( 99 J vin den Biflchop van Meaux is, dat die Kerk die ontegenzeglyk, het onderwerp dezer voorzegging is, even weinig eene Kriften Kerk is dan BabyIon, en dat haaren Godsdienft, in plaats van overëenkomftig te zyn met de waarheid en eenvouwdigheid van het Euangelie verbond , verdicht „ valfch, Godslafïerlyk en afgodisch is, en daarom in plaats van befchreven te worden als aan Kristus getrouwd, zoo word zy, voor zoo veel hare vaftftelling aangaat, voorgefteld als de algemeene hoer van alle de Princen van het Roomfche ryk, eenig op hun fteunende, en alleen door hun gezag beftaande; en hierom, zo lang die geeftelyke Tyranny duurde , die, gelyk voorzegd is, haar liefhebbers om harent wil alleen oeffenden , zoude de waare Godsdienft van Kriftus nergens toelaating vinden : de verligte Propheet leert ons verder, dat, zo lang die Godlooze overheerfching duuren zoude, 'er ook geene Kerk in het Huwelyksverbond, met Kriftus zyn zal; maar dat, wanneer het voorzegde tydftip daar zal zyn, die zelve magten, die deze Tiranny oprechteden, den Antikriftifchen afval zullen atichafFen, dat dan en niet eerder, het Huwelyk des Lams ftand zal grypen, en zyn vjyf haar zal bereid hebben (ppp). Daar is eenen anderen zeer zigtbaren miflag in de redeneringen, beide der Proteftanten en der papillen , over deze voorzegging, te weeten dat de ftad Babyion, een propheetifch teeken is, om eene byzondere ftad in latere tyden aan te duiden, maar gelyk ik reeds heb aangemerktde riguurelyke fpreek- Q>pp) Openb. 19: vs. 7. ,  fpreekwyze, bet groot Babyion, de groote Stad, de hoer der Koningen der aarden, worden alle klaarblykelyk overgefteld tegen Jerufalem, de Heilige Stad, het Nieuw Jerufalem, de Bruid des Lams; derhalven nadien het laatfte voorbeeld , onmogelyk eene byzondere Stad kan beteekenen, maar noodzakelyk in zyne beteekenis moet influiten iedere gemeenfchap der waare Kriftenen , die den zuiveren Godsdienft van 't Euangelium omhelzen en oeffenen, en in Godsdienftige zaaken, noch Heer noch Wetgever erkennen, dan Jefus Kristus alleen , zo kan ook het eerfte onmogelyk bepaald worden tot eene byzondere Kerk of Stad, maar moet zig noodzakelyk uitbreiden tot iedere gemeenfchap in iedere Natie, hoe die zig noemen moge, die het Antikriftifch, of het geen ik ge. lykluidend reken, het Orthodox Overgeloof aanneemt, het welk door de tydelyke magt alleen ingeheid is, en daar door ook nog alleen word ftaande gehouden. In dezen zin, is'er in de daad, Mylord ! in veele byzonderheden eene juifte en treffende overeenkomft tuffchen de beteekende zaak en het teeken; want gelvk Babyion de oorfprong was der oude, zo is de Orthodoxe Kerk die der Nieuwe afgodery, gelyk Babyion het eerft naar eene algemeene Heerfchappy ftont, de omliggende volken in flaverny bragt, zo ook trachte de Orthodoxe Kerk het eerft eene algemeene Heerfchappy op te richten over de geweetens, en de zielen der menfchen in flaaverny te brengen, even gelyk de Dwingeland van Babyion beval, dat zy allen,die het door hem opgeregte beeld, niet wilden aanbidden, in den Oven des brandenden vuurs zouden geworpen worden , zo hebben ook  ( ioi ) ook de Keizeren en Vorften der Orthodoxe Kerk, hun allen, die weigerden zig te buigen voor de afgodery, door hun opgerigt , veroordeeld, om aan den brandftapel om te komen, terwyl de Kerk geenszins door eene zoo Duivelfche wraak verzadigd, nog Godslafterlyk beltond, het laatfte oor» deel des Hemelsch te vervroegen , verdoemende hun allen tot de Eeuwige vlammen in de toekomende waereld, gelyk Babyion Jerufalem omkeerde en verwoelte, het volk Ifraëls gevangen leidende, hun dwingende de gronden van Mofes wet te fchenden, en openbaar de Heidenfche afgoden te offeren; zo heeft de Orthodoxe Kerk, de Kerk van Kriftus verwoelt, verflaafd, en de ware Beleideren van 't Kriftendom gedwongen ,den waaren geeft,en de eerfte beginzelen van 't Euangelie tegen te fpreeken, en hun gedwongen, haar algemeen geloof en eene afgodendien [lige wyze van Godsdienftige oefFening doen omhelzen; ten laatIten gelyk de Alfyrifche Hoofdltad, het onuitvoerlyk ontwerp te voorfchyn bragt, van een algemeeme vereeniging des ganfchen menfchdoms, en ten dien einden een middelpunt van eenheid, zogt op te rigten, het welk in onëenigheid, en de verfpreiding der volken over den aardbodem afliep , door de verwarring der fpraaken , zo heeft ook de Orthodoxe Kerk, over al waar zy valtgefteld is, een gemeen teken des geloofs opgerigt , onzinnig en te vergeefs trachtende eene algemeene overeenkomft van denkbeelden, en eenparigheid van Leeritelzels te weeg te brengen , zo is ook deze pooging uitgeloopen in de verdeeling en onderdeeling van het Kriftendom, in een waaragtig Babel van verwarring, en twillende kette- ryen,  ( ic>3 ) die van bet polytheismits (ttt), zoo zoude alleen volgen, dat 'er een zonde meer wierd toegedaan tot de lyft der fchulden, onder het Kriften dan onder het Mofaifch verbond ; ook konde deze nieuwe overtreding geenszins genoemd worden met, nog beteekend worden door den naam van eene oude overtreding van een geheel anderen aart, veel minder kan zy veronderfteld worden de oude overtreding te niet te doen , te verfchuiven, en zig aan deszelfs plaats te ftellen. Indien ik derhalven vinde, dat de Predikers van het Nieuw verbond, de wraak des Hemels verkondigen tegen Over/pel, Afgodery, Moord, en dergelyken , daar my te gelyk de onveranderlykheid van den Godlyken wil bekend is, zo begryp ik, dat ieder dezer benamingen die zelve zondige daaden nu beteekenen, die" zy gewoon waren, onder het eerfte verbond te beteekenen, en by gevolg befljit ik,dat Afgodendicnft hier geen nieuw zoort van misdaad beteekent, die nooit beftaan of weezen bad, dan drie honderd jaaren naar Kristus, maar die zelve ongerechtigheid , die onder dien eigen naam, zo dikwerf in het oude Teitament word aangehaald, zo nauwkeurig bepaald, zo plechtig verboden, is in de twee eerften der tien geboden. Hier moet ik inmiddels de vryheid gebruiken Mylord! om een zeer wezentlyk gebrek in het eenigit argument aan te wyzen, het geen ik ooit heb zien of hooren aanhaalen, om onze eige Nationale Kerk te verdedigen tegen de befchuldiging der Afgodery, onlangs tegen haar aangevoerd , om dat zy een weezen, als den eeuwigen , onveranderlyken ,en alomtegenswoordigen God eerbiedigt, (ttt) \ Geloof iü veele Codea. G  C no ) mus. Nu een (xxx) Polytbeift , op. dat hy de veelheid zyner Goden vafi den andere fcheide, moet noodzakelyk begrypen, dat die van onderfcheidt ife naturen, eigenfcbappen en gedaantens zyn; hierom zyn de onderwerpen zyner aanbidding, in plaats van oneindig, en onbegrypelyk begrypelyk , en onderfcheiden, door óe faculteiten zyner ziele; en door de hulp des Beeldhouwers, of Schilders, is hy bekwaam om zigtbare vertooningen te maaken, van de Goden die hy eert : gevolgelyk, het zy de kunftenaar te hulp geroepen word , dan niet, iedere polytbeift moet noodzakelyk een afgodendienaar zyn: het eerfte zoort van afgodery dan, en wel dat, bec geen niet het polytheifmus ftrengelyk in het eerfte gebod verboden is, beftaat in iet, wat dat ook zyn mag, als Goi te eeren, met en nevens dat een onlighamelyk , eenvouwig onzamengeftcld, onveranderlyk, oneindig wezen, door wien deze wet gegeven is, het zy dat iet, eenig gefchapen ding is, of wel het zuiver voord brengzel onzer inbeelding: indien derhalven de algemeene Orthodoxe Kerk, een zamengeflelden God eere, indien zy een menfchelyk, en by gevolg een gefchapen wezen, als den waren God eerbiedigt, indien zy een perfoon maakt, (ofperfonalifeert) en een onderfcheide onderwerp van aanbidding maakt van den buitengewoonen invloed der Godlyke magt over menfehelyke zaaken, (en dat zy ten minfte de twee deze eeifte doet, kan niet ontkend worden,) ftaat zy fchuldig aan de afgodery, in dit gebod verboden, en beantwoord, dus ver- , (rxx) Veelgoodendienaar.  f "ï) verre de befchryving van de Antikriftifche Kerk, door den H: Jobaimes, in dit Prophetifch gezigt gegeven. Maar fchoon het Polytheifmus, noodzakelyk afgodery influit, zoo is het egter zeker, du afgodery zonder Polytheismus kan beftaan, by voorbeeld een menfeh, die een eenigen God erkend, en eerbiedigt, kan van die God zo onwaardig den ■ ken, dat hy dien zig verbeelde in ftoffelykheid ingefloten, en omkleed met de natuur en geaartheid van een gefchapen wezen, het onderwerp der eerbied van alle zulke perfonen, is in zyn eigen denkbeeld een afgod, en de konftenaar ontbreekt alleen, om een begrypelyke omteekening, of afmaling van de bvzondere vorm, gedaante en trekken voor den dag te brengen, of een beeld op te rigten van de Godheid die hy aanbid,- het is derhal. ven een ander zoort van afgodery, den eenen waaren God, in eene lichamelyke gedaante, hoe die zyn mag , te eeren , ten hoogde fchuldig verklaard door de Mofaifche openbaring , en die de zelve by herhaling Godslaflerlyk noemt, en die wegens haare beledigende verkorting der natuur en eigenfcbappen van den Almagtigen, en om deszelfs verderfelyken invloed op de harten en zeden van 't menfchdom, in het tweede gebod vertoond werd, onzen Schepper veel meer te mishagen , en verboden, met de bedreiging van eene bvzondere draf 'er tegen aangekondigd; ook aan dit zoort van afgodendienji, hoe beledigend die ook voor den Hemel te zyn verklaard word, daat de heele Orthodoxe Kerk, ontegenzeglyk fchuldig, want zy erkend, den eenigen waren God te eeren in 't vleefch gekomen in 't lichaam van een G 5 menfeh  m ( »2 ) menfeh. De leden der Roomfche Kerk, maaken geene zwaarigheid, om, zintuigelyke verbeeldingen, van dit vleefch geworden onderwerp haarer aanbidding te maaken, en ULordfchap heeft aangemerkt , dat mijfchicn haare Kerk , hierom de befchuldiging van Afgodery, in deeze voorzegging tegen de Antikriftifche Kerk aangevoerd, verdient, egter met eene voorzigtige zorgvuldigheid, blykbaar in meer dan een gedeelte,van £Aü Lordfchaps zoo befchaafde redenvoeringen, blyft gy op deze omftandigheid niet al te zeer aandringen, fchoon , indien wy de bovenaangehaalde overtreding van het eerfte gebod uitzonderen, het de eenige eigentiyke afgodery is, aan welke dan die Kerk fchuldig is of zyn kan. Nadien de zonde van Afgodery, dan klaarlyk beftaat, of in iet te eeren als God, het welk geen God is, of den waaren God te eeren, onder lighamelyke gedaanten, zoo moet men met opzigt, tot de gebeeden, die de Roomfche Kerk , aan Heiligen en Martelaren doet, die aanmerken, indien zy de zulken aanbid, als een zoort van befchermgoden, van een minderen rang (gelyk de Afrikaanfche Munniken in de vierde eeuw voor zeker decden , en van wien zy dit heeft overgenomen,) zo ftaat zy in waarheid, aan een hoogeren trap van polytheifïifche afgodery fchuldig , dan waarmede Proteftandfche Kerken kunnen befchuldigd worden: maar indien, gelyk zy voorgeeft, zy hun niet als Goden aanzoekt, maar als Middelaars rusfeben God en den Menfeh, wat misdaad zy mag pleegen tegen den eenigen Middelaar van het Kriften verbond, wat dwaasheid het is zich tot hun te vervoegen, die, zo verre als 'er eenige ge- gron-  C ii3 ) gronde redenen zyn om te denken, onbekwaam zyn haar te verhooren, zo is zy egter uit dezen hoofden, niet fchuldig aan de zonden verbooden onder den naam van Afgodery. Maar U Lordfchap voorzag zonder twyffel, dat eene regtftreekfche befchuldiging tegens de Kerk van Rome aangevoerd, dat zy den waren God onder een lighamelyke gedaante eerbiedigt, voor zeker een gelyke befchuldiging tegens andere Orthodoxe Kerken naar zich fleepen zoude: want wanneer de Proteftanten, den eenigen waaragtigen Heer van Hemel en Aarden aanroepen by zyn geboorte en befnydenis, by zyn angften en bloedig fweet, zyn Kruis, Lyden, Dood, en Begraving, zoo vertegenwoordigen zy aan ons, de ligbaamelyke gedaanten haarer Godheid even klaar, als dat zy een krucifk voor ons oogen fielden,. en derhalven is het U Lordfchap te over bekend, dat het de Kerken en de boeken van Devotie der Roomfche Kerk alleen niet zyn, in de welke beelden en fchilderyen van eene menfehelyke Godheid, of Godmen/cb gevonden worden , gelyk de Orthodoxen hem noemen, dien beide Roomfche en Proteftanten als den eenen waren God aanbidden. Edoch het is niet nodig, de Afgodery van iedere Orthodoxe Kerk te bewyzen , U Lordfchap doet 'er openlyke en vrye beleidenis van, en onderregt ons, dat het een blyk van Gods goedheid en genadige verdraagzaamheid over 't menfchdom onder het Euangelie verbond is, en het oogmerk van zyn menfehwording was, de waereld genoegen te geeven , met deze afgodifche wyze van Godsdienft • Oeffening , tot dewelke dezelve zo , zeer  C 116) eenen anderen tyd, op het allerplechtiglT verboden hnd ; en laavrielyk dat hy, met eene eigenzinnigheid en veranderlykheid, aan de zwakfte zyner fchepzelen niet paffende, naar voor vele eeuwen de voorvaderen van 't Joodfche volk, ten (trengfte onder het oud verbond geftraft te hebben, om dat zy hem onder eene lighamelyke gedaante aanbaaden, nu onder het nieuw verbond, zyn wraak over haar krooil m'tftort, om dat zy weigeren zyn eigen gebod te overtreden, en hem onder de gedaanten van een menfeh aan te bidden; wanneer ik dit alles o verweege Mylord! zoo zeg Ik de valschheid, de waarlchynlyk, de Godlastering, beide van deze Helling, en deszelfs verdediging , openbaaren zich zobiykbaar,datik verbaart en verftomd ben, om eene van beide verdedigd, en voorgemeld te vinden door mannen, en wel voornamelyk van Uiv Lordfchaps Character, die de echtheid der beide üpenbaringe toeftenmien, en voorgeeven. Leeraars van het Euangelium van Kriftus te zyn. Spreekende van de tegenwerping van den Bisfchop van Meaux, tegen de gewoone uitlegging der Proteftanren, over deze voorzegging, heb ik opgegeven hec geene ik meende de waare reden te zyn, waarom de afgodery der afvallige Kerk, geen eene enkele rys, geeflelyk overfpel genoemd word; niet tegenftaande het ontegenzeglyk zeker is, dat de Propheet haare misdaaden rnee de fterkfte kleuren wilde fchilderen; hierom is het onze opmerking overwaardig, dat, fchoon die Kerk in dit 17 hoofddeel aJleen genoemd word, de Moeder der Hoereryen. en der Grouzvelen der aarden in het algemeen; zy nochtans in een voorig gedeelten dezer voorzeggende gezigten , met gees- te-  C 117 ) telyke Sodomie (cccc') befchuldigd word, hoerery en overfpel Mylord! hoe misdaadig, zyn egcer zonden , waar in een menfeh, ligtelyk door de aanzetting zyner vleesfchelyke begeertens vallen kan , wanneer die niet zorgvuldig binnen de paaien, van Pligt en Kerkbedwang gehouden worden. Maar Sodoms zonden, daarvoor kan geen naturelyke reeden altoos gegeeven worden, want de b'efmetting is geheel en al tegen de natuur, en moet altoos walchelyk en haatelyk zyn, voor die wier zeden niet in den hoogften graad bedorven, en ontaart zyn; op de zelve wyze fchynt de aanbidding van zon , maan en fterren, onder volken der ftarrekunden, onkundig , een gemaklyk gevolg te zyn van eene natuurelyke bewondering dier fchitterende klooten, gevoegd by de ondervinding van derzelver nut en invloed over deze aarden ; zo had ook het eeren van overledene Helden , van uitmuntende weldoeners en beguuftigers van het menfchdom, zyn 00: fprong buiten twyffcl, uit eene ongemeene liefde voor die pejfoonen, en eerbied voor hurt nagedagtenis, gepaard met eene fterke overreding van hun bellaan naar den dood. Op dezen voet kan 'er reden gegeeven worden, van iedere gebeurtenis der Heidenfche Afgodery, uit overheerfching van zommige dier driften, die in s'menfchen natuur ingeplant zyn: Maar of het Godsdienltig eeren, van drie onderfcheidene beftaanlykheden, als drie byzondere onderwerpen van aanbidding en leer, en nogtans maar een God uitmakende, of het eerbiedigen van eene Godheid, die zelf zyn eigen (ccc') Openb. 11: vs, 8.  ( u8 ) eigen Vader en zyn eigen Zoon is, zyn eigen Zender, en zyn eigen Afgefant, of de onveranderlyke en onfterfelyke Godheid, als had hy de wyze zyns bellaans veranderden zig vereenigd metdebrooze fterfelyke natuur van een menfeh, op dat hy flerven konde, of dit Mylordi geen zoorc van Afgodery te, onbekend in oude tyden, onverantwoordelyk, redeloos, en gedrochtelyk, aandruifchende teegen alle naturelyke bevattingen, van een onbevooroordeeld gemoed? Dit laat ik aan U Lordfchap en aan ieder voorftander der Orthodoxe Godgeleertheid over ter ernllige en onpartydige overweeging (ddddj. Ge* (dddd) Ernfiig heb ik overdagt en ben zeer getroffen geworden , door de zeer merkwaardige woorden van den Propheet Zacharias, in zyn 14de Hoofdd. ,, te dien dagen 5, zai het gefebieden, dat 'er leevende wateren uit Jerufa- lem vlieten zuilen, de helft van die naar de Oostzee , „ en de helft van die naar de agterfle Zee aan, zy zul„ len nes fomers en des winters zyn,ende jehovah zal ,, tot Koning zyn over de ganfche Aarden, te dien dagen „ zal jehovah ééN zyn en zynen naam ééN." Dat de Propheet hier de laatfte en gelukkige dagende* N. Teftaments, de uitbreiding des Euangeliums, over de gantfche Aarde voorzegt, daar aan denk ik niet dat een Kriften twyffelt, te dien dagen zegt de Propheet, dan zal Jehovab een zyn en zynen naam een, deze woorden geven duidelyk te kennen, dat'er een tyd zal zyn, dat Jehovab wel zal gekend worden , maar onder eene dwaling, en wel deze, dat Jehovab niet als een nog zynen naam als een zal gekend en aangebeden worden; die heerlyke dagen, waaneer Jooden en'Heidenen, wanneer de geheele Aarde Jehovab zal dienen, beleven wy nog niet, des moeten wy zyn in die tyden, waarin Jehovab over de geheele Aarde niet word gediend, en daar hy gediend word,moet dan zynen naam niet ah een gekend, of by als een gediend worden, zoo de voorzegging egt is, is dit gevolg zeker, en zien  C "9 ) Gewag gemaakt hebbende, van het rt de Hoofd, der Openbaring, kan ik niet voorby, V Lordfchap te doen opmerken, dat de afvallige Kerk, in dat gedeelte van het prophetifch woord verbeeld als verdeeld in een even gelyk getal deelen, met de borgerlyk magt overéénkomftig door welke zyis opgerigt, en wy worden geleerd, dat de affchaffing van het Prophetifch overgelo of, eerll in een tiende gedeelte zal plaats hebben (eeee), dat is enkel in eene der EuropifcheS'aaten alleen, en dateenigen tyd daar naar die affchaffing overal zal vervuld worden; het is nogtans U Lordfchap bekend, dat de Godsdienftige verandering, die plaats greep by de affcheiding der proteftanten van de Kerk van Rome, in plaats van in een ftaat alleen plaats te hebben , in zien wy in de belydeniflen van alle vsftgeftelde Kriften Kerken over de geheele Aarde, zoo is emvouwig de vraag, word daar Jebovab als een, en zyn.-n naam als een gediend? hst antwoord is in alle belydeniflen te vinden, dat Jebovab is, de drieeenigen God,en dat zyn wezen drieeenig is, dus word nog Jebovab a\seen gekend, nog zynen naam als een gedient, dit is zoo klaar als de Zon op den middag, de Kriften Kerken dwaalen dan volgens deze voorzegging, eene dwaaling die haar nu zedert de vierde Eenw heeft aangekleefd, maar die ook door Gods goedheid, door hem ter zyner tyd zal weggenomen worden vo'gens deze zelve voorzegging, en de beginzelen zyner reeds van, en het ligt het geen deze verduistering zal verdry ven, is reeds voorlange opgegaan, en neemt gedurig iterker toe; veele Geleerden openen de oogen , waar onder wy eenen Hesf, Vernet en onzen Brieffchryver tellen kunnen, nevens nog veala die uit vreeze , om niet uit de Synagoge geworpen te worden , (hoewel zeer te ouregt) zig bedekt houden, ieder Leeraar en iedere Leek overdenke deze voorzegging ernftig, en bekenne zyn dwaaling. leeee') Openbo 9: vs. 13. H  ( »20 ) in veele ftaaten ter gelyker tyd is ter uitvoer ge* bragt, zo dat, dat geen 't welk wy by dien naam roemen, die alzins groote hervorming niet zyn kan, die hier voorzegd word, en die ter vervulling dezer voorzegging volftrekt noodzakelyk is. Zo kort my mogelyk was Mylord! heb ik voor U Lordfchap, en myne medeburgeren in het gemeen, die aanmerkingen opengelegd, die ik, met betrekking op de aangelegene vraag, op de eerfte bladzyde van dezen brief vcorgefteld, had voor te dragen: onmogelyk is het voor my te zeggen, wat indruk zy op U Lordfchap, of iemand anders maaken zullen maar een vergelyking van onze Godgeleerde geloofsarticulen, en flelh'ngen, met de letter van het oude, en de voorzeggingen van het Nieuw verbond, op deze wyze gedaan, treft myn Geeft met de klaarfte overtuiging , waar voor het vatbaar is. ■ Om nu alles in een oogpunt te brengen, zco fchynt my dit de zaak te zyn. Inheide de Heilige Boeken, zo der Jooden als der Kriftenen , beroept men zig op de vervulling der te vooren bepaalde uitkomften (ffff), als het eenig en onfeilbaar kenteeken tüsfchen eene waare en voorgewende openbaaring, op een treffende wyze , worden wy geleid tot den Geeft der Pro. pbetfie, als hei getuigenis van Jefus (gggg), hier uit volgt noodzakelyk , dat of deze voorzeggingen van 't Euangelie , die voor de tegens- woor- (ffff) Behalven Deur. 18, boven reeds aangehaald, t\i Jef. 4. : vs. 22, 23. 42: vs. 8, p. 44 vs. 7, 8. (gggg) Openb. ip: vs. ic.  C ) woordïge Jaartelling van het kriftelyk tydperk behoorden vervuld te zyn, vaft en zeeker moeten gebeurd zyn, of anders is dit Euangelie valfch. het groot onderwerp dezer voorzegging, is een algemeenen afval van den waaragtigen en redelyken Godsdienft van Jefus Kriftus,toe een geheim» zinnig, la/Ier lyk en afgodifch by geloof, onder welkers bedriegelyken invloed , het volk hun ooren zoude afwenden van de waarheid, de gezonde leer verwerpen ,verdigtzelen en valfchheid, in deszelfs plaats aanneemen: zoodanig een Godsdienft moet noodzakelyk in zyn grondbeginzelen, en in zyn geheel dwalende zyn: hierom dan, nadien iedere vaftgeftelde Kerk, in het Kriftendom, van de vierde Eeuw tct onze tyd toe, geftigt en vaftgefteld is op een en het zelve Orthodoxe fundament, en allen, de zelve voornaame grondmiculen, van Godsdienft-Leer en Geloof hebben aangenomen, zo moeten zy noodzaakelyk, of allen zyn afgevallen van het waare kriften geloof, volgens den Inhoud dier voorzegging, of zodanig een afval is niet gefchiet, en heeft nooit plaats gehad -» met andere woorden, of de Kristen Openbaaring is onwaar, of DE godsdienst VAN ikde- rs Orthodoxe Kërk in Europa is Fabelag» tig EN VaLSCH. Indien ik Mylordl onder deze overtuiging, my verbeeld had,dat de leeden der wetgevende magt, doch die van U Lordfchaps heilige ordre in het byfonder, deze omftandigheden, in wettige overweging genomen zynde, evenwel befloten, om het vaftgeftelde Syfthsma van Godsdienft te doen ftandhouden , zo zoude ik het van myn plicht geoordteld hebhsn, volgens myn geweeten aau- ftonds  ftonds myn priefterlyke bediening neder te leggen, en my zelve van de iNationaale Kerk af te fcheiden, maar ik ben overtuigd, dat noch de voorzeggingen van het Euangelie/noch de fundamenteele articulen der geloofsleuze door de wet vaftgefteld, ooit aandachtelyk in dat ligt, in het welk ik die getracht hebbe te plaatzen , befchoud zyn; het fchyndt my toe ieders plicht te zyn, die meent dwaalingen en abuifen van aangelegenheid te ontdekken, in die Godsdienftige gemeenfchap, waarvan hy een lid is, eerlt zyn uiterile pogingen aantewenden, om die hervormt, en te regt gebragt te krygen, en indien zyn pogingen nutteloos bevonden worden, als dan zig af te fcheiden van de gemeenfchap, van iedeie dus dwaalende Kerk. Volgens deze overtuiging dan, ben ik U Lord' fehap met deze uitgave luiHg gevallen , die ook vroeger het iigt zoude gezien hebben, indien ik niet noodig geagr had , de uirkomft van een lang verwy!t appel aftewagten, het geen in den loop van een proces gedaan was, het welk tegens my, in de geeftelykegerigtshooven(fótó) begonnen was, ge- Q>bbb) Ten bswyze van het weezenlyk verval van dien fl chten geest des Antikriltendoms onder ons, zoo wel als om r .gt te doen , en van myn kant dankbaarheid te bèibigen, aan de Parochianen van Te&kesïrurj, behoord hier aangemerkt te worden, dat de vervolging waar van bier gewag gemaakt word, alleen door een klein gedeelten van hun goeugekeurd en aangemoedigd wierd: wyl de meerderheid , op de eerde kennis 'er van , tot haar eeuwige Eer,op eene zeer plechtige wyze hunne verontwaardiging; in openbaren druk te kennen gaf, en met de orgeïntreffeertfis edelmoedigheid , en waarlyk Kriftelyke weldadigheid vry willig eene infehryving opende, voor een zeer ruime lom om de onkoften ter mytser verdediging noodig ie voldoen.  ( i=3 ) "edeeltelyk door dien. overmatigen iever van dat onverdraagzaam bygeloof, en nauwbezet overgeloof, het welk het voornaam onderwerp der Voorige bladzyden geweest is, maar vooral door de kwaadaartige wraak van beledigde hoogmoed, en alles overheerfchende trotsheid. Indien de zaak van 't KrilTendom, tegen het Antikriflendom , op die zelve gronden verdedigd ware door een voorfpraak van U Lordfchaps bekwaamheden en rang, de verwagting ware groot geweest: maar ik ben geheel overtuigd, hoe onwaarfchynelyk het is, dat redenen, te voorfchyn gebragt door iemand van zo weinig aanbelang, als ik"ben, hoe overtuigend en wel geftaafd, eenigen invloed van aanbelang zoude maken , wanneer die tegengeftaan worden , door algemeene ingewortelde vooroordeelen van verfcheidene Eeuwen, gepaard met het byfonder tydelyk voordeel van een magtig lighaam van leeden : al wat in myn vermogen was, heb ik tot de nodige hervorming toegebragt, dewelke ik overtuigt ben dat eerlang in onzen Godsdienst zal ftand grypen, niettegenlfaande al de tegenkanting der Hiërarchie, en van een zoo groote menigte Kerkclyken: ik heb dus aan myn geweten voldaan, met dat geen te doen, hetwelk ik myn pligt rekende te zyn , als een lid der vaftgeftelde Kerk , een goed burger myns Vaderlands, en een getrouwe Difcipel van Je sus Kristus. De naafte flap die ik fpoedig doen zal, (ten ware de Gezindheid der wetgevende magt wegens deze aangelegene zaak grootelyks veranderde) zal zyn met de daad te bewyzen, dat, daar. ik myzoo naauw houde aan den zin van de andere gedeeltens van het Propheüsch gezig H 3 van  B R I E V aan den Hoog Eenvaarden Lord-Biffchop van LICHTFIELD en COVENTR.Y* over de ANTIKRISTISCHE GRONDBEGINSEL E.N in de meeste KERKELYKE GENOOTSCHAPPEN. door EDWARD EVANSON. A.M. Uit hett Engelsch vertaald en in 't licht gegeeven, door 't Genootfchap Pro Ecclesia Ejusque Libertate. / N Jl u Te Dordrecht, by van Braam; Groningen Gróé newout en Doekema, Leeuwaarden Ferwerda j Leyden Honkoop , Utrecht Otterlo; en verder by de Boekverkopers in de voornaamfte Steden* 1785* • ,  Gelyk gy gehoord hebt, dat de Antikrifi: komen zal, zo zyn 'er ook nu veele Antikriften. i Joh. 2. vs. 18. Au renouvellement des Lettres, comme on commenca a fentir les abus & les dérèglemens, ou 1'on étoit tombé, tout Ie monde, cherchant un remède au mal, des gens hardis —— dechirerent 1'Eglife, au lieu de la reformer.' MoNTESQUIEU,  AlS tot verstandigen spreken wy! Oordeelt het geen wy zeggen ! Daar het thans de Eeuw der Genootfchappen is, en voordaan niemand zich meer verwondert , wanneer hem een Nieuw wordt aangekondigd, zo verzoeken U Verftandige Leezer! u zeiven niet vreemd te houden op de aankondiging van een Kcrkelytc Genootichap V welk eenige Godgeleerden, en andere Liefhebbers van een vrymoedig en te gelyk eerbiedig onderzoek, in dezen tyd, hoognoodig hebben geoordeeld met eikanderen opterigten, zo als wy gedaan hebben onder de Zinfpreuk Pro Ecclesia, ejusque libsrtate. By die niet geheel onkundig is van den Jtaat aer Nederlandse Kerk, zal uit dit Symbolum aireede eenig denkbeeld van ons oogmerk manken; terwyl de vertaaling en uitgaave van deezen Briev van EvanSon met het geen we verder vooraf te zeggen hebben ,''onze bedoeling nog wat naader zal doen begrypen] en, zo dra wy oor deden, dat onze Leezer s belang hebben, hier van meer te weet en, zullen wy hun daar aan geen gebrek laaten lyden. Wy voorzien zeer wel, dat onze pogingen met zullen zyn naar den /maak van hun , qui volunt ut, quod putant, omr.cs putent. Ja! dat veeier iever zal worden opgewekt, om ons, zo zy konden, geheel te onderdrukken en den Lande te doen uitbannen ■ maar wy zullen tragten hen van zo veel kwaads te behoeden door ons volftrekt onbekend te houden , en onze fchriften daarom alleen onderteekenen met de godvruchtige fpreuk, die onze braave Voorvaders aannamen, toen ze zich, op hope tegen hope, tegen den vervloekten confcihitie-dwang begonden ie verzetten, fchryvende zelfs op hunne munten Deo confidentes, (op God vertrouwende.) Deze fpreuk zal de onderteekening zyn, waar aan de fchriften van ons Gemotfehap zullen te onderkennen weezen , geevende J * * o daar  IV daar door, even als onze verdrukte Faders te ken nen dat wyop den God van waarheid Tvr\heid om vertrouwen feilen die de goede zaak, welke wy on dernemen te verdedigen, lal handhaaf%7groot Maar om nu tot de tegenwoordige hoofdzaak te kn men, zo dient gy, Verlandige ™eJeete» dat wy udeezevrye enSpeculatieve gedagten van den eerwaarden Evanson niet. aanbieden , 2 betoogde waarheden, van welker gegrondheid wy ten villen overtuigd zyn maar op "dat een ieder d e naar TJk^^f mïen Z°"de> en oordeeTge. reden. "°g °" **" gewigfge Het is namelyk maar al te waar, dat de Hiërarch en het menjchengezag 't welk h> zaaken des Geloof zo katelyk enveragtelyk is, eene onver dragelykeTy. ranny over den Godsdienfi oefenen, ook zelfs ndit vrygevogten Nederland, en in onze Gereformeerd, Kerk zodat het meer dan tyd wordt, datdeTzever. borgenlmd der ongeregtigheid zonder verder menage, went openbaar gemaakt worde; of het mogtë dienfn om den zo fchandelyk flaafs genaakten Neder/a uier" de oogen eens te doen openen, zo wel voor de vryheid van denken tn eene zo gewigtige zaak, als die val den Qods fnfi is als hy de oogen heeft beginnen te omfluiten voor de belangen der burgerlyke vryheid; wyl er geene redenen kunnen bedagt worden, waarom men de vryheid van V Geweten niet zo wel met de ï^dtntuT 0HZe Perf00"er- ™* Het is toch onwederfprekelyk, zo V elk redelyk mensch vry moet ftaan, in zaaken van Godsdienfi iyne confaentie te volgen dat het dan ook mogelykmoet weezen, dat het verfland verlicht worde dool alle vercifchte en volftrekt noodzdakelyke middelen: en dat derhalve» het bedwingen van de Theölogifche Drukpers eene Jntikrifiifche uitvinding is, welke alle vordering in kennis van Godgewyde zaaken in ééns de zentwen affuydt, en de menfehen dompelt in eene meer  meer dan Egyptifche duiftemis, waar uit niet anders dan een allesverwoeflend Ongeloof, of eenveragtelyk Bygeloof kan gebooren worden, gelyk de droevige ervarenheid des tegenwoordigen tyds ons dit, in ons beklagenswaardig Vaderland, op de allertaftbaarfte wy- Plet is een ieder , die wat meer weet dan een Katechizeermeefler en Predikatiemaker, overbekend, dat ''erin V geheele Proteftantendom naauwlyks eene Sociëteit te vinden is, welke eene zo laage en geringe figuur maaJit, als die, van de zogenaamde heerfchende Kerk van Neerland, ah by welke alle aanmoediging tot waare geleerdheid, of Bybelfche Oordeel- en Uitlegkunde ganfchelyk verbannen fchynt, om plaats te ruimen voor allerlei belachelyke, Myftieke en Quiëtiftilcbe principes, die den Menfch tot eene loutere machine, en God tot de oorzaak van 't kwaad manken : hoewel het ons zeer gelooflyk voorkomt, dat 'er veelen zyn, die dit dwaalfpoor volgen, zonder zelfs te weeten, wat zy doen. Er is buiten twyfel in onze Kerk nog wel een goed aantal van braave en kundige Godgeleerden, die dit kwaad zo wel zien en betreuren als wy, doch hun wordt, de mond gefloten , deels door de overfchreeuwencle meenigte van dweepende liierarchen en Geeftdryvers, die den grooten hoop aan hun fnoer, en de Regeering zelve onder de knie hebben, en daarom al veröordeelen en uitbannen kunnen , wat hun in den weg komt: deels door de flaaffche banden , waar mede de zo nuttige drukpers, dat groot gefchenk der hemelfche Voorzienigheid, meer en meer gekneld wordt, wectende onze Opper-Kerk-Voogden, onder den fchyn van Kerkelyke Approbatien het in hun magt te houdeny welk eene mate van onderwys, en welke waarheid aan 'de Gemeente al of niet zal medegedeeld worden; zodanig, dat ze ejfeBief alles onderdrukken eu verduifteren, wat of 'niet naar hunnen fmaak, of niet op de armhartige leeft van 't ellendig ïyfiema der hedendaagfche Kettermeefters gefchoeid is. Deeze Kerkelyke Approbatien, welke reeds in haaren aart met het regt der natuurlyke vryheid en dat * 3 vdn  van t egte Kriftendom ftrydig zyn, heeft men, (hoe zeer men de Wetgeevende Magt, door een laftig ge. teem had weeten te verkloeken, ja te dwingen, om daar aan haare fapStie te geeven) nog daarenboven op eene ondraagelyke wyze verzwaard, met dezelve niet bepaaldelyk te houden by den Regel der aangenomene Formulieren, om (gelyk dit, in allen gevalle, alléén de intentie van den Souverain kan zyn geweeft") te zorgen, dat 'er niets gefchreven wier de, 't geen daar mede ftrydig was; maar men heeft daar toe ook alle zodanige concepten , en leeringen, die geboden van menfchen zyn, ten voorfchrifte gefield, als welke tegenwoordig in de mode, en van den Orthodoxen Ton Zyn,, f'choon alleen door den Geeft der dweepzugt ingevoerd, en van het zedelyk Gemeen niet dan door zuivere onkunde toegejuichd: en zulks alles, niettegenftaande men voor eiken redelyken en onpartydigen Regter op de klaarft mogelyke wyze zou kunnen toonen, dat noch. die Vreemdelingen, van welke wy by louter toeval twee Formulieren overgenomen hebben • noch onze Vaders , die goedgevonden hebben daar eenderde bytevoegen , immer aan zulke Concepten en Leerfl el fels gedag t hebben. 'Denk niet, Vcrftandige Leezer! dat wy dit gratis zeggen, of zonder bewys; Neen! de voorbeelden zyn voorhanden, en om ons nu maar tot de onlangs gebeurde zaaken te bepaalen, wy geeven 'er u de volgende ftaahn van op De Heer Le Sage ten Broek, Prord'for en Predikant te Rotterdam, heeft in den aanvang van dit Jaar eene Miflive in openbaaren druk uitgegeeven , ter verweering zyner onfchuld tegen zyne vervolgers ' (welke, zo EvansqN een/gen grond voor zyn begrip heeft, gewiffelyk al mede den"Anti krift in den buik hebben) waar in zyn H. E\v. het fcha'ndelyk en fchadelyk misbruik van de Vifitatie der Boeken niet alleen klaar aantoont, en door zyn eigen thans nog plaatshebbend voorbeeld bewyft; maar waar in zyn H. Et ook ah vroegere voorbeelden opgeevt, hoe een Vifitator hem de Approbatie op eenige Leerredenen. weigerde , m reden, NB. Dat hy (Vifitator') vvcl eene uitwendige  vu dige roeping geloofde, maar geene welmeenende aanbieding ! En als de Profeffor dit aan een ander Predikant verhaalde, keurde deeze die handelwyze wel af; „ maar, ziet l toen deeze op zyn beurt Vifitator ' wierd, gaf de Profeffor hem diezelfde Leerredenen , „ en kreeg ze met een dergelyk, ik belief ze niet te „ approberen, wederom te rug, zeggende die Vi/i- tator tot den Profeffor, dat hy de natuur van t „ Avondmaal niet verft'ohdi met byvoeging tot elucidatie, dat de roeping van 't Euangelie gelyk ftond met de openftaande Diakenskamer. Het Avondmaal was de bedeeling. Maar dus kon niemand bedeeld worden, dan die met een briefje van den kwartier Broeder voorzien was, V welk het Geloof was l Prof. Le Sage was zo geeftig niet geweeft als deeze Kwakzalver, doch daarom ook kon Zyn boek geen Approbatie kngen! Nog meer: ~De oude Vader Westerhout kon Ds. van Vellen niet beweegen tot het approberen van een klein boekjen, dat voor prcefentjes gefchikt was, om dat het zyn Ew. niet fmaakte: en als Ds. Habbema, Vifitator geworden zynde, het zelfde boekje naderhand approbeerde, maakte men by de Clasfts van Schieland eene Wet, om eens door de Vifltatores te rug gegeven luikjes, door geene volgende Vifltatores te approberen. Deze geweldenaryen tuigt Prof. Le Sage der Clasfts van Schieland, voor 't oog van de ganfche Nederland fche Kerk in V aangezigt aan; en Myn Heer de Profeffor Hofllede, en Myn Heer de DoBor Habbema, en alle de overige vlaggevoerders aldaar, bewaren een diep ftilzwygen. Des kan aan de waarheid niet getwyfeld worden, zo min als aan de heerfchzug' tige lachieusheid van Prof. Hofllede, die eerft met eene ongehoorde pedantery der Plervormde Kerk twaalf nieuwe geloofsartykelen voorfchryft, vol van onbybelfche en fcholailieke wartaal, krielende van onbewezene en onbewysbare ftellingen, — die dit ft uk, waar van tot nog toe geen voorbeeld in de Neaerlandfche Kerkelyke jaarboeken te vinden is, zeer zedig, door eenen Hérd'erlyken Briev aan de Rotterdamfche Gemeente op' * 4 dringt:  viii dringt. — maar als Irenophilus Alethophilus Pbiladelphus zyn H Ew daaj over in eene Misfive aal /breekt; ah Prof.Lz Sage zich openlyk voor dm Schryver van die Misfive verklaart, dan Is Myn Heelde Artykel-Schryver niet te huis. J .AlU fezf fl^jes der Hiërarchy zyn nog maar gering, by t geen wy tot elks oogenzalf, hier zullen byvoegen. In den tyd der zo voljlagene verdrukking, dat geen Tong of Pen zich roeren durfde tegen dl van nieuws gecreëerde Inquifiteurs, heeft de zo geweldig Orthodoxe Clasfis van Schieland, mat welke fobCtt* IVysheidfterven zal! op hetfiuk van de Fifit at te en Approbatie der Boeken, niet alleen eene nieuwe ordonnantie uitgevonden , maar dezelve ook als eene permanente Wet by de Synode van Zuid. Holland weeten doortedringen, waar van wy de twee laatfie Artykelen, ten bewyze dat wy over de Kerkelyke Tyranny met om niet klagen, hier woordelyk zullen mvoegen , met het befiuit der Synode daarover in t jaar 17-8 genomen: dus luidende: „ Art lil. Boeken waar in iets voorkomt, niet „ gemakkelyk overeentebrengen met de Formulieren „ van Lenigheid, en onregizinnig, zullen geimpro,, beerd wo'rlen. ° c 'h Au T °f Zlilhn nftéores Librorum geen „ Boeken Approberen, waar in de befcherdenheid „ ontbreekt, en daar integendeel hatelyke en aanflo„ telyke uitdrukkingen in gevonden worden; ' maar „ zullen eiter m dat geval, de Fifitatorcs aan de „ Sc ryvers of L itgevers moeten aanwyzen , waar die „ uitdrukkingen gevonden worden , en welke die zyn." Eft bet Synodaal befiuit was: „ Dat alle Heeren „ Vt/ttatorés Librorum zullen opgewekt en ver- „ pligt worden, om geen Boek, zonder naauwkeurig „ onderzoek, tegen het vierledig voorftel van Schie. land, — goed te keuren; of dat Fifitatores , in deezen niet naauwkeurig handelende, alle de febaa„ delyke gevolgen daar van zullen moeten verant„ woorden." Dit fraai fiukje geeven wy hier aan ieder te leezen, opf,dat de geheele Nederlandfche Kerk moge zien, waar-  ix Waar het van daan kome, dat haare Godgeleerden „iets dan eene opgewarmde kool, of de erbarmelykfte Aingen voor den dag brengen, wyl 't van zelfs /preekt, dat geen verflandig zelfdenkend Man de pen kan voeren onder de Cenfuur van Predikanten, die of -zelve onder zulke boeïjen , banden en bedreigingen_ zugten; of die niet anders zyn dan gebefte weetnieten, en egter naar hun wys hoofd en zotte voorbordeelen , arbitrair zullen bepalen,niet alleen, wat met de formulieren beft aanhaar, maar ook wat daar mede al op niet gemakkelyk overeentebrengen zyl Boven dit alles blyft men dagelyks zyn beft doen , om die gewelddryvende en alle onderzoek verbannende Ceniura Librorum , gewapend met zulk een willekeurig gezag van inhibitie, of om de plak te leggen op aflés wat haar mishaagt, nog al verder te extenderen, en (wie zou "t gelooven , dat 'er -zulke arrogante fcheifels waren, welke zich floutelyk als op Krijtus Refter foei durfden plaatfen , om de geheele Kriftely ke wereld te overheerfcheii) zelfs de Buitenland/che Godgeleerden, het gewigt van deeze Meefterlyke Cenruw met alle vermogen te doen gevoelen; door alle buitenland/che boekeu , welker licht namélykin ons huis niet fchynen mag, aan 't zelfde Jnlikriftifchgezag te onderwerpen , zo dra ze in de A'ederlandfche faal worden overgezet; om alzo te manken, dat een Hollander, die van zyne eigene Zielzorgers m eene fchandelyke onkunde en fmertelyke verwarring gelaaten wordt, ook zelfs van buitenland/che hulp verftoken blyve Onder alle de Stratagemata Satans, (liften des Satans} die ooit dienden om het Jicht van Jesus heerhk Euangclium te verdut/teren, is nooit eene erger noch liftiger boosheid in zyne Kerk vertoond. IVy fommeren elk en een iegelyk, of ooit een Paus Gregorius , een Duc d'Alva of wie zich immer openhk tot een Verdrukker der Vryheid en Vertrapper der Waarheid opwierp, iets fnooders heeft uitgedagt, om den vader der leugenen in de hand te werken? De tans by alle redelyke menfchen veroordeelde, en nooit genoeg beklaagde onredelykheid der Oudvaders, wordt deezer dagen openlyk, en als met opge■ * * £ he:  heven hand vernieuwd, door de Boeken der zogenaam. de Ketters te verbranden, of ten minften zo veel doenJyk te vernietigen. Men ziet daar van een voorbeeld in de zo veel gerugt makende Procedures te Dordrecht ter gelegenheid van het uit geeven der vertaaling van de Historie der verbafteringen van het Chriflendom, door Josephi Priestley, gedrukt aldaar, ^Fredrik Wanner. Niet dat wy het boek, fchoon 't van kundigen verdient gelezen en beproefd te worden, aan elk willen aanpryzen; oft daar in ge geeven hifloriefh verhaal eenvoudig voor waarheid houden; Neen ' verre van daar! Men heeft in Engeland reeds aangetoond en heweezen, dat Prieffley onnaamvkeurig,'ja onopregt handelt in eenige aanhaalingen der Oudvaders ; maar V is de daar tegen aangeregte infame perjccutie, welke wy bedoelen. Van Geörgms , BisJchop van Alexandrië, verhaalt Amm. Marcell. Lib. XXU. dat hy (Profesfionis luae oblitus, qna: nihil nifi ^u.™1? luadet & le"e 5 ad delatorum aufa feralia deiciiccbat) zyn Ambt, 't welk niets mede brengt dan i gjCnr,'üy e? Z'7gmoed'g «, rergeetende, tot de veruerjelyke onderneemingen der verklikkers overging, t Geen deeze Heidenfche Schryver hier met zo veel regt tri Geörgïus fweept, hebben twee Krifien Predikanten te Dordrecht zich niet gefchaamd wederom te onderneem en; zynde, gelyk ze ons hefchreven zyn , de HeerVïoteïïov Brouwer , uitftekende in gemaaktheid en geaftecleerde heiligheid, en Ds. van Riiyn, een groote beuling, en lafhartige draaijer, naar dat de wir.d der pevpelzugt waait, waaróm hunne naamen oo,- tot eene eeuwige afgryzing van den Geeft der verve-ging hier openlyk genoemd worden. Dit waardig Broeder.Paar heeft van zich kunnen verkregen , de fchandrolvan Verklikkers, of Delateurs der Inquifttie tefpeelen, en V zwaerd der Geregtigheid interoepen , om eenen zeer onregivaardigen flag te faan, en den Hoofd-Offïcier van die Stad in de hand te werken, om onder den fchynheiligen dekmantel van vroom, heid en teêrheid van confeientie, zyne beurs te vullen met het zweet en bloed der nyvre Boekhandelaars, welke ons en anderen gelegenheid gaven, tot een gewig-  xi en noodzakelyk onderzoek , m de waarheid toffe valfchheidteleerenonderfcheiden. Menfchryft 'ons"elfs uit voornoemde Stad, dat vermelde Vmt&e eerpeze^ n~e Poft l! Major. Dominlc. „ Het woord Drieeenheid luidt zonderling; het Wfije h^Jen f,, . magtigen God God te noemen dan Drieeenheid Nl'g U byzonderder zyn de ffrfhngenvan kalvvn in zyne Admomt. I.adPelon. (Op/; \?r*\ liy. ed Geuer. in Fokwaar in hy zich dus ui aat; Het gebed, O Heilige , gezegende en heerlyke " Drieeknhejd, behaagt my niet; V ts van eenuiti fmadk. Het wóopd Dmesenheib ts " bartar ch laf, godloos, eene menfchelyke uitvin. " ding , 0} 7geel getuigenifen van Gods woord ge" grónd, ÖE PaapschI God , den Propheten en " %oftlen onbekend r Ziet daar, Gy, die Uzelven navolgers van Luther en Kalvyn noemt hun beider ITtuieenifen! Mag men daaruit met denken, dstzy fene grote hervorming ook in dit ft uk op V oog hadJen ?-t Ts toch de klank van >t woord alleen met, wel. ke deeze Mannen bedoelden, zonderde beteekenis, die men 'er aan hegt; die klank kon kalvyn niet noeme den Paapfchen God, den Propheten en Apolte£ onbekend. En wy kunnen uit de aangehaalde tlaatfen niet anders bef uiten , dan dat deeze twee €ro Hervormers, wier gevoelens het meefte gevolgd ff ook voelden, dat in dit ftuk nog wel wat te be thaaven en te reformeeren was, het wett nogthans onfelukkiglyk ongereformeerd gebleven Kalwn zynen ftrengen en vervolgzieken aan .elft zo ver in, dat hy SeIvetus, als etm Unitans zynde, . die den éénigen God durfde aanbidden, leevendig met vuur deed verbranden (*> (*) Bibl. Angl. oe la Rochb T. II. art y 8»'« ™t ex aais puil. Rtipubl.\ Gtnevenfis peUtts ad htft 7? /? lac. Spon. nev. ed. ao. 1730. t.J. p.. m-'» ¥»• 'Bakbe'Rac Morale des Peres ch. XII. 43n  xxvi Voorzegt ons nu evenwel Propheet Zacharias ge- lyk onze Medebroeder, die deeze vertaaling van Evanson bezorgd heeft, in eene aanteekening tragt te too nen, dat er voor de gelukkige dagen des Nieuwen Verbonds eene dwaaling heerfchen zal, dat Jehovah niet één zyn zal, noch zyn Naam één, zo zou V im. mers weezen kunnen, dat wy ons in den tyd bevonden , door den Propheet voorfpeld ? en dat die geluk» kige dagen, door denzelven aangekondigd, aanftaande zyn, waar in men van alle daar mede ftrydende dwaaling■ zal gezuiverd worden ? Het paft derhalven allen Kriftenen, en vooral den Leer aar en , op deeze gewigtige dingen eenen vernieuwden aandagt te veftigen, en met nalaating van alle vervolging, geweld of vleefchelyke middelen , onder het geleide van den Geeft van God, die hun niet begeeven noch verhaten zal, zich op een onbevooroordeeld onderzoek toetele1?gen, ten einde de Hervorming zo veel mogelyk te voltooyen, op dat Jefus zalig Euangelium , in de zuivere kennis van den Eenen Waaren God , en van Jesus Kristus, dien Hy gezonden heeft, hoe langer hoe helderder doorblinke, en alömme van alle Volken erkend en aangenoomen worde, om het zelve met een opgehelderd Verft and, zonder onver ftaanbaare formulier ivoorden te belyden, en met een rein en Godgewyd hart te bekeven door eenen heiligen en godzaaligen Wandel. Vaar wel, Verftandige Leezer ! Onderzoek alle dingen en behoud het goede ! Heiwerk, dat uit de menfchen is zal gebroken worden ; maar het werk dat uit God is, kunt gy niet breeken. Wy zyn van ganfcher harte Uwe heilwenfchcnde Dienaaren Deo Confidentes, Uit onze Vergaderinge AtlST • RDAll den 20 April 1785. MY.  MYLORD! Het twiftgeding, over de fundamentele Artikelen, van dat Godgeleerd Stelzel, het welk thans als Orthodox aangenomen en in du Komngrylc door de Wetten vastgefteld is, en zedert eenige Taaren zo dikwerf en zo ernftig behandeld is geworden, fcheindt my voor de Maatfchappy van eene allerëmftigfte natuur, en grootfte aangelegenheid te zyn, hetzy dan, dat ik het befchouw als Kriften, als een Lid der Engelfche Kerk,dan wel als Burger. ——— Indien men het onderwerp van dit geding rechtaartig zal bepalen, zo dunkt my, dat het tot de volgende Poinélen of Stellingen kan gabragt worden. c , Of te ftellen, dat het Opperwezen, de Schepper aller dingen, in de latere Eeuwen dezer hannes, dat het zinnebeeld der borgerlyke magt van 't Roomfche Ryk, uit de zee oprees, dat is, uit Europa, maar aangaande het twede onderwerp C 5 van  (48 ) van 'tProphetifch gezicht, zegt hy :Ik zag een ander beeft opkomen uit de aarde , dat is, uit het groot vafte land van AJJa en Africa, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelyk, en het [prak ah de draak: Deze zelve perfonaadje (gelyk blykt uit de kenmerken, die 'er in beide plaatzen van gegeven word; word naderhand de valfcbe propheet (bb) genoemd, dat it, een leeraar van een valichen Godsdienfi; dit beteekend dan ten klaarften de kerkelyke bediening van 't Antikriftifch overgeloof, een agterèenvolgendprieiterdom ,in de daad den fchyn van kriftelyke bediening hebbende, maar in waarheid de afgodery uitbreidende, en de hoogmoedige verwaandheid en eerzucht der Heidenfche prieftersen princen ten toon fpreidende; door kuipery en kunfttreken invloed makende op,en befturende het gezag, en voor zich verkrygende de oeffening der tydelyke magt van het borger-beftuur, leidende het volk in dwaling, hun onkunde en bygeloof door voorgewende wonderen bedriegende, of gelyk het de St. Pauius uitdrukt, (cc) door onregtvaerdige bedriegeryen en wonderen der leugenen. U Lordfchap ziet, dat ik de tegen overgefte! de Uitdrukking van zee cn aarde, waar van hier in 't befchryven der plaatzeiyke oorfprong , van deze twee heeften in 't gezicht, gebruik gemaakt word. even als de Ridder Ifaak Nevjton verfta. En niettegenftaande de onderfcheiden verklaringen van volgende uitleggers (waar van de rede niet moejelyk is aantetoonen) ben ik overtuigd, dat dit al- (£Z>) Openb. 15: vs. 20. (ccj Hoi!. Vertal, verleidingen der onregtvaerdighcid.  C 49 ) alleen de wetten en met de woorden beftaanbare meening van deze zo tegen den anderen overgeffcelde woorden kan zyn gewettigd door 't gebruik van gelykflachtige uitdrukkingen en andere deelen <3er H. Schrift. Ook de figuurlyke fpreekwyzen moeten eene vafte en zekere beteekenis hebben, zullen zy verftaanbaar zyn. Wenfchelyk ware het, dat alle Uitleggers der prophetien wel overwogen, dat, naar mate de prophetifche taal onbefliiTende en in 't wilde word vooigefteld, de voorzeggingen zelve ongenoegzaam en onvoldoende fchynen moeten , om dat getuigenis van Jesus te geven, waar toe zy gefchikt zyn. Had men dit behoorlyk in agt genomen, zo ben ik genegen te denken , dat V Lordfchap zelf nooit een zo ieverig voorftander van den tweevoudigen zin (dd) eener voorzegging zou geweeft zyn; en dat nog wel alleen om de egtheid van eene byzondere Schrifture van den aangenomen Canon te verdedigen, die, naar all' U Lordfchaps geleerde en vernufte pogingen, wanneer die volledig, opregtelyk en onpartydig onderzogt wierd, bevonden zoude worden onverdedigbaar te zyn. Overëenkomftig dan met den zin der woorden uit de aarden, is het 'er zo verre af, dat de eerfte vervalfchers van den Kriftelyken Godsdienft met regt aan Rome zouden kunnen worden toegefchreven, dat die voorzegging met zo veel uitdrukkelyke woorden leert, dat zy uit Af\a en Africa oorfprongelyk zyn; en fchoon de meefie Protestantfche uitleggers, om hunne byzondere oogmerken, (Jd) Predik. 3- P« 6u &c.  ( 50 ) ken, tegen de Kerk van Rome, behagen fcheppen in deze omftandigheid voorby te gaan, zo is het boven allen tegenfpraak kennelyk, dat de uitkomft in dit byzonder voorbeeld, ook wederom net mee de voorwaarden der voorzegging overëenftemd: Nicea, 't geen in het eerde algemeen Concilie, defticbfler was, was ook in de zevende de volëindfler van het Antikriftifch bygeloof. En dewyl ULordfchap heeft kunnen goedvinden te ftellen , dat, gelvk Babyion de eerfte aller afgodifche Steden der Heidenfche waereld was, Rome zo is in de Kriftelyke; (ee) ik hoop niet ongerymd te zullen khynen, indien ik U Lordfchap aanmane, eene enkele omftandigheid of van afgodery of Antikristilch overgeloof, van wat zoort dat zyn moge te noemen , het geen ooit in de Roomfche Kerk geöefTend geworden is, het welk door de kerkelyken van Afia en Africa, zelf in de vierde Eeuw, niet reeds ingevoerd was of zodanig een, 't geen Rome niet zelf van Alexandriën of de Kerken van het Ooften ontving? Indien U Lordfchap antwoord de Tranlübftantiatie: zo begryp ik dat dat een voorbeeld met geene gedagten de befchuldiging regtvaerdigen kan tegen Rome, dat zy de eerile bron van alle Antikrifiifche afgodery geweeft is: en ik moet U Lordfchap bidden te willen opmerken, dat zelf die gedrochtelyke leer der Tranfub» ftantiatic , op de Orthodoxe en Proteftantfcbe grondbeginzels, van de Atbanafiaanfcbe geloofslcuze gebouwdis, en zolang die den toetiteen van 't algemeen Geloof blyft, by geene mogelykheid ge« noeg- Qej Predik, g. p. 375.  noegzaam kan wederlegt worden. Op wat tyd en in wat plaats men eerft begrepen heeft, dat dit verkeerd Artikel des Geloofs in het zesde Capittel van Johannes Euangelie geleerd wierd, nadien het altyd als een der verborgenheden van den Godsdienft voorgedragen is, zo is het niet meer een voorwerp van 't menlchelyk verftand, dan de leer der Drieëenheid zelve is, en tot dat de Proteftanten zullen toeftaan, den toetfteen der reden en der zinnen te gebruiken tot alle Godsdienltige verborgenheden , zo kunnen zy die zonder de onverfchonelykfte onftandvaftigheid tot geen een ge. bruiken: in waarheid, onze naturelyke reden verzekerd ons, dat het geen wy zien en fmaken, dat brood is, by geene mogelykheid Vleefch en bloed zyn kan, maar het doet het zelve in ons te onderrigten, dat de Vader en de Zoon onmogelyk een en het zelve Wezen kunnen zyn: Hierom befchuldigd vader Philips (ff) de Hervormers met zo veel eïgenaardgheid als kunst, dat zy goddelooslyk beltaan durven, de Heilige verborgenheden des Godsdknfl aan de toetfteen der reden en hunner zinnen te beproeven; het getuigenis der zinnen dan, met betrekking tot verborgenheden onbeftaanbaar verklaard zynde, beide door Proteftanten en Papisten, zo is het eenig overblyvende argument tegen de Tranfubflantiatie, dat, het geen door hervormde Godgeleerden zo dikwerf aangevoerd en in 't byzonder door onze Kerk aangenomen is , (gg) de noodzakelyke plaatfelykheid eens ligchaams, en het (ff) In *i leven van Card. Pool. (gg) Zie bekendmaking naar den gemeenen EngeUchen dien li.  ( 52 ) het natuurlyk onmogelyke, dat het zelve ligchaam van Jesus Kristus te gelyk in den hemel., op aarde en in menigte onderfcheiden plaatfen der waereld te gelykertyd zoude kunnen tegenwoordig zyn: maar indien de Proteftantfche leer van Athanafius Geloofsbelydenis waaragtig is, zo is dit argument blykbaar bedriegelyk, om dat wy daar geleerd worden, dat de menfcheid vanjEsus Kris» tus en bygevolg zyn vleefchelyk ligchaam, was opgenomen (bh) in de Godheid, dat is, dat het vergood was, volgens deze Geloofsbelydenis derhal ven, zyn aan het ligchaam van Kristus alle de goddelyke eigenfchappen medegedeeld, en nadien eene derzelve is Alomtegenwoordigheid, zo verdwynd het fundament, waar op dit argument gebouwd is. Schoon het zeker is, dat het afgodifch verderf van onzen Godsdienft zyn oorfprong te Rome niet gehad heeft, vatte nogthans de Roomfche Kerk heel vroeg die fchandelyke be« fmetting, die zich dan ook onmiddelyk over alle de Kerken van 't Weften verlpreide, gelyk zy te voren over die van het Ooften gedaan had ; de algemeene uitbreiding dezer noodlottige befmetting van het Antikriftifch overgeloof wierd niet alleen, voornamelyk in 't Wellen gemakkelyk, maar ook byna geheel onvermydelyk gemaakt door eene alkrbyzonderfte omftandigheid, in deze voorzegging opgegeven- De Propheet zegt ons, dat de afvallige kerkelyken door hunne kuiperyen en invloed bezorgden, dat de borgerlyke magt een beeld opge- rigt (bb) In'c Engelfcb taken into God, ia't Hollands door aanneeming der menfebbeid in God.  < 53 ) rigt wierd, en dat zy in ftaat waren het zelve een zo levende werking by te zetten, dat het in ftaat was geboden en bevelen te uitten, en bewerkte dat zy, die dat beeld niet wilden aanbidden, dat is, geen gehoorzaamheid en alle godsdienftige belangen aan het zelve wilden bewyzen, alle zouden gedood worden; en een ieder weerhield, van wat rang hy zyn mogte, te koopen ofte verhopen, die zyne godsdienftige dienftbaarheid aan de borgeroverheid niet openiyk te kennen gaf: zodanig eenBeeld van tydelyke magt, niet alleen tegen alle beginzelen van het Kriftendom, maar zelf van alle bizondere ftaatkunde, richteden de Latynfche Keizers op , en alle de opvolgende Vorften van Europa houden het ftaande, wanneer zy eene hiërarchie met zyn hoven en geeftelyk regtsgebied vallftellen. Het gezag der kerkelyken, met betrekking zo wel tot deze als tot de toekomende waereld, is allenthalven ongegrond en ingebeeld: Doch de eens gevormde Hiërarchie verkreeg door veel kunft en by trappen voor zich zelf de magt om hun , die het voor overtreders aanzag, de zwaarfte ftraffen op te leggen, zo ver zelf om hun tot de allerwreedfte dood te doemen. Indien wy de woorden koopen en verhopen, letterlyk veritaan, zo geeft ons de excommunicatie der ketters, dat is, van hun, die geen belydenis doen van de Godgeleerde {tellingen , door de wet vaftgefteld, het allerövertut. gendft bewys van de volkomen vervulling van die prophetifch gezicht;maar wy moeten indagtig zyn dat de taal dezer voorzegging over het algemeen fguurelyk is. Nadien dan de afvallige Kerk BabyIon genoemd word, en in het 18de Hoofdftuk voorkomt dryvende een fterken en voordeligen koop-  (54 ) koophandel, en dat hare Leeraars als kooplieden befchreven worden ; bet verbieden dan, dat niemand mogt koopen ofte verhopen, dan hy, die het teeken van dienftbaarheid, aan de borger overheid droeg, kac met het grootfte regt nitgelegt worden te beteekenen , dat aan alle perfonen verboden word, eenig godsdienftig onderwys te geven of te ontvangen, dan het geen overeenkwam met het vaftgeftelde geloof, het geen de regerende magt in der tyd,waarlyk oordeelde Orthodox te zyn; een trap van Godsdienftige Tyranny, overtuigend bekend , dat door ieder vaftgeftelde kerk, van het begin der vierde Eeuw tot hel laatfte der zeftiende geoeffend is; maar die ook overëenkomftig met het tydperk tot deszeifs duur in deze voorzegging bepaald, zedert dien tyd overal zigtbaar aan 't verminderen en vervallen is De Tydkring van een duizend twee hondert en feltig Jaaren, is de gemeene maate der duurzaamheid van alle die groote gebeurtenhTen die het onderwerp dezer voorzegging uitmaken: De onderdrukking der ware Kerk, of gelvk de figuurlyke fpreekwys in dit boek is, de vertreding der Heilige Stad, bet verblyf der vrouwe tn de woeftyn, of de vervolgde ftaac der twee getrouwe getuigen, met andere woorden, der zeer weinige gemoedelyke Kriftenen , die tegen de valfchheid en bedorvenheid van den algemeenen afval durfden getuigen, en ten laatften de godloze Tyranny der borger overheden in zaken van geweten en Godsdienft, worden allen uitdrukkelyk voorzegt twaalfnondert en ftftig Jaaren te zullen duren, lin ge-en menfeh die op den inhoud der voorzegging agt geevt en agt geevt op den aart dezer verieheidtme ukkom- ften,  C 55 ) ften, kan zig weerhouden met den geleerden en fchranderen Mead inteftemmen, dat zy alle eenzy dig zyn. (iï) Doch deze gedeeltens van des A • pollels gezichte zyn alle voorzeggend de grootlle misbruiken in zaken van God.'dientt, en behelzen een geheelen en volkomen afval van het Kriftendom tot het Antikriftendom, gepaard met eene zeer droevige verbaftering der zeden: En nadien de regel nemo repente fuit turp'ifjimus zo meenigmaal en wel te pas op byzonderen toegepaft, veel fterker klemt op groote genootfchappen, zo moet men hier opmerken, dat beide het bederf en hervorming der Kerk, de omkeering en het herltel van Godsdienftige vryheid , volgens de natuur der zaak zelf niet op eens, maar trapswyze te weeg gebragt zyn geworden, bygevolg is het niet meer dan redelyk te verwagten, dat de afftand der tyd van den eerlten aanval op de regten van 't geweten, tot de eerfte tuftchenkomft der tydelyke magc, ten voordeele der Godsdienftige vryheid, overeenkomen moet met den prophetifchen tydkring van twaalf hondcrt en feitig Jaaren, zo wel als die, dewelke hier naar blyken zal verlopen te zyn van de volmaking der Godsdienftige flaverny tot de volkomen herflelling der vryheid van 't geweten. Van wat tydpunt zullen wy dan den aanvang van't herftcl van geloofs-vryheid ftellen? Met veel welfprekenheid heeft U Lordfchap ons gezegd , (kk) dat met de hervorming (of om eigenlyker te fpreken, met de affcheiding van verfchei- dene (ii) Eng, Sjucronal. (kk) Pred. 7. p. 241. D  ( 56 ) dene Kerken van de gemeenfchap van Róme) die in den aanvang der 16de Eeuw volbragc wierd, ten laatflen de vryheid opdaagde, en het behaagt U Lordfchap aan te merken , dat voor die groote uitkomft , de kridemwaereld fluimerde voor tien volle Eeuwen : waarom U Lordfchap juift tien Eeuwen rekent, kan ik niet begrypen, nadien Gy in die zelfde Leerreden getoond hebt, dat de algemeene opperhoofdigheid door den BiiTchop van Rome zelfs niet eens voor de zevende Eeuw geëifcht wierd, en van die tyd tot de 16de zyn maar negen Eeuwen; maar toegedaan zynde, dat de geedelyke heerfchappy van 't Paapfche Rome, tien Eeuwen over de kriden waereld geduurde heeft en geöeffend is, zo fchynt het zeer onverantwoordelyk, dat U Lordfchap in die oveiheerfcbing der Roomfche Biflchcppen een genoegzame vervulling vinden kan, van de voorfpelde Antikridifche Tyranny , van het zevenhoofdig beeft, in 't gezicht van den H, Johannes, om dat volgens de uirdrtikkelyke en herhaalde voorwaarde dier voorzegging, die Tyranny twaalf hondert en feftig Jaren moed voorfpoedig zyn. Maar in ernd Mylordl wat vryheid verkreeg de kriden ■ waereld door de zo zeer geroemde hervorming? 't Is waar, de kerkelyken van byzondere Landfchappen bevryden zich zeiven van de onderdrukking des Roomfchen Staats, maar onder befcherming en hulpe der borgerlyke magt, rigteden zy alle Hiërarchien van haar eigen op, overëenkomftig hunne byzondere delzels; en nadien door deze vadftellingen, nogLutherfche, nog Engelfche, nog Calvinifche hervormers, meer agt gaven op de regten van 't geweten of de bevordering van ware godsdienftige vryheid dan de Kerk  C 57 3 Kerk van Rome , zo veranderde het volk alleen van meefters,en zy, die niet meer in hunne ketenen fluimerden, wierden overal in Europa vreesfelyk benauwd door de kluifters dier geeftelyke flaverny, Mylora! in ons eigen land van Godsdienftige vryheid te willen fpreken, voor de tyden van den cpftand tegen Karei den I. was met ons fpotten. Zo lang als het ongelukkig noodlot van zo vele ketters onder de regeringen van Edzvard, Elifabeth en Jacobus, zo lang als het kerkelyk beltuur van Biffchop Laud, en de fchrikbarende wreedheedcn der Starkamer en hoge Commiffie, zo lang de onmenfchelyke vervolgingen der Kwakers aanhouden onze Jaarboeken te ontëeren, zo lang zullen zy ook onwederltaanbare bewyzen op. leveren, dat de Godsdienftige vryheid, hoewel laat, in geenen deele met de hervorming in deze Ryken wierd ingevoerd. De borgerlyke regering der zeven Verëenigde Provintien, was de eerfte in Europa , die door gezag een merkelyken trap van Godsdienft vryheid aan hare onderdanen gaf: de Unie van Utrecht wierd 1579. gefloten, en in 1583. door eene algemeene overëenkomft, de vrve oeffening van alle wyze van G o d di e n s t ö e ff e=» hingen , zonder navraag of hinder toegelaten in die zelve Provintien: maar voor meer dan vyf Jaaren na de Unie, was het geftel der nieuwe Republiek zo elendig en verlaten, dat de ftempel harer munt, een fchip zonder roer of zeilen van den ftorm geflingerd, verbeelde, met dit omfchrift i incertum quo fata ferunt; hoe loflyk hierom der Staten meening in dit opzigt was, weinig in ftaat hun borgerlyk gezag te handhaven, waren zy noodD 2 za-  ( 5* ) zakelyk onbekwaam om hunne onderzaten de vaft' gefielde vryheid in den Godsdienft te verzekeren, tot die tyd, dat Koningin EUfabeth een Tractaat van Bondgenootfchap met hun floot, en daar door niet alleen hun voor onafhangelyk erkende, maar ook in ftaat flelde, die onafhangelykheid (taande te houden. Nu is het te overbekend Mylord\ dat de vaftflelling van het Keizerlyk gezag, door Conflantyn aan d; befluiten en geloofsbelydenis van het eerfte Concilie van Nicea gegeven. Het begin van 't misbruik der borgermagt was, om de vryheid van geweten in geloofszaken te fchenden; het is alle opmerking waardig, dat het geloofsformulier toen opgefteld, en het welk met weinig byvoegzels zedert die tyd altoos voor de proeffteen van het regtzinnig geloof gehouden is, met het allerönwederfprekelykfl kenmerk, van dien liefdenloozen, onverdraagzamen en wraakgierigen geeft van 't Antikriflendom gezegeld is, in de Anathema, tegen allen, die anders gevoelden dan deleer, die het inhield, oorfprongelyk daar onder gevoegd. Het is U Lordfchap bekend, dat dat Concilie in het Jaar 325. gehouden wierd, en het is ten hoogden f7 Lordfchaps opmerking waardig, dat, wanneer men by het Jaar 325, het prophetifch getal van 1260 voegd, dat ons juift brengt op het Jaar 1585. hetzelve Jaar, waar in het Engelsen Gouvernement bewogen zynde het boven aangehaalde Tractaat met de Nederlanders te beveiligen, behulpzaam wierd, om de Inwoonders der Nederlanden in een veel grooteren trap van Godsdienftige vryheid te herftellen, dan de invloed der Hiërarchie ooit toegelaten heeft op een wettigen voet aan de Inwoonderen van dit Ryk te verzekeren: niettemin zyn de  ( 59 ) de gebeurteniffen van dit merkwaardig Jaar by zonder uitmuntend in onze gefchiedenis, door de zeer fterke pogingen van het Huis der Gemeentens, ftrekkende tot dit waarlyk kriftelyk oogmerk: Doch fchoon de Staten Generaal de eer hebben de eerfte der Europifche Vorften geweeft te zyn, die het misbruik der Borger-magt in geeftelyke zaken beteugelde, en eene algemeene verdraagzaamheid bevolen, echter was Holland het eenig land niet, in het welke de zaak van Godsdienftige vryheid aangemoedigd wierd en grond won in dat zelve Tydperk. Het Jaar 1585 zal voor eeuwig berugt zyn in Frankryks Jaarboeken , wegens de Religie oorlof der fronde, door de t'zaamverbondenen begonnen, en op onverdraagzame en onmenfchelyke cronden van Antikriftifch overgeloof gevoerd. Het Kriftendom befchouwde toen een nieuw en zonderling verfchyn fel, een Koninglyke Prins, naafte erfgenaam van Frankryks Troon, de wapenen aangordende aan 't hoofd van eene magtige party ftrydende, niet om de Roomfch Catholiken te onderdrukken, maar enkel en alleen, om de Proteftanten van dat koningryk te befchermen, en haar het geruft genot van die zelve Godsdienft-vryheid, die de Papillen genoten te bezorgen, een gedrag beide in zyne gronden en gevolgen regtftreeks aangekant tegen dat van Keizer Conftansyn, 1260 Jaren te voren. Het is in waarheid zeer opmerkens-waardig Mylord! dat de dagtekeningen dezer groote uitkomften, zigtbaar ftrekkende tot de omkeenng dier geeftelyke Tyranny, die zo lang in ieder ftaat van Europa geheerscht had, juift dus nauwkeurig zouden overëenftemmen, met dit propheD 3 tifch  C 60 ) tifch Tydperk, rekenende van die gebeurtenis, die ieder onbevooroordeelde moet noemen de eerfte indrang der tydelyke magt op de regten van byzondere gevoelens: maar wat zullen wy zeggen, dat op het zelve tuflchenval van 1260 Jaren, verfcheidenlyk van ieder der algemeene Conciliën, wier Godsdienftige bevelen door het gezag der Keizeren wierden opgedrongen, en die daar om uitttekende Happen waren in den voort' gang der geeftelyke Tyranny, waar door het geheele Kriftendom eindelyk vcrflaafd wierd, overëenftemmende uitkomfte voortkomen , waar door de herftelling van Godsdienftige vryheid zigtbaar bevorderd is? Ik heb geene byzondere gelegenheid onderzoek te doen, hoe die zaken in andere landen van Europa gelegen zyn, maar in ons eigen land is het Jaar 164L net 1260 Jaar naar 331, het Jaar van het tweede algemeen Concilie zeer kenbaar getekend door de affchafang dier onge« regtige hoven, de Starkamer en hooge Commiffie en door het begin van een bi.mcnlandfchen oorlog, voornamelyk om de kerkelyke onderdrukking aangevangen , en die door zyn gevolg een grooteren trap van vryheid voor deze natie, zo in 't borgerlyke als godsdienftige te weeg gebragt heeft, dan die zy ooit te voren gefmaakt had. De twee volgende Conciliën, tot welke alleen van allen, die gevolgd zyn, het tegenwoordig tydperk toelaat onze opmerking uitte breiden, waren gehouden in het Jaar 431. en 451., wanneer wy by ieder dezer getallen 1260 voegen, krygen wy 1691. en 1711 , het eerfte niet alleen gedenkwaardig door de volbrenging dier heerlyke revolutie door 't onderbrengen van geheel Ierland, en de daar op  C 61 ) op gevolgde zekere vafrfcelling, van Willem de III ^op den drie dubbeien troon der Britze Eilanden, maar ook door den dodelyken flag aan dat voorgewend Apoftölifch Goddelyk regt en gezag der Hiërarchie gegeven, door het afzetten dier BiiTchoppen, die den Eed van getrouwheid niet wilden afleggen en andere in hunne piaatzen aan te ftellen: het laaifte Jaar in onze kerkelyke Gefchiedeniffen vermaard, door de vrugtelooze pogingen der Convocatie, om de geeft der vervolging tegens de Ariianfche kettery te doen herleven in de zaak van Whifton, en gelyk dezelve oorzaken altyd dezelve uitwerkzelen voordbrengen ;het geftel van dat Orthodoxe Engelscb Synode was even liefdeloos, even wraakgierig,als het algemeen Concilie in de vierde en dat in de vyfde Eeuw : maar overèenkomftig de voorzeggingen dezer prophetie, de gefteldheid der heerfchende magt, was grootelyks vei andere jegens de Hiërarchie: de regering vvygerde ftilfwygend haare onderfteuning niet alleen maar zelf om dien onmatigen en liefdelozen iver eenigzints te begunftigen. En aan dezen aanval op Whifton met die,, die zes Jaren daar aan volgden, over eene Predikatie van Dr. Hoadley, kan men ontwyfelbaar toefchryven die zigtbare bepaling, die zedert altyd zeer verftandig aan het kerkelyk gezag gefteld is, waarom de convocatie, eens zo oprotrig en geweldig, thans alleen is — vox& praterea nihil. Dat de door Gods geeft beftuurde Propheet, zeer eigenSartig de Hiërarchie als het beeld der borgermagt voorfteld, moet ieder onpartydig onderzoekervoorzeker toeftetnmen, die maar aanmerkt, dat zy in zig zelve geen magt of levensbeD 4 gin-  C <5i ) ginzel heeft, maar geheel en al afhangelyk is van, en fteunt op de waereldlyke regering van den ftaat, voor die trap van kragt of vermogen ,diezy bezit, zo wegens deszelfs gedaante als aanwezen, zo dat wanneer het beduur van Europa kei2er!ykwas,zo was ook de wyze van befcaan der Hiërarchie kei» zerlyk, en om dat Rome de hoofdftad van het keizerryk was, zo wierd haar BiiTchop als Metropolhaan, het Opperhoofd der Kerk gemaakt,wanneer het Ryk nu zelf door den inval der noordfche volken in veele onderfcheiden Gouvernementen gcfcheurd was, kwam zy egter daar in alle overëen om dezelve wyze van Godsdicnftpieging en kerkelyke tugt, die door de Keizers was vaft • gefteld, te blyven handhaven. Zo wierd ook door de vyandelyke aanvallen der Hervormers het gebied der Kerk geweldig gefcheurd en in verfcheiden kleine Hiërarchien verdeelt, alle daar in overeenkomende, om hetzelve Godgeleerde ftelzel, dezelve fundamentele Artikelen van Gods • dienft, die onder de Paulën Orthodox verklaard waren, ieder op te dringen. De Lutherfchen aangemoedigt en befchermd door verfcheidene vorfcen van Duitlchland ,die zelve afhangelyk van 'c Kykskamer gerigt waren, namen eene loort van Biffchoplyke regering aan, afhangelyk van 't gezag eener Conliftorie (//) terwyl de Calviniften, wier voornaamlle vryplaats Gerieve was, hunne Hiërarchie fchikte na het Demokratisch voorbeeld, en in Engeland, daar het uitvoerend (//) In de Ryken van Sweden en Denemarken, alwaar liet Lutberdom de vaftgeflelde Godsdienfi: is, is het kerkbeftuur volmaakt Biffchoplyk, dat is, na een alleenbeerfching gefchikt moshsim, Injiit. Eccl. Hifi. Lec. 16. Sect, 3.  C 63 ) rend gedeelte der magt, eenhoofdig is, bleef het uitvoerend gedeelte der Hiërarchie BiiTchoplyk: en het hoger- en lagerhuis der Convocatie, met den Koning aan hun hoofd, maakte eene kerkelyke wetgevende magt uit, in alle opzigten het Beeld der groote wetgevende magt van den Staat gelyk. Dus op de voornaamfte zaken, den inhoud van het 13de Kap. van dit prophetifch gezigt uitmakende , korte aanmerkingen gemaakt hebbende, zo zullen wy met U Lordfchaps verlof, in de laatfte plaats het zelve onderwerp in een andergezigtfpunt befchouwen, gelyk wy dat in 't 17deCapittel geplaatft vinden, vooraf latende gaan, dat de afvallige kerk, in het tuflchenkomend verhaal van hare verwoefting genoemd word, Babyion, da groote Stad, en dat alle Volken gezegd worden, deel gehad te hebben aan hare geeftelyke hoerery en afgodendienft (w), Deze omftandigheid is van de Groote hoere, mede voorzegt in't 17de; Kap. alwaar zy befchreven word, verleidende en bedervende veele Volken, zich ten beften gevende aan , en hoerery bedryvende met de Koningin der Aarde, die in deeze beteekenen de heeifchende magten van Europa, zo dat by een noodzakelyk gevolg, het groote Babyion, en de pragtig gekleede vrouw met den naam Babyion de groote Stad betrekkelyk zyn, op het zelve tegenbeeld, en die by de afvallige Kriften kerk verbeelde. Wegens dit laatfte Zinnebeeld der bedorvene Kerk, zegt ons deApoftel, dat hy eene Vrouwe zag zit- (jnm) Opetib. 14: vi. 3. D S  C , ren,  ( 68 ) „ ren, gelyk de ryder het dier regeert, dat hem „ draagt." Gezien hebbende, hoe de Engel den zin van dit gezigt uitlegt, zo zullen wy met U Lordfchaps verlof, tot het gezigt zelve te rug keeren, om meer in het byfonder in aanmerking te nemen, de onderfcheiden aanduidingen en kenmerken der Antikriftifche Kerk, met welke de Vrouwe gezegd word op haar voorhoofd, dat is, allerzigtbaarft geteekent te zyn, en zien of die met eenigen fchyn van regtvaardigheid, alleen met uitfluiting van alle anderen, op de Kerk van Rome toepaflèlyk zyn. Het opfchrift is, Verborgenheid, het groot Babyion de moeder der Hoereryen en der grouvoelen der Aarde ; ons word ook verder bekend gemaakt , dat zy zigtbaar fchuldig ftond, aan het vergieten van het bloed der gemoedelyke Kriftenen. U Lordfchap verönderfteld, dat de Antikrift een zuivere Kerkelyke magt is, en dat de voornaamfte prophetifche kenfchetzen, waar by hy te onderfcheiden ?s, alleen drie zyn, te weten, geeftelyke, tyranny, onverdraagzaamheiden afgodery, maar in dit gezigt word de voorzegde Antikriftifche afval, uitdrukkelyk toegeëigend, aan de vereende magt, het verbond, namelyk taffchen de Kerk en den Slaat, en by de drie kenteekenen door U Lordfchap opgegeven, worden 'er nog twee by gedaan, die U Lordfchap goedgedagt heeft, met volkomen ftilfwygen voorby te gaan, ik meen Godslaftering en Verborgenheid; van deze vyf kentekenen , word de onverdraagzaamheid aan de beide partyen in dit verbond toegefchreven , maar de bloed-  ( 69 ) bloedfchuld voornamelyk en te regt, aan de Kerk, omdat de waereldlyke arm in het onmenfcheiyk moorden van Ketters, de plechtige gerigtelyke vonniffen door de kerkelyke Hoven uitgebroken, alleen ter uitvoer heeft gebragr; aan de borger» magt, word Godfafiering en geeftelyke Tyranny toegekent, die ook alleen in ftaat was, dezelve opterigten en fiaande te houden : verborgenheid en afgodery , zyn de byfondere kenmerken der Kerk, waar by men de beruchte valfchheid harer Geloofs formulieren, ons door den H Paulus bekend gemaakt, voegen moet: de Antikriilifche eigenfchap der borger Overheid, hebben wy reeds overwogen in onfe vorige aanmerking over Paulus voorzegging, en by het verhandelen van het gezigt, en het 13 Hoofddeel der Openbaring; hierom zullen wy thans de nog twee overgeblevene merkteekenen der Antikriftifche Kerk ^namelyk verborgenheid en afgodery, in overweeging neemen.^ De Antikrift, gelyk U Lordfchap te regt aanmerkt, (qq) beteekent eene magt, handelende in tegenftelhng van Kristus, hierom moet de Antikriftifche kerk een kerk zyn, wier leeringen en wyze van Godsdienftöeffening , in eene lynregte tegenftelling aanloopen, tegen die van het Euangelie, gevolglyk zien wy, dat in het prophetifch af beeldzei van het Antikrittendom, door de beide Propheten van het N: Teftament gefchiidert, aan de waarheid en zedigheid van het Euangelie, tegengefteld worden, verdicbtzel, valfchheid, en las- (qq) 7 de Predicat. p. 215.  C 70 ) laftering; aan den kriftelyken geeft van mededogen, weldadigheid, en algcmeene goedwilligheid, het onregtvaerdig verdrukkend geweld en vervolging, om gewetens wille, aan het Euangelie voorfchryft, d'een den anderen niet te oordeelen, maar alle oordeel in godsdienftige zaken over te laten, aan den perfoon, door God daar toe gefield, de wreede en Moedige uitfpraken der kerkelyke gerigtshoven, aan't ligt der Godlyke openbaring, verborgenheden , en aan de redelyke zuivere aanbidding der Godheid, die zelve afgodery, die het voorname oogmerk van den geöpenbaarden Godsdienft is , van de aarde uit te roeien. Verborgenheid betekent eene bedekte en geheime zaak, en die derhalven niet kan begrepen worden , om welke reden (nadien het Euangelium gezegt word, een licht ter verlichting der Heidenen te zyn (rr), en dat het ons gegeven is, de ver» hor genheden des Koningryks Gods te verf aan (ss), dat is, ons die dingen het Koningryk Gods aangaande te verklaren, die voor Kristus komft een geheim waren, het zelve zet ons aan, om door ons zelve te oordelen, wat recht is ? Niet langer kinderen maar mannen in verfiand te zyn (tt) , het wekt ons op een vry en onbevooroordeeld gebruik van onze vermogens te maken, in het gewigtig onderwerp van den Godsdienft, mei onze oogen te zien, met onze oor en te hooren, en met ons harte te ver (laan (uu), op dat wy mogen bekeerd en genezen worden, van zodanige dwaasheden (rr) Luc. 2: vs. 32. (ss) Luc. 12: vs. 17. (_«) 1 Corint. 14: vs. 20. («») Hand. 28: vs. 27.  ( 7i ) den en zonden, die regtftreeks overgefteld zyn tegen den waren en geopenbaarden wille Gods,) het klaarblykelyk is, dat indien de zakelyke plechtigheden en leeringe eenerKerk, verborgenheden en onbegrypelyk zyn, die Kerk eenen Godsdienft leeraart, aangekant tegen het Euangelium van Kriftus, en in zo verre met de Prophetifche befchryving, van de afvallige Kerk hier aan ons gegeven overeenkomt, wiens eerfte en allerzigtbaarft kenmerk verborgenheid is, by voorbeeld de Roomfche Kerk, die volmondig beleid, dat haar geheele geloofsbelydenis in verborgenheid beftttt, volftrekt onbegrypelyk voor het menfcheiyk verftand, die verklaard,dat alle hare plechtigheden, Sacramenteele en Heilige verborgenheden zyn, is zonder twyffel op het allerkenbaarft gebrandmerkt , met dit teeken des Antikriftendo ns. En zyn, Mylord! de proteftantfche Kerken van Europa, geheel onbefmet en vry van dit fchandelyk kenmerk, voorzegd door deze omfchryving in het gezigt? belyden zy niet alle eenparig, dezelve geloofs-Articulen, de eenige Tranffubftantiatie uitgezonderd? (indien men mag zeggen, dat dit by allen zo is) (w), bekennen zy niet dat hunne geheele geloofsbelydenis yeeneonbegrypelyke ver» (vvj De Confubflantiatie van zommige hervormde Kerken fchynt my zeer na aan de Tranfutfiantiatie te grenzen: wanneer de Roomfch Catholielie Kerk leert, dnt het waaragtig lichaam en bloed van Kriftus gegeten wordt door de genen , die de geheiligde wyn en brood gebruiken in de Communie, en de Kerk van Engeland ons leert, dat het lichaam en bloed van Kriftus, warelyk en inde daad door de geloovigen in het Avondmaal genuttigd wtrd, zo erken ik openhartig het verfchil niet te kunnen zien. E  ( 7* ) verborgenheid is? en fchoon zy zommige dier plechtigheden, die de Roomfche Kerk zegt, met een zekere geheimzinnige en invoendige geeftelyke genade genaard te zyn, hebben uitgemoniterd, verzekeren zy egter niet, dat die zy behouden hebben , geheimzinnige en Heilige verborgenbeden zynl QwvS). Nadien dan de Grondwaarheden des geloofs, en alle wezenlyke godsdienftige plechtigheden, van iedere vaiigeflelde Kerk in Europa, klaarblykelyk geheimzinnig zyn , is dan de Godsdienft die zy belyden,niet geheel en al eenewrborgenbeidl zyn zy dus niet allen,voor zo ver het dit kenmerk van verborgenheid aangaat, ware tegenbeelden van het zinnebeeld der afvallige Kerk des Antikrijis ? het is geen wonder dat de Roomsgezinden alle poogingen, om dit gezigt uit te leggen van, en toetepaflèn, op eene Kerk die den naam van Kriflen draagd , veroordelen en befpouen, dat zy deze en alle andere kenmerken van den An« tikriftifchen afval, geheel en al verönagtzamen, en (ww) Zie de formulieren des doops en de opwekking voer bet Avondmaal •■, onze Kerk (Engelfche) erkuud maar twee Sacramenten uit de zeven der Roottifche, maar men moet aanmerken, dat zy in praétyk vier van de verworpene vyf heeft aangenomen, en toeftaat dat die eenen geheimzinniger! invloed en beduidenis bezitten: zy verhaald zelf aan God, dat het Huwelyk eene uitmuntende verborgenheid is. De oplegging van 's Bisfchops handen in de confirmatie des doops of het Vormfel, en in de ordening tot den dienst, word in het eerst geval veröuderfleld, en in het laatfte uitdrukkelyk veiklaard, eene verborgene wyze ter mededeelmg van den H. Geest te zyn: en de Auctoritative vergeving der zonden in her formulier voor de kranken, kan alleen gegrond zyn,op de verönderftelling van het geheimzinnig vermogen van de berouwhebbende biegte, en de betrachting van Godfdienftige daden ia het formulier voorgefchreven.  C fi) en zig ove; tuigd houden, dat zy in de vervulling geen deel altoos hebben. Maar dat proteftantfche Godgeleerden , dié' meer dan twee honderd jaaren herwaards, dezé voorzegging toegepaft hebben op, en veiklaard hebben van bet gepaft voorwerp , de Kerk van Rome,, met dit kenbaar teken des Autikriftendoms voor hun oogen, by aanhoudenheid nog hardnekiiig, die zelve ongerymdé verdichtzelen, die door de Roomfche kerk verdedigd worden, blyven aankleven , daar zy zelf erkennen dat de Kerk vart Rome, de Antikrftifche is, ja zy verdedigen de zelve, op den zeiven voet als de Roomsgezinden, onder den ongelukkigen naam van verborgenheden ; en dat zy ook die zelve naam van kwade beduidenis, aan iedere Godsdienftige plegtigheid geven, die zy nodig ter zaligheid keuren, daarvan kan geen andere reden altoos gegeven worden , dan die overheerfchende bedwelming $ zo lang te voren door den H. Paulus, in zyn 2den brief aan de TeflMonicenferen voorzegd. Myn gevoelen over de geloofsbelydeniflen van alle Europifche Kerken, reeds te kennen gegeven hebbende, zoo zal ik te dezer plaats alleen verzoeken, dat U Lordfchap gelieve aan te merken, met wat eigenaartigheid , de Godslaflering der Antikriftifche Godgeleerdheid, in deze voorzegging aan de Borger magt toegekend word, door welke het alleen is en konde vaftgcfteld worden, en ftaande gehouden, daar het voorgeven van onbegrypelyke verborgenheid , het geen alleen door het bygeloovig ontzag voor het zelve kan verdedigd worden, enkel aan de Kerk was toegekend. Maar nadien men veronderftek, dat de geheimzin-* E 2 ni-  C 74 ) nigen invloed van doop en avondmaal, in eenige plaarzen der H. Schrift wel bewezen is, zo zal ik eenige aanmerkingen maken, op die bewyzen die men veröndeifteld gegrond te zyn, in het regelmatig gezag der fchriften van het N. Teitament, in het gemeen,en over de voornaamfte dier plaatzen in het byzonder. De meeft behaagelykfte wyze van redenkavelen by de orthodoxen in gebruik , om de gewigtige tegenbedenkingen der reden , en van 't gemeen begrip tot zwygen te brengen, is als volgt. Het woord van God is onfeilbaar waaragtig, „ en het moet in alle gevallen voor waar worden „ aangenomen, fchoon deszelfs voorfchriften bo- ven het begrip van ons eindig verftand gaan — „ de regelmatige boeken van het N. Teitament, zyn alle in 't gemeen, en ieder deel derzelve in „ 't byzonder het ingegeven woord van God. — zo,, danig eene leer word ons geleerd in deze en die „ plaatzen dezer boeken. —— Ergo is het on„ ze plicht, om die leer voor waarheid aan te nee„ men , niet tegenftaande eenige zwaarigheden „ met welken zy ons fchynen gepaard te gaan". De eerfte dezer (tellingen, zal in het gemeen altyd worden toegeftemd. Maar indien de tweede of derde op redelyke gronden kunnen ontkend, of in twyffel getrokken worden, zo vervalt de geheele kragt van dit berigt; om het zelve evenwel te ftaaven, acht men van veel klem te zyn , beide op de overeenftemmende begrippen , van eene zeer groote meerderheid van bekwaame en geleerde Godgeleerden , van veele en vroegere eeuwen, en op de groote onwaarfchynelykheid die 'er zyn zoude, dat Gods wysheid en Goedheid zoude toelaa- ten,  (75) en, dat het menfchdom, in een articul van zo veel aangelegenheid, en wel tot zodanig eenen hoogen trap, om zelf ondergeftokene en valfche fchriften, voor de oorlprongelyke infpraaken van zyn wbord te ontfangen, zouden bedrogen worden Dit zoort van redenkavelen, zal denkelyk allen voldoen , die nooit de voorzeggingen (die in hunnen aart een veel grooteren eifch, tot het gezag der Godlyke Ingeeving, dan eenig ander gedeelte van het N. Teitament kan voorwenden,) in hunnen aart hebben befchouwd, nog daar op veel agt gegeven hebben , zy vinden 't volmaakt overtuigend: maar voor hem die dit opgemerkt heeft, dat ds Geeft der Prophetfy uitdrukkelyk verklaard heeft,dat het Gods wille zy, dat het menfchdom, in eene zoo fterke dwaaling vallen zoude, dat het zelve gelooven zoude het geen verdicht, valfch, en een leugen is, zo zal die bovenaangevoerde verblinding, zoo ver van onwaarfchynelyk zyn, dat de zelve niet alleen ten hoogfte waarfchynelyk, maar zelf zeker is: en als zodanig een de vroege, langdurige en bynaar algemeenen afval,der naamknltenen van de ware leer van Jefus Kriftus, tot ' de tegenovergeftelde bygeloovigheid, van den Antikrilt gade lïaat, en overweegt dat die zo duidelyk en herhaald, in die zelve fchriften voorzegd is, hoe kan hy dan van zig afweeren over te hellen, om de aangenomene begrippen van zo veele vroegere eeuwen, veel eer aan te zien als de toetfteen van dwaaling dan van waarheid? wat my aangaat Mylord! ik heb zeer naauwkeurig, en voor zo verre het in myn magt was, onpartydig, her weezen en gewigt van alle bewyzen, die tot hier toe aangevoerd zyn, om het Godlyk gezag van onzen teE 3 gen-  ( 76 ) genwoordigen Canon der Apoftoüfche fchriften te flaaven, onderzogt, en ten laatfte vinde ik my fterkelyk overreed, dat verfcheidene der boeken van hetN. Teftament, het werk van die Autleurs wier naam zy draagen,niet zyn, nog tot die eeuwen behooren, waar aan zy worden toegefchreeven, en dit in zommige der beft geauthorifeerde fchriften, zedert haar eerfte uitgave, veele byvoegzels van aanbelang en veranderingen gemaakt zyn, en dat 'er ook geen reden altoos is te verönderflellen, dat ieder woord en zinfnede van de alleröorfpronkelykfte onmiddelyk voorgeligt zyn, door de bovennaturelyke ingeeving Gods. Indien wy tot onzen geleider in die navorfching namen , dat eenvouwig en klaar grondbeginzel door U Lordfchap, in het algemeen dagligt gefield, dat namelyk de Geeft der prophetfy het getuigepis van Jesus zy, zoo ben ik verzeekerd, dat wy de waarheid fchielyk opfpeuren zouden, en zonder veel moeiten in ftaat zyn, de tarwe van den fchriftuurelyken Canon van het kaf te fcheiden. Maar ik ben niet voornemens, U Lordfchap voor het tegenswoordige , met een onderzoek in 'e breede daar omtrent op te houden: ik zoude alleen U Lordfchaps geduld afbidden , terwyl ik eenige weinige aanmerkingen aan de hand geve, over die byzondere gedeeïtens der H: Schrift, op wier gezag onze eigene Kerk goedgedagf heeft te verklsaren , dat de plechtigheden van den Doop en het Avondmaal, Heilige verborgenheden zyn den kristenen ter zaligheid noodzakelylc De volflrekte noodzakelykheid des doops, om deel aan het Euangelie-verbond te hebben, word lj|elei(j van s'Heeren Heilig gebod, gelyk het ons  (77) ons in de Euangelien van Mattheus en Marcus verhaald word , ook uit s'Heilands gefprek met IXicodemus, om uit water geboren te worden, in het Euangelium van Johannes verhaald; en den geheimzinnigen invloed word alleen uit dit gefprek afgeleid. Wat nu de twaalf laatfte vaerzen , van het Euangclium van Marcus aangaat, waar in het gebod om te doopen vervat is, het is U Lordfchap te over bekend, dat die niet gevonden worden, in de vroeglle en befte griekfche affchriften, en dierhalven ontegenzeggelyk het byvoegzel zyn van eene latere hand, hierom kunnen zy geen meer gezag hebben, dan voor zo ver zy door fchriften van grootere egtheid beveiligd worden. Maar dit is 'er in het tegenswoordig geval zo verre van daan, dat in de twee Euangelien van Lucas en Jobannes , de inftelling des Doops, nergens gevonden word, en in dat van Mattheus, alwaar 'er alleen de biftorie van bewaard word : de tyd, plaats en ómftandigheden, in welke het gebod uitdruk kelyk gezegd word gegeven te zyn, {temmen niet alleen niet overeen met, maar zyn regelregt tegenftrydig tegen het verhaal van Marcus, indien derhalven onzes Heeren plechtige inftelling, van den doop in 't geheel te gelooven zy, zo moet dit zyn op het eenig gezag, van het Euangelie van Mattheus , laten wy dan met U Lord* jchaps verlof onderzoeken, waar in dat gezag be« ilaaC In dit onderzoek moet men aanmerken , da: het getuigenis het geen ons van nut kan zyn, gevonden moet worden in den omtrek der twee ofte drie eerfte Eeuwen; want indien het oordeel E 4 der  (7« ) der volgende Eeuwen , in zaaken van Godsdienft, niet reeds zo zigtbaar in de voorzeggingen des Nieuwen Teftaments veroordeeld was , zo verre zelf, om al ons vertrouwen daar op uit te fluiten, zo is het klaar dat die zelve eeuwen, geen getuigenis ter beveiliging van eenig gedeelte van den Canon konnen gehad hebben , dan het geen Zy door overlevering van de eerfte ontfingen , welke naaft aan de Apoftolifche eeuw grensde: deze aanmerking houdt ook ftand , met betrekking tot de kriftenen der derde Eeuw , zoo dat waarlyk geen uitwendig bewys, van 't gezag van eenig boek , van 't Nieuwe Teftament te regt voldoende kan geoordeeld worden, het geen niet zuiverlyk is afgeleid van de Schryvers der eerfte of tweede Eeuw : maar zy, en in waarheid alle vroege Schryvers, die ons zeggen, dat den H: Mattheus een Euangelie fchreef, verzekeren te gelyk*, dat hy het in het hebreeuwfch fchreef. Hier dan Mylord! zal een verftandig en opregt onderzoeker vraagen, wat is 'er geworden, van het oorfprongelyk hebreeuws handfchrift, van Mattheus Euangelie? ten andere, is de Griekfche Copie, die wy thans als zyn Euangelie ontfangen, welen genoegdoende bewezen ,te zyn eene naauwkeurige overzetting van het oorfprongelyk hebreeuws ? en oordeel wat hy gevoelen moet, wanneer hy ondervind, eerft, dat 'er geen volftrekt geloofbaar getuigenis aanwezig is, dat zodanig een Hebreeuws Euangelie van Mattheus, van de tyd af, dat het veronderfteld word ge. fchreeven geweeft te zyn, tot het tegenswoordige uur toe, ooit gezien is; en ten tweeden, dat men niet m veel als eens voorgeeft te weeten, wanneer, waar,  C 79 ) waar, of door wie onze Griekfche Copie is over-, De kragt dezer laatfte bedenking is zoo blykbaar en fterk dat verfcheiden' uitmuntende, hedendaagfche Godgeleerden, om die te ontwijken, goedgedagt hebben eene nieuwe veronderftelling op den baan te brengen, wegens dit Euangelie van Mattheus, namelyk dat het geen overzetting uit het Hebreeuws is, maar oorfprongelijk in het Grieks gefchreven: de eenige grondtleun dezer veronderftelling beltaat in zekere byzondere zegswyzen, waar by zeer juift gevoegd kan worden de ongelykheid van Ityl in dit boek te befpeuren: ik (tem met deze geleerde Critici toe dat hier van niet wel reden kan gegeven worden, in veronderftelling dat het eene regelmatige overzetting van een eenparig hebreeuws handfchrift of werk zoude zyn, en ik verbeelde my in ftaat tc zyn,om bewyzen uit het boek zelve voor den dag te kunnen brengen., die even kragtig toonen zouden, dat het Griekfche boek , nu den naam van Mattheus Euangelie draagende, door geen menfeh kan uitgegeven zyn als naar de uitgave van Lucas Euangelie, nog zelf vroeger dan de regeering van Trajaan, indien zelf zo vroeg. Maar men moet de voorftanders van dit nieuw gevoelen erinneren, dat die zelve bewyzen die genoegzaam bevonden worden, om de getuigenis der oudheid van het Euangelie van Mattheus, dat hy het in het hebreeuws, en niet in het grieks fchreef, ter zyden te zetten, ter gelyker tyd alle getuigeniffen, die 'er zyn, om te bewyzen dat Mattheus ooit een Euangelie fchreef, om verre werpen, en daar zal niet de minfte fchaduw van bewys overblyven voor de E 5 egt'  ( «o ) egtheid van dat gefchrift, het geen tegenswoordig onder zyn naam gaat. Op wat wyze het dan ook befchouwd worde, zo is de echtheid van ons Euangelie van Mattheus te problematiec, dan dat het ons wettigen zoude, eenige gebeurteniffen aan te neemen, die het inhoud,en die door bttttgeauthentifeerde fchriften niet bekragtigd worden; veel minder dan die, dewelke vlak tegen het Euangelie van den H. Lucas aandruiflchen, en echter zyn veele gedeeltens van het zelve zodanig, en het is verre boven het vermogen van den Geleerditen om die overeentebrengen, om die te doenovereerifteramen (xx); Ik zal alleen een voorbeeld geven uit dat gedeelte der gefchiedenis het geen op onzes Heeren Kruifiging volgt, om dat het, het verhaal der Inftelling van de plechtigheid des doops, inhoud. In de befchryving van Lucas worden wy onderrigt, dat de vrouwen, naar het gekruide Lichaam te hebben zien begraven, terug keerden, fpeceryen en zalven bereiden, en rustteden naar bet Gebod; dat zy vroeg op den eerften dag der volgende weeke, met de noodige hulp kwamen, om het lichaam te balzemen, en vindende den {leen van bet graf gewenteld in het zelve ingingen, en zeer verbaasc waren dat zy het lichaam daar niet vonden, dat zy v?.n hunne verwondering onthceven wierden, door eene bovennatuurlyke verfchyning van Engelen in de gedaante van twee mannen heerlyk verfiert, die haar s'Meefters opftanding verzekerden, en te gelyk herinnerden , dat dit alleen de vervulling was zyner eigener voorzegging aan haar in Galilea gedaan, dat onzen Heer naar (xx) Harmonift,  ( Si ) naar eerft aan Petrussen daar naar aan da Emausgangeren verfcheenen te zyn,zig vertoonde aan de elf Apoftelen en Discipulen die met hun waren, en uitdrukkelyk belaltede, dat zy van Jerufalem niet fcheiden zouden , maar daar blyven tot dat zy de beloofde uitftorting van den H. Geeft ontfangen hadden, dat zy hem gezelfchap hielden zo verre als Bethanien ten tyde van zyn hemelvaart, maar (in gehoorzaamheid aan zyn gebod) naar Jerufalem terug keerden en daar bleven tot het Pinxter. feeft- , r 'i Indien dit verhaal van Lucas geloof verdient, zo is het zeker dat de vrouwen van geen wagt om het Graf te bewaren wiften, dat zy geen Soldaaten verfchrikt als dooden, door eene Aardbeving en de wonderdadige nederdaaling van een' Engel in eene blixemende gedaante, gezien hebben, dat zy in, haar wederkeering onzen Heere niet ontmoetten, noc ook eenige ordre ontfingen, om zyn difcipelen5 naar Galilea te zenden, om hem daar te zien , en dat de Apoftelen geene onnoodige reis van omtrend honderd (Engellche) mylen te voet deden, om hem te zien en zyne bevelen te ontfangen op den top van eenen berg in Galilea, maar dat zy hem dien zeiven dag zagen, en veertig dagen lang met hem omgingen by en in de nabuurfchap van Jerufalem (yy), nogthans in regte tegenlpraak tegea een (jy~) De geleerde JFanfon fchynt vast te ftellen, dat het bevel om van Jerufalem niet te wyken.niet is overeen te brengen met het zeggen des Engels by Mattheus en Marcus , ziet by gast u voor naar Galileen, gelyk by gezegd beeft, daar zult gy hem zien;msai het dunkc my datdeze zaak eeea zwaarigheid altoos in heeft; het blykt uit de woorden  ( 82 ) een' zoogoedenen zo wel geauthentij eerden Schryver als Lucas zekerlyk is, zegt ons de onbekenden maker of overzetter van 't geen wy Mattheus Euangelie noemen, des anderen daags nu welke is naar de voorberyding, (zz) (een zoort van omfchryving om den Sabbatb te beteekenen, welke my bynaar onmogelyk fchynt , dat een Jood gebruiken zoude) kwamen de voornaamfte Priefteren en Pharifeën, in plaats van den Sabbarh, gelyk Lucas zegt dat de vrouwen deeden, te vieren , gelyk de gewoonte der geheele Joodfche Natie was, overeen dit Godlyk Gebod op de alleropenbaarfle en kenbaarfte wys te fchenden, door by Pylatus te vergaderen, een wagt voor het Graf te verzoeken, en dan te gaan om die te ftellen, en den fteen te verzegelen \ dat late naar den Sabbath, of den terflen dag der voeeke als bet begon te den van onzen Heiland Matt. ï6: vi. 32. Mare. 14: vs. a3., dat de Heer dit gebod wel zekerlyk gegeven heeft aan eyne Discipelen; maar zy zyne opftanding niet knnnende gelooven, niet wetende de Schriften,zo haalteen zy zig in 't geheel niet dit gebod te volbrengen; weerhouden door ongeloof, vooroordeelen en verbaaftbeid waren zy niet in ftaat die reis aan te vangen,wat doet dan hun'goetaar. tigen meester? Hy komt hunne zwakheden, gelyk hy die der zynen altyd doet, te gemotte, hy fchort die reis op, verfchynt hun perfonelyk, beftraft hun ongeloof, en overtuigt hun allen , Thomas Didimus niet uitgezonderd, van de waarheid zyner opftanding,en toen is die reis van honderd (engelfche) mylen gefebiet, gelyk het laatfte hoofddeel van Johannes Euangelium aantoont, en na«r de terugkomst uit Galilea, fchynt hun eerft het gebod, om niet van Jerufalem te wyken , en eerst kort voor de Hemelvaart gegeven te zyn. {zz) Matth. 27: vs. 62.  ( 83 ) ie ligten, (eene wyze van uitdrukking die klaar aantoont dat deze Schryver niet gewoon was, de tyd naar de Joodfche wyze te rekenen,) alleen twee der vrouwen kwamen (niet om het lichaam te zalven, gelyk Lucas ons verzekert dat zy deden, want dat was onbeftaanbaar met het verhaal der wagt,) maar alleen om het graf te bezien, dat zy eenen Engel in eene blixemende gedaante onder eene groote aardbeving zagen afdalen van den Hemel, den fteen afwentelen van den mond des Grafg, en zig op den zeiven zetten, dat de wagteren beefden en in doodsangften vloden, maar dat de Engel haar, de vrouwen, beval niet bevreesd te zyn, haar belaftende haaftelyk heen te gaan, en den Difcipelen te zeggen , dat de Heer cpgeftaan was, (ik veronderftel eer het graf geopend was, want geen gewag word'er gemaakt, dat zy hem zagen oplraan of te voorfchyn komen, na dat den fteen afgewenteld was) dat zy hem zouden zien in Galilea, waar na toe hy haar voorging; dat op haren weg Jefus hen in perfoon ontmoette en belattte zynen Discipelen te zeggen naar Gelilea te gaan, alwaar zy hem zien zouden: en dat de elf Difcipelen vervolgens naar Galilea gingen, op den Berg die haar aangewezen was , alwaar zy hem zagen, en de vafte inftelling van den doop ontfingen. Om deze tegenftrydigegebeurtennTen en vernaaien over een te brengen, hebben veele uitmuntende uitleggers zeer veel geleerden arbeids te vergeefs gefpild, doch niemand hunner meêr dan de geleerden Heer Gelbert Weft; maar nadien 't geheel van zyn ongefundeerde, fchoon wel uitgevondene en veel toegejuichte uitlegging, op eene ver-  C 84) veronderftelling rust, dat namelyk de vrouwen en de Krygsknegten niet te gelyk san het graf waren, zo word die veronderftelling ten eenemaal omvergeworpen, door eene enkele zinfnede in de oorfprongelyke Hiflorie van Mattheus, dewelke ongelukkig voor zyne ftelling,en voor die van ieder andere overeenbrehger (aaa) , ons wel ukdrukkelyk oriderrigt, dat zy beide te gelyk daar tegenswoordig waren, ik meen het voorzetsel i^t het welk in den Text gevoegd word by t*i Qoïtuti en het welk geen ander gebruik kan hebben , dan om de vrouwen te kennen te geven de autithejts tuflchen haar en de verfchrikteSoldaaten, {bbb}m het is verwonderlyk de fterke kragt van het vooroordeel en vooringenomenheid gade te flaan in de kundige doch onopregte wyze, op welke de Heer West, wanneer hy een aaneengefchakeld verhaal dier gebeurtenis, volgens zyne eigene uitvinding en veronderftelling geeft, deze groote zwaarigheid voorby gaat, die hy niet konde uit den weg ruimen, door den Engel te doen fpreken, niet in de woorden van Mattheus Euangelie, alwaar de Gefchiedenis der wagt alleen verhaald word, vreefi gy lieden niet maar in de woorden van (aaa) Harmonijl. (bbbj la de Griekfche en Latynfche taaien, zyn de twee voomaame voorzetzels, dat is de eerfte en de tweede perfoon in de fpreekwyze van 't woord zelve begrepen, en worden daarom nooit uitgedrukt, ten zy om eene tegen beteekenis uit te maken , gelyk by Virgilius : NOS PATRIAM FUGIMUS : TU TïTIRE , LESSTUS JN UMBRA FoRMOSAM RESONARB DOCES Harris, Hennes. B i.pag. 83. nota,  C 85 ) van Marcus, daar men van geen wagt gewag gemaakt vind, en waar de Engel derhalven geen gelegenheid heeft het pronomen, 't geen eene tegen overftelling beteekent,te gebruiken en alleenlyk zegt weeft niet ontroerd. Dit nu de zaak zynde Mylord! met de twee eenige plaatfen, alwaar van de Inftelling des doops gewag gemaakt word, en nadien ik niet vinde, dat de Apoftelen en eerfte Difcipelen met dezen kriftelyken doop gedoopt zyn; dat de doop van oudsher eene gewoone manier was, om profeliten tot eene nieuwe tucht toe te laten, voor de zending van onzen Zaligmaaker niet alleen door jobannes den Dooper, maar in vroegere tyden door dejoodfche Priefteren gewerkftelligd,dat in de Apoftolifche Eeuwen, dé bekeerelingen tot het Kriftendom, alle gedoopt wierden, niet volgens het voorfchrift, in het Euangelie van Mattheus aangewezen, maar enkelyk in den Naam des Heeren, of in den Naam van den Heere Jesus. (ccc) , en ten laatften, dat de H. Paulus die roemt (ddd), dat de Apoftolifche zending die hy ontfangen had, zo volkomen en uitgeftrekt was, als een der grootfte Apoftelen, nogtans verklaart, dat het doopen geen gedeelte van zyne zending uitmaakte (eee), zo hoop ik, dat ik verontfchuldigd zal worden, indien ik niet overtuigd ben, dat onzen Heer ooit Heilig de plechtigheid des doops beval, te geiyker tyd Alle plaatzen in de Handelingen, waar van de Doop word gewaagd. (ddd) 2 Corine. 9: vs. 5. it: 12. Galat. cap. 1 en 2. (etej 1 Cownt: 5. v: 17.  ( 86) tyd gaarne belydende, dat, zedert hy het gebruik 'er van zeker toeliet, en derhalven goedkeurde, het om allerzekerffc betaamt, om zyn eerlte Discipelen na te volgen , in het aanneemen van die eenvouwige,betamelyke enleerfame plechtigheid, overal waar wy profelyten tot het Kriftengeloof plechtig toelaten. Wat het gefprek door onzen Heiland, met Nicodemus gehouden aangaat, het geen in 't 3de Hoofd, van Jobannes Euangelie verhaald word, ik betuige, by geen mogelykheid te kunnen begrypen, doot wat regel der uitlegkunde, geboren te zyn uit water, hier gemeld, men dat kan doen beteekenen, gedoopt te zyn met water. Het kan U Lordfchap niet onbekend zyn, dat in zommige gedeeltens der H: Schrift,den Doop vergeleken wordby eenefiguurelyke begraving, maar ik herinner my geen eene plaats, alwaar die een geboorte genoemd word; in wat zin dat ook zyn moge: ook kan ik niet zien, hoe een en dezelve handeling , zelf figuurlyk , met eenige voeglykheid kan genoemd worden, en onze begraving, en onze geboorte: waarlyk indien onzen Heer nietletterlyk van een tweede geboorte fprak in deze zamenfpraak, zo gedroeg hy zich niet opregt met den Joodfchen Kabby, die hem tot het laatfle toe verflond hier van te fpreken, en waarby hy weinig reden had, hem om zyne onkunde als een leeraar in Ifraël te befiraffen over den geheimzinnigen invloed eener Kriïlelyke plechtigheid, ten tyde dezer zaamenfpraak, nog niet eens ingefteld. Menigwerf heb ik deze plaats overwogen, met dis  ( 8? ) die aandagt, waar mede het de pligt.van een ieder openbaar Leeraar,ja van ieder Kriften is, die gedeeltens der H. Schrift, voornaamelyk te óverweegen, waar op een hoofdzaakelyk Leerftelzel van onzen Godsdienst rust, en het fchynt my toe, Mylord.' dat de in't algemeen aangenome gedagte, over onzes Zaligmakers gefprek met den Joodlchen Leeraar zyn oorlprong heeft uit een wonderlyken misflag dat, geboren te zyn uit water, de tweede geboorte is, waarvan daar gefproken word , en gevolglyk dat uit water geboren te zyn, en uit den geest geboren te zyn, het zelve beteekent, en dat die beide eene zedelyke hervorming aanduiden, die van alle Bekeerlingen tot het Kriftendom geëischt word, en die door een algemeene fpreekwyze, wedergeboorte , of vernieuwing des levens genoemd word. Hier om Ichroomt onze (Engelfche) Kerk in de vermaning, met welke zy de plechtigheid des doops begint, te bevestigen, dat onzen HeiJand zegt: „ Niemand kan het Koningryk der s, Hemelen ingaan, ten zy hy wedergeboren worde j „ op nieuw geboren worde door het water en ,, den Heiligen Geest," daar in waarheid onzen Zaligmaker niets dergelyks zegt. Hy zegt tot Nicodemus, dat, ten' zy een menfcb wederom gebêren word (fff), dat is ten tweede maaien geboren word, by het Koningryke Gods niet zien kan, en de Joodfche Rabby, vraagende hoe dit mogelyk ware voor een menfeh , teri tweedemaalen de vleeflchelyke geboorte te ondergaan* (fff) JOHAüNES 3. F  ( 88 ) gaan , zo verklaart onzen Zaligmaker zyne meening dus, dat ten zy een menscb (niet nog eens geboren word gelyk het onze Kerk heeft, maar eenvouwig) geboren word uit water en uit den geest, dat is (zo als ik het begreep) uit den geest zo wel als uit het water, by in het Koningryke Gods niet kan ingaan. Men ftemt in 't algemeen geredelyk toe, dat geboren te worden uit den geest, eene geeftelyke tweede geboorte beteekene , het zy dan wezenlyk , of figuurelyk;de vraag dan blyft wat wyhier moeten verdaan, door uit water geboren te morden% en nadien deze fpreekwyze in geen andere plaats van het N, Tedamentvoorkomt, zo fchynt het redelyk, eer wy op ons neemen , haare ware beteekenis te bevestigen, terug te zien in de Schriften van het O. Tedament, en te onderzoeken , of zodanige fpreekwyze by de Jooden geen plaats hadde; want dit zo zynde, zo kon het Nicodemus geredelyk verdaan en begrypen, fchoon het ons niet verwondert, dat het kwalyk verdaan is door de Vaderen der Orthodoxe Kerk: nu vinden wy in het O. Tedament Mylord! dat geboren te zyn uit water, eene gemeene fpreekwyze in de Hebreeuwfche taal is,om onze eerfte vleefchelyke geboorte te beteekenen : want het naturelyk wateragtig beginfel, waar uit wy onzen oorfprong hebben, word daar dikmaals befchreeven door dauw en water, eene Vrouw word een fentyne (ggg) genoemd, Kinderen, fontynen en Rivieren des waters, water te drinken uit uwen eigen born- Cggg) Spreuk. 5: vs. 15.  ( 89 ) bornput, beteeken t Kinderen by zyne eigene Vrouw te hebben, en de geheele Joodfche iVatie word gezegd voortgekomen te zyn, dat is geboren te zyn uit de wateren vun Juda (bbbj). Dit de zaak zynde, zo is 'er nay geen twyffel overig dat, uit water gehoor en te worden, in deze zamenfpraak, niet onze tweede , maar onze eerfte geboorte beteekene , en het zelve is als uit vleefch gebooren te zyn, om dat het water de gelyk Juftyn den Martelaar dit noemt, van onze eerfte geboorte van vleefchelyke ouders word afgeleid; hierom befiuit ik dat de Leer, waar in Nicodemus hier onderwezen word, die byzondere Leer des Euangeliums is, dat de menfeh „ door zynen Maaker niet alleen voor de tegen„ woordige waereld gefchikt is, maar ook voor „ een beter en toekomend leeven,en dat degroo„ te belooningen des Kriftelyken verbonds , niet „ kunnen verkregen worden, in den loop van dit „ dierlyk leven in vleefchelyke lichaamen, maar 3, dat dit zal beërfd worden na den dood , wanneer ,, wy wederom geboren zullen zyn voor een ftaat „ van geeftelyk beftaan, zo verfcheiden van het 4, geen wy nu zyn, als den aart dier wezens, die „ wy geeften noemen van die van menfehen on» ,, derfcheiden en boven ons is." In 't kort dat het die zelve les is, die de H.Paulus in 15Hoofd, aan de Corintheren leert: „ dat afleggende dit te* -„ genwoordig leven, wy door de op/landing der „ dooden weder leven zullen, niet met die dier„ lyke lichaamen die wy nu hebben, maar met » geef- ■ C {fhhj Jesaia 43:vs. i. vide Poli Synop: in loc* F a  ( 9° ) „ geeftelyke lichaamen, gepast na die wyze van be„ daan, die wy dan zullen genieten, want dat „ vleefch en bloed het Koningryk Gods niet beërven kunnen" Volgens dit gevoelen is 'er een volmaakte overeenftemming tusfchen het 5de en 6de vaers van deze zo zeer verdraaide Schriftuurplaats, die door het in 't gemeen aangenomen gevoelen onvecftaanbaar is, en nu zien wy ook klaarlyk, om wat redenen onzen Heere dezen Mee/Ier in Israël bedrad, wegens zyne geheele onkunde van deze tweede geboorte. Wanneer Nicodemus beleed, dat hy overtuigd was, dat onzen Zaligmaker een Leeraar was van God gezonden, door de wonderwerken die hy deed, tot die belydenis gebragt zynde, zoo beleed hy met 'er daad en erkende hem voor den Mefïïas, want de Jooden hadden geene gronden van hoop, waarop zy een' ander Propheet konden verwagten , die met de wonderdoende magt begaafd was, tot op den tyd van de verfchyning van den beloofden Mefïias: doch het heeft de hoogde graad van waarfchynelykheid , dat hy, gelyk de rest der Difcipelen, eene dier kenfchetzen van dezen uitmuntenden perfoon, door de oude Propheecen gegeven, voorby gezien had; en bedwelmd door de beerlyke voorzeggingen van zyn Koningryk zig bedrogen had in die meening, omtrent het onmiddelyk in bezit nemen van Davids troon, om in tydelyke magt en heerlykheid over de heele Aarde te regeeren, en dat hy met dat denkbeeld vervuld, kwam om zyn hof by dien doorlugtigen Monarch by tyds te maken; het gefprek van onzen Heiland dan, is gefchikt om hem te regt te brengen, om zyn  ( 91 ) zyn vleefchelyken wensen en begeerten te verbreken , en om hem te. leeren uitzien naar beter belooningen, een toekomend leeven yan geeftelyke onfterfelykheid: hierom verzekert hy hem, dat nog hy, nog iemand, het voorlpelde Koningryk Gods kan beërven, in dat vleefchelyk lichaam, het geen wy uit onze eerfte of geboorte uit water ontfingen, maar dat hy eene tweede geboorte tot het geeltelyk leven ondergaan moeft, eer hy in het Koningryk Gods konde ingaan;en nadien de dood en opftanding van den Meflias, door de Jcodfche Propaeeten zeer omftandig voorzegd was, zo moet het ons niet verwonderen, dat onzen Heere den Rabby beflrafte over zyne onoplettenheid op de ware meening deezer Schriftuurplaatzen, die hy zig onderwonden had den Volke te verklaaren, omdat wy weeten, dat hy ook zyn andere Difcipelen om die eigene zaak beflrafte, wanneer hy haar de Prophetifche Schriften ten breedften uitleide, en hun overtuigde , dat eer de Mefïias in zyn Koningryk konde ingaan (iiij, hy alvorens den dood moest geleden hebben, en opgewekt worden ten derden dagen: zo verre ik dan deze beroemde zamenfpraak van onzen Heiland, met Nicodemus kan beoordeelen, is het 'er zo verre af, dat dit eene Kerk voet zoude geeven, om te leeren dat de waterdoop een Heilige verborgenheid is, of een verborgene afwajfing der zonden, dat zy niet eens de allerverfte betrekking heeft op deze vroeg aangenome en betamelyke wyze , om profelyten foe te laten tot de fchool van Kristus. De £w) Luc. 34: v«. 26" 46. F 3  (92 ) De andere plechtigheid, die onze Kerk voor eene Heilige verklaard, wierd door onzen gezegenden Zaligmaker onwederfprekelyk ingefteld , en geordonneerd voor alle zyne Difcipelen, en moer. daarom door hun allen worden in agt genomen; maar de tyd, de wyze, en de eigene woorden, met welke die inftelling gefchied is, zyn allen zo wel bekend, en het word zo uitdrukkelyk verklaard, alleen ter gedagtenis 's Heeren dood ingefteld te zyn , dat indien het ons niet bekend ware, met wat onedele fiaafagtigheid de Vaders der Orthodoxe Kerk, de inftellingen der Heidenfche bygeloovigheid navolgden, en de fpreekwyze in de geheime plechtigheden der Heidenen gebruikt, overnamen, en die op de bediening van 's Heeren Avondmaal toepaften, zo zouden wy in het geheel in 't onvermogen zyn te begrypen, hoe het ooit eene verborgenheid heeft kunnen genoemd worden. Indien ik my thans niet bedrieg ,is het een ten hoogite figuurelyk antwoord, dat onzen Zaligmaker in het 6de Hoofdlt. van Johannes Euangelium gezegd word aan de Jooden gegeven te hebben, die hem om de Brooden en Villchen gevolgd waren, en van hem een zodanig wonderteeken van zyne Godlyke zending eifchten, als hun Voorvaderen in de woeftyn hadden ondervonden, wanneer hun Brood uit den Hemel gegeven wierd, gelegd tot het fundament van die inwendige geeftelyke genade en geheimzinnige uitwerking, die gezegd word met debetragting van deze eenvoudige en natuurelyke, Krillelyke plegtigheid gepaard te gaan; het geheel h geen onzen Zaligmaker daar by die gelegenheid zegt, word veronderiteld betrekking te hebben, tot die gemeenfehap van Brood en Wyn> waarvan te  ( 93 ) te dier tyd niet alleen de Jooden, maar ook Kristus eigene Difcipelen geheel onkundig waren, en hier om worden de nuttigenden door onze (Engelfche) Kerk, met de eigene woorden van dit Cap. (kkk) vermaand, „ dat wanneer zy het heilig Sa„ crament ontfangen, zy dan geeftelyk het Vleescb ,, van Kriftus eet en en zyn bloed drinken, dat zy „ zvoonen in Kriftus, en by in hun'' Uit die zelve plaats der H. Schrift op dezelve wyze verftaan, (ik meen zinfpelende op 's Heeren Avondmaal) leiden de Roomfchgezinden het fterkfte bewys af, ten voordeele van hunne Leer der Tranfubftantiatie : maar na al de fcherpzinnigheid beide door Proteftanten en Papillen, ter onderfchraaging dezer uitlegging getoond, (indien het zeker is, dat onzen Heer, zodanig een gefprek gehouden heeft) zo fchynt het my onmogelyk, dat hy iet anders, door het Brood dat uit den Hemel was nedergedaald , zoude verftaan hebben, dan dat woord Gods, die Leer des Euangeliums, die hem in het byzonder aanbevolen was te verkondigen, en die hy hier fchynt zig zelf, zyn vleescb en bloed te noemen, op die zelve wyze, gelyk wy van een huis fpreken, wanneer wy hem meenen, die 'er inwoont, ten minften terwyl het Hemelfcb voedzei, het welk hy in dit gefprek zyn eigen zelf en zyn vleescb noemt, uitdrukkelyk en by herhaling gezegd word uit den Hemel nedergedaald te zyn, zo is het buiten allen tegenfpraak, dat hy zyn menfchelyk lichaam van vleesch en bloed niet meenen kon, gelyk de Roomfche leeren, nog te Sa- (kkkj Zie de vermaaning van den dienst by het H, Avondmaal. F4  (94 ) Sacramenteele teekenen van 't zelve, brooden wyn gelyk onze (Engelfche) Kerk te kennen geeft, om dat het zekér is, dat die geheel en al aardfch zyn, en geenzins uit den Hemel nederdaalen. Dit dan voor zo ver verborgenheid aangaat, het welk ons door den met den H. Geest vervulden Propheet, als het eerfte en zigtbaarfte kenmerk der afvallige Kerk word opgegeven. Het volgend kenmerk is afgodery, en hetopfchrift waardoor deze byzondere mifdaad word aangewezen, is Babyion de groote Stad, de moeder der hoereryen en der grouwelen der Aarden. Biflchop Bojfuet, op dat hy de Roomfche Kerk zuiverde van de befchuldiging, door de Proteftanten tegen haar ingebragt, als of zy eene Antikriftifche Kerk ware , heeft op deze omftandigheid een tegenwerping gegrond , die U Lordfchap zelve bekent zeer vernuftig te zyn , en die tot de uitgave van U Lordfchaps zeer zierlyke leerredenen onbeantwoord (lil) gebleven is: de inhoud is deze, „ dat nadien de meening van den Propheet in deze ,, voorzegging zigtbaar was, om met de fterkfte „ kleuren de misdaaden van hetAntikriftisch geweld „ ten toon te fpreiden,dat indien de Apofteldoor ,, de hoer, waar van hier gefproken word, eene „ bedorve Kriftenkerk had willen beteekenen, ,, dat hy dan hare afgodery, ten minften fomtyds „ met den naam van Overfpel, en niet altyd met „ die van Hoerery alleen, 't geen eene misdaad van een minderen trap is, zoude genoemd heb„ ben, en dat hy haar in dat geval Samaria, de Stad, (///) 9de Predik, p. 373.  ( 95 ) „ Stad die een waren Godsdienft met een afgodi„ fche wyze van Godsdienfloeffening befmette, „ zoude hebben gebynaamd en niet Babyion eene „ Heidenfche Stad, die met God nooit in verbond „ ftond," dit word door ü Lordfchap zo beantwoord (mmm), „ dat de Propheet eenmaal Babyion tot een voorbeeld desAntikrifts gekozen hebben,, de, de welgefchiktbeid van het afbeeldzel en „ de jui/ïe overeen/lemming der beteekende zaak „ met het teeken vereischte, dat het geen niet ei„ genlyk van het voorbeeld konde gezegd worden, „ ook op het tegenbeeld niet kon toegepast wor„ den, en daarom, omdat de afgodendienst van „ het heidenfch Babyion,niet eigenaartig Over/pel „ kon genoemd worden, zy ook daarom met geerie „ bevalligheid van meer dan Hoerery konde be„ fchuldigd worden, ook dan, wanneer zy tot een „ voorbeeld der Kriften Kerk genomen wierd." Niet tegenftaande U Lordfchaps zegenpralend gezwets, dat gy hierdoor, de fneede van deze fyne tegenwerping hebt verftompt (nnri) , zo kan ik my zelve naauwelyks overreden, dat een beoordeelaar zo bekwaam en oordeelkundig, als U Lordfchap, in waarheid met zodanig een argument kan te vreden zyn, of gelooft, dat het eene voldoende wederlegging is der tegenwerping van den Franfchen Prelaar. Ik ben verzekerd, indien de Biffchop van Meaux in leven ware, hy op zyn beurt zoude zegenpralen, en befluiten dat zyne tegenwerping in de daad niet kon worden wederlegd, want gelyk U Lordfchap aanmerkt, dat de begin- fels (t»mmj Ibid. p, 374. (««») p. 378, F 5  ( 96 ) fels van welvoeglykheid in zinnebeeldige fchriften vereifchen , dat 'er eene welgefchiktbeid van bet zinnebeeld, in eene overeen/lemming der beteekende zaak , met het teeken zyn moet, zo kan het op generlye wyze, aan een enkel menfchelyk fchryyer toegelaten zyn, eene beteekenis aan te neemen, in welke de voornaame hoofdtrekken en omftandigheden van het voorbeeld, en hec tegenbeeld niet alleen de zelve niet zyn, maar geheel van den anderen onderfcheiden; ik kan geen reden vinden, waarom men aan de voorfchriften van heilige ingeeving, minder eigenaartigheid van uitdrukkingen zoude toekennen, dan aan hun, die alleen met gewoone bekwaamheden en gemeen menfchelyk verftand begaafd zyn, toegekend worden; indien dan Rome eene Kerk is,met God door Kriftus in een Godsdienftig verbond ftaande, of om de figuurlyke taal der Propheten te gebruiken, onder een Huwelyks verbond is ; zo kan Babyion , dat nooit onder zodanig een verbond was, in geenen deelen een eigenaartig teeken zyn, waar door Rome kan beteekend worden, om dat 'er geen juifte overeenkamft ruiTchen die beide is: in de daad, heeft U Lordfchap eene overeenftemmende omftandigheid aangehaald, als genoegzaam om s'Propheeten keus te wettigen, om Babyion zelf onder het Kriften verbond tot een voorbeeld van Rome te ftellen; te weeten: „ om dat ieder op haar ,, beurt, de moeder der boereryen, en der grou„ welen der aarde was, de eerfte de heidenfche, „ de andere de kriften waereld door hoereryen be„ dervende". Maar indien wy al eens toeitonden het geen U Lordfchap behaagt voor toegedaan te houden, te weeten: dat Rome waarlyk de oor* fpron-  ( 97 ) fprongelyke bron vnn alle de verdorvenheden der kriflen-waereld is , nogtans nadien de trap der overtreding in de afgodery van eene zuiver heidenfche ftad minder is, dan in eene ftad, begenadigd met het bovennatuurelyk ligt van den geopenbaarden Godsdienft, en leggende onder de verplichting van een byzonder verbond , zo zoude de Heer Boffuet groote reden gehad hebben, om te herbaaien: „ dat indien de Apoftel voornemens „ geweeft ware, eene Kriften Kerk aan te duiden, " hy vooral Samaria, en niet Babyion ten voor„ beeld zoude genomen hebben". In dat geval kon U Lordfchap een veel juilter overeenkomlt tuflchen het voor en tegenbeeld aangewezen hebben, door aan te merken, dat gelyk Samaria onder het Mofaifch verbond, de oorfpronk der afaodifche verdorvenheden in de Joodfche Kerk was; zo ook Rome onder het verbond van het Euangelie, de oorfprong was der afgodery in de Kriften Kerk: Maar ook deze eene overeenkomft door U Lordfchap, te berden gebragt, tuflchen Babyion en Rome, hoe onvolmaakt die zyn mag, is in geenen deelen op de waarheid gegrond: want oelyk ik U Lordfchap te vooren onder het oog gebragt hebbe , dat ieder zoort van afgodery, waar van de Kerk van Rome kan befchuldigd worden , in die Kerk haren oorfprong niet had, maar alle afkomftig zyn van Alexandrien en Antiochiën. Het is niet onvermakelyk op te merken, dat, in dit argument tuiTchen U Lordfchap en den Bisfchop van Meaux, gelyk tuflchen alle proteftantfche en paapfche fchryveren over het zelve onderwerp, aan beide zyde veronderfteld word, dat de  ( 93 ) de Kerk van Rome waarlyk eene Kerk van Kriftus zy , en dat de fundamenteele leeritelzels in haaren Godsdienst, de fundamenteele leeritelzels van het Kriften verbond zyn: wat de Roomsgezinden aangaat, kan dit niet anders zyn; en wanneer wy de fundamenteele geloofsarticulen van iedere vaftgeflelde Kerk in het Kriftendom, met die der Kerk van Rome vergelyken , zo kunnen wy niet verwonderd zyn , dat het zelve grondbeginzel by haar aangenomen is ; want indien de Godsdienft der Kerk van Rome ten laatlte bevonden wierd ftydende te zyn, met het Euangelie verbond , zo zoude iedere Orthodoxe Kerk in Europa, reden hebben te beeven wegens de gevolgen ; dewyl het dan de Proteftantfche Kerken , zo naauw raakt, dat de Kerk van Rome niet al te veel veroordeeld worde, zo moet het iedere onpartydige toeziener doen lagchen, ais hy ziet, dat Godgeleerden van U Lordfchaps geleerdheid en bekwaamheden, den Antikrift (goo) befchryven eene magt te zyn, ais eene regtftreekfche vyandfcbap oefent, en tegenftand doet tegen Kriftus, en alleen fchryven, met oogmerk om te bewyzen,dat de Roomscatholyke Kerk de Kerk des Antikrifts zy, en des niet te min toeftaan, dat zy eene waare Kerk van Kriftus is. Waarlyk Mylord! eene en dezelve Kerk kan even weinig tegelyk Kriftens en Antikrijlens op een en dezelve tyd zyn, als dat liqht en duifternis te gelyker tyd beftaan kunnen, of dat Kriftus en de Antikrift de zelve perfoon zyn kunnen. Het eenige en waare antwoord, op de tegen wei ping van 7de Predik, p, aij.  C 102 ) ryen, onderfcheide wyzen van geeft dryver yen en bygeloof. Maar het zy men veronderftelle, dat Babyion de Orthodoxe Kerk in 't gemeen beteekene, of alleen in het byzonder een tak derzelve, zo is het even noodzakelyk, indien wy den zin dezer Voorzegging zullen verftaan, te onderzoeken, waar in die zonde van Afgodery beltaat, met welke de Antikristiftifche Kerk, door de met Gods Geeft verligten Apoftel, befchuldigd word, te meer is dit noodig , om dat U Lordfchap, en veele andere uitleggers behaagen gefchept hebben, ons te leeren (qqq~): „ dat de aart der afgodery, zedert de verkondi„ ging van het Euangelie, niet dezelve is als voor* „ heen, maar dat de afgodery het kriffelyk ver- bond eigen, en bygevolg die afgodery, dewel- ke in deze voorzegging bedoeld word, befhat „ in de misdaad van meerder Middelaars te heb„ ben, tusfchen God en den menfeh, dan den „ waren en eenigen Middelaar Jefus Kriftus". Het is zonder teegenfpraak, dat zodanig een polymefitifmus (*rr),eene waare belediging van den Godsdienft, en des Euangeliums zy. Om dat de H. Paulus ons verzekert, dat 'er in 't Kriften verbond , maar een middelaar des menfehen Jefus Kriftus is (sss} : Maar indien U Lordfchap, met genoegzame zekerheid konde aan den dag leggen, en ons , of uit de reden , of uit de H: Schrift overtuigen, dat de misdaad van het polymejitifmus even zondig ware, (het geen ik durf zeggen,in 't geheel in U Lordfchaps magt niet te zyn,) als dis (ff?) 0(1e Predic. p: 383. (rrr) Polymefiiijmus, *t Geloof in veel middelaars» (sjs) 1. Tiraot: a. v. 5.  ( i°4 ) digc, 't geen zy zelf betuigt, een menfeh te zyn, het argument bellaat hier in: ,, De fchriften des „ Nieuwen Teftaments, het woord Gods zynde, „ door zyn Geeft ingegeven, zyn onzen eenigen ,, regel des geloofs, en oeffenings, in Godsdien„ Itige zaaken, in zommige plaatzen dezer fchrif„ ten word dezen menfeh God genoemd, in an,, dere worden de onbegrypelyke eigenfehappen, „ der Godheid aan hem toegekend, niet in eene ,, figuurelyke of tweede rangfehikking , (gelyk ,, veele vroome mannen in alle eeuwen gevoed „ hebben.) (uuu) maar in een letterlyken zin, „ en (uuuj De oudfte Kerkvaders, die voor of omtrent het Concilie van Niceen leefden , waaren van dit gevoelen ,ea hebb.-n deze tweele rangfehikking gefteld, hier door verdedigden zy zig tegen de Heidenen, die bun befchuldrgden twee Goden te eeren; ter wederlegging dezer befchuldiging zegt Novatiaan: Non duos Deos introduxit Christus, qniti nen duos aquales, non pares, tequatione in utroque ojlenfa , po/uit, id, enitn fi fecijfet ,nserito duorum Deoruiu cn/itroverfiam fufcitajfet. Juftyn de Martelaar in zyn faamsnfpraak met Trjpbo, pag. 07. Edit. Steph. laat zig dus hooren : ,, hy die met een „ Godvrugtige gefteldheid aangedaan is, bemind God van „ ganfeher harten, met allo zyn vermogens, en zal geen „ ander God eeren, edoch hy zal den Afgefane, Kriflus, „ den Engel zyns aangezi^ts ook eeren, want het is Gods „ wil, dat hy zoo doen zal." Hippolitus van Kriftus fprekende. zegt: ,, Hy (Kriftus) „ beef. de heerfchappy ever alle dingen , g^lyk'.de kader ,, over hem,op dat in alles blyken moge, dat 'ereen Godis, „ aan .vvien alle dingen,Kriftus zelve, onder wien de Vader ., alles gefteld heeft, orderworpen zyn, Hy (de Vader) ,, alleen uitgefondert. En de con/litutiones Apo/lolica, die niemand kan ontkennen, ee:i groote oudheid te hebben, zeggen dat hst een tai: der Gnoiliekfche kettery is te be„ Veftigen, dat Jezus de hoogde Godheid over alles is, om „ dut du hem tot zyn éigen Vader maakt."  ( lo5 ) „ en in de earfte plaats; hoe onbegrypelyk daar „ om, zo eene geheimzinnige vereeniging der „ twee Novatiaan de Trinït. Cap. Ulf. leert: „ dat God de „ Vader buiten allen tegenfpraak de God over alles is, „ en het waar beginfel van den Zoon, die hy tot een Heer „ gemaakt heeft, doch de Zoon is de God van alleSchep„ feien om dat God de Vader hem tot hun hoofd gelleld „ toen hv hem Heer over alles maakte. Lactantius in zyn 4de boek, Cap; 14., drukt zig dus uit: „ De Zoon Gods leerde, dat 'er maar één Cod is, „ en dat die alleen moet gedient werden, hy noemde zig „ zelf ook nooit Cod, want dan zoude hy niet getrouw be„ vonden geweest zyn, indien hy gezonden zynde, om „ het veelgodendom weg te neemen, en den Eenen tever„ kondigen, een anderen by dien Eenen ingevoerd had, •i want dan zoude het verkondigen van Eenen Cod niet ge„ weest zyn, nog doen het werk van hem, waartoe hy „ gezonden was, manr zyn eigen werk, en het zoude een ,, affcheiding geweest zyn van hem, die hy kwam verkon„ digen; hierom, omdat hy zoo getrouw was, zigzelf niets „ aanmatigende , maar alleen de geboden volbrengende „ van hem , door wien hy gezonden was, wierd Hy bekleed „ met de waardigheden van Eeuwige Hoogenptiescer, de „ eer van opperffce Koning, de mogt van Richter, en met „ de Naam en Tytet van God" Ten laatfte voegen wy hier Eufebius by, die op ordre van het Concilie van Conftantinopel, in het ]a3r 336 gehouden, zyn boek tegen Marcei/11 s l'chtcef, hy verklaard plechtig,dat hy zyn eigen byfonder gevoelen niet opgeven zal, maar de zuivere Leer der Kerk, hy verzekert in dat Boek op veele plaatzen, dat de Zoon van God de opperjle Godheid niet is, en zegt: dat de ftandvafte Leer der Kerk deze is. ,, dat de Kriftus de hoogfte Godheid niet is f«f 1 xxvTui 0£O{) hy beveftigt, dat hy, die tteld dat de Zoon het Opperwezen of Opperfte Godheid is, geen vroom menfeh kan zyn, de Ecclef. Theol. Lib. I. Cap. 7. 'er byvoegende, ciat dit dé reden was, waarom Sabelliztswis geexcommuntceèrt, hy houd ftnande, dat Kriftus is ö«»s, maar niet O' s^ros ©jcf, dat dts Kerk niet kend twee tnG 2 g*  „ twee naturen aan ons mag voorkomen, terwyl „ de H: Geeft ons uitdrukkelyk leert, dat deze „ menfeh gegenereerde of twee uit zigzelf beflaande wezens, nog ook twee gelyke zelfftandigheden, of van eene rangfebik. hng, en daarom geene twee Goden, want dat bet niet noodzakelyk is, dat hy, die twee onderfcheidene weezens Held'er daarom twee Goden van maakt, want wy ftellen niet, zegt hy, dat zy gelyk in eer zyn, ofda:zy*« (^Natuur), en alzoo de ware en eigenlyke menfehelyke „ naiuur van den Zoon Gods is." Zoo deze woorden zin of beteekenis hebben, kunnen zy niet anders aanduiden , dan, dat de menfehelyke natuur van den perfoon desZoons Gods , in de Godlyke is opgenomen , dat is vergood is ,en dat dit de rneening van dien geleerden Man fchynt geweest te zyn, word door deze volgende woorden van hem klaar, „ ztiuriia de Godlyke natuur de menfehelyke aannam, en mee  ( W7 ) menfeh te gelyk, de eeuwige levende God is, ,, is het 'er zo ver af, dat bet misdadig in ons „ zyn zoude, dat het zelf onzen klaarblykelyken „ plicht is, om hem als zodanig te erkennen, en „ te eerbiedigen: ,, alle de geenen; en zy maaken een zeer groot getal uit), wier luie onverschilligheid , gewortelde vooroordeelen, of perfoneel belang, hun doen overhellen, om te wenfchen dat de vaftgeflelde Godsdienft regt is, zyn denkelyk met deze redeneringswyze over voldaan, overeenkomftig met dien allerjuitten regel, (facïle credimus quod volumus), maar een hart vry van partydigheid, en vooroordeel zal deze vraag, van hooger af onderzoeken Mylord! Dit zal aanmerken, dat fchoon het Euangelie eene openbaring van Gods wil is, het echter de eenige niet is, die God „ met zig vereenigde tot eenheid des Per/bons, zoo kwam „ nu de waardigheid, het Regt en de Opperhierfcbappy, „ en (N, B.) de hoogde gelukzaligheid der Godlyke natuur ,. eigen, van regtswegen aan de menfehheid toe (*). indien dit niet is de menfehelyke natuur. In de Godlyke herfcheppen en die vergooden, zoo zyn 'er geene denkbeelden meer aan woorden te hegten, de Hoogfte gelukzaligheid de Godlyke natuur eigen , kan nooit dan door de Godlyke nabuur alleen gefmaaKt worden, de menfehelyke natuur kan die niet genieten, ten zy, zy, *c geen volftrekt onmogelyk is, in de Godlyke veranderd wierde; wat denkbeelden voeden dan zulke Geleerden van het eenig onveranderlyk Opperwezen,van 's Verlosfers menfehelyke natuur, waar mede hy ter regterhand zyns Vaders zit, en voor de zynen bid? hoe nu deze ongerymde Leeringen, aangekant liggen tegen de gevoelens der eerfte Kerk, en zuiverfte tyden, blykt uit de bovenaangehaalde plaatzen. (*) Nahuis , Uitgelezene Stukken over Phiüp. 2: vs. 5—II. G 3  C 108 ) God heeft gelieven te geeven. Dat nadien de Eeuwige Godheid, geheel en al onveranderlyk is, zo in haar nafuur als wil, en daarom zig nooit kan tegenfpreken, het derhal ven onmogelyk is , dat een waare, doch volgende openbaring, dat geen tot een deugd en Godsdienftplicht zoude maaken,het geen eene vroegere openbaring, als een fchrikkelyke zonde verboden , en verklaard had een Godsla/lerende Godloosheid te zyn: de eerfte en rn< eft aangelegene vraag dan, die hier in dit twiftgeding >e onderzoeken ftaat, is: ,, of een menfcb ,, als God te eeren, of wel den almagtigen God ,, en het hoogde Opperwezen, als had hy de na,, tuur, en het lichaam van een menfeh aangeno„ men, niet is die verbodene zonde, onder het „ Mofaifeh daar met den naam van Afgodeiy be,, ftempeld?" want indien het een zonde is, moet het dat blyven in alle eeuwigheid, en indien alle de eerfte Predikers van het Euangelium dit geleerd hadden, zoo zoude het onze plicht zyn , die leering te verwerpen en af tc keuren, op die zelve grondbeginzelen, waarop de H. Paulus de Galatiers onderwyft , om ais vervloekt te houden, ydere leering, die hun geleerd wierd, en het Euangelium tegenfprak (vvv), alfchoon die hun door de Apoftelen zelf, ja, door een Engel uit den he^ mei verkondigd wierd; indien derhalven het leerftuk van de Vleejchwording van God, waarlyk in eenig gedeelte, van het Nieuwe Tedament geleerd word, en de onveranderlyke Godheid, volgens die ltelling tc eeren, Afgodery is, volgens het ou- {vvv) Galat, i: vs. 8.  ( iop ) oude Tedament, zoo is het 'er zo ver af, dat deze fchriften ons genoegzame zekerheid' verfchaffen, om zoodanig een leerftuk toetelaten, dat die leer zelf de grootfle redenen, die men hebben kan aan de hand geeft, dat iedere fchrifc, die zulks leerd, als valfch en ondergeftoken moet verworpen worden. Laat ons dan overwegen, hoe die zaak onder de Mofaifche Wet ftond, daar vonden wy Afgodery by herhaling verboden, zo blykbaar en zwaar geftraft, en zo aanhoudend als een zware misdaad voorgedragen, dat het groot oogmerk , onder de Godlyke openbaring van het O: Teftament fchynt geweeft te zyn, om alle geneigtheid tot afgodifch eerbewys der eeuwige Godheid , van 't Joodfche volk uit te roojen, en door middel van dat volk, onder het menfchdom regte en waardige denkbeelden, van den onzigtbaren en alomtegenwoordigen Schepper en BehouJer van hun aanwezen op te regten, Gevolgelyk (gelyk de raadbefluiten der Almigt altoos doen,) is het zeer bekend, dat het die bedoelde uitwerking gehad heeft; want van de Babylonifche gevangenis af, tot het tegenswoordig uur, hebben de Jooden niet alleen geen geneigdheid tot, maar altyd een klaarblykenden affchrik van de afgodery, van wat zoort als die zyn mogt, betoond. Om dan de regten aart van deze Godlooze misdaad te begrypen, die in het oude Teftament, onder den naam van Afgodery bekend ftaat,zo hebben wy alleen te letten , op den inhoud der twee eerfte geboden van de tien, die wy zo wel als de Jooden, Gods wil te zyn erkennen. Het eerfte dezer, verbied het Qwjjw)polythcis. mus, (to) Veelgodendom of veele Goden te Eeren. G 4  ( «4 ) zeer geneigd was, zonder het haar als eene zonde te willen toerekenen: ik zeg U Lordfchap doet dit, om dat de Schriftuurlyke wederlegging der argumenten van de Heer Lindfay, met Uw Lordfchaps toejuiching en aanbeveling verciert is; men mag hierom vryelyk veronderftellen, dat dit Uw Lordfchaps gevoelen , wegens, en uwe bevatting dezer zaak is ; in die wederlegging heeft de Hu Burgh, (milTchien met eene min fchrandere voorzigtigheid , als een oudere voorvegter van meerdere ondervinding, in de zelve zaak zoude getoond hebben,) ons klaarlyk gezegd (yyy). Dat God de menfchheid op zig nam, op dat hy een zinneiyk onderwerp van aanbiddingzm\menïchdom gave, 'c geen onbekwaam was, om zig eenig (222) duidelyk denkbeeld van God, in 't (aaaa) afgetrokken te vormen. De waereld (voegt 'er deze Orthodoxe Scbryver by,) in afgodery , ten „ tyden van zyn vleefchwording gedompeld, wierd „ genadig een voorwerp voor de zinnen vergund, tot „ het welk de menfchen konden opzien, zo wel over„ eenkomflig hunne gewoonten , als uit hoofden „ hunner naturelyke onbekwaamheden, om God „ enkel geeltelyk te begrypen,en aan wienzyzelf ,, door de beoeffening van die vermogens, waar „ door zy de afgoden hadden aangenomen , en „ aangebeden, die aanbidding konden de voor„ keur geeven,zonder befchuldiging van afgode- „ ry". Ik (yyy) Scnptur. Confut. pag. 150. Ed. 1. {zzz) Adaquate. {aaaa) Of the abflraü God.  ( H5 ) Ik zal dezen Jongen en yverigen verdediger des algemeenen geloofs, het regt doen, te bekennen, dat hy denkbeelden voed, volmaakt overeenkomftig de grondbeginzelen door hun aangenomen , en dat ik ten vollen overtuigd ben, dat 'er geene betere bewysredenen, ter onderfteuning der aangenomene Godgeleerdheid , kan aangevoerd worden, dan die hy hier by brengt; maar wanneer ik ter gelyker tyd overweeg, dat overeenkomuig het voorftel deezer zaaken, het menfchdom onbekwaam is, om een zuiver geeflelyk God te begrypen , hoewel de Jooden zedert de Babylonilche gevangenis, de Heidenfche Wysgeeren ten allen tyden onder de ouden, de Muhamedaanen voor 'c grootlt gedeelte , zedert Muhamer. en het groot getal Dtïlten van het hedendaags Europa, allen onwederfprekelyke getuigen van het tegendeel zyn: dat onder de wet van Mofes, een almagtig en alweetend weezen, een onuitvoerlyk oogmerk trachte ter uitvoer te brengen, en onder het Euangelie, dat punt het welk hy te voren betrachtede, opgaf en varen liet; ter oorzaake van die menfehelyke onbekwaamheid, waar van hy zelf de maaker was, dat de eeuwige en onveranderlyken God, die altyd dezelve is, die nooit het bevel, eens door hem uitgefprooken verandert, by wien geen verandering nog fcbaduiv van omkeering is {bbbb), de grootlte verandering , waar voor een geeflelyk weezen vatbaar is, ondergaan heeft , met oogmerk om op de eene tyd vaft 'te ftellen, die allereigenfte wyze van Godsdienft-oeffening,die hyop ee. (bbbb') Pfal. 102; vs. 27. 89: vs. 34 Jacob. I: vs. 17.  van den H Johannes, ik niet agtloos ben .omtrent die zielroerende en Hemelfche vermaaning Cüii\ die naar ULordfchaps meening (kkkk), het eene plichtsbetrachting maakt voor de Protesten ,om zig van de gemeenfchap der Roomfche Kerk af te icheiden : ondertrcfchen zoude ik my zelve gaarn hoe- (c. de Kriftenen ond-r verpi.gtmg brengen, om zig van de afvallige Kerk te fcheiden de woorden vergeld haar .veder, Uk zy u vergild-n be.fi, hun onder eene gelyke verplichting leggen, om Kerf TrZ"" hT ia bm Vïfmogen de u-troofjingdier Ivk Jm le,blea&™ : i« zeiver tyd is bet klaarblykeIvk onmogelyk, dat zy, die waarlyk door den geest van Jen na-nminniger. Godsdienst bezielt zyn, die niet dan lieC ™f?$&eld over "« g»«rche menfchelyk geflagt aJemt, fchuldig aan wraak zoude zyn, om eenige van hul dwaa.ende ev,nmenfchen,mct die ongevoelige wreedheid en onmenfchelyke hardigheid des harten, mefwX de onverdraagzame., iever van het Antikriftendöxa by,'e!oo. vige dcvetariflcn bezielt, te handelen : msar het i&^antsch onnoodig, dat gelyke einders, skyd door gelyke middelen bereikt worden, de unerfte omkeering der Antikriftifche Kerk, en perfonelyk geweld baar Leeden aan te doen fcvn zeer onderfcheideue zaaken, het is *cr verre af, dn het laatfte het eerfte in bet geringfte Influit, want gelyk Mon. tejquieu wel aanmerkt. De ce qae la fociéte feróit anéantie, H oe senfmvroit p:s que les hommes qui Ie forment dufïcnt ar.fïï être ané^nns. La Société efe 1'nnion des hommes & non pas les hommes; le citoyen (van babyion bv voorbeeld) peut perir & fbomme refter. Ejprit de Loix, L. 10, C. 3.  C 125 ) hoeden voor een zoort van berifoing, die deeze bladzyden. waarfchynelyk tegen my zullen te weeg brengen, en het zoude my ongemeen fmerten, indien men dagt dat ik ze verdiende. Lang is het in de Godgeleerde twisten een gebruik geweeft,om het oordeel van den laatften dag te voorkoomen, en volgens den egten liefdeloozen en naauwgezetten geeft van 't Antikriftendom, allen die van ons in gevoelen verfchillen, tot de Eeuwige ftraffen, in de toekomende waereld te verdoemen, verklarende dat zy niet kunnen behouden worden, en zonder twyffel alle Eeuwig omkoomen; dat derhalven daar ik trachte te bewyze, dat de Leerftellingen onder ons door de Wet bepaald, Godsla/lering is, en dat de Orthodoxe wyze om God te dienen, Afgodifch is, zoo kan het zyn , dat men veronderlteld dat ik de onderfcheidene Leden onzer wetgevende magt, en ieder byfonder beleider van het algemeen geloof, aan deze verftbrikkelyke zonden fchuldig reken , en dat ik niet duifter aanduide, dat zy op den Oordeelsdag als Godsla/leraars en Afgodendienaars ter eeuwiger ftraffen zullen overgegeven worden: dan fchoon het onmogelyk is,dat der menfchen begrippen, den aart der zaaken veranderen zouden, of de menigvuldige verderfelyke uitwerkzelen, die een valfche Godsdienst, en bygeloovige kennis der Godheid, altyd op de gemoederen der menfchen, en het zedelyk gedrag van 't volk in 't gemeen hebben , ben ik evenwel te zeer overtuigd, dat 'er noodzakelyk eenkwaat oogmerk zyn moet, om een misdaad uit te maaken ; het is my door ondervinding al te wel bekend , dat overal, waar de allergodlooft e afgodery zelf eenmaal is aangenoomen, en door gewoonten  ten gemeenzaam geworden, zy door deugdzaame lieden, mee de zuiverfie Godvrugc en het beste voorneemen des waerelds geoeffend word. De Godsdienst van Jefus Kriftus leert my, dat die zelve God, die de Afgodery in de tyden der Heidenfche onkunde verdraaien heeft, ook die zelve genadige toegedfelykhejd zal hebben, voor den invloed dier ongelukkige verblinding, die hy zoo klaarlyk door zyn Propheten voorzegd heeft, en. waardoor by het oirbaar geagt heeft te verdraagen, (buiten twyffel, om wyze en goede redenen) dat zyn fchepfelen zoo lang zouden misleid worden En myn hoop is, dat ik de gelukzaligheid van een toekomenden ftaat zal mogen genieten, met £7 Lordfchap, en met ieder deugdzaam en beminnelyk menfeh , niet alleen van "allerlei Godsdienftige Gezindheden, maar ook met hun, die 'er tot geen altoos behooren : want ik kanmy niet wederhouden te befluiten, dat de weldadigen Vader en genadigen Rigter aller menfchen, ren minlten zoo toegevtnd zal zyn aan de Deïlten, die, een vry en zuiver gebruik maakende van de redelyke begaafdheden, met dewelke hy hun heeft befchonken, toeftemming weigeren alleen daar, Waar hun gemoed onovertuigt is, en de waarheid der Godlyke openbaring verwerpen, die haar alleen met dwaaling bezet getoond word, ais aan de beleiders van het Antihiftiscb geloof, die geleid door gewoonte, regelregt tegen haar reden, de Dwaaling boven de Waarheid omhelzen. Ik ben Myn Lord, Met alle onverminderde Hoogagting. Uw Lordfchaps verplichten en zeer Onder danigen bienaar, Edward Evanson.