J087 F 2G j  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  D E CHINEESEN, OPERA-BOUFFON.  PERSOONEX, XIAO, Vader van Agefie. AGESIE. TAMTAM j Minnaar van Agcfö. CHIMCAj Kamer dïenfier van A- Een INTENDANT van Xiao t ftomme 'Perfonagie. Verscheibe- SfcrA ftVEN-*w* Xiao. r vr r^ S7^  D E CHINEESEN, OFERA-BQUFFON. In een Acle. SCÈNE I. XIAO, agter bcm Ji'men Intendant, en eenhe' 6/aaVen om fijrie bevielen af te uiagten. Xiao aan fijnen Intendant. Arlette. &<'<8'!>'8' Onder beiden A „ A ■ïoet gy ecr,e Fec^ bereiden, S 0 Want n|y" Dogter trouwt op (O» heedtn, Daarom 'P^art geen koft'lyk- Kleed'ren van ceremonie, Vierwerken, en Symphonie, A a Bal,  DE CHINEESEN, Bal, en al 'tgeen men kan vraagen, Soo niet vreeft maar vry de flaagen bis. Hoort gy 'tgeen ik heb gefeid? Hoe! gy blyft Haan, wild viytig weefen, Of wild vreefen, bis. Gaat dan, Luyaart, die gy feid, Doet 't geen ik heb gefeid, En dat Tonder verbeid 'tAl fy bereid. 'tMoet g'reed weefen, Of wild vreefen. Laat alom de Vlaggen fwieren, Doet de Slaaven koft'lyk eieren, I5ereid al 't geen men kan vraagen, Of anders vreeft vry de flaagen bis, Vreeft de flaagen, Dat'er niet ontbreekt van al; Hier geen praaten Kan aan u baatcn, Kan u baaten, ; Want indien 'er by geval Iet het minfte mogt ontbrecken, 'k Sal my wreeken bis. Hier geen fpreeken Moet 't ontbreeken, 'tls ik die my wreeken fal. Gaat dan, bereid het al bis. Bsreid het al. H«t is al te vergeefs het geen gy kond vertoom nen, 3>e kortheid van den tyd en kan u niet ver* fchoonen. Weet van d'Onnofelaars, grootfren Onnofelaar, Dat men alles met Geld pp 't oogenblik vind Waar, m  OPERA-BOUFFON. 5 Het Geld gebied het al, en hier en valt geen fpaarea, § Opent myn Koffers maar fonder u te vervaaren, Van dees avond geef ik myn Dogter eenen Man, Daarom 'k wil toonen wat Xiao hier doen kan. Maar 'k wil we! zyn gedient, en niet mag 'er ontbreeken, Of 't fal op u alleen zyn dat ik my fal wreeken ; Alles het geen ik u gebied ik wil dat het Volbragt zy, want myn woord moet dienen voor een Wet. Den Intendant en de Slaaven vertrekken. scène' u Xiao. Arittte. Ha! nu gaan ik herleeven, Myn Dogter gaat my geeven Klein Kind'ren 'k fie die fweeven t'Alle kanten rond my, 'k Sie daar een Jongen fpringea, 'kHoor daar een Meisjen fingen, 'tSehynt dat fy met heel hoopen Rondom my reed.e loopen, Hemel! wat ben ik bly 3 maal,. Dogter, ik gaan herleeven, Mits gy my komt te geeven Een Soontjen fes of feeven, A 3 Die  $ DE CIIINEESEN, Die reeds rondom my fweevcn, En die feggen Papa. Den eenen hoor ik fingen, d'Andcr op myn Stoel (pringe'n» Den eenen hoor ik fingen, d'Ander op myn Stoel fpringen, My noemende Papa, En al fingen, Koonven s'op myn Stoel fpringen, Seggende da, da, da, AWerliefflei} Papa. bis. Hela! wat is dir? hola! het is te veele, Dat fehrceuwen 't is te veele, 'tSal kyven, 't is te veele, De ftem van een Kind naai doende. Ah! ah verge ft, vergeeft, vergeeft, myn ' grand PafW, Ik fal het niet meeï doen. Neen? neen. Houd uw geween. Da Capo. SCÈNE IIT. XIAO, AGESIE, CHiMCA. Xiao. Komt by, lieve Agefi, en voldoet mvne vr.iag. Myn voorneemen is u te trouwen nog van daag. Age-  O PER A-B OUFFON. y A g li s i e. Van daag, Vader, van daag? Xiao. Hoe! kan dit u misharigen ? A g e s i £, ó Neen, Vader, maar fal ik foo g'lukkige daagen Genieten, als ik ben gebonden aan een Man Als ik in vryheid hier by u genieten kan? Xiao. Gy en zyt niet regt uit met my. Agesie. ., .. „ Hoe moet ik weefen? Maar heb ik met dien Man geen pynlykheid te vreefen ? En fal hy my ftaan aan? Chimca, w • u i Tut» tut< bet is altyd Een Man, en 't is genoeg. Xiao. ■ , r ■, Chimca, t is wel gefeid. De gewoonte die hier van ouds is onderhouwen, II  8 DE CHINEESEN, Is dat een Dogter naar haar Ouders fin moet trouwen, En 't is een g'woonte die is lofbaar. Chimca. Niet altyd. Xiao. Dit en gaat u niet aan, Klappye die gy zyt. Lofbaar is fy, feg ik, en mceft onder de Menfchen Van ftaat, die maar altyd naar hun vergrooting wenfchen; Ja, ik, en myns gelyk, fien maar ons Einders aan Als d'Inftrumenten om ons grootheid t'houden ftaan. Ik wil, en 't is genoeg: hier valt geen vorder ftreeven, Hoord gy het? Ag es ie. Ja, Papa, ik moet my overgeeven, 't Sal my in 't Huwelyk miffchien koften wat pyn. Maar hoe is hy gemaakt dien Man? Xiao. Hoe fou hy zyn? G'lyk een ander; 'k heb hem nog d'eerfte maal t'aanfchouwen, 'k Weet maar het geen men my van hem komt vooren t'houwen; 'tls nu vyf fes jaar lang dat hy fig diverteert Met reifen, en hy is nu korts maar g'arriveert; Maar  OPERA-B OUFF ON. 9 Maar het is uwen fchik: Syn Vader heeft ten Hove Veel magt, en hy heeft meer Geld als men kan geloove, En dat nog meer is den Keifer is daar geheel Te vrêen in, buiten dies vind ik nog een voordeel In het befluiten van die aangenaame banden; Hy is den Soon van den grootflen ran de Vyanden Die ons Geflagt ooit had. A GSSIE. En gy laat dit gefchien? Xiao. Ons intreften fal men alfoo vereenigt fien. Siet, Dogter, op dien voet moet gy fien wel tc leeven, En tragt in 't kort my veel klein Kinderen te geeven. A ges ie. Voor my, Papa, ik fal foo veel doen als ik kan. Gy fult weefen voidaan, foo 'k hoop, g'lykook myn Man. Arktti. Myn b'haagen ~| j, Sal g'heele daagen >iis< Zyn Carcffekens te vraagenJ Van myn beminden Man, 'kSal g'heelcn daagen Caxeffen vraagco B v«i  10 DE CHINEESEN, Van myn beminden Man bis. Myn b'haagen ,. Sai g'heele daagen ■> Zyn Careilekens te vraagen, 'k Sal doen al wat ik kan. 'k Sal ten alle tyden Hem van flaap bevryden, Voor foo veel dat hy maar Brgten te lui lieren daar rmr, Niet fal my vallen te fwaar. Xiao. Dat 's wel, doet het foo. Maar 't wor 1 laat, ik :/aai: eens om Myn Schoonfoon fkn, en ,'k keer ftrak» by u we- i roln. SCÈNE IV. AGESIE, CHIMCA. Chimca. Het geen fegt uw' Papa moet u veel vreugden geeven. A g e s i e. De Trouw verheugt my, maar iet anders doet my beevcn. Chimca. U beeven? Age-  OPERA-BOUFFON. n A U E s i e. Ja, als hy qualyk gemaakt fou zyn, Ik vod tTaam tot de Trouw geneegentheid, en pyn. Al zyn wy van jongs af in *t Serrail opgehouwen, Wy hebben dog ons fin als 't afhangt van het trouwen; Maar waar dien Man dog van gelaat, en van portuur, En geleek . . , Chimca. En geleek . . . Aqèsxi. Van jaaren, en figuur. Maar Ipreekt 'er niemand van. Chimca. , , , Wild daar Tan feeker weefen. Segt wat gy wild van my en hebt gy niet te vreefen. A g e s i e. Hewel, weet dan ., . . Chimca. Hewel ? Aoesie. Hewel. de lefte w«k B z Om*  li DE CHINEESEN, Omtrent den avond als ik door myn Venfter keek Die komt aan de Rivier; ik hoorde iemand fingen, Ik wierd heel curieus, niet weetende wat dingen Het weefen mogten; 'k fteek myn Hooft te Venfter uit, En 'k fag . . . en 'k fag . . . Cm mca. Wat fag gy? A ges ie. Iemand in een Schuyt, Een jongen Heer, maar wel foo vol bevalligheeden, Soo hups, beleeft, galant, en welgemaakt van Leeden Als m'ergens vinden kan. Hy fiet my nauw'lyks aan , Hy ftaat verbaal!:, en doet fijn Scheepje ftille flaan, Maar in een oogenblik . . . want foo ik quam te merken Hy heeft verftand . . . Chimca. Hy fprak u dan? Aces ie. Jïeen, maar fijn werken Gaa*  OPERA-B OUFFON. 13 Gaaven genoegfaam blyk daar af, want 't was foo foet Al 't geen hy deed, dat by vol verfland weefen moet. Chimca. Gy ftaat hem feeker aan, en hy u, 'k fou het fweeren. Wat fegt gy? A g e s i e. Van Chinees fchoon dat hy draagt de Kleeren, Hy heeft van hun manier de laf- en flauwheid niet, In teegendeel 't behaagt al 'tgeen men in hem, flet. Chimca. Hy b'haagt u in een woord; verteld de reft nu nader. A g e s 1 e. De reft is niet. Ca imc a. Hoe niet? Age sie. Neen, 'khoorde koomen Vader, ?k En dorft niet blyven, en ik ben ftraks weg gevlugt. Chimca. Helaas! dat is bedroeft. B 3 ü Agi-  U DE CHINEESEN, A g e s i e. Swygt, want ik hoor gerugt. Chimca. Hoe! iemand hier in Huis koomen fonder te fpreeken! Ages ie. Chimca,.het is hem felt's , al wat kant weg geweeken ? SCÈNE V. AGESIE, CHIMCA, TAMTAM. TRIO. Chimca. Ei! ei! wat fal dit hier weefen? Wat die ftoutigheid bediet? A g e s i e. Helaas! dat het myn Vader liet. Tamtam. Beminde wild niet vreefen. A <; e s i e. Gaat heen, giat heen! Chim-  OPERA-BOUFFON. iS Chimca. Hoe durft gy foo ftout dan weefen, Sonder vreefen? Ag bsie. Wild maar vry terftond van hier fchêen. Gaat hten, gaat heen. Tamtam. Een enkel woord, maar een. A g e s i e. Wild maar vreefen. Tamtam. Sou foo aangenaam Weefen Myn fmerte niet geneefen bis. A g e s i e. Wat angften, en wat vreefen! Laat ons vlugten; maar ik kan niet Al myrie magt en kragt ontvliet. Chimca. Hewel, wat fal dit hier weefen? Siet, Wat die ftoutigheid bediet? Tam-  i<5 DE CHINEESEN, Tamtam. Gy kond uit myn Oogen Ieefen d'Oorfaak, wild dog niet vreefen. Ag es ie. 'tHert klopt my, wat's dit bediet? Chimca. Wil ik om Vader loepen? Ag es ie. Neen, 't waar beeter dat gy 't Hat Tamtam. Is 'er by u niet t'hoopen? A o e s i e. Gaat heen, gaat heen. Chimca. Gaat heen, gaat heen. A g e s i ï. Ahl ik voel dat ik verflauwe. Tamtam. Hela»! ChiM-  O PER A-B OUFFON. 17 Chimca aan Tamtam. Wild aanftonds van hier fchêen. Jan Agefit. Myn JufFrouwe bis. Ah! Tamtam. Hewel 'k onderhouwe Uw' bevel, ik fal fchêen. A g e s 1ê. Ah is het waar dat hy gaat hêen-*—bit. Chimca. Seckei gaat hy weg. A g es ie. Dat hy een moment btyft ftaan. Chimca. Hoord eens. Tamiam wieder kenende. Wat is 't ? 'k ben hier. Ag es ie. 'k moet u iet doen verdaan; Dat is dat gy van hier het aaiiftorids dp ful» fteeken. C Tam«  iS DE CHINEESEN, T a m t a m. Waarom roept men my weef, ik was reeds af- geweeken. Wig gaande. Gy fult gehoorfaamt zyn. Agüsie. Hooit. Tamtam weeder kierende. Wat wild dit bedien ? Ag esi'.'. Wanneer gy binnen quam heeft men u niet seriën ? 'i' a m t A m» Geen eenig Menfeb want 'k heb den tyd wel waargcuoomen. A g e s i e. • Van foo een ftoutigbeid gy b'hoorde wd te fchroomen, Gaat ook foo heenen .... een woord .... maar .... als by geval U iemand quam te fien. Tamtam. Neen en vreeft niet met al. A«e-  OPERA BOUFFON. 19 A ge s i e. •k Geloove dat het nog waar beeter van te wagten Tot t'avond. Tamtam. Hoe, Mevrouw, wat komt in uw' gedagten ? Uw' Vader lbu my fien. A g e s r e. Myn Vader is niet t'huis. Tamtam. Men foude by geval hooren ecnig gedruis, Daarom 't is beeter . . . A ge s 1 E. ., Daar af hoeft gy niet te fchroomen, ■Niemand fal immers tot hier durven binnen koomen. T a m t a m. Maar dat g'in flauwte valt. Chimca. Hewel dat fal vergaan. Tamtam. 'k Vrees dat ik u belet met hier te blyven ffaan. C 2 Age-  ao DE CHINEESEN, A g e s i e. Neen, feg ik. Tamtam. Ik wil uw' beveelen niet weerleggen.\Vat een geluk! Agesie. Niet dat ik u daar door wil feggen .... Chimca a part. Goed, dat begint feer wel. 'k Verlang om te fien al Wat kanc dit Klugtfpel hier een einde neemen fal. Tamtam. Arittte. Laat m'umhelfen dan die Hand, i Waarom trekt gy die van kand bis. Wat kan u de fchoonheid baaten, Wild gy niet die wreedheid laaten, Daar is niemand die ons fiet bis. Laat het weefen, Wild niet vreefen, •t Is geen quaad dat hier eefchied bis. Daar is niemand die ons fiet, 'tls geen quaad dat hier gefchied bis. Daar is niemand die ons fiet, 'tls geen quaad dat hier geichied bis. Wat kan u de fchoonheid baaten, Wild gy niet de wreedheid laaten Die  OPERA-BOUFFON. zi Die op my geploogen werd, 't Zyn dees tyden Die tot verblyden Zyn gefteld van een jong Hert, Voor ouderdom is de fmert, Onfe jeugdea ~) Willen vreugden bis. ^bis. Aan het Hert. J Ag es ie. Wat uilder, bid ik u. Tamtam. Alweer een nieuw misdaad? A o e s i e. Gy zyt wel ftout! en 'k roep als gy niet Uil en Haat. Tot dat gy uit kond gaan uit meed'lyd voor uw' daagen, Wil ik foo goed wel zyn van u hier te verdraagen, Maar op een voorwerp, dat, indien gy uw' geklag Van liefde weer begint, dat ik u ftraften mag. Tamtam. Hoe! myne liefde . . . Agesi e. Die lal nooit voorfpoedig weefen. C 3 Heud  22 DE CHINEESEN, Houd u, gclyk gy moet, anders gy hebt te vreefen. Tamtam. Maar hoe lig dwingen, sis wanneer men komt te fien 't Geen men bemind ? een woord . . . A g e s i e. Geen woord en wil ik licn. Tamtam. Een fugt, een oogflag. A g e 5 i e. Neen. Tamtam. 'kSal tragten te g'hoorfaamen. Chimca aan Agejïe. Ah! fegt uw' Hert regt uit, waarom moet gy u fchaamen ? Tamtam. In Vrankryk alwaar ik heb eene reis gedaan. De Sex is niet foo wreed, men raakt 'er ligter aan. A g e s i e. In Vrankryk fegt gy? Tam-  OPERA-BOUFFON. 23 Tamtam. Ja, aan die g'Iukkige Kuften, Is'er niet als genugt, en vreugden, en wellusten , Het is een ander Land, foo veel verfchillig van Dit, te Pekin is de Vrouw de Slaaf van den Man, Maar te Parys zyn de Mans Slaaven van de Vrouwen, Hun Hcerfchappy op hun is daar s'hun roem op bouwen, Sy fpreekcn met malkaar in volle feekerheid, En genieten de vicugt waar toe de Min ons leid. A g e S i e. Wat fegt gy? te Parys de Mannen en Vrouwen . . . Tam t a m. Siet men van 's morgens tot 's avonds lig onderhouwen. Agesie. Ah! waar ik in dat Land feeker het my beviel. Tamtam. Ons zyn hier onbekend de vreugden van de Zie!, De konft hoe dat men kan de Minneluften fmeeden, In teegendeel ons g'luk komt men met voeten treeden. Age-  24 DE CHINEES EN, A g e s i e. 'kSou wel wenfchen te fien hoe men in Vrank' ryk vryd Tamtam. Indien gy het ftaat toe . . . A g e s i z. Wel ja, men is verblyd Te weeten van een Land gewoonten en gebruiken. Tamtam. Om dit u naar dea eifch, en leeven te ontlui- ken, Gy moogt niet zyn bevreeft hier in my by te (laan, En t'hefpen; gy Mevrouw, 'k bid laat u voo- renftaan Dat gy de Vryfter zyt, Ik fal den Vryer wee- feq. A g e s i e. Wel aan. Tamtam. En gy die zyt de Dienftmaagt die ik deefen Dag foek te trekken al myn kant. Chimca. Laat ons fien aan. Ace-  OPERA-BOUFFONi 2? A g e s i e baar Jettende om Tbêe te drinken. Terwyl ik drink den Thée 'k fal fien hoe het fal gaan. DUO. Tamtam. Aan uw' Juffrouwe Verklaard myn rouwe* Segt dat ik bouwe Aan haar myn trouwe. Chimca. Wie ik, myn Heer? 'kHeb te veel eer. Tamtam. Soud gy dit refufeeren? Chimca. Neen , hier valt geen preffeeren, Tamtam. Wat teegenweer. Chimca. Daar toe heb ik al te veel eer. © Tam»  s.6 DE CHINEESEN, Tamtam. Chimca. Ah! toont dog niet foo j Neen daar toe heb ik veel teegenweer. 1 ai te veel eer. • Tamtam. W'ld die ontfangen, En myn verlangen Aan haar betoonen. Chimca. Maar wild my verfchoonen. Tamtam. Ik moet u loonen. Chimca. 'k Neem het dan, myn lieer. Tamtam. Segt 't dan aan uw Juffrouw;, Maar zyt my dog getrouwe. Chimca. Wie ik, myn Heer, Tot bedrog ik heb te veel eer. Tamtam. C11 i m e a. Segt haar myn liefd' en Tot bedrog ik heb te minne teer. veel eer. Ask-  OPERA-BOUFFON. *7 A g e s i e aan Chimca. Gy (leekt het in uw' Sak. Chimca. Moet ik die wce- dergeeven ? A ü e s i e. *t Is maar probeeren. Tamtam. Neen, een Minnaar neemt fijn leeven Iet weeder van het geen hy aan een Dienftmaagt geeft, En buiten dat dit foo een fchyn van waarheid heeft. Daar naar de Dienftmaagt gaat aan haar Meeft'res uitleggen, • En neemt 't moment waar om met b'hendigheid te feggen Die liefde die men heeft aan haar geopenbaart. Wel aan het is uw' beurt, fpreekt, en zyt niet vervaart. Segt hoe ik ben gefield, dat myn Gemoed en Sinnen, Op heel het Aardfche Dal haar buiten al beminnen , Dat ik hoe't zyn mag haar altyd wilblyvenby, Dat al myn liefde . . . Chimca. Zyt geruft betrouwt op my. D 2 DUO.  *I DE CHINEESEN, DUO. Chimca. Wild u niet ftooren, En wild iet hoorea, Daar 's een die u fijn leeven Wild overgeeven. Tamtam. Goed, goed. Chimca. En die door minnen Maar tragt te winnen Uw' Hert en Sinnen, En g'neegentheid. Tamtam. Goed , goed. Chimca. Is 't wel gefeid ? Tamtam. Ja, ja, 't is wel gefeid. Chimca. Hy wild fijn leeven U overgeeven bis. Al fijn wenfchen en finnen Zyn om te winnen. Tamtam. Goed, goed. Chiiï-  OPERA-BOUFFON. 29 Chimca. Door ftandvaftigheeden En teerigheeden, Hoord fijne reeden En fijn gebeeden, Wild het dog lien, Hy wild fijn leeven U overgeeven, Hoord fijne reeden En fijn gebeeden, Wild het dog lien Dat hy fijn waare Min u verklaare, Wild het dog lien, Ah, ah, wild hem eens fien bis. Sonder hem t'hooren aan en wild hem niet ver- fteeken; Hy wagt fijn Vonnis af. A g £ s i e. Ik fal hem hooren fpreeken. Chimca aan Tamtam. Komt by. Tamtam. Den Minnaar komt, en ftuipt met ned'righeid, Maar fomwyl als hy fiet foo veel hoedanigheid, Kan hy fijn togten niet geheelyk onderhouwen, Daarom Itoort u niet van 't geen ik gaan vooren houwen, Want 't is maar om te fien hoe . . , D 3 Agjs-  30 DE CHINEESEN, A u e s i k. Dat 's feeker. Wel aan. Dat Iiy fprcekt, 'k hoor hem. Tamtam aan Chimca. 'kBid u wild van zyds wat ftaan. TRIO. T a m t a U. Om fijn Min te vertooge» Hy heeft fchier geen vermoogen, Hy is als opgetoogen, Hy vreeft dat fijne Oogen Schynen te los en ligt, En het vreefen Is te leefen In fijn Gefigt. Dog hy ftaakt het vervaaren, Het fwy^cn hem verveelt. Wat Schoonheid! wat een Beeld! A g e s t e. En dan? T a m t a m. Hy durft verklaaren, ") En openbaaren )-bis. De Min die hy haar draagt.J In hy fiet dat 't geen hy waagt Aan de Juffrouw niet mishaagt. Aöe-  OPERA BOUFFON. 31 Age s 1 e een 'weinig ontjlticL Ik heb met hem gevoelen. Chimca. Ah! fy begint te voelen Wat dat de liefde kan bis. Ah! fy begint te voelen, Sy voelt iet woelen, woelen In haar, fy beeft'er van, Sy begint iet te voelen In haar, fy beeft 'er van, Ah ! helaas fy beeft 'er van Sy beeft 'er van bis. Tamtam. Om die meer te vertoogen Doet hy nog meer vermoogen, De Schaap 't heeft hem bedroogen, Hy durft met ftouter Oogen Syne liefde te kennen gêen, Weg het fugten, Dugten, En het geween, De Juffrouw fchynt te vlugten, En gebaard te gaan heen, Agesie. Eh maar! Tamtam. Des Minnaars dugten, En droeve fugten DOen  a8 DE CHINEESEN, Doen haar medoogen geen, Dog fy fchyat weer te vlugten. Age s ie. He maar! Tamtam. Tuffchen het fugten bis. Neemt hy haar hand vaft. A g e s 11 fugtende. Daar naar. Tamtam. Hmd vol bevalligheeden ? Hoe rond, hoe fagt, hoe klaar! Hy fegt voldoet myn gebeeden, Laat my die kuffen. Ages ie ontjleld. Maar. Tamtam. Hoe? A g e s i e. Hoe? Tamtam. Hy naarder daar en tuffen. A g e s i e meer ontjleld. Daar naar? Tamtam. En daar en taffen ~) Laat fy d'Hand kuffen, ^bis. En ftoort 'er haar niet in,J Alfoo  OPERA-EOUFFON. 33 Al foo met een klein begin Vale s'in de ftrikken der Min. Chimca a part. Ah! fy begint te voelen ? maaL Wat dat de liefde kan, > 0 Sy voelt iet woelen, woelen In haar , fy beeft 'er van , Iet woelen, woelen, woelen, woelen ? ^ In haar, fy beeft 'er van ■> In haar, fy beeft 'er van, bis. Sy beeft 'er van bis. Chimca a part. De liefJe foo ik fie die heeft al meer als een Uitkomft. Aan Agefie. Ik geef de Beurs wild gy den Soen weer gêen* A o e s i £ baai e flauwigheid bemerkende. 'tls waar, het is te veel. Tamtam. De liefd' heeft te veel laagten Om te 'bewimpelen nog langer myn gedagten, IK lyd te veel daar door dies 'k doe het Dekkleed af, En is het dat myn Min is fchuldig uwe ftraf Of Vaders grarufebap, 'k wil die aan uw Knica ontfangen. E Hos  34 DE CHINEESEN, Hoe zyt gy, waarde Lief, fpreekt, voldoet m/n verlangen. Ages ie teeclerlyk. Dat men moeft ftraffen men mogt beginnen met my, Want is liefd' ftraffe waard, 'k ben fchuldig gclyk gy. Tamtam aan Agefie. 'k Ben dan bemind? Ag es ie. Ja: maar daarom moet gy niet.hoopcn, Mits 'k door myn Vader tot een ander ben geroopen, En van dees avond nog .... ó al te harde pligt. T a m t a m. En den Man? A g e s i e. Gy weet hoe de Wet van China ligt, Dat men een Dogter nooit ten fy naar het befluiten Van 'tHuwelyk den naam van haaren Man komt t'uiten. 'i'amta m. Dees avond moet ik ook een Huwelyk van dwang Gaan aan, 'kweet niet met wie; maaraanitonds ik ontfang Het  OPERA-BOUFFON. 35 Het Pourtrait van de Bruid met wie men my doet trouwen. A g e s 1 e. 't Pourtrait? Chimca. 'k Sal ik miffchien haar kennen laat aanfchouwen. Tamtam 't Pourtrait geevende. Siet maar, want ik voor my 'k heb 't nog niet willen fien. Chimca. Ah! Mevrouw, 'tis gy felfs. A o e 5 i e. Wie ik? Tamtam. Kan het gefchien? Chimca. Gy felfs. Tamtam. ó Liefd'! wat hebt gy wonder groote kragten! Myn g'luk is grooter als ik ooit durfde verwagten. E 2 SCE»  36 DE CHINEESEN, SCÈNE VI. AGESIE, TAMTAM, CHIMCA, XUO, inkooinende een Svceerd in. d'Üuna. Xiao. Arietle. Wat kom ik te hooren? Vreeft, vreeft mynen tooren, Dit Sweerd fal my wreeken Schender van myn eer, 'k Moet myn gramfchap breeken, Hemel het gaat re verr'-——bis. Schender van myn Bloede! Tamtam fiet Xiao met een bly Weeftn aan.. Gy lagt met myn woede bis. Wild vreefen bis. Agefie fteld Jig voor Tamtam. Dogter die 'kveragte, Schand van uw' Geflagte, Daar is niet te verwerven, Gy zyt pligtig g'lyk hy, Gy fult (terven , Ja, ja, ja, ja, daar is niet te verwerven, Gy zyt pligtig g'lyk hy, Ja, ja, ja gy fult nerven, gn hem blyven by 3 maal. Ag-  OPERA-BOUFFON. 37 A g e s i e. Maar hoord ons dog. Xiao. Neen, neen; hoe als gy door de tiouwe Van den jongen Tamtam te worden ftaat de Vrouwe, Als ik myn Ge-flagt aan het fijn verbinden gaan. .. Tamtam. Stut uw gramfchap, myn Heer, en wild ons dog verftaan; VonniiT. dog niemand eer gy hem hebt hooren fpreeken, 'k G'loof eventwel niet dat g'uw' Schoonfoon wild doorfteeken ? 'tls ik die Tamtam ben, fiet maar de preuf is klaar,- Pit Pourtrait komt van u. Xiao. Oh, oh! Chimca. Alles is klaar. Xiao. Maar hoe hebt g'Agefi durven of konnen naarcn? Tamtam. 'k Sal met geleegentheid het allegaar verklaaren, Vergeeft maar myn misdaad. E 3 Xiao  3S DE CHINEESEN, Xiao. Schoonfoon het is u al Vergeeven; maar vertrekt. Want dat men by geval ' U hier ontmoeten moert, en dat men moefte weeten Dat gy voor 'tHuw'Iyk by myn Dogter hebt ge- feeten, : Slag-Offer van de Wet, ik fou felfs moeten eerrt U ftrafFen; gaat als of gy hier niet had geweert; 'tls dog maar voor een uur dat gy van hier moet fcheiden, En mid'lertyd kond gy 'tal tot de Trouw bereiden. & 17 A T U O R. t'Saamen. Aoesic. fWy zyn verbonden, " Wat g'lukk'ge ftonden! Ik heb gevonden Daar 't Hert naar ga. Wat dankbaarheeden, ? ,. Liefften Papa. S bts- Chimca. Sy zyn verbonden, Wat g'lukk'ge ftonden! Ta, la, la, Ia, la, la, la, la, Ia, Nu hebt gy reeden, ? .. Kuit uw' Papa. i b,s- Tam  OPER A-B OUFFO N. Tamtam. Wy zyn verbonden, Wat g'lukk'ge ftonden! Ik heb gevonden Daar 't Hert naar ga. Wat dankbaarheeden , ? ,. Liefften Papa. S ""• Xiao. Sy zyn verbonden, Wat g'lukk'ge ftonden! Ta, la, Ia, la, la, ia, la, la, Ia. Nu hebt gy reeden, ; ,. LKuft uw' Papa. \ ms' Nu zyn het tydcn ü te verblyden. t'Saamn. A c e S I e. fik heb gevonden ? Daar 't Hert naar ga. £ ' Chimca. s'Hebben gevonden ? Daar 'tHert naar ga. > Ta mt am. Ik heb gevonden ?,. Daar 'tHert naar ga, i  4o DE CHINEESEN> Xiao. s'Hebben gevonden Daar 'tHert naar ga, _Ta, la, la, la, la, la, la, la, la. En gy, myn Soone, Wild liefde toone. Tamtam. 'k Hoop korts naar deefen ? ^ Vader te weefen. j t'Saamin. Au es ie. 'Ik heb gevonden Daar 'tHert naar ga," Wy zyn verbonden, i ^ Lichten Papa. > Chimca» s'Hebben gevonden naar 'tHert naar ga, Sy zyn verbonden, 't G'luk loopt hun na, Ta, la, la, la, la, la, la, la, la. Tamtam. Ik heb gevonden Daar 'tHert naar ga, Wy  OPERA BOUFFON. 4J Wy zyn verbonden ? ,. Liefften Papa. S buGy zyt gebonden, ?.. Kuft nu Papa, S blsL_Ta, la, la, la, Ia, la, la, Ia, la. En gy myn Seone Wild liefde toone, Zyt nu te vreeden. Tamtam. Van dankbaarheeden Nooit had men renden G'lyk ik, Papa. Xiao. Zyt gy te vrceden. Tamtam. 'kHeb dubbel reeden. t'Saamen- A g e s i e. 'Wat dankbaarheeden, 1.. Liefften Papa. i b,s' Chimca. Nu hebt gy recden, ?.. Kuft uw' Papa. S hs- F Tam-  A* DE CHINEESEN, &c. Tamtam. Wat dankbaarheeden! ?,. Liefften Papa. $ b's- Xiao. Nu hebt gy reeden, Kuft uw' Papa, l^Ta, ia, la, la, la, la , Ia, la, Ia. E Y N D E.