s TER BRUILOFTE VAN DEN HEER HENDRIK ARNOLD HOTZE, EN MEJUFFROUW ÉL ANNA CHRISTINA KNOLLEMAN, Echtelyk Vereenigd binnen Amfterdam> den 14, van Bloeimaand 1786.   TER BRUILOFTE VAN DEN HEER HENDRIK ARNOLD HOTZE, EN MEJUFFROUW ANNA CHRISTINA KNOLLEMAN. 30£)er vind ik weder ftof een digttoon aan re heffen Voor dit vereenigd paar, op'tvrolykBruilofrsfeeft, Wyl hun genoegen my met regt hec hart kan treffen , F.n dat hun waar geluk verheugen kan myn geeft. Ja zeker, wyl myn hart aan U is naauw verbonden, Aan u myn Nigt, thans Bruid , door meer dan eene band, Wyl vriendfchap niet alleen by ons bleef ongefchonden, Maar dat Natuur ons zelfvereend tot Bloedverwant,, En dat dezamenloop van veele omftandigheden , Zo wierd befchikt door 's Hemels wys en goed beleid, Dat wy zelf Zufterlyk op's Waereldsloopbaan treden, En wy in vreugd en leed ft'aag deelden onzen tyd, Ja'k IT in zekere zin myn Kwekeling mag noemen, Zo trof Uw lot altoos myn zeer gevoelig hart ? A 2 Zo  Zo zal ik om uw heil verheugd Gods goedheid roemen, Zo treurde ik met recht als U trof een'ge fmart, Zou dan nu dezen dag, de plegtigfte uwer dagen, My onverfchilüj zyn? neen ! 'kdeel inuwe vreugd, Gy krcegt dees cülg den Man dien kon uw zin behaagen, En 7,0 'k my niet bedrieg zo is die keus op Deugd En goed gedrag gegrond, wie zou zulks dan niet roemen, Gy Bruidegom die thans nu treed in onsGeflagt, En die ik voortaan zal als aanverwant nu noemen, Wyl ik van uwen Egt ook alles goeds vervvagt, Zo koom ik heden dan mynZegenwenfchen uiten, Wyl hart enmond te zaam hier in vereenigd zyn: Dat niets in uwen Hand ooit uw geluk moog {tuiten. Dat twiften tweedragt wyk, en nooit de minde fchyn Van ongenoegen zig in uw Gezin doe blyken Maar dat in tegcndèel de Vrede, Liefde en Deugd, Elkaar geflaag ontmoet, en nimmer van U wyken, Dat gy te zaam geniet een waare en reine vreugd, DatGodsvrucht blyf de grond van uwer beider daaden, Op dat gy dus elkaar in 't Chriftendom verfterk, Met zulk een oogmerk dog kan men zig wel beraden Begeven in den Echt, wyl God daar op zelf't merk Van zynen zegen ook gewis niet zal onttrekken, Aan-  Aanvaart dan in deez' hoop uw nu voltrokken Echt, God die U zamen voegd' zal U ook voorts bedekken Met zyne Liefdehand, zyn Goedheid geev' U 'tregc, Om op zyn Wysbeftier volkomen te vertrouwen, Werp dus op zyn Bevel geftaaguw netten uit , Zo zult gy zyne gunft ook in uw werk befchouwen, Zo vind g' uw Welvaart nooit door tegenheen gefluit. Wat kan zulks nog een Vreugd zyn vooruw oude Hoeder, Die nu haar Dogter ziet regt naar haar zin gepaard, Zo krygt zy nu een Zoon en teffens ook een Moeder, Die haar nog (trekt ten fteun zo lang zy leeft op aard Leef drietal dan te zaam in zuiver vergenoegen, Leef wel vereende twee gelukkig in uw Egt, En moog Gods wysheid LJ ook eenig Kroost toevoegen; Zo word uw Huwelyksband daar naauwer door gehegr* Geniet dus alles goeds een lange reeks van jaaren Vier *t Goud- en Zilver- Feest dan ook ter regter tyd, Waarop men dan herdenk uw nu gelukkig paaren, En juich hier namaals eens in zaalge Eeuwigheid. CHRISTINA SMIT, A 3 TER  TER BRÜILOFTE VAN DEN HEER HENDRIK ARNOLD HOTZE, EN MEJUFFROUW ANNA CHRISTINA KNOLLEMAN. Ik zie,gezegend Paar! het heugchlyk uur verfcheenen» Waarop ik myne Niche als Bruid begroeten mag* Zoude ik dan niet met recht by 't plechtige verëenen > Myn blydfchap uiten , daar elk onzer deezen dag Zich in Uw lot verheugd! uw ftaat gelukkig noemt! U t'zamen zegen wenfcht! uw keuze billyk roemt. Door Bloedvcrwantfchap aan mynNichtdus nauw verbonden> Zie ik dien grooten ftap niet onverfchillig aan, Daar gulle vfiendfehap fteeds by ons bleef ongefchonden •> En wy van uwe jeugd,uw gantfche levens baan, Steeds hielden tot ons doel ,om in uw waar belang, Zo veel ons moog'lyk was te vord'ren uwen gang. Ik  Ik zie met dankbaarheid aan 't dierbaar Opperwezen ! Hoe wonderbaar zyn hand het ondermaanfch regcerd! Die u te zamcn voegt, fchoon onbekend voor deezen; Zyn voorzorg zy hierin erkend en fleeds geëerd, Terwyl uw Moeder in uw Maagfchap dit verbond, Met vreugde zien en hartlyk zeegnen dezen ftond. Gy Bruidegom die 'k thans voor mynen Neef erken ne, Zyt thans ook even flerk het voorwerp my ner vreugd; Schoon mynen mond zich nooit aan vleitaal kan gewennen-, 'k Moet egter toeftaan dat uw zeden en uw deugd, Myn vriendfchap wekte, toen ik werklyk had befpeurd , Dat uwen wenfch u Haagde, die thans u valt te beurt. Hebt gy dan onderling dien heilftand aangevangen , Op zuk een grond als rechte Chriftenen betaamt, Den Albeftierder, van wien al ons poogen af moet hangen, Dien aanbevoolen, en in hem uw doel beraamd Dan fluit ik veilig ep 't geluk van uwen ftaat, Dan wacht ge op den duur Gods gunst en zyn genaad, GelukkigeEcht! waar in men grond heeft te verwagten, Dat beide ftemmen t'zaam in eerlykheid en deugd, In onvermoeide vlyt elkanders Nut betrachten} Door werkzaamheid en vlyt in 't rypfte hunner jeugd, Ten nut van Huisgezin en Moeders fteun verftrekc, Zo word in 't Huwelyk des Hemels gunst gewekt. Zo  Zo moer. de deugd geftaag uw huis ten fteun vertrekken, En in toekomend kroost ook worden voortgeplant, De Godsdienst in uw doen elkanders zedenwekken; En zo al tegenfpoed in uwen echten ftand, U vallen mocht te beurt, ver (trekt geelkaer ten troosr, En word daar in door vreed en liefde weer verpoosd. Dat dus uw Huwlyks- dag den grondflag leg tot zegen, En Liefd en Eendracht in uw huis blyv ongeftoord} Dat in uw handen werk, uws voorfpoed zy gelegen > En d'een den ander daar in onderfchraagt en fchoort: Zo ziet ge aan elkacr uw harten vreugd en lust, En leeft in uwen ftand eendrachtig en gerust. Leef dus nog lang te zaam in onderling genoegen, Dat Vriend en Maagfchap fteeds aan u hun vreugd geniet, Behaagt het d'Opperheer! u nakroost toe te voegen , Dat die u troost voor last, en deugd voor zorge bied; Dus meerdre fteeds uw liefd met uwe Echtgenoot, En blyve ongekrenkt tot in een zaalgen doodt PIETER SMIT Everhardsz.  TER BRÜILOFTE VAN DEN HEER HENDRIK ARNOLD HOTZE, EN MEJUFFROUW ANNA CHRISTINA KNOLLEMAN. 2^*ergens is een Potentaat x Van zo uitgeftrekte Ryken, Die in zulk een verren graad Elk voor zich de vlag doet flryken T Dan de liefde , die gebied, Waar hy komt en hoort en ziet, Vond die (telling geen geloof, 'k Had wel by de Bult bewyzen „, 't Zy in Burgerftand, ten Hoov'; Hy gaat op zyn Ambagt ryzen En waar hy zyn boogje mikt, Elk word door dien Held verftrikr. B Laat  Laat een Vorst zo Souverain Als hy wil en kan regeeren; Laat een Staatsman al zyn brein Scherpen , om hem af te keeren; Is een Krygsman nog zo bars, Of de liefde moê en wars. rZy in welk een ftand men leeft,' Hoe voorzien van fchild en wapen Of men geld en goederen heeft; Mooy of leelyk is gefchapen, Hy maakt zonder veel geraas Spoedig zich van elk baas. Venus zittend in haar Raad, Deed haar Zoon voor zich ontbieden, Sprak hem, met een fors gelaat: Held, hier moet een daad gefchieden, Waar ik veel belang in ftel, Vlieg dus op myn wenken fnel. In die groote Amftelftad, Is een paar van jonge Lieden, Die, nog op geen min gevat, Myne magt fteeds weerftand bieden; Vlieg dan ylings na hun heen, Weet uw pligt! cn wat ik meen. Goed.'  Goed! uw onderdaan'ge knecht j Sprak de Min , en was verdweenen, Vloog de Lugf door links en recht Langs de Waal en d' Amftel heenen, Op deez' twee gelieven af, Spant zyn boog, en fcJhiet.... pof l paf! Hotze door die pyl gewond, Moest zyn nood myn Nigt gaan klagen , Bood haar dus zyn hart en mond; Zy mee door dien fchoot verflagen Leend in 't eind zyn klagt gehoor> En dus ging zyn aanzoek door, *k Zie op beider aangezigt Thans de vreugd zeer klaar te Ieezerr, Vnendfchap volgt dus hunnen pligt; Elk heeft wenfchen uitgeleezen: Vriendschap^ zelve zwaait de Via-' Op deez' heugelyken dag. Zoud' ik dan by dezen kring Myne wenfchen ook niet voegen ? Tot uw heil en onderling, Tot ons aller vergenoegen , Ja! geen wensch blyfthier gefpaard TotditHuwelyk , zo waard. (*) Het Fluit-Schip de Vrkndfchap, vaarende onder aw tic yaa mynen Neef Smit, 't welk heden dTvJag S laïSx waaijen, tegen over de Kraan Sluis. * ^£ea  'k Wcnsch u beide dus geluk, Liefde, eendragt, vreeën zegen, Dat u nimmer rampfpoed druk, Voorfpoed zy in 'c werk gelegen, Dat gy aan elkanders deugd Ziet uw vreugde en geneugt. Dat wy by myn Neef en Nigt, Op zyn tyd ook, zonder gekken, Muisjes knappen by hun Wicht, En het wiegtouw mogen trekken, Als een ieder roept, die guit! Lykt zyn Taatje op een duit, 'k Wensch tot grooter vergenoegen, Dat, na vyt-en-twintig jaar, Wy ons weer aan Tafel voegen Van het zilver Bruilofs Paar} Word my dan vergund die eer, Dan wensch ik oneindig meer. J. W. A K ER.B0 OM.  Z A H" G. Wvze: Gy die met my thans zyt terjagt, enz. HHSi-om zingen wy met bly geluid, ha ha, Tot eer van Bruidegom en Bruid, ha ha; Die ons aan hunnen Vriendendrom, Hier heeten vriendelyk wellekom. Ha, ha, ha, hatha,ha. 2. Laat om ben -wenfchen veel geluk, ha ha, Bevryd van alle zorg en druk, ha ha; Laat ons hen wenfchen alles goed, Zo blyven ze altoos wel gemoed. Ha, ha, ba,ba,ha,ha, 3- Laat ons ook wenfchen aan de Bruid, ha ha, Ter regter tyd een jonge Spruit, ha ha; Waar hy zy hya hya zingt, Dat'/ door het gantjche huis heen klingt. Ha, ha, ha,ba,ha,ha. 4- Ja Bruidje morgen heet gy Vrouw, ha ha, Dat is 't gevolg toch van de trouw, ha har, Eerst Bruid, dan Vrouw en eindelyk Is 'f Moïdar, 6! dan is men ryk* Ha, ba, ba,ha,ha,ba. Ey  5- Ey ziet hoe kykt de Bruidegom, ha ba, My dunkt by lagt er ivaarlyk om, ha ha> Hy knikt zyn Bruidje vriendelyk toer Die dat beantwoord wel te moe; Ha, ha, ha,ha, ha, ha. 6. Wat zou dat zyn een groote vreugd ! ha ha Dan wierd'zelf'Grootje nog verjeugd, ha ha, My dunkt bet beurt haar nu al op, Als zy voorziet een klyne Pop. Ha, ha, ha,ha,ba,ha. 7> Zo gaat het tog in V Huwelyk voort, ha ha, Dan is het net zo als V behoort, ha ba , Want V fpreekwoort zegt: wat van de kat Komt, muist ook altyd gaarne wat; Ha, ha, ha,ba,ha,ha. 8. Wel nu leef dus in uwen Egt, ha ha , • Tot men een zilver kransje vlegt, ha ba r En toon ons dan van uw gemuis, Die maaken dan ook mee gedruis. Ha, ha, ha,ha,ba,ha. a &.  'A. N G» Wv^e: Kom Orpheüs, enz. *Wie belpt my zingen op dit Feest, Op dezen blyden dag, Waar op men hier verheugd van geest Veel zegen wenfchen mag, Aan Bruidegom en Bruid, In zang en maatgeluid; Men wensch dus beiden veel geluk , bis. Bevryd van kruis en druk. bis. s. Dat men zich in bet heil verbly Vin dit gezegend paar, Dat hunne ftaat gezegend zy En vruchtbaar jaar op jaar, Wat blydfchap zal het zyn Wanneer een Spruitje klyn, Een zoet en lief aanvallig kind, bis. Zich op haar fchoot bevind, bis. 3- Maar by de zingers vind men veel, Dat elk wat dorftig word, Men zorg dan en beveegt zyn keel Op dat daar niets aan fchort, Men drinkt het glaasje uit, Op Bruidegom en Bruid, Ter eere van dit waardig paar, bis. ^ Dus valt de zang niet zwaar. bis. Geluk  4- Geluk dan Bruidje in uw pand, Geluk ook Bruidegom, Dat in het werk van uwe hand Gy zegen vind alom; Na vyf- en - twintig jaar, Bezing men 't zilver paar; Ja over vyftig V goude mee, hts. Hoezee, Hoezee, Hoezee, hm.