ROEKELOOZE \ PROEFNEMINGEN MET DE LUGTBOLLEN.  Bebt gy wetenfchap van de opwegingen der wokken: de wonderheden des genen> die vólmaeckt is in wetenfchappen ? Job 37. vs. 16.  OP DE ROÏKELOOZE n-nv iboQ air.njDcW ;»SJ toog J' mO proefNeMïngen T raihd ^tsrifcA lüüV 39tl jnBO-yn. _ MET DE , u;vyoiT)9§ Tli^^rnovod v,d ai «Mi .,ttfiJttpO H3b J9Ó6 ttJ?d LUGTBOLLEK ..^ng^^A-iabaoÖ slist yrl nood rifiCt Die Tyd en Vlyt en Goed en Leven» Voor 't Vaderland ten besten geven, Staan voor Uitheemfchen agter of. Maar die met yd'le wind en grollen De lugt doordraaijen met hunn' Bollen , Dien kroont het Volk met Lauwerlof. Kwakzalvery gaat zich vergrooten In d'ingebeelde Waereldklooten, Men roeid de lugt door, op den Dot Het pochen, roemen en het raazen, Toont door de plans en yizevaazen, Van vremde Zwetzers het geftof. As «F  De List, verblind zelfs fcherpziende oogen. Om 't goud tart Waaghals Gods vermoogen, Dog daald met fchaamt' op Veenmans Krpf. Hy durft het vuur des Aethers peilen, En Jangs den weg der ftarren zeilen, Als op de Zee, Fregat, of Kof. Maar is hy boven *t Zwerk gedreven, Dan doet den Oceaan hem beven, En ziddren voor een waterprof; Dan voélt iiyl'c*Jur des weerlichts fchroeijen; Dan hoort hy felle donders locijen, Wier blixems fteeds vermeetlen trof. Kan men zyn kunjje* niet volvoeren, Men geeft de.fchuld dan. aan; de. Boeren, Die zyn tog lomp, en plomp. grof. Of raakt den .Windbuil dan aan 't dwaaleii , Men zal 't met Hollands goud betaalen. 't Geen 'er verteerd word op de Jggg Maar komt hetLand in tegenheden, Dan kent men wyzer Archiraedep> Dan klimt den VaderlandfchenLof; Dog naauwlyks heeft men zich gek wee ten Naar Plicht, of yver word vergeeten, En Dankbaarheid raakt in:de flof. Dit  (s) Dit is het Loon, van Hollands wyzen, Onkunde zal 't geen vremd is pryzen j De Landzaat zoo hy kunsten trof, Word flechts een:ogenblik bewonderd; De Vremde op 't ftrowitscb aangevlonderd v Misleid ^veel%?: het Volk,en 't Hof. Terwyl defchrandere verftanden, D'Euclii^sjs,, van de Vaderlanden Bewusterflfctj; hoe.Gascon of Mof, Zoo menigwerf:door konstnaryen, Vooringenoomen Maatfchappyen, Misleiden doof de nieuwe fnof. Zoo zag men hemelhooge Pompen > In Haarlems breeden Meerplas plompen » Haar flingers wank'len in den bof: Zoo zag men Ketels en Fornuizen Van Vuurmachines ook. verhuizen, Vermits 't gevolg nooit nut betrof. Niet, da; men.Kunsten moet verzaaken; Een fchrand'ren moog' 't vernuft volmaaken, Dog kenne fteeds zyn nietig ftof; d'Uitheemfche doe zyn vinding kyken, Hy ga met Hollands fchyven ftryken, Maar maak zyn Pochen niet te grof. A 3 Weg  ( 6) Weg met vergulde zwier en vodden, Van Linten, Lappen, Vlaggen, Todden Si Dien rechten Kowdedanfers tof. Hy leer veeleer de ftreeken pasfen Van Hollands Meeren en MoerasTen: De aantrékkfngskragt leid hem ligt of. Hy vraag van Dampkring, Zee en Wolken, Van Veenen, Poelen, Waterkolken, Aan Hollandsch Wyzen eerst verlof. BOERHAVE , HuiGEKS , GATJBIUSSEN , Die wisten 't-GAs uit vuur te blusfen, Dog kenden het gevaar der ftof. Wil hy de Zonnckoets dan mennen ? Pilatees voorbeeld leer hem kennen, Hoe 't Lot zyn Roekeloosheid trof. " ! Nieuwsgierigheid leer zig beteugelen, Daar Seraphynen met hunn' vleug'len Zig dekken in Gods Hemelhof! Hy ziddre voor den God der Donders , Wiens Eeuwigheid wil, dat zyn wonders Niet zyK voor een vergank!.vk stof. V. E. V. '.iOT.5 "$i jain nsrboSL«""{s i$va N J*  (7) naricht. Dat de Vaderlandfche penne hier deze regels en; tevens de gispende aanmerkingen op de Lugtbollen ontvloei jen, is niet bm daar door den Luister van Uitheemfche Vernuften eenige hoon toetebrengen-, — dat zy verre. Op den geheelen. Aardbol is de bedeeling des vernufts aan alle menfchen gegeven; maar wanneer het vernuft derVremden hunne Weetenfchappen uitoeffend, met eene omilagtigheid en Poha, die niets dan de geldzugt bedoelt, dan oordeelen wy dat dit verre beneden de waardigheid der wareWysgeerte is; en des te meer, als het onderwerp volftrekt niet geheel en al nieuw is, nog van dien aart, om 'er het zegel van volkomenheid aantehangen; waar toe ik rond en vry« moedig oordeele, dat het geduldig en langzaam overwegend vernuft der Hollandren van alle tyden af gefchiktfehyntom te oordeelen: dan durf ik zeerwel onze Natie de geldzieke Gasconades onder 't oog brengen. En dat wel des te meer, om dat alle onze grote en be-  ( 8 ) beroemdfte Mannen, hoe diep zy in de geheimen der nature ook gezien hebben, zig altoos zorgvuldig gewagt hebben W niet Verder te treden, als de Menschlykheid toeliet. Dit wyte ik alleen aan het gevoel en den Eerbied, dat alle onze Wysgeereri, (tot helaas zederd onlangs) voor de waarheid' des Bybels en de gronden van zekerheid op het beftaan van een ondoorgrondlyk Opperwezen gehad hebben. Het zy men nu dit gezegde opneme als dwepery, of als bedilzucht, ofalsnayver, 't is my om 't even; alzoo ik in dat gevoelen fta, dat her ryzen met de Lugtbollen, tot in of aaa den Aether y en boven onzen Dampkring, eene volftrekte. Godtergende Roekeloosheid is; ten minften,een onderneming die . volftrekt ftrydig is met de Wiskundige regels der Verhevelingkunde, die de Eeuwen aaiï het menschdom hebben naargelaaten. Waarom ook de doorfchrandre Franfche Academisten, zeer omzigtig en huivrig zyn, in het approbeeren van de mogelykeid van Proeven boven onzen Dampkring , waar geen me-nsch leven kan.