2545 1! 47 2> E FRANSCHE CATECHISMUS. De Prys is 4 Stuivers.    D E FRANSCHE CATECHISMUS, O F BE GINSELEN VAN REPUBLIKEINSCHE ZEDEKUNDE* IN VAERSEN GEVOLGD, NAAR HET FRANSCHE VAN LA CHAUBEAUSSIRE, Etrfle Lid van het Committé van publiek Ondtrwys , door N. C. BRINKMAN, Wed. G. van STREEK. Difcenda yirtus est; ars est bonum fieri. Me» moet de deugd leeren; zy komt niet by geval.. se ne ka, 54 Brief. Te 4 M S T E R D A M, hf S C II A L E K <\ U 9L 1 ?g,6.   BERICHT. Het Werkje, dat wy onze Landgenooten heden aanbieden, is buiten tegenfpraak een meesterftuk, dat alle zedelyke en burgerlyke pligten in zich bevat. De beknopte inééngedrongenheid, waarmede de geheele ftyl als 't waare bezield is, gevoegd by den zakelyken inhoud, verdient allen mogelyken lof. Verrukt door de fchoone gedachten, die ik op elke bladzyde aantrof , viel my het denkbeeld in, of het niet mogelyk ware, dit Werkje in onze taal in de eigen Dichtmaat overtebrengen. Dan by- het eerfte Couplet wierd ik reeds de moeijelykheid hiervan gewaar , en bevond , dat het, zonder eene langduurige oeffening , op fommige plaatfen allerbezwaarlykst was den geest van den Franfchen Dichter in deeigen maat uittedrukken. —• De Dichter heeft myne aanmerking niet nodig1, om hiervan overtuigd te worden; een enkele nnndachr tige blik op het origineele zal hem van de moeijelykheid overtuigen: — dit had my ook byna A 2 af-  C 4 ) afgefchrikt en de pen doen nederleggen,' wanneer dan weder het fchoone van dit werkje my telkens aanvuurde om op nieuw myne kracht hieraan te beproeven; te meer, daar het my nuttig fcheen myne Landgenooten dien reeks van fchoone zedelesfen onder het oog te brengen. Ontfangt dan, Bataaven! ontfangt met eene foort van geestdrift een Stukje, dat u, en uwe kinderen, tot een' regel van gedrag kan ftrekken: prent in de nog buigzaame harten de waare , de verhevene beginfelen, die hetzelve bevat !hoe deugdzaam, hoe gelukkig zou niet ons volgend gedacht zyn, wanneer dit Werkje, in de fchoolen ingevoerd zynde,de jeugd een beknopt zamenftel van alle hunne pligren inprentte ; wanneer zy, by de ontwikkeling van haar denkvermogen, gelyk onze groote Franfche Auteur zegt, eenen fchat van waarheden in haar hart zouden verzameld vinden? wanneer een edel gevoel haar zou aanvuuren, om alle die pligten, die zoo diep in haar binnenfte gegraveerd waren, beurtelings uitteoeffenen, ©m aan alle haare pligten als mensch, als Burger, als.  C 5 ) als zoon, als echtgenoot, als vader te voldoen: ali dan zouden edelmoedigheid, flandvastigheidj heldenmoed en vaderlandsliefde het charakter der Bataaven kenfchetfen; — tervvyl zy ook het leven voigens de hun ingeprente beginfelen op de volgende wijs zouden befchouwen. Reeds van de wieg geleidt ons iedre flap naar 't graf Langs eenen weg, die elk bedreigt met tegenheden ; Hy die 't gevaar wel ziet; maar moedig voort durft treden, Verfraait zyn' levensloop en 't eind fchrikt hem niet af. 6 Landgenooten! niet flechts de jeugd, mnnr elk viWQV kan hier verhevene waarheden en pligten leeren; wilt gy die aan uwe kinderen voorfchrvven, graveert dezelve dan eerst in uwe haten; neemt die tot cenen regel van uw gedrag; prent ze in uw geheugen, en zy zuilen u by e'ke gelegenheid te binnen komen! ■— denkt voor.nl dikwerf aan de fchoo* Me regel van den Franfchen Auteur, wanneer hy tot de ouderen en beftiereren der jeugd zegt: A 3 Wilt  C 6 ) Wilt, by uw onderwys, de kracht van 't voorbeeld voegen. Dit, Landgenooten! wis het verheven oogmerk van myne poging; in hoe verre ik in mynen arbeid llaagde, laat ik aan het oordeel van den kunstrechter over , en zeg met den grooten la chabeaussire: een ander had dit beter kunnen bewerken; — maar bemoedig my ook met hem, in de volgende regels: ' Zo ik, omtrent myn werk, geen' eerprys hier bekwam, Dan blyft my de eer nog by, dat ik dit ondernam. DE  D E FRANSCHE CATEG HISMUS. EERSTE VRAA©. Wie zyt gj? Een vry en denkend raensch, Republikeinsgezind; Gebooren om myn' dienst aan 't vaderland te geeven • Befremd om van myn werk , of myn vernuft te leeven ; 'k VerfoeidenDwang—< terwyl de wetmeop'tnaauwstverbindt. II. Wie heeft u gcfchaapen? Dat Wezen, in wiens band berust des irvaerelds lot, 'tGeen lucht, en vuur , en zee, hetftof, de menfchen, dieren, Het licht, de fterren, de aard, en vormde, en blyft beftieren: ' k Geloof aan zyn beftaan , en noem 't eerbiedig G O D I A4  ( 8. ) IIL Wat is God? 'k Begryp zyn wezen niet; maar 'k zie alom zyn werken, En alles kondigt my , verrukt, zyn grootheid aan; 'tVerftandfchiet hier tekort -'t blyft by zyn beeltnis ftaau; Schoon hem geenzintuig ziet, kan 'thart zya'invloed merken. IV. Hoe Ttïoet men God eeren ? In de orde van 't heelal zien wy zyn alvermogen , Dat fteeds weldaadigheid of wonderwerken ftïchr. —'k Wy Hem een dankbaar hart, van eerbied opgetogen : De dienst, dien Hy verkiest, is 't goed dat wordt verricht* V. Wat is het Leven? Reeds van de wieg geleidt ons iedre ftap naar 't graf Langs eenen weg , die eik bedreigt met tegenheden. Hy , die 't gevaar wel ziet; maar moedig voort durft treden, Verfraait zyn1 levensloop, en 't eind ichrikt hem niet af.  <••■©> VI. ' Rib< Waffo helgrttfbf ctv. dood? . De rustplaats van de fra$rt,de póórt naar 'tander leren ; Het uur, waarvoor alleen de fnoodeófbloodaart vreest,«■■* Zeer wenscblyk,.zomen wordt aan fehande of boéi ontheven, ïïa .roemryk , is.'t van nut, aan 't vaderland geweest... VIL Wal is de ziel? Ik weet dit niet, maar ik gevoel, 'breng my te binnen ; 4k wil\ ik werk, ik peins ook zelfs op 't verst verfchiet: Een wezen leeft in my , Vfnelt'hpoger dan myn zinnen , i ïioehtanS Weet ik de plaats van myu beftemming niet. VIII. Is de ziel onflerfljk? Kiets , van wat is , vergaat : de ziel is dus onfterflyk ; • Zy overleeft geheel , als zy van 't Jigcbaam Icheidt, 'k Gevoel dien wensen in 'thart; heeft God my ooit misleid? Schiep by de aielzoofchoon, waar'zyzoo ras verderflyk? A 5  < io ) IX. Belobnl en Jtraft God na dit Leven ? Belooning voor de deugd , en ftraf voor de euveldaaden , Dit is des booswichtstoom,ftrekt hem,die lydr,toi vreugd; Dit troost den braaven man , met rampfpoed overlaaden , En geeft een blyde hoop aan eiken vriend der deugd. •X. Wat is de Deugd? Hy, die zyn' pligtbetracht,zal de ondeugd vlieden , vreezen ; Wil ik goed burger zyn , dient'er nog meer verricht—1 lk ben een eerlyk man , door 't oeff'nen van myn' pligt: Maar'k moet opoffriug doen ,wil ik recht deugdzaam weezen. XI. Welkefoorl vau opoffering is de -verdiensteljylfte? Een dienst aan 't Vaderland , of aan de maatfchappij: Maar mist ons werk dit doel , 't baat niet wat wy verrichten; Hy,die de deugd betracht, moet'tmenschdomook verpligten, De opoffring is niets waard ^ zo zy niet nuttig zy.  ( " ) XII. Hoe kan men het goed en het kwaad onderfcheiden? God gaf ons, tot beftier der onervarenheid , By 't grove zingeftel , een zin die kiesfcher leidt; Zy laakt of pryst 'i gevoel,men kan haar leidsvrouw heeten Dit is de Rede , zy , zy fpreekt tot ons geweeten, XIII. Wat is het Geweeten ? 't Is die geheime ftem , die infpraak zoo verheven , Die onze daaden volgt —< zy fpreekt ook zelfs vooraf; Die haar gehoor verleent, kan fteeds in kalmte leeven; Die haar bedriegen wil, vindt ook door haar zyn ftraf. XIV. Hebben wy geen hartstochten , en wat is *er de bron van* De droefheid en de vreugd , de hoop en 't angstig vreezen Beftieren ons gevoel zy leiden 't onderling —. Hun toom moet Matigheid, hun grens de Rede weezen, Zoodra xy verder gaan, dan zyn zy foltering. A6  t " 3 XV. jfYbe befchryft gy de hartstochten ? *t Gewoel der zinnen doet ontembre wen (eb en blaaken , Verduistert 't hemelsch vuur, dat 't hart te heurte viel : Zy fmooren , als tyrans , de vryheid van de ziel, Zy leiden naar 't berouw doör 'tzwym'lender vermaaken. XVI. Kunnen de hartstochten met de Rede zamenjtemmen ? De ziel moet, als het ware , een tweefpan hier regeeren : De eeneisbedaai d en zacht;maar deand'reholt fteeds voort; De een wil beteugeld zyn en de andere aangefpoord, Zoo kunnen ze , onderling , elkander niet ontbeet en. XVII. IVaar om gaf het opperfte W?zen ons zulke vyandcu als onze hartstochten zyn? Zo 't my een' vyand. gaf — 'k heb dien tot roem verkreegen , Vermits ook tot den ftryd myn arm gewapend is : Vat ik die wapens aan , dan overwin ik wis , Hoe grooter krygsgevaar, hoe grooter ook de zegen...,  i ►! ) xvnr. Hoe kan men de verras/bh in gen vermyden ? De Rede waakt ; zy eischt , dat wy haarftem gelooven , Vat by haar' eerften roep terftond de wapens aan ; Be kor m dan uw' tyran , wil hem ter neder flaan — Enftraks,uit vrees voor brand, het kieinfte vonkje dooven!.. XIX. fVat moet de mensch zyn , in de ■verfckillende levensstanden waartoe hy geroepen is? Goed Burger, goede zoon, goed echtgenoot, goed vader : Gelukkig hy , die al die tytels heilig acht ! Zy vordren pligten , zorg , en wys be.tier te gader , ó Hy verdient ze alleen , die ze allen wel betracht. XX. Welke zyn de algemeene pligten *van den Burger} Hy moet al zyn talent voor 't vaderland befteeden , De wet gehoorzaam zyn—. geeft hulp aan hem die lydt m Hy 'sliefderyk .-- en fchenkt de waereld kundigheden : Hy , die zyn pligt verraadt, is Itraks zyn rechten jkwyC, A 7.  C i4 ) XXI. Welke zyn de rechten van den Burger ? De vryheid in 't geloof, in woorden , daaden , denken ; Dat by de vrucbt geniet, die hem zyn arbeid geeft; Dat hy fteeds veilig is , zo wel als 't geen hy heeft , ïn weêiftand bieden durft aan die zyn recht wil krenken. XXII. Hoe zal de zwakke den Jierkeren weéïftand lieden ? Een ongelyke maat wierd ons door God gegeeven , lilkandren ongelyk , in kracht, talent en vuur ; Haar de ongelykheid wierd door hem herfteld in 't leven 'l Maatfchappelyk verdrag verbetert hier Natuur. XXILI Hoe verbetert -zy die ? De knoop van een verdrag kon hier 't geheel verbinden ; Jir wierd een grens gefteld , die elks f^lchii bedecht ; De zwakke kan zyn' Iteun nu in de wetten vinden, In midd'len ongelyk, wordt by gelyk in recht.  ( '5 ) XXIV. Wat is de welf De wil van allen wierd een algemeene regel; < Zy is des onfchulds fteun ; daar zy de boosheid wreekt ~* Eer de overheid , want zy drukt op de wet haar zegel. © Buigen we ons voor haar , zou dra zy tot ons /preekt. XXV Wat moet het character van den Regent zyn? Daarhy het volksbelang bewaakt, en ook ontvouwt, Zoo biUyk' hy, door deugd, den posthem aanbetrouwd* En wil hy voor de wet en liefde en achting wekken , Dan moet zyn hart haar 't eerst tot heiligdom verltrekken* ] XXVI. Wat is de Confntutie? De waarborg van ons recht, van 'tgeen dat wij begeeren ; Zy regelt onzen pligt, doet ons de zeden eeren , Republikeinen , waakt! 'er fluip' geen dwaaling in ! ; Zy is 't paladium van onze vryheidsmin-.. .  XXVII. Wat is de Vryheid ? Het ïchoonst gefchenk van God, dat wy niet kunnen derven, De fchat des fter\£.lings—• die haar verliest moet fterven ,.... ó Slaaven ! werkt met moed , en maakt u weder vry I [ God bragt de Vryheid voort l — de mcnsch de Jlaverny..,. XXVIII. Geeft de Vryheid ons het recht om alles te doen ? Losbandigheid wierd nooit door Vryheid voorgefchreeven , " Zy maakt gezag en wet niet haatlyk voor den mensch; Zy doet ons billyk zyn , naar onze pligien leeven ; ;j Haar regel is het recht, de wet is haai e grens. XXIX. 'Welke zyn de pligten van de kinderen jegens hunne ouderen? Leergierigheid en zorg, ook eerbied , dankbaarheid ; Zoo zal ook, op myn beurt , myn kroost my achting toqueiy Zo heilige oudermin , myn har t> niet fteeds geleid , Waarmeê zeu ik de zorg myns moeders ooit beloonen?....  ( i7 3 XXX. Welke zyn de onderlinge pligten der echlgenootcn ? Toegeeflykheid wordt pligt, wanneer hen de achting leidt, Gemeenfchap in de zorg , in arbeid en vermaaken , Gelykheid in het recht, weêrzyd» vertrouwlykheid ; Zy zyn vereend om voor elkaêrs geluk te waaken. XXXI. Welkezyn de pligten dervaders, moeders,en der onderijzers? Schets voor het hart der jeugd den weg tot hunne pligten , Pan zult gy voor de deugd , voorvryheid , tempels ftichten; Omzwachtel uw gezag, door 't zoet,dat vriendfchap geeft, Voeg , by uw onderwys , de kracht die 't voorbeeld heeft! XXXII. Welke zj n de algemeene beginfelen , die de pligten van den mensch in de za nenleving uitmaaken ? Vrees God! dien 't Vaderland - bemin ook uws gclyken , Toon eerbied voorden ramp — eer fteeds den ouderdom , Bewonder kunst , talent , bemoedig die alom , Laat, als ge uw' broeder ftraft, hem nog uw meély blyken!  C 18 ) XXXIII. Houdt iemand, diefchuldig is, niet op myn Broeder tezyn? Slaa rasch geloof aan't goed,maar langzaam aan het kwaad, Oordeel uw' medemensen nooit op den fchyn der zaaken , Wacht zyn bekentnis af, wil hem niet eerder wraaken! Verdenking is een zwaard, dat de onfchuldneder/laat. XXXIV. Welke moeten de gezellige hoedanigheden, en bezigheden zynt die den waaren Republikein kenfehetfen? Zytmenschlyk, billyk, trouw; maar toon geen medelyden Voor de ondeugd , eigenbaat wil ook den Dwang beftryden * Maar kweek met zorg,hierdoor verfraait ge uw'levensbaan, De zucht voor 't vaderland —talent en vriendfehap aan! XXXV. Wat is de zucht voor 't vaderland of het patriotismus ? 't Is een verhev'ne vlugt, die ons gevoel doet glooren. De waare Burger is 't , die dit in 't hart befeft ; Dit maakt den held .-terwyl 't zyn ziel vergroot, verheft; Dit wordt uit de eer , en ook uit vryheidsmin , geboorea.  ( *9 ) XXXVI. Waartoe dient de Studie ? De ftudie leert de jeugd i— fiertook den ouderdom , Vermeerdert het geluk , vertroost ons in het lyden ; De waarheid kan hierdoor de onwetendheid beftryden ; Zy tast de dwaaling aan, verfpreidt haar licht alom. XXXVII. Is de onwetendheid dan fchadeljk ? Zy heeft den ramp geteeld, die't menschdom vaak deed zuchZy hragt verlaatenheid van onze rechten voort i— (ten; De Dweepery en Dwang , ziedaar haar wrange vruchten ! — Zy heiligde 't bedrog , en heeft de wet verfmoord.. XXXVIII. Wat is de vriendfchap ? Zy rust op harmonie , die 't vriendenhart beviel; Zy ftreelt, en kan 't gevoel aan 't reinst geluk verbinden ; Zy doet ons beurtelings de zoetfte wellust vinden : De waare vriendfchap geeft twee vrienden, maar één ziel...  i. 20 ) XXXIX. Welke zyn de vier hoofddeugden , waar uit de andere voortvloeijen ? Laat billykheid , en moed, en maatigheid ons leiden ; Laat ons voorzien tig zyn , dan wordt ons heil volmaakt! Daar de eerfte deugd voor 't heil der zamenleving waakt, En de andre drie ons zelv' het waar geluk bereiden, XL. U clke gevaaren waditen den mensch door de vier overgeJtel de ondeugden ? Een algemeene haat zal 's booswichts lot bepaalen ; De ramp is vaak de vrucht der onvoorzichtigheid , En 't is de onmatigheid die fmart en dood bereidt: "Verachting zal altyd op lafheid nederdaalen. XLI. Watfchryft de billykheid voor? Doe nooit aan andren 't geen gy voor u zeiven ducht ! Uw eens gegeeven woord moet u fteeds heilig weezen ; Zyt liefderyk uit keus ~ maak hiervan geen gerucht , W il nooit oudankbaar zyn,noch voor ondankbren vreezen!  C ** ) xlil Waartoe dient de voorzichtigheid? V Voorzichtigheid die waakt , doet niets uit 't oog verliezen Zy mydt *t gevaar , en toont in nood ons middlen aan ~< Doet ons van 't waar geluk de bronnen gadeflaan ; iZy toetst 't toekomende om ook 't heden wel te kiezen. XLIII. Wat is de maatigheid ? Bepaal ahyd uw fmaak , uw nooddruft naar uw lot —• Schuw de overdaad — 't genot zal meer en beter wezen; Die'tminfte wenfchen vormt, wordt fteéds,als wys,gepreezen, "Want 't misbruik zelfs van 't goed vergiftigt uw genot. xliv. Wat is de Heldenmoed? 't Is geen vermetelheid , die met de rampen fpot; iZJy doet,als 't wordt vereischt,den mensch gevaaren tarten , Zy ftelt ons hart gerust in de allerzwaarfte fmarten; Hy, die den ramp beheerscht, verheft zich boven 't lot.  ( ) XLV. Welke zyn devoornaamfte ondeugden^ die uit de hartstochten ontftaan ? De gramfchap, gierigheid , de hoogmoed , en de nyd , Waardoor de geest verdwaalt, naar Rede niet wil hooren. Twee flechter zyn 'er nog , die al 't gevoel verfmooren, Het is , als gy geveinsd en logenachtig zyr. XLVI. Is de logen dan zulk een groot kwaad? De logen die verlaagt , vernedert tot bedriegen ; Uw ftem ontleene ahyd de waarheid die u wenkt; Draag zorg dat gy haar nooit verraadt, verzwygt, of krenkt, Daar niemand ons gelooft, zo wy flechts eenmaal liegen. XLVII. Wat is de geveinsdheid ? Dit is de hoogfte trap , waarheen 't verderf kan ftrekken ; ÜSeem vry den fchyn der deugd — verberg u keer op keer, Doch eens verraadt ge u zelv'— gy zult uw' aart ontdekken : Dekunst,die de ondeugd monit,is flechts een ondeugd meer.  C *3 ) XLViir. Schilder my de gramfchap af! Ze is de orermaat van trots, die wierd ten top gepreezen. Stelt hem, die ons misdeed, dan zelfs nog in 't gelyk : Ze is van krankzinnigheid een korte en echte blyk ; Ze ontftelt't gelaat, en moet den welftand fchad'lyk weezen., XLIV. Wat is het character van de 'hoogmoed , en wat is hiervoor hel beste geneesmiddel? Door eigenwaan ziet ge u door andren vaak verachten; Zy fchaadt verdienfte en kunst - doet die intwyfel flaan: Wilt gy naar de eerlauwrier ten top van glorie ftaan, W aan nooit dat gy 'er zy t -maar wil 'er fteeds naar trachten! L. Wat is de Gierigheid? Devrek die h aakt naar winst, om 't goud in de aard te delven; Verdrietig , wreed , misnoegd , vyandig van zyn lot, Zoo leeft hy nooit - en fterft bedroogen door zich zeiven ; De Gouddorst wraakt altyd de kunst van 't waar genou'  ( 24 ) LI. Wat is de Njd? Wil in Naievrigheid en Nyd u niet vergïsfen ! Deez' juicht een kunstfruit toe wil dit te booven gaan ; DeNydfpuwt hier haar gif.tracht'tfchoonfteeds uittewisfchen, En de eene fpoort tot roem , en de aêr totfchandeons aan. LIL Is de luiheid ook geen ondeugd? Wilt ge in de maatfchappy , als lid, een plaats bekleeden , Hebt ge op geen voordeel recht,, zo gy in twerk niet deelt ; Daar luiheid boven dien al de ondeugd t'zamenteelt : Demensch ; die ledig is, volgt reeds des booswichts tredea.   De Drukker deezes geeft mede uit de vol* ^ *u gende Stukjes, van de Dichteres Yj? N. C. BRINKMAN, Wed. C. VAN S T RjE R K. \* Jlx ': \ i. De Kreet der Menschlykheid, by de Innee- , ^ ming van Prag, voorftad van Warfcbau, door de r\ 2 * 'g Rusfen, op den 4 Nov. 1794. Lierzang, gr» 8vo- x; i 2. Welkomgroat aan de Zoonen der Vryheid,*^ Pi op den 18 January, *795- Lierzang, gr. 8vo. a4 St. £ jf* 3. De Britten aangeklaagd voor de Vierfchaar > l der Natiën. Lierzang, gr. 8vo a 5$ St. ^ f% 4. Gezangen voor de vrije Batavieren, kl. pvo- V* I a 4 St. I 5. Ce Triumph der Vrijheid, Toneelfpel, in Vuer- ^ \ zen. a 12 St. — De voorige Regenten van den Am ft. * Schouwburg hadden befloten dit Stuk ten Tooneeie ^ \ 6. Le Triomphe de la Liberté, Drarae en cincq ffjjj t\ Actes. is St. • ; £ <£a 7; Grootheid enZwakheid van den Mensen. Opgc ^ dragenaanMr.u-FEiTH.Xgr.Svo.metPi.inCarton.a2-4 ^£