B R I £ V VAN PAULUS van 1IEMERT, geschreven AAN DE EERWAARDIGE CLASSIS VAN R H E N E N en WT Ky Vergaderd te Êhenen, op den 24 van Oogstmaand 1784. Te UTRECHT, By J. c. ten BOSCH. 1784.  Geene Exemplaaren worden voor echt erkend, dan die door den Drukker Eygenhandig zyn ondertekend,.  B R I E V VAN PAULUS van HEMERT, geschreven AAN D Ë EERWAARDIGE CLASSIS VAN R H E N E N en W T Kt Vergaderd te Rhenen, op den 24 van Oogstmaand 1784. Ik zou' dezen briev niet uitgegeven hebben , dewyl het Publiek aan denzelven niets gelegen ligt; dog verfcheidenerleie gerugten, welken 'er loopen, en my ter ooren zyn gekomen , als of ik de Eerw, Clasfis van Rhenen en Wyk daar in zeer onbehoorlyk had behandelt , en leeringen voorgefteid , die naar ik weet niet welke kettery rieken, hebben my doen befluiten, den briev, zo als hy door my in de Clasficaale vergadering ingeleeverd is, in het ligt te geeven, op dat de waereld, in 200 ver' ze onpartydig en niet geheel vreemd is van den Geest der zagtmoedigheid, zie en bcflisfe, wat 'er van de zaak zy. A % Meent  Cl) Meent iemand, wien deze briev in handen komen mogt, in eene of andere uitdrukking genoegzaame reden te vinden, om my van onvriendelykheid te befchuldigen, dien raade ik , zig van myne omftandigheden grondiglyk te informeeren, voor dat hy zyn oordeel aan anderen mededeele. Dit eifchen, denk ik > de Kristelyke voorzigtigheid en lievde. WEL  (5) Wel Eerwaardige Heeren, Geagte Medebroeders ! Dewyl ik tot dezen tyd toe een lid van uwe Eerwaardige vergadering geweest ben, zo heb ik het van myn pligt geoordeeld, by deze gelegenheid , U Wel Eerw. niet alleen rekenfchap te geeven van de reden , waarom ik myne bediening in de gereformeerde kerk, cn tevens myn litmaatfchap van uw collegie heb moeten ne'derlèggen: maar ook een zegenend affeheid van U Wel Eerw. te neemen. Te meer' vind ik my hier toe verpligt, als ik my zeiven errinner aan de blyken uwer broederlyke. lievde, welken ik ruim derdehalv jaar genoten, en nu onlangs duidelyk ondervonden heb; want, daar ik door de Broeders welke uit myn kerkenraad tot de Clasficaalc vergadering waren afgezonden-, u lieden had laaten aanzeggen, dat ik, behoudens de eerlykheid en goed^ .konsjenfy, niet langer den Predikdienst in de Gereformeerde kerk konde waarnemen, en dus my genoodzaakt vond, myn ambt vrywilliglyk nederteleggen : hebt gyl. uit overdrevene broederlievde my nog. niet willen loslaaten, maar tyd van beraad vergunnen tot de naastvolgende Clasfis, wel-: ke nu te Rhenen gehouden word: terwyl gyl. tevens eene commisfie van drie respeft: Heeren Predikanten■• gedecerneerd hebt, om met my vriendelyk te fpreeken, en my door de afgezondenen des Eerwaardigen kerkenraads van Wyk by Duurftede hebt laaten verzoeA 3 ken,  Cyf) ken, dat ik myne predikbeurten op de best mogelyke wys zou laaten vervullen. Ik kan uit het een en ander niet nalaaten, tot uwe broederlyke lievde omtrend myn perfoon te befluiten: ik heb geene reden, om dezelve te verdenken, alt'hands ten aanzien van het meerdere deel uwer Eerwaardige Sociëteit: ik ben niet dwaas of onredelyk genoeg, om het grillig en heerschzugtig advis, 't welk Een, wien het voor al past te zwygen, ten mynen reguarde uitbragt, op rekening der geheele Clasfis te Hellen: de meesten uwer verftaan hunne kerkelyke wetten veel te wel, dan dat zy 't in de harsfenen zouden krygen, om my, die my zei ven overeenkomstig myn pligt gedragen heb, te willen deporteeren, 't welk doch dan alleen, volgens uwe wetten, zou konnen plaats vinden, indien ik, behoudens myne zeer veel van de leer der Heerfchende kerk verfchillende gevoelens , in die kerk had willen blyven leeren, of, indien ik door myn zeedelyk gedrag, der kristenheid openlyke ergernis gegeeven had; Dan, daar geen van beiden waarag- tig is , kan niemand uwer tot zulk een onbermhartig vonnis overhellen, ten zy hy lust mogt vinden, om van zyne eigene heethoofdigheid of duldelooze heerschzugt doorflaande blyken aan de waereld te geeven, in welk geval de fchande niet op my, maar op Hem zou' neerdaalen. Toen ik nog onlangs het genoegen had, de drie gecommitterde Heeren, van Daverveld, van Leeuwen en Nieuweud aan myn huis te zien, vernam ik met blydfchap, hoe zeer alle drie die Eerwaardige Mannen vreemd  (7) vreemd waren van zulk een toeleg, en met my begrepen, dat niets meer zoo met den aart van myne handelwys, als met den Geest van Tefus Godsdienst ftrydig weezen zou. -— Maar waar toe zoude ik my m de demonitratie dezer zaak verdiepen, nadien dezelve overvloedige duidclykheid heevt, en, zo ik denk, nooit myne betogende pen behoeven zal? ik ben (dit herhaal ik) wat het meerdere deel uwer vergadering betreft, overtuigd van uwe broederlyke lievde, en vind geene reden, om dezelve te vertwvfelen: in tegendeel fchynen my en de betrekking, welke ik tot uheden, Wel Eerw. Heeren, heb, en de broederlyke handelwys, door u tot dus ver' met my gehouden , te verpligten , om, gelyk ik myn kerkenraad aangaande mvne gevoelens veritendigd heb, ook ul. van dezelven niet onwetende te laaten. Ik zoude mogelyk my zeiven met regt konnen veroorlooven, geen woord over myne verfchillende begrippen te melden, vermits (gelyk my berigt is) myne memorie, welke ik in myn kerkenraad heb ingeleverd, nefcio quo cafu, bv ul. tegen myn oogmerk ter tafel geraakt is, en uwe Eerwaardige vergadering dus nd genoeg geïnformeerd fchynt; Evenwel zal ik kortelyk, dewyl ik my met gefchaamd heb, voor myn kerkenraad uit te komen, de respea. Clasfis van RhenenenWyk mede verflag van myne denkwys geeven, om niet te fchynen, Haar niet met mindere hoogagting, dan den kerkenraad te behandelen. De punaen van verfchil, raakende de praedeftinatie, de verdienften van 's waereldsHeiA 4 land'  (8) land, de werking van Gods Geest, en de explicatie van zaaken, welken de Hervormde kerk verborgenheden agt te zyn, door my in de memorie aan den kerkenraad opgegeven, daar laatende, wil ik ul. Wel Eerwaardige Heeren, alleen zoo veel melden, als in Haat zal zyn, om u te overreeden van de noodzaake, die ik vond tot de gedaane demarche. De grondftelling, op welke de leer der Gereformeerde kerk grootendeels gebouwd is, naamenlyk ,, dat de Rede bedorven is, en by gevolg niet kan gehouden worden voor een wegwyzer en leidsvrouw in zaaken van Godsdienst" is my van ..over lang zeer bedenkelyk voorgekomen, tot dat ik het een en ander onbevooroordeeld overleggende, gezien heb, dat geene Helling meer' gcvaaiiyk1, cigendunkelyk, en minder in Gods woord gegrond is (*). Het is hier in 't geheel myn oogmerk niet, myn gevoelen omtrend het gezag der Rede, dat onfehatbaar gefchenk der weldadige Godheid , -te bewyzen, en dc fchadelykheid van 't gevoelen der geenen, welken, misleid door ccnige kwaïyk begrepene fchrivtuur-plaatfen, de Rede in veele .©pzigten willen verzaakt hebben, aan den dag te leggen: 't is my genoeg, U Wel Eerw. met een enkel woord te zeggen , dat ik voor my hier omtrend van andere gedagtcn ben, tcrwyl ik geloov, dat (hoewel de kristelyke Godsdienst veele dingen leert, welken de Rede te boven gaaft, en welken egter de kristenen geloven moeten, nadien (*) Het is myn oogmerk, dit fluk eerstdaags in een briev nn een voornaam Man nader te bewogen.  ( 9 ) -dien ze met onze Rede , die zy'te boven gaart', ten hoogften overeenkomen) de Rede ecne zekere leidsvrouw is, welke wy wel degelyk in alles raadplegen moeten, en dat een blind ge* loov den Allerhoogfteh in het een geval zoo wynig als in 't ander behagelyk zyn kan;, wordende Hy alleenlyk gediend door eenen redelyken Godsdienst. Het is, Wel Eerwaardige Heeren, de dankbare hoogagting, welke ik heb vöor dit Hemelsch gefchenk, welke my omtrefld verfcheii dene zaaken ,' b. v. de genade van God, de werking zyn's Geestes,.den aart van 't geloov* &c.. eenigermaatc anders, dan de Publieke kerk dezer Landen, gebiedt te denken. En , na dat ik eene en andere expresfie, welke de Hervormde kerk pleegt te gebruiken', om zaaken optehelderen, welken zy zelve vtrborgenheden noemt, geruimen tyd by my zeil ven aaneïagtig heb. nagegaan, ben ik hoe kal* ger hoe meer' door de kragt der Rede over-; reed geworden,' hoe dwaas en fchadclyk het zy, over de Godheid op eene zoö diepzinnige wys". te filolbfceren, als in de Hervormde kerk 'pleegt te gefchieden. — U Wel Eerw. zullen zig aan dit woord filofofeeren, te vooren nog eens door my in myne-ffiemorie gebezigd, niet ergeren (gelyk ik VcfliOmcn heb, dat fommigen lieden deze uitdrukking toen gdrflfJ fchelyk niet fmaaktc) immers de grootc Kal* vin, naar wicn de Hervormden zig gcerne Kalvinisten noemen, ging my zoo voor, wan'neer Hy fehrecv in zyne com. op Pfalm 2: 7. ,, Scio locum hunc de seterna Chrifti generatione a multis fuiüe expofitum, qui & in A 5 ad-.  ( lo) adverbio hodie argute philofophatifunt, ac fi perpetuum actum extra tempus notaret: fed hujus vaticinii fidelior & magis idoneus interpres efl Paulus &c." Onder andere grondftellingen, op welken de Gereformeerde kerk gezet is, vind ik ook deze niet wynig gevaar lyk, naamenlyk, „dat die uitlegging van Jefus leer de waare is, welke God op het meest verheerlykt , en den mensch op het diepst verlaagt." Ik flaa geredelyk toe, dat de egte leer des Godsdienfles den grooten God ten hoogflen tot eere flrekt: maar, hoe zal men bewyzen, dat die leer juist den mensch op het allerdiepst moet verlaagen ? indien deze regel buiten tegenfpraak is, dan is gewisfelyk de leer der Gereformeerde kerk de waare leer niet, maar de leer van hun , welken de mensch geheel lydelyk in alles flellen: dezen immers verlaagen den mensch nog veel meer' dan de Gereformeerden. Ik voor my oordeel, dat de Helling dus beter luiden zou: ,, die uitlegging van Jefus leer is de waare, welke God, overeenkomflig zyner oneindige volmaaktheid, de meeHe eer aandoet, en Hem tevens niet onteert, door den redelyken mensch ver' beneden zyne voortreffelyk- heid te verlaagen." Ik geloov, dat elk, wie niet fchroomt, om zig van zyne rede te bedienen, de gegrondheid dezer Helling zal proeven. Ondertusfchen heevt deze aangenomen regel verfcheidene onderflellingen in de Gereformeerde kerk ingevoerd; Van waar anders de leer, dat alle menfchen reeds in Adam hebben gezondigd, en dat daarom de kleine kin- ders,  c ** i ders, zelvs van'de geboorte af, kinders des toorns, en der eewige verdoemenis onderworpen zyn: dat de geheele natuur des men- fchen door Adams val bedorven, en gantfchelyk onbequaam is tot eenig goed, zoo, dat de mensch niets goeds kan denken, fpreeken of doen: dat God door zyne Genade den mensch moet bewerken tot het goe-» de: dat de mensch deze bewerking van God niet kan tegenftaan, maar door dezelve op eene onwederftanelyke wys getrokken word. Dat deze bewerking niet aan allen, maar aan fommigen flegts te beurte valt, aan hun naamenlyk, welken God, door een eewig, vry en onveranderlyk befluit, heevt uitgekipt tot de eewige gelukzaligheid, en voor welken alleen Kristus J. als Borg geftorven is. Deze en dergelyke onderftellingen, myn's oordeels geheel onbewyfelyk uit het woord der waarheid, en door een' AfrikaanfchenBisfchop, Auguftinus, in het begin der vyvde eew , eerst in de kerk ingedrongen , meent men al dikwyls boven allen twyfel te verheffen , uit aanmerking, dat deze leer den mensch op het diepst, verlaagt, terwyl men niet fchynt te bevroeden, dat deze verlaging der redelyke natuur van het menschdom onzen algcmeenen Vader in de hemelen zeer weynig eer aan doet, en voor de beöeffening van waare deugd anders niet dan nadeelig weezen kan; Waarom ook de verdienftelyke Melanchton in loc. Theol. niet fchroomt te fchryven: „ Si nihil agit liberum arbitrium, interea donec fenfero fieri illam generationem, de qua dicitis, indulgebo diffidentia? & aliis vitiofis af.  C ^ ) affecüonibus. i— Hsec Manichasa imaginatio horribile mendacium eft, & ab hoe errore merites funt abducenda? & docenda?, agere omnino aliquid liberum arbitrium , nee admittendi funt Manichsorum furores, quifingunt, aliquem effe numerum hominum, qui con-; verti non poffunt. Si tantum expettandl eiTet illa infufio qualitatum fine ulla noftrê actione, ficut Enthufiaftce & Manichsei finxerunt, nihil opus effet Minifterio Euangelii; — nulla etiam luéla in animis eifet &c." Dit wynige, 't welk ik aanroerde, agt ik genoeg te zyn om ul. Wel Eerwaardige Heeren , te doen zien, hoe onvermydelyk voor my de flap geweest zy , welken ik gedaan heb. • De. eerlykheid verbood my altoos, anders te denken, en anders te fpreeken. Zoo lang ik my door vooroordeelen liet regeeren, heb ik ook overeenkomstig met die be* grippen gepredikt: maar zoo haast bekende ik niet de cenvouwigheid der kristelyke leer, of ik moest myne predikwys veranderen, en ondervond meer' dan eens, hoe moeilyk het zy, een eerlyk man te blyven, door, aan den eenen kant, niets te zeggen, • 't welk tegende aangenomene leer ftrydig is , en aan de andere zyde , zyne konsjeniy niet te verkrag- ten. Ik poogde wel het groot onderfcheid tusfehen het geenwat eigenlyk leer van den Godsdienst is, en den grondflag legt tot krisr telyke deugd, rust, hoop, en tusfehen de verdere enkel befpiegelende leerftukken en bepaalingen, fteeds in het oog te houden, mynen hoorders- lievderyke en verdraagzaame gevoelens omtrend andere kristenen in te boeze-  C 13 ) zemen, en hunne aandagt, zoo veel ik konde , aftetrekken van alle onvrugtbaare gefchillen, menfchelyke vindingen en eigendunkelyke uitleggingen der fchrivtuur, welken maar al te vaak aanleiding geeven tot dien beilisfenden toon, waar mede wy enkele onderstellingen tot het volkomen gezag van uitgemaakt Goddclyke leeren verheffen; Evenwel wil ik niet ontveinzen, dat ik my telkens verlegen vond, vooral, wanneer ik de Heidelbergfche Katcchisme verklaaren, en van de zoo genaamde party-leeren fpreeken moest: het is tog den gcmeenen hoop der Kalvinistifche Kristenen niet genoeg, de algemeene geloovs-leer te hooren voorftellen, en de werkzaame leeringen van Jefus hemelfchen Godsdienst te hooren aanklemmen : maar men wil fchier by alle gelegenheden het karakteristieke van Kalvin's ftelfel, jaa zelvs de verfchillende begrippen , waar over de kristenen zig helaas van eikanderen gefcheurd hebben! van den Predikftoel hooren voordraagen; ontrekt de Prediker zig aan deze onkristelyke gewoonte, terftond word Hy het voorwerp der lievdelooze verdenking en fmaadelyke nafpraak, gelyk ik ook in myn perfoon ondervonden heb. Hoe moeilyk derhalven, jaa onmogelyk is het voor eenen Leeraar, die begrypt, wat eigenlyk het Kristendom zy, en dat het Predikambt niet anders nuttig is, dan, wanneer het de menfehen waarlyk verbetert, zyn ambt in konsjenfy waartenemen onder zulke Kristenen , die den Prediker gewoon zyn te beoor, deelen naar maate van den yver, waar mede Hy de woorden behoudt, en zig aan de for- mu-  Tnulieren en uitdrukkingen verbindt, welken hunne Vaders gemaakt, en als volftrekt noodzaakelyk voorgefteld hebben! Het Predikambt, Myne'Broeders, houde ik van onberekenbaar nut, mits het zelve wel bediend worde, en regtfchapene Predikers veel eere waardig: maar hoe ongelyk meer' nut konden de dienaars van 't Euangelie aan hunne Gemeenten toebrengen, indien zy het voorbeeld van Gods Grooten Afgezant, en van de Apostels meer' volgden, welken in alle hunne onderwyzingen dat alleen als Godsdienst deeden voorkomen, wat welgezinde en regtfchapene menfchen maakt, en de hersfenen der hoorders nimmer met hoogvliegende en netelige verfchilftukken warm maakten! Geerne had ik op deze wys langer in dit ambt bezig geweest; dog de ftaat, waar in de Hervormde kerk zig tot nog toe bevindt, maakte dit onmogelyk! Hoe glansryk ondertusfchen zou de gedaante der geheele kristelyke kerk zyn, wanneer men het onderwys meer' inrigte, om de menfchen de waare kristelyke deugd behoorlyk te leeren kennen en beöeffenen, wanneer men alle zulke leeringen, welken de denkbeelden der oneindige lievde van de Algoedheid omtrend haare fchepfelen verdringen, en den ernst in de beöeffening van goede werken verzwakken, kon vergeeten, en den menfchen redelyker indrukfels van den waaren Godsdienst over 't algemeen tragte inteboezemen! Het is, myn's inziens, eene der grootfte weldaaden van Gods minzaame regeering voor onze tyden, dat verftandige en deugdlievende Mannen, in verfcheidene gewesten, reeds meer' dan  ( 15) dan déne poging gedaan hebben, om het Kristendom tot deszelvs oude duidelykheid en eerfte eenvouwigheid te rug te brengen, en, in weerwil van den tegenftand eener bevooroordeelde menigte, het genadig oogmerk des Allerhoogilen, in de zending van Jefus onzen Heer, in het helderst ligt te fteïlen: Het is myne bede tot den Vader der waereld, dat het getal van die braaven toeneeme , dat de Kristenheid meer' en meer' van haare bybegrippen gezuiverd , de heete yver van fommige Kristenen verftandiglyk gematigd, en de broederlyke lievde algemcener worde op aarde! En wat u lieden betreft, Wel Eerwaardige Heeren, voor alle de proeven uwer toegenegenheid zeg ik u hartelyk dank, en bid God , dat Hy, de Vader der heerlykheid, u geeve den Geest der wysheid en der openbaring in zyne kennis, te weeten, verligte oogen des verftands, om de Goddelyke leer van Jefus in derzelver oorfprongelyke fchoonheid regt in te zien, en alle uwe vermogens in te fpannen , om dezelve in haare heilzaame werkzaamheid voor te ftellen, en daar door in de uitgeftrekftc algemeenheid het geluk van zoo veele menfchen te bevorderen, als u mogelyk is! Zyt gezegend, Broeders, in uwe Perfoonen, in uwe huizen, vooral in uwe bedieningen ! bevordert fteeds het welzyn der algemeene kristelyke kerk: toont, dat gy navolgers van Jefus K. wilt zyn, op wien de Geest van zagtmoedigheid, lievde en vreede ruste! Oordeelt gyl. dat ik in een of ander opzigt dwaal (gelyk gy natuurlyker wys over my, zoo  C 16 ) zoo wel, als ik over u moet oordeelen:) bidt dan voor my tot den Vader der ligten om eene redelyke en gegronde verligting. Indien ik immer aan eenige dwaling mogt ontdekt worden, geloovt my, ik zal edelmoedig genoeg zyn, om dezelve openlyk te belyden. Voords, weidt de kudde Gods, die onder u is, niet, als heerfchappy voerende over het ervdeel, maar als voorbeelden der kudde zynde : en, als de Overfte Herder verfcheenen zal zyn, zult gy langs dezen weg de onverwelkelyke kroon der heerlykheid behaalcn. Ik eindig dezen met de troostryke bedenking van zekeren Kristen: „ Erit, erit aliquando tempus, quo omnes, nemine excepto, erimus orthodoxi infallibilesque: & fi non ante, certe sv tjj a7roy.araqcca-ei txi/tuv, confummatis asonibus seonum , Cum Deus erit omnia in omnibus, ad unitatem fidei & cognitionis Filii Dei perveniemus." Wel Eerwaardige Heeren, Geagte Medebroeders ! U Wel Eerw. D. W. Dienaar PAULUS van HEMERT. . Wyk by Duurfrede den 23 van Ooogstmaand 1784.