PORT. M ü.   UITSPANNINGEN. FORT. M U. i   UITSPANNINGEN IN LEEDIGE UUREN, gewyd AAN ZEGEPRAALENDE HELDEN op de DOGGER SB ANK. 4ek <5*n AUGUSTUS 17SI» Tweede Druk.   VOORBERÏGT. Zie. daar waarde Stal en,. Landgenooten! Ziedaar myne uitfpanningen in ledige uur en, welken tevens ook de eerjle vrugten myner dichtlieven \e overdenkingen uit- SM. Nog nilrimer de Dichtkunst beoefFend hebbende en evenwel eene meer dan algemeenen zugt daar toe gevoelende, wierde ik aangefpoort myrie geringe vermogens desweegens te beproeven: ■ myne liefde voor het Vaderland deed my een onderwerp verkiezen tot nagedachtenisfe van onze Zegepraalende Hel. den , welken zig op Doggersbank den 5den Augustus des voorleden Jaars, zo manmoedig als roemryk, tegens de Britten gekweeten hebben. — Een onderwerp dat wel veel bezongen , doch zo lange 'er Dichtvuur in Vaderlandfche-aderen zwelt, nimmer afgezongen k* mmmm a 3 Moogeri  VQORBERIGT. i Moogen myne geringe poogingen uwer goedkeuringe eenigzints wegdraagen, zulks zal my tot verdere beoePning der eedle Dichtkunst aanmoedigen. ANNA DIERSEN. AMSTELDAM ■ 17.3 82. AAN  AAN II E T VADERLAND. Geluk myn dierbaar Vaderland! Geluk! beroem U in Uw Helden; Dat elk om ftryd Hunn' lof vermelden! Hunn' roem weêrgalm van ftrand tot ftrand! Zaagt ge U door rovers fnood befefcgd? Wierd Uwe vlag trouwloos gefchonden? Zy, die te ftout zulks onderwonden, Zyn door hunn' heldenmoed verjaagd. De trotfche Etit, hoe fterk in magt, Was nog te zwak tot zegevieren; Hun vlugten vlegt' U eerlaurieren! Tot fchande voor hun nageflagt. Beur dan blymoedig 't hoofd omhoog! Der Vaadren God is nog in leeven, Hy, die U nimmer heeft begeeven, Hond (leeds op U een waakend oog! A 4 AAN t  AAN DE ZEEGEPRALENDE HELDEN ''^^oortrefiyk Heldenheir! die voor ons Vaderland, Door uwen Heldenmoed de glorirykffe zeegen Op 't Britfche moordgefpuis roemruchtig hebt verkreegen; Zie hoe 't ontftooken vuur op *t heilig altaar brand: 't Altaar der dankbaarheid geftigt in 't Neérlands hart, Waar op de Vryheid zelv' het offer doet ontbranden, En 't genrig wierook zwaait met haare blanke handen, Ter eere van uw moed, die 'sVyands woeden tart. Vergund myn zwakke nimf, ó zuilen van ons Land! Om mtt een dankbaar hart uw heldenroem te zingen; Laat me in d' omftaudigheên van 't bloedig ftrydperk dringen, Die uw tot eeuwige eer maar Engeland ftrekt tot fchand! Hoe OP DE DOGGERSBANK.  Hoe kookte uw heldenbloed, toen gy des Vyands magt, Op rooven afgericht, vjrwoedend aan zaagt komen? Hoe wierd elk vlootlings hart tot flryden ingenomen, Op 't zien der Britfche vloot, met ongeduld verwagt. Geen trotfche overmagt verdoofd hun neren moed; Elk is ten ftryd gereed en wagt op 's vloodvoogds teken: Daar gaat de bloedvlag op! nu zal men zig gaan wreeken! Elk zweert voor Neérlands heil hun Iaatfte druppel Woed. Men brand de (lukken los, het fchriklyk vuur barst uit, Hoe kraaken zeil en touw by 't fnorren van de kogels! Dan niets verdoofd; den moed, der dappre watervogels, 't Is fneeven of triumf! dit blyft hun tast befluit. Men vegt met leeuwenmoed; het dondrend moordgeweer, Zaaid reeds op ieder kiel een aantal heldenlyken; Nog weet dien eedlen (loet in 't minst van geen bezwyken, Gefterkt door d' Oppermagt, in 't ftryden voor 's.Lands eer. A 5 Maar  Maar zagt!J-wat naare kreet! - word ginds een kiel vernield? Ach neen! — 't is Bentinck door 't moordgeweer getroffen1 —. Ily vald — ter dood gewond! — men ziet hem nederpIofFen! — Nu word elk vlootelings hart met nieuwe wraak beziel.). Men geeft elkander moed, elk valt met nieuwe kragt Wéér op de Britten aan, die na een hevig firyden Wel haast den moed ontzinkt; zy deinzen reeds Kr zyden} Straks neemen zy de vlugt voot Neérlands heldenmagt.' Hun vloodvoogd geeft reeds fein! dien trotfche Admiraal, Den dienaar van een volk dat ons zo lang deed zugten Moet nu, wat blydfchaps Hof! naarChattams ree gaan vlugten I Myn Helden! gy verwint, wat eedle zegeprat!. Nu hoort men 't bly hoezé van Neérlands wakkre vloot, Keert dappre Helden! keert ó trouwe vlootelingen! Hoor ons in de Amfteiftad uw reeds ter eere zingen: •Dank zyjder Vaadren God! die uw zyn byfland bood. Hoe  Hoe blyde omfangt men Uw, doorluchte HeldenftoetJ Triumf elk roemt om ftryd uw dapper zegepraalen; De Zon van uwe roem zal nimmer nederdaalen, Men eere eeuw in eeuw uit; uw trouw en heldenmoed. Gaa voort doorluchte ReÜ voleind 't begonnen werk, Blyf aan den trotfche Brit de eedle blyken geeven Dat uwer Vaadren moed Hun kroost is bygebleeven, Verdeedig verder de eer van Vaderland en Kerk. O P  OP HET SMARTELYK AFSTERVEN VAN DEN HOOG EDELEN WELGEBOREN HEER, ' WOLTER JAN GERRIT BARONBENTINCK, SCHOUT BY NACHT VAN HET EDELMOGEND COLLEGIE TER ADMIRALITEIT VAN AMSTELDAM, GENERAAL ADJUDANT VAN ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, ALS ADMIRAAL GENERAAL; OVERLEGDEN AAN ZYNE BEKOMEN WONDE , IN DEN ROEMRUCHTIGE ZEESLAG OP DOGGERSBANK, DEN 5