TWEEDE AANHANGSEL T O T D E S 3ST JE jR JP M JD JS HEKEIHOEDE, DOOR EENEN ECHTEN VRANK en VRYEN BATAVIER. Te BEKOMEN 8y alle Patriottifche Boekverkoopers.  Al is het kind de roede ontwas/en, Tot ftraf moet dan de kluppel pas/en! Noch wyze raadt, noch goedt bediet En baat een dolle Jlyf kop niet. J. V. D. YÊEN.  TWEEDE AANHANGSEL tot de SNERPENDE HEKELROEDE, enz. O door eenen echten VRANK en VRYEN BATAVIER. o f Betuiging myner vreugde, aan den Schryver van de Snerpende Hekelroede by het geeven van zya veel belovend advertisfement, in de zoa oprechte V aderlandschgezinde Haagfche Courant van den io April 1786. Wat vreugd! het mogt my dan gelukken, ö Weergalooze puik - po ë'et! Hoe zeer ge uw meeste dagen fleet, In fchaamtelooze boevenftukken, Om uw ontrefbaar fteenig hart, Dat eer, gevoel en fchaamte tart, Geen hoon, geen fchande ooit kost befeffen' Slechts met een penneftreek te treffen. A 2 Wie,  (4) Wie, die a kent, hadt kunnen denken, Dat gy zoo laf zoudt zyn, zoo zacht, ïk, ik voor 't minst had nooit gedacht, Dat u myn pen zou kunnen krenken; o Dat gy, ó groote en wond're jan! U zoo flechts als een' dollen Man, Ja als de Ridder aan zoudt ftellen, Die 't ftevig molenheir wou vellen. (*) Men hoorde wel eens in den Lande, Dat u, aan 't zelfbelang geboeid, 't Gewisfen lang was toegefchroeid, Dat gy geen denkbeeld hadt van fchande; Geen fchaamte u immer had gewond, Het geen wel haast vertrouwen voadt, Dewyl men u zoo menigmaalen, Uw guiten ftukken zag her haaien. Men (*) Don Quichot.  (s> Men zag wel dat ge een reeks van flaavea» Door zinnloos proze ,of rymiary, Ten dienst der vuige heerfchappy, In 't fchandelykst gareel deedt draavent (r Men zei wel dat ge nooit bevreesd, Ja nimmer waart ontfteld geweesti Sints Goud - zucht om uw boerfche fchosken, Zyn ftyve Ketens had geklonkea Wie moest, o groote Man ? niet denken> Het viel dan ook hoe dat het viel, Dat uw gevoelelooze ziel Noch hoon, noch oneer ooit kon krenken? — Dan 'k zie en zie met groote vreugd, ö puiK-PoëET! fchoon u de deugd Reeds lang verliet, dat toch uw harte Nog vatbaar is voor fchaamte en imarte. Aj Maai  Cd! Maar 'k wil, geleerde Man! niet hoopen, Hoe zeer my zulks ooY ftreelen zou, Dat gy 't gevoel van deezén douw, Dien ik u gaf, te duur moest koopen! ■ — — Ik hoop het zal gebleven zyn, Slechts by uw bottel Brandewyn, Of dat gy met knor! knor! te fpeelefl, Uw gantfche fmart hebt kunnen heelen, Was 't flimmer jan! het zou my fpyten. — Kyk! daarom had ik u verzogt, Op hoope dat het helpen mogt, Dat gy myn werk niet weg zoudt finyten; Of fcheuren 't ftuk, met onbefcheid, In radelooze oplopenheid, Wanneer 't my daar door mogt gelukken, U op uw fnoode ziel te drukken. Want  C 7) Want fchoon 'k u fchotfchrift ging beftryden 1 Myn wil was niet, dat gy uw ziel, Die, wen uw ranke leevenskiel, Op 't einde uws tyds, moet fchlpbreuk lyden, Eerst fidd'ren zal, nog zoudt belaên, Met zulk een laag en fnood beftaan; En, op een nieuw uw fchuld vermeeren, Met Bato's edel Kroost te onteeren. — o Neen! en moet ik ernftig fpreeken, Wreek thans uw leed aan de onfchuld niet, Of fchoon zy Vryheid hulde biedt, Want waarheidliefde7 zal het wreeken; Wanneer gy met verwarde taal, Met logens en verdraaid verhaal, Tot uwe en uwer Vrienden fchanden, Haar immer weder aan durft randen. A 4 Zie O 4*  C8) Zie daar , myn Heer Hekelroêfchryver! zoo als gy ziet myn belofce vervuld, welke ik U in de Vaderlandfche Courant van den 12. April gedaan hebbe. — Wy hadden voor dit ftukjen , of beloofde Versjen , ook wel een tytel Vignet kunnen plaatfen... Ja baas RymerPwy kunnen ook wel Vignetten teekenen , waarlyk zoo goed als gy; maar weet gy hoe wy daaromtrent denken? hoor baas! dat zullen wy u eens juist zeggen: Wy denken, de oude fchurk is de onkosten niet waardig; doch indien wy door den tyd eens te raade wierden, om voor dit blad een Vignet te laaten fnyden, want alledin* gen zyn mooglyk (behalven dat gy een eerlyk Man wordt) dan zouden wy het zelve op zoo eene helfche wyze niet inrichten, als dat voor uwe Snerpende Hekelroede; laaten wy u eens een voorlopig bericht, of fchets van het Vignet geeven, 't welk wy, zo het gebeurt, aan alle Eigenaaren van dit ftukjen zullen vereeren, of door hunne Boekvérkoopers doen vereeren. Men ziet (verbeeld u, dat ik fpreeke als of het Vignet hier tegen over ftondt) een groote Medail- jon, É  CP3 on, in welks midden een Kakftoel ftaat, waarin den Schryver, zich noemende een Vrank en Vryen Batavier, ongedekt geplaatst is : voor op de plank van zyn Kakftoel, ziet men zyn' Zotskap met bellen : boven zyn' Ezelskop, ziet men een zaamgetrokkcn donkere Donderwolk, waaruit Blikiemftraalen voordkoomen, om op den voorgrond vari zyn reeds kindfche en raaskallende harfen - kamer , het gekrioel van een menigte affchuwelyke Gediertens, door hem overgehouden; uit zyn, voorheen gedaane Koopmanfchap in oude Lompen, zodanig te verlichten, dat men zonder bril of vergrootglas, zien kan, hoe dit ontuig greetig aast en zich vetmest, op de weinig overgeblevene geinfe deerde hoerige fappen, van den Ouden Geilen Reu; en welke dit Vee, met de meer dan eens geftoofde Straatfnol moet deelen. Onder aan het Medailjon, ziet men een groote menigte St.. .t - Schoppen, de Favoriet-Wapenrusting; van den Ouden Echtbreker : aan de beide zyde van het Medailjon, ziet men het bastaard Ras, uit dien Echtbreuk vcordgafprooten, met het aangezicht ter aarde gebogen, v A S fmee.  00 fmeckende, op een flaaffche wyze; om'belooning voor hunnes Vaars, Landbedervende en Oproerige Schelmftukken : in de buitenfte rand van het Medailjon leest men, met groote letteren; in FranquiaansLatyn, ditomfchrift : Urens bicce tituli tabula, imparefa inter duofcapulas ] Grunnientis fuis, utrationaüs priemiumvirtutisvwir ] 't welk overgezet dus luidt: Deeze Tytelptaat gloeyend gemaakt en gedrukt tusfchen de twee Schoften van bet knorrig Ztvyn, als een evenre* dige belooning van 's Mans deugd. TOE-  TOEGIFT, of flaauwe Schets des bastaards Bataviers. SNERPEND HEKELDICHT. Doemwaardig Vagebond! uit de afgrond voordgekoomen, Die noch voor 't waereldsch Recht, noch 'tHemelsch fchyntte fchroomen; Die ieders eer bezwalkt,door loogens en bedrog.— Gedoogt Gerechtigheid danzulkeenEooswigtnog; Die 't woedende Oproer, kracht en voedfel tracht \ te geeven: Pie tallooze euveldaên heeftfchandelyk bedreven, Waarvan de minfte zelfs ten hoogenHemel fc hreit ?— Ja Schoft! in vroomheids fchyn hebt gy 't Gemeen misleidt. Uw' aart is ons bekend: gy kunt u niet verfchuillen Gy moet ter monfter-rol, al vliegt gy fteeds by de Uilen; Al  C .a) Al krast ge in 't donker op een oude en ftroev® Lier; Gy moet ter monfter-rol, ö bastaard Batavier» Hervoord dan uit de Kit, uw' naam wordt afgelezen, Gy moet, ondanks u zelfs, 'er tegenwoordig weezen-, Uitvaagfel van de Hel! verminkte en Oude Poll Opruiers-baas! geftaêg bezoopen zat'.en vat'. Echtbreeker ! knorrig Zwyn ! een van de lyftra- wanten Des Satans, die geftaêg doet Oproervaanen planten! Twistfloker! valschGedrocht! grys, mottig Baviaan! Bordeelknaap! Roffiaan! Kwakzalver vol van waan! Ontaarte Logenaar ! die in de delfte woede, De Vaderlandfche Trouw, vloekt in uwGeefelroedet ö Vleermuis van Parnas! melaatfcbe Tollenaar! ó Oude Poppenzot! Latyns verbasteraar l Rampzalige Schribent, voor KofFy winkels- zakken! Uitlegger van een Stoel, die enkel dient tot kakken! * ó Zan- (*) Zie een zekere wonderbaareNatuurlyke Historie.  Ci3 3 ó Zanger voor de Haagfche oproerige Courant! Lang oorig Ezelskop! des Duivels afgezant! Spreekt gy, kan 't raooglyk zyn! van geile lippen pikken! 5 rr Daar gy 't bereekeld Gat van Hes niet eer mogt likken, Voor dat het geile dier haar eerfte Hoeren-vrugt, Heel knap ter neder lei en 't achtte voor een kiugt? Ja, die haar Osfenfmoel aan ieder een verhuurde, Terwyl zy 't geil gefol van Vis en Vliet verduurde; Na haar een Vertuoos,cen' tyd langhadt gepaaid, Heeft hy ze ueindelykzeerfyn aan't gat gedraaid.— Zie daar, uw beeldtenis geteekend naar het leven: Zyt gy nog niet voldaan, men zal u meerder geeven. — Gy hebt in 't einde uw' Man gevonden, dieniet fchroomt. — 6 Razend don Quichot! eerlang wordt gy getoomd.— De vloeken.die gy fteeds op and'ren uit durft braaken, Zal eens de Helfche Vorst u met zyn helfche draaken Ver- (*) Zie de Suerpende Hekelroede, pag. 23.  Vergelden , wyl gy raast en tiert en vloekten fcheldt, En 't helfche Heir van vreugd rees op uw'aankomst zwelt; Dat Heir grypt reeds naar u,gyzyt zyn deel rechtvaardig , Men breng, wanneer gy fneeft, uw ftinkend rif, onwaardig, Wat links de Morsch- poort uit; rust daar dan geile knecht, Zoo gy kunt rusten na uw'dood. — Ik heb gezegd,— Zie zoo! 'k leg nu myn fpeeltuig neder, Tot dat 'er weer een buitjen komt, Tot gy ö jan! weêr lustig bromt, Dan kom ik ook met blydfchap weder, En ftreel met lust myn vrye Lier j Om u, 6 bastaard Batavier! Met vrye Vaderlandfche klanken, Weêr voor uw kruimpjens brood te danken.  V. S. Tot opheldering van het voorenltaande. —> Advertisfement van den Eerwaarden Schryver van de fnerpende Hekelroede enz. Geplaats in de Haagfche Courant van den io April 1780. NB. NB. Dewyl er rouleerd zeker partydig Aan- hangjel tot de fnerpende Hekelroede door eenen vrank en, vryen Batavier, zo adverteerd den Auteur van den orgineel Hekelroede, dat hy een Echt aanhangfel zal uitgeeven, om de Broodrotten od nieuw wat kruimpjes te bezorgen , en dat ten blyk van echtheid met een konstplaat verderen, zonder welke de Leezers van de orgineele Auteuren verzekert kunnen zyn, niets van dien aart meerreontfangen, ook zouden het kunnen gebeuren, dat wy alle de Pourtraiten in de Hekelroede gefchetst in plaat lieten brengen, zo fraai als 'er nog zyn. Antwoord op het bovenftaande, door den Schryver van het AANHANGSEL tot de Scherpe Snerpende Hekelroede enz. geplaatst in de Vaderlandfche Courant van den 12. April 1786. De Schryver van het Stukje, betyteld AANHANGSEL tot de Snerpende Hekelroede door een Echten Vrank en Vryen Batavier in de Haagfche Courant van 10 deezer het Advertisfement van den Auteur van de Snerpende Hekelroede gelezen hebbende, kan nier afzyn, van hier op zyn uittertfte blydfchap en genoegen aan den overgrooten PUIKPOËET te betuigen , wyl de Schryver van het AANHANSEL enz. daar door gezien heeft, dat zyn geringe arbeid  beid, dien anders, van wegens zyn toegefchroeit geweeten, ontrefbaaren MAN getroffen heeft: verzoekende hem teffens, op het allernedrigst, om, wanneer hy BROOD: