IETS voor LETDENS BURGERT, en in het byzonder voor den heere J.le FRANCQvan BERKHET; Dienende tot opheldering van veele in tressante zaaken , rakende de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Gedrukt en te bekomen In HOLLAND. m d c c n n 7,   IETS VOOR LETDENS BURGERT, EN IN HET BYZONDER VOOR DEN HEERE J. Ie FRANCQvanBERKHET. G y vraagt my,om myne gedachten te weeten omtrent het Cara&er van den Heere J. le Francq van 1'erkhev ? als ook wat ik denk van zyne Misfive geplaatst in het Weekblad getyteld; Vaderlandjche fiyzonderheden, welke te Amftc-rdam by H. Arends uitgegeeven worden?— Wel aan, myn Heer! ik zal uwe vraagen, zo kort my eenigzints mooglyk is beantwoorden.— Wat het Clwract-cr van de Heer Berkhey betreft, het welk uwe eerfte vraag uitmaakt, hier op kan ik u mee weinig woorden myne gedachten uitten.— Ik ftcl dien grooten Man, daar fommigeo in vroeger tyd zo veel meê op hadden, thans gelyk aan de Honden , die dol geworden zynde, hunne eigene Meesters en Weldoenders byfen.— lk zal hier niets aaüvoeren tot (laving van myne gezegden, alzo dit van zelve uit de beantwoording van uwe tweede vraag zal voort» vloien. Gaan wy dus tot dezelve over — De Misfive van den Heer Berkhey, myn Heer.' is niets dan een Chaos van verwarring, een opeenftapeliog van logentaal en lasteringen tegen veele waare Vaderlanders, en toont ten duidelykften aan ; A 2 dac MYN HEER!  C 4 ) tiit de Heer Berkhey geen ander Charafter bezie als ik boven van Hem gcfchetst heb.— Doch om u n et in het denkbeeld te brengen , of ik zulks uiteen enkel vooroordeel tegen het gedrag en de fchryfwys van den Heer Berkhey zeg, zal ik hier eeuige on«t runde pafiagies uit zyne Mi&five aanvoeren ,. waar uic ik u zeer klaar zal aantoonen, dat ik de zuivere waarheid hulde doe.— En dat men naar zu':ke pasfagies in z',nc M'sfive niet lang behoeft te zoeken, toont ons het begin van dezelve, wyl die zo zeer met de waarheid ftrookt, als of men wilde beweeren dat cie Oproermaker Trago alcoos een ftil en vreedzaam Burger was geweest.— Dus vangt dan Berkhey in zyne Misfive aan den Na Courant Schryver aan; Nademaal gy in uw Tydfcbrift, dat zuiver Vadet'fiTidscb Blad, de Jchrik der Logentaaijers, in bet welk mm mor als nog den Scbryvere» daar var. geene opze'telyke bedriegeryen op den bah beeft kunnen Jcbuiven ; nademaal zeg ik, uwe Scbryvers de zeer edele en manne lyke gevoelens aanhieven, om alles mat eerlyk, waaracb' tig en bondig is, in uw Papier te plaatzen.— Zie daar, myn Heer! de onbefchaimfte en grootfte Iogentaal des waerclds op het Papier gezet —. Wie is 'er, die maar eenig gezond en biilyk oordeel heeft, die niet geredelyk zal bekennen; dat do Na. Courant , waar van de Vaderlandfcbe liyzonderbeden een vervolg zyn , niet dan een vuil, oproerig, Land en Volkbedervend Lasterfchrift is ?— 'Er heeft immers noch niets in geftaan, dat de minfte zweem van wa.:rheid heeft.— Het geheelc blad is niet anders , dan een fchandelyk doch argelistig waapen der Hcerschzucht om het wufte , en dus altoos naar Nieuwigheid haakende Gemeen , en eenige Dvveepige hanghoofden met blindheid te flaan, en hen tescn hunne wettige Regenten en Landsvaderen op te ruijen.— Ik denk niet, myn Heer, dat Gy van dit myn eezeg'ien eenig bewys zult vorderen , wanneer Gy de goedheid gelieft te hebben, om eenige B'aden vnn dat Gefchrift, en wel voornamer, tlyfc dk, welke over de Rechtspleging van den Oproe» *UGï, Traco haadeleD, gelieft in te zien.— En wyl het  C .5 ) het U uit de Lectuur van die bladen ten duittelykfk Kal blyken;dat de gehcele Na Courant niet dan eeu opeenitapeüng van logentaal en lasteringen is, zo zult Gy, nog eenig weldenkend Mensen, immers niet willen tegenfprecken; dat de Schryver van dat Biad een bedrieger en een Volkverleider is?— HeC kan zeer gemakkelyk gebeuren, dat een Schryver door een zyner Correspondenten, het zy by mankeering van goed bericht, of opzettelyk misieid word, en hier door wel eens een logen op de lyst der waarheid (telt ; maar als een weeklyks blad , door of opgevuld is, met logens, lasteringen, ver» vloekingen, zo wel tegen den Souverem als tegen braave Burgeren , zulks is immers een bewys, dat het gtpremediceert gefclued, om het een of ander oogmerk, op welk een febandelyke manier het ook weezen mag, te bereiken.— Betoont Berkhey met de taal die Hy in de inleiding of het begin van zyn Brief gebruikt, niet een Oproerig en Onverdraaglvk Schepzel te zyn, die de inwooning in het Vaderlandlievend Leyden niet waardig is, wyl Hy als een Rebel tegen zyne wyze Burgervaderen opftaat?— Het is immers een elk bekend; dat L ydens nooic genoeg genoemde Regenten, uit enkele wyze voorzorg om de Rust en goede Orde binnen haare Muuren te bewaaren, het verkoopen van de Na-Courant als een fchandelyk, oproerig Papier ten ftrengüen in Leyden verboden hebben|(*J. En daar Bürkhey nu (*) Het fchandp3pier de Na Courant, wierd teLeyiert het eerst uitgegeven by de beruchte E. Luzak en van Damme; maar de eerde van deze twee, hoe aifuranc ook, al ten olyken Pos zynde, om niet te weeten dat men zyn braave Regenten niet ongeilraft kan lasteren , zo klampten men eenen Boekbinder Peïk, die byna uit de Si ad woond, aan, en liet dezi1 de NaCowant, als ook dat Zedebedervend prulfchrift de Praatmoer . waarvan detwecserfta Ns ook by Luzak en van Damme uitgegeven wierden, verkoopen.— Het wa? ook niet lang daar na of de Na. Courant, als ook de Praatmoer wierden binnen Leydv , op iast van die van de berechten, opgehaald, en ver'. den om ze verder te verkopen. Doen dit Verbod bad •> A 3 weinig  C « ) tu zegt, dat het Weekblad de Na-Courant, of Vader, landjcbe By zonder beden (dit is het zelve) is een zuivet Vadeüandsch Weekblad , de fcbrik der Logenkraaijers, in bet welk men voor als nog de Scbryveren daar vangee- ne opzettelyke logen beeft kunnen aantoonen. Beticht hy, door deze cnbefchaamde taalLeydens Burgervaderen niet opentlyk voor Heerschzuchtige Dwingelanden, of op zyn zagst gezeid , Onrechtvaardige Rechters?— Ja, hy geeft, zo hetmy voorkomt, weinig uitwerking op het gemoed van de ftille en vreed zaame Voorvechters van de Orar jekouleur, dat men de Na Courant de volgende Week in Leyden zag verfchynen, onder den naam van Stadkouderlyk Weekblad (een fchoone Eer voor den Stadhouder) dit weder verboden zynde, vond men welhaast weer iets anders uit, (want de Boozeu zyn in fchelmflukken zeer vindingryk) men ftak toen de fïa Cowant weder in een ander kleedje, doch dit was zyn laatfle armoedje in Leyden, men drukten hem in groot Octavo, en gaf hem den naam van Vaderlandfche Byzonder'lied n; de ge'ioorzaa;ne Pebk, nam het weder op zich, om de Na-Courant in dat gewaad onder het Janhagel te brengen ; maar de Man had dit bedrog niet lang gepleegt, of verviel ten derdenmaal in Rechters handen, en 'er word z-er aan getwyfeld of deze Hiftorie nog wel ten einde is. — Om echter de dierbaare kleinodiën , de Na Courant, Praatmoer en honderd andere vuile Schotfchriften in Ley den niet te ontbeeren, praétizeerden men, om ze even buiten de Stad, onder het Diftrikt van den Heer Bailliuw van Nookdwyk , op een vervallen Boeren Wooningje , Ovetraam geheeten , aan een elk publiek te verkopen.— Of de Leydfcne Regering hier direkt klachten over gedaan heeft, is my niet bekend, maar dit weet men, dat (oen het Boosaartig Logen en Lasterfchrift , getytelt, Patriotfche confideratien. daarzonder eenige bewimpeling verkogt wien? dal de Boode van Zoeterwoude, onder welker gebied dit Overraam ligt, 'er toen is geweest, en, uit order van Welboore Mannen, de Overraamfche Prulpapierverknper of koopfter, het verkopen van die Contrabar de Goederen verboden heeft; doch, tot verwondering van alle Weldenkenden, zo heeft men zich daar in 't geheel niet aan geftoord , maar men is op de brutaalftewyzö met deze fluikhandel voortgegaan; echter twyfelt men niet of men zal dit weerfpannig gefpuis welhaast te rechtzetten.,  ('?-) komt,niet onduidelyk te kennen,dat Leydens Achc* baare Vaderen, die Zuilen van Nederland en onze dierbaare Vryheid, Logenkraaijers zyn , die bang voor de Na-Courant, als de fchrik van Hen zynde , dezelve binnen haare Muuren verboden hebben, om dat hy Haar niet logenftraffen zou ?— Wat zegt gy nu, myr. Heer! heb ik my nu wel te fterk uitgelaten, met te "zeggen: dat BERKHEY gslyk is aan de Honden , die dol geworden zynde, hunne eigene Meesters en Weldoenders byten; en dat by niet waardig is, datlbent een Woonplaats in bet Vaderlandlievend Leyden gegund wordt ?—- Maar wy hebban ons alreeds te lang by deze pasfagie opgehouden , en zullen dus eens weder, tot zynen Brief' keeren, en zien wat de Man ons verder zoekt wys te maaken.— Om niet al te veel van zyn brabbeltaal overteneemen, zal ik u dan maar in 't kort zeggen, dat hy vervolgens een Werkje ter leezing aanpryst dat ten tytel voerd: Lofverkondigende Verhandeling over de laatjte Rede van Willem den Eerjien, Prins van Oranje, Grondlegger van Neerland^, Vrybe '.d, enz.— Het gewigt, dat ik voorlang in dit Werkje Jtelde, zegt hy op Pag io. gevoegt by bet ver* zoek dat de Boekverkooper Barend Onkekink , 1779 my deed, om de band aan bet laatjle gedeelte daar van • dat nog onuitgegeven was, te leenen, kon onmogelyk andere uitwerking hebben op een hart, dat van der jeugd aan de waardy van het Oranjebuis aan de borst der Moeder bad ingezogen tn keren kennen; op bet hart van een ge~ boren Leydenaar, bewust van zyn verplichting om zynt pen aan de waare achting van dat Huis, mitsgaders aan den achtbaar en Raad voor altoos toetewyden; dan datbet niet met deze overtuigelyken yver bezield, dadelyk gereed zou geweest zyn, om een zo fcboon jlukje uit de vergetelheid te rukken; ik bad dan gemelde Onnekink de hernieuwde uitgaave aangeraaden; ik nam de zorg daarvan op my, en fcbreef het bericht voor het tweede Stukje, zo als het zelve daar voor gevonden wordt! de omflc-ndigbeii van .dien tyd deed my befluiten myn naam 'er niet onder tt zetten.— Dat Berkhey het zo evengenoemde Boekje aanpryst, en om welke reden by dat doet, kan ik zeer gemakkelyk bcgrypeu, maar wat of dat ver-, A 4 tel-  C 8 ) tellingje, dat hy de Voorrede voor het tweede Stukje geïchreven heeft, 'er by doet; daar kan ik geen cöniept van maaken; of hy moet bang geweest zyn dat Willem de Vyede het niet zou te weeten gekomen zyn, dat hy de Voorrede voor het tweede Stuk van een Lofrede op Willem den Eersten had gemaakt (Iaat hem hier den een of den anderen goeden Vriend eens wat aan geholpen hebben, dat wil niet zeggen.— Schots was toen wel til dood, maar Pieteij" van Schelle was echter toen zya Vriend nog) maar als hy 'er eer by het Scadhouder]yk Huis meê had willen inleggen, dan had hy , dunkt my wel mogen zwygen, cat hy 'er, om de omftandigbeid van dien tyd , zyn naam niet onder dorst zetten; dit was, zó het my voorkomt, voor 7.00'n Cordaac Man als de Fleer Bekkhey is, wat laf gedaan.— De goeije Man ]ykt hier, in di: geval niet kwalyk n:iar zekere Struikroover, die zich voor eenige jaaten tusfehen Zutpben en Rarderwyk in een Bosch onthield; deze Deugniet hield zich altoos met een geladen fnaphaan agter een' boom verfchoolen, en één enkelde Reiziger ziende pasfeeren, zo fchooc hy dezelvn 'ter neder , ontnam hem zyn byhebbend goed en geld, en maakte zich dan weder wech.— Want d^ Heer Berkhey moet zeer denkelyk inden jaare 1779 de Ora-ijeparty niet fterk genoeg bevonden hebben, om 'er zich als een Voorvechter voor op te doen , en hield zich dierhalven nog agter het feberrn, om te zien hoe de kans zich keeren zou; maar nu hy denkt dat de Oranjepartv moet triumph-ere-i, nu komt voor den dag! nu is hy de Held die de Voorrede voor het tweede Stukje van de Lofrede op Willem pen Kersten gefchreven heeft, en durft dat zes jaaren ra datum in een Brief, die kwanswys tot aanpryzing van dit Werk, maar om braave Regenten te gispen , gefchikt is, fchoon het geheele geval van dat Voorredefchryv *n 'er met de hairen bygefcheurt is, re kennen te geven.— Doch mo glyk zal men my hier in tegenwerpen, dat Berkhey het fchryven van die voorrede als door hem gedaan , niet behoefde ruchtbaar te maken, om aan het  ( 9 ) net Huis van Oranje bekend te worden , om reden, dat hy reeds genoeg, en wel van naby, aan het Hof bekend is — Het is zeker, dat deze tegenwerping eenige opmerking verdient, maar waarom zou dien Heer, dit dan nu zo opzcttelyk aan den den dag brengen ?— Ik kan hier waarlyk haast geen reden voor vinden , of My moest het gedaan hebben om dat alle Boekverkoopers zien zouden, hoe gereed hy voor hen is, mits dat zy hun beurs ook voor hem open hebben. Maar Hy zegt nog in deze pasfagie; dat by verplicht is om ook zyn pen met achting aan den achtbaaren Raad te weiden.— In hoe verre Hy zulks in dezen Brief doet, heb ik, hier boven reeds gedeeltelyk aangetoont, doch op Pag. u en 12. van zyne Misfive zal ik, zo het my voorkomt, meê nog al iets vinden dat tot (laving van myne gezegdens welke ik boven gedaan heb^kan dienen.— De jonge Heertjes , zegt Hy op fag. 11 die zeker waren van de erflyken rang in de Stads - Regeeringen, bekreunden zich weinig om oude, echte Vaderiandfche Boeken, bet zy die voor of tegen waaren, te leezen, gerwt zynde op hun. ne opvolging; waaren vermaak partytjes, bardravery, vriendelyke gezelfcbappen enz al hunne kunde • Is dit nu met achting zyn pen aan de Achtbaare Regeering weiden, als men haar in zulk een dachlicht Helt, a's Berkhey hier doet?— Of is dit hec graauw tegen zyne Regenten opruijen? Maar Gv zult mooglyk zeggen; Berkhey geeft hier een zedeles. Ja, myn Heer! dit zal B erkh e y zich mooglyk w. 1 voorftellen, maar eens gefield; dat het alles waarheid was, wat Berkhey hier opgeeft; dan is die goeje Min 'er nog niet toe bevoegt, om Zedelesfen te geven.— Waarlyk, myn Heer, het gemeenfte ras van volk zou van den Heer Berkhey, als ze hem in zyn bellaan kenden, geen Zedelesfen willen ontfangen. — Ik laat aan het uw eigen oordeel over; of een Mandie verfcheide jaaren in de grootfte ontucht van onkuischheid en dronkenfchap peleeft heeft, bevoegt is om Zedelesfen te geven ?— Volgen wy de Man nu op Pag. 12. Hier heeft hy het wonder op de Studeerende A ? Jeugd  C i°) Jeugd, en dat wel op de zulken die zich niet als Oranje fchreeuwcrs willen opdoen, geladen, waar tegen Hy zich dus uitlaat. 1 Immers by die eenen Brutüs in den dood van Ces ar, bet beste fpeelt, al is hy een Balbus, een Hakkelaar, wanneer by deaStie om C e s a r te vermoorden , maar kunjlig naarboost, en daar ever geapplaudiccert werd, door een geliefde jiÜrice, by zal zeer zeker dat Caratter behouden als by eenmaal in den raad komt; even zo is bet gelegen, met de zulken , die met de Poeeten omgaan, en door bun geflikflooid worden; dezen moeten toch ook een Vaers maaken, en zyn zo verliefd op bun armoedje, dat zy zelfs op bet Raadhuis, in den fmaak van Overbeek wel rym wilden voteeren of pleiten. Schoon deze gantfche paslage a's droog zand aan elkander hangt, men kan echter zeer wel merken, waar de Man hier naar toe wil; want het is vooreerst zeer zeker dat hy hier het oog op de Leydfche Regeering heeft.— Ten tweede, zo bedoelt hy met de Re. gent, die met de Poëeten omgaat den waardigen Vaderlander J. van Koijen, de vrymoedigheid, en waare zugt tot Vryheid, die in dien Heer zyn vaerzen dooritraalt, kan den jalourlen en vryheid hatende Berkhey niet veelen; en hier omfpuwc hy zyn gal nu op de dichtftukken van dien Heer uit. Maar ik moet u eens vragen, myn Heer, of het geen laage en veiachtelyke ziel moet weezen , die de Dichtftukken van den 'Heer v an Roi j en gelyk itelt met het werk van O veris eek? Berkhey zegt; de Toongelen en de Dicbtkomt zyn zyne geliefden. Begaat hy dan geen opzettelyke boosheid, om nrt goede Dichtftukken den fpot te dryven ? Laat den Broddelaar zyn eigen werk eens in zien en 'er al de geftolen en geleende Veêren uittrekken, dan zal hy bevinden, dat Hy nog niet eens met Overbeek gelyk ftaat, maar wel met den Kraai van Ezophus, die, na dat het gevogelte haire Veêren van hem weder afgenoomen hadden, zulk een misfelyk figuur maaKten dat hy een fpot van het gantfche vogelen heir was.— Maar genoeg hier van , wy zullen eens zien, wat de Man al verder rammeid; de aanpry Zing van zyn gelief koost Boekje loopt ten einde wat,  C » X wat nu aangevallen! Ja, dat dacht ik wel! de Schryver van de Batavier moet 'er nu weer aan; daar hadden wy in lang niet vau gehad, dat is te zeggen, zo lang als 'er dagen verloopen zyn tusfchen het uitkoomen van No. r en 2. van de Vaderlandfcbe Byzon. derbeden. — Die Batavier! die Batavier! ligt de Man verbaast dwars in de maag, alle de Na- Couranten, Praatmoeren, Boekjes voor Leydens Burgery en Vrye. Friezen enz. gewagen allen van die Batavier; maar geen wonder de Schryver van de Batavier heeft de maaker van het Schandboekje getyteld; voor Ley. dens Burgery, voor de Vrye Friezen enz. waar van Berkhey, in zyn Misfive, bekend de maaker te zyn, Uit^edaagt; dit kan 'er niet door, om een Mau zo als Berkhey is, uittedagen! en dat wel door een Franschman zoals Besnaiid, de Schryver van de Batavier is. — Geen wonder dan , dat Berkhey, toen hy de uitdaging vernam, byzich zelve zeide; ik zal dien Framcbman mor bleu (dat is te zeggen , blaauwe dood) met de ... . maar hier bleef hy fteeken , en viel eensklaps in het Confept van Rezema , het welk blykt aan zyn eigen woor. den, wyl hy toen begon te roepen maar zagter, maar zagterl Nu de zagfte weg is ook de beste, fchelden kon Berkhey op zyn Stoel doen, en als hy tegen Bernard had willen vechten, dan had hy voor 't front moeten koomen , en zulks zou den man mooglyk niet geconviniëert hebben; ik kan myzelf niet begrypen hoe of hy zo driftig kwam; om de blaau- laat hy hier op volgen (de Man weet w' 1 dat de fchatten hem ook niet plaagen) dat Bern ar ode Franiche Taal onderwyst enz. Dat de Does een Pasquil winkel heeft en diergelyken laag en zottighed n meer. — Men zou zeggen hoe durft hy van een Pasquii winkel van de Does praaten daar hy dien Mao zelf geforfeert heeft om zyn Infaam Pasquii, getiteld; aan Myne Medeburgers , uittegeeven ? Maar zulk een trouw en braaf Man is Berkhey, als men niet langer in zyn fchandelyke oogmerken deel wil neemen, dan ontziet hy zich niet, om allerly logens van zo iemmd voor waarheid te boekte zetten.— Hy is zo onbefchaamd, dat hy alles op het papier durft brengen wat hem maar in zyn beroerd harfenvat komt, het welk blykt aan het verwyt dat hy aan Bernard doet; boe kan een Franschman, zegthy, Nederduitscb fchryven, die die taal niet verflaatl Buiten en behalven dat hy hier zich zelf tegenfpreekt, of iets vraagt het geen hy zelf al beantwoord heeft , wyl hy zelve zegt dat de Advocaat Blom, Bernards werk uit het Fransch in het INederduitsch vertaalt, zo komt hy hier zo onbefchaamt voor den dag als hy immer zou kunnen doen; want Hy verwyt Bernard dat hy geen Nederduits kan (dat deze niet tot fchande ftrekt om dat hy een Franschman is) en Hy zelf, die nog al een Lettor ïs, ontbeert dat zelfde, want hoe kundig of Berk- HEY  ( H ) hey in 2yn moedertaal is, kan men in zyn armhar* tige Zeetriumf het best zien; ik haal dit ftuk werk hier voorbedachte! yk aan; om reden dat Berkhey, eer dat het in de waereld kwam, zelf wel wist, dat het grootfte gros van de JNatie 'er een buitengewoone verwachting van had enhy, ditwetende, 'erdus zyn best wel aan zal gedaan hebben; hoe nu de Zeetriumf aan de verwachting, die men 'er van had beantwoord beeft, behoef ik hier met te melden; genoeg is 't gezegt, dat verfcheidene Intekenaaren hun inteken geld in de loop hebben gelaten en het het werk niet wilde ontfangen.— Van dien tyd af heeft men gezien; dat Berkhey niet jn ftaat is om door eigen oogen te zien, en dus een en andermaal de ltoHthe"id gehad heeft, om met geleende veeren te pronken.— Zeker Schilder had hetlaatftc oordeel, redelyk wel, geichildert, doch alle beelden die in 't ftuk waaren had hy uit andere rtukk'.n gecopiëert; en echter was hy 'er zo moedig op, dat hy zyn ftuk aan een kundig Schilder ter beoordeeling gaf; de kunftenaar het ftuk bezien hebbende en van den Maaker gevraagt zynde, wat hy 'er van dacht? Antwocrde Hem uw ftuk voldoelt redelyk wel, maalais den dag des Oordeels komt en elk Schilder zyn beeld uit uw Schildery neemt dat gy van hem geftoolen hebt dan ben i'k verzekert dat 'er geen beeld op uw ftuk zal blyven.— Even als het met die Schilder gefield was, zo is het ook met den Heer Berkket gefield, want men kan den Mat aantoonen dat hy geheele Dichtftukken van een ander voor de zynen heeft uitgegeeven. — Nu nog een woordje van zyn verontfchuldiging, namentlyk, dat by de beruchte docb ongelukkige Burger Traco (*) nooit tot geen kwvad beeft aangezet, dat Grypstoe of zyn Huisvrouw nooit met geen kennis gezien haft, enz.'- In de eerfte plaats fta ik zeer verwonderd, dat Le Francq. dit hier voor den dag brengt (*) Hier noemt hy een Schelm, die Land en Stad dacht te bederven, een o>,g#lukkig Burger. Of B eb k he y ook wel moet denken!!!  C 15 ) brengt, wyl ik nergens weet gelezen te hebben dat Berkhey, Trago had aangezet, maarterwylhydit hier zelf ophaald , moet ik U in de tweede plaats zeggen, dat ik Trago op myn ftoep niet zou gepermitteerd hebben, ik laat ftaan hem als Vriend in huis te ontvangen, en hem Thee, Koffy, Genever,enz. te geven.— Kyk , men zegt dat dit voor Trago en zyn Confoort , bv Berkhey altoos ten hpsrpn was, en wat of Trago altemet tienmaal op een dag byhem doen moest, hier over kunnen wy niet handelen; hy zal altoos wel gezorgd hebben, dat de geen die van hun nartv niet was. zvn neus n.™ hun. jje gefprekken niet vuil maakten. Wat nu de zaak van Grypstoe aanbelangt, ik denk dat dit in 't kort wel openbaar zal worden, alzo deze knaap thans in goede handen is.- Zie daflr, myn Heer! uw vraagen zo kort en bondig my mogelyk, beantwoord; ik zou hier nog veel by hebben kunnen doen. maar dan zou ik het beftek van een Misfive veire te buiten hebben moeten gaan, hou het my dus ten beste dat ik hier mede af breeke. Ik heb de eer te zyn. Myn Heer! UEDW. Dienaar J. VADERLANDER.