1087  MAATSCII. DER NEDERL. LETTERS. TE LEIDEJf. Catah bl. Geschenk van Tooneelslukhen, 1841.  FERDINAND EN LEONORE, TOON EEL SPEL»   FERDINAND E N L E O N O R E, O F DE GEDWARSBOOMDE DOCH ZEGEVIERENDE LIEFDE. TOONEELSPEL. Te AMSTELDAM, by J. HELPERS en A. MARS, in de Nes, 1791* Met Privilegie   V O 0RBER1CH1. Z'c hier myn derde Tooneelftuk, enkel tot uitbanning van mynen geest, in ledige uur en vervaardigd, en op vriendelyken aandrang van mynen zeer gedchten kunst' vriend, den Heere II. J. Rouuaud, wiens affterven door alle kundige Dichters en braave Lieden nog fleeds betreurd wordt, den Wel Edelen Heeren Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg aangeboden, en door hunne Wel Ed. gunflig aangenomen. Het zelve is weder eene Eigen vinding, doch in heuren aart en bewerking geheel verskillende van mjne twee voorige Treurfpellen, margaretha van Henegouwen en wolfaart van ï50rselen. Toen ontleende ik de charatïers myner Perfoonen uit de ■ voor my liggende gefchiedenhfen omes Lands, en deedt die perfoonen fpreeken en handeiep zo als ik ze daar befchreven vondt. Thands heb ik de charatïers van dit tegenwoordige Tuoneelf.uk uit de Burgerlyke faamenleeving ontleend, en, zo veel my mogelyk was, na de Natuur geMetst. Dus heb ik geen verheven wezens, wier deugden 3 on-  onniavolgbaar zyn , en die flecltts meer in de hars/cm der Auteurs dan wel in de waerehl zelve hun bcflaan hebben , mtar menfchen, zo als wy dagclyks gewoon zyn ie ontmoeten, ten Tooneele gevoerd. Myne twee Iloofdperfoonaadjen zelve, fchoon beide deugdzaam, zyn egter niet yry van gebreken, om dat zy, zo als alle de overige Perfoonen in dit /lui , zulke menjchen zyn, die aan dwaaling en zwakheid onderhevig zyn. Voords heb ik in er- ■ K e s t ü s eenen deftigen en liefderyken Fader trachten af te: fchetfen, die te zeer op het wcezentlyk heil van zynen Zoon : bedacht is dan hem in zyne keuze ten opzichte van het hu- ■ welyk te willen bepaalen. In margaretha eenei vrouw die een grootc maat van heet schzugt en trotschheid \ bezit, doch egter eene teder hartige moeder is. In klara! een zachtaartig en braaf charaker, het welk zig zelfs ': tot in heure kinderen ontdekt. In liandir eenen al-■ leszins laf hart igen minnaar, die zo ligtlyk van het beminde voorwerp weder af/iaat als hy 'er aangekomen is. 2a i L o d e w y k eenen in *t kwaad verharden boeswicht die niets onbeproefd laat om tot zyne godlooze voorneemens te komen en dus deugd, eer en vriendfchap daar aan opoffert en wiens ft'echte zeden, de verachting van allé hraave lieden verdienen. In adoif eenen ouden ge* trom  trouwen knecht, die altoos het belang van zynen meester, als zyn eigen, behartigt. In klaas eenen eenvoudigcn doch goedhartigen Boer, die altoos [preekt en han delt zo als hem zyn goede inborst en de natuur opgeeven. In elisabeth een jonge onnoozle meid, die geen de minfte ervaarnis heeft en eindelyk in den schout een' Perfoon die tlechts uit eigenbelang werkt, zonder te onderzoeken of zyne daaden flrafbaar zyn of niet. In hoe verre ik nu myne perfoonen volgends deeze Hoofdtrekken heb doen handelen en fpreeken, ftaat ter beiórdeeling van het kundig Publiek, het welk ik wemelt met dit Tooneelfpel, ondanks de gebreken die in het zelve gevonden zullen worden, eenig genoegen te hebben ge» geeven. Indien deeze myne ferdinand en leonore den Schouwburg tot voordeel, en den Aanfchouwers tot nut vermaak ftrekt, en meer Nedetlanafche Lichters, kundiger dan ik, mogt aanfpooren om myn voorbeeld, in '/ bewerken van diergclyke Eigen vindingen, uit het menfehelyke leven ontleend, te volgen, zal ik mynen geringen arbeid, driedubbel beloond achten. J. F O K K E. P E R-  PERSOONEN. ERNESTUS, een bedaagd Heer,woonende op zyn Landgoed. FERDINAND, Z'jon van Emestus. LEONORE, Minnaaresfe van Ferdinand. MARGARETHA, Moeder van Leonote. LEANDER, Neef van Margaretha. KLARA, Vriendin van Leonore. WILLEM, Oudfte Zoon -> > van Klara. THOMAS, Jongfte Zoon -J LODEWYK, Vriend van Ferdinand. ADOLF, Lyfknecht van Emestus. ELISABETH, Dienstmaagd van Margaretha. KLAAS, Knecht van Klara. DE SCHOUT van V Dorp. ZWYGENDE. Twee Dienaars van den Schout. Het Tooneelfpel /peelt in Gelderland, niet verre van een Dorp, by Arnhem. F ER-  FERDINAND E N L £ O N O R E, O F DE GEDWARSBOOMDE DOCH ZEGEVIERENDE LIEFDE. TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeldt een Binnenkamer in het buis van KLARA, welke aan eenig linnengoed zit te werken» Aan de eene zyde van het Tooneel ziet men WILLEM en KLAAS, by eene brandende Lamp , op het Dam" bord fpeelen, terwyl THOMAS zig, aan de andere zyde, met zyn hobbelpaard vermaakt. EERSTE TOONEEL. KLARA) WILLEM, THOMAS, KLAAS. KK L A R A. omt, Jongens! het worde tyd: wy moeten naar ons bed» WILLE M. Zo aanftqnds, Moederlief! KLAAS. Wel henkers, dat 's een zet!. Driefchyveu en myn dam. Wie heeft ooit van zyn Ieten! A Je  a FERDINAND EN LEONORE, Je bent myn meester, Maat! hoe kom je zo bedreven? Waar of je 't dammen toch zo kunstig hebt geleerd! WILLE M. Je weet 'k heb in de ftad zo menigmaal verkeerd Met... K L ARA. Zacht! daar wordt uekiopt. WILLEM. Wie of daar toch mag weezen ? Als 't maar geen dieven zyn. KLAAS. Kom, kom, wil maar niet vreezen. *kZal,eer ik open-doe, eens roepen. Naar de deur gaande. Hei! wie daar? LEONORE, voor de deur. Om 's Hemels wil! ontfluit de deur: daar 's geen gevaar. KLAAS, tegen Klara. Het fchynt een vrouwenflem. LEONORE, voor de deur. Ik bid u, doe toch open! Klaas opent de deur, TWEEDE TOONEEL. LEONOKE, KLARA, WILLEM, THOMAS, KLAAS. MK L A R A ; van keur" /loei op/laande. ejuffirouw Leouoor', zyt gy daar! wie kon hoopen Zo laat met uw bezoek vereerd te zyn? Maar hoe! Dus redloos en vermoeid, waar toch komt zulks by toe? Bedaar en zet u neêr. Hoe zyt gy zo verflagen ? LEONORE. Z'oo gy myn onheil hoort hoe zult ge my beklagen! Uwmedelydend hart, dat ieders ramp betreurt, Zal  TOONEEL SPEL. 5 Zal bloedendaarmyn hart van droefheidwordt verfcheurd. Zitten gaande.. Ik' ben elendig! KLARA. Hoe Vriendin, om welke réden? Wat is u toch gebeurd? LEONORE. ö Tyden zonder zeden! ö Liefde zonder deugd 1 ó trouweloos gèflactit Der Mannen! KLARA» Spreek, wat is toch de oorzaak van uwklagt? LEONORE. Kent gy Heer Ferdinand ? KLARA. , Myn Landheer? Wel te weeten. LEONORE. Dan kentge een monfter,'dat door de ondeugd wordt bezeten , Dat deugd en pligt vertreedt, en dat de onnozelheid, Door helfche drift vervoerd, de.fnoodfte laagen fpreidt s Dat zig een meester toont in kuisheid te onderdrukken 9 Eu mooglyk my terftond zal uit uwe armen rukken. KLARA. Wat zegt gy Leonore! Ik ken Heer Ferdinand Voor een perfoon van eer, van zeden en verftand , Goedaartig.,.. LEONORE. Loosbedrog! 'k zal alles u ontdekken. Doe uwe Kinderen, met Klaas, zo lang vertrekken. KLARA. Kom Willem, breng terwyl uw broértjen naar zyn bed: Klaaszaluhelpen, ras. THOMAS. ó Jeetje neen! ik wed Dat ik den heelen nacht niet in den flaap zal koomen, A 3 Als  4 FERDINAND EN LEONORE, Als jy niet by me bent. Ik ben zo bang voor droomei*. KLARA. Geen nood: flaap jy maar zeer gerust, myn lieve kind'! Gy weet hoe teêr gy van uw moeder wordt bemind, Wil dan gehoorzaam zyn. THOMAS. Ja, 'k zal gehoorzaam weezen. Een kind dat zoet is, zegjealtyd, hoeft niet te vreezen. Goê nacht dan moederlief!... maar blyf toch nietlangwegj KLARA. Neen, lieve Jongen, neen. D E RB E TOONEEL. LEONORE, KLARA. KLA R A. Het is zo als ik zeg; Heer Ferdinand fchynt my goedaartig en geduldig: (dig. kBen hem aan huishuur,nu reeds agttien maanden fchulGy kent myn'ftaat, Vriendin, die nietvoordeeligis: Hy maant my egter niet in dees gefteldtetiis, Zoo hy geftrenger ware ik was gewis verloren. LEONORE. Helaas! hoe hy beftaat zal ik u ras doen hooren. Gy weetzeer weihoe datmyn Moeder, ftugvanaart, My gaarne met heur' neef Leander zag gepaard, En 't geen ik om dien Egt van haar al heb geleden , Met hoe veel fmaad zy my behandelde tot heden , Daarzy, met al heur drift, toch niets op my verwón, Doordien ik deezen neefonmooglyk minnen kon: Zynjaaren, zyn gedrag, het ftondt my alles tegen. Ik was ook anderen , zo min als hem, genegen, Schoon veelen waanden dat ik hen beminnen zou, (trouw. Om moeders dwang in 't eind te ontvluchten door de Doch  TOONEELSPEL. S Doch alles was vergeefs, myn hart was niet te raaken, Tot rk Heer Ferdinand voor 't eerst my zag genaaken. Hoe onbeftendig is toch 't vrouwelyk gedacht, Hoe weinig hebben wy de liefde in onze magt , Hoe vaak bedriegen we ons en worden wy bedrogen! 'k Had naauwlyks hem gezien, of'k had voor niemand oogen, Dan flechts voor hem alleen , Vriendin! en in de daad, Zyn welgevormde leest, zyn aangenaam gelaat, Zou 't ongevoeligst hart tot liefde kunnen dwingen. Hy zag me op een Concert, en hoorde my daar zingen; Hy prees myn zuivre ftem en vleide my zo zeer, En hieldt zo kragtig aan , dat ik hem zo veel eer Zou doen genieten van my naar myn huis te leiden, Dat ik 't niet af kon (laan. Gelukkig voor ons beiden , Datjuistmyn moederzig, doorhoofdpynafgemat, Voor myn terugkomst reeds ter rustbegeeven hadt, En in dien korten tyd dat wy te zaamen waren, Wist hy zyn liefde zo grootmoedig te openbaaren , Dat ik, getroffen door eenvoorftelmy zo waard', Hem, misfchien veel te vroeg, de myne heb verklaard > Waar uit de bron van al myn rampen is gereezen. KLARA. Die jonge Heer fchynt vry voortvaarende te weezen. Maar hoorde uw Moeder niets van hem of van uw min? LEONORE. Die bleef tot nog toe een geheim vóórhaar, Vriendin. Intusfchen moesten wy elkaêr in ftilte fpreeken. Gy weet hoe zelden 't ons aan midlen zal ontbreeken , Als'thartin liefde blaakt, om'tmoederlyk gezicht, Met hoe veel zorg en vlyt ook op ons doen gerigt, Te blinden en daar door tot onzen wensch te koomen.' KLARA. Maar hadt uw minnaar, van zyn zyde, niets te fchrooinea Voor't Vaderlykgezag? uw ftaat zo ongelyk Met dien van hem.... Men zegthy is geweldig ryk. A3 LEO»  6 FERDINAND EN LEONORE9 LEONORE. Hy fchetste my het hart zyns Vaders zo goedaartig , Zo edelmoedig af, dathy, eljisagtiag waardig, My meer een engel dan een mensch geleek. Maar ach! Zo feheen de Zoon my ook, tot op den droeven dag Van gisteren. Helaas! hoe kunnen we ons misleiden. Hoe weinig weet men deugd van ondeugd te onderfcheiDe blyde morgen bragt me een' engel, my zo waard',(den,, De droevige avondftondeen' duivel, boos .van aart'. Indien de deugd my toen niet hadt behoedvoor dwaalen'... KLARA. Och! wilmy, meer bedaard, uw onheil toch vernaaien. LEONORE. 't Wns gistren morgen toen myn moeder, onverwacht De tyding kreeg dat heure Zuster, in den nacht, ' Een doodiyk toeval van beroerte hadt gekregen. U is bekend hoe zy die zuster is genegen, Ookmeldde men aan haar, dat, zoo het kon gefchidn Myn moei, nog eer zy ftierf, heur zuster wilde zien. * Myn moeder kon dien wensch onmooglykwederftreeven En gaf aan my bevel hier kennis van te geeven , Als ook van heur vertrek, aan eenen bloedverwant Niet ver van t'ccze plaats, en daar was Ferdinand. * Wy.hadden djkwüs daar elkander weezen fpreeken. Zo dra hem 't geen ik moost verrigten was gebleeken Verzogten hieldt liy aan , ja fmeekte'my, Vriendin, Metal de kracht en't vuur van eeneopregte min , Dat ik dien avond hem zóuaan myn huis ontfangeu. Konikditweigren? neen! 'k voldeed aan zyn verlangen. Hy was zo teder en feheen zo oprecht van hart, Zo zuiver in myn oog, dat ik de grootfte (mart Eer ondergaan bad, dan zyn fineeken afgeflagen. Hoe min vermoedde ik toen het geen my nu doet klaagen. Myn moeder hadt terwyl "tgeen noodig was bereid Tot heur vertrek, beval voords my en onze meid , De onnoosle Elizabcth, nog jong en onërvaaren, Ds  TOONEELSPEL. f De zorg aan, reisde voord en liet ons 't huis bewaaren. KLARA. En Ferdinand kwam u toen fpoedig zien ? LEONORE. Niet eer Voor't duister was en in gezelfchsp van een' Heer, Die daadlyk weêr vertrok zo dra hy was gekomen; Zo dat ik naauwlyks zyn gedaante heb vernomen: Ook lette ik min op hem dan wel op Ferdinand, Op wiens gelaat niets dan verwarring feheen geplant, Doch hy herftelde zig toen we ons alleen bevonden.(den , °k Had onze dienstmaagd, eer hy kwam , reeds weggezon* Op dat zy niets van deez' byéénkomst merken zou. Heer Ferdinand fprak niets dan van zyn liefde en trouw, Én 't oogmerk dat hy hadt, ora onze min zyn' Vader , Reeds morgen, voor te (laan;doch't hart van dien verraadet Dacht weinig aan het geen zyn mond my hooren deedt. Ik was verrukt van 'tgeen hy zeide , en op geen leed Verdacht, hield ik myn' arm om zynen hals geflagen, Hy kuschte my met drift en toen... toen dorst hy't waagen My voor te (tellen, met de laagfte vleijery , Datikzyn lust.,, ó Schand voor hem ! ö Smaad voormy! Op 't oogenblik.en eer den tyd ons mogt ontglippen,(pen. Voldoen zou. Ach Vriendin! de fchaamte floot myn lipHy drong al fterker aan, daar ik geen antwoord gaf. Ik beefde en fprong te rug, en ftiet hem van my af. Wel ver nogthauds dat zulks zyn drift zou doen bedaaren, Dorst hy my, onbefchaamd en met een eed , verklaaren Dat hy, ondanks myn' fchrik en alle tegenweer, Toch overwinnen zou. 'k Was toen myzelv' niet meer. De traanen biggelden langs myn verbleekte wangen , 'k Zag toen, hoewel te laat, wat ik hnd aangevangen Met hem alleen by my te dulden. Welk een ftryd (lydt Voor't deugdzaam hart, wanneer 't de zwaarfte rampen. Van zulken voor wien wy de teêrfte liefde voeden. A 4 KL A-  2 FERDINAND EN LEONORE, KLARA. Waar door wis: gy uwe eer en zuiverheid te hoeden , Daar hy zo ver zig van zyn drift vermeestren liet. LEONORE. De Hemel, myn Vriendin , verlaat de onnoozlen niet. Op't oogenbiik dat ik , geknield, hem wildefmeeken Om medelyden , kwam zyn knegt, om hem te fpreeken, Genoegzaam ademloos den trap opvliegen , fpringt, Vol drift, de kamer in , daar hy zyn handen wringt, En cm vergifuis bidt. Heer Ferdinand, verflagen , Vraagt driftig wat hy wil. De Knegt,die niet dorst waagen, Zoo 't feheen, te fpreeken,wyst zyn'meester.inet de hand, Hem flraks te volgen en de ontroerde Ferdinand Verlaat me op't oogenbiik en volgt den knegt naar buiten. Ik hoorde hem de deur van myne kamer fluiten En roepen: daadelyk zal ik weer by u zyn! Ik vond my dus alleen en daar de minde fchyn Niet was, om veilig uit de deur te kunnen vluchten , Eu ik zyn wederkomst meer dan de dood moest duchten , Nam ik het eerst beduit da t my kwam in het hoofd. Naa ik het licht der kaars had fpoedig uitgedoofd Schoof ik , met groote drift , het naastffe fehuifraam open En fprong 'er rustig uit: 'k had geen gevaar te loopen ; 'tWas by geluk niet hoog,ook voelde ik haast geen'grond, Door myne ontftcldtenis, tot ik de tuindeur vond, Waarvan de fleu'telaan myn zorg was opgedraagen , Enfchoon myn beeneu naauw'myn lichaam kondenf'chraaVloog ik 'erylings uit, ontziende flruik noch heg, (gen, Noch donkerheid des nachts en hield den grooten Weg Naar't Dorp, tot aan uw huis,waar 'k veilig ben gekomen, KLARA. Maar waarom hebt gy juist by my de wyk genomen , Waarom niet liever by dien zelfden bloedverwant Wasr gy deez' morgen nog ?... LEONORE. Alleen om Ferdinand, Die  T OONEELSP EL. 9 Diemy, dat ftel ik vast, daar eer nog naa zal fpooren, pan wel by u, Vriendin. KLARA. Wat hebt ge my doen hooren l Myn lieve Leonore , ik dacht gewis dat hy... LEONORE, verfchrikt van heur'' ftsel op/pringende. t Hemel! KLARA. Hoe! LEO NORE. Hyis't! ach! waar verberg ik my? Hoe zal... KLARA, met vcrbaastheid. Och! Klaas vergat gewis de deur van binnen... VIERDE TOONEEL. FE RDINAND, XEONORE, KLARA. HFERDINAND. a! 'k vind u eindlyk weer ! LEONORE. Ach! wat zal ik beginnen! FERDINAND. Vergeefs verbergt gy u voor my. Vergeefs getracht My dus te ontvluchten in het holfte van den nacht. Gy waart, dat zweer ik u, zo ligtlyk niet ontkomen. Zoo ik myn knegt en paard niet mede had genomen Toen 'k gistren by u kwam: dit 's uw geluk geweest. Indien die lompen voor het ongelukkig beest, Dat deerlyk Itruikclde , door zyn onzinnig jaageu, Wat meerder zorg, zo als zyn pligt was, hadt gedraagen. ?k Verzeekerugy zoudt... Doch dit 'svoorby. Nu zult Gy egter, zo ik denk, niet langer myn geduld Door vruchteloos geklag of fmeeken durven tergen. Volgmy terftond. A 5 LEO-  io FERDINAND EN LEONORE, LEONORE, Wat durft ge, ö fnoode! van my vergen ?- Zoude ik?... FERDINAND. Geen tegen (In nd. LEONORE, tegen Klara. Vriendin! KLARA. Wel hoe, Mynheer, Moet gy ons dusby nacht ontrusten? op uiyne eer Dat vindikgantsch niet fraai, ik hou niet van die ftreeken. Wy zyn hier niet gewoon... FERDINAND. Durft gy my tegenfpreeken ! Vertrek! laat ons alleen. LEONORE, tegen Klara, lVeenblyf, verlaat my niet! FERDINAND, tegen Klara. Ik wil gehoorzaamd zyn : gy weet wie 't u gebiedt, Het is uw Landheer, beef! zoo gy hem durft mishaageij, KLARA, in V heengaan. Rampzaalge Leonoor' wat moet ik u beklaagen! V 1 F D E TOONEEL. t FERDINAND, LEONORE. ir LEONORE. J\.an ik uw woeste drift, ontbloot van alle reên , Onmooglyk d.:n ontvlt'ên ! wiezondt u herwaards heen ? FERDINAND. Toen ik u te vergeefs gezocht had by uw vrinden, Ronde ik ligt dénken in deez' wooning u te vinden : Dus zytgy vruchteloos uit myn geweld ontvhigt. Doch vyatmaakte in myn' arm , zo fppsdig u beducht? Waarom ontweckt gy my', die , voor u neergebogen, Myn'  TOONEELSPEL. n Myn' zuivren gloed aan u ontdekte, daar uwe oogen My toonden dat uw hart dooi liefde ook was geraakt? Toen ik dorst waanen datrnyn heil reeds was volmaakt, Paar 't al my gunftig feheen , tyd en omftandigheedert Zig voegden na myn' zin en ik , met rasfe fchreeden, Het heuglykst oogenbiik myns levens nadrenzag, Veranderde al uw min eensklaps in koelheid. Ach! Hoe weinig is op 't hart der vrouwen ftaat te maakenl Wy mogen dagen nacht voor haar in liefde blaaken, ,Het al verrigten om by haar in gunst te ftaar., Ons vleijen dat heur hart, met ons verdrictbegaan , Niet langer, onzen wensch, uit fierheid zal weêrftreeven, Maar zig uit tederheid aan ons zal overgceven, Doch 't is vergeefs gehoopt; één ogeublik alleen , Weg is heur tederheid en onze hoop met één. Met naadruk. Is 't zo niet, Leonoor? doe my uw antwoord hooren. LEONORE. 't Zal kort zyn , Ferdinand! Ikbennietrykgeboorcn, f Ik heb niets dan myne eer en dit is 't eenigst goed, Dat ik met alle zorg en vlyt bewaaren moet: Zo dra dat dierbaar pand, waarvoor ik 't al zal waagen, My wordt ontrukt, dan is my alles ook ontdraagen. Dus is't myn pligt geweest uw fnood geweld te ontvliên; Zo als 't myn pligt nu is u nimmer weer te zien. FERDINAND. Vermetel antwoord! maar waarom my afgeweezen Of waar door is uw min, totmy, in angftig vreezen Veranderd, of was cian uw liefde veinzery, Bedroogt gy my zo fnood ? LEONORE. Vraagt Ferdinand dit my? Wie van ons veinsde 't meest, gy, die myne eer belaagde, Of ik, diemyby u zo onvoorzichtig waagde? Die meende dat uw min , op zuivre deugd gegrond , Geen ander doei hcdtdsn een wettig trouwverbond: Daar  12 FERDINAND EN LEONORE, Daar de uitkomst my nu leert hoe fnood ik ben bedrogen l FERDINAND. Ik waande dat gy, door myn tederheid bewogen , Myn fmeeken en gevlei onmooglyk zoudt weêrftaan , En datgy in myn' arm... LEONOEA, met verachting. Waar ziet gy my voor aan? Gy moet my zeekerlyk voor zeer onnoozel houên, Ofmyn geftrenge deugd alsenkelfchyn befchouwen. Gaf ik u immer reen tot die verdenking? Spreek! Was 't niet genoeg dat u myn zuivre liefde bleek , Daarik ,orn u alleen, myn moeder dorst mishaagen, Met tederheid. Ach! heb ikniet om u , het aanbod afgeflagen Van zo veel minnaars, die, metbeter hart voorzien Dan't uwe, my hun hand aanboden ; daar 'k misfehien Gelukkiger met een van hen had kunnen weezen , Dan ooit met u , van vvien ik alles heb te vreezen, Wiens boos gemoed zig klaar aan my ontdekt heeft FERDINAND. Achl Ik heb u zwaar misdaan ; ik zie myn fnood gedrag: Myn al te heetc drift wist my van 't fpoor te leiden, En die verbyftring werdtgevaarlyk voor ons beiden. Gy egterhebtvolmaakt op my gezegepraald. Hoe dorst ik toch zo fnood .. Hoe heb ik dus gedwaald ? Moet dan het jeugdig hart fteedsvoorde driften vreezen!.,. Ondanks dit alles moetgy toch de myne weezen. Vergeef my, Leonoor', de dwaaling myner jeugd , Uw voorbeeld zal myn hart, dat vatbaar is voor deugd , Daar in verfterken,gy hebt thands niet meer te fchroomen. Gaan wy weêr naar de plaats van waar wy zyn gekomen. LEONORE. Hoe waant gy dat ik op uw woord zo ligt vertrouw ? Indien gy, in de daad, door een opregt berouw, Om 't geen gy dorst beftaan, uw hart voelt aangedreeven, Wil I  TOONEELSPEL. j| Wil dan op't fpoedigst uit dees wooningubegeeven: Verlaat me op 't oogenbiik en denk om my niet meer. FERDINAND. Niet om u denken... Ach! wat zegt gy myj... Veeleer Zal deeze hand den draad myns bangen levens korten: Eer zal ik in een' poel van alle elende Horten j Ja dat af'taardryk eer benevens my verga, Dan dat ik u vergeet, en zoo ik geen genaê Voor de onbezonne drift myns harten kan verwerven, Zoo ik uw liefde, door uw ftrenge deugd, moet derven. Indien een ander u... Wat yslykdenkbeeld! neen, I Geliefde Leonore, 'k ga zeeker eer niet heen llVoor ik een troostlyk woord heb uit uw'mondontfangen. Ilkbidu, opmynkhiên, voldoe aan myn verlangen : ■Vergeefmyn misdaad toch ! Iaatuverbidden, 'k zweef [Dat ik voortaan uw deugd ontzien zal, en uwe eer Zo heilig agten, dat, hoe ook myn driften woeden, Myn zuiver hart my wel voor dwaaling zal behoeden. LEONORE. Rys op: wy zullen zien hoe ge in't vervolgudraagt. Maar zoo gy ooit myne eer; aan my zo waard', belaagt, [ndien uw woeste drift my weder mogt doen vreezen, 'k Verzeeker u, Mynheer, 'k zou onverbidlyk weezen. FERDINAND. Hoe groot is thands myn heil! 'k zie dat Uw teér gemoed, Ondanks myn'misdag, zo veel waare liefde voedt, Dat geen de minfte haat is in uw ziel gebleeven. LEONORE. Zo fpoedigkaneen hart dat zuiver is vergeeven. Misbruik zyn zwakheid nieten laatmy nu alleen, [k haak naar rust. FERDINAND. Welaan, mynfchoone, ik ben te vreên. 'k zal my morgen wéér voor uw gezicht vertoonen En dan uw liefde en deugd, na heurwaardy ,beloonen. ZES.  i4 FERDINAND EN LEONORE, ZESDE TOONEEL. LEONORE, KLARA. TLEONORE, tegen Klara , die in de deurflaan l/lyft, reenader, myn Vriendin.. KLARA, Hoe', gyfchynt zo verheugd! LEONORE. De braave Ferdinand keert weder tot de deugd: Hy zag zyn' misflag en... KLARA. Kunt gy hem wel betrouwen Naa't geen'er is gebeurd ? Doch 't is het zwak der vrou» wen, Haarzelv' te vletten met al'tgeen haargunftigfchynt, Inzonderheid als't hart door teedre liefde kwynt, Hoe weinig hoort men dan naar de infpraak van de reden. LEONORE. Hoe!..zoudtgy twyflen aan deopregtheidvan zyne eeden? Gy die hemzelv' nog ftraks gepreezen hebt en my.... KLARA. 't Is waar, ik acht hem hoog en zou , geloofmyvry, Waar ik aan hem in ftaat gelyk , hem kunnen minnen. Zo dikwils ik hem zie behaagt hy myne zinnen.... Ontrust uniet, Vriendin, in't geen gy van my hoort. LEONORE. 6 Neen! fchoou Ferdinand uw teêrgemoed bekoort, Behoef ik egter voor dit alles niet te vreezen, Daar gy myn liefde toch niet hinderlyk kunt weezen, Doordien uw'ouderdom, uwkindren en uw' ftaat, U zulks genoeg verbiên. Doch 't wordt intusfchen laat, Vriendin! ik heb reeds veel te lang u bygebleeven. KLARA. Gy kunt, in't holst des nachts, u niet naar huis begeeven; Wacht tot den morgenftond, en zoo het u gelust, De-  TOONEELSPEL. Ï5 Begeef u, nevens my, een korte poos ter rust. LEONORE. Hoe kan ik? daar myn hare, door zorg en angst beflredeSj Geen rust my overlaat. KLARA. 't Zal uw vermoeide leden En uw ontroerd gemoed verkwikken: laaturaên. Zo dra de dag genaakt zal Klaas tot uwent gaan, Eu zien hoe't met uw huis en dienstmaagd is gelegen. LEONORE. Indien myn moeder eens mogt hooren hoe ik, tegen Heur zorgen aan, deez' nacht... KLARA. Zy zal zo fchülyk niet Van Arnhem wederom vertrekken. LEONORE. Ach! 'tverdriet Dit ik deez'avond heb geleden, bragt myn zinnen,(nen. Noch huis, noch moeder , noch myn kinderpligt te bin- ' KLARA. 't Is nu te laat daar aan te denken: morgen vroeg Zal ik u wekken, dan , Vriendin . is'ttyds genoeg Om te overleggen wat'er verder dient bedreeven. LEO NO RE. Wat heb iku deez' nacht al moeilykheidgegeeven. KLARA. ó Zwyg, wanneer men voor zyn Vrienden iets verrigt Dat nuttig is, dan valt de zwaarfte moeite ligt. Einde des Eerflen Bedryfs. TWEE,  ï6 FERDINAND EN LEONORE, TWEEDE BEDRYF. Het Tooneel'verbeeldt eene aangenaame Land/Ir eek , aan dé eene zyde ziet men de Boerenwoning van KLARAj en aan den anderen kant een zitbank, onder eenig geboomte , voords vertoont zig de kerktoren van een Dorp in V verfchiet. EERSTE TOONEEL. LfJDEWYK, DE SCHOUT. HDE SCHOUT, oe! ftaat ge al weder ftil? hier is gewis iets gaande } Op ieder oogenbiik houdt gy my telkens traande, Als of ge iets van gewigt aanmy te zeggen hadt. I ODEWYK. Zois't, mynheer de Schout, gy hebt zulks wel gevar. Ik heb deez' wandling u om reden aangeprezen , Dewyl ik in uw huis niet veilig dacht te weezen , Doordien uw vrouw, met heur getalm van deugd en eer, En van welvoeglykheid en diergelykemeer, My in den weg ftondt om myn hart ü te openbaareri, DE SCHOUT. Wel nu , wil dan maar vry uw meening my verklaaren: Het is hier ftil: Spreek op» LODEWYK, op het kuis van-Klara wyzendet Kent gy dit huis? DE SCHOUT. Gewis, Dewyl 't de wooning van eene arme landvrouw is, .Die zeldzaam pagt betaalt: zy is zo onvermogend iDat, was de Landheer niet goedaartig en meêdoogend, :Zy hadt reeds lang van hier gemoeten, doch ik kan Niet zien dat u dit raakt. E ODEWYK. , Cy weet'er weinig van. Deez'  T O ONEELSPEL. |f Deez* Boeren wooning houdt een fchoonhejd opgefloten, Pie ik als dol bemin , en lang reeds had genoten , Indien het na myn' wensch gegaan hadde. DU SCHOUT. Is het waar? L>it "smeer nog dan ikwist: Doch ik bemerk nuklaar, Dat hier een meisje is op wier echt gy durfde hoopen. L ODEWYK. (Pen* Efeur echt! ó Neen, zo lang men melk voor geld kan kooHeeft men geen koe op ftal te houden, en daar by yeb ik eeu.affchrik voor den echt, geloof my vry, Zou ik myn jongen tyd in flaverny verliezenEn üéne vrouw alleen voor myn genot verkiezen , Dan kent gy my nietregt: ik ben zo dwaas niet, vriend! iferandering van fpys isfmaakelyk. DE SCHOUT Maar 't diende Tuist iederniet, doch laatonstot de zaak eens koomen. LODE WYK. Kan ik my op uw hulp verlaaten ? DE SCHOUT. Wil nietfehroomen; tkheb u meer gediend in zaakeu van gewigt; Dus vind ik my géheel tot «wen dienst verpligt, Dok dv.rft gy 't geen men voor u doet zeer welbelooneri. L ODEWYK. kzalmy, als voorheen, ook weder dankbaar toonen [ndien gy my nu helpt in 't geen ik wil beilaan: DE SCHOUT. Waak vasten ftaat op my. (preek ongevehist. LODEWYK. Wel aan, ik zal u al het geen gy weeten moet verklaaren. 3y kent Margretha , die als weduw reeds veel jaaren, piet verre.van dit Dorp gewoond heeft? DE SCHOUT. ó! Ik hoof B Das  i8 FERDINAND EN LEONORE, Datgy zult fpreeken van heur dochter Leonoor'. LODEWÏ K. ója, dat meisje kon voor lang my reeds behaagen, Maar 'k dorst, in 't openbaar geen'aanflag op haar waagei Doordien heur moeder haar by dagen nacht bewaakt,, Het geen de toegang tot heur huis bezwaarlyk maakt;' Doch nood zoekt list en deedt my middelen verzinnen, Om heure onnoozle meid op myne zy' te winnen, Waardoor ik hoorde dat de moeder, in de ftad, Een Zuster, die zy teêr beminde , woonen hadt. Dit maakte ik my ten nutte en deedt een'brief haar geeve Alsof die Zuster , op den oever van heur leven , Heur bloedverwante, die zy dikwils byftandboodt, Moest zien en fpreeken eer zy nog heure oogen floot. Door dien verdigten brief wierdt Margareeth' bedrogeni En is reeds gistr^n met heur' neef op reis getogen Eer zelfs nog de avond viel, en't voorwerp van myn mi Bleef dus met heure meid alleen... DE SCHOUT. Een fchoon begin i Ora tot uw oogmerk met dit meisje te geraaken. Gy wist voorzeeker haarnog deezen nacht tefchaaken En hier te brengen, om... LODE WYK. Wees zo voorbaarig niet Met uw gedachten , want myn aanflag liep in 'triet, En werdt verydeld eerde nacht nog was gekomen. DE* SCHOUT. Is 't moogelyk! maar zeg,waar hadt gy voor te fchroomet LODEWÏK. Een ander was my vóór. De jonge Ferdinand, De Landheer vau deez'ftreek, myn verre bloedverwant Met wien ik van myn jeugd reeds vriendfchap heb g< houên, Vertelde gisteren aan my , als in vertrouwen, Hoe Leonore hem voor lang reeds hadt bekoord , Hoe zyhem wederminbetoonde,en hy zyn woord C(  T O ONEELSPEL. ig fïegeevenhadt, om haar dien avond te bezoeken. Schoon ik den losbol en zyn liefde moest vervloeken , Zo veinsde ik egter, ja , dreef hem ten fterkften aan, Deez'nacht niet vruchteloos voorby te laaten gaan , Maar zyne heete drift met Leonoor' te boeten , Dewyl hem dit geluk niet ligt weêr zou ontmoeten Dat zy alleen was : dus verdreef ik de asiterdocht Uit zyn gemoed dat ik met hem het zelfde zocht; En om hem meer nog tot myn oogmerk te bereiden, Zo gaf ik voor, om hem volkomen te misleiden , Het meisje nooit gezien te hebben, waardoor hy, Groots op het voorwerp van zyn minnekoozery, Aan my beloofde, fchoon ik 't niemand mogt ontdekken, & Dat ik zyn'leidsman vooreen' korten tyd zou (trekken , ■ Om mydus duidelyk tetoonen dat hy in Zyn keuz' niet hadt gedwaald. DE SCHOUT. Dit ging dus na uw' zin» Dochhieldt hy u zyn woord? LODEW ÏK. Vootzeeker, en myne oogen Betuigden hem welhaast van welk een groot vermogen Ik deeze fchoonheid vond die hem zo hadt bekoord: Ik weuschte hem hier op veel vreugd, en ging toen voord. DE SCHOUT. Maar vreesde gy niet dat hy tot zyn wit zou raaken ? LODEWYK. Ik hoopte dathy zig by haar gehaat mogtmaaken , Ik had gemerkt dat hy haar niet dan door de trouw, Dit bleek my duidlyk aan zyn reên , genieten zou. DE SCHOUT. Hoe liep dit alles af? L O D E WY IC. Dat weet ik nietvolkomen: Doch zo veel weet ik dat zy heeft de vlucht genomen En herwaards is gegaan: ten min ften Ferdinand , Dien 'k heimlyk heb befpied al waar hy is beland, B 3 Daar  ao FERDINAND EN LEONORE, Daar ik van verre hem vervolgd heb op zyn fchreedens Zag ikhaJf woedend en verbaasd hier binnen treeden, En gantsch bezadigd weêr vertrekken. de schout. Maar wat ftaat Uverdernu te doen? lodewyk. Ik moet ,het gaathoe 't gaat, Van fchooneLeonoor' deez' dag my meester maaken. de schout. Endoor wat middel toch ? lodewyk. Men zou haar kunnen fchaakem Gy hebt wel volk, Heer Schout, om my dien dienst ti de schout. (doen Bêdenk u wel: het is een Juffer van fatzoen , Zoo zy geringer ware ik zou u, als voor dcezen , Wel meer gebeurd is,thandsook wéér behulpzaam weezen Doch nu zie ik geen kans. lodewyk. Kom, kom, is't anders niet! Ik weeteen middel waardoor ik myn witbefchiet, Indien gy my flechts helpt. Gy zult my zeer verpligten: En uw beloonin g zal.... de schout. Wat kan ik hier verrichten? Geefmy meer oopning van de zaak. lodewyk. Ik weet gewis Dat die boerin, waarby myn fiere fchoonheid is, Heur'Landheer nog geen geld voor huishuur kon betaalen Veins dat ge , op zyn bevel, heur goederen moet haaien. En zendt uw dienaars in heur huis , om, onder fchyn Van op te pasfen , my aldaar van dienst te zyn. Ik zal die knaapen, in't geheim, wel kennis geeven Van 't geen hen ftaat te doen , en ik verbeur myn leven, Zoo ons deeze aanflag mist. DJ  TOQNEELSPEl. 2Ï DE SCHOUT. Maar zoo Heer Ferdinand Be zaak eenshooren mogt?.... LODEWYK. Dan is't een misverftand, pf een vergisfing, of... Doch laat ons nu vertrekken, De deur gaat op, men mogt ons beiden hier ontdekken. TWEEDE TOONEEl» KLARA, LEONORE,, KLARA, brengt een tafelt jen en twee floelen , bene vent Theegereedfchap , voor de deur. -j LEONORE. Oet fchynt reeds laat te zyn. KLARA. 't 1 s vroeger dan gy meent, ■y dunkt dat u de rust meer krachten heeft verleend; Jw fchoonheid luikt weêr op. LEONORE. En nochthands geeft de morden, óe fraai ook in myn oog . my weder nieuwe zorgen ; aar myn ontrust gemoed my weinig heil voorfpelt. :vrees voordeezen dag. KLARA. Waarom uw ziel gekweld 'et bange zorgen die uw welzyn kunnen krenken ? y hebt aan my verzocht u hier de Thee te fchenken , , ii proeft ze naauwlyks; ftel toch de onrust uit uw'zin. ; [ oiize zorg en vrees is toch vergeefs, Vriendin, at baat het ons datwy altoos door de onrust zwoegen? e Hemel weet best wat aan ons op aard' zal voegen, i fchikt de zaaken na zyn' wil: al ons beleid , !le onze kommer, ja, alle onze omzichtigheid, irandert niets daarin. Reeds van myn kindfche dagen , B 3 Leer-  32 FERDINAND EN LEONORE, Leerde ik het onheil, dat my trof, geduldig draagen , En 't treft die deugdzaam is, zo 't fchyut. het allermeest, 'k Heb nooit geweeten wie myne ouders zyn geweest, Daar ik nooit iemand vond die't my kon openbaaren. 'k Verloor een Echtgenoot in 't bloeicndst van zyn jaarefi 'k Had naauwlyks middelen om my en om myn kroost Te voeden, maar ik heb nogthands een' grooten troost; Ik heb my zelve niets misdaadigs te verwyten. Dus kan ik hier gerust myn levensdagen flytën. Geen zucht tot hooger ftaat kwam ooit in myn gemoed Ik zie myn kincfrén aan als 't ónwaardeerbaarst goed Dat ik op de aard'bezit, en poog, doorvlyt gedreven. Schoon ik hard werken moet, aan elk het zyn te geeven Dus fteeds te vrede zoo 't de goede Hemel voegt, Leef ik hier, met myn kroost. gelukkig en vernoegd. Doch ik zie Ferdinand de naaste laan intreeden. Hy heeft u reeds in "c oog. LEONORE. Hoe beeveh al myn leden: 't Herdenken van het geen my gistren werdt bereid, Door de onbezonnen drift van zyn genegenheid, Uw ergwaan of ik op zyn deugd wel durf betrouwen , Doet my, niet zonderfchrik, hem weder hier befchouwen KLARA. Ily nadert reeds: Ik ga. Stel u gerust, vriendin. DERDE TOONEEL. FERDINAND, LEONORE. BFERDINAND. ekoorlyk voorwerp van myne ongeveinsde min, Wier deugd my meer nog dan uw fchoonhcid kan behaa gen, Vergun my , u nog eens, vergiffenis re vraagen Voor't geen ik u misdeed; ja, die vernedering, Om myn ontzinde drift, acht ik nog te gering Tc  TOONEELSPEL. ö$ I Tot boeting voor de fmart die ik u heb doen lyden. LEONORE. Ach! mogt ik my met recht in uw berouw verblyden! , FERDINAND. Hoe! twyffelt gy dan nog aan myn oprecht gemoed ? Is 't mooglyk, Leonoor', dat gy nog ergwaan voed ! Ei, wil uw hart, dat my bemint, toch niet meer kwellen: Ik zal myn misdaad , als een man van eer , herfrellen. Het deugdgezind gemoed kan zich wel ééns misgaan , Maar 't blyft onmooglyk lang by zyne misdaad ftaan : De reden doet met kragt heure infpraak weder hooren ; Zo dra de deugd het hart eensflerflings kanbekooren, Verfoeit hy alles wat de reedlykheid verbiedt. LEONORE. Ikben voldaan, mynheer, en twyffel langer niet Aan uwe oprechte min. FERDINAND. Ik zal u blyken geeven , Dat ik alleen voor u en voor de deugd wil leeven. Ik zal, deez'morgen nog, myn Vader, volgendspiigt, Te kennen geeven al het gene ik heb verrigt, Eu nog verrigten zal om u myn min te toonen. Hy, die de deugd bemint, zal ook de deugd beioonen, En daar hy edel is van hart, zal hy gewis Metblydfchap ftemmen in onze echtverbindtenis. LEONORE. Maar zou myn moeder zo gereed heur ftem wel fchenken 9 FERDINAND. Hoe kan zy fchooner echt voor heure telg bedenken? LEONORE. Heure eigenzinnigheid vervult myn hart met fchroom: Zy wil my huuwen aan den zoon van heuren Oom. FERDINAND, met drift. Hoe! aan Leander! aan dien wreevlen, die verwaaien?...» Vrees niet: hy moet gewis u aan my overlaaten , Of anders zal ik hem bewyzen wie ik ben. B + LEO-  34 FERDINAND EN LEONORE, LEONORE. Hoe dus oploopend? denk mynheer FERDINAND. Ach ! ik beken, Met fchaamte , dat myn drift my nog te veel doet blanken. Uw voorbeeld zal nqgthands mv wel bezadigd maaken. L E O N O R E. 't Is noodig dat die drift in tyds beteugeld word', Eer u heur hevig vuur in droeve rampen ftort'. (nen s Maar 'k zie daar volk , Mynheer, ik bid wil my verfchoo' Dat ik u thands verlaat; 'k wou liefst my niet vertoonen Zo lang ik hier nog zal vertoeven. FERDINAND. Wees gegroet, Myn waarde Leonoor' tot ik u weêr ontmoet. VIERDE TOONEEL. DE SCHOUT, met twee Dienaars, daarnaa KLARA en THOMAS. DE SCHOUT, tegen zyne Dienaars in V opkomen. Doet als u is belast: wilt nergens toch voor fchroomen» Hy klopt aan Klaraas deur. KLARA, met Thomas aan de hand, uit heur huis koomendc. (komen? Wel hoe! Mynheer de Schout, wat doet u herwaardi DE SCHOUT. Dat zult gy daadlyk zien. Tegen zyn Dienaars. Tree binnen. KLARA. Om wat reen? Wat zal dit volk in huis !.... Tegen de Dienaars. Ik zeg u gaat weêr heen Vanwaar gy kwaamt. DE  TOONEELSPEL. as DE SCHOUT. Hoe nu! zult gy hen wederftreeven? KLARA. Wie heeft, mynheer, r.anu hier toe bevel gegeevcn? Ik bid u, om uw zelv' dat gy toch voor u ziet In 't geen gy wilt beftaan, DE SCHOUT. Kent gyuw' landheer niet? Is 't u vergeeten dat gy hem moet huur betaalen ? Myn last is-lies uk uw wooning weg te haaien Wat gy bezit; hy wil deez' dag nog zyn voldaan. KLARA. Hoe! hy is zo terftond eerst van ons afgegaan , (ken. En heeft geenwoord van my,noch van myn fchuld,gefpro- D E SCHOUT. Hy heeft zyn hoofd met u,noch met uw fchuld,gebroken, Dat was hem veel te laag verneederd , dus liet hy 't Bewerken van die zaak volkoomentlyk aan my. Doch 't is reeds lang genoeg: myn dienaars zyn reeds vaardig. Hy geeft een" wenk aan de Dienaars, die daar op in kuis gaan, KLARA. Och! 't geen dat ik bezit, Mynheer! is weinig waardig; Doch zoo het kan voldoen , tot mindring van mynfchuld, Tast dan vry alles aan; ik ly' het met geduld, En zal den Landheer in zyn recht niet tegenftrceven. V T F D E TOONEEL. KLARA, THOMAS. MT HO M AS. oet ikmyn bokje ook aan die ftonte mannen geeven ? KLARA, droevig. Och ja, myn lieve kind; zy ncemen alles meê. B 5 THO.  aö FERDINAND EN LEONORE, TH OM AS. En ook myn hobbelpaard en fpeelgoed? KLARA. THOMAS, huilende. ó Jee! KLARA. Huil niet, myn lieve fchat, 't zal wel ten besten keeren. THOMAS, zyn ge/loten vuist teonende. *k Wou dat fk groot was, 'k zou ze wel wat anders leeren: sk Zou voor je vechten zo lang als ik Haan kon. ZESDE TOONEEL WILLEM, KLARA, THOMAS. WILLEM, verbaast uitkoomende. (~\ cbj waarde Heer, ik weet u geen bericht te geeven, Noch van myne Ouders, noch ook van de plaats daar \ leven My is gefchonken. 'k Ben in Holland opgevoed, Daar ik nooit iemand van myn maagfchap heb ontmoet. Een braave Predikant, daar, op een Dorp, woonachtig, Beftuurde myne Jeugd, en minde my zo krachtig Or ik zyn eigen kind geweest ware, en wist my Niets meer te zeggen van myne afkomst, dan dat hy Wel kon bemerken dat myne Ouders van vermogen En aanzien moesten zyn geweest. Uit mededoogen Hadt hy my in zyn huis genomen , toen ik, pas, Nagisfing, twee jaar oud, byna verdronken was, Dewyl hetSchip, waar op men my toen hadtgevonden, Elendig was vergaan en door de Zee verflonden, Daar ik alleen maar was gered uit deezen nood. Myne Ouders en al 't volk bekochten 't met de dood. Wat voords 't Juweel betreft, dat my zo kon behaagen , Dat heb ik, zoo men my verhaalde, reeds gedragen Wanneer men my op 't Schip... ERNESTUS, ten hoogften ontroerd. ó Hemel! fta my by! FERDINAND, zyn" Vaderonderfieunende. Wat hoor ik! KLARA, verwonderd. Hoe! wat's dit? ERNESTUS, met drift. li 'tmog#lykhcbtgy,  TOONEELSPËL. 71 Gy zelf dit op uw borst?,.. Myn twyffel is verdweenen. 't Loopt alles faamen. KLARA, mede ontroerd. Hoe! Mynheer, wat doet u weenen, Van waar toch komt u die ontroering ?... zou... ERNESTUS, r.aa haar nog eens aandagtig bezien te hebben , haar om den hals vallende. ó Ja. Gy zyt myn Dochter! Gy zyt myn Conftantia , Die met myn Zuster my zou vo lgen naar dees ftreeken , Topn 'k Zeeland, waar ik eertyds woonde , was ontweOm hier , in Gelderland, bezit van dit Kasteel (ken , Te neemen, 't geen aan my , door erfnis, viel ten deel. Gy zyt dat kind befchreid, met zo veel heete traanen, Door uwe moeder en door my, ach! wie kost waanen JNa 't geen men aan ons fchreef... KLARA. Wat zegt ge my, Mynheer! Zoude ik uw dochter?... Ach! geef me ook een Moeder ERNESTUS, bewogen. (weêr! De dood ontrukte aan my die waarde vrouw, de moeder Van u en Ferdinand. KLARA, tegen Ferdinand. En gy zyt dan myn broeder? 't Schynt my een droom te zyn en egter zegt myn hart Dat ik my niet bedrieg. FERDINAND. Zie 't einde van uw fmart, Myn waarde Zuster, die my altoos kon bekooren Om uw opregt gemoed. Doch laat ons verder hooren. Door welk een toeval kwaamt gy hier, in Gelderland , En juist op deeze plaats ? KLARA. Ik had myn hart en hand, Uit zuivre liefde en trouw, den braa ven zoon gegeeven,, Des waarden Predikants, de redder van myn leven; e 4 Hy  7» FERDINAND EN LEONORE, Hy zag onze echt met vreugd, maarach! delieveman, Wiens zorg voor my ik nooit vergceten zal of kan , Stierf weinig tyds daar naa en liet ons, by zyn fterven, Zo weinig naa dat wy, om alles niet te derven , Befloten, hier niet ver vandaan, een Boerdery Te hnuren, daar wy faam, vernoegd, van zorgen vry, Den landbouw , waar myn man altoos toe was genegen, Op zouden oefnen ; doch hier liep ons alles tegen: Wy kregen fchade opfcbaê, waardoor myn echtgenoot Zig zelv' zo kwelde dat hy krank werdt en de dood Hein, altefpoedig, my, en deeze ounoozle kindren, Ontrukte. ERNEST US. Ach Iaat zyn dood,myn waarde, u niet meerhindren. Ik zal hun vader zyn zo als ik de uwe ben. Treed nader, waardig-kroost van myne Dochter en Omhels my , laat ik u in bei myne armen drukken. Hy omhelst de zoonen van Klara. FERDINAND. Hoe moet dit fchouwfpel een gevoelig hart verrukken! WILLE M. Hoe moeder! is deez' heer uw'vader dan? Heeft hy U daarom zo bezien. TH OMAS. ó jee ! wat ben ik bly! 'tls zulk een lieve heer. Ik zal hem altydpryzen. Hy kuscht Emestus de handen. KLARA. BJyn kindren! wilt hem fteeds gehoorzaamheid bewyzen. FIER-  TOONEELSREL. 73 VIERDE TOONEEL. ADOLF, verfchrikt inkomen Ie, ERNESTUS, FERDINAND, KLARA, WILLEM, THOMAS. -JVyf ADOLF. IVlynheerl FERDINAND. Iloe dus verbaast! ADOLF. De fchoone Leonoor' Is u ten tweedemaal ontvoerd! FERDINAND. ö Hemel! door Wat middelen door wien? ADOLF. Door Lodewyk. FERDINAND, tegen Emestus. Tegen Adolf. Myn Vader! Men zadel voord myn paard op dat ik dien verrader Adolf vertrekt en komt by het einde van dit Tooneel weder te voorfchyn. Zyn buit ontjaag , hem na verdienden draf en my Op 't felst gewroken zie. Wie hadt gedagt dat hy Dien ik als boezemvriend bcfchouwde , my misleiden, My fnood verraaden zou. Laat ons niet langer beiden: J Laat ons dien booswicht, dien ik nu, hoewel telaat, Leer kennen , overal vervolgen ; datmyn haat Zyn laatde druppel bloeds... ERNESTUS. Wat wilt gy toch beginnen ? "t Zal a onmooglyk zyn... FERDINAND. Voor die opregt beminnen, Is niets onmogelyk. Vaartwel.' ik vlieg hem naa! E 5 FT F-  f4 FERDINAND EN LEONORE, FT F D E TOONEEL. ERNESTUS, KLARA., WILLEM, THOMAS, ADOLF. HERNESTUS. emel, welk een drifc, ach ! myn Conftantia, Hoe onbeftendig is't geluk der ftervelingen : Hoe fchielyk keert de vreugd : aan wat verwisfelingen Van heil en onheil zyn we op aard' niet blootgefteld! Door hoe veel zorg en angst wordt onze zielgekweld. Ach! voor één enkel uur van kalmte en van verblyden , Verkrygen wy eene eeuw van onrust en van lyden; En nog gelukkig zoo men zelfgeene oorzaak is Van''t kwaad dat ons beftormt. Tegen Adolf.. Maar gaat het wel gewis Dat Lodewyk dit leed heeft aan myn zoon gebrouwen ? ADOLF. Het is reeds lang dat ik hem niet meer dorst vertrouwen , Daar zyngevetnst gedrag my altoos tegenftond: Zyn laffe vleijery gaf my genoegzaam grond Hem te verdenken en zyn fchreden naa te fpooren; Dus heb ik'hem byna niet uit het oog verlooren. En daar door is 't dat ik zo fpoedigheb ontdekt Dal hy alleen aan ons dit onheil heeft verwekt. ERNESTUS. En doorwatmiddel toch? ADOLF. Ikzal't u kort verhaalen. 'k Zag hem met Leonoor' door 't digte lommer dwaalen, De groote vy ver langs , tot aan de lindenlaan Die op de voorpoort loopt: Ik dagthera naa te gaan, Maar de ouderdom heeft my de krachten reeds benomen , Zy waren naaüwlyks nog de voorpoort uitgekomen, Of'k zag van verre hoe de fnoode Lodewyk De  TOONEELSPEL. 75 De juffer met geweld voortrukte, entegelyk Een rytuig naderen \ hoe wr.s myn har. benepen, Toen ik die fchoone daarbaldaadig in zagfleepen En zonder dat ik, tot myn leed, haarhulp kón biên, Doordien ik niemand in dien omtrek heb g :z?en, Die myn gefchreeuw of heur gejammer k.-n.ir 'looren; En in één oogenbiik had ik ze reeds verlooreu Uit myn gezicht, doordien hy , fneller dan de wind». ZESDE TOONEEL. MARGARETHA, LEANDER, ERNESTUS, j KLARA, WILLEM. THOMAS. A r> O L F. IMARGARETHA, tegen Èrnestus k heb gehoerd dat zig myn dochter hii r bevindt, (ken? Is 't waarheid? fpreek mynheer'. wat muet ik hier van den- ERNESTUS. Indien gy hier niet komt om weêr 't ontzag te krenken Dat gymyfchukiigzyt, dan zal ik u, mevrouw, Opregt bekennen 't geen ik anders zwygen zou. MARGARETHA. Mynheer, vergeef aan my, dat ik, door toorn gedreven, U mooglyk onbedacht.. ERNESTUS. Het is u reeds vergeeven. Met die bekentenis hooide ik my voor voldaan, En wil uw Vriend zyn. MARGARETHA. Doe aan my dan toch verdaan Of Leonore?... ERNESTUS. Ja, zy was in ons vermogen, Doch dooreen booswicht ons ten tweedemaale onttogen. MARGARETHA. Hoe is zy niet meer hier? ER-  ?6 FERDINAND EN LEONORE, ERNESTUS. Beklaagmetmy myn'zoon, Hoe mm verdiende hy uw fcherp verwyt en hoon ; Hoe weinig hebt gy hem gekend in al zyn waarde! t MARGARETHA. Zou tdau uw zoon niet zyn die al dit onheil baarde Die my een valfchen brief gefchreven heeft W-jzende op Klara. En haar Vetvolgde door den Schout? ERNESTUS. _. . Gun, dat ik u verklaar', Dat nooit myn zoon zig zoveel kwaads heeft onderwonEn zy myn dochter is die ik heb weergevonden ("den. Naadatikjaaren langhaar hadt als dood befchreid. MARGARETHA. wathoorik ! Klara, gy... ZEVENDE TOONEEL. LEONORE, met loshangende haircn en een verwilderd gezicht, ERNESTUS, KLARA, MARGARETHA, LEANDER. WILLEM, THOMAS, ADOLF. LEONORE, Emestus in de armen vallende. Ach! wat is my bereid ! Helaas! mynheer, befcherm uiyinmyne ongelukken; Eer zymy weêr op nieuws van uwen boezem rukken! Heb deernis metal de angst waardoor ik word vericheurd! ERNESTUS. Bedaar u; meld aan ons al'tgeen u is gebeurd. LEONORE. Zeude ik dit melden? moetik u de ziel doorbooren ? Ach! gy zult tyds genoeg die droeve rampen hooren! ERNEsTUS. öHemel! zou myn zoon?... LEO-  TOONEELSPEL. 77 LEONORE. Gyfpreekt van Ferdinand, Die ongelukkige, die door de fnoode hand Van een' Verrader! ach ! ik zie zyn bloed by ftroomen!... Vergeefs, myn waardel zyt gy my te hulp gekomen; Vergeefs trokt gy uw ftaal. ERNESTUS, verlegen. Ach! zou myn zoon dan dood!.,. LEONORE. Hoe! zou hy fterven? wat barbaar is ooit zo fnood Dat hy zig met zyn bloed, zo dierbaar, durft bevlekken? Neen , waarde Ferdinand! neeu,laaten wy vertrekken Naar zulk een oord waar noch bedrog noch valschheid woont: Waar liefde zegeviert en de onfchuld wordt beloond, Waar wy... Heur moeder ziende. Hoe gy ! Mevrouw, wat komt gyhier verrichten? MARGARETHA, bewogen. Myn dochter! Hemel wil heur droefheid toch verligten Op dat heur razerny... LEONORE* Wieraast? ik ben bedaard, De braave Ferdinand is wel één traantje waard', En dat is alles 't geen myn liefde hem kan geeven. Zy valt in een armfloel en blyft fpraakeloos zitten. ERNESTUS. Wie zal my melden of myn zoon nog is in 't leven , Danofhy... ach! ik beef! wat naare onzeekerheid! ó Hemel! wat hebt gy deez' dag my toch bereid? Tegen Klara. Myn dochter! KLARA. Och! mogt ik dit alles voor ulyden, Myn waarde Vader! ERNESTUS. Ik dorst my te veel verblyden v Toen  73 FERDINAND EN LEONORE, Toer k u wedervond; ó dag van vreugd en druk! Wat zie ik! waarde zoon! J G T S T E TOONEEL. FERDINAND, LEONORE, ERNESTUS, MARGARETHA. KLARA, LEANDER, WILLEM, THOMAS, ADOLF. FERDINAND, tegen Emestus. JVlynheer wensen my geluk! *k Wist den bewerker van myn droevige ongelukken Nog fpoedig, tot myn vreugd , zyn tedre prooi te ontrukWaar is zy? (ken# Leonove gewaar wordende. Hoe myn lieve en waarde Leonoor'! Zie wie hier voor u ftaat. LEONORE. Wat item (treelt myn gehoor? Myn Ferdinand! gy leeft J nu heb ik niets te duchten! FERDINAND. Myn fchoone! wy zien 't eind van alle onze ongenugtent ERNESTUS. Waar hebt gy haar en heuren fchaaker toch ontmoet. FERDINAND. Defnoodaarthadt zig, tot myn heil. te veel gefpoed. Door 't fterke ryden brak de disfel voor zyn wagen , Dus moest hy, op den weg, zyns ondanks, wel vertraagen. Gelukkig was 't niet ver van deeze plaats gefchied. Door de yver om weêr voord te komen zag hyniet, Dan reeds te laat voor hem : hoe hy zig vondt bedrogen En Leonoor' weêi was geraakt in myn vermogen. Zyn woedeborst toen los: ,, Vermeetle Ferdinand! Dusriephy, „ eer nogzult gy ftervendoor deez' hand, „ Dan datgy Leonoor my weder zondt ontrukken." „ Gy zult geenszins van uw verraad de vruchten plukken „ Die*  TOONEELSPEL. 79 „ Die gy verwachtte!" Gaf ik hem ten antwoord: 't ftaal Verfchafte my op hem welhaast de zegepraal. De laage fchelm badt toen zo deerlyk om zyn leven , Met aanbod om aan my , al 't geen hy hadt bedreven, Bekend te maaken, dat ik hem nog heb gefpaard. De droeve Leonoor', voor ons gevecht vervaard, En nog door fchrik ontroerd, voor 't geen zyhadt te duchten, (vluchten, Liep, als verwilderd, naar't kasteel, om ons te ontEn daar zy d'uitflag dus niet zag van onzen ffryd, Kon zy niet weeten of myn hand zig hadt bevryd Dan of ik door het ftaal myns vyands omgekomen.,... LEONORE. Ach! had ik alles niet voor u en my te fchroomen ? De vrees voor uw gevaar bedwelmde myn verftand: Myn angst waande u reeds dood en nam zo de overhand Dat ik niet langer wist wat ik beftondt of zeide. Tegen Ernestus. Vergeef my, waarde Heer, zoou myn taal misleidde.... ERNESTUS. Mejuffer, wees gerust; gy hebt my niets misdaan. Tegen Ferdinand. Maar wat hadt Lodewyk tot zulk een fnood beftaan Gedreven, dat hy u die fchoone wilde ontfchaaken ? FERDINAND. Men brengt hem hier, hy moet ons alles kenbaar maaken, Tegen Margaretha. En dan zultgy, Mevrouw, myn zuivre liefde en deugd Niet meer verdenken, en de driften myner jeugd, (nen. ©m de eerlykheid van myn gemoed, raisfchien verfchoo- N E-  So FERDINAND EN LEONOKE, NEGENDE TOONEEL. KLAAS, ELISABETH, FERDINAND, LEÓNO«; RE, ERNESTUS, MARGARETHA, KLARA LEANDER, WILLEM, THOMAS, ADOLF.' O , , • ' , flïAS' (toonen, Vych! neem met kwaalyk dat we ons ook wéér hier verGenadig Heer, ik kom om u te zeggen, dat Mynheer de Schout, 'k weet niet waarom, het haazenpad Gekozen heeft, en op het Dorp ' iet wordt gevonden En dat de droes misfchien de kaerels heeft verflondeh ' Die van de morgen, in ons huis, zo al ons goed... ELISABETH. Zwyg Babbelaar, *c is tyd dut ik ook fpreeken moet. Och! Juffrouw Leonoor! 'k heb my fchier blind ge« kreten Dat heb ik , om dat ik jou nimmer kan vergeeten. Jewaardtaltydzogoed, dat waar je, en ik, ik had Jou haast zo lief als Kees, myn vrcijer, die in ftad MAR GARE TH A. v Wil ons langer door uw zotheid niet verveelen, En zwyg. ELISABETH. Ik zal Mevrouw, want nou kan 't my niet fcheelen Nu ik myn Juffrouw maar weerom heb , en dat zy Maarwelte vredeis, Ja, dat is genoeg voor my. LEONORE. Uw liefde aan my betoond, zal u niet fchaadlyk weezeu. Maar ik zie Lodewyk. ik beef! FERDINAND. Wil toch niet vreezen, 't Gevaar is_reeds voorby. TIEN-  TOONEELSPEL. öt TIENDE en LAATSTE TOONEEL. LODEWYK, gevolgt door twee knechts van Ferdinand. ERNESTUS, FERDINAND, LEONORE, MARGARETHA. LEANDER, KLARA, THOMAS, WILLEM, KLAAS, ELISABETH, ADOLF. FERDINAND. T ree nader, valfche Vriend! Geveinsde Huichelaar! waar rneê had ik verdiend Dat gy my dns verriedt ? Spreek! wil ons niets verzwygen, Mislchien dat gy hier door genaê zoudt kunnen krygen. LODEWYK. Ik ben om uw genaê geenszins verlegen , neen! Al wat ik deed was flegts om Leonore alleen. Om haar wist ik Margreet* door list, van huis te trekken; Om haar dorst ik uw vlam tot zulk een gloed verwekken, Toen gy haar deezen nacht bezocht, op dat de min , Die zyu droeg, in haat verkeeren zou, heur zin Verandren en zy u, gely'-c een monfter, fchuuwen, Dewyl heur deugd voor u en uw geweld moest gruuwen. Om heur bezit trok ik den Schout in myn belang, Om in myn aanflag my te dienen , Klara bang Te maaken, om zyn volk dus in heur huis te dringen : En'thadt my toen gelukt haaraauuw magt te ontwringen, Indien geen lompe boer myn list verydeld hadt Door haar te ontzetten , zo als ik, van't wandelpad, My op den grooten weg begaf om haar te ontlangen; Ik veinsde toen , om des te beter heure gangen Kaauwkeurig te befpiên , als of ik mede baar Had willen redden en onttrekken aan 't gevaar, Waardoor wy faamen zyn in dit kasteel gekomen; En daar ik vast, ja met een eed, had voorgenomen Om Leonore u toch te ontweldigen, wist ik, F Door  82 FERDINAND EN LEONORE, Door loos bedrog u te doen vallen in den ftrik , Dien 'k voor u had gefpreid, fchoon 't u niet is gebleeken. In fchyn van, op uw wensch , den Schout van't Dorp te fpreeken, Bezorgde ik vlytig dat een rytuig vaardig ftondt By d'ingang van 't Kasteel, om, als ik middpl vond , Om Leonore tot een wand ling te bewegen , W: ar toe ik weet dat zy ten hoogden is genegen, Haar langzaam dervvaards heen te voeren, enmetfpoed, Ter plaats te brengen waar myn lust zou zyn geboet, En daar ik nog voor u, noch iemand had te vreezen. Ik fpoorde u daarom aan wantrouwende te wezen, En my een waakend oog op haar te laaten (laan, En dit gelukte aan my. Hoe 't verder is gegaau , En hoe ik, totmyn'fpyt, myn'wit niet kon voltrekken, Is u bewust. Ik heb niets meer aan u te ontdekken. FERDINAND. 5t Is reeds genoeg: ik ben voldaan. Tegen Margaretha. Welnu, Mevrouw! Wat zegt gy van dit all'? MARGARETHA. Dat ik u thands befchouw' In een gantsch ander licht, dan ik u zag voor deezen. Wel verre dat ik u nog meer zou tegen weezen, Zal u myn Dochter, die u teêr bemind , tot loon Vooral uw lyden zyn gefchonkeu. Ja, myn Zoon , 'tZou wreedheid weezen u weêr van elkaêrte febeiden. Ferdinand en Leonore kusfehen met üe grootfli blydfchap heure handen. LEANDER. Gyhebtgelyk, Mevrouw, ik zie wel dat zy beiden Als voor eikander zyn geboren, en ik wil Hen niet meer hinderen, maar zal, gerust en (lil, Myn dagen, buiten de echt, zien kommerloos te flyten; Hoe wel my heur verlies, nog lange tyd zal ('pyten. FER.  TOÖNEELSPEL. FERDINAND. Myn Vader! nu ontbreekt uw (tem nog maar alleen. ERNESTUS. Ik ben volkomen met uw echtverbond te vreên FERDINAND, tegen Klara. En gy, myn Zuster! LEONORE, verwonderd. Hoe ! uw Zuster ? KLARA. Ja myn waarde! 'k Had my bedrogen toen ik laatst aan u verklaarde Dat ik geen maagfchap had, 'k vond federd in deez' Heef, Een' Vader, en in hem een' lieven Broeder weêr. KLAAS. Wel henkers! dat 's wat raars,wie hadt ooit van zyn leeven Dit kunnen droomen. FERDINAND, tegen Leonore. Niets zal nu ons heil wecrfireeven i Geliefde Leonoor , nu ik myn harr en hand , Voor eeuwig aan uw trouw en liefde zie verpand. LODEWYK. Verheug u niet te vroeg. FERDINAND. Voor wien toch zoude ik fchroomen? De magt om nog meer kwaad te doen is u benomen. LO DE W Y K. Zo als gy vruchtloos waant. Ondanks de vrees voor draf, Sta ik zo ligtlyk Leonore aan u niet af. Beef voor myn woede! gy hebt alles nog te vreezen, Want is zy niet voor my , voor u Zal ze ook niet weezen. I/y haalt fchielyk zyn Zakpiftoolnit, legt op Leonore aan » doch zyn arm wordt door Klaas. die bezyden hem ftaat, naar de hoogte s.eflagen, waardoor het pifleoi vrucht teloos los gaat, alle de aanwezen den toonen zig ten hoogfien vcrfchrikt en verwonderd. F 2  84 FERDINAND EN LEONORE, ERNESTUS. Verfoeilyk monfter! FERDINAND, zyn degen trekkende. Beef ontaarte! dat uw bloed!... ERNESTUS, hem wederhoudende. Bezadig u , myn zoon ! FERDINAND. Laat af! de Booswicht moet Geftraft zyn door myn hand. * ERNESTUS. Zou 't u tot roem verftrekken Dat gy uw ftaal zoudt met zyn eerloos bloed bevlekken ! Tegen de Knechts. Men (leep hem uit ons oog: dat men hem wél bewaar* Tot dat hy , volgends recht, geftraft zy. LODEWYK, m'/ heengaan. , Ik zie Haar Dat alles my mislukt: niets is my bygeble ven Dan krachtelooze fpyt. 'k moet voor my ze! ven beeven. Wanhoopig, zonder deugd, verzaakende eer en pligt, Vol wroeging, haat, vervloek, ik u en't levenslicht. Hy wordt met drift naar binnen gejleept. FERDINAND. Wy zien ons eindlyk van zyn fnood geweid ontflagen. tegen Klaas. U , die gelukkig ons verlost heeft van zyn laagen, Zal, voor die braave daad , geen treflyk loon ontgaan. ERNESTUS. Myn Dochters Huis en land werde aan hem afgedaan In eigendom, ook zal hy nimmer pagtbetaalen. KLAAS. Dehenker! dat's teveel! och! wil die gift bepaalen, 'k Wierd wis hovaardig en kon dan my zelv' niet meer. 'kBeu liever altyd Klaas dan ryk en (legt, mynheer. ERNESTUS. Neen, braave knaap, daar voor hebt gy geenszins te fchroomen: Wan  T O ONEELSPEL. %• Wanneer de waare deugd eens 't hart heeft ingenomen, Dan zal 't niet moeilyk zyn om de ondeugd weêrtebién. K LARA. De fnoode Lodewyk heelt duidlyk ons doen zien Hoe ver men, zonder deugd, zig zclven kan vergeeten, ERNESTUS. Niets is zo fchriklyk dan 't ontwaaken van 't geweeten. De boosheid ftraftein hem zig zelve Ach; dat die ftraf, Aan ieder fterveling , een nutte leering gav' y* (ftreeven , Om 't kwaade , eer't wortels fchiet, met kracht, te wederEn volgends de tnfpraafc van de deugd alleen te leeven. EINDE.  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oftroy door Hunne Ed. Groot' Mog. de Heeren Staatenvan Holland en Westvriesland, den eerften November, 1787, aan hen verleend, het recht van deeze Privilegie, alleen voorden tegenwoordigen druk ,van FERDINAND EN LEONOR E, Tooneelfpel, vergund aan j. helders en a. mars» Amfteldam, den 6 November, 1700. Geen Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der Heeren Gecommitteerden onder- tcekend zyn.