g^,—»—*— GESCHENK i i \ • *■ I f DR. EhLCO VERWIJS. 1 i i i 1880. } Kr cö -* -- if— "i? - — • ^ -—- -    VADERLANDSCHE HISTORIE. TIENDE DEEL.   VADERLANDS C H E HISTORIE, vervattende de GESCHIEDE NISSEN der nu VEREENIGDE NEDERLANDEN, inzonderheid die van HOLLAND, van de vroegste tyden afJ Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte Gcdenkftukken famengefteld, door JAN WAGENAAR. Met Plaaten en Kaarten. TIENDE DEEL, "tw???^*' na 't sluiten van „et twaalpjaarig bestand, in 'ï taar l6o9; en eindigende, met de dood van waurits, prinse van oranje, in 't jaar 1625. Te AMSTERDAM, KY JOHANNES ALL ART. m d c c x c I I r. Met Privilegie van de Ed. Gr. Moe. Heeren flL, van Holland en Westfriesland" St) Mbteren XXXI. Boek, f. 581 verf. XXXII. Hoek, f. 619. ■ c ) Uefol. Huil 24 Noy, 23 D(C. I$op. il, 4. MSTEI15» XXXI. Boek, f. 5Ü0 verf.  XXXVII. Boek. HISTORIE, f te, verklaarden , dat dit Land altoos e'éne Heerlykheid met de Stad Graave hadt uitgemaakt : den opgezetenen der gemelde Dorpen, te gelyk, beveelende, niemants hooge Overheid te erkennen, dan de hunne Cd). Willem, Prins van Oranje, hadt deeze Heerlykheid in pandfchap verkreegen van Koning Filips den II., in den jaare 1559; doch dit pandfchap werdt, in 't jaar 1611, door de algemeene Staaten, ten behoeve van Prinfe Maurits, vernietigd, en in een goed, onverfterflyk Erfleen veranderd Ce). Voorts, werden, om de gemelde en andere zwaarigheden, door het Beftand niet behoorlyk weggenomen, of uit het zelve van nieuws ryzende , te vereffenen, eerlang, van wederzyde, gemagtigden benoemd, die, in den Haage , vergaderden , en , in Louwmaand des ■ jaars 161 o, een Verdrag troffen , waarby eenige punten, over welken men, tot hiertoe, niet eens geweest was, nader geregeld werden (ƒ). Doch over eenige anderen, kon men eikanderen niet verftaan. Ook werdt 'er, naderhand, meermaalen, van beide de zyden ; doch , inzonderheid , van de zyde der Staaten , geklaagd, over inbreuken op 't Beftand. Ondertusfchen , befteedden de Vereenig- I ), c ee- h CwO Meteren XXXI. Boei, f. 584, 591. 0 d C'O Meteren XXXI. Boei, f. 500 verf, Co) Mkterun XXXII. Boek, ƒ. 62*. ' CP ) IX. Deel, Ut 435. A4 1609. Flen ry rludfon :oekt eeie vaart ïaar Chila door tNoordvesten. rr. lefchil11 over e op-  8 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. volging, fn de Landen van Kleeve en Guiik. gewaagd hebben, hadt het fluiten van 't Beftand wel niet konnen verhinderen; doch wikkelde , eerlang , de Vereenigde Gewesten in nieuwe krygstoerustingen in , waarvan , reeds in dit jaar , voorbereidfels gezien werden. De Vorftendommen des overleeden' Hertogs, Gulik, Kleeve, Berg, Mark en Ravenftein , mogten, volgens de Huwelyksvoorwaarden , geflooten tusfchen zynen Grootvader en Grootmoeder, Joan van Kleeve en Maria van Gulik, nimmer vaneen gefcheiden worden. De Hertog was nu ,• zonder kinderen , overleeden. Zyne oudfte Zuster, zynde zynen Broeder ongehuwd geftorven , was, in 't jaar 1572 , getrouwd met Albrecht Fredrik, Hertog van Pruisfen, wien zy geene Zoonen; maar alleenlyk vier Dogters gebaard hadt. Zelve waszy, reeds voor haaren Broeder, overleeden. Haare oudfte Dogter was met Joan Sigismond, Keurvorst van Brandenburg, getrouwd, en deeze vorderde , uit naam zyner Gemaalinne, die in de plaatfe haarer Moeder kwam, de gantfche nalaatenfchap des overleeden' Hertogs. Eene tweede Zuster van deezen leefde nog, en hadt Filips Lodewyk, Paltsgraaf van Nieuwburg, tot haaren man. Haar oudfte Zoon, Wolfgang Willem, maakte, van wege zyne Moeder , ook aanfpraak op de Kleeffche nalaatenfchap. Twee andere Zusters des Hertogs waren getrouwd met Joan i Hertog van Tweebrugge, en Broeder des Paltsgraafs van Nieuwburg; en met Karei, Markgraave van Burgau, die beide ten minften een deel der nalaatenfchap vorderden; doch, by man-  XXXVII.Boek. HISTORIE. 9 mangel van magt, hunnen eisch weinig konden doen gelden. De Vorften van Brandenburg en Nieuwburg waren , reeds in Bloeimaand , overeengekomen , dat zy zig, gezamenlyk, in 't bezit der Landen , ftellen zouden, en, binnen zekeren tyd, over derzelver verdeeling, minzaam, overeenkomen De tegenwoordige Regeering zogt zig, daartegen , te handhaaven in 't bewind, tot dat 'er geregtelyke uitfpraak gefchied zou zyn, over de nalaatenfchap; op een gedeelte van welke , behalve de genoemden, nog andere Vorlten aanfpraak maakten. Keizer Rudolf begreep , dat hem de nalaatenfchap in handen gefield moest worden , tot dat elks regt onderzogt was. De Amptman van Gulik maakte zig zelfs meester van deeze Stad, uit den naam des Keizers. Doch de Koningen van Frankrvk en Engeland, de S aaten der Vereenigde Gewesten en de Proteftantfche Vorften in Duitscbland (f) begunftigden 't Verdrag der Vorften van Bran denburg en Nieuwburg, beloovende, daaraan de hand te zullen houden (j). Ook werden deeze Vorften , eerlang, in de Kleeffche Landen, gehuldigd. De Aartshertogen fchikten zig , daarentegen , om 's Keizers oogmerken te bevorderen: 't welk de Vorften bezitters bewoog , eenigen onderftand in Krygsbehoeften van de Vereenigde Staaten te verzoeken, die hun, op den vieren- twin- Aitzema K Deel, Ü 24-, 254. Du Mont Corps Diplom. Tom. V. P. 11. p. 103, 133. Cr) Foiez Du Mont Corps Dipom. Tom. V. ƒ>. ]l. p.126. %tj R-elo!. Huil. 8 fÜr. — Aynl 161c. W 2, 5, 32, A 5 lóeo. De Sraten "urklaarenzig voor Brandenburg en Nieuwburg.  i6o9, i ] i j < HL Oor- ] fprong | der verdeeld- £ heidover £ den r Gods- l dienst, in de Ver- c eenigde t Gewes- c ten. È i o VADERLANDSCHE XXXVII. Boek. twintigften van Wynmaand, beloofd werdt. Het Huis van Saxen, insgelyks , regt voorwendende op de Kleeffche Landen, zogt de Vereemgde Staaten te beweegen , om zig, met het gefchil over dezelven, niet te moeijen. Doch men fchroomde niet, den Saxifchen Gemagtigden te antwoorden „ dat het „ belang der Vereenigde Gewesten vorder„ de, zorg te draagen, dat men goede na- buuren kreeg, in de Kleeffche en Gulik„ fche Landen : waarom zy den Vorften „ van Brandenburg en Nieuwburg reeds „ hunne hulp hadden toegezeid." Onder:usfchen, zogt men zig, van wederzyde, in te betwiste Landen te fterken. De Keizerthen, onder den Aartshertog Leopold van dostenryk , hielden zig binnen Guiik. De Paltsgraaf van Nieuwburg hadt Duuren ingekomen : waarna, de beide Vorften de Plaaten om Gulik , sloume, vervulden met ïCrygsvolk. Van tyd tot tyd, werdt 'er, met vederzydsch nadeel, gevogten : 't welk, tot in len Zomer des volgenden jaars, duurde (/). De verdeeldheid over de Leere der Goddeyke beiluiten en eenige andere punten van den Godsdienst, van welke wyreeds, in'tvoorby;aan, een en andermaal (u), gewaagd hebben, ;af, omtrentdeezentyd, aanleiding, totverre;aande oproerigheid, in eenige Steden: waarom wy agten, dat hier deregte plaats zalzyn, m den oorfprong der gefchillen , welken lans, in de Vereenigde Gewesten, in zwang ingen, van de vroegfte tyden af, op te haaien. De CO Mijteren XXXT. Bnek, f. 598-1503. XXXII. Boik,f. 610, K.uj IX. Deel, bl. 375, 406., 426.  XXXVII. Boek. HISTORIE, n De Christenen der vier eerfte eeuwen, welker fchriften tot ons gekomen zyn, hebben zig, over de punten, die thans in deVeree nigde Gewesten betwist werden , niet altoos even klaar , noch op eenerlei wyze, uitge drukt. In 't gemeen, fchynen zy egter, naar het eenftemmig oordeel van fchrandere on derzoekers der Kerkelyke oudheid , geleerd te hebben n dat de mensch, fchoon begaafd M met eenen vryen wil, om den Godsdienst M te omhelzen en aan te kleeven, nogtans, „ de hulp en medewerking der Goddelyke n genade, door welke hem de waarheid ge„ openbaard was , geduuriglyk , behoefde : „ de kragt van welke genade, om den wil te „ buigen en te beweegen, zy, zo wel als de w vermogens, die God den mensch gefchonn ken hadt, beurtswyze, naar de gelegenhe„ den, die 'er hun toe voorkwamen, hoog„ lyk , plagten te verheffen («)." In 't naarfpooren van de oorzaak der zonde, beweerde men , dat God dezelve, geenszins , kon werken; gelyk Irenéus deedt, voor 't einde der tweede eeuwe (V). Omtrent de Goddelyke Befluiten, fchreeven de Griekfche Kerkvaders , en de Latynfchen, voor Auguftyns tyd „ dat God zulken ten eeuw wigen leeven voorfchikt hadt, welken hy „ hadt voorzien, dat deugdzaam leeven", of, gelyk anderen fpraaken n gelooven en voln harden zouden Doch in den aan¬ vang C k) Vossius irift. Pela?;. Libr. III. P. I. Thef. l.p. 278. &f,-q,j. Thef.Up.2',i, ê? feqq. P. U. Antith l.p. $aö&fefq. Libr. Vil. P. II. p 733 & feqq- Grotii Hift. Libr. XVII. p.&i. J. BasNage Hift. de 1'Eglife, Tom I. Livr. XI. CU. I Vï'.p. w-043. Cv) Fidc Euseb. Hift. Eccl. Libr. V. Cap. XX p. m.237. l«0 Viile Vossii Hili. Pelag. Libr. VI. Thef. VIII. a. 550. Ifjop. Leer der oude en laatere Christenen , omtrent de betwiste punten;  ïa VADERLANDSCHE XXXVII. Boek. 1609. vang der vyfde eeuwe, leerde Pelagius, een Schotsch Monnik „ dat een mensch, om „ heilig te leeven en zalig te worden, Gods „ genade niet behoefde ; maar dat men 't jj een en 't ander 's menfchen vryen wil hadt „ toe te fchryven ; die , dagt hy, niet vry „ zou zyn, zo hy deeze uitwerkiels niet kon „ te wege brengen." Doch, nader geperst, erkende hy ook de werking der Godlyke genade; zig, zo men meent, niet altoos, even klaar uitdrukkende (x). Auguftyn kantte zig tegen deeze Leer, beweerende n dat bekee„ ring en volharding niet van 's menfchen vryen wil; maar van Gods volftrekt 13 efluit afhingen : ook , dat men 't aan dit „ zelfde Befluit hadt toe te fchryven , dat ?, Gods genade den eenen niet, den anderen n immers aangebooden werdt, en , in fomn migen, geene , in anderen , volkomen'kragt n hadt (;y)." Sommigen hebben, federt, geoordeeld , dat de Kerkvader, door de hitte van het twisten, verrukt, eene nieuwe Leer in de Kerke heeft ingevoerd; doch anderen meenen, dat hy, alleenlyk, nader verklaard en ontvouwd heeft, 't gene veelen , reeds voor hem , geloofd; doch zo duidelyk niet geleerd hadden (Y). In 't Westen, hadt Auguftyn veele navolgers. Doch in 't Oosten, behieldt men de lpreekwyzen , die , reeds voor Pelagius tyd, waren aangenomen geweest. Te Marfeille , waren 'er ook eenigen , die met Pelagius de noodzaaklykheid der O) Vmim.lBr, m.r.V.Thr.\.p.»9\.Thtf.\V.p.?,G%. (y) Vossius Libr. VI. Thef X. *. 571. fz)GR, gen nog onbekend waren," en men, hier- ■ >> om, geene hulpmiddelen, tegen dezelven, ft behoefde in 't werk te ftellen. Doch, na dat elke eeuw nieuwe doolingen gebaard ?, hadt , was men genoodzaakt geweest, j, fpreekwyzen uit te vinden , om de afge}, dwaalden , uit hunne fchuilhoeken , té j, trekken." De aanhang van Gomarus {temde dus tegen het herzien van Belydenis en Catechismus; waarop de anderen gezet waren : noemende deeze dienstbaarheid j 't gene, by de eerden, vrede heette, die, daarentegen , verwarring noemden , 't gene by hunne partyen met den naam van redelyke vryheid vereerd werdt (k). De verdeeldheid dus veld Winnende, beflooten de Staaten van Holland, op 't verzoek van Arminius (/), : Gomarus en hem , voor den Hoogen Raad ' te doen hooren Cm). Dit gefchiedde, in Win- 1 termaand des jaars 1608 Cn). Doch na eenen ] langen redenftryd, vonden de Staaten raad- 1 zaam, den Hoogleeraaren te beveelen „ het a verhandelde ftil te houden| de onderlinge ?? vrede te bewaaren , en niets te leeren, „ ftrydig met de Schriftuur , Belydenis en j, Catechismus ; midlerwyl afwagtende , dat ,j de gefchillen, in eene Nationaale, of bleef deeze te lang agter , in eene Provinciaalë „ Sinode, beflegt werden." Evenwel zweeg men niet, na dit gefprek. De beide gevoelens' CO Orotii Hifi. Libr. XVlt. p. 553. lO Refol. Holl. 30 April 1608. bl. 85; fm) Refol. Holl. 26 Janiiary en yery.' 1608. tl. 50i Cn > Rcfol. Holl. 12 Decemb. 1608. */, a. Ci BMNili Vifa Arminu. p. 352 j 359, B 2 1609. Somari» ïii Armi- üus rordan i toot den loogen laad,gé. lOOIcU  2o VADERLANDSCHE XXXVH.Boek. 1009. Hun verfchil, over 't gezag der O /erheid, in 't Kerkelyke. Arminius flerft. lens drongen, meer en meer, door. De Predikanten waren, voor 't grootfte gedeelte, in 't gevoelen van Gomarus. Doch de meeste Wethouders hielden 't met Arminius , wiens Leer gemakkelyker te bevatten fcheen. Ook ontftondt 'er, eerlang, nog een ander gefchil, waarby de Wethouders nader belang hadden, en 't welk hen meer genegen maakte, tot die van .Arminius gevoelen waren : want deezen fchreeven der burgerlyke Overheid het regt toe, om over Kerkelyke zaaken te oordeelen :" daar Gomarus en de zynen beweerden , dat Kerkelyke zaaken, in Kerkelyke Vergaderingen , behoorden verhandeld te worden. Hierover, werden, naderhand, zo wel als over de andere punten , verfcheiden' fchriften gewisfeld (o). Ondertusfchen, werden Gomarus en Arminius , ieder verzeld van vier Predikanten, in Oogstmaand des jaars 1609, nog eens gehoord , in de Vergadering der Staaten van Holland Qs). Arminius, die lang gekwynd hadt, overleedt, kort hierna, verklaarende, in zyn uiterfte, niets geleerd te hebben, dan 't gene hy, na ernftig onderzoek , hieldt 0vereenkomftig te zyn met de H. Schrift, en te {trekken , tot vereeniging der Protestanten (q). Men beriep, in zyne plaats, Conradus Vorjlius, die, by veelen, gehouden werdt, [tellingen te leeren , nog veel meer van de gcmeene Leer der Hervormde Kerken dee- zer fo) Groth Hift Libr. XVII. p. 553. Van den Sande V. Hoek, bl. 50. O 1 Reiól. Holl. 12 /lag. en vcrv. '609. hl. 194, T95, 197, Kg, 201, 202,203, 205,207, 208. ISramit II, Üeel, bl.yj, Cf j C. Brautu Vit Artnini p. 431.  XXXVII. Boek. HISTORIE. 21 zer Landen verfchillende, dan die van Arminius (r). De verdeeldheid , midlerwyl, wortel gefchooten hebbende, borst, eerlang, uit, tot openbaare beroerte. De Klasfis van Alkmaar hadt beflooten, haare Leden , by ondertekening, te doen verklaaren, dat zy de Belydenis en Catechismus, in allen deel.e, hielden overeen te komen, met de Schriftuure; en vyf Predikanten , die deeze ondertekening geweigerd hadden, in hunnen dienst gefchorst. Tegen Adolf Venator, Predikant te Alkmaar , en één van de vyf, waren ook andere befchuldigingen ingebragt, van welken hy, egter, voor den Hoogen Pvaad, zuiver gefchouwen werdt. De Klasfis kreeg, federt, van de Staaten, die 't vreemd vonden, dat men, hier, op eigen gezag, eene nieuwe ondertekening invoerde, bevel, om de vyf Predikanten te herfteilen. Doch zy maakr te zwaarigheid , om dit bevel te gehoorzaamen. De Wethouderfchap van Alkmaar ontving , hierop, aanfchryvens, om de Klasfis te verpligten , tot onderwerping. Doch de Predikanten van Amfterdam en anderen werkten hiertegen aan :. en alzo 'er, by de jongfte verandering der Regeeringe , eenigen in de Wet waren geraakt, waaraan dè Klasfis ruggefteun vondt , werdt de zaak , ondanks het fchryven der Staaten, fleepende gehouden (s). Tegen 't einde des jaars 1609, moest de Wet wederom vernieuwd worden: wanneer de zaaken derwyze werden beleid, CO IJvtenbogaert Kok. Hift, Ui . CO UïTENIiOGAIÏRT Kerk. Ifift bi. 45}, 456, 458-463. ' B 3 1609. iv. Beroerte te Alkmaar j.  waaruit eene buitengewooneverandering der llegeeringeontftaat. 22 VADERLANDSCHE XXXVII,Boek. dat 'er luiden toe benoemd werden, die 'tmet de Klasfis, en luiden, die 't met de klaagende Predikanten hielden, 't Geviel, dat Prins. Maurits , die de verkiezing , naar gewoonte, doen moest, alleen luiden van de eerfte foort verkoos , die , op den vierentwintigften van Wintermaand, beëedigd werden (*)• Hierop, ontftondt veel gemors onder een groot gedeelte der Gemeente, welk 't met Venator hieldt. Men riep, dat 'er eenige Leden in de Vroedfchap waren ingedrongen , daartoe niet bevoegd , als eikanderen te na in den bloede beftaande. üok werdt 'er gemompeld, dat de Wethouders voorhadden, twee of drie vendels in de S'ad te laaten komen, tot verdrukking der gemeente. De Hopluiden der Schutterye gaven van dit misnoegen kennis aan de Regeering, en aan de Staaten van Holland, en bragten , terftond, hunne vendels op de heen, die 't Stadhuis bezetteden («), en, dag en nagt, de wagt hielden. Midkrwyl, trokken 'er eenigen uit de Hopluiden naar den Haage, die, op den vyfden van Louwmaand , met vier Gemagtigden van Prinfe Maurits en Gekommitteerde .Raaden (i), te rug keerden. De Gemagtigden, na verfcheiden' onderhandelingen , geene kans ziende pm de Wethouders te bevredigen met de Gemeen- Cf) TJlTENBOGAEltT, hl. 487. f u) Van den Sande Ned Flift V. Boek, hl. 57. ( 1 ) Deezen waren Reinoud van Brederode , Heer van Feeribuizen, Prefident, Leonard de Vuogd eaRotnbout Hngerbeets, Rsadtheeren in den Hoogen Raa^e , en Jonkheer Steven van der Dces, Heer va% Nqordwjk, Raadsheer in 't Hof.  XXXVII. Boek. HISTORIE. 23 meente, ontfloegen, uit last der Staaten, alle Wethouders en Vroedfchappen van hunnen dienst, op den twee entwintigften van Sprokkelmaand , onder fchriftelyke verklaaring, dat zy, door dit ontflag, niet zouden geagt worden, in hunnen goeden naam, gekwetst te zyn , al werden fommigen niet wederom op nieuws verkooren. Voorts, werden , uit de ontflaagen' Vroedfchappen, Zes aangefteld, die 't met de Klasfis gehouden hadden, en elf, die Venator waren toegedaan : waarby tien nieuwen gevoegd werden. De Vroedfchap deedt, daarna, eene benoeming van een dubbel getal: waaruit de Gemagtigden de verkiezing van Burgemeesteren en Schepenen deeden : die ook, naar den zin der goedgunneren van Venator, uitviel. Eenigen uit de ontflaagen'Vroedfchappen waren, te vooren, naar den Haage gereisd, om zig te verdedigen, en om te bewerken, dat zy in 't bewind bleeven; doch fommigen (V) verhaalen, dat zy nergens gehoor vonden, dan op ééne plaats, vermoedelyk by den Prinfe , alwaar hun egter te verftaan gegeven werdt, dat het nog geen tyd was, om hun dienst te doen. De nieuwe Vroedfchap ftelde , vervolgens , eenen nieuwen Kerkenraad aan, ontfloeg twee Predikanten van hunnen dienst, en deedt Venator ftilftaan O); doch na eenig verloop, zynen dienst wederom waarnemen , niet Zonder ongenoegen van eenigen uit de Ge" ; meen- (v) Tiugland Kerk. Gelch. hl. 507. (w) R.e[bl. Holl 8 Febr. — ?,Aprih6in. hl. 6, 50,00,75, na, ia<5. Triglanh. Kerk. Gefchied. W. 500-51». B 4 1619,  24 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. IfjtO. v. Geweldige oproer , te Lec iawaaiden. meente , en van de Klasfen van Hoorn en Enkhuizen, die den Alkmaarfchen Kerkenraad voor wetteloos hieiden. Doch de Staaten van Holland keurden 't gedrag der tegenwoordige Alkmaarfche Regeeringe goed (V); waarna de hevigheid, aldaar, voor eenen tyd , bedaarde. Venator nogtans , in 't jaar 1617, een Boekje in 't licht gegeven hebbende, welk men zeer onregtzinnig oordeelde , werdt van zynen dienst afgezet, en week, in 't volgende jaar, naar Frankryk, daar hy overleeden is fjy). Te "Leeuwaarden, was, omtrent den zelfden tyd , diergelyke beweeging ontftaan : ouder welker oorzaken ook, naar alle waar-, fchynlykheid , de verfchillen over de Leere te tellen zyn, hoewel zulks, onzes weetens, nergens, klaarlyk, aangetekend is. Eenigen uit de gezwooren' Gemeente waren , op 't einde van 't voorleeden jaar, klagtig gevallen aan de Gedeputeerde Staaten, en aan den Hove van Friesland, over de Wethouderfchap(z), onder anderen, aanwyzende, dat zy zekere voordeden naar zig ftreek, die in de Stads Kas behoorden te komen, 't Gefchil werdt, kort hierop, bygelegd. De Wethouderfdu.p deedt gewillig afltand van de genooten' voordeden, 't Misnoegen duurde epter, onder 't volk. Men riep, dat de Wethouders, door onbehoorlyke middelen, in de Redering bleeven. Op Nieuwjaarsdag , ftreefden eenigen, ongewapend, naar 't Raadhuis , fmeeten de glazen in, braken de (x) r.RANivr II. Deel, hl. 112, 113» H4- ( v) Zie Buandt II. Deel, hl. 52.8-S3!). (_~z) WiNsemius Cluon. XX. üoei, bh gyi_, 892,  XXXVII.Boek. HISTORIE. 25 de Raadkamer op, en dreeven de Wethoudei fchap , bezig met het doen der Jaarlykfche verkiezinge, naar buiten (a). De Gilden , hierop byeengekomen zynde, bragten de Gemeente in de wapenen, en traden toen zeiven tot de aanitelling eener nieuwe Wethouderfchap, die, voor deeze-reize, en om meerder zwaarigheden te voorkomen, in de Regeering, bevestigd werdt. Doch op 't einde deezes jaars , vermaande Graaf Willem Lodewyk, Stadhouder van Friesland , den Gedeputeerden Staaten „ zorg te draagen „ voor diergelyke moeilykheid, de ontflaa„ gen' Wethouders te vrede te ftellen, en, w voor alle dingen, te verhinderen, dat 'er ?, geene Spaanschgezinden , Papisten , om„ gekogten en andere vyanden van den Staat „ in 't bewind raakten (£)." Met welke naamen , by veelen , ten deezen tyde , zulken betekend werden, die 't gevoelen van Arminius waren toegedaan, 't Leedt egter nog eenige jaaren , eer 'er , te Leeuwaarden, nieuwe verandering kwam in de Regeeringe. In Louwmaand deezes jaars , was , te Utrecht, ook merkelyke beroerte ontftaan , niet zonder dat 'er zig iet Kerkelyks onder mengde. De gelegenheid hiertoe moet, van wat hooger, opgehaald worden. By de verandering der Regeeringe te Utrecht, in den jaare 1588 (c), was Burgemeester geworden Jonkheer Dirk Kanter, die, van toen af, de Gemeente van S. Jakobs Kerke, welker Leeraars f O Van drn Sande V. Hoek, bh 57. Meter. XXXI. lUick, f. 595 yerf. (£) W nsemjus Cliron. XX. Boek, bh 804, 805» 8g<5» CO &e VIII .Deel, hl. 301. B 5 i6iq. VI. Beroerte ie U- ;recht, /erwekt ioor Dirk Kanter, :n  af5 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek, aars naast overeenkwamen met het gevoelen , federt, door Arminius , voorgeftaan , de hand boven 't hoofd gehouden, en, daarentegen, zyn best gedaan hadt, om de Predikanten van de Confiftorie, gelyk men ze noemde, ter Stad uit, te doen vertrekken. Naderhand, afgegaan, in 't jaar 1593 ( de in de gevoelens van Arminius , met » eigen' handen, van 't leeven beroofd zou „ hebben." Helsdingen, in den Haage gevat zynde, vervoegde zig met een fmeekfchrift aan den Prinfe, en werdt federt, naar Utrecht gezonden. Kanter en hy, die meer niet beleeden hadden, dan dat hun de toeleg bekend was geweest, en dat men, onder anderen, voorgehad hadt, hen beide wederom Burgemeesters te maaken, werden, in Bloeimaand des jaars 1611, insgelyks, gebannen. Kanters goederen werden geheel; die van Helsdingen, voor de helft, verbeurd verklaard (n). Prins Maurits, als Stadhouder, en de Staaten 'sLands van Utrecht gaven, in Bloeimaand des jaars 1612, een Plakaat uit, waarby aan elk verbooden werdt, de ballingen of voorvlugtigen ter Dorzaake der jongfte beroerte te herbergen, ofte huizen (0): waarop, in Oogstmaand, diergelyk Plakaat van de algemeene Staaten volgde O). Doch Kanter begaf zig, eerlang, naar CO Meteren XXXII. Hoek, f. 6zj. verf. Brandt lteonn II. Deel. bl. 156 CO Groot Ut. Plakaatb. I. Deel, bl. 739. ipj Groot-P akaatb. I. Deel, kol. 429. Refol. Holl. 4. r.. 7, 8 Maart ifin. bl. 2-5. J  XXXVII.Boek. HISTORIE. 33 naar.Leeuwaarden, én Helsdingen naar Amfterdam : in welke twee Steden, zy beide geftorven zyn. Men getuigt, dat zy zig by de Gereformeerden, federt ook Contraremonftranten geheeten, gehouden hebben, en dat de tegenwoordige Regeering van Utrecht den Remonfiranten, gelyk die van Arminius gevoelen , naderhand , genoemd zyn , toegedaan was (q). Midlerwyl, befpeurden de Hollandfche Predikanten , die Arminius Leer aanhingen, en de ] minfte in getal waren, dat zy 't, op de mees- ' te plaatfen, haast te kwaad zouden krygen, i wakkerende de verdeeldheid, dagelyks, aan, < tot zo verre, dat de Gemeente ook party koos, ' en geene Predikanten hooren wilde, dan die f van haaren fmaak waren. Zy kwamen, hier- £ om, in Louwmaand, in ftilte, byeen, en be- * flooten, een Vertoog of Remonftrantie in te ls leveren, aan de Staaten van Holland, waarby zy zig ontfchuldigden van 't verwyt, welk hun gedaan werdt, als of zy verandering zogten in den Godsdienst, en twist en beroerten verwekten. Voorts verklaarden zy hun gevoelen v in vyf punten, behelzende i. „ dat God van rt „ eeuwigheid beflooten hadt, zulken , die. n' „ door zyne genade, in Jezus Christus geloo- p v ven, en, in geloove en gehoorzaamheid, „ tot den einde toe , volharden zouden, te „ verkiezen ten eeuwigen leeven, en de ongex loovigen en onbekeerden te verwerpen, ter 5, eeuwiger verdoemenisfe. 2. Dat Christus ft voor allen geftorven was; zo nogtans, dat C?) Van den Sand* V. Jiaii, bl. 60. M m&~ X. Deel, C 1619. vil )ie vari Arminius jevoelea 2 veren ene Re» ïtrn- 'rantie 1, san de taaten an Hol- nd. erlsla»ïg hurir Lee„ in vyf intcfl.  34 VADERLANDSCHE XXXVII. Boek, Hun vei zoek. Zy krygen den naam va RemonAranten *» niemant, daadelyk, door zynen dood, verIj, zoend werdt, dan de geloovigen. 3. Dat 5) de mensch het zaligmakend geloof niet hadt » van zig zeiven, noch uit zynen vryen wil; 5, maar dat hy, daartoe, Gods genade, in „ Christus, behoefde. 4. Dat deeze genade 't begin, de voortgang en voltrekking van „ 'smenfchen zaligheid was; dat 'er alle goede daaden aan toegefchrecven moesten wor„ den; doch dat zy egter niet onwederftandelyk werkte. 5. Dat Gods genade den waa„ ren geloovigen genoegzaame kragt gaf, om „ het booze te overwinnen; maar, of zy de „ genade niet konden verliezen , zou nader „ onderzogt moeten worden, eer zy 't, met „ volle verzekerdheid, zouden durven lee„ ren." Doch naderhand verklaarden zy zig duidelyker, wegens dit vyfde punt, zeggende „ dat een waar geloovige, door eigen'fchuld, „ geheellyk van God afwyken, en het ge■ „ loof verliezen kon (#■>" Voorts, baden ze, „ dat hunne Edele Mogendheden, wien „ zy het hoogfte gebied over kerkelyke en „ weereldlyke zaaken toekenden , geliefden „ te maaken, dat zy, in eene wettige en „ vrye Sinode, gehoord werden: of, kon dit ~ niet gevoeglyk gefchieden, dat men elkan„ deren, ondertusfchen, broederlyk verdroe„ge, waartoe zy zig, van hunnen kant, „ overboodig verklaarden (»•" Naar deeze Remonftrantie, werden de overleveraars n en allen, die van hun gevoelen waren , federt, (rt Hanpfche Cowfer. bl. 425. Hkandt V. Deel, 61. 128. £»J Haagfchc Confer. */. li ümMtocAURT, M. 524.525»  XXXVII. Boek. HISTORIE. 35 dert, Remonjïranten genaamd, gelyk wy ze, in 't vervolg, ook noemen zullen. De Staaten van Holland beflooten, eerlang, by meerderheid van ftemmen, den Klasfen aan te fchryven „ dat zy, tot nader' last, nicj, mant iet, boven de vyf punten, in de Ren monftrantie ter neder gefleld, zouden ver„ gen te belyden, en, ondertusfchen, arfi beiden, tot behoudenis der onderlinge een„ dragt(7):" naar welk bevel, fommigeKlasfen , met naame die van Leiden, verklaarden, zig niet te konnen voegen (y). Daarna, werdt 'er, in de Lente des volgenden jaars, ten overftaan en aanhooren l der Staaten van Holland, een Gefprek ge- ( houden, over de vyf punten der Remonftran-1 ten, tusfchen zes Predikanten van elke zyde: welk gefprek, federt, by den naam van Haagfche Conferentie, vermaard geworden is. De Staaten, partyen gehoord hebbende, fchreeven geene van beide de overwinning toe; maar hielden de vyf punten in den ftaat, waarin zy, voor de famenkomst, geweest waren, elk, alleenlyk, tot onderlinge vrede en eendragt vermaanende : welke vermaaning van beide de partyen, die eikanderen toen nog broeders noemden, zonder tegenfpraak, aangenomen werdt (V). Doch voor den aan- v' vang van 't gefprek, hadden de Hollandfche * Predikanten, die Gomarus gevoelen naast % waren, een Vertoog ingeleverd , tegen dat m, . . r, der CO UïTENBOGABRT, hl. 529. TwClANO. II. -j*^ CO Hranbï Hi Deel, hl. 132. *rC&'.;TR1I7CLAND hH 54t\ Uytenbogaert */. 534. BnANDt ff. J)i*l, hl. i59, 160. SIëtei'.en JWXI. JJtek,/. 6^ y-,:: C a I(Jlfe. vim laa^fche lonfe. entie. 'ttotrg r Preianterijï naast •t Gouw  eens waren, federt , Contraremonjïranten.genaamd. Hunne Leer, over de betwiste punten. - %6 VADERLANDSCHE XXXVILBoek; der Remonftranten; waarna zy, federt, den naam van Contr ar emonflranten kreegen. In dit Vertoog, verklaarden ze, dat, aangaande de punten van gefchil, in hunne Kerken , zo veel hun bewust was, geleerd werdt, i.„ Dat » God, uit het menfchelyk geflagt, welk, •n in en met Adam, in zonde gevallen was, » en geen meer vermogen hadt, om te gen looven en zig te bekeeren, dan een doo?, de, om zig in 't leeven te herftellen; eex> nigen vsn eeuwigheid verkooren hadt, om n dezelven, door Christus, zalig temaaken; „ terwyl hy de overigen, door zyn regtvaar„ dig oordeel, voorby ging, en in hunne „ zonden leggen liet. 2. Dat kinderen van w geloovige ouders , zo wel als volwasfen' ft geloovigen, voor uitverkoornen te houft den waren, zo lang zy, met der daad, het „ tegendeel niet beweezen. 3. Dat God, in „ zyne Verkiezing, niet op het geloof en de „ bekeering der uitverkoornen gezien; maar, „ in tegendeel, in zynen eeuwigen en 011„ veranderlyken raad , beflooten hadt, den uitverkoornen het geloof en de volftandig„ heid te geeven, en hen zo zalig te maa„ ken. 4. Dat Hy hun, ten dien einde, voor„ eerst, gefchonken hadt zynen eenigge„ booren' Zoon , wiens lyden , fchoon ge„ noegzaam, tot betaaling voor aller men„ fchen zonden, egter, naar Gods befluit, „ alleen den uitverkoornen tot verzoening „ ftrekte. 5. Dat God hun, voorts, het E- vangelie liet prediken , het zelve , door n den Heiligen Geest, van kragt maakende, „ op hunne gemoeden; zo dat zy niet flegt& 0 ver.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 37 » vermogen kreegen, om zig te bekeeren en „ te gelooven; maar ook, daadelyk en ge» williglyk, zig bekeerden en geloofden. „ 6. Dat zulke uitverkoornen , door dezelf„:de Kragt des Heiligen Geests, door welke » zy eens bekeerd en geloovig geworden „ waren, zonder eenig hun toedoen, der„ wyze bewaard werden , dat zy wel uit j, zwakheid in zwaare zonden vallen ; doch „ het waar-geloof nimmer, geheellyk en „ voor altoos , verliezen konden. 7. Dat „ waare geloovigen , hieruit, egter geene „ oorzaak namen, tot vleefchelyke gerast„ heid , zynde het onmogelyk, dat zy , die „ Christus , door een waaragtig geloove , „ waren ingeplant, geene vrugten der dank„ baarheid zouden voortbrengen, en ftrek„ kende de beloften van Goddelyken byftand „ en dè vermaaningen der Schrift, om hen „hunne zaligheid.te doen werken, in vree„ zen en beeven,: en te ernftiger de hulp te „ doen begeeren van dien Geest, zonder wel„ ken zy niets vermogten (V)." Voorts, floe- ] gen ze, als middelen tot wegneeming der ge- 1 fchülen , voor, het houden van eene Na-1 tionaale Sinode, of het zenden der weder- 1 zydfche punten aan de buitenlandfche Hoo- f ge Schooien, met belofte van zig derzelver uitfpraak te zullen onderwerpen. De Rernonftrantie en Contraremonftrantie werden, door de Staaten, aan de Edelen en Steden gezonden, om zig, daarop, te beraaden (y> Doch C*J TniCLANn. 11. Bhandt U, üe'ej,bl. 163. c3 16 IS. iüü 'oorflag, ot wegeeminger ge^illen.  38 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. 1610. IX. Gezaot- fchap naar Franli- ryk. * Petits avari- cteux. ■\Unpeti texmoi- gnage J'Inf.ro- titude. Doch eer wy 't gevolg hiervan verhaalen , eischt de orde der Hiftorie , dat wy tot de weereldlyke zaaken, en 't gebeurde, in den jaare 1610, te rug keeren. De gewigtige verandering, in Bloeimaand deezes jaars , in Frankryk , voorgevallen , hadt merkelyken invloed op de zaaken van Europa, en van de Vereenigde Gewesten in 't byzonder. Wy hebben reeds, in 't voorbygaan (z), gemeld, dat Koning Henrik zig de zaaken van Kleeve en Gulik, ernftelyk, aantrok, en voorhadt, het Verdrag der Vorften bezitteren te handhaaven. In Lentemaand deezes jaars, hadden de Staaten een buitengewoon Gezantfchap naar Frankryk gezonden, welk door Walraven, Heer van Brederode, Kornelis van der Myle en Jakob van Maldere bekleed werdt. Het was met veel eerbewyzing ontvangen, en, op den tweeëntwintigften van Grasmaand , ter gehoor ingeleid by den Koning, die den Staaten verzekerde, dat hy de zaak van Kleeve en Gulik ernftig ter hand neemen zou; doch verwagtte, van hunnen kant, behoorlyk, te worden bygeftaan. Midlerwyl, hadden de Staaten hem doen verzoeken, dat hy de Franfche troepen in hunnen dienst , voor eenen tyd, betaalen wilde; waarover hy een weinig misnoegd fcheen, de Staaten noemende * kleine gierigaarts, en hun verzoek f een ' klein fcwys van ondankbaarheid: daarby voegende „ dat het Lejrer, welk hy reeds op „ de been gebragt ha'dt, en naar Duitsch- „ land (z) Hier voor, w. 9.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 39 „ land zenden wilde , hem , maandelyks , „ op vierhonderdduizend Kroonen te ihian „ kwam: om welke kosten te voldoen, de „ fchatten van Frankryk , Spanje , Vene„ tie en deezen Staat niet groot genoeg zou„ den bevonden worden." Voorts, hadt hy te verftaan gegeven , dat hy gaarne eene nadere verbindtenis tegen Spanje , met de Staaten, zyne beste vrienden, zou aangaan; waartoe, zeide hy, nu nog gelegenheid was; die 'er niet zou zyn , als hy, die vast oud werdt, eens uit de tyd wezen zou. Doch de Gezanten, niet gelast tot het fluiten van eenige nadere verbindtenis, namen hun affcheid, op den zesden van Bloeimaand (jz). 'sKonings Leger, welk op de grenzen byeen trok , zou , nogtans, zo men meende, voornaamlyk , dienen , om eenen inval in de Spaanfche Nederlanden te doen. De Aartshertogen vatteden , terftond , argwaan op over de toerustingen in Frankryk, welken zy hielden, tegen hen gerigt te zyn (b). Ook hadt Henrik de IV. openlyk misnoegen tegen hen getoond, doordien zy den Prins van Condé , in Slagtmaand des jaars 1608, met zyne Gemaalin, op welke de Koning verliefd was, uit Frankryk geweeken, in de Nederlanden, ontvangen en befchermd hadden (V). De Koning, nu gereed om te velde te trekken , verzogt den Aartshertogen Tournael der Ambasf. W. v. Brederode, C. van der Myle cii J. de Maldeie. M. S. C'0 Daniël Tom. X. fi. 4*3» 444- CO Bentivogho Verhaalb. bl. 524. METER. XXXI. ftatë» f- 523. C 4 1610,  49 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. 16 ie. Henrik de IV. w rik ver anoord. gen den doortogt door Luxemburg. De Aartshertogen , zulk een verzoek aanziende voor eene oorlogsverkiaaring , draalden met antwoorden. Midlerwyl, hadt Henrik , die den buitengewoonen Gezanten der Staaten verklaard hadt, dat hy zig aan 't hoofd zyns Legers dagt te ftellen (d) , de Regeering, geduurende zyn afwezen , opgedraagen aan de Koninginne , welke hy goedvondt, eer hy vertrok , plegtiglyk, te doen kroonen. Met de toebereidfels tot haare intrede binnen Parys, die op de Krooning volgen zou, hieldt de gantfche Stad zig bezig. Op den veertienden van Bloeimaand , reedt de Koning uit, om deeze toebereidfels te bezigtigen. Hy hadt de Koets rondsom doen opeuen. De knegten, die dezelve verzelden, waren , in zekere ftraat, daar de weg geftopï was door eene menigte van karren, ter zyde ge weeken. Twee bleeven 'er alleen omtrent de koets : waarvan een wat vooruit gegaan was, om plaats te doen maaken, terwyl de andere zyn' kousfeband verbondt, In ditoogenblik, OtzytFrangoisRavillac, geboortig van Angoulême, een fterk karei van omtrent drieëndertig jaaren, op één der wielen van de koets, en dryft den Koning een lang tweefnydend mes naar 't hert, waardoor de holle ader afgefteken werdt. De Koning , die meer niet kon zeggen, dan ik ben gekwetst, viel, terftond, dood, voor over. Demoorder werdt, op heeter daad, gevat (e)9 zonder» f «O Refol. ITnll. 28 May — iï J«t&' 1610. U. 2i CO'Daniei. Tom. X. p> 44Ó-448.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 4t der, hoe zeer hy gepynigd werdt, ooit meer te willen bekennen, dan dat hy, uit eigen' beweeging, meenende een goed werk te doen, dat hy den Koning, die den Paus beoorloogen wilde, van kant hielp, tot deezen moord gekomen was. Lodewyk deXIII , zyn oudfte Zoon, die maar ruim negen jaaren bereikte, volgde hem op. Doch de Regeering werdt, geduurende zyne minderjaarigheid , der Koninginne Moeder, Maria de Medicis, opgedraagen De Vereenigde Staaten vaardigden, terftond, den Heer van der Myle, wederom, naar Frankryk af, om de verbonden, met den overleeden' Koning gemaakt, te vernieuwen , 't welk, op den twintigften van Zomermaand, gefchiedde (g): ook zogtenze de tegenwoordige Regeering te beweegen, om de hand te blyven houden aan de zaak van Gulik en Kleeve. De Aartshertogen, den Graaf van Bucquoi naar Frankryk gezonden hebbende, tragtten, daarentegen, de Regeering te doen befluiten, tot het verlaaten van de zyde der Vorften bezitteren. Doch zy Haagden kwalyk(T). DeMaarfchalk de la Chatre werdt, kort hierna, afgezonden, aan 't hoofd van agtduizend knegten en tien of twaalf honderd Ruiters, om Gulik te helpen vermeesteren. De Staaten hadden nu ook Jast gegeven, om een nieuw en vast verbond te fluiten met Frankryk. Doch de verandering, hier, veroorzaakt, door den ontydi- gen Cf Mpterpn XXXfl. Hnehf. fin verf. 6iz {ö xxxuSr. Tm- * h »• C 5 Ifjio, Verhoud met Frankryk ver- lieuwd.  ï6ïo. X. GezantiChipnaar E)n geland, 4* VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. gen dood des Konings, liet zulks, voor tegenwoordig, niet toe Q). Naar Engeland, was, in Grasmaand, insgelyks, een Gezantfchap gezonden, welk, door den Koning, met ontblooten hoofde, ontvangen , en door de andere Gezanten, pleg» tiglyk, verwelkomd was. De Staatfchen hadden last, om van eenige zaaken , den Koophandel en Visfchery betreffende, te handelen* waarin zy, gedeeltelyk, Haagden naar genoegen, te wege brengende, dat het verbod der visfeherye, op de Engelfche Kusten , gefchórst werdt. By deeze gelegenheid, vertoonden zy den Koning „ dat de Haring„ visfeherye, door de Hollanders en Zeeuy) wen, moest aangehouden worden, om dat w 'er wel twintigduizend zeevaarenden en „ veertigduizend andere ingezetenen , zig „ geneerende met het gene tot het maaken „ en uitrusten der buizen vereischt werdt, „ uit onderhouden werden : doch dat zy, „ voor de Reeders, dikwils fchade gif. Dat „ andere volken, met naame de Engelfchen, „ op zulken mageren huur, als de onzen ga„ ven , niet ten Haring zouden willen vaa„ ren , én dat deeze handel niemant voeg„ de, dan die, daar by, van jongs af, op„ gebragt was, en de vereischte gereed„ fchappen hadt." Over eenige andere gefchillen , den Koophandel raakende , kwam men tot geen befluit. 't Voornaam oogmerk van dit gezantfchap was ook het handhaaven der zaaken van Gulik en Kleeve, waartoe £0 hapifeh van ikn Amnasfad. van der Myle. ") Zie Groot-P!al;Mtb. TI. Deel, kol, r>) Hl. 4. Cj Meteren XXXII. Raek, f. 6ao. CO Mf.teuen XXXI. Doei,/. 580 verf. (O Wbteren XXXII Boek, £606, 607. 16" IC':, tezarit:hapisr Vestie*  16" i o. Oostin- difche zaaken. 46 VADERLANDS CHE XXXVII Boek. derom te rug keerde, zonder dat 'er iet anders dan wederzydfche aanbiedingen van vriendfchap was voorgevallen Qt). In den Zomer deezes jaars, kwamen wederom vyf ryk gelaaden fchepen aan , uit Oostindie. Een der zeiven hadt in Japan gehandeld en een Verbond van Koophandel geflooten, met den Keizer, wiens Brieven, gerigt aan Prinfe Maurits, dien hy Forst van Holland noemde, met dit fchip, herwaards gebragt werden. Voorts, kreeg men, in 't volgende jaar, met andere fchepen, tyding, dat de Overfte Pieter Willemszoon Verhoef, op Banda , van de Indiaanen overvallen en doodgeflaagen , en dat de Admiraal Paulus van Kaarden , in Hooimaand deezes jaars, op Ternate , door de Spanjaards, gevangen genomen was. Te vooren, waren vier Nederlandfche fchepen, voor de Munillas, door eene Spaanfche Vloot, onder Don Juan da Silva, aangetast en overwonnen. De Engelfchen begonden, dit jaar, ook, fterker dan te vooren, op Oostindie te vaaren, hebbende zy zelfs twee onderzaaten van den Vereenigden Staat, Pieter Willemszoon van Elburg en Lukas Antoniszoon van Leeuwaarden , die lang in Oostindie verkeerd hadden, bewoogen , om met hen aan te fpannen , en eenen nieuwen handel te beginnen , op de kust van Koromandel, die nog van geene Europifche volken bevaaren was («). \ Gebeurde , naderhand , meermaalen , dat onderra O Refol. Holl. »3 May — Jmiy ifiio. bl, ifi, enz. (k) Me-bhen XXXII. Hoek, f. 617 verf. öi8, 6.15. Vanoen Sanbe V. Hoek, bU 6i,  XXXVII. Boek. HISTORIE. 47 derzaaten van den Staat zig in dienst van vreemde Mogendheden begaven , om op Oostindie te vaaren ; waarom de algemeene Staaten zulks, in den jaare 1616, by openbaaren Plakaate , op ftraffe van ballingfchap en verbeurtenis van goederen, verbooden hebben (V). Omtrent deezen tyd, werden, door Zd~ ' charias Janfèn, zig geneerende met glas fly- ' pen en brillen maaken , te Middelburg in ' Zeeland, de Verrekykers gevonden (w), die, \ federt, door anderen, merkelyk verbeterd en zeer gemeen geworden zyn. Sommigen plaatfen deeze nutte uitvinding, in dit jaar (x). Doch 't blykt, van elders, datzy, ten minften twee jaaren vroeger, geplaatst moet worden, hebbende de Staaten, reeds in den jaare 1608 , twee Verrekykers, by den uitvinder, befteld, om dezclven aan den Koning van Frankryk te vereeren (y). In den Zomer des jaars 1610, was 'er een Gezantfchap, uit Zweeden, herwaards ge- \ komen, om een nader Verbond met de Staa- i ten aan te gaan: waartoe Karei de IX, die • nog met Poolen in oorlog was, nu langs hoe « dringender redenen kreeg. De overwinning, door Koning Sigismond, behaald op de Muskoviten, die door Zweeden onderfteund werden , was oorzaak, dat Koning Karei de Staaten, in Herfstmaand, ernftelyk , verzoeken deedt, om onderftand. Doch men vondt, O) Groot-PIakaatb. J. Deel, iel. 540. OJ Zie P. de la Ruk Gelett. Zeel. II 483. (*) Meuren XXXII. Hoek,/. 620 verf. IJÜ Ne^dat. de JEAWNIN 2>j» Hl. 917, s*o. /errekyters gebonden,e Midlelburg. xir. }nderïandeing met 'weelen.  Ii5io. i Gcznmfchap«nar 't Noorden. Perfinanfcho Ge- 48 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. vondt, hierin , te veel zwaarigheid. Meri fchreef den Koning egter, in Louwmaand des volgenden jaars, dat men gezind was , hem by te ftaan, zo zulks, ook door andere Mogendheden, gefchiedde, en. vooral, zo hy goed verftand hieldt met Deenemarke, aan welks vriendfchap den Staaten veel gelegen was. Ook hadt Christiaan de IV, Koning van Deenemarke, hun verzogt, dat zy , in 't handelen met Zweeden, op zyne belangen verdagt wilden zyn, 't welk zy hem beloofd hadden. De oorlog, die, kort hierop , tusfchen Zweeden en Deenemarke, ontftondt, gaf den Staaten aanleiding, tot het afzenden van een gezantfchap, om een Verdrag te bemiddelen. Hiertoe werden benoemd Jakob van Wasfenaar, Heer van Obdam , Rombout Hogerbeets , Raadsheer in den Hoogen Raad, en Doktor Dirk Bas, Burgemeester van Amfterdam , die , in Hooimaand , naar Koppenhagen vertrokken; doch, eerlang, te rug keerden , zonder de Vrede te hebben konnen bewerken (2). Karei de IX. overleedt, niet lang hierna, wordende, door zynen Zoon, Guftaaf Adolf', opgevolgd (a). De oorlog tusfchen de twee Ryken duurde nog, tot in 't volgende jaar (b~). Doch eindelyk werdt, in Louwmaand des jaars 1613 , door bemiddeling des Konings van Groot-Britanje, de Vrede getroffen (V). De Turken en Perfiaanen zeiven , die, ten dee- O) MriTF.itF.N XXXII. Boe!;, f. 62.2. yeif. 623, 627. f e ) Mf.tbhen XXXII. lütek, f O9.Q verf. (*) 1'audart Mcmor. IV. Hoek, bl. 218. <" O Foiez Du Mont Corps Diplom. Tom, V. P. II. p. (%»»  XXXVII. Boek. HISTORIE. 49 deezen tyde, ook over hoop lagen, zogten de vriendfchap van den Vereenigden Staat. Robert Cherling, een Engelschman, doch in Perfie gehuwd, kwam, deezen Zomer, herwaards, om de Staaten tot een Verbond tegen de Turken te beweegen. Ook deedt hy hun eenige opening van een Verdrag van Koophandel. Hy hadt diergelyke boodïchap ook aan andere Europifche Mogendheden. Doch alzo hy, hier, zyn Berigtfchrift weigerde te toonen , hieldt men hem verdagt, en deedt hem , zonder ter Staatsvergaderinge gehoord te zyn , wederom vertrekken. De Turkfche Admiraal Basfa hadt dén Staaten , reeds te vooren, in eenen Brief, te verftaan gegeven , dat de Groote Heer gezind was, een Verbond van Vriendfchap en vryen Koophandel met hen te fluiten. De Staaten zagen meer voordeel in zulk een verbond; waar door hun de handel op de Levant ftondt geopend te worden. Zy beflooten, hierom , Kormlis Haga van Schiedam, tegen den winter , af te vaardigen naar Konftantinopel , om een verbond te bewerken (d). Doch deez', in den aanvang des volgenden jaars, aldaar, aangekomen , • vondc de zaaken anders gefield , dan hy gehoopt hadt. De Admiraal Basfa, die den Staaten de eerfte opening tot een verbond gegeven hadt, was van zyn ampt verlaaten : de vreemde Gezanten, die zig aan het Turkfche Hof onthielden, zelfs de Franfchen en Engelfchen, hadden nadeelige gerugten verfpreid van de Vereenigde Ne- (V j METEr.EN XXXH. Hoek, ƒ. 624 verf, X. Düel. D I6*lt.  5 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. Verbond tusfchen den Grooten Heer en de Staaten. Nederlanders , dezelven uitmaakende , voor .eenen hoop zeefchuimers en weêrfpannelingen , om geene andere reden , dan om dat zy hun den handel in het Turkfche Ryk misgunden, Men wilde Haga, hierom, flegts als een' byzonder' Perfoon , niet als een' Gezant van eenen vryen en onaf hangkelyken Staat, gehoor verleenen. Doch hy weigerde dit zo beftendig, dat hy, eindelyk, een plegtig gehoor verwierf. Ook daagde hy gelukkiglyk, in zyne handeling (e). In Hooimaand des jaars 1612 , floot hy een voordeelig Verbond van Vriendfchap en Koophandel met den Sultan, Achmet Chan, beftaande uit vyfenzestig punten. De voorregten , aan de Franfchen en Engelfchen, in het Turkfche Ryk, toegedaan, werden ook aan de Ingezetenen der Vereenigde Gewesten vergund, en verfcheiden' anderen, daarenboven (ƒ). Haga ftelde, federt, Confuïs aan , in de voornaamfte havens van de Levant , die, eerlang, last ontvingen van de algemeene Staaten, waarnaar zy zig, in verfcheiden' handelingen, omtrent Koopluiden en andere onderzaaten van den Vereenigden Staat aldaar, hadden te gedraagen (g). 't Verbond van Koophandel, waarvan wy gewaagd hebben , was zeer voordeelig voor de Hollanders en Zeeuwen, die, tot hiertoe, niet dan onder Franfche of Engelfche vlaggen, f«") BAtmART. Mcmor, IV. Hoek, bl. 170. ("ƒ-. Zie llèfol Holl 26 Nnv. 21 Dcc. 1612. bl. 35. GrootPlakaarh. III. heel, bl 383. Du Mont Corps Diplom. T1.1t, V. P. II p, 905. CS) Oroot-Plakaatb, II. Deel, ks!. 1331, 1331  XXXVII.Boek. HISTORIE. 51 gen, in het Turkfche Ryk, hadden mogen handelen (h). Ook ftrekte het tot weering der zeerooveryen, die, federt eenigen tyd, fterk in zwang hadden gegaan, in de Middelandfche zee. Verfcheiden' Natiën, zelfs Engelfchen en Hollanders, voegden zig, hier, by de Turken , om de Koopvaardyfchepen van allerlei Landaart te berooven. Een Dordrechtenaar, Simon de Danfer genaamd, was één der vermaardlten van deeze rooveren. Deez' hadt zig , in 't jaar 1609 , met vier fchepen , welken hy bemagtigd hadt, naar Marfeille begeven. Hy wist zig, federt, de befcherming des Konings van Frankryk te verkrygen , en geneerde zig, eenigen tyd, met het geleiden der Franfehe Koopvaarderen naar en van de Levant. Doch men meent, dat hy, in 't volgende jaar, door de Turken, omtrent Tunis, gevat, en, in den kerker, aan zyn einde geraakt is (i). 't Zeefchuimen ging egter, nog in dit jaar 1611, zynen gang. In Oogstmaand, kwam 'er niet flegts een llreng Plakaat tegen uit (&); maar daar werdt ook eene Vloot van zeventien fchepen in zee gezonden, onder den Heere van Hautain , die de vaart haast veiliger maakte (/> De Oostindifche Maatfchappy, onder- ; fteund door de algemeene Scaaten, zondt, O in 't najaar, eene Vloot van dertien fchepen, di rykelyk voorzien van Krygsbehoeften, naar za In- f*) Van den Sande V. Hoek, 11. 04. O ) Meteuen XXXI. Hoek, ■/. 58,,. XXXII. Soek, f. Blo. ). Graaf Enno hadt, in Herfstmaand des gemelden jaars , eénen Landdag befchreeven, te Aurik , eene beflooten' Stad , alwaar hy zelfs een Slot hadt. De Embders hielden dit te ftryden met hunne voorregten, volgens welken, de Stenden van Oostfriesland, niet dan in open* Plaatfen , behoeven te vergaderen. Hopman Herman Wesfels werdt, met een deel Krygsvolk , naar Aurik gezonden, ons Cm) Metfuen XXXII. Hoek, f. C29. (•O Van den Sande V. Boek, bl- 64. Co) Zie IX Deel, bl. 312. QO Kefol. Holt. 8 l'ebr. — 3 April iSio. bl. 5.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 53 om de aangelegde Byeenkomst te verftooren. Hy raakte in de Stad , en handgemeen met 's Graaven foldaaten , die op 't Slot lagen; doch wel haast verdreeven werden. Toen werdt het Slot geplonderd, en eenige Heeren gevangen genomen. De Raad van Embden veroordeelde nogtans dit bedryf, gelyk, federt, ook de algemeene Staaten deeden. De gevangenen werden, terftond, geflaakt* eenige geplonderde goederen te rug gegeven , en Wesfels in hegtenis genomen. De Gemagtigden van den Graave en van de Stad verfcheenen, wederom , in den Haage, in 't begin des jaars 1610 (cf). Men handelde , hier, eenen geruimen tyd. Doch de Staaten zonden, in de Lente des jaars 16 n , zeven Gemagtigden naar Oostfriesland , om een Verdrag te doen fluiten, waarvan men , ondertnsfchen , de voorwaarden ontworpen hadt. Dit gefchiedde, op dentwintigften van Bloeimaand, te Oosterhuizen, 't Verdrag werdt eerst getekend door Graave Enno; toen, door de Gemagtigden der algemeene Staaten; vervolgens, door die van de Oostfiïefche Ridderfchap, van de Steden Embden, Norden en Aurik en van den Huismans ftand (r). De Kerkelyke gefchillen, in de Vereenigde Gewesten , begonden langs hoe zorgely- ] ker te worden. Terwyl de ftukken , door tc beide de partyen , ter Staatsvergaderinge 1 van Holland ingeleverd, aan de Edele en c Ste- 1 C$0 Meteren XXXI. limk, f. *ai verf. Ir) MeteiuïN XXXI. Boek, f. '624 verf. D 3 «Ju. XIV. Jefluit er Staa;n vnn rolland p de [erkely-  tón. fce gefchillen, Vorftius ■wordt gefchorst i" zynen dienst. Gomarus venrek.t. Polyander en Episcopius komen in hunne plaats. Befluit der Staaten, om trent de JCerk m orde des jaars Ï59L 54 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek; Steden waren overgezonden O), hadden de Sraaten , andermaal, den vyftienden van Slagtmaand, beflooten „ dat men niemant „ de vyf punten der Remonftranten opdrin„ gen zou ; doch dat ook niemant boven „ dezelven bezwaard zou worden, en dat par„ tyen eikanderen broederlyk zouden hebv» ben re draagen (O-" Doch men fchikte zig luttel naar dit befluit. De Remonftranten verdedigden, meende men, Vorftius te fterk , die gehouden werdt, ruimer te gaan dan zyzeiven deeden, en eerlang, met behoudenis zyner wedde , gefchorst werdt in zyn Ampt, eer hy 't nog geoefend hadt Cu). Gomarus hadt, reeds te vooren, zynen dienst opgezeid en deeze Landen verlaaten Cv): in beider plaats, werden, in 't volgende jaar, beroepen Jqannes PAy ander, die 't gevoelen der^ Contraremonftranten aanhing, en Simon Episcopius (w), die dat der Remonftranten verdedigd hadt, in de Haagfche Conferentie. De Heeren Curateuren der Leidfche Hooge Schoole fcheenen dus, even als de Staaten, beiden den partyen gelyk voorregt te willen geeven , en, op deeze' wyze, de rust te willen bewaaren. De Advokaat Oldenbarneveld , die zeer drong op de vrede onder de Kerkelyken, hadt ook, op nieuws, op het tapyt gebragt, het Ontwerp der Kerkenordening van den jaare 1501 (x), waar- (s) Zie hiet voor, bl. 37. ( t Raiidakt. Memor. If. Boei, bl 38» (u Uyte bogakrt, bl. 574. Cv) TniGI.AND Mi $35. (w) Uy'knk 'Gafut, bl. 590. Baanüt U, Deel, bl. 170,  XXXVII.Boek. HISTORIE. 55 by der burgerlyke Overheid groot gezag gelaaten werdt, over Kerkelyke zaaken, met naame, over 't beroep der Kerkendienaaren (y~). Hoognoodig hieldt hy, in deezen tyd, het vastfteilen deezer Kerkenordening, om dat men, door middel derzelve, met der tyd, alomme , vreedzaame Predikanten zou konnen bekomen. Ook werdt, in Sprokkelmaand des jaars 1612, beflooten „dat elke Stad of Dorp zig, zo "t de Regeering, al„ daar, geraaden vondt, in 't beroepen der Kerkendienaaren , by voorraad, naar de „ gemelde Kerkenordening , zou mogen „ fehikken, uit den naame van 's Lands w Staaten (2)." By de Staaten van Utrecht, werdt, ten zelfden tyde , diergelyke Kerkenordening ontworpen , en , daarna , by voorraad, vastgefteld Ca). De Contraremonftranten vonden egter, in 't algemeen, geen gevallen in deeze Kerkenordeningen , en minst in de laatfte , die, omtrent de Leer, Plegtigheden en Kerkentugt, regels voorfchreef, welken zy hielden verder te gaan dan het der burgerlyke Overheid toeftondt. Zy verlangden , derhalve , naar eene Sinode , waarin alles kerkelyk geregeld zou worden : doch wilden niet hooren van het overzien der Belydenisfe en Catechismus, waarop de Remonftranten bleeven ftaan. Midlerwyl, arbeidde men, in verfcheiden' Steden, om de Predikanten te houden, tot het naarkomen der Staatsbefluiten , ter ' be-1 Cy) Zie Groot-P'akaatb. 1H. Deel, bl. 459. (z) Oroot-Plaknatl». III. Deel. hl. 4-10. ia) Groot Utr. Plakaatb. I. Deel', >l, 359. D 4 Ifjlï. I6"l2i Kerkenorde van Utrecht. '(omelij Sefeliu.«, üontra- emon- Irantsch-  IfjI2. Predikant te Rotterdam , ■wordt ter Stad uit gezet. I 1 1 i i I i t 56" VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. behoudenis van rust en eendragt genomen. Te Rotterdam was, in Wynmaand des voorleeden jaars, de Predikant Kornelis Gefeüus, die, naar 't oordeel der Wethouderichap , te hevig uitvoer van den Predikiïoel tegen de Remonftranten, afgezet van zynen dienst. Doch als hy, daarna, beftondt afgezonderde Vergaderingen te houden, en zig, en den zynen den naam van de Kruiskerk te geeven, werdr hem , in Sprokkelmaand daaraan, de Stad ontzeid. En toen hy weigerde te vertrekken , leide de Baljuw , met zyne dienaars, hem, des morgens voor zesi'en , ter poorte uit. Hy verdedigde zig, federt, in openbaaren druk, zeggende „ dat hy, flegts 9 in 'c algemeen en zonder iemant te noe9 men, tegen verleiders en vyanden der Ker,, ke, gepredikt hadt, 't welk men hadt goed? gevonden toe te pasfen, op zyne Remon, ftrantfche medeleeraars (T)." Voorts ving ly terftond aan te prediken te Schiedam en :e Delftshaven , daar hem veele Rotterdamners kwamen hooren, die, federt, ook by mdere_ Contraremonftrantfche Predikanten , :e Schiedam en op de Dorpen , ter preeke ;n ten Avondmaal gingen : waarom zy, by ie Remonftranten, den fcheldnaam van Slykreuzen kreegen (/). Gefelius werdt, eerlang, :e Edam, beroepen. Midlerwyl, hieldt men, jinnen Rotterdam , nog afgezonderde Vergaderingen, onaangezien de Wethouderfchap ie zeiven, op den vyfden van Lentemaand, OpenCï" Brandt jt- Deel, hl. rRr-184. CO Van "en Sande V. gpek., U. 6j.  XXXVII. Boek. HISTORIE. 57 openlyk verbooden hadt, eene boete Hellende van honderd guldens, op het aanleg- • gen van zulke Vergaderingen, en van tweehonderd guldens, op het leenen van eene plaats tot dezelven (/). Doch gelyk men, te Rotterdam, den Con- 1 traremonftranten belet hadt, naar hunnen 1 zin, te prediken,zogt men, op andere plaat- ] fen, de Remonftranten van den predikftoel te houden. Te Warmenhuizen, was Petrus 1 Emilius, Remonftrantsgezind, naar de Ker- i kenordening des jaars 1591 , tot Predikant ] beroepen. Doch 't gemeen, van buiten opgemaakt, hieldt hem uit de Kerke. Men floot de kerkdeur, met nieuwe floten, en . floeg 'er paaien voor. Willem Bardes, Heer van Warmenhuizen, moest geweld gebruiken , om de Kerk open te krygen. Doch 't beroep op Emilius bleef fteeken: en 'thadt, naderhand, nog veele moeite in, eenen Predikant te krygen, tot redelyk genoegen van den Heer en van de Gemeente (e). In Gelderland en in Overysfel, begonden S zig, ten deezen tyde, verfcheiden' Predi }l kanten te verklaaren, voor 't gevoelen der "l Remonftranten, met naame te Nieuwme- " gen, te Bommel, en te Tiel-,fchoon zy, kort te vooren, in eene Sinode, te Harderwyk, hadden helpen vast ftellen, dat de Belydenis en Catechismus, in allen deele, fchrifoiurlyk waren. In 't Kwartier der Veluwe, waren C-O JUüdart. Mem. II. Donk, bh or. Van den Sande V. Boek, bl 66. (e 1 RHol. Hol). 6 Jog. 27 Sept. 1612. bl. tot, 237. Uïtknbog. bl. 600, 6c.i. JiRANDT II. D:el, bl. 186. P 5 Woei te e Warneii huilen, te ;en een' lemon trant;ch 'redi :ant. :aat der erken Gelirland.  Overysi'el, Zeeland,Friesland en Groningen. Keizer Rudolf de TI. irerft. Matchias worde Keizer. XV. Prins Maurits fchynt den Remonftrantenniet guuftig; die zig meest aan Olden- 58 VADERLANDSCHE XXXVILBoek. ren de meesten, in dat van Zutfen, alle de Predikanten den Contraremonftranten toegedaan. Te Arnhem alleen, hadt men twee Remonftrantfche Predikanten. In Overysfel, waren 'er verfchdden', met naame te Deventer, te Kampen, en in eenige Dorpen. Doch in Zeeland, in Friesland, en in Groningen en Ommelanden , hielden de Predikanten allen de Contraremonftrantfche zvde (ƒ> y In 't weereldlyke, gebeurde, dit jaar, weinig van belang, welk wy niet, te vooren, gemeld hebben. Alleenlyk, moeten wy no.*aantekenen, dat Keizer Rudolf de II, op den tienden van Louwmaand, te Praag, overleeden zynde (g), door zynen Broeder, Matthias, Koning van Hongarye, den zelfden, die, in den jaare 1577, tot de Regeer ring der Nederlanden beroepen geweest was (A), in de Keizerlyke waardigheid, opgevolgd werdt (i). 'lot hiertoe, hadt zig Prins Maurits weinig gemoeid met de Kerkelyke gefchillen. De Remonftranten hielden egter, dat hy hun niet gunstig was: voornaamlyk, zo zy dagten, om dat ze zig, te dikwils, aan Öldenbarneveld vervoegden, dien zy zagen, dat de onderlinge eendragt aanriedt, waartoe zy zig ook genegen verklaard hadden. Joannes Uitenbogaard, Remonftrantsch Predikant in den Haage,hadt,al van 't jaar 155,3 af, (ƒ) Van df.m Sanbb V. Itnek, bl. 05. Czr) Muteren XXXH. Hoe/:, f. 620. verf. (h . Zie VII. Deel, bl. 172. (i) me* Dö Mont Corps Diplom. Tom. V. P. If. p. 19&,    XXXVII.Boek. HISTORIE. 59 af, ingang gehad by den Advokaat (k), en hem ging na „ dat hy Oldenbarneveld be„ las, en Oldenbarneveld de Staaten." Doch tegen 't aanhouden van Vorftius, hadt de Prins zig openlyk verklaard, te kennen gee vende „ dat Uitenbogaard hem deezen man, „ ten onregte,zo hoog hadt aangepreezen." Hieruit, werdt het eerfte vermoeden gefchept, dat de Prins den Remonftranten niet toegedaan was (/). Ook namen de Contraremonftranten, fchier van deezen tyd af, 'hunne toevlugt tot zyne Doorlugtigheid. Graaf Willem Lodewyk was den Remonftranten ook ongenegen. En Meiander, Geheimfchryver van Prinfe Maurits, hadt Uitenbogaard verhaald, dat deeze Graaf den Prins hadt zoeken te beweegen, om zig te ftellen tegen de Remonftranten, of tegen de Regenten, die hun gunftig waren (m). Nogtans floeg Graaf Willem, die zig, omtrent den aanvang des jaars 1613,in den Haage ophieldt, aan eenige Predikanten van beiderlei gezindheid het houden van eene Byeenkomst voor, om, in dezelve, in kleiner getal, dan zy, te vooren, in den Haage, vergaderd geweest waren, te arbeiden tot vrede en eenigheid. De Staaten zeiven hadden, reeds te vooren, hunnen Gekommitteerden Raaden gelast, zulk eene famenkomst te bevorderen. Drie Predikanten van elke zyde vergaderden, hierop, den zesentwintigften van Sprokkelmaand, te Delft. De Remonftranten CO UYTFNBon. lieven en Kerkel. bedien. Cup. II. bl. 14. CO Brandt II. Veel, bl. 169, 170. {tsj UvrtuBOG. Dagregister by Brandt II. Deel-, bl. ac.fi I612. barnevdd vervoegen. Conferentie te Delft.  I6"i3. De Koning van GrootJJrirtanje ; fchryft den Staa- ( len, dat j hy de vyf punten ve'draag- < iyk ] hielde. : i 60 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek, ten begeerden, dat men hunne vyf punten verdraaglyk verklaarde, waartoe de anderen niet verdaan konden. Een derzelven zeide ronduit het tegendeel. De Contraremonftranten vorderden, daarentegen, dat de anderen zig zouden verklaaren, op meer dan dertig punten, welken zy hun voorleiden. De Remonftranten verzogten tyd van beraad, waarmede de famenkomst fcheidde, houdende de Contraremonftranten voor zeker, dat de gefchillen, niet dan door eene Nationale Sinode, te bellegten waren. De Staaten van Holland vonden, daarna, ondienstig, dat men, van de Remonftrantfche zyde, op de voorgelegde punten, antwoordde, oordeelende zy, dat men de Remonftranten, by wyze van befchuldiging en bewys, niet by wyze van onderzoek, van vreemde Hellingen moest zoeken te overtuigen (n). Midlerwyl, hadt Oldenbarneveld den Koling van Groot-Brittanje, door den Staat'chen Gezant, Noël de Karon, die, onangs, in Holland geweest was, den ftaat Ier Kerkelyke gefchillen, hier te Lande, 3oen vertoonen,en te wege gebragt, dat de' Koning den algemeenen Staaten, en daarna )ok den Staaten van Holland fchreef, dat iy de Leer, die wederzyds betwist werdt, /erdraaglyk hieldt (0). Koning Jakob liet dg voorftaan, dat hy de Godgeleerde ge"chillen in den grond verftondt. In 't jaar röio, hadt hy den Staatfchen buitengewoo- nen r») Relirf. Holl. 5-29 jfaart ifii3. >/. 3, Trigland. U. 142-648- U'TBNnoo. bh 601-635. t_« ; Zie Rtfol. Hoil. 5-29 Maart 1613. 11. 4, 23.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 6t nen gezanten reeds te kennen gegeven, dat men ze niet op den Predikftoel brengen,maar in ftilte dulden moest (p). Doch tegen Vorftius hadt hy zig, daarna, heftiglyk verklaard (V), in eenige brieven, in welken hy ook de Remonftranten in 't gemeen, als Ketters en Scheurmaakers, hadt afgemaald Cr). Men verwonderde zig, hierom, over de brieven, welken hy nu herwaards zondt. De Contraremonftranten hielden, dat de ontwerpen hier gemaakt waren, en dat men, daarop, 's Konings goedkeuring, looslyk, hadt weeten te verkrygen. De beroemde Hugo de Groot,thans Advokaat Fiscaal der Staaten van Holland, werdt gehouden voor den opfteller van 't gefchrift, waarin men den Koning den ftaat der gefchillen vertoond hadt: zelfs zou hy de brieven ontworpen hebben, welken de Koning herwaards zondt; doch hy heeft dit beide, naderhand, duidelyk ontkend (s). Ondertusfchen, zogten de Contraremonftranten , door redenen en fchriften, den jongften raad des Konings van GrootBrittanje vrugteloos te maaken. De Groot, die thans, om zaaken der Oostindifche Maatfchappy, in Engeland, was, arbeidde hiertegen, by verfcheiden' voornaame Engelfche Geestelyken, en by den Koning zeiven (t). Ook gaf hy, in dit zelfde jaar, een boek in 't licht, getiteld Godsdienftigheid der Staaten van (p~) Grotius Verantw. Hoofdjl'. VI. bl. 56. (qS Rai'in Tom. Vil. p. 71, 72. . f r) Brandt II. Dal, bl. 16?,. fs ) Grotius Verantw Hnofdjl. VI bl. cfi. (j) UirBNSoo. bl. Ó13-C17. Trigland» bl, 665. 1613. DeGroot fchryfc de Godsdienjlig-  I«ï3. beid der Staaten van Holland. De twee partyen doen nieuwe venoo- gen. . 1 < 1 ( ( Raad- t pleegin- ^ gen der Staaten ^ van Hol- f ïsnd. t< d tl tl c ii h 6z VADERLANDSCHE XXXVII.Boek.- van Holland en Westfriesland, waarin hy 't gedrag der Staaten , in 't beveelen der verdraagzaamheid aan de vcrfchillende partven geleerdelyk, verdedigde, 'c Werk was' voornaamlyk, gerigt, tegen Sibrandus Lubbertus, Profesfor te Franeker,die de Staaten in zekere opdragt, fcherp hadt doorgeftrceken. Hy antwoordde de Groot wederom: doch zyn boek werdt, door de Staaten van Holland, als een fameus libel, verbooden (u) Maar met dit fchryven werdt de rust, die men zogt, niet bevorderd. De Remonftran:en en Contraremonftranten vervoegden zig, serlang, met nieuweVertoogen, by de Staa' :en van Holland, in welken, de eerften versogten, dat den laatften belet mogt worden, egen hen, uit te vaaren op den Predikftoel, só hunne Leer voor onverdraaglyk te verdaaren. Deezen fpraken, daarentegen, het lulden der Remonftranten tegen, begeerenle, dat hun gelast mogt worden, te antwoorden op de punten, hun te Delft overeleverd. De Staaten verbooden het uifgee. en van beide deeze fchriften, op dat dezelen niet hinderlyk zyn mogten aan het beuk tot de vrede der Kerken, waarover zy igenwoordig raadpleegden. Hugo de Groot, ie, in Zomermaand, Penfionaris van Rot:rdam geworden, en, wegens deeze Stad, :r Dagvaart gezonden was, hadt dit Befluit ntworpen; doch het werdt, meermaalen, i de Vergadering der Staaten, gelezen,herizen, veranderd en befchaafd, inzonderheid 9 C«> (Iroot-PIa kaart). I. Deel, kol. 457.  XXXVII. Boek. HISTORIE. 63 heid, op het aanhouden van Dordrecht , daar niet dan Contraremonftrantfche Predikanten waren (j>). In Louwmaand des volgenden jaars , werdt het, eindelyk, goedgekeurd , door de Edelen, Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam, Gornichem, Schiedam, Schoonhoven, BrieIe, Alkmaar, Hoorn en Medenblik: waarbyzig, eindelyk, ook Monnikendam en Purmerende voegden. Doch Arnlterdam verklaarde rondelyk „ niet te bewilligen in het „ befluit, begeerende, dat zulks op den kant zou worden aangetekend, of anders ver„ klaard, dat het befluit , by meerderheid „ van ftemmen , genomen was." Die van Enkhuizen en Edam verklaarden, geenen last te hebben , om zig te voegen by de meerderheid O), 't Befluit liep op deezen zin: 5, Dat de Staaten, gebruikende de magt, die „ hun , als wettige hooge Overheid, toe„ kwam, belastten, dat men, in 't uitleg„ gen der H. Schriften, zou hebben te zor„ gen, om der Gemeente en goeden inge„ zetenen in te fcherpen , dat het begin, „ midden en einde van 's menfchen zalig„ heid, met naame ook het geloof, niet ,, 's menfchen natuurlyken kragten of wer3, ken; maar Gods genade, in Christus, al3, leen moest toegefchreeven worden ; dat „ God geene menfchen ter verdoemenisfe gefchaapen had; noch noodzaakte tot de 3, zonde; noch noodigde tot de zaligheid, » ter- CO Brandt il Dtel, bl. 215. Cw) Zie Branbt ii. Dal, hl. 232. 1613. MerkwaardigBeduit derm-.'erderheid,tot vrede d-r Kerke.  16 ■ 3- 64 VADERLANDSCHE XXXVII Boek. „ terwyl hy beflooten hadt, hun die niet „ te geeven. Dat het, wyders, vry zou „ ftaan , over 't Leerftuk der Predestinatie „ of Godlyke Voorfchikking , in de Hoo„ ge Schooien en onder de Leeraars en ge„ leerden, vriendelyk te redentvvisten en te „ verfchillen; doch dat de Staaten niet ver„ ftonden , dat deeze gefchillen , op den „ predikftoel of anders, onder 't gerneene „ volk, gebragt zouden worden : noch dat „ men iemant, die niet hooger leerde of „ gevoelde, dan dat God, van eeuwigheid, „ in Christus, ter eeuwiger zaligheid, ver„ kooren hadt zulken, die, door zyne ge„ nade, in Christus gelooven, en, by dit „ geloove, volharden zouden , en daaren„ tegen ter verdoemenis verworpen zulken, „ die niet geloofden en in hun ongeloof „ bleeven; verder moeide, of drong hoo„ ger te leeren: alzo de Staaten deeze Leer „ voor genoegzaam ter zaligheid en tot „ Christelyke ftigting bekwaam hielden. Ein„ delyk, belastten ze den Kerkendienaaren, „ zig, in alle andere punten der Leere, te „ houden aan Gods Woord, en aan 't gene „ doorgaans , by de Hervormde Kerken, „ aangenomen, en, in dezelfde Kerken, hier „ te Lande, geleerd was, en zig, in liefde, „ eenigheid en goede ftigtinge , te gedraa„ gen, naar 't gene, by de voorgaande Staats» befluiten, was goedgevonden (V)." Op deeze wyze, meenden de meefte Leden van Hol- Zi'^M\ H?}r- 4 m. lik — 23 yam/ar. 1614. U, «!, Grout-PlakMtb. iii. Uml, VU 460.  XXXVII. Boek. HISTORIE. 65 Holland de rust in de Kerke te konnen herftellen. Doch eer wy verhaalen, hoe hun Befluit, welk nogtans hietblykt, als een Staatsbefluit, uitgegeven geweest te zyn fj>), opgenomen werdt , zal 't noodig zyn, tot het verhaal der weereldlyke zaaken van deezen tyd, te rug te keeren. Tusfchen den Koning van Deenemarke en de Stad Lubek , was eeniij; misverftand gereezen , over het heffen van de Zondfche tollen, die, ter gelegenheid van den ZweedfchenKryg, geweldig verhoogd waren. De ingezetenen der Vereenigde Gewesten leeden ook veel, door het verzwaaren deezer tollen ; waarom de Staaten, aangezogt door die van Lubek , zig ligtelyk lieten overhaalen , tot het maaken van een Verbond van onderlinge befcherminge met deeze Stad, voor den tyd van vyftien jaaren. Het werdt, op den negenden van Bloeimaand des jaars 1613 , getekend, en ftrekte tot beveiliging der wederzydfche Scheepvaart en Koophandel , door de Oost- en Noordzee , tot aan de hoofden toe. De Staaten zouden 't opperbeleid hebben van't gene, ingevolge van dit Verbond, zou ondernomen worden: waartoe de Stad Lubek, egter, vryelyk zou mogen ftemmen (z). Sommigen voegen 'er by, dat de Staaten, tot de kosten des Verbonds, agt deelen , Lubek alleen een negende zou betaalen. Weinig dagen laater , flooten de Vê Staaten een diergelyk Verbond voor vyftien me r > ™ jaa- ni* CO TüIGLANI). bl. 6-/.Ï. n'Zr)J^m,mu 1-23 3!ay l6t3'W*28*' GTÖOt*'J*tw|>- X. P E E T,. ]? XVI. Verbond lusTcnen de Staa:en en dé Stad Lubek. rborkl c ec-  66 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. Duitfche Vorlren. Vetbond «iet Zweeden. jaaren met eenige Keur- en andere Vorften van Duitschland, te weeten , Palts, Wurtemberg, Hesfen, Baden, Anhalt, Branden» bnrg en Oatingen, welk, voornaamlyk, op de Kleeffche en Gulikfche zaaken, zag, en in 't volgende jaar, nader verklaard en bevestigd werdt Qa~). De Duitfche Vorften beloofden , by dit Verbond, de Staaten, in geval van oorloge, met drieenveertigduizend guldens ter maand, te zullen onderfteunen. De Staaten zouden hun, daarentegen, met vierduizend man, byftaan (b). Doch Christiaan de IV, bedugt Voor de gevolgen van het Verbond met Lubek, fchreef den Staaten, terftond, dat hy de tollen verminderen zou, en hunnen onderzaaten niets, boven 't gene zy , twee jaaren te vooren, plagten te ge even, doen afvorderen : waarmede de gevreesde verwydering voorkomen werdt (c) : fchoon 't Verbond met Lubek niet nalaaten kon eenige verkoeling te maaken tusfchen Koning Christiaan en de Ver* eenigde Staaten (/). Doch het gaf, daarentegen , dén Koning van Zweeden, Gustaaf Adolf, aanleiding, om zynen Hofraad, Jakob van Dyk, herwaards te zenden, om, over diergelyk Verbond van onderlinge befcherraing , vriendfchap en koophandel, in onderhandeling te treeden. Het werdt, ins* gelyks, voor vyftien jaaren, op den vyfden van (a~) Zie fïroot-PIaUaatb. IV. Deel, li. 267, aft. ftcfol.Holl. 1-23 Mxv irtis. tl. TÜ. (*) l'mez Du Mont Corps Diplom. Tom. V. P. It, p.«ï6. fc) Van den Sanof. V. Boek, bl. 66. Uaudaiit M.nnar. V« flfiék. bl. 44. (rfj Zie Hentivo#l.iü Verhaaib. bh 206, 297.  XXXVIL Boek. HISTORIE. 67 van Grasmaand des jaars 1614, geflooten (e). By nader Verdrag van den zelfden dag, werdt verklaard, dat men eikanderen, in geval van oorloge , met vierduizend man, byftaan zou Cf). Te vooren, in Grasmaand des jaars 1613, hadden de algemeene Staaten tweehonderd fchippond of zestigduizend ponden Zweedsch Koper, tot veertig Ryksdaalders het fchippond, van den Koning van Zweeden gekogt, om te Stokholm te ontvangen O), ^n, waarfchynlyk, hier, tot het gieten van gefchut, of eenig ander werk, te gebruiken. Ondertusfchen, kon de Koning van Deenemarke zulk eene enge verbindtenis met Zweeden ook met geene gunftige oogen aanzien. De Verbonden met Zweeden en Lubek dienden tot beveiliging der Scheepvaart en Handel, die, omtrent deezen tyd, nog verder Noordwaards werdt Voortgezet. Ter gelegenheid der verfcheiden' togten naar Nova Zembla en de Straat Waaigats, om eene Vaart naar China op te fpooren, hadt men ontdekt, dat zig, hoog in 't Noorden, menigte van walvisfchen, walrusfen, robben, zeehonden en andere dieren onthielden, wier fpek, huid en tanden * met merkelyk voordeel, verhandeld konden worden. Ook hadden de Engelfchen zig, al federt eenige jaaren , begonnen toe te leggen op de Walvischvangst, die zy nog bleeven aanhouden. De onzen kreegen 'er dan ook lugtop. Eenige' Hol (e~) Zie Cnot-PIakaatb. IV. Deel, bl. 27K. Cf") Zie Groot-Plaknatb. IV. Deel, bl. 278. •m'tQ'n' 'c Ko°P-Goiitraft by Du Mont Corp* piplo». Hm- T. f. 11. p. 223. % 2 IJegiiifofs ier Wal- i'schrtingst.  6*8 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek, Opreg- ting der Noord- fche Wiaat- fchap- pye. Hollandfche Koopluiden rustten twee fchepen uit op de Walvischvangst, die , nogtans , door twee Engelfchen, aangetast, en van vangst en vischwant beroofd werden , zonder dat zy, in Engeland, hoe zeer 'er de Staatfche gezant Karon op aanhieldt, vergoeding van fchade bekomen konden Ch). Zy gaven, nogtans, den moed niet op. Lammert van Tv»'eenhuizen, Jacques Nicquet, Jacques Mercys, Gillis Dodeur, Leonard Rans, Tsbrand Dobbens, Nïkafius Kien, Antoni Monier, Dirk Adriaanszoon Leveflein, en veele andere ingezetenen der Vereenigde Gewesten maakten eene Maatfchappy uit, die, op den zeven entwintigften van Louwmaand des jaars 1614, van de algemeene Staaten Oktroi verwierf, om, in dat en de twee volgende jaaren, alleen te mogen handelen en visfchen, op de kusten en Landen van NovaZembla, tot de Straat Davis toe, met Spitsbergen, 't Beeren Eiland , Groenland en de andere Eilanden hieromtrent daaronder begreepen. Dit Oktroi werdt, naderhand, meer dan eens, verlengd. Ook kreeg, in 't jaar 162.2., eene Zeeuwfche Maatfchappy verlof, om, dat jaar, nevens de Hollandfche , op 't Eiland Mauritius, anders Jan-Mayen-Eiland, te mogen visfchen (;')• De visichery bragt der Noordfche Maatfchappye , in 't eerst, merkelyke voordeden aan. Doch deezen verminderden, door den tyd; voornaamlyk, doordien men, gelyk vermoed werdt, met al te fterk te visfchen (7*) RaüdaRt. ,Mein. V. Hoek, bl. 43. ({'. Zie Oi-oot-Plak.-ünb. I. Deel, kol. 669, 671, (73, 6;Z. Velil-s Hoorn, bl. ;;$o.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 69 fchen , de walvisfchen fchuw gemaakt en verjaagd hadt. 't Laatfte Oktroi der Maatfchappye, welk, met het jaar 1642, ten einde liep, werdt niet wederom vernieuwd, en 't leedt niet lang daarna, of de Maatfchappy was geheellyk vernietigd. Sedert, is de Walvischvangst omtrent Groenland en Straat Davis , door byzondere Koopluiden, voortgezet ; gelyk nog tegenwoordig gefchiedt. Kort na het opregten der Noordfche Maat fchappye, welke men hoopte gelegenheid te zullen geeven tot het ontdekken van nieuwe Landen, verleenden de algemeene Staaten, by openbaaren Plakaate, aan elk, die eenig onbekend gewest opfpoorde , verlof, om, vier reizen agtereen , met uitfluiting van alle anderen, op het zelve te mogen handelen, mids hy, van de eerfte ontdekking fhuis gekomen, binnen veertien dagen, verflag van zyn wedervaaren deedt, aan de algemeene Staaten (T). In Oostindie, was, reeds meer dan eens, merkelyk misnoegen gereezen , tusfchen de < Engelfchen en Nederlanders, die elkande- 1 ren befchuldigden van 't inflaan van flink J fche wegen, om eikanderen den handel te < bederven , of te beletten. De Engelfchen l vorderden vryen handel op zulke Plaatlèn, ( alwaar de Indiaanen zig verbonden hadden, ] om hunne vrugten alleen aan de onzen te le- f veren; zonder dat zy iets wilden draagen in b de onkosten, die men hadt moeten doen, en f nog doen zou , om den handel, tegen de vyand- (O Groof-Plakaath. h Deel, kol. 563. ^ E3 ' 1613. Voorregt /oor de jntdekccrs van nieuwe Landen. xvii. ïezantchapaar Eneland , iverzaaen , de )oscinifchek'Iaat:liappyetret-  70 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. vyandlykheden der Spanjaarden en Portugeezen, te befchermen (7). Het berooven der Hollandfche Walvisclwangeren door de Engelfchen , die oordeelden, alleen regt te hebben, tot het bevisfchen der afgelegen' Noordfche gewesten , was hierby gekomen. Om beide deeze geichillen by te leggen , zonden de algemeene Staaten, in de Lente deezes jaars, Reinier Pauw, Oud-Burgemeester van Amfterdam, Jakob Bortel, Oud Burgemeester van Middelburg, Dirk Meerman, Schepen en Raad van Delft, en Hugo de Groot, nu nog Advokaat Fiskaal der Staaten van Holland, naar Engeland af. De Koning, die, onlangs, Prins Maurits met de Ridderorde van den Kousfeband vereerd hadt (ni), fcheen genegen, tot het vereffenen der gefchillen («). Ook werden de Oostindifchen, eerlang , tot genoegen der Maatfchappye, afgedaan: waarin de Groot zig zulks gekweeten hadt, dat hy , deswege , veel meende verdiend te hebben, by de Maatfchappye en by 't Vaderland (0). Doch de fchade, den Walvischvangeren toegebragt, fchynen de Engelfchen niet, te hebben willen vergoeden ; waarom de algemeene Staaten, federt, genaden vonden , der Noordfche Maatfchappye te beveelen, dat zy haare fchepen , na deezen, van gefchut en krygsbehoeften hadt te voorzien (ƒ>): 't welk van zulk een gevolg was, (O Refol. Holl. 4-17 Maart 1615. W. 5. (ot) Rapin Tem. VII. p- 76, Uitenbogaert, W.- 601. C n ) Vide Aft Publ. Angl. Tom. VII. P. II. p. 205. (e) Grotius Verantw. Boofdfl. Xli. bl. 209, 214. C Brandt Leven van H. de Gtoivt, bl. 45. ' dp) Gróot-Plakaatb. I. Deel, kol. 673.  XXXVII. Boek. HISTORIE. 7.1 was, dat haare Walvischvangers, in 't jaar 1617, wederom, door de Engelfchen, aangetast zynde, dezelven te magtig werden, een Engelsch fchip overmeesterden, en herwaards bragten. Doch 't werd,door s Lands Staaten, terftond, vry gegeven ( den. Doch de Aartshertogen dagten, dat zy voet,in de Kleeffche en Gulikfche Landen, zogten te krygen,tot hun eigen voordeel (c). De Spanjaards, die zig in Brabant onthielden, morden over de nadeelige gevolgen van 't Beftand, en hitften Albertus ten oorloge op (d). Hy hadt, in 't voorjaar, niet boven de agtduizend knegten en twaalfhonderd Ruiters in dienst, daar de Vereenigde Staaten, daadelyk, meer dan twintigduizend knegten en vyfentwintighonderd Ruiters op de been hadden (e). Men hadt, hierom, te Brusfel, beflooten, nog twaalfduizend knegten en dertienhonderd Ruiters te werven, en onderftand in geld uit Spanje verzogt en bekomen (ƒ). De gezanten van Frankryk en Engeland zogten deeze werving te ontraaden, den Aartshertogen verzekerende, dat de Staaten Gulik ruimen zouden, zo dra de Vorften zig zouden verdraagen hebben. Doch men hadt hier geene ooren naar (g). 't Leger der Aartshertogen trok te Maaftncht byeen. De Markgraaf Spinola ftelde zig aan 't hoofd van het zelve, en brak op van Maaftricht, in 't begin van Oogstmaand, De Vereenigde Staaten, vermoedende, dat men 't op Gulik gemunt hadt, hadden zorg gedraagen om de. Stad, rykclyk, te voorzien van volk, welk, onder Graaye Fredrik Henrik, der waards. ge? fc) Bentivoolio bl. 459, 46j. (d) Bentivoglio bl. 44.8. (c) Uentivoglio bl. 451. (ƒ3 Bentivoolio U. 456, 457, C£) Bentivoölio bl. 462,  XXXVII. Boek. HISTORIE. 75 gezonden was Ook hadt men 'er zo groot een' voorraad van eetwaaren binnen gebragt. als of men voor een langdaurig beleg gevreesd hadt. Doch Spinola hadt andere oogmerken, die zig, welhaast, openbaarden. Wy hebben, te vooren (J),verhaald, hoe _ de Hervormden, die te Aken in de Regee- ' ring plagten te zyn, in 't jaar van al- ] Je bewind ontzet werden. Sedert, hadt men, i in deeze Rykftad, alleen Roomschgezinde t Regenten gehad, die, in heimelyk Verbond ftaande met den Aartshertoge Albertus (£), de Hervormden in 't gemeen,en met naame ook de afgezette Regenten, zwaarlyk, ver-, drukten, dezelven, met gevangenis , geldi boeten en ballingfchap, ftraftendc (/)• Dit duurde, tot 'in 't jaar 1611; wanneer eenigen, zig in hunne ballingfchap niet konnende gerust houden, eene beweging verwek* ten, onder 't volk, welk, rennende naar 't Raadhuis, de Raaden in hegtenis nam; doch federt ontfloeg, mids zy behoorlyke rekening deeden, en der Burgerye, ook in andere opzigten, genoegen gaven. De beroerdte werdt egter niet geftild, dan door tusfchenfpraak des Konings van Frankryk, en der Vorften van Brandenburg en Nieuwburg (;«), De Hervormden werden, eerlang, herlteld in de Regeering, en verwierven de vrye oefening van hunnen Godsdienst. De Aartsher tfc CO Reli'i- Holl. 1-19 July 1614. bl. 60,70. ISaudart, MeHior. VI. Koek, bl. ™. CO IX. Deel, bl. Ti. Ck ) Oroïm Hifi. libr. XVII. fl. 472. ( O Meteren XXVI. liuek, f. 407, 490,, (GO Mctehen XXXII, Hoek, ƒ. 028, X!ï. vciordi;e 100 tand vaa  76 VADERLANDSCHE XXXVII. Boek. ICJ14. Spinola maakt zig meester van deeze Stad. Hy neemt Duuren, Orfoi, Duisberg en andere Plaatfen in. Ook Wezel. Prins Manrits togen, die, gelyk hunne voörzaaten, de Hertogen van Brabant, Aken gaarne onder hunne gehoorzaamheid gebragt zouden hebben , zagen de omkeering binnen deeze Stad aan, met veel misnoegen. De Keizer zelf fprak een vonnis uit tegen Aken , in den aanvang deezes jaars 1614, en gaf den Aarts» hertoge Albertus en den Keurvorst van Keulen magt, om, in gevolge van het zelve , alles,aldaar, iu den voorigen ftaat, te herftellen (V). Spinola hadt dan heimelyken last gekreegen, om zig, in de eerfte plaats, van Aken te verzekeren, gelyk hy, zonder flag of ftoot, uit 'sKeizers naam, deedt, op den eenentwintigften van Oostmaand. Zo dra hy in de Stad gekomen was, verftelde hy de Wet,en deedt de oefening van den Onroomfchen Godsdienst ophouden (0). Naderhand, werden er verfcheiden' Burgers, over de /oorige beroerten, te regt gefteld, en, met le dood of met ballingfchap, geftraft (p ). Ma 't inneemen van Aken en 't flegten van Mulheim, welk 'er op volgde, maakte hy dg, zonder moeite, meester van Duuren, Orfoi, Duisberg, Kaster, 's Greevenbroek ?n Berchem. Eindelyk, toog hy, op den zevenden van Herfstmaand, voor Wezel, alwaar men hem, na eenigen geringen tegenftand, insgelyks, de poorten opende Midlerwyl was ook Prins Maurits opgebroken met het Staatfche Leger, en te laat ge- C »") Fnfez Dtr Mo nt Corps Diplom. Tom. V. p. H, p, 235^ (O Bauimrt. Meinor. Vt liock, bl. 14, 40. lp) Bauuart. Mentor. VIU. Rnek, 61. 60 ent. (f J B,iüimrt. Meiaur. VI. Hoek, bl. ai.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 77 gekomen zynde, om, binnen Wezel, ontvangen te worden, hadt hy zig meester gemaakt van Emmerik en Rees: naderhand, ook Goch i Kraanenburg en Gennip, met Staatsch of' Brandeuburgsch volk, bezettende. Zante, alwaar hy, insgelyks, gaarne bezetting gelegd zou hebben, werdt, eer hy 't verwagtte, door Spinola, ingenomen (r). Prins , Maurits nam, daarna, ook verfcheiden' PlaaVfenin, in het Graaffchap Mark, terwyl Spinola, aan 't verfterken van Wezel, deedt arbeiden (*). Dit wederzydsch inneemen van Steden gefchiedde, zonder dat de Legers eikanderen eenigen tegenftand deeden. Men wilde het Beftand niet breeken, en de tegenwoordige krygsbedryven aangemerkt hebben, als gefchiedende alleenlyk, tot bevordering of herftelling der rust, in onzydige Landen. De bevelhebbers en krygsknegten van de eene en de andere partye ontmoetten en bejegenden eikanderen, dikwils , vriendelyk (t). De Legers lagen naauwlyks twee mylen van eikanderen. Spinola hadt zig by Wezel, Maurits by Rees nedergeflaagen. Terwyl de Staatfche bezetting in Goch lag, \ werdt Goosfen Lxken, een der Burgemeefte- t ren deezer Stad , die Roomschgezind was, door zekeren Weever , bedraagen, als of hy heimelyk handelde, om de Stad aan Spinola te leveren. De bevelhebber deedt hem en eenigen der zynen terftond vatten. Een derzelven werdt zwaarlyk gepynigd; doch ontkwam, f ?) "audaRT. Meinor. VI. Doek, bl, 42. O) üaudart. Memor. VI. Doek, U, 41.ïtj ümnvoGUo, b!. 486. 1614. bezet Emmerik, Rees, Goch en andere Plaatfen. roorva! i Goch.  fÉ VADERLANDSCHE XXXVIÏ.BoeïL 16% Önciefliahdelin^' te! kwam , kort hierop , uit de hegtenis , en bragt te wege, dat het ftuk, door Gemagtigden uit den Haage, nader onderzogt werdt. Men bevondt, eindelyk , dat de Weever tot het befchuldigen van Exken verleid was, door den Predikant Petrus Ceporims, gebeeten op den Burgemeester, om dat deeze hem de inkomften eener Roomfche Pastorye in Goch geweigerd hadt (ju). De Koningen van Frankryk en Groot-Britanje zonden, eerlang, hunne gezanten naar' de Legers , om eene vrede tusfchen de twee Vorsten te bemiddelen. De Aartshertogen en Staaten hadden hier ook hunne Gemagtigden. Men kwam, in 't begin van Wynmaand, by een, te Zante. De voornaamfte zwaarigheid in de handeling betrof het Kasteel van Gulik, welk, de fterkfte Plaats des gantfchen Lands zynde, de Vorsten eikanderen misgunden. Men floeg dan voor, het Kasteel te flegten, naar den kant der Stad, of het in bewaaringe te geeven aan de Staaten, terwyl Wezel in de handen der Aartshertogen blyven zou. De Franfche, Engelfche en Staat-1'che Gemagtigden neigden voor den eerften, de Aartshertogen voor den tweeden voorflag. Omtrent de regeering der Landen, begreep men* dat een der Vorsten de verdeeling zou doen, waaruit de andere de keus hebben zou : 't welk Nieuwburg best aanftondt: of, dat ieder de helft van 't Land, zes maanden in 't jaar, en de andere helft, de andere zes maanden, regeeren zou: waar-* ft* C'0 QtiiNtoLO Vcrantw. I. Deetj U. 171 *Ü8t  XXXVÏI. Boek. HISTORIE. 79 in Brandenburg en de Staatfchen meer gevallen hadden. Ook neigden 'er, eerlang, de Franfchen en Engelfchen toe (V). Nader hand, Veranderde men egtcr van gedagtett. „ Men verdeelde de Landen, in twee dee„ len,ftellende Kleeve, Mark, Ravensberg, „ Kavenflein en eenige goederen in Brabant „ en Vlaanderen voor één deel, en Gulik „ en Berg* met het gene 'er toe behoort, „ voor het ander : om 't bezit van welke twee deelen, de Vorsten looten zouden." Voorts,kwam men overeen „dat het vreemd „ krygsvolk, terftond, vertrekken zou; dat „ de Vorsten geene Plaatfen in de magt van „ eenen derden zouden ftellen,endat de Ves„ tingwerken , federt Bloeimaand laatstlee,. den, begonnen, geflegt zouden worden." De Vorsten en de Gemagtigden van Frankryk, Groot -Britanje en de Staaten tekenden dit Verdrag (w). De Aartshertoglyken, last uit Spanje moetende afwagten, fielden 't uiu In Wintermaand, kwam 'er, eindelyk, bevel van Filips „ om geen verdrag te laaten flui„ ter, zonder dat hy 'et deel in hadt; om „ Wezel niet over te geeven, en om alles „ in den zelfden ftaat te laaten, waarin het „ tegenwoordig was." De onderhandelingen werden, hierop, afgebroken (x). Men handelde, daarna, nog eenigen tyd, te Brusfel en in den Haage, zonder iets te konnen üaU ten. De Legers Waren, reeds in Slagtmaand, ge- O) BENtivoöLio bl. 489-494. Baudart. M:tuor. VI. Bodk, f3. 42 , 43. (y)^ Voiez Du Mont Corps Dipl. Tom.V.P.Ü.p, 255, rtt* (O lÏBKTZVOBMOi bh 50»-503., 506. 1614, Verdrag j aldaar gemaakt.  66 VADERLANDSCHE XXXVII. Boek. 1014. XX. Gezantfchapvan den Grootvorst van Musdovie. Opregting eener HiojicSchoole, te Groningen. gefcheiden. Elk hieldt de ingenomen' Plaatfen fterk bezet. Prins Maurits zondt de overige knegten en eenige Ruiters naar Munfterland en 't Stigt Paderborn, alwaar hy zwaare brandfchattingen vorderen deedt (y). 't Liet zig aanzien , dat het Krygsvolk der Aartshertogen en Staaten de Kleeffche en Gulikfche Landen niet zo haast verlaaten zou , als het 'er ingekomen was. In de Lente deezes jaars, was 'er een Gezantfchap uit Muskovie aangekomen in den Haage, om de Staaten te verzoeken, dat zy den Grootvorst, Michaël Eederowitz, met eenige Oorlogfchepen en geld, wilden onderfteunen, en een vast Verbond met hem aangaan. Doch de Staaten weezen dit verzoek, heufchelyk, van de hand. De gezanten werden egter eerlyk onthaald, en, op hun vertrek, met gouden ketenen en penningen, befchonken (z). Tot hiertoe, waren 'er maar twee Hooge Schooien geweest, in de Vereenigde Gewesten , te Leiden, in Holland, en te Franeker, in Friesland. Doch in den Zomer deezes jaars, beflooten de Staaten van Groningen en de Ommelanden, op 't fterk aanraaden van Graave Willem LodeWyk , Stadhouder van dit gewest, eene derde Hooge School op te regten, binnen Groningen, die, opdendrieentwintigften van Oogstmaand , plegtiglyk werdt ingewyd Ik vind, dat 'er, in de Lente des volgenden jaars, reeds omtrent (y) BaudaKT. MentOr. VF. Koek, bU 5T. t z) R'tmw.T. Memor. V!. /«rit, */. c$. («, Baudaiu* Meaicr. VI. floib, hl. aj.  &XXVïI.Boek. HISTORIE. 8i tagtig Studenten , op de Groninger Hooge Schoole, waren ingefchreeven (&). Dus nadert ons verhaal, ongevoelig, wederom tot de Kerkelyke zaaken, die nog al niet nalieten de Grooten, de Predikanten en 't Gemeen in geduurige onrust te houden, "t Befluit der Staaten van Louwmaand laatstleeden werdt van de Remonftranten , in 't gemeen, gaarne ontvangen. Ook namen vee le Contraremonftranten aan , te myden , 't gene de Staaten hadden afgekeurd. Doch eenigen vonden hierin merkelyke zwaarigheid, oordeelende zy, dat de Kerk, by dit befluit, ten onregte befchuldigd, en hun verbooden werdt, de waarheid te prediken (e). De Klasfis van Hoorn veroordeelde drie Remonftrantfche Predikanten, fchoon het haar, door Gekommitteerde Raaden, verbooden was, en hieldt, federt, haare vergaderingen afzonderlyk. Ook werdt 'er , in de Stad, eene vergadering aangelegd, daar de Contraremonftrantfche Predikanten van de Klasfis, nu en dan, kwamen prediken Cd). Te Rotterdam , daar de openlyke Leeraars * vreedzaam waren, of Remonftrantsch, durf- £ de zeker makelaar zeggen 4J dat hy liever r( n van een varken dan van een' der Predi fl n kanten getrouwd wilde worden." Doch t( hierom werdt hem het burgerregt, voor een jaar, en het makelaarfchap , voor altoos, & af- . f») VhH Epift. Seleét. e Mufao J. G. Meeui Dec. III.JE?*. I. II- VI. p. 79, 81, 90. (O Brandt. 'F. Deel, bl. 236. 237. C'l) VeLiüs Hoorn, bl. 548. TrioiaND. bl, 834-84** X. Deel* F 1614. 't Befluli der Staaten van Holland bp de Kerkenvredegeeft veeleü geen genoegtn. tondel !géd de 'ontraraonraweit: Rotrdam1 el:rs.  te VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. 1614. Nadeelige gerii;; ten van ? zig te moeijen met de byzondere huishou„ ding eener Stad ; daar men zelf niet ge5, zind was toe te ftaan, dat de meeste Lc „ den der Vergaderinge van Holland hunne 5, Befluiten, binnen Amfterdam, deeden gel„ den." Wat 'er op den gemelden voorflag beflooten werdt, weet ik niet: doch 't is zeker, dat Hoofts raad, doorgaans tot gemaatigdheid ftrekkende, thans minder ingang vondt, dan voor eenige jaaren, en flegts van de minflen in getal werdt aangenomen. En '* zal niet ondienftig zyn, hier, in 't voor- by- Gfj 15RANDT ii. BUI, il. 245, 24Ö. F a XXL ïan leini; in dc rroed:lisp te Lmfteram.1615.  De baat zugt vai eenige Regenten aldaar is, Volgens fommigen , oor zaak, da men dei raad des Oud Bur gemeestersHooft verwerpt. 84 VADERLANDSCHE XXXVII. Boz&, bygaan , aan te wyzen, wat 'er, naar fom- miger verhaal, de naaste oorzaak van geweest zy. Men hadt, al voor veele jaaren , befloo1 ten, de Stad voor de derde reize uit te leggen, en, in 't jaar 1601, eenen aanvang van 't werk gemaakt. Eenige Regenten , deeze uitlegging te gemoet ziende, hadden, kort te vooren, veele landen en erven, even buiten de Stad gelegen, opgekogt, welken zy, ! naderhand, op de fchatting van die van den 1 Geregte, tot Stads gebruik, weigerden af te (taan , gelyk andere gemeene burgers ver' pligt werden te doen. Hooft en andere Wethouders oordeelden , dat deeze Regenten zulks , insgelyks, behoorden te doen, zonder merkelyke winst te vorderen. Doeh zy begreepen 't anders , en waren nog met de winst van vyftien guldens op de roede , of negenduizend op de morgen niet te vrede. Tegen dit hun gedrag nu, vondt Hooft geraaden , zig , in den vollen Raad , aan te kanten, onder anderen zeggende „ dat de Regenten der Stad, kans ziende, om, voor n zig zeiven , merkelyk voordeel te trek„ ken, uit het beleid der Stads zaaken, over„ leggen moesten , of zulks tot dienst, of tot ondienst van de Stad en Gemeente „ {trekken zou. Dat het byzonder belang „ wyken moest, voor 't gemeen. Dat de „ Raaden der Stad fchuldig waren te bezor„ gen , dat de Stad of Gemeente , die by w weeskinderen vergeleeken werdt, en op „ aarde geenen anderen voorftand hadt dan « den Raad, geen ongelyk, noch door henzet » ven,  xxxvii. Boek. HISTORIE. 85 » ven , noch door anderen , wierdt aange» daan. De Regenten ftonden , voer hy » voort, op een hoog tooneel, van waar » hunne handelingen, van groot en klein, » aanfchouwd en geoordeeld konden wor» den. Al 't verftand der Gemeente werdt s> niet beflooten, binnen de kamers der Re» » geeringe. In de Stad , waren zeer veele n veriïandigen , die ook uit hunne oogen y> zagen. Waarom het te meer noodig was, » dat de Regenten hun doen en laaten, met n een goed geweeten , konden verantwoorsj den, buiten allen fchyn van byzonder » voordeel te zoeken , ten nadeele van 't » gemeen. Livius hadt, over dit ftuk, deen ze goede les nagelaaten: Gelyk de geheels » Magifiraat, zeide hy, den Raad, ende Raad jj het volk in agtbaarheid overtreft, zo is zy ook n gehouden, in V opneemen van alle zwaar & >j zaaken, voor te gaan. Indien gy uwe mindew ren iet wilt beveelen; gy zult ze allen, te lig' fy ter, tot gehoorzaamheid brengen, zo gy eerst u zeiven en de uwen aan dielVet onderwerpt. w Ook valt hun de fchatting niet zwaar , alszy n zien, dat ieder der voornaamflen zig zeiven n meerderen last oplegt, dan elk, hoofd voor ft hoofd, draagen moet. Dat was wat anders, n dan, boven zyne gewoonlyke wedde, meer. ft voordeels dan andere burgers te willen „ genieten, of minder bezwaarnis draagen." Men meent, dat zy, die zig door deeze en diergelyke redenen geraakt vonden, federt, zo misnoegd werden op den Heere Hooft, ydat zy hem, die, van het jaar 158a, tot het jaar 1610, agt reizen Burgemeester geweest f 3 wasa 161?.  Ecu Re- 311011- ftratnsch Predikant , te Amiter dam , gelchorst In zynen dienst. Vergaderingender ContraremonIrranten,te rttn fterdam. (g~) RnAvnT TT. Deel, hl. 747-251. (,SV ISRArrtiT Jï. Deel, bl, 261 tss. 86 VADERLANDSCHE XXXVII,Boes. was, en van deeze agt, vier reizen, twee jaaren na eikanderen, geregeerd hadt , federt uit het Burgemeesterfchap wisten te houden ; waardoor ook zyne item, in de Vroedfchap , minder klemde , en byzonderlyk over 't ftuk der kerkelyke gefchillen kleinen ingang vondt. Sommigen erkenden , inderdaad, dat het gefchil over de opgekogte erven misnoegen tegen hem verwekt hadt. Doch 't was den meesten zeer naar den zin, dat zy hem dus onder de knie hadden weeten te krygen. Doktor Sebastiaan Egbertszoon en Jakob de Graaf, beide, gelyk hy, Oud Burgemeesters , waren de voornaarnrten uit den Raad, die 't, in gemaatigdheid , met Hooft, eens waren. Doch zy waren beide maar eens Burgemeester geweest, en werden, federt, niet wederom verkooren (g). D. Contraremoultranten hadden, derhalve, in deeze Stad, eenen Herken fteun aan de Regeeringe : waarom het hun , in dit zelfde jaar, nog gelukte, Simon Goulart, Predikant der W.ufche Kerke, die de Leer der algemeene genade gepredikt, en de verwerping der kleine kinderen tegengefproken hadt, te doen fchorfen in zynen dienst (hj. Ook hielden ze, hier, in den nazomer, eene of twee heimeiyke vergaderingen, buiten kennis, cn geheel tegen den zin der meeste Leden van Holland, die der Wethouderfchap aanfchreeven, dat zy zulke vergaderingen, zonder uitllel, beletten en doen fcheiden moesten» Sotj>  XXXVII.Boek. HISTORIE. 87 Sommigen melden, dat men, in deeze Byeenkomften , overwoogen hadt, door wat middel, men best eene Nationale Sinode zou konnen verkrygen (/) ;. doch anderen meenen, dat 'er beflooten werdt, zig van de Remonftranten af te zonderen (£). In velheiden' andere Steden, als te Gouda , in den Haage , te Rotterdam , en te I Haarlem , begon het .zig reeds te fchikken, * tot deeze afzondering. Te Leiden, daaren- l tegen , fcheen men zig te vlyen tot onder- 1 linge verdraagzaamheid. De Contraremon- t ftranten, in eenigen deezer Steden, daar de z Regeering de befluiten der Staaten zogt te r handhaaven , noemden zig de dolserende of klaagende Klerken (/). De meeste Leden van Holland hielden veelen van deeze dingen te ftrekken tot groote onrust, oneenigheid en fcheuring, en tot benadeeling van den welftand des Lands. Zy begreepen ook, dat de Kerkelyken in eenige Steden te zeer hadden iiitgevaaren tegen 't gezag der burgerlyke overheid , in kerkelyke zaaken: waartegen, naar 't oordeel van de Edelen en van alle de Steden, by tyds, behoorde voorzien te worden, overeenkomïtig met de voorgaande Befluiten O). Ook zonden ze, op \ einde des jaars, e de Kerkenordening van den jaare 1591 aan « alle de Steden en Dorpen , met verlof, om (1 zig daarnaar te mogen gedraagen. Hierby, „ werden gevoegd alle de Befluiten, tot en- e (o TsAUDATiT Mernor. VII, Doek, bl. u. (k ) UvtIvnb. BeriCt op 't nader A v. U. 18. (o Brandt II. Deel. hl. 27-, cji. W Baüdart Memor, VII. Doek, W. 8, > F 4 1615. xxii. n fomligereden, :hiht len zig n afon deug. e Sraan zen- :n de erken"dening1 hunne elluiten  88 VADERLANDSCHE XXXVII. Boeit; I«i5- aan rle Stede i, Dorpen , KlasC-n en ICerkelyken. xxiii. Bewee- fing te .eeuiwaarden. derhouding van de eenigheid en vrede der. Kerken, ftaatswyze, genomen. Beide de Kerkenordening en Befluiten werden ook gezonden aan de Klasfen en Kerkdyken (n): en eenige Klasfen, met naame die van Woerden en Over Rynland, namen aan, zig naar dezelven te zullen gedraagen (o). In Hooimaand , hadden de algemeene Staaten wederom een Plakaat laaten uitgaan , tegen Blaauwboekjes en fchimpfchriften, die, ten deezen tyde, fterk in zwang gingen (ƒ>)• De beweegingen, die, thans, in 't klein, in fommige Steden, befpeurd werden, meenden eenige doorzigtige luiden aangelegd te zyn, tot verandering in de Regeering ; waarvan men, dit jaar, te Leeuwaarden, een merkwaardig voorbeeld zag. Wy hebben, hier voor ("> Refol. Holl. 1-12 Dcccmb. l6\*,.bl.Z%. Groot-Plakaatk« III, Deel, bl 401. fa) Brandr II. Deel, hl. 91*. Q>) Gioot-Plakaatb. I. Dal, kol. 439. C5) LI. 24.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 89 ouden te last gelegd hadden, 't Bleek, ten muitte, klaar^ dat zy zig zeiven en die 't met hun hielden alleen in de Regeering zogten te handhaaven; anderen, die 't, naar veeier oordeel, beter /neenden met den Godsdienst, daar buiten fluitende. Die 't met deeze laatften eens waren, heette men, hier, Geneeffche, de andere politike of ftaatkundige Geuzen (r). In Wintermaand des jaars 1614, hadden eenige Gemagtigden der Burgerye, zo als zy zig noemden, zig by de Wethouderfchap vervoegd, met een Vertoog , waarin zy klaagden „ dat de voorin ge misbruiken niet geweerd werden; dat men luiden van den Hervormden Godsdienst uit de Regeeringe hieldt, en 'ei w zulken toe riep, die, in 't ftuk der Lee„ re, verdagt waren, of 'er weinig werks „ van maakten: voorts verzoekende, dat „ 'er, door Gemagtigden uit de Wethou„ derfchap en uit de Burgerye, een onn partydige Raad mogt benoemd, en door s? den zeiven, de Regeering herfteld worj, den, op eenen beteren voet." De Wethouders hadden, hierop, geantwoord, dat zy zig houden wilden aan 't Oktroi op de beftelling der Magiftraat, ten tyde van Leicester, gegeven, 't welk fommigen hunner, nogthans, in 't jaar 1610, reeds gebroken hadden. Men was, hierop, getreden tot de verkiezing der jaarlykfche Wethouderfchap. De Gemagtigden der Burgerye hadden 'er eene * aantuiging tegen gedaan, waarop zy in CO van nen Sande V. Soek. bl. 6p ¥ 5 161$. Geneeffche en politike Geuzen. *!>re;ejl.  NÏI5. Da Stadhouderen de twee Kolle£ien bellen orde op de lVJagiflraatsbeflelling. 90 VADERLANDSCHE XXXVII. Boek. in hegtenis genomen, en niet geflaakt waren, voor dat zy de nieuwe Magiftraat voor wettig hadden erkend, 't Morren nam, ondertusfchen, toe O). De Staaten, op den Landdag, in Sprokkelmaand deezes jaars, byeen gekomen, namen 'er kennis van, en magtigden den Stadhouder, de Gedeputeerde Staaten en het Hof, om de twist, door gevoeglyke wegen, te flisfcn. Men tradt in anderhandeling met de Wethouders ; doch ion 't niet eens worden. Graaf Willem en Je twee Kollegien vonden, derhalve, geladen, zig van de magt, hun verleend, te jedienen, en ftelden vast „ dat de tegen5 woordige Wethouders in 't bewind zou? den blyven, tot den eerften van Louw-j maand naastkomende, wanneer de Stad- > houder, de Gedeputeerde Staaten en het > Hof, voor deeze reize, eene nieuwe Ma» giftraat en gezwooren' Gemeente beftel- > len zouden: waarna de Wet, jaarlyks, zou > veranderd worden, in deezer voege: dat > de dienende Wethouders, op den Nieuwi jaarsdag, eerst twaalf' Perfoonen noemen 1 zouden, der Hervormde Leere, zo als t dezelve nu, openlyk, in de Kerke, ge- > leerd werdt, toegedaan, en vaste goede1 ren in de Stad bezittende: dat zy, daar1 enboven, nog vier Perfoonen noemen 1 zouden; doch niet uit de gezwooren' Ge, meente, of uit de twintig Hopluiden der 1 fchuttery; dat de gezwooren' Gemeente en de Hopluiden by deeze vier, elk nog.* » vier (O Winsen. Chron. XX. JSoci, bl. Co3.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 91 j, vier Perfoonen zouden voegen : welke „ twaalf nog zes anderen tot zig kiezen, en „ daarna hun getal, by lotinge, tot op de „ helft, dat is, negen, verminderen zou„ den; welke negen Ele&eurs of kiezers der „ nieuwe Wethouderen zouden zyn, en de „ plaats van eenen Burgemeester en twee „ Schepenen, die, jaarlyks, zouden afgaan, „ uit de eerstgenoemde twaalf Perfoonen 9) vervullen." De tegenwoordige Regeering, voorziende, dat men haar uit het bewind Hellen zou, viel klagtig aan de algemeene Staaten; die, hierop, bewoogen, meent men, door den Advokaat Oldenbarneveld, eenen ernfligen brief naar Leeuwaarden lie ten afgaan, waarin, het gezag des Stadhouders en der twee Koïlegien, naar fommiger oordeel, veel te laag gefield werdt. Ook zondenze Christoffel Biesman, Burgemeester van Nieuwmegen, Adriaan Teding van Berkhout, Raad in den Hove van Holland, en Adolf van de JVaal, Heer van Moersbergen, naar Leeuwaarden af; die, alledrie den Remonflrantfchen toegedaan zynde, de verandering der tegenwoordige Regeeringe zos ten te voorkomen. Doch tegen 't einde des t jaars, ontflondt 'er zulk een geweldige op ' loop, dat men voor een bloedbad begon te ' vreezen, waarom zy 't bevorderen van hun 1 oogmerk moesten opgeeven. De Stadhouder en de twee Koïlegien veranderden de Wethouderfchap en gezwooren' Gemeente, flellende drie Burgemeesters aan, die, voor t jaar 1610, in 't bewind waren geweest, nevens eenen der tegenwoordigen, waarna zig i6i>5. !é De AlgemeeneStaar.ua zoeken :1e tegenwoordige Redering handiaavent ie egter reran- 'erd i/ordt.  XXIV. Nieuwe twist tusfchen dei Hertoge en de Stad van Bninswyk. pa VADERLANDSCHE XXXVII.Boek, zig alles begon te fchikken tot rust (>). De twist tusfchen den Hertog en de Stad van Brunswyk, waarvan wy, op 't jaar 1606. gewaagd hebben («), was, omtrent deezen [tyd, wederom heviger ontfteken, dan te vooren. De Hertog vorderde de fleutels van de Stad, welken men hem niet begeerde in handen te laaten. De Stad werdt ook nu, gelyk te vooren, geftyfd door de Hanzesteden, die ongaarne zagen, dat de Hertog zo groot een gezag hadt, als hy begeerde, over een der Leden van hun Verbond. Met twee van deeze Hanze-Steden,waren de Vereenigde Staaten, onlangs, in verbond getreden; met Lubek, in 't jaar 1613 (V); en met Maagdenburg, in 't voorleeden' jaar; hoewel deeze laatfte Stad zig hierdoor, het ongenoegen van den Keizer en den Keurvorst van Saxen op den hals gehaald hadt. De Stad Brunswyk dagt, hierom, dat het tyd was, zig ook te verbinden met de Vereenigde Staaten, en hadt, ten dien einde, te gelyk met die van Maagdenburg, haare gemagtigden herwaards gezonden. De Staaten hadden den Hertoge, te vooren, bygeftaan, tegen de Stad; doch ziende hem geene eene iyn met hen trekken, in de zaaken van Gulik en Kleeve, waren ze nu genegener, om zig met de Stad te verbinden (V). Te Hanover werdt, in den voorzomer deezes jaars eene Byeenkomst gehouden tusfchen de Ge' mag- dt) Vam den Sanok V. Roek, bl. 65. \k) IX. Deel, bl. 201. , Cr) Zie hier vwr, U. 65. S £>) ÜAUBAR.t. Mi-mor. VI. Boek, bl. 9.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 93 magtigden des Hertogs en die der Hanzesteden , om de gefchillen by te leggen. Doch men fcheidde vrugteloos. In Oogstmaand, ■ floeg de Hertog, andermaal, 't beleg voor. de Stad, haar befchietende met gloeiende kogels, waardoor de voornaamfte gebouwen deerlyk befchadigd werden. De algemeene Staaten, aangemaand door den Koning van Groot-Britanje, hadden, ondertusfchen, eenigen Gemagtigden, uit de Gelderfche en Overysfelfche Hanze-Steden naar Lubek ge* fchikt, last gegeven, om een Verdrag met deeze Steden te fluiten, ten behoeve van Brunswyk. Zy zonden, daarenboven, Graaf Fredrik Henrik, met een Leger, om de Stad ; te ontzetten (xj. De Graaf vertrok uit den \ Haage, op den tweeden van Slagtmaand, ! trekkende, voorts, door Munfterland, 0- ' ver Breemen en Hamburg, naar Brunswyk, * en, onder wege, in den naam van den Keur- , vorst van Brandenburg, bezit neemende van Herwerden en eenige andere Steden, in het Graaffchap Ravensberg. De tyding van zyne aankomst alleen was genoeg, om den Hertog te doen befluiten, tot het opbreeken van 't Beleg Men trof, daarna, een Beftand. De Hertog zogt Graaf Henrik te beweegen, om te rug te trekken met zyn Leger. Doch de Hanze-Steden vermaanden hem te blyven. De Hertog was, derhalve, genoodzaakt te komen, tot een redelyk Verdrag .met de Stad: welk, op den laatften van Win- £0 Eaudart. ftlemor. IV. ISatk, hl. 7^1 1615. De Stad wordt >elegerd. De alge* neene >taateit :enden Van d;:n Sanue V. Hoek, bl. .70,  XXXVII. Boek. HISTORIE. 95 den van Louwmaand. De Kolonel Dkderik van Dorth trok, met dertien vendelen knegten en negen kornetten paarden, in Sprokkelmaand, naar Borkelo. Men liet hem, terftond, in de Stad, en hielp hem, vervolgens, het Kasteel belegeren : welk, op den vyfentwintigften , by verdrag, opgegeven, en federt, zo wel als Ligtenvoorde , met Staatfche bezetting, voorzien werdt Cc). Met de Lente deezes jaars, bragten de Spaanfchen, in 't Land van Kleeve, een Leger te velde van zes- of zevenduizend man, onder Graave Henrik van den Berge: 't welk Prins Maurits bewoog , de bezettingen van Emmerik en Rees te vermeerderen, alzo hy voor eene belegering deezer Steden bedugt: was. Doch 't bleek, eerlang, dat men voorhadt zig te verzekeren van de Westfaall'che Steden, Zoest en Lfpftad, die, in Grasmaand, Spaanfche bezetting moesten inneemen Cd). De Staaten deeden, kort hierna, Emmerik en Rees merkelyk verlïerken. De Vestingwerken van Grol werden, daarentegen, op bevel der Aartshertogen, ook veel verbeterd Ce). Tegen de ftrooperyen en andere baldaa- 1 digheden der Staatfche knegten, in de Lan- t den van Gulik en Kleeve, werdt, in 't na- ' jaar, en naderhand meermaalen, door fcher- j pe Plakaaten, voorzien (/'). Ook verbooden 1 de algemeene Staaten, dugtende voor VerCe) Bauimrt. Meinor. VIII. Bock, hl. 35. (X, Itefol. Holl. 1 Maart — 26 April irtiö. hl. 7. fO Rcfol. Holl. 1 Maart — 26 April 1G16. bl. it. EArn ïtfcmor. VIII. Boek, hl. 42, 44. ■ ' AV"' (f) üroot-PJakaatb. II. Deel, M. 125, 139. 1616» Zoest en Lipftad ivorden, Joor de kattsherogen , rerzeterd. 'lakaa:n tegen : ftroo>en der [rygs;nsgtcn.  06 VADERLANDSCHE XXXVII. Boek, 1616. XXV. Gezantfchnp11 aar Zweeden en Muskovie. Oploop te Delft. loop hunner manfchap, omtrent deezen tyd, hunnen onderzaaten, zig in krygsdienst van uitheemfche Mogendheden te begeeven (g). De algemeene Staaten, in 'tvoorleedenjaar, een gezantfchap naaf Zweeden en Muskovie gezonden hebbende , om eene vrede te bemiddelen , tusfchen deeze Mogendheden, die in oorlog geraakt waren, zagen het, in Oogstmaand deezes jaars, genoegzaam onverrigter zaake, te rug keeren. AÜeenlyk was 'er een Beftand, voor drie maanden, getroffen (A). 't Verhoogen van den Xoorn-Excyns te Delft, tot verval der onkosten, op 't graaven eener nieuwe vaart ten behoeve der Stede, verwekte aldaar, in den Zomer deezes jaars, eene zorgelyke beroerte, 't Graauw was over deezen nieuwen last te meer misnoegd , om dat de Wethouderfchap, ten zelfden tyde, goedgevonden hadt, den WynExcyns een weinig te verminderen. Vyf of zes wyven begaven zig naar 't Stadhuis, ftoutelyk eifchende , dat de nieuwe verhooging afgefchaft werdt. Men liet haar agter af, en in hegtenis brengen. Doch kort hierop raakte een heele hoop wyven, jongens en eenig manvolk op de been , trekkende, onder 't Haan op eenen koperen ketel, naar 't Excynshuis , dat opgebroken en geplonderd werdt. 't G?;regt liet wederom eenigen der ftoutfte Wyven vatten: 't welk den overigen hoop vrouwvolk, derwyze, verbitterde, dat zy (g) GrootPlakaatb. II. Öeel, kol. 294, 294. I. Deel, kol 551. (A) Bauiïart- Meinor. VIU. ü»sk, W. 101. enz, Van des^ Sands V. Jluek, bl. 7L  XXXVII.Boek. HISTORIE. Zy raazende naar 't Stadhuis liepen, de gevangenis los braken, en haare gezellinnen Verlosten. Voorts, werden de glazen van *t Stadhuis uitgefmeeten, en alles met vernieling gedreigd i 't welk de Wethouderfchap, eindelyk, noodzaakte, den nieuwen Excyns af te fchaffen, en vergiffenis te verkenen van 't gene 'er, in den oproer, misdreeven was. Doch 't Hof van Holland trok *ig, federt, deeze zaak aan, daagde eenige mannen, die men handdaadig hieldt aan den oproer, en verwees eenigen, die verfcheenen, in geldboeten Q% Den overigen werdt, daarna, door 's Lands Staaten, vergiffenis verleend (k). De zaaken der Ooftindifche Maatfchappye ftonden, ten deezen tyde, zeer voordeelig. Zy bezat nu vyfenveertig groote fchepen , voerde, op dezelven, en op haare fterkten, in Jndie, meer dan Vierhonderd metaalen, en omtrent zesendertighonderd yze- 1 ren ftukkeh gefchuts, en hadt tienduizend l man, foldaaten en bootsgezellen, in haaren dienst (T). In Oogstmaand des jaars 1614, , hadt zy Joris van Spilbergen, met vier j fchepen, gezonden naar de Molukken. Hy 1 nam de reize door de Straat van Magellanes, \ welke hy,in Grasmaand des volgenden jaars\ ' doorzeilde. Voorts bezogt hy de kusten van Chili en Peru,de Portugeezen en Spanjaards, alomme, zo veel afbreuks doende, als hy kon. In Hooimaand, raakte hy, omtrent Cal- CO JUtroARf. Memor. VlII. flnek, bl. e». C» Refol. Holl. 1» Maart 1617. bl. 66 C O liAUüAftT. Momor. /. lüo. Vg„ den eerfien Druk. X. Deel, G i6«6, Voor- Jeeligè iaat der Dostin- lifche Maat- chap- >ye. Ipilber;ens»gt, loor de Zuidzee,  o8 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. , 1616. Callao de Lima, flaags met eenige Spaanfche Gallioenen. Het Admiraals fchip derzelven werdt in den grond gefchooten: de overige Gallioenen genoodzaakt te wyken. Spilbergen, toen voortgezeild zynde, overviel, pionderde en verbrandde, in Oogstmaand, de Stad Payta: begaf zig, vervolgens, naar Aquapulco, daar de Spanjaards hem toelieten, zig te ververfchen, na dat men een onderling Verdrag gemaakt hadt. Van Aquapulco zeilde hy naar de Molukken, en kwam, in Lentemaand deezes jaars , aan Ternate. Hier vondt hy de Stad Malaja in goeden ftaat. Daarna, naar Bantam verzeild, vernam hy, dat de Admiraal Steven van der Haagen drie Spaanfche Gallioenen en nog een groot Konings fchip verbrand hadt, voor Malakka. Ook hadt de Kommandeur Jan Dirkszoon Lam het Eiland Pulewai, een der rykfte Bandafche Eilanden, welk veel Nooten en Foelie uitleverde , overmeesterd. Spilbergen vertrok , in Wintermaand, wederom naar 't Vaderland, met twee fchepen, en kwam, in Zomermaand des jaars 1617, in Zeeland aan (ni). Men waardeerde de goederen, welke hy medebragt, op twee-entwintig tonnen fchats («). 'tGewigtigfte, welk, dit jaar, door de Vereenigde Staaten, uitgevoerd werdt, was het losfen van Vlisfingen, Rammekens en Bricle, eertyds in verzekering gegeven aan Koningin Elizabet, en, tot hiertoe, bezet met En- {m) Spilberg. Heïs rondsom den Aardk. VU èo, 39, 46, go, 61, 62, 63, 65, 66. Baud abt. Meinor. ƒ 170. van den tuften Druk. (*) BauuarT. Meirior. ƒ. 239. verf. van den eetjltn Drüi.  XXXVII Boek. HISTORIE. 99 Engelsch Krygsvolk. Men gaf den Advokaat Oldenbarneveld, in 't gemeen (V), de eer Van 't gelukkig voltrekken eener handeling, die de Vereenigde Gewesten onthief van het eeniglle overblyffel hunner voorige afhangkelykheid van vreemde Mogendheden; en den Engelfchen ook den fchyn benam, waarop zy zig,buitens Lands, eenig gezag over deezen Staat plagten toe te fchryven. 't Zal der moeite wel waardig zyn, dat wy, beknoptelyk, ontvouwen, wat tot deeze gewigtige handeling aanleiding gegeven heeft. Wy hebben, reeds meer dan eens, aan- : gemerkt (p), dat Jakob de I, van den aan-1 vang zyner Regeeringe af, fterke genegen- Jj heid getoond had, om zig, met Spanje, ti door 't Huwelyk van zynen Zoon , Prinfe s Henrik , met de Infante Anna Maria Mau- £ ritia, nader te verbinden. Doch deeze Prinfes was federt ondertrouwd, met Lodewyk den XIII, Koning van Frankryk Ook was Prins Henrik, in 't jaar 1612, overleeden (3). De Koning verloor, nogtans, de begeerte niet, die hy zo vroeg hadt aangekweekt. Filips de III. hadt nog eene Dogter, Maria genaamd, die merkelyk jonger was: en deeze hadt Jakob de L zynen Zoon * Karei, die, in Slagtmaand deezes jaars, tot Prins van Wales, verklaard werdt (rj, toegefchikt. Men meent, dat hy, de hoogfre verbeelding hebbende van de Koninglyké- waarCO Waat> Hift. van T. v. Oltiencarnev. ft m« CO IX. Dtel, tl. 360, 355. C?) Rapin Tom. VII. p. 75. CO Rapim Tom. VIÏ. p 105. G 2 1616. IKVt luwa- fkshanr eling isfcheri lanje tw rooi-  Bekommering, ioo VADERLANDSCHE XXXVII.Boek; waardigheid, juist een Konings Dogter, . voor zynen Zoon, begeerde: 't welk hem belette het oog te wenden naar een der Proteftantfche Hoven in Duitschland, en noodzaakte naar eene Roomfche Prinfesfe uit te zien. In Frankryk, waren ook nog drie Pnnfesfen, Zusters des jongen Konings. Doch de oudfte werdt, eerlang, den Prinfe van Spanje, de tweede den Prinfe van Piemont beloofd: zo dat de jongfte, nog in lang met huwbaar, alleenlyk overfchoot. Hy neigde hierom meer tot een Huwelyk met Spanje. Ook werdt hem, van daar, hoop gegeven, dat hy in zyn oogmerk flaagen zou: waarom hy, te eer, befloot, met Filips in onderhandeling te treeden, fchoon hy, om te beter voorwaarden te bedingen, te vooren goedgevonden hadt, aan 't Franfche Hof, over een Huwelyk met Katharina, tweede Dogter van Henrik den IV., te doen handelen 0). Filips de III. hadt, meent men* in 't eerst, in 't aanbinden deezer handeh'nge, geen ander oogmerk, dan Koning Jakob, door de hoop op het Huwelyk, welk hy zogt, te wederhouden, van zig te moeijen met de zaaken van Gulik en Kleeve; fchoon hy, naderhand, van gedagten veranderd is. En dat men de Huwelykshandeling, van welke wy fpreeken, zeven jaaren lang, wist te rekken, aan 't Spaanfche Hof, geeft veel gronds, tot dit vermoeden (OZy was nog niet openlyk begonnen, ot men CO Aft. Publ. Anal. Tom. VII. P. II. p. 203, 213. CO Rapin Tom. VII. f>. 105. 106.  XXXVII.Boek. HISTORIE. 101 men hadt 'er, in den Haage, de lugt van. De Advokaat Oldenbarneveld wist altoos middel, om kennis te krygen van de geheimen des Engelfchen Hofs. En men maakte, daar, van dit voorgenoomen Huwelyk zo groot een geheim niet; waarom hy 'er te ligter agterkwam. Elk zag, hier, gevaar voor den Staat, in zulk een Huwelyk, In 't byzonder, vreesde men, dat Filips,'als een der voorwaarden van het zelve, de overlevering der Steden van verzekering in Holland en Zeeland vorderen mogt; cn dat Jakob, die voor vreedzaam gehouden werdt, en zeer op het Huwelyk gefteld was, veelligt, tot deeze overlevering befluiten zou. De Staaten hadden, al eenige jaaren, verlangd, om zig van de lastige Engelfche bezetting te ontflaan (u). Doch meer dan agt millioenen guldens te vinden, die Koning Jakob, volgens de jongfte afrekening (V), nog van hun te vorderen hadt, viel moeilyk, en was, tot hiertoe, ondoenlyk geweest. De vrees voor de gevolgen' van het ontworpen Huwelyk, en de inhoud van het vyfde punt van het verdrag van den jaare 1604, iusfchen Spanje en Groot - Britanje (V), welk men zig, by deeze gelegenheid, te binnen bragt,deedt de Staaten, nogtans, befluiten, om te beproeven, of men Koning Jakob voldoen , en de Steden van verzekering losfen zou konnen. De gelegenheid hiertoe was hun gunftig. ] De I f u) Negotiat. de Teannin Tmi. II. fl. 05. O) Zie IX. Deel, U. 344. £» IX. Deel, bl. 175. G 3 1616. hier te Lande, 5ver det ze handeling. ikob de heeft  loa VADERLANDSCHE XXXVII.JW. geld gebrek. XXVII. Beleid van Oldenbarneveldca Kaïoii De Koning was in geduurige verlegenheid om geld, welk hy zo rykelyk fpilde, onder een groot getal van gunftelingen (.x), dat hy, naauwlyks, middel wist, om de kosten zyner Hofhoudinge, behoorlyk, goed te maaken. Het Parlement, weetende hoe kwalyk 's Konings inkomsten hefteed werden, was, federt eenigen tyd, onwillig geweest, om hem te onderfteunen. Het laatfte was, in 't jaar 1614, vrugteloos, gefcheiden (y)t en 't volk was thans zo misnoegd op de Regeering, dat het niet te wagten was, dat de Koning een nieuw zou befchryven: 't welk, nogtans, vereischt werdt, om, met 's volks genoegen, aan penningen te geraaken. Dit alles wist men, in den Haage. De eenige zwaarigheid beftondt maar in de zaak derr wyze te beleiden, dat de Koning de herlevering der Steden zelf voorfloeg; wanneer men gelegenheid hebben zou, om hem, met minder dan agt millioenen, te voldoen, welken men ten volle zou hebben moeten betaalen, als de herlevering, van der Staaten zyde, begeerd was geworden. En om den Koning hiertoe te brengen, werdt het ftuk, zo men, meent, voornaamlyk door beftelling des Advokaats, op deeze wyze, aangelegd. Men liet de Engelfche bezettingen, in de Steden van verzekering, eenigen tyd, onbetaald. Zy vielen, hierop, klagtig aan den Koning, die de Staaten vermaande, op hel .voldoen der knegten te pasfen. Men beriep zig O) Rat*in Tom. VII. p. 107. Cy) Rapin fq.it, VII. p, 9V  XXXVII.Boek. HISTORIE. 103 zig op den flegten ftaat van 's Lands geldmiddelen, veroorzaakt door den kryg. Aan 't Krygsvolk gaf men goed befcheid; doch 1 verfchoof hunne voldoening, van tyd tot tyd. ; In Engeland, hieldt, men aan, met dringen ] op betaaling, by den Staatfchen gezant Noël \ de Karon, die, eindelyk, als uit zig zeiven, voorfloeg n dat de Staaten, veelligt, beflui„ ten zouden, het uiterfte hunner pooginn gen in 't werk te ftellen, om alle 's Konings agterftallen te voldoen, en 't geld, daartoe w noodig, tot eene hooge Rente, op te neen men; zo zyne Majesteit kon goedvinden, 5, hun de herlevering der Steden van verze„ kering aan te bieden." Deeze opening vond gehoor, by den Koning, die ontbloot was van geld; en by de Hovelingen, die hunnen mond reeds, om ftryd, maakten op deezen vetten buit. De Koning fchreef, kort hierna, aan de Staaten „dat hy, hen aan„ ziende voor zyne goede vrienden en bond„ genooten, die een' en denzelfden Gods?, dienst met hem beleeden, en in de algen meene zaaken, het zelfde belang hadden „ als hy, geene reden hadt, om te dugten, „ dat 'er ooit eenig misverftand ontftaan zou , w tusfchen hen beide: om welke oorzaak, w hy, zo zy begeerden zig in 't bezit te ftellen van hunne Sceden, genegen was, om „ hun dezelven weder te geeven." De Staaten draalden niet, met hun befluit. Karon kreeg last, om met den Koning te handelen. Jakob de I. magtigde zynen geheimen Raad, om de zaak met hem af te doen (z), en C*) A& Publ. Angl. Turn. VII. P. II, p, zv* G 4 1616. >m de iteden 'an verzekeringe losfeti.  iëi6. De Engel fche bezetting trekt uit Briele, Vlieringen en Rammekens. Oordcel van 't Franfche Hof, over 't herleveren der verpande Steden. 104 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. en men was 't eens, binnen weinige dagen. De Staaten verbonden zig, den Koning, voor alle agterftallen, twee millioenen zevenhonderdagtentwintigduizend guldens eens te betaalen (a): en deeden 't, op den beftemden tyd. De bevelhebbers der Steden van verzekering kreegen, nog voor 't einde van Bloeimaand, last, om dezelven te ruimen (f). Prins Maurits toog, in Zomermaand, naar den Briele, om bezit van deeze Plaats en van de twee onderhoorige Sterkten te neemen. De Engelfche bezetting, driehonderdvyfenzestig man fterk, verliet de Stad, op den elfden. Ten zelfden dage, trok de bezetting van Vli'-fingen en Rammekens, die zeshonderd man fterk was, uit deeze twee Plaatfen. De Staaten hielden, nogtans, het Engelsch Krygsvolk in hunnen dienst, Hellende, ten verzoeke van Koning Jakob, Robert, Burggraaf l'Ile , die Bevelhebber van Vlisfingen en Rammekens geweest was, tot Overfte van het zelve aan (c). Horatio Vere, gewezen Bevelhebber van den Briele, bleef ook in den dienst deezer Landen. Aan 't Franfche Hof, hieldt men het overleveren der verpande Steden voor zulk een' onvoorzigtigen ftap van Koning Jakob, dat fommigen niet fchroomden, aan den Engelfchen Gezant, Thomas Qdmonds, te verklaar ren „dat men, in Frankryk, jaarlyks, de „ Staart . 39Ö. (>j Ahbeust Memair. p. 319. G5 Gefcbnlen met Engeand, oirer den Lakenhandel.  : ( 1 toé VADERLANDSCHE XXXVII. Boek. wilde ingebxagt hebben, alzo zulks ftrekte tot benadeeling der verweryen deezer Landen. Koning Jakob hadt, hierop, wederom den uitvoer der witte en ongeverwde Lakenen verbooden 5 't welk den verweren, met naame die van Middelburg , alwaar men den ftapel der Engelfche Lakenen hieldt, niet minder nadeelig was. De Staaten hadden toen hun verbod in zo verre veranderd, dat zy den invoer van gefprenkelde of gemengde Lakenen toebeten (ƒ> Voorts, werden de Engelfche Lakens ook zo fmal en flegt gemaakt, dat de Staaten dienftig oordeelden , hiertegen, by verfcheiden' Plakaaten op het onderzoek of de tarra der Lakenen, te voorzien (jg). Maar Koning Jakob hadt, ook hierover, ongenoegen opgevat (h): waarop, in Bloeimaand des laars 1617, een Plakaat volgde, by welk, de iroorigen, op de tarra der Engelfche Lakenen ijemaakt, een weinig gemaatigd werden (f). De Oktrojen , den Engelfchen Koopluiden rerleend, werden , ten zelfden tyde , vernieuwd (k). Te vooren, was reeds toegedaan , dat men allerlei geverwde Engelfche Lakens naar Middelburg voeren, en, aldaar, tan vreemdelingen, om buitens Lands verzon, len te worden, verkoopen zou mogen: blyrende, voor 't overige, de voorige Plakaaen, in genoegzaame kragt (7). In TM?/lïeT^Ff™^' U D'el' II7°' BAUDAJlT- Mem0* (g) Groot-PIakaatb. I. Deel, koi 776, 780. (ft ) Bautmrt. Mcmor. VIII. Uuek, hl. 64. (O Grooc-Plakaatb. I. Deel, kol. 776, 7H0. (t) Gwot-Plakaatb. I. Deel, kol. 766. (O Gruot-Plakaatb. II. Deel, kol. «277, c?7p'  XXXVII. Boek. HISTO R I E. 107 In Frankryk 9 waren, na de dood van HenTik den IV., veranderingen voorgevallen , die niet zeer gunftig gehouden werden, voor den Vereenigden ötaat. De Koningin Weduwe , die 't Ryk, geduurende de minderjaarigheid van Lodewyk den XIII., regeerde , volgde andere maatregels , dan Henrik de IV. gedaan hadt, Zy handelde, reeds in 't jaar i 611, over een dubbel Huwelyk, tusfchen haaren Zoon en Anna, Infante van Spanje, en tusfchen den Infant, Filips, en haare Dogter, Elizabet (m). In 't volgende jaar, werden deeze Huwelyken geflooten, en , onder anderen, beraamd , dat Koning Lodewyk en de Infante, of derzelver nakomelingen nimmer regt zouden konnen verkrygen , op de Spaanfche Ryken en Heerlykheden, byzonderlyk niet op Vlaanderen (3) en de Graaffchappen van Bourgondie en Charolois, die, na 't affterven der Aartshertogen zonder nakomelingen , wederom aan Spanje zouden moeten vervallen. Van den anderen kant, werdt vastgefteld, dat de nakomelingen van Filips en Elizabet nimmer regt op Frankryk , of eenige Franfche bezittingen zouden mogen voorwenden (n). 't Sluiten van deeze twee Huwelyken verwekte, zo dra het rugtbaar werdt, veel gemorsin 't Ryk, Cm) Voiez Du Mont Orps Diplom. Tom. V. P. II. p. 165,166. (») Du Mont Corps Diplom. Tom. V. P. II. p. 2T5, 217. Snpplem- au Corps Diplom. Tom. 11. P. I. p. 283. (3) Omtrent deezen tyd, begon men het deel der Nederlanden, welk onder de Aartshertogen itondt, naar de voornaamfte gewesten, Vlmnfaren, of ook wel Brabant te noemen, xxvnr, Staat varj Frank* ryk.  io3 VADERLANDSCHE XXXVII.Boek. ifJifj. Biiinenlandfcheoorlog. : i i ■\ ] T C < i ( J Ryk. De Hugenooten in 't byzonder vreesden, dat zulk eene naauwe verbindtenis met Spanje ftrekken zou, om hun de vryheid van Godsdienst, welke zy, federt eenige jaaren, genooten hadden, te doen verliezen. Henrik van Bourbon, Prins van Condé, misnoegd , dat men hem geen deel aan 't bewind gaf, en den Florentyn Conchini, die, in 't jaar 1614 , tot Maarfchalk van Frankryk, verheeven, en federt Maarfchalk iAncre genoemd werdt, 't voornaam beleid der zaaken toevertrouwde, fpande famen, met Cezar van Bourbon, Hertog van Vendöme, Henrik van Orleans, Hertog van Longueville, Henrik van Lotharingen, Hertog van Mayenne, Karei van Gonzaga, Hertog van Nevers , Henrik van Luxemburg, Hertog iran Pinei, Henrik van la Tour dAuvergne, Hertog van Bouillon, en verfcheiden' andere Grooten , die zig allen van 't Hof ontlielden, en eenen opiland verwekten om de /oorgenomen' Huwelyken te beletten, welke, edert, de kryg der Henrikken genoemd werdt, mi dat de voornaamfte Grooten deezen naam iroegen. Men trof wel een verdrag met dee:e Grooten, in 't jaar 1Ó14; doch 't werdt ïaast verbroken. Condé bemagtigde, in 't volgende jaar , verfcheiden' fterke Plaatfen. n Louwmaand des jaars 1616, werdt 'er, wederom , een Verdrag gemaakt, tusfchen len Koning, die nu, ruim een jaar geleeien, meerderjaarig geworden was, en de Redering aanvaard hadt, en de misnoegden. 5eduurende den binnenlandfchen kryg in prankryk, hadden de misnoegden, met naame  XXXVII. Boek. HISTORIE. 109 me de Hertog van Bouillonom onderlïand aangehouden , by de Vereenigde Staaten : doch hierop was niets geflooten (0). De Koning hadt, daarentegen, Benjamin Aubery, Heer vanMaurier, in 't voorleeden jaar, herwaards gezonden : die de Staaten bewoog, om den Koning hunne hulp aan te bieden; 't welk veel toebragt , om de misnoegden aan de hand te doen gaan. De Prins van Condé gaf den Staaten, terfïond, kennis van de getroffen' vrede, te gelyk verdedigende 't gedrag, welk hy gehouden hadt (p). Maurier deedt, van gelyken(q). Condé, zig op *t verdrag vertrouwende, verfcheen, in Hooimaand , ten Hove. Doch de Maarfchalk d'Ancre, die 't oor der Koninginne Moedel hadt, bragt te wege, dat hy gevat en in de .Baftille gezet werdt. Maurier deelde deö Staaten dit gewigtig nieuws, zonder uitftel, mede; en alzo men, ter deezer gelegenheid, nieuwe beweegingen in Frankryk te gemoet zag, begeerde hy, uit 'sKonings naam, dat de Franfche troepen, in Staaten dienst, naar Frankryk, te rug gezonden werden. Ook vorderde Lodewyk de XIII., dat men hem, van hier, met zes Oorlogsfchepen , onderfteunde. De Staaten bewilligden, in 't een en in 't ander. Doch het fluiten van 't Verdrag van Soisfons, daar het vermoorden van den Maarfchalk d'Ancre, met 'sKonings kennisfe, in Grasmaand des volgenden jaars, op volgde , maakte deezen onderftand noode- loos. (e") BaudaB-T. Memor. VIII. Boei, bl. 43. C/O ISaudaht. Memor. VIII. Boek, bl. 81. Baudart. Memor. VIII. Bmk, bl. 9j, 1616. De Staa* ten bieden Lodewykden XIII. hurineii byftatld aan.  ï ï ó vadkrl. MIST. xxxvii. BoEg, tms. XXIX. De Staaten onderfteunen de Venetiaanen,te^en den Aartshertoge van Oostenryk. t j V A- loos. De rust fcheen, door de dood van dee* zen gehaaten gunfteling, herfteld te zyn, in Frankryk (r). Doch zy duurde ilegts eene korte wyle. De zeefchuimeryen der Uskoken, ingezetenen van 't Landfchap Istrie, die Ferdinand* Aartshertog van Oostenryk en Heer van dit Landfchap , niet hadt willen of konhen beletten, hadden, in dit jaar, gelegenheid gegeven, tot eenen kryg, tusfchen dien Aartshertog en den Staat van Venetië, De Venetiaanen vervoegden zig, om onderhand, by de Vereenigde Staaten, die hun toeftonden * dat zy hier drieduizend man liéten werven, welken, onder 't bevel van Graave Jan Ernst van Nasfau, in hunnen dienst, overgingen* Zy vertrokken te fchepe ; doch niet voof Sprokkelmaand des volgenden jaars. Al deele manfchap fmolt, door ziekte en ongemak, Dp eenige honderden na, in den kryg, die, 3en gantfchen Zomer, vinnig voortgezet «rerdt. Graaf Jan zelf overleedt, in den na* Somer, te Venetië (f). Kort hierna, werdê er een Beftand getroffen (V). CO AuBery Memoir. p. 383-39$- Daniël Joum. de touti nil. p. m-vm. Cr) Refol. Holl. 30 Sept. — 22 OBob. 1616. bl. 22. tl'mnk klemor. VW. Jlnek. bl. 61. IX. Roek, bl. 115. (,*) Fuiez Do Mont Corps Diplom. Tom. V. f. n. p. 304.'  VADERLANDSCHE HISTORIE. AGTENDERTIGSTE BOEK* INHOUD. L De Staaten van Holland neemen een nieuW befluit tot weering van fcheuring. Zy doen eene bezending naar Amfterdam. II. Redevoering van Hugo de Groot, in de Vroedfchap aldaar. III. Befluit der Vroedfchap. De Staaten blyven by de voorige Refolutien. IV. Twist, op verfcheiden' Plaatfen, ter gelegenheid der flrydige Befluiten j onder de Leden van Holland. Keuren van Schieland. De Contraremonftranten winnen gunst. V. Hunne vergaderingen te Amfterdam en in den Haage. De Remonftranten vergaderen, insgelyks. Zy verbinden zig onderling. Vl.Oorfprong der afzonderinge, te Amfterdam. 'f Graauw ftoort aldaar der Remonftranten Vergadering, en piondert het Huis van Rem EgbertszoonBis/chop. Vll.DeContraremonftranten neemen de Kloosterkerk in den Haage in> VIII. Prins Maurits gaat in deeze Kerke. Afzondering in andere Steden. IX. Raadpleegingen op het houden eener Nationaale Sinode. X. Onderftand aan den Hertoge van Savoye verleend. XI. Verfchil tusfchen de Vorften van Brandenburg en ISieuwburg. Inbreuk op V Be- ftand*  na VADERLANDSCHE XXXVUI.Boèe. ftdnd. Zweeden Verzoekt kuip tegen Poolen.XIL Ontdekking van de Straat van le Maire. Walvis fchen ge ftr and. De Parmer bedykt. Xlïl.De fcheuring geeft aanleiding, tot ongewoone verandering in deRegeering.XW. Oor zaaken van 'taanneemen van Waardgelders. Zogenaamde fcherpe Refolutie derStaaten vanHolland.XV. Hunne inzigten op V ftuk van den Godsdienst. Vyf Steden kanten zig hiertegen. XVI. Bezending naar Zeelanden naar Dordrecht, op ftuk van de Sinode. Ontfchuttering te Leiden. Oldenbarneveld te Utrecht. Waardgelders aldaar aangenomen. XVII. Verskillen met de Geregtshoven. Onlust te Haarlem. Te Nieuwkoop. Hogerbeets wordt Penftonaris te Leiden. XVIII Maurits brengt bezetting in den Briel. Gerugten ten laste van hem en van den Advokaat .XIX. Handelingover V houden eener JSationaale ofProvinciaale Sinode.Dordrecht hier toe benoemd. Aanmerkelyke woorden des Advokaats. XX. De Engelfche Gezant Karleton raadt de Sinode aan.WeegfchaalzynerRedetivoering. XXL Redevoering van den Frarfchen Gezant Maurier.Prins Maurits bezoekt eenige Steden. Schryftaandezelven. XXII. Voorflag van vyfSteden op"t ftuk der Sinode.Verklaaring van Haarlem. Oordeelen over dezelve. XXIII. Prins Maurits verandert de Regeering te Nieuwmegen. Overysfel bewilligt in de Sinode. XXIV. Schimpfchriften tegen den Advokaat* Merkwaardig zeggen van Prinfe Maurits. De Advokaat verdedigt zig. Schriften vanAarfens XXV. Beweegingen te Utrecht en ie Leiden* De Prins komt te Utrecht. Vertrekt wederom. Byeenhmst ten huize van Tref el. XXVI. Ver» toog  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 113 tosg van Holland, op V pluk der IVaardgelders. XXVII. De algemeene Staaten en dit van Holland doen eene bezending naar Utrecht. XXVIII. Prins Maurits komt 'er, insgelyks. Handeling aldaar. XXIX. Amfterdam zendt ""er ook Gemagtigden. Ds Waardgelders worden afgedankt. Verandering der Regeeringe te Utrecht. XXX.Voorftel van Boiftfe. De Nationaale Sinode werdt byeen geroepen». TT\E Staaten van Holland, ziende de GeJL#/ meente, op verfcheiden' Plaatfen, zig fchikken tot afzondering, hadden, op den agttienden van Lentemaand, wederom een Befluit genomen, by meerderheid van ftemmen, bevestigende de voorgaande Befluiten op de vrede der Kerken, en verbiedende alle partyfchap, fcheuring en oneenigheid, onder bedreiging, dat de fchuldigen, als verftoorders der gemeene ruste, zouden geftraft worden (a). Amfterdam en eenige andere Leden hadden zig egter gekant tegen dit Befluit, waardoor het weinig klem kreeg (F). 'tSchyntook,datmen, ten deezen tyde, eenig vermoeden hadt, onder de Staaten, dat de tegenwoordige Regeering wankel ftortdt, ter gelegenheid van welk vermoeden , die van Amfterdam verklaard hadden, dezelve te willen handhaaven, alzozy, nevens de andere Leden, verftonden, dat dè opperfte magt, beide over kerkelyke en burgerlyke perfoonen en zaaken, den Staaten toekwam.- a~) Uefol. Holl. 1 Maart — 26 April 1616. il. 4. 9) HaudaRt Memor. VUl./Joei, bt.ij, Uïtenbög. b'. 343,' X. Deel. H 1616. 1. De Smten van Holland neemen wederom een Befluit , tot weering van fcheuring en ver1, deeldheid.-  ï6ï6. Zy doen eene bezendingsan Amfterdam. IL Redevoeringvan de Groot, Sn de Vroedfchap a'<'aar, tot Verdediging van de' Refolutïen der Stsaten. ii4 VADERLANDS CHE XXXVIII.Boek. kwam. De overige Leden, begrypende van hoe veel belang de ftem deezer Stad zyn kon, om de inwendige rust te bevorderen, beflooten, eerlang, eene aanzienlvke bezending derwaards te doen, om de Stad, ware 't mogelyk, over te haaien, tot het gevoelen der meerderheid. Men verkoor, tot deeze bezending, Jonkheer Adriaan van Matkenesfe, Heer van Riviere, Hugo Muis van Holy. Schout der Stad Dordrecht, Gerrit JanszoonvanderEik, Burgemeester der Stad Delft, Mr. Hugo de Groot, Raad en Penlionaris der S:ad Rotterdam, en Willem Pieterszoon Hafes, Burgemeester der Stad Hoorn Doch voor en na hunne aankomst, werdt, in de Stad, gemompeld, dat zy kwamen, om den Godsdienst te veranderen, 't Gerust kwam hun ter ooren, en bragt te wege, dat zy, by alle gelegenheden, hoog en duur, het tegendeel betuigden, en, dat de Staaten enzy niets zogten, dan de behoudenis van den waaren gezuiverden Godsdienst (V). Op den drie-entwintigften van Grasmaand, werden zy, in de Vergadering der zesendertig Raaden,- gehoord, alwaar de Groot, uit aller naam, eene deftige en uitvoerige aanfpraak deedt; waarvan 't voorriaamfte uitliep op deezen zin: „ Vooraf, verklaard hebbende, dat1 5) de Staaten hen, gelyk in diergelykegevallen n gebruikelyk was, gezonden hadden, om de Stad Amfterdam te verzoeken, in deBeflui„ ten, tot de vrede der Kerke genomen, die, „ met de redenen, waarop zy fteunden, der „ Vroedfchap niet onbekend waren, zig te „ wil» ( O BRanbt 11. Des!, f'!. 34 >    xxxviii.Boek. Historie. 115 j, willen voegen by de meerderheid;" vervolgde hy te zeggen n dat de Staaten, met n blydfchap, verftaan hadden, dat de Stad de j, tegenwoordige Regeering wildé handhaa- ven, en misnoegd was op zulken, die, door ,} woorden of fchriften , dezelve Regeering „ veragt of verdagt zogten te maaken: dat w hun ook zeer aangenaam geweest was, te verneemen, dat Amfterdam, nevens de anj, dere Leden, begreep, dat den Staaten de i, hoogfte magt toekwam, over kerkelyke eri ?, burgerlyke perfoonen en zaaken : een beft grip, altoos voorgeftaan door de Evangen lifche Leeraars, en welks tegendeel alleen 5, in de Roomfche Kerke gedreeven werdt ; j, een begrip ook, Welk vanwylenzyhëDoorn lugtigheid, altoos, was verdedigd, 't Was, ging hy voort, aan de andere zyde, kénlyk* dat de Staaten, menigwerf, opregtelyk vérj, klaard hadden , den waaren Christelyken ,, Hervormden Godsdienst te Willen blyvefl „ Handhaaven, zonder te gedoogen, dat, op den zeiven, eenige de minfte inbreuk gen fchiedde. Uit het een en het ander nu, was „ op te maaken, dat men't, in denvoornaamr „ ften- inhoud der Refolutien, onlangs, overgew zonden aan de Steden, Dorpen en Klasfen, „ volkömenlyk eens was. Want dèeze Refolu- tien betroffen twee Hoofdpunten, de Regeen ring der Kerken, en het verdraagen van een nige Godgeleerde verfchillen. Op het eerfte, », punt was niets vastgefteld, dan 't gene be9, greepen was in de Kerkenordening van den w jaare 1591, die, by zyne Doorlugtigheid, % by de twee Geregtshoven, en zelfs by myH s „ ne 1616.  ii6 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. löifj. » ne Heeren van Amfterdam was goedge- keurd. Delft, Gouda, Rotterdam en Md* » denblik begreepen toen, dat der burgerlyke Overheid, by deeze Kerkenordening, nog te » weinig gezags gelaaten was , waarom zy ,, zwaarigheid gemaakt hadden, in 't aanned„ men derzelve. Doch nu hadden zy berouw y, gekreegen van hunne voorgaande naauwge„ zetheid, en in de Kerkenordening bewilligd, j, Ook was, by dezelve, genoeg gezorgd, voor «, 't belang van den Godsdienst, konnende „ niemant bevorderd worden tot den Kerken„ dienst, dan na voorgaand kerkelyk onder- zoek op zyne Leer en gedrag, en moetende „ de naameti van Leeraaren en Ouderlingen, voor derzelver bevestiging, der Gemeente „ worden voorgefteld, op dat elk, die iets op „ hen te zeggen wist, zig vryelyk zou mogen w openbaaren. Doch naardien de Kerk, de Ste- den en ft gantfche Land belang hadden, om w te weeten, wie den predikftoel betradt, en „ tot de gemeente fprak; zo moest de Over„ heid hiervoor zonderlinge zofg draagen, die „ nogtans derwyze gemaatigd,was, by de ge„ melde Kerkenordening, dat de Kerkenraad „ de helft, en de Gemagtigden der Overheid w de andere helft benoemden, mids deeze Ge„ magtigden den welftand van Kerke en Gods„ dienst toegedaan waren. Wat het verfchy„ nen deezer Gemagtigden in de Kerkenraa„ den aanging; zulks was, van 't begin der „ Hervorminge af, in eenige Steden, met „ naame te Enkhuizen, in gebruik geweest, en ftrekte tot bevordering van goede vers ftandhouding tusfchen de Overheden en  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 117 » Kerkendienaars, die hunne bezwaarnisfen, » op deeze wyze, te ligter, voor de Overhe- • » den konden brengen. En nog werdt dit „ punt gelaaten aan de befcheidenheid der „ Wethouderen.. Wenfchelyk ware't, dat, op » deeze en andere punten, al voor veele jaa*> ren, een vaste voet ware beraamd geweest, „ alzo elke Stad fchier eene byzondere wyze » volgde, in 't verkiezen der Kerkendienaa„ ren, waaruit veele onlusten en beweeginn gen gereezen waren: waarom de Staaten niet langer hadden konnen nalaaten, eenige or» de, by voorraad, te ftellen. Het tweede Hoofdpunt der Refolutien, 't verdraagen n der verfchillende gevoelens over Gods «, Voorfchikking met het gene 'er aankleefde, ?, (leunde, klaarlyk, op deeze grondleer der „ Hervorminge, dat de Leerftukken waren, of „ tot den grondflag behoorende, of tot hetgen bouw. Dat de eerften weinig in getal, klaar „ om te verftaan, en noodzaakelyk om te gew looven waren. Dat de anderen, zo zy met Gods woord overeenkwamen, by goud en „ zilver; zo niet, by hooi en floppels, vergelee„ ken werden; doch dat de bouwers van zulk „ hooi en ftoppels, nogtans, de zaligheid niet j, verliezen zouden: waarom zy ook in de Ker„ ke behoorden gedraagen te worden, 't Stry3, dig gedrag des Pausdoms, welk de luiden, ?, om allerlei Leerlhikken, bande enverdoem„ de, hadt men, by ons, altoos, den geest des „ Antichrists genoemd. En op 't verwyt van „ verfchillende Godsdienften onder ons, was „ altoos geantwoord, dat onze verfchillende j, gevoelens geenèn verfchillenden Godsdiensf H 3 „ maak-  ïfji6. ii 8 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek, 55 maakten, noch de Kerkelyke eenigheid bran ken, alzo weinig, als zulks, vanouds,door » de verfchillende gevoelens der eerfte Chris» ten - Leeraaren, plag te gefchieden. Ook » hadden de Evangelifche Kerken deeze ver» draagzaamheid niet flegts geleerd -, maar met » der daad geoefend, 't Was, eenen tyd lang, „ gedaan , tusfchen Luther en de Zwitfers: „ daarna, in Poolen en Lithauwen, tusfchen de „ Kerken van de Augsburgfche, Boheemfche » en Zwitferfche belydenis , onder welken „men, tot heden toe, over en weder, ter „ preeke en ten Avondmaal ging, eikanderen » houdende voor regtzinnige kerken. ïus„ fchen die van de Augsburgfche belydenis „ en de Husfiten en Waldenzen in Boheeme, „ was, insgelyks, kerkelyke eenigheid. De „ Hervormden in Duitschland hadden ze den „ Lutherfchen ,. meermaalen , aangebooden, „ De Nederlandfche Kerken zeiven hadden „ 'er toe gearbeid, met redenen en fchriften, „ by verfcheiden' gelegenheden. De Luther„ fche Predikant te Woerden was, in den jaa„ re zestienhonderd en vier, door deZuidhol„ landfche Sinode, verzogt tot vereeniging. „ In Engeland, in Zwitferland en elders, wa„ ren, over verfcheiden' punten, gefchillen „ gereezen, zonder dat daarom de kerkelyke W eenigheid verbroken was. Franciskus Ju„ nius, Profesfor te Leiden, hadt een boek „ gefchreeven, tot aanpryzing der onderlinge „ verdraagzaamheid. De gemelde Sinode, ge„ waarfchuwd door de Franfche Kerken, te„ gen eenige doolingen van Piscator, Profes„ for te Herborn, in 't Graaffchap Nasfau,  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 119 •ö hadt deeze Kerken vermaand, de zaak bui„ ten fcheuring te houden. Tilenus, Profes„ for te Sedan, 't gevoelen van Piscator toe„ gedaan , met Molin^us in gefchil geraakt M zynde, werdt, zo wel als zyne party, in eene jj en de zelfde Kerke gedraagen. Hier te LanJ3 de en eiders, waren zy ook altoos vereenigd n gebleeven, die de Predestinatie of Goddelyw ke Voorfchikking, onder en boven den val, en onder voor waaiden, leerden; gelyk, in de J3 Haagfche Conferentie, door de broeders, aldaar Contraremonftranten genoemd, ver?) klaard was, dat, hierover, nooit, onder hen, eenig gefchil was geweest. ,3 Wie nu, vervolgde de Groot, was20 ver» w metel, dat hy, 't gene, in de gemelde Consj, ferentie, ter eeiier of ter andere zyde, over „ de vyf punten, beweerd was, voor noodzaakelyk ter zaligheid durfde houden ? Imw mers, moesten de noodzaakelyke punten w klaar zyn« voor elk : maar de Leer der Predestinatie verltonden veele eenvpudigen; 5, niet. Zou men deeze allen uitlluiten van w de zaligheid? Beide de gevoelens kwamen j, hierin overeen, dat Gods befluiten en wer53 kingen omtrent 's menfchen zaligheid ge„ grond waren in Christus. Beide behielden s, ze, derhalve, het fondament, welk Christus „ is. 't Verfchil was, voornaamlyk, over de or5? de van Gods befluiten en voprweetenfchap, „ die, nogtans, beide van eeuwigheid waren.. „ En waren, hierover, zulke diepzinnige vraa„ gen voorgefteld, dat 'er de geleerdften zig „ naauwlyks hadden weeten door te redden» v De verdraagzaamheid omtrent deeze punH 4 tzï\  i«o VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek, 5« ten behoorde zig ook over de Leeraars uit 5« te ftrekken, die zo wel hunne doolingen en p zwakheden hadden , als de gemeene Lidjj maaten. Ook was zy, met der daad, on?? der de Leeraars, geoefend. Bullingerus en „ Melanchton verfchildenmetKalvynenBeza, n over de Leere der Predestinatie. Nogtans >3 onderhielden zy de eenigheid, en bejegen- den eikanderen als broeders. De voorge?) melde aanbiedingen van vrede aan de Lu„ therfchen, die, behalve 't verfchil over 't A- vondmaal, ook leerden de algemeene ge- nade, de Predestinatie uit voorgezien geloow ve, en dat de geloovigen van de genade vers, vallen konden, beweezen, dat men deeze ?, léeringen gehouden hadt voor verdraaglyk. Zulks hadden ook geoordeeld Perkins in n Engeland, en Params, te Heidelberg, beide „ in 't gevoelen der broederen, die men hier „ Contraremonftranten noemde. De Kerken jj van Anhalt en eenige Leeraars in Deene„ marke, 't gevoelen houdende der broede„ ren, die hierRemonftrahten genaamd wer„ den, bleeven, nogtans, in eenigheid, met andere Hervormde Kerken en Leeraars. In „ Engeland, waren ook Leeraars van beider„ lei gevoelen. Zyne Majefteit van. Groot„ Britanje hadt zé beide, na ryp onderzoek, w beftaanbaar geoordeeld, met het waar ge- loove en 's menfchen zaligheid. In Frank?, ryk, ftelde Molinaeus de gefchillen over de „ Predestinatie, onder de punten die verdraag„ lyk waren. In Holland zelf, waren, voor „ meer' dan veertig jaaren, Leeraars aangeno„ men geweest van het iaage gevoelen, nüdat  XXXVIII. Boek. HISTORIE. 121 ?? der Remonftranten genaamd. De Leidfche ?> Hoogleeraars hadden, ten tyde van Armt ■ w nius, verklaard, dat, onder hen, geen vern fchil was, over de grondftukken der Leere. Na 't houden der Haagfche Conferentie, ,, hadt men zelfs beloofd, onderling, broe,, derfchap te zullen houden. De Sinode der p Franfche Kerken hadt ook betuigd, hiertoe ,5 gezind te zyn. De twist, daarna toegenon men, hadt de natuur der gevoelens niet ver?, anderd. 't Gene te vooren verdraaglyk ge„ weest was, bleef nog verdraaglyk: 't welk veele Leeraars van het hooger gevoelen, ja ., veele Kerken en Klasfen, uit Leeraars van ,3 beide de gevoelens beftaande, nog tegen53 woordig zo bleeven inzien. Ook waren deeze gefchillen zo zwaar en » diep , dat 'er nooit eenige Kerkelyke uit?? fpraak over gedaan was. In de yier eerfte 75 eeuwen, yondt men 'er geheel geen gewag n van. Kalvinus, Beza en anderen hadden jj zelfs beleeden, dat men 'er toen anders o55 ver gefproken hadt, dan zy deeden. Augus?5 tyn hadt, daarna, 't ftuk wat hooger gevat, ?5 en eene volftrekte Predestinatie geleerd, 7> niet zonder tegenkanting van veelen. De 55 Kerkvergaderingen, gehouden tegen de ket?5 ters, welken hy beftreedt, en tegen eenige 55 anderen, hadden, nogtans, niets vastgefteld, p omtrent de volftrekte Predestinatie. De 55 Roomfche Kerk liet de Dominikaanen met 55 de Jezuiten, en de Jezuiten onder elkande53 ren, over dit ftuk, twisten, zonder uitfpraak 53 te doen. 't Was ook niet gefchied onder de 33 Protestanten, "van 'it begin, der Heryormm- 1616.  16*16*. : 3 ; ; ) s j 122 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek, ,, ge af. Hunne bejydenisfen fpraken niet op ?, eenerlei wyze van deeze itoffe. De punten „ teLambeth waren zo gelteld, dat ze van de ,, Leeraars van beide de gevoelens konden 55 aangenomen worden , en desonaangezien „ hadt zyne tegenwoordige Majefteit dezel5, ven niet willen laaten voegen, by de Gen loofsbelydenis der Engelfche Kerke. 5, Om deeze redenen, hadden ook de Staa» ten geoordeeld, dathethuntoeitondt,ampts» halve, alle fcheuring ter oorzaake van deen ze gevoelens te beletten. Eene Sinode, waar>? op eenigen ltonden, was hiertoe niet noo» dig; 't welk, uit het gene, te vooren, over o het gezag der Overheid in 't Kerkelyke, o>y vereenkomdig met Amfterdams verklaai) ring, gezeid was, kon worden afgenomen. 9 Scheuring, om punten, niet noodig ter za5 ligheid , was verbooden, in Gods woord* 5 De tegenwoordige gefchillen waren, open, baarlyk, zodaanig bevonden. Weshalve, de 5 hooge Overheid niet hadt konnen nalaaten. 5 Gods Wet in 't werk te ftellen, en fcheuring 5 te beletten. Alle Hervormde Leeraars oor- > deelden ook, dat het regt omSinoden tebe- > roepen der hooge Overheid toekwam. Hier- > onder was_ begreepen de vryheid om te oor- > deelen, of de Sinode dienftig ware of niet, , welke men haar benam, als men de Sinode, , ook na zulk een onderzoek, als te vooren , gemeld is, nog voor noodzaakelyk hieldt. *t , Geftaadig gebruik ftreedt hier ook tegen, De , Koningen van Juda hadden veele kerkely, ke zaaken geregeld. Keizer Theodofius hadt , eenige kerkelyke gefchillen beflist: naar 't » oor-  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 123 - oordeel veeier Hervormde Leeraaren, met „ nuttiger uitllag, dan men van eenige Sino„ de gehad hadt. De Hervorming zelve was n niet door Sinoden, maar door Koningen en w Overheden ingevoerd en verbeterd, 't Gen zag der Overheid was altoos geweest het n beste middel, om fcheuring te voorkomen. w Konftantyn en Honorius hadden, met de L meeste vrugt, gearbeid, om de fcheuring der „ Donatisten te heelen. Zyne Majefleit van „ Groot-Britanje hadt eenigen, die totfcheu„ ring fcheenen te neigen, voor zig doen ko„ men, te Hamptoncourt, en uitfpraak ge?J daan, op hunne gefchillen, die, onder anden ren, de Predestinatie betroffen. De Raad n van Bern, eenig gefchil befpeurende over de , Predestinatie, beval, dat men daarvan, niet ?j- onbedagtelyk , maar gemaatigd en zonder 9} ergernis, leeren zou: ook, dat niemant naar w Geneve, of elders ten Avondmaal loopen, a maar dat van den dienaar zyner kerke ontn vangen zou: waarmede de moeite een einn de genomen hadt, " % „ Te zeggen, dat de Sinode noodig zou zyn, „ om der Overheid onderrigting en goeden „ raad te geeven, floot niet, in alle gevallen: «, konnende eenjge zaaken zo klaar gefield zyn in Gods woord, dat de Overheid daarvan, ?, uit zig zelve , zekere kennis kon hebben. 5, Onder deeze zaaken, waren deezen twee: „ dat men eikanderen, in punten, niet noo- dig ter zaligheid, verdraagen moest, en dat n de betwiste punten onder de noodigen niet konden gerekend worden. Ook was, uit de „ overeenflemming van veele treffelyke Leer- „ aaren, 1616.  iéifS. 124 VADERLANDSCHE XXXVIII.Bojsk; jj aaren, wel zo goeden raad en vaste kennis n te haaien, als uit eene Sinode. Men hadt Kal» vyn, Beza, Hyperius, Urfinus, Witaker, Pern kins, Juellius, Danams, Junius, Parjeus, Ca» faubonus, Piscator, Molinteus flegts te vraa* •> gen, óf men eikanderen over deeze gefchiln len niet hadt te verdraagen; en zy zouden, ?> in hunne fchriften, ja antwoorden. Drong » men dan nog op eene Sinode; veele Sino„ den der voorgaande eeuwen, die niets om„ trent de volftrekte Predestinatie beflist had- den, leerden ons de verdraagzaamheid. De „ Sinode te Woerden, de Sinode der Franfche „ kerken, te vooren gemeld, zo veele Klas„ fen, die de verdraagzaamheid oefenden, wa- ren, als men op de zaak, niet op den naam „ zag, als zo veele kleine Sinoden te agten. „ De Haagfche Samenfpreekers, die, elkan? „ deren gehoord hebbende, beloofd hadden, w broederfchap te zullen onderhouden, beM hoorden in geen minder aanzien te zyn dan 9 eene Sinode. Voorts, zou eene Sinode, ten „ deezen tyde, nietflegtsonnoodigzyn; maas „ ook geenen dienst doen: 't zy het uitfpraak „ deedt over de gefchillen, of de verdraag5, zaamheid aanbeval. De gefchillen waren „ nooit gehouden van zulk een'aart, dat'e* „ uitfpraak over behoorde gedaan te worden, „ waartoe, in allen geval, een zuiver en be~ „ daard oordeel vereischt zou worden; welk, „ uit het dagelyks en. driftig prediken en fchry3, ven, bleek, hier, kwalyk te zullen konnen v gevonden worden. Dat de Sinode ook ee„ nen voet van verdraagzaamheid zou kong, nenberaamen, die, by allen, aangenomen „ zou  XXXVIII.Boek. HISTORIE. ias n zou worden ■, mogt gehoopt, maar kon thans, •5 bezwaarlyk, verwagt worden. De ongemaa55 tigden vervielen, of tot ongebondenheid in 55 de leere, of tot fcheuring, en hadden gee55 ne agting voor den raad der geraaatigden. 53 Wat befcheidenheid, wat vreedzaamheid 55 kon men dan wagten ? Hoe dik wils hadt men 55 ook de Sinoden zien fcheuren; waarna elk 55 deel het ander veroordeeld hadt. Hoe dik55 wils hadden ze gediend, om 't kerkelyk ge55 zag te ftyven, tegen dat der Overheid. Moei55 lyk zou ook zyn het beroepen eener Sino53 de. Zouden de gemagtigden daartoe, door 53 de Klasfen, verkooren worden, of door de 55 Overheid? Zo 't laatfte, zou de gantfche 55 Vergadering, of elk Lid der Staaten de af55 zending doen ? Zou men de Remonftranten, ,3 of zulken, die eenig bedenken hadden op 55 de Belydenis en Catechismus, hooren, als 55 partyen, of zouden zy zitting hebben in dé „ Sinode ? Zou men daar de Belydenis en Ca55 techismus overzien, of niet ? Wyders, zou 35 de Sinode zyn moeten Provinciaal, Natio5, naai of Generaal. In de Provinciaale, was 95 deeze zwaarigheid, behalve de gemelden, dat 99 fommige Klasfen gefcheurd waren, en elk 5, deel, zig voor de regte Klasfe houdende, 5, naar de Sinode zou willen afzenden; zo men 55 anders begreep, dat deeze afzending, door ,, de Klasfen, behoorde te gefchieden. Om„ trent deNationaale Sinode, ftondt te dugten, 95 dat de afgevaardigden uit fommige Gewes,3 ten , die zig alreeds te openlyk verklaard 9, hadden, verdagt gehouden zouden worden i 15 ook zouden de HollandfcheKerken, aldaar, 1616.  126 VADERLANDS CHE XXXVIII.Boex. 1616. » ligtelyk overftemd, en by de meerderheid » een voet beraamd konnen worden, die niet n gepast was, op den tóeftand dier Kerken, •j Tot eene Generaale Sinode, zou te veel tyds vereischt worden. Ook zouden zyne Maje„ fteit van Groot- Britanje en verfcheiden" „andere Vorlten oordeelen, dat, daartoe, „ ook de Lutherfchen behoorden befchreeven te worden: waaruit, veelligt, nieuwe zwaa„ righeden zouden ryzen. Men kon ook vraa„ gen, of, na 't eindigen der Sinode, de O„ verheid derzelver befluiten, blooteiyk, zou hebben aan te neemen, of haar na-oordeel „ vry behouden ? 't Eerfte ftreedt met Gods >, woord, den grond der Hervorminge en 'ri „ regt des Lands. Het tweede zou nieuwe gen legenheid tot twist en oproer geeven kon„ nen, wanneer 't gebeuren mogt, dat de Ö„ verheid verfchilde met de Sinode. Al 't welk „ egter niet gezeid wérdt, om iemant te doen n wanhoopen, aan het beroepen en houden ee?J ner nuttige Sinode; maar alleenlyk, om te ,j doen zien,; dat zy, tegenwoordig, niet te „ wagten was. Zyne Majefteit van Groot-Brin tanje eri de Staaten van Gelderland en O* „ verysfel hadden ook begreepen, dat de te„ genwoordige gefchillen behoorden te wor„ den nedergelegd, door 't gezag der hooge „ Overheid. „ De Graaven van Holland hadden,' al van „ ouds, groot gezag geoefend over de Gees„ telykheid, .haar gebiedende dienst te doen3 „ tegen 't Paufelyk verbod, en verbiedende, „ duistere en ergerlyke ftoiftm op den Predik„ ftoel te bfengen. De Staaten zdven hadden 4 „ eeni-  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 127 j, eenige jaaren herwaards, verfcheiden' gen fchillen, uit den twist over de Predestinatie gereezen, in de Steden, door hun gezag, „ nedergelegd ; Gomarus en ' Arminius tot w vrede vermaand, en de fcheuring, die, uit „ het vergen eener ongewoone ondertekening n van dé Belydenis en Catechismus, te vreej, zen ftondt, gezogt te voorkomen. Den n Haagfchen Conferenten of Samenfpreeke- ren hadden ze liefde en eenigheid aanbevon len, te gelyk verklaarende, dat zy de vyf punten hielden ih ftaate. Naaf deeze ver?, maaning hadden de wederzydfc'he Leeraars „ beloofd, zig te zullen voegen. En 't Befluit, „ toen, eenpaariglyk, en met goed genoegen van de eene en de andere partye, genomen, 5> was de grondflag geweest van alle de volgen„ de Befluiten, die 't zelfde einde bedoelden; ,j tot op de Refolutie van Louw- en Lentej, maand des jaars 1614 (jP) : waarby 't gevoej. len, welk de Staaten verdraaglyk hielden, nader omfchreeven werdt, op dat niemant, p onder dekfel van het zelve, onverdraagly}) ke leeringen invoeren mogt. „ Hunne Agtbaarheden hadden zwaarig>, heid gemaakt, in het aanneemen deezerRej, folutie; doch egter verklaard, wel te mogen n lyden, dat anderen zig van dezelve bedienw den. Maar men hadt, hieruit, naar 't fcheeh, » gelegenheid genomen, om de Refolutie vern dagt te maaken, als 't werk van eenige Re?j monftranten; als partydig en duister ingep, Held, ja, als ftrydig met de waarheid, en „ met fjrf) Zie hier voor, W. iz> 1616.  12o VADERLANDSGHE XXXVIII Boek-,- 1616, n met de eer der Hervormde Kerken. Hunne » Edelheden wisten, dat de Refolutie geen' » werk der Remonftranten ware: ook, met n welk een ryp beraad, en na 't inneemender » verfchillende gedagten van Leiden, Rotter» dam en anderen, ter eener, en van Dordrecht, » ter anderer zyde, men, tot dezelve, gekost men ware. Ook kon men zulk eene Refolun tie niet houden voor partydig, vooral niet j- by de broeders Contraremonftranten, alzo n veelen hunner de Refolutie hadden aange» nomen. Men bezage de Refolutie zelve. Zy j» fprak van hevige twisten en wederzydfché -5 nageevingen. Zy vermaande elk, tot gemaa^ „ tigde gevoelens. Maar hadden niet de Con55 traremonftranten zeiven erkend, dat men 55 van de Predestinatie, voorzigtiglyk en fo55 berlyk, fpreeken moest ? De Refolutie ftelde ,3 eenige paaien, maar zy ftelde ze, aan beide 55 de zyden, en meer voor de Remonftranten ,5 dan voor de Contraremonftranten , zynde 5, deeze paaien dezelfde , welken, by de oudé „ Kerkvergaderingen, gefteld waren tegen gew voelens, die aan de Leere der genade nadeej 5, lig zouden mogen zyn. De Leer, die de Refo„ lutie voordroeg, was die der Remonftrann ten niet, voor zo ver zy verfchildeh van de Contraremonftranten; maar de Leer der Ge„ reformeerden ,• ja der Christenen in 't ge55 meen; want hoe men ook 't ftuk der Predes„ tinatie begreepe, vast ging het, dat uit„ verkoorenen, en opregte, ftandvastige gew loovigen ter eener; en verworpenen, en zul„ ken, die ongeloövig ftierven, ter anderer # zyde, de zelfde perfoonen waren. En nog ff ver-  XXXVIILBoek. HISTORIE. 129 verboodt de Refolutie niet, hooger te lee„ ren * fchoon zy de voorgeftelde Leer voor - genoegzaam hieldt. Zy vorderde, op ver„ zoek der Contraremonftranten zeiven, dat >- men, in alle andere punten, bleeve by de „ Leer der Hervormde Kerken, zonderling „ in deeze Landen, 't Slot der Refolutie ftrek- te alleen tot vrede en ftigting. Nergens ,, bleek hier, derhalve, eenige partydigheid. ,, Ook was de Refolutie met klaare woorden n ingefteld. 't Was waar, dat zy niet bepaal- de, of de genade wederftaan kon worden, „ of niet; noch of 't geloof voor de verkie,, zing, of de verkiezing voor 't geloof ging. Maar klaar te leeren, 't gene klaar was, en n het duistere onbeftist te laaten, was niet dub- belzinnig, maar duidelyk fpreeken. Zulks ,, was , in verfcheiden' Kerkvergaderingen, „ daar men tot geene beflisfing komen wilde, dienftig gevonden. Als ook de Koning van ,, Groot-Britanje riedt, in de zaak eens te zyn ; doch de wyze niet naauwkeurig te onder- zoeken, riedt hy niet dubbelzinnig te fpree„ ken; maar iet te zeggen, en iet te zwygen. De Refolutie, leerende dat God niemant ter „ verdoemenisfegefchaapenhadt, nochiemant „ noodzaakte te zondigen, ontkende, daar3, mede, Gods voorweeïenfchap of deerfzonj, de niet. Augustyn en Prosper hadden't zelf3, de gezeid: en wie toch hadt Gods voorwee- tenfchap beter verdedigd, de erfzonde meer „ aangeweezen, dan zy? 't Zeggen derRefo- lutie, dat God niemant ter zaligheid noo- digde, wien hy ze niet geeven wilde, was ti nok niet dubbelzinnig: want het tegendeel X..Deel. I »van 1616,  i3o VADERLANDSCHE XXXVIILBoek. 1616. jj van dit zeggen was niet, dat God allen, „ die hy noodigde, beflooten hadt, zalig te w maaken; maar dat hy niemant noodigde, „ dan dien hy de zaligheid eenigermaate gunjj de, of eenigszins beflooten hadt te geeven: 't welk zeer wel, met het zeggen der Conw traremonftranten in de Haagfche Conferen- tie, en met de gevoelens van oude en nieu- we Kerkenleeraaren overeenkwam. Uit het w gezeide, bleek dan, dat de Leer der Refolujj tie niet met de waarheid ftreedt. Ook wer„ den 'er de Hervormde Kerken niet door gew brandmerkt, gelyk fommigen waanden. Im„ mers zeiden de Staaten niet, datdeGerefor„ meerden, of Contraremonftranten eenigen van de genoemde uiterften geloofden. De Belydenisfen, de Nederlandfche inzonder„ heid, leerden duidelyk, dat God de oorzaak „ der zonde niet was: de Catechismus, dat hy den mensch gefchaapen hadt, om hem lief j, te hebben, en methem zalig te worden. Ver„ fcheiden' Hervormde Leeraars veroordeeï„ den de genoemde uiterften. De Refolutie hadt n 'er gewag van gemaakt, om de Hervormde w Kerken van allen blaam te zuiveren, en haar j, te waarfchuwen, dat zy, door haare ftreng, J5 tegen de wederparty, te fterk te trekken» „ niet te verre loopen zouden: gelyk Nikafius „ van der Schuuren gedaan hadt, die, geleerd „ hebbende, dat God den mensch tot de zon- de bewoog, naar 't getuigenis der Contran remonftranten in de Haagfche Conferentie» „ door de Kerken, beftraft was. De Remon- ftranten werden ook vermaand, by de Rey, folutie; 't welk zy in 't goede namen, de «Re-  XXXVIII. Boek. H I S T ö R I E. 131 w Refolutie verdedigende. En 't zou den Staa,j ten lief geweest zyn, zo de broeders 5 die . „ men Contraremonftranten noemde, ook de „ Refolutie verdedigd, en aangeweezen had„ den, dat de uiterften, by de zelve afgekeurd, „ ook door de Hervormde Kerke, veroor„ deeld werden. Men hieldt dan de Refolutie genoeg verdedigd, als zynde opgefteld in „ alle billykheid , niemant veroordeelende, de betwiste punten onbeflist laatende, o„ vereenkomftig met de zuivere Leer, en tot „ eere en ftigting der Hervormde Kerken „ ftrekkende. Ook was zy, door den Koning J? van Groot-Britanje, en door verfcheiden' n Kerkvoogden in Engeland, goedgekeurd, M en hier, door veele Klasfen en Kerkendien naars, ook door Contraremonftranten, aanw genomen. „ Hunne Agtbaarheden, beter gedagtenheb- bende dan veelen van het oogmerk der Hee> 55 ren Staaten, fcheenen slleenlyk te vreezen , }, dat de verdraagzaamheid ongebondenheid 5, en fchadelyke nieuwigheden voortbrengen w zou, tot benadeeling der Hervormde Lee55 re. En deeze bezorgdheid was mynen Hee5, ren den Staaten aangenaam: ook wilden de „ Edelen en de andere Steden der Stad Amj. fterdam, hierin, niet toegeeven. De ongev bondenheid ging, dit moesten ze bekennen, w reeds te ver. Doch dit was aan 't niet ver„ draagen van verdraaglyke punten te wyten. Zo partyen, geen ander verfchil hebbende 9, dan 't gene in de Conferentie verhandeld 5, was, eikanderen de hand booden, niemant j5 zou 't hert hebben van nieuwigheden voor ia ijjte 1616.  132 VADERLANDSCHE XXXViIï.Boek te ftellen. De Klasfen, hier en daar zynde gefcheurd, konden geene Kerkentugt oefenen; waarom zy, ten fpoedigfte, behoorden hereenigd te worden. Andere ongebondenheid kon den Staaten niet geweeten worden, hebbende deezen geene fchorfing van kerkelyke ftraffen verleend, dan voor ' zo veel ze zaaken,in de Conferentie verhandeld, betroffen. Wel was waar, dat de Staa' ten ook verbooden hadden, tegen de Remon, rtranten te handelen, by wyze van onderzoek; doch dit was gefchied, om dezelfde 55 reden, waarom de Contraremonftranten !' hadden geweigerd, te antwoorden op eenige vraagen aangaande de verwerpinge, hun voorgefteld, door de Remonftranten. Se'5 dert, hadden de Staaten zeiven voorzien tegen ongebondenheid in de Leere, beveelende, dat men zig, in alle andere punten, zou ' hebben te houden aan de Leer der Hervormde Kerken, met melding zelfs van de BelyW denis en Catechismus, die van veel dienst f konden zyn, als zy, met befcheidenheid, gebruikt werden. „ Anderen fcheenen bekommerd, of deRew folutien ook ftrekken mogten, om de Con„ traremonftranten te dringen uit de Kerken: „ doch zonder grond , willende de Staaten, „ duidelyk, beide de partyen geduld hebben. ,5 Niemant was, om 't gevoelen der Contrare- monftranten, geweerd van den dienst, ken„ nertde men geene Stad in Holland, die al„ leen van Remonftrantfche Leeraars bediend j, werdt. Ook was niemant, om 't een of't „ ander gevoelen, maar alleen om onverdraag- n zaam-  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 133 „ zaamheid en fcheuring afgezet: waartoe men „ nog zeer noode gekomen was, en voortaan „ ook noode zou komen. „ Men bragt, eindelyk, ook als eene zwaan righeid in, dat, door 't naarkomen der Re„ folutie, en gevolglyk door het voorftellen 5, der verfchillende gevoelens in de zelfde Ker„ ke, altoos onrust blyven zou in de Gemeen>? te. Doch 't gene aanftoot geeven kon be5, hoefde men niet op den predikftoel te brenj, gen. Den Leeraaren werdt, by de eenvou„ digheid, ook de voorzigtigheid aangepreey, zen, Waarom zouden zy, voor eenen tyd ten n minfte, niet konnen zwygen van de ge„ fchilpunten? Dagt iemant anders; die be„ hoorde, ten minfte, te begrypen, dat het ft verfchil zo groot niet was, als eenigen meen5, den. Het eerfte der vyf punten ftondende ft Contraremonftranten toe \ alleenlyk zeg„ gende, dat het de gantfche Predestinatie. „ niet vervatte, 't welk de Remonftranten ook „ erkenden, belydende zy zekere Predestina- tie tot het geloove, en erkennende, dat God, „ in het roepen of niet roepen, in 't geeven „ van veel of weinig tyds ter bekeeringe, zy„ ne vrymagtigheid gebruikte. Eenigen, den „ Contraremonftranten toegedaan, zeiden,da? „ men, over den rang van Gods befluiten om „ het geloof en om de zaligheid te geeven, ft niet behoorde te twisten. De Remonftran„ ten ftonden toe, dat geloof en werken de ft oorzaak der verkiezinge niet waren, en»be„ kenden, omtrent het tweede punt, dat, wat „ de toe-eigeningaanging, Christus alleen voor de geloovigen geftorven was. By de ConI 3 „ tra^ \6\6.  134 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. n traremonftranten, wederom, was zyn lyden n genoegzaam, om aller menfchen zonden te » verzoenen. Sommigen zeiden, dat God elks *> zaligheid wilde, onder zekere voorwaarde, •» en altoos meerder gaven fchonk aan die » de minderen wel gebruikte. Het derde punt ?> was buiten gefchil. Over 't vierde, twistte r> men zo fyn, dat het verfchil naauwlykste » merken was. De Remonftranten erkenden, » dat God de verlichting des verftands, den «> lust en kragt ten goede, onwederftandelyk, » fchonk. De Contraremonftranten, dat hy „ den mensch tot hekeering bewoog, door s, inwendige aanraading, die, niet het vermo» gen om te wederftaan, maar den wederftand „ zei ven wegnam, terwyl de wil, fchoon be»} woogen door de genade, vry en onbedwon-* w gen medewerkte. Wederom, ftelden deRe- monftranten, dat de genade niet flegts de n magt om te gelooven werkte, maar het gew loof zelf ; dat alle menfchen deeze genade „ niet ontvingen, maar eenigen, in wien zy den wederftand wegnam, hangende onze n bekeering ook niet aan onzen wil. OmtrenS „ het vyf de punt, leerden de Remonftranten, „ dat de geloovigen eenige zekerheid hadden „ van hunne zaligheid, die toenam, met het ,3 toeneemen hunner Godsdienftigheid ; dat n zy vastelyk vertrouwen moesten op Gods barmhertigheïd , voor het tegenwoordige 1 en voor het toekomende, en dat, door alle ?5 zonden, de genade niet verlooren werdt,, 5, De Contraremonftranten erkenden, aan den 5, anderen kant, dat den roekeloozen de ze9, kerheid der zaligheid niet toekwam: dat zy  XXXVIII. Boek. HISTORIE. 135 ?} altoos met vreezen en beeven verzeld was; » dat eenige beginlels des waaren geloofs konw den verlooren worden ; dat 'er eene maat r> des geloofs was, binnen welke, een uitvern koorene niet zekerer zyn kon van zyne zan ligheid dan een verworpene; dat fommigen n deeze zekerheid, eerst kort voor hunnen » dood, verkreegen; dat de geloovigen, ten n opzigt van hun zeiven, konden uitvallen ;. » en dat zy, door zwaare zonden,devoornaa55 me werking der genade verlooren. Uit al » het welke men zien kon , hoe lang men, we» derzyds, zelfs over de Predestinatie, zou kon55 nen prediken, zonder tot twist te vervallen, » vooral zo men zyne Leer ter betragting wil39 de aandringen: waartoe alle leeringen ben hoorden te worden gerigt. De Contraremon» ftranten beoogden, 't werk der zaligheid » Gode alleen toe te fchryven, den mensch » alle verdienften en roem te beneemen, de » waare geloovigen, voor alle wanhoop en » flaaffche vreeze, te bewaaren. Wie kon hier *j iet tegen hebben ? De Remonftranten oor•3 deelden, dat men niemant de hoop der za» ligheid behoorde af te ihyden. Zy zogten r> den mensch te vermaanen, tegen de verhar«> ding en tegen de zorgeloosheid, en tot het 5. vastmaaken zyner roepinge en verkiezinge, n door goede werken. Wat Contraremonftrant „ zou dit willen wederfpreeken ? En genomen, w dat men de verfchillen, ook op het naauwj) fte, begeerde te verhandelen; waarom zou zulks niet konnen gefchieden, behoudens de „ liefde.en vrede, als 't maar zonder fchelden „ en befcheidenlyk gedaan werdt, en als men „ tyd en plaatfe, voorzigtiglyk, in agt nam'^ I 4 » Hun- 1616.  z6ï6. 156 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. Hunne Agtbaarheden hadden nu, ten be» fluite, nog op 't gewigt der zaake te letj? ten. Zo men de verdraagzaamheid verwierp, » zou één van deeze drie dingen gefchieden » moeten. Men zou alle de Leeraars tot één » gevoelen moeten brengen; 't welk onmo» gelyk was: of, men zou de eene party de y? andere moeten laaten veroordeelen: 't welk » noch Christelyk was, noch, ter oorzaake s9 van het groot getal der Predikanten van bei«j de de partyen , gefchieden kon : of men ?? zou twee Hervormde Kerken moeten toe?« laaten; dat zeer verderfelyk zyn zou: alzo »j de fcheuring, eens gemaakt zynde, geduun rig grooter, en eindelyk ongeneeslyk wor» den zou: ook veele nieuwe en gevaarlyke » doolingen uitbroeijen, waarvan de oude en w laatere gefehiedenisfen verfcheiden' voorn beelden uitleverden. Scheuringen teelden 55 ook nieuwe fcheuringen. Stondt het vry, «3 over het verfchil tusfchen de Remonftranten en Contraremonftranten te fcheuren; waar53 om ook niet over andere punten, waarin 93 deeze laatften onderling verfchilden? Dit ,3 zag men, aan "veele voorbeelden, met naa-^ 93 me aan de Herdoopers, die reeds in zo veer w le deelen gefcheurd waren, dat 'er naauwT 5, lyks iemant gevonden werdt, die ze allen 9, wist op te noemen. Ook zou de fcheuring 9, gevaarlyk zyn voor den ftaat des Lands, 93 die, voornaamlyk, door den band van Gods9, dienst, verknogt gehouden werdt. Vyand9, fchap van gewest tegen gewest, van Stad te9, gen Stad, partyfchap in de Steden zeiven, ja tot in de huizen toe, was uit zulk eene a fcheuring te wagten. Verfcheidenheid vaa ,3 open-  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 137 r> openbaare Godsdienften was, in Koningry» ken, fchadelyk; in vrye Staaten, ten hoog- ■ n fte \ erderfelyk. En wat moeilykheden, hierr> uit, in deeze volkrykeStad, zoudenkonnen r> ryzen, liet men de Heeren zei ven nadenv> ken. Meer andere zwaarigheden zou de s? fcheuring na zig fleepen, die beter bedagt 59 dienden, dan gezeid. 't Omhelzen eener welw bepaalde verdraagzaamheid zou, daarente» gen, terftond, rust en halte baaren. Leerin» gen, ftrydig met het algemeen geloove, zou-5 den, eendragtelyk, verbannen worden. De » Kerkendienaars zouden in vriendfchap met 33 eikanderen omgaan, en das den weg berti33 den, tot het houden eener wettige en onparn tydige Sinode , daar de gevoelens nader » vergeleeken zouden konnenworden. DeGe7 » meente zou geftigt, en tot liefde en gehoor-: » zaamheid vermaand worden. De vriendj? fchap en 't goed verftand, tusfchen de Ede53 len en Steden, tusfchen de Steden onderling, n en tusfchen de beste ingezetenen, lief heb33 bers van den waaren Christelyken Hervorm^ n den Godsdienst, zouden, meer en meer, 73 aanwasfen , tot grootmaaking van Gods 33 naam, tot welftand des Vaderlands, en tot 77 opbouwing der Kerke. Waartoe de Staaten >3 al wat van hun eenigszins kon gevorderd 5, worden, en de Gemagtigden den dienst van 3, hunne Perfoonen, als hiertoe herwaards ge5, zonden, gaarne aanbooden; welken dienst 3, zy baden , dat voor aangenaam gehouden w mogt worden (e~)," De CO Vcrhael der Deputatie n'aei Amfterd.-gedrukt i6i<5. I 5  i6ï6. III. De bezendingnaar Am llerdam doetgee^ ne vrugt. Befluit der Am' fterdamfcheVroedfchap. 138 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. De aanfpraak van de Groot werdt met veel aandagt aangehoord. De andere Gemagtigden bevestigden het goede oogmerk der Staaten. Muis, in 't byzonder, gaf te verftaan, dat die . van Dordrecht zig by de meerderheid hadden gevoegd, om goede redenen, van welken hy, zo 't begeerd werdt, nadere opening wilde doen. De Vroedfchap antwoordde, alleenlyk, dat zy op de zaak zou letten. Daarna zeide zy, datzy haare meening den Staaten, door haare afgevaardigden, zou doen verftaan. De Gemagtigden der Staaten zouden gaarne in nader onderhandeling gekomen zyn, om de zwaarigheden der Amfterdammeren op te losfen , ware 't mogeiyk. Doch deezen deeden duidelyk genoeg merken, dat zy, hiertoe, niet gezind waren. Alleenlyk, gaven zy te kennen, datzy rust en vrede zogten, en niet gaarne zouden zien, dat dezelve, door iemant hunner ingezetenen, ergens, geltoord werdt (f). De Gemagtigden bemerkten, ligtelyk, dat men, met de bezending, niet gevorderd was, en keerden wederom naar den Haage. Midlerwyl, befloot de Vroedfchap, by meerderheid van weinige ftemmen (g) „ dat zy den waa„ ren Christelyken Godsdienst, nu meer dan „ vyftig jaaren herwaards, hier te Lande, ge„ oefend, zou handhaaven. Dat hetondienftig „ was voor den Staat, in denzelven, de min„ fte verandering te gedoogen, dan by wege „ eener wettige Sinode. Dat men, hierom, „ niet hadt konnen bewilligen, in verfchei- n den* (ƒ; Vcriuel der Deput. bl. 94 enz. Brandt ii. Deel, fi 583 enz. (£j Grotius Vei«ntw. HoofdjL Wil. bl. 89.  XXXVIII. Boek. HISTORIE, i 39 n den' voorftellingen, federt het jaar 1611, „ gedaan; ook niet in den voorflag van der «, Staaten Gemagtigden. Dat men, wyders, niet n kon toeftaan, dat, op den naam der Stad Amfterdam, eenige plakaaten werden gemaakt, veel min uitgevoerd, tegen die van „ de Religie, dan na het overweegen en ver„ handelen der gefchillen, in eene wettige Si„ node. Dat men, eindelyk, tot dien tyd toe, j, ook niet zou konnen gedoogen, dat eenige ,5 Contraremonftrantfche Predikanten in hunnen dienst gefchorst, of van den zei ven af„ gezet werden, om dat zy, met de Remon„ ftranten, geene kerkelyke eenigheid konden houden; noch dat de Contraremonftranten gehinderd werden, in hunnen Godsdienst, n onder dekfel van fcheuring, of als zy zwaarigheid maakten, om de Predikaatfien der n Remonftranten, of der zulken, die 't met de „ Remonftranten hielden, te hooren (A)." Men hragt dit Befluit in de Vergadering der Staaten van Holland, die, midlerwyl, wederom , by meerderheid van ftemmen, hadden vastgefteld, ?, dat de voorige Refolutien op de vrede der „ Kerken zouden ftand grypen, met die mee„ ning nogtans, dat het gene, in eenigen der„ zeiven, van de Belydenis en Catechismus „. gezeid was, niet zo moest begreepen wor„ den, als of men deeze twee fchriften gelyk „ ftelde met Gods woord: rnen hieldt ze alleen „ als'Formulieren van eenigheid, die, naar j, Gods woord, verklaard moesten worden. „ Voorts werden Gekommitteerde Raaden ik) TaiGLANU. U. 75^ 1616, De meerderheidder Staaten l>efluit de voorige Refolutien te doen agtervolgea.  i4o VADERLANDSCHE XXXVIILBoek, IÓ16. IV. Twist op verfcheiden' Plaatfen, ter gelegenheidvan de ftrydige Befluiten der Leden van Holland. „ gelast en gemagtigd, om de Refolutien, al„ omme, in de Steden en ten platten Lande, „ te doen naarkomen (*)•" Zulke ftrydige Befluiten van de meerderheid der Staaten en van de Stad Amfterdam gaven, zo dra ze rugtbaar werden, geen gering voedfel aan de tweedragt. In fommige Steden , werden Contraremonftrantfche Predikanten , zwaarigheid maakende om in ééne Klasfis te; komen met Remonftrantfchen , afgezet van hunnen dienst, en belet te prediken (£_). Zekere Huisluiden, te Grosthuizen, de Kerk hebbende opgebroken, om eenen afgezetten Predikant aldaar te doen prediken, werden aan regte gevorderd : doch verwierven, by 't Hof van Holland , fchorling der regtspleeginge, op voorfchryvens der Steden Amfterdam en Enkhuizen. De Gekommitteerde Raaden namen dit den Hove zeer kwalyk. De zaak kwam, eindelyk , nog voor de Staaten, die ze afdeeden tot genoegen van den Predikant; hoewel de opbreekers der Kerke boete geeven moesten, die hun , door den Schout van Hoorn, met geweld , werdt afgehaald (7). Omtrent deezen tyd , kreeg ook Pieter Korneliszoon Hooft, Drosfaard van Muiden en Baljuw van Gooiland , beroemd door zyne treffelyke Nederlandfche Hiftorie en andere Schriften, aanfchryvens van Gekommitteerde Raaden, om den Gontraremonftrantfchen Predikanten in deezen oord, om vredes wille, te gemoet te komen, O") Zie Refol. Holl. 30 Sept.,— 22 Qèteb. iCi(>. bl, 15. enz* JIuandt 11. Deel, bl. 387. C*) Trigland bl. (. O Brandt 11. Deel, bl. 407-414,.  XXXVIILBoek. H I S T O R I E. 141 men , in 't beroep van eenen Predikant te Huizen (m). Daarentegen, fielden Baljuw en Mannen van Schieland twee fcherpe Keuren , tegen de afgezonderde vergaderingen der Contraremonflranten te Zevenhuizen en elders. De plaats, daar men byeenkwam , werdt, ten behoeve der armen , verbeurd verklaard: zulken, die in dezelve geleerd, en zulken , die de vergadering belegd hadden, verweezen , in eene boete van driehonderd guldens (11). De Groot hadt, op 't fterk aanhouden van Burgemeesteren van Rotterdam, de eerfte der twee Keuren, die de boete behelsde , ingefteld •, doch hy riedt egter de uitvoering af. Ondertusfchen, hadt de Baljuw eene fchuur, te Zevenhuizen, daar men gepredikt hadt, reeds doen toefpykeren. Te Schoonhoven, kwam, omtrent deezen tyd, of wat laater, een diergelyk fcherp verbod uit, op het houden en bedienen der afgezonderde Contraremonftrantfche Vergadering aldaar (0). De Staaten van Holland raadpleegden, midlerwyl, geduuriglyk, over 't wegneemen der Kerkelyke gefchillen; doch zonder tot eenig vast befluit te konnen komen, anders dan dat de meesten verklaarden, zig te houden aan de voorige Refolutien. Nogtans fcheenen de Contraremonftranten langs hoe meer begunftigers te vinden onder de Leden, en de Groot, die de Staaten Vergaderingen bywoonde, verklaarde , t'eenen dage, aan iemant „ dat Amv, fterdam en de voorftanders der Contrare- „ mon- Cm) Hoopts Brieven N. 48. bl. 41. f«) Trigland. bl. 765, C«) Van den Sande V. Hoek, bh 74. Trïcland. iStö. Keuren' van Schieland tegen de Contraremonftrantfche Vergaderingen. De Contraremonflrantenwinnen ïunst, mi der de Leden van Holland.  i4* VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. Staat der Kerkelyke gefchille.iin de andere gewesten. „ monftranten ftoi.it, de Advokaat en de andere Steden flaau.w waren, en dat de Refolutie en alles in gevaar was fj>)." Men viel na den Staaten , dagelyks , lastig , met fmeekfchriften van fclaagende Contraremonftrantfchen, die om andere Predikanten verzogten, dan zy hadden. In Slagt- en Wintermaand, werden 'er ee.nigen gelezen, gefteld op den naam der bezwaarde en bedroefde Gemeenten in Gouda, Kotter dam, Schoonhoven, Briele, den Haage, Haz srswoude, Benthuizen, Zoetermeer, Zevenhuizen , Moordrecht en Maasland. Doch op deeze fm sekfchriften, welken men hieldt tot fcheuring te ftrekken, werdt niets beflooten In Overy'Sfel, daar men de beginfeis van diergelyke zwkarigheden ondervondt, volgden de Staaten ht;t voorbeeld van die van Holland, verbiedende, in Lentemaand deezes jaars, allen Predikanten het leeren der hooge gefchillen van Gods eeuwige Predestinatie (V). In Gelderland, hadt men in beraad geleid, of men de Klasfen hooren zou, op een bekwaam middel vrm vereeniging, dan of de Staaten zeiven iet, 'by voorraad , beraamen zouden : in welk laatf te, de Kerkelyken groot nrishaagen toonder, (*). Maar in Friesland, daar, na 't veranderen der Regeeringe te Leeuwaarden, de Staate- n genoegzaam allen de zyde hielden, welke men, in Holland, de Contraremonftrantfche bloemde, kreegen de Klasfen bevel, om geene Pref/O Brandt 11. B-el, VI. 410. (q) Red)!. Holl. 4 Nov— 22 Decè i5iö. VI. 34. Trigland. tl, 894- Brandt ii Deel, hl. 433. O Baudart. Memor. Vin. hoek, bl 1. Brandt II. Deel bl. 440. is) Baudart. Memor. VIII. Ikek, W.11. UiTBN80G.^.70i.  XXXVIII.Boek, HISTORIE. 143 Predikanten te vorderen tot den Kerkendienst, dan die de Belydenis en Catechismus ondertekenden (0- Te Amfterdam , hielden de Contraremonftrantfche Predikanten, van tyd tot tyd, heimelyke Byeenkomften: in eene van welken, in Louwmaand des jaars 1617 , vastgefteld werdt, geene Kerkelyke eenigheid meer te onderhouden met de Remonftranten. Men ftelde dit Befluit in gefchrift, welk, doorveelen, getekend werdt. Eenigen, die zwaarigheid maakten , werden 'er, door bezending, toe overgehaald. Anderen bleeven weigerig («). Eenige maanden laater, verbonden veele Contraremonftrantfche Predikanten, in eene Byeenkomst in den Haage, de Vergadering van Correspondentie of onderlinge verftandhouding genoemd, zig aan eikanderen, tot verdediging van 't gene zy voor de zuivere Leere hielden, tegen de Remonftranten. Ook werdt hier, als een kenmerk van de waare broederfchap, vastgefteld , dat men zulken alleen voor broeders hadt te houden, die de Remonftranten en Remonftrantschgezinden voor valfche Leeraars verklaarden (y j. Doch zulke Vergaderingen hieldt men, omtrent deezen tyd en laater, geduuriglyk, in verfcheiden' Steden. De Remonftranten deeden het zelfde, te Rotterdam en elders. In Louwmaand, hadden ze wederom een Vertoog opgefteld, en den Staaten van Holland overgeleverd, waarby zy klaagden, dat hunCt) Baudart. Memor. VIII. HoeH, bl. 32. f») Uitenbogabrt , bl. 701. Trigland. bl. 689. Baudart. Mem. IX. Hoek, bl. 1, 06. CO Zie de Acle by Brandt II. Desl, bl. 462. 1616. V. Vergaderingender Contraremonftrantente Amfterdam.1617. en in den Haage. De Remonftrantenvergaderen , in»gelyks.  i4t VADERLANDSCHE XXXVIILBoek, l6if. Voor!Lig aan de Contrarcmonfcrantente Rotterdam. Verbindtenis der ltemonftranten. hunne partyen zig niet aan der Staaten Refolutien hielden : voorts, verlof begeerende, om 'er, insgelyks, van ontflaagen te zyn (V). De Wethouderfchap te Rotterdam boodt, kort hierna, den afgezonderden Contraremonftranten aldaar eenen Predikant van hun gevoelen a£n, die in de openbaare Kerke leeren zou, mids zy geenen afgezonderden Kerkenraad hielden. Doch zy hadden zig nu reeds verbonden, om geene Kerkelyke gemeenfchap te houden met de Remonftranten. 't Voldeedt hun zelfs niet, dat Nikolaas Grevinkhoven, Remonftrantsch Predikant te Rotterdam , op wien men 't meest fcheen gelaaden te hebben, op raad van den Penfionaris de Groot, vrywillig afftand deedt van zynen dienst (je). De Remonftranten verbonden zig, eerlang, in den Haage, ook onderling nader aan eikanderen, ftellende zekere punten van eenigheid op , welken zy, door de Predikanten, die gemeenfchap met hun houden wilden, lieten tekenen. Onder anderen, werdt, in dezelven, verklaard: dat zy, ziende hunne partyen , n welken zy Scheurmaakers noemden, afwyken „ van de Refolutien der Staaten, zig ook niet g langer aan deeze Refolutien zouden konnen „ houden; maar hun gevoelen, openlyk,moev ten leeren, met wederlegging van 't gevoelen hunner partyen. Voorts, wilden zy Christelyke eenigheid houden met zulke n Predikanten van het verfchillend gevoelen, die hen begeerden te verdraagen (y)" Dö ( *0 Rp.ANnrr II. Deel, bl. 465. ) Brand r II. Deel, bl. 464-468. tyj Zie Uranbt, II. Deel, bl. 513.  XXXVIILBoek. H I S T O R I E. 145 De Staaten, in Lentemaand, in. 's Prinfen byzyn, raadpleegende, op de kerkelyke verfchillen, floeg zyne Doorlugtigheid voor „ dat j, men den Reügions verwanten," dus noemde hy de Contraremonftranten gemeenlyk moest ?, toelaaten, vryelyk te prediken, en dat men w de verlaaten' Leeraars, by verdrag, weder„ om moest aanneemen: of, kon dit niet ge- fchieden, anderen van dezelfde gezindheid 9} beroepen, in derzelver plaatfe." Eenige Leden bewilligden in deezen voorflag (z); doch men kwam tot geen befluit. Tot hiertoe, was de fcheuring der twee partyen nog niet zeer openlyk gefchied, doch, na 't neemen van de voorgemelde befluiten, in verfcheiden' Kerkelyke Byeenkomften, ging men verder, en kwam tot openbaare afzondering: waartoe ook de Remonftranten, opPlaatfen, daar zy de Wethouderfchap tegen hadden, al van den aanvang deezes jaars, hadden beflooten. Eenige Leden der Walfche Gemeente te Amfterdam, misnoegd om 't afzetten van Goulart, waarvan wy, te vooren (d), gewaagd hebben, vereenigden zig, federt, met de Remonftrantschgezinden, en hielden, in deeze Stad, de eerfte afgezonderde Byeenkomften, in kleinen getale, op afgelegen' Plaatfen. Hier predikte eerst voor hun, in de Franfche taaie Jakob Batelier, Student in 't Walfche Kollegie te Leiden. Doch de Nederlandfche Remonftranten te Amfterdam zogten, kort hierna, eenen Predikant van hun gevoelen op, die in 't Ne- der- (z) Refol. Holl. 2 Uittart 1617. by Brandt ii. Deel, ih 468. Qa) m. 86. X. Deel. K Voorflag van den Prinfe.ter Verga deringe van Holland. VT. Oor(prongder afzondering,te Amfterdaiu»  i4, vormden Godsdienst begeerde te houden, „ zig wagten moest, voor 't bywoonen van „ afgezonderde vergaderingen, en vooral, „ voor 't leenen of verhuuren van plaats tot f) dezelven (Y)." De Staaten van Holland, kennis der plonderinge van Rem Bisfchops huis bekomen hebbende, vermaanden, ten zelfden dage, de Steden van 't Noorderkwartier, tegen diergelyke zwaarigheden, op haare hoede (i) Brandt ii. Deel, bl. 473-500. CO Bauüaut. Meraor. ix. Hoek, bl, li.  XXXVIILBoek. HISTORIE. 14$ de te zyn (d). Voorts, raakten'er, te Amfterdam, eenigen in hegtenis, die men handdaadig hieldt aan de plondering, doch zy werden allen, met der tyd, zonder, of met eenigen borgtogt, ontflaagen. De Amfterdamfche Remonftranten vervoegden zig, in Lentemaand, met twee Vertoogen, aan de Staaten van Holland , derzei ver befcherming verzoekende, midsgaders, dat hun, in de openbaare Kerke, eenige Predikanten van hun gevoelen mogten ver- ! gund worden, of, kon dit niet zyn, dat men hun ; vryheid gave tot het houden van afgezonderde j vergaderingen. De afgevaardigden van Amfterdam ter Dagvaart van Holland noemden de eerfte deezer twee vertoogen oproerig, en begeerden 'er zig niet nader op te uiten, voor dat de andere Leden zouden verklaard hebben, of de Stad Amfterdam kwalyk gedaan hadt, dat zy den ouden, waaren, opregten, Christelyken , Hervormden Godsdienst, tot hiertoe, hadt gehandhaafd. Men befloot, eindelyk, de verzoekers te wyzen aan de'Wethouders hunner Stad, wien zy een diergelyk fmeekfchrift overleverden. Doch hun verzoek vondt geenen ingang (e). Zy kreegen, hierom, van tyd tot tyd, grooter' afkeer van de Stads Predikanten, die fommigen hunner, met naame Rem Egbertszoon Bisfchop, eerlang, ook het Avondmaal ontzeiden. Sedert, gingen zy, nu en dan, naar Abkoude, naar Vreeland, en elders hieromtrent ter preeke (ƒ), IMaar (<0 Refol. Holl. 21 Febr. 1617. bl. 32. - * w^^.Retel' Ho"- lo' 21 Ma 71» UltAWT il. Deel, bl. 503, 508, r.ja. in Bmnbt U, H. 5ei, 50a, 51a. K3 Vertoo- jen det \mfter- lamfcha Remon- tranten tan de Staaten fan Hol- aud.  ' i6\7' VIL Öorfprongv,an 't in neemen der KloosterKérke, in den Haage, doot de Contra: emonftranten. 150 VADERLANDSCHE XXXVIILBoek Maar, op andere Plaatfen, gelukte het den Contraremonftranten beter, dan den Remonftranten te Amfterdam, afgezonderde vergaderingen te houden. Zelfs maakten zy zig, aan verfcheiden' oorden, van de openbaare Kerken meester. In den Haage, was, tot hiertoe, de zetel der Remonftranten geweest. Want fchoon hier, in de Nederduitfche Gemeente, drie Contraremonftrantfche Predikanten waren , hielden twee derzelven gemeenfchap, met den eenigen Remonftrantfchen Predikant , Joannes Uitenbogaard. Doch de derde en jongfte, Henrkus Rofeeus, was, federt eenigen tyd, in gefchil geraakt, met Uitenbogaard; 't welk zo hoog liep, dat Rofants zig onthieldt van 't Avondmaal, welk Uitenbogaard uitdeelen moest. De Staaten, geen middel hebbende konnen vinden, om Rofseus tot het opvolgen hunner Refolutien te beweegen met gemoede, hadden hem, hierop, gefchorst in zynen dienst. Sedert waren hy en de zynen naar Ryswyk ter preeke gegaan (g). Ook hadden de Raaden Kouwenburg, Rofa en Baarsdorp, de Griffier van den Hove Anthoni Buik en anderen verklaard, dat zy Uitenbogaard niet langer konden hooren prediken, met een goedgeweeten(^). De Advokaat Oldenbarneveld hadt hierop Prinfe Maurits, wien hy, tot hiertoe, over de kerkelyke gefchillen, niet gemoeid hadt, verzogt, „ dat hy zig voegen wilde by de Staaten, tot „ handhaaving van 't gezag der hooge Over,w heid; alzo men klaarlyk zag, dat alles op » P'ar" (g~) Uvtenbog. Leven en Vcrantw. Cap. VIII. R-yo^loj* Trigland. II. 874-888. (A.) Uïtenbuo. Leven 'Cap. IX. W. 107, id8.  XXXVIILBoek. HISTORIE. 151 ^ partyfchap uitliep." Doch de Prins verklaarde zig altoos onzydig gehouden te hebben, te gelyk begeerende, dat men hem buiten 't " gefchil liete Uitenbogaard kwam ook te woorde met zyne Doorlugtigheid, en ontdekte klaarlyk, dat hy naar de zyde der Contraremonftranten helde, onder anderen beweerende, dat elke party eene Kerk hebben, en afzonderlyk Avondmaal houden moest: 't welk Uitenbogaard voor openbaare fcheuring hieldt (k\ De Haagfche Contraremonftranten verzogten , federt, om eene Kerk. De Staaten oordeelden wel, dat zy zig behoorden voldaan te houden met de openbaare Kerke, daar twee Predikanten van hun gevoelen leerden; doch ftonden hun egter de Gasthuiskerk toe, mids zy geenen afzonderlyken Kerkenraad hielden. Maar hierin maakte men zwaarigheid. 't Prediken in de Gasthuiskerke duurde egter (/) , van den aanvang deezes jaars, tot in Hooimaand (m\ Toen werdt, op den negenden, de Klooster-Kerk ingenomen, door de Contraremonftranten f». Men wil, dat deeze Kerk, welke men niet gewoon was te gebruiken tot den Predikdienst, eenige maanden te vooren, bezigtigd was, door den Prinfe (0). Men was nu bezig om dezelve te herftellen, op last der Staaten van Holland O). De (i) Refol. Holl. 28 January 1617. bl. 15. Uytenbog. Aant. iy Brandt II. Heel, bl. 340. f,n Uytenbog. Leven Cap. IX. bl. 108, 109. CO D» Carletons Lettres ia the Cabala w Myftenes dj State P. I. P- '73' (m\ Uytenbog. Leven Cap. IX- bl. 122, 123, 124, ISiC b) Refol. HoU. 11, 27 July 1Ö17. bl. 1Ó4, 170. Co 5 Uytenbog. Leven Cap. VI. bl. 135. £f> ) Rjifsl. HaU. es Mwt 1617-.il. 75- £4 1617,  1617. vm, Prins Maurits gaat in de Kloosterkerk. I 5 i c i v l Afzondering j in andere a Steden. g fl z \ é t< o \ u M 152 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boejt; , De Prins ging > den volgenden Zondag, voor t laatst, m 't gehoor van Uitenbogaard. Doch op den drieëntwintigften begaf hy zig naar de Klooster-Kerke Q), federt, de Prinfen Kerk (O, genoemd, verzeld van Graave Willem Lodewyk- en van een aanzienlyk gevolg van Heeren: welk, van tyd tot tyd, aanwies. Doch de Prinfes Weduwe van Oranje en haar Zoon Graaf Fredrik Henrik, de Advokaat Oldenaarneveld, de Heeren van Asperen, van Veenmizen, yan der Myle, van Groeneveld, de fonkheeren van Sevender en van Liere, de rfeerenHuigens, Meiander, Martini, de Wetïouders van den Haage en andere luiden van anzien hielden zig by de groote Kerke, daar Ie Remonftranten nog verdraagen werden Cr). daar men moet hier aanmerken, dat Groeneeld de oudfte Zoon, Veenhuizen en van derMy: Schoonzoonen waren van den Advokaat Cs). De afzondering hadt dus, in den Haage, haae volkomen' gedaante gekreegen. In fommige ndere Steden, was zy nog geweldiger toegeaan. Te Oudewater, hadt de Contraremonrantfche Predikant Joannes Lydius ?ig afgeanderd van de Klasfis, zonder zig, door de Wethouderfchap, door de Staaten, of door erzelver afgezondenen, te laaten beweegen >t hereeniging. De opfchudding, die hieruit ntftondt, was op 't hevigst ten tyde der ge- woon- (?) Uytenbog. I.even Ceip. IX. bl. 141. ( O Baudart. Memor, IX. Boek, bl. 85. Brandt II.Deel. 556, 646, 647. : 's ) Remonft.« Je Waaragt. Hift. van T. v. Oldenbarn^v. 168, 160. J CO Ik vind deezen naam , reeds in de Refohirtc» n Heiland van den i6Novtmter 1618, K'366,  XXXVIILBoek. HISTORIE. 153 woonlyke verandering derWethouderen, welke men genoodzaakt werdt te doen, naar den • zin der yveraaren, die Lydius zyde hielden (V). Te Heusden, daar men, tegen dank der Wethouderen, Contraremonftrantfche Predikanten ingevoerd hadt., drong men den Drosfaard, wat laater, in eenen oploop, tot het maaken van merkelyke verandering , in de wettelykverkooren'Magiftraaten, welken men hieldt, niet te zyn van den ouden Hervormden Godsdienst (V). In den Briele, lieten eenigen zig verluiden, dat zy de Kerk zouden inneemen, daar kwame van wat 'er van wilde: 't welk de Wethouders bewoog, op hunne verzekerdheid verdagt te zyn (w). Sommige fchippers fielden, in hunne vlaggen, 's Prinfen wapen , met dit byfchrift: Liever met Oranje te leggen in 't veld, dan langer met de Arminiaanen te zyn gekweld. Ook zag men, in openbaaren druk, een' lyst der Steden en Sterkten, die het hielden tegen de Arminiaanen (se). Doch deeze dingen fchynen laater gebeurd te zyn. Men wil, dat de Contraremonftranten fterk waren aangemoedigd , tot diergelyke onderneemingen , door eenen Brief des Konings van GrootBritanje, in de Lente deezes jaars, in 't licht gekomen, en zeer veel verfchillende van den Brief, dien hy, te vooren, aan te Staaten gefchreeven hadt, alzo hy niet meer riedt, de gefchillen verdraaglyk te verklaaren, maar de- zel- (O Refol. Holl. 25 Febr. 22 Apr. 5, T2, 20, i\M*y 1617* fi!. 59, lort, 117, 123, 127, 130, 153. Trigland. hl. 1024. (v) Grotius Verantw. Iloofdjl. IX'. hl. 90'. C«0 Refol. Ho!l. 5 A.ug. 1617. hl. 177. C*0 Grotius Verantw. I/oe/d/l. IX. hl. 96. K 5 1617.  ix. Rsadpieegingen op het houden eener Nationaale Sinode. 154 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek/ zeiven te beflïsfen, door eene Nationaale ft. .nodefj)- Sommigen meenden, dat men hem, van hier, te kennen gegeven hadt, dat, met het dryven der verdraagzaamheid, eene verandering in de Regeering deezer Landen beoogd werdt, ten zynen nadeele; en dat hy, hierdoor, tot het afzenden van zulk een' Brief bewoogen geworden was (2). Vast gaat het, dat de Engelfche Gezant, Dudlei Karleton, in Sprokkelmaand te vooren, uit den Haage, naar Engeland, gefchreeven hadt „ hoe verfcheiden" „ luiden op hem begeerd hadden, dat hy ee, „ nen brief van zyne Majefteit aan Prinfe Mau„ rits moest zoeken te verwerven , waarby „ deeze aangezet werdt, om in zynen yver „ voor de waare Leere te volharden (V):" op welk fchryven, 's Konings brief gevolgd was. ' 't Houden of niet houden eener Nationaale Sinode was , federt het ontvangen van den Brief des Konings van Groot-Britanje , de hoofdzaak geweest, die, tusfchen de Gewesten en Steden, betwist werdt. De Staaten van Zeeland zonden, in Bloeimaand, Gemagtigden naar den Haage, om ernftelyk aan te houden by die van Holland, op het fpoedig byeenroepen eener Nationaale Sinode. De Gemagtigden hadden hunnen last eerst geopend aan zyne Doorlugtigheid, die, bevindende dat dezelve, onder anderen, beftondt in ee.ne aanraading tor voorkoming en heeling van fcheuring , gezeid zou hebben, het is te laat; de fcheuring 00 Baudart. Memor. IX. Boek, ih <;o. (z) ÜRiN'nr II. Jjsil, bl. 525. '.Cl!i.r)i^rLET0NS Lctters 'n lhe Cafaa!a<"-Myfteries o/Sme  XXXVÏÏI. Boek. HISTORIE. 155 rine is V airede: waarop zy beflooten,hadden, van cüt gedeelte vanhi^ oen Eenige dagen laater, deeden ook de Staaten van Gelderland die van Holland verzoeken om te bewilligen in het houden eener Nationaale Sinode, onder't gezag hunner Hoog-Mosendheden,de Heeren algemeene Staaten. UoK hadden Friesland en Groningen en Ommelanden Gemagtigden naar den Haage gezonden, dringende, vangelyken, op het byeenroepen eener Nationaale Sinode,door de Vereenigde Gewesten (b\ 't Liep aan tot in Oogstmaand, eer de Staaten van Holland goedvonden te antwoorden op den voorflag, door die van Zeeland gedaan. Doch eer wy dit verhaalen, kee ren wy ons, kortelyk, tot het weinige ,welk, omtrent deezen tyd, in algemeene en krygszaaken, voorgevallen is. . De Hertog van Savoye, m oorlog geraak met Spanje, deedt, in Lentemaand deeze iaars door zynen Gezant,Gutllet de Mouchou de algemeen Staaten verzoeken, om onder ftand Hy begeerde vierduizend knegten ei vierhonderd paarden, behalven eenige kryg; behoeften. Doch de Staaten, onlangs ondei vonden hebbende, hoe weinig nuts een Lege van Nederlanders doen kon in Itahe,en m d aangrenzende gewesten , beflooten den He: tog, liever, met vyftigduizend guldens te maand, te onderfteunen. Zo veel belang fte den ze'er in, dat hunnen ouden vyand af breu gedaan werdt (c). De Franfche Gezant^ d ffi fJX 5 S^fÊL Nmul. **1 I3 4 ,4 «• ot:rta.tdART Memor. IX. **i Ut ioo, v,9. \'. j»en S-iNUB V. Uoik, H. 72. 1617. 1, -nic>l 89a , .rcec-'t t X. s Onder-5 ftand aan ' den Her" toge van 1 Savoye. r é . | l- k • u l- r.  ÏÓI7. xi. Verfchil tm.fchen Brandenburg en Nieuwburg over 't heffen der tollen op den Rynftroom. . *^ j i 1 I j d V f Klakten over in- r t>reuk op j 't Bc- 0 ü^d. O f( $ 't »5Ó* VADERLANDS CHE XXXVIII. Boek: Maurier, hadt de Staaten, uit den naam zyhs Meesters ook kragtelyk, tot het onderfteu? nen des Hertogs yan Savoye, aangezet (d). In de Lente des volgenden jaars, werdt de vrede eerst getroffen, door bemiddeling van den Paus en^den Koning van Frankryk Over t heften der tollen op den Rynftroom, was onlangs gefchil gereezen tusfchen de Vorften van Brandenburg en Nieuwburg. De laatfte wilde den tol, die te Rees geheeven werdt te Burik doen heffen, daar 't van ouds plag te gefchieden: 't welk de eerfte niet eehengen wilde, alzo hymeer meefter was van t gene, te Rees,daar Staatfche bezetting hs ontvangen werdt,dan van 't gene, te Burik' werdt geheeven. Hy deedt, hierom, by Pla! bat, verklaaren, dat de fchippers te Rees :ouden moeten vertollen, alfchoon ze zulks ;eeds te Burik gedaan hadden. De Nederlandche Koophandel langs den Ryn werdt merkeyk belemmerd door deezen twist. De algemene Staaten zonden, eindelyk, in 't voorla*, Gemagtigden af, die te wege bragten at de fchippers, borg ftellende voor den tol! ryelyk voorby vaaren mogten, totdat het ge:hil tusfchen de Vorften gevonden zou zyn (e) Het beflaan van eenige Nederlandfehe fcheen in Spanje gaf den Staaten, ten deezen tve% wederom ftoffe, tot klaagen over inbreuk p t Beftand. Ook reezen 'er, geduurig,gehillen op de grenzen, die nog niet behoorlvfe :regeldwaren. De Aartshertogen zonden, in najaar, twee Gemagtigden naar den Haagea '<0 AuBEiiv Memor. p. 35»!). 010 .0 Uaudart. Memor. IX. Botk, tl. 109.  XXXVIILBoek. HISTORIE. i5f om deeze gefchillen te effenen (f), en veelligt bok, om den Haat der Kerkelyke oneenigheden, van naby, te befpieden, op dat ze'er, in tyd en wyle, hun voordeel mede zouden mogen doen. Doch ik vindt niet, dat zy iet van belang hebben uitgevoerd. In 't Noorden, ilondt het,dit jaar,zeer onrustig. De Koning van Deenemarke wapende zig, zo men vermoedde, tegen de Hanze-Steden, die ook volk aannamen en zig verfterkten; gelyk Hamburg, in't byzonder, deedt. De Koning van Poolen bereidde zig, insgelyks, ten oorloge, tegen den Koning van Zweeden, 't welk deezen bewoog, eenen gezant te zenden naar den Haage, die, op den zesden van Slagtmaand, gehoor verworven hebbende, de Staaten ernftelyk verzogt, om onderhand. Doch de zaaken ftonden, ten dien tyde,hier,zo verward, dat men het antwoord op zyn verzoek verfchoof (g). In 't begin des volgenden jaars, na dat de Poolen in Lyfland gevallen waren, ftondt men den Koning van Zweeden veertigduizend guldens toe ter maand. De Grootvorst van Muskovie, die beide met Poolen en Zweeden overhoop lag, verzogt toen de Staaten ook om onderftand, die hem egter geweigerd werdt, waarop hy vrede maakte met den Koning van Zweeden (Jï)* In Hooimaand deezes jaars, keerde Willem Komeliszoon Schouten van Hoorn,terug in Zeeland, van eene reize rondsom den aardkloot, door f/) I'audaut. Metnor. IX. Boei, bl. 202. (s) Baudaiit. Memor. IX. Boek, bl. 126. Zie tok Refol. Hol!, 23 Maart 1617. bl. 76. CA) Imudart. Memer. IX. Boek, bl. 100 lol. 161/. De Ko. ning va» Zweeden verzoeke de Staaten om onderftand tegen Pojj. len. xir. Ontdekting der Straat nn Le-  *$8 VADErLANDSCHEXXXVIÏÏ.Bgzk, 1617. Maire en van eenige Eilanden omtrent dezelve. Walvis- fchen voor Scheve- ningen geftrand. door hem en Jakob le Maire, Zoon van Izaak le Maire, voorheen Koopman te Amfterdam fY), doch nu te Egmond woonagtig, voor rekening van eenige byzondere Perfoonen, met twee fchepen, ondernomen. De vaart beoosten de Kaap de goede Hoop, en westwaards, door de Straat van Magellaan, was, hier te Lande, allen byzonderen Perfoonen verbooden, en ftondt alleen der Oostindifche Maatfchappye vry. Maar de oude Le Maire hadt gedagt, dat 'er een doortogt te vinden zou zyn, bezuiden de Straat van Magellaan. 't Ontdekken van deezen doortogt, federt de Straat van Le Maire genaamd, was het merkwaardigfte, welk op deeze reize voorviel. Schouten, die, voor Schipper, en Le Maire, die voor Opper - Koopman voer, op het grootfte der twee fchepen, deeden deeze merkwaardige ontdekking, in 't begin des jaars 1616 (k). Zy vonden ook eenige Eilanden; welken zy naar de Staaten, naar Prins Maurits, en naar Barneveld noemden,, Van de Straat zelve en van de Eilanden namen zy, ten zelfden tyde, by eene plegtige verklaaring, bezit, uit den naam van de algemeene Staaten en van Prinfe Maurits (/). Voor Scheveningen waren, dit jaar, vier Walvisfchen geftrand en gevangen (tn). Men hieldt dit toen, fchoon 't meermaalen gezien was, in 't gemeen, voor eene voorbode der naderende beroerten. Doch tegenwoordig zou men 'er eer uit befluiten, dat 'er overvloed van Wal* (O Z\e IX. Deel. bl. 337. (A) W. C. Sciioutens Rc'ze U. 79, %e>. (i) l'iiez Supplcm. OU Corps Diplom. Tnm. II. Pt I. f. lS&( (ibj R'iuDARr. Memor. IX. Hoek, bl. 97, 202.  XXXVlil. Boek. H1STORI E. tgrj Walvisch in 't Noorden was, en onze Walvischvangers zouden 'er door aangemoedigd worden, om fterker ter visfeherye uit te rusten. Gelyk men, eenige jaaren geleeden, met goeden uitflag, de Beemfter bedykt en drooggemaakt hadt, zo verwierven Edam en Monnikendam, in Zomermaand deezes jaars, Oktroi van de Staaten van Holland, om de Purmer, een kleiner Meer tusfchen de twee genoemde Steden, te doen bedyken (ji). 't Gefchiedde egter niet, voor den jaare 1620, waarvan de binnenlandfche onlusten, die ook de Regeeringen der twee gemelde Steden verdeeld hielden, vermoedelyk, eene der voornaamfte oorzaaken zullen geweest zyn. De draad der gefchiedenisfe leidt ons weder* om tot het verhaal deezer onlusten, die, ir. dit en eenige volgende jaaren, het gewigtigfte gedeelte onzer Vaderlandfche Hiftoriezul len uitmaaken. Men hadt nu, te Oudewater en elders, gezien, dat de onderlinge verdeeldheid niet alleen uitliep, op fcheuring in de Kerke; maai dat 'er ook ongewoone veranderingen in di Regeering der Steden door te wege gebrag werden. Zy, die, naderhand, de zyde der Re monftranten hielden, hadden, al in den aan vang der oneenigheid , ongewoone poogin gen gedaan, om luiden van hunne gezindheii op 't kusfen te helpen, op Plaatfen, daar di meerderheid der Regenten hun tegen was (0) Te Utrecht, was 't ook, van de andere zyde a Cn) Refol.Holl.S,gjuny 1617. II. 142,144. Croot-Platotli II- tieel, kul. 1719. (0) Zie hier vuor, bl. 32, 24. 1617* De Purmerwordt, bcdyku • XIÏI. De . fcheu' ring in de ' Kerk • geeft ■ aanlei. ding tot onge' voone ' verande; ring in de Regee' ring. > I  ï5i7. l < unt.i i < £ 1 t } 1 1 c1 ê r i6o VADERLA,NDSCHE XXXVIII. Boek; al vroeg,ondernomen (p), hoewel 't imsïoïÉ was. Doch nu j flerker en openlyker onderfteund wordende, begonden de Contraremon' ftranten zulke veranderingen, aan verfcheiden' oorden,met beteren uitflag, in 't werk te Hellen. Men beproefde zyne kragt eerst in de kleine 3teden,die geene Hem hebben ter Staatsvergaderinge, van zins, naar 't fchynt, om, daarna, tot de Hemmende Steden van Holland, over te gaan. De Advokaat Oldenbarneveld befpeurde wel haast, waar 't op aangelegd ware. Verfcheiden' Leden der Vergaderinge ontlekten't, zowel als hy. En naardemaal weinigen geneigd waren, het bewind, hun toevertrouwd , af te Haan, raadpleegde men, terlond, op de beste middelen, om zig te versekeren, tegen beroerten in de Steden, waarlit verandering in de Regeering te dugten was. Veelen begonden zelfs te gelooven, dat le Godsdienst flegts tot een' dekmantel gestuikt werdt, om deeze verandering uit te verken (\q). Men kreeg vermoeden, "dat zyïe Doorlugtigheid zelve hieronder roeide, of lat, tenminflen, eenigen zyner voornaamfte anhangeren, hunne eigen' bevordering zoe:ende door 's Prinfen verheffing, hem gaarne ot Graave van Hollaad, waartoe wylen Prins Villem zo goed als aangenomen was, of tot leere der Vereenigde Gewesten zouden heben zien verklaaren, dat zy meenden, niet an na 't veranderen der tegenwoordige Reeeringe, 'twelk, dagtmen, alleen door opaer te bewerken was, te zullen konnen ge- fchie- O) Zie bl. 25. (ï) Grotius Verantw. C*p. XIX. il. 194. Zit «si it Vewss  XXXVIII. Boèk. HISTORIE. 16I fcheiden. Ook hadt men den Prinfe doen gel.ooven, dat de Advokaat en de tegenwoordige Regeering de vermindering van zyn gezag zogten f>), immers niét ligt bewilligen zouden in zyne verheffing: en dat de Contraremonftranten, daarentegen, zeer op het vermeerderen van 'sPrinfen gezag gefield waren: waarom men hem, t' eenigen tyde, hadt hooren zeggen ,dat hy ze hieldt voor de oude Gereformeerden , die zynen Vader op den /loei gezet hadden (Y). Op zulke vermoedens en redenen, beflooten dan de tegenwoordige Regenten, dat zy, voor de rust in de Steden, waarvan de behoudenis hunner agtbaarheid afhing, op eene byzondere wyze, behoorden te waaken. Dit kon gefchieden, door middel der gewoonlyke Lands foldaaten, of door de fchut-, teryen, of, door van nieuws geworven* knegtert uit de Ingezetenen, welken men, hier te Lande j Waardgelders plag te noemen, veelligt, om dat zy, zonder daadelyk te dienen, zig, om geld, gereed hielden, tot het voeren der wapenen in tyd van nood, tegen Welken zy bewaard werden. Doch de gewoonlyke Lands foldaaten lagen nietin alle Steden, alwaar men onraad vreesde. In Haarlem, in Leiden, in Hoorn, was geene bezetting. De Prins, ook , die 't voornaamfte gezag oefende over 's Lands' Krygsvolk, hadt verklaard, dat hy verflondt, niet te doen jegens die van den Hervormden Godsdienst , waardoor hy de Contraremonftranten alleen betekende, van welken de tegenwoordig -CO Uytenbog» Levenen Verantw. Cap. IX. bl. 122,124,13';,' tap. X. il. 156. (O Uytenbog.. Dfïgre*. by Brandt H, Heel, bl. 55H. X. DeeI, L lölfi XIV. Üorzaaieti van 't lanneerce» der Waardgelders.  1617. Befluit der Staaten van Holland van den vierden van Oogstmaand , de fcherpe Refolutie genaamd. ifla VADERLANDSCHE XXXVIII. Boek. dige Regeering de meeste opfchuddingeiï vreesde. Ook hadt zyne Doorlugtigheid zwaarigheid gemaakt, om die van Oudewater, na den moedwil aldaar gepleegd, op hun verzoek , nog een vendel knegten toe te ftaan. En fommige Hopluiden, bezetting houdende in dei Steden, hadden verklaard, mondelingen of fchriftelyken last te hebben van den Prinfe, om de Wethouders niet te gehoorzamen, in zaaken, fpruitende uit het ftuk van den Godsdienst. Alle deeze redenen deeden de meefte Steden befluiten,dat zyzig,op de gewoonlyke bezettingen, al werden ze haar al toegedaan, niet zouden konnen verhaten (f) Opdefchutteryen, grootendeels, de zyde der Contraremonftranten toegedaan, was geheel geen ftaat te maaken. Men kwam, hierom, tot het aanneemèn van Waardgelders, in zulke Steden , die dezelven oordeelden te behoeven. De meerderheid der Staaten van Holland nam, op den vierden van Oogstmaand, een befluit, welk de Contraremonftranten, federt, defcherpe Refolutie genoemd hebben, 't Liep op deezen zin: „ De Staaten, gezien hebbende 't ge„ ne, dit jaar, in verfcheiden' Steden, als Haar„ lem, Amfterdam, Schoonhoven, Briele, Ou„ dewater, Woerden, Heusden, en vooral in den Haage, tegen de orde, vryheden en ge„ regtigheden der Landen en Steden, voorge„ vallen was; en te vergeefs, de Steden, wel„ ke nog zwaarigheid maakten, om zig te „ voegen met de overige Leden, hebbende zoeken over te haaien tot eenigheid, zelfs „j door (O Gaonus Varantw. C«£>. X. W. 105.  XXXVIII. Boek. HISTORIE. 163 » door de aanbieding van 't beroepen eener » Provinciaale Sinode; hadden, eindelyk, be» flooten, de Nationaale Sinode, door fomr> migen verzogt,als ftrydig met de hoogheid 95 en geregtigheid van Holland, af te flaan. » Voorts, vonden zy raadzaam, hunne inzign ten op 't ftuk van den Godsdienst in openn baaren druk te geeven; de gewesten, die de » Nationaale Sinode begeerd hadden, te ben antwoorden;de voorige Refolutien, met al» le gemaatigdheid en befcheidenheid, te doen » agtervolgen, en alle daadelykheden, over „ Perfoonen, openbaare en andere Plaatfen „ en Goederen, te doen weeren. Ten welken „ einde, de Regenten der Steden, by voor„ raad, en tot dat anders, ftaatswyze, zou „ worden beflooten, gelast, en, des noods, „ gemagtigd werden, tot het aanneemen var „ meer volk van wapenen, ter hunner verze„ keringe en weeringe van daadelykheid : wor„ dende, wyders, elk, die zig beklaagen mogt. „ over 't gene de Regenten der Steden, ui kragte deezer Refolutie, zouden doen, be volen, zig by niemant anders te vervoegei dan by de Staaten, alzo, op 't gene, by d< Geregtshoven, gedaan of voorgenomei „ mogt worden, geen agt zou worden geflaa gen. Eindelyk, befloot men, eene bezen „ ding te dóln aan Prinfe Maurits, aan d Prinfesfe Weduwe en aan Prinfe Henrik, or „ dezelven te verzoeken, dat zy de hand let „ nen wilden, tot het uitvoeren deezer Refc « lutie f»." Deeze bezending gefchiedde ^ te 00 Zie BaOdart. Memor. IX. Boek, 11, 37. L 2, 1617. 1 1 i n  i XV. Verklaa- ( ring van de inzlg- ( ten der 1 Staaten ' van Hol- c land, op , 't ftuk r van den I Gods- \ dienst. g f h a b ir B E 164 VADERLANDSCHE XXXVIILBoe* ten zelfden dage. Men verzekerde den Prins van het goede oogmerk der Edelen en meeste Steden, om de vryheden en geregtigheden van t Land en den waaren Christelyken Hervormden Godsdienst te handhaaven. Zyne Doorlugtigheid verfcheen, hierop, des anderendaags, m de Vergadering van Holland, om der Staaten meening nader teverftaan,diehem, zeide hy,in groote hevigheid, aangediend was; en om tevens te verklaaren, dat hy niet goedfondt,dat de Staaten, tegenwoordig, fcheiden zouden, gelyk hy verftaan hadt,° het vooraeemen te zyn. Sommigen antwoordden den Prinfe; doch verwardelyk, en zonder dat 'er omvraag gedaan, of befluit genomen werdt (y). De verklaaring van de inzigten der Staaten >p t ftuk van den Godsdienst, van welke in le Refolutie gewaagd werdt, was . den vyfden 'an Oogstmaand, getekend, en kwam, verbolgens , in 't licht. Zy betuigden, by dezelve, len Hervormden Godsdienst te willen blyven landhaaven. Zy weezen aan, om welke redelen, hun het regt toekwame, om kerkelyke zetten te maaken, en wat hen bewoogen hadt, Dt het beveeJen der verdraagzaamheid, in de erfchillende punten. Ook gaven zy te verban , in de Nationaale Sinode niet te konnen ewilligen, om dat men toeleg maakte, om daar punten te beflisfen, die in de Christedce Kerke onbeflistgelaaten waren (w). Doch 1 deeze verklaaring, en in de voorgemelde efolutie, hadden Amfterdam, Enkhuizen, dam en Purmerende niet bewilligd. Op den naam . v 5 Refol. Holl. 4, 5 Aug. 1617. H. 176, 177, » U/iwMivT. memor. IX. Jkek, 6U 3*,  XXXVIILBoek. HISTORIE. 165 naam deezer vier Steden, kwam, in 't begin van Herfstmaand,een ernftig Protest ia 't licht tegen de Refolutie der Staaten, waarby zy zig rondlyk verklaarden voor 't houden eener Nationaale Sinode, tot beflisfmg der gereezen' gefchillen. Dordrecht voegde zig, eerlang, by de vier Steden, nevens dezelven, op eene Na tionaale Sinode dringende (V). De overige Leden deeden nieuwe poogingen, om de Stad Amfterdam, daar de befluiten, welken Burgemeesters en Vroedfchappen geduuriglyk namen, flegts door eene of twee ftemmen, overgehaald werden (y),van meening te doen veranderen. Men bediende zig, hiertoe, van de* arbeid van den Penfionaris de Groot, die voor floeg „dat men de gefchillen, i» eene Pro vin „ ciaale Sinode,moest tragten by te leggen „ of, gelukte dit niet,eene algemeene Sinod beroepen, om-ze af te doen(z)." Doch mei begreep ligtelyk, dat hiermede de zaak op d lange baan gel'chooven weidt; ai-zo alle uit heemfche Mogendheden zig niet even fpoedi zouden laaten beweegen, om in zulk eene S: node te bewilligen. Ook hadden de Contrart monftranien zo veel rede», om op eene N. fcionaale Sinode te dringen-, naardien zy zig daarin, van de meerderheid verzekerd hie den, als de anderen om de algemeene Sinod beter te keuren,alwaar de Nederlandfche Ke ken ,maar céne ftemmoetende hebben,het bi Qu t>\) Refiil.WoH-. ag stug. 12 Sepi. 1617. li, 185, iyt. Ba liART* Memor. IX. Boek, bl. CtZ. Cv) Zh C. P. Hoofts Redev. bv Brandt H» Deel, bl. 51 (z) Grotius Veramw. C'ap.Vl.bl. 63-C3. Brandt. 11. D>.< 3/. <;68 enz. L 3 1617» Vijf Steden kanten zig tegen de Vcrklaaring en Refolutie. 1 •> l t y ■9.. I- e it  xvr. Bezending naar Zeeland, over't ftuk der Sinode, naar Dordrecht. 4 i Verfcheiden' i Steden 1 ügten i Waard- t gelders. ; I I i 166 VADERLANDS CHE XXXVIII. Boik, fluit der Sinode, niet zo ligt, ten nadeel? der Remonftranten, zoude konnen doen uitvallen (a). Deeze en diergelyke voorflagen waren , derhalve, vergeefs. Amfterdam bleef by zyn gevoelen. Het antwoord aan' de Staaten van Zeeland, ftrekkende om de Nationaale Sinode af te flaan (&), werdt hun overgebragt, door Jan van Duivenvoorde , Heer van Duivenvoorde, en Hugo de Groot, welke laatfte, by deeze gelegenheid , eene aanfpraak deedt, tot verdediging van de jongfte Refolutie der Staaten van Holland gerigt. Ook floeg hy den Zeeuwen, daarna, het houdè'n eener algemeene Sinode voor (V). Doch men bleef, in Zeeland,fchoon met eenig verfchil van gevoelen, nog voor 't houden eener Nationaale Sinode (d). Duivenvoorde en de Grroot toogen ook naar Dordrecht, om deeze Stad, wederom, tot de zyde der Edelen en neeste Steden over te haaien. Dochzydeeden /ergeeffchen arbeid. Op deeze reize, werden ty, van 't graauw, te Veere in Zeeland, en te Dordrecht, fmaadelyk bejegend, en voor Arniniaanen gefcholden (e). Ondertusfchen,begon men, in verfcheiden' Jteden, hier vroeger, elders laater, een zeker ;etal van Waardgelders aan te neemen, die eger over 't geheel, in gantsch Holland, nog geen igttienhonderd beliepen (ƒ). 't Gefchiedde te HaarfiO Rrandt II. Deel, bl. 571. C1') Zie hctby Baudart. Memor. IX. Boek. tl.45en by Brandt [. Deel, bl 572. (_c) Zie Notul. Zeal. 14. 17 A/tg.' 1617. II. 143, 143. 151. ranot II. Deel, bi. 583. Cd) Notul. Zeel. u) 4ugi 1617. U. 150.«Brandt ll.Deel, \. 501.(120. f e ) nrandt II. Deel, IL 621, 622. Cf) Grotius Verantw. Csp. XIX. bl. 23!;  XXXVIII.Boek. H I S T .0 R I E. 167 Haarlem,te Leiden,te Gouda,te Rotterdam, te Schoonhoven, te Hoorn, en misfchien nog op eene of twee andere Plaatfen. Te Leiden, boodt de Schuttery aan,dubbele wagt waar te neemen,zo men de Waardgelderswilde afdanken. Doch de Wethouders waren hier zo weinig gerust op de Schuttery, dat zy, eerlang, 't Stadhuis, met een fterk houten Staketfel, deeden befchanfen, den burgeren vernieuwing van eed afvorderden, en eenige honderden fchuttars, dien eed weigerende , ontfchutterden Q). Veelen van deezen ontwierpen Verbindfchriften, welken, niet van boven naar beneden, maar rondsom eenen kring, op lynen, van 't middelpunt afloopende, ondertekend waren, op dat men niet zou konnen zien, wie eerst getekend hadt. De Gemagtigden deezer luiden, welken men O- of Cirkeltekenaars noemde, vervoegden zig, daarna, aan den Hooien Raad, waarop, eerlang, het bannen en vangen van eenigen volgde. De ontfchutterden begaven zig,eindelyk,naar de Staaten van Holland, die hen vermaanden, tot gehoorzaamheid aan de Wethouderfchap, te gelyk verklaarende, dat hun niets onbehoorlyks gevergc was. Doch dit gefchiedde eerst,in den Zomei des volgenden jaars O) Te Delft, kon men zij luttel verlaaten, op de twee vendels gewoon lyke foldaaten, aldaar in bezetting leggende alzo zy,ter gelegenheid van den oploop over dei Kooren-Excyns (O, de Magiftraat niet had dei (s) Van msn Sanoe VI. Hoek , bl. 79. (h% Uvtfnboo. bl. S&7, 889. 905. enz. Tmci.an» bl. tw. Cap. XIX. bl. 216. Bramjt II. Deel, bl ja (O Zie bier veor, bl. 9*. L4 1617; Te Lelden,worden eenige Burgers ontfclmtterd. i r > > 1 1  Ï6V. < 1 t Olde'ibsrne- r veld reist naar Utrecht, Ë zo men ij meende, c om ook aldaar n Waard- g gelders g te doen ^ Iigten. 0 d h | t . ( < ïö*8 VADËRLANDSCHEXXXVIIÏ.Bob^ den bygeftaan. Ook hadt een vreemd perfoon voorgeeyende last te hebben van zyne DoorIugtigheid, aldaar, vergadering van Schutters belegd, zonder kennis der Wethouderfchap. Sommigen hadden, hierom, geoordeeld, dat men,ook hier, Waardgelders behoorde aan te neemeni (k). Nogtans meen ik niet, dat het gefchied is. Van twee vendels, leggende in Schoonhoven, alwaar, reeds in \ jaar i6i« merkelyke onlnst geweest was Ql), meende men' neer te vreezen dan te hoopen te hebben, al;ozyzig,buiten weeten der Wethouderfchap, nn kruid en lood voorzien hadden f» In anlere Steden, hadt men ook byzondere redeien, om voor opfchudding te vreezen, of de ezettmg te mistrouwen. De Advokaat Oldenbarneveld, die dit aaneemen van Waardgelders bovenal ter herte am, vertrok, op den veertienden van Oogscïaand, naar Viane, en, van daar, naar Utrecht, lwaar hy, overvallen door eene zwakheid, ie hem eenige weeken bybleef, eenen geruiïen tyd vertoefde. Men heeft, nadeihand, smeend, dat deeze zwakheid ilegrs voorgeevsn werdt, en dat hy naar Utrecht verreisd as, om dé aanneeming der Waardgelders 3k daar, te bevorderen (V). Doch hy heeft m Geneesmeester genoemd,die hem bediend idt(V). Naardemaalhy egter, tentyde van de >tinge der Waardgelders, in Utrecht was, is ' het '*) Zie Grotius Verantw. Cap. XIX. bl. »^0. J) ürandt II. Deel, ld. 252. ni) Grotius Verantw. Cap. XIX. bl.. 3*0, ' JIaudakt. Memor. IX. tinei; bl HL  XXXVIILBoek. HISTORIE. 169 het ten hoogfte waarfchynlyk, dat men, met hem, over dit ftuk heeft geraadpleegd; zo, om dat de Heeren, die thans 't voornaam bewind hadden in 't Stigt, doorgaans met den Advokaat plagten te fpreeken over zaaken van gewigt, als om dat Gillis van Ledenberg, Sekretafls der Staaten van Utrecht, naderhand, verklaard heeft, dat het Befluit der Staaten den Advokaat bekend gemaakt en door hem goedgevonden was. Dezelfde Ledenberg, door wiens handen de gewigtigfte zaaken gingen, hadt, op het ontvangen van eenige berigten uit den Haage en van elders, wegens voorgevallen' en gevreesde beroerten, in verfcheir den' Hollandfche Steden (j>), den voorflag gedaan, om in Utrecht ook Waardgelders aan te neemen. En twee dagen hierna , beflooter. '>er de Staaten toe, op den agtentwintigftenvar Oogstmaand ouden, dat is, den zevenden var Herfstmaand nieuwen ftyl. De Raad der Stac bewilligde, ten zelfden dage, in dit befluit Men vondt goed, voor eerst, zeshonderd mar te bezoldigen (#); zónder hierin, gelyk verfcheiden' Leden der Vergadering, naderhand, verklaard hebben, eenig ander oogmerk te heb ben, dan de bewaaring der rust inden Staat ei de befcherming der tegenwoordige Regeerin ge. Ook bragt de eed, dien de Waardgelder; doen moesten, mede, datzy beloofden te dienen tegen den ghenen, die -den Staat van den Lan de van Utrecht, in kerkelyke ofpolitycke faecken fou Cp 3 Vcrclarin(.'e van LcdenU. den 27 Aus,. 1618. Styl. Vel. M. S. fj) I'.xtr. uit de Refol. der Staat, en dv-s R aads van Utrecht va zden 2!}//«.". 161",7!/» S. Zie ook Gr.oT. Vérèirtw, C^.XrX.W^ L 5 1617. 't Gefchiedt,op den voorflag van Le- 1 denberg. I i i  Ul7. XVII. VerfchilIen met den Hoogen Raad en ,'t Hof. I ] ( Onlust te ] Haar- ] km. | i j t 1 I s e d t< w nfo VADERLANDSCHE XXXVIÏI.Boj!K. foudeu willen troubleren, ende tegens alle anderen des gemeene Lands vyanden (f). Op deeze wyze, werdt, in en buiten Holland, gehandeld, in overeenkomst van de Refolutie der Hollandfche Staaten van den vierden van Oogstmaand, 't Gene, by dezelve, verklaard was,--met opzigt op de Geregtshoven, hadt deeze reden. De Hooge Raad en 't Hof, 't zy ter oörzaake van den invloed, dien zyne Doorlugtigheid hadt, op deeze tweeGeregtshoven, of om andere redenen, hadden, tot hiertoe, geen genoegen konnen fcheppen, in de Refolutien, die, tot bevordering van de vrede der Kerken, door de Staaten, of door de meerderheid derzei ven, genomen waren. Zover ?ing dit zelfs, dat zy, nu en dan, zulken gelekt hadden, die, in gevolge van deezeRefoutien, door de Wethouders der Steden, van ien predikdienst afgezet, of, op eenige andee wyze, geftraft geworden waren. Men hadt, liervan, onlangs, een merkwaardig voorbeeld ;ezien, welk Haarlem betrof. De Wethouderchap, de Kerkenordening van den jaare 1591 villende invoeren, en, volgens dezelve, in den lare 1615, eenen Predikant hebbende doen eroepen, hadt, daarmede, zo veel misnoeen verwekt, onder veele Contraremonftrant:he Leden der Gemeente, dat het gezag der taaten naauwlyks magtig was, om het, voor :ne korte wyle, te ftillen (V). 't Gemor zig, aarna, wederom verheffende, befloot men, )t het aanneemen van eenige Waardgelders, en O") Verclar. van Roetcrt van Lnnscroon Cap. eener Corajs. iardtreM. van 27 /luir. irtiï;. ouden flyl. M. S. (O UïIENlIOG. bl. 701-798. TlUGLAND. bl. 82I-834.  XXXVIILBoek. HISTORIE. 171 egm van-Herfstmaand, aan beide deGeregtsiovendat de gemelde Refolutie genomen ras buiten haare bewilliging, en dat zy vertonden , dat allen klaageren de gewoonlyke ireg van regten openftaan moest. De vier Steen gaven, door deeze verklaaring, eenen ge, ^eidigen krak aan. de Refolutie. De Hooge .aad, of eigenlyk zes Leden van denzelven, )en de Vergadering uitmaakende, befloot deslve met te agtervoigen. 'De Raadsheer RomDut Hogerbeets en eenige anderen hadden, ?ter, met bewilligd in dit beftuit. Hoger?ets hadt 'er, 's daags te vooren, over ge- fpro? >) Bk.,n-:>t n, D.-rt, hl. C,r, C-t-COs    XXXVIII.Boek. HISTORIE. 173 foroken met zyne Doorlugtigheid, die in den Raad verfcheenen was. Hy verklaarde den Prinfe „ dat hy niet tegenwoordig Kon zyn, l daar men 't gezag der Staaten vaj,1 Holland % welken hy hieldt voor zyne Hooge Overl heid, ftondt in twyfel te trekken. De Prins antwoordde, dat hy de Staaten daar'ook voor kende: doch dat men eikanderen wel mogthooren. Hierop was de Wethouderfchap van Haarlem, door eenige Raaden, zwaarlyk befchuldiïd. Ook beweerde men, dat de Staaten magt noch kennis hadden, om regt te oefenen. Doch Hocerbeets verklaarde, andermaal, zig aanae Refolutie, ftaatswyze, en by meerderheid van Hemmen genomen, en den beiden Raaden toegezonden^ te willen houden, 't Mogt wemi; baaten. 't Gezag der Staaten, of der meerderheid onder dezelven was reeds zo verre veryai len, dat eene meerderheid der Leden des Hoo gen Raads zig, tegen het zelve, durfde ver zetten. Ondertusfchen, verwekte dit voorya en diergelyken zo groot een misnoegen 11 Hogerbeets, dat hy, kort hierna, befloot, he Penfionarisfchap van Leiden, welkhy, tevoo Ten, bekleed hadt, op de aanbieding van dei Burgemeester Vrank van Torenvliet, weder om te aanvaarden (v). Midlerwyl, wies ook het ongenoegen tu: fchen de Leden van Holland. Amfterdam Enkhuizen, Edam en Purmerende verklaarde zig tegen 't aanneemen der Waardgelders, te koste van den Lande, in eenen tyd, dat men zeiden ze, 't gewoone volk van oorlogenaauv fv~) Memor. van R. Hocerueéts, £y Brand r U. t)eeh \ $62-666. /Je ook Refol. Holl. 3 Nay.tóDee.iOiy.iUi^,^ 1617* tien vierden vatl Oogstmaandniet ta agtervolgen. 1 De I Raadst heer Hö- gerbeets wordt l wederom , Penfio- naris van Leidon. - Groote , vern dceld- heid n onder de j Leden r« v9u IIol-s land. /. C>.  i 5 XVIII. ?nas < Maurits ( I 174 VADERLANDS CHE XXXVIILBoek. lyks betaalen kon. Dordrecht was 't, hierin, eens, met de vier Steden. Deezen hielden, veeltyds, afgezonderde Vergaderingen in den Haage. Doch dit deeden ook de andere Steden; zo dat 'er fchier eene fcheuring kwam, in de Staatsvergadering van Holland. Agt Steden, Haarlem , Leiden, Gouda, Kotterdam, Briele, Schoonhoven, Alkmaar en Hoorn gaven eene verdediging in 't licht van de Refolutie van den vierden van Oogstmaand. Zy was ingefteld op den naam der Staaten. Men vondt het, in dezelve, vreemd „ dat de vier Steden, ge„ woon, in haare Vroedfchappen, over de „ zweevende gefchillen, te befluiten, bymeer„ derheid van ftemmen, niet konden gedoo„ gen, dat zulks ook in de Vergadering der „ Staaten gedaan werdt. 't Was in te fchikn ken, dat zy Refolutien, by de meerderheid „ genomen, tot haarent, niet lieten ter uit„ voering brengen; doch dat zy, de minften „ zynde m getal, de meerderheid noodzaaken „ wilden, haar oordeel, in derzelver Steden, ,, op te volgen, was t'eenemaal onverdraagx lyk." Maar Amfterdam en anderen verftonlen „ dat men zig de vyf punten niet moest , laaten opdringen, gelyk zy meenden, dat , de meeste Leden zogten te doen; veel min, , dat men, onder dekfel derzelven, vreemde , ftellingen liete invoeren, tot onteering der j oude Hervormde Leere (V)." Onder dit ftribbeien, vondt Prins Maurits :eraaden, de party, die hy voorftondt, door laadelykheid, te fty ven. In den Briele, begon men, fw") Hauuart. Memor. IX. Boek, bl, 6;. IJr^nut h. tieci, !. 625 C-iO. f  XXXVIII.Boek. HISTORIE.175 men, omtrent deezen tyd, zo zeer te vreezen voor opfchudding, dat men m beraadlei,om, of eenige wagten aan te neemen, of eenige vendels te verzoeken, die belooven zouden, de Wethouderfchap en de openbaare Plaatfen te zullen befchermen. Hangende deeze raadpleegingf», of, gelyk anderen verha^alenö), en gelyk ook waarfchynlyker is, na dat de Gekommitteerde Raaden Rmkhaver en Meerman de bezetting reeds hadden doen zweeren dat zy den Staaten van Holland, en, m derzelver afzyn, den Gekomroitteerden Raaden en den Wethouderen der Stad getrouw zvn, en de Kerken en openbaare Plaatfen teger allen overlast befchermen zouden (2) ; vertrol Me Prins, van zynen Broeder Fredrik Hennl verzeld, fchielyk, by nagt, op den negenen twintigften van Herfstmaand, naar den Bneli Ca). In de Stad zynde, deedt hy daar bmnei komen twee vendelen voetvolks, een van wel I-en den Wethouderen zeer onaangenaam was Men hadt verwyling verzogt van deeze vei meerdering van bezetting, of, ten minfte, da de twee vendelen ook belooven mogten, d£ zy de Magiftraat zouden befchermen. Doe de Prins vondt geen van beide geraaden. Voc reden van dit bezetten van den Briele gaf hy federt dat hy, verftaan hebbende, hoe me van zins was, Waardgelders aan te neemen n 't welk hy onbehoorlyk hieldt, zulks, 0 15 »de< O") Grotius Veiantw. Cap. XIX. li. 246. f v5 Zie Uitenbog. bl. Su. n„«m \l ) Notul. -Zeel. 14 Jig.1617. «9. 14°. 23»- BttANl 11. Deel. bl. 506. O) Refol. Holl. 29 Sept. 1617. W. s«o, . 1617. brengt meerder bezetting in den Briele. 1 k I t t' 1 r » ra » P  ».6*t7. Gerugten ten nadeele des AdvoItaats en des Prinfen. i .1 < < J i < 2 \ a * Cnrnmis- \ fielt. h d t< h k XIX. Üandé- „ liirgcu U i?6 VADERLANDSCHE XXXVIILBbÊfc „ deeze wyze, hadt willen voorkomen." Onder 't volk werdt verfpreid , dat Oldenbarneveld de Stad aan den Spanjaard verraaden hadt, en dat zy reeds zou zyn geleverd geweest, zo de Prins zulks, door zyne wakkerheid , niet hadt voorkomen Cb). Ten zelfden tyde, liep 'er een gerugt, dat Vlisïingen, door beitel van den Advokaat, aan zekeren kant,, jpen lag, op dat het te ligter zou konnen ingenomen worden, door den Spanjaard Cc), 't gemeen werdt geaasd met deeze gerugten j lie, by de verftandigften, geenen ingang vonlen. Ondertusfchen, hadt de maar van 'sPrinen voorneemen om den Briel te bezetten, eelige weeken te vooren, reeds gelegenheid geeven, dat mén hém, by den Graave van Leiester, vergeleeken, en gezeid hadt, dat hy lg meester zogt te maaken van het Land; 't /elk by, egter, verklaarde, niet gedagt, maar He zyne^daaden, integendeel, gerigt te heb>en, om 't Land, naar den inhoud zyner * Lastrieven, te dienen (d). In den Briele, bleef et, federt, zo onrustig, dat de meerderheid 2r Staaten, in> Louwmaand des volgenden ars, befloot, den Hoofden der bezettinge aan i fchryven, dat zy 't gezag der Wethouderen idden te handhaaven, en 'tinneemen vanKerïn of andere openbaare Plaatfen te beletten Ce); De algemeene Staaten handelden, midleryl, m hunne Vergadering, over 'thouden der Na- C63oGROTIUS Verantw' CaP- 2lx-w- 246. Branbt U.Dedj Ik) UïTJSNBOt. Memor. hy Urandt II. Deel, bl. 6%i. L bhm- 14 A"S'm?'M'l™' r4°*hy ERANUT n: ie) Brandt II. Deel, bl, O&j  k XXVIII. BoËk. HISTORIE. ïff Nationaale Sinode, terwyl men, ter Staatsvergaderinge van Holland,bezig was, óm de zaaken tot eene Provinciaale Sinode te bereiden. VierGewesten,Gelderland,Zeeland (ƒ), Friesland en Groningen en de Ommelanden zogten de Nationaale Sinode, door de algemeene Staaten, te doert vastftellen, by meerderheid van ftemmen: waartegen, de meeste Leder» van Holland begreepen, dat hun geene Sinode kon overdrongen worden, tégen hühnefl dank; alzo elk Gewest, by het dertiende Artikel van de Utrechtfche Vereeniging van den jaare 1579 , de befchikking der zaaken van den Godsdienst aan zig zelf behouden hadt. Utrecht en de meerderheid van Overysfel waren 't eens met Holland. Maar alle de Leden van Gelderland waren niet volkomen in een gevoelen met de drie overige Gewesten. Men. hadt, in dit Gewest, alleen by meerderheid van ftemmen, tot de Nationaale Sinode beflooten. Doch alzo de meeste Gewesten voor de Sinode ftemden, voer men, ter algemeene Staatsvergaderinge, voort, niet het maaken van voorbereidfels, tot het houden der zelve. Ernftig, nogtans, werdt hiertegen geprotesteerd, van wege de Staaten van Holland, Utrecht en Overysfel. Maar tegen dit Protest, deeden Dordrecht, Amfterdam, Enkhuizen»' Edara en Purmerende een ander aantekenen 4 ter algemeene Staatsvergaderinge. Van den anderen kant, verklaarden aldaar Christofre] Biesman, Burgemeester van Nieuwmegen, en Henrik van Rrienen, wegens 't Kwartier der Ve- rawe, CD Inltr. voor en Rapp, van de Gedep, ter Gener. In handelde van 'sdaags te vooren, over ker5, kelyke zaaken, voor nietig en van onwaarde n hieldt." De twee Gelderfche Afgevaardigden betuigden ook, te bly ven by hunne voorige meening (g). Maar uit Overysfel waren, al in (#) Baudart. Memor. IX. Hoek, bl. 40 enz uytf.nbocaert, bl. 865 enz. Brandt II Deel, hl 632-638. (2) Cerrit Jakob IVitfen, die, wegens Amlterdamn I11 de Gekommitteerde Raaden zat.  XXXVIILBoek. HISTORIE. 179 ïn. Wynmaand, Gemagtigden van Deventer en van de kleine Steedjes Hasfelt en Vollenhove, die geene ftera hebben op den Landdag, verfcheenen in de algemeene Staatsvergadering, zig verklaarende voor het houden eener Nationaale Sinode, tegen 't gevoelen der meeste Leden van hun Landfchap (h~). Al het welke zulk eene verwarde gedaante gaf aan den tegenwoordigen toeftand der Regeeringe, dat men 'er niet dan fcheuring onder de Gewesten en onder de byzondere Leden van elk Gewest uit fcheen te konnen verwagten. De fchranderfte Remonftranten voorfpelden ook, federt eenigen tyd, dat men de Sinode zou willen houden, al was 't met verandering der gantfche tegenwoordige Regeeringe,waaruit zyde verdrukking hunner partye te gemoet zagen, Uitenbogaard in 't byzonder hadt,hierom, de zynen gezogt te beweegen, om de Sinode in te willigen, zo als zy van de Contraremonftranten begeerd werdt. Zelfs hadt hy gepoogd dit den Advokaat te beduiden, met aanwyzing, dat men, de Sinode eenvoudiglyk inwilligende , geene verandering van Regeering te wagten hadt, en meer hoop hieldt, om de zaak der Remonftranten eens herfteld te zien, al was zy fchoon in de Sinode veroordeeld. Doch de meeste Remonftranten begreepen, dat zy niets moeften helpen bevorderen, welk, huns oordeels, tot verdrukking der waarheid zou ftrekken. En Oldenbarneveld hadt den Leeraar te gemoet gevoerd, Wilt gy 's Lands geregtigheid •weg geeven; ik niet (f), De Sinode fcheen dan, in O) Brandt II. Deel, bl. r,~Z. Qij Uytenbog. Leven. Cap. XIII. tl. aöl. Dagrcg. op o, pril 1617. by Brandt 11. Deel, bl. 640. M 2 1617. Verwag- ting der Remonftrantenvan de Sinode. Aanmerkelykeredenen tusfchen den Advokaat en Uitenbogaard.  ■ito VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek; i&7. xx. t>e EngelfcheGezant Dudlei Karleton doet eene Rede tot aanraading der Sinode* in weerwil der verfchillende Leden, te moe■ ten doorgedreeven worden, of men moest de eenparigheid zoeken, door het veranderen der Regeeringe. Het eerfte was gevaarlyk, en zou zeer veel hebben toegebragt, om de befluiten der Sinode te doen klein agten: waarom men tot het Iaatfte beflooten heeft. Doch eer 't hiertoe kwame, werden, van wederzyde, verfcheiden' andere middelen gebruikt , om de Leden der algemeene Staaten en die van Holland ih 't byzonder,te brengen tot eenpaarigheid. Van den kant der vier Ge> westen, zogt men de Nationaale Sinode te vorderen , door tusfchenkomst van den raad des Konings van Groot-Britanje, wiens Gezant,Dudïei Karleton, op den zesden van Wynmaand, ter algemeene Staatsvergaderinge, eene Rede gevoerd hadt, waarin hy „ den oorfprong der p Remonftrantfche gevoelens niet hooger ft bragt, dan tot den tyd van Arminius, de Conn traremonftranten verklaarende voor aan-* ft hangers der zuivere oude Leere, die, door „ Refolutien, by meerderheid van ftemmen „ genomen, gekweld, verdrukt en tot afzon,j dering, welke men met den haatelyken naam 0 van fcheuring en oproer benoemde, gedron- 4 gen werden." Voorts merkte hy „ de U[j trechtfche Vereeniging aan, als gegrond op den Godsdienst: het punt, waarby elk gewest het regt gelaaten werdt, om over den f Godsdienst te befchikken, zag,meende hy,. 5 alleen op de handhaaving der zuivere Lee, re, niet op het invoeren van nieuwigheden." En naardemaal de gefchillen in verfcheiden Sewesten waren doorgedrongen, befloot hy, » dat  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 181 „ datzy, niet door eene Provinciasle; maar M door eene Nationaale Sinode, moeften wegw genomen worden. Hethouden van welk eene „ Sinode hy den Staaten, uit den naam zyns „ Meesters," want zelf was hy, meent men, nader in 't gevoelen der Remonftranten, dan in dat van hunne partyen (k) „ ernftelyk, aan„ prees (T)." De Staaten van Holland, of de meeste Leden derzelven, zig voelende geraakt door deeze Rede, verdedigden hunne Refolutien, vrymoediglyk, den Gezant voorhoudende „ dat de oorlog tegen Spanje, de oorzaak der Utrechtfche Vereeniging, niet om den „ Godsdienst begonnen was, maar om't fchen„ den der vryheden, handvesten en voorreg„ ten, van welken geen der minften was het „ regt van elk Gewest, om orde te ftellen op „ de Kerkelyke zaaken; onder welk regt zy „ begreepen de magt om onwettige kerkely„ ke beftraffingen te beletten; om Kerkendiew naars te ftellen en af te zetten; om zig te„ gen in- en uitheemsch geweld te verzeke* „ ren, en om te verhinderen, dat de Geregtsw hoven provifisn verleenden tegen de Refow lutien der Staaten i het naarkomen van wel„ ke Refolutien zy, overeenkomftig met den ,j raad, hun, door zyne Majefteit van Groot,, Britanje, voorheen gegeven, nog hielden „ voor het beste middel, om de Kerkelyke eendragt te verkrygen. De Nationaale S£ „ node was, hiertoe, huns oordeels, geheel „ ondienftig, zo wel als de beflisfing der ge- » fchil- f *) T. Rirch Negouai. front 1^92 tn tCn. p, 20=;. f O Zie IUuoart Memor. lX./joek, W.60. UffrcfiBOttAtsvr. M 3 Antwoord . der StaaJ ten van Holland op dezek ve.  182 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek: 1617. Weegfchaalvan KarletonsRedevoeringkomt in Uchc. XXI. Redevoeringen vat den Fra fchen Gezant „ fchillen. Ook begreepen zy nog, dat deeze „ Sinode hun, door de andere Gewesten, niet n mogt overdrongen worden (m)." Doch , behalven in dit antwoord, werdt Karletons Redevoering wederlegd , in een Boekje, zonder naam des Schryvers, in Slagtmaand, in 't licht gegeven, onder den titel van Weegfchaal. De Gezant hieldt 'er zig tzeer over gebelgd. De Koning zelf fchreef 'er over, aan de algemeene Staaten; die, eindelyk, fchoon zonder bewilliging van Holland, Utrecht en Overysfel, de Weegfchaal verbooden , duizend guldens beloovende aan hem, die den Schryver, en zeshonderd guldens aan hem, die den Drukker wist aan te wyzen. Doch 't Plakaat, waarby dit verbod gefchiedde, werdt, in verfcheiden' Steden, niet afgekondigd. Eenigen deeden, federt, fcherp onderzoek naar den Schryver, zonder hem te ontdekken (ti). De Sekretarjs der Staaten van Utrecht, Gillis van Ledenberg, werdt verdagt gehouden , dat hy de hand gehad hadt, in dit werkje (o). Doch, naderhand, is gebleeken, dat Jakobus Taurinus, Remonftrantsch Predikant te Utrecht, de Weegfchaal gefchreeven hadt (p). De Heer van Maurier, Gezant van Frankryk, deedt, op den derden van Slagtmaand, eene Rede, in de Vergadering der algemeene |j. Staaten, die, zonder dat 'er in gerept werdc van eene Sinode, onder anderen ftrekte,om de (m) Zie dit Antwoord by Uvtenboc. bl. 832-859. ( »5 Uytenbog. bl. 850 enz. f 0 ) Interrog, van Suyiefteyn. Art. LXXXUI. Interrog, van Ledenb. ran 10 Sept. Kit'»; Art. I. II. MSS. C;0 Uïtknboü. teven Cap. XIII. bl. 163.Cap.XJV.W.268,  XXXVIILBoek, HISTORIE. 183 de Leden te vermaanen tot eendragt, en dus beiden den partyen even zeer betrof, hoewel zy egter meest ten voordeele der Remonftrantschgezinden geduid werdt Qq). Wat laater, deedt hy diergelyke Redevoering, in de Vergadering der Staaten van Holland, dienende om de Leden van dit Gewest te vermaanen tot het verfchuiven van de beflisfing derzweevende gefchillen, tot dat men 'er, met meer bedaardheid, over zou konnen oordeelen: 't -welk alles was, wat, van den kant der meeste Leden, begeerd werdt (r). Doch Frankryks raad vond thans, by de meeste Gewesten, by ©enige Steden van Holland, en by Prinfe Maurits , veel minder ingang, dan ten tyde van Henrik den IV. De Koning was jong, en zyne Staatsdienaars zogten hunne eigen' grootheid meer, dan de eer des Koningkryks (V). Ook hadt men, hier, de vriendfchap van Frankryk thans zo noodig niet, als geduurende den oorlog. Des nagts na den zesentwintigften van Slagtmaand, vertrok Prins Maurits, in halte, uit den Haage, om eenige Hollandfche Steden , in perfoon, te beweegen, tot bewilliging in de Nationaale Sinode. Van 't aanftaande vertrek zyner Doorlugtigheid hadt men berigt gekreegen, te Leiden: doch niet van 't oogmerk zyner reize. Men was, hierom, bekommerd, dat hy de Waardgelders mogt komen afdanken, en, gelyk onlangs in den Briele gefchied was, ander Krygsvolk in de Stad brengen; (a) Zie Dr/vniiT, U. Deel, bl. 643. CO Zie Refol, Holl. 15 Dcc. 161?. bl, 249. BRAfwr 11. Deel, ih 073. Cf } Auiery Memor. p. 319, 370, 372. M 4 1617. Ma ariër tot eendragtftrekkeade. De Prins bezoekt eenige Steden in perfoon. Bekommering te Leiden.  184 VADERLANDSGHE XXXVIII.Boek, 's Prinfen Brief aan de Steden, gen ; waaruit verandering in de Regeering geipeld werdt. Men vondt, hierom, in 't byzyn van Hogerbeets, die egter toen nog geen' eed aan de Stad gedaan hadt, geraaden, de Schuttery, zonder tromfiag, in de wapenen te brengen, de klok, tegen den morgenftond, op te houden, en de poorten niet vroeg te openen: ook, zo haast 'er nadere tyding komen zou van de aankomst zyner Doorlugtigheid, hem, door gemagtigden, te verzoeken, dathy Leiden, voor deeze reize, niet geliefde te vereeren met zyne komst. Eindelyk, beflootmen, de nabuurige Steden, Haarlem, Gouda en Woerden, kennis te geeven van s Prinfen reize, op dat zy,insgelyks, op haare hoede mogten zyn. Doch deeze voorzorg was vrugteloos. De Prins vertrok op Delft, en voorts op Schiedam, Rotterdam, Dordrecht en Gorinchem. In alle deeze Steden, vermaande hy de Vroedfchappen , tot bewilliging in de Nationaale Sinode. Ook verdedigde hy 't gedrag der Geregtshoven, in 't verleenen van provifien, tegen de Refolutien der Spaaten. Voorts, drong hy op 't afdanken der Waardgelders, die, in eenige Steden, waren aangenomen (t). Zaaken allen, die zyne Doorlugtigheid hadt doen aanroeren , in eenen Brief, op den zelfden zesentwintigften vanSlagtmaand, aan de Steden van Holland afgezonden: in weiken brief, hy ook klaagde „ dat men, hier en daar, tot verkleiM ning van 't gezag, welk hy, altoos, over. ft 5, Krygsvolk gehad hadt, en hebben moest, den » be" CO RAimAiiT. Memör. ix. Uoek, 11.'//. ürahut ii. De^ V, 666, 66>. ' '« ' ' • ■ . s \  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 185 n bezettingen nieuwe beloften afgevergd hadt; 't welk hy meende niet verdiend te hebben, fchoon hy, desonaangezien, befloo.1 ten hadt, in zyne trouwe jegens de Landen, te volharden (V)," De Prins hadt deeze reis en 't afvaardigen des gemelden briefs noodig geoordeeld, tegen den tyd der gewoonlyke Dagvaart van Holland, die nu aanftaande was, en, op welke, ?t punt van de Sinode en anderen meer (tonden gebragt te worden, Midlerwyl, hadden de Afgevaardigden van Amfterdam, Enkhuizen, Edam en Purmerende den Gekommitteerdep Raaden, bezig met het ontwerpen der punten van befchryvinge , verzogt, in dezelven te doen ftellen eenige punten, 'tverfchütusfchen fommige Steden en de Geregtshoven, 't ftuk der Waardgelders, en 't ftellen van eenige orde, by voorraad, op de oefening van den Hervormden Godsdienst, op verfcheiden' Plaatfen, betreffende Doch de Afgevaardigden der Ste: den Haarlem, Leiden, Gouda, Rotterdam. Schoonhoven, Briele, Alkmaar en Hoorn, kennis van dit verzoek bekomen hebbende, begeerden, dat men deeze punten, als, haar? oordeels, ftrydig met 's Lands vryheden er met het gezag der Staaten, uit de befchryving laaten zou. Dordrechtverftondt, daarentegen, dar men den vier Steden te wille moest zyn. D.t Gekommitteerde Raaden, federt, vernomer hebbende, dat de Prins de punten, doordeviei Steden vporgefjaagen , ook goedgekeurd er verfcheiden' Steden aangepreezen hadt; zond' z< f'0 Zie den Brief !>y üpandt II. Deel, bh 668. M 5 \6\7. Verfchiï" onder de Steden over de. punten van befchryvinge- ' '"'  185 VADERLANDS CHE XXXVIII.Boek, Be Ad- vokaat zoekt, te vergeefs, van zyne ampten ontflaagen te worden. XXII. Voorflag der vyf Steden op 't (luk ''er Sino- i de. ; ) ] Andere * voorflag. , > r x i) ze den Leden der Vergaderinge toe, nevens de aanmerkingen, welken 'er, door de agt Steden , tegen gemaakt waren (V). De Staaten vergaderden, hierop, den agtften van Wintermaand. De Advokaat Oldenbarneveld, federt eenige weeken, in den Haage te rug gekeerd, verzogt, op deeze Dagvaart, gelyk hy, te vooren, meermaalen gedaan hadt, ontflaagen te worden van zyne ampten, zig beroepende op zyne hooge jaaren en zwakheid; doch men oordeelde, in 't gemeen, zynen dienst niet te konnen misfen (w). Hy liet zig dan beweegen, om in denzelven te volharden. De vyf Steden, Dordrecht, Amfterdam, Enkruizen, Edam en Purmerende, ziende de overige Leden gezind tot het byeenroepen eener Provinciaale Sinode , floegen voor w dat de , Staaten dezelve zouden konnen befchryven, mids zy, te gelyk, bewilligden, in het hou, den der Nationaale Sinode, na dat de Pro, vinciaale zou geëindigd zyn; van welke Na, tionaale Sinode het ontwerp eerst zou her, zien worden, in de Vergadering van Hol, land; en, daarna, in de Vergadering der , algemeene Staaten, worden vastgefteld." Dus neenden ze den meesten Leden wat nader geurnen te zyn; doch deezen deeden, federt, enen anderen voorflag. Zy begeerden „ dat , men eene Provinciaale Sinode byeenriep, , niet om de gefchillen aldaar te beflislén; , maar om eenen voet te beraamen, op wel-' , ken men eikanderen zou konnen verdraa- Y> Sen» fv> Refol. Holl. 31 N»y. 1617. tl. 253. Trisiand. bl. o8u RANDT II. Ütfli bl. 671. iwj Refol.Holl. 13Dcc. lór/.hl.245. Bhanbt II.Dicl,U.6j&  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 187 „ gen, overeenkomftig met de genomen'befluiten " Maar men kon eikanderen niet overhaalen. De Steden, die voor de Nationaale Sinode yverden, werden, eerlang, geftyrd door de ftem van Schiedam, welk haare zyde koos f». Verfcheiden' andere Steden wankelden van gelyken. Doch die van Haarlem leverden, in Louwmaand des jaars 1618, eene Verklaaring in, behelzende „ dat zy, m den w aanvang en in 't heetst van den oorlog te„ gen Spanje, de eerften geweest zynde, die t ,, Spaansch geweld, lang en kloekmoedig, hadden wederftaan, om, ware t mogelyk, 1 'sLands vryheden te befchermen; nu, met „ droefheid, befpeurden, dat de ftaatswyze Refolutien, eenigen tyd herwaards, wemg' lyk, genomen, ten onregte, doorgeftieeken en vrugteloos gemaakt waren, tot ver„ kleining van 't gezag der Staaten, en van dc voorregten en vryheden des Lands. Dat mei: „ dit zelfde gezag, in openbaaren druk, te keer ging. Dat de Geregtshoven provifiei !' verleenden, tegen de Refolutien der Staa %, ten, en tegen de Privilegiën, geregtigheder „ en gebruiken der Steden. Dat men de Wet houders, op verfcheiden' Plaatfen, gedreigd, „ op fommigen, openlyk, aangetast hadt. Da de verkiezing der zeiven, opfommige.Plaat ' fen, niet vry geweest; maar, door oproer „ afgedrongen geworden was. Dat de Kerken 4 dienaars en goede Gemeente, zig houden Z de aan den Hervormden Godsdienst, doel „ alleen in 't ftuk der Predestinatie verfchil » „len 00Trigland.bl. 963,1042enz. UïTenbog. bl.Ö80,331,85a, 1617. MeikwaardigeVerklnaring van Haarlem. 1  188 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. „ lende, door anderen, uit de Kerken gejaagd „ openlyk gehoond, mishandeld en beroofd* „ werden. Dat eenige Kerkendienaars zig zelfs „ afzonderden van hunne medebroeders, die „ 't, in dit ftuk, met hen eens; doch naar de „ Kerkenordening van den jaare 1591 beroe„ pen waren, ofte werk gingen. Dat men, in „ gedrukte fchriften, andere verfchillendege„ zindheden gedreigd hadt, met verjaaginge „ uit den Lande. Dat 'er, tegen dit alles, tot „ hiertoe, geene behoorlyke orde gefteld, of » ^gevoerd was ; maar dat, in tegendeel, „ fommige ongeruste Perfoonen, door de Wet„ houders der Steden, zynde uitgezet, hy an» deren, gehandhaafd werden. Dat eenige Ste„ den, verre van den vyand gelegen, bezwaard „ bleeven met bezettingen , zonder dat men „ wist, of, by dezelven, niet ietzouonderno„ men worden, tegen de Wethouders, of tq„ gen de rust der Steden, onder dekfel van „ Godsdienst, in plaats van dat zy de Wet-. „ houders zouden behooren te befchermen: „ al het welke die van Haarlem bewoogeri „ hadt, om, voor het bewilligen in de ge„ woone oorlogslasten , waartoe de tegen„ woordige Dagvaart, onder anderen, aan,p gelegd was, te verklaaren; „ 1. Dat zy bereid waren, het regt en 't ge-, „ zag der Staaten van Holland en Westfries-, land, des Stadhouders en derGekommitteer„ de Raaden, in zaaken van Staat, Oorlog, Re9 geeringe en Geldmiddelen, met het gene 'er; aan vast was, ook het gezag der Geregtsho- ven, in 't gewoon beleid van 't Regt, en , der Officieren en Wethouderen, in de S.t$- „ de:i  jtKXVlil.BoEX. H I S T O R 1 E. 189 ^ den en ten platten lande, in al wat hun ,j Ampt betrof,te helpen handhaaven, naar- komende en doende naarkornen de Refol lutien, die, by de Staaten, eenpaariglyk, of, buiten zaaken van belasting, aanneaft ming van oorloge en Regeeringe, by meer„ derheid van ftemmen, genomen waren. ft 2. Dat zy de Uniè'n, verbindtenisfen en & verdragen + voor deezen, tusfchen de Lep den van Holland en Westfriesland, onder- ling, en met andere hunne Bondgenooten, p gemaakt, wilden naarkornen, én eikanderen byftaan, met goed en bloed, tegen de Spaann fche tiranny, en allerlei uit- en inheemsch\ „ geweld, en verkragting der regten en vry^ ^ heden van 't Land en de Steden. „ 3.Dat zy, ten dien einde, de Regeerders P der groote en kleine Steden wilden handhaa?? ven, by derzelver wettig gezag; befchermen iy tegen daadelykheid, en niet gedoógen, dat p iemant tot dë Regeering der Steden werdfi n gevorderd, anders dan door vrye en wettigs ft verkiezing: te gelyk doende herftellen,'t geft ne, hiermede ftrydig, ondernomen was. „ 4. Dat zy den Evangelifchen Hervormden ft Godsdienst wilden blyven verdedigen, zon„ der egter toe te laaten, dat op iemants geft loof onderzoek werdt gedaan, noch dat def) andere Gewesten, buiten bewilliging van dié ft van Holland, hierop, eenige Ichikking beft raamden. Voorts wilden zy de zweevende ft gefchillen, met gevoeglyke middelen zoekenft neder te leggen -, terwyl zy nogtans verftonft den, dat de Kerken in t bezit van wettej, lyk beroepen' Dienaaren en va» derzelver' „ Ge~ 1618.  iqo VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek, 1618. „ Gemeenten bleeven, en dat alles wat daar „ tegen , geweldiglyk , ondernomen was , n herfteld werdt. „ 5. Dat zy de Geregtshoven wilden erw kennen , en verdedigen , naar derzelver yy Lastbrieven en Berigtfchriften, mids zy „ geene provifien verleenden, tegen de Re„ folutien der Staaten, of tegen de vryheden „ en geregtigheden der Steden, vooral niet „ tegen het oud gebruik, volgens welk de n Steden, in Crimineele zaaken, buiten ge.„ woonlyk Regtsgeding, afgedaan, den Ho„ ven niet onderworpen waren. „ 6. Dat 's Lands middelen gebruikt zouden „ worden, niet flegts tot afweering van uit„ heemsch geweld, maar ook tot verdediging „ van alle goede ingezetenen, tegen allerlei over„ last aan lyf'en goed, die hun, zelfs onder dekn fel van Godsdienst, mogt worden aangedaan. n 7. Dat het Krygsvolk, bezetting houdende „ in Holland, of ook in andere Gewesten, doch yy door Holland betaald wordende, des vern maand zynde, verpligt zou wezen, boven den algemeenen, volgens het zevende punt w der Unie, te doen eenen hyzonderen eed aan „ de Steden en Gewesten, daar zy lagen, en derzelver Regenten en ingezetenen te ben fchermen en by te ftaan. „ 8. Dat zy zig, uit kragte der voorheengen maakte Unien en Verbonden, verpligt reken„ den, om elk, wicn, om de gemelde oorzaaken, „ eenig letfel aangedaan of gedreigd werdt, te „ befchermen, met lyf en goed, en 't gene, hiermej, de rtrydig, gefchieden mogt, fpoedigtehel„ pen herftellen. Ten befluite, verzogten ze, » dat  XXXVIÏI.Boek. H I S T O R I E. 191 „ dat elk Lid, voor 't bewilligen in dekrygs„ lasten, zig, opde voorgemelde punten, ron" delyk , geliefde te verklaaren , op dat de j, bewilliging eenpaariger mogt konnen ge„ fchieden (y)." De zeven Steden, Leiden, Gouda, Rotterdam, Schoonhoven, Briele, Alkmaar en Hoorn, voegden zig met die van Haarlem, in het doen der gemelde verklaaring. Verfcheiden' andere Leden betuigden, niets te gen dezelve te hebben, mids men, op de begeerde herftelling, niet Verder dronge, dan dezelve gevoeglyk zou konnen gefchieden. De Steden zeiven, die, in 't Kerkelyke, verfchilden van de meerderheid, verklaarden, dat zy de Wethouders wilden handhaaven; 't welk het voornaamfte was , welk de anderen bedoeld hadden: waarop, na 't wegneemen van eenige andere zwaarigheden, de Steden allen in de gefneene lasten bewilligden (z). Doch eer dit nog gelukte, hadden Johan Skytten, Gezant des Konings van Zweeden, voor de eerfte, en de Franfche Gezant Maurier, voor de tweede reize, ter Vergadering van Holland verfcheenen zynde, de Leden, ernftelyk, vermaand, tot eendragt. Mauriei ftondt hierop, in 't byzonder, ftil „ dat de „ Kerkelyke gefchillen behoorden bygelegc „ te worden, door zagte middelen, in eene „ Provinciaale Sinode (V)." Doch alzo de Ko nin- OO Zie deeze Verklaaring by. Grotius Verantw. Cap. XIX lil. -36 Verg. Refol- Holl. 27 Jan. \(n%. bl. 26. 'z) Grotius Verantw. Cap. XIX, bl. 243. ISrandt II. Deel U. 721 • Ca ) Zie Brandt II. De.el, bl. 733, 722. en Refol. Holl. a< Ifnart ibïi. bl. 57. 16*1 s. Verfcheiden' Steden ftemmen de Verklaaring van Haarlem toe. De Gezantenvan Frankryk en Zweeden vermaanendie van Holland tot eendragt.  i9a VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek dordeéleto over Verklinrirfg ïfcariem. rtingen van Frankryk en Zweeden beide, in deezen tyd, onderfteuning begeerden van den' Vereenigden Staat, die, zouden zy ze verkrygen , eenpaariglyk , zou moeten ingewüligdt worden, is 't ligtelyk te begrypen, waarom zy to zeer op de eendragt der Gewesten en Steden drongen. Maar fchoon de Leden tier Dagvaart van Holland zig niet fterk gekant hadden tegen de Verklaaring van Haarlem, opdat de bewilliging in de gemeene lasten, te ligter, doorgaan mogt, werdt dezelve, buiten de Vergadering, van allen, die der Contraremonftrantfche zyde waren toegedaan, fcherp overgehaald; gelyk de goedgunners der Remonftranten, daarentegen, deeze Verklaaring, die, eerlang, in 't licht kwam, hooglyk preezen. Men geloofde, in 't gemeen, dat zy opgefteld was, door Joan de Haan, RomboutHogerbeets en Hugo de Groot, Penfionarisfen van Haarlem? Leiden en Rotterdam (b); en, uit den ftyl derzelve, vermoed ik, dat de laatfte daarin de voornaamfte hand gehad heeft. Ook ontkent hy dit niet, in zyne Verantwoording. Alleenlyk geeft hy te verftaan, dat de andere Afgevaardigden der agt Steden, midsgaders de Advokaat Oldenbarneveld hunne aanmerkingen over de Verklaaring hadden gemaakt, eer zy werdt ingeleverd (c). Men deedt ze, egter, op den naam van Haarlem, waarfchynlyk, om dat deeze Stad, na Dordrecht, de eerfte ftemmen moest. Voorts, werdt de Verklaaring, terftond, in het Fransen, overgezet, verinoedelyk door (b") Grotïhs Verantw. Ca'pl X'X. bl. a"^ Ct) Grotius Veramw. Cc//. XlX. bl. j  XXXVIÏIiBoBK. HISTORIE, i9$ Uitenbogaard (i), en, heimelyk, naar Frankryk en elders buitens Lands, verzonden. Ten minfte, werdt dit laatfte, uit den Haage, naar Ucrecht, gefchreeven (Y), fchoon de Groot, daarna, betuigd heeft, hiervan, geene kennis gehad te hebben (f). Doch in de Verklaaring, die, terftond, in elks handen kwam, vonden veelen bedenkelyk dat men voorhadt, 's 5, Lands middelen te befteeden, tot het hand?, haaven der tegenwoordige Regeeringe, wel?J ke men, niet zonder vrye en wettelyke vern kiezing, wilde veranderd hebben; dat men n erkende, geen vertrouwen te ftellen op de ,3 bezettingen, en fommige Steden aanmerkw te als daarmede bezwaard; en dat men de andere Gewesten geen gezag altoos, in 't Ker„ kelyke, over Holland, wilde laaten oefenen." By al het welke nog kwam, dat men 't gene in de Verklaaring gezeid werdt van Unien en Verbindtenisfen, onder anderen, toepaste, op zekére heimelyke Verbonden, onlangs, tusfchen de agt Steden onderling, en met een of twee Gewesten, geflooten, 't welk men hieldt te ftrekken, tot fcheuring in den Staat. Maar fchoon 't my, uit vergelyking van verfcheiden' fchriften en ftukken , niet onwaarfchynlyk voorgekomen is, dat men, ten deezen tyde, over zulke verbonden, in heimelyke onderhandeling, geweest is, en, veelligt, reeds eenig onderwerp daarvan op 't papier gebragt hadt (g); heb Cd) Zie zyn Leven en Verantw. Cap. Xtlt. tl. 260. C e) 'k'itf der Gedep. van Utrecht ter Gener. van ii Febr. I6i3. aanseh. in de Interro.üat. van J. van llenesfc van Suyleiteyn. Art. LXVW. LXIX- M. S. Cf) Grotjus Verantw- Cap. XlX. bl. 245. Cg) Brief, bovengemeld, in de genoemde Interrogat. Art, LXX, LXX1. Zie ook Uvtijnbog. Leven Cap- XIII. bl, aSo. X. Deel. N it>i8; Agterdogt,door dazelve , in andere Steden verwekt.  1*8. XXIII. 'rins (70 Zie tleczc Procuratie hy Brandt II.Deel, Ityvoegf. hl. 089.' Baudart. Memor. X. Hoek, hl. 7. Grotius Verantw. Cep.XlX, 1^4 VADERLANDSCHE XXXVIILBoek. heb ik egter niet konnen ontdekken, dat men, ■ immer, tot het fluiten derzelven, gekomen is, ten ware men aan de Verklaaring van Haarlem zelve, die, door de zeven Steden, aangenomen was, den naam van afzonderlyk verbond geeven wilde: in welk geval, men, door de verbonden, in deeze Verklaaring gemeld, de oude verbonden, en, byzonderlyk, de Utrechtfche Vereeniging zou moeten verftaan. Doch deeze en veele andere uitdrukkingen in de Verklaaringe werden zo opgevat, als of de agt Steden en anderen eenig geweldig befluit genomen hadden, ten nadeele der gemeene Vereeniging , en tegen het wettig gezag zyner Doorlugtigheid. De Volmagt, in Bloeimaand hier aan volgende, door de agt Steden, aan haare Gemagtigden ter Dagvaart gegeven, {trekkende , om onderling en met de andere goede Steden te beraamen zodaanige middelen, als men, tot voorkoming van gedreigde of gevreesde daadelykheden, zou noodig of dienftig oordeelen, bragt ook veel toe, tot voedfel van de agterdogt, die men reeds tegen de voornaamften deezer Afgevaardigden hadt opgevat. Zy zeiven waren 'er niet onkundig van , en hadden, hierom, in 't byzonder, begeerd, dat de Steden, by deeze Volmagt, alles wat hun, wegens 't gene zy, uit kragte derzelve, verrigten zouden, overkomen mogt, ten haaren laste zouden neemen;gelyk gefchied was(A). Terwyl de gewoone Vergadering van Holland  XXXVIILBoek. HISTORIE. 195 land nog zat, vertrok de Prins, in Lentemaand, naar Gelderland, en, in Bloeimaand, naarOverysfel, om de Landdagen, aldaar, byte woonen, en deeze Gewesten, tot eenpaarige bewilliging in de Nationaale Sinode, over te haaien. Ook porde zeker verfchil met eenige Nieuwmegenaars hem tot de reize naar Gelderland, 't Getal der Remonstranten in dit Gewest was, federt eenige jaaren, fterk toegenomen, vooral in 't Kwartier van Nieuwmegen, daar zy, door de Regeering, begunftigd werden. Ook hebben wy gezien, dat Christoffel Biesman, Burgemeester van Nieuwmegen, zig, inden Haage, tegen 't beroepen eener Nationaale Sinode, buiten bewilliging van Holland, verklaard hadt. De Regeering in deeze Stad was verdeeld. Tien Leden waren tegen, zeven voor 't houden der Nationaale Sinode. Prins Maurits hadt , in Hooimaand en Slagtmaand des voorleeden jaars, de oneenigheid, reeds, door Gemagtigden, gezogt by te leggen; doch 't was niet gelukt. Eenigen uit de burgerye, die 't met de minderheid hielden, hadden zyne Doorlugtigheid, federt, een'Lyst toegefchikt van zulken, die zy, by de aanftaande verandering der Regeeringe, in Louwmaand, gaarne tot Burgemeesters, Raaden en Gemeentsluiden aangefteld zagen; niet zonder, in een bygevoegd gefchrift, de meeste tegenwoordige Regenten lelyk af te fchilderen, en voor Arminiaanen uit te maaken. Doch deezen, hiervan kennis bekomen hebbende, vervoegden aig, insgelyks, by den Prinfe, hem verzoekende , in 't kiezen der nieuwe Wethouderen, agt te geeven op hun meeste genoegen: 't welkzy N a ver¬ wijf. Maurits vertrekt naar den Landdag, te Arnhem. Verander ring der Regeeringe, ti Nieuwmegen.  1618. 196 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek; verklaarden te zyn, dat van het grootfte deel der Burgerye. Doch alzo hun verzoek niet uit den naam der gantfche Wethouderfchap gefchiedde , floeg 'er de Priné weinig agt op. Zy merkten 't, en beflooten, federt, de Wet te veranderen, op den gewoonlyken tyd, zonder den Prins te kennen. Zie hier, op welken grond. Nieuwmegen hadt, als eene vrye Ryksftad, van oude tyden af, het regt gehad, om zyne eigen' Wethouders te ftellen; 't welk, door Gemagtigden der Burgerye of Gilden, plag te gefchieden. Men hadt dit regt zelfs voorbehouden, toen de Stad, in den jaare 1248, aan Otto den II, Graave van Gelder, verpand werdt (1). Doch by 'tovergaan der Stad aan Prinfe Maurits, in den jaare 1591, werdt deMagiftraatsbeftelling, geduurende den oorlog, verbleeven aan den Prinfe, als Stadhouder van Gelderland, van wege de algemeene Staaten Ook hadt hy ze, federt, gedaan; wordende hem de nieuwe Regenten, jaarlyks, voorgeflaagen, door de ouden. Maar het Beftand, dat, in veele opzigten, naar eene volkomen' vrede geleek, als waardoor veelen, zelfs in verbeurd verklaarde goederen en voorregten, herfteld werden, hadt, meende men, een einde van den oorlog gemaakt, en derhalven ook van het Verdag, wegens de beftelling der Wet (0- De Prins oordeelde, daarentegen, dat het Beftand niet; maar eene volkomen' Vrede alleen voor het einde van den oorlog kon gehouden worden ; en dat hy, hierom, het regt behieldt, welk hy, by 't CO ZU II. Deel, bl. 384. C*) Zie VIII. Deel, bl. 360. ( O Rsmonftrantie der ontfl. Regent, aan de Staat. Gen. MSS  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 197 ?t overgaan der Stad, bedongen hadt; gelyk men 't hem, verfcheiden' jaaren na 't fluiten van 't Beftand, onverhinderd, hadt laaten gebruiken. Hy begaf zig dan, tegen den tyd der gewoonlyke verandering, in Louwmaand deezes jaars, naar Nieuwmegen, verzeld van den Kantzier, twee Raaden en een' Rekenmeester van Gelderland, nevens den Rigter van Veluwen-Zoom. De bezetting kreeg last, om zig gereed te houden, tot het weeren van beroerte, voor welke zyne Doorlugtigheid bedugt was; alzo de burgers, in 't vermoeden geraakt, dat de Prins voorhadt, iet te doen tot krenking hunner Privilegiën, Vertoogen hiertegen gereed maakten, en tekenen lieten. Hierna begaf zig de Prins naar 't Raadhuis, daar de gantfche Wethouderfchap bedankt, doch te gelyk verzogt werdt, in een ander vertrek, nog een weinig te willen toeven. Zy verdeelde zig egter in twee byzondere Kamers; waarna de Prins eenigen uit de genen, die, te vooren, de minderheid gehad hadden, ontboodt, om ze, nevens eenige nieuwen, aan te ftellen. Doch zy weigerden, op éénen na, zig, van nieuws, te laaten beëedigen. Op hun verzoek, werden, daarna, alle de ontflaagen' Regenten ontbooden by den Prinfe: wienzy, by monde van den Syndicus, Joan Biel, voorhielden, dat de tegenwoordige wyze van handelen ftreedt met de Privilegiën, en dat het Verdrag van den jaare 1591, met het Beftand, geëindigd was: 'twelk zyne Doorlugtigheid ontkende. Waarna Biel, uit den naam der ontflaagen'Regenten, prote fleerde tegen 't gene 'ergefchied was; zig van het zelve beroepende op de algemeene StaaN 3 te»s  198 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek, ten, uit welker naam de Prins, in 't jaar 1591, - verdraagen was, en van welken hy, meenden ze, nu gelast moest geweest zyn. Doch de Prins vondt niet geraaden, hun Protest te aanvaardden. Ondertusfchen, traden zy zei ven tot eene nieuwe Magiftraatsbeftelling. De Prins ftelde ook nieuwe Wethouders, onder welken, meen ik, maar één uit de ouden was. De Gemeentsluiden werden ook veranderd, door zyne Doorlugtigheid. De Sekretarisfen, de Roêdraagers, de Poortiers en Boden kreegen last, om geene andere Wethouders te erkennen, dan die, door den Prinfe, gefteld waren (jn). De anderen vervoegden zig, federt, aan de algemeene Staaten, en aan de Staaten van Holland, klaagende, over 't fchenden hunner vryheden. De agt Steden beflooten , terftond, ten voordeele der klaagende Regenten, te fchryven aan de Staaten van Gelderland. Doch Dordrecht en de vier anderen wilden niet gedoogen, dat de Brief, op den naam der Staaten, afgezonden werdt: waarom hy te minder klem hadt, in Gelderland (n). Wat den algemeenen Staaten betreft, zy hoorden den Prins, in hunne Vergadering, tegen die van Nieuwmegen, en weezen deezen, daarop , naar de Staaten van Gelderland, die zyner Doorlugtigheid, in Lentemaand, in perfoon op den Landdag verfcheenen, in alles gelyk gaven, en dankten, voor 't gene hy, tot herftelling der orde en rustte Nieuwmegen, gedaan Cm*) Brief van Gcerück van Jen Capelle, Martin Gregory, llcnriek van Esfen, Goosfen van Pèriek en Jan van Golcjleyn aanhuiln-. Hoog. Mog in dat» T3r Jtnuary i(5t8. lil&. O') Refol. Holl. 24 Fibr. 23, z^Maart 1618. bl. 49, 73)75» 76, 77. Brandt II. JJsel, bl. 709.  XXXVIILBoek. HISTORIE. iep daan hadt. 't Gene Biesman en van Brienen, te vooren, in den Haage, verklaard hadden, werdt hier ook veroordeeld, als ftrydende met het befluit des Landfchaps. Voorts beflooten de Staaten, eenpaariglyk, hunnen Gemagtigden in den Haage te belasten, op het houden der Nationaale Sinode, ernftelyk, aan te dringen, en, te gelyk, overeenkomftig met eenen voorflag van'zyne Doorlugtigheid, op het afdanken der Waardgelders in Holland (V)- In Bloeimaand, vertrok de Prins naar den Landdag in Overysfel, die toen, te Deventer, gehouden werdt. Hy verzogt, hier, den Staaten ,3 dat zy toch in het houden der Natio,3 naale Sinode wilden bewilligen, alzo men „ niet voorhadt, dezelve te doen ftrekken, 5, anders, dan tot bemiddeling der gefchillen s, in 't Kerkelyke, zonder de Gewesten, of der„ zeiver Leden ergens in te verkorten, of ie53 mant, terzaake van den Godsdienst, te be• „ zwaaren." Hy voegde hierby „ dat men de „ Gewesten , die nog zwaarigheid maakten, j, met goede redenen, zou zoeken te brengen ,3 tot bewilliging, en dat de befluiten der Si„ node niet van waarde gehouden zouden n worden, dan na dat ze, door de Gewesten, goedgekeurd en bekragtigd waren." En onder deeze voorwaarden, bewilligden de Staaten, eindelyk, in 't houden der Sinode (J>), hoewel Kampen, daar men ftrengst was, tegen ro) Baudart. Memor. X. Boei , bl. 7. Landd. Recesl". dei Staat, van Geld. van XIII. en XIV. Maan by Bra.ndï II. Dal, ^'(p^zle Refol. van Ridd. en Steden by Grotius Verin»* Gap. V. bl. 49» N 4 161%. De Prins haalt O-' veryslet over, tot bewilliging in de Sinode.  XXIV. Schimpfchrifcentegen den Advokaatge- itrooid. Kwaad vermoeden van den Prinfe op den Advokaat. Merkwaardigewoordeu, den Prinfe. ioo VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek, gen de Contraremonftranten, het befluit langst tegen hieldt. 't Befluit der Staaten werdt, egter, niet voor Oogstmaand (q), in den Haage gebragt; wanneer de zaaken, in Utrecht, reeds geheellyk veranderd waren van gedaante, en, in Holland, op 't punt ftonden van te veranderen, gelyk wy, wel haast, zien zullen. In deezen ftaat der zaaken, waren de Regenten van veele Steden van Holland, en die van de Stad Utrecht in merkelyke bekommering, ziende de dingen eenen gantsch anderen zwaai neemen , dan zy gehoopt hadden, 't Strooijen van fchotfehriften tegen den Advokaat Oldenbarneveld, nam, van tyd tot tyd, toe. Een kwam 'er, ten deezen tyde, in 't licht, getiteld Praktyk van den Spaanfchen Raad, waarby hy vertoond werdt, als hadt hy geld genooten van Spanje. Een ander, Noodwendig Discours genaamd, drong op eene geweldige verandering in de Regeering. Sommigen hebben Franeois van Aarfens voor den opfteller deezer fchriften gehouden (f). De Prinfesfe Weduwe van Oranje verhaalde aan iemant,, dat „ men Prinfe Maurits uit Brusfel gefchreeven „ hadt, dat Oldenbarneveld geld," fommigen fpraken van geheele koflèrs met gouden piftoletten (s~) n uit Spanje ontvangen hadt, en dat „ zyne Doorlugtigheid hieraan ten deele geloof „ floeg." Ook blèek dit, uit zeker zeggen van zyne Doorlugtigheid, 't welk Uitenbogaard fchryft, uit den mond van zekeren geloofwaardigen Edelman , die 't van den Graave van Kui- Xf) TIVTENEOG. bl. 0f)8. TRtOLAND. U. 1059, leöü. ( r ) Aobeky Memor. p. 30", ,;cx.. ' Csj'K. Brandt Leven van U- ie Groot, bl. tigt  XXXVIILBoek. HISTORIE. aai Kuilenburg verklaarde verftaan te hebben. Aan ,deezen Graave, hadt de Prins geraaden „ de j, party, welke hy toegedaan was, niet langer n te volgen, of dat het hem fchadelyk zyn zou, n alzo deeze party," meenende daarmede, naar 't fchynt, den Advokaat en de zynen, M naar Spanje wilde." De Graaf vraagde naar bewys. 't Is nog geen tyd, werdt hem geantwoord, men moet eerst platte formen fcheeren over eenigen. ?o men, hernam toen de Graaf, dien weg in wil; dat''s regt naar Spanje: waarop hem te gemoet gevoerd werdt, Beter zo dan anders; men zal haast zien, wie de fty/fte beurs heeft (Y). Doch lang van de vooren (3), zoude Prins aan de Prinfesfe Weduwe, uit wier mond, Uitenbogaard het te boek fielt, gezeid hebben, dat het gefchil niet beflist zou worden, dan door de wapenen Cu). De Blaauwboekjes hielden geen' laager' toon. In zeker fchotfchrift, gefchreeven met de eigen' hand en naamtekening van Jan Dankerts, voorheen Notaris in den Haage Cy), nu te Amfterdam; die, wegens een diergelyk, ten tyde van 't B eftand gemaakt, door voorfpraak van Uitenbogaard, vergiffenis verworven hadt(M'); werdt de Advokaat gedreigd , met een Crimineel regtsgeding. Voorts las men 'er in „ dat men hem voet by ftuk zetten, en te bewyzen zou, dat hy honderdentwintigdui„ zend Dukaatjes ontvangen hadt. Uitenbo- » gaard, (O Uytenbog. by I5nAf-'i)t II. Deel, bl. 744. Zie ook UrTF.nbog Leven Cap. X. bl. 171. ■ O) Uytenbog. hoven Cap. X. bl. 122. (.v) Uytenbog. Leven cn Verantw. Cap. X. bl. 1*9. t'wj Zie Refol. Holl. lü, 11 Juny 1608. bl. 123, ia.]. (3) Den agtften van Wiiuennaand des jaars 1616". N 5 16.8. toegefchrecven. Vuil fchotfchriftvan jan Dankerts.  Itfi8. De maaker raakt in hegtenis. ftoa VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. „ gaard, ftondt 'er in, hadt tagtigduizend gul„ dens, in gouden Albertinen, getrokken, 't „ welk men hem, in zyn bakhuis, hadt aan„ gezeid." Gaat, las men verder, totBrusfel, 't /iaat daar klaarlyk gefchreeven, op VRegister, daar de andere geflreeldenftaan, met naam, en toenaam. 'tGefchrift, welk deeze en andere dingen behelsde, was den maaker ontvallen, te Amfterdam, werwaards hy gevlugt was, uit vreeze voor den Fiskaal van den Hove, die, uit andere oorzaaken, onderzoek op hem deedt. 't Was opgeraapt, en den Advokaat ter hand gefield , die 't, in de volle Vergadering,bragt,te gelyk verklaarende n dat men hier een' fchry„ ver hadt, die niet, gelykdiergelykenplagten „ te doen, zynen naam verzweeg, maar voet by ftuk zetten, en zyne befchuldigingen bewyzen „ wilde. Hiertoe was hy ook, van zynen kant n bereid. Uitenbogaard niet minder. Hy be„ geerde dan, dat men Dankerts van Amfter„ dam haalde, en bewys afvorderde van 'tgene, „ hy gefchreeven hadt." Men befloot, hierop, naar Amfterdam te fchryven. Dankerts werdt in de gyzeling gezet; doch men begeerde hem niet naar den Haage te zenden; zig beroepende op. het Privilegie der Stad, volgens welk, de misdaaden , aldaar begaan, voor de bank van Schepenen, geoordeeld moesten worden. De Fiskaal Kin/chot trok naar Amfterdam met het boekje , om Dankerts te ondervraagen; doch men vondt niet geraaden, dat hy zig kweet, zo als hy meende te behooren Dankers zat in de gyzeling, tot dat de Advokaat gevat was (x% waarCO Itsfol. Holl. 7, II April zNoy. 1618. tl. 93, 98, 3S3«  XXXVIILBoek. HISTORIE. 203 waarna men hem losliet, en, eindelyk, nog beloonde , voor 't gene hy gedaan of geleeden hadt, zonder dat men den Advokaat immer iets van 't gene hem, door deezen mensch, aansewreeven was, geregtelyk, te last gelegd heeft fy\ Doch zulke en diergelyke befchuldigmgen, die, by't gemeen, veel te veel ingang vonden, bewoogen den Advokaat, op den raad dei Prinfesfe Weduwe van Oranje, tot het fchryven van eenen Brief aan Prinfe Maurits, die, eenige jaaren naderhand, gedrukt werdt. Hy was, der vierentwintigften van Grasmaand, getekend, en vervatte eene omftandige verdediging var des Advokaats gedrag, met eene fterke betuiging zyner genegenheid voor 't Huis van Nas fau (z> Te gelyk, fchreef hy een Vertoog aar de Staaten van Holland, welk, terftond, in Kent kwam. Zyne bedryven en dienften wer den, in het zelve, omftandiglyk, vertoond van dat hy eerst in 's Lands dienst getreden was totopdentegenwoordigentyd. In 't byzonder wees hy aan „ hoe zeer hy gearbeid hadt, on goed verftand te onderhouden tusfchen d „ Staaten en zyne Doorlugtigheid. Ookberie] „ hy zig, ten blyke van de dienften, door hem „ den Huize van Nasfau gedaan, op de brie ven en befcheiden, welken hy in handel hadt. Gefchenken verklaarde hy nooit be „ geerd of gezogt; maar fomtyds wel, voo „ beweezen' dienften, ontvangen te hebben Zyne goederen waren, zeide hy, allen eei Cy~) Uytenbog. Leven en Verantw. Cap. X. hl. 171 eni Hifi. hl. 918 enz. Cz) Ziedeezm Brief hy Uytenbog. hl. 943 en m is Wasrag HUL. van Ouinkhaïinüv. hU 132 tnz' lf>i8. Wordt geflfiakt en beloond.De Advokaatverdedigt zig, in eenen Brief aan den Prinfe , en in een Vertoog aan de Staaten van j Holland. t > > l ) 1 t C c  ProviJIoneele 0pening,tegen dit Venoog uitgegeven , wordt verbooden. 404 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek, „ lyk en wettiglyk verkreegen, waarop hy, 9 zo men 't goedvonde, onderzoek wilde laa9 ten doen. De verdere befchuldigingen, in „ Schotfchriften , tegen hem uitgeworpen, „ verklaarde hy voor openbaare lasteringen, „ zig, omtrent de meesten, beroepende op de „ kennisfe der Staaten zeiven." Ten befluite, riedt hy „ dat men den raad der Koningen „ van Frankryk en Zweeden volgde, en rust „ en eendragt zogt: dat de Gemagtigden ter n algemeene Staatsvergaderinge zig niet aan„ trokken, 't gene niet aan hun gefield was; „ dat zyne Doorlugtigheid , de Raaden van „ Staate, de Raaden ter Admiraliteit en de „ Gekommitteerde Raaden zig hielden aan • „ derzelver Berigtfchriften; dat het Regt ge„ handhaafd, en de Kamer van Rekening in „ goede orde gehouden werdt. Wanneer hier„ by eenigheid kwam onder de Staaten, ver„ trouwde hy, dat alles haast wederom her„ fteld zou worden (V). Doch het uitgeeven van dit Vertoog haalde den Advokaat eene nieuwe fneeuwjagt van naamlooze fchriften op den hals. Een, getiteld Provifioneele Opening, werdt zo lasterlyk geoordeeld by de Staaten, dat zy 't, by openbaar Plakaat, verbooden, vyf honderd guldens beloovende aan elk, die Schryver of Drukker ontdekte. By 't zelfde Plakaat, namen de Staaten den Advokaat, om zyne langduurige ïx\ getrouwe dienften, in hunne byzondere beCcherming en hoede (b~). Doch fommigen te-  XXXVIILBoek. H I S T O R I E. 205 kenen aan, dat men dit Plakaat, te Amfterdam, en in de Steden, die 't met deeze Stad eens . waren, niet liet afkondigen, 't welk de Schryvers van naamlooze fchriften, die zig, meent men, meest te Amfterdam onthielden, te ftouter maakte. Ook ftrooide men, ten deezen ty-de, uit, dat de Prins gezeid zou hebben, dat hy den Advokaat en de zynen zo fyn vermaalen zou als ftof (V). De meerderheid der Staaten van Holland ontwierp, omtrent deezen tyd, een Ver: oog aan den Prinfe, om by hun gezag gehandhaafd te worden (d). Doch 't blykt niet, dat het eenig gevolg gehad heeft, welk aan hunne verwagting beantwoordde. Zelfs twyfel ik, of het den Prinfe wel overgeleverd zy. Men floeg, in Zomermaand, ter Vergadering van Holland voor,om zekere gedrukte Remonjlrantien vanFrangois vanAarfens op te haaien, en hem het verder fchryven te verbieden (e). Doch ik vind niet, dat hierop iet beflooten werdt. 't Verhaalde toont klaarlyk, welke redenen van bekommering de Regenten van verfcheiden' Hollandfche Steden en van Utrecht, ten deezen tyde, hadden. Doch 'twordt tyd, dat wy zien, welke middelen zy in 't werk fielden, om de gevreesde verandering der Regeeringe te voorkomen; en welk eene uitkomst dezelven hadden. Verfcheiden' ongedrukte ftukken en befcheiden my, gelukkiglyk, ter hand gekomen, ftellen my in ftaat, om dit naauwkeuriger te doen, dan tot hiertoe gefchied is. Zo dra men, in den Haage, tyding kreeg van 1 O) Refol. Holl. 21 May 1618. bl. 122. UïTENBOG. tl. Q54, S p5i. Brandt II. Deel. 'bl. 751. C/O Zie het by Brandt II. Deel, bl. 75T. GO Refol. Holl. aa jfimy 1618. bl. 156, i6is. XXV. eweengen te  It5i 3. Uirecht en te Leiden, uit vreeze voor verandering,in de Regeeringe. * gepp- prcsfeerdt f by a'esfeitz. Voorfla- gen , oir, Schoonhoven , Woerden en andere Plaatfen te verze keren. .VXa öoS VADERLANDSCHE XXXVIILBoek; van de verandering der Regeeringe te Nieuwmegen, in Louwmaand deezes jaars, was men bedugt, voor diergelyke veranderingen , in veele Hollandfche Steden en in Utrecht. Joan van Renesfe van Zuileflein en Justus van Ryzenburg, Heer van Ryzenburg, waren toen, wegens Utrecht, afgevaardigd, in de Vergadering der algemeene Staaten. Ryzenburg fchreef, over 't gebeurde te Nieuwmegen, eenen Brief naar Utrecht, die, door hem en Zuileftein, getekend werdt. In deezen Brief, werden de ontflaagen' Regenten genoemd * verdrukte Hee'•ren, en vroomen, die men, f met opzet, voorhadt te verlaat en. Ook las men 'er in, dat zyne Doorlugtigheid , tegen reden en tst misnoegen van de goeden, op den voorflag vandievanNieuwme-> gen, ter algemeene Staatsvergaderinge, toegelaaten was (ƒ). Men was, ten deezen tyde, in overleg, om zig van eenige Plaatfen te verzekeren, tot voorkoming eener gevreesde verandering in de Regeering. Te Utrecht, hadden eenigen voorgeflaagen, dat men Schoonhoven verzekeren moest; 't welk anderen, in den Haage, niet wel fcheen tefmaaken. Doch, te Leiden, zou men gaarne gezien hebben, dat Woerden verzekerd werdt. Hiervan hadt de Predikant Uitenbogaard, te Leiden zynde, kennis gekreegen, uit den mond van den Penfionaris Hogerbeets, die op hem begeerd hadt, zulks te willen berigten, aan Adolf van de Waal, Heer van Moersbergen, die, toen, wegens Utrecht, in den Haage was, met verzoek, dat hy 'er, heimelyk, kennis van geeven wilde aan den Se- (ƒ) Interrog, rr.it Suylefteyn Art. LIX, —LXIII. SI. S.  XXXVIILBoek. HISTORIE, tof Sekretaris Ledenberg, op dat deeze, daartoe, in tyd en wyle, de behulpzaame hand bieden mogt; alzo men, te Leiden, voorhadt, met iemant van Woerden, wien men de zaak mogt toevertrouwen, deswege, in onderhandeling te treeden. Uitenbogaard deedt deeze boodfchap, en Moersbergen fchreef, 't gene men hem verzogt hadt, in Sprokkelmaand, aan Ledenberg (g): daarby voegende „ dat deeze zaak heimelyk behandeld moest worden, „ en dat 'er , in deeze tydsomftandigheden , j, voorraad van wapenen noodig was; dat men „ ook de Huizen te Duurftede, ter Eem en te w Abkoude behoorde te bezetten;" 't zy dat men, hierdoor, gelyk, daarna, verklaard werdt, het platte Land van Utrecht, tegen oproer, zogt te beveiligen (h), 't zy dat men 'er eenig verder inzigt mede gehad hebbe. Doch deeze overleggingen hadden geen gevolg. Midlerwyl, bleef men, te Utrecht, in geduurige vrees voor de komst van den Prinfe, uit welke men verwagtte, dat gelegenheid tot opfchudding genomen zou worden, die, waarfchynlyk, uitïoopen zou, op verandering der Regeeringe. Men hadt, hierom, al in Herfstmaand des voorleeden jaars, toen 'sPrinfen reis naar eenige Zuidhollandfche Steden op handen was, op Ledenbergs voorflag , eenen Brief opgefteld aan zyne Doorlugtigheid , ftrekkende, om hem te verzoeken van, voor deeze reize, niet te Utrecht te willen komen. Doch deeze Brief, die toen niet overgegeven werdt, bleef,eenen tyd tg") Uïtenboc. Leven en Verantw. Cap. XIII. U. vrj.sc'i, O) Interrog, van Suylefteyn Art. LXXIV.~-1,XXX1LM.S, i6i9. Vrees,te Utrecht, voor 's Prinfen komst. Men verzoektliem, de-  itó8 VADERLANDSCHE XXXVIILBoek: zelve uit te Hellen. Hy komt 'er nogtans.Doch vertrekt wederom. tyd lang, open, in handen van de Utrechtfche Afgevaardigden in den Haage; werdt, een en andermaal, veranderd, ook, zo fommigen, naderhand, verklaard hebben, met kennis van den Advokaat, en, eindelyk, na dat Zuileftein naar Utrecht gefchreeven hadt, dat de Prins ftondt te vertrekken naar den Landdag te Arnhem, m Lentemaand deezes jaars, door Gerard ter Stein , behandigd aan zyne Doorlugtigheid (Y); wien dezelve, gelyk men denken kan, gantsch niet aangenaam was. Nogtans, begaf hy zig, door Utrecht, naar Arnhem. De poorten werden, op den dag zyner aankomfte, langer dan naar gewoonte, geflooten gehouden, en Ledenberg leide in beraad, om ze den Prinfe niet te openen. Doch hiertoe durfde men niet befluiten. De Prins kwam dan in de Stad. De wooning, daar hy zynen intrek nam, werdt, als ware 't om hem eer aan te doen, door eenige vendelen Schutters, bezet; vier van welken in de wapenen gebragt waren, om hem in te haaien. Doch eenigen hebben, naderhand, verklaard, dat dk bezetten gefchied was, om den toeloop van Contraremonftranten en anderen by den Prinfe te beletten, waaruit men opfchudding, inneeming van Eerken en verandering der Rerreeringe rreesde. Ook was, omtrent deezen tyd, beflooten , 't getal der Waardgelderen te vermeerderen (£). De Prins zette zyne reis toen voort, 2on- C i) Interrog. Van Snylefteyn Art. XVI-XXX1II. Interrog, van F. van lïaexen', Heer van Conincxvry^«. XXVIII-XXXIV. Interr. van J. de Goyer Art. XVII—XXIII. Interrog, van Diriclt van Eelt Art XIII. Verclar. van Ledenb. van 27itfiS-O.S M. SS. dk) Interrog, van Conincxvry Art. XXXV-XXXVIII. van de Goyer Art. XXV-XXIX. van fohan van Grovefteyn Art. XXI." XXIV, van Diiick van Eek Art. XHI. XIV. MS3.  XXXVIII. Boek. HISTORIE. 209 zonder iet, openlyk, te Utrecht, te verrigten. 't Ontbrak, nogtans, den Prinfe niet aan ee- • nige vertrouwde vrienden, in de Staaten van Utrecht, die hem, van tyd tot tyd, berigt gaven van 't gene 'er gehandeld werdt (7), zo ver zy'er kennis van krygen konden. Na dat men dan, ter algemeene Staatsvergaderinge, overeenkomftig met 's Prinfen meening, wat laater, hadt begonnen te handelen, over de noodzaakelykheid van het afdanken der Waardgelders, in Holland en in Utrecht, het aanneemen en aanhouden van welken, zyne Doorlugtigheid, naar fommiger verhaal (tn), rebellie genoemd hadt; werdt door eenigen, in de Staaten van Utrecht, voorgellaagen, M dat men, om kosten te fpaaren, de Waardij gelders behoorde aftedanken, en van den „ Prinfe eenige vendels te begeeren, ftaanw de ten laste van 't Stigt." Hiertoe werdt beflooten, zelfs door zulken, die voor 't aanneemen der Waardgelders geyverd hadden: 't zy dat deezen dagten, dat men genoeg beholpen zou zyn, met de gewoonlyke foldaaten, of dat zy hoop hadden, om eenige Steden van Holland te beweegen, tot het draagen van een gedeelte van den last der Waardgelderen, liever dan dat men dezelven zou zien afdanken. Men gaf dan den Afgevaardigden naar den Haage last, om, overeenkomftig met het befluit der Staaten, te fpreeken met zyne Doorlugtigheid. Sommigen fchryven, dat zy hiertoe flegts vryheid, geen' uitgedrukten last gehad f 1} Waarngt. Hift. van J. v Or.riF.nbap.NFv. II, 214. (;«) Uytenbog. by Brandt II. Deel, bl. 804. X. Deel. O 1618. llandeling ove 't afdanken der Waardgelders, .3' ,üoV  ■fl i ó VADERLANDSCHE XXXVlILBoeit. ï6"i8. Eyeenkomsttusfchen de Hollandfcheen Stigtfche Gejiiagtigden, ten huize Van DaniëlTrefel. Wat hie: gehandeldwerdt. Voorflag der Hollandfchenj had hebben («). Doeh ik bezit een egt affchrift eener Verklaaringe van Ledenberg zeiven, waarin duidelyk erkend wordt, dat de Utrechtfche Afgevaardigden last hadden, om met den Prinfe te fpreeken (o). De Afgevaardigden van Utrecht waren toen Adolf van de Waal, Heer van Moersbergen, Jakobyan Zuilen vanNyveld, Heer va.nHoeüaken,WillemBor vanAmerongen, Heer van Zandenburg. Kornelis van de Poll, Pieter Ploos, Jakob de Gooyer, Willem vanNyenrode, en de Sekretaris Ledenberg. Zy, of ten minfte Hoeflaken, Nyenrode en Ledenberg hadden hunnen intrek inden Haage, ten huize van nielTrefel, eerften Klerk der algemeene .Staaten. Eer zy nog met den Prinfe gefproken hadden, lieten eenige Hollandfche Heeren, hun, door den Dienaar van Hogerbeets, vraagen, of zy hun, dien avond, 't was de vyfde van Hooimaand , konden fpreeken. Men kwam, ten zeven uuren, byeen. De Hollandfche Heeren waren de Lange, Burgemeester van Gouda, en de Penfionarisfen de Haan, Hogerbeets en de Groot. De laatfte voerde het woord; volgens het Verbaal, Welk, daarvan, federt, door de Utrechtfchen, gemaakt werdt, en waarvan ik een Affchrift in handen heb , in 't breede, vertoonende, „ hoe men thans, onder dekfel van Godsdienst, w met allerlei middelen van fcheuring, oproer, „ ïnultery en wederfpannigheid, de Staaten en >5 Wethouders, in derzelver hoogheden, vry5j heden en geregtigheden, zogt te verkorten, 5, en ze het gezag van anderen te onderwer„ pen ; 't welk verfcheiden' Steden bewoo- f>i~) Zie Erandt ii. Deel, U. 804. (. o) Verel. van Lcdenb. ytm i? dvg. 1618. Styl. I'et.MS:  xxxviii. Boek. HISTORIE. 21 ï » gen hadt, daartegen te voorzien, met aan» neeminge van Waardgelders. Hierdoor , » hadden ze zulke muiters gehouden tot hun» nen pligt, gelyk, te Leiden, te Haarlem en w elders, gebleeken was. De Staaten van l w trecht hadden, vervolgde hy, uit die zelfde „ aanmerking, zig zeiven en hunnen Staat, ?j insgelyks, door het aanneemen van nieuwe w knegten, verzekerd. Doch de kwaadgunw ftigen, zulks befpeurende, begonden, op „ allerlei wyze, in Holland, te arbeiden, om 9) de Waardgelders, alomme, te doen afdan5) ken. Men moest zig dan, hiertegen, met w moed, verzetten, en de Landen in verze5, kerdheid bewaaren. Dit was het eerfte deel py van derzelver hoogheid en oppermagt, tot behoudenis van welke, men zig bedienen „ moest van 's Lands middelen. Vergeefs was 3, 't, den vyand, buiten, te willen keeren, als 9, men, binnen, niet veilig woonen mogt, gew lyk zulks, breeder, in de Verklaaring van n Haarlem, gezeid was, waarmede de Ede03 len en meeste Steden van Holland overeenM ftemden, zynde zy vastelyk van meening daarby te blyven. Maar nu, ging hy.voort, j, waren 'er tydingen gekomen van Utrecht, w meldende, dat de Staaten van dit Gewest 5, beflooten hadden, hunne nieuwe knegten af jfj te danken; 't welk zy, met droefenis,. vei' • ^ ftonden, alzo de kwaadgunftigen, hierdoor, w fterk zouden aangemoedigd de goeden , ?, daarentegen, zeer verflaagen gemaakt worP den, zo in 't Stigt, als in Holland, en in an 5, dere nabuurige Landen , alwaar nog zeer fj veele goeden waren, 't Verheugde hun eg O 2 „ter- -161S.  Irti8. Antwoordder Utrechtfchen. sia VADERLANDSCHE XXXVilI. Boek 4 „ ter, dat de Staaten van Utrecht, tegenwoor„ dig, in zo grooten getale, in den Haage, „ waren; waarom ook de goede Steden van „ Holland geraaden gevonden hadden, hun te „ doen verzoeken, dat zy 't ftuk nader wilden „ overleggen , en zig zeiven en Holland zo „, veel nadeels niet toebrengen: 't welk, daar„ na, onherftelbaar zyn zou. De gelegenheid „ van 't Gewest van Ücrecht was hun tamelyk „ wel bekend, waarom zy ligtelyk konden af- neemen, dat de nieuwe last zwaar genoeg „ drukte, gelyk zy zulks, in hunne Steden, „ ook gevoelden ; doch zy verftonden , dat „ men % Lands middelen , voor alle andere „zaaken, daartoe befteeden moest." De Utrechtfche Afgevaardigden , eerst afzonderlyk geraadpleegd hebbende, gaven den Hollandfchen te kennen n dat 'er groot on- derfcheid was, tusfchen de Hollandfche Sre„ den en de Stigtfchen. Dat Utrecht veel zwakker van gelegenheid was, dan de Ste' den van Holland, en daarenboven belast met ' eene talryke uitheemfche bezetting, daar zy zig, in nood, niet veel op zouden durven " verlaaten. Dat de Staaten van Utrecht, tot verzekerdheid van den Staat des Lands en " van de gemeene rust, genoodzaakt waren " geweest, te ligten zes vendels Neêrlandsch " Krygsvolk, ieder van honderdenvyftig kopM pen , welker wapening en foldy , federt * Herfstmaand laatstleeden, hun eene groote " fomme gekost hadt. Dat zy, in 't eerst, ge" hoopt hadden, fpoedig te zulleu konnen ont" heeven worden van deezen last, dien zy, " boven de gewoonlyke en buitengewoonly-  XXXVIILBoek. HISTORIE. 213 » ke lasten des krygs, niet lang zouden kon» nen draagen. Dat niemant hun, ondertus » fchen, eenigen onderftand aanboodt, daar j, zy, blyvende alleenlyk zig zeiven befcherr> men, zeer kwalyk eenige nieuwe zwaarig55 heid zouden konnen uitftaan, met welke „ zy, nogtans, van alle kanten, gedreigd wer„ den. Dat zy 't misnoegen van den Prinfe » klaarlyk bemerken konden. Dat dealgemee„ ne Staaten en de Raad van Staate hun niet 5? alleen gefchreeven; maar ook bezonden had„ den, om hen de nieuwe knegten te doen af„ danken. Al het welke geheel anders gefteld ,y was, in de Hollandfche.Steden. DatdeStaa„ ten van Utrecht zig, hierom, genoodzaakt „ gevonden hadden , van twee kwaaden het „ minfte te kiezen , en hun hadden gelast, „ den Prinfe te verzoeken , de uitheemfche 5, bezetting uit Utrecht te willen ligten, en de „ oude vendels Landzaaten, ftaande ter betaa„ linge van 't Stigt, in de plaats, derwaards n zenden ; wanneer de Staaten de nieuwe „ knegten zouden ontflaan. Dat zy, hierop, „ den raad der Hollandfche Heeren verzog„ ten, op dat zy, bedugt voor opfchudding „ aan de eene, en voor verloop van den Staat hunner geldmiddelen, aan de andere zyde, w weeten mogten, hoe zy den Staat des Lands „ best zouden mogen verzekeren. DatdeStaa„ ten van Utrecht hiertoe gaarne wilden ar„ beiden , zo zy geholpen en onderfteund w werden. Doch dat zy, zonder onderfteu„ ning, de zaaken niet langer konden ftaande „ houden, en genoodzaakt zouden zyn, hun„ nen last te openen aan zyne Doorlugtigheid." O 3 De 1612.  WederantwoorddetTIoIlandfghen, * g?detiau- diesrd. >i4 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. De Hollandfche Gemagtigden antwoordden, hierop „ dat zy wel konden zien, dat de U„ trechtfchen reden hadden , om op hunne „ zaaken te letten; doch dat de voorflag, dien „ zy den Prinfe zouden moeten doen, ook vol „ ge vaars ftak. Dat het niet te vermoeden „was, dat zyne Doorlugtigheid bewilligen „ zou in hun verzoek, alzo die van Holland hem onlangs verzogt hebbende, dat hy een „ vendel, ten hunnen laste ftaande, in zekere Stad, [Qudewater], wilde zenden, hy an„ ders gedaan hadt. Dat de voorflag, aan zy„ nè Doorlugtigheid gedaan zynde, niet lang „ geheim zou blyven, en, rugtbaar gewor- den, hen in grooter gevaar ftellen, dan zy ,j nu waren. Dat de oude en nieuwe bezet„ tingen zig beide gehoond zouden agten. Dat „ het njet vast ging, dat de Landzaaten, ter „ betaalinge van Utrecht ftaande, niet * ver„ leid waren. Dat men, hierom, moed hou,j den en ftandvastig blyven moest. Dat hun„ ne Steden en anderen den Ptrechtfchen de „ hand zouden bieden. Dat de Staaten van „ Holland, die nog vergaderd waren, fpoe„ dig fcheiden zouden; doch eerst op alles or„ de ftellen, met naame op hun Krygsvolk, on?? der welk zy de trouwen van de ontrouwen 5j haast zouden weeten te onderfcheiden. Dat ?) zy thans bezig waren, met het ftellen van „ zulke orde op hunne geldmiddelen, dat Un trecht daarvan ook verligting gevoelen zou. Dat zy, hierom, verzogten, dat men zig n niet verhaasten wilde, zullende zy hun, bin£ nen weinige dagen, nader befcheidgeeven." Het gene, hier, gezeid weidt, wegens de ver- litï-  XXXVIILBoek. HISTORIE. 215 liqting, die Utrecht, door de regeling van 't ftuk der Geldmiddelen in Holland, gevoelen zou, zag, zo de Groot, naderhand, verklaard heeft, op de raadpleeging, over het verzenden der Franfche troepen naar Frankryk; dat, zo 't voortgang gehad hadt, tot verligting zou geftrekt hébben van Utreer. têt9.H S, (O Giumus Vcramw. Cap. XiX. iU *p5« Zie oottêl.«5§ O 4 1618., Befluit der U. treehtfchen. Gelegenheid tot  240" VADERLANDSCHE XXXVIILBoek, 1618.' de by- eenkomsi liyTrefel hoe de Hollandfche Heeren zo fpoedig kwamen aan de kennis van een geheim befluit, in de Staaten van Utrecht genomen. Dit vind ik 'er van. "Ledenberg, na 't neemen van dit befluit, met zes anderen, naar den Haage, vertrokken, was, den derden of vierden van Hooimaand , des nademiddags na vyf uuren, zeer vermoeid, gekomen ten huize van den Predikant Uitenbogaard, vraagende, of'er ge en kans. ware, om Hogerbeets, de Groot en de Haan, daar, dien avond, nog te fpreeken. Uitenbogaard nam aan, hiertoe, zyn best te zullen doen, en ging naar 't huis van de Haan, die, 's avonds na zevenen, met de twee anderen, tot zynent kwam. Ledenberg deedt bier, ten aanhooren van Uitenbogaard, die, een en andermaal , uit het vertrek gaan wilde; doch gedrongen werdt,te blyven; den drie Penfio-rrarisfen opening van 't befluit en den last der Staaten van Utrecht; om, zo hy verklaarde, uit hun te verneemen, wat men, in Holland, doen zou, en of men den Utrechtfchen niet eenige penningen zou konnen fchieten. Men antwoordde hem „ dat de Hollandfche Ste„ den nog niet genegen waren tot afdanking „ haarer Waardgelderen, en dat, over 'tfchie„ ten van geld, met de Steden moest gefproken worden (/)." Dit gefchiedde, federt, na dat men eerst den Advokaat gehoord hadt («), en hierop volgde de byeenkomst by Tre-. fel. Eenige Utrechtfchen, hier tegenwoordig , hadden, te vooren, zeer gedrongen, op het fpree- C O UrTRNBos. JLeven en Verantw. Cap. XII. bl. 231. Grot. Vsraiuw. Cap. XIX. 252. , O) Grotius VèTïntw, Cap. XIX. bl. 253.  XXXVIILBoek. HISTORIE. 217 fpreeken met den Prinfe. Nyenrode heeft,naderhand, verklaard, dat hy van de Poll, meermaalen, vermaand hadt, om te helpen doorzetten , dat men den last der Staaten volvoerde , naar behooren. Doch de Hollandfche Heeren hadden hen, zeidehy, daarvan afgetrokken, en zy hadden zig laaten overhaalen, doordien ook in hunnen last gefteld was, dat zy , zo hun iet anders voorkwam , daarvan verllag zouden doen aan de Staaten van Utrecht O). Men mag vermoeden, dat Ledenberg dit laatfte in den last hadt doen ftellen, om daaruit gelegenheid te neemen, tot het bewerken der opening, van wege de Hollandfche Steden gedaan. De Staaten van Holland, nu ook raadplegende. op het afdanken der Waardgelderen, waartoe de algemeene Staaten, zelfs met bewilliging van Overysfel, beflooten hadden,in Holland en in Utrecht, te arbeiden (w), kwamen, kort hierna, overeen, dat men den algemeenen Staaten, den Prinfe en Graave Willem vertoonen zou „ hoe zy, met het aanneemen „ van luiden van xvapenen, niet anders voor„ hadden, dan zig zeiven te verzekeren tegen „ daadelykheden; hoe ook, naar zy onderrigt „ waren, de Staaten van Utrecht geen ander „ oogmerk hadden. Voorts, dat de zaak lig„ telyk te vinden zou zyn, zo zyne Doorlug„ tigheid eenige uitheemfche bezettingen , „ daar 't beste vertrouwen niet op viel, wil„ de wegneemen, en de Staaten van Utrecht, „ ne- (y} Ttitertognt. yan W. v. Nyenrode Art. XIV-XVI. & £w) IiiMNoï- II. lied, U. 3q6. 05 1618. XXVI. Vertoog "van Holland aan den Prinfe, op "t ftuk der Waardgelders.  ai8 VADERLANDSCHE XXXVIILBoek:, XXVII, Dc al?e jneene Staaten befluiten tot eene bezending naa Utrecht. Die van Holland insgelyks. „ nevens de Steden van Holland, daar 't noodig zou zyn , met Nederlandfche vendels „ voorzien," Dertig Gemagtigden omtrent, uit de Edelen en Steden, deeden den Prinfe en den Graave deezen voorllag, by monde van den Advokaat. Men fpeurt 'er uit, dat de meening der Hollandfche Steden nog niet was, Utrecht met geld te onderfteunen; maar dat zy alleenlyk begeerd hadden, dat de Utrechtfchen 't voltrekken van hunnen last verfchuiven zouden, op dat men 'teenpaariglyk doen mogt, en 't voorftel dus te beter ingang doen vinden. De Prins zou met het toeftaan van twintig vendelen de Staaten van Utrecht en de Hollandfche Steden hebben konnen vergenoegen (ar). Doch zyne Doorlugtigheid vondt het ongeraaden. De Utrechtfche Afgevaardigden vertrokken, hierop, naar huis, zonder den Prinfe hunnen byzonderen last geopend te hebben. Weinige dagen laater, beflootmen, ter algemeene Staatsvergaderinge , buiten bewillig ging der Hollandfche Afgevaardigden, en, in 't afzyn van die van Utrecht, eenigen uit die Vergadering te benoemen, om, nevens zyne Doorlugtigheid, naar Utrecht te trekken,en : de Staaten, met de beste, gevoeglyklte, en bekwaamde middelen, te beweegen, tot afdanking der geligte Waardgelders. 's Daags na > dit befluit, welk, den drieëntwintigften van Hooimaand, vastgefteldwas(30, bedienden de Afgevaardigden van eenige Hollandfche Steden zig ook van de gelegenheid, dat verfcheiden* r>") ttejol, Holl. ii. 12 Juiy iöi.l. U. 181, 1H5. Grotius Verantw. '(flip. XIX. H. iffe. (y) Ucloi, Holl. 16, 24 yülj) 161Ü. VI. 1K8, iy>  XXXVIILBoek. HISTORIE. 219 den' afgevaardigden eenen keer naar huis deeden ; om, ter Vergaderinge van Holland, insgelyks, te doen befluiten, tot eene bezending naar Utrecht, met welke men beoogde, het neemen van een eenpaarig befluit, op 't ftuk der Waardgelders, te bewerken. De Vergadering beftondt toen alleenlyk uit de Edelen en uit de Steden Haarlem , Delft, Leiden, Amfterdam, Gouda, Rotterdam en Alkmaar; die, eenpaariglyk, op Amfterdam na, tot de gemelde bezending bt-flonten (2). De Leden, die naar huis gekeerd waren, hadden, voor hun vertrek, verklaard, dat zy de Vergadering hielden voor gefcheiden, en voor nietig en van onwaarde, 'tgene, in hun afzyn, in dezelve , beflooten zou worden. Doch de meerderheid hadt, hiertegen, beweerd, dat de Vergadering nog duurde (V), Men benoemde-dan, om naar Utrecht te gaan, Vrank van Torenvliet . Burgemeester, en Rombout Hogerbeets, Penfionaris van Leiden. Dirkjakobszoan Schoon? hoven, en Hugo de Groot, Gekommitteerde Raaden. Zy kreegcm last, om, in alleryl, te vertrekken. Vooraf, nogtans, verzogt de Groot, uit naame van die van Holland. aan de algemeene Staaten, dat zy hunne bezending geliefden uitte ftellen, tot dat de Vergadering van Holland talryker, en de Gemagtigden van Utrecht te rug gekeerd zouden zyn. Ook floeg hy voor „ dat op de afdanking der Waardgel5, deren geene zwaarigheid zou vallen, zo men ï, den Regeerderen beide van Holland en van »V- (z) Grotjps Verantw. Cap. JWlrf bl. tyr. Cap. XIX. W.261. Cf3 Reïol; Holl. 21 Jnly 1618. bl. uj7. 1618.  2ÖI§. De HollandfcheGeraag tigders komen te Utrecht. fl'l PefVl- Holl- 94 jHfy itflB. bl. igp. £ #) U. Höt»IRM*TI Aürit. */ Hbanot li. Deel, U. 8oJU aao VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek. „ Utrecht goeden byftand belooven wilde, te„ gen alle daadelykheid , zelfs tegen zulke, „ die ora den Godsdienst zou heeten te ge„ fchieden (£)." Doch hierop kwam geen antwoord. Men ftelde dan brieven op, gerigt aan den Kolonel Joan Ogle, die over't Krygsvolk, binnen Utrecht leggende, en ftaande ter betaalinge van Holland, geboodt, hem belastende, niets te doen, noch voor te neemen, dan 't gene hem, by de Staaten van Utrecht, of, by de Afgevaardigden der Staaten van Holland, zyne betaalsheeren, bevolen zou worden. Terftond hierop , vertrokken de vier Afgevaardigden, die, in 't doorreizen van Leiden, bunnen last openden aan Burgemeesteren, welke dien ook goed vonden (Y). Des anderendaags, den vyfentwintigften van Hooimaand, les morgens ten agt uuren, kwamen ze binnen [Jtrecht, hunnen intrek neemende in de Herberg van Aart van Schendel, daar Montfoort uithing. Hier ontbooden ze, terftond, by zig Jen Sekretaris Ledenberg, hem openende, waartoe ze waren afgezonden, met verzoek, dat hy te wege brengen wilde, dat zy, terftond , mogten gehoord worden. Hy nam dit aan, verklaarende, te gelyk, dat hunne komst zynen Meesteren zeer aangenaam zou zyn, naardien zy, kennis gekreegen hebbende van het befluit der algemeene Staaten tot de bezending, Moersbergen afgevaardigd hadden naar den Haage, om den raad en hulp van eenige Gemagtigden uit Holland te verzoeken. Voorts vraagde de Groot  XXXVIII.Boek, H I S T O R I E. aai Groot aan Ledenberg, of de Staaten van Utrecht niet eenige middelen bedagt haddon, om zyner Doorlugtigheid en den Gemagtigden der algemeene Staaten genoegen te geeven: waarop deeze antwoordde, dat men, daarover, beter in Holland dan te Utrecht, zou konnen handelen (d). Omtrent den middag, verfcheenen de Hollandfche Gemagtigden in de Vergadering der Staaten van Utrecht. De Groot, hier het woord voerende, hieldt den Staaten voor 5, hoe die „ van Holland, ongaarne, verftaan hadden, dat -3, eenige Afgevaardigden ter algemeene Staatsj, vergaderinge beflooten hadden, de knegten, te Utrecht, om goede redenen, aangenomen , 55 te doen afdanken, niettegenftaande hun, by w de gantfche Vergadering van Holland, ver5, toond ware het regt, welk elk Gewest heeft, „ om orde te ftellen tot zyne eigen'verzeke„ ring, welk regt men , onder anderen, by het j, eerfte punt der Utrechtfche Vereeniging, „ en by het zevende en tweeëndertigfte van „ de Inftructie des Raads van Staate, uitdruk„ kelykaan zig behouden hadt. Datmen,des„ wege, nog nadere Vertoogen, zo aan de al„ gemeene Staatsvergaderinge , als aan den „ Prinfe hadt gedaan: doch dat, hierop, niets „ dan een befluit tot het bezenden der Staa„ ten van Utrecht gevolgd was: waarom de „ Staaten van Holland, bezeffende, hoe naauw „ zy, door de nader Vereeniging en door ou5) der Overeenkomften, verbonden waren met „ die van Utrecht, niet hadden konnen naw laaten, hen herwaards te zenden, om den ?J Staaft) Grotius Verantw. Cap. XIX. hf. 2C6. 1618. Hun voordel aan de Scaatea,  222 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek; i. (£) Gjiotius Verantw. O». XIX. VU 277.  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 223 hy, terftond, door dé Staaten en Wethouders der Stad, werdt verwelkomd. Des anderendaags verfcheen hy, Nihlaas de Voogd, uit Gelderland , Adriaan Manmaaker, uit Zeeland, en Willem, Heer tot Zwartfenburg, uit Frieslanden de Vergadering der Staaten van Utrecht. Hun voorftel ftrekte, om de Staaten te beweegen, tot afdanking der Waardgelders en tot bewilliging in de Nationaale Sinode. Ledenberg gaf, hiervan, terftond, kennis aan de Hollandfche Afgevaardigden, die den Prins, na den middag, gingen verwelkomen, hem te gelyk bekend maakende dat zy daar gekomen j, waren, om, met die van Utrecht te raadje pleegen over eene eenpaarige orde op't ftuk ju van de Waardgelders, en op de verzekerdw heid der Steden, waarover zy, op 't be„ geeren der Utrechtfchen, verzogten, dat, in Holland, gehandeld mogt worden." De Groot verhaalt, in zekere Aantekeningen , dat de Prins, by deeze gelegenheid, zeide, Men zou de Magifiraaten wel befchermen; maar eerst willen weeten, hoe zy regeer en zouden. Men hadt vyf valfchepunten zoeken in te voeren in den Godsdienst; men hadt hem willen ontzetten van zyn Stadhouderfchap, en ten Lande uitjaagen. Doch hy hadt hierin orde gefield, hy wist wel, wat hy deedt. Hy hadt vyfGewesten voor zig, en de zes Steden van Holland zouden Gemagtigden naar Utrecht zenden, om hem te onderpleunen. DeHollandfche Gemagtigden antwoordden hierop 5, dat niemant, huns weetens, eenig voorneemen 5, hadt, ten nadeele zyner Vorftelyke waardig*> heid; dat men bereid was, zyneverdienften ts te erkennen, naar vermogenj doch dat de ?5 arg- den der algemeene Staaten komen, in3gelyks,töUtrecht. DeHollandfchenbegroeten zyne Doorlugtigheid. Gelprefc tusfchen den Prin^ fe, de Groot, en de anderen.  £24 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek; Ï6*i 3. Ongegrondheid van 't vermoeden«lat men „ argwaan, ter wederzyde, federt de algemee„ ne fcheuring over kerkelyke gefchillen, ont„ ftaan, verdwynen zou, zo men de zaaken, niet tot beilisfing, maar tot bylegging wilde beleiden: 'twelk, huns bedunkens, ligt „ te doen ware." Maar de Prins drong fterk, op de Nationaale Sinode. Wilden, zeide hy, de Utrechtfchen daarin bewilligen; men zou hen met hunne Kerken in de Stad bewor den laaten: zo niet; dan moesten de afgezonderden ook Kerken hebben. De Waardgelders waren erger dan de Spaanfche Kasteelen. Die moesten af. Wyders vraagde zyne Doorlugtigheid hun, ofzy last hadden, om met de afgevaardigden der algemeene Staaten te fpreeken ? Zy zeiden, Neen. Ook fchryft de Groot, dat de Prins, onder 't fpreeken, zig ontvallen liet, dat alles defchuldwas van den Advokaat. Waarop geantwoord werdt „ dat zy „ allen, zo de Advokaat dood was, zig verpligt ?3 zouden rekenen, 'sLands geregtigheidvoor te ftaan." Ook zeide de Groot, dat men Holland fcheen te veragten, en den anderen Gewesten te willen onderwerpen: waarop de Prins hernam , dat de Advokaat, daarentegen,mn Holland fcheen te willen maakende algemeene Staaten Qi). Uit dit gefprek, welk nog andere by zonderheden behelsde , was ligtelyk op te maaken, dat de komst der Hollandfche afgevaardigden, te Utrecht, van kleinen dienst zyn zou. 't Gene de Prins gezeid hadt, dat men hem van zyne waardigheden dagt te ontzetten, hadt, ook naar 't getuigenis van anderen (i), geenen den minften ' grond. 'tSchynt nogtans, dat men Zyne DoorfS) H. de Groot Memor. in zyn Leven door K. Brandt bl.u6> (i) Uitenbog. Leven en Verantw. Cap. XII. bi. 232.  fcXXVIII.BoÉK. HISTORIE. 225 lugtigheid in zulk een vermoeden gebragt hadt. Immers ik vind, dat men, naderhand, onderzogt heeft * of 'er, in de Stad of Regeering van Utrecht, nimmer voorflag ware gedaan , om den Prins te ontzetten van 't Stad houderfchap, en het den Graave van Kuilenburg op te draagen (£). Ook fcheen men be denkelyk te houden, of fommigen het oog niet op Graave Fredrik Henrik hebben mogten: waarvan wy* hierna, nog iets zullen aantekenen. 's Daags na dit gefprek met den Prinfe, den zevenentwiritigften van Hooimaand, kwam Moersbergen wederom te rug te Utrecht, be rigtende, dat de Vergadering van Holland, in welke men hem, den vyfentwintigften , gehoor hadt verleend (7), beflooten hadt, haare vryheid te handhaaven, vertrouwende, dat die van Utrecht van gelyken zouden doen (in). Doch Dordrecht hadt, in dit antwoord, niet bewilligd, begeerende, dat men 't uitftelde, tot dat de Vergadering voltalliger was< Ten zelfden dage, antwoordden de Staaten van Uttrechtop het voorftel, hun vanwege de algemeene Staaten gedaan. In dit antwoord, welk de Groot ontworpen hadt, werden de Afgevaardigden genoemd Heeren <, die, uit het midden van de Gedeputeerden der Provinciën van Gelderland, Zeeland, Friesland, Overysfel, Stad Groningen en de Ommelanden ter Vergadering der Heeren Staaten Generaal, aan hunne Ed. Mogendheden waren afgezonden; zo dat hun de hoedanigheid van Gekommitteerden der Heeren (k~) Interrog, van Suylefteyn Art. LXXI. M. S. CO Refol. Holl. 25 July 1618. M. 200. QWZ} ÜYTKNBOG. bl. 078. TRIGLAND. bl. IOAA» X. Deel. P i6)$> tien Prins vsn zyne waardighedendagt te ontzetten. Antwoordder Staaten van Utrecht j op 's Prinfen voonlajri  e6ï8. XXIX. Amlterdam bewerkteene bezendingnaar Utrecht, tot on- derfhu- ning van zyne Doorlug tigheid. f») Grotius Verantw. Caf. XlX. bit 269, 270. (,») Brandt II. Deel, bl. öil. *a6 VADERLANDSCHE XXXVIII. Boek. ren Staaten Generaal, die zy zig zei ven toe• fchreeven,noch duidelyk ontzeid,noch toegeftaan werdt («). In 't antwoord zelf, beweerden ze regt te hebben, om op hunne verzekerdheid orde te ftellen; wyders verzoekende, dat de Prins en de andere Heeren zig, wegens 't ftuk der Waardgelders, geliefden te openen aan de Staaten van Holland, met aanbieding van hunne Afgevaardigden , tegen den tyd, daar toe te beftemmen, te willen zenden naar den Haage, en hun last te geeven , om niet alleen voorflagen te hooren; maar ook op dezelven te helpen befluiten , zo als, tot de meeste verzekerdheid, rust en eenigheid van de Landen, Steden en Leden, zou bevonden worden te behooren. 'tByeenroepen eener Nationaale Sinode hielden zy ondienstig en gevaarlyk : ook kon het, meenden ze, niet wettiglyk gefchieden, buiten eenpaarige bewilliging der Gewesten (o). Terwyl dit, te Utrecht, voorviel, was de Stad Amfterdam, aanfchryvens van den Prinfen bekomen hebbende, bezig, om, nevens de Steden, die 't met haar eens waren, Gemagtigden te fchikken naar deeze Stad, die, in der Staaten Vergadering aldaar, de bezending, uit Holland gedaan, zouden tegenfpreeken. Daarentegen, hadt deeze bezending kennis haarer handeling overgefchreeven naar den Haage, alwaar zy werdt goedgekeurd, door de meeste Leden; die, ten zelfden tyde, beflooten , nog twee Gemagtigden, Wesfel van Boetfelaar, Heer van Asperen, en Maarten Ruik- ha-  XXXVIILBoek. HISTORIE, as? haver, Oud- Burgemeester van Haarlem, naar Utrecht te zenden. Doch in Boetfelaars plaats, ■ vertrok, federt, Jan Janszoon Engelsman, OudBurgemeester van Hoorn, reeds te vooren benoemd (f). Dordrecht en Amfterdam j daarna ingevolgd van Schiedam, Enkhuizen, Edam en Purmerende, hadden, ondertusfchen, de bezending, door de andere Leden beraamd, tegengefproken en voor nietig verklaard, zig voorts,ook bereidende,tot de reize naar Utrecht (q~). Hier, gaven de Hollandfche Gemagtigden den Staaten, den zevenentwintigften, te verftaan n dat 'er gerugten liepen van eenig voor- neemen om eene Kerk te vermeesteren, jj vraagende, wyders, of 't niet geraaden zou „ zyn, nader orde te ftellen op de wagten, en n op 't bezetten der poorten en andere plaatfen van belang, mids men hiervan fprake met n zyne Doorlugtigheid (>)." Doch men befpeurde, ten deezen tyde, zo groote oneenigheid, verwarring en drift, in de Vergadering der Staaten, dat 'er niets beflooten werdt, op deezen voorflag (V). Men begon, onder de Staaten, te vermoeden, dat zyne Doorlugtigheid voorhadt, de Waardgelders, daadelyk, af te danken, en vraagde elkander en, wat men in zulk een geval, doen moest? Eenigen meenden , dat men 't zou moeten aanzien, gemerkt de Prins altoos groot gezag over 't Krygsvolk ge- f p~) GroTius Verantw. Cap. XIX'. bl. 262. Cj) Refol. Holl. 27, 28, 29, 30, July 1618. bl. 20j, 204; söf>, 208, 210. Uïtenbog.W. y&isnz. Trigland. bl. 1089 «se». (t) Grotius Verantw. Ca» XlX. bl. 2(16. R.' Hogerbeets by Brandt II. Deel, bl. 313* P 8 ittti Vefdeeldheid onder de Staaten van Utrecht»  223 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boex, Vergadering ten huize van Zuileilein. geoefend hadt, en de Groot heeft, naderhand gefchreeven, dat hy van dit gevoelen was, fchoon hy niet dagt, dat de Prins tot daadelyke afdanking befluiten zou (/). Doch anderen zagen 't ftuk anders in. Zy vreesden, dat de Prins, gefterkt door de uitheemfche bezetting binnen Utrecht, of veelligt ook, door ander Krygsvolk, welk hy, van buiten,derwaards , ontbieden zou mogen, de Waardgelders daadelyk zou afdanken. Over den weg, dien men hadt in te flaan, om dit, of, ten minfte . de zwaarigheden, die 'er uit zouden volgen , te voorkomen, was men in woorden geraakt onder de Staaten; daar fommigen fchynen te hebben uitgeflaagen van zig te willen verzetten tegen 't gene de Prins .mogt voorneemen, terwyl anderen begreepen, dat men behoorde te wyken, zonder dat men eikanderen verftaan, of tot een eenpaarig befluit komen kon. In deezen onzekeren toeftand, hebben eenigen,byzonderlyk Ledenberg,den Pander Jakob van Door, naar Nieuwerfluis, en anderen , naar elders gezonden, om het Krygsvolk , dat naar of over 't Stigt trekken mogt, op te houden,en den Staaten, zonder uitftel, kennis te geeven van hun wedervaaren («). Ook vergaderden, op den dertigftenvan Hooimaand, verfcheiden' Leden der Regeeringe ten huize van Joan vanRenesfe van Zuiïeftein, om raad te pleegen. Des morgens verfcheenen hier, behalve Zuiïeftein zeiven, Koningsvry, Hoenaken, Zandenburg, Ryzenburg, Moers- CO Grotius Verantw. Cap. XIX. bl. 1172Cu) Interrog, vnn Suylettcyn. Art. XXIX. XXX. ven Conincxvry Art. XXIII. BfSS.  XXXVIII. Boek. HISTORIE, aap Moersbergen, de Gooyer, Groveftein, van Eek, en Joan van Zuilen, Heer van Zevender, Schout van Utrecht. Jonkheer Joan van Groveftein diende den overigen aan, dat Gysbrecht van Harteveld, oudfte Hopman der Waardgelders, hem, pas te vooren, aangezeid hadt, dathyen de andere Hopluiden niet begeerden te dienen, tegen de algemeene Staaten , noch tegen den Prinfe. De meesten van deeze Heeren, ook Ledenberg, verfcheenen, des nademiddags , ter zelfderplaatfe. Groveftein was toen,zo hy zelf naderhand getuigd heeft, ter maaltijd geweest, by de Hollandfche Gemagtigden; die, zo hy zig inbeeldde, dagten, dat men, met de Waardgelders en Schutters, iet byzonders zou hebben konnen doen. Voorts, hadt hy Harteveld bewoogen, om den Heeren, ten huize van Zuiïeftein vergaderd, in perfoon, aan te zeggen, 't gene hy hem, des morgens, verklaard hadt. Harteveld deedt dit, met by voeging, dat zyn volk zelf ook onwillig was; waarop hooge woorden gereezen waren, tusfchen hem en de meeste Heeren. Sommigen vraagden, wie hem belast hadt, tegen de Staaten en zyne Doorlugtigheid te dienen ? Anderen, met naame Ledenberg, verweeten hem zyne blooheid: waarop hy,toornig,vertrok (v). En toen fchynt men Fredrik van Baexen, Heere van Koningsvry, verzogt te hebben, om 't opperbevel over de Waardgelders te willen aanneemen, gelyk hy deedt (V). In eene deezer byeenkomsten, werdt ook O") Interrog van Suylefteyn. Art. XXXV—XLUI. van Cojiincïvry Art XL1—Ml. ven de Goyer Art. XLIV—XLVI-n;;j Grovedêyn Art. XXVft—XXXII. lilSS. \v/J Interrog, var. Goninxvry. Art. XVIII. M.. S. P 3 i<$iis. Wat hier voorviel.  itfiS. De Hol- i landfche ■ Gemag- ' tigden ' geeven i der be- | zetting, ten laste ' van Hol- 1 land 1 ftaande, : bevel i om den Staaten 5 030 VADERLANDSCHE XXXVIILBoek* ook een brief gelezen, door den Advokaat gefchreeven aan Ledenberg, en meldende, „ dat hy, voor deezen tyd, geene hulp wist „ te doen aan de Stad; doch dat de Franfche „ gezanten gekomen of voorhanden waren, „ door welker middel, men zyne Doorlugtig„ heid uit Utrecht zou zoeken te trekken (V)." Moersbergen, Groveftein en Ledenberg begaven zig, hierop, naar de Hollandfche Gemagtigden , welken zy aandienden, 't gene hun van Harteveld voorgehouden was, De Hollandfche Gemagtigden veroordeelden 't gedrag van Harteveld, zeggende, zo Groveftein verklaard heeft, dat hy zynen meesteren, die hem betaalden, getrouwer behoorde te zyn. Doch de Groot heeft naderhand, gefchreeven, dat hun flegts gezeidwas, dat Harteveld zwaarigheid maakte, de wagten waar te neemen, die hem, by de Staaten, en by de Wethouderfchap der Stad, zouden belast worden; en dat zy, hierop , diergelyk antwoord gegeven hadden (j> r/erftond hierop, ontboeiden ze eenige Hopuiden der gewoonlyke bezetting, ftaande ter jetaalinge van Holland (2), welken zy den eed /oorhielden, en bevel gaven, om den Staaten /an Utrecht gehoorzaam te zyn. Ook leverlen ze hun toen de brieven over, waar by hun liergelyk bevel gegeven werdt, door de Staaen van Holland, gelyk zig de meerderheid •loemde. Vooraf, hadden ze den Prinfe vergaard 5, dat zy de uitvoering van dit gedeel, te van hunne last, tot hiertoe, hebbende » uit- faO Interrog, ynn D. van Eek. Art. XV. IU. S. Cr) Grotius Verantw. Cap. XIX. bl. 273. t*j Interrog, ven Grovelteyn. Art. XXXIII. S,  XXXVIII.Boek. HISTORIE. 231 „ uitgefteld, nu daarmede niet langer draalen durfden, uit vreeze dat de fchade, by verder verzuim te wagten, hun mogt geweeten worden (a).n Men vindt, dat de Prins hierop gezeid zou hebben, dat, zo zy den foldaaten betaaling weigerden, hy andere Afgevaardigden uit Holland te gemoet zag.die zulks geen gehand zouden doen. Ook hadden de Bevelhebbers Ernst van Nasfau,Ogle, Vereen anderen twyfelagtig antwoord gegeven. Men verftondt, ten zelfden tyde, dat de Prins, des anderendaags, zelf de afdanking der Waardgelderen doen zou. Tegen den avond,kreegende Overften der gewoonlyke bezettinge last, om, des anderendaags,voor vier uuren,met hun volk, in de wapenen te komen, op de Neude of 't Marktveld. Ogle kwam den Hollandfchen Gemagtigden nog eens vraagen, wat hem te doen ftondt? Zy rieden hem, zorg te draagen, dat alles zonder bloedftorting afliep. Met den dag, kwam de bezetting in 't geweer (b). De Hollandfche Gemagtigden, toen in Utrecht niets meer te verrigten hebbende, en verneemende, dat de meeste Leden der Regeeringe, ook Ledenberg, bedugt voor erger, de Stad verlaaten hadden, beflooten, insgelyks, te vertrekken Voor dat zy afreeden, zager zy de Afgevaardigden van Dordrecht, Amfterdam, Schiedam, Enkhuizen, Edam en Pur merende, voor de Herbergde Hulk, van dt wagen ftappen. Naderhand vernamen ze, da zy geen halfuur langer in Utrecht moesten ge^ blee («) CnoTirs Verantw. Cap. XIX. bl. 274, 275. K. Brasïj* ' even van H. de Gïout. bl. 129. ibj BnANDT II. Dtel, II. 3iS, 81C. P 4 161S. van Uttrecht te g ehonrzaamen. Men verneemt,dat de Prins voorheeft ,de Waardgelders af te danken. De TJttrechtfche Staaten en Hollandfche Gemagiigden befluiten te wyken.  s3a VADERLANDSCHE XXXVIII. Boek, »ó"i8. De WaardgeldersWorden., te (J{trecht afgedankt. 1 1 bleeven zyn, of men zou ben op Haazenb'erg gebragt hebben O). In den Haage gekomen, deeden zy verflag van hunne verrigtingen; waarin de meerderheid genoegen nam doch die, door de zes Steden, wederom werden afgekeurd (egroeten en bedanken,hem te gelyk verzoe:ende , dat hy, nevens de Gemagtigden der ai- CO n. TTogerbf.ets Memor. by Brandt ïl.Deel. bl, RifT-C 17» (. Zie Usand^ Ij, bul) 11, J318, yi/ü, coi^ W\ I6l8. De Re- geering wordt, veran» derd.  ft34 VADERLANDSCHE XXXVIII. Boeje, 1618. « i { De Con- > tiare- Strik (k). Uit het Lid der Ridderfchap, werden verhaten Jonkheeren Justus van Ryzenburg, Heer tot Ryzenburg, Willem Bor va» Amerongen, Heer van Zandenburg, Adolf van de Waal, Heer van Moersbergen, en Fredrik van Baexen, Heer tot Koningsvry. Te vooren was het Lid der Ridderlchap reeds met zeven nieuwe Edelen vermeerderd (/). De voorouders der ontflaagen' Heeren hadden ook het ongeluk gehad van in de ongunst manden Graave van Leicester gevallen te "zyn, ;n, in den jaare 15 87, gevangen genomen te worden; gelyk wy, op zyne plaats (V)> hebben aangetekend. Voorts, werdt Nikolaas van Berk Burgemeester der Stad, in de plaats van Ryzenburg. Hy was, in 't jaar 1611, uit het Lid der Gekoorenen ontflaagen («), en, felert, buiten bewind gehouden. Kornelis van le Poll bleef,nevens hem,Burgemeester. Hy vas ook in de byeenkomst by Trefel geweest. Sn de Groot heeft, meen ik, op hem het oog jehad, als hy van eenen fpreekt „ die, van , toen af, reeds voorgenomen hadt, de Re, folutien, welken hy hadt helpen neemen, , te vernietigen, en de Staaten van Utrecht , ten beste te geeven, om zyn voordeel te , doen, met de verandering der Regeerin> ge 00-" Ook blykt, van elders, dat hy, we;ens 't verhandelde by Trefel, ten nadeele ■an de Groot, getuigd heeft (ƒ>_). De nieuwe Vroed- (k~) Groot Ut. Plakaatb. I. Deel, bl. 200, 202. (O Groot Ucr. Plakaatb. I. Deel, bl. 304, 305, 306. (;«; viii. Deel. hl. 247. l;Ó Groot Utr. Plakaatb. I. Deel, bl 199. Co') GROTlfjs Verantw. Cap. XIX. bl. 255. Cf) Gitonus Verantw. Cap. XIX. W. 271.  XXXVIII. Boek. HISTORIE. 235 Vroedfchap was zodra niet gefteld, ofdeCon" traremonftranten verzogten en verkreegen de Buurkerk tot hun gebruik. Daarna, werdt den Remonftranten gelast, hun de Domkerk in te ruimen, en zig te behelpen in de Buurkerk (#). De groote verandering in Utrecht baande den weg tot de gevolgde verandering in Holland, 1 en tot het houden der Nationaale Sinode. Te Leiden, was men bedugt geweest voor de komst van den Prinfe, die, den twaalfden van Oogstmaand, van Utrecht vertrokken was. Doch hy deedt de Stad, voor deeze reize, niet aan (r). In den Haage te rug.gekeerd, werden hy en de Gemagtigden, ter algemeene Staatsvergaderinge', verflag van 't gehandelde te U trecht gedaan hebbende, plegtiglyk bedankt. Zulks gefchiedde ook, door de zes Hollandfche Steden, Dordrecht, Amfterdam, Schiedam , Enkhuizen, Edam en Purmerende. Men drong toen de andere Leden wederom tot het afdanken der Waardgelderen in Holland. Terwyl zy 'er over raadpleegden, en Rotterdam, op den raad van de Groot, reeds tot de afdan- . king beflooten hadt (Y), vervoegden zig eenige Leidfche Burgers, met een fmeekfehrift, aan de Vergadering der algemeene Staaten, waarin zeer geklaagd werdt, over den moedwil der Waardgelderen, binnen deeze Stad, en over de Wethouders en Staaten van Holland, die deezen moedwil niet bedwongen. De meerderheid der algemeene Staaten befloot, hierop, (?) Brandt II. Deel, hl. Ri«, Eto, 820. (r) R ilooERBEi'.ts, hy Brandt 1*. bed, V, 820. £4'; K. Brandt Leven van li. de Groot W. ija. I6i3. monIrantenbekome* :1e Buur-, sn daarna le Domkerk. De algemeeneStaaten beveelen het afiankeaJer Waardgelder*in Holland,daar 't, insgeyks geschiedt.  ï«i8. XXX. Voordel van den Fran- fehen Gezant Boifife. Antwoordder Staaten. 336 VADERLANDSCHE XXXVIII.Boek; op, het afdanken der Waardgelderen, by een - ftreng Plakaat, te beveelen. Die van Hulland hadden gaarne gezien, dat het vastftellen en afkondigen van dit Plakaat, nog eenige dagen, uitgefteld was geworden. Doch hun" verzoek vondt geenen ingang, 't Plakaat werdt, den eenentwintiglten van Oogstmaand, in den Haage, afgekondigd. Te Leiden, hadt men de verdeelde fchuttery wederom vereenigd, eer 't Plakaat in de Stad kwam: waarop men, den drie-entwintigften , aldaar, de Waardgelders afdankte. De afdanking volgde ook, in de andere Steden (V), op goede toezegging, fchryft de Groot (u), dat alles, hiermede, in rust blyven zou. De Koning van Frankryk hadt, kort te vooren , eenen buitengewoonen Gezant, J. de Thumery, Heer van Boijife, herwaards gezonden, om de Staaten wederom te vermaanen, tot eendragt in den Staat, en tot gemaatigdheid, in 't ftuk der Kerkelyke verfchillen. Hy deedt zyn voorftel ter algemeene Staatsvergaderinge , op den veertienden van Oogstmaand (v). De Staaten antwoordden hem, den vyfentwintigften „ dat de inwendige oneenigheden, op „ verre na, zo gcvaarlyk niet waren, als men, buitens Lands, fcheen verfpreid te hebben. „ Dat zy 'er anders zyne Majefteit wel van „ zouden onderrigt hebben, en dat zy, alleen5, lyk, verzogten, dat-hy drie of vier Hervorm„ de Godgeleerden herwaards wilde zenden » op t-0 increMBOo. bl. 991. Trigland. bl. 101)1. Brandt II, Deel. bl. 8afi ent.. 00 Grotius Veranrw. Cap. X 11. ic6. Cap. XlX. bl. aüo. (v) Zit het hy Bkandt 11. Djels bl. 8ai en aiuleitin. Ifyez yfljjj Ai.'Bïaï Memo;*., p. 3-4..  XXXVlII. Boêk. HISTORIE. 237 n op de Nationaale Sinode, die te Dordrecht ftondt gehouden te worden." Doch die van Holland hadden niet bewilligd , in dit antwoord Cv). Wat laater, fchreef de Heer van Langerak. uit Frankryk „ dat de Koning geene Predikanten uit zyn Ryk op de Sinode wille laaten gaan, om dat men hem geene voldoening gegeven hadt, omtrent zyne klagB ten, over Fr mcois van Aarfens, Heerevan „ Sommelsdyk O)." 't Stuk der Sinode werdt, terftond na t afdanken der Waardgelderen, ernftigdoorgezet, ter algemeene Staatsvergaderinge. De Remonftranten hadden, al in 't voorjaar, gezien, dat zy 'er niets goeds van te hoopen hadden, en zulks den Staaten van Holland, in een wydluftig vertoog, te kennen gegeven (V). Doch de magt deezer Staaten nam dagelyks af, en de Advokaat zelf wist den Remonftranten geenen moed meer te geeven (y). Die van Amfterdam, met eenige Kerkelyken geraadpleegd hebbende (2), hadden, reeds in Lentemaand, ter Staatsvergaderinge van Holland, in tweebreedfpraakige vertoogen, beweerd, dat de gefchillen niet te regten waren, dan door eene Nationaale Sinode (a). Enkhuizen hadt hier een byzonder gefchrift bygevoegd (&) ; welke fchriften, door de Groot, werden beantwoord Cc), zonder dat my bekend is, of zyne redenen, (v) Uitï.nboo. bl. 993- (w^ Notul. Zeel. 26 OScob. \6iS. bl. tri.), f*) Zie Brandt Tl Deel, bl 733 (y ) Uytenbog. A.mt. by BrandtII. Deel, bl, 755,75(1,8s<*. (z J TlUGLAND. bl logt. (a) Zie Tp.igt.and. bl. io^i, 1054. C b) Zie Trigland. bl. 1055. CO Zie Brandt II. Deel, bl, 769, 1618. Laatfte raadpleegingen , op't (hik der Sinode.  238 VADERLANDSCHE XXXVIII. Boek; i6i3. De NationaaleSinode wordt byeengeroepen. $ nen, toen, het licht zagen. Ook fchreef hy eene wederlegging der Amfterdamfche bedenkingen tegen het houden eener Provinciaale Sinode tot bylegging der gefchillen; welken, wat laater, ter Staatsvergaderinge, waren ingeleverd Cd). Daarna, kwam 'er nog een andere voorflag uit zyne pen, dïe den Prinfe behandigd werdt, en Strekte, om eene Kerkelyke Vergadering te beroepen in Holland, waarin men onderzoeken zou, hoe verre de gefchillen tot den grondflag der Leere behoorden , hoe verre niet: en zo men 't hierover niet eens worden kon, moest men, dagt hy, daarna, eene algemeene Kerkelyke Vergadering tragten byeen te brengen (V). Niet veel verfchilde hiermede de voorflag, welken die van Holland, op 't einde van Zomermaand, ter algemeene Staatsvergaderinge, deeden, in de tegenwoordigheid van den Prinfe en van Graave Willem (ƒ) Doch de andere Gewesten hadden nu reeds tot de Nationaale Sinode beflooten, en veranderden niet van gevoelen. De brieven van Uitfchryving, den vyfentwintigften van Zomermaand gedagtekend, waren naar de byzondere Gewesten afgezonden : ook aan den Koning van Groot-Britanje, aan de Kerken van Frankryk, en aan verfcheiden* Vorften en Staaten, die den Hervormden Godsdienst befchermden of toelieten , met verzoek , dat zy ook eenige Godgeleerden op de Sinode zenden wilden. Doch die van Holland, oordeelende, dat de algemeene Staaten (V) Hranut II. Beet, bl. 78©, 784, 700. ("O Zie Grotius Verantw. Cap. Vf. bl CV,. (J) Uïïenboq. bl. 9>j7, G&tWltN Verantw. Cap.Vl. bl. ?t*  XXXVIILBoek. HISTORIE. 239 ten, zonder hunne bewilliging, eene Kerkelyke Vergadering befchryvende, binnen eene Stad van hun Gewest, zig een gezag aanmaatigden, welk hun niet toekwam (g), zonden de Brieven van uitfchryving, ongeopend, te rug; 't welk ze, daarna, nog eens deeden (h). Ook vaardigden ze Brieven af aan de Koningen van Frankryk en van Groot Britanje, en aan de andere Mogendheden, welken de algemeene Staaten, over de Sinode, hadden gefchreeven. In deeze brieven, verzogtenze, dat men niemant wilde toelaaten, herwaards te komen, tot ftyvinge van eenen toeleg, die aan 't gezag der O verheden en aan de vrede der Kerken nadeelig was (f). Doch dit alles was, voor het afdanken der Waardgelderen , gebeurd. Terftond daarna, gaven de meeste Leden van Holland den moed op, om het houden der Nationaale Sinode te beletten. De raadpleegingen op dit ftuk werden, met nieuwen ernst, hervat. De Edelen en alle de Steden, op Gouda na, bewilligden in de Sinode, op den vyfentwintigften van Oogstmaand: doch met eenige bepaalingen, die meest hierop uitliepen, dat de zaaken, aldaar, tot bylegging, niet tot befliffing, zouden moeten beleid worden, en dat de handelingen der Sinode van geene kragt zouden zyn, dan na dat ze, ftaatswyze, waren goedgekeurd (k). Men handelde nog over dit ftuk, (g) Grotius Verantw. Cap, XIX. bl. 202Ï ()i) Uytenbog. bl. 959, 965. Trigland. bl. 10(7. Baudart. Memor. IX. Soek, bl. 75'. (j ) Uytenbog. bl. 905, Brandt II. Deel, bl Zo?,. Grot. Verantw- Cap. XIX. bl. ia-., 208. ( k Refol. Holl. 24, 25 Aug, iöiS. II. 242, 247. by Brandt li. Deel, bl. 831-830. 1618. De Leden van Holland bewilligen allen, behalve Gouda , op zeke« re wyze , in de Sinode.  240 VADERL. HIST, XXXVIII. Boek, V A- ftuk, tot op den negenentwintigften, en de gevoelens waren toen zo na tot één gebragt, dat men, zo de Advokaat, naderhand, verklaard heeft (/), binnen drie uuren, ten vol^ le, üi de Sinode bewilligd zou hebben; wanneer een ongemeen voorval de raadpleegingen van Holland, voor eene poos, geheellyk ftremde. Ik zie op de gevangenis van den Advokaat Oldenbarneveld, en van de Penfionarisfen Hogerbeets en de Groot. Doch de omftandigheden en gevolgen deezer vreemde gebeurtenis zyn zo gewigtig geweest, dat wy ze liever, geheellyk, in 't volgende Boek begrypen , dan met het verhaal van een gedeelte derzelven, het tegenwoordige Boek vergroot ten willen. ( O UlTENBOG. U. 1204.  VADERLANDSCHË HISTORIE. NEGENENDERTIGSTE BOEK. INHOUD. L öorzaaken der gevangenis van Oldenbarneveld , Hogerbeets en de Groot. Verfchillende inzigten van Prinfe Maurits èn den Advokaat. Toeleg, om Graaf Fredrik Henrik, in 'tLid der Edelen, te befchryven. lï.De verfchillen in den Godsdienst dienen beide den partyen tot bevordering haarer oogmerken. Redenen van misnoegen tegen den Advokaat. Kwaad vermoeden •op hem. III. Hy wordt gevat. Ook de Groot, Hogerbeets en Ledenberg. Wat de Staaten van Holland, hierop, befluiten. IV. Men zoekt den Advokaat te doen flaaken. Van der Myle, Uitenbogaard en anderen wyken. Schotfchriften tegen de gevangenen. V. Men pleituit, hen te onderzoeken. Öorzaaken eener buitengewoons verandering der Regeeringe in de Steden. Poogingen van eenigen, ten voordeele der gevangenen. Vl.PrinsMaurits verfielt deWetteSchoonhoven,Briele,Delft,Schiedam,Gorinchem,Oudewater, Woerden, Monnikendam, Hoórn,Medenblik en Alkmaar. VII. Hy wordt hiervoor door de meeste Leden der Staaten bedankt, en * tot diergelyke verandering in andere Steden verzogt. Vill. Hy maakt ze, te Leiden, teHaarlemv te Rotterdam, te Gouda en te Amfterdam, X, Deel. Q T*  fl4a VADERLANDS CHE XXXIX.Boek. Te Dordrecht wordt ze voorkomen. IX. Oordeelen over deeze verandering. DePrins wordt 'er, plegtiglyk, voor bedankt. X. De Franfche Gezanten arbeiden, ten yoordeele der gevangenen. XI. Hogerbeets wordt verhoord. Ook Ledenberg teUtrecht, die zig zeW het leeven beneemt. XII. Tweede ondervraaging van Hogerbeets. De Groot wordt verhoor d.Zyn gefprek rnetdeVwgd enManmaaker. XIII. Gemagtigden tot onderzoek der gevangenen aan gefield. De Advokaat •wordt ondervraagd. XIV. Derde ver hoor ing yanflogerbeets.De Groot word verder gehoord. XN .VoorftelderFranfcheGezanten. Antwoord op hetzelve.VondvanScriverius,om den gevangenen iet teberigten. XVI. Verlof tot opregting eener Westindifche Maatfchappye. Handel met EngelandenDeenemarke. Venetië onderfleund. Grondflagen eener oude Stad, by Goereede, ontdekt. PrinsFilipsWillem fterji..XVII Staat der Kerkelyke zaaken.XVUl Aanvang der Nationaale Sinode, te Dordrecht. Handelingen derzelve. De Remonftranten worden 'eruitgezet. XlX.Zy komen teRotterdam byeen.HunneLeer wordt, in de Sinode, veroordeeld. De Sinode fcheidt. XX. Onderzoek te Utrecht. Hogerbeets ten vierde maalegehoord. DeEngelfcheGezant arbeidt tegen de gevangenen.XXl. V Lid der Edelen wordt, ten verzoeke van Prinfe Maurits, met twee nieuwe Heeren, vermeerderd.XXll. Raadpleegingen op het ftellen van Regteren over de gevangenen.Naamen der vierentwintig Regteren. Zy hoor en Hogerbeets. De Heer van Moersbergenwordtgevat. De Groot komt voor de Regters. XXIll.OokOldenbarneveld.XXïV. Verklaaringen van den Griffier Aarfens en den Buv  XXXIX.Boek. HISTORIE. 243 Burgemeester Berk: waaruit de Advokaat befchuldigd wordt. XXV. Belydenis des Advokaats, voor deRegters. XXVI. Bededag uit* gefchreeven. XXVJJ. Boifife en Maurierfpreeken voor de gevangenen. De Advokaat wilgeent vergiffenis verzoeken Zyn gedrag, inzynuiterfte. XXVIII. Inhoud van zyn vonnis. Hy wordt onthalsd. Oordeel over hem en zyn vonnis , in Frankryk. XXIX. De Grooten Hogerbeets laaten zig ook niet beweegen, tot het verzoeken van vergifenis. Zy worden tot'eene eeuwige gevangenis verweezen, en naar Loevefte'm gevoerd. Vonnis over Ledenbergs Lyk. XXX. Moersbergen verwerft eene foort van vergifenis. XXXI. Vonnisfen over de Haan, Trefel en Uitenbogaard. XXXII. Gerugten wegens eene aangaande verhef ng van Prinfe Maurits. Bedenkingen over de vonnisfen van Oldenbarneveld, Hogerbeets en de Groot. >t /"^ evangen neemen van den Advokaat VJT kwam veelen niet onverwagt voor. Men wist, in 't gemeen, dat Prins Maurits misnoegd op hem was. En veelen hielden hem fchuldig, aan flinkfchen handel met den Spanjaard. Doch over 't vatten van Hogerbeets en de Groot ftondt elk verbaasd De eerfte was, maar weinige maanden, in zaaken van Stads Regeeringe, gebruikt geweest. De andere wel eenige jaaren; doch zonder zig, geduurende dien tyd, zeer verdagt gemaakt te hebben, by 't gemeen. Alleenlyk was f» K. Brandt Leven van H. de Groot, 11. 136. Q 2 1618. i. Onderzoeknaar de öorzaaken der gevangenis van Oldenbarneveld, Hogerbeetaen de Groöt*  róts. Gezag van Prin fe Maurits en van den Advokaat. h'.innj onderling verfchillende inzigten. 244 VADERLANDSCHE XXXIX. Boek, was hy, door eenige uitgegeven' fchriften, - voor eenen voorftander der Remonftranten, bekend geworden. Maar men begreep nog niet, dat hy, hierom, verdiend hadt, in hegtenis te worden genomen, 't Zal dan niet ondienftig zyn, agt ik, de öorzaaken van den ramp deezer drie mannen, hier, wat omftandiger, en, zo veeldoenlykzy, naar waarheid, te ontvouwen. Het voorig gedeelte deezer gefchiedenisfe heeft ons doen zien, dat'er, in deezen Staat, niemant was, met zo veel gezags bekleed, als Prins Maurits en de Advokaat Oldenbarneveld. Zo bekend was dit, dat Graaf Willem Lodewyk hen, by Uitenbogaard, genoemd hadt „twee Perfonaadjen, op welken 's Lands „ welvaart genoegzaam rustte (T)." De waardigheden en ampten, welken zy bekleedden, gaven hun dit aanzien alleen niet; maar zy hadden 't, voornaamlyk, te danken, aan menigvuldige gewigtige dienften, door Maurits, in den oorlog; door Oldenbarneveld, in verfcheiden' Staatshandelingen , den Landen gedaan (V> Doch 't ongeluk wilde, dat deeze tweePerfoonaadjen, meermaalen, verfchillende inzigten hadden; waaruit, dikwils, merkelyk misnoegen gereezen was, tot agterdeel van 't Land. Zigtbaarst was dit befpeurd, in den handel over'tBeftand, welk de Advokaat hadt weeten door te dryven, in weerwil van den Prinfe, die, hierover, een misnoegen tegen hem opvatte, welk hy, zo fommigen willen(4),nimmer heeft konnen afleggen. Het naderend einde C O Uytenbog. Leven en Verantw. Cap. X. W.157. (O Gkotjus Verantw. Cap. XX. U. aoi. («O Aubeuy Memor. p. 2^5  XXXIX. Boek. HISTORIE. 245 de van 't Beftand, waarna, de voorige gefchil. len over 't hervatten van den kryg, ofhetflui- ■ ten van de Vrede, wederom leevendig ftonden te worden, gaf beide den Prinfe en den Advokaat aanleiding, om, by tyds, verdagtte zyn, op de bekwaamfte middelen, om zig, tot het doorzetten der maatregelen , die elk hunner heilzaamst hieldt, in ftaat te ftellen. De Advokaat zogt zyn gezag te behouden by de Steden, welker belang haar tot vrede neigde, en wist, door zyne aanpryzing, in veelen derzelven, Wethouders en Amptenaars in 't bewind te doen ftellen, welker inzigten hy kende, en die, door hem bevorderd zynde, ook byzondere verpligting aan hem hadden. Maar Amfterdam ; de aanzienlykfte Stad van Holland, en, hierom, meer dan eenige andere, gebelgd over 't groot gezag des Advokaats; ten tyde der handelinge van 'tBeftand, teroorzaake van. het Koopbelang, met hem oneens gewordenzynde; hadt hy, nimmer, federt, konnen winnen. In 't Lid der Edelen, welk eerst ftcmt,, ter Vergaderinge van Holland , waren zyne twee Schoonzoonen, de Heeren van Veenhuizen en van der Myle, befchree ven geweest. Ook hadt hy 'er nog andere vrienden: 't welk de voornaame reden was, waarom dit Lid, waarin , ten deezen tyde, weinige Edelen befchreeven waren, tot hiertoe, zobeftendig, de zyde. gevolgd hadt van den Advokaat. Men was, federt eenigen tyd, in overleg geweest, om het gezag van het Lid der Edelen nog meer te ver grooten, en een Perfonaadje van merkelyk aanzien, in het zelve, te befchryven, die, deeze eer, voornaamlyk, zullende te danken hsb* q 3 ben i(5i3. tn vloed des Advokaatsop deLedcn van Hoiland. Overleg-, om Graat' Frediik Henrik in't Lid. der Edelen te he(chryveu.  «46* VADERLANDSCHE XXXIX. Boek ï6i8. Prins Maurits Vermoedt,dat de Advo- ben aan het beleid van de vrienden des Advokaats, ook gefchaapen ftondt, zyne zyde te houden. Graaf Fredrik Henrik was, in den jaare 161 a, door koop, eigenaar geworden der Heerlykheid van Naaldwyk in Delfland (1), aan welke, van ouds, de eer vr.n Erfmaarfchalk , of, gelyk men nu fpreeken zou, Erfgrootftalmeester des Graaven van Holland, plag verknogt te zyn (e). Men leide dan in heimelyk beraad, om hem, als Heer van Naaldwyk, onder de Edelen te befchry ven: waarvan de Groot iet ontdekt hadt, uit van der Myle. Doch 't bleef agter, om dat men 't niet zonder kennis van Prinfe Maurits durfde doen, en bedugt was, dat hy 't afkeuren zou, als men 'er hem over fprak (ƒ). Ondertusfchen was dit over-; leg zo bedekt niet gebleeven, of het hadt eenige vrienden van den Prinfe, en, veelligt, zyne Doorlugtigheid zelve in 't vermoeden gebragt, dat men hem den voet dagt te ligten, en eenen anderen te bekleeden, met zyne waardigheden (g): welk vermoeden, egter, van de zyde des Advokaats, altoos, als geheel ongegrond, is aangemerkt. Doch, 't zy hieruit, of uit eenige andere oorzaak, 't is zeker genoeg, dat Prins Maurits, al federt lang, in 't begrip was geweest, dat de Advokaat en de zynen toeleg maakten, op het verminderen van zyn gezag, onaangezien zy alre) Zie Van Loon Aloude Regeer. V. Deel, 11. 514. ert hier voor III. Deel, bl. 548. , „ „ , ( ƒ) H. de Groot Memor. m zyn Leven tloorh.- Brandt*/. i/s. r>") Uytfnboc. Brief aan zyne Bxó.ia zyn Lcv.Cetp. XII. #ajs. CO Graaf Fredrik Henrik hadt deeze Heerlykhcid gckogt van den Graave van Aremberg, voor driehonderdenzestigduizend guldens, Refol, Holl. 6 Aug. 1612. bl. Jfj®*  XXXIX.Boek. HISTORIE. 247 altoos beweerd hebben, dat zy 'sPrinfen wettig verkreegen gezag veel eer gezogt hebben te handhaaven (k). Men hadt zyne Doorlugtigheid , in Louwmaand des jaars 1617, in woorden geraakt zynde, met den Advokaat, hooren zeggen „ MonfieurBarneveld, ik heb my_ ne eer zo lief, als gy de uwe." En des anderendaags, tegen eenigen uit de Geregtshoven „ Ik weet wel, dat men my kan kleiner s, maaken; maar zyn dit myneverdienften (t)i Zyne vrienden, die geene vrienden des Advokaats waren, fterkten hem in deeze gedagten. Wy hebben, te vooren (A), verhaald^dat, men, omtrent den tyd van 't fluiten van tbeftand, gefproken hebbende, over t veranderen van den vorm der Regeeringe, en 't vermeerderen van 't gezag zyner Doorlugtigheid: zulken, die toen aan 't roer zaten, hadden weeten te wege te brengen, dat deeze raadpleegingen verfchooven, en eindelyk veriloii waren. Men weet dit den Advokaat, meer dar iemant, en men hieldt zig verzekerd, dat hj zig voorgefteld hadt, den Prins kleiner te maaken. Eenigen van's Prinfen vrienden, met naame Reinier Pauw, Burgemeester van Amfterdam, en Francois Franken, Raadsheer in der Hoogen Raade, hadden, omtrent dien tyd. eenige poogingen aangewend, ftrekkende. naar 't fcheen, om den Advokaat, door mid del van Uitenbogaard, te beweegen, tot handeling met den Prinfe, op gelyken voet, ak waarop men, weleer, met wylen Prinfe Wil r lem (b) Grotius Verantw. Cap. IX. li. ofi. ri) Uytenbog. Leven Ce-. 'X. II. 134. £4J LX. Deel, IU 455> _ Q 4 16*18. Icaat hom ien voet zoekt te ligten. 1  «Si 8. II. Men bedient zig van de verfchillen in den Godsdienst,tot bevordering zyner oogmerken. «48 VADERLANDSCHE XXXIX. Boek, lem, gehandeld hadt. Doch Uitenbogaard hieldt zig hier buiten (7). Louis Aubery, Zoon van Benjamin Aubery, Heere van Maurier, en, federt het jaar 1613, Ambasfadeur van 't Hof van Frankryk in den Haage, verhaalt, dat de Prinfesfe Weduwe van Oranje Oldenbarneveld, over dit ftuk, ook getoetst hadt; doch dat de Advokaat haar, met veele redenen, hadt getoond, dat de Prins, de opperfte magtzoeken? de over den Vereenigden Staat, zyn eigen ver^ derf zogt; waarna zy afgelaaten hadt, hierop verder te dringen. Zy en Oldenbarneveld beide zouden, naderhand, dit voorval aan den Heere van Maurier verhaald hebben (?«). De verfchillen over den Godsdienst gaven, eerlang, der eene en andere party e gelegenheid, om aan de bevordering haarer byzondere inzigten te arbeiden, 's Prinfen vrienden bedienden 'er zig van, om het gezag zyner Doorlugtigheid te vestigen en te vermeerderen : de Advokaat en de zynen, om hunne eigen'partye te ftyven. 'tMisnoegen onder 'tgemeen.werdt, wederzyds, verwekt, gevoed of gebruikt, om verandering te bewerken, in de Regeeringe. der Steden: gelyk, al vroeg, te Utrecht, te Alkmaar en te Leeuwaarden, gezien was (n). Doch onder de Predikanten, die over 't ftuk van den Godsdienst verfchilden, en onder de Gemeenten, die hun toegedaan waren, hadden 's Prinfen vrienden den fterkften aanhang. Men hadt, hier te Lande, toen 't getal op zyn grootst was, nog geene tweehonderd Remork ftramfche Predikanten. De overigen waren allen (_h Uytbnb-g. Leven Cap. X. bl. i5$, 155, (m) Aubery Memóir. p aoa» 205, 300, f» Zie hier voor, bl, ai, sij, 85.  XXXIX. Boek. HISTORIE. len Contraremonftranten, by welken de Prins, en verre de meesten van 's Prinfen vrienden en dienaars zig gevoegd hadden. Veelen van deeze Contraremonftrantfche Predikanten waren, van ouds, gebeeten op Oldenbarneveld, die, dagten ze, door het dringen op de vastftelling en invoering der Kerkenordening van den jaare 1591, het Kerkelyk gezag te na gekomen was(o). Hierom, lloegenzeteligterover tot 's Prinfen zyde, welke zy merkelyk fterkten. De Advokaat, hiervan niet onbewust, hadt des te fterker geyverd, om de Kerkenordening van 't jaar 1591 te doen invoeren, verzekerd dat men, door middel derzelve, met der tyd, alomme in Holland, vreedzaame en gemaatigdePredikanten zou konnen bekomen, en minder te dugten hebben, voor beroerten onder 't gemeen. Hy begunftigde, om gelyke reden, de zyde der Remonftranten, die der Overheid groot gezag toefchreeven in Kerkelyke zaaken; en hy bragt, door middel van den invloed, dien hy onder de Edelen en onder de Burgemeesters van Lei den hadt, te wege, dat 'er, na Arminius, Pro fesfors in de Godgeleerdheid op 's Lands Hooge Schoole gekooren werden, die men oordeelde of wist, het gevoelen der Remonftranten te zyn toegedaan : waardoor ook het getal der Remonftrantfche Predikanten, van tyd tot tyd, aanwasfen moest. De Wethouders der meeste Steden waren, insgelyks, den Remonftranten gunftig; en alzo deezen de minften in getal bleeven , zogt men, door verfcheiden' Staatsbefluiten, te wege te brengen, dat zy, ten minften , in de Kerke, verdraagen werden. Doch fV) Zie Uïtekbcg. Leven en Verantw. Ca[u 11. bl. 16,17* 1618. voornaarae öorzaakenvan het misnoegen tegen den Advokaat en dszynen: 1. 't begunftigender Remonftranten,  2. het aanneemen der Waardgelders, 3- het vorderen van ee nen nieuwen eed of belofte van de gewoone bezettingen, 4. 't gebeurde, sgo VADERLANDSCHE XXXIX. Soek; Doch toen men zag, dat de Contraremonftranten zig niet hielden aan de Refolutien % ftaatswyze genomen, en zelfs zig kanteden tegen de Wethouderfchap van verfcheiden' Steden , welke, haars oordeels, niet genoeg befchermd werdt, door den Prinfe; befloot men tot het aanneemen van Waardgelders, die eenen byzonderen eed deeden aan de Magiftraaten. Zulk een eed, of, ten minften, eene belofte van gelyke betekenis werdt ook den gewoonen bezettingen, hier en daar, afgevorderd. Al het welke, voornaamlyk, gefchiedde, door 't beleid des Advokaats. Doch dit was nieuwwe ftof tot misnoegen voor den Prinfe, die begreep, dat men, op deeze wyze, het gewoonlyk krygsvolk ontfloeg van den eed, hem als Kapitein Generaal gedaan: en dat men de Waardgelders bezigen wilde, om geloofsdwang omtrent de Contraremonftranten in te voeren. Van de andere zyde, bragt men, hiertegen , wel in, dat de nieuwe eed niet onbeftaanbaar was met den eed aan den Prinfe; die, onder anderen, tot het zelfde einde ftrekte, en dat de Waardgelders, alleenlyk, gebruikt zouden worden, om oproeren te beletten en de Wethouders te befchermen ; doch men fcheen den Prins niet te konnen diets maaken , dat hieronder niet iet anders fchool. Ook hadden fommigen hem zo fterk verzekerd, dat Oldenbarneveld zyn gezag zogt te. befnoeijen, dat hy het vergen van den nieuwen eed en het aanneemen der Waardgelders als een' ftap daartoe aanzag. 't Gebeurde te Utrecht, kort voor het afdanken der Waardgelders aldaar, fterktehem in  XXXIX. Boek. HISTORIE. *S« ïn ipe/e eedaeten. 't Was klaar genoeg, dat ïïlïhferrard werdt, door den Advokaat; Se weetende dat de Prins arbeidde, tot het afdanken der Waardgelders, desonaangezien bewerkt hadt, dat 'er eene bezending naar Uitrecht gefchied was, om dit te voorkomen; of, en minfte, de Regeering aldaar zo welte verzekeren, als, door de Waardgelders, hebben konnen gefchieden. De last, aan debezetop Hollandfche betaaling baande, om de Staaten van Utrecht te gehoorzaamen, was ook doorhem,verworven Hogerbeets en de Groot waren de bekwaamften onder de afgezondenen naar Utrecht, en deelden, hierom in het misnoegen, welk de Advokaatzig dooi deeze bezending, op den hals hadt gehaald. Zy hadden, te Utrecht zynde, genaden, de poot en te bezetten en de wagten te verdubbelen en de onwilligheid der Waardgelders om d Staaten en Regeering te befchermen ernftely veroordeeld: ;t welk de Prins aanmerkte, al lenen geweldigen tegenftand tegen hem, ei tegen de Gemagtigden der algemeene Staaten Al dit gaf dan de naaste gelegenheid tothe befluit, om zig van den Advokaat en van Ho gerbeets en de Groot te verzekeren (£> Ik heb, tot hiertoe, nog geen gewag gemaak van het vermoeden van Landverraaderye welk veelen van Oldenbarneveld hadden, or dat het my twyfelagtig gebleeyen is, of he ooit regt by den Prinfe heeft gehuisvest Nog tTns was, te Utrecht, onlangs, wt verklaard welk dit vermoeden, eenigszins, fcheen i hebben verleevendigd. Wy zullen, hier 01 Q) Notul. Zeel, 17 typt. 1Ö1S. U- H7- 1C1I. :e Utiecbt. 1 c t Iet,wegens 't ' vermoe1 den van t Landver. raaderye. » e t1  III. Oldenbarneveldwordt gewaarfchuwdwegens zyne aan- , ftaande gevangenis. 1 i ( 1 i 1 t 2 £ C g 1( 252 VADERLANDSCHE XXXIX. Boek. der, melden, wat 'er ons van voorgekomen zy. Ondertusfchen, is, uit het gezeide, op te maaken , dat het voorftaan der Remonftranten, 't veranderen van den eed of 't vergen eener nieuwe belofte van de bezettingen, het aanneemen der Waardgelders, en het gebeurde te U. trecht, al het welke 's Prinfen vrienden hielden te ftrekken tot onredelyke verkleining van 'sPrinfen gezag, voor de voornaamfte öorzaaken van de gevangenis der drie Heeren gehouden moet worden. Wy komen nu, tot het verhaal der omftandigheden deezer gevangenis. De Groot hadt, voor zyne reize naar Utrecht, reeds hooren mompelen, dat men den Prinfe eenen voorflag gedaan hadt, om eenigen uit de Vergadering van Holland by 't hoofd te vatten, en aan regte te vorderen. Hy deedt 'er den Advokaat opening van, hem te gelyk :e bedenken geevende, of hy niet wel zou doen /an zig naar eene goede en verzekerde Stad :e begeeven. Doch de Advokaat meende, dat nen, met het afdanken der Waardgelders, en, net het bewilligen in de Sinode, den Prinfe en volle zou vergenoegen. Beide dagten ze, lat men hen, zo 't al ten ergfte loopen mogt, ekerlyk, in een gewoon Regtsgeding ontvan;en zou (q). Alle de Leden van Holland, geeicn uitgezonderd, hadden ook, voor weinig yds, den Advokaat, wederom, in hunne by-, ondere befcherming genomen (f). De Veradering ftondt nu op 't fcheiden, voor eenige agen, en de meeste Leden hadden geraaden evonden, den Prins te verzoeken, om, mid:rwyl, de zaaken, derwyze, te beleiden, dat al. C?) H. de Groot Memor in zyn Leven. bi. lu. CO Refol. Holl. 7 Aug. iG,8. L 225.  XXXIX. Boek. HISTORIE. 1*53 alle daadelykheid vermyd werdt (»• Doch ik weet niet, of 't gefchied, noch hoe 't opgenomen zy. De Leden kwamen, ten beftemden tyde, wederom famen. 's Daags voor de gevangenis, kwam de Raadsheer Berkhout, met nog iemant, by den Advokaat, hem aanzeggende , dat hy voor zeker zou gevangen worden : waarop deeze, zittende op zyn koelvat, met zyn Hokje in de hand, zeide, 't zyn hooze menfchen, daarby voegende, onder 't ligten van zynen hoed, myne Heeren, ik bedank u voor de waarfchuwing (/). Nogtans vondt hy niet raadzaam te wyken. Op den dag der gevangenis zelve, zynde zondag, den negenentwintigften van Oogstmaand, kwam Uitenbogaard, des morgens ten zeven uuren, by den Advokaat, om hem het inleveren van zeker Vertoogvoorde Remonftranten te verzoeken. Hy vondt hem treuriger, dan naar gewoonte, en zittende met zyne rug tegen de tafel; 't welk den Predikant bewoog, den ouden Heer te troosten, met de voorbeelden van veele treffelyke mannen, die, hun Vaderland de beste dienften gedaan hebbende, flegtst beloond waren geworden (V). Een half uur na 't vertrek van Uitenbogaard, tradt de Advokaat in zyne koets, en reedt, voor 't laatst, naar 'tHof. Hy was 'er naauwlyks, of een Kamerling kwam hem aanzeggen, dat zyne Doorlugtigheid hem begeerde te fpreeken. Ten dien einde, begaf hy zig naar 't vertrek, daar zulks plag te gefchieden. Doch, uit dit, werdt hy, terftond, in een Cs) Refol. Holl. \f>$Aug. 1018. bl. 238. ( O Uytfnbog. Dagreg, by Bimnijt. II. Deel, bl. 841. ( v ' Uytï-.nbog. Leven Cap. IX. bl. 14?. Dagreg. iv Eranot II. Deel, bl. «41. It.18. Hy wordt gevat 5  Ook de Groot, en Hogerbeets, I\Ten ver zekert zig, ins getyks, van Ledenberg s>54 VADERLANDSCHE XXXIX. BoeS een ander vertrek geleid, daar hem Nythof, Luitenant van 's Prinfen Lyfwagt («0, uit naame der algemeene Staaten, gevangen nam. Hy verzogt, den Prinfe te mogen fpreeken. Doch 't werdt hem afgeflaagen (x). De Groot, kort daarna, in de Vergadering der Gekommitteerde Raaden gekomen, en ftaande om te gaan naar die der Staaten van Holland, werdt, op gelyke wyze, ontbooden by den Prinfe, daar, zeide men, de Advokaat ook was. Doch hy was pas boven gekomen, of de Kapitein des Armes, Pieter van der Meul&n, zeide hem aan, dat hy hem, van wege de algemeene Staaten, in hegtenis nam. Men bragt hem eerst op een' Kamer, daar hy, door twee Hellebaardiers, bewaard werdt: daarna op een klein kamertje, uitkomende op het binnenhof, en , 's avonds, op eene andere Kamer, daarhy, drie dagen en drie nagten, bleef, metgellooten' venfters fjy). Met Hogerbeets, die zig ook omtrent de Kamer der Gekommitteerde Raaden onthielde., handelde men, op gelyke wyze. Elk werdt in een afzonderlyk vertrek gezet, zonder dat zy iet weeten mogten van elkanders hegtenis. . Dien zelfden morgen, was 'er iemant naar Utrecht gezonden, om den Sekretaris Leden' berg te vangen (z), die, eenige weeken in zyn huis verzekerd geweest zynde, ondereen fterk geleide, naar den Haage gebragt, en ook, in een vertrek van't Hof, opgeflooten werdt f». Wie, fdO Veltus Hoorn, bl. 562. (x) Bahoart. Mw'iior.X.Vfo**, bl. 62. UyteNb. Hift. bl.995.O") K. Brandt Leven van H. de Groot, b' ijjj. \z , Grotius Verantw. Cap. XlllP**rf4l. UïtenboiS. bh P95Ca) Uytïïkbug. bL 1005. K. Brandt Leven vanH. de Groot. U. 14?-  XXXIX. Boek. HISTORIE. &5S Wie, eieenlyk, het gevangen neemen der drie Heeren, Oldenbarneveld,Hogerbeets en ■ de Groot, beflooten hadden, ftaat ons hier, < wat nader, aan te wyzen. Sommigen fchryven, i dat zulks gefchied is, door 't beleid van wei- , meen uit de algemeene Staaten, met zyne, Doorlugtigheid, buiten kennis van die van Hol- ■ land Cb\ Doch Hogerbeets zelf heeft aange- , tekendfV), dat het beftemd was, door dezelfden, die, wegens de algemeene Staaten , te Utrecht waren geweest, te weeten de Voogd, Manmaaker en Zwartfenburg; en dat zy t hadden uitgevoerd, door den Prinfe, en daarna eerst, ter algemeene Staatsvergaderinge, alwaar het te vooren nooit voorgefteld was, doen goedvinden. En dit komt, na genoeg, overeen met het Register der Refolutien van ! Holland, alwaar men, op deezen zelfden dag, j aangetekend vindt, dat „ by de Heeren van . Mathenes en andere Gedeputeerden, hui-1 den deezen morgen, geweest zynde in de Vergaderinge van de Heeren Staaten Gene" raai, gerapporteerd werdt, dat, by den Pre- " fident vermaan gedaan was, dat, by Z zyne Excellentie en de Gedeputeerden tot " afdanking van de Waardgelders tot Utrecht " geweest zynde, by last van de Vergadennge van de Heeren Staaten Generaal, goedW gevonden was, te doen in arrest neemen de perfoonen van den Heere van OldenbarneI? veld, Advokaat van 't Land van Holland, Z en de Penfionarisfen Mrs. Rombout Hoger93 „ beets Ci) Uytenbog. Leven cn Verantw- Cap. XIII.*/. 244» ie ) Memor. by Urvndt II. Deel, bl. 84L 161S. )nder* ock, de de ;evangen's der Irie Hee> en belootenwddv-n» De Sta** en van Holland crygen er kenlis van.  i6i8. VADERLANDSCHE XXXIX. Boek* „ beets en Hugo de Groot (V)." Doch men ■ moet dan de woorden, by last van de Vergadering van de Heeren Staaten Generaal, niet aan de onmiddelyk volgenden, maar aan de onmiddelyk voorgaanden hegten. Ten zelfden dage, werden de Heeren Reintze, Lients, Zwartfenburg, Hemen en Dusfum, door de algemeene Staaten, gezonden aan die van Holland (e), om hun aan te zeggen „ dat het vasthouden der „ drie Perfoonen, ten dienfte van den Lande, j, gefchied was, hebbende men bevonden, dat „ de Kerkelyke gefchillen, allengskens aan0 gewasfen zynde, in den Staat der Regeerh> n §e5 gebragt waren; dat de zaak, daarna, „ met gezag gehandhaafd was, door het aanneemen der Waardgelders, die 't gantfche „ Land beroerd hadden, en die men, tot her„ Helling der rust, en om de Sinode beter te „ doen vorderen, hadt moeten afdanken; dat „ hier nu bygekomen was, 't gene men te U„ trecht ontdekt hadt, dat men den band der „ Vereeniging hadt zoeken te breeken, waar„ van de drie gevangenen de hoofdbeleiders „ geweest waren; dat men, met zulke ver„ deeldheden, 't Land niet houden kon; dat, „ eindelyk, by 't onderzoeken der gevange„ nen, van alles nader blyken zou, waartoe „ men verzogt, dat deeze Vergadering de hand „ bieden wilde." De Edele en meefte Steden antwoordden, hierop „ dat hun 't gebeurde „ bedroefde, en van hun als eene fchending >, van f d *\ Refol. Holl. 20 Aug. 1618. bl. 257. by Brandt ii. l)celf bl 843- < e) Refol. Gener, 20 Aug. 1618. by K. Brandt Leven van d& Groot, bl. 237.  XXXIX. Boek. HISTORIE. «57 n van 's Lands vryheid en geregtighéid werdt u aangemerkt; waarom zy begeerden, dat dé h gevangenen terftond geflaakt werden." Doch de zes Steden, Dordrecht, Amfterdam, Schiedam, Enkhuizen, Edam én Purmerende, zeiden, alleenlyk „dat zy van 't voorgevallene „ verflag zouden doen; begeerende, dat alj, les,midlerwyl, bleeve in ftaate." Ten zelfden dage, beflooten de Edelen en meeste Steden, den Prinfe,vrymoediglyk, te kennen te geeven „ dat men, door deeze handelwyze, ^ de hoogheid, vryheid en geregtighéid van ft 't Land van Holland hieldt gekwetst te zyn; „ en hem te verzoeken, dat hy 't, als Stadhoun der, geliefde te regten." 't Gefchiedde. Doch de zes Stederi deedén 'èr, ten zelfden tyde, eene verklaaring tegen, waarby zy de klagten en 't verzoek der andere Leden niet goedkeurden.DePrins antwoordde ?> dat het gebeurde, niet „ by zyne orde, maar van wege de algemeen ne Staaten vöfrigt was; die geloofd moesten i9 worden, zulks niet zonder grond gedaan te iy hebben; dat hy 't regt Van Holland niet be„ twisten wilde, en dat de Heeren Staaten van ^ Holland 't'gefchil, welk hierover gevallen ^ mogt zyn, met de Heeren Staaten Genen raai,wel zouden weeten te vinden." Waarop men befloot, te wagten,- met het verder voorftaan van 's Lands geregtighéid, tot op de wederkomst van eenige Leden, die verflag aan hunne Steden deeden; en ondertusfchen, zorg te draagen, dat de gevangenen, van Wege de algemeene Staaten,wel werden behandeld (/'). De (/") Refol. Holl. 29,30 Aug. I6~l8. bl. 25H, 260. byM\W>^ tï. Deel, bl. 843, 8.41, 845. X. Deel. R 1618. Bè'fluij; by hëri| hierop' genomen/.  558 VADERLANDSCHE XXXÏX.Boeit. iÖiS. IV. fooginfien om den Advokaatte doen los laaten". De tyding van het gevangen neemen des Advokaats hadt, gelyk men denken kan, zyne oude huisvrouw, zyne kinderen en verder gezin gedompeld in eene diepe verflagenheid. De Heeren van der Myle en Veenhuizen, zyne Schoonzoonen, en de Heer van Groeneveld, zyn oudfte Zoon, begaven zig, des nademiddags, by zyne Doorlugtigheid, verzoekende, dat men hunnen Vader, om zynen ouderdom, zyn huis tot eene gevangenis gave: waarop de Prins antwoordde , *t is het werk van de Staaten Gene' raai. Uwen Vader zal geen leed gefchieden, niet meer dan my zelf. Veenhuizen, midler wyl, verfchoonen willende,dat zyn Schoonvader tegen de Kloofterkerk was geweest; hoorde de Prins haauwlyks 't woord Kloofterkerk reppen, of hy borst wït,die zig tegen de Kloofterkerk wil ftellen, zyne voeten zullen hem niet van hier draagen. Immers op deeze wyze, vindt men deeze by zonderheden, in Uitenbogaards Dagregister (g), uit den mond van van der Myle zeiven, aangetekend. Ik heb eene Aantekening in handen, waarin, nog gemeld wordt,dat van der Myle, Veenhuizen en Groeneveld zig, des nademiddags , by de algemeene Staaten, vervoegd; doch geen antwoord, op hun verzoek, gekreegen hebben. Maar de Heeren van Schaagen en van Asperen, beide befchreeven in de Ridderfchap, ondernamen, omtrent deezen zelfden tyd, Oldenbarneveld te doen ontftaan. Doorgedrongen tot aan de Kamer, daar de Advokaat zat, begeerden zy, dat men hem Josliete. \ Gerugt, welk dit maakte, deedt den Prins uitkomen,en bevelen, dat men den E- (.Cj Cmrdt. ii. Deel, Mé 842.  XXXIX. Boek. HISTORIÉ. 2^9 Edelen 't geweer afname, hen voorts, bewaarende, tot dat men, hierop, het goedvinden der . algemeene Staaten verftaan zou hebben. Te gelyk,verklaarde hy, dat men hen, zyns bedunkens, met eenebeftrafiïng, onder handtasting, zou mogen ontflaan: gelyk gefchiedde }h\ Van der Myle, federt, onder de hand, ge- • waarfchuwd, dat men naauw op hem lette, week uit den Haage naar Rotterdam, van waar hy den Thefaurier de Bye kennis gaf, dat hy, uit droefenis over 't gebeurde, zig, voor eene poos, buiten den Haage dagt te onthouden. Hy vertrok, terftond, naar Frankryk, alwaar hy,den negenden van Herfstmaand,aankwam. Doch, in 't volgende jaar, keerde hy wederom in den Haage (O- Verfcheiden' andere Perfoonen, vriendfchap gehouden hebbende met den Advokaat, weeken, ten deezen tyde, ook ten Lande uit. Uitenbogaard verliet den Haage, op den zelfden dag,dat de Advokaat gevangen werdt (k). Ook toog de Heer van Moersbergen , zyne brieven, uit den Haage naar Utrecht gefchreeven, te vooren, gelige hebbende uit der Staaten Kamer (l), naar Munfterland r». Trefel zelf nam de vlugt: ook de Predikant Taurinus, Schryver der Weegfchaale, die, kort hierna, te Antwerpen, overleedt («> Eenige anderen waren in vreeze van te zullen geVat worden ; fchoon zy niet wyken durfden, 't Gemeen werdt haast van de gevangenis deidrie fA) Brandt If. heet, bl. 842. ti\ Gefchrcv. Memorie wegens den Hre. van der Myle. (kS Uytenbog.. Leven en Verantw. Cap. IX. bl. 1471 Cl) interoff. van f. de Goyer. Art. LXU M. S, Cm) GRotÏus Veranrw. Ctip.XV.bl. 154. («) BRANDT U. Heel, bl. 820i 933- R » 7an der Myle Vykt ;taar Frankryk. Uitenbogaard iit anderen vlugten j ins^etyks, [nnoud. nè ze»  aöo VADERLANDSCHE XXXIX. Boêk*, i5i8. licre verklaaring , op den dag der gevangenis verIpreid» £fë gevangenen worden , in Schotfchrifce:tffiefchuldigd vati l/andver* drie Perfonaadjen onderrigt, door eene ge-* drukte Verklaaring, die, op den dag der gevangenis, zonder ondertekening of drukkers naam, by der Staaten drukker, uitkwam, en voor het werk gehouden werdt van eenige Heeren, uit de algemeene Staatsvergadering (o), veelligt dezelfden drie, die te Utrecht geweest waren. In deeze verklaaring, werdt voor reden van de gevangenis gegeven „ het j, ontdekken van verfcheiden' zaaken, te Uj treeht en elders, waar van voor deezen groot „ agterdenken geweest was, en die firekten, „ tot nadeel der Gewesten in 't gemeen, en n van elk byzonder Gewest, niet zonder ver„ moedelyk gevaar van den ftaat van 't Land ,j en van een bloedbad, in Utrecht en in ver* fcheiden' Steden van Holland: van welke ontdekte zaaken Oldenbarneveld, Hoger„ beets en de Groot voor hoofdbeleiders wer„ den gehouden:: waarom zy, door de alge„ meeneStaaten,gevat waren,op dat men hen „ hunne bedryven, uit hunne hegtenis, mogt ft doen verantwoorden, naar behooren (ƒ>)." Met het uitkomen deezer Verklaarrng, werden de verdenkingen en befchuldigingen van Landveraad en handel met Spanje wederom leevendig ouder 't gemeen. De gevangenen werden Ielyk ten toon gefield, in allerlei Blaauwboekjes, rymeu, liedjes, die nu eenen vryen loop hadden (q). Veelen fielden voor zeker,dat men gruwelyke ftukken, te Utrecht, on>- (o~) Zie Kepeft. der Gener. Plakaat. U. 94. (pi Zie dit Biljcjt by Brandt Hiil der Reehtspl bl. 2. (q~) Grotius Verantw. Cap. IX. bl. 94. Cap. XV.- bl. iftj Baudart. tileiuor. X. Hvek, bl, 63, 64.  XXXIX. Boek. HISTORIE. Ueel, bl, 8.5c, 851, 852. Jlyvoe^f. bl. yjz*  XXXIX. Boek. HISTORIE. 267 dat de knegten, door 't ys en tegenwind, belet zynde gelykelyk aan te komen, op bevel van Burgemeesteren , buiten gehouden waren (c). De Prins bevondt zig, na 't veranderen der Regeeringe te Monnikendam, in de nabuurige Stad Edam, daar egter geene verandering gemaakt werdt, zo ver my gebleeken is. Hier kreeg hy kennis, dat men, te Hoorn, Vroedfchap belegd, en in dezelve beflooten hadt, hem te ontvangen, zo hy zig derwaards begave: Hy vertrok dan, des anderendaags, den tweeden van Wynmaand, van Edam, en was reeds naby Hoorn, toen men hem, uit den naam der Wethouderen en Raaden, verzogt, dat hy toch met geen groot gevolg in de Stad komen wilde. De Prins vondt dit verzoek zeer ontydig. Hy antwoordde „ dat hy bereid was, eenen anderen weg te neemen, zo die van Hoorn hem niet in de Stad hebben wilden. „ Doch dan zou hv zien, wat hem, naderhand, te doen ftondt. 'Wat zyn gevolg betrof, dat wilde hy niet verminderen , ook niet van „ een' eenigen Paadje." De afgezondenen hieldt hy, ondertusfchen, by zig, tot dat hy aan de Stad gekomen was. Hier was de Poort geilooten, op 't winket na. De afgezondenen vooruit getreden zynde, om der Wethouderfchap, die, buiten de poort, op 't Hoofd, ftondt, verflag te doen, beflootmen, terftond. den Prins, met zyn gevolg, binnen te laaten De Schuttery was in de wapenen : tusfchen twee ryeu van welke, de Prins begeleid werdt, to aan zyne herbe-rge, tegen pver welke, eene hou (c) VEpus Hoprn, bl. 559, 9e Prins :rekt vaa Edam derwaards. Men laat hem binnen met zyn gevolg.  «68 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek, ï6(8. Schuttery bezet eenige plaatfen. De Vroedfchapverzot kt dat 'er geene verandering gemaaktM'orde dan door houten Loots, voor '5 Prinfen muskettiers, opgeflaagen was. Men hieldt de maakyd met zyne Doorlugtigheid, met groot betoog van wederzydfche vriendelykheid. Doch 't bezetten van 't Stadhuis, de Waage, de wagthuizen en poorten , door twee vendelen Schutters, op heimelyk bevel der Wethouderfchap, baarde byfter omzien, onder den Adel van 'sPrinfen gevolg. Ook haakten veele fchutters, om aan den man te komen met de muskettiers; en de Stad ftondt in gevaar van in eene zorgelyke beroerte te vallen, hadden de Wethouders, hiertoe , maar het minfte verlof willen draagen, Doch zy vonden raadzaamer, zig ftil te houden. Ook hielden zig eenige Burgers gereed, om den Prinfe de hand te bieden, zo men hem tegenftand wilde doen. Des morgens, ontboodt zyne Doorlugtigheid de Hopluiden der Schut-r terye, hun afvraagende, waarom zy zo fterk waakten ? daar hy hun, immers, geene reden gegeven hadt, om hem te mistrouwen. Zy beriepen zigopdenlastvanBurgemeesteren, en deezen op de Vroedfchap, die, terftond, byeengeroepen zynde, den Prins, gelykerhand, kwam verzoeken „ dat hy geene verandering maaken „ wilde in de Wethouderfchap," daar by voegende „dat zulks met de Privilegiën ftreedt, „ welken zy verpligt waren voor te ftaan; dat „ 'er ook groot misnoegen, twist en onrust uit „ ontftaan zou, onder de burgerye. Hadt men „ op iemant iet te zeggen5 men zou hem aan„ klaagen, en zyne verantwoording hooren, „ Den fchuldigen mogt de Prins afzetten, of „ anders ftraffen. Zy waren bereid, zig met „ eede te zuiveren van 't gene hun nagegeven, „ werdt,  3CXXIX. Boek. HISTORIE. 269 j, werdt, dat zy zyner Doorlugtigheid zouden hebben willen den voet ligten, of zyn voo5, rig gezag verminderen." Eindelyk, baden ze ,jdat, zo hy immers iet wilde veranderen, hy „ liever 't getal der Vroedfchappen vermeern deren wilde, met eenige Perfoonen, ter zy„ ner keuze." Deeze laatfte voorflag fcheen den Prinfe te behaagen, waarna men, op zyn fterk aanhouden, den fchutteren beval naar huis te gaan. Toen, vernieuwde de Vroedfchap haar voorig verzoek. De Prins nam aan, zig daarop, met den eerften* te zullen beraaden, en haar dan wederom te ontbieden. Dus verliep deeze dag, en de volgende. Maar op den derden dag, zynde den vyfden van Wynmaand, wanneer nu verfcheiden' vendelen knegten, uit Friesland en van elders, te fchepe, aangekomen waren in de haven; liet de Prins de Magiftraat byeen roepen op 't Stadhuis, om zyne meening te verftaan. Zy was zo dra niet vergaderd, of de Prins, verzeld van veele Edelen, en van eenige honderden foldaaten , die zig, in eene halve maan, op de markt plaatften, tradt naar 't Stadhuis, bedankte de geheele Vroedfchap, en ontfloeg ze van eed en dienst Doch agt oude Vroedfchappen werden, terftond, wederom aangenomen, en de plaats der twaalf, die verlaaten bleeven, met twaalf nieuwen, gevuld. Voorts, werden 'er vier nieuwe Burgemeesters gefteld; Na den middag, zette de Prins ook eenige Hopluiden der fchutterye af. Doch de Schepens, Weesmeesters en andere Amptenaars liet men hunne ampten behouden, onaangezien 'er verfcheiden' ontiïaagen' Vroedfchappen onder waren. Da Schoul 1618. vermeerderingvan hasr getal. De Schutters trekken af.- De Regeeringwordt verandeid.  &?o VADERLANDSCHE XXXIX Boek. 1618. Dit ge- fchiedc ook te lVIedenblik, en te Alkmaar. Schout, den Prinfe gevraagd hebbende, hoe V daarmede gaan zou ? kreeg tot befcheid, daar Is al genoeg veranderd, ja al te veel. Zyne Doorlugtigheid , eene bezetting van negenhonderd of duizend man, onderden Luitenant Kolonel Ei/inga, een' gefchikt' Friesch' Edelmap, binnen Hoorn, gelaaten hebbende (£), begaf zig, des anderendaags, naar Enkhuizen, daar geene verandering gefchiedde. Van hier toog hy op Medenblik, alwaar, op den agtften, elf' Wethouders verlaaten bleeven, en vyf ouden van nieuws aangefteld (e). Van Medenblik, nam de Prins zynereize naar Purmerende, en, van daar, zonder iet veranderd te hebben, naar Alkmaar. Hier was zyne Lyfwagt, den agtften, reeds binnen gekomen. Hy volgde, den tienden, verzeld met omtrent honderd wagens, van welken eenigen der voorften omtrent honderd muskettiers voerden. De Schuttery was in de wapenen. Doch 's Prinfen Lyfwagt hadt het Stadhuis bezet. Ook lag 'er een vendel Schotten in de Stad, welk, insgelyks, in't geweer ftondt. De Prins, op den elfden, verfeheenen zynde in de Vroedfchap, die toen uit zevenentwintig Leden beftondt, ontlloeg ze allen van eed en dienst; en ftelde, van nieuws, ee* ne Vroedfchap van vierentwintig Perfoonen aan, onder welken, maar agt ouden waren* Onder de zestien nieuwe Vroedfchappen, waren 'er vyf, die, in den jaare 1610, door Gemagtigden der Staaten van Holland, van hunne ampten verlaaten geweest waren. Voorts werden, hier* (V) Vattin Hoorn* bU r.r,f. (r) Baudart. Memor. X. Kwl* bU 68. KraSdt ii. Bee!t Ui 857. Bjv bL w  XXXIX. Boek. HISTORIE. a?l hier, ook nieuwe Burgemeesters en Schepens gefteld Cf). Na dat, in zo veele Steden, de hekken der Regeeringe verhangen waren, keerde de Prins naar den Haage, alwaar de Staaten van Holland, reeds, gedeeltelyk, uit afgevaardigden der nieuwe Regeeringe, beftaande, al in Herfstmaand, byeen gekomen waren. Zyne Doorlugtigheid, den twaalfden, te rug gekomen, en, door de Staaten verwelkomd zynde, deedt hun, vervolgens, aandienen „ dat hy, hoewel >? ongaarne , genoodzaakt was geweest, tot n wederbrenging van de rust en eenigheid in 5, den Lande, zig, met groote moeite, en, „ niet zonder gevaar, te begeeven naar eeni }, ge Steden van Holland en Westfriesland, en, „ aldaar, voor eenen korten tyd, de Burge„ meesters, Schepens en Vroedfchappen te w ontdaan, en dezelfden, of anderen, in derzel„ ver plaatfen, te herftellen, zonder, daarby, nogtans, te verftaan, der byzondere Steden „ geregtighéid of privilegiën , eenigermaate, „ verkort, of iets byzonders daarin gezogt te „ hebben, anders dan de vordering van den i9 dienst van den Lande. Dat deeze verandeft ring, in eenige Steden, nog niet was gefchied, ft alwaar zyne Doorlugtigheid dezelve niet f, minder noodig hieldt, dan in de Steden, daar ft zy gefchied was. Waarop hy de meening van „ de Vergadering begeerde te verftaan, op dat hy alles, met de beste orde, en, tot de ft meeste rust en dienst van den Lande, mogs „ konnen verrigten." De Edelen en meeste Le- (ƒ") BBANtïT II» Detl, tl. 857» i5i8» VU De Prini wordt, door de meeste Leden, der Staaten , bedankt, en verzogt , gelyke verandering, in andere Steden, te doen.  272 VADERLANDSCHE XXXIX. Boek; )6i8. VIII. Zyne Doorlugtigheid verandert de Redering te Leiden, Leden verftonden ,3 dat men den Prins, voor ^ de genomen' moeite, bedanken' zoü, te ft gelyk , verklaarende j dat men vertrouw„ de, dat hy in alles, 's Lands best beoogd „ hadt, en ten zynen goedvinden fbJ.le, of „ hem, zo hy 't noodig vondt, verzogt, in „ andere Steden en Plaatfen, van gelyken, te ft willen doeh: waartoe men hem Wilde onft derfteunen." Maar Haarlem, Leiden eft Rotterdam verklaarden zig ongelast, om hierop te ftemmen. Gouda ftelde de zaak ter befcheidenheid van den Prinfe. 't Befluit der Leden den Prinfe zynde aangediend, verklaarde hy, op nieuws ,5 in 't gene gedaan en nog te doen ft was, geen ander inzigt te hebben,- dan de „ vordering van den dienst en rust van den n Lande, zonder dat 'er iet byzonders onder *, gemeend of gemengd ware, Ook buiten bc'n nadeeling van de geregtigheden en Privile„ gien des Lands en der Steden." Voorts, begeerende „ dat van deeze zyne verklaaring „ aantekening gehouden mogt worden , tot „ meerder kennisfe van zyne goede en opregft te meeninge (g)" Hierna, zondt de Prins zyne Lyfwagt en eenig ander Krygsvolk naar Leiden, en begaf zig, opdentwee-éntwintigften, in perfoon derwaards. Nu, of al vroeger, hadt hy zynen broeder, Fredrik Henrik, gevergd, hem té verzeilen; doch deeze hadt zulks, heufchelyk .geweigerd , begeerende, dat zyne Doorlugtigheid hem toch niet zou medeneemen, in eenige Steden van Hol- (g) Refol. Hol'f. 12,- 19 O,7o'. i6i8. , 307. fyBRAm>¥ II.- ü'.el, bl, »52«  XXXIX. Boek. HISTORIE. 273 Holland (/O- Des anderendaags, werdt de Vroedfchap, te Leiden, ontflaagen: en, ter- ftond daarna, eenigen wederom herfteld. Doch twee-entwintig van de veertig bleeven geheel verlaaten. Onder de nieuwe Vroedfchappen , waren 'er eenigen, die zig, wegens t ftuk der Waardgelders, gekant hadden tegen de voorige Regeering, en een, die zynen naam getekend hadt, in den kring, waarvan wy boven m gewaagden. De Hopluiden der Schuterye, Èv den Prinfe ontbooden zynde, werden tot eenigheid en onderwerping aan de Wethouderfchap vermaand. Om 't graauw, welk reeds gaande werdt tegen de Remonftranten, te fluiten, deedt de Prins, met goedvinden der Magiftraat, allen overlast en moedwil, by openbaare afkondiging, verbieden (k). . Van Leiden, trok zyne Doorlugtigheid naar Haarlem. Binnen deeze Stad, waren, den vierentwintigften , drie vendelen gezonden, behalve 'sPrinfen Lyfwagt. Dit volk ftondt, by de aankomst van den Prinfe, in 't geweer. Doch den fchutteren, die ook in de wapenen gekomen waren, hadt de Prins belast, af te trekken m. Hy kwam, ten vier uuren, met een gevolg van omtrent tagtig wagens, in de Stad. Voorts, de gantfche Vroedfchap, tegen s anderendaags, op 't Stadhuis ontbooden hebbende ontfloeg hy ze van eed en dienst. Daarna ontboodt hy de nieuwe Vroedfchappen, onder f*) Uytenboo. Dagreg. ly Brandt II. Deel, 11. 873. [k] QaiWs Leyden, bl. 507. Baudart. Memor. X. Boek« bl. />», 69. Uytenbog. bl. oio, 10x0. (-/) Baudart. Memor. X. Soek, bl. 09. X. Deel. S te Haai-; lem,  tói 8. te Rotterdam , m VADERLANDSCHE XXXLX.Boek: der welken hy dertien ouden herftelde. Negentien bleeven 'er verlaaten. Ook werden 'er nieuwe Burgemeesters en Schepens gefteld. De Hopluiden der Schutterye tot gehoorzaamheid vermaand, en allen overlast, gelyk te Leiden gefchied was, by afkondiging, verbooden hebbende (tri), keerde de Prins naar den Haage. 's Daags na de verandering der Regeeringe te Haarlem, kwam de Penftonaris de Haan, te rug gekeerd van de Dagvaart, welke hy, tot hiertoe, bygewoond hadt, in de Kamer van Burgemeesteren. Arend Meindertszoon, die toen voorzat, vraagde hem, wat hy daar te doen hadt. Ik kom, was het antwoord, om, naar gewoonte, verflag te doen van V gene op de Dagvaart is voorgevallen. Doch de Burgemeester zondt hem naar huis, zeggende, dat men hem wel ontbieden zou-, als men hem noodig hadt. Maar als niemant, in twee maanden tyds, zynen dienst vereischte, verftoutte hy zig, den Burgemeester te vraagen, wat men met hem voorhadt ? U te verlaaten van uw ampt, zeide men hem , zonder dat men zig gehouden agt, u reden te geeven. Dit gefchiedde ook, terftond. Naderhand , van verfcheiden' kanten, gewaarfchuwd, dat men hem zou vasthouden, week hy, in den aanvang des volgenden jaars, ten Lande uit (n). Van Haarlem, begaven zig, op 'sPrinfen last, twee vendelen, onder deGraaven Ernst en Jan van Nasfau, naar Rotterdam : alwaar nog een Fransch vendel lag. Zy kwamen 'er, op den negenentwintigften van Wynmaand, gevolgd van 's Prin- Cm) Ampzin'ó ttaarl. bl. 484. Schrevel. Haaxl. 153, Branot ii. D cl. bl. 862. Byy.. bl. 005, C'ij Branut Recbtspl, bl. 242 enz.  XXXIX. Boek. HISTORIE. a?5 PrinfenLyfwagt: en eerlang van den Prinfe zelv'. Des anderendaags, werdt de Regeering veranderd Zeven oude Vroedfchappen werden, óp nieuws, aangenomen: vyftien geheel verlaaten: twee waren overleeden: voorts, werden 'er nieuwe Burgemeesters en Schepens ge fteld, en de Hopluiden der Schutterye, naai gewoonte, tot gehoorzaamheid vermaand. Ten zelfden dage, zondt de Prins een vendel knegten naar Gouda, en, den volgenden dag. zyne Lyfwagt (o> Doch eer hy zelf, derwaards, vertrok, ontdekte hy iet, te Rotterdam, twelk hem, zo men meent, zeer misnoegd maakte, op de Groot. In het Eedboek der Stad, wa; de gewoonlyke eed der Amptenaaren gefteld in eenen tyd, dat Prinfe Willem de hooge O verheid was opgedraagen: waarom, in deeze: eed, gewaagd was van getrouw te zyn aan de: Prinfe van Oranje. Doch na 's Prinfen dood hadt Oldenbarneveld, die toen hier PenfionJ ris was, volgens een befluit der Vroedfchap in den eed, gefteld, in plaats van aan denPrit fe van Oranje, aan de Hooge Overheid van Ho land. In de Groots tyd, in 't jaar 16x6, w; hierby nog eene kleine verandering gekomen in gevolge van een befluit der Vroedfchar gefchreeven met de hand van den Sekretai Anthony van der Aa, ter gelegenheid, datfoti migen den algemeenen Staaten de hooge ( verheid der Landen begonden toe te fchryvei Men ftelde, naamlyk, agter de woorden Hoo. Overheid, tot verklaaring, dat is, de Staaten vt Holland. Nu hadt men den Prinfe diets g maak Brandt II. Deel, bh 864. S 2 '£ 1618. > » » i f_ is » ■ * is 1)- i> re m e-  276" VADERLANDS CHE XXXIX. Boek? 1618. en te Gouda. i 1 ( De Prins | kouu ie ( Amtierdain. j 1 t 1 C \ X i i i c 1 f maakt, dat de Groot den naam zyner Doorlugtigheid , met eigen' hand, in den eed, doorgefchrabt hadt. Hy begeerde dan, enkelyk, het Eedboek te zien, en vondt'er de gemelde veranderingen ; die de Groot, zo hy zelf, naderhand, begreep, veel kwaads deeden by den Prinfe, by wien hy, hier,thans geenen verdediger hadt (/>). Zyne Doorlugtigheid, van Rotterdam naar Gouda vertrokken , veranderde, aldaar, de Hegeering, op den eerften van Slagtmaand. Fien Vroedfchappen bleeven hier verlaaten. koorts, werden 'er vier nieuwe Burgemeesters jefteld. Doch de Schepens bleeven in hunne )edieningen. De Hopluiden der Schutterye leeden ook belofte van getrouwheid aan dete;enwoordige Regeeringe (jf). Van Gouda, trok le Prins naar Amfterdam, daar hy, den tweelen van Slagtmaand, werdt ingehaald, metale betoog van eere, ftaande de twintig vendeen fchutters en de drie vendelen Stads foldaaen in 't geweer. In deeze Stad, die, federt eeiige jaaren , de meening, welke nu bovenreef, gevolgd hadt, in 't ftemmen ter Dagraart, fcheen geene verandering der Regeeinge vereischt te worden, gelyk ze ook niet efchied was, te Enkhuizen, te Edam, en te 'urmerende, die, altoos, met Amfterdam getemd hadden. Doch als men zig herinnert, 't ;ene wy, te vooren, hebben aangemerkt, dat e befluiten der Vroedfchap, hier, geduurigyk, door eene meerderheid van zeer weinige temmen, gemaakt waren, en daarby bezeft, hoe (_p) IC Brandt Leven van H, de Groot, bl, 156, Diundt, II. Deel, bl. iój.  XXXIX. Boek. HISTORIE. '277 hoe ligt zulk eene meerderheid, door derven of andere toevallen , de minderheid worden kan, zalmen, zonder moeite, begrypen,dat de meerderheid hier ook belang vondt by de verandering; waarom zy 'er, meent men, den Prins toe bewoogen heeft. Op den derden van Slagtmaand, 's morgens ten tien uuren, verfcheen de Prins in de Raadkamer, alwaar de Vroedfchap, door zynen last, byeengeroepen was. Hy deedt 'er dit voordel: „ myne Hee„ ren, dewyl hier, in den Raad, gelyk ook in „ andere Steden, groot verfchil is geweest, o„ ver zaaken en gefchillen van Godsdienst en „ Regeeringe, waaruit verdere zwaarigheden „ zouden mogen ontdaan; zo ben ik hier ge„ komen, uit last van de Regeerders des Lands, s? om ook daarin te voorzien, gelyk ik, in an„ dere Steden, gedaan heb. Ten dien einde, 5, bedank ik deeze zesendertig Raaden voor „ hunnen dienst, en ontda ze van hunnen eed, „ ook van den eed en 'tregt, welk hun, als „ Schepenen geweest zynde, in 't kiezen van „ Burgemeesteren, toekomt." Hierby, voegde hy „ dat hy van deezen last en moeite gaarne „ verfchoond was geweest; maar dat de hooge „ nood en dienst van den Lande dit vereisch„ ten, om alle misverdanden en oneenighen den, die 't Land kwelden, weg te neemen „ en voor te komen (r)." Terwyl de Raaden vast opdonden, om te vertrekken, vraagde de Oud - Burgemeester , Kornelis Pieterszoon Hooft, den Burgemeesteren, JakobHoing en Dirk Bas, of zy, daarop, niets begeerden te zeg, Baudart. Memor. X. Boek, hl 69, 70. s 3 : \6i%. Hy ontflaat hie ook de Vroedfchap.  Aanspraakvan den Oud-Burgemeester Kornelb PieterszoonHooft aan zyne Doorlugtigheid. 078 VADERLANDSCHE XXXDLBoek. zeggen. Zy zeiden neen; en niemant anders o penbaarde zig. Hooft verklaarde toen, dat hy zig verpligt vondt, kortelyk, iet voor te ftellen : waartoe verlof verzogt en verkreegen hebbende van zyne Doorlugtigheid, hief hy aan, op deezen zin: „ 't Zal, doorlugtige Vorst, op „ Lichtmisfe eerstkomende, vyfendertig jaa„ ren zyn, dat ik in den Raad ben beroepen, „ en, geduurende al dien tyd, heb ik myne „ genegenheid tot het Huis van Nasfau dik„ wils betoond. Dikwils ben ik, van deezer n Stede wege, ter Vergaderinge van Holland^ ook ter Generaliteit verfcheenen. Verfchei* „ den' misverftanden zyn, in dien tyd, tusn fchen deeZe Stad en de Steden Haarlem en n Leiden, ontftaan, die ter fcherpe, geregten lyke en andere handelingen uitborften; zo „ dat men goedvondt, uwe Vorftelyke Door„ lugtigheids tusfchenfpraak en bemiddeling * n daarover , te verzoeken, waardoor die vern fchillen, eindelyk, waren nêergeleid (a); „ Des agt ik my gelukkig, dat ik myn ge„ moed, in deeze gefteltenis van zaaken, voor „ uwe Vorftelyke Doorlugtigheid, mag ontSJ lasten. Ik zal anders niet zeggen, danditwei,? nigc. De geheele Vergadering van deezen v Raad was,by duuren eede, verbonden, tot ' voorftand van de voorregten en vryheden J5 deezer Stede. De Heeren Raaden hebben „ zig, hierin, totnogtoe, naarbehooren, en, L met groote eendragt en zorgvuldigheid, ge- kwee^s) Hooft zag , hiermede, op de gefchillen over dm Overtoom, die, voor eenige jaaren, aan den Prinfe vcrbleeven waren. Zie Refol. Holl. y April n en xt Decemb. 1604. bl. 123, 316, 331.    XXXIX. Boek. HISTORIE. a79 n kweeten, met naame omtrent drie punten, » die my nu in den zin komen: eerst, om, by » middel van * beflag op perfoonen of goede * „ ren, alhier, regtsgebied te vestigen, en a> v lerlei zaaken bankvast te maaken: 't welk, tj fomtyds, met groote moeite en onlust, te?7 gen eenige Steden, met naame tegen Rot5, terdam en Middelburg, is gehandhaafd: ten n anderen, het Privilegie de non evocando, me„ debrengende, dat men geene burgers voor „ eene vreemde vierfchaar of regtbank mag 5, betrekken: ten derden, dat geene burgers in „ gevangenis mogen gehouden worden, als „ zy vermogen borg te ftellen van, teraan„ maaninge des Regters, voor 't geregt te ver„ fchynen. Doch deeze punten zyn niet te ver„ gelyken, by de punten, die nu in gefchil „ ftaan. 't Is wel waar, dat het welvaaren van „ den Staat de opperfte Wet moet zyn ; maar „ ik houde het daar voor, dat zelfs niemant ?, uit den Raad, ter zaake van de ftrydigheid „ der gevoelens, die, fomtyds, in den Raad w zyn geweest, eenig befluit poogde te maa„ ken, ten nadeele van de Leden, diedemin„ fte ftemmen nitbragten, als of die niet, zo „ wel als de anderen, voor eerlyke en vroo„ me luiden, voor goede Patriotten en tegens, ftanders van Spanje mogten beftaan. En „ hoewel die Heeren, welken de minfte ftem„ men hadden, hun inzigt en gevoelen over „ de zweevende gefchillen, met goeden ernst, „ volgens hunnen pligt, voorftelden :> zo heeft, nogtans, niemant uit hun zig ooit eenige f fa„ menrotting, of iet diergelyks, in \ minfte, n onderwonden, om de anderen, metflinkfche S 4 » mid- 1618. drrest. ■fCtmjplM.  28o VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. 1618. n middelen, te verkloeken: waardoor de zaa■ fy ken ook zyn uitgevallen, gelyk men nu ziet. w Die ook de Vergaderingen van Holland en ter Generaliteit wat veel bezogten, weeten, „ wat ftrydigheden en hevigheden, daar, me„ nigmaal, onder de Leden voorvielen; hoe „ dikwils de zaaken werden uitgefteld, van de eene dagvaart en vergadering tot de ande„ re, tot dat ze, na lang geduld, nog, einde„ lyk, tot eene goede uitkomst zyn gebragt, „ zonder dat men ooit heeft gepoogd, op „ dusdaanige wyze, tegen iemant te handelen. „ Indien men zulks, in diergelyke verfchei„ denheid van gevoelens, zou hebben gedaan, „ 't zou een werk zonder einde, en dikwils te „ doen geweest zyn. Dies bid ik uwe Vorfte„ lyke Doorlugtigheid, dat het hem gelieve, ' deeze goede Stad en deeze eerlyke VergaM dering te verfchoonen, naar behooren." 's Prinfen antwoord was kort: Bestevaêr, zeide hy, V moet nu voor deez'tydzo zyn. De nood en dienst van 'tLand vereischt het. Op dit woord, fcheidde de Vergadering (s). Zeven Raaden bleeven verlaaten van 't Vroedfchaps ampt, te weeten Tsbrand Ben, Herman van de Poll en PieterMatthyszoon, Oud Schepens; Doktor Sebastiaan Egbertszoon en Jakob de Graaf, Oud Burgemeesters-, Dirk de Vlaming van Oudshoorn , Oud Schepen, en Laurens JanszoonSpiegeU regeerend Schepen. De Burgemeesters en Schepens bleeven in hunne bedieningen. Spiegel behieldt het Schepens - ampt, en de andere ontflaagen' Vroedfchappen bleeven in hunne andere O Aantck. van C. P. Hooft by Brandt II. Deel, bl. 8,67*  XXXIX.Boek. HISTORIE. 281 dere ampten CO- De laatfte verandering gefchiedde in 'sGraavenhaage, op welks Regeering de Prins ook misnoegd was, om den tegenftand, voorheen, den Contraremonftranten daar ter Stede gedaan. Eenigen hadden gaarne gezien, dat te Dordrecht ook verandering gemaakt was. Reinier Pauw, Burgemeester van Amfterdam, dreef dit fterk, tegen Hugo Muis van Holy, Schout van Dordrecht. Beide waren zy zeer gezien by den Prinfe. Men hadt reeds een' Lyst gemaakt van elf Perfoonen, welken men meende, dat uit de Vroedfchap moesten gezet worden. Burgemeester Willem van Beveren was 'er onder. Doch Muis hieldt de verandering tegen, aanwyzende „ dat de „ Wethouders, te Dordrecht, aan eikanderen, „ door huwelyken en bloed ver vvantfchap , n naauw verknogt waren; waarom het onge„ lyk van eenigen allen treffen zou." Veelligt, gebruikte hy nog andere redenen, die bedekt gebleeven zyn. De Prins, federt, te Dordrecht gekomen, werdt, door Muis en den Thefaurier (3), verwelkomd. Zyne Doorlugtigheid begeerde, na eenige redenwisfeling, het Magazyn te zien. Toen hy omtrent het Stadhuis gekomen was, traden zyne Hellebaardiers, gelyk ze in andere Steden gewoon waren, de trappen op. Doch de Prins beval hun, datzy te rug keeren zouden. En als zy 't niet fcheenen te verftaan, riep de Thefaurier, veel luider, dat zv, aan de andere zyde, zouden afgaan, WaarCO Lyst der Ilaaden voor de Handv. van Amlt. op 't jaar Ifii8. Brandt II. Deel, bl. Só> enz. (3) Deeze was, meen ik, Kornelis van Terenflein Aariaamioon. S 5 If5i8. Te Dordrecht , voorkomtmen de verandering.  cSa VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. * gecasfterd. IX. Oordeelen o vet deeze veranrie ring ju. Waarop de Prins , lagchende , zeide, Heer Thefaurier , gy zoudt niet gaarne * afgedankt, zyn. Burgemeester van Beveren, die verandering vreesde, hadt zig in huis gehouden. Doch de Prins verzogt hem, des avonds, by zig, bejegende hem vriendeiyk, en, als 't gefprek, by geval, op de Indien viel, deedt hy hem een treffelyk Boek fchenken, welk van de Indifche zaaken handelde («). Voorts, vertrok hy uit Dordrecht, zonder eenige verandering gemaakt te hebben. Midlerwyl, was, op 's Prinfen begeercn, het Lid der Ridderfchap van Holland, in 't begin van Wynmaand, met vyf van nieuws befchreeven' Edelen vermeerderd : te weeten, Walraven van Brederode, Heer tot Brederode, Adriaan van Zwieten, Heer van Zwieten, Nikolaas van Boekhorst, Heer van Wimmenum, Henrik van Raaphorst, Heer tot Raaphorst, en Anthonis van Lynden, Heer van Kroonenburgen Loenen (j>). Omtrent zes weeken te vooren, waren de Heeren van Schagen en Warmond, naar 't fchynt, voornaamlyk, door 't beleid des Advokaats, onder de Edelen befchreeven geworden (w): waarom zyne Doorlugtigheid te noodiger hieldt, de eenigheid onder dit Lid te bevorderen, door eene byvoeging van vyf nieuwe Edelen. In alle de Steden, daar de Prins, ten deezen tyde, de Wet veranderde, verklaarde hy n dat „ zulks gefchiedde, om dat de nood en 's Lands „ dienst zulks vorderden, zonder dat het in ge» volg getrokken, of der Steden Privilegiën, „ d aarra) Bp.vitiW. Dordrecht, bl. 360. Brandt U.Deel, bl. 873» ( v 1 Refol. Holl. 15Sept.161R.bl. 286. Baub.X.Bask, W.70. (»; Refol. Holl. 2 Aug. 1618. bl. 214.  XXXIX.Boek. HISTORIE. £§3 5, daardoor, benadeeld gerekend zouden worw den: ook. buiten krenking van de eere, goeden 5, naam en faam der zulken, die verlaaten werw den (V)." In 't kiezen der nieuwe Wethouderen, bediende zyne Doorlugtigheid zig, gemeenlyk, van den raad der zulken, die, in elke Stad, meest voor de Contraremonftranten gey verd hadden, en gerekend werden, zulken, die 't met hen eens waren, best te kennen. Zy voorzagen den Prins, gemeenlyk, vaneen'lyst der geenen, die zy bekwaam hielden tot de Regeeringe; waarnaar zyne Doorlugtigheid zig, doorgaans, fchikte, in het doen der keuze (y). Doch van de verandering over 't geheel oordeelde elk, naar hy gezind was. De Contraremonftranten preezen dit werk, hemelhoog, en hielden 't voor den grootften dienst, dien de Prins den Staat en der Kerke immer gedaan hadt (z). De Remonftranten, en zy, die der Remonrtrantfche zyde toegedaan waren, fpraken 'er, daarentegen, kwalyk van, oordeelende, dat men de beste en eerlykfte Liefhebbers des Vaderlands, onder welken "er waren , die de belegeringen van Haarlem, Leiden en Alkmaar hadden doorgedaan, uit het bewind , gezet hadt, om hunne zaak, te zekerer, te onderdrukken (, 97, ior,. Cr) Uytenbog. bl. 1014. Brandt II. Heel, bl. 869. Cz ) Baud. Memor.X. Hoek, ll.7-.-1. tfliiciANlf.bl. 1Ó97,109$ C>-) Uytenbog. bl. 1013. Grotius Verantw. Cap. IX. bh 103. 1618. De Staaten van 1 Ioliand Jteurenz;» goed, ea bedanken Yr den Piinr  It5i8. fa, plegtiglyk,over. 284 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek, werdt eene Akte gemaakt, waarby de Staaten verklaarden „dat zy, na ryp beraad, meteen„ paarige bewilliging en volkomen' magt, „ verftonden , dat zyne Doorlugtigheid, in „ deeze niet min dan in zyne voorgaande be„ dry ven, zyne opregte zugt, zorge en trou„ we, jegens de Landen van Holland en West» friesland, onaangezien menigvuldige ge„ vaaren en zwaarigheden , getoond hadt: „ waarom zy hem, deswege, bedankten; het „ verrigtte goedkeurden en bekragtigden; met „ belofte van de nieuwe Magiftraaten, in der„ zeiver wettig gezag, te erkennen, te doen w erkennen en te handhaaven; zullende zulke „ ingezetenen, die dezelven weigerden te ee„ ren en te gehoorzaamen , als verftoorders „ der gemeene ruste worden geftraft. Ook „ zouden alle hooge Amptenaars van Regee„ ringe, Regt en Oorloge gehouden zyn, hier„ toe de hand te bieden, en zyneDoorlugtig„ heid in 't byzonder verzogt worden, ten „ deezen einde, al wat van zyne hooge ampten en gezag afhing toe te willen brengen, „ Wyders, zouden 't de Staaten voor aange„ naam houden, en 's Prinfen goed oogmerk „ onderfteunen, zo zyne Doorlugtigheid goed5, vinden mogt, op de nadere verzekerdheid en rust van eenige Steden, nog eenige voorziening te doen : fchoon zy, met dit alles, vol„ grens verfcheiden' verklaaringen van den „ Prinfe, niet verftonden, de Traktaaten, Pri„ vilegien , vryheden en geregtigheden der „ Landen in 't gemeen, of der Steden of Ingezetenen in 't byzonder , eemgszins ver„ minderd, of eenige Ingezetenen, in hunne  XXXIX.Boek. HISTORIE. 285 5, eere, goeden naam en faam, gekwetst te „ zyn; maar dat dit alles, zo in 't byzonder „ als in 't gemeen, ftand grypen zou, alzo zulks voor de rust en dienst der Landen, noodft zaakelyk, vereischt werdt, en by de Staaten n verftaan was, alzo te behooren (&)." Doch 't wordt tyd, dat wy wederkeeren tot de gevangenen van Staat, op welker zaak de verandering der Regeeringe van merkelyken invloed was. Kort na 't vatten des Advokaats, leverde een der Franfche Gezanten een Vertoog in , ter algemeene Staatsvergaderinge, waarby hy verklaarde, verwonderd te zyn 0- [ ver 't gebeurde, en bedugt, dat de Koning, zyn , meester, zig daaraan ftooten, en den Advokaat, mogelyk, in zyne befcherming neemen zou (c). Doch welk befcheid hierop kwam, is my niet gebleeken. Weinigtydshierna, vertrok de buitengewoone Gezant, Boifife, uit den Haage, misnoegd, om dat de Staaten hem, zyns oordeels, geen behoorlyk regt deeden, op de klagten, uit 'sKonings naam, gedaan, over Francois van Aarfens, nu, door koop, geworden Heer van Sommelsdyk; wien hy befchuldigd hadt van, in zeker naamloos gefchrift, der Majefteit van Frankryk te na gefproken te hebben (V). Doch de Gezant was naauwlyks te Antwerpen, of hy keerde, op 's Konings uitdrukkelyken last, naar den Haage te rug. Frankryk hadt nog te veel belang, by de vriendfchap der Vereenigde Gewesten. Boifife C*) ZzeUefol. Holl. 7, 16, 17 Nay. 1618.bl.341;, 366, 372. Raud. Memor. X. Hoek, bl. 70. Uytenbog. bl. 1012. (e ) Zie Brandt II. Deel, bl. 876. (d) Refol. Holl. 30 Aug. 1618. bl. 260. Uytenboc. U, 1002, ?m>3, loor, 1008.' i6it. X. Pooftingen der Franfche Gezanten , ten jehoeve Ier geran geien.  s86 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. De gevangenskrygen kennis van de Verklaa ring tegen hei uitgeko Kien, fife dan, op den zeventienden van Herfstmaand , op nieuws, gehoor verworven hebbende, ter algemeene Staatsvergaderinge, verzogt ronde opening van den tegenwoordigen toeftand der zaaken; den Staaten zyns meesters raad en hulp aanbiedende. Voor deeze aanbieding werdt zyne Majefteit, heufchelyk, bedankt. Doch wegens den liaat der zaaken deedt men flegts algemeene opening, onder anderen verklaarende , dat de burgerlyke regeering, door het voorzigtig beleid des Prinfen, reeds, grootendeels^op eenen goeden voet herfteld was (S««.'öi8.W.277.JvBa/\NBTlI.O^iW.87'f f>;) Brandt Rechispl. bl. 4.  XXXIX. Boek. HISTORIE. 289 „ voor hy in den dienst der Stede was gekon men, en dat hy nietgeraaden hadt,dezelven „ af te danken, om dat hy niet bevondt, dat „ zulks tot gerustheid en dienst van de Stad „ zou hebben geftrekt." Omtrent de handeling met de Utrechtfche Afgevaardigden, in den Haage, en met de Staaten, te Utrecht, verklaarde hy zig, met onderfcheid; doch Ploos beweerde, meermaalen, dat hy catagorice, of met ja of neen, behoorde te antwoorden. Dit was 't voornaamfte, welk, in dit onderzoek,voorviel, zo ver Hogerbeets zelf zig het, eenen geruimen tyd daama,wist te binnen te brengen («). Omtrent deezen tyd, werdt ook Ledenberg ondervraagd. Zulks was reeds, te Utrecht, gefchied, op den zesden en tienden van Herfstmaand, uit den naam zyner Doorlugtigheid. Hier, hadt hy beleeden „dat de Waardgel„ ders, te Utrecht, op aanfchryvens van de Utrechtfche Afgevaardigden in den Haage, „ met kennisfe van Oldenbarneveld, en, in ge„ volge van een befluit der Staaten, waren ft aangenomen, tot voorkoming van inwen9, dige beroerten. Dat de Advokaat ook ge- raaden hadt, in Lentemaand laastleeden, „ den Prins te verzoeken, dat hy niet te U„ trecht wilde komen. Dat het openen van „ den last aan zyne Doorlugtigheid op het af„ danken der Waardgelders uitgefteld was,na „ dat de Gemagtigden der Hollandfche Sta„ den verzogt hadden, de afdanking, nog ee„ nigen tyd, te willen ophouden. Dat deeze ft Gemagtigden, uit zig zeiven, te Utrecht, » ge- 00 R- Hogerb. Gertenkfchr. by Brandt Rechtspl. bl. a« X. Deel. T irStS. Ondermuigirigran Leienbergj:e U[recht.  I6i8. Men dreigt hem me de pynbank. s9o VADERLANDSC11E XXXIX. Boek. » gekomen waren;fchoon de Staaten, kort te 55 vooren, op den raad, onder anderen, van 5) Ryzenburg én Moersbergen, beflooten had5? den, om eenige Gemagtigden uit Holland 5? te verzoeken (o). Dat deeze Gemagtigden 55 geoordeeld hadden, alles, te Utrecht, in ftaat 55 te zullen konnen houden, als de bezetting, 55 op Hollandfche betaaling ftaande, zig ftil 55 hieldt, en als de Staaten van Utrecht gelyk 55 bevel gaven aan de Waardgelders; alzo zy 55 niet dagten, dat zyne Doorlugtigheid volk jj van buiten zou doen komen. Dat hy niet n wist van eenig befluit, om der bezetting ee» nen nieuwen eed af te vergen. Dat de Ad„ vokaat, laatftelyk, te Utrecht zynde, de w Staaten, naar zyne gewoonte, vermaand n hadt, hunne vryheden en geregtigheden te w handhaaven, hun vertoonende, dat hun het 5, regt der Sinode en der Waardgelders beide „ toekwam. Dat hy den Schryver der Wetg„ fchaale niet kende dan door het gemeen „ gerugt. DatTaurinus, die 'er voor ging, „ veel ommegang plag te hebben, met de „ Groot, Uitenbogaard, Bor, Grevinkho„ ven en anderen (p)." Doch men begeerde meer uit hem te weeten, dan in deeze ant1 woorden, vervat was. De Groot heeft aange tekend, dat hem, toen hy eenige weeken gevangen gezeten hadt, door den luitenant Nyt hof, verhaald was ,datLedenberg-,te Utrecht, met depalei, gedreigd, en zelfs, door den fcherpregter, aangeraakt was De Fiskaal van Co) Vercl. van Ledeubergli van vj Aug. 161". ftyl, vet. MS. O) Interrogat.ycnLedcuV. van Aug. 1618.oudenjlyUMS. C?) lijdkUkootMciuw.intynhtiv hebben voorgehouden , die hen befluiten n deeden, het openen van hunnen last uit te 55 ftellen: houdende Rotterdam voor dienfti» ger, met den Prinfe te handelen, voorHoln land en Utrecht famen. Ook, dathy, in» gevolge van eenen algemeenen last, om goed » verftand en eenigheid te onderhouden; al» gemeene beloften van vriendfchap en by» ftand, in overeenkomst met de oude Unien » en Traktaaten, aan die van Utrecht gedaan » hadt. Dat men Waardgelders hadt aangenor » men, om dat de gerugten liepen, dat fom» migen de Remonftrantschgezinde Wethoun ders wilden doen afzetten. Dat, zelfs te n Gouda , hooge woorden gevoerd waren , n door de Contraremonftranten, voorgeeven» de, de bezetting op hunne zyde te hebben. >? Dat het zenden van volk uit Rotterdam naar » Schoonhoven buiten zyn' raad en in zyn af». zyn gefchied was, en dat hy niet wist, of ry die van Rotterdam aan die van Schoonho» ven geld gegeven hadden, tot onderhouding ,5 der Waardgelderen. Dat de Afgevaardigden n van Holland aan Ogle, flegts in 't algemeen, „ belast hadden, goede zorg te draagen. Dat >, hy niet wist, tegen Ogle gezeid te hebben, n wat zou men in Holland zeggen, zo de Prins „ de Waardgelders wilde afdanken ? noch, of „ hy hem gevraagd hadt, wat middel 'er zyn >5 zou, om den Prins te leletten, dat hy geene be„ zetting in Utrecht bragt? ook niet, ofHoger„ beets, des nagts, e en briefje aan Ogle gezon„ den hadt." Dus liep deeze eerfte ondervraaging af. Des anderendaags, kwam de Voogd, de eer-  XXXIX.Boek. HISTORIE. 295 eerfte der ondervraageren, hem fpreeken. Deez' hieldt hem voor „ dat men blyken hadt van de punten, die den Advokaat, onlangs in Z zekere gedrukte fchriften , te last gelegd Z waren, met naame, dathygeldvandeSpaan- fche zyde getrokken hadt, om 't Beftand te „ vorderen, en hetopregten der Westindifche „ Maatfchappye te beletten", hem te gelyk vermaanende, te openbaaren, 't gene hy hiervan weeten mogt. De Groot, dit zeggen geloovende, begon zelf arg vermoeden te krygen van zekere handelingen des Advokaats, die tweezins uitgelegd, en ten kwaadfte1 geduid konden worden, zomen, van elders, blyk zyner ontrouwe hadt. Het gantfche beleid der Kerkelyke zaaken kon men, dagt hy, hieronder rekenen. Ook gaf hy van deeze twyfelagtige handelingen, naderhand, fchriftelyke opening. Doch daarna hieldt hy, 't gene hem, ten nadeele des Advokaats , gezeid was, voor een konstftreek der onderzoekeren (V), ort? hem moedeloos te maaken, of te doen klappen, zo hy eenige geheimen wist. Manmaaker. zyn oude vriend, kwam hem, den volgender dag, bezoeken, tragtende iets uit hem te trekken, dat Graave Fredrik Henrik betrof, ér de gefprekken, welken men, deezen aangaande , gehouden mogt hebben. Doch de Groot be tuigde, ernftelyk, dat men deezen Prins en d( Prinfesfe Weduwe ten onregte verdagt hieldt Manmaaker liet zig hierop ontvallen, dat Pr in Henrik zeer ftyfzinnig was; doch dat zyne moeder leedwezen hadt van haar beleid. De Groo her (hO Grotius Verantw. Cap. XX. bl. 288. T 4 1618. een byzondergefprek met de • Voogd, en met Manraaa-" ker. t  XIII. De Staa ten van Holland ftellen ook eenige Ge magtigden tot onderzo, k de: gevangenen. ( x) K. IIrandt Leven van H. c!e Groot, 11. 151-155. fyj]/il. -4.-5. (.zj K Brandt Leven van H. de Groot, Ut 17*. 296 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek; hernam, toen „ dat hy Prins Henrik nooit hadt - „ hooren fpreeken, dan tot rust en vrede van „ 'tLand. Doch dat 'er, in deszelfs afzyn, by „ de Prinfesfe Weduwe , wel eenig gefprek w gevallen was, waarvan hy, des belast, nade„ re opening doen zou (V)-" Dit zag, naar 't. fchynt, op de voorgenomen' befchryving in 't Lid der Edelen, waarvan wy, te voorenfjy) , gewaagd hebben, en welke hy, wat laater, aan Manmaaker openbaarde (z). 't Liep aan tot den negenden van Slagt■ maand, eer de Staaten van Holland beflooten, ook eenigen uit dit Gewest aan te ftellen, tot onderzoek der gevangenen. Zyverkooren hiertoe den Heer van Zwieten, uit de Edelen; Hugo Muis van Holy, wegens Dordrecht; Reinier Pauw, wegens Amfterdam, en den Sekretaris Albrecht Bruinink, wegens Enkhuizen: welken • de Griffier van den Hove van Holland, An-^ thonis Duik, als Fiskaal, toegevoegd werdt, alzo de Fiskaal Kinfchot, met den Advokaat, vermaagfchapt was. Duik gebruikte veele redenen , om zig van deezen last te doen ontdaan. Doch men begreep, dat hy dien, ten dienfte des Lands, behoorde op zig te neemen. De andere Gewesten voegden 'er verfcheiden' Perfoonen by, onder welken ik, behalve de gei melde, ook Schotte, Salmius, Aitsma, Van den Sande, Sloot, Schaffer en anderen gemeld vind. De Staaten van Holland ftonden, voor deeze reize, toe, dat de Lastbrief, door de  XXXIX. Boek. HISTORIE. 297 de algemeene Staaten, gegeven werdt (V). Terftond hierna, begon men den Advokaat te ondervraagen, op den vyftienden van Slagtmaand, in de tegenwoordigheid van Zwieten, Muis, Pauw en Bruinink. Voor 't onderzoek, verklaarde de Advokaat „ dat het gene hy zou zeggen ftrekken zou tot voorftand der reg„ ten zyner meesteren, de Staaten van Holland en Westfriesland." Voorts, beweerde hy, „ dat den algemeenen Staaten geen regt toe„ kwam, om zynen perfoon vast te houden. Het onderzoek duurde wel twintig dagen agtereen, dikwils voor- en nademiddag. Doch van 't gene hem, in dien tyd, over verfcheiden' zaaken, lang en kort voorleeden, verrigt of gefproken, gevraagd werdt, en van 't gene hy 'er op antwoordde, vindt men, myns weetens, nergens, iet byzonders gemeld. Terwyl hy, de eerfte reize, verhoord werdt, deedt men alle zyne papieren en aantekeningen, uit zyne kamer, haaien, waarvan hem, daarna, alleenlyk een gedeelte wedergegeven werdt (£) Hogerbeets onderging dit zelfde lot, nadatmer ontdekt hadt, dat hy eenige berigten, van bui ten, hadt weeten te bekomen. Zwieten ,Man maaker en Sylla, op den dertigften van Slagtmaand , by hem gekomen zynde, vraagden hem wat brieven hy, in Bloeimaand laastleeden, naai Antwerpen gezonden hadt, en aan wien ? Hj antwoordde, dat hy nooit eenige brieven, aan ie mant, in vyanden landen woonende, naar Ant werpen of naar elders, gefchreeven of gezonde} hadt (tl) Refol. Holl. 9, 13, 14. 17 A'ov. l&lS. W. 348S35Ö,3M J7'l> 37S- Brandt Rechtspl. II. 16. ( k) BSANBT Rechtspl. tl. 17 enz. i6i3. De Advokaatwordt ondervraagd. Men ontbloothem en Hogerbeets van alle hunne aantekeningenen papieren.Gefprek tusfchen [ eenige Gemngtigdenen Hogerbeets.  208 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek, 161S. XIV. Derde ondervraagingvan Hogerbeets. 1 1 I 1 1 J ! ! ^ s: * j: ?: s: x « tofr, Zwieten riedt hem, voor zig te zien, naardemaal de Heeren wel onderrigt waren van 't gene zy hem voorftelden. Doch hy bleef by zyn voorig antwoord. Sylla hervraagde, wat kennis hy aan Pater Tempel hadt? Hogerbeets antwoordde , dat hy hem niet kende, noch ooit, zyns weetens, gezien hadt? Waarop de Heeren vertrokken , zonder iet aan te tekenen (V). Maar op den zesden en zevenden van Wintermaand, werdt Hogerbeets, voor de derde reize, gehoord; waarby nu Muis en Pauw, beïalve de Heeren uit de andere Gewesten, en ie drie Fiskaalen, van Leeuwen, Sylla en Duik, egenwoordig waren. Duik ondervraagde hem, seer fcherp, op alles, waarover hy, reeds te rooren, gehoord was. Hy klaagde zeer, dat nen hem dus lang hadt laaten zitten, zig beoepende op een Privilegie, welk vorderde, , dat men, iemant, van wege de Graaflykheid, , willende befchuldigen van zynen ly ve, zulks, , binnen zes weeken, doen moest." Duikantvoordde, dat dit Privilegie in geen gebruik iras, voorts fterk dringende op verklaaring, iregens eenige byzondere meeningen, ter Ver;aderinge van Holland, voorgefteld: en den ;evangenen befchuldigende „ dat zy met de , regeeringe gefpeeld hadden, naar hun wel, gevallen, en nu beweerden, dat de algemee, ne Staaten, in de byzondere Gewesten, met , naame in Holland, geen gezag hadden, daar , men 't, voorheen, gantsch anders verftaan hadt, toen men te Groningen een Kasteel wilde bouwen." Hogerbeets hernam, dat'er groot C*3 R, Hogere. Gedenkfchr. by Brandt Rechtspl, W,a2 enz.  XXXIX. Boek. HISTORIE. 299 proot onderfcheidw as, tusfchen Holland en Groningen, en dat, in allen geval, verjchillende gevoelens in 't ftuk van Regeeringe geene halszaaken waren: waarop geantwoord werdt, dat het bv geene gevoelens gebleeven was (d). , Midlerwyl, werdt de Groot ook verfcheiden' reizen gehoord, waarvan men den juisten tvd niet aangetekend vindt. De ondervraagers fcheenen 't nu meest te hebben toegelegd, op het ontdekken van eenig zonderling voorneemen, door den Advokaat en door de agt Steden, gefmeed, tegen den Prinfe. De Groot betuigde dat de Advokaat hem, altoos, met agtinge gefproken hadt van zyne Doorlug" tigheid: en, meenende, dat 'er, onder de ' opfchuddingen, onlangs te Utrecht en el!' ders voorgevallen , eenig voorneemen ' fchool , om den Prinfe meerder gezag or. „ te draagen ; hadt hy genegenheid getoond, „ om, daarover, ftaatswyze, te handelen, hou dende zulks beter, dan verandering, uit verwarring en oproer, te wagten. DeagtSteder , hadden, zeide hy, geen ander oogmerk ge : had, dan tot eenig redelyk verdrag te ko men, met den Prinfe. Doch na 't opregtei " der Kloosterkerke, hadden zy gevreesd dat zyne Doorlugtigheid eenig voorneemei " ten haaren nadeele hadt; waarom zy eei " Vertoog hadden ingefteld , ftrekkende on J den Prins te beweegen , tot befchermmg " der Wethouderen; doch 't was niet overge " leverd, om dat de Gemagtigden der Verga " deringe, federt, met den Prinfe, over dezeli » „d (d) 11. IIooüRii. GccUiikfclir. by Brandt Rechtspl. bh 24 enz. 1618. De Groot. wordt verder onder- zogt. 1 l 1 1 ( 1 » 3  im, van 't aanneemen der Waardgelders, 't velk de Groot beweerde, alleen of voornaamyk, gefchied te zyn, totbefchermingder Wettouderen. Eindelyk, viel 't gefprek, op nieuws, >p Oldenbarneveld, dien men hieldt het oogaar Spanje gehad te hebben. Doch de Groot erklaarde hiervan nimmer iet te hebben geïerkt. Men drong hem fterk, en herhaalde ulks, naderhand, in verfcheiden' byzondere geirekken, die de Voogd, Gokkinga en Duik iet hem hielden. Maar de Groot verklaarde eftendiglyk, geene kennis te hebben van eenien heimelyken handel met den vyand. Voorts , rerdt hy naauw ondertast, over 't gehandelde 1 de byeenkomst by Trefel, waarvan men 't 'erbaal, door Ledenberg opgefteld, bekomen idt. Hy beleedt „ dat verfcheiden' redenen, die den Hollandfchen Gemagtigden en hem 'O Zu hier vor>r3 W. 261,  XXXIX. Boek. HISTORIE. 301 „ in 't byzonder, by het zelve, werden toegefchreeven, door Ledenberg, eerst, waren aangeroerd; als, dat de last der Utrechtfchen gevaarlyk was; dat 'er zwaarigheid was in dien den Prinfe te openen, om dat de oude vendels dan zien zouden, dat zy mistrouwd werden; dat men aan de trouwe van eenige „ vendels twyfelde, en dat de onderhandeling „ met den Prinfe niet geheim blyven zou. Voorts, verklaarde hy „ dat zy, in de vermaa„ ning aan de Utrechtfchen, tot voortand van hun regt tegen elk, den naam zyner Door„ lugtigheid niet hadden gebruikt: gelyk men „ meende." Op de vraage, hoe veele Waardgelders men gedagt hadt aan te neemen; antwoordde hy „ dat, hierop, naar de gelegenM heid en nood der Steden, by de Vroedfchap„ pen, zou beflooten geworden zyn." Het onderzoek betrof nog eenige andere punten van minder belang, en eindigde, met den eenentwintigden van Wintermaand (ƒ). Eenige dagen te vooren (4) ■> hadden de Franfche gezanten, Boifife en Maurier, op welker voorfpraak, de gevangens, thans, nog groote hoop vestigden; vernomen hebbende, dat de Nationaale Sinode, te Dordrecht, reeds aangevangen was, wederom een Vertoog gedaan aan de algemeene Staaten, (trekkende „ om hen, van „ 's Konings wege, te vermaanen tot eendragt, „ tot maatigheid in 't behandelen der Kerke„ lyke gefchillen op de Sinode, en tot het doen ft van goed en kort regt aan de gevangenen „om*- (ƒ") K. rsRAtroT Leven van II. de Groot, bl. iSl-lêfi. (4) Den twaalfden van Wintermaand. 1618. XV. Voordel der Franfche gezantenaan de algemeeneStaaten.  302 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek rói 8. Antwoordder Staaten op riet zelve. „ omtrent welken, zy begreepen, dat men, met „ veele zagtmoedigheid, te werk gaan moest. „ Oldenbarneveld in 't byzonder was, huns „ oordeels , om zyne langduurige dienften, „ eene gunftige bejegening waardig, en kon „ bezwaarlyk verdagt gehouden worden van „ verraaderye, zo men dit woord verftondt, in ^ zyne eigenlyke betekenis , en 'er geene on„ eenigheid over 't behandelen van Staatszaa» ken, geen argwaan over iemants groot ge„ zag, noch ftaatzugt, die de menfchen dik„ wils meer doet onderneemen dan hun be„ taamt, toe betrokke." Voorts, drongen zy ook „ op het ftellen van onpartydige Regters „ over de gevangenen , en vermaanden de „ nieuwe Wethouders tot regtvaardigheid „ en goedertierenheid, omtrent het volk in 't „ gemeen, en tot gemaatigdheid jegens hen r „ die afgezet waren; op dat, zeiden ze, de on- geftadige Gemeente geene reden hebben „ mogt, om over 't wegneemen der oude or„ de te klaagen, en opdat zy, die van hunne „ bedieningen ontzet waren, de verandering, „ geduldiglyk, draagen mogten (g)." Op dit voorftel, antwoordden de algemeene Staaten , den negentienden van Wintermaand „dat hun toeleg altoos geweest was^ „ en nog bleef, de onderlinge eendragt te hand„ haaven; dat de verandering der Wethoude„ ren , waarvan , misfehien, buitens Lands „ meer gerugt gemaakt was, dan de zaak verij, diende, met voorzigtigheid, gemaatigdheid, w en zonder eenig geweld of gevaar van bloed- „ floret) Zie de ï'ropefitie ly Brandt H. Deel, tl. 963.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 303 » ftorting was verrigt: dat 's Lands gezag, de *, onderlinge eendragt en de verzekerdheid „ tegen die van buiten, welken eenige ftaatn zugtige en twistgierige geesten hadden zoen ken te ftooren, niet zonder groot gevaar w voor den geheelen Staat, daardoor, herfteld j, geworden was. Dat men, in het kiezen van M nieuwe Wethouderen, gezien hadt, op ben voegde en vertrouwde luiden, die den wel* „ ftand des Vaderlands beminden, en, zonder « twyfel, 's volks genegenheid zouden zoeken n te winnen. Dat men, hiervan, reeds, in 'n veele Steden, blyken zag. Dat de Staaten y, altoos gehoopt hadden, dat, in de Sinode, w een middel tot vrede eh eendragt zou gew vonden worden, en dat zy 'er zig nog eenen w goeden uitflag van beloofden, ter oorzaake n van het groot getal van geleerde en godzaM lige mannen, in dezelve vergaderd. Dat de 5, Staaten, onledig met het vastftellen der Re?, geeringe, en, bevindendede *famenfpanning 5, zo groot, dat zy byna allesbefmethadt; den „ gevangenen niet wel zulk kort regt hadden „ konnen bezorgen, als zy anders zouden ge„ daan hebben. Dat zy, nogtans, geen' tyd hadden verzuimd, en nu haast in ftaat zou„ den zyn, om een vonnis te vellen, over welks s, regtmaatigheid, elk, die den Staat lief hadt. „ met naame zyne Majefteit van Frankryk. „ voldaan zou zyn: als waarin zy ook plaatj zouden geeven aan behoorlyke zagtheid er j? genade, waartoe zy, van natuure, geneigc n waren." Zy beflooten, met een verzoek „ dat zyne Majefteit hun liever dan anderen w in zaaken hunne Regeeringe aangaande, ge loo 1618. * Confi ratie, > >' l  3o4 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek» Schrandere vond van Scrivetius om den gevangenen, bedektelyk, eenige dingen te berigten. , J 3 1 „ loof wilde geeven (£)." Op gelyken zin , fchreeven ze eenen Brief aan den Koning van Frankryk, hem, met algemeene betuigingen, verzekerende, dat hy, de uitkomst ziende, genoegen zou hebben aan hunne handelingen (i). Het antwoord der algemeene Staaten op den voorflag der Franfche gezanten voorfpelde den gevangenen niet goeds. Zy kreegen van deszelfs inhoud eenige kennis, door middel van eenen geestigen vond van den vermaarden Pe~ trus Scriverius, die toen, te Leiden, woonde. Hy hieldt zig, hier, ten deezen tyde, bezig, met het vervaardigen eener uitgaave der La:ynfche Digtwerken van den Haagfchen Dig:er, Joannes Secundus, en beftondt, onder 't irukken, in eenige proefbladen, fommige rebels uit te werpen, en de plaats te vullen met tnderen, vervattende, 't gene hy den gevangenen wilde bekend maaken. De bladen, die 't geheim inhielden, met voordagt, derwyze, jynde ingenaaid, dat ze, in 't affnyden, niet reraaktwerden, maargeflootenbleeven; zondt nen het werk aan Hogerbeets en de Groot. 3e ingevoegde regels gaven den gevangenen niddel aan de hand, om heimelyke berigten te gekomen, meldende hun voorts „ dat het on, dervraagen des Advokaats langzaam voort, ging; dat men nog iet goeds hoopte van het , misnoegen des Franfchen Konings , wiens , gezanten de zaak der gevangenen zeer toe, gedaan waren, en tot befcheid gekreegen , hadden, dat men hun, in 't kort, regt doen „ zou, (h~) Zie dit Antw. by Brandt TT. Deel, bl, 9C5. £0 Zie Brandt II. Deel, bl. 970.  XXXIX. Boek, HISTORIE. 305 «, zou. Dat de Staaten van Holland, tegen den ,? vyftienden van Louwmaand , vergaderen . „ zouden, wanneer men, gewisfelyk, beflui„ ten zou, tot het aanfteilen van Regters. Dat „ de Predikanten, hier, [te Leiden,] veragt werden, en dat men fterk van oorlog fprak; n Dat de beroerte, te Rotterdam voorgevaln len* mogelyk, eenig nut voortbrengen zou." Dit laatfte zag op zekere opfchudding onder de Remonftrantschgezinde burgery deezer Stad^ ter gelegenheid, dat de Predikant Grevinkhoyen, afgezet zynde van zynen dienst, naar den Haage ontbooden was; waar over veel te doen viel, ter Staatsvergaderinge (Ar). Voorts waren de gemelde berigten, in deeze Latynfehe verzen, begreepen* Nsjïoris examen tardum sjl, longumque gubernal; himen ad offenfum fubftitit icta nape. Seria Liligeri juvat indignatio Regis , Et facit huc aliquid motus in urbe tua. Spernitur intérpres facer hic, Gradivus amatuf; Ét terquinque duces , fï numerentur, erimt. Plee retro quosdam fua vertere lumina cögunt. Siqua fides' diSlis, jam citb finis erit. Talia Iegati Hectoridum refponfa tulera Quospronos cauftt feito favere tute. Conventum patrié mox nojira Batavia cernet, Quindcclthum dederis tu modi Jane diem. Tune de Judieibus certum eji difponere vcfiris. De (A ', Rc(ql. Holl. 14 A'er. U. 350. Brandt II. bal, bi; ifi \ X. Deel,. V  io6 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. Zyn Lofdigc op Hogerbeets. * Executie. XVI. Verlof rot dc opregting eener WestindifeheMaatfchappy©. De Groot, jonger en Iugtiger van geest dan Hogerbeets, merkte 't geheim haast, en bediende zig van de middelen, hem aangeweezen, om nieuwe berigten te bekomen. Doch Hogerbeets leide het boek aan een' kant. Men liet hem, een en andermaal, vraagen, of hy 't al eens gelezen hadt, en deedt 'er hem fterlc toe aanfpooren. Doch dit gaf agterdogt. t Boek werdt hem afgevorderd, en met naauwkeurigheid nagelezen , wanneer deeze welbelegde list ontdekt werdt, eerzy, by Hogerbeets, eenige uitwerking gedaan hadt(/). Scriverius ftelde, wat laater, een Latynsch Lofv rs, onder een af beeldfel van Hogerbeets, welk, ten deezen tyde, in plaat gebragt was : waarin hy , 'smans bedryven, kortelyk, hebbende opgeteld, ten befluite, vraagde, waar nu 't kon bleef van zo veele verdienften? Hierover, werdt hy, geregtelyk, aangefproken, en in eene boete van tweehonderd guldens verweezen, diehy zig, by * panding, af haaien liet. De drukker, Govert Basfbn, moest gelyke boete opbrengen De gevangenis des Advokaats hadt ook invloed op den Westindifchen handel. Hy hadt de opregting eener Westindilche Maatfchappye, waarop fommige Koopluiden, onlangs, wederom gedrongen hadden, tot hiertoe, wetten te ftremmen, oordeelende, dat zy onbeftaanbaar was met het Beftand. Doch, in Slagtmaand deezes jaars, gaven 'er de algemeen© Staaten verlof toe. 't Verlof werdt egter eerst aan de byzondere Gewesten gezonden (»), waar- (l~ Nrandt Rechtspl. IU 26 enz. K. Brandt Leven van H. de Groot bl. 164. Qnj Rei'ol 1 lol!. '>'• Maarutv). M.53. BRANDTRechtspl.W.5öf»ai ia) Ba*.iART. Memor. XIII. Uvek, bl. 74.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 307 waardoor 'er nog eenige jaaren verliepen, eer de Maatfchappy in ftand kwam. Men hadt, in dit jaar, twee Gezantfchappen afgezonden, een naar Deenemarke, om de gefchillen over den Zondfchen tol te regelen, en een naar Engeland, tot vereffening, onder anderen , van eenige gefchillen, van nieuws ontftaan, over den handel in Oostindie, over de vaart op Groenland en Spitsbergen, over den Lakenhandel, en over de Haringvisfcherye (0). De onzen voeren ten Haring op de Engelfche kusten, zonder, na dat Koning Jakob de Steden van verzekering te rug gegeven hadt,verlof daartoe te verzoeken van den Bevelhebber van Scarborough; gelyk zy te vooren plagten. Zy dekten zelfs hunne buizen, door eenige Oorlogsfchepen , die niet fchroomden, zig, onder Engeland , te vertoonen. 't Gemeen vondt dit vreemd in Engeland. Doch de Ko ning trok het zig niet aan (ƒ>)• Ten deezen ty de, werdt ook. gehandeld, om de Nederlandfche Oostindifche Maatfchappy, met de Engelfche, te vereenigen (q) : hoewel dit werk. nimmer, tot ftand kwam. Tegen de zeefchuimeryen in de Middelandfche zee, die niet nalieten, wederom, fterkir zwang te gaan, hadden de Vereenigde Staater eenige fchepen uitgerust, onder den Admiraa Hillebrand Gerritszoon Quast, die, in 't voor jaar, eenen Turkfchen Ro'over bemagtigde, om trent Algiers. Eenentagtig Turken enMoorei wer O) Van nm Sande VI. Hoek, bl. 81. Baudart. Meraoi X. Itnek, bl. 122 , 1 $6. (p) Rapin Tom. VII. p. laa. (q~) Refol. Holl. i?, May 18 Sept. irtiS. bl. 127, 28a. H.d CaooT Brief aan zyne Exc in zyn Leven, bl. 140, V 2 161%. Gezantfchappennaar Deenemarkeen naar Engeland, j Toerus[ ting tegen de 1 zeefchuimeryeu, 1  3o8 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek 1618. Onderftiind aan Venetic gedaan. Ontdekkingdergrondflageu eener overoudeStad, by Goereede. werden in zee geworpen, en zeventien Chriten Slaaven, te Alikante, aan land gezet (V). Den kryg, tusfchen den Aartshertoge Ferdinand en den Staat van Venetië, wederom ontfteken zynde, gaven de Vereenigde Gewesten deezen Staat vryheid, tot het koopen en uitrusten van eenige Oorlogsfchepen, en tot het werven van tweeduizend man hier te Lande. De Nederlandfche fchepen, die dit volk naar Italië hadden overgevoerd, geraakten, in 't wederkomen , op den vierentwintigften van Zomermaand, in een gevegt met agt Spaanfche Oorlogsfchepen, met wederzydfche fchade. De onzen, over welken Melchior van den Kerkhove, als Admiraal, geboodt, zeilden toen naar Korfu, om zig te herftellen. Wat laater, deedt de Nederlandfche Admiraal, MooiLambert, den Turkfchen zeefchuimeren, wederom , merkelyke afbreuk. Hy hieldt zig, den meesten Zomer, op, in de Middeilandfche zee, die hy, eerlang, wederom, voor eenen tyd, veilig maakte voor de Koopvaarders (j). Omtrent Goereede, werden, deezen Zomer, by zeer laag water, ontdekt de grondllagen van eene overoude Stad, van welker gelegenheid en ondergang men geen befcheid vindt in oude fchriften, ten ware men, hier, zoeken moest de vermaarde Koopftad Witlam aan de Maaze, waarvan, in fchriften der negende eeuwe, gewaagd wordt (?). Men vondt, in deeze blootgeraakte grondllagen, eenige Romeinfche munten en andere oudheden, waaruit afgenomen werdt, dat de Plaats, ten tyde der (r) Baudart. Memor. X. fliek, M. 0!'. O ) BaDDAut. Memor. X. Boek, bi. \ad. (O Zie I. Deel, bl. 2-4. II. Deel, bl. SA'  XXXIX. Boek. HISTORIE. 309 der Romeinfche Regeeringe hier te Lande, gebloeid hadt (u). Dit jaar, vertoonden zig, hier te Lande, twee Komeeten , een , in den Zomer, die maar agt dagen fcheen, en een op het einde van Slagtmaand, die grooter was, en langer gezien werdt. Wyzen en onwyzen maakten 'er uitleggingen over , en fcheenen ze voor voorboden te houden van 's Lands ongevallen : hoewel eenigen toen reeds zagen, dat 'er, uit zulke verfchynfelen der natuure, niets, met grond, te voorfpellen ware (v). Op den twintigften van Sprokkelmaand deezes jaars, was, binnen Brusfel, overleeden Filips Willem, Prins van Oranje, zonder kinderen (w). Hy hadt, by uiterften wil, tot zynen algemeenen Erfgenaam, verklaard zynen Broeder, Prins Maurits (V), die, terftond , de titels zyns overleeden' broeders, aannam, en zig in 't bezit ftelde van Breda, Buuren, Ysfelftein, Leerdam en andere Heerlykheden, hier te Lande. De Kerkelyke zaaken, in de Vereenisde Gewesten, begonden, na ?t uitfchryven der Nationaale Sinode, en vooral na 't veranderen der Wethouderen in de Steden, eenen. eenpaa riger gang te gaan. De nieuwe Staaten van Holland bewilligden, terftond, in de Sinode, zonder eenige voorwaarden. Alleenlyk hieldt Gouda zig aan zyne voorige verklaaring (V). Al- O) Daudart. Memor. X. Koek, bl. iet. O) Brandt [l.Deel. bl. 971. Bauo. Memor,. X- Soek, bl. 102. (v) Uaodart. Memor. X.Huek, W. 99. AuoBRV;3VJempr.f>.236. ) Voïcz Du Mont Corps Diplom. Turn. V. P. II. p. 305. eu Ait?f.ma I. Deel, bl. 444, Qy j Refol. Holl. 3,ïfOffoi.ifa 8^291,325.e«liiervoor,i/.a39« V 3 1618. Dood vanFi- HpsWil» lem, Prinfe van O- ranje. XVII. Staat de» Kerkelyke zaaken.  i6ifl. 310 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek, Alles fchikte zig ten nadeele der Remonftranten. In de Plaatfen, daar zy de meeste Predikanten hadden , liet men den Contraremonftranten, terftond, toe, beurtswyze, met de Remonftranten, te prediken (2). Op andere Plaatfen, werden eenige Remonftrantfche Predikanten gefchorst in, of afgezet van hunnen dienst: dat, in de Provinciaale Sinoden, die, reeds in Zomermaand, in Gelderland, begonnen waren (a), nog fterker aanging: alzo men, vastftellende, dat de Contraremonftranten de oudfte brieven hadden zorg gedraagen hadt, dat zy, in de Zuidhollandfche Sinode, die te Delft gehouden werdt, verre het grootfte getal uitmaakten. Uitenbogaard, Grevinkhoven en verfcheiden' andere Remontftrantfche Predikanten werden, in deeze Sinode, afgezet of gefchorst (V). In de Noordhollandfche Sinode, werden verfcheiden' Predikanten beftraft, om dat zy zig gehouden hadden, aan de Refolutien der voorige Regeeringe, in Kerkelyke zaaken. Anderen werden afgezet (d). Doch in 't Stigt en in Overysfel, daar de Remonftranten de meesten waren, weigerden de Contraremonftranten Sinode met hen te houden (e). In 't afzenden naar de Nationaale Sinode, 't welk het voornaamfte was, dat, in de Provinciaale Sinoden, gefchieden moest, ging men, overal, de Remonftrantfche Predikanten voorby. Alleenlyk, werden, in 't Stigt, (z~) Baudart. X. Boei, bl.67. Brandt II. Heel, hl. 884. («) Baudart. Memor. X. P.ttk, bl. 38. (bj Zie Trigland. bl. nco, 1101. c ó Triut,anp. bl. hoi. Brandt \l.Deel,bl.<)07e:iZ.'$Z7,')V)' ?«q Brandt II. Deel. bl. 020 enz. 948. Cej Uytenbog. bl. 1044 enz. Brandt II. Deel,bl. 929.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 311 Stigt, de Predikanten verdeeld in drie foorten, Remonftranten, Contraremonftranten en Neu- ■ tralisten, of Stilzitters. De twee eerfte foor ten zonden elk haare afgevaardigden naar de Nationaale Sinode. De laatften hielden zig ftil (f). De Remonftrantfche afgezondenen van 't Stigt waren dus de eenigften van dit gevoelen, die op de Nationaale Sinode, als afgezonden' Leden, verfcheenen. Wy konnen niet voorby, van de voornaamfte handelingen deezer vermaarde Sinode, hier, een kort verhaal jn te voegen. Tegen 't begin van Slagtmaand, zag men de afgevaardigden tot de Sinode, na eikanderen, te Dordrecht, aankomen. Van de uitheemfchen kwamen de Engelfchen eerst: daarna, ook die van de Palts, Hesfen, Zwitferland, Geneve, Brandenburg, Nasfau, Oostfriesland en Breemen Van Frankryk, kwam niemant, en die van Anhalt waren niet genodigd (g). Ook hadt men veel werks moeten doen, om de Zwitferfche Kerken, tot de afvaardiging herwaards, over te haaien. Die van Zurich, Bern, Bazel en Schaf huizen hadden, eenpaariglyk, zig hiertegen verklaard. n De gefchilw len, die de Nederlandfche Kerken verdeeln den, betroffen, zeiden ze, Zwitferland niet. „ Ook plag men, vanouds, weinig nut te trekj, ken van Kerkelyke Vergaderingen en Sino„ den. En was de raad, door den Koning van j, Groot Britanje, voor eenige jaaren, gegeven, „ om de gefchillen te houden van den Predik- » «oei Cf) Brandt II. Deel, bl. 917. , Ig) Brandt UI. Deel, bf. 4, 10, &, V 4 161%, xviir. Aanvang der NationaaleSinode, te Dordrecht.  Getal der Leden. 3ia VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. „ ftoel, hoog te agten." Zy gebruikten uopandere redenen , tegen de afvaardiging naar Holland. Doch de Heer Pieter van Brederode , wat laater, uit den naam der algemeene Staaten, in Zwitferland gekomen, hadt de Regeenng bewoogen, zonder dat men wist door welke redenen , om in het afzenden van eenige Godgeleerden te bewilligen (A). Op den dertienden van Slagtmaand, werdt de Sinode aangevangen, met twee Predikaatfien, eene in de Nederduitfche, en eene in de Walfche fpraake. De eerfte gefchiedde, door BalthazarLydms, Predikant te Dordrecht. Daarna, begaven zig de Gemagtigden der algemeene Staaten, de Profesforen, Predikanten en Ouderlingen , die tot de Sinode gezonden waren, naar de Stads Doele , daar men vergaderen zou. Van hier, werden eenigen gezonden, om de mtheemfche Godgeleerden af te haaien. Zy werden, in de Doele, verwelkomd, door de Heeren Politiken of Gemagtigden der algemeene Staaten. Deezen waren, in't geheel, agttien in getal: doch fommigen woonden de Sinode niet by. De inlandfche Kerkelyken waren vyf Profesforen, zesendertig Predikanten en twintig Ouderlingen, boven de twee Remonftrantfche Predikanten en een' Ouderling, uit het Stigt. 't Getal der uitheemfchen beliep agtentwintig (7). De Leden gezeten zynde, deedt Balrhazar Lydius, Predikant te Dordrecht , een gebed (*), cn Martinus Gregorius , die thans onder de Politiken voorzat, eeneaan- fpraak (A) Acfta Synodal. Deput. Helvet. DiSS. (i ) Brandt iii. Deel, bl. 15. CO Handel.derNation.Sinujk.&/.I. £'.2,3,4,5,6,-,'3,  XXXIX.Boek. HISTORIE. 313 fpraak, tot opening van de Sinode : waarna hy den last, hun door de algemeene Staaten gegeven, deedt voorleezen (/). Alles gefchiedde, in de Latvnfche taaie, ten dienfte der uitheemfchen. In de tweede zitting, die, 's anderendaags, gehouden werdt, verkoos men Joan nes Bogerman, Predikant te Leeuwaarden, tot Prales, of Voorzitter; Jakobus Rolandus en 'Hermannus Faukelius, Predikanten te Amfterdam en te Middelburg, tot Asjesforen:, of Byzitters; en Sebastiaan Damman en Festus Hommius, Predikanten te Zutfen en te Leiden, tot Scriben of Schryvers (1»). Alle deezen waren voor yverigeContraremonftranten bekend; hoewel Damman, voor deezen, Arminius hadt aangehangen (»)• Voorts, tradt men,in de derde zitting, des nademiddags, tot het onderzoek der Geloofsbrieven van de Sinodaale Leden (0), En alzo men, reeds te vooren, vastgefteldhadt, voornaamlyk van de vyf punten te handelen, werdt, terftond hierna, beraadüaagd, om eenige Remonftranten te daagen voor de Sinode (/>). Deezen, midlerwyl, te Leiden vergaderd, ontwierpen een Vertoog aan de Sinode, waarby zy verzogten, als Leden, in dezelve, te mogen verfchynen j niet als gedaagden. Doch dit Vertoog vondt geen' ingang (q). De brieven, waarmede dertien Remonftranten werden ge. daagd, werden, terftond hierna, afgezonden, Terwyl men naar de gedaagden toefde, handel- r O Zie hunne geheime fnflr. by Brandt III. Deel, bl. 18. O) Sinod. Handel. Sef. 11. bl. 11. OO Brandt 111. Deel, bl. 27, a8. f oh Sinod. Handel. Sef III. bl. 13. Sef, IV. h1.:x% (p) Sinod. Handel- Sef. IV. bl. 20, 21. Sef. V. bl. si. . £j) Brandt III. Deel, bl, 3r-49» Verkiezing van een' Profes, twee Asfesforen en twee Sctibetj, Afhandeling  16*18. van verfcheiden'zaaken. De gedaagdeRemonftrantenkomen te Dordrecht. Re:'e- 314 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. delde men, in verfcheiden' zittingen, over eene nieuwe Nederduitfche overzetting der H. Schriften, die, federt, by de hand genomen , en uitgevoerd werdt; over 't prediken van den Catechismus.; over de Catechifatien; over 't doopen der Kinderen van Heideniche ouderen ; over 't voorbereiden der Studenten in de Godgeleerdheid , en over 't drukken van ergerlyke boeken (r). De gedaagde Remonftranten en eenige anderen , midlerwyl, binnen Rotterdam, geraadpleegd hebbende, op 't gene hun, in de Sinode , te doen ftondt (f), begaven de eerften zig naar Dordrecht, daarzy, den vyfden van Wintermaand, aankwamen. De Profesfor Simon Episkopius was één deezer gedaagden; fchoon hy, te vooren, nevens Polyander, als een medelid der Sinode, tot dezelve, genodigd geweest was (?), in welke hoedaanigheid, hy nu , te vergeefs, zogt erkend te worden. Hy en de anderen gingen, terftond, deuitheemfchenbegroeten , hun, te gelyk, een fchriftelyk Berigt overleverende van den ftaat der gefchillen («). De Utrechtfche afgezondenen uit de Remonftranten , die, tot hiertoe, als Leden der Sinode , waren aangemerkt, werden, in de drieëntwintigfte zitting, door den Voorzitter Bogerman , vermaand, om zig by de gedaagden te voegen, waartoe de twee Predikanten, des anderendaags, beflooten (j>). Doch, in deeze zelfde zitting, op den ze- ven- O) Sinod. Handel. Sef. VJ. — jptH. W. 2472. Is) Hiflorisch Verhaal,/. 10. ( t~) P. A. Ltmkokcii Vit. Episcopü p. n8. ( « ) Hiftorlsch Verhaal, f. 14. fyj Sinod Handel.J^.XXIH.W.73. IJALEsBriev.ê/.jtjios»  XXXIX. Boek. HISTORIE. 315 venden van Wintermaand, verfcheenen de gedaagde Remonftranten voor de Sinode. Episkoplus deedt toen eene lierlyke en wydluftige Redevoering, ftrekkende, om de inzigten der Remonftranten, tot voortplanting der waarheid, en tot verhoeding van fcheuring , te verdedigen , en de Contraremonftranten in 't ongelyk te ftellen. 't Kort begrip kwam uit, op deeze drie punten. „ 1. Dat de Remonftranten w de raauwe of harde gevoelens van fommi„ gen, over 't ftuk der Goddelyke Voorfchik„ king, altoos hadden tegengelproken. 2. Dat „ zy de fcheuring, hierom, Voor eenig Sino„ daal oordeel, gemaakt, mispreezen hadden. „ 3. Dat zy de onderlinge verdraagzaamheid „ over de verfchillende punten hadden voorgeftaan: waarby nog gekomen was het toe„ fchryven van de hoogfte magt aan de Overn heid, in Kerkelyke zaaken." Hy floot, met een verzoek „ dat men zig aan hun kleen getal niet ftooten wilde, en zig alleen met de H. Schrift en gezonde reden tegen hen behelpen (V)." ToenEpiskopius uit hadt, begeerde Bogerman, dat hy een affchrift der Rede overleveren zou. Hy antwoordde, dat hy ''er geen hadt, welk net genoeg gefteld was, of, gelyk elders (x) gemeld wordt, dat hy 't netter zou uit fchryven. Men verftondt hem zo, dathy ontkende, eenig ander affchriftin'tgeheel te hebben : 't welk, toen men 't naderhand gewaar werdt, gelegenheid gaf, dat hy, voor de Sinode, wegens onopregtheid en kwaade trou- f>) Sinod. Handel. Sejf. XXIII. bl. 75 '»*• Acta Synnd. Renionftr. p. 24 £? feil' O) Afta Synodal. Deput. Heivet. MSS. voering van Episkopiui, in de Sinode. Waarover hy beftraft wordt.  3i 6 VADERLANDSCHE XXXIX. Boek. i«i8. Sinodaale eed of belofte. De Re- mon- llranten weigeren deSinode voor Regter te erken- nen. trouwe, beftraft werdt Q0. Maar nu vorderde DanielHeinfius, Sekretaris der Politiken, dat hy 't affchrift, welk hy voor zig hadt, overgaf, nadat het eerst, door alle de gedaagden,getekend was. Dit gefchiedde, terftond. Bogerman beftrafte hem ook „ dat hy anderhalf uur ge„ fproken hadt, zonder, op zyn verzoek om „ verlof tot fpreeken, behoorlyk antwoordaf„ te wagten; daarby voegende, dat het gedaag„ den niet paste eerst te fpreeken; maartehooU ren , wat men hun hadt voor te houden (2)." Hierna, werdt de Sinodaale eed gedaan, waarby beloofd werdt „ in het oordeel over de gen loofsgefchillen , geenerlei menfchelyke „ fchriften, maar Gods woord alleen, voor „ eenen zekeren en onfeilbaaren regel des ge„ loofs, te zullen gebruiken, en, in deeze gantfche handeling, niet dan Gods eer, de rust der Kerke, en, bovenal, de behoudenis van 9 de zuiverheid der Leere te zullen voor 00ij gen hebben." Doch in 't vorderen van dee^. ïen eed, werden de Utrechtfche Remonftranten voorbygegaan (V). In de volgende zitting , deeden de Remonftranten een tweede Vertoog, waarin zy beweerden, dat de Sinode hun wettige Regter niet zyn kon, te gelyk, eenige voorwaarden opgeevende, welken zy, in eene wettige Sinode, vorderden Doch over dit Vertoog werden zy fcherp beftraft, door den Prefident, dien zy, op hunne beurt, onbechroomd, te keer gingen. Ook verwierpen de Pa. OO Sjnorl. Hand. Sef. XXX. II 154, AetaSynöd.Rem.f.GlL f z~) Hal es Brieven , tl. isi. Ca) Sinod. Handel. Sef, XXIir. M. yt. tij Aeta Synxl. Rir.ioi.ftr. p. 38 ci  XXXIX. Boek. HISTORIE. 317 Politiken de voorwaarden, door hen gevorderd. De Remonftranten verdedigden zig, daarna, fchriftelyk, tegen de beftraffing, die hun gedaan was, en flooten, met ernftige aantuiging, dat zy de Sinode voor geenen wettigen Regter konden houden; fchoon zy, desonaangezien, bereid waren, hunne Leer, voor dezelve , te verdedigen. Doch de Sinode, met naame de uitheemfchen, hielden deeze aantuiging voor ongegrond (c). De Remonftranten kwamen toen, in de eenendertigde zitting, op den dertienden van Wintermaand, tot het voorftellen van hun gevoelen, op het eerfte der vyf punten. Daarna gaven ze hun begrip van de vier andere punten , te gelyk, over : daarby voegende eenige redenen , waarom zy niet ilegts verklaarder wat zy gevoelden, maar ook wat zy niet gevoelden, aangaande de betwiste Leeringen, en in 't byzonder, waarom zy ook, tegen de vermaaning des Prefidents, van de Verwerping gehandeld hadden (/). Toen vorderde Bogerman hun ook hunne bedenkingen af, op de Belydenis en Catechismus. Doch zy weigerden zig, deswege, te verklaaren, voor het afhandelen der vyf punten. Heinfiüs geboodt het hun, daarna, uit den naam der Politiken. Doch zy bleeven 't nog al weigeren. Men ondervraagde hen, hoofd voor hoofd, of ze eenige bedenkingen hadden ? fommigen zeiden, neer/. Anderen antwoordden, met onderfcheiding (<;). Doch alzo, hieruit, eenig verfchil onder hen f O Sinod. Hand. Sef. XXV. XXVJ. XXVII. XXIX. 11.115, J16 Ijiz. 131 enz. 136 enz. ' (éi") Acti Synod Remonllr. p. 71, 7Z,7i,i 76> 77 1 8c« £<0 Hiftorisch Verhaal,/. 63. 1618. Zy gee-> ven hun gevoelen , over de vyf punten, over» en huïfng b;des-  kingen op de jiely deMis en Catechismus.Verfchil tusichen ie Sino deen de Reraonftraiuen,over de verdere wyze val handelea. 318 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. hen gevreesd werdt, beflooten zy, daarna, • hunne Bedenkingen over te geeven (ƒ). Nu moest men komen, tot het verdedigen en wederleggen van de punten, door de Remonftranten ingeleverd, waaromtrent zy meer vryheid vorderden , dan de Sinode hun wilde toeftaan. Zy begeerden, dat men hun toeliete, nevens het voordellen van hun gevoelen, ook dat van hunne partyen te wederleggen. Doch dit laatfte werdt hun, door de Sinode, geweigerd. De Gemagtigden der Staaten gebooden hun, zig naar 't befluit der Sinode te voegen. Doch zy verklaarden, dit van zigzel1 ven niet te konnen verkrygen. Ook gaven ze redenen van deeze hunne weigering, in eenen beflooten Brief, die, niet voor 'snademiddags, in de Sinode, gelezen werdt. Men hadt toen eenige boeken der Remonftranten in de Sinode gebragt, uit welken men hen begon te ondervraagen. Doch zy weigerden, op deeze ondervraagingen , te antwoorden (g). Na veel over- en wederfpraak, gaf men hun nog eenige uuren tyds, om zig nader te bedenken. De Sinode raadpleegde, midlerwyl, ook, op 't gene haar te doen ftondt, met geflooten'deuren (A). Zy befloot, eindelyk, den Remonftrantenaantebieden „dat zy, over de punten, die men „ hun voor te houden hadt, meest zulken zou 5, vraagen, die, onder hen, voor de vaardig5, ften en geoefendften gehouden werden, en dat deezen, in 't antwoorden, ook zouden „mo- (ƒ) Afta Synod. Rcinonftr. p. 83 & feqq(g) Hilroriscli Verhaal, f. 96, 97, 98, 99, 102, I03, 106» 107- Halks Brieven, bl. 115 enz. {h) H.'.les Brieven, bl. 140.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 319 n mogen aanwyzing doen van Leeringen, die, „ hier te Lande, door Hervormde Leeraars, j, voorgcftaan werden, en, huns oordeels, met „ Gods woord ftreeden." De Remonftranten verzogten tyd van beraad, en verklaarden , daarna, fchriftelyk, op den negenentwintigften van Wintermaand „ dat zy gezind waren, eerst M van de Verkiezing te handelen, en daarna „ van de Verwerping, met verdediging van „ hun eigen, en wederlegging van het ftrydig „ gevoelen." Doch de Sinode begeerde hun dit niet toe te ftaan. Men vraagde hun of M zy zig aan het jongfte Befluit der Sinode wiln den onderwerpenof niet ?" Zy antwoordden „ dat zy zulks niet konden doen, dan in w overeenkomst met de fchriftelyke Verklaaw ring, door hen ingeleverd (i)." De Gemagtigden der Staaten hielden dit hun gedrag voor ongehoorzaamheid, en deeden, terftond, eene bezending naar den Haage, om het goeddunken der algemeene Staaten hierop te verftaan Deezen begreepen J7 dat de Remonftran„ ten zig behoorden te onderwerpen, of dat „ de Sinode, deeden zy 'tniet, hunne Leer, w uit hunne overgeleverde en andere Schrif„ ten, oordeelen mogt." Men gaf hun hiervan kennis, op den derden van Louwmaand des " volgenden jaars. DePrefidentBogerman deedt hun toen ook verfcheiden' vraagen, aangaande de Leere; waarop zy weigerden te antwoorden. Hierop, ontftondt veel over en wederfpraak. Eindelyk, vermaande de Raadsheer Martinus Gregorius de Remonftranten tot ge- co Hiftor. Verh. ƒ. 107, ir:8, 109, no, UT, 112,11}, IÏ4, U5* (.£) £1 randt iii. Deel, tl. 233. 1619.  3»o VADERLANDSGHE XXXIX.Boek. gehoorzaamheid, alzo men hun, zeide hy, vry■ heid liet, tot vooritellen en wederleggen. Laat men ons dit toe, vraagde Episkopius, zo veel, als wy zeiven zullen noodig agten ? Neen, hernam n de Raadsheer, zo veel als deóinode zal noo„ dig agten." Kort hierna, fcheidde de Vergadering (/). Men hieldt, federt, eenige zittingen, waarin overlegd werdt, hoe men verder hadt te handelen met de Remonftranten (ni)\ Daarna, werden zy wederom geroepen. Dé Prelident zeide toen „ dat het gantfche ver5, fchil de orde betrof. De Remonftranten wilden eerst hun gevoelen verklaaren * en de n Sinode wilde, dat zy eerst, op eenige vraaw gen, antwoorden zouden : " waarop Episko^ pius hernam, zo dit alleen''t verfchilis; men leyere ons de vraagen; wy zullen 'er op antwoorden , en, 'tgene wy meer te zeggen hebben, in ons" antwoord, invoegen. Veelen meenden, dat men 't toen gevonden hadt. Maar de Prelident weigerde , de vraagen over te geeven, beweerende * dat zulks, naar regte, niet gebruikelyk was. De Remonftranten vertrokken zynde, vraagde de Preftdent „ of men hen, ziende hunnë 5, hardnekkigheid, niet uit hunne fchriften' „ behoorde te oordeelen?" In de volgende zitting , deedt hy den zelfden voorflag. Veelen onder de uitheemfchen meenden, dat men den Remonftranten de vraagen behoorde te leveren , en hen, daarop, naar welgevallen, laaten antwoorden. Doch de meeste ïnlandfchen begreepen 't anders. Ook ftemden de Politiken , dat f O Sinod. Handel. 6ef, XXXIX. — >.LVI. U. 10Ö-253. HÏftV Verhaal, /. uil enz. Uaiks Blieven,. */. 140 enz,  XXXIX. Boek. HISTORIE. 321 dat men de Remonftranten oordeelen zou, uit hunne fchriften. 't Befluit, hierop, door de Politiken, genomen, werdt hun, den elfden van Louwmaand, aangekondigd. Men gaf hun , voorts, nog eenige dagen tyd, om nog iets over het eerfte der vyf punten over te leveren, 't gene omtrent gereed was. Midlerwyl, handelden de Heeren Politiken, in 't byzonder, met de Remonftranten. Doch zonder vrugt. De Remonftranten booden aan „ op de vraagen, n hun, door den Prefident, over de vyf punn ten, voorgefteld, of nog voor te ftellen, te zullen antwoorden : en hun antwoord, te ge„ lyk met hunne verklaaring over ieder punt, „ fchriftelyk, te zullen overleveren; mids men hun toeliete, zulks, op zulk eene wyze, te n doen, als zy, den negenentwintigften van n Wintermaand, begeerd hadden." Maar men vorderde „ dat zy, op de vraagen, by monde j, of gefchrifte, naar gelegenheid van zaaken, n antwoorden zouden," zonder dat men repte van de wyze, te vooren, door hen voorgeflaagen. En hierin konden de Remonftranten niet bewilligen («). Men ontboodt hen, den veertienden van Louwmaand, in de zevenenvyftigfte zitting der Sinode. Zy bemerkten ras, dat de uitheemfchen, oordeelende, dat zy te ftyf ftonden op de wyze der handelinge, hun nu tegen gevallen waren. Zy gaven de redenen van hun voorig befluit, in gefchrifte, over: ook hunne Verklaaring over het eerfte der vyf Artikelen, met aanbieding van, op gelyken voet, > te OO Synod. Hand. Sef. LIV. LV. tl. 358, 266. Hiftor, Vjrh. /. iS=. 130. X. Deel. X 1619; Laatfte annb ioding der Remon[hanten. Ei.sch der Sinode.  gas VADERLANDSCHE XXXIX. Boek. 1619. De Re- mon- ltranrcn worden uit de Sinode gezet. te willen voortgaan, tot de overigen. De Prelident vraagde hun, of zy nog bleeven, by 't gene zy, in dit Gefchrift, ter nedergefteldhadden. Zy verklaarden, van ja. Toen deedt hy 't hen allen ondertekenen : waarna hy hen, met eene fcherpe Rede, uit de Sinode zettede, welk lot zy, zeide hy, hunner eigene ftyfzinnigheid hadden te wyten. Ook verzuimde hy niet, hun met de Kerkelyke ftraffen, te bedreigen, fluitende , eindelyk, met deeze woorden, Ik geefu dan, uit den naam der Heeren Gemagtigden en der Sinode, uw affcheid. Men ontflaat u. Gaai heenen. Zy deeden 't, terftond : doch kreegen , in 't uitgaan, bevel van de Politiken, welk hun, ook te vooren, reeds meer dan eens, gegeven was, om,zonder nader'last, niet uit Dordrecht te vertrekken (0 ). 't Gefchil, by welks gelegenheid, de Remonftranten uit de Sinode gezet werden, fcheen, in den eerften opflag, van klein gewigt. 't Betrof alleen de wyze, waarop zy hunne Leer verdedigen, en de Leer hunner partyen wederleggen zouden mogen. De Sinode wilde hun, omtrent deeze wyze, de wet ftellen. Zy begeerden zig, daarin, naar hun welgevallen, te gedraagen. Doch als men aanmerkt, dat alle de Leden der Sinode geen eenerlei begrip hadden, omtrent het Leerituk der Goddelyke Voorfchikking, en dat de Leer der Verwerpinge, in 't byzonder, waarvan de Remonftranten, uitvoerig, wilden handelen, aan merkelyke zwaarigheden onderhevig was, kan men ligtelyk begrypen, waarom de Sinode den Re- mon- (0) Synod. Hand. Sef. LVII. H. 268 enz. Hiftor. Vcrh. ft 140, 141, 142, 143.  XXXIX. Boek. HISTORIE. 323 monftranten de wyze van verdedigen en wederleggen wilde voorfchryven, en waarom zydie aan zig zeiven houden wilde. De Remonftranten meenden, hun voordeel te zullen konnen doen met de verfchillende begrippen der Leden van de Sinode; wanneer men hun toeliet, breedfpraakig, te handelen van de Verwerpinge. Maar de Sinode vondt niet geraaden, hun zo veel voordeels te gunnen. Na dat zy uit de Sinode gellooten waren, liet men hun aanzeggen, dat zy hunne Verklaaring, over de vier overige punten, in gefchrift ftellen en der Sinode overleveren konden. Zy deeden dit, zo uitvoerig, dat men veele zittingen doorbragt, met hunne fchriften te leezen en te overvveegen, by welke gelegenheid, nu en dan, hevige gefchillen ontftonden, tusfchen eenige Leden der Sinode (/>). De algemeene Staaten, federt, de handelingen der Sinode, tot hiertoe gehouden, hebbende goedgekeurd, deedt haar egter, door den Sekretaris Heinfius, vermaanen, dat zy zig zou haasten Mentradtdan, tot het onderzoek en de wederlegging der vyf Remonftrantfche punten ; zonder egter ailes te leezen, wat de Remonftranten, ter hunner verdediging, hadden ingeleverd. De Politiken en veele Leden der Sinode klaagden zeer, over de langheid hunner fchriften. Sommigen zeiden, dat de Sinodt vel twaalf jaaren zitten mogt, zo menze allen zou moeten onderzoeken (r). Doch terwyl men, met dit werk, in de Si- nc- ^ QO Hales Briev. bl. 170. Balcanquals Briev. il. S25, 343. r Cf) Brandt III, Deel', bl. 401, 493. Qrj Brandt UI. Deel, bL 441. X a 1619. Defchrif:en der itemonIranteiiworden, :en dee8, in de Sinode, gelezen» xrx. 'ergadong dei  324 VADERLANDSCHE XXXIX. Boek. Remonftrantente Rotterdam. De oorcieelen node, bezig was, en de Remonftranten, eerftdaags, de veroordeeling hunner Leere te gemoet zagen, vergaderden, te Rotterdam, op den vyfden van Lentemaand , tien Remonftrantfche Predikanten en eenige Ouderlingen en Diakenen, om orde te ftellen, op hunne zaaken. In deeze byeenkomst, by veelen eene Tegen - Sinode genaamd, befloot men, het houden van afgezonderde Godsdienftige oefeningen, die, hier en daar, reeds aangevangen, doch geftoord en verbooden waren (O, ernftelyk, door te zetten, onaangezien de Piakaaten, daartegen gemaakt of nog te maaken. Voorts werden, hier, op 't behaagen der andere Predikanten , Kerken en Kerkendienaaren van het Remonftrantsch gevoelen, eenige regels ontworpen , waarnaar men zig, in 't byeenhouden, leeren en bellieren der Gemeenten, zou hebben te gedraagen. Onder anderen, befloot men een Vertoog te doen aan de algemeene Staaten en aan den Prinfe van Oranje, waarin men den onwettigen handel, dus fprak men, der Sinode van Dordrecht voorhadt aan te wyzen (»• Doch de gedaagde Remonftranten, te Dordrecht, een affchrift bekomen hebbende van 't gehandelde te Rotterdam, oordeelden zulk een vertoog, voor deezen tyd,ongeraaden(a). De Rotterdamfche Byeenkomst, kort hierna, rugtbaar geworden, werdt zeer kwalyk genomen door de Overheid, en voor oproerig ver- In de Sinode, kwam men nu, eindelyk, tot het f*) RnANnT II. Dell, bl. 941, 94.-. (/) Uytenbog. bl. "5*. H5P. Oj Brandt. III. Diel,bl. 4y°«  XXXIX.Boek. HISTORIE. 325 brt leezen der oordeelen over de vyf punten. De Engelfchen begeerden, dat dit openlyk, gefchieden zou. Doch de Prelident Bogerman, niet dienftig vindende, dat elk de verfchillende gedagten der Leden hoorde, drong door, dat men 't, met beflooten' deuren, deedt (V). Men bevondt toen, dat alle de uitheemfchen en verfcheiden' inlandfchen, met Gomarus, die, na zyn vertrek van Leiden, Profesfor te Groningen geworden, en, van daar, naar de Sinode gezonden was, verfchilden, over het onderwerp der Goddelyke Voorfchikking: waarvoor hy den mensch nam, eer dezelve gevallen was, en de anderen den zelfden mensch , na zynen val (w). Met dit leezen, werden eenige zittingen gefleeten („r). Daarna, ging men over, tot het Itellen der Sinodaale Kanons, of Wetten, waartoe eenige Gemagtigden be. noemd werden: tegen 't gevoelen van Bogerman, die dit werk gaarne alleen gedaan, en het, daarna, den Leden voorgelegd zou hebben ; om 'er hun placet of non placet, goed- of afkeuring,met een enkel woord, op te hooren (jy). Drie weeken werden.'er gefleeten, met het opftellen der Kanons, die, daarna, in drie verfcheiden' zittingen, in Grasmaand, gelezenwerden (z). Zy behelsden , voor eerst, de vastftelling der Leere, die voor regtzinnig gehouden werdt: en, ten anderen, de verwerping van 't gene men als dooling aanmerkte. Toen las Cv) Balcanqimls Briev. bl. 262 enz. Cu") Ialcanqöals Briev. bl. 272. C*5 Sinod. Hand. Sef. CII—CXXV. bl. 326-335. OO Aöa Synod. Depur. Helvet. MSS. Balcanquais Briev. hl. 300. en Aantek. bl. 323. (■O Zie Groot-Plakaati>. I. Deel, kol. 135. X 3 over de vyf pmi. :en worden in de sinode, gelezen.  $i6 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. 1619. Ook de Kanon1; derLerr, hc-t Vonnis tegen de Remonftranten,enz. IVIakko- vius vry- gefpro- ken Vorstius veroordeeld. las men ook een ontwerp van afkeuring etaiger harde fpreekwyzen. Alles werdt met genoegzaame eenftemmigheid goedgevonden, en onderfchreeven (a). Voorts, kwam men tot het leezen van een Sinodaal vonnis tegen de Perfoonen der Remonftranten : waaraan de meeste uitheemfchen, en alle de inlandfchen hun zegel hingen. Doch de Politiken verklaarden, dat zy hunne toeftemming, op dit vonnis, niet geeven konden: maar dat men 't, van de alge¬ meene Staaten, afwagten moest. Ook werdt het vonnis, alleenlyk, door de twee Scriben of Schryvers, Damman en Festus, ondertekend , en door Heinfius, tot getuigenis van 't gene 'er gefchied was (£). Doch, na 't eindigen der Sinode, werdt het, door de algemeene Staaten, volkomenlyk goedgekeurd en bekragtigd (V). Voorts, werden de Belydenis en Catechismusgelezen en goedgekeurd (d). Ook tradt men, tot het afdoen van eenige byzondere zaaken, die voor de Sinode gebragt waren. Makkovius, ' Profesfor te Franeker, befchuldigd, dat hy God tot eene oorzaak der zonde ftelde, werdt van Ketterye zuiver gefchouwen (e): de Leer van Vorstius, daarentegen, als onregtzinnig, veroordeeld , en hy onwaardig verklaard, om het ampt van Doktor en Profesfor der Godgeleerdheid, in de Hervormde Kerke, te bekleeden: welk vonnis, daarna, door de algemeene Staaten, bevestigd werdt (ƒ). Ondertusfchen,hadt de («) Balcanqua/.s Aant. bl. 336. ( b , Zie Groot-Plakaatb. I- Deel, kei. 164. (O Groot-Plakaatb T. Deel, kol. 167. (d) Balcanquals Aant. bl. 330 enz. \e) Afta Synod. Deput. Helvet. HISS. Balcanijuals Aant." bl. 3V.. enz. 367 enz. (f) Synod. Hand. Sef. CL1I. bl. 416.  XXXIX.Boek. HISTORIE, de Sinode beflooten, de Leeraars der Hervormde Kerken te vermaanen, dat zy zig onthielden van fpreekwyzen, die de paaien van den regten zin der Schriftuurete buitengingen, en dertelen verftanden regtvaardige oorzaak gaven, om de waare Leer te lasteren. Ook gefchiedde dit, federt(g). En hieldt men, hiermede, voldaan te hebben aan de begeerte van eenige uitheemfchen, die fterk gedrongen hadden op de veroordeeling van eenige fpreekwyzen, eertyds, gebruikt, door Leeraars, die voor regtzinnig gehouden werden (A). Al het gemelde was afgehandeld, in honderd tweeënvyftig zittingen. Nu fchoot het Ituk der Kerkenordening nog over, welk men niet geraaden vondt, te verhandelen, in de tegenwoordigheid der uitheemfchen; waarom men befloot. deezen hun affcheid te geeven: 't welk zeei plegtiglyk gefchiedde. Vooraf, tradt de Sinode , in orde, op den negenden van Bloeimaand. uit de Doele , haare gewoonlyke Vergader plaats, naar de groote Kerke, daar Bogermar eerst een gebed, toen eene aanfpraak deedt aar 't volk, dat, in groote menigte, van alle kanten; was famengevloeid. De Sinodaale Kanons over de vyf punten en het vonnis van afzetting over de Remonftrantfche Hoogleeraar en Predikanten werden, vervolgens, door de Scriben, Damman en Festus, openlyk, gelezen : ook hei getuigenis der Politiken, waarbyzy, alleenlyk, verklaarden, dat de Kanons beflooten waren, en het vonnis gefteld, in de Sinode. Toen deedt Cr,) Zie Groot-Plakaatb. T. Deel, kol. 163. C/O Synod. Hand. Sef. CXXX1I. bl. 333- Ealcado.. Aantek. U. j34. X 4 De uitheemfchenvertrekken uit de Sinode.  328 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. deedt Bogerman de dankzegging, en de Ver■ gadering fcheidde. Doch de Leden der Sinode kwamen, na den middag, in hunne gewoone Vergaderplaats, byeen, daar de honderdvierenvyftigfte zitting gehouden werdt. Hier deedt de Raadsheer Martinus Gregorius, Prelident der Politiken, na het gewoonlykgebed, eerst eene korte dankzegging aan Gode, en eene bede, om verderen byl tand, tot behoudenis der waarheid en herilelling der vrede. Daarna, keerde hy zig tot de uitheemfchen, dezelven dankende, voor de hulpe , nu zes maandenlang, der Sinode beweezen. De Prefident Bogerman nam toen het woord, en deedt nog uitgebreider dankzegging aan de uitheemfchen , welken hy, vervolgens, hun affcheid gaf, en behouden'reizewenschte. De uitheemfchen namen toen ook, na eikanderen, hun affcheid van de Sinode. Bogerman befloot alles, met een gebed en dankzegging aan Gode. Hierna , ftonden de Politiken eerst op, groetende alle de uitheemfchen in rang, met het geeven van de regterhand. De Prefident, Asfesforen, Scriben en alle de inlandfchen volgden dit voorbeeld. Eindelyk, ging men ter maaltyd, onder 't houden van welke,de oorengefixeerd werden, met een bevallig muzyk van ftemmen en fnaarenfpel. Des anderendaags, werden de uitheemfchen, van wege de algemeene Staaten , befchonken ieder met eenen gouden penning , ter waarde van honderdenvyftig giddens, hangende aan eenen keten van vyftig (f). De (O Synod. Hand. Sef. CLIII. CUV. tl. 4*8-437. nift.VeFlk f. 212 - 215.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 329 De inlandfchen hielden, na 't vertrek der uitheemfchen , nog zesentwintig zittingen , voornaamlyk over 't ftuk der Kerkenordeninge, en over eenige byzondere zaaken (&). Zy ontwierpen eene nieuwe Kerkenordening, op den voet van die des jaars 1586. Doch ze werdt niet goedgekeurd, by de byzondere Staaten (/). De laatfte zitting , zynde de honderdentagtigfte, werdt, den negenentwintigften van Bloeimaand , gehouden. Men tradt toen, in orde, naar de groote Kerk, alwaar Lydius, wederom, de preeke deedt. De Wethouderfchap van Dordrecht, uit de Kerk, naar 't Raadhuis gegaan zynde, werdt, hier, door Bogerman en de Asfesforen, bedankt voor de gunst en beleefdheid aan de Sinode, in haare Stad, beweezen. De Sinode, daarna, in haare gewoone Vergaderplaats, zynde wedergekeerd, werdt bedankt, door de Gemagtigden der algemeene Staaten, die, op hunne beurt, door den Prefident Bogerman , bedankt werden. Ook bedankte deeze de gantfche Sinode: waarna hy de byeenkomst met een gebed en dankzegging aan Gode befloot. Men fcheidde, met het toefteeken van de regterhand der broederfchap, en met betuigingen van onderlinge eendragt en liefde, van eikanderen (111). En dit was 't befluit deezer vermaarde Sinode: de kosten van welke, door fommigen, op een millioen guldens, door anderen , nog hooger berekend zyn («). Vier (k)Vide Poft-Ach Synod. Nation. in 't Groot Plakaatb. III. Peel, tl. 416. CO Zie Uor Autli. Stnkk. III. Deel, bl. ii enz. en GrootPlakaatb. III. Veel, bl. 404. C»0 Hifloriscb Verbaal, f. 518. CO ^»>Poft-Aéta^/.CLXXX./»VGroot-Plakaatb.IH.jD«/. bl. 440. en Urandt UI, Deel, bl- 66i. x5 1(513. De Sinodefcheidt,  XX. De Fiskaal van Leeuwen doe eenift ot derzoek te Utrecht. 330 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. Vier dagen na dat men den uitheemfchen hun > affcheid gegeven hadt, welker fommigen, terftond , naar den Haage reisden, om, zo ze zeiden, iet vreemds te zien (o), geraakte de Advokaat Oldenbarneveld aan zyn deerlyk einde. Doch eer wy dit vernaaien, moeten wy den draad van 't verhaal der Regtspleeginge over hem eh de andere gevangenen, wederom aanhegten, daar wy dien afgebroken hebben. Op het einde des voorleeden jaars, maakten de Fiskaalen, met naame Pieter van Leeuwen , hun werk van het hooren en ondervraagen van t verfcheiden' Perfoonen, die gemengd waren . geweest in 't gene omtrent het ftuk der Waard, gelders, te Utrecht, was voorgevallen. Zuiïeftein, Nyenrode, van Berk, Koningsvry, de Goyer, Groveftein, van Eek, Hoeflaken, en anderen werden, in Wintermaand, onder beeedigde belofte van 't gene men hun voorftellen zou geheim te zullen houden, op verfcheiden'vraagftukken, gehoord, en wy hebben, in 't voorgaande Boek, reeds gebruik gemaakt van 't gene zy, omtrent het gebeurde, te Utrecht, en in den Haage met de Utrechtfche Gemagtigden, beleeden. Van 't gene, waarop iet van belang kon te zeggen vallen, gaven zy Ledenberg de meeste fchuld. Ook ontkenden de meesten niet, en fommigen bevestigden, rondelyk, dat hy, over de voornaamfte zaaken, met den Advokaat, plag te raadpleegen (/>). Doch van iet, dat naar handel met den vyand zweemde, beleedt niemant een woord, ten zynen fO Wftorisch Verha.il,/. 216. (p) Interrog, ran Snylefteyn. Art. V. ym ConincxvfJ' Art. V» *«* van Eek, Art. IX. KSS.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 331 nen laste, uitgenomen Berk, van wiens getuigenis wy, hierna, zullen fpreeken. Uit deeze verfcheiden' verklaaringen, ondervraagde men, daarna, de gevangenen, in den Haage. Hogerbeets werdt, voor de vierde reize, gehoord, op den vyf zes en zevenentwintigften van Louwmaand, over het gebeurde in den Haage, ten huize van Trefel; waaromtrent hy zig gedroeg aan de bejydenis van de Groot; welke hy begeerde, dat, in regte, ook voor de zyne genomen werdt. Voorts, onderzogt men hem, over het gene, in Slagtmaand des jaars 1617, op de tyding, dat de Prins, veelligt, te Leiden ftondt te komen, in deeze Stad, gehandeld ware, en wat men, aan de Steden Haarlem,Gouda en Woerden, gefchreeven hadt (q). Doch ik vind niet, wat hierop geantwoord werdt. De twee andere gevangenen werden niet gehoord, voor het aanftellen der Regteren; waarop, in deeze maand, ernftelyk, geraadpleegd werdt. Doch eer 't hiertoe kwame, vielen 'er nog eenige zaaken voor, die ons hier te melden ftaan. De Koningen van Frankryk en van GrootBritanje, die verfchillende inzigten hadden op *t ftuk der gevangenen, deeden ook hunne gezanten , op verfchillende wyzen, werken, omtrent dezelven. üudlei Karleton deedt, op den twaalfden van Louwmaand, een voorltel ter algemeene Staatsvergaderinge, waarin hy kwalyk fprak van de Groot; doch niets tot zyn nadeel wist te noemen, dan dat hy de vryheid der zeevaart en visfeherye gedreeven hadt, waardoor zyne Majefteit van Groot-Britanje, d& fj) R. Hogerbeets (Jcdenkfchr. hy Bkandt Keehtspl. tl. 47. 1619. Hogerbeetswordt wederom gehoord^ De Gezantenvan Frankryk en Engeland werken voor en tegen ós gevangenen.  i6ï9- XXI. Het Lid derRidderfchapwordt met twee Heeren vermeerderd. Omstandig verhaal der iumde- 33a VADERLANDSCHE XXXIX. Boek. de grootfte Eiland Forst, die ""er was, zig gehoond rekende (r). De Franfche Gezanten deeden, daarentegen, op den drieëntwintigften, een Voorftel, waarin, zy den Staaten, tot het ftellen van onzydige Regters, en tot voorzigtigheid en gemaatigdheid vermaanden (f). Maar terwyl men op 't ftellen der Regteren raadpleegde , vondt de Prins dienftig, het Lid der Ridderfchap, welk, reeds in Wynmaand laatstleeden, met vyf Hollandfche Edelen, vermeerderd was, met nog twee Heeren te vermeerderen; die, beide buitengeboofenen zynde, eenigen tyd geleeden, genaturalifeerd waren. Deezen waren Daniël de Hartaing, eigenaar, door koop , der Heerlykheid van Heemskerk, welke hy, met bewilliging der ' Staaten van Holland, in den jaare 1612, naar zeker heerlyk goed in Henegouwen, hem toebehoord hebbende, Marquette vernoemd hadt (?); enFrancois van Aarlens, Heere van Sommelsdyk ("«). Zy hadden reeds verzogt, in 't Lid der Ridderfchap, te mogen befchreeven worden, en de Prins, de Edelen, op den zeventienden van Louwmaand, by zig ontbooden hebbende, onderfteunde hun verzoek. Men verwierf tyd van beraad, tot'sanderendaags. De Vergadering beftondt toen uit veertien Edelen. Zeven verftonden, dat men Marquette befchryven; zeven anderen, dat men 't nalaa- ten (r") Zie Tïrandt Rechtspl. bl. 43. Grotius Verantw. Cafu XIX. hl. ei4- Cr) 7.ie de Propof. in 't Leven van Oldenbarneveld, bl 271). (O fiHe A. IVÏATTiiAït Fund. Sacr. /Ediurn. Fumi. XÏII. in Anal. Tom. Tlf. p. 498. ■ u, Refnt. Holl. ig08ob, 1618. bl. 308. Grotius Verantw». C/ip. IX. bl. 103, 104.    XXXIX. Boek. HISTORIE. 333 ten zou. 't Verzoek van Sommelsdyk werdt, door agt, afgeflaagen; door zes, toegeftaan. Men gaf 'er den Prinfe kennis van, door Andries de JVith, Penfionaris van Dordrecht, wiens eigen Verbaalwy, hier, volgel^Zyne Doorlugtigheid antwoordde „dat de gevoelens der Heeren Edelen, in de Vergadering van Hol„ land, eenen tyd lang, uitgeloopen waren op „ verandering van Godsdienst, en om hem ten „ Lande uit te dry ven; dat zy, eerst, hunne „ item hadden gegeven tot de Refolutie van n den vierden van Oogstmaand des jaars 1617, n daarna, tot den last, den Gemagtigden naar n Utrecht medegegeven. Dat hy, hierin, moest n voorzien: en fchoon hy, by eene A&e der n Staaten van Holland, gemagtigd was, om „ nog eenige verandering te doen, daar hy M zulks zou goedvinden; dat hy 't, nogtans, niet ?) gaarne, in de Vergadering der Edelen, doen „ zou." De Heeren, die hier by waren, zig geraakt voelende, verfchoonden zig, ten besten, en keerden toen naar de Vergadering te rug. Men deedt, op nieuws, omvraage. De Heer van Brederode verklaarde, fchriftelyk, van meening te zyn, dat men den Prinfe volkomen genoegen geeven moest, en Marquette en Sommelsdyk beide befchryven. De Heeren van Asperen, Noordwyk, Benthuizen, Wezenburg, Duivenvoorde en Wimmenum voegden zig met hem. Doch de Heeren van Mathenes, Obdam, Schagen, Warmond, Zwieten, Raaphorst en Kroonenburg hielden, zulks te ftryden met hunnen eed, en met 'sLands en hunne Privilegiën ; waarom zy 't niet konden goedvinden. De ftemmen bleeven dus fteeken. De With 1619. linge hierov*  i<5 My is niet gebleeken, dat men hen: na deezen, verder ondervraagd heeft. Op den vyfden van Lentemaand, werdt c Groot voor de Regters ontbooden. Doch een gen tyd te vooren, was Manmaaker hem k( men bezoeken, en hadt hem, door verfche den' bedekte redenen, getragt te beweeger om vergiffenis te begeeren, waarnaar de Gro< niet luisteren wilde. Manmaaker was toen w derom gevallen, op 't ftuk van Prinfe Hennl zeggende, onder anderen, dat hy buiten $gelo ye was by zyne Doorlugtigheid, enbydeGewe ten; en dat men bevondt, dat Maurier, Meegaf 're) Zie VII. Deel, bl. 371. \f) R. Hogerbekts Gcdciiklchr. by Brandt RocutsyL b.. 5 V 4 1619* door de Regters, verhoord. * Cnitrt" _ butien. 1 t •_ f Stltfi* ,m faftie. 1 e Gefprek : tusfcheii " Manman» ker en de i- Groot. )t ■» »" %Credp» s- !S n  1619. De Groot komt voor de Regters. 344 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. en Uitenbogaard veel kwaads in de zaak gedaan hadden: " Voorts begeerde hy te verftaan, wat de gevangen hier van wift. De Groot antwoordde „ dathy metMeegang nimmer woor„ den gewisfeldhadt,en met Uitenbogaard niet „ over deeze ftofFe, en dat Maurier, in 't by9 zonder? niet anders dan in 't operbaar, ge» fprokenhadt, raadende, naamlyk, tot byjeg„ ging der gefchillen." Ook verklaarde hy hem, by deeze gelegenheid, de overleggingen van eenigen, om Prins Henrik in 't Lid der Edelen te befchryven, waarvan wy, boven (g), gewaagd hebben. Doch dit gefprek was het laatfte, welk de Groot, met iemant uit de algemeene Staaten, in 't byzonder, hieldt. Voor de Regters verfcheenen, maakte hy verfcheiden' aanmerkingen op derzelver wettelykheid, onder roderen zeggende „ dat eenigen belang hadden 9 bv de zaaken, welken zyoordeelenzouden; „ als hebbende, te vooren , verftaan, dat men „ de Waardgelders moest afdanken, tegen den wil der Staaten van Utrecht: ook, dat eeni9 gen der Regteren hem en anderen [met de 9 paleye] gedreigd hadden." Op het eerfte intwoordde Duik „ dat hy, dus redeneerende, 9 de meeste Regters verdagt fcheen te willen , maaken:" op het tweede „ dat dreigen min,, der was dan Waardgelders." 't Voornaamfte, waarover hy, wyders, gehoord werdt, kwam lierop uit. Men vraagde, of de Advokaat hem niet gezeid hadt, dat de Prins naar de Souver ainiteit ftondt, en d0P men zulks behoor de te beletten? Waarop de Groot antwoordde n dat de » Ad- (S) nu S45.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 345 n Advokaat hem te kennen gegeven hadt, ben denking te hebben, of onder de burgerlyke yy beweegingen, ook iet zulks fchuilen mogt, n daarby voegende, dat alle veranderingen, by n wege van oproer, gevaarlyk waren,zonder „ iet meer." Men hernam te vraagen, of hy zelf aan niemant ooit gezeid hadt, dat zyne Doorlugtigheidftondt naar de Souverainiteit ? 't Antwoord was Neen; fchoon hy veelligt aan een nige vertrouwde Perfoonen wel verhaald „ hadt, dat hy vreesde, voor eenige verande?? ring uit oproer, zonder iet vast te ftellen. ji. Voorts, hadt hy van den Prinfe altoos ge- fproken met behoorlyken eerbied, gelyk zyyy ne hoedaanigheden en verdienften vereisch„ ten." Wyders, beleedt de Groot, op verfcheiden' vraagen „ dat de Advokaat hem „ nimmer gefproken hadt van eenen aanflag op ?> Woerden, fchoon hy, uit fommigen, ver„ ftaan hadt, dat die van Leiden wenschten, n dat Woerden, door eenige vertrouwde ven„ dels, mogt verzekerd worden. Dat hy niet wist van eenige Vergaderingen ten huize „ van van der Myle; fchoon hy 'er, fomtyds, „ geweest was, en 'er Briemen, Biefeman, „ Bafius, de Haan, Hogerbeets of Uitenbo„ gaard aangetroffen hadt; doch dan waren yy 'er alleen gemeene gefprekken gevallen. yy Dat Oldenbarneveld hem nimmer gefproken yy hadt over de bekwaamfte middelen, om een „ einde van den oorlog te vinden; en gantsch „ niet, van zig onder Spanje en 't Huis van Oosyy tenryk te l>egeeven: ook niet van zyn voorw neemen om de Kerkelyke gefchillen te rekn ken, en, daardoor - de verlenging van 't BeY 5 „ ftand 1619.  ióio. Hy wordt andermaal gehoord. 346 VADERLANDSCHE XXXIX. Boek „ ftand te beter door te dringen (h)." Dit was ■ 't voornaamfte, welk, ten deezen tyde, voorviel. De Groot, federt, verfcheiden' reizen hebbende aangehouden, om op nieuws gehoord te worden, verfcheen, andermaal, voor de Regters, op den zestienden van Grasmaand, Hy deedt hun toen eene wydluftige Verklaaring zyner inzigten, op de zaaken, waarover gefchil viel, en verzogt zulks fchriftelyk te mogen doen; waartoe hem vyf uuren tyds en een blad of vel papiers vergund werdt (ij. Wyders, beleedt hy, op eenige vraagen „ de Brie„ ven ontworpen te hebben, die men, op 't „ ftuk der Sinode, aan den Koning en aan de fy Kerken van Frankryk wilde fchryven; ook, dat men, te Rotterdam, nooit voorgehad yy hadt, den Godsdienst te verdrukken, door yy middel van de foldaaten; maar alleen, de yy verdraagzaamheid te bevorderen en de Ker-? „ ken en Wethouders te befchermen; en dat yy die van Rotterdam, in 't begin, genegen ge-e „ weest waren tot eene Sinode, uit een gelyk getal van Remonftranten en Contraremon* v ftranten beftaande. Doch dat hy hen bewoo; f> gen hadt, om toe te laaten, dat de verkie- zing gefchiedde door de Klasfen; mids de yy Staaten van Holland, daarby, eenige vreed„ zaame Predikanten voegden (T)." En deeze was de laatfte reize, dat men de Groot onder^ vraagde. Hy hadt zig, in de gevangenis, meest bezig gehouden met het opftellen eeniger fchrif. (70 Memor, van H, vs, Groot hy IC. Urandt is zyn L,evA I75-i7'9. ( i) Zie deczo Deductie hy K. Rrindt Leven van H. i£> ploot, bl. ïi, enz: (A) M.inor. van II. vr. Groot in zyn Lcv. U. lyj,  XXXIX.Boek. HISTORIE. 347 Schriften en Gedigten, die, naderhand, het licht zagen (/). De Regters begonden den Advokaat te onderzoeken0, op den zevenden van Lentemaand. Hy hieldt zig, eer hy antwoordde, wel drie dagen bezig, met het betwisten van de wettigheid der Regteren. Daarna, vraagde men hem, „ naar zeker fchryvens aan die van Leiden „ en Utrecht, in Wynmaand des jaars 1617, „ wanneer men meende, dat de Prins der„ waards komen zou (W): midsgaders, naar het „ oogmerk der byeenkomst by van der My„ le," waarover men de Groot ook ondervraagd hadt. Van t fchryven naar Leiden, welk aan van der Myle, toen aldaar zynde, gefchied was,beleedthyniets,dan dat hy derwaards hadt gezonden, om op de beweegingen des volks te doen waaken. Van 't andere, verklaarde hy geen geheugenis te hebben. Voorts, gevraagd zynde, of van der Myle, op zyne reize naar Frankryk, in den jaare 1614, den Marquis d'Ancre der Landen magt tegen de Prinfen en die van den Hervormden Godsdienst niet aangebooden hadt, antwoordde hy, dat zyn last, aan den Koning, aan de Kcminginne Moeder, en aan de Heeren alleen complimenten inhieldt. Ook verklaarde hy te gedenken van zeker Berigt voor den Koning van Groot - Britanje, gezonden aan Karon,om zyne Majefteit, naar waarheid, te onderregter; en deszelfs gunst te verzoeken. Uit zyne Brieven aan Karon, trok men veel tot zyne bez waarnis: ook werdt hy, gelyk hy z^lf fchreef, «e- Brandt Rechtspl. W. 79. \_ \jn) Zie hier voor, bl. ïii;, 207. xxiir. Ondervraagingvan Oldenbarnevoldvoor de Regters,  g43 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. I<5ip. XXIV. Verklaaling van den Griffier Aarfens en van den Burgemeestervan Berk, in zyn nadeel. * Credp. -f- mithmtique. gekweld, uit zekere verklaaringen, in zyn nadeel gedaan, door den Griffier Aarlens en door Nikolaas van Berk, Burgemeester van Utrecht (»). 't Zal hier,derhalve, te pas komen, den Leezer te onderregten van 't gene my, omtrent deeze Verklaaringen, waarvan, mynsweetens, nog niets het licht gezien heeft, uit oude Papieren, gebleeken is. Ik heb in handen een oud Affchrift eener Verklaaringe van den Griffier Aarfens, zonder dagtekening, en, naar 'tfchynt, niet voltrokken. Hierin, verhaalt de Griffier, eerst, het voorval,welk hy, in den jaare 1607, met Pater Neyen gehad hadt, en welk, van ons, op zyne plaats (0), te boek gefield is. Voorts , voegt hy 'er by „ dat hy van dit voorval, toen, „ aan den Advokaat kennis gegeven, en dat „ deeze hem gezeid hadt, dat hy 't zeggen n moest aan Hogerbeets, Uitenbogaard, Bruin nink en Kromhout. Dat hy dit egter niet n hadt gedaan. DatKrauwels hem gezeid hadt, „ dat Neyen, behalve het Handfchrift, hem ft overhandigd, nog een ander van honderd„ duizend Dukaaten hadt, 'welk hy meende, aan een' Perfoon van meerder * aanzien dan „ hy was te moeten aangebooden zyn, zonder ,, dat hy egter wist, dat zulks gefchied, of dat het Handfchrift aangenomen was. Dat Krau- wels hem ook verklaard hadt, verwonderd „ te zyn, dat eenigen der voornaamften uit de Regeeringe, zelfs oude en f egte Geuzen, „ zig zo lieten misleiden, dat zy zulke ge„ fchenken ontvingen; hem noemende twee, O"1 Brandt Rechtspl. bl. go, 81. Co) IX. Deel, bl. 271.  XXXIX. Boek. HISTORIE. 349 n die zulks gedaan hadden, te weeten Beeren fleiit, Burgemeester te Delft, en Ruikhaver, M Burgemeester te Haarlem : dat de eerfte een? „ kostbaaren diamant ontvangen hadt, zonder n dat hy wist, wat de andere hadt ontvangen ; „ maar de diamant was gekogt van eenen „ Duarte Fernando, Juwelier. Dat hy, Aar„ ftns, dit den Advokaat te kennen gegeven 2 hadt, die daarop hadt gezeid, zwygt daarvan n fiil; ik zal het zelfs eens onderzoeken. Dat hy , „ ettelyke dagen daarna, den Advokaat, deswege, wederom hadtaangefproken, diehemzei„ de, dat hy 'er naar gevraagd hadt, en dat 'tT * iet aan wasQ>>" 'lot hiertoe gaat myn Affchriftvan deeze Verklaaring. Wat Burgemeester van Berk betreft; deeze hadt, op den agtentwintigften van Herfstmaand ouden ftyl des voorleeden jaars, ook eene Verklaaring gegeven , waarvan ik geen Affchrift heb konnen magtig worden. Doch op den eenentwintigften van Wintermaand, werdt hy, wegens deeze Verklaaring, onder eede, op zekere vraagen, gehoord, die my, nevens de antwoorden, tei hand gekomen zyn. Hy erkende, toen „ dat „ de Verklaaring*, zo als zy lag, waaragtig was; J in 't byzonder, dat de Advokaat hem gezeid f, hadt, dat het verfchil over den Godsdienst „ zo groot niet was, of t kon ligtelyk byge„ legd worden, hem, daarbenevens, vraagen' „ de, of 't niet beter ware, dat wy ons wederom „ begaven onder den Koning van Spanje? ook. „ 'tgene verhaald ftondt, op de handelingen „ van den zelfden Koning, in Portugal, jegens » hen. Cf) Dcpufitie van den Greffier Acrsfens MS. 1619.  35° Vaderlands che xxxlx.boek. 1610. Wat Berk togen Uitenbogaardverklaard hadt. „ hen, die hem tot dit Ryk hadden helpen bren■ „ gen. Doeh den tyd, jaar en maand, wan„ neer de Advokaat dus tot hem gefproken „ hadt, wist hy niet naauwkeuriglyk te noe^, men. Alleenlyk bragt hy zig te binnen, dat „ het gefchied was, toen de Advokaat nog in n de Spuyftraat in den Haage woonde (6), en' dat, hy ingelaaten zynde in de zaale ter zy„ de het voorhuis, de Advokaat hem, langs „ een klein trapje, gebragt hadt tot in zyri „ Comptoir. Voorts, waren hem, Berk, van wege den Koning van Spanje of Aartsherw togen, geene aanbiedingen gedaan, dan 'C gene hem wedervaaren was van den voor„ noemden Advokaat, uitgedrukt in de ge- melde Verklaaringe. Ook hadt de Advo„ kaat, federt dit gefprek, hem, nimmer,we„ derom, over diergelyke zaaken, gefproken „ (#)." Meer is my van Berks Verklaaringe ten laste des Advokaats niet voorgekomen. Doch op den zelfden eenentwintigden van Wintermaand, verklaarde hy ook „ dat Ui„ tenbogaard, omtrent drie jaaren geleeden, n tegen hem gezeid hadt, dat men't met Span-- je al eens was ; dat men niet meer oorloo„ gen zou; dat men wel zag, hoe 't in'tLand* van Kleeve toeging; dat ons volk en dé „ vyand eikanderen verftonden; en den buit „ deelden; dat Gelderland al verdraagen was i „ ook (?) Interrog, van N. van Berct, Arl. \j ii. iii. IV. MS. (6) Dit moet al eenige jaaren geleeden geweest zyn, alzo men vindt, dat de Advokaat, in de Lentd des jaars ióii, het Huis van Aremb;rg gekogt heeft » 't welk hy, federt, bewoonde, liefs/. Holl. o April i6ii. bl. s'At  XXXIX. Boek. HISTORIE. 351 „ ook Overysfel: dat de poorten aldaar zou„ den open ftaan, als 'er de vyand voorkwam; u dat hy, Berk, wel zien kon, hoe 't, hier in „ de Stad [Utrecht], gefteld was; dat men den vyand,als hy kwam, hier ook niet we„ derftaan zou; dat elk bedieningen zogt, om „ eigen voordeel; dat de voornaamften, die y9 te Nagtmaal gingen, zig de eerften omkee„ ren zouden, als de vyand kwam, om in hun5, ne ampten te mogen blyven; dat men, te- genwoordig, eene andere wyze van leeven ft moest houden, dan men plag, en zien, hoe „ 'trondsomme toeging, en op zyn eigen be„ lang agt geeven (r)." Doch Uitenbogaard heeft, in eenen Brief aan den Prinfe, in Wynmaand des voorleeden jaars gefchreeven, ontkend, op zulk eene wyze, gefproken te hebben , of 'er eenen goeden zin aan gegeven (f). Ook gewaagt hy, in dien Brief, van zekere aan biedingen, welken hy aan Berk, zo deeze te vooren gezeid hadt, van wege de Spaanfchen, gedaan zou hebben. Doch op deeze befchul diging verdedigt hy zig dus. V Geen Berck feydt van V gunt ick hem [oude hebben geprefenteert, is louter verfiert. Hy raeskalt ,daaris in''t min fie niet aan, niet het minfte. Alleenlyk, verhaalt hy,dat, ter gelegenheid van de gefchenken, „ die de Staatfche Gemagtigden op de hande„ ling van 't Beftand, met kennisfe der hooge „ Overheid, van de Aartshertogen ontvingen, „ eenig gefchil gereezen was , tusfchen den „ Heere Renesfe van der Aa, die laatst, en den „ Heere Berk, die eerst in de handeling ge- „ bruikt (r) Interrog, van n. van Berck. Art. V. MS.- £0 7.U den' Brief in zyn Leven Cap. XI. bl. 188, Vj\. Onderzoek , op de geloofwaardigheid van Berks Verklaa. ringe.  35* VADERLANDS CHE XXXIX.Boek. tankt) was, en die beide oordeelden, dat „ hun die gefchenk geheel toekwam : dat men zig, daarna, van Uitenbogaard bediend hadt „.om den twist, hieruit, voornaamlyk, ont„ liaan, te bemiddelen, en dat het wel zyn „ kon, dat hy Berk, ter deezer gelegenheid, „ hadt aangeraaden, zig met de helft van het „ gemelde gefchenk te laaten vergenoegen " En, vervolgt hy, indien dit is ; och Godt! watboosheyt ware dat van dien mensch, den onnofelen, die poochde fyne begeerlicheit te breydelen, over een prefent der Spanjaarden, om t welck in zyne handen te krygen, hy felvegingh queflie moveren tegen andere, na, V verloop van negen jaren te gaenbefwaren, als ofhy diegheenware, die hem eemgh pref ent of gek van 'svyants wegen hadde aangeboden (tj. Ook heeft hy niet verzuimd, op eene andere plaats, aan te merken,, dat Berk, op den eenentwintigden van Wintermaand, verklaard heeft, dat hem van nie mant eenige aanbiedingen, uit naam der Spaanfchen, gedaan waren, buiten 't gene hem van den Advokaat wedervaaren was f». Waaruit, ten minste bleek, hoe weinig ftaats 'er te maaken ware op 't gene hy, te vooren, van Uitenbogaards aanbiedingen verhaald hadt. Veelhgt, is 'er ook uit af te neemen, wat men van zyne Verklaaring, wegens de aanbiedingen des Advokaats, te houden hebbe. Uit alles, kan men zien, tot welke foort van ondervraagingen des Advokaats, de Verklaaringen van Aarfens en Berk gelegenheid gegeven hebben. IllCO Zie den geineMen Brief //. 191, 19?. (.«) Uïtenbog.. Leven en Veftötw. Cef>, XIII. U, 253.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 353 In Grasmaand, werdt de Advokaat, wederom ï verfcheiden' dagen, fomtyds twee en • drie reizen 'sdaags, gehoord. Hy weigerde . toen, andermaal, de Regters te erkennen, en beriep zig op de byzondere Gewesten 5 welker Afgevaardigden ter algemeene Staatsvergaderinge alleenlyk de Regters gefteld hadden. Doch ziende, dathy, hiermede, niet vorderde, befloot hy, behoudens zyn regt, te antwoorden , en beleedt toen „ eën gefchenk van n den Koning van Frankryk ontvangen te heb„ ben, ter waarde van twintigduizend guldens, n in gevolge van eene belofte, hem, in den jaare 1598, gedaan. Ook hadt hy van eeni„ ge Heeren, wegens gedaane dienften, ge„ fchenken genooten. Van anderen hadt hy ze „ geweigerd. Maar van de Spaanfche zyde, „ hadt hy niets getrokken: ook niemant an„ ders» met zyne kennis. Het zeggen van Aar- fens of Berk, van woorden, over twaalf jaa„ ren, gefproken, kon, dagt hy, niet ten zy„ nen laste komen. Hadden zy gedagt, dat daaraan der Landen dienst gelegen was, zy zouden ze geene twaalf jaaren hebben moft gen verzwygen. Op de overdragt der Sou„ verainiteit aan den Koning van Frankryk, h hadt hy, nimmer, met iemant, 'tzymetden „ Hertoge vanSully of met Buzanval* iet ge„ handeld. Dat zyne Doorlugtigheid naar de Souverainiieit of naar meerder gezag ftondt, „ hadt hy gevreesd. Zo egter de Prins, zo wel n als zyne Raaden, zig, deswege, aan hem „ hadt willen verklaaren , en, na 't hooren „ zyner bedenkingen daartegen , de opening hadt goedgevonden, zou hy die, met gené- X. Deel, Z „ gen- XXV. De Ad- yokaac wordt ang ag« cereen gehoord iroor de Regters» Zyne belydenis-.  1619. 554 VADERLANDS CHE XXXLX.Boek. » genheid, gedaan hebben. Nu hadt hy 'er » flegts in 't byzonder van gefproken, en ge» regelde handeling over zulk een gewigtig j3 punt goedgevonden; doch een fchrik gehad, „ voor oproer en verwarring. Hyhadt, uit de ?j fchotfehriften, eenige jaaren herwaards ge» ftrooid, en uit eenige daadelykheden, vreen ze gefchept, dat men verandering van Rejj geeringe zogt, door oproer; en daarvan, nu •j drie of vier jaaren gele eden, opening ge„ daan in de Vergadering van Holland; ook » hadt hy 'er den Prinfe, vrymoediglyk, over n gefproken, hem zeggende, dat 'ergerugten ?? liepen, dat de Contraremonftranten niet te >, vrede zouden zyn, of zyne Doorlugtigheid y? moest Graaf van Holland wezen, en dat „ hem, van goederhand, gezeid was, datzew ker Burgemeester van eene goede Stad (7) ?? geoordeeld hadt, dat het aan den Advokaat n ftondt, zulks voor te liaan; hoewel deeze w Burgemeester, daarover, op zyn verzoek, $, gefproken zynde, verklaard hadt, zulks een 9 misverftand te wezen, 't Zelfde hadt hy ook w aan Graave Willem voorgehouden. In zyne w Brieven aan Karon, die, met een bedroefd „ gemoed , gefchreeven waren, en hierom, j, meende hy, verfchooning verdienden,hadt ?, hy gezien op zulke Kerkelyken, Puriteinen w en vreemdelingen, die der Overheid 't ge5, zag in Kerkelyke zaaken onttrekken wilden. J5 De Refolutien tot vrede en verdraagzaam- „ heid C7) Hiermede worde, denk ik, Reinier Pauw, Burgemeester van Amfterdam, gemeend. Zieüytenbogaerts laven en Fcrantzv. Cap. X. bl. 155 , 156, 157, i$8.  XXXIX. BoEtc. HISTORIE. 355 » heid hadt hy bevorderd, met een goed oog» merk, oordeelende hy de gefchillen niet n van zulk een gewigt, dat 'er de vrede der „ Kerke om behoorde geftoord te worden: en n te minder, om dat, by 't aanneemen der wa„ penen , niet flegts vryheid van geweeten; » maar ook oefening van verfcheiden' Godsw dienst was toegedaan; hebbende de Luther„ fchen en alle foorten van Doopsgezinden, » by goede kennisfe, hunnen Godsdienst, van „ 't begin des oorlogs, geoefend. De verklaaj, ring der drie Gewesten, Holland, Utrecht „ en Overysfel, tegen de Sinode hadt hy op„ gegeven, de Groot gefchreeven, tot bewaaM ring van het regt der Gewesten. Holland en „ Utrecht hadden ook, beweerde hy, regt, om Waardgelders, ter hunner verzekering, j, aan te neemen, en mogten dezelven, niet n buiten hunne bewilliging, worden afge- dankt. Hy hadt ook aan eenige Kolonellen „ gezeid, dat zy vooral aan de Staaten, hunne ft betaalsheeren, en aan de Staaten en Wet„ houders der Steden, daar zy lagen, gehouw ft en getrouw zyn moesten, volgens hunnen „ eed, in zaaken, de hoogheid en wetten der 5, byzondere Gewesten, en niet de algemeene ft Staaten betreffende." Dit was 't voornaamIte, welk de Advokaat, zo ver men weet, in deeze, ondervraagingen, beleeden heeft. Men vindt, wyders, dat hem nog eenige vraagen gedaan zyn „ omtrent zyne woorden tegen de „ Sinode, 't verkrygen van Brieven van den ft Köning van Groot-Britanje in den jaare 1612, s, en 't verzoeken van gelyke Brieven, in den „ jaare 161 omtrent zekeren zynen voorflag, Zj „ ora 1619.  XXVI. Uitfchryving van eenen Biddag. i < 5 3 j > V. v. S5 53 S « 5? w ft ai ir d 356 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek, >, om twee Bisfchoppen te zenden van de Re» „ monftranten, en omtrent verfcheiden' andey) re punten," zonder dat men gemeld vindt, wat hy op dit alles antwoordde (v). Tot hiertoe , maakte Oldenbarneveld noa geene gedagten altoos, dat men voorhadt, hem te doen fterven; doch onder deeze laatfte ondervraagingen, werdt'er, door de algemeene btaaten, een biddag uitgefchreeven, tegen den zeventienden van Grasmaand ; waarvan hy , ivat laater, kennis kreeg, en 't welk hem deedt lenken, om zig ter dood te bereiden («'). In leeze uitfchryving las men „dat de Kerk en , de Staat, eenige jaaren herwaards, door ee, mge ftaatzugtigen, tot bevordering hunner , byzondere ftaatzugtige oogmerken, in groot , gevaar van het uiterfte verderf gebragt zyn, de, door het byeenroepen der Nationaale , Sinode, genoegzaam gered waren; dat men , ook, met den eerften, een wettig oordeel verwagtte, over hen, die den ftaat van 'tLand hadden beroerd; waardoor alles zig tot rust fcheen te zullen fchikken: dat men God hiervoor te danken hadt, en hem, onder anderen, te bidden, dat hy der vyanden raadflagen en beleidingen tegen deeze Landen geliefde te verbreeken (x)." En 't was gantsch geen onder, dat de Advokaat, uit zulk eene uitliryving, opmaakte, dat het kwalyk met hem loopen zou. Veele anderen zagen 't eveneens !, en men vondt verfcheiden' Predikanten, e zwaarigheid maakten, om zulk een'Biddag af fvl Brandt Rechtspl. bl. 87 enz. fwQ Uytehbog. Leven en Verantw. Cap. XVIU. bl. *tl7. [*J Uytcmroc. bl. 1143. Achabs Bkld, bl. y. 1  XXXIX.Boek. HISTORIE. 357 af te kondigen. Ook werden, in Gelderland (y), in 't Stigt, in Overysfel, en elders, de Brieven van Uitfchryving,derwyze, veranderd, dat de afkondiging, daar, gemakkelyker doorging. Doch veelePredikanten keurden de eerfte .Brieven goed, en predikten, op den zelfden zin: God ook dankende, dat hy de oogmerken der ftaatzugtigen geftuit, en 't bloedbad, dat zy maaken wilden, belet hadt (z). Na 't houden van deezen Biddag, begreep elk, dat de zaak der gevangenen naar 't einde liep. De Franfche Gezant Maurier verzogt, derhalve , wederom , gehoor ter algemeene Staatsvergaderinge, op den eerden van Bloeimaand. Boifife was reeds naar Frankryk te rug gekeerd, en hadt, in zyne Affcheidrede, op den drie- entwintigden van Lentemaand, zyne voorige vermaaningen tot zagtheid omtrent de gevangenen herhaald. Doch de Staaten hadden, in hun antwoord, genoegzaam, te verftaan gegeven, dat hun die herhaalde vermaaningen verveelden, en dat zy ftonden, om tot ftrengheid over te Haan (a). Zy fpiaken ftouter, doordien zy Lodewyk den XIII, die, thans, met de inwendige verwarringen zynsRyks, de handen vol werks hadt, minder ontzagen; om dat hy hun minder dienst doen kon. Doch Maurier was, door dit antwoord, niet afgefchrikt. Hy deedt eene deftige en uitvoerige Rede, in 's Prinfen tegenwoordigheid, (trekkende, om te toonen, dat men de gevangenen behoorde te verfchoonen, zo zy aan geene ontrouw fchul- dig Cy") Zie Baudart. Memor. XT. /loei, bl. 22. (z) Brandt Rechtspl. bl. 99, ico. (.«O Brandt Rechtspl. bl, 101,102. Z 3 xxvii. Boiflfe en Maurier fpreeken wederom voor de gevangenen.  Men zoekt den Advokaai te beweegen, om vergiffenis tebegeeren. i 358 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek dig bevonden werden. Ook beweerde hy,dat men zo veele agting behoorde te hebben voor 'sKonings vooripraak, als men, eertyds, getoond hadt voor die der Koninginne van Engeland , om wier wille , men den Admiraal Treslong hadtgeflaakt Prins Maurits, in t byzonder, zogt hy te doen zien, hoe edelmoedig en Vorftelyk hy zig gedraagen zou, zo hy zyne gunst bewees aan zulken, door welken hy meende verongelykt te zyn (e). Doch deeze aanfpraak deedt geene vrugt. De Huisvrouw en Kinderen des Advokaats, reeds dikwils Verzoekfchriften in zyn voordeel hebbende ingeleverd, gaven nu drie Vertoogen, na eikanderen, over aan de Regters, waarin zy hem, ter gen de voornaamfte befchuldigingen, verdedigden (V). Doch alle deeze poogingen waren vergeefs. De Advokaat zelf hadt, op den eerften van Bloeimaand, voor de Regters verfcheenen zynde, begeerd, op nieuws, over eenige punten gehoord te worden. Doch ik vind niet, dat hem dit verzoek werdt ingewilligd (i). Men was nu bezig, met het opmaaken van zyn vonnis, en'hy vernam, uit berigten, hemjheimelyk, op den elfden van Bloeimaand, toegekomen , dat het reeds geveld lag, en den veertienden of vyftienden zou uitgefproken worden. Doch 't gefchiedde nog eerder. Omtrent deesen tyd, arbeidden Graaf Willem en de Fiskaal Duik, by Prinfe Maurits, om Oldenbarneveld ay 't leeven te bewaaren. De Prins bewilligde 'er (b~ Zie VIII. Deel, W. 8(5. (O Branbt Rechtspl. bl. 104 enz. (d) Leven van Oldenbarn. */. 184 enz. Beakdt Rechtspl. 113, 120, 125. -Leven van Oldenbarnev. bl. 225.  XXXIX. Boek. HISTORIE. 359 'erin, mids de vrienden des Advokaats vergiffenis voor hem verzogten. Dit werdt hun, . door dePrinfesfe Weduwe, bedektelyk, inden mond gegeven. Zy fpraken 'er, onderling, over: doch konden 'er niet toe verftaan. Zelfs verklaarden zy der Prinfesfe, dat zy 'er niet een' voet om verzetten wilden, al zou hy er den hals moeten laaten (ƒ'). Men ging dan voort, met het vonnis. De Advokaat was, des Zondags, den twaalf- J den van Bloeimaand, een groot deel van den . dag bezig geweest, met het leezen derontvan- a gen' berigten, en met het verfteeken van zyn s geheim fchryfgereedichap, fchriften en aantekeningen, welke laatften, voor een groot gedeelte, onder een Spaanschftoeltje, enagterde tapyten, genaaid werden (g). Doch des avoncss, omtrent half zes uuren, kwamen de Fiskaalen van Leeuwen en Sylla in zyne kamer. Van Leeuwen voerde het woord: hem, uit den naam der algemeene Staaten en der Heeren Regteren, aanzeggende, dat hy, op morgen, hadt te komen hooren de Sententie des doods. Hy zeide , hierop, meer verwonderd dan verflaagen, de Sententie des doods! de Sententie des doods! Dat hadt ik nietverv/agt. Ik meende, dat men my nog zou hebben gehoord. Ik hadt fommige dingen gefteld, die ik meende te veranderen, als door gramfchap verrukt zynde. Daarna, verzogt hy verlof, om zyne Huisvrouw, voor 't laatst, te mogen fchryven. 't Werdt hem vergund. Onder 't fchryven, hoorde men hem zeggen, dat ik toch •wist, ( f) Aantek. van Volk. Overlanoer, Schepen van AmiU ly Brandt Reduspl. bl. 133. Qg~) Leven van OWenbarnev. tl. 220, 227. Z 4 1619. letn ;ordt da ood an geieid. Zyn gedrag en gefprokken, kort voor zyil einde.  j6"io. Zyne boodfchap aan Prinfe Maurits. 1 J | < -t 's Prinfen j ant- j woord. „ « 9 l 1 ' r r 3Öo VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. vist , waarom ik fïerven zal? waarop een der fiskaalen zeide, gy weet het wel; doch zult het, hierna, nog byzonder erhoor en. Hy fchreef nog toen Anthonius WaUus, Predikant en Profesfor te Middelburg, binnen tradt. Deez hadt men, van Dordrecht, uit de Sinode, gehaald, om den Advokaat, m zyn uiterfte, te troosten. Hywas een befcheiden en verftandig Leeraar, en een der bek waamllen, dien men, tot deezen dienst, zou hebben konnen verkiezen. Ook hadt de Advokaat goed genoegen in de gefprekken, wel. ken hy, den volgenden nagt, met hem hieldt. Voorts, werden 'er twee foldaaten in de kamer gefteld, die den Advokaat beletteden, in 't tieimelyk, met zynen dienaar, te fpreeken. De Advokaat begeerde op Walanis, dat hy den Prinfe van Oranje,uit zynen naam, twee dingen verzoeken zou, eerst,vergifenis, zo hy iet te* %en hem misdaan mogt hebben ; en, ten anderen, lat hy zynen kinderen gun/lig wilde zyn. Wa92us vraagde, ofhy, door vergifenis, ook verlandt , het ophouden van het vonnis des doods? vaarop de Advokaat, zig een weinig bêdagt ïebbende, antwoordde, dat zyn verzoek zover liet flrekte. Omtrent tien uuren des avonds, leedt Walauis deeze boodfehap aan den Prinfe , erwyl de Haagfche Predikanten, Lamotius en 3eyerus, den Advokaat gezelfchap hielden. Zj , ie Doorlugtigheid, Walanis gehoord hebbende, ntwoordde, met traanen in de oogen: V ongeluk an den Advokaat is my leed. Ik heb hemaltyd 'ef gehad, en dikwils vermaand anders te doen. hwyl hy, eenigen tyd herwaards, eenen andeen vorm van Regeeringe heeft zoeken in té f (tein , die Kerk en Staat zou hebben t" onder gebragt ,  XXXIX.Boek. HISTORIE. 361 br agt,heb ik my tegen hem moeten (lellen. Maar ''tgene hy,tegen my, misdaan heeft,vergeef'ik hem, gaarne: hoewel hy zulks wel zonder voorwaarde hadt konnen verzoeken; want hy heeft het krygsvolk van den eed,dien zy my,als hunnen Veldoverfie, fchuldig waren, zoeken af te trekken. Twee dingen hebben my wat gefpeeten: het eene, dat hy gezeid heeft, dat ik fondt naar de Souverainiteit: het ander,dat hy my, te Utrecht, in zulk een gevaar heeft gebragt. Dan ik beveel 'taan uwe voorzigtigheid ,ofgy hem deeze dingen bekend wilt maaken, of niet; want ik zoek niet anders dan 's mans zaligheid. Ook heb ik op de Regters begeerd, dat het gene hij tegen my heeft misdaan hem tot geene misdaad zou toegerekend worden. Wat zyne kinderen aangaat^ die zal ik gunstig zyn, zo lang zy wel doen. Walams, met dit befcheid vertrekken willende, werdt te rug geroepen door den Prinfe, die hem vraagde, fpreekt hy van geen pardon ? De Predi kant antwoordde, dat hy daarvan, met waarheid, niet hadt verftaan. Voorts,bragt hy's Prinfen zeggen den Advokaat, voorzigtiglyk, over: die 'er op antwoordde „ dat hy, voor zyne kin5? deren, niet meer begeerde: en dat zyne Door n lugtigheid miste, als hy dagt,dat hy voor zij „ zeiven pardon zogt. Dathy, waarlyk,al feder „ het jaar 1600, gevreesd hadt, dat de Prin „ ftondt naar de Souverainiteit, of meerder ge< „ zag. Doch dat het gene te Utrecht gedaan wai 5, ftrekte, tot voorkominge van oproer." Na di gefprek,bereidde de Advokaat zig,geheellyk tot fterven; fchoon de Predikanten hem niet kon den doen bekennen, dat hy de dood verdienc hadt. Voorts, hielden ze eenig gefprek over ds Z s God 16(0. Aanmerking des Advokaats op , het zelve. C Hy bereidt zig \ ter dood, l  i ( 1 Zyne 1 vriendin {■ verzoe- , ten hora * (e (pree- ' ken. r I \ li I *t Wordt d afgewee- r_} zen. 362 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. Goddelyke Voorfchikking, waaromtrent de Advokaat zig zo verklaarde,dat Wateus hem hieldt te zynm't gevoelen der Contraremonftranten. Doch anderen meenen, dat hy zig wat zagter uitdrukte. Byzekeregelegenheid,toonde hy zy11e zugt voor de andere gevangenen ,vraagende, zal myn Grotius ook flerven? en ook Hogerbeets? Doch Beyerus zeide „ hiervan nog niet verno„ men te hebben." 'tZou my van hun jammere», hernam de Advokaat, zy zyn nog jong, er, zouden den Landen nog veel dienst konnen doen. Ook zogt hy,toen 't nu laat inden nagt werdt. wat te rusten. Doch 't mogt hem niet gebeuren. Bes las hy, eene lange wyle, in zyn Fransch i lalmboek. Ook liet hy zig, door Beyerus, iet voorleezen. Omtrent vyf uuren, werden de Predikanten ontbooden voor de Regters, die reeds vergaderd waren. De Advokaat rees'toen sok uit het bedde, en deedt zyn hemd, door synen dienaar,van vooren,open fnyden: ook ïafhy deezen zyneflaapmuts,omzehemterug e geeven, als hy ze eifchen zou. Alles gefchiedle, inde grootfte bedaardheid. De Predikanen,wederom,by hem gekomen zynde, deedt Va!a?us het morgen - gebed. Voor vier uuren, adden^de Huisvrouw en Kinderen des Advoaats, 's avonds te vooren, zynen bitteren afeheidbrief ontvangen hebbende, verzogt, hem, og eens, voor 't laatst, te mogen fpreeken. De Legters hadden den ouden man, hierop, doen raagen,of hy ook lust hadt,om zyneHuisvrouw, inderen of kindskinderen nog eens te zien ? )och hy, niet weetende datzy zeiven 'tbegeeren,vondt zulks ongeraaden. Dit antwoord deede Regters ftellen op 't Verzoekfchrift der vrien-  XXXIX. Boek. HISTORIE. 563 vrienden, die hierop afhielden. De Prinfesfe Weduwe, vernecmende, dat de Advokaat fter- ven zou, zogt hem nog,door haare voorbede, te redden. Doch kon geen gehoor krygen, by Prinfe Maurits. De Franfche Gezant Maurier verzogt, ten vyf uuren des morgens, gehoor by de algemeene Staaten. Doch 't werdt hem geweigerd. Des fchreef hy, terftond, eenen Brief aan de Staaten, waarin hy verzogt, dat de doodftraf in ballingfchap mogt veranderd worden. Maar zyn verzoek vondt geen'ingang. Ten zeven uuren, fchreef de Advokaat nog een briefje aan zyne Huisvrouw en Kinderen, voornaamlyk om zynen dienaar, Jan Franken, aan hunne gunst te beveelen ,en hun kennisje geeven van 't verzoek, welk hy aan den Prinfe gedaan hadt. Het binnen- en buitenhof was, met het aanbrecken van den dag, reeds met foldaaten bezet. Ten vier uuren, begon men 't fchavot te maaken op 't binnenhof, voor de venfters van den trap der groote zaale, ter regterzyde. Kort voor agt uuren, vermaande Walrus den Advokaat , om zig te bereiden. Hy tradt,terftond, uit, naar de Kamer der Regteren. Doch daar vernam hy, dat het een misverftand, en nog wat te vroeg was. Hy keerde dan wederom naar zyne Kamer, en las nog wel een half uur of langer, in zyn Fransch Psalmboek.] Tusfchen agt en negen uuren, bragt men hem op de Rolle van 't Hof, daar de vierentwintig Regters, de drie Fiskaalen en de Grif fier Pots zaten. Zyn vonnis, welk Pots hem voorlas Qi), was gegrond n op zyne bekente- O) Brandt Rechts»!. H. 133-164. 6l$t. Kxvni. 't Hof wordt bezet. Wen leest den Advokaatzyn voanis.  Inhoud van het zelve. J j ï 9 r k 364 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek; » nis en op 't gene den Regteren verder ge■ „ bleeken was." In het zelve, werdt hem, voor misdaad, toegerekend „dat hy gedree„ ven hadt, dat elk Gewest, in 't zyne , alleen „ magt hadt, om over Kerkelyke zaaken te „ befchikken- en dat hy 't Protest der drie Ge„ westen,zonderlastsopgegevenhadt. Voorts, „ het verzoeken en verwerven van byzonde„ re Brieven van den Koning van Groot-Bri„ tanje; het fchryven aan den Koning van „ Frankrijk,op den naam der algemeene Staa„ ten; het bevorderen van onregtzinnige Leer„ aars; het beleggen van afzonderlyke Verga„ deringen; het niet verhinderen der ftrenge „ Plakaaten tegen de belyders van den waaren „ Godsdienst, die hy vreemdelingen, Puritei„ nen en Vlaamschgezinden genoemd hadt; het „ bewerken eener famenfpanning tusfchen agt „ Steden van Holland; het inftellen der fcher0 Pe Refolutie van den vierden van Oogst„ maand 1617, waarop het aanneemen der Waardgelderen gevolgd was; het zenden van Gemagtigden naar den Briele, tot het , vorderen van eenen nieuwen eed van de be, zetting;het raaden tot ligtinge van Krygs, volk in Utrecht; het goedkeuren van een , nieuw Berigtfchrift voor dit Krygsvolk, , waarby het zelve verbonden werdt, tegen , elk te dienen;het kennen van eenen Brief, , te Utrecht ontworpen, om den Prins te ver, zoeken van niet in de Stad te willen komen; , het vermaanen tot waaken aan de poorten , van Utrecht, en op 'tkrygsvolk, welk van buiten komen mogt, in een Briefje aan Ledenberg, welk hy begeerd hadt, dat ver- „ brand  XXXIX. Boek. HISTORIE. 3Ó5 » brand zou worden; het bewerken van een » Verbond tusfchen de agt Steden, en het ar» beiden, ten zelfden einde, te Utrecht, door n Moersbergen en van de Poll; het ontraaden » van de opening aan den Prinfe, op het afn danken der Waardgelderen te Utrecht; het ?; weeten en goedkeuren van 't verhandelde » ten huize van Uitenbogaard en Trefel: het n toeftaan, dat de Stad Schoonhoven 's Lands » middelen gebruikte, tot betaalinge haarer n Waardgelderen, en dat andere Steden on» gewoone voorwaarden by haare confenten „ gevoegd hadden; het belasteren van zyne » Doorlugtigheid, als of dezelve ftont naar j) de Souvereiniteit ;het kennis geeven aan die n van Leiden van 's Prinfen vermoedelyke. „ komst aldaar5, het bedroefd zyn over 't ben zetten van den Briele door den Prinfe, en 't vermaanen aan Gekommitteerden Raaden, n om andere Steden, tegen diergelyke onder » neemingen, te waarfchuwen; het vorderen , » dat het gewoonlyk krygsvolk den Staaten n betaalsheeren, en den byzonderen Staaten » van 't Gewest, daar het lag, getrouw ware » en diende, ook tegen de algemeene Staaten „ en den Prinfe; het bewerken der bezending » naar Utrecht, als de Prins derwaards ftondt » te gaan, om de Waardgelders af te danken, 5j welk afdanken hy hieldt voor geweld, dat „ men, met geweld, wederftaan mogt; het „ ontdekken der geheimen van den Staat; het w afftaan, op eigen gezag, van zeker merkn waardig Verbond, waar aan den Staat veel » gelegen was; het bewerken van handfluiting „ aan verfcheiden' Geregtshoven, en, einde- /  I6"ip. Hy fpreckt iet op zyn vonnis, treedt naar 't fchavot, i < fpreekt i het volk i aan, ^ t t 366 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek, „ lyk, het ontvangen van groote gefchenken „ van eenige uitheemfche Mogendheden, „ Heeren en Koïlegien, zonder daarvan be„ hoorlyke kennis te geeven." Om al het welke, hy veroordeeld werdt tot het zwaard, met verbeurdverklaring zyner goederen (f): De Advokaat hadt zig, onder 't leezen van deeze Sententie, zitten keeren en draaijen, ichynende, fomtyds, iet te willen zeggen. Doch hy bedwong zig, tot dat alles gelezen was. Toen gaf hy te verftaan, dat men hem meer te last leide, dan men uit zyne bekentemsfe trekken kon. Ook had hy 'er iet tegen, dat men zyne goederen verbeurd verklaarde. Maar de Voogd, een der Regteren, viel hem in de reden, zeggende, uwe fententie is gelezen, voort,voort. Toen tradt de oude man, met zyn ftokje in de hand, zeer kloekelyk, van de Rolle, over de zaale, naar 't fchavot. Hier gekomen , iloeg hy 't gezigt hemelwaards, zeggende , 0 God, wat komt 'er van den mensch ! Toen knielde hy neder, op de bloote planken, alzo er geenkusfen by der hand was. Terwyl fprak Lamotius het gebed,welk omtrent een vierenleel uurs duurde. Daarna, fcheen hy beter genoed dan te vooren; ontkleedde zig, met hulp nn zynen dienaar, en fprak, toen, of voor het mtkleeden, het volk aan, met deeze woorden, Wannen, gelooft niet, dat ik eenLandverraaier ien. Ik heb opregt en vroom gehandeld, als een \oed Patriot ;en die zal ik ft erven. Daarna, eischehy zyneflüweelenilaapmuts, die hy voor zyie oogentrok. In 'tgaan naar'tzand, fprak hy eeni- (O Zie de Seutent. ly Brandt Rechtspl. tl. «54 enz.  Is.TlHION dtvaMfft-,   XXXIX.Boek. HISTORIE. 367 eenige fchietgebeden. Of hy, ten deezen tyde, nog eenige hoop hadt van den dood te zullen ■ ontgaan, en, hierom, zynen knegt gevraagd zou hebben, of V niemant kwam, is twyfelagtig. Nog voor half tien uuren, knielde hy neder, zeggende, tegen den fcherpregter, maak het kort, maak het kort. Met een, hief hy de handen, al biddende, zo na aan den hals, dat hem, met het hoofd, ook eenige ftwkjes van de vingeren afgehouwen werden. Veelen doopten hunne neusdoeken in het bloed, dat, met drie of vier fterke ftraalen, uit het lighaam liep; anderen bonden 'er 't bloedig zand in ,en droegen 't met zig, of verkogten 't. Zelfs fneedt men bloedige fpaanders van de planken, ten gelyken einde (&): al het welke egter gefchiedde, met verfchillende inzigten van liefde, haat of wraakgierigheid. De Groot heeft ook, eenige jaaren laater, openlyk, gefchreeven, dat Oldenbarnevelds vyand, waarmede hy den Prins fchynt te meenen , zynen dood aanfchouwd heeft (0- 't Lighaam werdt, den volgenden nagt, in ftilte begraaven. De papieren, die in zyne gevangenkamer verfteken waren, werden daarna, door de Regters, gevonden, 't Is twyfelagtig, of zy nog ergens voorhanden, of reeds voorlang vernietigd zyn. De Advokaat was , in den ouderdom van eenenzeventig jaaren, zeven maanden en agttien dagen geftorven Qn~). De algemeene Staaten, de Sententie des Advokaats, die terftond gedrukt werdt, zendende aan de byzondere Gewesten,fchreeven, te ge" . (i) Achr.bs nidilagh hl. 38. il) Cl. S.uutAvn Epist. P. iqo". £#0 Brandt Recluspi. W. wordt onthalsd, en begraaven» Zyne Sententie word aan de  I6lp. byzondere Gewestenen naar Frankryk gezonden. i 'i 1 t i c I d 8 li v k C Vi n: F Vf vc ( ( ( 358 VADERLANDSCHE XXXIX. Bom; gelyk „ hoe hun door de Regters, getoond " 2"ïï £c verfchei^»' punten, niet ver„ meld in de Sententie, ten zynen lastegebragt „ waren, die groot vermoeden gaven, of hv * de^vS^^tTIm°§t gehadhebbennaar „ den vyand;doch dat men, daarop, naar reg„ ten, geen vonnis Z0U hebben konnen vellen , » zonder fcherper onderzoek ; waarvan men y hem, om zynen hoogen ouderdom en ande>, re redenen, hadt willen verfchoonen f«V' Doch de Groot merkt aan, dat dit fchryven gerbeets te beweegen, om vergiffenis te verzoe. ken.  16*19. Sententie I over 't ( Lyk van Leden- ' borg. ( 370 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. fchavot ftaat 'er nog O). De Huisvrouw van de Groot werdt ook, van hooger hand, aangepord, om vergiffenis te begeeren voor haaren man. Dan zy wees deezen raad, rustig, van de hand, zeggende. Ik zal''t niet doen: en heeft hy't verdient ; men fla hem V hoofd af. Nogtans, fprak zy den Prinfe, die haar meer niet zeide dan dat men den weg van regt of genade moest inflaan. t Stuk werdt, daarna, in ernftige overweeging genomen by de vrienden van Hogerbeets en de Groot, onder welken, gelyk het gaat, eenig /erfchil viel. 'tBefluit was, nogtans, geen vergiffenis te verzoeken; maar 't vonnis te verwagen («). Midlerwyl, was 'er, op den vyftienlen, Sententie gegaan, over het Lyk van Leienberg, welk, met de kist, op eene horde, iaar buiten gefleept zynde, aan eene halve galg gehangen werdt. Doch 't werdt, kort daarna, leimelyk, weggehaald, en buiten Utrecht, in le Kapelle van 't Huis te Zuilen, zynen Schoonzon Lokhorst toebehoorende,begraaven(j>). )e reden, waarom men hem deeze fchande, ia zynen dood, waardig oordeelde, is, uit het roorig gedeelte deezer gefchiedenisfe, ligteyk, op te maaken; en, in de Sententie (w), uit;edrukt. By dezelve werden, tegen zyne verragting, alle zyne goederen verbeurd verlaard. De Groot hadt het leezen deezer Senïntie op de rolle, gelyk, te vooren, die des Ldvokaats, in zyne Kamer, konnen hooren, )ok zeide men 'er Hogerbeets iet van; waarop zy CO Zie RitANDT Rechtspl. bU 205, 206. ( a) K- Brandt Leven van II. de Groot, VU 195, Cv) Uytenboo. bl. 1007. (»') By Triüland Mi 109a.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 371 Zy zig beide een doodelyk vonnis voorftelden. Op den agttienden van Bloeimaand, werdt de Groot, door den Fisknal Sylla, voor de Regters , ontbooden, om zyne Sententie te hooren: en, terftond, na hem, Hogerbeets, door den geweldigen Provoost, Karei Nys. Zy werden beide verweezen ter eeuwiger gevangenisfe, met verbeurdverklaaring hunner goederen (#)■ 't Gene men hun, als misdaad, te last leide is, uit het gene wy van hunne bekentenisfen en van de Sententie des Advokaats gemeld hebben, genoeg op te maaken. De Groot werdt, in 't byzonder, bezwaard, over 't ontwerpen der Keure van Schieland fjy): Hogerbeets, over 't raadpleegen om Woerden te verzekeren. Da Groot fprak niets op de Sententie. Maar, eenige jaaren laater, heeft hyze uitvoerig wederlegd, in openbaaren druk. Hogerbeets, onder 't leezen,zeerontfteldgeworden, zeide, dat zyne Sententie niet overeenkwam met het gene hy verklaard hadt, en dat hy betering derzelve verzogt. En als men hemgeboodt te zwy^ gen, floeg hy met de hand op de borst, onder 't gebruiken van Horatius woorden Hicmurus aheneus efïo: NU confcire jibi, nulla pallescere culpa. dat is, „ Dit zy een kop'ren muur, zig niets bewust te wezen, „w En door geen' misdaad te verbleeken, of U vreezen. Dod Zie de Sententien by RRANöT'Rechtsnl.'/. 207,210. eneli* tjO Zie htót voor, 'bi. 141. Aa s 1619. 3e Groot en Hogerbeetsworden tot eene eeuwige gevangenis veroordeeld. [  I6ia. Zy worden raar Loeveftein gevoerd. XXX. Moersbergenverwerft eene foor/van vergiffenis. 37* VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. Doch hy begreep, naderhand, dat deeze hevigheid te ver gegaan was, waarom hy, deswege, vergiffenis verzogt van hunne HoogMogendheden. Daarna, gunde men hem en de Groot t bezoek hunner naastbeftaanden. Op den vyfden van Zomermaand, des nagts omtrent elf uuren, werden zy beide, onder een gelelde van vyfentwintig foldaaten, op wagens, gevoerd naar Delftshaven, en van daar», te lchepe, naar Dordrecht, en voorts, wederom op wagens, door Papendrecht en Gorinchem, naar 't Huis te Loeveftein (z), aan 't Westemde der Bommelerwaard, op Hollandfchen bodem, fchuins over Woudrichem. Hier werden zy, elk afzonderjyk, opgeflooten. Loeveftein is, van toen af, eerst regt vermaard geworden in 's Lands Gefchiedenisfen, en heeft, naderhand, meermaalen, gediend, tot eene gevangenis van Staat. Na wordt het tyd, dat wy zien, hoe 't met den Heere van Moersbergen afliep. Hy was, in Lentemaand, gehoord voor de Regters, en hadt^ gemerkt, dat zyne onderhandelingen over 't verzekeren van Woerden zwaarst gewoo gen werden. Hiervan hadt hy zyne Huisvrouwe kennis gegeven, en haar tevens geraaden de gunst van zyne Doorlugtigheid, van Graave Willem, van Karleton en van de Regteren te zoeken. Nogtans, hieldt hy zig voor geheel onfchuldig f». Maar ziende, dat het fchavot, tien dagen na des Advokaats dood, ftaan, en de Beuls in den Haage bleeven, liet hy zig, door medelyden met zyne Huisvrouwe, en , door fjr.Z\ Irakiw Rechtspl. bl 232. CO Zit zyn' Brief by «RANDT Rechtspl. bl, Qi enz,  XXXIX.Boek. HISTORIE. 373 door den raad zyner vrienden, beweegen, om vergiffenis te verzoeken van de algemeene Staaten (»> welke hem, op dennegenentwintigften van Bloeimaand, verleend werdt: doch, onder deeze heimelyke voorwaarden „ dat hy zig eene maand onthouden zou op zyn» Huis „ te Moersbergen, tot befchikking zyner byzondere zaaken, zonder, aldaar, met iemant, „ te mogen fpreeken, buiten bewilliging van „ Grave Ernst Kafimir van Nasfau, die, ten „ dien einde, vier of vyf foldaaten op 't Huis „ zou leggen. Dat hy, daarna, ten Lande uit vertrekken, en 'er zes jaaren buiten blyven „ zou, zonder egter, na verloop van dien tyd, daar wederom binnen te mogen komen, dan „ op uitdrukkelyk verlof van hunne Hoog„ Mogendheden, en van de Staaten van U, trecht." Hy werdt dan naar zyn Huis, te 'Moersbergen, gevoerd, en van daar, den vyfden van Hooimaand, naar Welle, in 't Land van Kleeve. Van hier trok hy, eerlang, naar Holfteindaar hy eenige jaaren verbleef, tot dat de zaaken, hier te Lande, derwyze, veranderden, dat hem vergund werdt, zyne dagen in zyn Vaderland te eindigen (e)- De gewezen Penfionaris van Haarlem, de Haan, ingedaagd en niet verfcheenen zynde, was, op den vierentwintigften van Bloeimaand, door de Heeren Regters, voor vyftien jaaren, op lyfftraffe, gebannen, met verbeurdverklaaring van. de helft zyner goederen. Hy begaf zig, federt, in dienst van den Vorst van Holftein . (j) Refol. Holl. May Iftio. bU ion". \\c) Zie Brandt Rechtspl. tl. 237-242. Aa 3 1619. XXXI. De Haan worde voor vyfden, Trefel voor twee jaaren, en Uitenbo-  16 :p. gaard voor eeuwig gebannen. 374 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. ftein, die hem tot zynen geheimen Raad aannam, en aan wiens Hof hy, den vyfden van óiagtmaand des jaars 1624, overleedt (dj Uitenbogaard werdt, op den zelfden dag, als de Haan, ten eeuwigen dage, gebannen, met verbeurdverklaaring van alle zyne goed-ren zonder dat, in zyne Sententie, eenige misdaad gemeld werdt: V welk de Regters, zeide Sylla naderhand , hadden nagelaaten, om dat zy met geene blaauwboekjes of verantwoordingen bediend waren (e). Zelfs werdt Trefel, ten wiens huize de byeenkomst, die zo veel gerugts gemaakt hadt, gehouden was, omtrent deezen tyd, ter oorzaake van zyn agterblyven, voor twee jaaren, gebannen, en in eene boete van tweeduizend guldens verweezen, insgelyks, zonder dat er eenige misdaad, in zyne Sententie, was uitgedrukt (ƒ). Ook fchryft de Groot, dathy met kon bevroeden, waarom men hem fchuldig hieldt, alzo hy, by de famenkomst ten zynen huize , niet tegenwoordig geweest was '(g) Doch men begreep, veelligt, dathy, zynde in dienst der algemeene Staaten, zulk eene byeenkomst tot zynent niet hadt moeten toeiaaten, of 'er zynen meesteren kennis van geeven. Dus liep het werk deezer vermaarde Regtbank ten einde. Zy kostte , naar fommiger verhaal, den Landen meer dan zeventigduizend guldens Uit egte Berigten blykt, dat er tweeënzewntigduizend guldens toe opgenomen waren, die, naderhand, uit de verbeurd- , , vererf) Bil.wnT Rechtspl. bl. 24^-254, (e ) UrTENBOS. Cap. XII f. bl. 238. (/) Baudari'. Memnr. X'l. floèk, M. 74. ( g) C-rotids Verantw. Cap. X. bl. 2y. OJ Orohus Vemmw. Cap. XV. bi. 157, Cap. XIX. «.aü3.  XXXIX.Boek. HISTORIE. 375 verklaarde goederen werden afgelost (7). Elke Regter ontving vierentwintighonderd guldens, uit de Kasfe der algemeene Staaten, en honderdenvyftig, uit die van elk Gewest. De Fiskaalen, de Griffier Pots, de Luitenant Nythof, de geweldige Karei Nys en anderen, die eenigen dienst, in deeze Regtspleeging, gedaan hadden, werden ook beloond en bevorderd. Aan Graave Ernst Kafimir van Nasfai was, omtrent twee weeken voor de dood de; Advokaats, voor zekere gedraagen' lasten ei dienften, vermoedeiyk, te Utrecht, ter gelegen heid der veranderinge aldaar, eene fomme vat veertigduizend guldens toegeftaan (£). Ten deezen tyde, werdt ook fterk gefpro ken, vooral by zulken, die dagten, dat de Prin van Oranje hierop het oog gehad hadt, van ver dere verandering in den vorm der Regeeringe In de Vergaderingen van elk Gewest, werdt, ge arbeid, en zou verder gearbeid worden, aan * herfrneeden der Unie van Utrecht (7), en, zeidf men, om den Prins te verheffen, tot Vorst oi Hoofd der Vereenigde Gewesten, of der Generaliteit. Hierby werdt gevoegd, dat men ook bezig was, met het opnaaien der oude eisfehen var den Huize van Nasfau op Gelderland: en dat, de gifte der Staaten van dit Gewest daarby ko mende, men eenen Hertog van Gelder hebben zou. Voorts, fprak men van een Huwelyl tusfchen den Prinfe en eene Dogter van Bran denburg; aan welke alle de eifchen haars Vader! f i ) Refol. Holl. .11 Maart 1623 bl. 39- 3 Oiïo'j. 1624. bl. 127 C*j Bhanot Rechtspl. bl. 2rtil, 209. CO tie Refol. Holl. 14 Maan 26 Jng. 21 Dsc. 1619. bl. 64 &9> 313. Aa 4 1 XXXII. , Gerug' ten, we' gens ee, neaan. ftaande . verheffing van ■ den Prinfe van Oranje. [  i6l$. 'funderen. : 1 I 96 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek ZZn^T^ e" BerS Zoude" morden digeitaan. jjan alle deeze genieten verdun nLnfDt?vdent.yd«- oivfiSMïS: deldf Amft "nf eg-e ^fchdden- Alleenlyk. oeeat Amfterdam, in 't volgende iaar ' Vehéim ^n vT bStr0f' Cn om welken, in ren m 9 byZyn Van denPrinfe, tel oo- /la ƒ 'qUetteTen drie Heeren van Dordrecht, itf om W 611 H,°°rR b.enoemd werden; me last, om er, zonder verflag te doen on te mn gen befluiten f/*). Doch if weeS % dee-" ze voorflag mhieldt, veel min, of 'erie7S,bL flooten werdt. Eenige maanden laater, w?rdt, dam tJefT?"9 d°°r Haarleni en Amfter^ dam ingeleverd, en, naar't fchynt, deezen elfden voorflag betreffende, beflooten, eikanderen eerst, daarop, nog nader te *polfen, om f hvnf l°uëm/?en te ve^an(<0. ™X ^ rndeling over dit pu«' va» tyd ot tyd verfchooven te zyn. Sommigen hebben gefchreeven, dat men te groote IwaarigMden ontmoette, in de uitvoering van het >ntwerp op 's Prinfen verheffing gemaakt (», ïw Cr f §emoeden van 's Prinfen èeste menden zelve gantsch niet toe bereid waren; waarom het agtergebleeven zou zyn. Doch inderer1 hebber.geoordeeld, dat alle deeze geugten flegts uitftrooifels waren, om dien Vont, y de liefhebbers der vrye Staats - RegeerinI ?e, haatelyk te maaken, en de ondernee, . ming Cf ) Aur,u;y Wtmor. ^.325.  XXXIX. Boek. HISTORIE. 37? ming van zulk een' toeleg voor te komen Dat den ge vonnisten het vreezen en zeggen, dat zvne Doorlugtigheid naar de Souverainiteit ftondt, openlyk, tot misdaad toegerekend was, maakt het ook onwaarfchynlykdat de Vorst, of iemant zyner vertrouwde vrienden, ten deezen tyde, zulk een oogmerk gehad zou hebben. a-o0«»c Doch eer wy van deeze merkwaardige Regrs pleeging, geheellyk, afftappen, en dit Boek befluiten; konnen wy niet nalaaten aan te mer ken, dat men, in laater' tyden, onder grooten en kleinen, de vonnisfen der drie gevangenen onbillyk geoordeeld heeft. Een beroemd Regts geleerde heeft zig verwonderd „ met welkeen aansrezkt, de Regters den Advokaat en an " deiln tm eene hoofdmisdaad hebben dur ven toerekenen het begrip, dat elk Gewest het regt heeft, om over Kerkelyke zaaken " te befchikken; daar men, in de nader ver- klaarin? op het dertiende Artikel der UZ trechtfche Vereeniging , met ronde woor- den, las, de meening niet te zyn, dat de eene 1 Provincie of Stad hem V fait van de andere, " in V point van de Religie, zou onderwinden frV' Voorts, ftelt hy vast „ dat Hogerbeets Z en de Groot, ja Oldenbarneveld zelf, naauwZ Ivks om eenige andere reden, veroordeelc ' zyn, dan om den raad, dien zy den Staaten , oi Z den by/.onderen Magiftraaten gegeven had , den, of om de uitvoering van 't gene hun, dooi n de Staaten of Magiftraaten, gelast was, alle: XVill. p. 3iö, 3'7« Aa 5 1619. Gedagten van den PrefidentBynkershoek, over de Sen-entien der drie Heeren.  10*1p. 5 J ?. ?: x K ai d< w » » du oc aa: we da ter va de ove vai flai » c 5? e *Pi ietor, y} 0 O CA 3;3 VADERLANDSCHE XXXIX.Boek. 9 zonder eenige kvvaade trouwe: v We]k ook , oorzaak geweest is, datrnén, na Sdat , ïcnap van Leiden en Rotterdam, door den i Hoogen Raade, heeft zien veroordeden . om den erfgenaamen van Hogerbeetfen 1' ■ Groot betaaling te doen der Wedden die men deezen Penfionarisfen nog fchuld"™ Ook zou den erfgenaamen des Advffi erdt <£t ? Ye5e,?nW' waarin gezeid G?wes?en' ^ ^ ?Sfdlen bvzo»dere bewesten, Steden of Leden, de andere GeKen, dan tot bemiddeling; zo lans partven zig 't regt onderwerpen?» heeftVSfe Saan in1?^ i6i^ tegen dit punt is igegaan, alzo de gevangenen niet alleen niet igerden; maar zelfs ernftelyk begeerden : men, hen, voor hunnen gewoonlyken lieg-' len haf PMe: Waar°P hy woorden gen Iaat. Zop weeten wilt, met wat regt dan gemagtigde Regters der algemeene Staaten , r deeze zaak, geoordeeld hebben, moetgver■ener luiden raadpleegen: ik ben niet in it, om tu te zeggen (t). Elders, zegt hy at al wat, indejaaren ,618en ,6JQ, tegen iarneveld, Hogerbeets en de Groot gedaan ei geweezen is op geen anderregt fteunt, dan p t gene de * Regter gezeid wordt te wy- a zens ) ld. eed. qper. n. C(£ XX&% W  XXXIX.Boek. HISTORIE. 3?9 a zen ook dan, wanneer hy onregtvaardiglyk «, vonnist («)." Ten befluite, 't gantfche gefchil over de reisvaardigheid of onregtvaardigheid der von nisfen, van welken wy fpreeken, hangt af van dit ander, of den algemeenen Staaten de opperfte magt toekomt, over de Vereenigde Gewesten , dan of de Staaten van elk Gewest, binnen elk Gewest, de opperfte magt hebben, over alles , wat niet aan 't bondgenootfchap afgeftaan is. 't Laatfte is nu 't gemeen gevoelen , en 't was ook 't gevoelen van Oldenbarneveld en van hun, die't met hem hielden f» 't Eerfte werdt, door Prinfe Maurits en dooi veele anderen, ftaande gehouden. En wy hebben, by eene andere gelegenheid, aangemerki (wO, dat dit ftuk, ook in vroeger' tyd, niet eveneens begreepen geweest is ; waarom he niet vreemd fchynen moet, dat men, deswege, ook in den tyd, waarvan wy handelen, verfchillende gedagten hadt. Maar hierui moest ook een verfchillend oordeel volgen, over 't gedrag der befehuldigden. Zo den al pemeenen Staaten de opperfte magt toekwa me, waren zy, zekerlyk, fchuldig, om dat z] zig dikwils gekant hadden, tegen de bedui ten der algemeene Staaten. Doch zo de op perfte magt ware, by de Staaten der byzon dere Gewesten, waren zy onfchuldig, om da zy niets gedaan hadden, dan op last dier Staa ten, en binnen de paaien van derzelver ge bied O) ld. eod. Oper. Libr. IT. Cap. 11. p. tnt* Cv) Grotius Verantw. Cap. 1. 11. bl. 1,14. Set a'fo LüRNE Hift. of his own Time. Pol. I. p. 13» O) VIII. Deel, bl, 335. 1619- Punt van 't gefchil, over de reisvaardigheidof otiregtvaariii,-heiddc-rzelven. r  t6lp, i i i i v d n 1 b a; C*3 Baudart. Memor. XI. Boek, bl. 55, V A- 38o VADERL. HIST. XXXIX. Boek, bied En hiertegen dient niet, datzy zeiven tot het geeven van zulk een''last, ger aden hadden, om dat zy om te raaden wafen aangenomen, en, zo veel gebleekenis, met "r a^tdt^T-fraade," hebben' De A^oiaat hadt, agt ik, op dit verfchillend begrip >ver de opperfte magt het oog, als hy, Sa? ommiger verhaal, in den jongften na^'t van yn leeven, tegen de Predikanten, zeide, /" vil de Regters niet befchuldigen; maar ik kom n eenen tyd, waarin men andere grondregels an Regeeringe volgt dan men plag : welkzW anVemP^ an hem in deezervoege, beantwoord werdt: if t f 6ft dk ^ondregels in den Staai W gevonden; maar zoeken in te voeren (J) fiens raeening naast aan de waarheid kwame Svot.°0rdeel ^ 0npa"^en Le^  VADERLANDSCHE HISTORIE. VEERTIGSTE BOEK. INHOUD. I. Opfchudding onder de Remonftranten, te Alkmaar en te Hoorn. De gedaagde Remonftranten worden gebannen. II. Veranderitg in 's Lands Hooge Schoole, te Leiden. BL Virgader in g der Remonftranten, te Antwerpen. De Zoonen des Advokaats worden verlaaten van hunne ampten Verfcheiden Schouten en Sekretarisfen afgezet. IV. Klagten over "t krenken vant Beftand. Zeefchuimeryen. Verdrag tusfchen de Engelfche en Nederlandfche Oostindifche Maatfchappy. Verovering van Jakatra. Batavia geftigt. V. Oorfprong van den Oorlog in Boheeme.DePaltsgraaf, Fredrik. Zusterszoon van Prinfe Maurits, wordt tot Koning van Boheeme verhoren. VI. De Staaten neemen deel in de zaaken van dit Ryk. Staat des oor logs aldaar. VIl.De Aartshertogen verzameleneen Leger ten dienfte des Keizers. Spinolavalt in de Neder palts. Paapenmuts geftigt. Koning Fredrik wykt naar Holland. VIII. Dood der Prinfesfe Weduwe van Oranje. Van GraaveWillem Lodewyk. Berigtfchriftvoor Graave ErnstKafimir, zyn opvolger in 't Stadhmiderfchap van Friesland. Prins Maurits wordt Stadhouder van Groningen en Drente. Antoni Duik wordt Raad-  382 VADERLANDSCHE XL. Boek. Raadpenfionaris.lX. Oldenbarneveld, Hogerbeets en de Groot worden verklaard, misdaad van gekwetfte hoogheid begaan te hcbbZ Vervolging ^ der Remonftranten. X. Zonderlinge ontkommg van Hugo de Groot uit het Slot te Loeveftein XI. Einde van het Beftand. Foorflagder Aartshertogen, dieafgeweezen wordt. ^Jerraadopliel0raft. Doodvan Filips denin. ZynZoon, Filips de IF.volgt hem op. He Aartshertog Albertus fterft. Feldtogt der Spaanfehen. Guhk verloor en. Aanftag op Sluis. A lil. Staat van Boheeme en de Palts. XIV Verbond met Deenemarke, welk nietbekras- Maatfchappye. XVI. Onlusten in Frankryk. XVLi Togt naar Brabant. Spinola belegert freenopZoom.Steenbergenverlooren.XVm Bedryf vanMansfeld in de Neder-Palts. Hv' trekt naar Brabant. Slag by Fleuri. Bergen ol ^omverlaatenlnvalindeZevenwoldenXlI. Vostfrtefche onlusten. De Staaten verfchuiven t ontruimen van Lieroord. Mansfeld valt in Oostfriesland. Ruimt het wederom. XX Aan /lag van Prinje Maurits. Paapenmuts verloorenVerdrag met die van Tunis en Algiers. Ver fchil met Gelderland enOverysfel, over de gemeene lasten. XXI. De Groot fchryft zyne wïTxxitJr/6 firn^k Verb00den *ot W. AXil. Aanftag op het keven van Prinfe Maurits ,tn eenige hoofdbeleiders en medeplL tigen, geftraft. XXlh.Nederlaagvan Hert oh Lnrisuaan van Brunswyk. XXIV. Handeling van Konmg Jakob den 1. te Brusfèl. V Keizers bezending aan de Staaten. XXV. Klagtenvan Hamburg enBreemen. Toerustingen ter zee. XXVI.  XL. Boek. HISTORIE. 383 XXVl.Gefchilonder de Leden der hooge Regeeringe in Friesland. XXVII. Aanflagen om Amfterdam in brand te fieeken. _ Duurte. Strenge Forst. Hooge Vloed. Inval in deVeluwe. Breda belegerd. XXVIII. Verbond van onderlinge befcherming met Groot-Britanje. XXIX. Gelyk Verbond met Frankryk. XXX. Prins Maurits zoekt, vergeefs, Breda te ontvetten. Zyn vrugtelooze aanflag op Antwerpen. XXXI. Hy wordt ziek. Dringt zynen Broeder tot een Huwelyk. Sterft. Zyne- natuurlyke Kinderen. Uiterflewil. XXXII. Zyne gedaante, aart, deugden en gebreken. TErwyl de Sinode nog zat, ontftondt 'er, hier en daar, met naame te Alkmaar en te Hoorn, merkelyke beweeging onder de Remonftranten, of onder 't graauw, welk hun toegedaan was, en met moeite verdroeg, dat de Predikanten van hun gevoelen, alomme, gefchorst of afgezet werden. Te Alkmaar, werdt, in Lentemaand, de Kerk overweldigd , de Klaslis kist opgebroken, het Klasfisboek gefcheurd. Ook tastte men zekeren Contraremonftrant aan; die op een fchuif kar gezet, enfpottelyk herom gevoerd werdt. Joannes Evertszoon Geejleranus, Remonftrantsch Predikant te Alkmaar, naderhand, voor Gemagtigden der Staaten en der Kerken, ondervraagd zynde, over de oorzaak deezer beroerte, werdt, daaraan, onfchuldig bevonden; doch egter afgezet van zynen dienst O). In Sprokkelmaand, te vooren, waren de Remonftrantfche Predikanten te f» Baudart. XI. Botk., II. iG. Brandt III. £>.-<.', tl. 35.-338. irJl^. I. Op- fcliuddingen , onder y te woonen, en zig van alk K.rkelyke dienten te onthouden. Daarna, kreeg hy bevel om Ie Stad te verlaaten, en wederom naar DorIrecht tekeeren. Den tienden van Lentemaand, irerdt hy, des morgens ten agt uuren, door den »chout, voor zyne deur, op de Stads wa^en ;ezet; terwyl de bezetting in 't geweer ftondt. : Volk was ook, in grooten getale, famenge■loeid, om dit fchouwfpd te zien, en men veriaalt, dat fommige Contraremonftranten de lemonftranten zeer tergden, als durfden ze iets beftaan, tot redding van hunnen ouden .eeraar. Wat 'er van zy, eenigen, gaande gelakt, greepen de paarden by den toom, fneeen de zeelen aanftukken, ligttenS ipma, met yne vrouw en kind, van de wagen, enfloop:n de wielen. Toen rukien de foldaaten aan , mietende, met los kruid, op den hoop, die, ïerkende dat 'er niemant gt kwetst werdt, te dier aandrong, en't Krvgsvolk, met pannen aar 't hoofd wierp. De Magiftraat, toen ander volk O) Brandt III. Deel, 11. 390 enz.  XL. Boek. HISTORIE. 385 volk doende aantrekken, gaf bevel, om met fcherp te fchieten. 't Gefchiedde. Zes of zeven werden dood gefchooten : veertig omtrent gekwetst. De overigen namen de vlugt. De foldaaten, eens gaande geraakt, hielden geene maat meer; fchietende langs verfcheiden' ftraaten, en in en door de huizen, waardoor ook eenige onfchuldigen getroffen werden. Nar 't ftillen van den oploop, en toen men Sapma, met eenen tweeden wagen, vervoerde, werdt nog eenen Smid, die hem vaar wel toeriep, met een* geveerden kogel, de kin van 't hoofd gefchooten ; zo dat hy dood ter aarde viel. Sommigen gekwetften werdt, naderhand, door Gemagtigden der Staaten, afgevraagd, of zy niet van eenigen uit de Remonftranten, of uit de afgezette Wethouders waren opgemaakt, om Sapma, met geweld, in de Stad te houden. Ook zaten zy eenige weeken in hegtenis, waarna zy, mids de kosten der gevangenisfe betaalende,Werden ontflaagen. Sapma, wederom te Dordrecht gekomen , werdt ook aangefproken over zyn vertrek, van daar, zonder uitdrukkelyk verlof. Doch men liet deeze zaak, eerlabg, fteeken, alzo hy bybragt, dat de Prefident der Politiken hem, te vooren, beloofd hadt, zyn vertrek by de andere Heeren, te zullen verontfchuldigen (c). De gedaagde Remonftranten hadden bevel gekreegen, om te Dordrecht te vertoeven tot nader' last (d), die hun, eerst eenige dagen na 't vertrek der uitheemfchen, gebragt werdt, door (c) Baudart. Memor. XI. Hoek, hl. ao. Triglan]). bl. 1141. Velius Hoorn, */. 572 enz. Ilülorisch Verhaal, f. 177 enz. Bjiandt III. Deel, bl. 472 enz. r^rf) Branot UI. Deel, bl. 502. X. Deel. Bb 16191 De gedaagdeRemonftrantenworden gebannen.  < ] j ] i 1 r v 11 n o z 38<5 VADERLANDSCHE XL. Boek. door Gemagtigden der algemeene Staaten, en r?^?Wam » dat 2" zi«zoude" hebbS „ te fchikken tot een ftil ampteloos leeven: in „ welk geval, de Staaten voor hun onderhoud „ binnen of buiten 's Lands ter hunner keurezor„ fn zouden. Doch zy maakten allen zwaavlru J>m dlt tebeIo°ven' HenrikusLeo alleen rSKr ZAg\ den S]aaten te «ehoorzaamen. Ook tekende hy, naderhand, een gefchrift welk men de A6ie van Stilftand noemde en welk ook, door verfcheiden'anderen, onderfchreeven werdt, die zig, zo wel als hy, verbonden met meer te prediken. Den overigen ge- S£n' "'rï d-ndiSen der Sin°de, tegen den tweedenvan Hooimaanden den Haage ontbooden zynde, was dezelfde Afte ook voorgelegd ; ioch zy haddenze geweigerd te tekenen. Zv werden, hierop, allen gebannen, uit de Vereende Gewesten en uit het gebied der algemeene itaaten : en, kort daarna,vervoerd. Tien Prelikanten en de gewezen Profesfor Episkopius ïeten zig naar Waalwykin Brabant brengen, wee naar Nieuwenhuis, in 't Graaffchap Benhem, en een naar Huisfen, in 't Land van Kleeve Jaarna, werden nog verfcheiden' andere Remonftrantfche Predikanten, om 't bywoonen der •yeenkomst te Rotterdam, die men hieldt tot op3er te «rekken, gebannen en naar Waalwvk geoerd (e). Het Hof van Holland (f) en de algeïeene Staaten verbooden den afgezetten Relonftrantfchen Predikanten het houden van penlyke of heimelyke Vergaderingen, onder svaare boeten (g). Ook werden deeze hunne Ver Cf) Zie de Plak. agt. Usttenboc Ondcre. derzelver,.  XL. Boek. HISTORIE. 387 Vergaderingen, op verfcheiden' Plaatfen, door Soldaaten en Geregtsdienaars, geftoord; zonder dat zy, door herhaalde Vertoogen, aan de Staaten van Holland en aan de Wethouders van verfcheiden' Steden, eenige vryheid zagen te verwerven. De Eerken en Plaatfen der afge'zetten werden , door Contraremonftrantfche Predikanten, ingenomen: 'twelk, in fommige Steden, gelyk te Gouda, en in verfcheiden Dorpen, daar de Remonitrantschgezinden een groot getal uitmaakten, niet zonder veel tegenfporreling der Gemeente, gefchieden kon (T). De heimelyke Vergaderingen der Remonftranten werden, ondertusfchen, aangehouden, en 't leedt niet lang* of verfcheiden' gebannen' en vervoerde Predikanten keerden wederom in 't Land, om hunne of andere Gemeenten, in ftilte, naar hunne begrippen, te ftigten. Na 't veroordeelen der Remonftrantfche Leere en Leeraaren op de Sinode,- vondt men ook raadzaam, 's Lands Hooge Schoole, te Lei den, te hervormen. Om hiertoe den weg te baanen, was 'er, in Slagtmaand des voorleeden jaars, reeds eenige verandering gemaakt, in het Kollegie der Heeren Curateuren of Bezorgeren der Hooge Schoole, die de zaak der Remonftranten, naar men dagt, te zeer, waren toegedaan geweest. De Staaten van Holland hadden, by raade zyner Doorlugtigheid, beflooten, dat de Bezorgers, om de drie jaaren, zouden afgaan, en voor de eerfte reize, in Sprokkelmaand deezes jaars. Hierdoor, raakten de Heeren van Mathenes en van der Myle BRANDT IU. Deel, w. 8091 £b s De Res raon[Irantenhouden heimelyke Vergaderingen* II. Veranderingen in 's Lands Hooge Schoole, te Leiden.  5 lp. i I 3 I d / h o S P r F w D oc de dii lei zij. ter of Sc lei: aai zul f 388 VADERLANDSCHE XL. BoÉE. uit het bewind der Hooge Schoole, en Jonkheer Joan van Wasfenaar en Duivenvoorde, Heer van Duivenvoorde, Heer Adriaan Pauw, Ridder, en Meester Rochus van den Honaart, Haad in den Hoogen Raade, werden tot nieuwe Curateuren benoemd (i). Deezen helden, in hooimaand, Gerardus Joannes Fos/ïus, Rejent, enKaspar Barlaus, Onder Regent van iet Theologisch Kollegie, uit hunne ampten. )e eerfte werdt, daarna, Profesfor der Welfpreeendheid, te Leiden, en vervolgens Profesfor er Hiftorien op de Doorlugtige Schoole te onfterdam. De andere, die,door deZuidholndfche Sinode, tot alle Kerkelyke diensten, nbekwaam verklaard was, tekende de Acre van ilftand, en werdt, na eenigen tyd, ook tot fofesfor der Welfpreekendheid, op dezelfde oorlugtige Schoole, te Amfterdam, beroepen. ;stus Hommius, die Scriba op de Sinode gelest was, werdt Regent in Vosfius ftede. e Remonftrantschgezinde Studenten werden k uit het Kollegie gezet (Jf). Voorts, werdt Hooge Schoole voorzien van Profesforen, : der Sinodaale Leere waren toegedaan. Midwyl, hielden de byzondere Sinoden zig be;, met het fchorfen en afzetten van Predikant, die voor Remonftrantsch bekend waren, verdagt gehouden werden. De Reftoren en boormeesters derLatynfche en andere Schooliet men, daarna, ook de Sinodaale Kanons meemen, by fchriftelyke Afte. Ook werdt ks, op fommige plaatfen, den Orgelistenafge- :) Refol. Holl. 17 A'ov. i(5i8. bl. 375. 0 Buandt III. Uiel, bl. 841-852, 888-898, 918-9*5.  XL, Boek. HISTORIE. 38$ gevorderd (/). In Holland niet alleen ; maar ook in 't Stigt, in Gelderland en in Overysfel, werden de Remonftrantfchgezinde Predikanten afgezet van hunnen dienst (m). 't Getal derzelven beliep, in 't geheel, omtrent tweehonderd , van welken 'er omtrent tagtig ten Lande uit gebannen werden. Zeventig omtrent tekenden de A&e van Stilftand: van welken 'er omtrent twintig hunne tekening herriepen. Ruim veertig weeken, in deezen tyd en federt, af van de Remonftranten, onder welken 'er eenige weinigen waren, die tot de Roomfche Kerke overgingen, of tot een ergerlyk leeven vervielen. De meeften koozen de zyde der Contraremonftranten. Eenigen hielden zig op zig zeiven, zonder zigby eenige gezindheid te voegen (k). Te Waalwyk, werwaards verfcheiden' gebannen' Remonftrantfche Predikanten gebragt waren, kwam, eindelyk, zo groot een' toevloed van deeze Broederfchap, dat men befloot eene Vergadering te beleggen, te Antwerpen; alwaar Uitenbogaard en eenige anderen zig onthielden. Hier werdt, omtrent den aanvang van Wynmaand, onder anderen, orde gefteld op de bediening der Kerken in 't Land. Ook regtte men een Kollegie op, beftaande uit zes Directeurs of Beftierders, Uitenbogaard, Episkopius, Grevinkhoven, Eduard Poppius, Karei Nietiius en Joannes Arnoldm Corvinus. Door dit Kollegie, of door de drie eerstgenoemde Directeurs, kreegen fommige Remonftrantfche Leeraars last, om de Gemeenten in 't Land, hei- melyk, CO Brandt ITT. Deel, bl. 851-888 912-917. 925-939. (j>0 Brandt III. Deel, bl. 939-976. IV. Ded, bl. I '«a» (») Brandt IV. Deel, bl. 16. Bb 3 1619. ■ u.j,;.', i'!0 ■ UW 'iï> 13 li III. Vergadering der Remonftranten , te Antwerpen,  Veenhuizen en van der Myle niet meer befchreeven, onder de Edelen. De Zoopen des 1 Advo- 390 VADERLANDSCHE XL. Boek. melyk, te gaan bedienen: gelyk, door eenigen, ■ met veele vrymoedigheid gefchiedde (0). Buiten Rotterdam, buiten Hoorn, en te Leiden , werden de Vergaderingen der Remonftranten, meermaalen, geweldiglyk geftoord; by welke gelegenheid , ook fommigen doorfchooten , of, op andere wyzen, mishandeld en beroofd zyn, door het Krygsvolk f». Omtrent deezen tyd, befloot het Lid der Ridderfchap van Holland, by meerderheid van ftemmen, de Heeren van Veenhuizen en van der Myle, die elk met eene Dogter van den onthalsden Advokaat gehuwd waren, niet meer onder de Edelen te befchryven (q). Van der Myle, die eenige maanden in Frankryk geweest , en nu wederom herwaards gekeerd was , werdt, om het fchryven van eenige brieven, welken men hieldt der tegenwoordige Regeeringe en den Prinfe te na te fpreeken, opGoereede gebannen (V). De verdreeven Koning van Boheeme verzogt, op 't einde des jaars 1621, aan de algemeene Staaten, of hy wederom in den Haage mogt komen woonen. Doch dit verzoek werdt van de hand ge weezen (sj. In't volgende jaar, vergunde men hem egter, op herhaald verzoek der Koninginne van Boheeme, iat hy zyn verblyf houden mogt, in de BeverivykfY). Doch nu, in 't jaar 1610, floegen de gekommitteerde Raaden den Prinfe ook voor, of O) Brandt IV. Deel, 11 40-51. (p~) Brandt IV. Del, bl. savv', 60-?T. C?3 Refol. IJoll, ji!, 29 Octob. 14 Dec. itfty. W. 240, 243, 244, 90. Biunüt IV. Deel, bl. 157. ™» f O Refol. Holl. 16 Decemb. 1620. hl. 2(15. O) Refol. Holl. 21 hecemb. 1641. bl. 15,'! CO R-efol. Holl. 25 Maart 4 May 1G22. bl. 55, 85.  XL. Boek. HISTORIE. 39* of't niet geraaden ware, Reinier van Oldenbarneveld, Heer van Groeneveld, oudften Zoon des Advokaats, te verlaaten van zyn ampt van Luitenant-Houtvester: doch zyne Doorlugtigheid befloot hiertoe eerst m den volgenden Zomer; wanneer de Heer van Groeneveld ook van zyne waardigheid van Heemraad van Delfland ontzet werdt (u\ Ten zelfden tyde, werdt zynen Broeder, Willem van Oldenbarneveld, Heere van Stoutenburg, het Bevelhebberfchap over Bergen op Zoom benomen. Doch zyn Ritmeesterfchap heeft hy verkogt (vj In Wintermaand, te vooren, was er, op n>uws, door Gemagtigden van den Prinfe en Gekommitteerde Raaden, buitens tyds, verandering gemaakt, in de Wethouderfchap te Gouda , alwaar men, tot hiertoe, de Remonftranten, onverhinderd, hadt laten byeenkomen f» Te Leiden, werdt de Schout, Lot Huigenszoon Gaal, dien men hieldt te flap te zyn in 't ftooren der Remonftrantfche Byeenkomften, verpligt, zvn ampt af te leggen, welk toen gegeven werdt aan Meester Willem de Bont, die fterker y verde Car) Ook kwam men, eerlang, tot het afzetten van verfcheiden' Baljuwen, Schouten en Sekretarisfenten plattenLande; die of ilemonftrantfch waren, of geagt werden, te veel oogluiking te gebruiken , omtrent de Remonftranten (yj. Ook werdt Lancelot van Brederode, Raadsheer in den Hove van Holland, die merkelyk van r>) Refol.Hoii.31 oaoh ifiip. u. 246.7,iQjyy l62°' V120,126. , ( y) Brandt IV. Deel, bl. 20*. Cw') Rrandt IV. Deel, bl. 7». ( x\ Refol Holl. 2 Aug. 1,1,20 Oee. ïfilO- «.194.8831,290,3"5 Bb 4 1619; taats van hunne ampten verlaaten. Verfcheiden' Schouten en Sekretarisfenafgezet.  ( I t c e z i ti I l o V n h ja IV. Klagten Dt ( 3) Gefchr. Ant. van dceïen tyd. i) Brandt W.Deel, bl. if>a.\7S. O Brieven van Verin, mannen, bl. 227, 136, Brandt IV. 1, bl. 183.192, Oio-617-  XL. Boek. HISTORIE. 393 anderingen in Kerk en Staat der hooge Regeeringe geduurig werk verfchaften, viel 'er, in andere gemeene zaaken, weinig voor. Men hieldt, van onzen kant, nog aan metklaagen, over het kwalyk houden van 't Beftand, dooide Spaanfchen. De algemeene Staaten hadden, in Sprokkelmaand, den Koïlegien ter Admiraliteit aangefchreeven, dat zy den Koopluiden en Schippers, welken men, door het aanhouden en neemen hunner Schepen, merkelyke nadeden toegebragt hadt, aanzetten zouden, tot het begrooten en opgeeven hunner fchade, binnen den tyd van vier maanden (V). Doch 't zeefchuimen der Biskaaijeren en Duinkerkeren hieldt, het gantfche jaar, aan. Ook deeden die van Algiers den onzen veel afbreuk ter zee. Doch in Oogstmaand, werden eenige Algierfche zeefchuimers, te Amfterdam, opgebragt. Ten zelfden tyde, deedt de Regeering van Algiers eenen voorflag van Vrede aan de Vereenigde Staaten (e) : doch 't liep nog tot in't jaar 162a aan, eer dezelve geflooten werdt. Midlerwyl, hieldt het zeefchuimen aan, waardoor die van Hoorn, in den Herfst en Winter des jaars 1610, wel omtrent veertig fchepen verlooren Qf). De fterke toerusting ter zee in Spanje maakte de Vereenigde Staaten ook ongerust, alzo men niet wist op wienzy gemunt ware (g): doch deeze ongerustheid verdween, door den tyd. De onlusten tusfchen de Engelfche en Nederlanden) Baudart. Memor. XI. Hoek, 11. 6. (e) Baudart. Memor. XI. /loei, U. 7, 95, Cf) v&Liys Hoorn, u. sqó. Baudart. Memor. XI. /loei, tl. 23. jj Bb 5 1619. over 't krenken van 't liefland. Zee- fchuimev ryeu. Verdrag tusfchen  IÖIO. de Engelfchecn NederlandfcheOostindifcheMaatfcliap- pye. 39* VADERLANDSCHE XL. Boek. landfche Oostindifche Maatfchappy, welken in de jaaren 1613 en 1615, niet hadden konnen bygelegd worden, werden, eindelyk, in Zomermaand deezes jaars, gelukkiglyk, geflist. Eenigen uit de Bewindhebbers en de Advokaat der Nederlandfche Maatfchappy e, Willem Boreel, hadden zig, eenige maanden te vooren, naar Londen begeven, alwaar zy, met de Engelfche Bewindhebbers, in onderhandeling traden. Men trof, eindelyk, op den tweeden van Zomermaand, een Verdrag, voor den tyd van twintig jaaren, binnen welken, de handel in de Indien den beiden Maatfchappyen vry zou ftaan, zonder datzy dien eikanderen, door verdragen metIndifcheMogendheden, doorfterkten, of op eenige andere wy zen, zouden zoeken te beletten. Ook werdt beftemd, dat men onderling overeenkomen zou, wegens den prys, dien beide de Maatfchappyen befteeden zouden voorde Peper, te Bantam, en op andere plaatfen van Groot Java. Elke Maatfchappy zou tien Oorlogsfchepen onderhouden, tot befcherming van den handel. Elk zou in 't bezit blyven van de Vestingen in de Indien, welken zy tegenwoordig bezat. De Sterkten en bezettingen, in de Molukken,Bandaen Amboina, zouden onderhouden worden, uit eene belasting, door eenen gemeenen Raad, uit beide de Maatfchappyen aangefteld, te leggen op de waaren, die uit deeze Eilanden zouden vervoerd worden. Het Verdrag vervatte nog verfcheiden' andere punten, welker fommigen, naderhand, na3er verklaard werden (hj. Doch ik meen, dat het \S)~dAfi ,P."b!' T0!"' P' ' AlTZKBA  XL. Boek. HISTORIE. 395 het nimmer volkomen onderhouden is, Terwyl men, hier, aan dit Verdrag arbeidde , gaf het onderling misnoegen tusfchen de twee volken inlndie, onder anderen, gelegen heid, tot het ftigten van Batavia, op t Eiland lava, alwaar de Nederlandfche Maatfchappy, federt, den zetel haars handels gevestigd heeft. 'tZal niet ondienftig zyn, hier, van den aanleg deezer beroemde Koopftad, waarvan, dat met reden vreemd fchynen mag, onze Hiftoriefchryvers, die deezen tyd beleefd hebben , naauwlyks eenig gewag maaken, een beknopt berigt te geeven. De Maatfchappy hadt haaren bevelhebberen in Indie, reeds in 't jaar 1617, gelast, een bekwaam ftuk Lands van den Koning van Jakatra of eenige andere Javaanfche Mogendheid te koopen, tot het ftigten eener Stad en Sterkte, alwaar men den voorraad der Indifche en Nederlandfche waaren zou mogen ontvangen en bewaaren (/)• Eenige jaaren te vooren, hadder de onzen reeds eene wooning gehad, te Jakatn aan den zeekant, beoosten de Rivier Tangerang, waartoe zy den grond van den Koning gekogi hadden (£)• Doch Jan Pieterszoon Koert, in '1 jaar 1618, het opperbevel over Nederlandse! Indie bekomen hebbende, zogt, hieromtrent, eene nieuwe Stad en Sterkte aan te leggen, en, daartoe, insgelyks, verlof te bekomen van det Koning vanjakatra. Terwyl men hierover han delde, kreeg Koen vermoeden, dat de Koning met de Bantammers en met de Engelfchen, di< zit (i) T. Cahphijys Batavias Grondvefl, in Valentyn Oostmil IV. heel, 1. Stuk, bl. 4»y. (i) CaMphuyS bl. 435. Verhaal van hec inneemen van Jakatra en hec ftigten van Ba tavia. 1 l »  t6l(>. $96 VADERLANDSCHE XL. Boek. zig te Bantam en te Jakatra onthielden, in heimelyke onderhandeling getreden was , om hem en de zynen, die 't reeds te Bantam naauwlyks houden konden, ook van Jakatra te verdryven. Hy valt hierop, bedektelyk, aan 't yerfterken van de wooning derMaatfchappye: 't welk, toen 't gemerkt werdt, groote agterdogt verwekte by de Engelfchen en Javaanen. De Stad Jakatra werdt toen ook gelterkt. Men befloot zelfs de Sterkte der Nederlanderen , met eenige Schanfen, daar Engelsch gefchut op geplant werdt. Maar Koen vernielde ze, eerlang, vernomen hebbende, dat de Engelfchen een fchip der Maatfchappye genomen hadden, en verdere vyandlykheden dreigden. Kort hierna, verliet hy de nieuwe Vesting, op de tyding van 't naderen eener Engelfche Vloote, 't bevel over dezelve laatendeaan Pieter van den Broeke. Hy ltak, opdenlaatften van Wintermaand des jaars 1618, met zeven fchepen, in zee, raakte flaags met de Engelfchen; doch week, eerlang, naarAmboina, alzo de Engelfchen, nieuwe verflerking van fchepen gekreegen hebbende, hem veel te magtig geworden waren. De Vesting te Jakatra, toen , door de Engelfchen, te water, en door de Javaanen, te lande, belegerd zynde, werdt 'er, op den negentienden van Louwmaand deezes jaars, een Verdrag getroffen; waarby den Koning van Jakatra zesduizend Ryksdaalders werien toegelegd, en voorts bedongen, dat de Wooning der Maatfchappye niet verder verkerkt zou worden (7). Alles fcheen nu in rust: toen (O Camphuys hl. 421-434.  XL. Boek. HISTORIE. 397 toen van den Broeke, ter maaltyd genodigd by den Koning, met eenigen der zynen, vast- • gehouden en in boeijen gefmeeten werdt. Dit fcheen 't bedryf der Engelfchen, die de onzen haast noodzaakten tot een Verdrag, waarby men beloofde, hun de Vesting te zullen opgeeven. Doch 's daags na 't fluiten van dit Verdrag, welk op den eerften van Sprokkelmaand gefchied was, rukken de Bantammers, of aangepord door de onzen, of, om dat zy den Koning van Jakatra de Sterkte en fchatten der Nederlandfche Maatfchappye misgunden, onverhoeds, in Jakatra, berooven den Koning, die flegt werdt bygeftaan van dezynen,ineenenoogenblik, van zyn gebied, en verzenden hem in ballingfchap. Van den Broeke en de andere gevangenen werden toen naar Bantam gevoerd; daar zy nog eenige weeken zaten. Midlerwyl, bleef de nieuwe Vesting nog in de magt der onzen, die, federt, handelden, om zig onder de befcherming des Konings van Bantam te begeeven. Doch 't liep aan tot den elfden van Lentemaand, eer men omtrent de voorwaarden overeen kwam (tn). De Koning van Bantam weigerde ze nogtans te bevestigen. Ook dreigde hy, federt, de Vesting, met geweld, aan te tasten. De Javaanen arbeidden zelfs reeds aan eene fchans of bolwerk, niet verre van de Wooning der Engelfchen: doch de onzen verdreeven hen uit hun voordeel, 't Leedt egter niet lang, of zy vielen op nieuws aan 't werk. Doch 't verfchynen van Jan Pieterszoon Koen, met eene Vloot van agttien fchepen, op de reede van Jakatra, deedt fjm) Camphuïs tl. (135-457. 1617.  1619. i ] 3 3S,3 VADERLANDSCHE XL.Boejc. deedt de zaaken veranderen van gedaante. De Engelfche Vloot, die, tothiertoe, in de Straat van Sunda, gekruist hadt, was, op zyne aankomst , van daar, geweeken. Koen, zig gelaatende op Jakatra, niet op den Koning van Bantam verftoord te zyn, liet deezen weeten, dat hy zig onzydig hadt te houden. En, zonder hierop befcheid te wagten, of hem tyd van beraad te geeven, valt hy, uit de Vesting, aan 'thoofd van omtrent duizend man, in dertien vendels verdeeld, aan op de Stad, die ilegts door een fteenen bolwerk, aan de Noordzyde, en aan eenen anderen oord, door eene fchutting vandikke planken, befchermd werdt. Zy was in een oogenblik veroverd. Koen nam 'er bezit van, uit den naam der Nederlandfche Oostindifche Maatfchappye, op den dertigften van Bloeimaand (»). Hy vorderde, federt, hetflaaken der gevangenen te Bantam, waarin de Koning bewilligen moest. De Engelfchen verlie* ten deeze Stad, kort hierna. Doch de Koning , ien onzen den handel te Jakatra belemmerende, haalde zig, eerlang, eene Oorlogsverklaring op den hals. Ook duurden de onlusten tus'chen de Maatfchappy en hem verfcheiden jaaren (a). Wy zullen, hierna, de gelegenheid vaarneemen, om 'er eenig nader verflag van e doen. Twee maanden omtrent voor Koens aankomst , hadden de hoofden der bezettinge, op de lieuwe Vesting te Jakatra, beflooten, aan de:elve den naam vm Batavia te geeven (J>), in- CO Camphuys VI. 459-4.83. (0) Camphitys bl. 484-489. (/>) Camphuys bl. 457.  XL. Boek. HISTORIE. 399 gevolge van eenen last, reeds in't jaar 1617 gegeven, door de Maatfchappye, behelzende, s> dat de Plaats of het Landfchap, alwaar men w het Hoofdkantoor der Maatfchappye vestij, gen zou, Batavia^, en de inwoonersBatavie„ ren geheeten zouden worden." Doch Koen toonde zig misnoegd, dat zulks zonder zyne kennis gefchied was. Ook deedt hy den nieuwen naam, dien men boven de poort van 't Huis Mauritius gefchreeven hadt, terftond, uitveegen Qf), voorts, zorg draagende, dat de naam Batavia, in geene openbaare fchriften, gefpeld werdt, voor Oogstmaand des jaars 1621,wanneer 'er bevel kwam uit het Vaderland 5, dat de 5, Stad en 't Kasteel, gebouwd in 't Koningkryk n van Jakatra, voortaan, Batavia genoemd zou „ worden (r)." En't is dit Batavia, dat, federt, in getal en aanzienlykheid van gebouwen, van tyd tot tyd, zynde aangegroeid, veele jaaren agtereen, en nog tegenwoordig, onder de voornaamfte Kooplieden der4 weereld gerekend is geworden. De Opper-Landvoogd en Raaden van Nederlandsch Indie houden 'er hun gewoon verblyf, en de Maatfchappy voorziet, van daar, en Indie en het Vaderland van veelerlei Koopwaaren. De binnenlandfche kryg in Boheeme, die, reeds in'tvoorleeden jaar, ontfteken was, hadt merkelyken invloed op den ftaat der Vereenigde Nederlanden: waarom wy niet voorby konnen, hier, eenig verflag te doen van de öorzaaken deezes krygs. Men hadt, in dit Koningkryk, federt meer dan eene (f) P. van den Broeckb Voyagie, tl. 993 Camphuys tl. 489-491. 1619. V. Oorïprongvan den oorlog In Boheeme.  400 VADERLANDSCHE XL. Boek, 16 i.p. eene eeuw, openlyk, belydenis gedaan van tweederlei Godsdienst. De Husüten, welker belydenis/ub Utraque genoemd werdt, om datzy het Avondmaal onder beide de gedaanten ontvingen, en de Roomsch Katholyken, welker Leer men fubUna noemde, om dat zy't Avondmaal bedienden onder de gedaante van brood alleen j beleefden hun begrip even vry volgens de wetten. Zelfs was Keizer Sigismond niet voor Koning erkend, dan na hy toegedaan hadt, dat niemant dan die in't gevoelen der Husiiten was, Burger in Praag zyn mogt. Menonderhieldtdit Verdrag, tot in 't jaar 1570, wanneer Maximiliaan de II. te wege bragt, dat een RoomschKatholyk, met het Burgerfchap, vereerd werdt. Een ander verwierf dezelfde gunst, in 't jaar 1599. Daarna, werdt het Verdrag met Sigismond, meer dan eens, gekrenkt. De Jezuiten werden, in Praag, ontvangen, 't Getal der Roomschgezinden nam, door den tyd, zo fterk toe, dat de Hervormden zig te vrede moesten houden, dat hun, door Rudolf den II, vergund werdt de Ampten van Regeering, te gelyk met de Roomschgezinden, te mogen bekleeden. De Keizerlyke Amptenaars in Boheeme weigerden egter dit Verdrag af te kondigen, beweerende, dat het te nadeelig ware voor den Roomfchen Godsdienst, en dat men 't den Keizer, belemmerd met den kryg tegen de Turken, zyns ondanks, hadt afgedrongen. Matthias, zynen Broeder Rudolf, in 't jaar 1614, zynde opgevolgd , gaf den Hervormden nog meer ftof tot klaagen, over 't fchenden hunner voorregten. De Keizer daarna, zynen Neef, Ferdinand, tot zynen aanftaanden opvolger in 't Koningkryk, wil-  XL. Boek. HISTORIE. 401 willende doen verklaaren, befchreef, ten dien éinde, de Stenden van Boheeme alleen, zon- • der daaronder te rekenen, die vanSilefie, Moravie en Opper-en Neder-Lausnits, 1'choonze met die van Boheeme vereenigd waren. DeBoheemfche Hervormden, hierover te onvrede, verfcheenen, in kleinen getale, op den Landdag, alwaar de Roomfchen, verre de meerderheid hebbende, volkomen voldeeden aan 's Keizers begeerte. Ferdinand werdt zelfs gekroond binnen Praag (s~), en hieldt, federt, zyn hof teGrats. Maar de Verdedigers desKoningkryks, een zeker getal van aanzienlyke luiden, aangefteld door de Stenden, om de hand te houden aan 't naarkornen der oude voorregten, befchreeven de Stenden des Ryks en der ingelyfde gewesten , in welker Vergadering een fmeekfehrift werdt ingefteld, waarby men den Keizer, om 't herftellen der voorregten, verzogt. Voorts, befloot men, inden Zomer der jaars 1618, wederom te vergaderen, om'sKeizers antwoord te overweegen. Maar Matthias gaf, in plaats van te antwoorden, zynen Stedehouder in Boheeme bevel om den Stenden het byeenkomen te beletten. Deez' vondt zig, hiertoe , nogtans niet magtig. De Stenden, zyns ondanks, vergaderd zynde, hadden hertsgenoeg, om zig van eenige Keizerlyke Amptenaars te verzekeren, drie van welken, uit de vensters van 't Kasteel , werden dood gefmeeten. Terftond daarna, verbonden zy zig, onderling, tegen elk, die hun zou willen aantasten; en, verneemende, dat de Kei- fO Apol. Ordin. Regm Boliem. fub mraque edit.l6uj. Stwyil Corp. Hift. Germ. Tem. II. p. 2051. X. Deel. Cc 1619.  4-o2 VADERLANDSCHE XL. Boek. 1619 Keizer Matthias ilerft. Ferdinarid de II. volgt hem op. Fredrik de V. Paltsgraaf aan de:i Ryn, Zusters Zoon van Prinfe Maurits, wordt tot Koning van Boheeme vedtOOrLMl VI. De Staa ten nee- Keizer zig tegen hen toerustte ten oorloge, ftel- denze vierentwintig Befchermers aan, die magt kreegen, om krygsvolk te werven, en belastingen te leggen op de onderzaaten des Koningkryksen der ingelyfdeLandichappen. De Aartshertogen Albertus en Izabelle deeden ook een Leger verzamelen ten dienste des Keizers, die den Graave van Bucquoi het opperbevel gaf over den voorgenomen togt naar Boheeme. De Graaf Emft van Mansfeld hadt het gebied over 't Leger der Stenden. In deezen ftand der zaaken, overleedt Keizer Matthias, op den twintigften van Lentemaand deezes jaars 1619 (7). Ferdinand deedt zig, terftond, uitroepen voor Koning van Boheeme, en kwam, in die hoedaanigheid, te Frankfort, alwaar hy, op den agtentwintigften van Oogstmaand, ook tot de Keizerlyke waardigheid verheeven werdt (u). Maar de Stenden van Boheeme, gezwooren hebbende, dat zy hem niet voor Koning erkennen zouden, verkooren, tot deeze hoogheid, Fredrik, Paltsgraaf aan denRyn, die, in den jaare 1612, getrouwd was, met Elizabet, Dogter van Jakob den I, Koning van Groot- Britanje. Hy begaf zig, terftond, naar Praag, al waar hy, in Slagtmaand , gekroond werdt. Midlerwyl, hadden ook de Stenden van Hongarye Ferdinand verworpen , en Bethlehem Gabor, Vorst van Zevenbergen, met de Koningklyke waardigheid, vereerd. De Staaten der Vereenigde Nederlanden, uit deeze beweegingen, eenen oorlog in Duitsch. land te gemoet ziende, waarin de zaak der Pro- tes- CO Baudart. Memor. XI. Boek, VI. 24. 00 Siruvh Corp. Hift. Germ. Tm. 11. p. 2059.  XL. Boek. HISTORIE. 403 teftanten, en gevolglyk ook de hunne veel zou konnen te lyden hebben, zogten Koning Jakob te beweegen, om zynen Schoonzoon by te ftaan. Ook hielden zy een waakend oog op den togt van 't Leger der Aartshertogen, welk, in 't Land van Luxemburg verzameld zynde, omtrent den aanvang van Herfstmaand, gereed was, om, onder Graave Henrik van den Berg, naarDuitschland te trekken. Prins Maurits, die zig 't belang van den verkooren Koning van Boheeme, eenen Zoon zyner halve Zuster, Louife Juliana, ook zeer ter herte liet gaan , gaf aan alle de Staatfche Ruitery en aan duizend of twaalf honderd Muskettieren bevel, om het Leger der Aartshertogen op zyde te blyven, en zorg te draageu, dat het den Duitfchen Bondgenooten der Staaten geen nadeel deedt. Doch eenige opfchuddingen, inBrusfel en elders, gereezen, over 't opftellen van nieuwe belastingen, ftremden deezen togt, en noodzaakten de Aartshertogen, om het Leger te doen fcheiden, en in de oproerige Steden teverdeelen (v). De Vereenigde Staaten, midlerwyl, hun volk by der hand willende houden, hadden, reeds in Grasmaand, hunnen onderzaaten verbooden, zig in eenigen vreemden Krygsdienst te begeeven (w). Hagchelyk ftonden, omtrent het einde deezes jaars, de zaaken van Ferdinand en Fredrik beide. De laatfte hadt verfcheiden' Duitfche Vorsten, en de Vereenigde Gewesten op zyne zyde, die allen Krygsvolk, ten zynen behoeve, verzamelden. Ook hadt hy zelf in de Palrs- tien- O*) RaudaRt. Memor. XI. Hoek, U. 24. O) Groot-Plakiiacb. II. JJmI, kol. 304 Cc 2 t6ig. uien deei in de zaaken van Boheeme. Staat van den kryg in Boheeme»  404 VADERLANDSCHE XL. Boek t€iy. tienduizend man op de been gebragt, die naar ■ Boheeme gefchikt werden. Men wil, dathy, zynen mededinger te magtig geweest zou zyn, zo zyn Schoonvader hem hehoorlyk hadt willen byftaan. Doch deeze was thans met Filips den III, Koning van Spanje, fterk in onderhandeling, over een Huwelyk tusfchen Karei, Prinfe van Wales, en eene Dogter van Filips; welk hy hgtelyk begrypen kon, geenen voortgang te zullen hebben, zo hy zig tegen de oogmerken van 'tHuisvanOostenryk,inDuitschland, wilde verzetten. Ook wist het Hof van Spanje deeze Huwelykshandeling zo lang te rekken, dat de zaaken van den Keurvorst-Paltsgraave' eenen gantsch nadeeligen keer genomen hadden. Wat Ferdinand betreft, de afval derHongaaren belemmerde hem zeer. Ook kwam hec hem kwalyk, dat het Leger, in Luxemburg verzameld, wederom gefcheiden was. Doch Maximiliaan, Hertog van Beyeren, en de drie Kerkelyke Keurvorsten hielden zyne zyde. De Keurvorst van Saxen, die zig te vooren onzydig verklaard hadt, werdt, door de aanbieding van de Opper-Lausnits, mids hyze overmeesterde, bewoogen, om 's Keizers zyde te kiezen. De Paus zondt hem eenig geld toe, en de Koning van Spanje eenige manfchap uit Napels en uit het Hertogdom Milaan (Y). VII. De Aartshertogen bragten, tegen 't volgende De Aarts- najaar, een aanzienlyk Leger op de been, ten wam? dienfte des Keizers- Men begrootte het op zesïen een entwmtigduizend knegten en vierduizend Leger, paarden. De Markgraaf Spinola hadt 'er 't bevel O) Rapin 7e»;. VII. f>. 125-129, 130-133,  XL. Boek. HISTORIE. 405 vel over. 't Volk was tusfchen Rynberk en Wezel byeen gebragt. Terwyl het verzameldwerdt, hieldt Prins Maurits zig, met zestien * vendelen knegten en dertig kornetten paarden, j een uur gaans beneden Wezel, om op de beweegingen des Markgraafs te waaken, en zig, daarna , met de benden, door de Duitfche Vorften byeen gebragt, te vereenigen. Koning Jakob hadt zig laaten overhaalen, om vierentwintighonderd Engelfchen herwaards te zenden, ouder Horatio Vere. Doch eer zy zig met de Staat- i fche troepen vereenigen konden, hadt Spinola '. reeds eenen inval gedaan in de Neder-Palts, welke hy, in eene maand tyds, op Heidelberg, Manheim en Frankendaal na, geheellyk bemagtigde. Te vooren, hadt hy zig meester gemaakt van Dietz, in 't Graaffchap Nasfau, 't. welk deerlyk geplonderd was (j). In Wynmaand, kwamen de Engelfchen, verzeld door de Staatfchen, onder Prins Fredrik Henrik, eerst byhet Duitfche Leger, onder den Markgraave van Anfpach, in de Palts. Dochoneenigheid onder de Opperhoofden was oorzaak , dat 'er weinig kon uitgevoerd worden. Ook vorderde het ruwe jaargetyde, dat men de Staatfche Ruitery te rug ontboodt. Doch de Knegten en Engelfchen betrokken de Winterlegeringen, in de drie genoemde Plaatfen van de Palts (3). Prins Maurits wierp, om Spinola den aftogt langs den Ryn naar Kees te beletten, eene fchans op, tusfchen Bon en Keulen, op een Eilandje, Romperwaar d genaamd. Men gaf, aan fy) Refol. Holl. SI iÖ2o. U. 194,. (z) RW"» Tom. VU. p. 133. 135- Cc Hy hadt den Vereenigden Gewesten, veele jaaren agtereen, verfcheiden gewigtige dienften gedaan, met naame m den tyd van Leicester. Ook hadt hy de nieuwe krygskunde eerst in gebruik gebragt; die Maurits, op zyn voorbeeld, in grooter' volErnst Ka ™aaktheid' oefende. Zyn Broeder, Graaf Emll fimir Kafimir van Nasfau, werdt, meest door bewerwordt kl"g der Steden (ƒ), na hem, Stadhouder van Siadhou- Friesland. Doch 't Stadhouderfchap van Groder jan mngen en Drente werdt aan Prinfe Maurits oplandgedraagen (g). De Stad Groningen bedong, by Prins deeze gelegenheid, de vrye Raadsbeftelling, Maurits gelyk van ouds; welke zy, te vooren, aan Graavan Gro- ve Willem hadt moeten afftaan f». De vooren Drèn- n_,aarafte Punter< van het Berigtfchrift voor te. Graave Ernst Kafimir liepen op deezen zin. Beriizt- » Hy was gehouden, 'sLands Staaten en dervïo? " flver * Af§evaardigden te eeren naar beGraave » hooren' Z1g geenerlei gezag aanmaatigende, Ernst. r> over de f Oppermagt en Hoogheid des Land- futeer. ,? vaardigden der Staaten, 'sLands Voorregt Smf " ten en Vryheden voorftaan ; op de Sterkten, ruim- » rfie ter bezorging van Friesland ftonden, goetdi. „ de toezigt hebben ; de Krygsampten, die de „ Staaten zeiven niet vervulden, begeeven;, „ niet, dan by raade der Staaten of der Afge. „ vaardigden, eenig Bevelhebberfchap over „ eene Sterkte vervullen, en, in 't verleggen » des ( <") Aitzfma I. Dee>, bl. t, (/") Aitzema i. Deel, bl. 2fgi llMNUT IV. Deel, bl. 28^ ©J AnaEMA I. Deel, bl. 7» "  XL. Boek. HISTORIE. 409 „ der bezettingen, zig gedraagen naar het Be- ifoo. „ rigtfchrift der Afgevaardigden. Nog was • n hem 't aankoopen van vaste goederen bin- nen het Gewest ontzeid: 't welk den voor„ gaanden Stadhouderen ook niet hadt vry ge„ ftaan. Eindelyk, was hy gehouden den Her„ vormden Godsdienst, zo als dezelve thans „ openlyk geleerd werdt, en in de Dordrecht„ fche Sinode vastgefteld was, doch alleen met „ opzigt op de Leer , niet met opzigt op te n Kerkenordening , te handhaaven , zonder „ daarin eenige verandering te maaken, of te „ gedoogen (0" Meester Adriaan Duik, Sekretaris derStaa- ^«"jj ten van Holland, was ook, in deezen jaare, o- j^0"1* verleeden. Meester Andries de With, Penflo w,,rdt naris van Dordrecht, die 't ampt van 's Lands RaadAdvokaat, reeds eenigen tyd, by voorraad, P&ffiobekleed hadt, werdt toen ook aangefteld om ^[J^ de pen te voeren, als Sekretaris (k). Men hadt, federt eenen geruimen tyd, reeds gearbeid aan een nieuw Berigtfchrift voor den Advokaat, dien men, in Oldenbarnevelds plaats, zou moeten aanftellen (7). En men verkoor, in Louwmaand des volgenden jaars 1621, na veele en herhaalde raadpleegingen, tot dit gewigtig Ampt, den Raadsheer Anthmis Duik. Doch men vondt geraaden, hem niet meer Advokaat, maar Raad Penfionaris te noemen (m) : 'tzy om dat de naam van Advokaat, by 't gemeen, nu gehaat was, of om dat, aan een Ampt, welk men, door (O Winsem. Cliron. XX. Itftk, bl. 910. li) Refol. Holl. 2, 7 hec. Tfteo. bl. 245, 254. f/) Refol. Holl. 17 Dec. iölo. bl. 202. O) Refol. Holl. 13, 21 July, 17, 21 Die. 1620. bl, 132., ÏSl, 363, 274. 21 January 1621. bl. 16. Cc 5  41 o VADERLANDSCHE XL. Boek, i52o. door een nieuw Berigtfchrift, eenigszins van na- i — tuur deedt veranderen, niet kwalyk een nieuwe naam voegde. Aan Meester Andries de With, die 't Ampt van Advokaat, twee en een halfjaar, by voorraad , waargenomen hadt, werden, voor deezen dienst, vyfduizend guldens toegelegd f» IX. De Weduwe en Kinderen des onthalsden AdOlden- vokaats en de Huisvrouwen van Hogerbeets en veiT* de Groot, eenigen tyd te vooren, verzogthebHogér- bende, de verbeurdverklaaring van de goedebeetsen ren der gevonnisten, met zekere ponden, te de Groot m0gen afkoopen, volgens de Privilegiën, gageoor-1 ven geleSenheid, dat de gewezen' Regters, in a'eeid Zomermaand, verklaarden, by 't vastftellen der misdaad Sententien, van verftand geweest te zyn, dat de ta" f" veroordeelden, Daniël Trefel uitgenomen, misHoog-2 daad van gekwetfte hoogheid begaan hadden, heidbe- Op welke verklaaring, de Groot, daarna, ongaan te der anderen, aanmerkte, dat zy te laat, en niet hebben, ^oor alle de Regters gefchied was (o). Doch de Staaten verftonden, dat de verbeurdgemaakte goederen, ingevolge deezer Verklaaringe, niet konden worden gelost (ƒ>). 't Verzoek van de vrienden der drie Heeren werdt nog eens herhaald, in 't volgende jaar, en toen, door voorfchryvens des Heeren van Puyfieux, Sekretaris van Staat des Konings van Frankryk, van 's Konings wege, onderfteund (q). Doch 't was 'er zo ver van af, dat 'er eenig gunftig antwoord op zou gekomen zyn, dat men, in tegendeel, ter al- ( n~) Refol. Holl. i, Maart — 3 April ifar. 1,1. q. f») Grotius Verantw. Cap. XVill. bl. 166, 167, ïCS. (p) r.ttANDT IV. Deel, bl. üütf. (.?) l.it den ei^cnliand. JJritf, gedekt. Jomaine'/leau ïü Anr, 1621.  XL. Boek. HISTORIE. 4" gemeene Staatsvergaderinge, befloot, in zes 1620.. faaren tvds, geene voorfpraak noch verzoek voor de verweezen' en gebannen' Perfoonen toe te laaten. Men nam, kort hierop, ook diergeIvk Befluit in de Vergadering van Holland, vast* ftellende, in gelyken tyd van zes jaaren, geene verzoeken te ontvangen, tegen Ordonnantiën of bevelen over veroordeelde, gebannen ot vastgezette Perfoonen, door de Regters, de algemeene Staaten, of die der byzondere Gewesten, gegeven (r): waardoor de weg tot alle verder verzoek , vooreerst, geheellyk aigefneeden werdt. "'. ■ _ De Vergaderingen der Remonftranten, bin- De Kenen en buiten verfcheiden'groote Steden, wer- jon-^ den, dit jaar, en het volgende, fterk voortge- worden zet, onaangezien zy, dikwils, geweldiglyk ge- v<* ftoord werden, gelyk, onder anderen, weder voigd. om buiten Rotterdam, te Leiden en te Gouda gefchiedde: in welke laatstgemelde Stad, de foldaaten, met fteenen, werden afgekeerd. Verfcheiden'luiden werden, ter oorzaake van t aanleggen of bywoonen deezer Vergaderingen, in rekten betrokken en in boeten beflaagen: fommigen, die men hieldt deel aan eenig oproer gehad te hebben, werden gebannen f>> Doch van de Predikanten, die deeze Vergaderingen bedienden, raakten 'er, ten deezen tyde, eenigeninhegtenis. SamuelPrince, weleer Predikant te Baardwyk, by Heusden, werdt, op ner Pre_ Goereede, betrapt, en, fterk gebonden, naar dikamen den raaken in , _ hegtenis, Cr) UètM. Holl. 25 May—^y^yKm.U.i^. Brandt IV. Peel, bl. 518. , r .,<• ( s ) Brandt IV. Deel, bl.260-273» 353-37"> 4ï-4o8 >4, &-47">  4ia VADERLANDS CHE XL.Boek. 1630. den Haage gevoerd, werwaards, wat laater, ook — gevangen gebragt werdt Joannes Grevius, voorheen Predikantte Heusden, dien men, te Emmerik , gevat hadt. Ook voerde men, gevangkelyk, derwaards Bernherus Vezekius, gewezen Predikant te Egteld, in Gelderland. Menfmeetdeezen in een afzigtelyk gat, daar hy agt of negen dagen eenen ftank verdroeg, die, zo hy fchreef, naauwlyks te lyden was (O- Grevius en Prince werden , eerlang, door de algemeene Staaten, gevonnist, om in het Rasphuis te Amfterdam bewaard , en als andere Tugtelingen gehandeld te worden. Vezekius werdt, te Haarlem, in 't ïugt-. 1621. huisgezet. Zy zaten tot in't volgende jaar. Toen raakte, in Zomermaand, ook Ifaak Wel/ing,. weleer Predikant te Hoorn, te Gouda, inhegSorami- tems- ^v werdt naar den Haage en op de Gejrenont- vangenpoort gebragt, en daarna voor 't Hof te komen. regt gefteld. Doch na eenige weeken zittens, ontkwam hy, by nagt, uit de gevangenis, door hulp van twee Saay werkers van Leiden; die zig , hiertoe, door den afgezetten Predikant, Bernardus Dwinglo, hadden laaten beweegen (V). In Oogstmaand daarna, werdt Sapma, te Amfterdam , gevat, en meer dan eens verhoord voor Schepenen, die met den man verlegen fcheenen. Hy zat tot den tweeëntwintigften van Herfstmaand. Op dien dag, kwam zyne Huisr vrouw hem in de gevangenis bezoeken, en deedt hem haare kleederen aantrekken , in welken hy, tegen den avond, uit de gevangenis ging, zonder van iemant gekend te worden; alzo hy een' doek digt om de kin gefpeld hadt, met (O Oneven van Verm. mannen, gedrukt 1662, bl, 2,46. («) Brandt IV. Deel, bl, 474.    XL.Boee. HISTORIE. 413 met welken, zyne vrouw, als of zy met tand- i(c4t. pyn gekweld geweest was, hem, te vooren, was komen zien f». Zy bleef eenige dagen zitten: doch werdt toen los gelaaten. Twee dagen voor 't uitkomen van Sapma, was Vezekius, eenen verroesten fleutel hebbende weeten te bekomen, met welken hy de deur openen kon, uit het Tugthuis te Haarlem ontfnapt (w). Doch dit ontkomen gaf den Staaten van Holland aanleiding tot een befluit, om de gebannen' Predikanten, die men in handen kreeg, voortaan, naarLoeveftein te voeren: welkbe- Anderen fluit eerst te werk gefteld werdt Simon Lu- worden teeByjlerus, gewezen Predikant te Ingeu, inde wgto* Betuwe, die, in Oogstmaand, buiten Rotter- gevüCrd, dam gevat en naar den Haage gebragt was, alwaar "hy, eerlang, tot eene eeuwige gevangenis , veroordeeld werdt. Men voerde hem, in Wynmaand, naar Loeveftein, daar hy omtrent tien jaaren gezeten heeft (*). Grevius en Pnnce, die te Amfterdam in 't Rasphuis zaten, zouden, meent men, ook derwaards gebragt geweest zyn, zo Sapma en eenige anderen geen middel gevonden hadden, om hen, des nagts tusfchen den twaalfden en dertienden van Wynmaand, te verlosfen. Men hadt defleuteis van de Kamers, daar zy zaten, weeten naargemaakt te krygen; en hielp hen, met touwladders op het dak, en langs houten ladders, zwart geverwd, om in den donker minder gezien te worden, naar beneden (yj. 't Ontkomen van ver- tyl Brandt IV. Deel, 11. 560-577. f» Brandt IV. Deel, tl. 577, 578. fx) Brandt IV. Deel, tl 543 . 558. iy) Brandt IV. Deel, bl. 57ir-58ï.  5 414 VADERLANDSCHE XL.Eobk^ nfcn. verfcheiden' Predikanten agtereen , uit de gei vangenisfen en Tugthuizen, was oorzaak» dat er, naderhand, weinigen in hegtenis raakten die niet naar Loeveftein gebragt werden. Nog tans fcheenen ze, in deezen kerker, ook niet wel genoeg bewaard te zyn: 'twelk, eenige maanden te vooren, gebleeken was aan de zonderlinge ontkoming van Hugo de Groot, die ons, hier, een weinig omftandiger, ftaat te verhaalen, X. Hogerbeets en de Groot zaten, op 't Slot te Zonder- Loeveftein, elk in een afzonderlyk vertrek, ïinge Hunne Huisvrouwen, die zig, nevens hen, liejntagvan ten °pfluiten» hadden vryheid om de fpys te Hugo de bereiden en te kooken, en, op zekere dagen, Groot, naar Woudrichem of Gorinchem te gaan, tot tót de ket koopen van behoeften. Te Gorinchem, fteinfche hadden ze gemeenlyk haaren intrek by Abra* gevange- ham Daatfelaar, Koopman in lint en garen, nis. wiens vrouw, Joanna van Erp, eene Zuster was vmThomas Erpenius, Hoogleeraar der Oosterfche taaien te Leiden, en boezemvriend van beide de gevangenen, inzonderheid van de Groot (z) Doch de Huisvrouw van Hogerbeets overleedt op 't Slot, in Wynmaand des jaars 1620 (a). Maria Reigersbergen, Huisvrouw van de Groot, onderhieldt de vriendfchap met Daatfelaar, te Gorinchem. Alles wat de Groot van 't Slot naar Holland zondt, en alles wat hem, van buiten, toegezonden werdt, deedt zy ten huize van Daatfelaar beftellen, die 't verder voortfchikte. Langs deezen weg, was, meermaalen, af en aan gebragt een koffer met boeken, die, door Erpenius, Vosfius en anderen, aan (2) K- Riiandt Leven van H. dc Groot, bi. 217. (a) K. IlRANDr als boy. bl. 231.  Mipbe tCroolzuj beradende tofóc y^'u^'^r^t^cAAae^^, m'tja ar s6zi. V 9 & %Xfim-~a*»:   XL. Boek. HISTORIE, 415 aan de Groot geleend, en, na 't gebruiken, te 1C21. rug gezonden werden. Want terwyl hy hier zat, fchreef hy verfcheiden'geleerde en godvrugtige werken : waartoe hy veele boeken noodig hadt (T). De Koramandeur van 'tSlot, Jakob Prwnink gezeid Deventer, Zoon van den berugten Utrechtfchen Burgemeester, Gerard Prounink Deventer, plag dit koffer, in 't eerst, te doen openen, doch alzo hy 'er niets dan boeken in vondt, liethy't, tenlaatften, op en afgaan, zonder 'er naauwer agt op te geeven. De Groots Huisvrouw kreeg den eerften inval, om haaren man, in dit koffer, van 't Slotte laaten draagen. De vond geviel den gevangen' niet kwalyk. Men bragt de kist in zynSchryfvertrek, en bezogt, verfcheiden' reizen, ofhy 'er in leggen, en hoe lang hy 't 'er, beflooten, in harden kon. Toen nam men eenen dag waar, dat Prounink naar Heusden verreisd was, zynde den tweeëntwintigften van Lentemaand, en verzogt zyne vrouw verlof, om een koffer met Arminiaanfche boeken te verzenden: 't welk gereedelyk verleend werdt. Met het aanbreeken van den dag, begaf de Groot, na 't Horten van een vuurig gebed, zig in de kist, daar hy zeer ongemakkelyk in lag, alzo zy maar vier voet min twee duim lang was, en geene lugt inliet dan door 't fleutelgat. Hy was in linnen onderkleeding, en men hadt de holligheden in de kist, met boeken en eenig garen, gevuld. In 't afdraagen, klaagden de foldaaten over de zwaarte van 't koffer, vraagende eikanderen, of 'er de Arminiaan ook in mogt zyn? waarop de (*) K. Brandt 11. ai?» 235> 236, s17<  416- VADERLANDSCHE XL. Boek. Wfai. de Groots Huisvrouw antwoordde, 't zyn Armi* • niaanfche boeken. Men bragt dan 't koffer fcheep, om, over den ftroom, naar Gorinchem gevoerd te worden. Elsje van Houwening, Dienstmaagd van de Groot, die van 't geheim wist, hadt last om mede over te vaaren, en de vereischte zorg voor 't koffer te draagen. 't Kwam gelukkiglyk en fpoedig te Gorinchem: en werdt daar , door den Schipper en zyn* Zoon, agter in 't huis van Daatfelaar gebragt* Elsje, de draagers betaald hebbende, liep naar vooren, en luisterde der Vrouwe van Daatfelaar in 't oor, dat zy haaren Heer daar agter ineen koffer hadt, dien men weg helpen moest. De Vrouw tradt, zeer öntfteld,met de Dienstmaagd, naar agteren. Men opende het koffer; daar de Groot omtrent twee uuren in gelegen hadt, en flegts wat flaauw en verzet wederom uitkwam. Terftond, verzogt hy, Daatfelaar zelv' te mogen fpreeken; doch deeze vondt zulks ongeraaden, zyner vrouwe de zaak geheellyk bevolen hatende, die, in korten tyd, door middel van haaren Zwager, Kornelis Jakobszoon van der Veen, de Groot een metfelaars kleed wist te befchikken. Hiermede vermomd, tradt hy, verzeld van Jan Lambertszoon, Meester Metfelaar, met een' maatftok in de hand, over eene volle markt, alzo 't juist kermis was, naar het veer, daar men hem voor een' metfelaars knegt nam. Overgevaaren zynde, werdt de Groot, van den Metfelaar, te voet, naar Waalwyk gebragt, daar zy met het vallen van den avond aankwamen. Hier huurde men een' wagen, die de Groot, den volgenden dag, op den middag, te Antwerpen bragt, daar hy terftond, vanGrevinkhoven en Epis-  XL. Boek. HISTORIE, a*? Episkopius ontvangen en geherbergd werdt. 1621. Van hier fchreef hy aan de Prinfen Maurits en ; Fredrik Henrik; ook aan de algemeene Staaten, tot verontfchuldiging van zyne ontkominCe dat de trek tot vryheid elk natuurlyk was; f, en dat hyze zig verworven hadt, zonder te 7 breeken,ofiemantomtekoopen. Hybegat zk, eerlang, naar Parys, daar hy verfcheiden ballingen vondt, en onder anderen Uitenbogaard. De Bevelhebber Prounink, in den avond, van Heusden te rug gekeerd, en geen licht verneemende in 't fchryfvertrek van de Groot, kreeg arg vermoeden, en ontdekte haast, dat de gevangen hem ontfnapt was. De wyze van zyne ontkoming kon toen niet bedekt blyven. Prounink begaf zig, terftond, naar Gorinchem, daarDaatfelaars huis bezet en doorzogt werdt, zonder dat men vondt,'t gene men meest zogt. 't Koffer werdt egter agterhaald, in't Delftfche Veerfchip; doch daar was niet in, dan garen en doek. De Groots Huisvrouw zat noch eenigen tyd op Loeveftein: doch werdt, eerlang, ontflaagen, en kwam, in Herfstmaand, by haaren man, te Parys (c). Het twaalfjaarig Beftand, met den aanvang xi. deezes jaars, naar't eindeloopende, begonden JJj*^ de Vereenigde Staaten zig gereed te maaken Beftand. om verweerender wyze te oorlogen. Men befloot , de vendels van vvfenzeventig tot honderdentwintig , en van honderdenvyftig tot tweehonderd koppen te verfterken. Men rustte ook eenige Oorlogfchepen uit, onder Hautain en Lambert Henrikszoon. De eerfte kruiste CO K. Brandt Leven van II. de Groot, W. 244-280. X. Deel. Dd  4Ï8 VADERLANDSCHE XL. Boek, i«ai. te in de Middellandfche zee: de andere voor Duinkerken (d). Voorts werdt 'er eene Byeenkomst gehouden, te Watervliet, tusfchen Gemagtigden der Aartshertogen en der Staaten, alwaar de onzen vergoeding vorderden van de fchade, die hun, geduurende het Beftand , was aangedaan. Doch hier werdt niets geflooten (e). De Aartshertogen bereidden zig, van hunnen kant, tot eenige onderneeming, teHandel gen 't uitgaan van't Beftand. Zy hadden, in't in Bra- voorleeden jaar, de Remonftranten, die zig bant met toen jn T3rav,ant ophielden, reeds poogen af te bannen trekken van de Staatfche zyde, zig Iaatende Remon- verluiden, gelyk Pieter Pekkius, Kanfelier van ftranten. Brabant, tegen Uitenbogaard deedt, dat men niet ongenegen was, om, in de Plaatfen, welken men op de Staaten veroveren zou, den Remonftranten vryheid -van Godsdienst toe te ftaan, en zelfs in de Regèèring te ftellen; hoewel, omtrent dit 'laatfte, dog niets beflooten was. Ook hadden Spinola, de Spaanfche Gezant en de Penfionaris van Antwerpen met Uitenbogaard gefproken; de eerfte hadt hem een jaargeld, dè ander een papier vol gouds aangebooden :doch hy, befpeurende waarop alles aangelegd was, wees deeze aanbiedingen van de hand. In een van deeze gefprekken, hadt Spinola aan Uitenbogaard gevraagd, of Graaf Henrik van de zynen ware? wr.arop Uitenbogaard verklaarde , zulks niet te weeten; maar te vermoeden, dat zyne Doorlugtigheid niet ongenegen zou zyn, om de Remonftranten te helpen, indien hy konen") Refol. Holl. iö2t. bl. 35, 104, 121, 140. van den Sande VU iiui'k, bl. 86 velius Hoorn 600. CO Van uen Sandk VI. Hoek, bl. Üj.  XL. Boek. HISTORIE. 4*9 ionJeCf) Men deedt> dit jaar, nog eenige tdai. moeite om hem, Episkopius en Grevmkno- — ven in Brabant te houden. Doch zy begaven zk, eerlang, naar Frankryk (g). Midlerwyl, hadden de Aartshertogen, waa- Voorltag hende, dat de ongelukkige uitflag ferzaakenin Boheeme de Vereenigde Staaten, hgtelyk, zou togen? ïnen luifteren naar voorflagen van bevredi- door den S oD voorwaarden, welken zy, te vooren, Kanfeiu* fan de hand geweezen'hadden O), in Lente- PeWa«. maand deezes8jaars, den Kanfelier Pieter PekSS naar den Haage gezonden, met last om den Staaten tevertoonen, hoe dienftig het wave dat de Nederlanden allen onder een Hoofd vereenigd werden, hierby voegende „ datzy, hiernaar willende luifteren, alle redelyke S voorwaarden te wagten hadden : die , niet " alleen door de Aartshertogen, maar ook door " den Koning van Spanje, bekragtigd zouden " worden " Doch men hoorde deezen voorflag Ant. met ongeduld,en beantwoordde dien, volgens woord ? goedvinden vanPrinfe Maurits op den vyf- ^St* entwintigften, in zulker voege, dat duidelyk Week « hoe ongezind men ware, om de opperfte magt en hoogheid der Vereenigde " Landen, welke men, dus lang, door de wa" r,enen, ftaande gehouden hadt, en die,door " zo veele Mogendheden, en, zeide men, door 5 de Aartshertogen en Spanje zelve, erkend * was, wederom af te ftaan." Zelfs werden zy, » ' 5, die, rn Uïtenbog. Leven en Verantw. Cap. XIV. U. 279 aSÓ. Brandt- IV, M>fj**Jföj* iL 2g. wa. Brandt IV. (_g ) Uïtenboo. Lev. Lap. aiv. m. -yi, *j+> Bed, bl. 43°. 434, 492» 493. fi") Van den Sands VI. itaek-, «• «»• Dd a  42o VADERLANDSCHE XL. Boek. ïtfai. „ die, in 't toekomende, de oppermagt der » Vereenigde Landen, op eenigerhande wy- „ ze, zouden zoeken in twyfel te trekken, met w ronde woorden, onbekwaam verklaard, om „ tot eenige onderhandelingen met hunne „ Hoog- Mogendheden te worden toegelaaj, ten." De Staaten van Holland hadden, in 't eerst, geoordeeld, dat men, in dit antwoord , verklaaren moest, ook Pekkius onbekwaam te houden, om meer met de Staaten te handelen. Doch Gelderland, Friesland, Overysfel en Stad 'en Lande konden hiertoe niet verftaan, waarom het agter bleef. Pekkius keerde, met dit antwoord, te rug naar Brusfel, nadat hy nog eerst, in 't geheim, gefproken hadt met Prinfe Maurits (/)• Te ] )elft, was zyn gevolg, in 't komen naar den Haage, eenigszins fmaadelyk bejegend, door het graauw: waartegen nu, door den Prinfe en door de Wethouderfchap, zorg gedraagen werdt In de volgende maand, den tienden van welke 't Beftand ten einde liep, hieldt men zig, hier te Lande, gereed tot hetafweerendervyandlykheden, welken men te gemoet zag. Zy waren egter, dit voorjaar, van klein belang, beftaande flegts in eenige fchutgevegten tusfchen de wederzydfche partven, in Brabant, in Vlaanderen, en elders (/). XII. Doch de vyand hadt, al voor 't uitgaan van Verraad >t j^eftand, heimelyk verftand gehouden met ontdek? 3akoh Mom' AmPtman van '£ Land tusfchen ' Maas (OAantek. Van ilcezen tyd. (k~) Refol. Holl. 9 Maart — 8 April iö2i. bl. 23, 20, 28. Notul. Zeel. 26, 29 Maart 16;i. bl. 71, 75. Aitzema 1. Vetl* bl. 37. Wassenaar Hift- Verli. I. Deel,f. ao, 2,1, 22. ('Ó Wassbnaar I. Deal,/. 74 verf. 75.    XL. Boek. HISTORIE. 4*» Maas en Waal, die aangenomen hadt, Tielaan i«5»n de Aartshertogen te leveren. Eibert van Bot- —— bergen, Geldersch Edelman, Adriaan van enge. Eindhouts, Schout in 't Overampt van Ruik, en ltraiteenige anderen hadden kennis van deezen flinkfchen toeleg, die, even voor 't einde van 't Beftand , gelukkiglyk, ontdekt, en, in de drie genoemden, met denhals geboet werdt. Zy werden , op den zeventienden van Grasmaand, in den Haage, geregt r». Kort hierna, kreeg men hier tyding van het Dood overlyden van Filips den III, Koning van Span- ™™™{> je, voorgevallen te Madrid, op den eenender- Zyn tigften van Lentemaand (»). Hy werdt, door zoon, zynen Zoon, Filips den IF, opgevolgd (V). Op filips;de den dertienden van Hooimaand, hieraan, ftierf, * ^ _f te Brusfel, de Aartshertog Albertus r» Bei" DeAartsde deeze fterfgevallen, zo kort op eikanderen, hertog bragten te wege, dat de krygsbedryven flaauwer Albertus werden voortgezegd an anders gefchied zou zyn. er c- Nogtans hadt men, van 'svyands zyde, al Veidtogt vroeg, verfpreid, dat men, dit jaar, met drie ^paan_ Legers, dagt te velde te komen, één omtrent fch£ru Sluis, één aan denllyn, en één omtrent Friesland. Men meent, dat de eigenlyke toeleg der Spaanfchen was in de Veluwe te dringen, waartoe hun zeer te ftade kwam, dat zy van Grol, Oldenzeel en Lingen meester waren. Doch Maurits befchanfte de Doesburgfche Waard, en verfterkte de linkerzyde van den Ysfel. Ook viel 'er, in 't najaar, zo veel regen, dat de vyand, aan f>) Sententiën van j. Mom, E. v. Rotbergcn en A.v.Eindliouts, gedrukt 162'. oo Cabala nr Myfteries of State P. i. ƒ>. 233. (0) Wassenaar !. Deel, f. 12. CpS Wassenaar i. Deel, )'. 65. Dd *  42* VADERL ANDS CHE XL. Boek it5ar. aan de regterzyde des Rynftrooms, weinig kon ■ uitregten. Doch aan de linkerzyde dier Rivie- re gelukten hem zyneaanflagen beter. Spinola, voorhebbende Gulik, welk Staatfche bezetting inhadt, te belegeren, zondt Graaf Henrik van 't Hulst» ^en Berge, van omtrent Wezel, daar't gros des Reide in- Legers lag, met eenige Ruitery, om 't Huis te peno- Reide in te neemen. Dit Huis kwam Floris, men. Vryheere van Boetfelaar, Heere te Odenkerken, toe, die Staatfche bezetting, op het zelve , ontvangen hadt. De Bevelhebber, Reinardvan Bitford, werdt overgehaald, om het Huis, den dertigften van Oogstmaand, op te geeven, zonder éénenfchoot af te wagten (q). Ook hadt de Graaf van den Berge geen gróf gefchut byzig. Doch men hadt Ditfort last tot de overgave gebragt, uit den naam des Heeren van Odenkerken, wien hy, volgens eenefchriftelyke orde der algemeene Staaten , gehoorzaamheid fchuldig was. Maar deeze orde verontfchuldigde hem niet by Prinfe Maurits. Men begreep , dat zy alleen op burgerlyke niet op krygsmans gehoorzaamheid zag. Ditfort werdt, in 't Leger by Doornik, in de Over-Betuwe, te regt gefteld, en, door den Krygsraad, gevonnist , om onthalsd te worden (r), 't welk, op den veertienden van Herfstmaand, gefchiedde (V). Gutik Na het bemagtigen van Reide, iloeg Graaf verioo- Henrik van den Berge 't beleg voor Gulik. Spiten# nola zelf kwam, met het gros des Legers, te Glabbeek. De Stad was redelyk voorzien van voorraad (t). Ook ftondt zy't beleg door, totia ff) Refol. Holl. .1 Sept. ifet. II. I7O. o i Memoir. de Fred. Herin p. 2. 3, 4. o) AitzemaI.Deel, M.49,50. Wassenaar I. Deel, . 7$, (tj Aitzïma X. Deel, 11. 50. .  XL. Boek. HISTORIE. 423 in den aanvang des volgenden jaars; wanneer ' itov 7V bv verdrag, op den twee-entwmtigiten van Louwmaand getekend, werdt opgegeven De Bevelhebber, Fredrik Pithan, hadt niet flests alle krygseer voor de bezetting bedongen; maar ook twaalf dagentyds, om ontzetvan Prinfe Maurits af te wagten, eer hy de Plaats behoefde te leveren: 't welk, alzo 't ontzetagterbleef, ten beftemden tyde, gefchiedde Cu). TerwylSpinola op weg wasnaar Gulik, on- A«fl.g dernam Don Inigo de Borgia, Bevelhebber van °P Sluis' Antwerpen, eenen aanflag op Sluis, op welke Stad, hy, langs twee wegen, aantrok: doch t sefchut der naaste Sterkte, van den eenen, en de aankomst van eenen hoop Zeeuwlcne Schutters, van den anderen kant, maar bovenal de zwaare regen hebben den toeleg geftuit (vj. In Boheeme en de Palts, hepen de zaaken Xffl.^ van Koning Fredrik, meer en meer, agter- zaakenin waards. Hy hadt, op den twintigften van Gras- Boheeme maand, gehoor gehad ter algemeene Staatsver- en de gaderingi en ernftelyk aangehouden om on- N» , derftand Doch men maakte hier zwaangheid, om hem merkelyk te onderfteunen. Hy was niet alleen in den Ryks ban gedaan, door den Keizer O), maar , federt, verlaaten van zyne meeste Duitfche Bondgenooten, die zig met Spinola verdraagen hadden. Nogtans werden, in /Zomermaand , op aanraadinge van Prinfe Maurits (*), honderdenvyfüg duizend guldens (v) Wassenaar. II. Deel, ƒ■ 10. rcS HfSSL 9 5S5*-ï S» * *» - * 7m « Sept. i'ZZ Dcc. löai. bl. Ü, ii5 . 174, 238, 1 Dd 4  424 VADERLANDS CHE XL. Boek; iSsi. voor hem opgenomen (yj. Doch dit hielp wei- nig, om 't verval zyner zaaken te herftellen. Bucquoi hadt, in 't voorjaar, Moravie bemagtigd. Van daar trok hy naar Hongarye, alwaar hy, na 't behaalen van eenige voordeden, omkwam in een gevegt. Silefie hadt zig, kort te vooren, aan den Keizer onderworpen. De Graaf van Mansfeld, genoodzaakt Boheeme te ruimen, kreeg last van Koning Fredrik, om de Opper-Palts, die, door den Hertoge vanBeyeren, met eenen inval, gedreigd werdt, te befchermen. Hy begaf zig, in den nazomer, derwaards. Doch hy kon niet beletten, dat Graaf Joan van Tilly, die de Beyerfche troepen geboodt, zig van Bamberg en andere Plaatfen meester maakte. Spinola, zyne overwinningen in de Neder-Palts vervolgende, bemagtigde Stein, Ladenburg en Keizerslautern, eniloeg, in Wynmaand, het beleg voor Frankendaal. Hierdoor noodzaakte hy Mansfeld, de OpperPalts te verlaaten, die toen Tilly geheel in handen viel. Mansfeld trok naar de Neder- Palts. Op zyne aankomst, werdt het beleg van Frankendaal opgebroken. Doch alzo Tilly hem op de hielen volgde, werdt hy genoodzaakt, de wyk te neemen naardeElzas. De voornaamfte Plaatfen van de Neder-Palts, Manheim, Heidelberg en Frankendaal, bleeven egter nog in de magt des Paltsgraafs. De Koning van Groot-Britanje hadt, ondertusfchen, den Ridder Digby gezonden naar Weenen, om een Verdrag tusfchen den Keizer en den Paltsgraa,ve te bemiddelen. Doch Ferdinand, ftout ge- wor- (y ) Ai rzBMA i. Deel, tt. 46-4 S, 52-61. Wassenaar i. Deel, f.'i.s.z verf. a 7» 73, 75-77- »■ f'el> f- '3-«y> 2l"26' I8' 4y' 5I' O) Kapin Tum. VII. p. 15). Maar die van Hoorn, gehoipen van die van Enkhuizen en Medenblik, kantten • zig hier zo ernftelyk tegen, dat hun de vrye Zoutvaart vergund werdt; lchoon zy 'er, belemmerd door de Spanjaards, niet veel voordeels uit haalden(*7).'tLiep, ondertusfchen, aan, tot in 't jaar 1623, eer de Maatfchappy in ftaat •was, om eene Vloot in zee te brengen. Wy zullen, in 't vervolg, meermaalen, gelegenheid .. hebben, om van haare verrigtingen te gewaa. ' gen. De algemeene Staaten maakten, dit jaar, ook verfcheiden' fchikkingen op de beveiliging van de vaart in de Middellandfche zee, die niet dan met. kennisfe der AdmiraliteitsKollegien, en door Koopvaardyfchepen, welken behoorlyk van manfchap en gefchut voorzien waren, mogt ondernomen worden (r). XVI. In Frankryk, was, dit jaar, wederom een omwen binnenlandfche Kryg ontftaan tusfchen denKoïn Frank- ning en de Hugenooten, die, federt het herI,k* ftellen van den Roomfchen Godsdienst in Bearn, gemord hadden, over'tfchenden van verfcheiden'vryheden, hun, by plegtige overeenkomften, beloofd; en die, tegen 's Konings verbod, Vergaderingen hielden., te Rochelle, om orde te ftellen op hunne zaaken. Zy waren, hierop, voor weêrfpannelingen verklaard. De Koning maakte zig, in dit jaar, meester van verfcheiden fterke Plaatfen, die hun, te vooren, tot hunne verzekering, waren afgeftaan. Midler- wyl, f» Groot-Plakaat!). l.D.-el, kol. 579. Aitzema I. Dtei,bl.6u e\q) Velius Hoorn, bl. 605. CO Gtoot-Plakaatb. I. Deel, kol. ,896, .898, 90a, 022,  %t. Boek. HISTORIE. 431 wyl, zonden die van Rochelle Gemagtigden i6au herwaardjs, om onderftand te verwerven van - de Staaten; die wel ongaarne zagen, dat hunde geloofsgenooten, in Frankryk, verdrukt werden; doch met den Koning in een Verbond ftonden; welk het belang van den Koophandel en andere redenen niet gedoogden, dat gefchonden werdt. Zy lieten de Rochelfche Gemagtigden egter zo lang in den Haage, dat zulks den Franfchen Gezant, Du Maurier, in 't oog ftak. Hy viel 'er klagtig over aan de Staaten: te gelyk gewaagende van zeker fchip met wapenen, welk men, van hier, naar Rochelle hadt zoeken te voeren, en van zekere fchimprymen óp zyne Majefteit van Frankryk, die, hier te Lande, verfpreid werden. Doch men wees hem aan, dat de Rochelfche Gemagtigden hier nooit openlyk waren aangenomen, en dat het voeren van wapenen naar Rochelle, buiten kennis der Staaten, gefchied ware: ook werdt 'er onderzoek gedaan op de verfpreiders van het Schotfchrift (j); doch het digten en verfpreiden van diergelyke werkjes,fchoon't, in den aanvang deezes jaars, wederom, by openbaaren Plakaate, verbooden was (V), ging thans zo zeer in zwang, dat men den Heere van Sommelsdyk,in Herfstmaand,eenfchimpfchrift t'huis zondt, waarin hy zelf, met lely- " ke trekken , Werdt afgemaald. Hét Hof deedt onderzoek op den maaker en drukker («); doch ik weet niet, dat zy ontdekt werden. Wat den •binnenlandfchen kryg in Frankryk betreft; hy ein- C O Refol. Holl. 11 Sept.ZOïïob. 2Dee.i6ig. H. I75t2i4ji29' f t~) Groot-Plakaatb. I. Deel, kei. 439. Ca) Refol. Holl. 24 Sept, idzi. il. vjZ,  432 VADERLANDSCHE XL. Boek; 7óai. eindigde, in Wynmaand des volgenden jaars, h met een Verdrag, volgens welk, alle de Sterkten der Hugenooten geflegt moesten worden. Rochelle zelf, de eenigfte fterke Stad , die zy nog behielden, werdt genoegzaam in bedwang gehouden, door het Fort Louis, welk de Koning bezet hadt (V). XVII. In de Nederlanden, werdt de veldtogt des Togt volgenden jaars, niet voor Bloeimaand, aannaar Bra- gevangen. Prins Maurits fchikte zynen Broe!"lt# der, Fredrik Henrik, met vyftienhonderd kneg1622. ten en Zeven Kornetten Paarden, naar klein Brabant, 't Huis Rustenburg aan de Demer werdt ingenomen, verfcheiden' Dorpen gebrand, en drie- of vierhonderd boeren, die 'brandfchatting weigerden, gevangen genomen, welken egter, om een gering losgeld, genaakt werden. Marquette, die deezen togt by woonde, ftroopte tot voor de poorten van Brusfel. Fredrik Henrik zelf toog tot voor Leuven. Doch de vyandlyke Ruitery, die zeer fterk was, kwam haast op de been, en noodzaakte de onzen de wyk te neemen naar Breda. Men wil, dat het voornaam oogmerk van deezen togt geweest zy, den Graaf van den Berge, die, met zyne Ruitery, de wervingen des Hertogs van Brunswyk belemmerde, van den Ry nkant, herwaards te trekken (m>). Spinola Van 's vyands zyde, werdt 'er iet wigt/gers belegert ondernomen. Spinola hadt het oog geworpen Bergen 0p j3ergen op Zoom : doch om de onzen te misopZoora. , O) Daniël Journal Hift. de Louis XIII. p. xxij. Wasse. naar. ƒ. Deel, ƒ. 49, 71. III. Vul, f. 38, 73, yi. IV. Deel a /. 64. /Iitzema I. Deel, bl. 04- O) Memoir. de Fredcr. Henri./. 6, 7  &L. Boek. HISTORIE. 43i leiden, zondt hy Graaf Henrik van den Berge, lóaarï in Hooimaand, naar Kleefsland, die zig, op ; - den zeventienden, van Goch meefter maakte. Prins Maurits was hem gevolgd, met de Staatfche manfchap, die by Schenkenfchans verzameld was. Zyn Broeder lag omtrent Rees, met de rest van 't Leger (V). Zo Weinig kommer hadt Maurits voor Bergen op Zoom, dat hy het grootrte deel der bezettinge de Stad hadt doen ruimen, om 't Leger by Rees te verfterken; niet meer dan vyf vendelen Voetvolks binnen de Vesting en de naafte Sterkten laatende, nevens drie kornetten Paarden. De Ruitery kreeg ook, federt, last om te vertrekken. Doch Juftinus van Nasfau, Bevelhebber van Breda, verzekerde Ryhove, die dit Paardenvolk geboodt, dat Spinola op Bergen loerde, en drong hem te rug te keeren. Allengskens kreeg men 'er volkomen e zekerheid van: waarop de Stad, fchielyk, van nieuwe bezetting, uit Zeeland, uit Rotterdam, en uit Breda, voorzien werdt Op den agttienden, ontdekte men deii vyand tusfchen de Stad en Wouw. Don Louis de Ve- Steenlasko maakte zig, dien dag, meefter van Steenbergen, dat onverzien was van manfchap, eft ren> niet verfterkt (y). Voorts rukte hy voor de' Stad, die nu dagelyks van volk en voorraad voorzien werdt. De belegerden deeden eenen moedigen uitval met drieduizend man. 't Gefchut der Spaanfchen begon eerlang te fbeelenopde Stad;doch veroorzaakte weinigfchade. Men deedt zyn best, om hun den toevoer iê (x) Memoir. de Frcder. Heiiri p. 7. OO Memoir. de Freder. Heuri {1, 3, o< X. Deel. Ee  434 VADERLANDSCHE XL. Boes. «fes. af te fnyden, waarop het verloopen van veele r~' vyandlyke knegten volgde. Nogtans naderden de belegeraars de Vesting, dagelyks, meer en meer,maakende zig, in Oogstmaand, meefter van eenige buitenwerken, niet zonder verlies van wederzyde. In de Stad, liet men niet af van fchieten en arbeiden aan de werken (z): in welken ftaat, de belegering bleef, tot op het einde van Oogstmaand, wanneer de Graaf van Mansfeld, met een' aanzienlyken hoop volks, naar Bergen kwam, tot ontzet (2. Ee 3  43§ VADERLANDSCHE XL. Boek. «622. komst van Prinfe Maurits, met het Staatfche *= Leger, deedt hem 't beleg opbreeken. De Prins hadt, in Oogstmaand, ondernomen, 's Hertogenbosch te verrasfen ; doch deezen toeleg mislukt zynde, was hy wederom geweeken naar 's Graaven waard: van hier brak hy op, in 't laatst van Herfstmaand, doende 't Leger te fchepe afzakken tot voor Geertruidenberg. Hy leidde het, van daar, naar Roozendaal in de Baronnye van Breda, alwaar de Graaf van Mansfeld zig, op.den tweeden van Wynmaand, by hem voegde. Dien zelfden dag, werdt het . beleg opgebroken, onaangezien Graaf Henrik van den Berge, tot verfterking van hetSpaanfche Leger, van den Rynkant herwaards gekomen was. Prins Maurits vondt niet geraaden, ' : den wykenden vyand te vervolgen. Zyn Le» bleef, tot den drie-cntwintigften, by Roozendaal, waarna het de winterlegeringen betrok :,'t welk de vyand, eenigen tyd te vooren, in de onzydige Landen van Gulik en Kleeve , reeds gedaan hadt (f). Kort te vooren, hadt Graaf Ernst van Nasfau, in twee dagen tyds, Hautains .Steenbergen herwonnen (g). In Herfstmaand, to«t te- :deedt/r//^j/'/eZo^e,gezeid//^//tf//;,Bevelhebgen de bcr van Sluis , eenen togt tegen de Keurlingen ten. eene fooit van-foldaaten, in Vlaanderen aangenomen, om 't Land van brandfchatting te vryen, en gewoon, geen kwartier te geeven. Ook gelukte het hem, eenen Hopman en honderdentwintig gemeenen te vangen: doch de boeren waren zo fterk op de been gekomen, ■: 1 dat (O Memoir. de Freder. Hcnri p. 15, 16. Aiteema I. licc% 11. 122. *4 die nog onder- c houden wordt. De Graaf van Mansfeld hadt zig, na 't ontzet van Bergen op Zoom, naar den Haage begeven, om betaaling te vorderen, en&mte verneemen, wathy, met zyne benden, die 't veld nog hielden, ten dienfte der Staaten en des Konings van Boheeme, die nu wederom in den Haage was, verrigten zou. Men voldeedt hem, zonder uitftel, en men vondt haast gelegenheid, om zig, op nieuws, van hem te dienen. 't Verdrag, in den jaare 1611, door Gemag- XIX. tigden der Staaten, bewerkt, tusfchen Graave g»™ Enno en dc Stad Embden (*), bleef niet lang in lusteQ< iragt. De onlusten reezen, door den tyd, zo hoog, dat die van Embden den Graaf, in't jaar 1618, in hegtenis namen. De algemeene Staaten, gewoone middelaars in deeze gefchillen, deeden hem, egter, op vrye voeten ftellen (/) ,- en CO AlTZP.MA h Titel, bl, 122. '■ l O Memoir. de Fred. Henri p. 14. Aitzema I. Den, bl.izz. Zie XXXVII. Boek, bl. 5> C O Baudart. Memor. XI. Boek, «, 95« Ee 4  440 VADERLANDSCHE XL. Boek, Jfl £ kerkten, in Zomermaand des volgenden E' een meuw Verdrag, aan welks faarkc! mu g, de Staaten de hand hielden, door debe«W.diezyindeSadEmbdeneifa^S^ LvT^ flegd Doch « "'fukgaan van tBeftand zogtGraafEnnozigenzyn Graaf- S hv °dir ierke"'als onz^ig: <** ver7Vn5iiy ^ l6rlang' by de Aartlhertoginne ItaÏÏS midS ^ ZOrg droeëe' dat ^ Vesting n , z^tZ iJT"1'^werdt'd^deStaatfchebegGraaf zetting Hy deedtzyn best, om de Staaten hierEnno toe te beweegen. Doch zy hadden 'er eeene ffS" dTznvTv ZJ VerZ°gtGn hem beleldflyk" men van .dat ZJ. de Vesting nog eene wyle tyds mogten Lier- bezet houden, en deeden, midlerwyl, de veÏÏ oord. vallen werken derzelve herftellen. Hy beriep deitaaten, gedaan. Men overwoos 'sGraaven eisch met Prinfe Maurits, dL beXi dat men zyn woord behoorde te houden ? £' da het te Wenfchen dat men Graaf Enno be- heS,?' om er "Verkopteftaan, alzo het te dugt was? dat de nd hetHu.s, ilond, zou bezetten. Terwyl hierover, met reesTnSwerfChryVen' gehandeld werdt Z L1 S T onSenoegen tusfchen den Graave en de S enden van Oostfriesland, over 'tftuk der belastingen, waarinde Staaten, als m ddet Welk laars, gemengd waren. De ontruiming van Liet t ver: ,oord^erd;' Werop, verfchooven. In Bloei rfonrtnSTJ Ült SGmven "aa™, fterk aanï?n v dCeZ,? onm»™ng, en zelfs opdie van Embden, welk, buiten VGraaven kennis! coor üc ötaaten, bezet was. De gefchillen met de  XL. Boek. HISTORIE. 44» de Stenden en vooral met Embden moesten, ub&* zyns oordeels, door 't Keizerlyk Hofgerigt, niet door de Staaten, beflist worden. Amama's voorftel werdt onderfteund, door den GrootBritannifchen Gezant Karleton. Prins Maurits en de Gemagtigden tot de Oostfriefche zaaken oordeelden, eindelyk, dat men verpligt was, Lieroord te ruimen, en den Graave Afte van onzydigheid te geeven, zo hy belooven wilde , de buitenwerken der Vesting te doen flegten, en 't Huis niet wederom te doen bezetten door krygsvolk van deSpaaniche zyde. Doch deeze voorwaarden werden niet aangenomen. Hierop volgde, in 't begin deezes jaars, 't beflaan van eenige Embder fchepen in Spanje, 't welk de Staaten agterlyker maakte, in 't handelen, met den Graave: die, in Bloeimaand daaraan, eenen feherpen Brief fchreef aan de Staaten, waarin hy klaar en onbewimpeld antwoord verzogt, of men Embden en Lieroord begeerde te ruimen, of niet; zullende hy, na't ontvangen van zulk een antwoord, met zyne vrienden en bloedverwanten, overleggen, wat hem te doen zou ftaan. Op dit fchryven, verzogten de Staaten den Graave, Gemagtigden naar den Haage te willen fchikken, om de hangende gefchillen aldaar af te doen. Hy antwoordde, dat hy van geene gefchillen wist, die niet, door den gewoonen weg van Regte, beflist konden worden; dat hy, hierom, de bezending naar den Haage noodeloos hieldt, en nogmaals verzogt, dat men Lieroord, zonder langer uitftel, ontledigde van bezetting. In deezen ftaat der zaaken, was de Graaf Manlid • van Mansfeld in den Haage gekomen: dien ™><■ «» Ee 5 men U0Sl"  442 VADERLANDS CHE XL. Boek IÖ22. men eerst afbetaalde, en van eenig gefchut —— voorzag. Toen zondt men hem, met zyne friesland. Ruitery, naar den Rynkant (m), om aldaar de Wmterlegeringen te betrekken. Doch de Keizerfche troepen beletteden hem dit, hemnoodzaakende, van Schenkenfchans, den Ysfel langs, benedenwaards, te trekken. In Slagtmaand viel hy in Oostfriesland, niet zonder kennis, . meent men, van Prinfe Maurits en vandevoornaamften uit de Regeeringe der Vereenigde Gewesten , en tot heimelyk genoegen vandegantfche Vergadering der Staaten, die lang een kwaad oog gehad hadden , op den bedekten handel van Graave Enno en Spinola. Mansfeld eischte driemaalhonderdduizend Ryksdaalers van Graave Enno, of overlevering zyner vaste Huizen, van welken hyzig, kort hierop, meester maakte, den Graaf zeiven, op een deezer Huizen, zo goed als gevangen houdende. Kiagten, Enno viel terftond klagtig aan de Vereenigde aan de Staaten, over deezen vyandlyken inval. Uit de olerdêe- «tad Embden kwamen zelfs Gemagtigden in zen in- denHaage, die gelyke klagten deeden. DeStaaval., ten verklaarden, geene kennis te hebben van Mansfelds onderneeming; gelyk 'er de Vergadering ook geene kennis van'fchynt gehad°te hebben. Doch zy deeden geene ernftige poogingen, om Mansfeld uit Oost-friesland te doen verhuizen. Midlerwyl, handelde men, in den Haage, wederom, over de gefchillen tusfchen den Graave en de Stenden: welke handeling lang gerekt werdt. Rudolf Christiaan, 'sGraaven oudfte Zoon, kwam, op't einde des jaars, in C«0 Memoir. de Freder. Hèliri f. i^.  XL. Boek. HISTORIE. 443 in den Haage, begeerende, dat de Staaten hun- 1621. ne magt gebruiken zouden, om Mansfeld, uit een onzydig Land, gelyk Oostfriesland was, te verjaagen. Doch de Staaten verklaarden, dat zy, uit aanmerking van de dienften, hun, voorheen . door Mansfeld, gedaan, hiertoe niet beftuiten konden. Nogtans zonden zy, m Louwmaanddes jaars 1623, de Heeren Muis en Schatfer naar Oostfriesland, die egter geenen uitdrukkelyken last hadden, om Mansfeld te doen vertrekken \ maar alleen om eenen beteren voet te beraamen, op het invorderen der brandfchattingen. De Staaten oordeelden 'tt van hun belang, dat Mansfelds Leger op de been gehouden werdt, en zogten, mid'erwyl, hunne Bondfrenooten te beweegen, om hiertoe de hand te {eenen. 'tLiep tot diep in't najaar aan, eer men ernftelyk begon te handelen, over 't vertrek der Mansfeldfchen, uit Oostfriesland, 't Gewest was nu kaalgefchoorenO), en Graaf Enno gedwee gemaakt. Groot-Britanje en Zweeden drongen de Staaten fterk, tot het bevorderen der ontruiminge. De Staaten van Stad en •Lande klaagden ook, dat zy 't Leger van Mansfeld niet langer voorzien konden van mondbehoeften. Men vreesde, daarenboven, voor eenen inyal desGraaven van Tilly, die deOostfriefche grenzen reeds naderde. Ook hadt men, in Hooimaand, beflooten, voor rekening van de Ridderfchap, de Steden Norden en Aurik en den Huismans Stand van Oostfriesland, benevens de Heerlykheden Ezens en Witmund, drie tonnen Schats op te neemen, tot voldoening O) Misfive van A Toschiini en enteren in & Notul. van Zeel. II &•///. ïö A'ey. 1623. bl. 213, 274, i75>  444 VADERLANDSCHE XL. Boek; _l622' "inf van de Mansfeldfche troepen (n), en vvftigduizend Ryksdaalers te fchieten, to't ze tang houdende/ Doch 't liep nog lang aan d rom ^;idfn' °m dJ dl'ie tonnen fchat* wederom af te leggen. Zy kwamen 'er egter, allengskens, toe, op Ezens en Witmund na• % we k gelegenheid £f, dat de SteZetZ* de Huizen m deeze twee Heerlykheden en et n.ge anderen bezetten deeden, nadat derrfv^ Sene^SrrafChen' ^ï^ï^S.' vc™<* ïaat0cn' de" Graave van Mansfeld toen honken, uit derdenvyftigdmzend guldens verfchaft hebOost- bendeoprekening, verpligttenhem, eindelvk Mesland, gantsch Oostfriesland te verlaaten,' inTouw-' maand desjaars i6H. Wy zullen, hierna, z°en wat gebruik verder gemaakt werdt van zyn X Sr Graaf" Enno viel ^en wederom klagtig, Lieroord n ? ^ ^ e" der Ve^ verfcnl en met den Graave, door bemiddeling flïtTZf^ vereffene"- Doch ditlaatflf gelukte met. De meeste Huizen werden egter M Sd' 1 deye«»gwerken,door Mansleld, daaraan gemaakt, geflest hadt Da zo hun behoorlyke verzekering gedaan werdt dS7«f wederon? bezet zou wor-' 7A° de Aartshertogin Izabelle den Graave eene Acte van onzydigheid leverde, tot genoegen van hunne Hoog-Mogendheden. Doch hiertoe was deeze Vorstin niet te beweegen. , . Lier-  XL. Boëk. HISTORIE. 445 Lieroord bleef, derhalven, in de magt der Staa- ifea. ten, en Graaf Enno deedt, federt, niet dan ver eeeffche poogingen, om hen dit Huis te doen ruimen (o). Doch zyne andere vastigheden werden hem wederom overgeleverd 't Verhaal derOostfriefche zaaken, dat niet wel afgebroken kon worden, heeft ons gevoerd buiten de orde van verfcheiden' andere gebeurtenisfen, van welken wy nu verflag zullen doen. Weinige weeken na 't ontzet van Bergen op xx. Zoom, ondernam Prins Maurits, in Slagtmaand Aanftag des jaars 1622, eenen aanflagop Huist, of, voleens geloofwaardiger berigten (?), op Antwer- lits> pen. Hy deedt agtentwintig vendelen knegten fcheep gaan. Doch een fchielyke opkomende vorst, en felle Noordoostenwind verhinderden den toeleg (V). AandenRynkant,was , dit par, weinig voor- Paapeneevallen. Alleenlyk hadt de Prins van Chimai, muts ve*r in Sprokkelmaand, 't beleg gellaagen voor de ooren* fchans Paapenmuts, die, in 'tjaar 1620, door Prinfe Maurits, geftigt was. Doch de fchans werdt niet regt aangetast, voor Slagtmaand, wanneer Graaf Henrik van den Berge 't beleg geboodt. 't Liep nogtans aan tot den derden van Louwmaand des volgenden jaars, eer zy zig overgaf, by verdrag waarby de bezetting alle krygseer bedong (O- De aanhoudende kaaperyen van die van Al- Verdrag giers en Tunis hadden de Vereenigde Staaten JJJ*^ O) Aitzema I. Deel, hl. 97-105,13 1, 1G6, 224-22« .343-.vo. ■ (p) Refol. Hoü. 7 Maart jo, 15 May iósa. bl. u, 99, o5. (q) Memoir. de Freder. Henri p. 17. f h Wassenaar IV. Deel, f. 72. Aitzema I. Deel, II. w. CO Wassenaar h Deel, f. 63. II. Deel, f. 7>j- A-H^ema I. Peel., H, tC6.  44<5 VABERLANDSCHE XL. Boek, 1Ö22. doen befluiten, tot het afvaardigen van Korne{wP3>«^,Hoogieeraar te Groningen, naar en ai. deeze twee Zeelieden (t). Hy vertrok in Hooimaand, met last om te bearbeiden, dat de Nederlandfche Koopvaardyfchepen niet meer onderzogt werden door de Turkfche Kaapers, en dat de gevangen' flaaven werden vrygegeven. Hy flaagde gelukkiglyk , in zyne handeling , flpoteen Verdrag met die van Tunis O) en Algiers, en keerde in Grasmaand des volgenden jaars te rug. Sedert gaven de Staaten verfcheiden' Ordonnantiën in 't licht, tot beveiliging van de vaart en handel in de Middellandfche zee en Levant, 't Voeren van Spaanfche goederen derwaards werdt verbooden. Ook werden de fchepen voorzien van Zeebrieven, waarby verklaard werdt,datzy geene vyanden goederen inhadden (V). Verfciiif In de Vereenigde Gewesten, was, dit jaar, «nde»l wederom verfdlil gereezen, over het aandeel, vnn Gel- dat eik'in de gemeene lasten, te draagen hadt. deriand Gelderland en Overysfel, die vyf en een halve en Over- en drie en een halve guldens in de honderd ga ia droegen, beweerden, datzy, voor een merkemeene lvk gedeelte, brandfchatting moetende betaalden, len aan den vyand, ieder een ten honderd minder behoorden op te brengen. De meefte Gewesten bewilligden in deeze vermindering, voor den tyd van een jaar; doch Friesland en Stad en Lande ftemden 'er tegen. De twee Gewesten droegen egter, verfcheiden' jaaren agtereen, maar vier en een halve en twee en een (O Refol. IIoII. 12 lifiy jf,22. bt, 93. (u) Groot-PIakaacb. U.Deel, kul 229» (.O Aitzema I. Deel, bl. j35) 142-152.  XL. Boek. HISTORIE. 447 halve guldens in de honderd. Doch zo dra zy, 1622. na 't herwinnen van verfcheiden' Steden, ont- — heeven werden van 't betaalen der vyandlyke brandfchattingen, werden zy wederom hooger gefteld in de gemeene lasten f» De Plakaaten tegen de Remonftranten wer- Verfcheiden, ten deezen tyde, in de meefte Steden, ^ Rnogftrengelyk uitgevoerd. In Lentemaand, was rtrant. te Rotterdam gevat Joannes Nars/ius, voorheen fche Vtem Predikant te Bommel, en zig nu met de oefe- dikante» ning derGeneeskonstgeneerende. Hy zateeni- naarLoege weeken in hegtenis: doch toen, de gelegen- gêvoerd. heid waarneemende, dat zyne Huisvrouw hem kwam bezoeken, ontnam hy des Cipiers Dogter, die hem fpyze bragt, al lagchende, de fleutels, floot haar in zyne kamer, opende de overige deuren, en vertrok(x). Poppius en Nielhus, twee van de Beftierders offlireiïeurs derRemonftrantfche Broederfchap, werden, in Louwmaand des volgenden jaars, te Haarlem, gevangen, aan gebragt zynde, door zekeren J'M Janszoon Foklet, die zig yverig Remonftrantsch veinsde, en Grevius enPrince uit het Rasphuis te Amfterdam hadt helpen verlosfen. Zy zaten lang in hegtenis, eer zy hun vonnis kreegen; 't welk hen, op den tienden van Bloeimaand , verwees tot eene eeuwige gevangenis. Zy werden, kort hierna, naar Loeveftein gebragt (y): werwaards men Paulus Lindenius, voorheen Predikant teZoest, en nu te Kampen gevangen, eerlang, ook voerde (2). Hugo (V) Aitzema I- Deel, bl. 153. fin.mmt IV. Deel, bl 7°4, 7l1, 7l5' ly) Brandt IV. Deel, bl- 874-894» 1062-1093'; (.2 ) Hranbt IV. Deel, bl, 1096-1100.  448 VADKRLANDSCHE XL. Boes; t** HugodeGroot,die,in'tjaar 1621 ,uitdeeze' —- gevangems, ontkomen was,en zignuteParys »exèLzev' arbeiddf'aldaar> eeni^n ^ fehryft ^ene Verantwoording van zig zeiven en van zyne Ver-hun, die, ten zynen tyde, aan 'troer der Reeeejjjoop. nnge gezeten hadden, 't Werk, afgefchreeven ÖW- zynde,werdt, heimelyk,herwaardLezonden, en te Amfterdam, op de drukpers gelegd, 't Was nog niet afgedrukt, toen men, te Lillo eenige Brieven van den Schryver hebbende'aangehouden, uit dezelven, ontdek^ dathy eene apologie of Verdediging, in Holland, op de pershadt. Voorts, vondt men, onder deeze Brieven , ook eenen aan den Heere van Groeneveld, oudften Zoon des onthalsden Advokaats; welken brief men verftondt, eenige bedenkelyke uitdrukkingen m te houden; en eenen aan den Heere vanStoutenburg,GroeneveldsBroeder, in cvï Drük" ?-r gerchreeven0O-Doch deGrootfchreef, kort den der- hierop, aan de Staaten van Zeeland, dat deeze wordt B"even geen ander geheim dan dat van 't drukontdekt. ken zy"er Verantwoording behelsden Men deedt, ondertusfchen, zo veele moeite, met vraagen en uitvorfchen, dat men de Drukkery, daar 'twerk op de pers lag, ontdekte. Men moesthierdan tdrukken ftaaken;doch 'twerdt,. te Hoorn, door den Drukker Izaak Willemszoon <™„ ' heTi en llitgevoerd- 'tBoekkwam , S f Slafmaf d deezes jaars, in 'tlicht (*) Doch verbod tverfpreiden, hebben en leezen van het zelve hoek. werdt, terftond, ftrengelyk verbooden f» :. welk verbod egter niet heeft konnen te wege CaJ Refol. Holl. Ifr2a. hL ^ hXtI^ C"J k. Iïiundt Uvïn van H. de Groor */ ^ W Groot-Hskaatlj, 1. D^. J. ^.1' **' 287"3^  XL. Boek. HISTORIE. 44$ brengen, dat het boek niet meermaalen ge- ,g2i; drukt en van veelen gelezen is, en, in laater' tyd, de algemeene goedkeuring weggedraagen heeft, 't Plakaat, waarby dit Boek verbooden werdt, verklaarde den Schryver ook ftraf baar aan lyf en goed: 't welk hem gelegenheid gaf, om Koning Lodewyk den XIII. te verzoeken, om deszelfs befcherming, die hem, gunstigJyk, verleend werdt (d). Joan de Haan, gewezen Penfionaris van Haarlem en nu Raad van den Hertoge van Holftein, meende, dat de Groot, in deeze zyne Verantwoording, niet klaar genoeg gefproken hadt van de eigenlyke öorzaaken der veranderinge in den ftaat des Lands. Hy moest, zyns oordeels, vooral, duidelyk getoond hebben, „wie dien toeleg overn lang by zig zeiven hadt bedagt, om, met w vernietiging van 's Lands vry- en geregtighe„ den, en verdrukking der voornaamfte, oud„ fte en getrouwfte Patriotten, te geraaken tot meerder of onbepaald gezag." Doch de Groot was van gedagten, dat de tegenwoordige toeftand der zaaken in Frankryk niet gehengde, dat hy vryer en openlyker fchreeve (V). Ondertusfchen, ziet men hieruit,hoezeer fommigen van hun, die der oude Regeeringe gunst toedroegen, gebeeten waren op hem, dien zy voor de voornaamfte oorzaak hielden van de verandering des jaars 161b'. Doch dit bleek nog veel duidelyker, in Sprokkelmaand des volgenden jaars, toen men eenen aanftag op het leeven van Prinfe Maurits ontdekte, aan fd~) K. Brandt Leven van H. de Groot, 11. 306-310. 1 CO IJRandt II. Deel, bl. 824. X. Deel. Ff  450 VADERLANDSCHE XL. Boek. ió22. aan welken eenigen, die, by de gemelde veran—— dering, hunne ampten kwyt geraakt waren, en eenige bekende Remonftranten deel hadden, 't Zal der moeite wel waardig zyn, dat wy den aanleg, voortgang en uitflag deezer roekelooze onderneeming, omftandiglyk, ontvouwen. XXII. Willem van Oldenbarneveld, Heer van StouAanilag tenburg, jongfte Zoon des Advokaats, was de leeven voort,aarigfte aandryver des aanflags, in weivan Prin- ken liv ook zynen Broeder, Reinier, Heer van fe Man- Groeneveld, met moeite, hadt ingewikkeld, rits, ge- Beide warenze, na den jammerlyken dood 'van fmeed hunnen Vader, ontzet geworden van hunne Willem ampten. Hunne vaderlyke goederen, uit weivan 01- ken Stoutenburg tweeduizend guldens in't jaar denbar- trekken moest, waren verbeurd verklaard , "leer van waardoor hy fchier het eenig inkomen miste, Stomen- welk hem overgefchooten was. Elk, dienaar burg. ampten haakte, fchuwde'tgezelfchap der twee broederen, welker zwagers, Veenhuizen en van der Myle, ook niet meer onder 'sLands Edelen befchreeven werden. Al dit, gevoegd by den dood huns ouden Vaders, ontftak zo veel haat en gramfehap in 't gemoed van Stoutenburg in 't byzonder, dat hy befloot, het leed , hem en zyner maagfchap aangedaan, te wreeken op Prinfe Maurits, dien hy voor de oorzaak van het zelve hieldt. Hy begreep ook, dat de Prins, den Advokaat, kort voor deszelfs einde, beloofd hebbende,dat hy zynen kinderen gunstig zyn zou, zo lang zy wel deeden, zyn woord niet hieldt,'twelk hem te meer tegen zyne Doorlugtigheid verbitterde. Hy fpitfte dan zyne zinnen op nieuwe verandering in de Regeering, die, dagt hy, niet kon te wege ge-  XL. Boek. HISTORIE. 451 gebragt worden, of de Prins moest eerst van kant zyn : waarna men, zo hy waande, de hek- . ken der Regeeringe ligtelyk zou konnen verhangen. Niet onwaarfchynlyk is 't zelfs, dat hy vermoed heeft, Prins Fredrik Henrik, die, na zyns Broeders dood, in 't bewind zou moeten komen, deeze verandering te konnen doen goedvinden. Hy kreeg, eerlang, luiden aan zyne koorde, die,gelyk hy,geleeden hebbende by de omwenteling der Regeeringe, verlangden naar herftelling. Onder deezen, warende Andere voornaamfte dryvers, beleiders en helpers, voomaaAdriaan Adriaanszoon van Dyk, cewezeu Se- me drykretaris van Bleiswyk, David Koorenmnder j^"e' gewezen Sekretaris te Berkel, Heerlykheid der helpers. Vrouwe van Oldenbarneveld, Adriaan van der DusIen, gehuwd met eene Dogter van wylen Elias van Oldenbarneveld, Penfionaris van Rotterdam, en Broeder des Advokaats, Korsjansznonvan Alfen, Haringkooper te Rotterdam, Henrik Sïatius, gewezen Predikant te Bleiswyk, en zyn Zwager Komelis Gerritszcon van Woerden, Schrynwerker te Rotterdam. Onder de medewustigen, vondt men Jan en Abraham Blanjaan, Willem Janszoon Parthy, en eenige anderen, hierna te melden : ook eenige een vou-1 dige luiden, die 't gene hun van den aanflag ter ooren gekomen was niet geloofd of verfoeid hadden; doch om datze 'tniet ontdekten in lyden kwamen. De bovengenoemde Perfoonen waren allen Remonftrantschgezind, behalve Koorenwinderen vanderDusfen,diederRoomfchen belydenis waren toegedaan. Stoutenburg c-efprtk hadt, in den nazomer des jaars 1621, een gefprek van stov> gehadte Leiden, met den Predikant Bernardus teiiburg Ff a Dwin-*nDiVin- glO.  4§a VADERLANDS CHE XL. Boek; Dwinglo, die met Koorenwinders Zuster ge• trouwd was, hierop uitkomende, dat 'er goede hoop was op verlosfing en vryheid van gewee. ten, door verandering in de Regeering. Groeneveld heeft, naderhand, bekend, uit Stoutenburg, te hebben verftaan, dat Dwinglo gezeid zou hebben, dat Leiden wel volgen zou, ais de andere Steden begonden (ƒ). Doch Dwinglo ontkent, in zekere zyne Verantwoording, immer zulk een antwoord gegeven te hebben. Ook verhaalt hy 't gefprek met Stoutenburg geheel anders, en voegt 'er zelfs by, dat Stoutenburg , daarna, met een briefje, genoegzaam wederriep, 't gene hy hem mondeling voorgehouden hadt (g). Ook overleide Stoutenburg zyn ftuk, federt, meest met van Dyk enKooGerugt, renwinder. Omtrent deezen tyd, liep 'er een wegens gerugt, te Leiden en elders, dat de gewézen' voor'e- Sekretarisfen van Hazertswoude, Berkel, Bleisnomén • wyk en andere Plaatfen zeker getal van boeren opftand zouden aanneemen, tot het uitvoeren van eeonder de nen aanflag, die niet genoemd werdt, in den boeren, j.jaage 0f e^ers. Wat laater, viel, tusfchen Stoutenburg, van Dyk, Koorenwinder en Kors Janszoon van Alfen, overleg, om den Prins, van zekeren togt te rug keerende, te Rotterdam , aan te tasten, of ten minsten aldaar eenigen opftand te verwekken, tot voorftand der vryheid, gelyk men 't noemde. Doch deeze toeleg liep te niet. Men liet egter niet na, elkanderen , by monde en bedekte briefjes, op te hitfen, tot, het ombrengen van den Prinfe. Stoutenburg fprak 'er geduuriglyk van, met zy» 00 Sentent:, van R. van Oldenbarneveld. gedr. 1623. iS ~) Üwinglo Verantw. W. 22a, 223-229, 240, 304»3061  XL. Boek. HISTORIE. 453 zynen Broeder, Groeneveld. Eindelyk, werdt, i6mi in 't laatst van het jaar 162a, vastgefteld, dat men eenige Perfoonen huuren zou, die den Prins ,te Ryswyk, daar hy dagelyks naar toe reedt, in'top- of aftreeden van de koets, van kant zouden helpen. Doch tot het omkoopen van deeze luiden rekende men zesduizend guldens noodig te hebben, welken Koorenwinder ligtte, op 't geloove van den Heere van Groeneveld, die zig, met moeite, hadt laaten beweegen, om hier in te bewilligen (A). Klaas Michielszoon Bontebal, gewezen Sekretaris van Zevenhuizen, verfchafte tweeduizend guldens van deeze zes, die Klaas Janszoon van Alfen, gewezen Schout van Zevenhuizen, exiKornelis Olshoorn, Stiefvader van Bontebals Huisvrouwe, opfchooten. De rest van Tt geld ontving Koorenwinder van anderen. Op aandryvenvan Stoutenburg, verftrekte hy dit geld aan van Dyk, die 't volk tot den aanflag zou omkoopen. En deeze ontboodt, op den negentienden van Dyfc van Louwmaand, te Bleiswyk, by zig Jan Blan- koopt faart, Saay werker te Leiden en Proponent on- eenigen der de Remonftranten, dien hy te kennen gaf, dat 'er iet in til ware, ten voordeele der Remon- flag. ftranten, en, eenige dagen laater, den toeleg 1623. om den Prins van kant te helpen ontdekte. Voorts, gaf hy hem eenig geld, en deedt hem belooven, dat hy zynen broeder, Abraham Blanfaart,ennog eenige andere Leidenaars zou inwikkelen in den toeleg. De Blanfaarts opraken 'er van met Willem Janszoon Parthy, ook een Saay werker, gelyk zy, die, nevens Abraham C*3 P. SciuvERius Oud Batav. Amh, U, 15a, Ff $  454 VADERLANDSCHE XL. Boek. •1613. ham Blanfaart, den Predikant Welfing, voor: heen, verlost hadt uit de Haagfche gevangenen (£_). Doch de twee Broeders hebben, naderhand, beleeden, dat zy niet anders voorhadden, dan van Dyk op te ligten, en geld van hem te trekken. Nogtans, trok Jan Blanfaart, federt, naar den Haage, daar hy fprak met van Dyk, die, nevens hem, de gelegenheid van Ryswyk bezigtigde; doch hy weigerde een Pistooltje of Zinkroertje aan te neemen, welk van Dyk hem wilde ter hand ftellen. Hy keerde toen naar Leiden, beloovende, tegen den vierden van Sprokkelmaand, wederom in den Haage te zullen zyn. De ge- Midlerwyl, hadt van Dyk, meer volks tot wezen den aanflag zoekende te werven, Kornelis kant'sia- Gerritszoon, Schrynwerkerte Rotterdam, den tius zesentwintigften van Louwmaand, ten zynen neemt 'er huize, ontbooden, en hem daar kennis gegedeei in. ven van den aanflag. De Schrynwerker beloofde 'er de hand toe te leanen, en eenige anderen op te zoeken, welken hy, zonder van Dyk te melden, elk honderd of honderdenvyftig guldens vooruit zou geeven, en nog twee- of driehonderd guldens, als zy in den Haage komen zouden, om 't ftuk uit te voeren. De Zuster van den gewezen Predikant van Bleiswyk, Henrik Slatius, was met deezen Schrynwerker getrouwd; en Slatius kreeg, omtrent deezen tyd of eerder, 't zy uit Kornelis Gerritszoon, of uit van Dyk, of uit Stoutenburg zeiven, kennis van den toeleg tegen den Prinfe. Hy was een man van eenen onrustigen geest, en lag, tei? (i) Zie hier voor, U. 413.  XL. Boek. HISTORIE. 4Ü5 ten deezen tyde, overhoop met de Remon- 1623. ftrantfche Broederfchap (*), 't welk hem te hee ter maakte op vertwyfelde aanflagen. Ook hieldt hy gemeenfchap met muitzieke geesten, die,den wind van verandering in 't hoofd hebbende, zig, met den minften blik van hoope daartoe .gaarne lieten aazen. In den Zomer des voorlecden jaars, hadt hyeen Boekje gefchreeven , den Klaarüchtenden Fakkel genaamd, vervattende verfcheiden' befchuldigingen tegen den Prinfe, en, onder anderen, dat hy de muitery, te Utrecht, in den jaare 1610, geftyfd hadt. Voorts werden, 'er 's Lands Ingezetenen, met naame de Remonftranten, in vermaand, om zig, door hunne handen, en, door de verfchrikkelyke wapenen hunner handen, te verlosfenvan den dwingeland en van den godloozen hoop der tegenwoordige Regenten, t Schrift was te Gouda gedrukt, en den Schryver, in eene ton of half vat, t'huis gezonden j doch noo-nietverfpreid. Men meent, dat het gediend zou hebben, om onder 't volk geftrooid te worden , zo Stoutenburgs toeleg om den Prins, van den veldtogt te rug keerende, buiten t L^nd te houden, of, te Rotterdam, van kant te helpen, gelukt ware. Matius woonde nu m deeze Stad, daar van Dyk hem, op den eerften van Sprokkelmaand, kwam vinden, op hem begeerende, dat hy zyn agterhuis zou leenen, om de Pistoolen, welken men tot den aanflag gebruiken zou, daar te bewaaren, en eenige andere voorbereidfels te maaken: waarin Slatius bewilligde. Hyen zyn Zwager zogten toen Hfren^ (*) Brandt IV. Deel, bl. ?-59 «** Ff 4  45Ö VADERLANDSCHE XL. BoekT 1623. drie Bootsgezellen op, Jan Klaaszoon uit het Zuidland, Herman Hermanszoon van Embden, ger huu- en Dirk Leendertszoon van Katvvyk op den Ryn, Ifmee welken ZY > met geld, hun, door van Dyk, die Bootsgc- reeds zesduizend guldens van Koorenwinder zeilen ontvangen had, ter hand gefteld, bewoogen, toe. om op de wagt te ftaan, als de Prins, door eenigen van Leiden, om 't leeven gebragt zou worden ; welke Leidenaars zy ook, des noods, zouHy kent den moeten befchermen (7). Van Dyk bragt, zyn ag- federt, eenig fchietgeweer en een' vuistha tier in tot ber- ?t aSternuis van Slatius, daar deeze en zyn Z waging en" ger ook het buskruid droogden en de kogels bereiding gooten, van welken men zig dagt te dienen, van Tegen den vierden of vyfden van Sprokkelreed"56" maand» zou Kornelis Gerritszoon met zyn volk ichap. in den Haage zyn. Doch van Dyk hem en Slatius, met een briefje, en daarna mondeling, hebbende geraaden, nog eenige luiden aan te neemen, bewilligden deeze twee tot eenen aanflag, dien zy niet ontdekten, Jeroen Ewouts , Jan Faasfen, Pieter Janszoon Broek en Jan Engelen, alle Remonftrantschgezinde Bootsgezellen. De drie laatften ontvingen geld op hand: 't welk Jeroen Ewouts weigerde, fan Blan- Te Leiden, waren, midlerwyl, zo Jan Blanfaart en faart van Dyk berigt hadt, eenige gasten ziek, Willem anderen onwillig geworden. Van Dyk zondt ledfj- dan een briefje aan Jan Blanfaart, hem, daarpen van by, belastende, ander volk in de plaatste zoeByk. ken, en daarmede, den vierden, in den Haage te komen. En hierop zouden Jan Blanfaart en Willem Parthy affpraak gemaakt hebben, om van" (7) Senrenr. van Jan Ktaz., lierman Ileranusz, egDirk Leen.-» è-risz. gnimkt 1623.  XL. Boek. HISTORIE. 457 van Dyk te gaan fpreeken, en hem diets te , Ven1er Abraham Blanfaart en Willem Parthy waren beleid hem, hier, des Zondags den vierden, komen van den vinden, hem diets maakende, dat zy met hun aanilag. zevenen in den Haage waren , en geld van hem begeerende. Hy befcheidde hen tegen 's anderendaags, en toen werdt beftemd, dat Abraham Blanfaart, Willem Parthy en een Rotterdammer , op den volgenden dag, zynde Dingsdagden zesden van Sprokkelmaand, den eerften aanval zouden doen, en dat de andere Rotterdammers en Leidenaars hen ontzetten zouden, zo zy 't te kwaad mogten krygen: waarna zy allen, over de tolbrugge, naar de Veenen, Noorddorp,Pynaker of Berkel, zouden vlugten, 'snagts van eikanderen fcheiden, en elk in zyn huis zoeken te komen, om geen agterdogt te geeven. Voorts, zou Parthy eene aanfpraak aan de gasten doen, in de duinen; waartoe hyde ftofontleenen zou uit den lichtenden Fakkel van Slatius, welk boekje van Dyk hem ter hand ftelde. Ook gaf hy aan Abraham Blanfaart wederom eenig geld voos hen, Cm) Uit vÉrlcIieideu' Seutenticu.  XL. Boek. HISTORIE. 459 hen, en de vyf anderen, die nergens te vinden 1623. waren. Zy keerden'er, des avonds, mede naar . Leiden, daar zy 't met Jan Blanfaart deelden. Deeze drie beflooten toen, zo zy, naderhand, verklaard hebben, des anderendaags, wederom naar den Haage te gaan en den aanflag te ontdekken (n): doch zy werden door anderen voorgekomen. Van Dyk, niet weetende dat deeze drie hem bedroogen, hadt zig, dien zelfden nademiddag, naar Stoutenburg begeven, dien hy berigt deedt, hoe de zaak ftondt. Stoutenburg of Koorenwinder gaf 'er Groeneveld ook kennis van. Ook vertelde Stoutenburg zynen Broeder, nu of vroeger, dat Kors Janszoon van Alfen 't veranderen der Regeeringe te Leiden, te Gouda en te Rotterdam te wege brengen zou. Ten zelfden tyde, fprak Kornelis Gerritszoon tegen de drie mannen, die met hem in 't Zotje waren, over 't uitvoeren des aanflags, des anderendaags , en als Herman Hermanszoon wat aarzelde, maakte hy hem diets, dat men flegts voorhadt, den Prins te vervoeren. Te vooren, hadt hy den vier anderen gasten, die 't koffer naar den Haage gevoerd hadden, ook eenig geld gebragt. Doch hen nader willende gaan fpreeken, waren ze niet te vinden: 'tweikhy, terftond, aan van Dyk bekendmaakte, die hem belastte hen op te zoeken. De vier matroozen, Jeroen Ewouts, Jan Vierder Faasfen, Pieter Janszoon Broek en Jan Engelen, gevaar beginnende te zien, in den on- troozen bekenden aanflag, waartoe zy aangenomen wa- ontdek- . ren, ken den f» Sentent. van Abr.ifa. en Jan Blan&art en Willem J.Parthye. aanflag. leiirukt 1623,  4f5o VADERLANDSCHE XL. Boek. ï6i3. ren, hadden beflooten, om 'er den Prins over ——— te fpreeken, en waren 'er mede bezig, toen Kornelis Gerritszoon hen, in hunne herberg, kwam zoeken. Zy vonden zyne Doorlugtigheid te Ryswyk, die, verneemende, datzy hem iét' van gewigt te ontdekken hadden, hun heimelyk gehoor gaf. Jan Faasfen deedt het woord, zeggende n dat zy, met hun vieren, te Rotw térdam, gehuurd waren tot zekeren onbe„ kenden aanflag, ten dienfte van "t Land; dat w hun elk driehonderd guldens, welken zy „ toonden, op de hand gegeven waren; en dat „ zy hier een koffer gebragt hadden, in de herberg den Helm: vraagende, W7ders, of n zyne Doorlugtigheid kennis van deezen aan„ flaghadt?" De Prins zeide, neen. Zy gaven hem ook berigt van de vier mannen, die zig in 't Zotje onthielden , en tot den zelfden aanflag waren aangenomen. De Prins, zeer verzet over 't gene hem aangebragt werdt, beval hun hem, langs eenen anderen weg, over Voorburg, te volgen, en op 't Hof in den Haage by hem te komen. Hy reedt, hierop,inaileryl derwaards, ontboodt den Prefident en eenige Raaden van'tHof, terftond, byzig, die, de ontdekkers nog eens' gehoord hebbende, den Fiskaal en Geweldige zonden, om 't ZotDrie nn- je en den Helm te bezetten. In 't Zotje, wertlcren en den Kornelis Gerritszoon, Herman HermansGerrit?-S zoon' Jan Kinzoon en Dirk Leendertszoon , zoon onverhoeds, overvallen, en terftond in hegteworden nis genomen. Van Dyk was nog in den Helm gevat. by 't koffer, toen hy hoorde dat de Officier beneden was. Hy zogt toen 't koffer te openen, en 't geweer onder 't bed te verbergen. Doch hier«  XL. Boek. HISTORIE. 461 hiertoe geen tyds genoeg hebbende, liet hy 't ifar. koffer, met eenige Piff ooien daarin, open ftaan, ■ floeg den mantel om de ooren, en tradt voorby den Officier ter deure uit, terwyl zeker dienaar zeide, dat hy dien man veele jaaren gekend hadt. Toen hy weg was, ging de Officier Het kofnaar boven, vondt het koffer en nam het met zig. Van Dyk, Stoutenburg gewaarfchuwd hebbende, begaf zig, terftond, uit den Haage, by de duinen langs", het bosch om, over den Leidfchen dam, naar Bleiswyk, Stoutenburg, ylende naar zynen Broeder, Groeneveld, gaf hem ook te verftaan, hoe de zaaken ftonden , waarop zy beide de wyk namen ; doch met ongelyke uitkomst, gelyk hierna ftaat te melden. De vier gevangenen werden, terftond, door De ga^ eenige Raaden van't Hof, ondervraagd, en be- ™ng£^ leeden, aan de paleye gebragt zynde,den toe- kennen leg op 's Prinfen leeven. Doch fommigen mei- denaauden, dat Kornelis Gerritszoon alleen gepynigd flag. werdt. De vier ontdekkers liet men, ondertusfchen, in de Kastelenye, goeden ciermaaken, tot dat men nader agter de waarheid zou gekomen zyn. De toegangen van den Haage werden bezet. Des anderendaags, reeden twee Raa- Verftheïden van 't Hof naar Rotterdam, men meent, d^'be" om Adriaan van der Dusfen te vangen. Doch ten' hy was niet te vinden. Ook hadt Slatius, op de wustigeil tyding, dat zyn Zwager gevat was, zig terftond begeevea op de vlugt begeven. Dien zelfden morgen, zig op da waren Abraham Blanfaart en Willem Parthy vlugc* op weg geflaagen naar den Haage, van zins om, zo zy daarna verklaarden, den toeleg te ontdekken. Doch verftaande, aan 't Huis te Deil, dat zulks reeds door anderen gefchied was 9  46a VADERLANDSCHE XL. Boek. 1603. was, keerden zy terftond te rug naar Leiden, — en begaven zig, nevens Jan Blanfaart, op de vlugt. Uit het gene de gevangenen beleeden hadden, hadt men bellooten, dat Slatius, van Dyk en de gewezen Predikanten Kornelis Geesteranus en Gerard Veliius fchuld aan den aanflag hadden. Men beloofde dan, by openbaare afkondiging, op den negenden van Sprokkelmaand , vierduizend guldens aan elk, die een van deeze vier in hegtenis leverde. Doch Geesteranus en Velfius hebben, in laater' tyd, hunne onfchuld doen blyken. Groeneveld en Stoutenburg werden ook gezogt; maar niet gevonden. De Leermeester van Groenevelds Zoon werdt gevat en gepynigd, zonder dat hy iets belcedt. Men braat den Zoon van Koorenwinder ook naar den Haage, uit wien men weeten wilde, waar zig zyn Vader onthieldt j doch Van der hy ontdekte niets. Van der Myle, die niet geMylft weeken was, werdt uit de Beverwyk gehaald, gehaald; en eenig'2 dagen in de Kastelenye bewaard, doch on- Doch toen men hem op 't ftuk van den aanflag fchuidig tegen den Prinfe ondervraagde, verantwoordbevon- fa ny z^ zo volkomenlyk, dat men hem wederom los liet. Hy kreeg, eenige maanden laater, vryheid, om alomme, door 't Land, te mogen reizen; mids hy egter in de Beverwyk bleeve woonen (0). De Advokaat Bosch werdt, in zyn Huis, in den Haage verzekerd; maar nadat zyne onfchuld gebleeken was, insgelyks, geflaakt. Wat laater, raakte Abraham Wouterszoon, Zwaardveeger te Rotterdam, van wien Slatius de Piftoolen gekogt hadt, in hegtenis, waaruit hy» Co) Refol. Holl. 5 Daemi. 1623. VU 179,  XL. Boek. HISTORIE. 463 hy, eerlang, ontfnapte, zonder dat ik heb kon- 1623. nen vinden, of hy fchuldig ware of niet. Maar Klaas Michielszoon Bontebal, die een gedeelte van't geld verftrekt hadt, gevat zynde, werdt, daarna, voor Mannen van Schieland, te regt gefteld (ƒ>). Aan de Bevelhebbers der Grensfteden en aan Men bede Staaten der andere Gewesten werden, ter- fchuidige ffond, brieven afgezonden, waarby gelast en m* n_ verzogt werdt, op de fchuldigen te letten, en ftranten, dezelven in hegtenis te neemen. 't Stuk der fa- in 't gemenzweeringe werdt, in deeze brieven, meest meen, eenigen Arminiaanfchen Predikanten en ande- ^aanren van dien aanhang te last gelegd. De Remon- flag.' itranten raakten, hierdoor, nog meer dan te vooren, in den gemeenen haat. Ook werden zy, door fommige Predikanten , in 't openbaar, vinnig doorgeftreeken : al 't welk de voornaamften in groote verflaagenheid dompelde, en anderen bewoog, om hunne gemeenfchap te verlaaten. Veelen waren vol agterdogt en vreeze, niet weetende, wat 'er agter deezen toeleg fchuilen mogt, en fomtyds het ergfte vermoedende. De Staaten van Utrecht gaven, den veertienden van .Sprokkelmaand, een ftreng Plakaat uit, waarby de gantfche Broederfchap der Remonftranten genoegzaam befchuldigd werdt met den toeleg, en ook vierduizend guldens gezet op 't lyf van hun, die men fchuldig hieldt, zonder Geesteranus en Velfius te vergeten (q). Ten zelfden dage, werdt van Dyk, te Ha- Van Dyk zertswoude, betrapt, in boeren kleederen. In wordt heg- «evat cn Iïrandt IV. Deel, bl. 900-942. (?) RRanoï IV. Deel, bl. 342-^5».  464 VADERLANDSCHE XL. Boek, hegtenis zynde,. ontboodt hy zyne bloedvrien- . den, van welken hy affcheid nam, bekennende bekent een dood man te zyn. Men haalde hem, terden aan- ftond, naar den Haage. Na dathy verhoorden a-* aan de paleye gebragt was, werdt 'er, by openbaare afkondiging, die den zestienden gefchiedde , vyfduizend guldens gezet op de lyven van Groeneveld, Stoutenburg en van der Dusfen , vierduizend op dat van Koorenwinder, en zeshonderd op die van Abraham en Jan Blanfaart. Men befloot, hieruit, dat van Dyk deezen gemeld hadt. Ook meent men, dat hy iets hadt ontdekt, 't welk Prinfe Henrik raakte, met wiens naam, Stoutenburg fcheen gefpeeld te hebben, om van Dyk te eerder in te wikkelen. Doch zyne bekentenis werdt zeer geheim gehouden. Zeker is 't, dat hy den aanflag op 's Prinfen leeven beleeden heeft (r). De Heer Op zeker vermoeden, werden te Leiden gevanGroe- vat Paulus Stochius, GuUklmus Coddeeus, ge we ■ re weid, zen Hoogleeraar in de Oosterfche taaien, en ïlind'^ê- Jan Pieterszoon Dou, Landmeeter. Zy werden vang;n.V' naauw ondervraagd, doch onfchuldig bevonden; en na eenige dagen zittens ontflaagen, onder borgtogt (s\ Groeneveld raakte, den agttienden, in banden. Hy had zig, tegen den avond, op aanraading zyner Huisvrouwe, Anna Weitfen, Vrouwe van Brand wy k, op de vlugt begeven naar Scheveningen, daar een Visfcher aanboodt, hem, metzynepink, naar Engeland, Hamburg of elders heenen te voeren. Doch verfchrikt voor de ruime zee, ginghy, met zynen Kamerling en den Visfcher, langs 't ilrand3 (O Brandt IV. Deel, bl. 951 en (O Branbt IV. Heel, bl, 953-w5-  XL. Boek. HISTORIE. 465 ftrand, naar 't naaste Dorp, daar een wagen 16&3. befteld werdt, die hen naar Zandvoort, en voorts • naar Egmond bragt. Hier trok de Heer van Groeneveld eene visfchers py aan, liet zig naar Petten brengen, en van daar overvoeren op Texel. Doch zig hier niet betrouwende, ftak hy over op Vlieland, daar hy fcheep dagt te gaan. Midlerwyl, hadt men, in den Haage, berigt gekreegen, dat hy te Scheveningen gezien was. Straks viel't vermoeden op den Visfcher, zynen vriend, wiens Vrouw aangetast, en, met dreigen, tot bekentenis gebragt werdt van 't gene zy wist. Toen hadt men 't fpoor van zyne vlugt, welk men terftond volgde. De Schout van Vlieland, ondertusfchen, ook iet vernomen hebbende, begon het Eiland te doorzoeken, en vondt, eindelyk, den Heer van Groeneveld, zittende onder de Visfchers, gekleed in eene graauwepy, met groote visfchers laarzen aan de beenen, en een noppers muts op 't hoofd. De Visfcher, die hem verzelde, den Schout ziende inkomen, ontliep het gevaar. Doch Groeneveld werdt gevat, en,des anderendaags, onder een fterk geleide, naar den Haage gebragt, en op de gevangenpoort gezet (*). Maar zyn Broeder Stoutenburg, die fchul- Vlugt diger was dan hy, en Adriaan van der Dusfen ™°b^°u" ontkwamen't gevaar, dat hun dreigde. De eer- en VJU, fte hadt zig, meent men, in eene kist, uiteen der DusHaage doen draagen, en was, daarna, heime- fen, lyk, te Rotterdam gelcomen, daar hy zig, met , van der Dusfen, nog tien of twaalf dagen, ont- hieldt (t) Aanhangf. op Oud JJatay. bl. 193. KiundtIV. Deel, II. 956. X Deel. Gg  466 VADERLANDS CHE XL. Boek. 1623. hieldt, ten huize van eenen gewezen Speel■ man; doch nu van goede middelen. Toen huurde men het fchip van Jakob Beitjes, voor duizend guldens. De Schipper zou kaas laadenop Wezel, en hen, onder dezelve, verbergen. Doch anderen willen, dat zy, met hunne dienaars, als Schippers gekleed, in 't vooronder fchuilden. Te Nieuwmegen, werden zy, voor 't eerst, gezien, door des Schippers knegt, wien men diets maakte, dat het geestelyken waren, welken men niet ontdekken moest. Omtrent het Tolhuis gekomen, werdt Stoutenburgs knegt, die even aan land gegaan was, terftond , gekend, door eenige foldaaten, die hem, in Bergen op Zoom, terwyl zyn Heer daar Bevelhebber was, gezien hadden. Men vraagde hem, die, met terftond, naar zynen Heer. Hy fpeelde den groot ge- onweetenden; maar gedreigd met de pynbank, GochtC meldde hy, 't gene men weeten wilde. Toen zondt men, in deryl, eenige foldaaten naar 't fchip. Doch zy kwamen te laat. Stoutenburg en van der Dusfen, uit hetwegblyven van den knegt, agterdogt krygende, hadden zig, door den Schipper, aan de overzyde derWaale, op den Kleeffchen bodem, aan land doen zetten. Hier huurdenze een' wagen, die hen en den Schipper, te post, naar Goch bragt. DeSpaanfche Bevelhebber ontving hen hier beleefdelyk, en gaf hun, eenige dagen daarna, een fterk en, eer- geleide mede naar Brusfel, alwaar de Aarrsheilang, te togin Izabelle hen, eerlang, by eene fchiifteBrusfoï lyke Acle, in haare befcherming nam. De Staakomcn. tgn iiaci^en naar ? kort te vooren, verzogt, dat zy Stoutenburg wilde overleveren; doch 't was geweigerd. De Huisvrouw van van der Dusfen  XL. Boek. HISTORIE. 467 fen verzelde hem in zyne ballingfchap. Doch 1623. Stoutenburgs egtgenooteJFalburg vanMarnix, Dogter van den Heere van Aldegonde, bleef in Holland. Haar man deedt, daarna, eene stoutenreis door Italië en Frankryk, en nam, te Brus- burg fel te rug gekeerd, in of na 't jaar 169.6, na 't |£e™on. omhelzen van den Roomfchen Godsdienst, der de dienst onder de Aartshertoginne. Sedert heeft Aartshermen hem, als Ritmeester, de wapenen zien togiune» voeren tegen zyn Vaderland, tot groot verdriet zyner maagen. 't Schip, waarmede hy uit Rotterdam gevlugt was, werdt, met de laading, verbeurd verklaard. Zyn Dienaar en des Schippersvrouw en Knegt werden, onder Acte van nonprajuditie, den Hove van Gelderland verleend, naar den Haage gebragt,zonder dat my gebleeken is, hoe 't met hen afliep («). Voorts hadt men, befpeurende, dat Stoutenburg en van der Dusfen wisfelbrieven, uit Holland, zogten te trekken, al vroeg beflooten, alle onderhandeling met deeze twee te verbieden (v). Op den zelfden dag, dat Groeneveld gevat viugrvan werdt, raakten de twee Blanfaarts, en, 'snagts de twee daarna, Willem Parthy in hegtenis. De ontdek JjJJ^ kers van den aanflag en de vier eerfte gevan parthy. genen fchynen niet van hun geweeten te hebben;'twelk hun tyds genoeg gaf, om, zonder ontdekt te worden, uit Holland, en, overVollenhove, in Grol te geraaken, daar de Spaanfchen nu meester waren. Doch de vrees, dat de Spaanfchen hen mogten vatten, en losgeld af- («") Rrandt IV. Deel, bl. 957-yfic. Qyj Refol. Holl. 15 M*«rt. ifiaj. bl. 17. Gg 2  468 VADERLANDSCHE XL. Boek, ï623. afperfen, deadt hen wederkeeren naar Vollen■■ hove. Van daar, reisdenze, door Friesland en Groningen , naar Delfzyl, en verder op Embden, daar zy, 'snagts, in de herberg den Helm füepen, en 'sanderendaags, den agttienden van Sprokkelmaand, een' wagen namen, om naar Stikhuizen te ryden. Doch onderweg, overviel hun een nieuwe angst voor de Mansiëldfche Knegten, die toen in Oostfriesland lagen: deslieten zy zig te rug voeren naar Embden; doch namen eene andere Herberg. Hunne ongeftaadigheid en vrees bragt hen, hier, neg dien zelfden dag, in lyden. Eerst haddenze den Waard gezeid, datzy drie of vier dagen dagten te blyven. Ook haddenze hem eene gcede middagmaaltyd befteld. Maar terwyl dezelve bereid werdt, fprakenze met een' Schipper, die naar Bajonne in Frankryk moest, hem vraagende, of hy hen niet, te Calais, of te Douvres, aan land zetten kon. Midl.en.vyl, verliepenze de maaltyd, voorgeevende ergens in de Stad genodigd te zyn. Van dit gefprek met den Schipper kreeg de Waardkennis, en hierop vermoeden, of zyne gasten ook fchuldig mogtcn zyn, aanden aanflag tegen den Prinfe van Oranje. Zyn vermoeden vermeerderde, toen zy, terwyl hy over tafel zat, in alleryl, kwamen vraagen, wat zy verteerd hadden, en, beevende en bedeesd, zo veel voor elk betaalen wilden, als hy voor allen gevorderd hadt; welke, verbaasdheid ontftaan was, op zyne vraag, waarom zy nu naar Frankryk of Engeland wilden ? Hy gaf dan dep Schout kennis van zyn vermoeden, en deeze, hen waarneemende, toen zy ter deure uit gingen, verzogt hen, met hem, by den voorzitten-  XL. Boek. HISTORIE. 469 tenden Burgemeester te willen gaan. Op deeze ij. Slatius, Slatius, de twee Blanfaarts en Parthy zaten de Bian- tot den vierden van Bloeimaand j toen hun de faartsen ,jood aangezeid werdt, zo onverwagt, dat zy worden geene andere rekening maakten, of zy zouden , onthalsd, eerstdaags, geflaakt geworden zyn, waanende de twee Blanfaarts en Parthy, dat het voorneemen , welk zy zeiden gehad te hebben, om den aanflag te ontdekken, voor de ontdekking zelve genomen zou worden, en Slatius en Jan Blanfaart in 't byzonder, dat hun fchryven en fpreeken tegen de Remonftranten hen van de dood bevryden zou. Men zondt hun ook eenige Predikanten toe; doch zy gaven 'er weinig gehoor Slatius aan. Slatius bejegende hen fchamperlyk en gedrag in trots, zeggende, dat hy de dingen, die zyhem zyn ui- zeggen wilden, zelf wel wist, en geduurig zoeta e' kende te twisten, over de Leer der Predestinatie. Ook verfcheen hy, des anderendaags, op de Rol, om zyn vonnis te hooren, met een grimmig gelaat. Onder 't leezen, hoorde men hem, dikwils, zeggen, dat h niet waar; dat heb ik niet, of zo niet bekend, 't Is geen regt, maar geweld en diergelyke woorden meer. Ook zeide hy, dat Geesteranus en Velfius niet geweeten hadden van den aanflag. Zyn Boekje, Klaarlichtende Fakkel genaamd, werdt,na 't leezen van 't vonnis, voor zyne oogen, verfcheurd. Jan Blanfaart fprak niet een enkel woord op zyn vonnis. Abraham mompelde alleenlyk iet, binnens monds. Maar Willem Parchy, die dronken (_h} Biianüt IV. Les', Uf 1044-1052.  XL. Bof k. HISTORIE. 477 ken op de rollekwam, viel den Griffier dik- KI23. wils in, roepende dat hy onwaarheid las, en • beweerendc, dat sy voorgehad hadden, den toeleg te openbaaren. Alle vier werden zy verklaard d? misdaad van gekwetfte hoogheid begaan te hebben, en hierom ten zwaarde verweezen , met verbeurdverklaaring hunner goederen. Slatius, aan twee dienaars vastgemaakt, werdt eerst naar 't fchavot gebragt, derwaards treedende, met groote onvertfaagdheid. Zig naar 't volk keerende, zeide hy, Eerlyke vroosne burgers, hier ziet gy dien Henricus Slatius, naar wiens bloed men zo lang gedorst heeft, met meer andere woorden, meest tot zynen roem en verontfchuldiging (trekkende. Den Predikant, die voor hem bidden wilde, wees hy af, zeggende, zelf te zullen bidden: hoewel men niet kon merken, dat hy't deedt. Geknield zynde, en de handen een weinig om hoog houdende, floeg hem de Scherpregter, met het hoofd, de regterhand geheel, en de linker byna af. jan De drie en Abraham Blanfaart en Willem Parthy wer- anderen den vervolgens onthalsd. Alle drie betuigden ze, voor 't volk, niet van zins geweest te zins g'e_ zyn, den Prins om te brengen; maar den aan- weestte flag te ontdekken, en van Dyk te bedriegen, zy" ^en Parthy, heel of half dronken, gebruikte meer ^Jdg|.te woorden dan de drie anderen. Zyn lighaam en keru die der twee Blanfaarts werden begraaven : dat van Slatius op een rad gelegd, en 't hoofd, op een ftaak, daar boven gezet, digt by de galge, buiten den Haage. Zyne Weduwe haalde egter, op eenen nagt, zyn lighaam en die van haaren Zwager en Koorenwinder van de raden, en begroef ze by de Geestbrugge, van waar ze, vier da-  478 VADERLANDSCHE XL.Boek. 1623. dagen laater, in 'tfpitten, gevonden zynde, wederom naar 't galgeveld gebragt, doch ten tweedemaale weggehaald, en te Warmond, in zekere boomgaard, begraaven werden, zonder ooit gevonden te worden (V). Op den laatften van Bloeimaand, hieldt men, door alle de Gewesten, eenen plegtigen dankdag over 't ontdekken der abominable, barbarïfche ConEenige fpiratie tegen den Prinfe (V). Den eenentwinandere tigften van Zomermaand, werden de drie LeidmcdeT fche gevangenen, Jan Pieterszoon Lyndraayer, wordS11 Samuel de Plekker en Gerrit Korneliszoon ter dood Kleermaaker, ver weezen , om onthalsd te geiiragt. worden: en 't vonnis werdt, ten zelfden dage , aan hun uitgevoerd. Zy hadden alleenlyk beleeden, uit de Blanfaarts, iet verftaan te hebben van het voorneemen tegen den Prinfe; 't welk zy voor zottenklap gehouden, of verfoeid en veroordeeld hadden, verklaarende daarmede niet te doen te willen hebben. Ook hadt men hun gezeid, dat Prins Henrik kennis hadt van den toeleg, 't Verzwygen van dit alles werdt voor misdaad van gekwetfte hoogheid verklaard by 't Geregt van Leiden (Y), en kostte hun 't leeven (ƒ). Klaas Michielszoon Bontebal, gewezen Sekretaris van Zevenhuizen, ontving gelyk vonnis van Schepenen en Mannen van Schieland, welk, op den derden van Hooimaand, te Rotterdam, aan hem uitgevoerd werdt. Hy hadt, zwaar gedreigd en ge- py- f'O Brandt IV. Deel, bl. 1075-icR-(d~) ISaudaR-T. Memor. XV. Hoek, bl. 98. 'O Sentent. van J. 1'. Lyndraeyer, 0. de Plecker«« ü. Cor» iclisz. Cleermaeclver gedr. te Leyden 1623. C f) Brandt IV.Deel, bl. 1110-1116.  XL. Boek. HISTORIE. 479 pynigd zynde (g), bekend van den aanflag te- i$23. gen den Prinfe en de voorgenomen' verande-. ring der Regeeringe kennis gehad, en tweeduizend guldens tot het uitvoeren van den zeiven verfchaft te hebben. Zyn lighaam werdt heimelyk begraaven (Ji). Hy wasdelaatftevan de vyftien, die, om 't kwaad voorneemen tegen zyne Doorlugtigheid, ter dood gebragt werden. Eenige anderen, die deel of kennis aan den toeleg gehad, of geld tot den zeiven gefchooten hadden, werden niet gemoeid: 't zy dat zy ten Lande uit gevlugt waren, of zig, binnens Lands, fchuil hielden, en niet fterk gezogt werden. De Remonftranten hebben niet konnen ontkennen, dat eenigen uit hunne broederfchap deel gehad hebben aan deezen aanflag; doch men heeft, tot hunne verdediging, aangemerkt, dat de ontdekldng ook dooreenigen uit hunne broederfchap gefchied is. De vier Matroozen, die den toeleg uitbragten, waren Remonftrantschgezind. De algemeene Staa- Loon der ten fchonken elk hunner zeshonderd guldens, ontdeken een gaadje van vyftien guldens ter maand, keren met verder voorfchryvens aan de Koïlegien ter ^fa? Admiraliteit, dat men ze, voor anderen,vorderen zou, tot de eerst openvallende Scheepsampten, waartoe zy bekwaam mogten zyn. De Prins gaf ieder, daarenboven, een' gouden penning met zyn beeldtenis en xvapen, ter waarde van tagtig guldens, nevens een verzilverd rapier («'). De (g~) B. Dwinolo Verantw. 1. Deel, bl. 142, tr>6. (ft) Sentent. van Gaas Mich. Bontebal gedr. teRoitcri. 1C23. O ) Brandt IV. Deel, bl. 941. Zit Baudart. Memor. XV, Intik y bl. 27-73.  48o VADERLANDSCHE XL. Boek, 1623. De oorlog te lande werdt, dit jaar, van we- derzyde, flaauwlyk gevoerd, 't Beleg van Ber- XXIII. gen op Zoom hadt den vyand, en 't ontzet Hertog deezen Staat zo veel gelds gekost(T), dat beitTaaii van de de Partyen tyd behoefden, om een weinig Bruns- op hun verhaal te komen. Ook hadden de Staawyk ten den last der Mansfeldfche troepen nog op wordt ge- ^n hals. Daarenboven, verfchaften ze Hertoüaagen. ^ Christiaan van Brunswyk, die, van zyne wonde genezen zynde, verreisd was naar Oostfriesland , daar 't overfchot zyner benden lag , eenigen onderfland in geld, met welken hy zyne benden verfterkte, dezelven, in Bloeimaand, voerende, door Turingen opwaards. Doch de Graaf van Tilly, die last hadt om op hem te pasfen, dwong hemterugtekeeren, en volgde hem op de hielen. In Oogstmaand eerst, raakten de beide Legers flaags by Stadloon. Hertog Christiaan kreeg de nederlaag (/), en werdt genoodzaakt, met zyn meeste volk, de wyk te neemen naar Breêvoort. Daarna, voegde hy zig wederom by Mansfeld in Oostfriesland (m). Men hadt hem, van wege deezen Staat, zes tonnen fchats toegeftaan, waarvoor hy beloofde zyn Leger, welk hy op vierentwintigduizend man begrootte, den tyd van drie maanden, in hunnen dienst, te zullen houden («). XXIV. Ondertusfchen hadt de Koning van GroorHande- Britanje, in de Lente deezes jaars, te Brusfel, ling van een Verdrae: getroffen met de Infante IzabelJakob ö 53 le> C O I'olez Memoir. de Fred. Uenri p. irt. (/') Memoir. de Freder. Hcnri. p. iU. C"t) Aitzüma I. Ceel, bl. 230. (tj Refol. IloU 1, 5 Aug. 21 Otlob. 1023. W. 34,So,J4fl.  XL. Boek. HISTORIE. 481 le, die volmagt hadt van Keizer Ferdinand. 1623. Volgens een der voorwaarden van het zelve, moest de belegerde Stad Frankendaal in de Ne- den I te der-Palts der Infante in handen gefteld wor- Brusfel* den, om ze te bewaaren, tot dat 'sKonings Schoonzoon, met den Keizer, verzoend zou zyn (V). Wat laater, ontwierp men ook een Beftand van vyftien maanden, tusfchen Koning Jakob en de Infante, welk, zo wel als het voorig Verdrag, opzigt zou hebben op de Palts Doch ik meen niet, dat het voltrokken werdt (q~) ; fchoon fommigen zulks verfraaien (V). Koning Jakob deedt nog weinig of niets ten behoeve zyns Schoonzoons; maar kort hierna viel 'er iet voor, welk hem van gedrag deedt veranderen. Wy zullen 'er, op 't volgende jaar, kortelyk, van gewaagen moeten. Ferdinand de II, zyne zaaken, in Boheeme 'sKeizers en in de Palts, naar wensch, hebbende zien ge d\snz™' lukken, was egter niet zonder kommer, dat den|taaa" hem, uit de Vereenigde Gewesten, eenig na- ten, deel mogt worden toegebragt. Hy zondt, waarfchynlyk, hierom, Joan Baptist Grammaye, in Herfstmaand, herwaards, met last om van verfcheiden' punten te handelen. Doch alzo, in eenigen deezer punten, onderfteld werdt, dat de Vereenigde Staaten onderhoorig waren aan 'tKeizerryk, en de Keizer, in zynen Geloofsbrief, de Staaten zyne en des Ryks getrouwen en beminden noemde, vondt men, hier, niet geraaden, den Keizerlyken Gemagtigden openbaar ge- Co) A&. Publ. Angl. Tom. VII. P. IV. p. 48» 55. (p~) Act Publ. Angl. Tom. VII. P. IV. p. 57. ' ({5 Aitzema I. Deel, tl. 2^. C/5 Rapin Tom. VII. p. 202. X. Deel. Hh  482 VADERLANDSCHE XL. Boes. 1623. gehoor te verkenen, veel min, in nadere on- r—- derhandeling met hem te treeden (s). De Kei- zerlyke Brieven werden niet aangenomen, en Grammaye, wiens komst reeds eenige agterdogt verwekt hadt by 't gemeen, onder welk verfpreid was, dat hy van vrede met Spanje kwam handelen, werdt, fpoedig dochbeleefdelyk, afgevaardigd (f). XXV. In den Herfst deezes jaars, ontving men Klagten hier gezanten van Hamburg en van Breemen. van Ham- eerften klaagden over de Staatfche Kaapers, fyl%_en die hunne fchepen, in volle zee, deeden ftrymen." ken, en, op het minfte kwaad vermoeden, opbragten. Men antwoordde hun, dat men last geeven zou, om alle Hamburger fchepen, die behoorlyke zeebrieven toonen konden, vry te laaten vaaren. De Breemer gezanten verzogten opening van de Wezer, die de Staaten, om den Keizerfchen en Spaanfchen den toevoer te belemmeren, met Oorlogsfchepen, geflooten hielden. , Ook klaagden ze over den Graave van Oldenburg, die een' nieuwen Tol gelegd hadt op deezen ftroom. Men zeide, op 't eerfte, dat de Wezer niet geflooten gehouden werdt, om de vryheden van Breemen te krenken; maar om den vyanden van deezen Staat afbreuk te doen; en op het andere, dat men den Graave van Oldenburg vermaanen zou, om den tol, dien hy opgeregt hadt, wederom af te fchaffen. Ook fchreef men hem , hierover, ernftelyk. Hy zondt, daarentegen, Gemagtigden herwaards, om zyn regt tot deezen tol te verdedigen. Voorts klaagde hy o- ver CO Refol. Holl. 30 Sept. 1C23. bl. 13a. (O AiTZKWA 1. Deel, bl. 216-222.  XL.Boêié. HISTORIE. 483 ver Mansfeld, die zig van het Slot Kniphui- i<5a3ï zen, welk hy voor 't zyne rekende, hadt mees- — ter gemaakt; begeerende, eindelyk, zo wel als die van Breemen, het openen van de Wezer en de Jade. Doch men gaf hem geen antwoord, naar genoegen. Ook duurde 't gefchil over den tol nog eenige jaaren na deezen (u). De Staaten zonden, in de Lente deezes jaars, Toerns. eene Vloot van elf Schepen in zee, onder beleid van den Admiraal Jaques VHermite, om den vyand, in de Westindien, afbreuk te doen (V). De kosten deezer uitrustinge werden, ten deele by 't Land, ten deele by de Oostindifche Maatfchappye, gedraagen. Men zogt, federt, de nieuwlings opgeregte Westindifche Maatfchappy te beweegen, om ook deel te neemen in deezen togt. Doch zy verkoor, voor haare eigen' rekening, eene Vloot uit te rusten naar Brazil, die drie-entwintig groote Schepen en drie Jagten fterk was, en onder beleid van jakob Wittekens, als Admiraal, en Pieter Pieterzoon Hein, als Onder-Admiraal, in Herfstmaand, in zee ftak (w). De Vloot onder 1'Hermite zeilde, door de Straat van le Maire, den aardkloot rond, bemagtigende, onder wege, verfcheiden' Spaanfche fchepen; doch 't gelukte haar niet , eenige Plaats te overmeesteren. L'Hermite ftierf op deezen togt. Zyne Vloot keerde, in den Zomer des jaars i6a<5, in 't Vaderland te rug (x). Van de ver- rig- fu~) ArrzRMA I. Deel, tl. 220. (v) Voyagc van Jaques i.'Hermits 11. 3. O>0 J- of.'Laat Wrli. van W.stindic, bl. 7. j V05i*e vm l'Hermite bl. 40, 45, 50,50,58,60, 6u AlTZüMA I. Bul, tl. 4UB. Hh 2  484 VADERLANDS CHE XL. Boek. 16*23. rigtingen der Vloote onder Willekens zul* len wy, hierna, verllag doen. xxvr. In Friesland, was, federt eenigen tyd, geGefchil" fchil gereezen, onder de Leden der hooge Rein Fries- geeringe. De drie Goën, Oostergo, Westergo d^d"" en ^e Zeven wolden, die de Floreenen, in HolLeden lanc* Verpondingen genoemd, betaalden , oorder hoo- deelden, dat zy te veel droegen in de gemeege Re- ne lasten. De Steden, het vierde Lid der hoogeenn- ge Regeeringe, bragten hiertegen in, dat zy ee" 't grootfte deel der belastingen op de verteeringe betaalden. De Gemagtigden der drie Leden ter algemeene Staatsvergaderinge klaagr den hunnen Hoogmogendheden,over de Steden; doch hadden last noch lust, om 't gefchil aan derzelver uitfpraak te onderwerpen, gelyk hun geraaden werdt. Men fchreef egter aan de Steden , om haare Gemagtigden ook naar den Haage te zenden. Doch eer deezen hiertoe kwamen, zogten zy eenige verandering te maaken , in de wyze van 't beftellen der Wethouderen. Tot hiertoe, ftondt de Magiftraatsbeftelling, in alle de Steden, behalve Leeuwaarden en Franeker, aan den Stadhouder en aan den Hove des Landfchaps; welk Hof uit twaalf Raaden beftondt, drie van elk Lid, en derhalve niet meer dan drie uit de Steden. Hieruit ontftondt, dat de negen Raaden, uit de drie andere Leden aangefteld, altoos de meerderheid hebbende, de gefchillen over de belastingen , naar 't oordeel der Steden, te zeer in derzelver nadeel beflisten. Ook wisten ze Wethouders in de Steden te kiezen , die te zeer van hun afhingen, en hierom, dagtmen, niet vry genoeg, voor 't belang der Stede», ftem»  XL. Boek. HISTORIE. 485 ftemmen durfden. Om deeze zwaarigheden 1623. te voorkomen, hadden te Steden, in 't voor leeden jaar, bellooten, de benoeming der jaarlykfche Wethouderen niet meer te zenden aan den Stadhouder en 't Hof; maar aan den Stadhouder , den drie afgevaardigden Staaten uit • ' de Steden, en den drie Raaden, die, vanwege de Steden, in den Hove zaten ; zig grondende, op het Berigtichrift voor 't Hof, waarby beraamd was, dat de tegenwoordige voet van 't beftellen der Wet gevolgd zou worden, tot dat, daarin, by de Steden, andere fchikking zou worden gemaakt. Maar 't Hof, of de negen Raaden kantten zig tegen dit befluit der Steden , verdedigende het tegenwoordig gebruik , in een Vertoog, welk op de Landfchaps Vergadering ingeleverd werdt. De Staaten des Landfchaps of de meerderheid derzelven viel den Hove toe, verbiedende, in den aanvang deezes jaars, het invoeren der nieuwigheid, door de Steden beraamd. De Wet werdt dan befteld op den ouden voet, zonder dat ergens eenige tegenftand van belang gefchiedde, alzo men verfcheiden' dienende Wethouders, door hoop om aan te blyven, of vrees van te zullen verlaaten worden, wankelmoedig gemaakt hadt. De twist overde belastingen werdt dus niet weggenomen; maar flegts gedempt voor eene poos fjy). Omtrent deezen tyd, werden ontdekt eeni- XXVII. ge aanflagen des vyands, om de Stad Amfter- Aanfladam, aan verfcheiden' oorden, en vooral ook ^mite™ de fchepen, voor de Stad leggende, in den dam in brand brand ts Cy~) Aitzema I. Deel, II. 211-214. Hh 3  486* VADERLAND SCHE XL. Boek. 1623. brand te fteeken: wélke ontdekking aanlei- ■ ding gaf, tot het naauwer bewaaken der fteeken. Waaien, in welken de fchepen leggen (z). Duurte De duurte van 't Koorn, ten deezen tyde» derGraa- gaf gelegenheid, dat deeze Stad veel inkogt nen* voor de armen: *t welk fommige Koornkoopers deedt befluiten, hunne graanen minder dan de markt was te verkoopen aan de Stad en aan de Godshuizen in dezelve. De prys der Rogge liep tot op tweehonderd goudguldens ; doch terwyl 't ys nog in 't water lag, kwamen 'er veele fchepen aan uit de Oostzee; waardoor de graanen, in'cvolgende voorjaar, merkelyk daalden (a). Streniie De vorst was, deezen winter, ftreng boven vorst en maaté: waarop, in Louwmaand des volgenhoog wa. fen jaars, eene doorbraak volgde in den Lek- tetió24 dvk» eene kalve m^ boven de Vaart, veroor- zaakt door yskropping en hoog opperwater. Al wat noordwaards en noordwestwaards in 't Stigt en in Holland lag, liep toen onder, tot Amftelland toe. In de Stad Amfterdam, ftondt het buiten- en binnenwater even hoog (b~). Van deeze harde vorst bediende zig de vyand. Inval in Graaf Henrik van den Berge deedt, in SprokdeVeiu- kelmaand, eenen inval in de Veluwe. Ook we. vielen de bezettingen van Lingen, Grol en 01denzeel in de Groninger Ommelanden. Het vlugten uit de Dorpen, die niet onder brandfchatting zaten, werdt algemeen. Doch de vinnige koude veroorzaakte ook den vyand veel ongemaks. Den eenentwintigften, floeg het aan fz) Wassenaar VI. Deel, ƒ. 62. \a) Wassenaar. VI. Deel,/. 35» Verf. CI>) Aitzema 1. Deel, ft. 260.  XL. Bosk. HISTORIE. 487 dan 't dpoijen; 't welk hem noodzaakte de Ve- 1^54. luwe te verlaaten. Om den voorttogt van den • Graave van den Berge naar Holland te voorkomen, hadt Prins Maurits zig, in perfoon, haar Utrecht begeven, en orde gefteld op het openbyten der Rivieren, tot aan den zeekant toe. In 't aftrekken, vertoonde de vyand zig voor Arnhem; doch alleen om te doen zien,, dat hy meester van 't veld was \ want hy ondernam geene belegering (V). In Oogstmaand Bred. daarna, floeg Spinola 't beleg voor Breda, al- üeKgei * waar Prins Henrik, in Slagtmaand laatstleeden, eene muitery onder de bezetting geftiid hadt (d). 't Beleg duurde meer dan negen maanden. Wy zullen den uitflag van het zelve, in *t volgende Boek, vernaaien. Doch ter gelegenheid der gemelde muiterye, die, inzonderheid, door de Engelfche troepen, aangevangen was, viel 'er een gefprek voor, tusfchen Prins Maurits en den Engelfchen Gezant, Dudlei Karleton, welk wy waardig agten, uit de eigen' brieven van den laatften, kortelyk, te boek te ftellen. 't Gefprek viel Voor, in den lusthof van den Gefprek Prinfe, en liep, eerst, over de fchaarsheidvan penningen in den Staat, en over de middelen, Maurits om't Krygsvolk beter te voldoen, waarin, zo de en den Prins oordeelde, van de Engelfche zyde, wei- Engelnig hulp te wagten zou zyn, zo lang men met gJJ^ Spanje in onderhandeling bleeve. Terwyl Kar- Karleton. leton hierop zyne aanmerkingen maakte, vraagde de Prins, onverhoeds, hoe ftaat het met uw Hu- ' (O Memoir. de Fred. Henri p. 20-22. Aitzema i. JDtil, iL 2(19-271. («n Aitzema i. ütcl, bl. 271. Hh 4  488 VADERLANDSCHE XL. Boek; KW- Huwelyk? ziende op de handeling over een Huwelyk, tusfchen den Prins van Wales en de Infante van Spanje. Karleton hernam, dat deeze handeling ftil ftondt, om dat men over het te rug geeven van de Palts niet eens kon worden. Hy voegde 'er by „ dat de Staaten „ hiertoe 't hunne behoorden by te brengen, „ en, door het onderfteunen der Koninginne „ van Boheeme, de gunst van zynen meester, w haaren Vader, te herwinnen." Maurits nam hieruit gelegenheid, om te klaagen over de vervreemding, die tusfchen Groot-Britanje en deezen Staat, ter oorzaake der handelinge met Spanje , ontftaan was. Maar Karleton, om hem niet fchuldig te blyven, dreef „ dat de ?j vervreemding van der Staaten zyde begon„ nen was: eerst, door Barneveld en zyne Ar„ miniaanen, die nieuwe verbindtenisfen met de Hanze - Steden te wege gebragt hadden, „ zonder 'er den Koning, zynen meester, ken-^ nis van te geeven; daarna, door de trotfe „ en ftraffe wyze van handelen, welke men 5, omtrent zyne Majefteit gebruikt hadt; en 9 „ eindelyk , door het belemmeren van den „ Koophandel der Engelfchen, in Oostindie „ en elders : alles , onaangezien de verplig„ ting, welke men aan zyne Majefteit hadt, „ wegens 't bewerken van 'tBeftand, het her- leveren der verpande Steden, het deel nee„ men in de jongfte binnenlandfche gefchil„ len, het bemiddelen der Oostindifche twis„ ten, en het verdraagen van veelerlei gen weldenaaryen op zee, zonder 'er wraak van „ te neemen." Voorts ontkende hy niet „ dat ö de Koning, dus behandeld door de Staaten, „ het  XL. Boek. HISTORIE. 489 „ het oor hadt begonnen te leenen aan de 1634. „ voorflagen, welken hem, door Spanje, ge- - 0 daan waren; doch alzo de handel met het „ Spaanfche Hof nu ftil ftondt, zou men, gaf „ hy voor, 'sKonings gunst, ligtelyk, her„ winnen konnen, zo men hem verzekering „ gave van vriendelyker behandeling voor het „ toekomende." ] )e Prins hervatte hierop, „ dat een Vorst, die der Staaten zyde hieldt „ tegen Spanje, op derzelver duurzaame 5? vriendfchap vasten ftaat maaken kon j en „ zo de Koning zulk een befluit nam, zouden n zy goed en bloed voor hem ten beste hehben." Maar Karleton antwoordde „ dat „ men, om zyne Majefteit gerust te ftellen, „ iets meer dan bioote woordengeeven moest. „ Dat hem niet onbekend was, hoe dikwils „ Juffrouw Serklaas" eene oude Haagfche Vrouw, die men de Koppelaar fier van't Beftand noemde „ over en weder reisde, om vooifla„ gen te doen tot Beftand of tot Vrede; dat „ de afgelegenfte Gewesten fterk luisterden „ naar deeze voorflagen, en dat men, veel„ ligt, haast befluiten zou, den last des krygs „ van zynen eigen op 's Konings hals te fchui„ ven: waarom het, misfchien, meest geraa„ den zou zyn, een Verbond te fluiten van „ onderlinge befcherminge." De Prins erkende „ dat de genoemde Vrouw en anderen, „ meermaalen, met zulke voorflagen, her„ waards gekomen waren; doch hy hadtze, „ zeide hy, altoos by zig gehouden, zonder„ ze den Staaten der byzondere Gewesten „ over te leveren." Hy voegde 'er by „ dat „ hem, onlangs, van Brusfel gemeld was, dat Hh 5 » Spi-  490 VADERLANDSCHE XL. Boek. ïtf2<. n Spinola en Pekkius, dit ontdekt hebbende, n nu hedooten hadden, luiden, in den fchyn van Koopluiden en Reizigers, herwaards te n fchikken, die diergelyke voorflagen doen „ zouden aan de Staaten der byzondere Gew westen : 't welk hy, uit al zyn vermogen, zou zoeken te beletten. Ook waren, befloot w hy, hunne zaaken derwyze gefteld, dat M niets dan de uiterfte wanhoop hen tot Vren de of Beftand met Spanje zou konnen doen n befluiten." Karleton fprak hierop van de verzekering, die de Koning zou moeten hebben , eer hy zig naauwer met de Staaten verbondt; gelyk, zeide hy, Koningin Elizabet hen ook,niet zonder behoorlyke verzekering, onderfteund hadt: Waarop Maurits hernam, w dat, zo de Koning zig jegens den Staat gen draagen wilde, als Koningin Elizabet ge„ daan hadt, de Staat zig, omtrent hem, als w omtrent de Koningin, gedraagen zou." Ongetwyfeld zag de Engelfche Gezant op het leveren eeniger vaste Plaatfen; waartoe de Prins hem hoop fcheen te geeven. Hy riedt, hierom, na 't eindigen van dit gefprek, welks inhoud hy den Hertoge van Buckingham, terftond, overfchreef, het vernieuwen van een Verbond met deezen Staat, ernftelyk, aan. 't Moest, dagt hy, zo 'tgefchieden zou, zonder uitftel gefchieden, en nog by 't leeven van Prinfe Maurits, die, fchreef hy, zo fterk afgenomen was, dat men, op 't einde des jaars 1622 , niet gedagt hadt, dat hy de volgende Bloeimaand gehaald zou hebben (ƒ)• Ook f» OtTDLEY Carletons Letters in tke Cabala or Wyfterics ef State P. 1. p. 17;.  XL. Boek. HISTORIE. 491 Ook was dit fchryven, naar 't fchynt, onder 1624. anderen, oorzaak, dat 'er, kort hierna, een — Verbond tusfchen Groot Brittanje en deezen Staat getroffen werdt; gelyk wy, terftond, zien zullen. De Staaten van Holland waren, dit voorjaar , bezig met uitvinden van nieuwe middelen, tot het vervullen der lasten van oorloge. • Prins Maurits, oordeelende, dat zy, hierin, te traag waren, verfcheen, een en andermaal, in hunne Vergadering, hen op 't ernftigst vermaanende, niet te fcheiden, zonder in de noodige middelen te hebben voorzien (ƒ) : waartoe zy ook eindelyk beflooten. Na dat Frankendaal der Infante Izabelle in XXVHI. handen was gefteld, was de gantfche Palts Ko- Handening Fredrik ontweldigd. De Opper-Palts was, JjgJ^j, reeds in 't voorleeden jaar, aan den Hertoge den'Movan Beyeren opgedraagen, door den Keizer, gendhenevens de waardigheid van Keurvorst(g). De den-, Vereenigde Gewesten waren alleen niet in ftaat, om Fredrik in de verlooren' waardigheid en goederen te herftellen. Zy hadden Frankryk, Deenemarke, Zweeden, en de Hanze Steden, al voor eenigen tyd, vermaand, om hiertoe de hand te leenen, of om den Staaten tegen de Spaanfchen by te ftaan, 't welk ook, door het onderfteunen van Koning Fredrik, kon gefchieden. Doch deeze Ryken en Steden toonden hiertoe kleine genegenheid. Deenemarke wilde zig niet in nieuwen last fteeken, zonder eerst te zien wat anderen deeden. Zweeden lag met Poolen over hoop, en de (ƒ) Refol. Holl. 12,23 Maart 2, 2f> April 1624. bl. 18 .25,3 3»43> Ce) fo'ez Du Mont Corps Dipl. Tom. V. P. II. p. 41S.  492 VADERLANDSCHE XL. Boek. 1Ö24. de Hanze-Steden begreepen, dat het Verbond ! van onderlinge befcherming, met de Staaten gemaakt, alleen op Zweeden zag. De Koning van Frankryk hadt, in zyn eigen Ryk, de handen vol werks, en fcheen den Hertoge van Beyeren ten hoogfte genegen (fi). Koning Jal>yzon- kob de I. was, derhalve, de eenigfte, die, fer\yk, door 't belang zyns Schoonzoons, tot. hiertoe kribden 'flaauwlyk van hembehertigd (i), behoordebei. woogen te,worden, om de Staaten en daardoor ook hem. re onderfteunen. Men hadt hem, van hier, een buitengewoon Gezantfchap toegefchikt, om hem over te haaien tot het aanneemen der wapenen (A). Doch zyn ouderdom en vreedzaamheid en bovenal de meergemelde Huwelykshandeling, tusfchen zynen Zoon Karei en eene Zuster van Spanje, hadden hem, tot hiertoe, verhinderd, een hertig befluit te neemen. Zo zeer helde hy over de Spaanfche • zyde,dat hy de Vereenigde Staaten, in'tvoorleeden jaar, durfde vergen, Willem van Opho^ ven, Prioor der Predikmonniken te Antwerpen, die, wegens een' aanflag, om Heusden, door verraad , aan de Spaanfche zyde te brengen, in hegtenis zat, op vrye voeten te ftellen: waarop hem egter weigerend antwoord gegeven was , hoewel Ophoven, naderhand, werdt uitgewisfeld, tegen eenen Bevelhebber van Yzendyke, die, diergelyken aanflag op Grevelingen geimeed hebbende, in 't net gelokt was (/). Maar in den aanvang deezes jaars, was'er iet voorgevallen, welk r*A) Aitzema T. Deel, bl. f6ft. (/ ) See. the Cabult or Myfteries nf Srste P. T. *. a.ii, 146. Ck Sccr. Inltr .Ier AinbaslUd. hyfyrz mj\ I. Red, U. 193*. (O AirzEMA I. Deel, bl. 228, T.ranui IV. Deel, bl. 1101.  XL. Boek. HISTORIE. 493 welk den Koning van gedagten deedt verande- j^.. ren. De Huwelykshandeling, nu op 't punt van > ten einde gebragt te worden, was ploti'elyk afgebroken, zonder dat 'er de eigenlyke oorzaak ooit klaarlyk van gebleeken is; hoewel fommigen vermoeden, dat 'er de Vereenigde btaar ten onder geroeid hebben (m). Koning Jakob heeft, naderhand, verklaard, dat het wedergeeven van de Palts een der voorwaarden van het Huwelyk zou geweest zyn ; dat Filips de IV. deeze voorwaarde niet hadt willen naarkornen, en dat de onderhandeling hierop afgebroken was (»). Wat 'er van zy; de Staaten, Karleton, door Prinfe Maurits, eerst nader gepolst hebbende (V), namen 'er aanleiding uit, om Francois van Aarfens, Heer van Sommelsdyk en de Plaate, en Albrecht Joachimi, Ridder, Heer van Oostende en Odekenskerke, in Sprokkelmaand , naar Engeland te zenden : die, nevens Noël van Karon , gewoonlyken gezant der algemeene Staaten, op den vyfden van Zomermaand, te Londen, een Verbond flooten Verbond voor den tyd van twee jaaren ten minfte, j^®11" ftrekkende tot verzekerdheid der wederzyd- beicherfche Ryken en Staaten, en om 's Konings m'ngmet Schoonzoon, den Keurvorst Paltsgraave, in Grootdeszelfs waardigheden en goederen , te doen Britnnie« herftellen. De Koning ftondt, by het zelve, den Staaten toe „ het ligten van zesduizend L man in zyne Koningkryken, die, binnen zes jg weeken, herwaards gevoerd, en door den „Ko- (m) Rapw Tom. VII. p. 211, 225. C ») örief van Koning Jakol» I. by Aitzema I. Deel, bl. 254. (8 zyne Aanfpr. bl. 272. Oj D. Carletons Letters in the Cabala P. I. p. 180.  494 VADËRLANDSCHE XL. Boek. 1624. n Koning betaald zouden worden, mids hem n de Staaten, na .'t einde des oorlogs, 't zy „ door eene Vrede of door een lang Beftand, „ de uitgefchooten' penningen voldeeden. De „ Staaten verbonden zig , daarentegen, den „ Koning, in geval men hem, inzyneRyken, w den oorlog aandeedt, met vierduizend man, te zullen onderfteunen, te betaalen, door de „ Staaten, die hun verfchot, ook na 't einde n des krygs, van den Koning te rug zouden „ bekomen (p)." In gevolge van dit Verbond , werden, eerlang, zesduizend man herwaards ingefcheept.. De Koning deedt ook twaalfduizend man werven, die onder den Graave van Mansfeld dienen zouden, om de Palts te herwinnen. Mansfeld zelf was in Engeland gekomen, om deeze werving te bevorderen. Men verzogt den doortogt voor deeze troepen aar» den Koning van Frankryk, die dubbelzinnig antwoord gaf.. 1 Men keerde zig toen tot de Infante lzabelle, die rondelyk verklaarde, dat zy geene magt hadt, om doortogt naar het Duitfche Ryk te verleenen. Mansfeld ging egter fcheep; doch voor Calais genaderd, wilde men hem niet aan land laaten komen, met zyn volk. Hy wendde dan den fteven naar Zeeland, daar hy dezelfde zwaarigheden ontmoette. De Zeeuwen verklaarden, geenen leeftogt te hebben, voor zo veel manfchap. Men zondt naar Londen en naar den Haage, om de zwaarigheden weg te neemen. Ondertusfchen ftierf het volk, door ongemak, op de fchepen, in grooten getale. Men meent, dat 'er fiegts ip > Zie Aitzema I. Deel, U. 278.  XL. BeEK. HISTORIE. 495 llegts een derde van overgebleeven was, toen 1624, men ze, eindelyk, aan land liet komen, daar —, zy nog meest verliepen, of onder de zesduizend man, te vooren geworven, geileken werden; zo dat 'er, van dit tweede Leger, niets in wezen bleef Qf). Koning Jakob was, nogtans , zo ver vervreemd van eenige nadere verbindtenis met Spanje, dat hy, kort na 'tafbreeken der Huwelykshandelinge te Madrid, over een Huwelyk tusfchen Prins Karei, zynen Zoon, en eene Zuster des Konings van Frankryk, in onderhandeling tradt, welk, in 't volgende jaar, voltrokken werdt (V). Terwyl de Staaten met Koning Jakob han- XXIX. delden, hadden ze ook een buitengewoon Ge* Verboil<* zantfchap, beftaandeuit Henrik van £j/è«,Raad dérlingê in den Hove van Gelder en Zutfen, Nikolaas befchervan Boekhorst, Heer van Noordwyk, en Adriaan mi»g met Pauw, Ridder, Heer van Heemitede, naar (1.enK°Frankryk gezonden. Die van Zeeland hadden Frank"0 'er gaarne eenen Zeeuw onder gehad, gelyk te ryk. vooren wel gefchied was (/). Doch men hadt niet geraaden gevonden, hun hier in te wille te zyn. De Vereenigde Staaten zagen klaarïyk, dat zy, zonder 't vernieuwen der voorige verbindtenisfen met Frankryk en Groot-Britanje, den Spaanfchen, te lande, geene genoegzaame afbreuk konden doen, en flegts verweerenderwyze konden oorloogen; waarom zy geraaden vonden, Frankryk aan te zoeken , om onderftand (V). De gelegenheid was hun f Rapin Trim. VII. p. 241, 253. r r) Kapin2W. VII. p.227, 246. AitzemaI.ZW,W. 295,429. O') Misfive der Staat, van Zeeland aan zyne Excel), in <* Kutul. van 't jaar 1624. bi. 39. iO Iuflruft. voor «le Ambasfad. in dat» 13 Fslr. MS.  495 VADERLANDSCHE XL. Boek. ttfe^.. hun thans gunftig. Da Huwelyleshandeling met ——- Groot-Britanje was begonnen. Lodewyk de XIII. hadt, daarenboven, tot zekere onderneeming van gewigt, eene Vloot noodig, welke de Staaten hem zouden konnen verfchaffen. De handeling hadt dan eenen gewenschten uitflag. Den tienden van Zomermaand, flooten de buitengewoone gezanten, nevens Gideon van Boetfelaar en Asperen, Vryheer van Langerak, der Staaten gewoonlyken gezant, een Verdrag met den Koning, waarby hy beloofde „ hun, in 5, die jaar, twaalf honderdduizend, en in ieder ,5 der twee volgende jaaren, een millioen pon55 den op te fchieten, welke penningen zy hem, 55 drie jaaren na het treffen van Vrede of Be,5 ftand, wederom voldoen zouden. Ook be,5 loofden zy geene Vrede of Beltand te zullen 5, maaken, zonder den raad cn tusfehenkomst ,5 zyner Majefteit. Voorts, zouden zydenKo„ ning, op zyne begeerte, eenige Oorlogs5, fchepen verhuuren of verkoopen, cn hem, 55 zo hy in oorlog raaken mogt, met de helft ,5 der opgemelde fomme, of met manfchap en 5, fchepen naar evenredigheid, onderlteunen; 5, indien zy zeiven vrede hadden , of indien de 55 veiligheid van hunnen Staat zulks konde ge55 doogen." De Koning hadt begeerd, dat zyne bewilliging vereischt werdt, tot het fluiten van Vrede of Beftand door de Staaten. Doch hunne Gezanten wisten dit zynen Gemagtigden te ontleggen. By een afzonderlyk punt, werdt beraamd, dat de onderdaanen des Konings, Krygsluiden en anderen, den Roomfchen Godsdienst zouden mogen bywoonen, in 't Huis van *s Konings Gezant in den Haage , doch dat zulks  XL.BÖEfa HISTORIE. 497 zulks geeneri onderzaaten der Vereenigde St aa- 1614Ï' ten zou vryftaan («). Men handelde ,Nvyders, » over verfcheiden' byzondere zaaken , den Koophandel en Zeevaart aangaande, zonder iets te fluiten (p). Prins Maurits bevondt zig , in 't najaar, in xxx' 't Land van Kleeve, met het Staatfche Leger. Prins : Hy nam hier Gennep wederom in. OokKlee- Mauri« ve , by verdrag (w). Doch 't voortzetten der SgSlfc Belegeringe van Breda, door den Markgraa- ontzetve Spinola, deedt hem, eindelyk, befluiten, ten. te rug te keeren, om de Stad, waarvoor hy, in den beginne, weinig vrees getoond hadt, ware 't mogelyk, te ontzetten. Doch hy kwam te laat, om eene voordeelige post in te neemen, by Oosterhout, alwaar Spinola zig * voor hem, gelegerd hadt, met een gedeelte van zyn volk. Prins Maurits lag niet verre van hier, zonder egter iet tegen den Markgraave te 011derneemen. Heimelyk, loerde hy, ondertus- Aanflag fchen, op Antwerpen, zendende derwaards op Ant- duizend knegten en tweehonderd Ruiters, die worPctï' zig, onderweg,als Spaanfchen, uitgeftreeken hadden, om de boeren te misleiden. Zy beklommen de Stad , by nagt; doch werden ontdekt en afgeweezen. De Prins was zeer verdrietig, over 't mislukken deezes aanflags.- Hy brak, niet lang hierna, op met zyn Leger; dat, toen, in tweehoopen, verdeeld, en, onder Fredrik Henrik en Ernst Kafimir, in de Langeftraaten teRoozendaal, gelegd werdt (x), om den C«; Art. particulier du Traité. M. S. Cv) Traité entre la France & les Prov. Unies UI. S 7Ü ook Aitzema i. jJsely W< 2j;4 enz. 351 enz. (w) Memoir. de Fr-der. Henri p. 25. C-O Memoir. de Freder. Henri p. s8. Ui Deel. Ii  1624. XXXI Prins Maurits wordt ziek. 1625. Hv dringt zynen Broeder tot het Huwelyk met de Graavinne van Solins. 498 VADERLANDSCHE XL. Boek. den toevoer naar 't Leger voor Breda te beletten. Prins Maurits keerde, ziekelyk, naar den Haage, daar hy, den agttienden van Slagtmaand, aankwam (jy). Hy fukkelde den gantfchen Winter, aan eene verftopping in den Lever (2), die, naar fommiger oordeel, uit verdriet over 't beleg van Breda en over andere voorvallen ontftaan was O). Zyne zwakheid nam toe, tegen den - aanvang der Lente. Nogtans liet hy niet na , zig geduurig bezig te houden met het overleggen en regelen der gewigtigfte zaaken van Staat en van oorloge. Ook riedt (f) of drong hy, op zyn ziekbedde, zynen Broeder, Fredrik Henrik, tot net aangaan van een ruwer/* mei. Amelia, Dogter van JoanAlbert, Graave van Solms, die, in 't gezelfchap der Koninginne van Boheeme, in Holland gekomen was (V). Het Huwelyk werdt, zeer haastig, in 't begin van Grasmaand, voltrokken (d): hebbende de Gekommitteerde Raaden den ondertrouwden ontflag van de gewoone Huwelyks geboden verleend : welk, naderhand, door de Staaten, ten overvloede, bekragtigd werdt (e). Prins Henrik hadt, zo men verzekert, kleine genegenheid getoond tot deeze verbintenis. Maar Prins Maurits was 'er zeer op gezet geweest. Doch of hy,om zynen Broeder te beweegen, gedreigd zou hebben, zo hy 't weigerde, zelf fy) Aitzema I. Heil, tl. 332, 333, 334» 335. 37^» 357- Cz) Wassenaar. IX. Deel, f. 37' Ca') Aubery Memoir. p 320. (b) Memoir. de Freder. Henri ƒ>. ZO. Cc) Aubery Memoir. p. 3: *■ \ d) ]. Commelyn Freder. Henrik p. 7. Ce) Refol. Holl. 16 April 1625. 52.  XL. Boek. HISTORIE. 499 zekere adelyke Jongkvrouwe, by welke hy ee- 1615. nige natuurlyke kinderen hadt, te zullen trou wen; waardoor deeze kinderen gewettigd, en Prins Henrik van zyns Broeders erfenis verftekenzou zyn geweest, zou ik niet durven bevestigen. Prins Maurits leefde nog geene driejHyftoft. weeken, na 't voltrekken van zyns Broeders Huwelyk, ftervende, op het Hof in den Haage, den drieëntwintigften van Grasmaand (ƒ>, in 't agtenvyftigfte jaar zyns ouderdoms, en in 't eenenveertigfte van zyn bewind over de Vereenigde Gewesten (g). 't Lighaam werdt, terftond, geopend. Men vondt 'er geene tekens van vergif in. Doch in den Lever werdt een hard gezwel ontdekt, welk gehouden werdt voor de naaste oorzaak van 's Prinfen dood (Ji). De Predikant Joannes Bogerman, gewezen Voorzitter op de Dordrechtfche Sinode, die den Prins, op zyn doodbedde, meermaalen, bezogt hadt, en een Verhaal van zyn affterven in 't licht gaf, getuigt, dat hy, met berouw over zyne zonden, met een voorneemen ter verbeteringe, en met hoop op vergeevinge, gevestigd alleen op de verdienften des Heilands, overleeden is. Hy was nimmer gehuwd Zyne "nageweest; doch liet, by ZV. van Mechelen, ge- n™jyke fprooten uit adelyken ftamme in Brabant, ver- ren> " fcheiden' natuurlyke kinderen na: waarvan de twee oudfte Zoonen, Willem en Lodewyk, zig meest vermaard gemaakt hebben. Prins Mau- Inhoud rits hadt, eerst op den dertienden van Gras- van zymaand, tien dagen voor zyn overlyden, zy- j^^1" nen WiU (f) Refol. Holl. 2* April 1625. bl. 56. (a) Wassenaar IX. Deel, f. 37 v"f. C/O Refol. Holl. 24, 26 April 1625. bl. 57, 50. li 1  £oc VADERLANDSCHE XL. Boek, da^e eiifflusAds Jonge, en dien, ten zelfden b7d™ f lhandlë be^gtigd (.;. Hy ftelde, fVT »,t0E beter behoudenis der „ waardigheid en luister van zyn Huis, zy„ nen Broeder, Fredrik Henrik, tot zynen » eenigen erfgenaam aan, en by mangel van » hem, en van deszelven wettige mannelyke » kinderen en nakomelingen, zynen Neef, o ümst Kafimir, en deszelven wettige man» nelyke kinderen en nakomelingen. Aan zv- ne Zuster de Prinfesfe van Portugal, of „derzelver kinderen, maakte hy zevendui» zend vyf honderd ponden 's jaars, losbaar tegen den penning twintig: aan haare twee „ Zoonen, Emmanuel en Christoffel, ieder „ tweeduizend guldens 's jaars, insgelyks, » osbaar tegen den penning twintig; en aan » haare Dogters, elk duizend guldens 's jaars, „ losbaar als boven; mids beide Zoonen en „ Dogters, op 's Prinfen overlyden, nog in » leeven waren; doch deeze Renten moesten „ van den eerstftervenden op den langstlee„ venden deezer Zoonen en Dogteren en der„ zeiver wettige kinderen en nakomelingen „ verfteryen, en na 'toverlvden van den langst„ eevenden, wederom aan de erfgenaamen „ komen, Aan zynen natuurlykenZoon, Wil„ lem, maakte hy zyne Heerlykheid van de „ Lek, met het regt tot de Visfeherye in de IVÏcr- (O I" de Rejolutiai van Holland 3 May 162's' bl 66. wordt gewaad vau een Tes.ame.it va„ Apiil 1621. en van een Codicil van den vyfden April 1625: 'twelk ik, met de dagtekening van ha Testament in Aitzema , niet weet over een te breugeu.  XL. Boek. HISTORIE. 501 „ Merwe, en aan zynen tweeden natuurlyken 1625. „ Zoon, Lodewyk, de Heerlykheden van Por „ lanen , Monfter en Monfter-Ambagt, als „ Poeldyk, ter Heide, en Half Loosduinen; n waarby hy nog eene erfelyke Rente van n vyfduizend guldens 's jaars , voor ieder, „ voegde. Doch deeze Heerlykheden en Renr 'A ten moesten ook van den eenen op den anr „ deren Zoon of derzelver kinderen en nako- melingen verfterven, en, by mangel derzelw ven, aan de erfgenaamen des Prinfen ko„ men. Aan Juffrouwe van Mechelen, Moeder „ deezer twee Zoonen, maakte hy eene Lyf„ rente van vierduizendtweehonderd guldens „ 's jaars (*')." By een afzonderlyk Codicil, befprak de Prins zmvyf Bastaarden, gelyk hy ze noemt, vierduizend guldens 's jaars aan eenen Zoon, drieduizend aan eenen anderen, en aan drie Dogters, tweeduizend guldens 'sjaars ieder. Het Lyk zyner Doorlugtigheid werdt, volgens zyne begeerte, in 't graf zyns Vaders, te Delft, bygezet: 't welk, op den zestienden van Herfstmaand, gefchiedde (k). Te Leiden werdt, ten zelfden dage, eene Lykrede gedaan , ter zyner eere; doch buiten kosten van den Lande (1). Zodanig was de uitgang van Maurits, Prin- xxxir. fe van Oranje, den eerften Stadhouder onder Zyne ge, de Staatfche Regeeringe, want zyn Heer Va- aaarat"5te' der, gelyk by eene andere gelegenheid ge- deugden toond is Cm), bekleedde hooger waardigheid, eü pe- na breken. (i~) Zie Aitzema I. Deel, bl. 453. f'fj Nutui. Zeel. 27 Oao'i. 1625. bl. 3,9.4, Aitzema L Deel, (..'j Refol. H'.iH. ir Se:>i. 1625. bl. ip8, loi). ha) VIII. Deel, bl. 335. Ii 3  502 VADERLANDSCHE XL. Boek. 1025. na 't ontftaan van den oorlog,en na 't afzweeren des Konings van Spanje, en heeft nimmer, gelyk de Zoon, last als Stadhouder gehad van de Staaten. Maurits werdt in 'tge^ meen gehouden voor eenen der grootfte Krygsluiden zyner eeuwe Qi). 't Ontbrak hem zeldzaam aan voorzigrigheid of moed. Hy heeft de Krygskonst gebragt tot hooger' trapvan volkomenheid, dan iemant, voor zynen tyd, hadt konnen doen (0); en, vooral voor de tyden van 't Beftand, veel toegebragt, .tot bevestiging van den Staat. Na 't uitgaan van 't Beftand , gedoogde de vervallen ftaat van 's Lands geldmiddelen niet, dat men den vyand, met zo veel gewelds als in vroeger' tyd, te keer ging; waarom Maurits weinige of geene gelegenheid hadt, om zyne Krygszugt, die veelligt ook afnam met de jaaren, te voldoen. Ook was men nu zo naauw niet verbonden met Frankryk en Engeland, als te vooren. Waarby, mogelyk, nog gekomen is, datzy, die, door 's Prinfen beleid, na de verandering des jaars 1618, in 't bewind der hooge Regeeringe, gekomen waren, voor den aanwas van 's Prinfen gezag vreesden, en hierom zo fterk niet voor den oorlog yverden: 't welk Maurits niet dan onaangenaam heeft konnen zyn. De flegte uitflag der zaaken van Boheeme en de Palts heeft hem ook geweldig gefpeeten. Hier lloeg 'tBeleg van Breda toe, welk hy nietofnaauwfyks zag te doen opbreeken. Alle welke redenen hem, in den laatften tyd zyns leevens, zeer C«) Negotiat. Je Jeann. Tom. II. p.31 i. Tom. IV.p. 297. Zie ook Aegetiiijrenislen van vrcmd 11, Ay beemsk.Batav. Are. W.317,318. C<0 iilemuir. de Freder. Henri. f, 31.  XL. Boek. HISTORIE. 5°3 zeer gemelyk en verdrietig maakten: 'twelk 1623. gelegenheid gaf, om te verfpreiden, dat hy van verdriet geftorven was. Toen hy m de kragt zyns leevens was, was hy zeer fterk en onvermoeid. Voorts, grooter van geftalte dan hv fcheen, alzo hy zeer zwaarlyvig was. Hy hadt een bloozend weezen, en droeg eenen breeden blonden baard. Een zyner gehefdfte uitfpanningen was het Schaakfpel, daar hv zie, als hy niet te velde was, en vooralten tvde van 't Beftand, dikwils mede vermaakte. Ih de verkeering, was hy guller en openhertiger (p), maar ook driftiger en oploopender dan zyn Vader. De aanzienlyke ftaatigheid zvns hofs wist hy, naar 't getuigenis van zulken, die hem gekend hebben, befcheidelyk, met zuinigheid te paaren Hy fchiep, fomtyds , vermaak in boerten. Wiskonftenaars en fchrandere Vestingbouwers waren by hem in hooge agtinge (V). De Ampten, die in zyne Heerlykheden openvielen, gaf hy gemeenlyk aan zyne Huisgenooten, zonder zig met dezelven vrienden te willen maaken onder de Regenten der Steden, gelyk eenigen zyner opvolgeren gedaan hebben (V)- Eenigen befchryven hem, als agterdogtig van aart (*): 't welk egter meest fchynt ontftaan te zyn, uit het gene hy zig, nu en dan, van Oldenbarneveld ontvallen liet, dien hy van ongeoorloofden handel met den Spanjaard fcheen verdagt te houden. Ook meent men, dat hy zig, ° fom- O) Negotiat. de Jeannin Tom. III. p. Ii4- Tom. IV. p. 99. (q~) Hoofts niieven AT. III. bl. 7. Cr) Aubery Memor. p. 269-284. Cs) Aitzema I. Deel. bl. 455- (t) NeïOtiat. de Jïannin Tom. I. f. 2".  504 VADERL. MIST. XL. Boek.' i6>5. fomtyds, niet gemeenzaam genoeg gedroeg " ' (u\ Dc Mdent Jeannin noemt hem f in zv? «e Brieven dikwils, een wys en eerlyk man, d e t gene hem, m zynen perfoon, aanging' niet dan door zagte middelen, zogt fy). Doch t gebeurde in de jaaren ,«* en 1610 heeft veelen zyner tydgenooten en de meesten zyner naKomehngen anders van hem doen oordeelen. De dood van Oldenbarneveld, die men den Prinfe weet, verwekte, terftond na dat ze was voorgevallen, groot misnoegen onder veelen («O, en werdt, in 'tgemeen , voor te geweldig een middel tot bevordering van s rinten gezag aangezien. De nakomelingen hebben er niet gunftiger van geoordeeld (x): en de roem, door Maurits, in den oorlog, verworven , is, in hun oog, naauwlyks, in ftaat geweest, om de fchande, behaald, door zo itreng een vonnis, over 'sLands ouden ■Dienaar, eemgszins, op te weegen. C«0 Negotjüt. de Jïannzn Tom. Hf. p. f>) Ncgotiat. de Jeannin Tom. IV. p. igfi. Be-