BYVOEGSÈLS E N AANMERKINGEN VOOR HET DERDE DEEJU   BYVOEGSELS E N AANMERKINGEN VOOR HET DERDE DEEL SER VADERLANDSCHE HISTORII VAN JAN WAGENAAR. door M'. H. vanWïn , M'. N. C. Lambrechtsen M». Ant. Martini, E. M. Engelberts en anderen. v "L'Ex te AMSTERDAM, 7y JOH ANNE S AL L ART, M D C C X C.   BYVOEGSELS E N AANMERKINGEN OP HET DERDE DEEL. BI. 4. r. 19. „ Zeeland Bewester Schelde, Tiet geen onder haar, (Margareta's) en onder Floris Oppergebied,geoordeeldwerdt tebehoaren." Het woord demaniim, 't geen hier onze Wagen, op den kant aanteekent, en door oppergebied vertaalt, fchynt my, in het aangehaald Verdrag (ö)* tvveederlei beteekenis te hebben; voor eerst, die van Oppergebied zelve, {dominium dire&urn) 't geen ik, behoudens allen eerbied voor onzen treflyken. Schryver, aldaar toegekend vinde, niet aan den Voogd Floris die hulde moest doen, ' maar aan de Graaven van Vlaanderen, wien deeze hulde moest gedaan worden (P)~. ten (a) Zie breeder nvfr liet zelve HuydKC. op Stok?;. 2 D. hl. 302 m mlgg, VtUL de imvufeud. Vlendr. p. 65. Kluit H'ftor. Crit. Hol'. T. i ?■ 015. fiü-f Cod. Diplom, p. 693 et C94. Meerman ï.eeveii van Kou. WlM-SM. 2. O bl, 259. (b) Martbhb et ÜURArtD Tttfimri Anecdot. T. j. f. 1074. Col. 2, D. A  1 BY VOEGSELS en ten anderen , die van de Voordeden en Inkomsten, aan het Oppergebied gehegd, (dominium utHei); (V) welke, by het Verbond van den jaare 1168 (d), tusfehen de Vlaamfchc en Hollandiche Graaven gemeen gemaakt waren, doch waar in, nu, die verandering kwam, dat ook de Vlaamfch© Graaven van haar aandeel, ten behoeve van deezen Floris afzagen, en hem, daar mede, als een Vlaamsch Leen , verlydden , terwyl hy het Ilollandfche deel zou bezitten, in hoedanigheid van Voogd over zynen minderjarigen Neeve, Floris V, die op de wettige inkomsten zyner Voorzaten, Graaven van Holland, gegronde en erflyke aanfpraak hadt. Eene fchikking, volkomen ovcreenftemmende met de wetten en gewoonten van die tyden; in welken, aan hun, diende Voogdy, of guarde noble, over minderjarige Landheeren, en derzelver gebied, wierdc toebetrouwd, ook, geduurende dien tyd, de inkomsten van der Vervoogden goederen wierden toegelegd , 't zy met , 't zy, zoo als hier, zonder uitkeering van een gedeelte derzelver aan den Leenheer ; voor al het welke zy weder vcrpligt waren, den minderjaarigen te doen opvoeden, hem en zyn land, ook met de wapenen, te befchermen, en alles te doen, 't geen men agten koude, dat dceze. by zyne meerderjarigheid, tot nut zyner S taaien, zelfs zou gedaan hebben (e). BI. (e) 1. c. T. 1s75- (d) Vadert. Hifi. ie. D. hU i%\ *n to-Vj. O) MiKjus. Gr. Ci. h. Ie. D. /,!. en Cburt. mag*. /t<£. JoanV. Art. S, 4«t 5. Vlli.ij llift. dt Fr. 'U. 6. ƒ>. Sxc-  Aanmerk, op het hl deel. $ Bl. 5. l vu „Floris — yerfchöof zynhuwelyk met Margareet van Vlaanderen, — zonder dat men 'er de reden van weer.." Men getuigt, dat zy, by 't aangaan des Verdrags,. flegts 9 jaaren oud was (f), en Floris llierf nog geen anderhalf jaar hier na. De, by Wag. vermelde, Bevreediging met Vlaanderen gaf, wyders, aanleiding , dat 3 op den 12 Juny 1257, te Bodegraven, door voornoemden Graave G u y , en Graave Otto III van Gelder j als goede Mannen, zekere uitfpraak gedaan wierdt, tusfchen Bisfchop Henrik van Utrecht, met zyne helpers, aan de eené , eii den Voogd Floris, Gysbert van amstel en hunne helpers, aan de andere zyde (g). By deeze uitfpraak' wierdt de Oorlog, welke men uit dit fluk ziet, dat, ter zaake yan Koning Wille-m, en andereni ontftaanwas, en nu nog duurde^ in dier voege, voornaamlyk , bygelegd \ j3 dat de Bisfchop, en Heer Floris, van goeder harten, met den anderen verf, zoenen zouden; dat de wederzydfche gevani, genen,onderbehoorlyklosgeld,zoudenwor- den ontflagen ; dat de Burgers van Utrecht ^ „ nadien zy den Koning, en zynen Broeder „ Floris, zwaarlyk beleedigd, en oorzaak „ toe Stoke, 4e. B, v. 12,, zïeï hier op, als hy zegt van Fioiiiis den Voogd, „ Au al den geedtn Jloecb bi de bant, „ Eu dede en liet , v>M bi woxds, „ Als een- Lantshere doen zoude.'' ff) Botkens Tropbeés de Brab. T. i. f. 33^ > et lajjbac3eb." de Ezped AlUrti. I. §. 27- » P. 7''-* ■rg) Mieris 1. c bl, 319 Alwaar ook eeaigo HêUetó vao Floris, bl, 320. Col, 1., genoemd worden. A x  4 BYVOEGSELS en 3j tot den oorlog gegeven hadden , aan den ,y laatstgenielden i5ooKculfche marken zouden „ betaalen, en, teffens, afzien van allen aans, fpraak, op 't geen wylen de Koning, en s, zyn Broeder, hun nog fchuldig waren; dat i9 de Bisfchop de aanhangeren van Floris 3, niet partydig behandelen, maar op hunne ^ aanklagte goed regt doen zou ; dat de „ opgegevene Leenen, weder door de Leen 3, heffers zouden ontvangen worden ; dat „ Gyselbert uit den Goije en Gy„ felbert van Amjlel, met 500 van de „ hunnen, in wolle gekleed, en barrevoets, „ den Bisfchop om genade bidden, en die, „ daarop , verkrygen zouden , mits zwees, rende hem getrouw te blyven; dat ook „ de Graaf van Bent hem (die gevangen was) „ zou vrygelaatcn worden, maar teffens „ zweeren, den Bisfchop, over geleden hoon, „ nimmer te beleedigen; dat de wederzydfche ., Bannelingen herroepen , en in 't hunne ~}> hcrfteld zouden worden." Onze Schryvers hebben van dit geval geen behoorlyke kundfchap gehad. De oorlog, van welken hier gewaagd wordt, is, denkèlyk, wat Koning Willem betreffe, gefprooten uit het werpen, met een flecn, naar hem, en, mooglyk, ook naar zvnen Broeder Floris, toen de Koning zig, kort voor zyn' noodlottigen togt naar Friesland, te Utrecht bevondt (h). Bl. 6. r. 12. van ond. „De jonge Graaf— Hftrdt opgevoed, door zyne moeie, Aleid." (ZO Wag. Vad. Hifi. 38. D. bl. 393» Meermax /. t. 2 D. bl. 279-283.  AANMERK, op het III. DEEL. 5 Zy was, na 't overlyden van haaren Broeder Floris, de naaste Bloedverwante, en dus geregtigde tot de Voogdy; die haar daarom, noch door Elisabetii van Brunswyk, Koninginne Weduwe van Willem den He. en moeder van Floris V, noch doorzyne ,. Grootmoeder, Magteld van Braband, Weduwe van Florens de IV (welke mede de Voogdy over haaren Zoon, Willem den II, nietlchynt gcoeffend te hebben) wierdt betwist. De eerlïe dier Voifcinnen ftierf eerst in 1266; de laatstgemelde in 1267. Zy hielden zif beiden hier te lande op; en, wyl zy verfcheidenc Charteren van Aleid ondcrtcekcnd hebben ftrekt dit tot bcwyz van onderlinge Vriendfchap. Men wass, misfchien, overeengekomen , dat de Koningin haar Dochtertje, Magteld, by zig zou houden; immers men leest nergens, zo"ik meen, dat Aleid mede de opvoeding van dat Kind op zig nam. Bl. 6 r. 7 v. o. „ Zy (deedt) het Kind, zo dra mogelyk,in de Wah'che en Umtlchc fpraaken, onderwyzen." (k) In onze thans vereenigde Gewes- CO Méermam !. c 2 d. bl. cos en 096. (i) Ik hatS in deeze aantcekeniog ros kunnen aanmerken, dat volgens Stom, 5c. B. v. 68 , Aleid den jongen Floris ' „ Dede veel ter fooien gaan „ Walscb tn Dietseh leeren wel." Door ter fcole gam verftaa ik, aldaar, beuoorlyk nnderwyz »»ven in slie , den jongen Vorst benoodigde, Wetenfcfaappen. Men e t ve -llixt, deezen naam aan 't onderwy^ der Vorsten, om dat. 'fiud'y.'s, verfchciden jonge Kdelcn te Tarnen met hun aan 't Hof Werden opgevoed, 't geen ik, elders, zal ragtcn te betoogen (zie midlerwyl, nu Ch^sne Rer Francicar. 'I. 3 P 389 > en du Cange op Scbolarcs , in GUtfur.). In dc Hoo'gduitfche uitgave van den geestryken Roman , Reyneke de Vos, ten jare 1498, noemt de Overzetter, Heinkik von Amcmer, Zig dan eens ., lehr-und Hofmeijler," clan ,, Seolemeifler, en Tuchtierer des eddelen dogentücken Vorften imd Herten , ,, Hertogen vovi Lotbryngen," 6&, Zie de Uitgave van Goitjcheden. Pirred. bl. 4 > en bl. S0-i'ï. A 3  BYVOEGSELSem westen, in een deel van Braband en Vlaanderen, in 't Gülikfche, Akenfchc, en de Landen ver-r der op, en over, den Ryn, werdt httD.uitsch, (want dat was de gewoone naam van het geen men nu Hollandscji noemt, om dat wy een deel van Duitschland uitmaakten,) met veel meer overeenkomst van woorden, en tongval, dan tegenwoordig, gefproken: maar, in het overige deel van Braband en Vlaanderen, als mede in Henegouwen, (daar Aleid gehuuwd was geweest) in Artois, in Luxemburg en 't Luikfche, met één woord, in die Nedcrlandfche Gewesten , die naast aan Vrankryk grensden, (prak men, gewoonlyk, de taal van dat Ryk. Een taal, die reeds lange was aangekweekt, door het ftudeeren van de jeugd te Parys en elders in Vrankryk, door den onderlingen koophandel, door de echtve-rbintenisfen der Grootcn enz., en die, byzonder in de 13e eeuw, niet alleen in de meeste Hoven van Europa, maar zelfs in do Staatsvergaderingen, was doorgedrongen. De Charteren der Ëuropifche Volkeren kunnen dit, met veel voorbeelden, bewyzen. De Engelfchen, aan wier Koning Eduard den Men , onze Floris het weder vinden van zyn Vaders Lyk , ten jaare 1282, in de Franfehe taal bekend maakte (7)., dec.den in 't Parlement te Norham, ten jaare 1291, hunne aanfpraak, aan de Scheten, mede in die taal; (m) en hertog Jan de Ie. van Braband, de Zeeuw» fche Edelen en onze Floris handelden ook irj ff) VaitrU Hij. s*. d. m. co. (v) R*ME Hifi. ©f £ii£i. Vol. 2. Seft. 13.  AANMERK, op het III. DEEL. 7 in dezelve, ten jaare 1290, over 't ontflag van den laatften uit de Vlaamfche gevangenis; waar van nader. Beiden dan, enDuitsch, en Walsch , behoorden , reeds in den tyd van Floris, tot eene goede opvoeding (n). Bl. 6. 1. r. Voogdesfe van Holland." Schoon het zeker genoeg fchynt dat Zeeland, ten deezen tyde, fomtyds onder den naam van Holland begrepen wierdt, noemt zy zig fomtyds ook Voogdes van Holland en Zeeland (0). Bl. 7. r. 11. „Henrik —overleedt kort hier na." Hy ftierfop Ie. van Sprokkelmaand 1261 (p). Zyne Weduwe, Aleid van Bourgondie, wist, met geld en flimme treeken, de naaste Bloedverwanten, waar onder Otto den 3e., Graave van Gelre, bygezegd met den P'aardsvoet, of den Kreupelen s en zynen ondeugendcn " Broe- (•») Zo verhaalt Hkmricoürt , dat Wilhelme de W\roux, een voornaam Luyksch Edelman van deezen tyd, in zyn' jeugd, by den Heere van Heers, een aanzicnlyk. Ridder in woonde, om Duitscb te leeren en een Ridderlyke opvoeding te verkrygen f peur apprendre Honncuf et Tiexhe.) Hy was Voorfnyder, of Efcuyer trancbant, van de Vrouwe van Heers (jeilloit 'devant /jr.), Zie Miroir de üasbaye. f. 303 et 304. Zo waren de tyden. (0) lliflor. Crit. Heil. T. 2. p. ft. p. 734; 735 ctert (*) Zie zyn Graffchrift by Butk. 1. c. T. 1. f. a6"7. en Anonyra. de reb. Brabant. Loo. van Vei.th.km QSpieg. Hiji. p. Si en 5".) is de eenige der Ouden, die de reden van 't verfchil met hem opgeeft, maar zeer duister, zynde,boven dien, den tekst bedorven. Men leest, in de gedrukte Uitgave van dat boek, onder anderen, decze woorden. Mtttien Jan dit west verdroecb. *t geen onvériraanbaar is. Het Handfchritt der Leidfche Bibliotheek, waar na de uitgave gefchiedt is, heeft, zie ik, voor West, het woord Veest i en de zin is dan, Jan ligte de vuist op. Die Jan , gezegd van Eyke , fehynt de eerste gelegenheid gegeven te hebben tot de Vegtparty, tmfclien de Brabaaders en Hollanders, die onder het dobbelen ontftaan was, en aanleiding gaf, dat de Hertog federt hef land moest ruimen. A 4  3 BYVOEGSELS en Broeder , Henrik, Bisfchop van Luik, van de Voogdy over 's Hertogen minderjaarige Kinderen, te ontzetten, (q) Om deezen zeiven tyd Honden een deel Hollanders op tegen de Voogdy van Aleid van Henegouwen, en koozen5 na een pooz onder den anderen gevogtcn te hebben (r), niet alleen Otto, maar ook zyn' gezegden Broeder, tot Voogden; die beiden, denkelyk, niet lange (kaalden . om herwaarts te komen, ten einde alhier te verkrygen, 't geen hun in Braband gemist was. Men kent van Aleid geen kater Charter, dat ik weete , dan van 2 November 1261 (V); maar, nog op 4 July 1262, verklaarde Koning Richard haar met de Voogdy over deéze Landen verlydt te hebben (t). Na dien tyd, ontmoet zy my in de Chartres niet meer, als Voogdesfe. In een ftuk van 28 April 1264 (u), heet zy, eenvoudig, „ voorheen Gemalïnnc van Heer „ Jan van Avesnes", en, in een ander, van den 20 Juny 1264 (y), getuigt zy zelve , toen geen Voogdes meer te zyn. Ik zou, om die reden, als mede vvyl Otto, en HêNrïk van Gelder , reeds in een brief van den 10 July 1263 (w) , dooiden Abt van Middelburg, Voogden van Holland en Zeeland genaamd worden , liefst den- ff) Helu, Limburgfchs Oorhg. MS. Ie. E. v. 1740 en volgg. (v) St.-ikf. ba v. v. 76 en vatgg, \s) Kluit Gd. Diplom p. ?6z.' (t) Mikr. Ch. b. f. 338. O) I- e. (o) I. e f. 339. («0 Kluit co*, p. 765.  AANMERK, op het III. DEEL. 9 denken, dat die flag (x) en dontzetting van Aleide uit haare Voogdy, waarfchynlyk, tusfchen 4 July 1262 en 10 July 1263, zal gebeurd, en Floris de 5e., nu zeker nog minderjarig, onder Gelderfche Voogdy geraakt zyn: een Voogdy, die, tot zyne meerderjaarigheid , aanhieldt (y), en, geduurende welke, Otto de hand wel kan geflagen hebben aan Aleids Bruidsgave , (zoals Stoke ergens zegt,) maar zo egter, dat haar federt, 't land niet zal ontzegd geweest zyn. Immers ik vinde haar in de Abdy van Koningsfeld, by Delft, in den aangehaalden brief van 20 Juny 1264. Bl. 9. r. 8. „ 't Is — waarfchynlykst, dat Graaf F^loris, 'in 't jaar 1269 0/1270, toen hy den Ouderdom van vyftien of zestien jaaren 'bereikt hadt , de Regeering aanvaard heeft." dLerlte bekende brief, in welke Floris, als werkelyk Graaf van Holland, bevelen geeft en zegelt, is van den 10 July 1266 (z). En men zal 'er, hier onder, nog verscheiden van hem, voor 1269 of 1270 vinden (a). Maar volgt nu hiér uit, dat Floris, op dien 10 July 1266, zelf de Regeering in handen nam , en dus , ten deezen opzigte, meerderjaarig was? Ik geloove neen: Want Flo- Ot) Die Slag viel voor op St. Vincentsdag, d: i: den 22 van Lo&wma'Snd. Zie Clercq der L. Landen bl. 14V (ƒ) Stoke 4. B. V. 156-160. (e) Uit het MS. Register der Tienden, enz. ter Rekenkamer vnn Zeeland; I.oquet 116-117. Ook uitgegeven by Kluit Ccd. Diplom, p. 771- ' a) Van 23 Oclob. en 19 Dec. 1366. by Mier. I. c. f. 344. Van 31 Dec. 1266. aptid Kluit Cod. Diplom, p. 772. Van 14 Jan. 1:66. (1276) by Mier. f. 342. Van 14 Juny, 13 July, üa OSt. en 7 Decerab. 1268. 1 c. fel. 346—343, A 5  ia 1YV0EGSELS en Floris "V., geboren in of omtrend Sept. 1254, geduurende 't beleg van Valenciennes, hadc, (b) dierhalven, op den 10 July 1266, zyn twaalfde jaar nog niec bereikt. Ook vindt men , dat zyn Zoon, Jan de Ie., onder de Voogdy van Wolfert, van Borfelen, op eigen naam, fomtyds, privilegiën gaf (c). Jaa onze Floris de V, (om by hem te blyven) huuwde, naar leiding van Stoke's verhaal (d), voor zyne meerderjaarigheid (waar van ook Wagen, nopens andere Vorsten, elders, bewyz bybrengt.) (e) En is het te vermoeden dat dit huwlyk voor zyn twaalfde jaar zal gefchied zyn ? Vraagt men my dan, op welken tyd onze Graaven tot het aanvaarden der Regeéring, in deeze en vroeger tyden, bekwaam, en dus in dien zin (want 'er waren verfcheiden foorten van meerderjaarigheid (f) in leen en onlecn) meerderjaarig wierden , ik betuig, rond uit', en na, dikwyls, de gedagten van kundige mannen, ook van wylen onzen grooten Wag. Cg), te hebben ingenomen, my zelve, omtrend deeze Hioeilyke (lof, niet genoegzaam te kunnen voldoen, 't Kan zyn, dat 'er geen Landwet van geweest zy, en men zig, ten deeze, naar de vermogens van den geest en lig- (£) Meerman se. D. bi. 107. en /. e. Kluit Coi. Dipl. bl. ?86- Stoke 3e. B. v. 1479—1501. fc) Mieris 1. c. bl. 799. (d) 1. c. 4e. B. v. 140—162. ea Clerc der lage Lauden, bl. 149- (e~) Brieven l. e. bl. 160. C/5 Saxen Spieg. van 1498. by GROTEN, bl. 15. C. 8. e» is een vrel «uder Mö. van dat Werk, onder my. C. 144, (jr) Britven. IN' . 49 en 50. bl. 156—161.  AANMERK, op het III. DEEL. 11 j'igchaame der Vorsten fchikte, welker beoordeeling van hun, die 't gezag in handen hadden, veel zal afgehangen hebben. In de aanteekeningen op Helu, welken ik meermalen heb ingeroepen, zal ik breeder over dit punt handelen moeten. Bl. 9. r. 12 van ond. „Floris —droeg hy 't bewind over Zeeland op." Dit gefchiedde egter eerst op den 30 Mey 1472; (h) en, dierhalven, na den hier volgenden Kennemerlandfchen Oorlog, en geduurende den West - Friefchen. Bl. 13. r. 11. van ond. „ Jan Persyn." Hy was Heer van Waterland en, denkelyk, zeer op zyne Onderzaten gebeten, wyl deezen Üg met de Kennemers verbonden hadden, 't Btykt, egter , uit een nog overig zynde brief, van 30 Dec. 1275, dat hy zig toen, met hun verzoend hadt, en zy verfcheiden voorregten van den Heer* hadden weeten te bedingen (ij. Bl. 14. r. 11. van ond. „ Heer Nikolaas van Kats , dien fommigen ook voor eenen Voogd van Graave Floris den V. gehouden hebben" In gcïyktydige (tukken, is hy my, als zodanig, nimmer voorgekomen. Bl. 17. r. 2. van ond. en volg. „ 'tSchynt, dat — Vrouw Aleid — hem (Floris V.) &l dit oorlogen — ontraaden hadt, en dat Hy, hier om, ongenoegen tegen haar hadt opgevat." enz. De ongenoegens, die Aleid het land deeden ruimen, hadden, voorna- men- (20 Mier. 1. c. bl. 362. Vaderl. Hift. 3 d. bl. 17. Qj Mie». /. c. bl. 379, zie ook bl. 423 en 434.'  19 BYVOEGSELS en menlyk , een andere oorzaak, üic twee brieven, beiden van 3 Maart 1277 (1278), by welken (k) Jan, gekoren Bisfchop van Utrecht, aan Graave Floris beloofde zig in alles te zullen gcdraagen naar den raad der Heeren Jan van Kuyk en Gysbert van Amsïel, (die zig weder geheel naar den wil van den Graave zouden fchikken) bedingt de Graaf ook hulp tegen s, zyne bloedverwanten van Henegouwen, }, Florens en deszelfs Broeders," en zen, 3, dat de oncenigheid ontdaan (was , 'ter „ zaake van Festingen, die Floris in „ 's Graaven Land gebouwd, of zig, door „ anderen, hadt doen geven; als mede om s, eenige anderen (toen) bekende redenen." Men vindt, in der daad, dat, op 25 juny 1273, 't Geflagt der (7) Edelen van Arnemuidèn eenige goederen, in tiende en Amfoagt, Land en Hoflieden befbande, aan Florens vertigtren ; dat, voor en na dien tyd (m), v Die Zelündre , mit ftride." (*) Leez Grapt en zie Huybec. /. e, bi, 329,  AANMERK, op het III DEEL. 21 genoemd worde, om dat hy, aanhoudend, de grootfte kloekheid betoonde , wierdt, eindelyk, na de meesten der Zynen verflagen, gevangen of gevlugt waren , zyn banier geveld, zyn paard onder hem gedood was, en hy, zwaarlyk aan het hoofd gekwetst, te voet, midden onder de Vyanden ftondt, door hulp van zyn' Bloedverwant, (fchoon van 's Hertogen party) Arnout, Graave van Loon, verkleed, en op een ander paard, heimelyk, van het Slagveld vervoerd. By dit vervoeren , viel hy onder een Bende Brabanders, die hem voor een gewoon Ridder aanzagen en opbragtcn (c). In 't vervolg, herkend zynde, wierdt hy naar Leuven ge-i bragt; daar -de .Schryver , die dit laatfle verhaalt, hem zegt gezien te hebben (d). Hy bleef, tot het ■ bovengemeld Vredesverdrag, in hegtenis. Bl, 42. r. 7. van ond. „ Ook vindt men, dat di Graaf, in den jare 1290 twaalf voornaame Heer en }tot Ridders van S. Jacob verhief." Zonder deeze Riddermaaking, tegen te fprekenzo als fommigen doen , moet ik egter belyden, dat my dezelve nimmer in een gelyktydig Werk is voorgekomen, en ik, altyd, te vergeefsch gezogt hebbe naar het zo gezegd Register der Ridderfchap, waarin Mirjeus , by Wag. aangehaald, dit zegt te hebben gevonden (e). Bl. 43. r. 1, „"De Stigtfche oneenigheden verCe) Hbi.u. 1. c. ae, B, v. 15So. en volg.; v. 2690 en volg. v. 5054. cn volg. t (d) HócSEMIus de gest. Bpiscop: Tungr. Tom. 2. p. te) Zie ook Reigersb. Befcbtyv. v. Zeel. 2 D. bl. 89 ; en MiERis /. c. ré. ü. bl, 524. B 3  SS B YVOEG S ELS en vereffend zynds," • Boven de Stigfehe gefchillcn, by Wag. opgenoemd , waren 'er nog andere te vereffenen geweest. Bisfchop Jan van Nassau, fchoon, byna geheel, van Floris afhangende, fchynt niet alleen de aflosfing der gelden, door dien Graave, ten behoeve van hem en 't Stigt opgefchooten, geweigerd, en een oproer in Amersfoort verwekt te hebben, maar was tot de Wapenen gekomen. Op den 9 van Oogstmaand 1284, zwoer men door bemiddeling der, toen' hier zynde , Engelfche Gezanten , de zaak aan goede Mannen over te laaten ; zonder dat my 't gevolg van dien gebleeken is. Doch toen de Bisfchop , op den 19 Mey 1285, in den Hage kwam, bekende by de wettigheid der fchuld en de vriendfehap wierdt hei'field. Die Kerkvoogd , wiens beurs, zo wel als die van het Bisdom, door buiten- en binncnlandfche twisten, was uitgeput, hadt, reeds voorheen, den tienden penning der (Jecstelyke inkomsten, die de Kerkvergadering van Lions, in den jaare 1274, ter hulpe van 't Heilig Land, overal hadt doen heffen, in zyn Stigt aangcfb.gen, en, tot den jare 1280 toe, ten dienste van het zelve, of van zynen eigenen perfoon , befteedt. Dit haalde hem den kerkclyken Ban op den hals : doch, in dat jaar, badc hy den Pauslyken Gezant, en algemeen' Ontfanger deezer Tienden, Reinier de Orio, in tegenwoordigheid van Graave Flor is , en veele geestclyke en waereldiyke Heeren, vergifnis; die hem ook, wierdt toegedaan, byzonder ter bede van onzen Graave; cn geen won- I  AANMERK, op het III. DEEL. 23 wonder, nadien de agterftallige penningen onder verband egter der Kerkelyke goederen van het Stigt, door deezen aan den Roomfchen Stoel wierden opgcfchooten (ƒ> Bl. 47. r. 5 en 8. „ Dc Graaf (hadt) den Zeeuwen een zwaare Schatting — opgelegd: welke — , de Edelen meest drukkende, hen ook eerst tot een op ft and — bewoogen zal hebhenl' De Edelen waren , oudtyds, fchot-vry ; en als de, by Wagen, aangehaalde Schryver, van een fchatung over Zeeland fpreekt, kan men dit toepasten op de Gemeente van dat Gewest. Men vindt en-ter, dat de Edelen zig thans hadden vervoegd aan Keizer Ru dolf, klaagende, dat Floris hun weigerde het derde af te ftaan, 't o-cen zv zeiden hun in de beden toe te komen, en in welk rcgt Ru dolf hen ook, op 18 Mey 1=90, bevestigde (g> Indien deeze weigering gefchied zy ter gelegenheid der gezegde Schatting, kan dit de reden van hunnen ocftand tegen Floris geweest zyn. Doch, dat de Edelen nog andere bezwaaren hadden, blvkt uit het Charter van verzoening met dra Graave, in het welk van 0 deeze rf\ M'fius 7. c bl. 449. * Is aanmerkelyk, dat van dcc&n B n des Mlfchop., « 'i heffen dier Tienden, by onze S-hr Teren, immers voor zo ver ik weete, met gewaagd wordtMen vindt ., op de Leenkamer van Holtod een oor fbionglyk en allerzeldzaamst Stuk, fgttekend E. L. 34. 270 rvoör re7J.^ C« B,) zyndc *c oudlle der, aldaar, my bekende ^ukkenf'en houdende de opgave "Jffi^^M bovengemelde Tienden, zo als zy, federt 12,4-1280. bvzonder in Gelderland, Holland, Zeeland en wat wyders to"het Stigt, in 't geestelyke, behoorde geheven «aren. 5" occaif"" del hoinmace de „la tere de Zclande. efl entre Hedtnéjtie et 1'Efca t. " l- q , ''.om;nage n0US flcvk'ns auoir fair, et ety.eni (^,.«0 tcnu dou faire, au dit Comte de Fündre." WW op, «„midlyk, vr.lgc „ „„„ p„ur oceafion (lou £ „ adveu, que nou» en av.ens fait, et, del adveu, q„e nous » 2 ,V,MS nK dou C^Wtf» ; et pow ce Gueïre fut emeute, entre Ie dit Comte et Moi"\id. et I. c  AANMERK, op het III. DEEL. 25 zelve ontfioeg " Schoon fommige Schryvers .van 's Hertogen gevangenis gewaagen, vindt men 'er egter geen bewyz van by de oudften ; ook wordt de zaak , door Charteren , na Wagen, uitgegeven , niet bevestigd, en komt my, eenvoudig , zo ten opzigte van den Hertoge , als van Craave Floris, dus voor. Hertog Jan, een der naaste Bloedverwanten , oude Vriend, en Bondgenoot van Floris, wiens Schoonbroeder hy ook, door zyn Huvvelyk met Margarete van Vlaanderen , Dogter van Guy., geworden was, voorziende de haatlyke en bloedige gevolgen, rie, uit den onnatuurlyken ftryd, tusfchen twee, zo na aan hem en aan elkander vermaagfehapte Vorsten, moesten ontdaan, hadt zig naar Biervliet, daar Guy thans gelegerd was, begeven, ter by legging van 't gefchil. Guy hadt hem op zyn woord toegezegd bereid te zyn tot Vrede en afdoening der zaaken in het vriendelyke, zo Floris, ongewapend , derwaarts wilde koomen , en met hem. fprceken. De Hertog, op deeze affpraak berustende, ylde Floris te gemoet. Hy vondt he n nog op den togt naar Walcheren, (lelde hem 't geval voor, Mondt voor alles in, en wist hem te overreden, om, onder zyn geleide, de reiz naar Biervliet aan te nemen , en midlerwyi zyn Leger af te danken (li). Beiden in de beste trouw, beiden niets args waanende, kwamen zy te Biervliet, daar Guy, op Qi\ Stoke. 4, B. v. öS5. volgg. B 5  &6 BY VOEGSELS en op het onverwagtst, Floris decdt vasthouden, en zig van deszelfs perfoon verzekeren. Onze Graaf, toen denkende dat de Hertog deeze fchendaad berokkend hadt, voer, in zyne eerfte woede, bitterlyk tegens deezen uit. Hertog Jan ftelde hem, door de eenvoudige, maar altyd klemmende , taal der onfchuld, wel dra ter neder. Dan gevoelende dat hier, daar Guv alleen gewapend, en in 't midden van zyn Leger was , niets anders overfchoot, dan, door een zagte aanleg van zaken, Floris en zyne eigene eer uit de tegenwoordige onhandigheden te redden , iloeg hy zynen Schoonvader voor, den twist aan de uitfpraak van drie goede Mannen te laaten. De Vlaamfche Graaf bewilligde; in dier voege, dat hy zelve en zyn oudde Zoon, Rorert, Graave van Ne vers, twee, de Hertog de derde der Scheidsmannen zouden uitmaaken, en dat Floris, voor af, heili^lyk belooven zoude zig aan 't Gewysdc te onderwerpen ; waar toe deeze, geen keur hebbende, ligtclyk bcfloot; blyvende de Hertog , die opentlyk Floris zyde hielde, in alles Borg voor den Hollandfchcn Graave. Na deeze Voorbereidzelen met den 11 Mei 1290 begonnen waren, en Floris met Renesse , Brederode, en andere, by de Vlamingen zig bevindende, Edelen verzoend was, wierdt, op den ia Juny daar aan, de Uirfpraak der drie Scheidsiuiden (/) gedaan, voor het Leenhof van Vlaanderen , welkers Mannen Genooten (Pares) van Floeis waren. Zy (/; Mieius, I. c. i. d. bl. 506,  AANMERK, op het III. DEEL 27 *Zy liep, byzonderlyk, over drie punten f»; Te weten , over de Zeeuwfche Ballingen, die voortaan in Zeeland bewester- Schelde zouden woonen mogen, mits zy aan Vlaanderen «-een kwaad brouwden; v'oorders over de nederles;°ing der gefchillen met de Zeeuwfche Edelön, omtreötde Keuren, Wetten en andere bezwaaren, waar toe 67 Regters over Zeeland zouden worden aangeftcld, («) die nopens alle zaaken regten zouden , behalven over Leenen en Eigendommen van Erven, toen, gewoonlyk, Landzaaken gezegd. Maar, voornaamlyk, behelsde die uitfpraak, dat Floris zig zeiven en zyne opvolgers, 1 Graaven van Holland, by eed, zegel, verband van perfoon, goederen, en verbeurte van het Leen, zou moeten verpligtcn den Vlaamfchen Graaven hulde en Manfchap voor Zeeland bewester Schelde te doen ; tot verzeekering waar van ook Brieven moesten gegeven worden, door Hertoge Jan , en de Mannen en goede Steden van Holland en Zeeland, die Floris, indien hy zyn woord brak, af en Vlaanderen toe moesten vallen. Onze Graaf moest, wyders, te Biervliet blyven, tot aan alle deeze en andere punten, behalven aan de overgifte van Verlybrieven, door de Koningen van Duitschland aan hem en zyne Voorzaaten gegund, voldaan was. Deeze uitfpraak wierdt door de drie Scheidsmannen en Floris zelve bezegeld ; yry- wil- («O Hifi. Crit. Holl T. 1. p. I. p. 936- feqq. t„~) Men houdt die Regtbank, by fommige», voor den oorfprong dor hooge Vierfchaar van Zeeland. U,ü. Crit. Holl. T. 1 p. »• P- P47' do;. \  *8 B Y VOE CSELS en williglyk (o) (zo als het heette) keurde hy ze goed , bezwoer ze en deedt hulde voor 't bovengemelde deel van Zeeland aan Graave Guy, die hem, daarop, met het zelve ver* lydde. Dan, ten zeiven dage, en, zeker, na al het bovenftaande verrigt was, bezwoer en bezegelde de Graaf van Holland nog een afzonderlyken Verband-Brief, hier op ncderkomende; dat, nadien 'er, by de bovengemelde uitfpraak der drie Scheidsmannen, onder anderen was vastgefteld, genoegzaame yerzcekering tot nakooming van het gewysde te doen geven, door de Mannen en Steden van Holland en Zeeland, Graaf Floris, op de verbeurte eener fomme van 30000 Paryfche Ponden , en voorts van Lyf en alle Goederen, zii verbondt, in eigen' perfoon, op den 2alten van Oogstmaand eerstkomende , binnen Gend te zullen komen; te zullen zorgen dat, aldaar door die van Holland en Zeeland, dezelve verzekeringen den Graave van Vlaanderen wierden gegeven, en uitdieplaatz niet te zullen vertrekken, voor aan dit alles voldaan waswaarom ook Hertog Jan de nakoming van deeze belofte op zig nam, er beëodigde Borg voor bleef, en zig, ten fterkfte, verbondt van, ten zeiven dage, met onzen Graave te Gmd te' zullen komen en verblyven, tot dat in alles aan 't Gewysde der Scheidsmannen voldaan was (p). Volgens dit Gewysde du- drie Heeren, moest Floris, als wy zagen, tot de eindelyke voldoening " f.) ,, De Kt> grei & de Kt bennt vcleutci" Hifi. C: !t. ije// l. e. T. 1. p 956 (pïj. c. T. a. f. c6ï-o6ö.  AANMERK, op het III. DEEL. op ning van dien, behalven alleen metopzigt tot de Duitfche Verlyen, te Biervliet gevangen blyven ; maar it> de afzonderlyke Verbandbrief wordt van Biervliet niet gewaagd, doch, in tegendeel, van een gezwooren belofte, om zig, op den 22 Augustus eerstkomende, naar Gend te begecven ; ter nakoming van welke belofte Floris aan een veel hooger boete wierdt onderworpen, dan elders in éért derStukken van deeze handeling voorkomtHoe fluit dit alles, • en waar toe zo veel omflags, indien Floris, geduurende dien tyd, te Biervliet en gevangen bleef, van waar Guy, in wiens Land en magt hy dan was, hem immers, zonder moeite, naar Gend kon doen voeren"? Ik agte dan, dat men, by dit ftuk, een aanftaande afwezigheid van den Graave op 't oog gehad hebbe, en dat hy, die nu dent Leenëed gedaan en met Guy verzoend was, onder begunstiging van zulk een ftrenge belofte en borgtogt van den Hertoge zal zyn ontflagen, en, zo wel als de Hertog zelfs , naar zyn Land te rug gekeerd • alwaar zy beiden de opgedrongen verbintenisfen fpoedig vergaten , doch, zo ik meen, Vrienden onder leen bleven (q), BI. (?) 't Is denkelyk, dat Stoke op deeze laatfte Eorgtoet van den Hertoge ziet. 4e. B. v. 742. „ Die Hertoge wierp bent in de zorge , „ En werd Gratie Floris borge „ Dat menne zoude varen laten. En als hy, V. 755, Grave Floris, 'c huis gekomen zvnde doet zeggen. ' ' „ hertoge gi moet n feluen quiten Is ditf*;w», of bevryden, noch ook 't voorgaande in de zorge werpen, betreklyk tot 's Hertogen Gevangenis, wvl dié Sthryver even min als het Charter , van die Gevangeais *e*  30 BYVOEGSELSen Bl. 51. „ De oudfte Schryvers nebben den tyd niet aangeteekend, in -welken deeze Vlaamfche Kryg is voorgevallen." Uit de Stukken, in de voorige aanteekening vermeld, kan men veilig opmaken, dat deeze Oorlog moet gebragt worden rot den jaare 1200. Bl. 53- r- 4- >, 't Verhaal des VJaamfchen Krygs". Onze kundige Schryver brengt deezen tweeden Kryg van Floris met de Vlamingen, hier en elders (V), tot den jaare 1295; maar, uit egte ftukken (s) blykt, dat, fchoon Floris in 1295 de overwinning behaalde, egter, in Mey 1293, reeds een°itilftand van Wapenen wierdt getroffen, en men dus al vroeger oneens was. Bl. 62. r. 9. van ond. „ Indien onze Historie Schryvers dit Verdrag geheel gezien hadden , niemand hunner zou hebben konnen vermoeden, dat de Graaf — by hetzelve, zyn Land aan Frankryk verkogt hadt, om hc't voortaan alleen als 's Konings Leenman te bezitten: alhoewel met dit voorbeding, dat hv de Franfche Staatsvergaderingen niet zou be- hoe- bevoorens gefprc**!! hadt. Ik twyfTel egter of Stoke niet van Bi 5i. 52. en 57. He. Deel. O) Hifler. Irit, Ml, T. 2. p. 97-J.  AANMERK, op het III. DEEL. 31 hoeven by te woonen." 'Er is zelden een verdigtzel zonder beginfel van waarheid. In een, nog ongedrukt, Charter, door Koning Philips, ten dage van dit Verdrag, gegeven, zegt hy, in der daad, „ zyne mee- ning niet te zyn, dat Floris, uit hoof„ de der gedaane hulde en Manfchap, het Parlement te Parys zou moeten bywoo„ nen." (() Deeze woorden, 't verkeerde denkbeeld, 't welk men van het Leen, dat Floris ontvong, en 't geen Wagen, zeer wel leert Geld en geen Land geweest te zyn, in laater tyden vormde, als mede het thans, met meer of minder grond, loopende gerugt, als of Floris, wiens Gemalin onlangs overleeden was, door Huwelyk, of anderfinrs, zyn Graaffchap aan eert ander dan zynen Zoon Jan brengen wilde, (waar tegen Koning Eduard den Keizer zelfs verzogt te waaken) («) kunnen oorzaak gegeven hebben tot het verkeerd vermoeden onzer Schryvers, nopens de gewaande Verkoop deezer Landen aan Frankryk. Bl. (O E. L. 41, f. 46. vfo. van de Leenkam: ,, Ne ntft cn„ core tie notie volente, r.e notre ententim, ie pour hommage ott „peur la foyalte, que il notts a fait, 11 (bic tenut de vcnir a ,, nous Parkmens a Paris, comme neus atttres hommes" GO Mieris /. c. Bl. 572. en Vaderl. Hifi. Ude D. Bl. 70 en 71. Graaf Floris , zekerlyk niet onverfchilhg voor de Sexe,was zeer gemeenzaam met Katharine di; Dureuï, Weduwe van Heer Alüert, Heer van Voornc. Zy was zyne Nichte en een geboren Vorstin, Cgelyk ik elders h;jop aan te toonen) uit den Huize van Luxemburg. Men zegt, dat Floris by haar een Zoon gewonnen hadt; zo als men dit ook, in zeker Hand" fchrift der 15de eeuw, ter Secretary van den Briele, gewaagd vindt. By de oudfte Schryvers, en in de Charteren, is my dit iaatlte niet gebleekeu; maar wel, dat Zy thans grooten invloed hadt ten Hove, (Mier. /. e. Bl. 570, ook E. L. 2(5. fol. 13. vfo. van de Leenkamer) alwaar ook haar wettige Zoon. Jonkheer Geiïard van Vuorne, fchynt opgebragt tc zyn. 't Gerugt, 't geen men van 'sGraven Huwelyk liet loo«  32 BYVOEGSELS en BL 66. r. 14. „ Jan, Heer van Kvmi, wordt onder de eersten genoemd, die zig gebruiken Heien, om op de vryheid van, Graave Floris toe te leggen," In het zo evengemeld Verdrag, vindt men, dat Floris, ten behoeve des Franfchen Konings , niet allen Bondgenooten van Koning Eduard den Oorlog behoefde aan te doen, maar alleen den Heeren van Kuik, en Valkenburg. Kuik is hiervan, zonder twyiTel, fpoedig onderrigt geworden, en dit kan de reden zyn, waarom hy, onder de eerden, op den Graave gebecten was. Bl. 67. r. 17. „ Jan van Heus den." Aan deezen hadt Jan de tweede, Hertogvan Braband, met Eduards Dogter gchuuwd en geheel in de Engelfche belangen, in den jaare 1296, 2000 Ponden Tournoys en 100 Pond Brabandsch toegezegd,- en wel in deeze, ingewikkelde, maar veel beduidende, woorden. Foor al~ 3 zulken dienft, als die Here van Heus den ^ J3 den voorfz. Hertoge, onder den Coninc van „ Tngelant, tegen den Coninc van Fra?ick< 3> ryke, louede te doen" (V). Bl. 68. (3) r. 4. v. o. „ Men is niet verzekerd loopen , en van de overdragt zyner Landen aan een ander, fchynt mest tot haar en haaren jongen Zoon betreklyk ; ten zy men die overdragt op de Familie van Avesnes, met wien Plor.s nu bevredigd was, wilde toepasfon. De Jonge Avssgvgs, en de Jonge Voornr, verzelden beiden den Graave ter laatft Jacht, daar hy ongelukkig gevangen Wierdt, en ontkwamen het mei de vlijmt. KATSaniNI trouwde, na 'sGraaven dood, met len oefenden Heer WoUFERT van Borsele.m ; zo als ook •WftG dit in 't vervolg zal aantoonen. t>) Regijl. P. van de Leent. t,.n Hel!., ot> V wttrA. Ucusdcn No. 176.  AANMERK, op het III. DEEL. 33 zeker d , dat deeze Rymen , door Stoke, of iemand zyner Tydgenooten , gefchrcy'en zyn" Zy iïaan alleen in één affchrift van Stoke, met een hand der 15e. eeuw; dezelfde , die de geheele Kronyk affchreef (d>). Bl. 72. r. 11. v. o. „ O/72 dat deeze (Floris) 'sHertogs Vader, Jan den eerilen — te Biervliet, in — hegtenis hadt laaten zitten" Zie myne Aanmerking op dit deel van Wagen. bl. 66. r. 17. Bl. 73. r. 1. „ Hier (te Kameryk) was, tegen den aanvang des Jaars 1296, een byee?ikomst aangelegd" Verftaa dit naar den Franfchen ftyl, in welken het Jaar met Paasfchen begon. Naar den gewonen ftyl was, reeds op den 9C? van Louwmaand 1296 , het Verbond geflooten (x), van het welk men de uitwerking thans, te Kameryk, wilde voorkomen. Bl. 84. r. 9. v. o. „ Hy is de eerfte der Hollandfche Graaven, die zig in zyne opene Brieven, Graave van Zeeland genoemd heeft" Willem de 4e. en anderen hebben dit voor hem gedaan (y~); ook bezaten zy Zee- ty>) Men heeft, voor eenige jaaren, nopens 't verkragteü van Vei.sens Gemalin, een Licdeken ontdekt, 't geen ouder fchynt dan deeze Rymen. Me» vondt het op een Schutblad Van den gefchreven Rymbybel van Jacob van Maerlant. Zie Lelwelds jSanteckeningen op Huydsc. Proeven van Taal- eh Dicbtk. Me D. bl. 37°—376' Velsens Gemalin heet aldaaf Isabeele van Benthem , die ik nergens elders ontmoete* In 't Register der Leenkamer. E. L. 82. Jol, 3». worde gefproken van jinen viive Hildegowbe. rx) Vaderl, hifi. lilde D. bl. 6o. Ook was Floris, eerst na den 27 Oét. 1295, tot het fluiten van dit Verbond naar Parys gegaan. Stoke 4e, B. V. 1025. en Huydec. aldaar, en bl. 325. Cy) Paulus ie nexn fend. Flandr. inter et Zeeland, f. é?.  34 BYVOEGSELS en Zeeland, op gelyke wyze als Floris, van Vlaanderen te Leen. Bl. 89. r. 3.v.o. „Kuik, — voorKroonenhurg gekoomen " By overleezing der hier aangehaalde plaatzen van Stoke, zal men bevinden, dat niet Kuik zelve, voor wien, als een' openbaren Vyand van den rampzalig vermoorden Floris, ten deezen tyde, een verfchyning hier te Lande zeer gevaarlyk zou geweest zyn, voor Kroonenhurg toog; maar dat hy den Graave van Cleef, hier toe ■ wist te belezen, met inzigt om de moorders niet in handen der, te regt geftoorde, Gemeente te doen vallen (V). Bl. 95. „ Henrik Duffel." Leez Henrik Buffel (V) Bl. 96. r. 3. v 0. en bl. 97. „ Graaf Ian moest den Koning — by eede belooven, 'dat Hy, — Ferrer en Havering tot zyne geheime Raaden aannemen zou" Zy zouden, eigenlyk , zeiven geen Raaden worden, doch, 't geen weinig verfchilde, maar fyner bedagt fchynt , Jan moest belooven, die geenen tot Raaden te zullen aanneemen , en in alles te volgen, welken hem, door deeze twee , zouden genoemd worden. Bl. 96. reg. 8 —17 en volgg. „ De Koning — twee perfoonen — benoemende , om de morgen gave — der Gravinne - in Holland te vorderen, uit de inkomften der Graaflyke Landeryen enz." De Engeliche overhecr- fching (z) Stoke. He. D V. 300—397, en aldaar Huydecoper. O») MlKR. 1. c. bl. 576-5.79. Ueeze Aanmeik. bl. 9. (a) en Wag. bl. 177- alhier.  AANMERK, "op het III. DEËL." 35 fching ging zo ver , dat zy niet alleen de ïnkomlten, maar het beduur der goederen zelf, uit welken die inkomften vallen moesten, dorst vorderen (£). BI. 102. 5. v. o. De opgekomen' vorst — noodzaakte hem — de Schepen te Mid* delburg in de Haven te doen haaien." Ik meen elders (c) getoond te hebben, dat Stoke, hier aangehaald, alleen meldt, dat, met de opgekomen' vorst, den Burgzaten van het Slot, te Medenblik, gelast wierdt leevensmiddelen, en andere behoeftens, te haaien uit s'Graaven Schepen, die, voor de Haven aldaar, maar niet te Middelburg, op Stroom lagen. Bl. 110. r. 2. van ond. tot bl. m. r. 2. „ Wolfert — wist door te dryven, dat, 'er —. een Verbond met den Graave van Vlaanderen gemaakt wierdt" Het Werk met Vlaanderen en Braband, ten deezen tyde, verdient eenige meerder ontknooping, dan men gewoon is te vinden. Avesnes hadt wel de Vlamingen uit Zeeland, (Wag. bl. ioi.j maar geenzints de wrok uit hun hart, kunnen dry ven. Zy lieten niet na de moorders van Graave Floris te befchermen; en, daar Graaf Jan Ie., of die van zynen Pvaade, op 't voetfpoor van zynen Vader, hun den Leen-eed nopens Zeeland Bewester-Schelde weigerde, (d) hielde dit een en ander den oorlog fmeulende, of brandende. Ko- (W Immers, zo meen ik het woord manoir, 't geen zy eischten, te moeten opvatten. Zie du Cangs Glofiar tred. Latir.it, vece MANERIUM. co Lcvenfebets van Heer NtKOL. VAN PuTTKN. in 't 5 D. der iVaatfcb. der Nederl. Leltcrk. bl. 15 en 16. (y~). (dj Charter van Graaf Jan , in Hifi. Crit. Heli, T.l.p, 2, p. 99  3rS BYVOEGSELS en Koning Eduard, met beiden verbonden, zag dit ongaarne. Hy was, om 't verlies van Guyenne, en om de Vlamingen tegen Frankryk (van 't welke Guy was afgevallen) te befchermen, met Koning Philips in oorlog geraakt, doch thans hadt 'er een beiland plaatz. Bevroedende , midlcrwyl, hoe nuttig hem de Hollandfche hulp zyn konde, liet hy niets na om een bevrediging, en, daar op fteunend, Verbond tegens Frankryk , tusfchen partyen te bewerken. Dan, daar en Eduard en Wolfert van Borselen (die thans alle gezag in handen hadt) beiden als vyanden der moorders van Floris wilden aangezien zyn, en Graaf Jan L, natuurlyk, met die moorders of hunne deelgenootcn, geen vrede maaken konde, vondt men 'er op uit, dat Guy van Vlaanderen cn zyne Zoonen, by eede , zouden verklaaren, nog hier aan, nog aan de gevangenis van wylen den Graave, eenig deel gehad te hebben. Men fchetlte hier toe, op den 12 van Sprokkelmaand 1290, een Verbond, 't geen federt wierdt bekragtigd, ((?) en door de Zoonen van Guy, Oomen van Ja n Ie.n, bezwooren; doch of zy waarheid zwoeren, zegt Stoke, weet God! 'er byvoegende, dat Graaf Jan dit alles gedoogen moest, maar ze nooit aanzag, of hy floeg lbraks de oogen weder neder (ƒ). By dit Verdrag, wierdt Jan le. wel verpligt den (1) Hifi. Crit. Heil. T. t. p. ü. f. 98$ et feqq. 0. op 't jaar 1298 , feria VTra. fefi Annunciatienit Maria; alwaar men dit kort begrip vintic van een, toen nog aanwezigen,Brief; ,, G'asio Gr,y van ,, Vlaanderen gelouet jtiile te fitten van dan oirlo^en , we/inde „ tw'.sfchen Hertogen Jan van Brabant, ende Graue J.m ,, van Hollanr; fpruytende uyt vangen ende doden van Graue „ Florens van Hollant, des voorfz Granen Jans Vader." (») ms. getiteld Privtleg., federt den deou van Haring Karei, ia k. fol. 114. Vfo. van de Leenk.  AANMERK, op het III. DEEL. 39 Amstel en Woerden , die, immers, niet gevangen waren. Dit , gevoegd by de verfcbillende gevoelens nopens zyne ftraf en ftrafplaatz (0), doet my denken, dat onze Schryvers, zo niet in zyne gevangenis, egter in zyne opgevolgde ftraf, zig bedriegen; en dat hy, op zyn' best genomen, na een korte gevangenis zal zyn ontfnapt. Men leest, ten duidlykften , in eenige Brieven van Juny des jaars 1303, dat hy, toen nog, in leevenden lyve was q>). Bl. 138. (1) „ Banneret, of Ridder Bachelier of Knaap, — Escuyer, of Paadje." Men gunne my alhier van onzen treflyken Schryver te verfchillen. Ik houde een Banneret, (waar voor de Onzen Baanrots (q) zeiden,) voor een' vermogend' Ridder, die zeker getal Mannen van Wapenen, ten zynen koste, te velde konde brengen; en wien men, tot een eerteeken, toeftondt een vierkante Vaan, of bannier, aan zyne Lans te voeren, in tegenjftelling van zulken, die eenvoudig Ridders, of Ridders- Bacheliers, genoemd wierden, en die, niet in ftaat zynde met eenige, of met zo (0) rader!. Ilifl. 3. d. bl. 91. Zoo leest men by Güiard ,, Cbtvaliers, Efcuycrs et „ Pagis." Zie DU Cance Gletf. aed, et inf. Lcititt. wet. G6DKNDAC C«0 La Cuixa. /. (. T. 1, p. 3;, 38, Co,  AANMERK, op het III. DEEL. 41 Bl. 140. r. 4. van ond. Ingeval oorlog omiïaan moge" Men leest in het Stuk zelve (V) 9> van oirloge, dat gerezen is, óf „ ryfen mochte, tusfchen ons, an die een „ fyde, en dér Coopmannen Heer en an die „ ander fyde." 'Er was dan, tegenwoordig, reeds oorlog; en wel met Braband en Vlaanderen. De Vrede met Braband, die men ftraks zien zal dat, in July van 1300, gefloten wierdt, was van deezen oorlog een gevolg. Wat Vlaanderen betreffe, 'er was vastgerteld, by het Verdrag tusfchen Grave Guy en Jan I. (V), dat, zo de laatfte kinderloos overlcedt, en door een Zymaag opgevolgd wierdt, het Leen van Zeeland bewester Schelde weder aan Vlaanderen zou vervallen, en door dien Zymaag moeten verheft worden. Dit zag duidelyk op Jan van Avesnes, naasten Bloedverwant van Jan Ie.n, die nu, onder den naam van Jan II., regeerde. Guy, wel bevroedendé, dat deeze zig aan een Verdrag, buiten zyn medewerking en tot zyn nadeel geflooten, niet houden zoude, hadt, (by een Charter, na Wag. tyd bekend geworden,) reeds op 3 Nov. 1299, en dus 7 dagen voor den dood van Jan I., zyn regt en Souverainiteit op Zeeland bewester Schelde, aan zynen oudlten Zoon Robert, Graave van Nevers, afgeftaan , die 'er zyn Broeder Guy mede verlyddc (x) , en wyl Avesnes, als Graaf van Holland, en Zeeland, niet ft») Mier. I. c. bl. 6. (u>) Deeze Aanmerk, op 3 D. bl. 37. (ar) Mftor. Crit. Uoll. T. 2. p. ». p. 1014—1020. Cetif. 1. c. t. I. p. 2. p. 373. /f??. C 5  4i BYVOEGSELS en niet alleen geen lust hadt dit laatfle Gewest van Vlaanderen te heffen, maar oók, als Graaf van Henegouwen, het zelve nevens het Land van Waas, Aalst, en de 4 Ambagten, voor zyn Vaderlyk Erfgoed aanzag, en den ouden twist tusfchen het huiz van Avesnes yen de andere Kinderen van wylen Gravinne Margriet op krabde (f), ontmondt hier uit, eigenlyk, die oorlog, van welken Wag. alhier, bl. 154—168, gewaagd. Bl. 143. r. 1. ,, Ren es se bleef in gehreeken" Ook de Zeeuwfche Edelen , die 't met hem eens waren; byzonder Florens van Borselen; die men, niet zonder reden, agt, een Oom van den verflagen' Wolf aard geweest te zyn (2). Bl. 143. r. 10. „ Hertog Jan bewerkte een onderling Verdrag, tusfchen Graaf Jan ter eerier , en Jan , Heere van Kuik en ]an Heere van Heusden , ter andere zyde" 'Er gefchiedde, eigenlyk, geen onderlinge verzoening, en partyen handelden niet met eikanderen , maar door derdens. Kuik en Heusden, namclyk, beloofden den Hertoge, dat zy Graave Jan niet zouden befchaadigen; waar tegen s'Hertogen Oom, Godefried van Braband, de Heer van Nöelle, en, denkelyk, ook Hertog Jan zelve, den voornoemden Heeren in ftonden, dat hun geen leed van onzen Graave zoude wedervaaren (V). BL 144. r. 17. „ Re nesse vervoegde zig (y*> Grypskerkb ƒ. c. H. 159 en iöo. Paul Disf. I. c, p, 7.I—78. (z) Hxiydec. op Stoke 3 d. bl. 15. (a) Mier. 1. c. bl. 13.  AANMERK, op het III. DEEL. 43 zig— ten Keizerlyke Hove" Stoke (£) fchryfc dit niet aan Re nesse toe, maar 't fpreekt, in- 't algemeen, van de misnoegde Zeeuwfche Edelen, Beka (c) egter fpreekt alleen van R e n e s s e. Ik zou denken , dat deeze, die een zo welbespraakt, (d) als dapper man fchynt geweest te zyn, in perfoon en verzeid van andere voornaame Edelen, uit naam van alle de misnoegden, den Keizer een inval in deeze Landen zal fmaaklyk gemaakt hebben; en dan behoeven de Schryvers niet te ftryden. Bl. 146. r. 12. „ Aartsbisfchop van Keulen tusfchen beide tredende." Sommigen vernaaien , dat 'er heimelyk verftand was, tusfchen deze en andere, uiterlyk den Keizer toegedaane, Heeren, met Jan den II. De zaak is vry duister (/). Bl. 153. r. 5. „ Lichtenburger aanhang, die 't met Holland hieldt" Reeds op den 22 July van 't jaar 1300, hadden de Graaf en Guy, als zyn Stedehouder, Utrecht, toen by uitneemenheid de Stad genoemd , (ƒ) en daar Zweder van Montfoort, gehuuwd met eene baftaard-dogter van Graave Floris V., fomtyds Burgemeester was (g) (men lette op 't aanzien der Regeering aldaar) in hunne befcherming niet alleen genomen, maar de Stad hadt, wederkerig, hun belooft, dat, als het Bisdom open O) 7e. B. V. 238 en volgg. (c) /. c. p. 120. ook Cuerc der Lngc Landen, hl. 188, 00 Velthkm Spieg. Hiftor. 4e. B. C. 50. bl. 277. <«) V Eli hem 1, c. b!. 273 en 274. Lambacu. 1. c. s. Jo-34(ƒ) Stoke, 7e. B. V. 1045. (jfO Bucuf.l ad Bekam f. 105. (t).  44 B YVOEGSELS en open viel, zy dien perfoon ftemmen zouden , op welken de keuze van den Graaf, zyn Broeder , of hunne nakomelingen zou vallen (A). Dit zal thans Guy zeer te ftade gekomen zyn. Tot foortgetyke beloften verpligte de Stad Utrecht zig, meermaals, onder volgende Graaven (z). Bl. 154. ■>•> Lente des Jaars 1302." Leez I3°3 Bl. 154. Het beleid van den togt werdt vertrouwd aan zynen (des Vlaamfchen Graave) Zoon , G u y." Deeze was met Zeeland bewester-Schelde verlyd, en fchreef zig thans Graave van Zeeland; om 't welk te bekomen, de inval in dat Gewest voornamelyk gefchiedde (/). Bl. 158. r. 6. „ Gantsch Zeeland tot aan de Maze toe werdt aan Guy van Vlaanderen afgeftaan." Men heeft het oorfpronglyk Verdrag en Beftand zelve , myns weetens, nog niet gevonden ; 't geen te beklaagen is. 't Is my, weleer, (*») toegefcheenen, dat die afïtand zo ruim niet geweest en Walcheren aan Graave Jan II. gebleven zy; nadien hy nog in een Charter, getekend Dingsdag na S. Lambregts, (24 van Herfsmaand) 1303, die van Walcheren zyne goede luiden noemt, en dezelven, op lyf en goed, verbiedt Koorn aan zyne Vyanden , buiten Zeeland , te zenden. Ook wordt de Heer van Putten, die jAN'szyde hieldt, door Be ka en zyne over- (2,) Mier. 1. c. bi. 24. U) Mieris I. c. by voorb-, bl. 63"-635. (!•) Huydec. op Stoke. 3 D. bl. 83. U) Zie deeze Aanmerk, op Wag. 13 D. bl. 40. r. 4. 0, tt Procurat t. 4. p. 138. edit in 8°. (e?0 Letveofcb. des ilesren van Patten, 1. e. bl. 23 en 23.  AANMERK, op het III. DEEL. 45 Overzetters , verhaalende 'c gebeurde in 't voorjaar van 1304 , Regter in Walcheren (Prafe&us Walachrict) gezegd. Deeze zaaken houde ik nog niet buiten bedenking; ten zy men agte, dat Beka hier zien kan op eene bediening, door Putten in den oorlog met de Vlamingen bekleed, en dat, veelligt, de jaarteekening van dit Charter, (het welke my in 's Lands Registers nog niet ontmoet is,) uit 1302, in 1303, by 't affchryven , is bedorven. Indien men, egter, de leezing, zo als zy nu is, behouden moet(«), zou Graaf Jan ook in 't bezit van 't Eiland Schouwen, en niet van Zierikzee alleen, zo als men meest denkt, fchynen te zyn gebleven ; want het Charter is te Haamftede gegeven, (0) en dit zou dus nog verder van de Schryvers, die van den afitand van geheel Zeeland fpreeken (p), afwyken. Dit blykt, ondertusfchen, dat het Verdrag met de Vlamingen, geheel tegen den zin der Gemeente in Holland, die zulks fchandelyk agtte, wierdt gefloten, en dat, hier op, zo Jan de II., als zyn Zoon, Willem, zig al fpoedig gereed maakten, om , met nieuwe kragten, 't verloorene te rug te krygen; waar toe, reeds in Oogstmaand 1303, eenige Edelen hun hulpe toe zeiden, en wel, gelyk zy fpreeken, „ fo wanneer, »» en 00 Mier.. 1. c. bl. 34. O) Mier. 1. c 00 Stoke 8e. b. 454—458. Vei/tb. 1. c. bl. 299. ,, daer na „ Sc ginc al Zelant, als iet verjla, „ Mijn her Gi doe in bant." zo is de leaing van het Leidsch MS.; by le Long (laat, rerkeerdelyk, dit, voor doe, d. i. teen.  46 BY VOEGSELS en s, en waer , dat hem " (hun) „ tyt dunket „ hare oirloge te beginnen , en fyt ons ontbieden." (#) Dan, daar onder deeze toebereidzelen, de Graaf in een ziekte verviel, die hem weg nam, zal Guy , op zyn gety visfchende, hem zyn voorgekomen, en den oorlog,reeds oppNov.van't meergemelde jaar 1303, hebben aangezegd; van welke aanzegging Stoke duidlyk gewaagd, (r) fchoon 'er een laater oud Schryver van zwygt(j-). Bl. 161. r. 6—8. Alzo Guy zig — met de hoop vleidde van Holland te overweldigen, zeilde hy, op den vierden dag, derwaarts. De Vlamingen zeilden , volgens den, hier aangehaalden, Stoke „ s'Woensdaghes in ,, Paeschdagen (?)•" Als men 'c woordje in bier neemt voor binnen, gelyk Wag. fchynt gedaan te hebben, is de Woensdag van dit merkwaardig tydftip, de 4e. dag na den Palmzondag of Zondag voor Paasfche, en dus de 25 Maart 1304; wyl Paasfche, in dat jaar, op 29c" van die maand viel. Maar daar men, by den zeiven Schryver, vermeld vindt, dat de Vlamingen, op witten Donderdag (d: i: Donderdag voor Palmzondag), en dus den 26 Maart, nog voor Zierikzee lagen , zoude, indien deeze dezelfde Vlamingen geweest zyn, (gelyk het daar fcbynt) hier uit volgen, dat zy eerst van daar vertrokken in die week, in welke de beide Paeschdagen vielen; (z/) en dan was de Woensdag, op wel* (q) Mier. 1. c. bl. 34- (r) 1. c. v. 497—550. alwaar Hoydec. O) Procurat. 1. c. p. 139. CO I* c. v. 830 en 8S0. q»j StuKü /. e. v. 840.  AANMERK, óp het III. DEEL. 47 welke Guy naar den Widel, (Stoke. /. c. v. 893.) tusfchen Voorne en Putten, en verder naar Noordholland zeilde , om de Ingezetenen in zyn bedwang te brengen , gelyk ik 't elders begrepen heb (v) , de If April; dat is, die zonderlinge dag , op welken, in laater tyden, de kluisters der Spaanfche dwinglandy, ook juist in 't land van Voorne, 't eerst verbroken wierden. Bl. 162. r. 11—14. „ Hy trekt — tot voor Geertruydenberg, zonder merkelyke tegenftand te ontmoeten" Deeze Stad zette zig,wel degelyk,ter wêer,en wierdt vegtender hand gewonnen ; drie Burgers wierden 'er, op s'Hertogen last, onthalst (w). Bl. 167. „ Witte van Haamstede, die den meesten yver tegen de aitheemfche overheerfching getoond hadt." Men is, zonder twyfFel , een' eeuwigen dank, aan deezen Heere van Haamstede, fchuldig; doch zyne bedryven waren alleen betreklyk tot Noordholland, dat is, het land van de Maaze af tot Kennemerland toe. Dat de verlosfing van Zuidholland alleen te danken geweest zy aan Nikolaas, Heere van Putten en Stryen, die zig het gunstig tydftip van Witte's komst ten nutte maakte, en, zonder eenige hulp van buiten , de Vlamingen en Brabanders, van daar, naar hun (v) Levenfcb. van Putten 1. c. bl. 46. Zo begrypen het ook Anderen , doch ieder hebbe zyne keuze. Zie Huydec. op Stoke 3e. d. p. 141. op v. 831. vergcl. v. 825. die, met dit alles, de regels by Stoke, van 832—s79, verwerpt; • waar over kundiger mogen oordeclen. {w) Stoke 1. c. V. 929-978. en Mier. I. c. bl. 59 en 60.  43 B Y VOEG SELS en hun land dreef, heb ik, opzetlyk, in de Levens - Schetze van dien dapperen Nederlander, (V) tragten aan te toonen; en wyl ik, aldaar, my heb kunnen 'inlaaten in verfcheiden aanmerkingen en byzonderheden, voor welken hier geen plaatz is, hoop ik mynen Lezer derwaarts te mogen wyzen^ na alleen opgemerkt te hebben, dat, doof het verftandig beleid en de onvertzaagde uitvoering van deeze twee onfterflyke Mannen, Haamstede , meen ik, en Putten , geheel Zuid- en, byna, geheel Noordholland, in ccne enkele week , te rekenen van Zondag den 2.6 April 1304, tot Vrydag, of Zaturdag, daar aan volgende, zynde den i%* of 2*n Mey, van zyne Buitenlandfche Dwingelanden is fchoon gevaagd (v). Bl. 173. r. 13. „ Men zag Grimaldi — de Maaze in hopen tot voor Schiedam." Stoke zegt eigenlyk, dat Grimaldi in de Maaze gevaaren kwam, en dat de Graaf, te Schiedam zynde, dit zag, en alle zeilen byzettede om over de Maze te geraaken ; dat het zeer ftormdc op de Maaze; dat verfcheide Schepen (zeker met een westlyken wind) te rug dreeven en een Haarlemfche Kogge verging; dat de Admiraal in de Bornisfe kwam, en daar 't gety overbleef; dat de Graaf Geervliet bereikte, en hier om blyde was; geen wonder, want dan was hy aan den WideL3 (s) en kon zig met de Franfchc Vloot veree- ni- Ct) In de Verhandel, der Maatfch. der Nederl. Letter*, a. b. bi. 53. (yj 1. c. bl. 46 en 47. (z] Zie deze Aanmerk, on Wag. 1 D. bl. 86.  AANMERK, op het III. DEEL. 49 nigen ; zo als zy ook, te famen, den volgenden dag, over Scarden, t'Haringvliet, enz., naar Zierikzee voeren (V). Met dat vooruitzigt, zal Graaf Jan zig gehaast hebben, om over de Maze te komen, dat is, zo als ik Stoke's woorden vatte, uit de Maze de Bornisfe, of Widel, in te loopen: want den Dorpel van de Maaz te willen overzeilen en naar Zee, kwam hier, immers, niet te pasfe. 'tls, voor 't overige, te beklaagen, dat het werk van Guilleaume Guiard, die men meent den Admiraal Grimaldi verzeld te heb'* ben, nooit in 't licht is gegeven (b"). Bl. 185. r. 10. „ Niemand van — gemeene lasten vry, — dan - van adelyke. afkomst." Dit is een bevestiging van den algemeenen regel, door Wag. hier, en door my, op hem, bl. 47. r. 5. en 8., gefteld (c), Bl. 188. r. 18. „Briel, en andere Steden" Men zondt naar Engeland Afgevaardigden van den Briele en Maarland. Dit Maarland was, toen, een afzonderlyke Parochie, waar men fterk in Haring handelde. Sedert is het met den Briel vereenigd, welkers voornaamfte Gragt, nog heden, het Maarlatid gezegd wordt. By de inneeming van den Briele , ten jaare 1572, zal ik nog een woord van deeze plaatz moeten zeggen. Bl. f» Stoke 3 D. V. 586 en volgg. 00 Het, alhier, door my aangehaald Handfchrifc, houdt in de gefchiedenisfen, federt Pbilippe Auguste, tot den jaare iSeó; is getiteld Branche aux Roijaux Lignages, en berust in de Boekery zyner Koninglyke Majefteit van Frankryk. Zie, byzonder, le Grand, Tableaux et Contet. T. 2. bl. 65. en vergel. Huïdec. op Stoke 3 D. bl. 331. (c) Zie breder over deze Stof Hensman , in Dijfirt, imitgur, ie Precariit Comitunt Hellmit, D  5° BYVOEGSELS en Bl. 195. r. 10. „ Zy -— flactn — 't beleg — voor Vollenhove." Dat de Stellingwerveren, tiu, ten tweeden reize, opftonden , en, reeds in 1309, over 't belegeren van Slot en Kerk te Vollenhove, in den Bisfchoplyken ban gedaan waren , vertrouw ik, elders bewezen te hebben (d). Bl. 200. r. 12. „ Hy (Graaf Willem 3e.) verzamelde een aanzienlyk leger." Volgens zyn Verbond met Koning Lodewyk X, moest het vyftig duizend man bedraagen; voor welken hy, des maands, honderd veertig duizend ponden, kleine Paryfche munt, zou genieten (e). Men kan hier uit de magt van onzen Graave opmaaken; die ook gewoon was, aan verlcheide uitlandfche Grooten, jaargelden uit te keeren, voor welken deezen hem , in tyd van nood, Volk leeverden (ƒ). Een Ooggetuigen roemt, ten hoogften, de manfchap, die Willem de 3e. thans by een bragt, en die , uitmuntend gewapend, onder trommelen , pypen, Reethoornen- (een, my onbekend, blaastuig) en Trompetten- gefchal, in niet minder dan elf honderd Schepen, veelal Galeien, de Schelde op en naar Vlaanderen voer. Doch dit fchoone Leger rigte weinig uit, dan 't verbranden van Kieldregt, en Kalo; in welke laatfte plaatz men den Seat, dat is, zoo ik meene, de Krygskas, van den Graave, hadt opgeligt (g). Bl. (d) Verhandel: over Nic van Putten. 1. c. bl. 53. vergcl. Focks s'j"erds Friefcb. Jaarh. % d. bl. 242. (5) O) Hiftor. Crit. Holt. T. S. P. 2 p I095. (ƒ) Dit blykt my byzonder uit E. L. 40, van de Leenkamer, Tit. Alemangien. (.f) Velthim Spiegel Hift. 6 B. Caf, 17—si. bl. 384—388.  AANMERK, öp het III. DEEL. 51 Bl. 203. r. 16. r. 13. v. o. „ Rynland.'5 Leez, zo als in 't oorfpronglyke (laat,Rilland. 't Is een dorp in Zuidbeveland Qi). Bl. 204. r. 10. „ De Vrede, tusfchen Holland en Vlaanderen, werdt, federt, ongefchonden, bewaard" Voeg'er by, dat zy, op den 31 van Lentemaand 1324, door Keizer Lodewyk, wierdt bevestigd (V); waar na ook Zeeland Bewester-, even als voorheen Beooster-, Schelde, door onze Graaven, onmidlyk, van den Ryke verheven wierdt. Dit is zo gebleven, tot dat, in den jaare 1548, die Leenband, door Keizer Karel den V., wierdt gebroken. Bl. 223. r. 5. „ Drie duizend ponden"^ Elders leez ik zes duizend (£). Bl. 224, r. 12. „ De Graaf hadt het Utregtfche Bisdom genoegzaam geheel in bedwang." Hoe zeer alles, onder 'c zwak beltuur van Jan van Bronkhorst , naar s'Graaven oogen draaide, kan men uit, federt, gedrukte Stukken nader ontwaaren (/). Dit gezag groeide aan, naar maate die Kerkvoogd , meerder en meerder , by hem in fchuld (tri) geraakte. Dien zelfden invloed heeft ook Graaf Willem de 4% meest al, gehad: doch, onder Willem den 5e.n, herftelde Bisfchop Jan van Arkel de vervallen Zaaken van het Sticht. Men lette, on- (i) Grypskerke 1. c. C. 5. bl. 170. Hift. Crit. Milt. T. 2. P. 2. p. 1052. (O Mier. 1. c. 2 d. bl, S3. (k) Mier. 1. c. 2 d. bl. tSs. (7) Mier. 1. c. bl. 317. 32°. S4i« 352. 392. 423. Cm) 1. 0. bl. S»9. _ D 2  5* BYVOEGSELS en ondertusfchen, dat het gezag der Hollandfche • Graaven zig alleenlyk uitftrekte over het Nederftigt. In fOverftigt, thans Over-Tsfel gezegd, hielden de Gelderlche Vorsten de Stigtfchcn aan gelyken band, en deelden, met de onzen, het gebied onder zig (&). Bl. 225. r. 15. „ Ook vernaaien laater Schryvers, dat- yyftien honderd Hollanders — in 't jaar 1309, om welke reden weet men niet, een Landing in Friesland gedaan — iebben" Ik agte, dat deeze Togt ter hulpè van Bisfchop Guy (p) gefchied zy. Men kan 'er by voegen, dat Graaf Willem, reeds in 't volgend jaar 1310, door die van Westergo, voor Heer wierdt erkend, met beding, dat men, over en weder, tol vry vaaren zoude, en elkanders erfenisfen mogen beuren ; ook beloofde de Graaf alle de Privilegiën , door Koning Karel aan die van Westergo gegeven, en door Koning Willem bevestigd, mede te zullen goedkeuren en bevestigen (qy Dit laatfte kan ten bewyze ftrekken, dat, thans, Willems bevestiging van den bewusten open brief, die op naam van Karel den Grooten ging, een bekende zaak was; en dient dus ter verfterking myner gedagten, dat, waarlyk, die Brief, (») Mier. I. c. a D. bl. 518. 561. 564. S6S' 571. 576. 580. 594. ten tyde van Willem den 111. (0) i. c. bl. 678. 691—693. 694. 695. 69e. nopens Willem den iv. Zie ook Cbren. Tinei. p. 329 en 330. (/>) Zie hier Note op bl. 195. van Wag. , Reg. 10. (j) lï. l. 11. ƒ>. Vfo. van de Leeni. welk Register, juist, ten tyde van Willem den iii., gefchreven is, en dus, hier, byzonder geloof verdient. Zie ook Schwartzenb. Gr. Cbar. terb. van Friesl. I 1>. bl. 149 , uit een oud Handlcbrift aan ay beboorende.  AANMERK, op het III. DEEL. 53 B ief, voor den tyd van laatstgemelden Vorst, is ih de Waereld geweest (r). Bl. 227. r. 5. „ Een oud Gefchrift." Hoe zeer met eenig verfchil in woorden, blykt het egter klaar genoeg, dat dit Gefchrift, in den grond, het zelfde is, 't geen den Hollandfchen Graaven , en Utregtfche Bisfchoppen, federt den jaare 1165, (f) en, byzonder, federt 1225, tot een Rigtfnoer, by hunne komst in Friesland, verftrekte. Bl. 235. r. 17. Graaf Willem de III heeft den by?iaam van den Goeden ge- draagen: 't zy dat dezelve goedertieren, vroom, of godvrugtig betekene." Veel Vorsten droegen, van ouds, den naam van Goeden: by voorbeeld, Henrik, Hertog van Lankaster (7), die in 1361 overleedt, en Philips van Bourgondie, Graaf van Holland. Goed, agt ik, hier, uitmuntend; en men fchynt dit betreklyk naamwoord toegepast te hebben, op allen , wien men uitfteekende hoedanigheden,fchoon van verfchillenden aart, toekende. Als een Schryver van de 14e. eeuw verhaalt, hoe Joanna de Valois, Weduwe van deezen Willem den 3=", de vrede, in 1342, tusfchen verfcheide Mogenheden wist te bewerken, noemt hy haar («) „ Ene Vrouwe goet ende getrouwe. " en Jan van Helu duidt, dikwerf, een dapper (r) Zie myne Aanmerk, bl. 107. op Ie. D. V«i. Hifi. bl. 4 Rai>in Thoir. Hi/l. fAnght. T. 3. p. 224. 00 Brab. Yeest. MS. bl. 385 en 3S6. D 3  54 BYVOE GSELS en per Man aan, door de woorden een goed man. Een goed Huis, is by hem een fierk Slot; en hier toe ook kan men de oude benaamingen van goede fteden, goede luiden, de goede week enz. betreklyk maaken. Als ik dan overweeg, dat Graaf Willem, als een man van grooten naam (y) by in- en uitlandfche tydgenooten, voorkomt, die (w) hem ook doorzigtig noemen , wyz , vroom ('t geen deugdzaam en dapper kan aanduiden,) enz: meen ik den zin der bewoording goed, in dit alles, te moeten zoeken en te vinden. En, waarlyk, zyn aanzien by, en invloed op, den Keizer, de Koningen van Frankryk, Engeland , Bohemen en der kleinere nabuurige Vorsten, zyne dapperheid, en, fomtyds, zyne zugt tot bevrediging van twistende partyen, verdiende hem deezen titel. Ten aanzien van dit laatfte, zal ik alleen het volgende , als , voor zo ver ik weet, by onze Schryveren niet aangetekend , by brengen. Toen , ten jaare verfcheiden Vorsten zig, tegen den Hertoge van Braband, verecnigden, en deez een vinger flegts van zyn verderf fcheen, ontzag Graaf Willem geen moeite, om 't vuur der twist te blusfehen. Hy liet zig, op een rosbaar, (welk rytuig men, ten dien tyde, toen 'er geen Koetfen bekend waren, veel gebruikte, en aan hem, veelmaals met het voeteuvel geplaagd, gemaklykst zal geweest zyn,) op en neer, naar de wederzydfche Legers voeren, f») Heda de Kpiscep VHraj'. p. 130. (w) Sanuti Epist. >7- p. HO. " Epist. T. p. Ilï. „ Sagax „ tt Sapiens, preut fua fama publica, prxjlat." p. 114, l.c. gapiens tt probus, ut tfi pubiica voz tt fanu."  AANMERK, op het III. DEEL. 55 ren, en bewerkte, eindelyk, by de vereenigde Vorsten, een wapenftilftand. Zyn yver, egter, koste hem , byna, het leeven. In perfoon die blyde tyding den Hertoge willende boodfchappen, kwam hy, in het donkere van den nagt, voor 't Brabands Leger, by Helisfem. Dan, daar niemand hem wagtte , riepen, ftraks, die van Antwerpen, die den voorpost hadden en vermeenden dat hen de Vyand op 't lyf viel, te wapen! Toen fchiet het leger op, met boogen en ftaaven ; men raakte handgemeen, kwetfte fommigen van 's Graaven gezelfchap, en 't zou met Willem den 3? gedaan geweest zyn, zo niet de Schout van Antwerpen hem gekend en gered hadt (V). 't Is opmerkelyk, dat Willem de 3! , in het jaar 1312 , in tegenwoordigheid van veele Edelen, zyn groot en klein Zegel, zynde één' Leeuw, verbrak, en, zynen Zegelbewaarder, twee andere zegelen in plaatze gaf, houdende elk vier Leeuwen (y); 't geen, federt, in zwang is gebleven by 't Henegouwer huiz, Bl. 241. r. 3. van ond. „Reinout de II.-, - Hertog van Gelder - krygt regt om geld te munten , van 't zelfde gewigt en dezelfde waarde , als dat des — Graaven van Henegouwen en Holland." In de uitgave van dit Stuk, heeft men twee leezingen. (z) In de eene, zegt de Keizer flegts, den Hertoge te vergunnen gouden muntte liaan; 't geen fomtyds f» Brab. leest. ms. Cap. 17. bl. 336-339'y~) Regist. E. l. 41. van ie Leenk. Sol. 48. k". i. (2) Mier. /. c, b U. bl. 616. Pontanus, lliflor. Gelr. L. 7.f. 228.  56 BYVOEGSELSen tyds door de Duitfche Keizeren, als het hoogde Regaal der munt, afzonderlyk, werdt toegedaan ; (V) in de andere, fpreekt hy ook van zilveren. My is, tot nog toe, geen oud affchrift onder 't oog gekomen, 't welk hier beflisfend zoude zyn. Dan , 't zy, hoe 't wil, daar den Utregtfche Bisfchoppen, onzen Graaven, en veel kleiner Landsheeren, zïnts lange (£) het munten was toegedaan, twyfel ik niet, of de Graaven van Gelder, zullen, bereids te voren, zilver e, en J koperen Penningen gefiagcn hebben; ja mooglyk gouden, maar, ligtelyk, van een andere waarde en gewigt, dan waar toe hun hier regt gegeven wierdt, te weten, niet alleen als die der Graaven van Henegouwen en Holland, (als Wag. zegt) maar ook (V) als die van den Bisfchop van Keulen en Hertog van Braband. Men vindt, dat Jan, Hertog van dat Gewest, en onze Willem, beiden de derden van dien naam, kort te voren, (jT) waren overeengekomen , eene munt te doen vervaardigen, die gemeenen loop in hunne Landen zoude hebben. Iets. diergelyks hadt, mooglyk, met Keulen plaatz. Een gelyk gehalte van penningen moest aan den Koophandel zeer vordelyk zyn, in een tyd, op welken men geen, of weinig, gebruik van Wisfelbrieven maakte , en, in de Graaflyke Wisfelhuizen , de vreemde Speciën, niet zonder verliez, gewoon was te ruilen (e). was f<0 dij Cange. vcce Moneta. (*) 'harterb. van Ceiderl. i D. bl. 83 , 84, nfi. {O i. c. Mier p. 616. (f) Op oen. van Louwmaand 1536. Mier. I. c, 2 D. bl. 575. («) Wagen Befebryv. van Amfierd. 9e. St. bl. 426. BB Pqndam, Charters, vu» Geld. bl. 83, 84. 116.  AANMERK, op het III. DEEL. 57 Bl. 247. r. 5. van ond. „ Het beleg van Doornik werdt vast voortgezet.'1'' Graaf W1 » lem was hier mede aanwezig, (ƒ) Bl. 248. r. 3, v. ,, Hy (Willem IV"! ) kan geenen tyd gehad hebben, om in k jaar van 1338, den togt naar Spanje, en naar Jerufalem te doen." Dit is zeker, niet waarfchyn lyk, en, uit zyne Charters, fchynt hy, ook in de jaaren 1542, 1343, en 1344, niet lang afweezig te kunnen geweest zyn. In 1344, gebeurde wel de belegering en het inneemen van Algeziras, ('t geen van Leiden, by Wag. bl. 249 (7) aangehaald, zeker bedoelt, onder den naam van Civitas Azirienfis, en alwaar veel vreemde Vorsten Alphonso, Koni;>g van Kastilien, te hulp kwamen) (g) maar ik vind 'er onzen Graave niet. Met dat al, zegt zyne Zuster Margareet , in een nog ongedrukt Charter van den 24 Juny 1346, dat haar Broeder, op zyn' Overzeefchen togt, gelofte gedaan hadt, van zekere Kapel in Noordholland te ftigten (h). Dit zou aan de reiz naar Spanje, en 't heilig land kunnen doen denken; maar, veelligt, zag men op zynen laatften togt, naar de Friefen, over de Zuiderzee. Bek a , die deezen tyd beleefde fpreekt 'er niet van, en ik beken geen volkomen licht in deeze zaak te hebben. Bl. 259. r. 12. „ De Graaf gunde zig geenen tyd, om zyn Leger behoor lyk te fchaa- ren.'[ rf) Brab. Teest. MS. bl. 384. cap, 43. „ Oec qu? van Henegouwen Wilte^ Hollant en Seelant met hem. „ Gelre en Gulke quamë mede." (g) Veyez le p. S. d'Orleans, Hifi. des Refolut. èfEfpagne, T. 1. p. if>7« (») Reg'fl. va» ie Leen};. e. l. ftl, 11 Vfo. Ne. U  58 B YVOEG S ELS en ren" Te groote drift veroorzaakte zyn dood. Een gelyktydig Schryver zegt (;') 'er van. t» Dat die Graue hem felue dede, „ Ende al met fynre haeftichede. Bl. a68. r. 6. van ond. „ Zy hadt haaren Egtgenoot reeds drie Zoonen gebaard." Leez vier; zynde hier Otto, den jongften, niet genoemd (k). Bl. 270. r. 10.' „ Sommigen haarer Tydgenooten hebben aangemerkt, dat zy (Margareet) veele Vryheden heeft verleend, welken, naderhand, weder ingetrokken werden^ De waarheid van dit gevoelen is, uit de Charteren zelve, na Wag., volkomen bewezen (/). Bl. 275. r. 2. van ond. „ Terftond hier na, nam Hy (Willem de 5* ) den naam aan van Graaf van Holland" Nadien Willem, nog in Wintermaand des jaars 134 8 , Verheider deezer Landen hiet, heeft men, fomtyds, vermeent (»z), dat hy dien titel heeft blyven voeren, ook na zyne Moeder hem, in Louwen. Lentemaand 1348, het Graaffchap hadt afgeftaan. Doch de laatstgemelde maanden, vielen reeds in 't jaar 1349: want Margareet' was gewoon den Hof- of Paaschltyl te volgen. In een Charter van 14 van Lentemaand 1345,' noemt zy zig reeds Gravin van Holland (V); fchoon Willem IV nog leefde tot 27 van September 1345. HetPaaschjaar van 1345 liep tot den ï6 van Lentemaand 1346% naar den (O Er"b- r*"'- MS. Cap. 46. bl. 388. (k) Olenschlager. Staats-gefcbicbie des Root: Kayf.nb- bl -i-k CO van de Wall. Privil. van Dord. bl. 200-206. ooit' 127 en 22S. O) Vadert. Kron. bl. 169. 1») Mier. 1. c. z D. bl. 707.  AANMERK, op het III. DEEL 59 den gewoonen ftyl; zoo als dat van 1348 eerst eindigde, met den 12 April 1349. Bl. 280. r. 3. „ Hy floot, op 23 van Bloeimaand een Verbond." Hoe zeer dit Verbond overal, en byzonder by Balen, hier door onzen Wagen, aangehaald, met het jaar 1351 geteekend is, heeft de kundige van Mieris (0), zeer wel, aangetoond, dat het tot 1350 behoore; wyl de 23 der Meimaand 'er in gezegd wordt geweest te zyn Zondag van beloken Pinkfter, 't geen alleen op den jaare 1250 past; daar die Zondag, in het jaar 1351, op den 2 van Juny inviel. Dit tydpunt is van te meerder opmerking, om dat hier uit volgt, dat dit vermaard Verbond van Willem den V., gemaakt is voor, en geenzints na , den 27? van Herfstmaand j 250, tyde van zynen afftand van onze Landen aan zyne Moeder ; als mede voor den Zeeflag , omtrend Veere , ten jaare 1351; zo dat het Verhaal van onzen treflyken Wagen., van bl. 276 tot bl. 280 alhier, in eene andere tydsorde moet worden voorgedraafen. De zaak komt hier op neder. Toen Vrouw Margareta deeze Landen, in Louw- en Lentemaand van den jaare 1349, naar onzen ftyl, aan Hertog Willem, hadt afgeftaan , en deeze de, aan haar toegezegde, jaarlykfche uitkeering inhieldt , joeg dit, al ras, partyen in de wapenen. De aanhang van Willem verbrandde, byzonder in het voorjaar van 1350, veele Sloten, die hem tegen waren, en die van Margareta hadt ö de (o) Mis». L a. bl.  éo BYVOEGSELS en de ftad Naarden, voor 17 Mey, in den asch gelegd (py Willem, zig toen beklaagende, dat men hem ten Lande wilde uitjaagen, floot, zes dagen hier na, den 23 Mey 1350, 't Verbond van 't welk hier Wagen, gewaagt, tegens zyne Moeder , en deeze wederriep, den 27 van die zelfde maand, (q) haaren affland, en gedroeg zig(>), weder alsGraavin. Nog op den 27 van Herfstmaand des zelfden jaars 1350, erkende Willem, openlyk, dat hy, by rade fommiger Laden (waarfchynlyk der genen, die, in 't meergemeld Verbond , aan zyne zyde voorkoomen) de belofte en voorwaarden, zyner Moeder gedaan, niet was na gekomen , nog de brieven, daar nopens gemaakt, hadt doen zegelen ; waarom hy Ridderen, Knapen en Steden uit zynen eed ontfloeg, en 't Land, wederom, zyner Moeder, (s) als geregte Landsvrouw, opdroeg. 't Is waarfchynlyk, dat Willem niet, dan door 't geluk der wapenen van Margarete, tot deeze laagte zal gebragt zyn. Eduard de 3= , Koning van Engeland, in Wynmaand 1350, het beftuur, hem, midlcrwyl, door Margareet opgedraagen, hebbende aangenomen, maakte reeds aanftaltc tot de plcgtige overneeming deezer Landen (>); doch men fchynt het, nog in Wintermaand 1350, over de gelden, die de Koning eischte, niet eens 'iffl Ml kb. 1. c. 779. t'l) Mier. [. c. bl. 780. Co I 0 b). 781. (/) Mier. I. c. bl. 785. (j) Mier. 1. c. bl. 78Ó en 787.  AANMERK, op het III. DEEL. 61 eens te hebben kunnen worden («). Ook hadt Willem rasch berouw van zynen afftand gehadt, en den naam van Verbeider, dien hy nu, na dezen afftand, op nieuws hadt aanvaardt, met dien van Graaf wederom verwisfeld (v). Margareet, bevroedende, dat de Engelfche hulp te traag was tegen den onrustigen aart van haaren Zoon en zynen aanhang, zogt, met de overgave van het Graaffchap Zeeland, op den 20 van Louwmaand 1351, hem te ftillen. Hy nam dit aan, en verbondt zig, tot eenige jaarlykfche uitkeering aan zyne Moeder, op de plegtigfte wyze f» Doch hy fpeelde met woord en pligt. Margareet zag zig, reeds in Lentemaand van 't laatst gemelde- jaar , genoodzaakt, haaren oudflen Zoon, Lodewyk, Markgraaf van Brandenburg, tot haren Stadhouder, over Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland aan te {tellen. Deez maakte teffens aanfpraak op deeze Landen, wanneer zyne Moeder zou geftorven zyn (x). Toen raakte de pyl verder uit den kooker, en 't land, weder, in vollen oorlog. Koning Eduard poogde, den 22 van Bloeimaand, de nieuwe gefchillen by te leggen (y), maar te vergeefsch; men vloog te wapen. Er vielen, op den 24 van Wiede- en den 4 van Hooimaand 1351, twee bloedige Zeeflagen voor, van welken ook onze Wag. gewaagd, (bl. 279 en 282,) zynde de eerlte, die (u) 1. c. bl. 788. Op 16 Decemb. van het jaar ijja. (o) 1. c. bl. 766. (w) 1. c. bl. 768 en 771. <•*) 1. c. bl. 791. fj) 1. c. bl. 795'  62 BYVOEGSELS en die gunftig was voor Margarete, tusfchen Arnemuiden en Veere gefchied (2), en de laatfte, in welken Willem Overwinnaar bleef, op de Maze , tusfchen Noortholland (in den zin van dien tyd) en 't Land van Voorne (a), by den zwarten Wale; (b) waar van de naam nog overig is in het Dorp Zwartewaal, een uur omtrend bewesten den Briele. Bl. 282. r. 17. „Kostyn, van Renesse.—■ en andere —. fneuvelden." Dit en veel andere gevallen onder voorgaande Graaven, toonen duidlyk aan, dat 'sLands Edelen , zo wel ter Zee als te Lande, dienden ; hoe zeer kundige Schryvers dit anders denken (cj. Bl. 283. r. 14. „ Hertog Willem moest zyne Moeder om vergifnis bidden." Dat hy, hier aan voldaan hebbe, getuigen, op den 2™ van Louwmaand 1355, de Heeren van Beaumont, en Ligny (dj. Margareta, ftondt aan Willem deeze Landen af, naar gewoonte van die tyden, en als erfelyk goed, by overgifte van eenen Stroohalm. Bl. 284. r. 1. „ Zy ftierf op den dertiguen van Herfstmaand, des jaars 1355." Volgens haar Graffchrift , op 23 Juny 1356-CO- - , Bl. 289. r. 5. van ond. „ V Gefchil over Heusden, werdt, in 't jaar 1319, — afgedaan:'' Men hadt, toen, den Heere van Saffenberg, die regt op 't Land van Heusden meende te heb- (z) Mi£tn I. c. bl. 797 en 798. (a) Beka da Episc Uitraj. f. 119. (l>~) Mier. 1 c. bl. 801. (c) Riebesfe de la Uoll. t. I. p. Qd) van de Wall. I. c. 2 D. bl. 23e. fio) W) Rtgtft. vaa de Leenkam. e. l. 42. ƒ«/. s8«  AANMERK, op het III. DEEL. 63 hebben, het Verly in Braband ontzegd, waar op hy zyne aanfpraak onzen Graave verkogt. Deez belegerde, nog in- dat zelfde jaar, de Stad en 't Slot, maar moest met veel verliez wyken. Een tydgenoot leert ons, dat de gekwetften, daaglyks, vandaar, naar Dordregt vervoerd wierden (f). Bl. 291. „ Hy is, van zyne Tydgenooten, yoor Krankzinnig gehouden" 't Blykt, uit de aangehaalde plaatze van Philips van Leiden, ("die hem zeer was toegedaan, en dus niet krankzinnig zou genoemt hebben, indien de party van Albrecht dit verfierd hadt) dat Graaf Willem, niet alleen naar den geest, maar ook naar het ligchaam krank was.'tBlyft,ondertusfchen, een raadzel, waar uit zyne ziekte ontftaan zy? Het verdient, aangeteekend te worden, dat, federt den jaare 1318 tot 1355, en dus in een loop van nog geen veertig jaaren, drie Vorsten, op eene onregtvaardige wyze , door hunne Naastbeftaanden , uit den zetel geftooten waren. Reinoud de I., Hertog van Gelder, die, gelyk wy gezien hebben (g), in den Slag van Woeringen, aan 't hoofd gekwetst wierdt, van waar men zegt dat hem, nu en dan , vlaagen van onzinnigheid toekwamen, wierdt, door zyn' Zoon, Reinoud den II., ten jaare 1 3 1 8 , te Montfoord gevangen gezet, alwaar de ongelukkige Vorst, in 1326, overleedt (h). Isabelle van Valois, onttroonde, (als ook Wagen, geleerd heeft, bl. (fj Brab. Teest. bl. 305 en 306. Vergel. Mier. 1. c. H. ^IgToeze Aanmerk, op 3 d. VaierU tUfti bl, 21. ibj Cbren. Tiel. p. 308. (O en p. $16.  64 B YVOEGSELS en bl. 212) in 1327, haaren Gemaal, Eduard den lle.n, Koning van Engeland; (i) en Hertog Willem van Beyeren , de V van dien naam, ontzette zyne Moeder, met geweld, van haare wettige Erflanden. Welke waren de gevolgen? Reinoud viel van zyn' Stoel, en brak den hals (k); Isabelle wierdt, voor haar leeven, gevangen gezet, (7) en 't lot van Hertog Willem hebben wy gezien. Ontzaglyk bewyz, hoe de wraak van het Opperwezen, fchoon haar de eeuwigheid, tot uitvoering van ftraffe, ten dienfte ftaat, wel eens, reeds in dit leeven, haare yzere roede, op den kop der boosdoenderen, doet nedervallen. Wat, voor 't overige, den tyd van's Hertogen opfluiting, teQuesnoi, betreffe, zyis, zeker, als onze Wag. zegt, na den 201} van Slagtmaand des jaars 1357 voorgevallen. Schoon men op 7" , 12" , en 13? van Wiedemaand, en op 8D en 20I van Hooimaand des jaars 1357 (m), nog wel brieven, op zyn' naam, vindt, agte ik, dat hy nu reeds fterke vlaagen van onzinnigheid getoond hadt. Immers Al bert van Beijeren was, reeds in 't voorjaar van 1357, alhier uit Duitschland aangekomen, en hadt kort na Paafchen van dat jaar, de Edelen en Steden te Geertruidenberg befchreeven, om hem 't Landbeftuur in handen te {tellen; waar op, niet Willem maar zyne Gemalin, Magteld van Lancaster, aldaar was verfchenen, en nu reeds met Albreciit over 't Gebied twistte CO Hume IJiftor. of Etigl. Vol. 2. ScSt. 14. (Ie) Chron. Tiel p, 340, f0 Humï. Uiftor. ofEttgl. Vol. 2, Seti. 13. (m) Mieia /. c 3 D. bl. 2J , 24, 25.  ^ AANMERK, op het III. DEEL. 65 te (n). Met dat al, moet hy weder iets bygekomen zyn; want, in July 1357 nog in Zeeland zynde (0), begaf hy zig, niet lang daar na, naar Engeland, (veelligt, wilde men hem eens van lugt doen veranderen,) daar hy, egter, kort bleef, nadien de Koning hem, reeds op den 12 van Oogstmaand daar aan volgende (f), vrygeleide gaf, om weder herwaarts te keeren. Van daar kwam hy, blykens de brieven, door hem, of op zynen naam, gegeven, naar Holland , en byzonder naar Dordrecht en den Haage (cf) ; doch,op den 25 van Louwmaand des volgenden jaars 1358, naar onzen ftyl, vinde ik hem te Quesnoi,in Henegouwen; alwaar nog een brief gegeven is , op zynen naam , den 27 van dezelve maand (r), die 't laatfte bewys is, 't geen my van zyne Regeering is voorgekomen. Na deezen tyd, zo niet reeds eenige dagen te voren, fchynt hy, voor zyn leeven,te zyn oppeflooten. Bl. 297. r. 5. v. o. „ Hertog Albrecht . 'jheg het beleg voor Delft." Een ge- lyktydig Schryver noemt die plaatz, „ een , voornaame en bevolkte Grens-Stad (s\" Hoe zeer dit thans vreemd klinken zoude , paste 'die naam haar, ten dien tyde, zeer wel, daar Holland aan de Maaze eindigde- 'welke Rivier dit Graaffchap van 't Land van ' Voorts Mies. /. f- W. as. •8>lTp/i£ * Ook' zegt Koning Eduard aldaar, da: de Graaf, kort te voren (««/er), in Engeland was gekomen. (V) Mier. /• e. bl. 15 en 17. Puil., a Leid. i* Cura Reipnbl. Ca/. 61. p. 390. E  66 BYVOEGSELS eM Voorne fcheidde. De wyze, waar op die Schryver het doen van den Hertoge berispt, verdient, in 't werk zelve, te worden nagezien , en toont, met welk een' vryheid de Kabel jaauwfchen, (tot welken Hy behoorde) van 's Lands Hoekfchen Ruwaard, dien hy zyne partydigheid verwyt, en om de herftelling van den kranken Willem wenscht, ten deezen tyde nog durfden fchryven. Bl. 301. r. 4. „ Voor het ontftaan van deezen Broedertwist, hadden de Hollanders zig weinig met de Gelderfche zaaken bemoeid. " Men verftaa dit egter niet te onbepaald. Toen, na doode van Hertog Reinoud den IIcn«, Dirk , Heer van Valkenburg en Voorne, tot Voogd over de twee nagelatene Gelderfche Prinfen gekooren was, doch, eerlang, in twist met de Hertogin Weduwe, Eleonora , geraakte , kwam Graaf Willem de 4e. tusfchen beiden, en Helde, door zyn gezag, den Heere van Valkenburg uit de Voogdy, en een minder Heer, Jan van Groesbeek genaamd, in zyn' plaatz. (f) In den twist, die, federt, tusfchen de bovengem. twee Broederen, en den aanhang der Heekeren en Bronkhorflen, («) uitbrak , trok Eleonara de party van haaren jongften Zoon, Eduard : doch zy flooten beiden, ten jaare 1353, een beftand, met Hertoge YVillem den Ve.n, waar uit dus blykt, dat deeze voor dien tyd , met hun , en de, hun toegedaane,Bronkhorsten, in Oorlog geweest was (y). Bl. CO Mier.. /. c. 2 D. bl. 680 en 6yo. (a) ]*Ien vindt den oorfprong van die partyfchap. by oude Schryvers, op '1 jaar 1340 gebrast. VU. Cbrtn. Tul. p. 344, l*) Mibr. /. e. p. 8iu.  AANMERK, op het IH. DEEL. 6> Bl. 304. r. 4. v. o. „ *t Is opmerkelyk, dat Albrecht, fchoon door den Keker, reeds omtrend den jaare 1371, toe Graave aangefteld, egter, nog tot in 't jaar I389- — deTt naam van Ruwaard gevoerd heeft" Schoon men, na Wag. , vermeend heeft, dat Albrecht, na den jaare 1377 (V), den naam van Ruwaard en van Graaf door een gebruikt" heeft, en men dit, in eenige charteren, zo leest, agte ik het een feil der oude Affchryveren. Immers hy is my nimmer, in een oorfpronglyk ftuk der 14e. of 15e. eeuw, met den naam van Graaf, voor den jaare 1389, toen Willem in Grasmaand zal geftorven zyn f», ontmoet. In de huuwlykfche Voorwaarden van Jan, Hertog van Bourgondie, met Albrechts dogter, Margarete, wordt hy flegts Ruwaard genoemd, fchoon hy met alle zyne titels in dat ftuk voorkomt (j). Zo ik my niet bedriege , bedoelde ook Albrecht, door 't bekoomen van de Graaflyke waardigheid ten Keizerlyken Hove , niet zo zeer, om, terftond, onder den naam van Graaf (w) Vaierl. Cbrtn. bl. 215 en 839 (>)• («0 Vergel. Wag. alhier bl. 320. Mier. /. c. pl. ajo. Arnpehkias Cbronic. Eejear , apud Pezium Tbefaur. Anecdot. Tom. 3. » 354. c. si; En van de Wall. /. 'c bl. 342- (y) Mier. 1. c. bl. 422-5 alwaar 't woord Ruwaard door Sail en Gouverneur wordt uitgedrukt. Hy heet dus, in de Eranrche taal, om dat hy hadt le bail & Ie Gouvernement du Pays* (Voogdy en Beduur van den Lande.) Floris de Voogd, Oom van Floris den Ven. werdt reeds ham geaegd (Mft. Crit. Hoih t. 2. p.94S.) Van hier 't woord Baliu,dat, voorheen, eenOpferbeftuurder in Burger- en Krygszaken beteekende. 't Zou belagchlyk luiden, zoo men thans Giüeon, een der Joodfche Resteren, den naam gaf van Baliu; en, egter, voert hy dien by Maerlant, Spieg. Hiftor. i. d. bl. 109. V. 3S- 2o verloopt de beteekenis der weorden. Maar, dit in t voorbygaan, E *  63 BYVOEGSE LS en Graaf te gebieden, maar wel om , nu dooiden Keizer gewettigd, voor zig de gelegenheid open te houden van dit te kunnen doen, wanneer hy 't raadzaam zou oordeelen. Dit denkbeeld, dunkt my, wordtbekragtigd, doordien men, in de Keizerlyke Gunstbrief, vermeld vindt, dat Albrecht verzogt, en verkreeg, om niet alleen als Ruwaard, maar ook als Graaf, verlyd en erkend te worden (V). Wat, voor 't overige, de Regeering van Hertoge Albrecht, als Ruwaard en als Graaf, aangaa, kan ik my te meer omtrend dezelve bekorten , nadien het voornaamst' daar in gebeurde, in een ander Werk , voor my , zeer breedvoerig is aangetekend ; werwaarts het my geoorloofd zy den Leezer (a) te wyzen ; en waar uit hy , onder anderen , zal kunnen ontwaaren , dat de verzoening van Albrechts Zoon , Willem , federt den Vlen van dien naam, toen Graave van Oostervant, reeds voor 1394 getroffen is (b~); dat de togt van Albrecht en van deezen Willem, naar Friesland, eerst in 1398 voorviel (V); dat de oorlog met Arkel niet wel aan een tienjaarige weigering van reekening door deezen, als Thefaurier van Holland, te doen, kan toegefchreeven worden (d~); en dat Hertog Albrecht niet alleen het 67! , maar, den- (2) Mier. 1. c. 3 D. p.2<5j. oo Vadert. Cbron. 4e. Hoofd/}, bl. J.65—911. (*) Vadert. Chron. bl. 346 volgg. CO Vid- & Cbron. Tiel. p. 427. p. 427. (OU Hl ellegnta, «n Wag. XI. B. bl. 3so. Cd) Vader! Wc». 1. c. «. 254, 344. 34$. m. ar6. 540, 544. Wag. 1. c. bl. 344. '  AANMERK, op het III. DEEL. 69 denkelyk, het 74e zyner leevensjaaren bereikt hebbe (e). Wat den dag van Albrechts dood betreffe , waar omtrend men het oneens is, en die onze ervaren Schryver op den twaalfden van Wintermaand 1404 ftelt; een gelyktydige Aanteekening, in 't eer ft e Verhuu-hoek der Stad Gouda, doet my denken, dat dezelve, eerst op den zestienden van die maand, is voorgevallen (ƒ). Bl. 356. r. 13 v. o. „ Onze Vorften waren aan 's Lands wetten onderworpen." Ik vertrouw dit reeds te hebben aangetoond omtrend de Frankifche Koningen. Men vindt 'er ook een treffend bewyz van, in Hertog Albrecht zelve, die, nevens andere Edelen , zig onderwierp aan een Regtsgeding van gyzeling, ten behoeve van den Heere van Arkel (g), indien hy niet, ten bepaalden tyde, zekere verfchuldigde penningen den voorn. Heere van Arkel oplag. Van hier ook, dat de Graaven,in byzondere gefchillen, voor dehooge Vierfchaar van Zeeland, te regt flonden (H). Bl. 357. „ Sedert het af ft erven van Vrouw „ Mar- (V) Vad. Cbron. I. e bl. 840—842. (f) In dit Handfchrifr, loopcnde tot den jaare 1417, vinde ik, bl. 17, met dezelfde oude hand, die, omtrend dientycie, 't geheele Boek fchreef, deeze woorden. ,, In 't jaar ons he„ re m iiiic èli vier. XVI dagen in Decemb. , op een dinx„ dach , voer noen, in die dagheraet, doe ftierf hertoge Acl„ br:. gue van hnllt ju den Hage.en wert beguen In de Capel,, le. bidt voer fitn ziel." Zo breedvoerige opgaye is my, nimmer, elders ontmoet. De 16e. December viel, in den jaare 1404, ook waarlyk op een Dingsdag. f. Hart de Verif. les dat. fol. 29- & f- 115. Cg) Mier. /. c. 3 D. bl. 608. en deeze Aanmerk, op 2 D. bl. 17- r. 9. (£) Van de Spieg. over de hoge Vierfcb van Zeel., in Ver. band. der Maatfcb. van Vlisf., 2e D. bl. 98. ^ 3  7o BYVOEGSELS en „ Margareet , — is 'er maar één Raad over „ (Henegouwen, Holland en Zeeland) ge„ west" Ik zou liefst denken, dat 'er in, en reeds voor dien tijd, één Raad, beftaande uit drie Departementen' (zo als men nu fpreekt) of liever drie Raads-Kollegien geweest zyn, die den naam voerden der Landen, welken tot hun beftuur behoorden. Men vindt, onder de Henegomvfche Regeering, reeds gewag van den Raet van Holland, ten jaare 1305 en 1331 Ti) ; aan welken Hollandfchen Raad men egter niet kan denken, dat Henegouwen, de eerile in rang van 's Graaven Landen, zal ondergefchikt zyn geweest, maar veeleer door een byzonderen Raad beftuurd. Onder het Beierfche huiz blykt dit duidlyker; want men vindt 'er niet flegts een Raet van Holland; Raden (Confiliarii) van Holland; eerfamen Lieden, Raeden tot Holland; gemeenen Rade van onzen Lande van Holland, (welke laatften daar gefield worden tegen den gemeenen Heemraet van Rynland) maar Willem de Vc. fpreekt, in 1347, onderfcheidenlyk, eerst van een Raet van Zeeland, en, daar op, van een Raet van Hollant; zo als ook Albrecht fpreekt van zyn Raet yan Zeelant, met welken hy, over de voor zie- (ƒ) Wag p. 172. alwaar 'er de Edelen en Steden door verfiaan woreen, die ik e^rer, nimmer, afzonderlyk, dien naam gegeven vinde, fchoon 't wel zyn kan, dat, als met deezen je eigenlyk gezegde Rand vergaderd was, die gebeele Vergadering mede Raad gezegd wierdt ; wyl de Steden dan ook Raaden (C«b/»/«0 heeten. Conf. by Mier. I. c. ae D. bl, 512», en je. D. fel. 114-  AANMERK, op het III. DEEL, 71 leningen omtrend den hoogen vloed, in dat Landfchap gezeten hadt : ook hadt die Graaf, by goeddunken van den Raet en Steden van Holland, op een' dagvaard, te Geertruidenberg , ontboden „ onzen lieven ende getrouwen Raetsluyden (zegt hy) uyt Henegouwen, uyt Hollant,uyt Zeelant(k) welke laatfte bewoordingen, duidelyk genoeg, fchynen te leeren, dat, in ieder der drie Gewesten, zodanig een Raad zig, gewoonlyk, ophieldt, doch die, door den Landheer, ten tyde en plaatfe, welken hy noodig oordeelde, wel eens te famen geroepen wierdt, en, als dan, de gemeene Raet der drie Landen gezegd kon worden uit te maaken. 't Is verder te bekend, dan om hier breeder aan te toonen, dat, dikwerf, de Steden, door den Graave, tot het bywoonen van den Raad, voornaamlyk der byzondere Gewesten , genoodigd wierden ; in welk geval men mogt oordeelen de hooge Landsvergadering, by den Souverain, tegenwoordig te weezen. Albrecht hadt ook belooft, het land , by zynen] Raede en de goede Steden, te zullen regeeren (/), en reeds hadt Willem de IVe. gelast voor een vaste wet te houden, dat geen, het welk, by zynen gemeenen Raed, de Steden en het gemeene Land (waar onder ik agte dat, aldaar, ook bedoeld worden die Edelen, welken, fchoon niet tot den Raad of de Steden behoorende, egter, ter Verft) Zie Mier. 1. c. 3e D. bl. 56, 121, IJS , 156. en 4e. D. U. is3. 178> 244- 313- enz. O) Mier. 1. c. 3 D. bl. 39- E 4  72 BYVOEGSELS en Vergadering, als hooge mannen, verfcheenen waren) beflooten was (ni). Toen, onder 'c Hollandsch Huiz, met naame in den tyd van Floris den V" , de Hollandfche en Zeeuwfche Steden het gezag der Edelen begonden op te weegen, of over te haaien, de grootlie Landzaaken met haar verrigt, de Verbonden met haar geflooten wierden, kan men niet twyffelen , of'zy zullen, te meermaalen, met den Graave en zynen Raad, veelligt onder den, toen gewoonen, naam van Parlement, by den anderen geweest zyn; zo als men, nopens de Zeeuwfche Steden, duidlyk gewaagd vindt, dat zy, ten jaare 1290, met dien Raad , ter hooger Vierfchaar van Zeeland verfcheenen (0). Die Raad, fchoon toen , zeker, op geen vaste plaatz zitting houdende, veel aï zig ten Hove bevindende, en den Vorst, werwaarts hy wilde, volgende, maakte egter een ligchaam op zig zelve uit, 't geen uit de grootfte en vermogen fte Heeren beftondt, q5) welkers Leden eed deeden in handen van den Graave (q) en, onder eenen Voorzitter, vergaderden, die overfte Raad, of Hoofd van den Raade, gezegd wierdt (r); woorden , die, tot in de laatfte Graaflyke tyden, fchoon 't werk veel al veranderd was, in zwang gebleven zyn. ]jar; (m) 1. c, hl. 682. 747. en XIV. d. bl, f» Van na Spieg. /. c. bl. Sö. (ƒ>) Stoke /. c. 2 D. se. 13. V 955. (ïl Misr. .'. c. Ie. D, bl. sio. CO Stoke 2 d. 4e B. V. 1160 en 1179; alwaar hüydeo. W. 3a? en 328, 2ie ook 52. B. V. 13C8.  AANMERK, op het III. DEEL; 73 Dat, voor 't overige, een Raad van den Graave vaste zitting in den Haage gehadt hebbe, voor den jaare 1428 (van hetwelk, zo aandonds onze Wag. , en ik, op bl. 489. van dat Boek zal fpreeken,) blykt, onder anderen, uit een Charter van den 9? van Louwmaand 1425 (1426), alwaar men gewaagd vindt van ghemeyne Raeden van Holland, houdende Camer in den Haghe (.y). Men vindt dezelfde woorden, op 9 Jan. 1424 (f). Bl. 362. r. 2. „ Van Burgemeesters —; voor den jaare 1340 , in Holland, geene duidlyke melding" 't Eerde gewag van dezelven vinde ik te Dordregt , op 't jaar 1285 en 1286' (0). In Zeeland vindt men ze reeds op 't jaar van 1253. In fommige andere Landen, b. v. in Hoog-Duitsland, waren zy reeds op dien tyd, of vroeger, onder den naam van Civium Magiftri, d: i: Burgermeefteren , bekend, en deeze fpelling fchynt de oudde. Men leest, dat het Volk van Luik , ten jaare 1254, in een oproer, twee Meeflers, aandelde, om de Vryheid der Burgeren te befchermen (y). In Braband en Vlaanderen waren ze ook zeer oud , onder den naam van Commun-Mee fleren. Een (1) Mier. /. c. 4e. D. bl. 746 en 747. (r) Zie wyders over 's Graaven Raad, soey. Bedenking over de oudheid van den Hove van Holland. Sn van Spaan, Verhandel, over het Burger!. Rechtsgebied onder d» Graaven, bl. 26 en volgg. C»J Van de Wai.l, /. c. bl. 97. (v) Hocsemius de Getl. Epifcop. Leid. T. t, p. 286. „ Pepu„ lus duos conftituere Magillros, qui Hbertatein Civium tue,, rentur." vid. et 1. e. p. 287. 258. 289. In 't Recueil des Bourguemaitres de Liege, telt men ze reeds op, federt den jaare 1200; dog ik weet niet, of hier genoegzaamen ftaat op te maaken zy. E 5  r4 BY VOEGSELS en Een ervaren oudheidkundige heefc aangeteekend, dat men, in Dordregt, eerder gewag vindt van den Burgemeester der Gemeente, (die, eigenlyk, voor 's volks belangen tegen de te groote eisfchen van den Heer moest waaken) dan van j' Heeren Burgemeester (w). Ik zou niet vreemd zyn te denken, dat, omtrend de i3e. eeuw, de oorfpronglyke inftelling deezer Overheden, aan de Gemeente, op veele plaatzen, te danken zy, en dat dezelven federt, door 'sLands Graaven, zyn bevestigd; zo egter, dat de laatften het Burgcrmeesterlyk gezag, 't geen wel eens zeer hoog fteeg, door het invoeren van een Burgemeefter van 's Heeren wegen, op fommige plaatzen, eenigzints bepaald hebben. In ftukken van de 14e en 15e eeuw (#), vindt men, der Burgemeesteren bediening meest beftaande in den Stedelyken ontvang en uitgave; doch, het blyktdatzy, vroeger, ook wel eens niet ilegts Ontvangers waren, maar ftedelyke Overheden, met welken de Schepenen en de Schout gyzelen konden : men bemerkt dit, by voorbeeld, uit het Handvest, aan die van Middelburgsen jaare 1253, verleend (y). Bl. 362. r. 7. „ Te Dordrecht vindt men _ (van vaste Raaden in de Vroedfchap) de eerfle melding op het jaar 1345. Te Haarkus ■— in 't jaar 1403. " Uit laater ont- (<» Van de Wall, /. t. Hl. 3,93 en 3^5. <*) Van de Wall , /. e. ) Mier. /. e. 4 D. bl. 183. (f .1 /. c. bl. 198 en 203. (r) van Dorp Reek. Mi. bl. 92. (O Mier. /. c. bl. 113 en 2;S. (.0 Zie breder over 't woord geweldig, Uil}. Crit. Heil. t. i. p. 76 e: 77 (18). Ik meen zeer wel onthouden te hebben , maar de plaatz is my ontfchooten, dat , by oude Schryveren, het Opperwezen zelve, fomtyds, ouder den naam van geweldig Heer, voorkomt. (») Vid. MïERMAJJ de felut. vincul, tuier Imper. et feed. Belg. per totum. F  8* B YVOEG S ELS en beftryden van deeze, ontegenzeggelyke, ftelling de, anderzints fraaie, uitgave van Stoke, door den Heere Huydecoper, zeer ontluifterd, en dien kundigen man in veele feilen heeft doen Horten. Doch Willem VI. hielt ook landen van andere Vorsten dan van den Keizer te leen; by voorb., Oostervant, van Vrankryk. Dit agt ik de reeden der algemeene uitdrukking van Leen-erkentenis, op welke hier Wag. ziet. Bl. 402. r. 13. „ Hertog Willem liet zig gebruiken , om een Verdrag tusfchen Hertog Jan , en het Franfche Hof te bemiddelen. — 't Gelukte hem ook." Hy begaf zig, ten dien einde, naar Chartres, alwaar ook de Koning, nevens veele Vorsten, Edelen, en Overheden van den derden- of Burgerftand , vergaderd waren. Graaf Willem was hier de belangrykile perfoon, en vier honderd Mannen van wapenen , die hy met zig gebragt hadt , gaven geen' geringen klem aan zyne handelingen (y). Bl. 410. ond. r. „ De Graaf, 't gewigtig ftuk der opvolging, zo hy waande, op eenen vasten voet hebbende gebragt." 's Hertogen meening kon te meer gegrond zyn, wyl ook de Poorters der Steden het doen der itedelyke Gevolmagtigden, federt, fchynen bevestigd te hebben; waar van men een formulier vindt in de Privilegiën van Leiden (V). Bl. 411. r. 16. „ Hy (Willem de IV) werdt te Valenchyn begraven" Zyne Dogter, Jacoba , getuigt, op den 6 van Sprokkelmaand des (V) Men zeide daarom, ten dien tyde, „ qu'il fut Confer„ vateur de cette joumèe, tenant en main fa banniere." Vellï. Hili.de Fr. Tom. 13. p. 7i et 74. (a>) Mier. /. c. 4 O. bl. 333.  AANMERK, op het III. DEEL 83 des jaars 1418, dat men genoodzaakt was geweest , 's Graaven ingewanden te Bouchain by te zetten, wyl men, anders, het ligchaam niet hadt kunnen vervoeren naar zulk een afgelegen' plaatz, als den Haage, „alwaar hy, (vervolgt ze) „ by uiterften wil, gelast hadt begraven te worden (a?)." Ik zou, hier uit, denken , dat men aan dien uiterften wil zal voldaan, en hem in den Haage, niet te Valencïiyn, ter aarde befteld hebben. 'tKomt my waarfchynlyk voor, dat het dit lyk, of anders dat van Graave Willem den IV. is, 't geen, ten jaare 1770, in de Hof - Kapel, of Franfche Kerk, in 'sHaage,in een der vakken van den Graaflyken kelder, is ontdekt. De bezorging van het zelve in grof linnen, omwoeld met dun touw, als ware het een pak en het maakzel van den looden kist, met eene rondte, waar in het hoofd (loot, fchynen aan te toonen , dat het, van verre , verzonden is geworden; (y) 't geen, en op Willem den VI, en op Willem den IV, pasfen kan. Bl. 412. r. 4. ,, Drie natuurlyke Kin. deren" Lodewyk, van wien onze Wagen, zegt niets aangeteekend gevonden te hebben , was Heer van Vlisfingen enz.; doch, (v) Mier. 1. c. bl- 459. fjy) Zie rayne Scbetz van 't Graf van Nlc. v. Putten, bl. 69 fr) en Verzamel, van Gedenkjl. in Nederl. 2 D. bl. 225. Dat ook Willem , in de Hof - Kapel is bygezet, is my nader gebleken uit oude Aantekeningen, onder den Advocaat Visser, in s'Haage; houdende dat, aldaar, nog in 't begin der 16e. eeuw, s'Graaven Zerk, en daar op, deeze woorden van zyn Graffchrift, te vinden waren, „ Uic requiefcunt offa Wilhelmi quarti. Comitis Hanonie. interfeSH apud Sraveram " in feflo CosmejD...... (Damiani;, d.i den27en vanLcnte- maand. Cl345-^ F 2  84 BYVOE GSELS en doch, daar na, door Jan van Beieren, Balling verklaard, doordien hy der party van Jacoba was toegedaan, gaf deez die Heerlykheid aan zynen oudften Bastaardzoon , Willem, (z) Van de natuurlyke Kinderen onzer Graaven zyn, federt de vroegfte tyden, zeer aanzienlyke Familien gefprooten. Onder de oudften, nog aanweezigen, behoort het Geflagt van Aleman, gewonnen, door Willem den III, by zekere Brabandfche Jongvrouwe, gezegd de Moor. Hunne Stamvader, Heer Jan Aleman, wordt, door Keizerin Margarete , Willem's Dogter, haar Bastaard-oom genaamd, (a) Het is, federt in middelen en aanzien , vervallen, doch ' nog heden , by 't Jagtgerigt van Holland als Edel erkend,en overgebleven op\ Oude Dor , in 't Land van Goedereede. Een der Zoonen van deezen Stam, dient, federt eenige jaaren, den Lande als Vaandrig. Bl. 418. r. 6. „ Beflooten hebbende, — zh van de Regeering deezer Landen, . of a/s Graaf, of ten minfien als Voogd of Ruwaard meester te maaken." Men weet thans * dat Jacoba, in den aanvang van haar bewind, de zaaken befïuurde, onder anderen, „ Bi^voorzienigen rade onfer liever Vrouwen , e~n Moeder, (zegt zy) en ons liefs Oems van Ludiek (b)." Na zo ver gevorderd geweest te zyn, zal Jan van Beieren (niet te onregt, gebynaamd de God- (i) Memor. Duc. Joh. 14;:-1423. Kas IV. fa! 117. («) van RgyN Oudb. van Uir. 1 O. bi. 45;—459. (.*) Mieris 1. c. bl. 309 en 400.  AANMERK, op het III. DEEL. 85 Godlooze CO) dies te meer fpyt gehad hebben over het aanftaande huwelyk der Graavin, 't geen al zyn voorneemens fcheen te kunnen dwarsboomen. Hy was egter loos genoeg, om dit eerst te ontveinzen, teekende, (als ook onze Wag. aanmerkt,) het HuwelyksVerdrag; bleef nog eenigen tyd der Gravinne op zyde hangen (d), en liet zig niet, voor den 10? van Slagtmaand van dit jaar 1417, te Dordregt, tot Ruwaard verklaaren (e). Bl. 423. r. 15. van ond „Jan van Beieren vaardigt —— eenige perfoonen naar Conftans af." Jacoba zat ook niet uil. Zy floot een Verbond van onderlinge befcherming, met Adolf, Hertog van Kleeve, en met haare Moeder, Margarete (ƒ) ; die haare belangen bleef toegedaan. Bl. 424. r. 8 v. 0. ,, Dertiende." Elders leez ik der tig ft e (g). Bl. 425. r. 9 v. o. „ Twintigflen van Zomermaand." Reeds op den agttienden van Lentemaand, noemt Jan van Beieren zig Graave (h) en, den 23? van Zomermaand, daar aan, wierdt hy te Dordregt, als zodanig, gehuldigd (*). Bl. 428. r. 15. „De Dordfche Poorters toogen voor Zierikzee, doch wat zy daar uitrigten , vind ik nergens gemeld." enz. In Zeeland wierdt thans een Vloot voor Jacoba Se" Ccj Meterus. Annal Flanir., Cap, 16, p. 270. et Vfo. («O Mïf.r. 1. c. bl. 409. Ie) 1. c. bl. 431. Cf) Mier. 1. c. bl. 451 en 462. (g) Mier. 1. c. bl. 477- (i) Mier. 1. c. bl. 483. (ƒ) van de Wall, 1. c. bl. 459. F 3  85 BYVOEGSELS en gereed gemaakt, waar van zy de kosten op haare herfstbede zou laten vallen , die, te Zierikzee, by een moest komen, en welke zy, op den 3 Mey deezes jaars 1418, haren Rentmeesteren beval te wapen - fchouwen. Ligt hebben de Dordfche Poorters, daar dit geene onverfchillige zaak was , hier op geloerd. Ik zie, in oorfpronglyke Hukken van deezen tyd, da: men, in Wynmaand, zo bevreesd was voor eene landing der Hollandfche Vloote , omtrent den Lande van Voorne en Putten, ('t zy 'er de bovengemelde , of een andere, door bedoeld worde), dat Jan van Beieren , om den aanval te keeren, op den n". dier maand, inperfoon, zig begaf in den Wiel voor Geervliet, (£). Hy was niet alleen verzeld van de Graaven van Verrenburg , den Jonkgraave van Nasfau (wiens Vader, Engelbert, Heer van de Lek en Breda, met Jacoba verbonden was,) (/) en ai.dere Heeren, maar, byzonder ook, van een groote meenigte Brielfche Poorteren, onder 't bevel van hunnen Burgemeester, Jacob Vranck Tzaaksfoon, die hier te water dienden (ra); even als zy, kort hier na , onder Burgemeester Bartelmees Aeïbrechtfoon, den Hertoge byftonden voor Rotterdam, hem teffens toezendende twee metaele busfcn, en vyfpont donre cruyts (ji). Bl. 432. r. 3. ,, De onderhandelingen werden begonnen, omtrend den aanvang des jaars 1419." (*) Zie myne Aanteek op liet 2 D. derVadsrl. Hifi. bl. 251. r. 21. CO Mier. p. 411. 475. 476. t,m) Tbefaur. Reken, der Stad BrielIc, van Bamis 1418 tot Bamis 1419. bl. 5 5 Vfo. (,«0 /• e tl' 56 Vfo. en 93 Vfo.  AANMERK, op het III. DEEL. 87 1419." Reeds op den 27". van Wynmaand 1418, was, door de twee partyen, een ftilftand van wapenen, op voorflag van Philips, Graave van Charolois , aangenomen ; die, aan de zyde van Jan van Beieren, liegt gehouden, doch, tot de fluiting toe, meest van agt tot agt dagen, verlengd wierdt (0). Bl. 447. r. 10.v.o. „Verdrag — den een-entmntigfien van Grasmaand(1420), tusfchen de twee Hertogen, te St. Maartensdyk, geflooten." In den ophef van dit ftuk, koomen de Hertog van Braband, en zyne Gemaalin Jacoba, aan de eene, Jan van Beieren, aan de andere zyde, als handelende partyen, voor, en men leest, op het einde, dat zy ,famentlyk, hunne zegelen aan den brief gehangen hadden; waar uit men zou kunnen vermoeden, dat ook Jacoba hier in geftemd heeft. Dan, andere Hukken kunnen doen twyffelen, of die Vorstin aan deeze handelingen van haaren laffen Gemaal, Jan van Braband, (die my toefchynt, veelal, naar de opruiingen van zynen eerften Raad, Jacob, Heere van Gaasbeek, die, om deezen tyd, zig aan Jan van Beieren verbonden hadt f^>), geluisterd te hebben) waarlyk, deel gehad heeft: te meer, daar dit Verdrag, niet flegts alleen op naam van Jan van Braband wierdt afgekondigd (#), maar ook, by het Beltand, op den 28^ van Sprokkelmaand des volgenden jaars 1421 , tusfchen Jacoba en den Graave van St. Pol, op de eene, en Jan van Beieren , aan de an- 00 Mier. /• c. bl 58. S06. 513' 513. (pi Mier. /. c. p. 53?. (ï) 1. c. f. 548 «» 549. F 4  88 BYVOEGSELS en andere zyde, beraamd, gezegd worde, dat hetzelve zou doorgaan, al keurde het Jacoba niet goed, 't Is waar, Jan van Beieren zegt, in zekere aanfehryving , aan zyne Onderzaten, van den 9 Maart des jaars 142.1, dat het voorn. Belland van beyder fyden nv befegeh ende volvaeren es; maar de zin kan, zeer wel, dulden, deeze woorden alleenlyk toe te pasfen op S. Pol, en Jan van Beieren ; zo als ook, in 't affchrift van 't Stuk zelve, ter Leenkamer van Holland, de naam van Jacoba tusfchen twee haakskens gefield wordt (f). Bl. 450. r. 12 van ond. „ Zy nam oorlof van Vrouwe Margareet, voorgeevende zig te Bouchain te zullen gaan ophouden." In dit geval, zou zy haare Moeder bedroogen hebben, die ik egter, t'allen tyde, in haar belangen vinde, zo voor, als na haar komst uit Engeland, toen deeze de Henegouwfche Steden , onder de hand, aanmaande haar te ontvangen (sj. 't Komt my dan eerder voor, dat Margarete van haar vertrek zal geweeten, en 't zelve begunftigd hebben; ja, alle twyffel fchynt te worden weggenomen, als men oplet, dat het koninglykc vrygeleide naar Engeland , waar van ook onze Wag. zo aanflonds fpreeken zal, zo wel aan Margarete, als aan Jacoba , wierdt toegedaan (V). My is egter niet gebleken, dat Margarete haar derwaarts verzelde. Bl. 454. r, 12. „ Twee-en-tzeventig Dorpen verdronken." Dat 'er zo veel kunnen on- (r) Memr. b. L. fol. 56—61. (Y) Anon. Brab. p. 173. Co»/, ct p. 174. it) Mier. i, c. bl, 570.  AANMERK, op het III. DEEL. 89 der gevloeid zyn, maar 'c getal der verdronkene, in de Zuid-Hollandfche Waard, niet meer dan zestien zal bedraagen hebben, is, voor eenige jaaren, uit egte Stukken, duidlyk genoeg aangetoond 't Is aanmerklyk, dat de Poorters van Dordrecht , in den brief aan Jan van Beieren , by welken zy klaagen over de agterlykheid der Steden ter hunner hulpe, in opzigt van deezen watervloed (v) , na verklaard te hebben van niet ter dagvaard te willen komen, voor men haar byftonde, 'er by voegen : „ aanfien„ de, lieue Here, —- dat wi doch tot uwer „ genaden, ende toter Steden vorfz., niet vor„ der verbonden en fyn, dan, lieve Here, „ uwe genade, ende die Steden, tot ons ver„ bonden fyn." Die van den Briel zeilden zoo breed niet, toen zy, ten jaare 1435, in haar Rekening aanteekenden deeze woorden: „ Item XXX dagen in Januario gefent Geryt „ Copal an heren Willem van Egmonde, in „ den Hage, om dat hy de Stede onfchuldigen „ foude voer den Raet, dat fy in den Hage „ by den anderen Hollantfe Steden, roerende „ den Oefterfen Steden, niet ter dachvaert en qiü, aengefien dat die Steden [onder confent van onfen genadige Here hier inne niet te „ doen en ftonde (w)." Die genadige Heer, (wien zy ook, daar toe, finen fin (x) verzogten,) was Frank van Borselen; toen aan Voorne verlyftogt (j). , ^ f») Van db Wall. 1. c. bl. 4(18—+73. (v) Mier. 4 D. bl. 642. en V. de Wal. /. e , bl. 468. (W) /. c. Rek. Bam, 1434— I43S. p- 13- rx~) p. 11. / c (yj Reken. B:iele , Bamis 143' —1434. b 31. f 5  oo BYVOEGSELSen Bl. 460. r. 6. „ Glocester — fiak verzeldvan — Jacoba, in Wynmaand des jaars 1425, over naar Calais." Onze kundige Schryver zegt elders (z) „ dat hy, federt het „ jaar 1423 tot 1427, verfcheiden' gevallen „ verhaalt, die , van anderen , wierden „ geoordeeld, een jaar laater gebeurd te zyn: „ en dat , voor beiderlei Helling redenen „ zynde, hy het liefst onzeker liet." Zyne rondheid moedigt de myne aan, om te bekennen, dat ik, behoudens beter oordeel vermeenen zoude dat Glochester en Jacoba ' met in het jaar 1423, maar in 1424, naar Calais' zyn overgeltoken; en dat al het geen, van hier tot op bl. 464, volgt s betreklyk de, een jaar hier na, voorgevallen'gevangenisfe in en ontvlugting van Jacoba uit Gend, haar komst hier te lande, en 't beleg van Schoonhoven, niet by t leeven van Jan van Beieren , maar eenigen tyd na zyn overlyden, gebeurd is. Myne gronden zyn, eenvoudiglyk, deeze , Niet alleen getuigen de Engelfche en Franfche Schryvers, dat Glochester en Jacoba , in Wynmaand des jaars 1424, over Calais in Henegouwen vielen f»; niet alleen worden zy, daar in, door de oude Kronykfchryvers van Braband, Vlaanderen en deeze Landen, ook die digst aan die tyden leefden, gevolgd; (b) maar, in de Tre/brier Reekeningen der Stad Briele, met name in die van Bamis 1423 tot Bamis 1424, binnen welk tydvak de meesten dee- 00 Vaderl. Hifi. 3 d. bl. 480. C<0 Rapin Thüyr. Hifi. d'Anglet. Tom. 4, p. sa. Ve,.„ Hifi. de Fr. Tom. i4- p. 295. i- Anonytn. Brabant, p.'i69. Zandf. Cbron. fo!. 416 Exell. van Vlaanderen, fol. 81 Vfo. Meier. Annal, F/and. p. 267.  AANMERK, op het III. DEEL. 91 deezer zaaken, volgens 't verhaal van onzen treflyken Schryver , zouden gebeurd zyn , wordt niets van dezelven gemeld, niettegenstaande die Rekeningen (welken ik, voor een goed gedeelte, geduurende myn voormaalig verblyf in den Briele, heb uitgetrokken) zeer uitgebreid zyn , cn de gelden, welken die, toen zeer aanzienlyke , Stad, in alle twisten met Jacoba, ten dienste van haaren Heer, onophoudelyk opbragt , ten nauwkeurigfte aanteekenen: ook hadt, immers, die Heer, dat is Jan van Beieren, indien hy, waarlyk, by J a c o b a's komst hier te lande, nog aanweezig geweest ware , niet kunnen nalaaten zig dqeze zaak ter harte te trekken, heirvaart te befchryven enz. ; waar van dan weder de onkosten, in Stads Rekening, niet konden verzwegen worden. De loop der zaaken, daarom, komt by my, naar leiding der Charteren en der beste Schryveren, hoofdzaaklyk, hier op neder. Omftreeks July van den jaare, niet 1423, maar 1424 , zonden die van den Briele eenen man uit, „ dat hi met der Steden brie„ ve liep aen minen genadigen Heer, in„ houdende van den tydinge van de Engels feu." (c) En Jan van Beieren, wyl hem , daaglyh , alrehande tydingen én , maeren quamen van den Hertoge van Glo„ chester, om Ons (zegt hy) en onfen Lande te „ verfoeken met cragte." gelaste ,ltraks, eenen iegelyk' zyner onderzaten, hem, zo 't nood ware, op klokkenflag, te volgen, (d) Dit gebod wierdt (e) Tbefor. Rek Bam. 1423, tot Bamis 1424. p. 20. la) Mier. /. c. bl. 728.  BYVOEGSELS en wierdt gegeven den 4e.n van Hooimaand des jaars 1424, en bewyst genoeg, dat, voor dien tyd, Glocester niet geland was. In Wynmaand hier aan gefchiedde egter, volgens de reeds aangehaalde Schryveren, by welken men meerderen zou kunnen voegen, de togt, over Calais, en, onmidlyk daar op' de inval in Henegouwen, De Hertog van Braband, ftraks , een leger , onder den Graave van S. Pol, op Glochester en Jacoba afzendende, verzogt, teffens , aan Philips van Bourgondie, en aan Jan van Beieren om hulp, cn de laatfte deedt hem weeten , dat hy , indien Hy gezond ware," (e) met genoegzame magt, op dertien-dag, by den Brabandfchen Hertoge, zig zoude bevinden. Dan hy volbragt dit voorneemen niet. Op denzclven dertien-dag, (f) zynde Saturdag, den 6n. van Louwmaand des jaars 1425, des morgens, in den dageraad (g), kreeg hy een toeval, in den Haage; 't geen hem!, ylings, uit het leeven rukte. 't Is, («) Divijïe Kion. bl. 269. Deeze woorden kunnen, zeer gevoeglyk , zien op de langzame werking van het Venyn waar aan hy kwynde CZandfl. (bron. Lood: f. 417.) en 't geen Heer Jan van Vliet, (zeker door anderen aangezet, maar die men nooit genoeg gekend heeft) hem, volgens deszelfs belydenis (Mier. /. c. bl. 729.) hadt toeitediend, door het aan zyn Boek (zo leest men in het Affcbrift ter Leenkam. van Holland, in 't Copulaatb. der Univèrlit. Bockery van Utrecht en Zandfliet / c. heeft libellus} te ftryken. Een daad, welke hy federt, met het leven, moest boeten; wordende, by Vonnis van Edelen en Steden, (Mier. /, 0. 4 D. bl 719.) enthalst, in den Hage; zyn hoofd op eén der torens van de Hofpoorten, en een ftuk van 't gevierdendeeld ligchaam, op een toorn van elke der vier Hoofdlieden van Holland ' ten toon gefield. (ƒ) Divis. Kron. 1. c. Andere meenen hy des avonds te voren ftierf. Vid. Zandfl. /. c. Goudscli Kron. bl i?6. (g) De Zondagsletter was G. L'Art de V. L. D. fol. 9s.  AANMERK, op het III. DEEL. 93 't Is, uit dit alles, genoeg te zien, dat Jan van Beieren, maar eenige maanden, na den inval van Jacoba in Henegouwen, geleefd heeft, en dat dus dieVorltin, voor zyn overlyden, en wel in Herfstmaand des jaars 1424, niet in Holland kan gekomen zyn, nog het Slot van Schoonhoven decdt beleggen. Al de brieven ook , door Jan van Beieren, in die maand, gegeven , zwygen van eenen oorlog hier te Lande; en, op den i9e.n van Wynmaand 1424, hadt hy Willem van den Couster (K) nog in de Slotvoogdy der laatstgezegde plaatz bevestigd, en deszelfs Zoon dit ambt, na den Vader, toegezegd. Ook was hy, omtrend Wynmaand 1424, met Margareet, Moeder van Jacoba en aan Schoonhoven verlyftogt, overeengekomen , dat deeze Stad onzydig zoude blyven, in de veete (z) die, toen, in Henegouwen, maar niet hier te Lande, ontvlamd was. Na Jan van Beierens dood dan, zal Jacoba eerst Floris van Kyfhoek herwaarts gezonden hebben, om voor haare zaken te zorgen en (Velden: Chron. bl. 124) hier op deez, zig, ten haren dienfte , meester van Schoonhoven hebben gemaakt. Philips van Bourgondie, midlerwyl, een fterk leger op de been gebragt, en, in Louwen Lentemaand 1425 (&), brieven van uit- daa- (£) Mier. /. c. 4 D. bl. 739. (I) I. ?• 74° eu 741. (*) Cbanerb. 4 D. bl. 748. 763. 768. De Brief van Louwmaand heeft geen Jaartal; de twee volgends zyn op I3en en  94 BYVOEGSELSen daaging met Glochester, waar van ook Wag. fpreekt, gewisfeld hebbende, vermeesterden de Brabanders Braine le Comte. Jan van Braband zelve, gebruik maakende van 't opgevolgd afwezen van Glochester, trok, in Mey daar aan (l)3 en dus van den jaare 1425, voor Bergen in Henegouwen. Hier bevondt zig Jacoba, en, op den 1 Juny van 't zelve jaar, ('t geen weder, duidelyk, in de Chartres hier uitgedrukt wordt,) wierdt eerst het Verdrag tusfchen de Hertogen van Braband en Bourgondie aangegaan, door 't welk die Vorstin, ondanks haare traanen, in handen van Philips gefield O) , en , flraks naar Gend wierdt gevoerd; van waar zy, federt, ontfnapt naar Holland, in Gouda, Schoonhoven en Ouwater , als Landsvrouw, ontvangen wierdt en, voorts, met Philips in dier voege oorloogde, als, hoofdzaakelyk, door Wagen. , nu verder, wordt verhaald. Bl. 469. r. 8 van ond. „ Brouwershaven." 't Gevegt is voorgevallen, benoorden de Nolle, by Brouwershaven - een plaatz, toen, aan Heer Floris van Kyfhoek, een' der grootfle Voorflanders van Jacoba, behoorende. Floris, Heer van Haamflede, wierdt 'er gevangen , en naar den Briel ge" en i6en Maart 1424 gefield; doch zy moeten, naar den aart dier tyden, tot den Franfchen ftyl, in weike taal zy ook gefchreeven zyn, worden gebragt, dat is, tot den jaare 1425. (/) Anon. Brab. I c. p. 172 et 173. (m) Dat Jacoba's Moeder geen deel hadt Cals Wag. meent bl. 462O aan dit Verdrag, en dus ook niec in deeze overgave van haar perfoon aan Philips, getuigt Jacoba zelve, in haaren klaaglyken Brief aan Glociibster, Miek. /. c. bl. 783.  AANMERK, op het III. DEEL. 95 gevoerd (n); Frank van Borselen, toen Generaal en Overfte Capitein van Zee^ land, daar na Egtgenoot van Jacoba, met een pyl gekwetst (0). BI. 479. reg. 5. „ De Graaven hadden nog nimmer ondernomen, de Steden, met opgeworpen Sterkten onder bedwang te houden" Deeze Regel, egter, lydt uitzondering. Floris deV., b: v:, fchynt, met geen ander oogmerk, de Slooten Nieuwburg en Middelburg , die de Alkmaarders nu weder moesten opbouwen, voormaals geftigt te hebben (£> Bl. 484. r. 13. „ Jacoba fleet een' hangen winter in Gouda." Met dat alles, zaten de Goudfche Stedelingen niet ftü, Zy hielpen de Landsvrouwe, te water zo wel als te lande; ftelden de Maaze in rep en roer, en noodzaakten, byzonder,die van Voorne en Putten, telkens tegens hen te waaken (#)• Bl. 491. ,3 Deeze Raad, die gewisfelyk, dezelfde is, welke men, federt, het Hof genaamd heeft." Dat de Raad van Negenen, hier bedoeld, federt weder is afgefchaft, en niet (») Tbefaur. Rek. Briel. Bant. 1425-26. bl. 20. Vfo. O) Divifie Kroti. I. e. bl. 271. Mier. /. c. bl. 833. Séo. (f) Wag. alhier bl. 44 en 476. (?) Hier tee behoort het aangeteekende in de Rekeningen der Stad Briele , van Bamis 1426 tot Bamis 1427 ; alwaar Philips gezegd wordt, den Brielenaaren , in 't laatst van 1427, te hebben doen weten „ dat die van der Geude eene reife ophadden;" waar op men uit den Briel naar die van Geervliet zondt; „ om die Schepen die aldaar lagen te waer- fcbuwcn, datfe niet tbogen voor Corsiagh in Watere." Onlangs daar na, kwamen die van ter Goude voor Geervliet, en men deedt ze, niet dan met veel moeite, van daar vertrekken In de Archiven van Gouda zelve, zyn my, wel eer ook die Stad dienende, geen ophelderende Stukken van deezen tyd voorgekoomen. Een zwaare brand, di» haar,in den jaare 1438, byna verwoeste, kan één der oorzaaken zyn van 't verliez dier eerwaardige Gedenktekenen.  96 BYVOEGSELS en niet kan gehouden worden voor de eerfie oprigting van het tegenwoordig Hof van Holland, kan men, uit fchriften, na onzen Wag. in 't licht gebragt, duidlyk ontwaaren (r). Bl. 500. r. 6. enz. „ Kooplieden — Anfe of Hanfce. genaamd." D'oorfprong der Haufe-Steden wordt tot het einde der 12= eeuw gebragt (V). 't Woord zelve zoude ik liefst door broederfchap verklaaren (t). Zo vindt men, onder die benaaming, reeds een Broederfchap, (Confratemitas) der aanzienlykile Kooplieden van Middelburg in Zeeland, op den jaare 1271. Bl. 504. reg. 6. 't Is 't gemeen gevoelen Tiier te Lande - dat de Drukkunst te Haarlem, door Laurens Koster, gevonden is" De waarheid dier Helling agt ik volkomen uitgemaakt, in 't uitmuntend Werk , 't geen wylen de Heer Gerard Meerman , over deeze Hof, gefchreeven heeft, 't Zy genoeg, uit hetzelve, hier aan te merken, dat de uitvinding, tusfchen den jaare 1428 en 1430, fchynt te moeten gefleld worden; dat de diefllal der letteren, waar van hier wordt gewaagd, niet aan faust,maar aan Guttenberg,gezegd den ouden, Knegt van Koster, moet geweten worden; dat deeze, te Mentz, in het jaar 1440, of 1442, en wel met Haarlemfche letteren, heeft geCO Van de Wall. /. e. bl. 567. en Kluit Prim Lin. p. 110 § 711 et 712 (O Robertsoim Hifi. »ƒ Cbarl. tbe V. Vnl. 2. SeSt. 1. Not 29. (Ó Mier. /. c. 1 D. bl. 356. (n de byzondere plaatzen heetten die Broederfchappen Gildons; over welker oorfpron» ik hier niet kan uitweiden; doch van welken , in de Nederlanden, al in den jaare mi gewaagd wordt. (Mier. 1 c. Dl. 82. Conf. Verhoeven, Ui/lor. Aanteh.'m de .Memoires , qiti om tem' porti le ptix a Brttxelles; l'an 1777. p, i<53 et fiqq.  AANMERK, op Het III. DEEL. omgedrukt; dat zeker getyde boekje, door den Boekhandelaar ENsciiEDè, in deeze eeuw gevonden, 't oudite bekend voortbrengzel van Kosters pers is; en dat de tyd ons beroofd heeft van Werken, waar in de naam deiStad Haarlem, by den druk, vermeld wordt voor den jaare 1484; fchoon men dien van andere plaatzen, in de Nederlanden^ ontmoet, op het jaar 1472 (t). Bl. 510. r. 5 v. ond. „ Frank van Borselen, Stadhouder van Holland en Zeeland" Hy was dit, meen ik, thans ten tweeden maale. Hertog Jan van Braband hadt hem , na doode van Jan van Beieren, wiens zyde hy en zyn Vader gevolgd hadt Cu), nevens den Heere van Gaasbeek, tot Ruwaard ('t zelfde als Stadhouder) aangefteld , en hy voert dien (/) ra. meermanni Origg. Typegrapb. pag. 76, 78, 79, 88, 90 enz. Zie ook van Oostende Bruin Bcfcbryv. v. Haar! 1 D. bl. io9*-z%o. en Vissers Naamlyst, bl. 1. en 15. Dar men , met gegootene Letteren, iwr den jaare 1415', ia de Nederlanden gedrukt heeft j blykt my, na het \ovcnItaande gefchreven te hebben, uit zeker handfchrift berustende in de Abdy van S. Aubert te Cambrai, en genaamd HHemeriaux de Jean Robert; welke Jean Roten aldaar Abt ■was, en, in het zelve werk, ten jare 1.345, 't volgende Jieeft ^ aangeteekent. fol. 158. yjtem peur »« Doitrinal gette en molle (gegooten) envei.t }im> a B«Üg (Brugcs) par marqi (Marquart). ƒ efcripuant de Valle"nc. CValenciennes) au mois ie janvier SLv peur jacqt (Jacquet) xx f. t. feti beult fexdrius (en eut Alexandre) 1 pareil que leglife paya. „ Item fol. 16. hem envoyet a Arras. I Doctrinal pour ap* prendre led D. Qerard, qui ƒ» aeatez (achctez) a Valeis^ et (ffcit jettè en molle ,. et coufta x X111 j gr. Se me renvoya le dit Doctrinal Je jour de TouJJaints 1'an 51. iifans quil ne vtloit rien, et ejleit teut faux. fen avoit acatê t x pat. en papier.'' Ik ben deeze, geheel onbekende, plaatz, die breeder uitweiding verdiende, verfchuldïgd aan den kundigen Heer' Adv. Visser , in s'Hage. (/'} Mier. 4 D« 1. c. bl. 549..601, 607, 6s8. 649. <) Handfcbrift onder my, uit Memor: r. a. fol. 72 en 81 Vfo. C*) Mier. 4 D. /. c. bl. 947. (y) Mier. 4 D /. c. bl. 1002. (z) Mier. 4 D. b!. 932. («) Miir. /. e. H. 959. 976. 981. 984. 937. 993. mi t0O2.  AANMERK, op het III. DEEL. 99 heid, om, daaglyks, met die Vorstin om te gaan, en haaren rampipoed van naby te aanfchouwen. Bl. sii. r. 6. „ Heimelyk — huwelyk — gefchiedde in Hooimaand des jaars 1433." Ik agte, dat het heimelyk huwelyk, tusfchen Frank en Jacoba, reeds in den jaare 143a, en dus een jaar vroeger, geflooten zy, nadien Jacoba's afltand, die een gevolg was van deeze Verbintenis, reeds plaatz greep, op Paaschdag van den jaare 1433 Q). 't Verdient ook opmerking, dat de laatlte, immers my bekende, brief van Jacoba gegeven is, op den 28? van Wynmaand des jaars 1432, en dat Philips, anders thans buiten's Lands, nu, federt eenige dagen, zig in 'sllage bevondt (c). Ik zoude zeer waarfchynlyk agten, dat de kennis, welke hem reeds, nopens den heimelyken Egt van Jacoba, zal zyn overgebragt, de reden zyner komst was. Heer Frank, egter, moet, nog op den 6n. van Slagtmaand des jaars 1432, op vrye voeten geweest zyn; alzo de Hertog hem fdie teffens Ruwaard van Voorne was) geboodt, der Vrouwe van VoorneT Weduwe van Jan van Beieren , dit Land te ontneemen, en in zyne handen te flellen (fl). Ik twyffel, of hy aan dien last voldaan nebbe; doch, dit zy, hoe't wil, daar men,- reeds op den 161 van Louwmaand des volgenden jaars (i) Mier. bl. 101a. (*) /. c. bl. 1006. a»f. I. e. f. 1007. en bi. 939. 991, icöïs 1016. U) BORSEtKM Dlvirfa. Kas L. fol. 75. tan dt Lunhaait G 2  loo B Y VOE GS E LS en jaars 1433, Willem van Naaltwyk (e~) toz Ruwaard van dat Landfchap vindt aangefteld, en de Hertog, tusfchen den 9 van Slagtmaand 1432 en den 11 van Lentemaand 1433 (ƒ_), my niet meer in Holland ontmoet, zou ik liefst gelooven,dat Heer Frank, in dien tusfchentyd, zal opgeligt zyn. Bl. 513. r. 17. (Tilips) „ zou het geflooten huwelyk bevestigen." Ik meene, dat Philips eerst zyne toeftemming ter bevestiging van dat huuvvelyk gegeven hebbe, na dat Jacoba haare Landen aan hem hadt afgeftaan. In 't Verdrag van dien afftand zelve wordt van geen huuwelyk gewaagd; maar, uit een ftuk van "den 9 van Wintermaand 1433, blykt, duidelyk, dat de Hertog, by een laat er Verdrag, te Middelburg aangegaan , haar hadt toegeftaan, ,, naar haar goedvinden te trouwen , mits niet aan iemand, die hem vyandig was, „ of geweest was (gj; en dat zy, in gevolge „ van die toeftemming , voornemens zynde „ zig te verbinden met een Heer uit hare „ nabuurige Landen, (h) maar dien Egt, „ zonder s'Hertogen raad niet willende vol„ trekken, hy haar nu toeftondt, zodanig een „ Gemaal te neemen, als Heer Antoni van „ Croy, en Renty, zyn Kamerheer, en „ Guy Guilbant, zyn Treforier Gene- „ raai., (e) Alkem. Eefcbryv. van dcu Briele I. D. bl. II8. enMlER. /. c. bl. 1009. <ƒ; Mier. /. e. bl. 1007 en 1008. lg) Mier. I. c. f. 10.28. (ij „ Avec «»g Seigneur des marebes a elle prouebaines." I. C« dat ziet zeker op Zeeland, paaiende aan Veorne , waar van if si] Vrouwe gewerden v**s.  AANMERK, op het III. DEEL. 101 „ raai, haar zonden aanraaden; met verzekering, „ dat hy dit huuwelyk, en den perfoon, dien „ zy tot Gemaal kiezen zoude, voor aange„ naam zoude houden." Hier op raadden, keurden goed en ftemden de twee bovengen. Ileeren haar toe, op den 27 van Louwmaand des jaars 1434, (naar onzen ftyl) „ te huu„ wen met den Edelen en mogenden Ridder, „ Heer Frank van Borselen , Heere van „ Zuylen, St. Maartensdyk en Kortgeene, en „ met niemand anders; zonder dat, of Zy, „ of Hy, hier door, in eenige veragting, „ blaam of verwyt van den Hertoge zouden vallen (*);" 't geen ook wierdt nagekomen, doordien Philips, aan Fr ank, voor deszelfs leven, den titel van Graave van Oostervant toeftondt; een titel, die de oudfte Zoonen uit het huiz van Henegouwen, voorheen, droegen, en waar door hy den rang kreeg van een Prins van den bloede (AV). Bl. 515. r. 9. „ In de huwelykfche Voorwaarden van Vrouw Jacoba, vindt men verfcheiden uitdrukkingen, die haar tedere genegenheid tot Frank van Borselen duidelyk te kennen geeven." Men kan niet twyffelen, of Jacoba beminde haaren Gemaal teder en, zo 'er ooit een huwelyk van 't hart was, 't was dit: f») Mier, j. c. bl. 1029. Ct) Wanneer Heer Frank, wierdt or.tflagen, is my ni« gebleken; maar wel, dat hy zulks reeds was, op den 19 van Wynmaand des jaars 1+33- cT*tfer. Reken. Briel. van Bam. I433—I4S4 H.18.J) 't Huwelyk zelfs, waar van men de Voorwaa den vindt op den ien. van Lentemaand des jaars 1434. (Mier. bl. 1032.) zal, kort na dien tyd, zyn voltrekken. Op den, i4en. v*n Zomermaand 1434, heet hy reeds Graaf Oostervant. Triflr. Reken. I. c. G 3  ioa BYVOEGSELSen die: doch men moet, des niet te min, aanmerken, dat de uitdrukkingen, hier aangehaald, in deeze tyden niet ongewoon waren. Willem de VI , Jacoba's Vader , hadt juist dezelfde gebruikt, by 't geeven eener lyftogte , aan 'haare Moeder, Margarete (/). Bl 516. r. 7. ,, By zyn (Jan van Beierens) affterven, liet Filips haar niet toe, bezit van (de Heerlykheid van Voornc) te neemen)." By gebrek aan Stukken, moest Wag. zo fpreeken: doch Elisabeth , zo my uit gclyktydige bewyzen gebieeken is, bezat waarlyk, tot op 't eind des jaars 1433, deeze Heerlykheid; fchoon Filips, met haar, over 't invoeren van zwaare belastingen, (waar in Frank haare zyde koos) oneens geworden zynde, lang bedagt was, haar van dit Landfchap te ontzetten (/») Frank wierdt, in haare plaatz, tot Heer van Voorne gehuldigd, op St. Michiels avond, dat is, den 29 van Herfstmaand 1434 («). BL (/) Mi'R, /. e. bl. 593. J'.coba was ZelTs verpligt, by den afftand van haare Staaten aan Philips, te gewaagen van der gitnfchcr livfden , en natuttrhker minnen, die zy deezen, haren ,. Heven Broeder, waarachtige erjfyenamc, ende naefte bleet, leed'ecg " J,ji. r I. r, bl. 1012. dm) Trefor, Rek der Stad Briele van Dam. 1428—1409; bl 5,7 ,, kern gefeynt jan van der Sluys mie brietien an mine genadi» ger Vrouwen te Lutfemhurgh , iftbotider.de van dat here Rnr. ,, lant (van Uitkerkë) haer genade taeevtarjf gefceuen boddo , dut fit te lande comen /oude, ende der Steden gefercuen hadde haer genade an*de vtarntn te (tritsen. d den Briel, Maasland (0) enz.; verzeld van een zeer aanzienlyken Hofftoet, waar onder de Raaden (haarer Domeinen ,) die uit treflyke Edelen beftonden, haare Kamerlingen en anderen 3 opgenoemd worden Qö). Van de Kruikjes , die ook onze Wag. aanftipt, zal ik hier niets zeggen, dan dat dezelven ook, op verfcheiden plaatzen, waar Jacoba zig nimmer ophielt, gevonden zyn, buiten en in deeze Landen, dikmaals zeer diep in den grond; dat ook hun maakzel tot vroeger tyden fchynt te behooren, en dat niemand haarer tydgenooten, myns weetens, 't verhaal van deeze kannetjes op haare reekening ftelt (q\ Zy ftierf op St. Victors avond, en dus op den on van Wynmaand des jaars 1436 (rX BI. («) Tre/er. Reken. Bam. 1433—34- P' !• Vfi. >4» IS Vfo; S7 en 37 Vfo. en van Bam. 1434—35. P- 8. Zie ook Mier. 'l. c. bl. 1049. (/>) Trefor. Reken. 1433—1434. bl. 9. Vfo. worden ook tot het lluizgezinde enzer genadiger Vreuwe opgeteld de Pcirtycrs, Pentyert, Botteliyers, Kcocs , Pafteybakkers, Torlysdragers , Coninc van dor Zael en Zaetwaerders, Toomlooper, Pypers, Boden, die van de Waerderib (guarde-robej enz. 't geen ik, (die» in 't leeven der Heeren valt Voorne, deeze Stof eens nader hoopte verhandelen,) alleenlyk aanhaale, om te doen zien, dat Jacoba zo eenvoudig niet leefde, als men zig fomtyds verbeeld heeft. (q) Zie verder van Hasselt over de Jacoba's Kannetjes, by. zonder bl. 15. '6. 22. 32 enz. Cr) Rek. Bam.VCo. 1436-1437. bl. 16 Vfo. „ Sinte jVic„ toersdach, en myns Vrouwen genade's daecbs daer te voren, 4, ofliuich geworden was" G 4  104 BYV. en AANM. op het III, DEEL. BI. 532. r. io. „ De Oosterlingen be, kommerden de Hollandfche en Zeeuwfche Schepen:' De Engelfchen, welken mei de Manie - Steden en den Grootmeester van Pruisfen verbonden waren, befchaadigden thans ook, „ aen beider ziiden , 't lant s, llollant Zeelant ende van Voornc " Ook vertoonden zig de Hamburgers, in 1438, voor de JYiaaze, ten tyde van den Haringteeld fsj. CO Rek- Sant. ut&eU, bi. 12. Vfo. en Bam. 1437-^,8 bl? io. Rymer Ja. fubl. A»$T. T. IÖ, p. 43 B V-  io5 B Y L A A G E. Men vindt, op de Leenkamer van Holland, een, zeer wel bewaard, Handfchrift, zynde een zwaar Boekdeel, in groot folio, gebonden in houten berderen en koperen Sloten; getiteld , in het flegt Latyn van dien tyd, Remiffbrium Jive Reportatorium , en houdende, in twee Boeken, een Register of Inventaris van alle de, toen bekende, Privilegiën, Handvesten enz:, meest betreklyk tot deeze Landen («). Dit Stuk is, tusfchen de jaaren 1433 en 1449, in ordre gebragt, (b) door Mr. Pieter Be-oosten-Zween van Renisse; zig noemende Meester in de vrye Kunsten, Leeraar in de geestelyke Regten, Raad en Registermeester der Leenen van Holland, Zeeland en Friesland; in welke Ambten hem Her- C«) In dit Handfchrift, i B. bl, 2. Vfo., leest men deeze woorden, die, tot nader verftand van myn zeggen, alhier, dienen kunnen. ,, Hier begbiunen van den oudften Regifteren „ alle die Puilegien ende Handueften der Steden van Hollandc ,, Zeelandt ende Vrieslandt. En eic alle brieue die den graue „ en der Graeflicheit va andere Heeren verleent fyn. Het fy „ van verbanden, püilegie en zoenen en oie die anderen Heeren » gtgbeue fyn nederwaert!_ Ter tydt toe des myn genadighe Here „ van Bourgoingnien en van Brabant enz. 'e GraeflTcip van „ Hollant aennam." <*) Remisfor. I. c. ifte B. bl. 2. Vfe. en ade B. bl. ï. in Probemio- zynde een foort van Voorreden, die onder de Tfeekening ftaat, doch zonder dezelve te verklaaren. G 5  io6, B Y L A A G E: Hertog Philips van Bourgondie, tin jaare gefield hadt (c). In dit Stuk , blykens papier, letter en andere teekenen , onder de regeering van Philips gefchreven, ontmoet men vyf verfchillende , naar den fmaak dier tyden , op Pergament, zeer fierlyk gemaakte, teekeningen ; van welken, byzonderlyk, drie den Hertoge, en een gedeelte van zynen Hoffloet, vertoonen. Daar deeze Vorst, onvermindert zyne, te heerschzugtige, handelwyze nopens de ongelukkige Jacoba, voor 't overige, een der beroemflen van zyne eeuw en, teffens, Heer der meeste Nederlandfche Gewesten geweest is, maar zyne gedaante, nimmer, naar een, ontcgenzeggelyk, gelyktydig Stuk, in de Nederlanden (d) gemaakt, myns wetens , is uitgegeven , vertrouw ik den Minwaren van zulke zeldzaamheden geene on- dienst (o In zeker ander Register der Leenkamer, KasP. 13s8— 1420. leest men, in 't begin, „ Defe nagefcrettè brie'e waf en itt „ Vridages vnir pinxten in tjaer xiiiic x \,u in die Tre/erit „ ven Hellas in de Hage. en de meester Pieter van Beoosten- Zween va Renisfe. dcctoir in de getfteliken rechte, die doe van ».lnè genedigi bèè va Bourgön'Gratie va /lel/at, enz. van dë" dienft van Je registeren van IIoI!~ verlaïè was. „ i* prefentie broed' Jan Nack, vtca"ius otdts i'dicaterü. raet. „ en bèè Jan Flory» Secretarias. rmerletierde nreyfler Jacoh „ Po»ter van d'Loo 'elf docteir in den Jtluè geeflelibe recht, de 3, vtelkë die voirpsr dyenft van ai Regift' van tuinen voirfcr. „ her bevolè~was en letterde dat over, cnm Inventano "enerali." Kenjsse dan, die gezegd wordt in 1449 zvn eerfte "optie) ie hebben voleindigt (liber, ex prothocollo. finitus; in Retr.ttfor. I. e. ïfle B. bl. s Vfo ) heeft, na 't verliez van zyn Ambt ia 144I , de hand nog aan dit werk gehadt. (<Ó Dat my de Haarlemfcbe Afbeeldingen onzer Graaven van laater tyd fchynen, heb ik getragt aan te toonen, in Verbond: der Maatfcb. van Nederl. Letterk. 4 D. bl. 11 en 1-. Ruiten de Nederlanden vindt men mffrr afbeeldingen via Philip*. Zie MoNTF/iucoN Wltmmi. de la Rlonarcb frons 1. i. Pi. ras. t. 1 pi. 167. 1/5- 176.  B Y L A A G E. 107 dienst te doen , met een deezer drie teekeningen hier nevens te doen plaatzen ; zo als het&, door de bekwaame hand van den Plaa'tihyder Jan Kobell, onder myn oog, naar 't oorfpronglyke, (dan 't welk met goud (e) en andere coleuren, is opgelegd) algeteekend en, federt, in Koper gebragt is. Het Stuk zelve zou eenige uitweiding verdienen, maar deeze plaatz eischt kortheid. Fhilips dan, in de rcgte hand, zyn uitgewogen zwaard houdende, wordt hier, ik weet niet op welk een plaatz, maar, om het ryzen van den grond, zeker genoeg buiten een der zeven, vereenigde Gewesten, vertoont, in een open Tent, van buiten verfierd met de wapenfchilden van, aan hem toebehoorende, Landfchappen; beginnende, aan zyne regtehand, met Bourgogne en Lotharingen. Gelyk de Tent my van binnen met vlammen, teekenen der Orde van het gulden Vlies, befchilderd fchynt, is ook de Hertog in de kleeding dier, door hem, ten jaare i43o,ingeftelde, en, federt, door Europa, zo beroemd geworden' Orde, afgebeeld; draagende den rooden fcharlaken Caproen, vastgemaakt met een rol, of cor- O) Na dat de voortreflyke wyze, om het goud, zo verheven en glansryk op Pergament of | Papter te leggen, als men het nog, in de oude handfehriften, bewondert, omtrend't begin der 16e. eeuw, buiten zwang en , daar op, verlooren geraakte , hebben Kunstminnaars , in deeze en de voorgaande eeuw , te meermaalen, getragt dit geheim te ontdekken. Ik twylfel, egter, of iemand hier in gelukkiger vorderingen, en nader koomende aan de bewerking der Ouden, gemaakt heeft, dan de bovengenoemde Graveur Kobell. Trouwens, wat zouden Hollandfche handen niet vermogen , als yver en fmaak flegw wierden aangemoedigd. Men vergeve my deezen uitflap. De Knnstsn hooren tot s'Lands eer en Hillone.  io8 13 Y L A A G E. comettc, (f) den Mantel van dezelfde verwe en, daar over, den gouden halsband. Voor den Hertoge ligt, geknield, een geestelyk Perfoon, hem aanbiedende, het volkomen af beeldzei • van , juist, dat zelve Boek, waar in deeze TeekemW wordt «q. vonden: en 't kan dus zyn, hoe zeer ik hier niet voor inftaa, dat Renisse, in perloon, by zekere plegtige gelegenheid, zodanig eene aanbieding den Vorst gedaan nebbe, naar de gewoonte dier tyden (g). Immers czthxor Renisfe (zo ds 'c Handfchrift leest,' cti t zelfde is als Renesfe) wordt aangeweezen biykt uit twee vierendeelen fquartieren) van het, nevens hem, ftaande wapen, tot dat gcflagt behoorende; zynde een gouden leeuw op een rood veld , met gouden blokken of, zogezegde, turven, (h) De roode en gouden geeren der twee overige vierendeelen zullen j;e - oosten-Zween vertoonen ; 't welk veel overeenkomst met her geflagt Duiyeland heeft waar toe het fchynt te behooren (i\ Aan de regte zyde van Philips, flaan twee Ridders van het gulden Vlies, mede in hunne rood fcharlaken Mantels, met 7.o noemde men het Windzel, waar mede de K werdt vastgezet, zo, dat de punten op het hoofd ^ twee noormjes maakten , waar van't zyn „!lam fcreoe. fW B, rki Jbre or. dn&vtufa, et Menage , 0,igi„. é,hd 'e *W Jur Cornette. 6 G?) Men kan hier meerder Voorbeelden van zien >„ r« Zie te Water, 2>f/. Di. iR_2a tO 1. c, bl. j6ï. '  M^PIETERBEOOSTEHZWEENvanEENISSE biedt den Hertoge PHILIPS van BOURGONBIE een Heffister aan van 's lands Privilegiën.   B Y L A A G E. 109 Bisfchop of Abt, blykens het, op den rand ftaande, bovenfte wapen, waar uit men een kromme Staf ziet ryzen. Ik betuig din wapen, zynde een goud veld, mex een blaauwen keper, waar op een wit, ("dat is zilver) kruiz Haat, tot nog toe, met te hebben kunnen ontdekken (k). De Vlies-Ridder, die, aan deeze zelve zyde, naast aan den Hertoge ftaat, houde ik voor Heer Antoni (7), Heer yan Croy en Renty Hy voert een gevierdendeeld ichiid, zynde'het ie. en 4e. deel wit, met drie roode banden, het 2^en SL: wit, met drie roode bylen. Men telt hem onder de eerste mannen van Staat en Oorlog zyncs tyds. Hy was dezelfde, die, naamens den Hertoge , aan Vrouwe Jacoba, haar huwelyk, met Frank van Borselen, hadt toegeftaan (» ■ U TT Iets laagcr dan hy, ftaat Heer Hes de Lannoy, Heer van Santes; voerende wit met drie groene leeuwen; zynde de rand riÖ Vid. Wltmoir. poar fervir a Mijl. Bourgogne, p. 177-i3C alwaar men, ondei- de hooge Ambtenaren en Raaden v.-.n HenoR Philipi, verfcheide Ceestelyken vindt, als de Bisfcbop* oer van BethUm, van Jlmitm, van tefW. van f fe" nrt van en van Doortik; de Abten van 5. Snr.e, AezcSt. Btnignt, de Aartsdiaken,van Autun-enz.; tot een van welken, hy, denklvk, zal behooren. „ i i. en de Wapenborden der Ridderen van 't gulden Vlies , b*v de Rikmer , Bijibr. van iGravenbsgc. i D. tusfchen biadz. »p6 en "87. Pf. 9m K°. 3- }s™ ™ C*0T> Heer van fur Blarnt, was nu ook wel Ridder der Ord-, maar by voerde een fartout op den Schild. Zie /. ». ft. S. n». s. «• Chifflet. /. ^ P. H- Cor.f. curistyn S*rttfr. f- I. p 483(my Zie myne Aanmerk. II. ico en 101.  iio B Y L A A G E. rand van het fchild uitgetant met rood («). Men zal hein , in 't volgend deel van' Wag., als Stadhouder yan Holland , leeren kennen. Aan sTIertogen flinke zyde, ftaan, weder, twee Ridders, en voor hen, meêr naar den voorgrond, een aanzienlyk man , in een rood kleed , met goud bewerkt, en uitgemonsterd met hermynen; hebbende een zwarten , met gouden knoppen verflerden, gordel om 't lyf. Ik zoude hem liefst rangfchikken onder de waereldlyke Raaden van den Hertoge (o), doch moet weder aan kundiger overlaaten wie hy zy. Zo immers de wapens hier, in de zelve fchikking, als aan de overzyde , geteekend zyn, voert hy het blauwe fchild met witte Sleutels, 't geen ik , wel by de Abdy van St. Pieter te Gend vinde, maar op deezen niet kan toepasfen. Duidlyker toont het volgend, weder gevierdendeeld, wapenfchild, dat de naast Philips ftaande Vlies-Ridder, niemand anders, dan de beroemde Frank van Borselen, Graave van Oostervant, Heer van Zuylen en St. Maartensdyk , zyn kan. Hy, in den jaare 1445 tot medelid der Orde gekooren , voerde alleen dit wapen, in dier voege, als het hier gezien wordt; te weten, in 't 1= en 4e. deel, zwart met een witten band; (n) Deeze tand is een breuk in 't wapen, 'c geen Hue onderfcheidt van zyn tyd- en geflagtgenooten, mede Ridders van het Vlies ; t: w: Cuii.leeeut -t Baudcuin , en Jehan de Lannoy. VU. CmrFLET. / c. p. 7. 10. 13 et 30. En de Riemsr /. e., Plaat 2. N°. 2. vergel. met PI. 1. n". s en 7.. en PI. 3. n°. 4. (t) Zie iVémoir. peur fervir a Vllifl. de Bturg. L 9.  B Y L A A G E. ui band, in het ae. en 3e. deel, rood met drie witte zuylen Q5). Eindelyk ziet men, een Ridder van St. Antont gekleed, ineen zwarten, met goud gebloemden,en met hermynen uitgemonsterden, korten rok, roode kousfen, en zwarte puntige fchoenen ; draagende, om den hals, het gouden koord zyner Orde, 't welk eindigt op een Haaf je rt o-een men agt het bovenlte deel van letter T rTeunis) te zyn) waar onder een belletje van gelvk metaal (?). . Hy behoort, blykcns zyn wapen, tot het huiz van Lannoy. De groene Staf, dien hy draagt, kan doen denken, dat hy eenige bediening van gezag, ten Hove, bekleedde. Het Onderfchrift, t geen men beneden de Plaat leest, is van my ; de Teekening zelve heeft 'er geen. (V) Kwaalyk maakt de geleerde Ckijflet. 1. c., M. 25. hier drie dubbele Snaphaanen Vgmarii, fufilO van. Men zie du wanen ook dus by de Riemsr 1. c. Plaat I. N°. 14. Hefer Henrik van Borselen, Heer van ter Uere, thans mede V'MesRidder.voerde eenvoudig het wapen van Borfelen. l.c.N'.ö. U\ Aleregt van Beieren , fchoon, even als zyn Zoon , Willem de VI., Ridder van den Koufeband, (Mier. Cbsrtert. w 0 0 ftelde die orde in, ten jaare 1381. Zie myne firbandel.in de Werk. Maatfeb der Nederl. Leuerk. 4D. M. 19 Vn 41. als mede de Schryveren, aangehaald in de Vatorl. gron. bl. 233. NB. De drukfeilen , welken in het tweede Stukjen der Byvoegfeh en Aanmerkingen gefloopen zyn, zullen, in het vierde, verbeterd worden.  NB. De Plaat te plaatzen tegenover bladz. ioS.