uw dierbre lettren zag, Had, door mijn lot verrukt, op niets nog 't oog geflagen , En vraagde na niets meer; tot aau mijn laatiten dag, 1 't eerst vernoegde ik mij, op uw gefchrifc te ftaaren, En brak de zegels niet, alsfchroomde ik meerder vreugd, 0 zorgloos, als een kind bij dreigende gevaareu, 1 Vergat ik bijna de aarde, en uwe onkwetsbre deugd. fan nauwlijks was mijn waardfte aan mijn gezigt ontweken, !Of'k dacht, wat fterveling kan zo volzalig zijn? m  C 30 ) De vriendfchap, ftaat gereed om van mijn trouw te fprekenj Ik las ei-izeJ en rilde, als bood men mij fenijn. Hoe! gij,gij durft mij foood, gij durft mij fchuldignoemen, Gij ftemt in 't los geroep der dwaaze waereld meê, Gij durft mij om mijn vlu^t als liefdeloos verdoemen, En zegt me uw vriendfcliap op daar'k aan de min voldeêj Ach.' kendet gij de liefde, en wist gij, welke plaagen Ik finds mijn eerfte jeugd om baar heb doorgeftaanj Hoe zoude uw zachte ziel mijn ongeluk beklaagen! Of treft verdrukte trouw in u geen troost meer aan ? Dan, ik gevoel zoo fterk de vrijfpraak van *t gcweeten, Den ftrik, dien ik ontvlood , komt mij zo haatlijk voor, Dat niets mij vreemder is, dan trouweloos te heeten, Waar van ik, zonder 11, het denkbeeld zelfs verloor. 5t Is edel, door de liefde in 't echtgareel geflagen, Elkaar getrouw te zijn tot 'slevens avondftond, Maar op der oudren last, het huwlijks juk te dragen, In weerwil van ons hart - noem ik geen trouwverbond. Dit's mijn geval ,elïze! ik minde, en zonder fcbroomen, „Volgde ik die neiging op , en baadde in zaligheên] Nooit had de zugt naar goud mijn borst nog ingenomen, Ik wist geen huwlijkswet dan die der liefde alleen. Mijn oudren, mijn geflacht, bij wien de kracht der jaaren , 1 Het bruisfchtnd vuur der min alreeds had uitgedoofd, { Bs-  stil, ■y&ï'&ïrus-itri^b   C 33) Vergeefs, haar gramfchap blaakte elk ogenblik verwoeder, En hooploos gaf ik 't op mijn wensch vervuld te zien *u fteeg de helfcbe dwang uit 's afgrond* duiftre holen," Meer vreeslijk, daar zij 't recht geprent had op 't gelaat, Je laster, in 't gewaad der ftrenge deugd verfchoolen, I Braakte al haar vloeken uit en wekte mij elks haat. ïu fchroomend voor mijzelv' en voor de waereld beide, I Befloor ik mij geheel te ontrukken aan dien hoon I*. minnaar wierd gefchetst als een die mij verleidde, I En ieder fpreidde een vlek in zijne min ten toon. 'aar fbnd ik weerelooze als fchuldig in elks oogen; Onkenbaar voor mijzelv', gevoelloos door mijn gloed ertwijflende - afgemat - verlaten - fnood bedrogen * :En zag den afgrond „iet, die gaapte voor mijn voet : werd mijzelv' een bron van tegenftrijdigheden lAfkeerig van de liefde en fiddrend haar te ontvliên u vuurig wenfchende om mijn oudren te overreden ' Dan voor geen bergen gouds mijn minnaar weer te ie* me oudren, toeu veel meer dan ik vermoedde fchuldig Mijne oudren fchepten hoop uit mijn gefteltenis, «bergen mij hun doel, bewaarden mij zorgvuldig, En drongen me in dien Echt die mij zo baarlijk . phJ had de d0°4 Mi eer aan 't outer neêrgefterti c MJ  ( 34 ) Mij dwaaze! die mijn oor aan louter loogen leende, Waar door mijn echtgenoot zo diep rampzalig wordt! Helaas! hoe kon mijn hart toch zo ligtzinnig dwaalen? Wat donkre nevel lag op mijn verftaud geforeid? Ik mijmerde en geloofde al 't geen men dorst verhaal», En wierd der deugd ontrukt met fchijn van tederheid* Ja, ifc geloofde in 't eind, dat de allerteerfte minnaar Mij om mijn min verachtte, en trouweloos van nart, Zich zelf beroemen kon, als mijner deugdverwinnaar, En -even mij ten prooi aan mijne Uefdefmart. 'kGeloofde, daar men vrij den naam mij dorst ontdekken Van haar, met wien hij zich in d'ccht vereenen zou : Da- ik, om aan den blaam der waereld mij te ontrekken, Grootmoedig toonen moest, te fpotten met zijn trouw, Dus trad ik willig been en boog voor de ccht-altaaren En Kafde hand aan hem, die gij mijn weêrhelft noemt; pus ftonte ik in een poel van wreede min bezwaaren , T>oï'cloosbedroggevormden door mijn echt verbloem Mijn ega toonde zich zo. onbezefbaar teder, Dat ik mijn gantfche ziel wilde offren aan zun trouw, Maar, de eerfte -in bekroop mijn boezem telkens weder En 'k moest een poging doen, zo ik hem minnen zo Ik poogde dag aan dag mijn hartstocht te overwinnen,, j]% mi* zoo dierbaar bee)d te irUfeheu W «uja *fl  (35 ) lan alles was vergeefs, ik kon maar eens beminnen, 'k Weerhield me, en ijdcr dacht, dat mij die echt beviel, fan hemel J 't leed niet lang.., 'kzag dien, in fchijn trouwloi Zijn vriendlijk oog, vol rouw, gevest op mijn gelaar, (zen, n wcêrwil van mijzelv', voelde ik mijn aanzicht bloozen, i Om 't eens verloorcn heil, en walgde van mijn ftaat. '»e liefde, met ons lot gelijk voorheen bewoogen, l Bragf ons na weinig tijds in 't ftilst verblijf bij een 'aar... God! hoe floeg mrj >t bart... daar opende ik mijne Hij was de liefde zelfs, ik de ontrouwe, ik alleen, (oogen, (ooit, nooit had hij zijn hart een andre maagd gefchonken,. 'k Verborg mij in zijn arm, terwijl ik zelf niet weet, f 't heil, dat ik Weêr vrij lag aan zijn borst gezonken, Of 't denkbeeld van mijn echt, mijn traanen vlieten deed. igt mengden zij zich t' faam in mijne minvervoering, Die eindloos hoger fleeg, dan >t tederst hart befefc. lijn dierbre! riep ik uit, in de allerdiepfte ontroering, i'kBendeuwe en fchroom geen vloek, die me in uw armen iad niet der oudren list mij naar 't altaar gedreven, (treft. 'Nooit had de helfche dwang mij zo veel leed bereid. 'Ooit had ik deeze baud een andren man gegeven, 'Daar ik geheel mijn hart aan u had toegezeid, Had,fchoon ten trouwgeHeept,mijn handen losgewronEn door mijn fchreiön elk tot deernis asngeport (gen; c 3 lk  C S<5 ) Ikhad uw naam genoemd, gegild: Ik ben jongen, Wie red dees heiige plaats, eer zij ontheiligd worctt! Dan 'k was gehuwd, helaas! wat kon mijn treuren baten, ' Wie had mijn klagt gehoord, en niet gedoemd met een . Ik moest, vol zelf-gekwel , mijns minnaars arm veriaaten, Geweld doen op mijn hart en mijn genegenheen. Wat toch kon, finds dien tijd, het wenschlijkst huwhjksle. Wat een goedhartig man - wat een bevallig wicht - (ven Of mijner oudren vreugd, mij zielsgenoegen geeven, Die alles üegts verzorgde , of trouw betoonde,uit pligt. 1Vat fchrijf ik? Neen Er.rzE! n wil ik 'C Al wat mij dierbaar is omhelsde ik m dat kind. - (fteelj >k Ben moogelijkzwak geweest, door me aan den dood te onj Maar zwak alleen , voor hem die me om nu, zelf bemin Niét bij een vreemden,neen,'k ben bij mijn Ega zwange^ Bij hem,dien 'kvrij vanhart.mijn trouw hebtoegezegd En nu geen enkel uur, geen oogenblikjen langer, Gedoogde mij de liefde een opgedrongen echt. --ienikvloód,enee^gWensfchte^tvM Aan de armen van dien man , die nooit mnn hart beza Zal ik, in fpijt van hen die heimlijk mij btfpiédeh^ In fpijt van elk doen zien, dat tk hem dierbaa fchat. Of zoude ik om mijn gade, en om zijn lot rog klaagen Neen, hij was laag van ziel en.. doch hier zwng * v.  ( 37 ) fjnhart vond in de Hefde/, alleen om 't goud, behaagen, c Is dus maar bij geval dat hij mij minaen kan. eflisnu, waarde, lx «■ u wilde i, niets verbloemenI Dit «weer ik. bij uw hart, datgij me uit vrindfchap boodt, eflis, of ge uw vrindin moet om haar vlugt verdoemen, .Of fcfareiën bij de bron, waar uit al >t onheil fproot, I, denk met tederheid aan mijn rampzalige oudren ! Heb ik mijzelv' verlaagd, den vloek verdiend van God, Pjn fmaadheid en mijn vloek zal daalen op hun fchoudren, Als de oorzaak van mijn echt en van hun treurig lot E f !nkt' ik Zie uw °°S *** reeds in traanen baadenjpchj zo at uit tederheid voor uwe fhiLLïs waar'jn,waar toe twijffelik,.zoudt gijgeen dwangverfmaaden. Gij zelf verachtlijk 2ijn in ,t Qüg van een B>rbMrt :en waardfte- nee„, ik hoop nog op uw mededogen, Dat mij uw fchrift doe zien , dat gij rechtvaerdig zijt. |roep uw harde taal, en eer met nüj 't vermogen m befde, die ons hart van allen waan bevrijdt. E treft me, en dit alleen dringt traanen uit mijne oogen lijn lief, mijn dierbaar kind heb ik niet meê gevoerd/ ¥ TSt ^ V0°rheeU dic droeve drooge;, | flnimcen aan de borst die >t nu met angst beroert' mui rn een woeitijn, nog zou mijn wenschgeleken, k Vloog heen, als een Leeuwin die alle vrees verfmaadt, ~C 3^ Maar  C 3») MaaracWom^aan'tgezin.waar'tvreemdlingiSjteontrnkkM, Is alles vruchtloos, wat mijn moederhart beilaat. Wie weet, hoe menigmaal dat lief onnozel wichtje Mijn naam reeds beeft genoemd, ea teêrommij gefchreid, Of aan mijn Ega vroeg , met een bedrukt gezichtje Waar is mijn moederfach! wie weet hoe 't wordt misleid. 6 Dierbre kleine! kom, hier is, hier is uw moeder; Zeg aan mijn Ega, met uw fiaamlen en geween, Dat gij hem dankbaar zijt als een getrouwen hoeder, Maar, dat ge aan mij behoort met al uw tederheên. Ach! dat ik voor elks oog u had verbergen konnen, Mi 't ougebooren wicht nog fluimrende in mijn fchootl >kïlad, zonder u, voorlang mijn zwarigheèn verwonnen, Offchoon mijn Moeder zegt, dat ik mijn kind verftoot. Eli ze! ach! bij al'tfctaoon der vriendfclup, die wij eeren. Bedwing de onzaalge drift, die in mijn oudren woedt. Betuig hun, dat ik gaarn tot hen zou wederkeeren , Dat hunne dwaling zwijg voor de infpraak vanher bloed En zo ge u nog iets groots voor mij durft onderwinden ó'Breng mijn eenig kind dan in mijne armen weêr! Gij zult mij ligt min fnood, dan gij vermoeddet, vinden, Ja, mooglijk ftrijdt gij nog voor mijn gefchonden eer. Of durft mijn ziel van u die grootheid niet verwachten, Is Hefde u minder waard , dan een gedwongen echt.-  (39) lhart zal u niet min dan heel de waereld achten, ie §* aan een ftapel gouds den prijs der liefde hecht J E. G. W. AAN DE LEEZERESSEN, )at de ligtzinnige vtrbreehfter der beiligfte banden , r.a bet ■lezen van dezen brief, zich niet vleie met eene verdediger: n, nimmer bekoorde mij de vernietiging der goede orde. V:rre mij , dat ik eene voorflandercsfe der ondeugd zijn zou , ik heb alleen, zo veel mogelijk, in de gtfteldbtid gebragt, van ee;iet ( dwang g huwde, die zich de armen van baar echtgenoot ont:t , • met den waren vrind baret harten , dien zij reeds voor :r echt , zviv'r en vurig beminde, zich verwijdert , at - de tr tfvM, om zich te verdedigen. • Deze verdediging, daar zij r eene vrindin gefcbied,is openhartig. - Phillis verbergt ire zwakheden niet; en wie mijner lezeresfen zal haar dus geh'.el cbuldig verklaaren 1 - Dan - dit was ook mijn doel ni. t su, dt ongebooren wicht nog flnimrende in mijn Ichoot >kHad, zonder u, voorlang mijn zwarigheén verwonnen Offchoon mijn Moeder zegt, dat ik mijn kind verfloo Eli ze! ach! bij al'rfchpondervriendfch,P, « ^ Tw*"« O ve*^ eens doodü* ^„„eper^. Hij pUe^c» geB, welken vier tro.fche Rosfe» va» • his»e» B IJ IER S LA A P E ND KIND. Lieve flaap! uw loome vleug'Iea Overfchaduwen dit wicht, Dat zoo fchuldloos als een Engel In dit wanklend wiegje ligt. Lieve flaap I tuig, of gij immer Zoo veel kommerlooze rust. °P 't gelaat van waereld dwingers; In de fchauw der Rijkskroon kuscht. 't Vorstlijk dons, door pragt behangen, Smoort de zorg, de wroeging niet, Neen 't is de onfchuld, die in 't wiegje Stoorelooze kalmte biedt. Smaakt de rijkaart, bij zijn fchatten, 'c Zoet der rust ooit zoo vernoegd, Daar zijn hart, door fchuwe wantrouw, Móê gefolterd, eindloos zwoegt? Smm  ( 4- ) Smaakt hij, als dit flapend kindje, Ooit, die kalmte der natuur? Neen! zijn afgebroken fluim'ren Vlugt voor 't doodlijk gloeiend vuur. Schraapzugt, nijd, en woeste zorgen Stormen door zijn aanzijn heen, 't Kommerloos aanminnig wichtje Wordt door angst noch zorg beftreén , In elk oog bekorend trekje Spreekt de rust van *t jeugaig hart, Dat onfchuldig, vreedzaam, vrolijk, Al 't gewoel der^wisling tart. n Spelend kind fluit lagchend de oogjes, Door een Englen - wagt bcfchut,. »t Voedt geen' wensch,fchoon'tfchamelwiegje Wankelt in de rieten hut. *t Wichtje, dat zijn hulploos leven Onder 't Vorstlijk hart ontfangt, Aan wiens tedren lente-bloezera 't Lot van heerfchappiien hangt; >t Wichtje dat door 't wettig erfregt In de wieg reeds wordt gekroond, Kent alleen de zelfde wellust, Die bü zorglooze onfchuld woont. 't Smaal »t Voedt geen' wensch,fchoon'tfchamelwiegje  ( 49 > 't Smaakt geen reiner zaligheden , Als het kind, dat in de Hulp, JMet een ziel-vertedrend lachje, Spelend vleit om liefde en hulp. Slaap gerust, bevallige Engel! Door de fchuldelooze vreugd Zagt omhelsd, floot gij uw oogjesj Edle fchets van waare deugd! Slaap gerust! uw donzig wiegje Staat niet onder "t norsch gebied Der vernederende zorgen; De afgunrt ftoort uw flaapje niet, 't Rozerblos der gulfte blijdfchap Tekent op uw zagt gelaat, Al do aandoenelijke fchoonheid Van uw levens dageraat. 't Hart, geroerd door 't kwijnend lachje, Voi.lt hoe ge om befcherming vleit; >t Lachje op half ontfioten lipjes Smelt in lieve onnozelheid. Levend beeld van Edens onfchuld! Slaap gerust, Gods liefde waakt, Daar zijn vaderlijke goedheid Zorgende uw geluk volmaakt, - D "Jx Vosl  'k Voel mij flingren door gedachten, 'k Staar uw kalme trekjes aan, Menfchenliefdc doet mijn boezem Door een zagte ontroering flaan. ——Jonge fterfling! zal uw leven, Aan het wislend lot gewijd, Vreedzaam bloeien in de fchaduw Van den breed gevlerkten tijd* Rooft de ftorm der wisfelingen Nooit den bloefem uwer vreugd? Siert de morgendauw der onfchuld Vlekloos uwe ontloken jeugd? Kleene lieveling! in uw wiegje Woone zaligheid en rust , 't Onheil dreigt, de rampen woeden, Doch uw zieltje is niets bewust. —— Ligt verbergt het zwart toekomend , Zorgloos kind! u 't aekligst lot; Ligt vervangt verdriet en jammer Haast dit fchuldeloos genot; Ligt zijn al de u nadrende uuren Zwanger van rampzaligheên; IJslijk denkbeeld! - God is vader , Kan zij» Üefde wreed zijn?,,, neen! ü  ( Si ) Uw beftemming, teder wichtje ! Is alleen tot zaligheid. Langs wat paden d'eeuwge wijsheid U dan ter volmaking leidt; *t Is genoeg, gij zijt aanwezig, Tot het hoogst geluk gevormd, Slaap gerust, fchoou 't lot der diugen Rustloos om uw wiegje ftormr. Vreugd beftraalt uw kind'fche dagen, De onfchuld , aan de hand der deugd Croeiënd, (maakt in »t laatfte leefperk, Nog de rust der blijde jeugd. Kind] zoo veilig als ge in 't wiegje Rust, onfchuldig moé gefpeeld, • Zoo wordt ijder waare Gods-vriend Door den flaap des doods -geftreeld. - A. v. O. O« AMAN-  Cs») i : ... ,..... ij j, t',i ti j • •" ï '. A A N D A. De deugdzaame, die met het noodlot kamptom rechtvaardig tc zijn-, en zich moedig boven zijn ongeluk verheft, i een voorwerp, zegt seneca , waarop de Goden zelve met eene zachte verrukking nederzien.. Een vooraaam Burger, die een ruime levenswijze voerde en in -root aanzien ftond, wierd, door een aanëenfcbafó lingvan ongelukkige toevallen, ia zeer belemmerende on Handigheden gebragt. Zekere Befcheidenheid, die altijd de onfchuldige armoi de vergezelt, raadde hem , liever zijne levenswijze na ii}tt tegenwoordige omftandigheden interichten, dan zijl vinden lastig te vallen, om den uiterlijken fchijn van e. vermogend man te kunnen behouden, daar toch het weze Ujlce verdweenen wav Zijne Gemalin, een vertïandige ■ hmgdmatt Vrouw, gedroeg zich, bij deze gelegenhei taicwge'meea welvoeglijk. Nooit was zij in zijn oogj  v ( 53 ) i eminnelijk geweest als thans» In plaats van hevn het verlies ui alle die fchatteu , welke zij ten huwelijk aangebragt id, of zo veele voordeelige partijen, als zij om zijnentil had van de hand geweezen, te vej^yijten , verdubbelde j veel eer de blijken haarer tederheid jegens deezen onge: ikkigen echtgenoot, die zijn bart geduurig in klachten je* iïns haar uitftortte, dat hij de beste Vrouw der waereld on. jlukkig gemaakt had. Dikwils kwam hij te huis op een jd dat zij hein niet verwachtte , en verraschte haar in traaen, die zij zorgvuldig trachtte te verbergen, en altijd eea irolijk gelaat aannam om hem minzaam te ontvangen. Om rare uïtgaaven te verminderen , zond zij haare oudfte doeh:r, die ik amanda noemen zal , naar het land bij een eilijken Pachter, die met een dienstmaagd des huisgezins etrouwd was. Dit jonge meisje was zeer beducht voor ien volkomen val van haaren vader, en had ee.ie vriendin 1 de buurt heimelijk verzogt, haar van tijd tot tijd kennis 2 gceven, hoe het met de belangen van haare ouders froneï. iMANDA was in den bloei van haare jeugd en fchoonheid, oen de Heer van het Landgoed , die dikwils, als hij uit ijden ging, den Pachter een bezoek gaf, fuioorlijk op haar erliefde. Hij was een man van buitengemeene grootmoeïgheid, doch was daarbij zeer vrij van denkwijze, en had en onverwirJijken afkeer van het huwlijk. Hij maakte des. D 3 we-  (54 ) wegens een aanflag op am a n d a's deugd, dien hij echter , voor als nog , goedvond geheim te houden. Het jonge , onfchuldige fchepfel,dat geen den minften argwaan van zijn toeleg had, vond behaagen in zijn Perfoon,en daar zij zijne toeneemende liefde voor haar bemerkt had , hoopte zij, door een zo voordeelig huwlijk, ras in ftaat te zullen zijn, haare ongelukkige ouders te onderfteunen. Toen hij haar op zekeren dag bezogt, vond hij ze met de traanen op de wangen over een brief, dien zij juist op dit ogenblik van haare Vriendin ontvangen had, en waaruit zij het fmartlijk bericht vernam,dat haar vader , door een gerechtelijke Executïe, van alles , wat hij om en aan had, beroofd was. De minnaar, nadat hij, niet zonder moeite, de reden van haare droefheid vernomen had', nam deeze gelegenheid greeti| waar, om haar zijn voorftel te doen. Het is onmogelijk, de ontfteltenis van amanda uittedrukken, toen zij be vond, dat zijne oogmerken niet eerlijk waren. Zij was Dl van alle hoop verftooken, en kon geen woord meer uiten maar fcheurde zich, in de uiterfte ontroering, van hem af en floot zich in baar kamer op. Doch hij zond aanftondi een bode naar haaren vader met den volgenden brief;. Mijn Heer.» Ik heb van uw ongeluk gehoord, en uwe dochter aange bo  ( 55 ) |boden, zo zij-met mij leeven wil, jaarlijks een penfioen van ivier honderd ponden toeteleggen, en daarenboven de fom, luit hoofde van welke gij, zo ik hoore, thans vervolgd wordt, [igeheel te betaalen. Ik ben oprecht genoeg,om u rondborftig ]i te verklaaren , dat ik geen oogmerk heb om te trouwen. iDoch wanneer gij uwe belangen wel verllaat, zult gij, hoop li ik , uw invloed wel willen aanwenden om haar te overreef den, van op dit ftuk niet al te kiesch te zijn, daar zij eene | gelegenheid heeft om u en uwe Famielie te redden ,en zich | zelve gelukkig te maaken. Ik ben enz. Deeze brief kwam in handen van amanda's moeder. |Zij las dien met de grootfte ontroering cn bekommernis. ! Zij hield het met voor raadzaam zich jegens den bode uit* rtelaaten , maar verzogt hem , den naastvolgendeu morgen eens weder aantekomeu, en fchreef aan haare-dochter op deeze wijze: Mijn liefste Kind! Uw Vader en ik hebben zo even van den Heer,die voorgeeft, dat hij u bemint , een brief ontvangen , met een •foorftel, dat ons in ons ongeluk op de grievendfte wijze hoont, en ons tot een veel laager graad van ellende zou doen wegzinken , dan wij tot nog toe gekomen zijn. . Hoe kon die wreedaartige man toch denken , dat de teJD 4 der-  C SO !'derbartigfte ouders in verzoeking zouden kunnen komen, hun beste pand aan de fchande en het verderf opteöffe- j ren , om zich uit de armoede te redden ? Het is een eren laage als boosiiartige list, dit voorftel te doen op i een tijd, waarin hij denkt dat de nood ons wel tot alles zal moeten dwingen , om onzen ftand te verbeteren ; en wij kunnen u deswegens niet genoeg fmeeken, om niet aan ons te denken, maar alleen om den ftrik te ontwijken, die uwe deugd gefpaunen wordt. Beklaag ons niet; het ï* zo erg niet , als men u mogelijk gezegd heeft. Het zal alles nog wel ten beste komen, en ik hoop ras gelegenheid te hebben om mijn kind beter nieuws te fchrijvcn. Ik wïerd ftraks geitoord*. Ik weet niet, met welke een .aandoening van voorgevoel ik u fchreef, dat alles ras beter gaan zou. Zo als ik voortgaan wilde , wierd ik door het geraas van iemand, die aan de deur klopte, ontrust, Dees bragt ons een onverwachte hulp met het betaalen van een fchuld, die reeds lange vervallen was. 0! ik mag u niet alles zeggen! Ik heb eenige dagen zonder eenige ondcrlteuuing geleefd, daar ik het weinige geld, dat ik nog kon op« loopen, uwen vader toegezonden heb, . Gij zult weenen, wanneer gij u voorftek, waar hij is, doch zijt verzekerd, dat hij ras weder in vrijheid zijn zal, Deeze ontaarde brief zou  (57) êou zijn hart verfcheurd hebben, doch ik heb dien voor heia verborgen. Ik heb nu geen mensch bij mij dan de kleine fanny, die tegen over mij ftaat, geen oog van mij af heeft,terwijl ik fchrijve, en geduurigom haare zuster roept. Zij zegt zeker te weeten., dat gij niet wel zijt, daar zij ontdekt heeft, dat mijne tegenwoordige ongerustheid om u is. Doch denk niet, dat ik u mijne ongelukken verhaale, om u te bekommeren; neen, het gefekiedt alleen opdat gij ze niet onverdragelijk zoudt maaken door een onbedagten ftap, die oneindig erger zijn zou dan alle onze rampen. Laat ons toch met een opgebeurd hart ons kloekmoedig on» 3er het noodlot verheffen, en denken, dat 'er een hooger Macht leeft , ciie ons daaruit beter, dan door het verlies van uwe onfchuld, redden kan. De Hemel befcherme mijne lieve Dochter en Uwe u zo teder beminnende Moedert De Bode, fchoon hij beloofd had, den brief aan amaN» )4 te beftellen, gaf denzelven aan zijnen Heer , die, zo lij dacht, gaarne het genoegen zou willen hebben van ze tan haar zelf te overhandigen. Zijn Heer was ongeduldig, >m den uitflag van zijn voorftel te weeten, en brak deswe* •ens den brief driftig open, om den inhoud te verneemen» rlij was niet weinig getroffen zulk een echt tafereel der lijD 5 J den*  ( 58 ) dende deugd te zien, maar ook tevens verbaasd zijne aanbiedingen op zulk eene groo>:fehe wijze verworpen te *ïen. Hij was echter te edelmoedig om den brief te verduisteren, maar zegelde dien zeer naauwkeurig weder toe en bragt ze naar amanda. Alle zijne poogingen om haar te zien,wa-> ren vergeefs, totdat zij verzekerd was dat hij haar een brief van haare moeder bragt. Hij wilde dien niet anders overgeevea, dan onder beding, dat zij hem leezen zou zonder uit de kamer te gaan. Haar droefheid zette haare fchoonheid eenen nieuwen en zagteren luister bij, en toen de traanen laugs haare wangen vloeiden, kon hij zich niet langer onthouden, een hartelijk deel te neemen iu haar droevig lot, en haar te zeggen, dat hij den brief ook gelezen en befloten had, het weder goed te raaaken, zo ras de gelegenheid gunftïg was. Het zal ouz^n Leezeresfen niet onaangenaam zijn, den tweeden brief te leezen , dien hij tu aan haare moeder fchreef: Mevrouw! Ik ben in mijn hart befchaamd, en zou het mij nooit ver geeven, indien ik geen vergiffenis over het geen ik u onlang! fchreef, van u hoopen mogt. Het is nooit mijn karaktet geweest dendroevigen nog meer te verdrukken, en het wal alleen de reden dat ik u niet kende, die mij tot een misftaj veï  CsO verleidde, welken ik, zo Coi mij bet leven fpaart, als een zoon weder zal goed maaken. Gij kunt niet ongelukkig zijn, zolang amanda uwe dochter is; en gij zult het inietzijn, zolang dit te bsletten in de macht is van Uwen « hoogachtenden en gehoorzaamden Dienaar. Deezen brief zond hij met zijn kamerdienaar, en kwam kort hierop zelve in de ftad, om de grootmoedige daad, He hij nu vast beflooten had, te voltrekken. Door zijne rriendfchap en bijftaud wierd am and a's vader ras in ftaat fefteldjom zijne verwarde zaaken weder in orde te bren;en. In 't kort hij trouwde amanda, en genoot het •ubbelde vergenoegen , om een waardige Famielie weder i haaren voorigen welftand te herftellen , en zich zeiven, oor eene vereeniging met haare deugden, gelukkig ge', naakt te hebben. T. S,  3 A C O B A van B E I E R E N. De glorie van het graaflijk huis, Van lEiERBSS fiere telg Xeeft eenzaam, van haar regt beroofd., Tot fmart van eiken Belgo Cefolterd door het wislend 'lot Verwelkten jeugd en kragt, Maar nooit verwrikte moed en trou w Droeg 'J merk van haar geflagr. Jacoba's hart, zo zagt als grootsch,, S{oeg door een edle drift, De min had op haar tuimlend lot Het beeld der deugd gegrifd. Reeds driewerf bloosde de avondzon, Befchaamd om 't kwijnend licht, Sints frank vannoRSLEN 's glorie zonk M Ten fpijt van eer en pligt.    ( öl ) Jacoba wagt, door angst bekneld, Den liefling van haar hart, 't Verlangen maalt reeds 't voorgevoel Van drddelooze fmart. Van BoRstïs was in 't grievendst leed Haar troost, haar zaligheid, De waare grootheid fchonk zijn' fland Een edle Majefteit. Zijn dengd verrukt de tedre ziel Der Vorftelijke Vrouw , Hij offert haar zijn fchat, zijn lot, Zij zweert hem liefde en trouw ! Het huwlijk vlegt hun tederheid Op 't plegtigst door elkaar, Doch vrees voor wettenloozen dwang Zweeft zwijgend om 't Altaar, Zoo zoet vereenigd was de "tijd Vol vreugd voor bij gefneld, Tot Hertog fl ir het echt geheim Door vleiers word gemeld. Zijn laage ziel beeft voor den moed Van zijn verdrukte Nicht; Van BonsLBH-s goud houd d'eveaaas Van t regt in evenwigt,,  .Fi'lïp, door bangen angst gefchokt, Smoort de infpraak van zijn hart, Hij had J a c o b a's laatfte vreugd Verkeerd in bittre fmart. Haar hoop word donker als de nagt, Die eenzaam zwijgend daalt; Zij weent, daar elke boezem-zugc Van b o r s l it n s naam herhaalt. Dan ach! het ijsfelijkst berigt Dringt moordend in haar ziel, Zij hoort boe haar verkoren vriend De wraak in handen viel; Hoe trotfche flip, door afgunst wreed, Haar huwlijks band verfcheurt, En hoe van borslen thans geboeid Zijn fterf-uur tegen treurt; Hoe fnood verraad zijn vrijheid fchond, Daar wraak zich ftout beroemt, En hem in Ruptlmondes Hot Reeds heeft ter dood gedoemd! De wanhoop galmt den gil der wraak Door 't hart der Erfgraavin, Zij toelt op éénmaal al de kragc Des wreed gehoonde Minst Neen  ,, Neen moorder,»' roept'zij „ijst ge wraak, ,, Kom zoek haar in mijn borst. ,, Lesch, met van biieuhs laatfte bloed » 6 Dwingland! al uw dorst. Van borslen heeft geen ftraf verdiend. Hij kent geen zelfbelang; 'k Beminde hem, mijn ziel blijft vrij, ,, Al zegepraalt uw dwang. „ Maar »k pleit niet op uw deernis, neen» ,, Uw gunst is trotsch en wreed. „ Deel hun aan valfche flaaven uit, ,, Mijn wraak is thans gereed. „ Van borslen! Zoo het moafter » ,, In 'c diepst der hel verbergt, „ Daar zelfs word dwinglandij en list ,, Door liefde en moed getergd." Ja co ba fpreekt, en 't helden-kroost, Verknogt aan haar belang, Vliegt weêr te wapen, en vervloekt Filip's verraad en dwang. Straks dobbert op het golvend zout Een fterk bemande vloot, Elk fcheepling roept; „ ik ftrïj voor 'i regt ii 'k Win lauwren of de» dood,".  !( 64 ) Jacoba drijft, op H pragtigst fchip, De fiere Vloot voor uit, Nooit zwigt haar grootfche dapperheid Voor »t aklig krijsgeluid. ^ Het windje breidt de zeilen uit, De vlag zwiert lugtig op, Al 't volk in 't flot ontdekt de vloot Van wal en toren-top. De wimpels blinken ftout in 't oogi De flotvoogd voelt zijn hart, Door borslen's vriendfehap, en door trom* Aan Hertog flip, benard. Daar .ftaat de minnende heldin Verlangend op de plcgt, Daar 't vlottend leger om haar heen Voor 't boeiend anker legt. De wraak dreigt in haar tintlend oog, Vertederd door een traan , Daar zuivre min 't heldinnen-hart Door drift en angst doet liaan; 't Verlangen vlerkt haar ftarend oog, En op den wal van 't flot Voert krijgslist haar geboeiden held* Zij fiddert vopr zijn lot.  C O'S ) VVat de uitflag van haar lïrijd ook zij Al zegeviert haar moed, Verneêrde trotschheid wreekt haar val Doch in van borseens bloed! Jacoba kent geen ftaatzugt meer, Alleen 't gevoel verwint, De Hertog, roept ze is wettig graaf, *k Geef Neerland voor mijn' vrind. A. v. O. E ' ' AAN  AAN **** Waarom toch, mijn levenswellust! hangt ons fpeeltuig aan den wand? Grijp den citer, fpan de fnaren, daar geen zorg ons overmant! Zingen wij met heldre tonen , van het leven onzer jeugd Van den allerzoetften wellust - van de fchuldelooste vreugd. Onze harten, niet gekluisterd door de toverfcragt der min, Slaan nog: Vrijheid, - niets dan vreugde boezemt ons de vrijheid in. Laten andren, op hun fnaren zingen , wat de liefde zij, Ware liefde , vrijheid noemen, neen, de liefde is flavernij » Slavernij -. 6 ja! en wreedheid, die de jeugd zoo vaak betreurt; Wreeder dan de zoon van Coelus, die zijn fchieiënd kroost verfcheurt I  C<57 > Liefde woed op jonge zielen , die zij in heur boeien prangt,En door zoete zielsbedwelming in heur fijne ftrikken vangt, ftoemtvrij, dwaze liefde-Haven , dat gij enkel vreugd geniet, Daar ze u 't gif, bij volle teugen, uit vergulde beekers biedt! la! de liefde gloeit uw boezems, geeft uw leven kragt en vuur , Schenkt u voor een ogenblikjen al de wellust der Natuur: jtaar hoe fpoedig zijn uw dagen zorg en rampen toegewijd, Sn dan zijt ge uw» grootften zegen , uwe dierbre vrijheid kwijt. )wazen! fchud het juk der liefde van uw vrije fchouders af, ftugt met mij den lof der vrijheid die uw jeugd het leven gaf. Vaarom toch, mijn levens wellust! hangt ons fpeeltuig aan den waad? Slijp den citer, fpan de fnaren, daar geen zorg ons overmant j 1ÏJ 6 Dé  (ö8) ó Do hemelfchoone vrijheid zwaait heur fchepter in ons hart, Laat ons dan heur grootheid zingen , wie haar aanbid kent geen fmart. Roem dametas, vrij uw pillis, die uw hart en zinnen ftreelt, Jonge CHLoë roem uw damon, rijk met fchoonte en geest bedeeld, Ia, omhels vrij in eikander al uw zaligheid en vreugd , Niets ontbreeke aan uw genoegen, aan de wenfchen van uw jeugd; Maar, helaas! hoe ongeftadig is het zoet genot der min, Fillis zucht - vergeet haar minnaar, damon zijne hartvriendin; ■ Cupido, bekranst met mankop, fpeelt met roos en majoreïn, Werpt zijn boog en pijlen neder , llaapt bij Cizijkus fontein. Dwazen! fchudt het juk der liefde van uw vrije fchouders af, Zingt met mij den lof der vrijheid, die u niet dan vreugde gaf'. Wa'  ( 69 ) lv*aarom toch, mijn levenswellust! hangt ons fpeeltuig aan den wand? ing, wij zijn nog vrij van zorgen , kennen nog geen liefde■band ! »nge tïtu ziet colina, hij omhelst haar ea bemintierbre Herder, zegt het meisjen, ja! gij zijt mijn zielevrindf u, nu fchept de gulle liefde niet dan wellust in hun hart, :, hun jonge zielen voeden zelfs geen denkbeeld van de fmartj enen rei van frisfche telgen pronkt aan hun gezonden disch, aar eenvouwigheid en liefde 'i zout van *t nedrig voedfel is 5 unne dagen glijën henen in 't genot der zoetfte vreugd, laar hoe fpoedig word die blijdfchap hen een bron van ongeneugt! raar, waar is die zacdge woning,. daar de liefde alleen gebiedt; aar de twist geen ftroom van water in den gloed der liefde giet ? £ 3 Gfi-  (7°) Cupido,op vlugge wieken, vliegt met hun genoegens heen., En zij flijten al hun dagen in vertwijfling en geween. Dwazen! fcliudt het juk der liefde van uw vrije fchouders af; Zingt met mij den lof der vrijheid, die u niet dan vreugde gaf! Js! zoo mooge een wijsgeer zingen. welk een zang van onverflaud ! Waarom, ftugge naaf der vrijheid! haugt ge uw lier niet aan den wand! Waarom hoont gij de edle liefde ? waarom laakt gij 't zoet der min? Is de hemelfchoone vrijheid dan der dwazen hartvriendin? Stugge wijsgeer! wat is vrijheid, die gij in uw boeien fmaakt? Wat is 't leven, zo uw boezem voor geen tedre weerhelft blaakt ? Zwijg, ö dwaze! zwij?; de vrijheid vlied u , door uw zang gehoont,  CO c is de liefde, die.de vrijheid in heur waren glans vertoont. tfoem dan vrij mijn zangen dwaasheid... ach 1 een meisje.. lach maar vrij! ,eert u, met een enkel lonkjen, wat de kragt der liefde zij. ■Wie weet hoe ras, o wijsgeer! c hl os. is u tot liefde dwingt, Jn gij, met vereende klanken, 't zegelied der liefde zingt! Us gij, om heur hals geftrengeld , tranen van verrukking fchreit, leg dan: welk een vreugd, mijn meisje! nu beu ik mijn vrijheid kwijt. 'eg dan: Dwazen! roemt de vrijheid, blijfc haar dienstbaar tot uw graf; Simmer fchudde ik 't juk der liefde van mijn vrije fchouders af! Som, mijn lieveling! mijn waarde! grijp uw fpeeltuig van den wand! jging met mij het zoet der liefde, *t fchoone van den Huwlijksband ! M, P. E, geb, W. E 4 DE  (70 JT E MOEDER >IJ *T LIJKJE VAN HAAR KIND. Rust zacht beminde onnozelheid In de armen van het graf, De dood rukte u - verfchriklijk lot! U van mijn boezem af! Uw handje heeft mij zacht geftreeld, Nu zinkt het roerloos neêr! Hoe lagchend fpeelde ge aan mijn borst. En nu zijt gij niet meêr. Uw mollige armpjes, vriendlijk kind, Staakt ge om uw moeder uit; En hoorde gij van ver mijn item, Dan gaaft ge een blij geluid... 'k Ga fomts nog naar uw wiegje toe ? Doch 'k vind mijn Jansjs niet.... 'k Voel, dierbaar kindje, dan om is "t Hartgrievendfte verdriet! E 5 Hiej  ( 73 ) Hier trad gij ween end in het licht En vrolijk in den dood: Hier was t dat ge in een blijden lach-, Voor eeuwig de oogjes floot! 6 God! daar bromt de doodfche klok t Strak word mij 't lijkje ontrukt!... Voor 't laatst, beminlijk overfchot» Heeft u mijn mond gedrukt!... Dan - eens in heerelijker oord Vind ik mijn kindje weêr , Dan werpt geen dood, geen aklig graf Mijn hoop, mijn blijdfchap neer. U dank ik, die deez* blijden troost Aan uwe fchepfleu gaf, Waar door 'k in fmarten word gefterkt „ En juichen kan bij 't graf. N* 2ea  C 74 > Zeer dikwijls fchijnen de dingen, dat zc niet zijn. Het nuttige, het goede heeft vooral niet zelden dit voorkoomen. Dit heeft inzonderheid plaats in ons doorgaand gedrag ea een ieder bijzonder gedeelte daarvan. Een zekere daad fchijnt menigmaal kwaad te zijn., om dat zij alle uitwendige gelijkheid met waarlijk wanzedenlijke daaden heeft. Ik bevind mij tegenwoordig in dit geval; de volgende aanteekenïngen over ons charakter, heb ik in mijne Mans Audeerkamer gevonden, en na eenige bedenkingen , befloot ik, om derzelver nuttigheid, ze aanu, mijne Gezellinnen op den weg des levens; mede te deelen; zij zijn het RefitU taat van het gedeelte eeaer fameri/praak, tusfchen twee jonge lieden, en derzelver wederzijdfche Ouderen, kort voor het voltrekken van den Echt gehouden; befchouw dezelve ,fchoon door geene Vrouwelijke hand gefchrecven, egter als n door een Vrouwelijke hand aangebooden; lees ze met genoegen, enverfterk mij daardoor in de hoop, dat gij, noch mijn Man4 dit mijn doen voor trouwloos zult verklaaren , of mij bei fchuldigen ,als of ik zijn goed vertrouwen misbruikt hadde, terwijl wij misfehien gelegenheid zullen vinden,om, in een volgend jaar, u nog een of ander gedeelte van het gefprek zelve medetedeeien, 2VÏÏ  <-75 ) over. het CH ARAK TER DB». VROUWEN, aan NEêRLANDS J V F P e r S C h A Ware het niet hoog noodig , lieve Lezeresfen ! dat gij u zeiven met dit onderwerp wat nader bekend maaktet ? Is het niet la -ig genoeg, dat de Heeren Mannen , die daarin door de Saletjonkers worden nagepraat , de Vrouwen hebben aan getijgd , dat zij geen c h arak ter. hebben? Zijn zij ook, in de daad, zederd eenigen tijd vooral, niet al te zeer gefchokt en geilingerd, niet te dikwerf van uiterlijke gedaante; ja , ook van rigting van hart en geest veranderd, torn aan deze befchnldiging niet eenigen fchijn van gegrondheid te geeven ? Voelt gij dus zeiven de ncodzaaklijkheul niet-.  (?0 niet, om UW natuurlijk, welgevormd, gevestigd Cbarakter, in allen zijneu luister en bekoorlijkheid te kunnen vertoo. nen, en onvermengd te bewaaren ? Waarlijk.' wat gedeelte van uw eigen, natuurlijk Cbarakter men ook befchouwt , fchier nergens is hetzelve meer ongefchonden bij u te vinden. Want wat uwe uitwendige gedaante aangaat; de Mode heeft die zodanig ontfteld en in wanorde gebragt, u zoo ver van de Natuur afgeleid , zoo geheel en al uit uw eigen wezen weggevoerd; uw teder wel gevormd geitel verbreed; verdikt , verlengd; u als de Manuen gekleed; te paard gezet; met één woord, u aan de Mannen en hunne gedaante zoodanig gelijk gemaakt , dat gij voor u zeiven bijna onkenbaar zijt geworden. Niet beter is het met uw zedenlijk cbaraher gefield: ook dat is geheel verbasterd, geheel van de Natuur afgeweken. Hebben fentimemeU fchrijvers , d e uw Charakter zoo min kenden als de menfchelijke Natuur, die deze zoo wel onf eerd, als zij het andere beneden zijne waare ftemmiug verlaagd hebben, u niet den zotflen , den gevaarlijkften rol doen fpeelen? Zijt gij, in den waan, dat gij voor dat over. dreven gevoelige befremd, bereekead waart, daardoor niet verre beneden die zwakheid en aandoenlijkheid, welken Na« tuur u zoo wijslijk gaf, gedaald? Zijt gij niet diepgezonken beneden die tederheid, welke, bij uitlluitinge, uw aan- ge-  i?7 ) geboren voorregtis? Zijt gij daardoor niet befpottelijk geworden, in de oogen van een iegelijk Man , die zig door eene gewaande aandoenlijkheid niet nog dwazer dan gij, ten toon fielt en verachtelijk maakt? Dit is het beklaaglijk lot vaii eenigen uwer, terwijl anderen zig in nog elendiger ftaat bevinden; zij naamlijk, die op den verleidenden raad van eerloze fchrijveren , godsdienst, deugd, eer, geweten prijs gegeven, of niet gewaardeerd, of onverfchillig, ongevoelig behandeld hebben. — Van Vrouwen, die nooit leezen, zelfs geen Almanak, behoeve ik niet te fpreeken. 't Spreekt van zelfs, dat althans dit gedeelte nutteloos zoude zijn. Wat invloed hebben de tijden en omftandigheden onzes Vaderlands op u gehad ? Is uw Cbarakur daardoor verbeterd of verergerd; onveranderd gebleven of omgekeerd ? Hebben niet velen de Burgerkrijgsöeffeningen harer Vaderen, Mannen, Broederen, Minnaren en Zoonen , met vermaak bijgewoond? Is hare zwakheid, hare aandoenlijkheid, die de Vrouwen zoo fchoon ftaat, zoo noodzaaklijk is, daardoor niet van de zoodanigen geweken; is zij niet verminderd; heeft die daarbij niets hoegenaamd geleden ? Is zij icïet in die ouvertzaagdheid welke den Mannen zoo wel voegt, maar de Vrouwen zoo flegt past, herfchaapen? — Hebben niet anderen met onverfchiliigheid, zo niet met goed»  (73 ) goedkeuring gezien, of hooren vernaaien , hoe de huizen harer Medeburgeren geplunderd , derzelver goederen vernield , derzelver perfonen beledigd , mishandeld waren ? Wat is bij dezen, alzo, geworden van die tederheid, van die zagtgeaartheid, welken hare beste wapens zijn, en haar alleen gefchikt, bekwaam maaken voor zoo vele pligten', die der fchone fexe bijzonder eigen zijn? Hebben zij gene plaats moeten maaken voor onverfchilligheid , woestheid, welken den Mannen wel eens te ftade komen , maar het Vrouwelijk Charakter ontfieren, ontëeren ? Hoe diep zijn dus de Vrouwen beneden haren natuurlijken ftaat gezonken, of hoe ver hebben zij zig daarvan verwijderd, en zijn zij het beeld der Mannen genaderd, gelijk geworden? Hoe veel verliezen zij daardoor van dat natuurlijk fchoon, van die beteoverende bevalligheden , van die alles overmeesterende bekoor'ijkheid, waardoor zij een onbepaalden invloed, eene onbeperkte magt hebben over dï Mannen? Eene magt, die hoe aangenaam zij u moge zijn. cn hoe gewigtig gij u daardoor bij het mannelijk geflagt, bi; het menschdom moogt maaken ; welke gij wel eens kwijl zoudt kunnen raakën. Of waant gij. mijne Lieven! dat de Mannen ook niet wispeltuurig en grillig zijn , dat ook zij hunne luimen en eigenzinnigheid niet zouden hebben? Neer seker. Een hunner heeft immers gezegd; „ Zo het febom  leflagtzïg laat invallen, om mannelijk, fterk, onvertraagd; mverzettelijk te worden, dan zal het alle zijne voordeden >ver het onze verliezen. — Als mijne Vrouw tegen mij kaa :ampen, behoeve ik haar in geen geval te ontzien; dan is Let niet noodig, dat ik haar helpe; dan bekommere ik mij ïarer niet, ik laat haar loopen; waarom zoude ik bij haar ;;ijn? " Zo de jonge Heertjens dit gefchrift met hunne aaa* (acht mogten vereeren, raade ik hun dat boek eeus op te laan, alwaar zij lesfen zullen vinden welken zij daar niet erwagten, en waar bij zijzelf, op hunne faletten veel being hebben. Het boek heet Brieven over het Kwaad door ï '"r« LAUMEjde bedoelde lesfen zijn te vinden in het lilde )eel bladz. 198, in 't Hoogduitsch (*Jf. Dit in het voor» jjgaan. —— Nu ter zaake. Deze is, lieve Landgenooten! om u met uw eigen Cha» ikter bekend te maaken, door hetzelve voor u met eenige einige trekken, eenvoudig eu naar waarheid af te fchetzen; iet, om hetzelve tegen laffe fpotternijen van baardenloze »ngens, of de berispingen van trotfche Mannen, die waai en, dat zij volmaakter, verhevener zijn dan de Vrouwen, (*) Eéne Ncderduhfihs Vertaaling daarvan is bij de Uitgeef, er dezer t; bekomen,  C 80 } te verdedigen; maar om u aan te toonen, waarom de wijz< Schepper u dat zagt, teder, bekoorend Charakter fchonk, Daardoor naamlijk wilde Hij u in ftaat ftellen tot, en dagejijks erinneren aan, het wel behartigen van die eerfte et voornaamfte pügten, welken door uwen ganfchen leeftijd maar vooral in den eerwaardigen ftaat des huwelijks, d< hoofddeugden eener Vrouwe uitmaaken. Het Frouwlijk charakter heeft, ongetwijfeld,niet met het Charakter der Mannen gemeen. Het is , derhalve, be la»chelijk om het één uit het ander te willen beöordeelen, heUs dwaasheid , de meerderheid of minderheid van he één boven of beneden het ander te beweeren , of te ei fchen, dat zij elkander gelijk zijn, of moeten worden. Ieder geflagt heeft zijn eigen Charakter; zijne bijzonder eigenfchappen, van geest zoo wel als van lighaam, welke hetzelve verfieren, maar het ander zouden ontèeren en al zigtelijk maaken. Neem, bij voorbeeld, een volmaakt wt gemaakt Man, maar geeft hem een fchoon vrouwen hoofd en met eens is al het mannelijk fchoon verdwenen. Of geel eenelieve,fchoonemaagddebaS-ftemvandenC^,welke hoe verwonderlijk fchoon uit de keel van eenen Man , b: tar onverdraaglijk zal zijn. Of verbeeld « eene Vrouw die zig minder met haare huishouding, of winkel, of kit deren, dan met ftaats-zaken , met geleerdheid , metj<  (Sr ) aoofdbeftier der geldmiddelen ophoudt, om van gene Vrou, wen, die met heure raaus, of onder elkander, wel eeus een vuistflagje doen , of wier mannelijke Item altijd door het auis davert, te fpreekenj zoodanige Vrouw is even veragelijk, als een Jan-Hen, die van zijne taarten en pastijen yeet te fpreeken ; of als zoodanige weekaart.die voor ieder tevaar tziddert, beeft, in flaauwte valt , en zoo goed van Sijne hals- en leudenkusfeutjens weet te praaten als de twakfle Vrouw. 'Er zijn dus grenzen tusfchen de beide fexen. Deze grenzen moet men van beide kanten niet te na komen. Dit üijkt uit het voorgaande; en daaruit volgt ook, zonder naer betoog, dat het charakter der Vrouwen zeer noodzaakijk van dat der Mannen onderfcheiden moet zijn, en dit iet alleen; maar ook dat het Vrouwelijk Charakter zijn moet wakheid, tederheid, ijdelheid! 'Verheft u niet te haastig, gij FJeeren en Meesters! gij ords of the creatien! Waant niet, dat gij trinmph! kunt zin?n over de Vrouwen , om dat gij een zoodanig Charakter iet ontvangen hebt! Maar weet , dat onze goede, lieve loeder- Natuur, juist de zaak zóó heeft gefchikt, meer om wen , daa om beuren wil! De wijze Schepper vormde iar zwakke vaten, op dat gij de bemiiinelijkfte uwer deug. ' !n» waarom zij uh.ee meest acüten, uwe hulp en dienst^ va?.:*  . C 82 ) vaardigheid, op de luisterrijkfte wijze zoudt ten toon fpreï» den; Hij fchonk haar eene grootere tederheid en aandoenlijkheid , om uwe ruwere zeden te befchaaven , om uwe woestheid te beteugelen, enu daardoor van meenige dwaasheid en uitfpoorigheid te mg te houden ; Hij begunfligde haar met ijdelheid, om u te kunnen fnoeren aan de banden der zuivere huwelijks - min, of, zoo als het u goedgunftiglijk behaagt te fpreeken; om genade te kunnen vinden in uwe oogen. Deze is ongetwijffeld de waare betrekking, welke Natuur rusfchen beide geflagten gefield heeft. Gene Vrouw fchaamt zig over hare zwakheid, maar allen houden zig zelfs wel eens zwakker, dan zij in de daad zijn, even als of de ligtlle last voor heur te zwaar ware, even als of haar gantfche geitel te zwak, te flap, te teder ware. Dit gaat zeker bij zomsnigen wel eens te ver, de ruiken naamlijk die hare eer Hellen in zeer zwak te fchijnen; het zij om haare mannelijke manieren, onder eene vertooning van tederheid, te verber, gen; 't zij om de verwondering en aandacht, voor al dei mannen, na zig te trekken ; 't zij om daar door eene zekere lusteloosheid, traagheid, vadzigheid te bedekken. Maar deze is zoo min de zwakheid van alle vrouwen , als zij uit haar Charakter niet volgt. Hare natuurlijke zwakheid is een trek in haar oorfpronglijk Charakter, en zo de Natuui daar mede al eenig bijzonder doel njogt hebben, kan hei geen  een ander zijn , dan, dat zij - zo bet al eens mogt gebenjen, dat zij te zwak bevonden werden - voeraf zulke Vronen zoekt te verontfchuldigen bij zoodanige Mannen, die g te veel latende voorftaau van hunne meerderheid, daar >or ruw en hard worden. Doch dit zwak zijn, dit vakker fchijuen moet ook niet verder gaan. Deze zwakheid der Vrouwen, dit tzidderen bij het minst vaar, die blijken van vrees, van bekommering, dat aan•udend fchrikken, waar van, wel is waar, wel eens mis-bik gemaakt wordt , is voor de Mannen verwonderlijk Jijende; want daar door krijgen zij gelegenheid, om hunfterkte, hunnen moed te betoonen, en de befchermers r fchoone fexe te kunnen zijn. Met hoe veele voorbeeln zouden wij dit niet kunnen bevestigen ? Het volgende ' voor allen volftaau kunnen. j. Als ik op eene hoogte klim, zegt een zeker fchrijver, over een fmallen plank over het water ga, worde ik altijd izelig Hierom ontzinkt mij de moe I, zoo dikwijls ik, gezelfchap vac kloeke mannen, op welken ik mij geheel tal kan verlaaten, op zulke plaatzen kome. Maar ben ik gezelfchap met lieden, die zwakker zijn dan ik, die zig mij, in geval van nood , vertrouwen , dan ben ik een ld, en ben zoo onvertzaagd , als ik , zonder daadlijke lervindinge daar va», van mij zelvcn niet verwagt zoude F * heb-  ( 34 ) hebben. Met eene Vrouw ga ik gerust op de ftijlfte randen., der diepfte afgronden \ met Mannen heb ik mij nooit zoo. ver durven waagen." Ik heb deze woorden uit mijn geheugen hier bijgevoegt. Met overfchrijven en aanhalingen mag; Ü mij niet ophouden. Zij, die het werk zelf gelezen hebben, zullen zig die plaats wel leevendig, om zekere reden , veeten te erinneren; die het niet gelezen hebben, zullen het boek toeh niet koopen, om te zien, of mijnoverfchnjven en aanhalen juist zijn. Dit is de reden, waarom de Vrouwen altijd zoo fterk oi het trouwen aandringen, en dat een ongetrouwd Heer nauw lüks in haar gezelfchap is, of zij brengen hem op dit ftuk Dan hebben zij iemand, op wien zij vertrouwen, op wie, »i zig verlieten, tot wien zij toeviugt kunnen neemen , va wien zij hulp enonderftenningverwagten , zeker ver wagten eifchen kunnen. De Mannen beweeren, dat zij ook om andere redenen fa. Huwlijk moeten vooiftaan* als bij voorbeeld, dat eene o, getrouwde Vrouw van geen gevvigt, van geen aanzien m e Maatfchappij is; dat zij alle ihare eer en aanzien van d« Man ontleent, en dat zij eerst uit het Huwlijk haare re| waarde ontvangt, en aan haare eigenlijke beftemming d: door voldoet, H kan zijn; wij hebben geen' lust om dit opzoeken, gene begeerte om het tegen te fpreeken ,  (80 : geloof zelfs, dat zij gelijk hebben. Maar het is eene veel i duidelijker waarheid, dat een Man, die met het Huwlijk fpot of afkeerig van den Echt is, niet verdient om door de 'Vrouwen met eenige onderfcheiding of befcheideilheid behandeld te worden ; en dat eene Vrouw, die den Echten ftaat, zonder bloozen of zelfs met goedkeuring, kan booren veragten, óf zelfs verfmaadt, weinige kieschheid, geen zedenlijk gevoel bezie, en zelf, de veragting der Mannén ' Waardig is. ' Zwakheid is dus de eerfte trek in het Vrouwlijk Charakter. ttfet is, derhalve, van den kant der Mannen niet zoo zeer welvoeglijkheid, welleevendheid , om eene Vrouw zagt te 'behandelen, maar het ftrijdt tegen de gantfche inrigting der HSTatuurê om eene Vrouw hard en ruw te bejegenen. Hare kgautfche aanleg is zoodanig gefchapen, dat zij infchikkelijkfcèïd noodig hebben, dat zij ontzien moeten worden , niet •alleen in haren zwangeren ftaat, en terwijl zij hare kinderen zoogen, maar haar gantfche leven door, en vooral in de ja'fen der jeugd, wanneer de tederheid en aandoenlijkheid van haar geitel hét fterkst,bet gevaarlijkst zijn, haar voor alto 'ongelukkig kunnen maaken. < Het is deze tederheid, deze zagtgeaauheid, welke der fere pb fchoon ftaat, welke haar grootfte fiera?d is, en waarom '■zij rneer den naam van het fchoone gefiagt verdienen, dan om alle F 3 die  ( 86 ) -.'ie bekoorlijkheden,om welken zij als aangebeden worde». Het is 'er verre van daan , dat wij die onnatuurlijke weekheid, die ligt geraakte aandoenlijkheid, welken door de Hereu fintimenielisun zoo ver gedreven zijn, dat een Meisjen meende , zij zou haar geflagt onteeren , indien zij met een douzijn flaauwtens op éénen dag had, zo zij niet op het zien dooden van eene vlieg kan uitroepen: ach wreedaart! »ibei ongevoelige! als eene natuurlijke Charakter-trek van bet Vrouwelijk geflagt zouden willen opdisfen. Neen; al dat onnatuurlijke , die eeuw der belagchelijke zenuwziektens, waar onder zoo vele kuuren en fratfen loopen, zal welhaast voorbijgaan. Maar hoe weinig maakt eene Vrouw zig beminnelijk , die allerleie Mannelijke manieren heeft, die ia ftem, gang, houding, in toon van fpreeken en redenee. ren, in gevoelens en gedachten, enz. niets van de Vrouw, alles van den Man heeft; met één woord eene Vrouw, die flapt als een ruiter, eene Vrouw als een Molenpaard. Eene Vrouw, voorzitter of voorzufter, hoe moet het zijn? • van eene Maatfchappij van geleerde Mauneu;eeue Vrouw, Profesforfche , die in het fpreekgeftoelte der Hoogleeraarcn de Wetenfchappen aan jongens leert; eene Vrouw, die als eene geleerde, oudheidkundige , half Europa doorvliegt, in grotten kruipt en op toorens klimt, die overal den eerflen pei- 1  C 87 ) I perfoon fpeelt; — zulke Vrouwen zijn, waarlijk, zeer belagcuelijk ; teu haren opzigte heefc gewis een lujits nature plaats gehad Zulke Vrouwen mogen , bij toeval, Moeders worden ; maar dewijl zij zeer veel van die mannelijke ongevoeligheid, onverfchilljgheid en woestheid hebben, en hare eige! ne tederheid en zagtheid , of geheel , of voor een groot !gedeelte misfen , kunnen zij, bij gene mooglijkheid, goede ' Moeders zijn. Want zonder deze eigenfchappen misfen zij ook idat gevoelige, dat meêvvaarige , 't welk eene zorgvuldige, ; oplettende Moeder ieder gefchrei , ieder trekjen van aan: gezigt, iedere beweging van hand of voet van haar jong wigt doet opmerken; 't welk haar wapent met dat taai geduld, dat die lieve kleinen zoo noodig hebben, doch zonder welk zij verzuimd, verwaarloosd , en alzo dikwijls voor de Maatfchappij nutteloos worden , 't zij door een Ivroegtijdigen dood, of verminkte leden. Maar van dit zagte, waarlijk Vrouwelijke, hebben de Mannen noch denkbeeld, inoch gevoel; "t welk ook goed is ; maar alle die Mannelijke Vrouwen achten het beneden zig en barer onwaardig, om zig daarmede op te houden, 'c welk kwaad is. Dit is wel het eerfle, maar niet het eenigst voordeel, j»t welk de Maatfchappij uit die charaktermatige tederheid feuzagtgeaartheid dc: Vrouwen trekt; gij Heeren Mannen , F 4 trekt  (88) trekt daaruit uw leven lang alle mooglijke nuttigheden, jü hierdoor alleen kan u het leven eerst regt aangenaam en wenfchelijk (wel te verdaan van zedenlijke vermaken) worden. Het zijn uwe fchrijvers zeiven , die u leeren, dat, zonder den omgang met de zwakke, tedere, ijdele Vrouwen, de menfchelijke Maatfchappij eene maatfchappij zoudezijn van wolven en beeren, van tijgers en leeuwen. Dus zullen wij ons hier mede niet langer ophouden, en de derde hoofdtrek van het Vrouwelijk Charakter, de ijdelheid, befckouwen. Ja, alle Vrouwen hebben een fterk , zeer fterk gevoel voor het fchoone , het fierlijke , zelfs voor den opfchifc, Een Mansperfoon, dat is te zeggen, zoo als de Overwinnaars waren van Philips den tweeden , naar wier waardig voorbeeld zig zekerlijk nog genoeg hunner Naneeven vormen, geen petic • maiires en dergelijk flag van kinderen met en zonder baarden; een Mansperfoon , dan, kleedt zig zeker wel gefchikt aan , als hij in eeu gezelfchap van andere Mannen zal verfchijnen, maar hij beoogt door zijne klceding niet uit te munten, te fchittereu, te behagen; gelijk zulks de Vrouwen doen , en waarom men haar ijdelheid toefchrijft. Deze ijdelheid bezitten de Mannen zekerlijk niet. Het is 'er egter wel verre via daan, dat zij niet Fjdeï zouden zijoj  (?9 ) pijn; "een maar hunne ijdelheid wendt zig over een geheel anderen boeg. Het zijn hun verftand, hunne bekwaamheden, hunne verdienften, welken zij gaarne hooren prijzen, imet één woord •. de ijdelheid der Mannen bepaalt zig tot ibet inwendige. Maar, zo deze ijdelheid een gebrek is , is zij in de daad een luisterrijk gebrek , of liever eene gcede, weldadige ichikking der Natuur ; want daardoor krijgen hare bekoorlijkheden eerst haar noodig gewigt en vereischten invloed; Idaardoor geeven zij den Mannen gelegenheid, om haat hun* me vleijerijen te zeggen,'t welk zij immers zoo gaarne doen. — Het flimfte hierin is maar, en dit is een gebrek, omdat men tot uiterften komt, dat zij, die zoo gaarne willen fchit* teren en bevallen, door haren opfchik bijkans daaglijks te veranderen, zig eer ontfieren en ongevallig maaken. In waarheid , mijne Lieven ! meenig uwer zoude veel meer behagen, indien gij u vergenoegde met de enkele voorrechten der natuur, en u zoo mismaakt niet toetakel* 'idct. Hoe vol fpijt, hoe ontroostbaar zoudt gij zijn, als de Natuur u zulke uitwasfen van vleescb had gegeven, i als gij nu door uwe, pocbes , heupjens cn dergelijke» i maakt; of als zij uw vriendelijk, lagchend aanfchijn tot aan !den onderlip, uwe halve koónen , en uwe wenkbraauweft 'doorzakken of lappen van vleesch bedekt had, gelijk gij F 5 zulks  C 90 ) •zulks nu doet of gedaan hebt in uwe opgetakelde halsdoeken , en uw rondsom zeer onnatuurlijk te rug gekapt hair? In geval de Vrouwen zig door baren tooi niet mismaaken, en dit gebeurt altijd, zoo menigmaal men van bet eenvoudige, van bet ware fchone afwijkt, kan hare ijdelheid alleen door knorrende, grommende Mannen , die gierig of llordig zijn, berispt worden; want die opfchik, mits onder deze bepaaling, waartoe dan ook de rang der Mannen, de inkomfteu uer huishoudinge behooren,is den Mannen altijd zeer aangenaam. Maar, het geen zonderling is, het zijn juist de Vrouwen die het meest over elkanders opfchik en rooi te zeggen hebben. Waar komt dit van daan ? Is 'er wel eene andere reden van te geeven, dan deze: allen doen zij haar best om te behaagen; en meenen, dat zii hare bekoorlijkheden door uiterlijken glans vermeerderen,- waarom, helaas! ook vele Vrouwen liever flegt eeten, hare Mannen en kinderen foberlijk bezorgen, en over het geheel zig bekrompen behelpen, dan iets van haren opfchik en pragt te verminderen. Uit deze zucht om te behaagen , welke zeker iets van het Snflinkt heeft, zijn de Vrouwen, ja eelfs reeds de jonge Meisjens gewoon, om, wanneer op flraat of elders iemand haar nadert, eene goede , gefchikte , inneemende houding aan te neemen, en-wel fterk te letten op de foort en den graad  ( 91 ) |graad van beleefdheid, of achting, die haar bewezen wordt. Deze zucht om te behaagen wordt door zoodanige Vrouwen, die elkanders tooi bedillen , te ver gedreven, vooral dan, iwanneer zij vreezen, dat hare bekoorlijkheden dooranderea verduisterd zullen worden , waarom zij dan gene gelegen- j heid fpaaren , om over de ijdelheid en de gebreken var» zoodanige mededingfrers luide te klaagen. Hierom zija twee ij dele Vrouwen van deze foort, die beiden op veroveringen uit zijn, zelden goede Vriendinnen, vooral zo zij naastbeftaanden of goede bekenden zijn. Het is dus niet de zucht tot tooi en opfchik, de eigenlijke Cocjuctterh , waardoor zoo meenig huisgezin te gronde Laat, welke een eigenaartige Charakter-trek is van het Vrouwelijk geflagt. Men moet ook deze zoo wel als de, trotsheid zorgvuldig onderfcheiden van de ijdelheid. Want idoor ijdelheid, de natuurlijke zucht om te behaagen, zoeken de Vrouwen de goedkeuring van braave Mannen , en Lonen zij achting en eerbied te hebben voor hun , met welken zij te doen hebben: — Eene opgefchikte kermispop is walgelijk, zelfs in het oog der ijdelheid ; en eene itrotfche waant, dat zij deze goedkeuring reeds bezit;waar» iom zij zig ook nooit over dezelve bekommert, en die nimmer verkrijgt. Deze hoedanigheid is het tegenovergeftelda tvnn ijdelheid 5 want zij is altijd haatlijk en dom , en heefti niets  (PO niets van de inneemende befcheidene bekoorlijkheden der ijdelheid. De ijdelheid heeft in haar gevolg twee jongere ztisters, die hare nuttigheid en haar gewigt ten dnidelijkïten aantoonen; ik meéne de zindelijkheid en zuinigheid, welke te recht onder de hoofddeugden der Vrouwen geteld worden. Want hoe zeer de Mannen aanhoudend mogen pruttelen over de zindelijkheid der Vrouwen , en het hun geliefd onderwerp zij , om haar te kwellen; doen zij zulks minder, omdat zij vijanden zijn van de zindelijkheid , dan om hun vernuft te toonen; want de grootfle domöoren zijn zeiven op dit fïuk Wclfpreekend. Een morfig wijf is ontegenzeggelijk het haatlijks't fchepfel , dat men kan vinden, en het verdient te regt den naam van walgelijk, waarmede men zoodanig een beflempelt. Morfige Vrouwen zijn in de oogen der Mannen zoo affchuwelijk, dat niet weinige verklaaren , dat zij eene onkuifche, maar zindelijke , boven eene morfige eerlijke Vrouw verkiezen zouden. Een morfige Vrouw is bijnaar zoo baarlijk als een dronke Vrouw; welke redenloze ondeugd, zoo verfoeilijk in de Mannen, •, onverdraaglijk is in de Vrouwen. — Blaar van waar deze zindelijkheid, zonder ijdelheid? zouden de Vrouwen eotfJ der dezelve niet den Mannen gelijk zijn , flordig, morfig, ongeredderd? Spaar*  (93 ) Spaarzaamheid is, in de daad, het fieraad eenerVrouwey vooral van eene huishoudende Vrouwe het behoud van haar, gezin. Deze deugd moet bij haar zoover gaan, dat, indien de Mann en in dien hoogeu graad fpaarzaam waren, zij den naam van gierig niet zouden kunnen ontgaan, Wat is eene verkwistende Vrouw ? Die niets winnende, niets fpaarende, alles van eenen ander geeft, en daarenboven hare huïshoudiug verwaarloost , haren Man bedriegt, hem en ihunne kinderen ongelukkig maakt. Hoe nuttig, hoe noodzaaklijk is aan den anderen kant niet dikwijls eene fpaarzaime, zuinige Vrouw, vooral in deeze Eeuw van verkwistende Mannen! Hoe wel heeft Natuur het dan gefchikt,dat zij,den Man mild en rijkelijk leevende , de Vrouw fpaarzaam en zuinig gemaakt heeft. De zucht, om mild te zijn, lom rijkelijk en wel te leeven ftaat den Man niet kwaalijk; hoe veragtelijk is niet een gierigaart ? maar het voegt 'de Vrouw, om het huishouden zuinig te bellieren , en de dingen, zoo veel mooglijk, bij elkander te houden. Maar ook deze fpaarzaamheid zoude bij de fexe zeer ver te ï zoeken zijn , zoo de Natuur haar niet tot ijdelheid verwei zen had, en der Meisjens reeds in de vroegfte jaren eene I begeerte inblies na kasfen, kabinetten, tafels enz. om haai ren poppcnwinkel daar in te bergen en te bewaaren , en haar  C 94) Baar alzo reecis van jongs af , netheid , geregeldheid ei orde leerde beminnen en in acht neemen. Ziet daar, mijne Lieven! het algemeen Vrouwelijkerrtkter, kort en eenvoudig, doch naar waarheid zonder vlei. jerije of bitterheid, aan u voorgefteld , en aan uwe over weegin? aanbevolen. Het zal aan u ftaan te onderzoeken, in lioe verre het Charakter van een ieder uwer in 't bijzonder daarmede overéénkomt, of wanneer het daarvan mogt afwijken, dat te berftellen en te verbeteren. Li H. * E E-  (95 ) D s SCHOONE CLELIA, i * ERNSTIGS BBSPIEOEttlTCKH OVER ZICW Z 3 L VEN. ben nog jong, ïa den bloei mijner jaaren, in den eerftera >ei; doch alles herinnert mij, dat de tijd van deezen bloei voorbij fnelt. Leeren dit mij niet de bloemen van mij1 tuin, de Tulpen op derzelver bedde , cn de Roozen i haare ftnriken?Zij bloeiden nog voor weinige weeken, nu — zijn zij niet meer ! Zou ik niets dan een bloemt §, die geen vrucht draagt, zo wierde ik eerder, dan ife :nschte, een niets. Ik zal mij in den bloei mijner jaare» de vergangklijkfte zaak befchouwen, en denzelveu trach» te overleeven. te gantfche fchoonheid is niets ander# dan een bloeiend© Hoe*,  C 9 bloetn. Ik heb Vrouwen gekend, die niet meer fchoon wa« ren , en die mij zeiden , dat aij voorheen zeer fchoon geweest waren. Haar lot ftaat ook mij te wachten. Zijl Wierden wegens haare godsvrucht, wegens haare deugd., wegens haar verftand geëerbiedigd. Dit waren de vruchten, die na den tijd van haaren bloei waren opgewasfen. Deeze Vrouwen zal ik mij ten voorbedde ftellen. De fchoonheid kan flegts weinige jaaren duurcu, zij l geen bseftendige liefde en hoogachting verwerven. Ee i Vrouw is flegts het geringfte gedeelte van haar leven fchoo; -wanneer wij dus alleen door onze fchoonheid de harten tc ons trekken, hoe toch ziUlen wij ze behouden , wannet ;| wij niet meer fchoon zijn ? maar de deugd vergezelt c door ons geheele leven; de deugd doet ons de harten fc , houden, die wij mogelijk eerst door onze fchoonheid vc meesterd hadden. Een geoefend verftand geeft ons altijd een aangenaam o j derhoud en bezigheid, wanneer wij ons met den tooi onzeijj bekoorlijkheden, die allengskens verwelken en verbaan^ niet meer onledig houden kunnen. De fchoonheid zonder deugd kan ons geen eerwaardigen en behaaglijken ouderdom! verfchaffen. Ik ken eene Vrouw, die voor den ouderdom meer vreest dan voor haaren dood , en liever jong weascht te. fterven ffad