PROGRAMMA. DE ONDERGETEEKENOE AAN ZIJNE MEDEBURGEREN. HEIL EN BROEDERSCHAP'. Medeburgers! JVIet den bloei der Kunften en Wetenfchappen is de blaei, de welvaart en het geluk van een Volk ten naauwften verbonden: zij doen de Handwerken, Trafijken, de Zeevaart en den Koophandel bloeijen, verzagten en befchaven de zeden, ontwortelen de verouderde vooroordeelen en maken een Volk gefchikt, om, bij de befcherming van zijne vrijheid en onaf hanglijkheid, zichzelve te onderwerpen aan wetten, die reden en billijkheid alleen tot haren onvvankelbaren grondflag hebben. Deze waarheden te willen betoogen zoude u beledigen; zij worden door u allen erkend: Immers het verftandigfte gedeelte onzer Stadgenoten heeft, bij vele voorkomende gelegenheden, inaar al te fprekende bewijzen gegeven, hoe zeer het van dat alles moet overtuigd zijn. Maar wij moeten voor elkander niet ontveinzen, dat Kanften en Wetenfchappen, onder ons, ia verre na dien trap van volmaaktheid niet bereikt hebben, die zij bij onze Naburen, en zelfs bij de woestere Volkeren van ons waerelddeel, reeds beklommen hebben: de befchimpingen, die wij deswegens van Buitenlanders meer dan eens hebben moeten ondergaan , dulden niet dat wij ons verval hier verbloemen, of, door eene kwalijkgeplaatfte eigenliefde, voor onze eigen gebreken blind zijnde, de lesfen, die ons in deze verwijlingen zijn gegeven geworden, ons niet ten nutte zouden willen maken: Neen, Medeburgers l de Nakomelingen van Bato en Civins de Nakomelingen van een Volk , dat, nog geen eeuw geleden, met het oud Athenea gelijk ftond, den roem der wijsheid met den zetel van lUi- nerva up zljneu uudvaderlijken grond gevestigd zag, in eenen Hooft zijnen Tacitus; in Huco de Groot zijnen Solen en Lycurgus roemen mogt, en in eenen Hüigens eenen tweeden Newton aan de waereld leverde: De Nakomelingen van een Volk, dat, door onbegrijplijke werkzaamheden, de zee tot eene vaste woonplaats maakte en , zich agter onoverwinlijke bolwerken verfchanfende, den trotsch van den gewelddadigen Philips, na eenen oorlog van tagtig jaren, wist te vernederen; zulk een Volk, dat, in vernuft en werkzaamheid, voor geene Natie der bekende waereld behoeft te wijken, duldt zulke verwijtingen niet} maar is in Maat zijne trotfche verachters den mond te floppen, met aan de gantfche waereld te toonen , dat het van den geest zijner Voorouderen niet vervreemd ii, en flegts eenen enkelen A fpoor»  PROGRAMMA. fpoorflag van aanmoediging behoeft, om op nieuw zijn varnufÉ en natuurlijken aanleg tot Kunst, Wetenfchap en Vinding, als eene ichitterende morgenzon aan den gezigtëinder der in kunst geoefende Europefche waereld te doen opdagen. Als een Gouvernement de Konden en Wetenfchappen niet aanmoedigt, wordt de geest van de vernuftigfte Natie zelve uitgedoofd : als gewinzucht en ariftocratie zich alleen met hare geliefkoosde fpeelpoppen bezig houden, en tot geen ander oogmerk werkzaam zijn, dan om hare eigen inzichten te bevorderen, wordt een Volk, dat onder zulke fchandvlekken zucht, vernederd deszelfs energie uitgedoofd deszelfs vermogen uitgeput; en onder zulk eenen toeftand hebben wij eene reeks van jaren moeten zuchten; terwijl verdienften en kunde, in vreemde landen, en dikwijls zelfs door Defpoten, vereerd werden, werd de brave Vaderlander de man van verdienften, vergeten, veracht en met voeten getreden. Reeds te lang hebben wij, met onverfchillige oogen, de voortbrengfelen onzer Naburen, van kunst, fmaak en behoefte, tot nadeel onzer eigene Ingezetenen en tot uitdooving van eerzucht en induftrie, onder onze Landgenoten zien vertieren; te lang hebben wij geduld, dat vreemdelingen, om dat zij meer geoefend waren dan wij, boven onze eigene Landgenoten moesten worden voorgetrokken; te lang hebben wij de ontluikende vernuften, die in den behoeftigen kring der Burgerij geplaatst waren, fchandlijk verwaarloosd, en het Vaderland onverantwoordlijk de vruchten onttrokken, die hetzelve van hunne befchaving zoude hebben kunnen genieten. Dit alles werd lang opgemerkt, en federt het tijdvak van eene halve eeuw heeft het ons niet ontbroken aan edele menfehenvrienden; aan mannen, die hunne gaven, tot nut van het algemeen, aan de bevordering en den bloei der Kunften en Wetenfchappen edelmoediglijk hebben opgeofferd, aan kloekmoedige mannen, die, in weerwil van den ftroom eener verfoeilijke Ariftocratie, die Kunst en Wetenfchap niet langer befchermt, dan met hare belangens ftrooken kan; maar voor het overige hare rekening altoos bij de onkunde en de vernedering van een Volk gevonden heeft; die, (zeg ik) in weerwil van dit alles, de uitgedoofde , maar echter fmeulende vonken van het Bataafsch vernuft levendig gehouden, en tegen eene bedreigde uitdooving, tot hier toe, beveiligd hebben. Het is meer dan tijd, brave Landgenoten! dat wij ons veréénigen, om de pogingen van alle braven in ons Vaderland te onderfteunen; het is meer dan tijd, dat elk onzer naar de mate zijner gaven, bekwaamheden of vermogens, de handen in een fla, om op nieuw de Kunften en Wetenfchappen onder ons te doen herleven, de vonken van ons Nationaal vernuft te doen ontvlammen, de Kunften en Handwerken tot haren vorigen luister terug te brengen; Een tijdftip, waarin wij een Conflitu- lie te verwasten hebben, die alle üespotismus, Ariftocratie en Rigeeriagloosbeid met recht verfoeit, op de onveranderlijke Rechten »n Plichten van den Mensch zal moeten gegrond zijn, is het gun-  PROGRAMMA 3 gimftig oogenblik, waarin zulk eene Omwenteling in den ftaat onzer Kunst en Geleerdheid begonnen, en door de gunst des Hemels gelukkig kan volbragc worden. Onder alle Wetenfchappen, die bij ons meer of min beöeffend worden, zijn voorzeker de Wis- en Werktuigkundige in het grootfte verval; deze nuttige Wetenfchappen, waaraan de Handel, de Zeevaart, het beftaan van ons Vaderland alle hunne {roothcid verfchuldigd zijn, zijn bij het grootere deel onzer Landgenoten niet anders dan in naam bekend; en , wij zijn van goede Leerboeken zelfs zoo fchaars voorzien , dat men, zonder kennis van vreemde Talen, geene belangrijke vorderingen, in deze nuttige en noodzaaklijke Wetenfchappen, maken kan: Alle Europeefche Volken hebben, in hunne Moederfpraak, compleete Curfus; wij alleen misfen dezelve. Ondertusfchen zijn er geene Wetenfchappen, die meer invloed op Kunften, Handwerken en Zeevaart hebben, dan de Wis- en Werktuigkundige; zij vormen hetverftand, ontwikkelen het vindingvermegen en moeten de öndervinuing behulpzaam zijn, zonder welke dezelve een ligchaam zonder ziel is; groote Bouwkunllenaars, beroemde Veldneeren en wijze Staatsmannen zijn uit haren fchoot geteeld: Rn men zag nooit een vernuft, dat eene nuttige Vinding daarfteh'e, of het was in de School dezer Wetenfchappen gevormd. De Franfchen hebben , bij ondervinding, deze waarheid gekend de groote mannen, die wij bii den jongften oorlog, ten tooneele hebben zien verfchijnen, zijn hunne kunde verfchuldigd aan de meenigvuldige inrichtingen, die aldaar voorhanden zijn, om het Vernuft te ontwikkelen en het Verftand met nuttige kundigheden te vermeerderen. Als wij ooit wenfehen, dat Kunften en Wetenfchappen, Handwerken en Tratyken onder ons bloeijen en met vrucht bevoorderd worden, moeten wij de Wis- en Werktuigkunde onder ons, op alle mogelijke wijze, tragten te bevorderen; hier door kunnen wij bekwame Water- cn Huisbouwkundigen, groote Wcrktuig-Kunftenaars en bekwame Zeelieden verkrijgen. De overweging van alle deze dingen deed mij beduïten om, zoo veel in mijn vermogen was, tot de bevordering en uitbreiding dezer nuttige Wetenfchappen onder ons mede te werken, en in onze Stad een Instituut ter bevordering der Wis- en Werktuigkunmge Wetenschappen, met behulp en medewerking van edelmoedige menfehen-vrienden, en van alle die het welzijn van het Vaderland behartigen, te helpen oprichten. De Finantiëele toeftand van den Staat en van onze Stad laten voor als nog niet toe, eenig onderftand in zulke ondernemingen te verwagten , die geëvenredigd zij aan de welwillendheid in dezen , van de genen, wien het beftuur van de Burgerij is aanvertrouwd geworden. Hierom befloot ik om mii bij Requeste te vervoegen bij den Raad der Gemeente onzer Stad denzel- vcn mijn oogmerk open te leggen, en te verzoeken, op kosten van de Stad, van eene plaats en vuur en licht te mogen voorA 3 zien  4 PROGRAMMA. ïien worden: terwijl ik op mij zoude nemen , om, gedurende vijf agtereenvolgende jaren, driemaal 's weeks Les te geven in de Wis-, Werktuig-, Sterre- en Zeevaartkunde, volgens een plan, wiens korten inhoud hier onder volgt. Mijne pogingen werden met eenen gewenschten uitflag bekroond: de Raad der Gemeente gevoelde de nuttigheid eener zoodanige inrichting; ftond mij het gevraagde toe ; en authorifeerde mij bij eene publijke refolutie, om eene Infcbrijving te openen tot aankoop van Boeken en noodige Inftrumenten. Het is bij dit Programma , dat ik hier van aan mijne Medeburgeren kennis geef en alle beminnaars van Kunften en Wetenfchappen uitnodige, om op de onderftaande voorwaarde aan deze inrichting te helpen contribueeren. I. Oogmerk van dit Infiituut. Het oogmerk van onze inrichting moet dienen om bekwame Wis-, Werktuig-, Bouwkundigen, Sterre- en Zeevaartkundigen aan onze Republiek te leveren, de beocft'ening dezer Wetenfchappen voor elk Jongeling, die lust en bekwaamheid heeft, en door eene edele eerzucht gedreven wordt, op eene gemaklijke wijze verkrijgbaar te maken. Ce aantenemene Kweekeliiigen, zullen de eerfte twee of drie jaren in de Reken- en Meetkunst, de Driehoeksmeeting, Stéréotomie, Kegelfueden, Algebra, Differentiaal en Integraal Rekening en derzelver toepasfing op de hoogere Meetkunde en kromme Lijnen, grondig onderwezen worden. Na verloop van dien tijd, zullen zij naar hunne verkiezing of verdere beftemming in afzonderlijke vakken der toegepaste Wiskunde opgeleid worden; die gene, welke Huis- of Waterbouwkundigen of Kunltenaars willen worden , of zich op een of ander Handwerk zouden willen toeleggen, waarbij vernuft en kunde vereischt wordt, of die tot den Landüienst genegenheid zouden hebben, zullen grondig in het befchouwende en werkdadige van de Mechanica, llydrojlatica, Hydraulica, Optica en Bouworders onderwezen worden, en die zich tot den Zeedienst zouden willen fchikken, in de Sterre- en Zeevaartkunde. Zulks is het hoofdoogmerk, Medeburgers: dat, naar evenredigheid men beter (lagen kan in het verkrijgen van een behoorlijk Fonds, door den tijd nog verder zal uitgebreid, verbeterd en meer algemeen nuttig zal gemaakt worden. II. Over de Kweehelitigen. I. De Kweekelingen zullen uit den fchoot der Burgerij, en uit de respeétive Godshuizen, zonder onderfcheid van Godsdienst of poliücque denkwijze, onder de volgende voorwaarden worden aangenomen: i. Zullen zij den ouderdom van 14 jaren of daarenboven moeten bereikt hebben. 2. Be-  PROGRAMMA. 5 2. Behoorlijk moeten kunnen Lezen en Schrijven, en in da Rekenkunde tot den Regel van Drieën in het Gebroken moeten gevorderd zijn. j. Zij moeten, volgens hunne vrijwillige verkiezing, wel op aanrading, maar niet door dwang van Ouders, Voogden en Regenten , geplaatst worden. 4. Daar wij geenzints in het onzekere zouden wenfchen te werken, en als 't ware eenen onvruchtbaren grond beploegen, en dus ons oogmerk niet is, om Jongelingen, zonder keus, tot Kweekelingeti aantenemen; maar wel, om dezulke, waar in vernuft en gezond verftand doorflralen, eene gefchikte gelegenheid te geven, om nuttige Leden van de Maatfchappij en bekwame Voorwerpen te worden; verzoeken wij, bij dezen, allen die het mogte aangaan, hier op in het bijzonder acht te geven ; zullende geene Kweekelingen in het Infiituut aangenomen worden, dan die, welke van een mondelinge of fchriftelijke verklaring van hunne leerzaamheid en goed gedrag voorzien zijn. 5. Ouders, Voogden of Regenten, zullen zich moeten verbinden , om do Kweekelingen, binnen den tijd van vijf jaren, niet van het onderwijs te zullen onttrekken, en verpligt zijn te zorgen, dat de Kweekelingen, op de daar toe gefielde uuren , het onderwijs kunnen bijwonen. 6. De Kweekelingen zullen zich vlijtig te gedragen hebben, en elk jaar twee derde van de opgegevene oefeningen moeten hebben uitgewerkt, om in het volgende jaar tot het onderwijs en de lesfen te worden toegelaten; ten zij zij door ziekte daar in belet wierden; in welk geval alleen deze voorwaarde, naar evenredigheid van den verzuimden tijd, ten hunnen gevalle, zal kunnen verzagt worden. 7. De Kweekelingen uit Godshuizen, of kinderen van behoeftige Burgers, zuilen, zonder hunne kosten, in hetzelve geplaatst en van boeken en benoodigdheden voorzien worden; echter zullen Jongelingen, welke min behoeftig zijn , insgelijks kunnen geplaatst worden , mids hunne Ouders of Voogden hun de noodige boeken en gereedfehsppen bezorgen; en zoo de Ouders bemiddelde Burgers zijn, zullen zij 's jaarlijks nog de fomma van ƒ21, ten behoeve van het Infiituut, betalen. III. Over den vorm van het Onderwijs. 1. Drie uuren 's weeks, des Zomers en Winters, op dagen nader te bepalen, zal de Ondergeteekende les geven, uitgenomen in de zoogenaamde Vacantieweken en veertien dagen in het midden van den Zomer, welke de Ondergeteekende tot zijne dispofitie behoudt. 2. De lesfen zullen zoo wel de Theorie als He Praktijk bekelzen, en daartoe zal men zich van de beste Werktuigen voorzien en de beste Theoiiën voigen. A 4 s. Ia  f| PROGRAM M A. g. In elke les zal gerproken worden over eenlg onderwerp, naar aanleiding van de fchriftelijke of gedrukte les: Men zal eenige toepasfelijke voorbeelden, beredeneerd, oplosfen; voor h;t eindigen van de les den leerlingen gelijkfoortige voorbeelden leeren oplosfen, hun andere, van dezelfde foort, opgeven, om tggen de volgende les in gereedheid te hebben en uitgewerkt te vertoonen. 4. Men zal elk jaar, bij wijze van Examen, aan de Intekenaren het werk en de vorderingen van de Kweekelingen vertoonen. 5. Niemand zal bij het geven der lesfen tegenwoordig mogen zijn, dan die, welke door hunne vrijwillige Intekening , aanj de daarftelling van het Inftituut gecontribueerd hebben. Zie daar, waarde Medeburgers! ons Plan en oogmerk ul. in het kort voorgedragen, hetzelve is uitgebreid en heeft onderfteuning noodig: Zonder goede Inftrumenten en liockcn kunnen wij geene groote vorderingen maken, de cerfte hebben wij inzonderheid noodig om onze lesfen van wezenlijk nut te maken; hetgeen wij echter van tijd tot tijd noodig hebben, is in geenen deele zulk eene groote fom, of zij zal door geringe giften geinaklijk kunnen bijééngebragt worden. Wij noodigen u dan uit, veel geachte Stadgenoten, om, op de volgende billijke voorWaarden , door eene vrijwillige Intekening ons in onze pogingen te onderfleunen. 1. Men zal, voor zoo groote of kleine Jaarlijkfche toelagen, Intekenen als men goedvindt, en zal de geringfte gift niet dankbaarheid ontvangen worden. 1. Zoodra de Intekening ver genoeg gevorderd is, om werklijk een aanvang te maken , zullen de Intekenaren verzogt worden eene Comrnisfie van drie perfoonen aan te Hellen, aan wien de intezamele Penningen zullen worden toebetrouwd. 3. Deze Comrnisfie van het Financieëlc zal 's Jaarlijks de Ingetekende toelage inzamelen, rekening van de In- eu Uitgave houden, de gevraagde benoodigdheden leveren, zonder over de al of niet noodzaaklijkheid van dezelve met den Ondergetekenden in verfehil te kunnen komen. 4. Zij zullen eene lijst van de aangekogte Inftrumenren, onder hunne berusting houden, welkp Inftrumenten de Ondergetekende tot zijne dispofitie zal hebben, dezelve behoorlijk conferveeren en zich voor dezelve verantwoordelijk Hellen. 5. Bij het verloop van elk jaar zal aan de Intekenaren bij het examen der Kweekelingen, den ftaac van het Finanticele, benevens eene fpecificque lijst van den ontvangst en uitgave worden voorgelegd, op dat zij daaruit beoordeelen mogen , wat gebruik van de gecontribueerde Penningen in elk jaar is gemaakt geworden. 6. De  PROGRAMMA. 7 fi De Comrnisfie van het Finantiëele zal gehouden zijn dit werk, provilioneel, zondes eenig falaris te gemeten, waartenemen. 7 Indien onverhoopt het Infiituut mogt te niet raken , zullen de ingekogte Inftrumenten ten voordeele der Intekenaren, welke tot op den dag der vernietiging 's jaarlijks hunne toelagen hebben blijven contribueren, verkogt worden : Doch niemand der Intekenaren, noch de geheele masfa van dezelve, zal, zoo lang het Infiituut in wezen blijft, deszelfs vernietiging kunnen eisfchen; de ingekogte fnflrumenten blijven in dit geval het onfehendbaar eigendom van het Infiituut. S Men betaalt bij de Intekening niets, maar als de Intekening ver genoeg gevorderd is, zal men tegen den tijd dat de Lesfen een aanvang zullen nemen, de fom waar voor Ingetekend is geworden, tegen overgaaf van quitantie inzamelen. 9. De Intekeningslijstcn leggen van nu af, op de volgende plaatfen in gereedheid. i Des Vriidags avonds OP de Gehoorzaal van het Bataafscb Genootschap , voor de refpeaive Leden en Toehoorderen. s. Des Maandags avonds op de Chcmirche Lesfen van den Burger H. W. .Rouppe, Med. Ducter en Cbemia Lecïor. 8. Qp de Kipflraat in het Pbyfscb Cellcgie, bij den Burger H. CoRNELDER. t Ten Huize van den Ondergetekenden, in de Wijnbrugftraat, Wijk A., No. 39S , van 's morgens 9 tot