B YVOEGSELS AANMERKINGEN OP HET DERTIENDE DEEL.   BYVOE GS ELS E N AANMERKINGEN VOOR HET DERTIENDE DEEL SER VADERLANDSCHE HISTORIE VAN JAN WAGENAAR. 0 DOOK M*.H. vanWyn , M'. N. C. Lambrechtsen, Mr. Ant. Martini, E. M. Engelberts E>f ANDEREN. „— ' *- i! AMSTERDAM, n JOHANNES ALLART, MDCCXCIV.   BYVOEGSELS E N AANMERKINGEN OP HET DERTIENDE DEEL. Bi. 5. r. 9. v. o. ,, Zy bleef weinig minder dan een jaar in Frankryk, en begaf zig toen naar Breda." De Prinfes, Weduwe van Prinfe Willem II, welke Wagen: hier bedoek, ia 't voorjaar van 1657 u'c Frankryk koomende, bezogt ook Brugge, in Vlaanderen, en hielp, aldaar, den twist nederleggen, die, tusfchen haare Broeders, Koning Karel van Schotland en den Hertoge van York, ontftaan en, ten dien tyde, tot eene vry aanmerklyke hoogte gelleegen was(V). Onder de redenen van haar vertrek naar Frankryk, telt een Engelsch Schryver, dat de Koninginne Moeder van Engeland, zig met een Huuwlyk, tusfchen Lodewyk den XIV, en deeze haare Dogter , gevleid hadt (b~). BL 6. r. s. „ Hy (Koning Karel II.) kwam zelfs, nu en dan3 onbekend, in Holland." Zo lang Cromwel heerschte, benaarftigden zig de Staaten van Holland, om deezen te overtuigen, hoe zeer zy tegen s'Konings komst, hier te lande, waakten. Toen men, in 't begin des jaars 1655, vernam, dat de Koning, uit Keulen; alwaar hy zig ophieldt; onvoorziens, en van flegts weinige perfa) IIoll. Mercur. op den jaare 1657; by my 11. 14. (i) BukneTj Mmir:four-la Gr.Bretagne, t. 1. p. m, sja et 340. A  s B YVOEGSELS en * Lazardu ren. perfoonen verzeld, vertrokken was (c), en eenigen vermoedden, dat hy 'c naar den Maaskant gewénd hadt,om,afbakkende langs Dordrecht, van daar, of van den Briele , naar Zeeland en, wyders, over Duinkerken, naar Engeland, tot het doen van zeekere onderneeming. over te fteeken, fchreef de Raadpenfionaris De Witt, aan s'Landj Ambasfadeur Niéupoort , te Lond >n , hoe hy niét geloofde, dat de Koping zig; in Holland zou hebben durven .waagen *; vertrouwende „valTelyk" (zegt hy) dat, indien hare Ed: Groot Mog: kenmflè „ ofte advertentie hadden bekomen , ofte als ,, nog bequaemen, van fyne aenwefinge binnen „ defe Provincie, defelven, in fulcken cas, dacr over merckelyk reffentiment (ouden „ tMiicn ende, ontwyffelyck , den voorfchreven „ Koningh, niet [onder fyn groot ongemack, [ouden doen gevoelen, dat haer Ed: Groot „ Mog: het Tra&aet van Vrede met de RepuJ9 blike van Engelandt jongjl opgereght $ „ [oigneufilyck willen agtcrvolgen ; behalven dat ook, dacr benevens, tot lalte van den voorfchreven Koningh , foude werden ge„ bruyckt ende in 't werck gefteldt de Refo„ lutie, tegen het inkomen van groote perfo„ nagien , binnen defe Provincie, fonder „ voorgaande permiffie ( 4 4»5.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 5 hem, egter (als ook onze Wagen:, zo aanstonds , zal aanteekenen) niet verhinderde, met Prinfe Willem en de Prinfesfe Weduwe, in den Haage, te fpreeken. Men heeft, voor eenige jaaren , gefchreeven , dat Karel II, op zekeren tyd, in ftilte, uit Brus-fel, zig naar den Haage begeeven hebbende, en aldaar,in'c midden van den duisteren nagc, zynde aangekoomen, een man, vermomd in eenen ruimen mantel, breeden, nederhangenden, hoed en langen baard, zig, by hem, hadt doen aandienen. Dat dees, niet dan met veel moeite, toegelaaten zynde, ftraks daarop, en na zig van s'Vorften geheimhouding, by eede, verzekerd te hebben, zyn' gewaanden opfchik hadt afgeworpen, en toen gebleeken was te zyn de Gezant van het Engelsch Gemeenebest, Downing , die , vergifnis biddende van een' rol te moeten fpeelen, dien de omftandigheden der tyden hem, zo hy zeide, afdwongen, vooits den Koning hadt gewaarfchouwd , zig, ylings, van daar te verwyderen, alzo de S taaten, heimlyk, met Cromwel waren overeengekoomen, om zyne MajeiTeit, zo hy ontdekt wierdt, handèn en voeten gebonden, naar Engeland over te voeren. De Vorst, van deeze waarfchouwing gebruik maakende, zou zig, ftraks, fpoorflags, hebben weggemaakt, terwyl Downing, zynen rol vóortfpeelende, eerst na deszelfs vertrek, en toen hy wist, dat het te laat 'was, by de Staaten, op onderzoek naar s'Konings perfoon, hadt aangehouden (£). Dat de Staaten zodanige Verbintenis, met Cromwel, zouden hebben aangegaan rust, nog op (i) Ceris:er, Tableau des Provinces Unies. T. 6, p 555 (a) A 3  6 B Y VOEGSELS en op de geheime Reiblurien van Holland of der Generaliteit ,nog, voor zo ver ik ooit heb kunnen ontdekken, op eenigander't minste bewys;en, daar anderen reeds hebben doen zien (/} , hoe weinig dit ook, met der Staaten gewoonen handel nopens Karel II, zou zyn overeengekoomen; (welkeftofik, hierboven, medeaangeroerdhebbe;) zal het, meen ik, niet noodig zyn, 'er meer by te voegen,dan, alleenlyk, dat," indien dit geval waarlyk gebeurd is, men, mynes oordeels, eer zou mogen befluiten, dat Downing, (die, ook by zyne eigene Landsgenooten, voor eenen verwaanden en bedrieglyken huichelaar, te boek ftondt (772) ), 't gevaar zo breed kan uitgemeeten hebben, om, daar door, 't gewigt van zynen dienst, in s'Konings oogen, te vermeerderen. Hoe veel (laat 'er,ondertusfchen,op dit Verhaal zy te manken, kan ik r?iet bepaalcn. Zo 'er iets van aan is, fchynt het, ten minsten hier en daar, iets van de fprookjes ontleend te hebben. Het gevaar van goed en leeven, in 't welk Downing zig (lak , zo Cromwel ooit agter dit nagt-bezoek moge koomen, was zeer groot; maar ik weet niet, of de heeri'chende zugt, om zig, door alle Regeeringen heen, in zyne bediening (taande te houden , en de bereekening, dat s'Konings party wel eens boven koomen konde, aan 't charakter van dien Gezant moeds genoeg gaf, om ietsdiergeJyks te durven beftaan. Ondertusfchen, zie ik ook niet, dat eenig gelyktydig Schryver deeze zaak geboekt heeft, zelfs niet Aitzema, die, voor, geduurende en na, Cromwel's beftuur, in ( !) Cerisier , /. e. t*0 Hvm 7 D. bh 53$. rjuK.NET ƒ. t. T. hf, m, 395.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 7 ih. den Haage was en, gelvk bekend is, agtcr de geheimtte byzonderheden wi.sc te koomen. 't Is waar, by deczen, vinde ik gewaagd van eene vifite mede by nagt, door Downing , aan Koning Karel, in den Haa^e , gedaan; doch zy gefchiedde niet in 't geheim, en was, voorts, in aart, tyd en omftandigheid , zeer veel van de bovengemelde verfchillênde (»). - BI. (n) Daar ik niet weet, of uit het Verhaal, 't geen by A.tzema voorkomt, de bnver.ftaandc gebeurtenis is g"fmced, ef 'er eenig licht Uit kon omvangen, en men Vr . in allen gevalle, hettbatakterv^ den Engelfch-.-n Gezant ,Oowmng .(van 'twelk ook onze Wagen:, alhier, */. 46 , nog een woord zegt) nader uit leert ke; tien , zal ilt V.>t hier imasfehen. ArrzfMA fchryft clan, i Zaaken van Staat en Oorlog, 9 D. in Ouorto. bi. 854 «» 855.) dat de Spaanfcjre Ambasfadeur, Dk Gaiwa'"ra, aan Karel ii, toen dees , nuKoring van Groot-P. ittannit- verklaard , in Bloeimaand des jaars<6öo,in der. Haage kwam , eene avond Maaltyd gaf, „ waar op alles heerlyk was ende maevjifvek; „ maar ," (zegt hy) „ het gheene dier alderremarkalièllte" ge„fchiede, was, dat men, aldaer, omtrent de middernacht, „ i'ach komen de Heerc Downingh." Na, wyders, vermeld re hebben, da- dees zig, onder en na Cromwel, in zyne bedicninge, als ReGdent by den Staat, hadt weetenjftaandc te houden, „ en dat Hy hadde begonnen refpedt te dragen „ voor den perfoon van den Koningh, wanneer hy verdaan hadde, datter niemendal mcér cn was, 't welke konde „ rcfifteren de herfrellinqe van de monarchiale Regeer inge ," zegt hy verders, dat Dowmngh, hier toe, van den Generaal Monk, brieven van voerfchry ving by zyne Majefteit hadt weeten ie bckoomen , „ en cleeze Brieven hadde hy by fich, wan„ neer hy, te middernacht , ten huyze van den dtn'hajfadeur van Spagnien kwam. Hy prefeateerde die , terltund , ., aan den Kantel li , die, een woynich tyds dacr na , „van de tafel oprees, de Brieven las, de fubmifiien van „ den Heere Down>ngh omfiiigh, en hem pardon efidé gratie ,, gaf, ten aenfien van diegheneu, aen wefeken hy niets kefte ,, weygeren Eenige dagen daer na, heeft den Koningh hem ., Ridder gemnccltt, mie wilde dat n.en /oude geleiven, dat de „ krachtige afkeeringe , die defen Minifter van den Protector „ tegen hem h'.dde doen blykcn,in alle occafien, cude by alle ,, perfoonen, indiflerentelyk, felis ook eenige weynige dagen „ voor de publycque en de generale declaratie van ganfeh Engelant, met en procedeerden uyt eenige quark' intentie, „ maw aileen uyt een C.ROOTE DISSIMULATIE, waér mede „ hy genootfaeckt wat geweeji , fyn waeracblicb gevoelen te be„ deeken, door vreefe, dat by de faecken van fyae Majefieyt foude „ verengelyihen " De Koning moet voor dit laatüe zeggen , sekerlyk , reden gehad hebben jmaar, of die reden voort kwam uit A 4 ei-  8 BYVOEGSELS en BI. 6. r. 17. „ Prinfes Weduwe , — die zig, federt eenigen tyd, fterk voor de tegenwoordige Regeering van Engeland verklaard hadt." Reeds bevoorens, en 'top eerde hooren van het Verdrag niet Cromwel,ten jaare 1654, hadt zy, door den Heere Van Gent, toen, ter algcmeene Staatsvergadering voorzittende , verzogt , hunne Hoogmogendheden geluk te wenlchen met de gemaakte Vrede; „ met by- voeging , dat zy van harte wenschte, dat „ dezelve, tot nut van den Lande mogte gedyën „ ende altyt duuten." Hunne Hoogmogendfyeden namen dit gunftig aan, eri beflooten, door voornoemden Prefident, de Prinfesfe, „ voor „ hare genegentheyt voor den Stact, te doen bedancken Co)." BI. 9. r. 9. „ Hy" CKoning Karel II) —. begaf zig naar den Haage, daar hy , door de Scaaten van Holland, ontvangen en onthaald werdt." De Scaaten van Holland, die, door hun Gezantfchap, te Breda, den Koning hadden doen verzoeken , om de reize naar deszelfs Ryken, door hun Gewest, aan te neemen (/>) , lieten hem nu , volgens eene gemaakte fchikking met hunne Hoogmogendheden , door eenige Afgevaardigden uic hun midden, waar onder denRaadpenfionaris De WiTT,te Delft ontvangen en, met een groot aantal koetfen, naar deHuizinge van PrinfeJoHANMAURiTsyiST? Kas- - eigene ondervinding; (waar toe het bovenaangehaalde geval zou kunnen behooren;) dan of Downings Vrienden dit den Vorst, niet meer of minder grond van waarheid, hadden ingeboezemd, blykt my niet. Oewys, op welke Aitzema dit voorftelt, doet genoeg zien, dat dees 'er weinig geloof aan gaf, en ik heb reeds gezegd, dat de Engalfche Schryvers zelfs weinig me; Downing op hebben. (e) Refol. der Siaat. Gener. 25 Maart. 1654- (p) Refal. van Holl. 21 Mei 1660. bi. 1.1S.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 9 Nas/au, in den Haage, geleiden; alwaar de Vorst, den 25 van Bloeimaand, aankwam, en •daar, op kosten van Holland, alles was bezorgd geworden, wat aan noodig en pragtig huisraad mogt ontbreeken Qq). De Witt , zyner Majefteit aangediend hebbende het voornemen hunner Edele Grootmogendheden, omme, in vollen getale*, hoogstdenzelven te koomen opwagten, verklaarde de Koning, daar toe, nog ten zeiven dage, bereid te zyn. Maar de Raadpenfionaris, hier op betuigende, hoe zyne Meesters het onbetaamlyk zouden agten, zyne Majeiïeit, die van de reize eenigfints vermoeid was, dien dag niet te doen uitrusten (>), wierden de Staaten van Holland, den volgenden dag, des morgens, ten negen -, de algemeene Staaten, des namiddags , ten vier uuren , by den Koning ingeleid. Zeer ftaatelyk was de optogt der beide hooge Vergaderingen. Door een groot getal van Koetfen gevolgd, ging men , te voete, twee aan twee, en wel de Staaten van Holland, tusfchen twee ryën van hun Regiment Guardes, 't geen gefchaard ftondt, „ van den „ benedendeure van haar Edele Groot Mog: „ Vergaderinge af, tot in de Basfecourt van „ het voorfchreven Hoff" (d:i:de Huifinge van Prinfe Matjrits) „toe." Jonkheer Pietertvan Wassenaar, Heer van Starrenburg, Kollonel van dat Regiment, tradt, metontblooten hoofde, voor de Staaten van Holland uit; zo als, op gelyke wyze, voor de algemeene Staaten gefchiedde, door Prinfe Willem Frederik van Nas/au, Stadhouder van Friesland en Groningen, den (q) RefbL van Hol'. 23 Mei 1660. II. 119. 00 Refol. v»n Holl. 25 Mei ióöo. */. 122 en 123. A 5 "enCorfi, I  ÏO BYVOEGSEL Sun * glorie'-* et ve* ita bletzsnt mira'tile' refimblijje Kent. den Ryngraave , Kommisfaris Generaal dér Ruitery en Gouverneur van Maailricht, tn den Heere De Hauterire Chateauneuf, Gouverneur van Breda , nevens veele andere , Offic:eren (ƒ)„ De Witt voerde, wegens Holland, het woord. Dit Gewest hadt den Geregrshoven en allen.verderen Kollegien, benevens de Predikanten, verboden, den Koning te gaan begroeten; begrypende de Staaten,dat zo menigvuldige aanfpraaken nietalleenlyk denKoning zouden lastigvallen, maar dat ook „ de aanfprake van haer Edele ,, Groot Mog:, en Corps, vejftaen werde te ,, vervatten de Item ende toewenfchingevan alle Collegien , Lichamen e^de particuliere Ingeletenen, onder hier Edele Groot Mog: bchoo„ rende (t)." De Heer Van Gent , die nu juist t«r Generaliteit weder voorzat en ook, voorheen , den Koning, wegens het overlyden van deszelfs Heer Vader , den rouw beklaagd hadt («), fprak voor hunne Hoogmogendbeden (V). Beide de Aai 'praaken waren vol van betuigingen der hoogftc vreugde, waar mede de Staaten deeiter Londen verklaarden, re doelen in de (gelyk de Witt zig uitdrukte; waarlyk wonderdaadige * herftelling zyner Mak-.ir.eu. ,,'t Was1'(zeide onder randeren de Kaadnenfionaris) „ zynen Meederen '„ bekend, dat Menfchen in de geheimen der „ Voorzienigheid niet dringen konden , maar ,, zy hielden voor zeker, dat het Opperwezen, ., om geen e andereredenen, de uitvoering zyner ., wil- (V' Rcfo'. van Holl. 15 Mei 1Ó60. il, 123. Aitzema, /. c. 5 D. II ttli- (t> Rcfo! van Holl. 26 Mei 1660 bi. 124. (h Zie myne Aanmerk., 12 Sti,k, f/.n.op Wagen. Vacïerl. Hifi. XII O. bl. 34. 0. r O) Aitzema, /. c. 9 D. II. 844, s45 en 846.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 11 „ wille vertraagd hadt, dan om zyn werk des te „ volkoomener, te vreemder in 't oog van 't heel„ al, en te luifteryker voor den Koning, temaa„ ken. Dit Gemeenebest" (vervolgde hy) „ was „ een der oudlte en trouwfte Bondgenoaten van ,, Engeland, en 'iet was zyner Majelteit bekend, „ dat men, hier, zynVriend-en Bondgenootfchap, „ onafgebrooken, gezogten geëerd hadt; ja hun Edele Groot Mogendheden erkenden gaarne, „ hoe het belang van Staat aan hunne natuurlv„ ke neiging,eenigejaarenlang,geweld gedaan „ hadt,o:n datzy s'Konings perlbon niet op den troon zagen; maar, door de tegenwoordige „ heriielling zyner Maiefteit, wierden die natuur„■ lyke neiging en het Staats-belang weder veree„ nigd. Op die gronden verzogten ^y, needrig, s'Vorften Vriend- en Bondgenootfchap, om „ welklaatrte te befpoeden en tot de fterkil: en „ voornaamfte verbintenis* der beide Staaten te* „ maaken, zy, van hunne zyde, bereid waren alies * „ aan te wenden; midlerwyl zy God baden, dit groote werk te voltrekken, en de dierbmidte „ zegeningen over de perfoon zyner Maje-ftvit uit „ te Horten (w)!" De Koning beantwoordde dit, met, hoofdzaaklyk, te zeggen, „ dat hy eene „ groote genegenheid voor deeze Republiek „ hadt, en dat hy, meêr dan één zyner Voorzaa- ten, zoude tragten eene vaste Vriendfchap en „ Verbond, onder de twee Natiën, aan te gaan en te onderhouden (#)." Voor 't overige, nam zy- (iv) Sccr. Refbl. van Holl. 26 Mey ifilo. hl. 250. Ik haal te meêr cieeze woorden aan. wyl Aitzima verhaalt (/. e. 9 D. hl. 848) . dat de Witt 'er geen Affchrift van wilde geeyen. Basnagi: Anaal, dis Prev. Unies, hl. flo'ï, heeft 'er, egter. me Je iets van, uit het ongedrukte l>eel van WlccokïOMI Hiftoïie. f» Secr. Rcfol, Holl. /. c, p 251, apren-it. ■ alliait'  ia BYVOEGSELS en syne Majefteit deeze gelegenheid waar, om den Staaten van Holland, niet alleenlyk, twee jonpe Edellieden te beveelen, ter bekooming elk van eeneKompagnieins'Landsdienst, maar, tefFens, aan hunne Edele Grootmogendheden voor te Helleen, om de drie Schotfche Regimenten, alhier, welken, ten jaare 1655, door onderfteeking van één derzelven, uit drie, tot twee waren gemaakt, nu, wederom, tot drie te doen brengen, en den Lieutenant Kollonel Hinderfon, tot Kollonel, over het derdeRegiment,te ftellen.Zo veel invloed hadt, thans, s'Konings verzoek, dat de Staaten niet nalieten, binnen zeer weinige dagen, volkoomen aan deeze drie voorhagen te voldoen (y), gclyk ook aan eenige verdere verzoeken zyner Majefteit (V), die nu ook, wegens de Provintien van Zeeland en Friesland, by monde der Heeren Veth en Harinxma , by plegtige bezending, was verwelkomt geworden (V). Gelyk men, hier te lande, thans, de eerften tragtte zyn, om dien Vorst 't geleeden leed te doen vergeeten en , langs dien weg, ten raauwften met deezen Staat te verbinden, verzuimde men ook niet, om het onthaal, 't welk men den Koning, (door zyne Broeders, de Hertogen van Yorke en Glocester , nevens een zeer talryk gevolg, verzeld) in den Haage, aandeedt, te doen beantwoorden aan de hoogheid van den Gast, dien men by zig genoodigd hadt. Tot verval van deeze onkosten, mitsgaders het doen van fchenkagien, hadt Holland; hoe zeer fommigen dit geld zeer nutteloos beneed oor- fjO Refol. van Holl; 58 en co Mey iföe. II. 1:8 cn 129. (2) Refol. van Hol). ?o Mey i6io, iU 130. la) B.iïNAGE, c. ftl, 160Ü.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 13 oordeelden (b) ;zes, de algemeene Staaten drie, tonnen fchats beftemdfV). De Tafel, by zonder, was luisterryk. Men deedt den Koning en zynen dischgenooten , daaglyks , in vyf geregten , aanfchafFen, alwaar de overvloed, by groote en volle fchotelen (d), voorzat. Weinig minder waren zes andere tafelen voorzien, die, elk met vier geregten bediend, voor de Edelen van zyn gevolg, zo Mannen als Vrouwen, gefchikt waren. Maar, boven alles, munteden uit drie heerlyke Maaltyden, twee van welken, door de Staaten van Holland, één door de algemeene, (die zyne Majefteit, daaglyks, door zeven Heeren uit hunne Vergadering, deeden verzeilen) ge geven wierden; betuigende de Koning zelve, dat hy, nimmer, beter gegeten en, onder alle de gascmaalen , waar mede men hem , in Frankryk , Duitschland , Spanje en de Spaanfche Nederlanden, vereerd hadt, en die zeer kostelyk geweest waren, 'er niet één gezien hadt, die, eenigfints, te vergelyken was, by den tweeden hoofdmaaltyd, op welken hem de Staaten van Holland, des avonds van den 3o (i) BasNAGB, /, c. Tom. ï. fel. 608. (<•) Refol. van Holl. 30 Mey lóöo. tl. 130. Aitzema, ?.'e. D. II. 853. (ef) 't Gebruik van buitengemeen greote en volle Schotelen hadt, niet alleen in vroegere tyden, by veele Volkeren, mee naame by de Franken, maar ook, nog in de voorige eeuwe, by onze Landsgenooten, plaats, op pragtige Gastmaaien. Men kan 'er van oordeelen , wanneer men leest , dat elk der hier bovengemelde Geregten , beftondt uit zes , eironde, hoofdfchotels of bekkens, en twaalf mindere fchotelen, of tailleiten, en dat, in een der hoofdfchotelen, vier-en-twintig Phaifanten lagen, terwyl de vyf overigen gelyken vragt konden bevatten. Op dien aanzieniyken Maahyd der Staaten, van welken ik, firaks, in den Tekst, fpreeken zal, ware»; ('t geen men toen meêr deedt) de fchotelen , pyramidischgewyze , gevuld. Aitzema, /. c. tl. 852en 860, Veyez demême Le Grand d'Aussy. Vie privét dis Fmiifsis. Tem, 3, peg, 29 1—295.  * prefen teeten. 14 HYVOEGSELS en 30 van Bloeimaand, hadden onthaald. By den ftoudten en pragtigften fmaak van dien tyd , h-idc men hier, in de , door lustres , kandelaaren en toortfen (e), fchoon verlichte Zaal der Huizinge van Prini'e Mauuits, op zilveren en vergulden fchotelen, ai het eêlfte hyeen gebragt, 't geen de ryke Zomer, byde wclvaarendfte Natie, aan de Tafel vaneen groot Monarch, verfchaffen konde. De Ritmeefter Jhiat (dezelfde, die, naderhand, zulk een' beklaaglyken rol fpeelde)en deLieutenant Kollonel Itterfum, namen, dien dag, by den Koning» de Heeren Van Boetfelaar en Taillefer -by de Staaten van Holland , de bedieningen van Voorfnyders (f), waar. Behalven aan de bovengemelde, lieten hunne Edele Grootmogendheden, nu, nog aan zesden andere, tafelen, (van welken 'er negen gefchikt waren voor alle Engelfchen, die zig zouden aandienen *,) opdisfchen, en, na de maaltyd, gaf men al het overige aan de Gemeente, ten beste (g). Byzondere Lieden zeifs tragteden blyken ie gceven, hoe zeer zy deelden in s'Vorften herltelling , en de Oud-Raadpenfionaris Cats, fchoon, thans, 't gewoel der waereld ontweeken en, op de Hofitede Zorgvliet, by den Haage, zynen hoogen ouderdom , gerust, maar niet ledig of onnuttig, flytende , zag, byna daaglyks, verfcheiden der aanzienlykfte Engelfchen, met wel- (Y) Vergelyk myne Aarteck. 5 Stuk. tl. 47 en 4s. op wAcin., VadcrI. Hilr. 5 D bl. 169. r. 6. en V. Hasselt Stukken voor de Vaderl. Hïft. 1 B. bl. 141. Ifeta. ' (f) Men weet, dat deeze gewoonte, oudtyds, aan de Hoven plaats hadt, Veyez Lf. Grand d'Aüssy. /. e. pag. 497 et 298 , en myne Aanmerk. 3 Stuk. bl. 7 (»). 0p Wagen. Vaderl. Hifi. 3 D. tl. 6. r. 7. v. 0. ' (ff) Aitzema, /. c. bl. 342-Ï6.'.  AANMERK, op het XIII. deel. ï5 welken hy, geduurende zyn Gezantfchap ir dat Ryk, kennisfe gemaakt hadt, by zig aar tafel. Die Staatsman hadt, voor 't overige ('i geen men my vergunne, in 't voorbygaan, hiei aan te teekenen) weinige weeken te vooren, zyn Ambt van Stadhouder- en Registermeeiïer dei Leenen van Holland in den lchoot hunne» Edele Grootmogendheden te rug gebragt; die. als toen, den RaadpenfionarisDe Witt, met het zelve, begunstigden, zo egter, dat de Heer Cats , ,, tot nadere demonftratie van de fatisfartie, die „ haer Edeie Groot Mog:, te meermalen, be* „ tuyght hebben, in fyne goede ende ghetrou. ,, we dienften te hebben genomen," de geregtigheden en voordeden, tot dezelve bedieninge behoorende, zyn leeven lang, zou blyven genieten (h) . Cats hadt weinig genot van deeze gunst; hy ftierf, nog in dit zelfde jaar, op den 12 van Herfstmaand, in den ouderdom van, byna, drie en tagtig jaaren (/). De Raadpensionaris De Witt, volgde hem, toen, ook op in het Grootzegelbewaarderfchap, 't geen hy reeds, eenigen tyd te vooren , by overleeving *, hadt bekoomen c BI. 9. r. 10. v. o. „ Algemeene Staaten en ~ Staaten van Holland, aan welke laatften hy de Prinfes, zyne Zuster , en den Prins van Orange, zynen Neef, ernftelyk aanbeval." Dat die aanbeveeling even zeer den algemeenen Staaten , als dien van Holland, wierdt gedaan, blykt, uit derzelver, nog aanweezende, Refolutien ' ook , ten deeze, door Aitzema, woordelyk^ ge- en, l' s* H> S43. Vaderl. Hifi, 13 O, II. 43$°  Aanmerk. 0? het xïiï. deel. t9 ëoude. Hoe het zy,de geheimeRefolutien van hunne Edele Grootmogendheden verdienen, natuurlyk, hier, het meeste geloof, en ik agte daarom, dat de goede trouwe eischt, dit Stuk, zö als het, in die Refolutien, gevonden wordt, het licht te doen zien. Ik zal het,dierhalven, in de Bylaagen plaatfen, ten einde het zelve , tegen de opgave van bovengemelde Schryveren , te kunnen doen vergelyken en, door kundigérerl, nader beoordeelen (?). De Koning de aanfpraak van dèWitt, kort» lyk, maar bèleefdelyk, hebbende beantwoord, met herhaalde betuiging van zyne genegendheid, omj in vriendfchap en naauwe verbintenis, met den Staat te leeven, fteegte paerd, terwyi hem de Staaten van Holland, in Karosfen, volgden, naar het Dorp Schevening; op welkers Weg, Duinen en Strand,bynaganschHolland was byéen gevloeid, en daar hunne Edele Grootmogendheden hem 't laatfte vaarwel (doch waar op, blykens den inhoud , bovengemelde aanfpraak niet zien kan), wenschten («), doende, verders, den Koning, tot binnen zyn eigen Scheepsboord , verzeilen , door een aanzienlyk getal Afgevaardigden, aan welker hoofd was s'Lands Lieutenant Admiraal, Heer Van Wassenaar. Derwaarts Waren ook s'Konings naaste Bloedverwanten , de Koningin van Bohème , de Koninglyke Prinfes, Weduwe van Orange, en de jonge Prins, haar Zoon, hem gevolgd. Na het middagmaal aan boord gehouden en, aldaar, vertoefd te hebben,- tot s'Konings anker geligt wierdt, keerde dit Gezelfchap te rug naai" den CO z!e hiar agter, Sier. Refol. van Bell. Tan % Juny i66<* in Bylaage a. ' («) Aitzema, /. c. 9 D. II. 872. B a  ao BYVOEGSELSen den Haage, By 'c affcheid neemen, teekenden zig, byzonderlyk, de fterke aandoeningen der koninglyke Prinfesfe en de hardykheid, niet welke zyne Majefteit den jongen Willem in zyne armen gedrukt en gezegend hadt. Toen alles vertrokken en de Koning, met dille zee en heldere lugt, reeds onder zeil was, bekroop hem de lust, om, n og eens, dat Land te befchouwen, daar hy zo veel teekenen van eerbied en liefde hadt ontvangen; hy klom dan op het bovenfte deel van 't agterfchip en, (om de woorden van eenen goeden, gelyktydigen, Schrvver te gebruiken) ziende, dat het Volck, waer mede hy „ de Duynen bedeckt hadde gelaten, aldaer nog „ bleef, konde hy niet naelaten te feggen, dat men moeft bekennen, dat het onmogelyck was ,dat fyne eygenOnderfatcn meer teerheyt „ voor hem fouden konnen hebben, als dat „ Volck, over wekkers affeclicn hy fagh, dat hy „ niet minder regeerde, als hy gingh regeer en over de wille van de Engelfchen (vj." Voor s'Konings vertrek, hadt de i leer Van Wimmenum; niet, evenwel, zonder daar toe gelast te zyn; den Vorst (om wiens Vriendfchap te gewinnen, men reeds gezien heeft, dat niets, hier te lande, verzuimd wierdt) te kennen gegeeven, hoe gaarne de Staaten van Holland zyner Majefteit eenige Gefchenken, als eene proeve, ten minften. van hunnen goeden wil, wenschren te kunnen toefchikken. Hy hieldt hier op aan; doch de Koning betuigde, dac hy geen meêr bewys van der Staaten genegendheid behoefde, en dat hy zig van dien goeden wille, zo voor het toekoomende, als tegens- woor- O) Aitzemy , /. e. 9 O. H. 87i, 873 en 874.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 21 woordige, dankbaarlyk , overtuigd hielde Sedert, boodt men den Hertoge van York een gefchenk aan, ter waarde van zestig duizend gulden (V); 't geen ik, egter, niet weet of aangenoomen wierdt, maar wel, dat Wimmenum (aan wien, als eerfte Lid van Gekommitteerde Raaden, de Staaten van Holland 'c beleid van 'sKonings onthaal hadden opgedraagen, en die, by zyne Majefteit, zeer gezien was) op 't einde van Herfstmaand deezes jaars, aan hunne Edele Grootmogendheden te kennen gaf, hoe hem, door de koninglyke Prinfesfe, Weduwe van Orange, van wegen haare Broeders, de Hertogen van Yorke en Glocester, was aangeboden een kostbaar Juweel , in erkentenis van de moeite en zorge, door hem, geduurende s'Konings aanweezen in den Haage, betoond, maar dat hy, in eenen Dienaar van hunne Edele Groot Mogendheden, onbetaamlyk oordeelende eenige vergelding ofte belooninge te ontvangen, dan van zyn eigen Souveraint 't zelve gefchenk, óp eene beleefde wyze , hadde afgewezen. De Staaten , zig deeze pryslyke daad zonderling doende welgevallen, beflooten, hier van een lofly k gewag, in derzei ver Refolutien , ten dienfte en navolginge der Nakoomelingfchap, te doen maaken (x). BL 11. r. 1. ,, Zy" (der Staaten Gezanten naar Groot- Brittannie) „ vertrokken niet, voor het einde van WynmaancL" De Heer van Beverwaerd , federt Hoofd van het Gezantfchap, was, reeds voor af, zonder eenig openbaar O») Aitzema, /. c. 9 D. hl. I69 en 870. f» Secr. Refol. van Holl. 22 en 2} Mey 1660. tl. 119 f 125 en Refol, van Holt 29 Sept. i6êo, 11. 31 (2ïs> B 3  £2 BYVOEGSELS esj baar character, van hier naarEngeland gezonden s ten einde „ den Koningh te onderhouden, in de „ goede fendmenten en genegenheydt tot deezen „ Staat."Hy kwam, den eerilen van Hooimaand, te Londen, aan. 'Er verliep eenige tyd, met het gereed maaken van den brecden Lastbrief voor de Gezanten , en de punten van een Verbond van Vriendfchap enz:, met den Koning; 't geen de reden was, waarom zy, zeer tegen den zin der Engelfchen, eerst in Wynmaand, de reize aannamen. De Heer Nieupoort, die, onder de voorige Regeering, het Gezantfchap van den Staat, in Engeland, hadt bekleed, was, reeds den n van Zomermaand, uit dat Ryk, naar Holland, vertrokken (y)« Bl. ii. r. 7. ,, Sommigen (Engelfchen) zogten 't Folk te verbitteren tegen de Vereenigde Gewesten." Die Gewesten leden zelfs, by aanhoudenheid, veele fchaden van de Engelfche Kapers ter Zee, die ook onze Haringbuizen, nu en dan, op vreemde lastbrieven, weg namen. De Staaten beflooten wel, op voorfiel van Schiedam , hier over den Koning hunne leevendigfte klagten te doen, met verzoek, dat zulke Roovers geftraft, en hun het loopen uit de Groot-Brittannifche Havenen verboden wierdt; maar dit hadt geen' genoegzaamen indruk (3). Die vreemde lastbrieven, van welken hier gefprooken wordt, waren meest Portugeefche, cn de Franfchen bedienden zig, niet minder dari de Engelfchen, van dezelven, zonder dat ook der (jO Brieven van de Witt, 4 Z>. tl. 1, 2, 4, 11, 18,20^ Secr. Refol. Holl. 15 Jsly i6  AANMERK, op het XIII. DEEL; £3 .der Staacen klagten, te Parys (0), genoegzaam uur. deeden, voor dat de Vrede met Portugal (van wei ke onze Wagen:, zo aanftonds,zaJ fpreeken) geflooten wierdt. Lodewyk XIV hadt, egter, het loopen van Portugeefche Kapers , in de Franfche Havens , op aanhouding onzer Gezanten , verboden (£). Ook namen de Zeeuwen den berugten Portugeefchen Kaper-Kapitein, Collart, een Zoon van den Duinkerker Admiraal, gevangen (c). Bl. 16. r. 8. „ Hy (Karel II.) riedt —. ie Staaten tot verdrag, enz: — afflaan." De Staaten namen dit aan; ook zondt de Koning, ten dien einde , zynen Gezant, Downing , opzetlyk , naar den Haage, en De Witt fchreef, kort hier op, aan van Beuningen , dat de Portugeefche Gezant, zonder verlof van den Engelfchen,niets durfde inwilligen ef vorderen , en geheel onder deezes ontzag ftondt (<ƒ). Bl. 16. r. 6. v. o. „ DeVrede(metPortugal') werdt gefloten." Een der voornaame medewerkende redenen, waarom Holland deeze zaak zo zeer doordrong, fchynt geweest te zyn de hoop, dat, hier door, ook de Vrede met Engeland zou behendig blyven, en dat ook de Koning van Vrankryk minder zwaarigheid zou maaken een Verbond van onderlinge verdediging, byzonder ook op 't punt der Visfchery, met de Staaten te fluiten (e), indien hy minder gevaar liep, h«t f») Refol, van Holl. 9 Dec. 166e. H. 3$. Vergel. Wagen:, Vaderl. Hift. 12 D. BI. 456. ' (f) Aitzema, /. ». 10 D. Bl. 24. f '*7. ^'j281™*;,/- * 10 D' hl' 97' en myn« Aanmerk. lt St. Bl. 88, op Waoen: ii D. Bl. tz6. r. 13 t f^ielTw T DB W"T' 1 D' 39ï e" 41 c' Aitzema , a.S-v'TS Yli%'$lTï' 1 D; 395 en vw AI?$H*a, /. e. 10 I). tl, 105 en vtlgg,, dien ik bevinde, dat B 4 bier,  34- BYVOEGSELSen het ligtelyk gedand te moeten doen. Koning Karel hadt zo fterk voor de zaaken der Portugeezen geyverd, dat hy der Staaten Gezanten te London, zeer fcherpelyk, zyn ongenoegen hadt verklaard, over de aandalte der Nederlandfche Oostindifche Maatfchappy, tot het zenden van Oorlogfchepen , tegens die Natie , in haare buitenlandfche Bezittingen ; zelfs hadt hy 'er bygevoegd, dat hy, in zodanig geval, met den Staat zou moeten breeken; herhaaiende, eenige maaien, deeze woorden; „Ik „ zeg u dit, rond uit, en als goede Vrienden , „ op dat gy u niet zoude bedriegen (f)." Ook maakte de Koning, werkelyk, een Vloot gereed, ten diende van Portugal, die, egter, naderhand, bleek, alleenlyk, gcrigt te zyn tegen Spanje (g); waar toe Lodewyk XIV zes tonnen fchats hadt opgefchooten. De Staaten, in 't eerst niet weerende, waar dit opgemunt was, beflooten Gysbert de Witt , denzelfden, die, ten jaare 1657, in Portugal was geweest, nogmaals daar heen te zenden, zo, om den aart van 't laatst Verbond tusfchen Karel II met de Portugeezen nader te leeren kennen,als ook, om voldoening tekrygenvan eenig Fernambucqs hout,'t geen, volgens een afzonderlyk Artikel van het pas geüootenTraktaat met de Staaten, aan de onzen moest worden uitgekeerd. Hy wierdt met alle eer ontvangen, doch keerde fpoedig te rug, en flaagde min gelukkiglyk, nopens 't laatde aanzoek (h). Bl hier, wederom, veele Staatsftukken heeft, welken getrokken zyn uit de Sttrttle Refolutien der algemeene Staaten. (f) Aitzema , 1. c. 10 D. bl. 57. (g) Il'EtTRADES, /. C. T>m. i. f, TK. is4 , i77, 184, £OÖ It *2ê , 258. (b) Aitzema, /, i, 10 D, II. ioj, 136, 140—14C  AANMERK, op het XIII. DEEL. 25 Bl. 19. r. 11. „My (deKardinaalMazarin) „zeide, ^flegts twee per foor en — dit werk" ('tafzonderlyk Verdrag, teMunfler) „hadden weeten te bekuipen." Uit het geen onze Wag:, reeds voorheen, nopens de klagten van den Heere Servien , over de Heeren Pauw en de Knuyt, omtrend deeze zaak, heeft aangeteekend(z), agte ik, dat doezen de twee perfoonen waren, op welken de Kardinaal het oog hadt. Dit afzonderlyk fluiten van den Staat met Spanje was ook aan andere Mogendheden niet vcrgeeten, en zelf Karel II, nam 'er, niet lang na deezen tyd, gelegendheid uit op, om der Staaten trouw, by Vrankryk, verdagt te maaken (k). Bl. 33. r. 11. „ Karel de II. — zeggende, dat hem niets dieper ter harte ging, dan dat men3 in Frankryk, de Witt en deszelfs aanhang hooger dan hem, geagt hadt." De Franfche Ambasfadeur, te London , Graaf d'Estrades (dezelfde, die onze Wagen:, zo even, gezegd heeft, dat, na't fluiten van dit Verbond, als s'Konings Gezant, naar Holland vertrok (/), en die dus, aldaar, reeds doorfleepen in dit werk, aankwam,) liet niets na, om Koning Karel van deeze denkbeelden te rug te trekken. Hy verzekerde hem niet alleen , dat Lodewyk de XIV. , nimmer , De Witt in vergelyking met zyne Britfche Majefteit hadt gefield , maar deedt ook een wydluftig betoog der redenen ,welken, volgens hem, de daaden van zynen Koning, in deezen handel, hadden beftuurd. 't Kwam, hoofdzaak* lyk, hier op ter neder. Dat de Staaten, dooreen opCO Zie Vaderl. Hift. n D. II. 4:4., 4sj, 447 en. 44S. (*) d'Estrades, /. e. Tom. 1. f, m. 220. lO d'Estrades, >• c. Tom. 1. f. m, 271, 280, aSy. B 5  *6 BY VOEGSELS eh * n arms p, celui de „ laPêcbe." i 1 ] ] 1 • dlrefti- ^ ment* j ] ] 1 I ( i < 1 c ï 31 opzetlykGezantfchap, zynen Meester hebbend® doen voorflaan het fluiten van een Verbond, ter befcherming van alle wederzydfcbe bezittingen, dees geene redenen hadt kunnen vinden , om zulks van de hand te wyzen, als zynde overeenkomftig met de oude Verbintenisfen, tusfchen de Kroon van Frankryk en de Nederlanden. Dat de Staaten, daar op, verzegt hebbende, om, buiten de wederzydfche belofte van algemeene befcherming, 'er nog in te doen vloeien de woorden, „ zelfs die der „ Visfchery ,*" Koning Lodewyk, hier inne, voor zig zeiven, geene zwaarigheid hadt ontdekt, ils begrypende, dat eene algemeene Verbinteïis alle byzondere infloot, en dat dus, zynes neenens, die woorden wel overbodig zouden ;yn in het aantegaanTraktaat, maar nietsgeeven ïoch neemen konden, na dat men reeds, no>ens de zaak zelve , overeengekoomen was. Dat Frankryk ook, door het invlegten deezer >ewoordingen, nimmer zou kunnen begreepen vorden, zig regtftreeks *, tegen Engeland te ïebben willen verbinden, na dien de Nederanders zig ook tot het visfehen op andere busten geregtigd oordeelden, en hun byzonder egt op de Engelfche nader aan zyne Franfche Majefteit zouden moeten bewyzen, alvoorens lees verpligt wierde, hun, uit hoofde der boengemelde bewoordingen, tegens de Britfche [roon by te flaan. Dat zelfs, langs deezen weg, 't iordeel over dit regt, geheellyk, van hem zoude oomen aftehangen, in welk geval, hy wel onerfcheid zou weeten te maaken , tusfchen zyne iondgenooten, „ en den Engelfchen Forft veel fterkere preuven van zyne vriendfehap zou ,} doen  AANMERK, op het XÏIL DEEL; %7 „ doen gevoelen , dan de Staaten ooit van hem „ genooten hadden." Dat, by de uitkomst der zaak, de opregtheid deezer ïaatfte meening al reeds doorflaande gebleeken was, nadien Koning Lodewyk , hoe zeer hy, op bovengemelde gronden , geene redenen hadt, waarom de, in verfchil zynde,bewoordingen niet in te willigen,egter, eenig en alleenlyk om dat hy bemerkte, dat zy Koning Karel tegens de borst ftonden, zig, een jaar lang, met alle kragt, daar tegen hadc verzet, tot dat hy, eindelyk, niet flegts ziende, dat de Staaten reeds hunnen Gezanten gelast hadden om, by verdere weigering van dit punt, allen handel af te breeken en, terftond, te vertrekken , maar ook, in 't zekere, onderrigt wordende, dat zy, in dit Ïaatfte geval, zig ten naauwfte met Spanje ftonden te verbinden, ja zelfs, dat, daar toe, reeds Huighens , te Brusfel, éven als Gamarra, in den Haage, handelde; waar door mede , oogfchynlyk, de zaaken van Portugal, die Koning Karel zo zeer behartigde , ftonden bedorven te worden; vermeend hadt, om een, niets beduidend, woord, niet langer te mogen toeven, met het fluiten van een Traktaat, by 't welke, in de tegenwoordige omftandigheid van zaaken, ook zyne Britfche Majefteit veel eêr bevoordeeld, dan benadeeld, wierdt, te meer, daaraan hem, even als aan Frankryk , het Bondgenootfchap der Staaten, op zig zeiven befchouwd, van nut kon zyn; in zo verre zelfs, dat men de laatstgemelden, om de zaak des Prinfen van Orange, eenigfints ontzien moest. Dit Vertoog hadt zo veel ingang aan 't EtagelfcheHof, dat, eerst deStaatskanfelier Hydk, Graaf van C laren don 3 toen de Koning en zyne Broe-  23 BYVOEGSELS en Broeders, den Graave d'Estrades betuigden, hoe zy erkennen moesten, dat het belang, zo van Engeland als Frankryk, vorderde, de Hollanders zig niet tot onvrienden te maaken, en dat, de Franfche Koning niets anders beoogende, dan de handhaaving eener goede verftandhouding tus» fchen de drie Staaten , zonder de Hollanders boven de Engelfchete willen trekken, hetzyner Biitfche Majefteit leed deede, het bovengemeld Traktaat zo lange te hebben opgehouden, waar tegen hy, nu, geneigd was, aan Koning Lodewyk , voortaan, in alles de hand te bieden, ten welken einde Milord Hollis, eerstdaags, naar Frankryk ftondt gezonden te worden (iri). Zo fprak men; 't zy men 'r. meende of niet; aan het Britfche Hof, daar men, thans, het Franfche geld nodig hadt (V). Wat het Franfche betrtffe; in hoe verre 't zeggen van Lodewyk den XIV, of deszelfs Gezant, d'Estrades, over een kwam met zyne waare meening, kan men best opmaaken uit de Brieven van dien Koning, aan den gemeldenAmbasfadeur. 't Blykt, uit dezelven, dat de Vorst te ligter ftemde in 't gewaagen der befcherming van de Visfchery, om dat de Engelfchen ook zynen Onderzaaten het Visfchen beletteden; weshalven eene wederkeerige verbintenis met de Staaten, ten opzigte van deezen handel, zo nuttig voor zyne eigene belangen, als voor die der Nederlanden, kon worden (o). Wat zyne zugt ter bewaaring van goede verftandhouding, tusfchen Engeland en de Staaten, betroffe, deeze ftrekte zig niet verder uit, dan tot voorkooming van eenen (mj Letinsd'Estrades , Ti T.p.m.«47-230 et 1. c. p.275—275, («) d'Estrades, /. e T. 1. p. 154, 184, i«J, 226 et 25». t"0 b'Esïradïs, /• e. p. k. 1ÉÖ, ejo.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 39 eenen openbaaren oorlog, waar in hy anderfints, ligtelyk, zelve konde gewikkeld worden;doch, voor 't overige, zag hy, niet gaarne, dat deeze twee Mogendheden, die de fterkften ter zee waren, zig met den anderen te naauw verbonden. „ Wanneer zy," (fchreef hy aan d'Estrades , op den 13 van Oogstmaand des jaars 1661) in eenigen naaryver * nopens,' „ en onvoldaan van, eikanderen, leeven, zal ,, ik, voor beiden, des te ontza>ichlyk< r zyn." Hier om meende hy ook de gefchillen over de Voogdy enz: des Prinfe van Orange, vooi eerst hunnen gang te moeten laaten gaan, en genoeg te zyn, wanneer hy zig. daar in, zo gedroeg, „ dat de Koning van Groot Brit„ tannie niet konde klaagen, dat hy deszelfs „ voorneemens en belangen zogt te overdwar„ fen Onder de hand, evenwel,hadt hy aan Koning Karel, doen zien, hoe hv het dringen op de bevordering van Prinfe Willem den III nog voor te vroegtydig hieldt,en dat dit eene vredebreuk met de Staaten zou kunnen veroorzaaken ; dat men, daarom, voorzigtiger zoude doen, te wagten tot de Prins den ouderdom van zestien jaaren bereikt hadt, ten welken tyde hy zelve bereid zou zyn, hier toe, een voorftel by hunne Hoogmogendheden te laaten doen, niet vergeetende, dat de Prins zyn Bloedverwant was, * en welke diensten deszelfs Vader en Grootvader aan Vrankryk gedaan hadden (q). Men weet, dat Willem III, door zyne Moeder, Marie Henriette van Engeland, een agter Kleinzoon was van Koning Hendrik IV, Grootvader van Lodewyk Xi v7. BI, o) d'Estaoes, /. t. p. *>. 15ö, 1ö4, *t iö8| Q) d'Estsadbs, /. c. f' 171. jaloujSe. *Nïmui'  3» BY VOEGSELS Én Bl. 3Ö. r. 3. 3, Afe« kon ze—, onder dB papieren van Cromwel, niet vinden, en ik twyfel, of ze immer wederom gekomen is." Of de Akte van uitfluiting, ten jaare 1654, a:m Kromwel toegedaan (van welke hier gefproken word), ooit weder gegeven zy , is my mede niet gebleeken; ook weet ik niet, of hot voorgeeven der Engelfchen, van die Akte, onder de papieren van wylen den Prote&or, niet te kunnen vinden, wel 't uiterfte geloof veirdiende. Toen de Heer van Beverwaerd,Hoofd van ons Gezantfchap te London, op last der Staaten vanHolland, in't begin vanWynmaand óea jaars 1660, de te ruggave dier Akte aan den Koning verzogt hadt, duurde het, zeker, niet lang , of die Vorst gaf hem , hier toe, in tegenwoordigheid zyner Zuster, de Prinfesfe van Oranje, zyn woord, en, daar het zelveniet terftond wterd nagekoomen, liet die Prinfes; die, voor haaren Zoon, de gunst der Staaten zeer behoefde; nog op haar doodbed, zyner Majefteit de volbrenging deezer belofte aanbeveelen. De Koning gaf ook, werkelyk, eenige weeken na dit overlyden, en wel op den 4 van Sprokkelmaand 1661, hier toe last aan denKanfelier HvDE;doch dees,eerst zeggende, dat hy niet wist, of hy 't ftuk onder zig hadt, maar 'er naar zou doen zoeken, liet, op den 18 van Lentemaand daar aan; en dus, na verloop van zes weeken; den Heere Van Beverwaerd» de vreemde boodfehap doen, dat hy 'er, te vergeefsch, onder de papieren der overledene Prinfesfe, naar gezogt hadt; 't welk de Ambasfadeur beantwoordde, met te zeggen, dat het ook, daar, niet zyn kon, maar, onder de papieren van Cromwel, moest berusten, en wel, depklyk, by  AANMERK, o? het XlïL DEEL. Ss by het Traktaat, 't geen dees, voorheen, met den Staat gemaakt hadt. Na dien tyd, is my geen meer gewag van dit werk onder 't oog gevallen , behalven dat de Witt , op den S van Grasmaand deszelfden jaars 1661, aan Beverwaerd fchreef; „ Gy meldt my niets meêr van ,, de Akte van Uitfluiting. 't Is of de Engelfche „ Heeren vermeenen eene doodzonde te zullen „ begaan, met ons, in de minfte zaak, te helpen , „ zelfs met ons eene Akte te rug te geeven, „ voor welker te rug vraage zy ons danken moeften Cr). " Uit deeze woorden zou men kunnen befluiten , dat het niet overzenden der Akte meêr aan onwil , dan aan onvermogen , haperde; zo als ook fommigen gefchreeven hebben. Zeker is bet, dat de Kanfelier Hyde; dien Beverwaerd, ergens, ' den Alvermogenden * noemt; den Koning ,' en denHertoge van Yorke, (byzonder,na dat' de Hertog in 't huuwlyk getreden was met deszelfs Dogter) (Y), thans geheellyk bezat, en dat hy, die, egter, kort te vooren, de gefchenken, welken men hem, geduurende s'Konings verblyf in Holland , hadt toegelegd, ontvong, teffens zig zeer ongunftig gedroeg, nopens den Raadpenfionaris De Witt CY). Bl. 36. r. 11. „De Koning antwiordde3dat hy geene genoegzaame kennis hadt van 't gene, omtrend het vorderen en verkenen der Akte, voorgevallen ware, om desaangaande iet, te kunnen bevestigen." De Witt, dit verneemen- de, (r) Brieven van de Witt, 4 D. SI. 112, zit ook c. I. II. 86, 39 ' 4' < 43 > 53, 71,77, 96, 101. fJO Da Witt's Brieven , 4 Ö 11. 38, 41, 43, 50, 5j en 56. Burnet, Hij!, de la detagise. Tem. 1. ' p. '333. (0 Drieven ?an de Win, 4 D. fl. 9 en 407. Ie Tttfi )*i£ant.  3* BYVOEGSELS en de, fchreef aan den Heere van Beverwaerd , dat het oogmerk, 't geen hy zig hadt voorgefteld met liet verzoek om eenen Verklaaring van den Koning zeiyen, tweeledig geweest was ; eerftelyk; om dat hy vermeende, dat zyne Majefteit, die, tot nog toe, maar oppervlakkig iet van dit werk kon geweeten hebben , als nu, en ter gelegenheid van dit verzoek , het zelve, zo by verfiag van den Sekretaris Thurloö. (die,voorheen, Cromwel, in dezelfde hoedanigheid, had gediend,) als door *t nazien deiPapieren van Cromwel zelf, naauwkeurig zou onderzogt, en zig daar van eene volleedige kennis verkreegen hebben, door welke hy zou overtuigd zyn geworden van den opregten handel van deezen Staat, in zulk eene tedere zaak, en dus, in 't vervolg, een volkomen vertrouwen op dit Gemeenebest zou moeten ftellen: ten anderen; om, hier te lande, grondiglyk, weg te neemen de verkeerde meening, die, ondanks de verklaaring der Staaten van Holland, by fommigen nog huisvestte, dat men naamenlyk, van deezezyde, Cromwel tot de Akte van uitlluiting zou hebben aangezogt. Nu dit, egter, anders uitviel, oordeelde de Raadpenfionaris, dat het te fterk voortzetten van zyn verzoek veelligt een nadeelige uitwerking in s'Konings geest zou kunnen maaken, en vermaande, daar omme, den Heere van Beverwaerd , om, nog zelve, nog door anderen", by zyne Majefteit aan te dringen, tot het geeven van eenig getuigenis of verklaaring , nopens iet, waar omtrent hy niet genoeg mogt onderrigt zyn. De Engelfche Regeering deedt, evenwel, kort daar op, en uit zig zelve, want aan het Hof, hieldt men zig, thans, byna met  AANMERK, op het XIII. DEEL. 33 met niets anders beezig hielde, dan met het, veel twist maakend, Huuwlyk van den Hertoge van Yorkfi en de Dogter van den Rykskanfelier) aan Beverwaerd voorftellen, of men zig, hier te lande, niet te vrede zoude houden, met de overzending der verklaaring van een Staats-Sekretaris, inhoudende , dat aan deezen, na hy, op s'Konings last, de geheime papieren van Cromwel en der perfoonen, aan welken, geduurende deszelfs regeering, het voernaamfte bewind was toevertrouwd geweest, onderzogt en gehoord hadt, gebleeken was, dat gezegde Cromwel deeze Akte, uit zig zeiven , hadt verzogt, zonder daar toe, van hier , eenige aanleiding gekreegen te hebben ? Maar De Witt, ligtelyk gevoelende, hoe, hier door, het oogmerk niet bereikt wierdt, te meêr , daar de verklaaring van een Staats-Sekretaris niet wel, opentlyk, aan hun Edele Grootmogendheden zou kunnen worden afgevaardigd, waar uit dan ftondt te volgen , dat men dezelve llegts aan hem, in 't byzonder, zou afzenden, raadde den Heere van Beverwaerd, dien voorflag te laaten loopen, en liever van den tyd te wagten, of de Koning en zyne Raaden eens gunstiger, omtrend het eerfte voorftel, mogten denken; in welk geval men de zaak, en zedig-en zagtelyk, tot het bedoelde einde, moest tragten te brengen. Doch, voor zo veel ik weete, kwam het nimmer zo ver, en de koninglyke Prinfes, die beloofd hadt dit te begunstigen, ftierf, kort hier na; gelyk , aanftonds, volgen zal (V). Bl. 38. r. 12. „ De koninglyke Prinfes, overleedt." Zy ftierf, in de kragt van haare jaa- («0 Bri*-tn van d« Witt^ 4 D. tl. $8, jq, 40, 41.  34 BYVOEGSELSeb jaaren en wel, even als wylen haar Gemaal, Prins Willem II, en haar Broeder, de Hertog van Glocester, aan de kinderziekte (V). Bl. 40.r. 12. v. o. „De Koning klaagde —dat men hem (Prinfe Willem den III), onlangs , belet hadt een Verhemelte te plaatfen in zyne Kamer" Volgens het fchryven van De Witt, hadden de Staats-Gernagtigden „ hier inne, ter eenre ofte ter andese zyde, niet gedisponeert, ,, maar, alleenlyk , — aan die van den Raedt" (van zyne Hoogheid) ,, doen bekent maecken, dat, fonder figh te expliceren, of het hangen van de Dais pryflèlyck of berispelyck was, „ fylieden oordeelden , die faecke tot haere Commiffie te fpefteren, ende dat die, over„ fulcks , tot haere kennifle hadde behooren te s, worden gebragt; daer by de faecke voorts „ was gebleven (w)." Behalven de Heeren Van Noortwyk en De Witt, was ook (om van den Heere Van Beverningh niet te fpreeken (*%*)) de Heer Van Beverwaerd , Hoofd van der Staaten Gezantfchap in Engeland, in s'Konings befchuldiging, eenigermaate, begreepen geweest. Hy, die voor een man van veele bekwaamheid in s'lands zaaken te boek ftondt (y), was, door de Staaten van Holland, ook aan 't hoofd der Gemagtigden over s'Prinfen opvoeding gefteld, en hadt het meeste toegebragt (2), om de koninglyke Prinfesfe in die fchikkingen genoegen te doen neemen, zo als ik ook reeds heb C») Brieven van Df. Witt , 4 D IU 58. c«0 Brieven van D& Witt, 4 D. 61. 108. fa;) Brieven van De Witt, 4 D. 61. 118. O) Brieven van De Witt, 4 D. 61. 57. (i) Brieven van Dü Witt, 4 D. U> s-8 ■ 43, 44, sr«  AANMERK, op het XIII. DEEL: 35 - heb doen zien (a) , dat hy, door die Vorftin, in anderen opzigte, ten nutte der Staaten, aan het Britfche Hof wist te werken; alwaar zyne Dogter gehuuwd , en hy zelve , voor 't overige, zeer gezien was (h~). Men hadt in Engeland, nopens het vervoeren van de yzeren Kist met geheime papieren (van welke ook onze Wagen: zo even gewaagd heeft (c)), thans, verfcheiden onwaarheden verfpreid, byzonderlyk voor dat hunne Edele Grootmogendheden, als Oppervoogden (d) van den Prinfe, verklaard hadden, geene andere meening te hebben, dan om, zekerheidshal ven, dit Koffer, tot s'Prinfen meerderjarigheid toe, ongeopend, op s'lands Charterkamer, te doen bewaaren. Men wilde, wierdt 'er gezegd, hetzelve openen, en de daar in zynde Stukken doen dienen tot bederf van yeelen, die den huize van Orange begunstigden. Dit ging zo ver, dat de Koning èn voornaamfte Ambtenaarcn , geduurende eenige dagen, zig onttrokkeh te handelen met het Nederlandsch Gezantfchap, 't geen alle moeite deedt,om den argwaan weg te neemen. Beverwaerd kweet zig, hier omtrend, zeer ten genoegen der tegenwoordige Regeeringe van Holland. Hy wist, op aanraading van De Witt, den Koning, eerlang, tebeweegen om, zo aan den Hove van dat Gewest, als aan der Staaten Gemagtigden tot s'Prinfen opvoeding . een' Brief te zenden, houdende verzoek, orri 't Koffer ten minsten zo lang, ongeopend, onder zig te houden, tot de verfchillen over de Voog- dy- (a) Zie niyne Aanmerk, alhier, hl. f*) W/\gkn: alhier, */. 43. Wicquefort , 1'AmbcJ/ad; tt fit FmHt. Tem. 1 fag. 446. ie Zie myi-:e Aanmerk, alhier-, bl. 39. (4) Zie, byzonder, over dit regt v,an Oppervoogdyfchap, Stst. Re/el, titll. 10 ïept. iC&z. hl. 376 en 370, C a  36 BYVOEGSELS en tiOtt!m dyfchap zouden afgedaan zyn. Doch, na Prins Johan Maurits van Nasfau en de Kleef fche Kanfelier Weyman , als Gezanten des Keurvorsts van Brandenburg aan Karel II, te London waren aang;ekoomen ,nam het werk een'anderen keer. Weyman, in't byzonder, zettede den Koning zeer op tegen de Hollandfche Gemagtigden tot de opvoeding,'tgeen oorzaak gaf, dat zyne Majefteit zig in heevige klagten, tegens dezelven uitliet. Eens dit zyn mistrouwen op die Gemagtigden , aan de Nederlandfche Gezanten, vry fterk herhaalende,fprak Beverwaerd, die, midlerwyl, den Staaten geraaden hadt vol te houden, hem toe, op deezen zin : „Sire! één deezer perfonen „ (hyzag, baarblyklyk, op De Witt) bekleedt „ een zeer groot Ambt in den Staat, en 't is waar, „ dat hy, in de laatst ongelukkige tyden, niet „ naar zyne eigene geneigdheden heeft kunnen „ te werk gaan, maar verpligt is geweest, zig „ te fchikken naar de noodwendigheid van den „ tyd en 's lands wel zyn; doch, federt de voorgevallene omwendingen * hem meerder vryheid ,, hebben gegeven, heb ik uit zyn gedrag be„ merkt, dat hem nog genegendheid, nog goede voornemens voor de belangen van myn' Heere,den Prinfe van Orange, ontbreeken." De Koning antwoordde: ,, Men moet wag„ ten, tot hy 'er my blyken van geeve ; ter „ wegneming myner misvatting («)." 't Zal, ondertusfchen, zo ik denke, op deeze en lbortgelyke dienstbewyzen van den Heere Van Beverwaerd zien, dat De Witt , meer dan eens, be- (e) Brieven van Beverwaerd en De Witt, in de Brieven van De Witt, 4. D. hl. 83, 86, «7, 9t. 94» 07, 10», 10I, ICO, 103, III, III, Il6, 117, 118, 121, 120.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 37 betuiginge deedt van de groote verpligtingen, welken hy hem verfchuldigd was (ƒ). B'. 4 6. r. 7. „ De Staaren gingen K rel den II, in veelt opzigten, te gemoet." Schoon men hier niet gewoon was, Gezanten van den tweeden rang te verwelkoomen, lieten, egter, niet alleenlyk de algemeene Staaten zulks, door hunnen Agent, aan den Heer Downing doen, toen dees, ter helfte van Hooimaand des jaars 1662, als Envoyé in den Haage kwam, maar ook de Staaten van Holland zonden Hem, ten zeiven einde, den Heere Nieupoort toe; die, onder Cromwel, Ambasfadeur van dit Gemeenebcst, te London, geweest was (g). Bl. 47. r. 2. v. o. Gelyk voor deezen gebruikelyk was geweest." Dit woo.-di gebruikelyk *, in het Traktaat, veronderftelde, aan de' zyde der Staaten, dat het flryken van de vlag, en ' van het top- of marszeil, (waaraan hier gefproken wordt) alleenlyk op gewoonte, niet op regt, fteunde. In een zeer ernftig gefprek, hadt De Witt, aan den Engelfchen Gezant Downing, ronduit verklaard, dat, „eêr men de imaginaire „ Souverainiteit van de Engelfchen op de zee foude erkennen, allen den laatften druppel „ bloedt daer by ibuden laeren (h) " Bl. 51. r. 13. v. o. „ De Conful. — De Montaigne, „lees De Mortaigne-"Hywas, by hunne Hoogmogendheden, tot algemeenen Conful op de Kust van Barbaryen, sansèfteld (7), Bl. 53. r. 16. „ De Staaten waren genood- za&kt (/) Firieven van De Witt, 4 D. II. jg;. (f. Brieven van De Witt, 4 D. II, 139 (*) Brieven van De Witt , 4 O. i'. 744. *J) Secr. Refyl. van Holl, 13 S.pt. 1O62. H. 739. c 3 obftrva' um.  ** Phiïote. gfa Sa era 38 BYVOEGSELSen zaakt geweest drie Ven dei s knegten derwaarts (naar Medenblik) te zenden." Na Amfterdam, óp verzoek van Gekommitteerde Raaden, drie Vendelen derwaarts hadt afgezonden en, op gelyk verzoek, kort te vooren, een dergelyk getal manfehap naar Utrecht hadt doen trekken, gaven de Staaten nog last tot den optogt van drie andere Vendelen, naar Medenblik (Je). Bl. 54. r. 6. v. o. „ Onder de eerften" (d. i. ^z'êDescartes, met goedkeuringe, lazen) „ was Joannes Coccejus , die, in 't jaar 1650, van Breemen, tot Hoogleeraar in dezelfde we tenfchap," (de Godgeleerdheid) „te Leiden, beroepen was." Hier vergist zig Wagen aar. Coccejus, die, in'tjaar KJ30, te Breemen, zyne geböorteItad, Hoogleeraar in de heilige Letterkunde * was geworden, wierdt van daar, in den jaare 1636, beroepen naar Franeker, tothetHoogleeraarfchap in de Hebreeuwfchc Taaie, waar by, in 1643, nog dat m de Godgeleerdheid gevoegd werdt. Ten jaare 1650, is hy, van de Franeker-HoogeSchoole, naar die van Leiden, als I-Joogleeraar in laatstgemelde Wetenfchap, vertrokken en aan gefield (/_). Dat, verders, Coccejus, in tegenftelling van Yoetius , ter deezer plaatfe, gèraögfchikt, wordt, onder die Hoogleeraaren, by welken de Filofoofifche Schriften van Renatus Descartes, met goedkeuringe," wierden geleezen , loopt aan tegen 's mans eigen verklaaringe, in zyne Brieven te vinden, 't Zal, zo men vertrouwt, alhier genoeg zyn, twee dier Br|e- (i) Wagen. Befclir. v. AmRerd. s D. SI. 256. (f) S. van Til, Salons vrede, 2 D.; waarin, SI. 41—42, net eeven en Je leer van Jphannes Coccejus worden medege. leeld. Zie ' ook Hooost&aaten's H/eerienSsii, op 't woerd Coccejus, t: tsnfer. E. L. Vriemont Aibera Fris. f. $oo.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 39 Brieven aantehaalen; van welken de één ge» fchreeven is, op den 24 van Sprokkelmaand des jaars 1651, toen die Schriften eerst bekend wierden, en de ander, in Hooimaand des jaars 1669, dat is, omtrend vier maanden voor zynen dood, die, op den 5 van Slagtmaand, daar aan volgende, inviel. In den eerstgemelden Brief (f»),fchryftCoccejus aan Tobias Anbre/e , Hoogleeraar te Groningen, onder anderen: dat hy de leerftellingen van Cartesius nog niet hadt kunnen onderzoeken, maar dat, hetgeen hy'er van hoorde, hem, even als aan Andre/e, ftof van gelach hadt gegeven ; dat hy verontwaardigd was te verneemen, hoe de Studenten zig veroorloof' den, om, onder den naam van deeze Wysbegeerte, aan alles te twyfelen; dat hy, in de Wysbegeerte, kennis van zaaken en derzelver oorzaaken vorderde, nevens eene verftandige wyze van voordraagen, doch dat, thans, wartaal en misbruik van fpreek-manieren, in dezelve, de overhand hadden; dat zy, vooral ten opzigte der Godgeleerdheid, de fpreekwyzen der heilige Schrift zo wel bedorf, als veranderde ; dat men niet genoeg kon uitdrukken, hoe fchaadelyk dit was, en dat de Apostel, daarom, ons vermaand wilde hebben, dat men zig voor zodanige Wysbegeerte zoude wagten. enz: In den laatstgemelden Brief (V), drukt hy zig, aan Ludovicus Tronchin, Hoogleeraar te Groningen, dus, onder anderen , uit. „ Wat my aangaa, ik heb my nog niet vol„ koomen kundig kunnen maaken van de Wys- Cm) Vii. Cocceji Opera omnia, Tem. S. pgg. Sé, epijl, 86. fc) Cocseji Opera. /. 1. p»g. 141, epifi. 181. C 4  4o BYVOEGSELS en Wysbegeerte van Cartesius. — Nopens „ de twyfelmg, Helle ik vast, dat Cartesius „ dit woord, ongeiukkiglyk, gebruikt heeft. „ Zo ik vermoede, is zyne meening geweest, „ dat, in de Wysbegeerte, moet" begonnen „ worden van het eerst bekende, waaraan niet „ kan worden getwyfeld, en dat, incusfchen, „ al het overige, hoe zeker ook op zig zeiven, „ zo lang, als twyfelagtig, moet ter zyde gefield „ of verfchooven worden, tot het, op zyne „ beurt, mede, als eene beweezene zekerheid, kan worden opgegeven en gekend. Van „ dit woord bedienen zig die geenen, die de „ waarheid niet liefhebben, meenende, dat zy „ wysgeerig handelen, wanneer zy altoos uit„ zonderingen maaken , tegenfpreeken en, „ nooit, de waarheid hulde doen. Zy twyfelen, „ om te twyfelen. Deeze zyn Spotters, geen s, Wysgeeren. En wy bevinden, dat fómmigen „ zo handelen, die zig tegen Cartesius kanten. „ Myn Ambtgenoot, Heidanus , keurt de „ Wysbegeerte van Cartesius zeer goed, maar „ duldt in my, dat ik 'er onkundig in ben." — Ook waren de leerwyzen van De^cartes en Coccejus , volgens het oordeel van den vermaarden Hoogleeraar, Fredrik Spanheim (o), zeer van elkander' verfchillende. — En , in deezen, geldt zo veel meêr het getuigenis van een' uitlandfchen Geleerden, die zig, zo door zyne godgeleerde, als gefchiedkundige, Schriften , heeft beroemd gemaakt, naamentlyk den Kanfelier Mosheim ; wanneer hy,in zyneKerklyke Gefchiedenisfen, 'er het volgende berigt van (o) In Epifiola, de noviffi/nis, in Bclgio, diiïidiis, Tm. IJ. Qter. ^ 973,  AANMERK, op het XIII. DEEL. 41 van geeft (p). „ De Coccejaanfche Godge„ leerdheid en de Cartefiaanfche Wysbegeerte ,, hebben niets gemeens met den anderen, noch iets, in derzelver byzondere Hellingen en „ beginzelen,'t geen, eenigzints, gefchikt is, „ om 'er eenig verband tusfchen te maaken; „ en, gevolglyk, hebben de gefchillen, daar „ door verwekt, en de partyfchappen, daar „ door veroorzaakt, natuurlyk geene betrek„ king tot elkander. Niettemin, droegen zig „ de zaaken in dier voege toe, dat de Voor„ ftanders van deeze, zeer onderfcheidene, „ weetenfchappen, zig tot éénen aanhang „ vormden; althans in zo verre, dat zy, die „ Coccejus voor hunnen Leidsman in de Gods,, geleerdheid namen, Descartes tot hunnen Leermeester in de Wysbegeerte verkooren. „ Dit zal ons niet vreemd voorkoomen, wan„ neer wy in aanmerkinge neemen, dat de„ zelfde perfonen, die de Carthefianery, in de „ Nederlanden, dwarsboomden, ook de hefti„ ge tegenftanders waren van de Coccejaan,, fche Godgeleerdheid: deeze wederftand te„ gen die twee groote mannen en hunne ftel- fels bragt de Cartefiaanen en Coccejaanen in de noodzaaklykheid, om hunne kragten „ te vereenigen, tot het verdeedigen hunner „ zaak, tegen de fchriklyke aanvallen hunner „ talryke vyanden." — Ja, die zelfde Mosheim, in het vervolg, meêr bepaaldelyk van Coccejus en deszelfs ftellingen handelende, fchryft (q~); „ Eén der hoofdoogmerken van „ Coccejus was, om de Godgeleerdheid van „ de 00 IX D. il. 13a en 133 van de Ncderd. Uitjaave. (j; /. «. 139, C 5  4s BYVOEGSELS en ''Rapport, de Wysbegeerte af te zonderen , en de, ,, Christen-Leeraaren, in het uitleggen van de eerstgemelde weetenfchap, te bepaalen tot „ de woorden en fpreekwyzen der heilige „ Schriften," Dit Ïaatfte blykt ook, riet onduister, uit de twee, hier voor aangehaalde, Brieven van - Coccejus zei ven (Y). Men mag, dierhalven, veilig befluiten, dat het gezegde van Wagenaar, alhier, niet op Coccejus kan worden toegepast. Bl. 59. r. 7. v. o. „ Sommige" (Voorfchriften agter de Byheïs) „ leerden, in de eer ft e plaats, voor den Keizer , en voor den Koning van Spanje, bidden" 't Is opmerklyk, dat dit nog gevonden wierdt agter den Bybel, ten jaare 1635, te Amfterdam, by Kloppenburgh en Laurenlfen, gedrukt (s). Bl. 74.r. 2. v. o. ,,'t Veroveren van Kochin en Kananor boette een weinig de fchade, die de Oostindifche Maatfchappy — geleeden hadt, door het verliezen van het Eiland Formofa." — Zeer wel, zegt onze Wagen. een weinig" want'het verlies van Formofa was, zonder twyfel, veelgrooter, dan het voordeel deezer nieuwe overwinning. Hoe uitgeftrekt en ge. wigtig, voor 't overige, omtrent deezen tyd, de bezittingen en den handel der Oost-Indifche Maatfchappy waren, kan men, onder anderen, zien, uit het Verflag * , 't welk, over het jaar 1662 , ter Vergadering der algemeene Staaten, ^oor Bewindhebberen, in het jaar 1664, ge- O) Dit flemt, in dit opzigt, ook vo!koom«n over een, met de Refolutie der Staaten van Holland van den 30 van Herfstmaand des jaars 1656, ook by onzen Wag., bl. 55 en 56, vermeld; en met eene andere van dezelve Staaten, genomen den S4 van Louwmaand des jaars 1660. Refol, v. HoJl,/. e. bl.i*~u„ (0 Public Gebed, 2 D. bl. 61.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 4S gedaan wierdt. 'Er blykt, uit hetzelve, dat, tot het behoorlyk waarneemen van den handel in de Oost-Indien, het bevaaren onzer, verfchillende Landen, Plaatzen en Komptoiren, aldaar, 't voorzien derzelven van behoeften, van Volk , en het jaarlyks overbrengen van de ingewisfelde goederen naar 't Vaderland, de Maatfchappy, thans, honderd veertig, welbemande en, zo van krygstuig als levensmiddelen, wel voorziene en toegeruste, Schepen in dienst hieldt, behalven nog vyf en twintig duizend koppen, zo Matroozen als Soldaaten, welken zy, jaar uit jaar in, gereekend wierdt in haare befolding te hebben. Dit alles wierdt, uit de herwaarts aangebragte goederen*, met eene overwinst van eenige millioenen, goedgemaakt (t). Gelyk Holland byzonder belang hadt by de Oost-Indifche Maatfchappy , en't gezag van dat Gewest,thans, zeer groot was, vindt men ook, dat de Bewindhebberen dier Maatfchappy den Bevelhebber deiüe/o^-vlooteaan hunne Edele Grootmogendheden voorftelden en, door hunnen Advokaat, kort verflag van den ftand der zaaken , ter Vergadering van Holland, lieten doen(«). BJ« 75- „ Coxinga tastte de flerkte Zelandia aan." Hy hadt , by 't winnen van Formofa, 'ook den Nederduitfchen Predikant, Hambroek , gevangen gekreegen , en zondt deezen naar de Vesting, met last, om de Belegerden tot ove ;ive te beweegen, en ftraks te rug te keeren, op doodftraf. Hambroek ging in de Plaats, vondt ze in ftaat van tegenweer, moedigde de bezetting daar toe aan, rukte zig uit CO Aitzema , /. e. XI D, 61. 364—370. C») Refol. Holl. 28 July 1663. 61. 79.  44 BY VOEGSELS is n Suaeofiniscit, * Jllvoc» sus. uit de armen van twee zyner, zig aldaar bevindende en voor zynen dood dugrende, Oogters , keerde weder tot den Chinees, en zeide hein (die ook zyne Vrouw en andereKinderen in zyne magt hadt), moediglyk, aan, dat de Vesting Zelandia wel gederkt was en aan geene overgave dagr. Coxinga , hoe kwaalyk te vrede over die boodfchap, liet Hambroek geene itraf aandoen. Maar, wanneer,niet lange daar na,een opftand, op Formoza, uitbrak, welken hy door de Nederlandfche gevangenen meende te zyn opgedoekt, gaf hy last, hun allen, ten getale van wel vyf honderd, om te brengen, ende braave Hambroek viel, toen, met zyne Landsgenooten en Bloedverwanten, onder 't moordzwaard (v~). Bl. 77. r. 7. „ 'Er viel nog veel te vereffenen — in Braband," Het. oud gefchil, tusfchen de algemeene Staaten en den Aartshertoge Leopold, als Grootmeester der Duitfche Orde,nopens deOpperheerfchappy * der Kommandery van Gemert (w), was mede, tot nu toe, blyven hangen, hoe zeer, reeds tenjaare 1651, zo wegens den Hoogen Raade der Spaanïche, als die der Vereenigde, Nederlanden, nopens dit gewigtig punt, zeer breede Memories, ter tafele van de groote Vergaderinge; die, toen, in den Haage , by een was; waren ingediend (x). Men ftelde, aan de zyde van den Aartshertoge, dat de voorn. Kommandery aan het Duitfche Ryk behoorde, en de Koning van Spanje, als Hertog van Braband, 'er flegts Opperfchutsheer * van was; waar te- O) BasNAGB, /. e. Tom. I. fol. 654. («O WAGEf. Vad. Hift. VII D. II. 27. (s) Regi'r. der Gr. Verfcail. BIS. op 27 Mei, J/.4I7—47s en >. t. bl. 47S en volg| Verge . Relol. vaa Holl. 26 m.iió.5. 26:, en 14 jucy 1651. bl. i3?.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 45 tegen de onzen zeiden, dat zy onder de Meiery van 's Hertogenbosch behoorde; ten betooge van welk Ïaatfte gevoelen, ook de Stad van dien naam zig, by Brieve, aan hunne Hoogmogendheden, op den 8 van Bloeimaand deezes jaars 1662, vervoegd hadt (y). Op den 8 van Hooimaand daaraan, wierdt, eindelyk, eene overeenkomst, tusfchen de algemeene Staaten en den Heere Grootmeester, nevens de Heeren der Duitfche Orde, getroffen, by welke hunne Hoogmogendheden, onder zekere voorwaarden, van het Oppergebied over de meergezegde Kommandery afftand deeden; verklaarende dezelve aan te koomen, en te behooren aan de voorfz. Duitfche Orde, onder het Roomfche Ryk. Voor deezen afftand zon de Orde , in drie termynen , aan den Staat moeten opleggen eene fomme van veertigduizend gulden (,~). Bl. 98. r. 5. „ De Prins (Willem Fredrik van Nasfau) overleedt." Hy hadt zig, in zyn lyden, met de geduldigfte bedaardheid, moed en tegenwoordigheid van geest, gedraagen, in alles , door de pen; wyl de tong hem haare dienften weigerde; aanhoudend en tot de laatüe ftonden, zyne gedagten, duidlyk, uitende, en alle zyne zaaken, ook zyne uiterfte wille, befchikkende. Op den 25 bevoorens, fchreef hy, eigenhandig, aan de algemeene Staaten en die van Holland, dat hy, daegs te voren, door het ,s on. Cy) NoimI. der flad 's Bosch, MS. 8 April i6öï, fel. 233. C. ao Van Heurn , Hiflor. der ttad en Meyer. van 's Bosch, 3 D. bl. ui en 105. (z) Aitzema, /. *. 10 D. 42 */. 498—500; alwaar men het Actoord, en Oudenhoven , Befchryv. van de Meyerye van 's Bosch, U 42, edit. 1670; alwaar men de Rtfolutie der Statte* Generaal, vinden zal.  46 ËYVOEGSELSen „ ongelückig en onyoorftens losfen van een „ Piftool, aai de mont ende in t geftcht was 5» gequest geworden, fulcx dat fyne tanden los ,, waren ende at heel niet fpreecken en konde, „ dogh dat hy, tegenwoordich, in goede hope was van prompte genezinge (a)!' Ook zonde hy, ten zeiven dage, een' Brief aan zynen Neeve, den jongen Prinfe van Oranje, deezen , teffens, aanmaanende, voorzigtiglyk met geweer om te gaan, en zig aan hem te fpiegelen (b). Op den ai van Wynmaand, naar den ouden, toen nog, in Friesland, gebruikten, dat is den 31 derzelve maand, naar den nieuwen, ftyl, en wel; zo als de Vrouwe Weduwe aan de Staa. ten fchreef; ten feven uyren in den avont (c), ftierf hy, op de voorbed digfte en Christelykite wyze , in het twee en vyfugfte jaar zyns ouderdoms (i). Bl. 99. r. 11. „ Zyn Lyk werdt —, in 't begin des volgenden jaars, begraaven." Aitzema, by Wagen.,ter hier Aangehaalde plaatfe, zegt wel, dat Prins Van Maurits , „ komen„ de van de begraefenis van Prinfe Willem, „ —Dingsdags, den fesden January, nieuwen „ ftyl, van Lceuwaerde was vertrokken;" doch hy meldt, daar, den tyd der Begraafnis niet en, voorheen, op 't jaar 1664, hadt hy gezegd , dat zy „ den feventienden Decembris, oude „ftyl, (dat is den 27 van den nieuwen), ge- „ hou- O) Refol. Staar. Getier. as Oft^b. 3CÖ4. en die der Staker, van Hóll. e8 Oétob. 16Ö4. bl, 100. "taaten O» AtraiH, 11 D. 44 B. bl. 75 en volgg., alwaar ook een brceoer bcfchryvinge der kwctlinge, raej hatre gevolgen , doof den Fnefchen Profesfor Frencf.lius. (f) Rafel. Staat. Gen. 1 Nov. 1664. en Refel. Holl. 4-6. Wov. 1664. bl. 117. n (d) Aitzema j /. c. 44 B. IJ. fio8<-tf»o.  AANMERK, op het XIII. DEEL: 47 houden was (e)." Maar de Hollandfche Refolutien, (my is ontfchooten, die der Generaliteit, op dit punt, naauwkeurig genoeg in te zien) leeren, dat deeze plegtigheid, tegens den 15 van Wintermaand des ouden, of den 25 des nieuwen, ftyls, van den jaare 1664, was vastgefteld, en ik weete niet, dat hier in verandering kwam (ƒ). Dezelve Begraafnis wierdt, door eene bezending van hooggemelde en der algemeene Heeren Staaten, op verzoek der Vorftinne, Weduwe van des pas geftorvenen Vorst, bygewoond (g). Bl. 94. r. 7. v. o. „ De Bisfchop van Munfier — maakte, nog voor 't einde des jaars, zig — meester van De Eilerfchanfe.'" Dit gebeurde des nagts, tusfchen den 18 en 19 van Wintermaand deezes jaars 1663. (h) Bl. 108. r. 6. „ De Koning van Frankryk — verklaard hebbende, dat hy 't Verbond met deezen Staat niet zou bekragtigen, ten ware Duinkerken begreepen werdt onder de plaatfen, in 't bezit van welken men hem beloofde te zullen handhaaven; zagen de Staaten zig,eindelyk, genoodzaakt, om hem hier in te wil' le te zyn."'' Dit werk veroorzaakte een der moeilyklte onderhandelingen van deezen tyd,en lag den grond, tot die onderlinge gemeenfchap, tusfchen de Raadpenfionaris De Witt en den Franfchen Ambasfadeur D'Estrades , waar over men, federt, zo verfchillend gedagt heeft. Het verdient, zo ik meene, eenige breeder uitweiding. In (uit de Eilanden van St. LhriftoffelsMartinique en Guadeloupe, — • wier- (/; De W.tt's Brieven, i D. II. 596. 10 es 11 uct. 1602. il, 3;. D ) r t 'Oawiert des Man». faCtures» 'Ftdeart,  5o BY VOEGSELS en wierden aangevoerd, en verfcheiden Geflagten tot grooten rykdom gebragt hadden. Met écn woord, men oordeelde , by veelen , en d'Estrades zelve was in die gedagten, dat Duinkerken, binnen vier jaaren, allen handel aan zig zou trekken en dit Gemeenebest geheel bederven («). De Spaanfche Gezant De Gamarra, die, door eene te naauwe vereeniging van deezen Staat met Frankryk, zig gedwarsboomd zag in zyn, op den vyftienden van Wintermaand laatstlecden, gedaan voorftel, om, met zynen Meester, een Verbond, ter onderlinge verdee- diging der Spaanfche Nederlanden (0), aan te gaan, verzuimde niet, zig van deeze omfiandigheden te be üenen, om 't vuur van misnoegen, tegen Lodewyk den XIV, aan te ftooken, en het, van nieuws , met dien Vorst, opgerigt Traktaat (welkers bekragtiging, op den voer, by Holland beraamd, De Witt, zo zeer verlangde) kon het zyn, in duigen te doen vallen. De Raadpenfionaris, dit bemerkende, begaf zig, op den ifc» van Louwmaand des jaars ÏÓ63, niet alleen in perfoon naar d'Estrades, maar zondt ook, eenige uuren daar na, den Heere Van Bf.uningen op hem af, om, ware het mooglyk, dit werk eene meêr gunstige wending tegeeven. Beiden onderhielden zy denGezant,een' geruïmen tyd.DEWiTT, de behendigile en gladstbefpraakte der twee (ƒ>), begon zyne reden, met zig, op de beleefüre en verpligtenfte wyze, uit te laaten over s'Konings magt, goede en groote hoedanighrden; deezen, zeide hy, gaven ook aan deszelfs Nabuuren en Bondgenooten, met naame aan den (n) Ltttrei D'Ejtrades , T. 2. p■ %(>■ (o, RefoJ. Holl. ii en 12 Maart 1662. tl. SS en 57. O) Lettns D Estrades, T. s. />. i6.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 51 den Staat der Vereenigde Nederlanden gegronde hoop op vermeerdering van welvaaren, hoe zeer men, evenwel, niet mogt ontveinzen, dat de Vrydom, onlangs aan Duinkerken verleend, in Holland en Zeeland zeer veel ontlleltenis * hadt ver-* oorzaakt; „ dan, waaromtrend hy, Raadpenfiona„ ris, overweegende,aaa deeenezyde,'t gerin„ ge voordeel, 't geen de Koning daar uit trek„ ken konde en, aan den anderen kant, het verlies, „ 't geen dezelve, langs dien weg, aan zyne tollen, „ in de Franiche Steden, die aan Vlaanderen ,, grensden, zou lyden, zig zeiven niet konde „ overreeden, dat zyne Majefteit het zekere „ voor het onzekere zoude willen kiezen ; „ midlerwyl hy, gaarne, bekende, dat de Staat „ eene groote verpligting aan dien Vorst zou „ hebben, indien dees den gemelden Vrydom „ verminderde; te meêr, daarzy grooter was, dan „ men 'er, tot nog toe, eene gezien hadt (q)." D'Estrades tragtede het doen van zynen Meester te billyken, door, onder anderen, te zeggen; „ dat de Koning, in 't verleenen van „ Vrydom aan Duinkerken, geenfints bedoeld hadt, deeze Gewesten te benadeelen, die, „ op hunnen grond, op gelyke wyze handelen „ konden; dat hy, nog minder, zyn eigen belang „ in deezen beoogd hadt, maar , gaarne , „ eenige tolgelden hadt willen verliezen, zo „ ter erkenning der genegenheid, hem, voor,, heen, door de Duinkerkers, betoond, als 1 om, zo daar, als elders in Vlaanderen, „ 't Volk te verligten van de lasten, met , welken het, in zyne .minderjarigheid, was , gedrukt geweest: uit al het welke hy wilde „ op- (f) Leitres D'Estbladij, T. i p. jfi ,t t7. D 2 illttrnt  52 BYVOEGSELS en „ opgemerkt hebben,hoe veel de Bondgenooten, „ van zulk een' mildaadigen Vorst, te wagten „ hadden (r)." Voorts fchreef hy, terftond, het bezoek der twee Heeren, aan den Koning over; die, by zyn*antwoord, bevestigde, geen voorneeinen te hebben, om Duinkerken tot eene Koopfrad te maaken, waar toe hy ook voorgaf, dezelve, zo om de fterke bezetting, als om 't gevaar van de Haven, ongefchikt te oordeelen. D'Estrades liet niet na, van deeze redenen gebruik te maaken, zo by De Witt, als by fommige anderen, die hem, over deeze zaak, kwamen fpreeken; ook vondt het ingang by eenigen, maar het Helde de overigen niet gerust, en werkte, ter Generaliteit , niet veel uit, door bykoomende omtlandigheden (j) De Koning, naamlyk, uit de verflaagendheid, die het open Hellen van Duinkerken, by de Staaten, veroorzaakt hadt, vermoedende, dat, zo hy, nu, eenvoudiglyk, de uitwisfeling der bekragtiging van het Traktaat, ten jaare 1662 gejflooten,toeftondt, men, daarna, ligtelyk, van deeze zyde, de vrywaaring of borgftelling voor die Plaats, geheel of ten deele, zoude weigeren , en dus, aan Spanje, den weg zou wyzen, hoe hem te kunnen aanvallen, zonder dat hy op hulp der Staaten zou kunnen rekenen; de Koning, herzeg ik, dit vermoedende, en her, verders, daarvoor houdende, dat men, voor de uitwisfeling van een Traktaat, niet, volltrektelyk, tot de nakooming van dien verbonden was, hadt, onlangs, wel doen verklaaren, bereid te zyn tot de verzogte uitwisfeling, en om zig mede borg te ftellen voor de verbintenis van den Staat met En- O) d'Estrades , /. e. Tem, 2. fag. 37 '> 38. (O Lettres D'Estrades, ï. ï. f, 42, 43, 44» 48> 49 «' si.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 53 Engeland, maar niet, dan onder den volftrekten mits, dat, alsdan, in het Traktaat met hem geflooten, ook de vrywaaring van Duinkerken moest begreepen worden onder die plaatfen. in welken de Staaten zig verbonden hadden hem te zullen handhaaven (t). Dit verwekte hoe langer hoe grooter mistrouwen, by de Staaten. De Witt, die 'er de billv kheid, zo wel als 't gevaar, van gevoelde, begon, toen eerst, zyne ernftigfte onderhandelingen met d'Estrades. Hy zettede deezen op het hart, dat de koop van Duinkerken, als gefchied na de fluiting van het bovengemeld Traktaat ,natuurlyk geen deel van't zelve konde uitmaaken; dat ook het Traktaat, als in s'Konings byzyn geilooten en onderteekend, nu; zou men anders op s'Vorflen woord bouwen kunnen; geene verandering, ten deeze, konde ondergaan, alfchoon het nog niet was uitgewisfcld; dat, ondertusfen, die uitwisfeling den hoogften fpoed verreischte, nadien zy, volgens het Ïaatfte artikel , binnen drie maanden, en düs reeds voor 't einde van den Zomermaand des jaars 1662, hadt moeten gefchieden, welke tyd lange verfcheenen was; dac men, zo doende , op de plegtigfte Verdragen niet meêr zou kunnen reekenen; dat dit den Koning zeiven nadeelig kon worden, en dat, daarom, en tot voorkooming van verdere zwaarigheden, het, zyns oordeels, thans, gevoeglyker zyn zoude, indien men een afzonderlyk Traktaat maakte, ten opzigte van de vrywaaringe van den Koop van Duinkerken en \ der Verbonden met Engeland, nevens die van de Landen van Overmaaze ; dat men, in dat geval, de bekragtigingen der beide Traktaa- ten, O) Lentes d'£iTK,4DES, Tem, t. f, 40^43. D 3  54 B YVOE GSELS en ten, gelyktydig zou kunnen en moeten uitwisfelen, en dat, langs dien weg, «iet blyken zoude, dat het eerfte Traktaat, eenige verandering of oponthoud, door een nieuw voorftel, hadt ondergaan («). D'Estrades gevoelde, rasch, den klem der redenen van De Witt; hy fchreef'er den Koning over, en zelf deeze antwoordde, bereid te zyn tot eene gelyktydige uitwisfeling der twee Traktaaten, overeenkomilig den voorflag van den Raadpenfionaris. Dan dit hadt geen genoegzaam gevolg. De algemeene Staaten, van deeze beraaming niet weetende en op zig zei ven, anders gevoelende, hadden, midlerwyl, eene Kommisfie benoemd aan den Ambasfadeur, welke by hem kwam, llegts ruim een uur, na hy s'Konings laatstgemeld antwoord ontvangen en aan De Witt , die hem was koomen bezoeker, hadt medegedeeld. Zy floeg hem, naamens hunne Meesters, voor; den Koning te verzoeken, hy wilde aan hunne Hoogmogendheden 't genoegen geeven, om de bekragtiging van het onderling gemaakt Traktaat uit te wisfelen, alyoorens men hem, van deeze zyde, verzeekering der vrywaaring van Duinkerken gaave! Zy voegde 'er by, dat men niet begreep, waar toe het langer uitftel van eene, zoplegtiglyk beloofde, zaak diende, en dat men in vermoeden moest vallen , hoe nieuwe oorzaaken, telkens, nieuwe uitftellen, aan de Franfche zyde, zouden doen opkoomen , te meêr, daar de Heer Boreel geklaagd hadt, over bezwaaren. die tegen het geflooten Traktaat aanliepen. D'Estrades antwoordde; dat de Koning niet nalaatig was; dat hy bereid was het geflooten Traktaat, te gelyk met dat van vrywaaring nopens Duinkerken, uictewisfelen, en dat alle uit- («) Letms D'Esteiabss , /, e. f. 46 w 47.  Aanmerk, op het xiii. deel 55 uitftellen aan de Jangdraadige beflniten van den Staat waren te wy ten(v).Doch De Witt verklaarde, kort daar op, aan den Franfchen Gezant, dat, hoe zeer hy, voor zig, s'Konings goede trouw niet verdagt hielde't hem, egter, onmooelvk zou zyn, den argwaan der Steden en Provinrien, die, door Gamarra, hoe langer hoe meêr, wierden opgezet, en daar de woelingen, hoe langer hoe grooter, wierden, by verdere weigering eener, voorafgaande, uitwisfelinge van het Traktaat, weg te neemen. Hy hieldt"hier dan, ten fterkfte, op aan, en beweende d'Estrades, om van 'sgelyke , by den Koning, te doen (w). Maar die Vorst, gelyk men boven gezien heeft, de Staaten mistrouwende , bleef by zyn Ïaatfte gevoelen, zynen Gezant,alleenlyk,gelastende, hunne Hoogmogendheden te verzeekeren, hoe hy, tot blyk van opregtheid, bevel hadt gegeven, de Nederlanderen , van nu af aan , en dus zonder naar d'uitwlsfellng van het Traktaat te wagten, te ontheffen van de vyftig ftuivers op het Vatgeld (x). Dan, ook dit nam 't ongenoegen, nopens s'Konings marren omtrend de uitwisfeling, hier te lande, niet weg. Men fprak zelfs, van zig aan het Traktaat te willen onttrekken, te meêr, wyl de Koning; overeenkomftig, een denkbeeld van d'Estrades; zig, onlangs, hadt doen verluiden, dat niet flegts de koop, als koop, van Duinkerken, maar ook de Stad \ zelve, zo lang zy in handen zyner Majefteit zyn zou, tegen elk eenen, moest worden gevry waard: eene by voeging, die men, hier, aan zag, als den Lande in een' oorlog met Spanje te O) Lettres D'Estrades, /. e. p. 55-58. («0 Lettres D'Estrades, p. 50 et 51, {*) Lettres D'Estrades, /. e. p. 68. D 4  $6 BYVOEGSELS en te zullen wikkelen (y), en die ook de Witt (fchoon hier voorniet bevreesd) in de bewoordingen der Hollandfche Refolutie reeds vervat en, dus, onnodig oordeelde; overeenkomflig welke Refolutie (waar mede deProvintien van Gelderland, Zeeland, Utrecht en Overysfel zig, nu, vereenigd hadden) hy zig, by d'Estrades, fterk maakte, de vrywaaring, ter Generaliteit, te zullen uitwerken (z). En zo veel invloed hadt zyn gevoelen by dien Gezant, dat dees, in een' volgenden brief aan den Koning, zyn vborig gevoelen, nopens de vrywaaring der Stad, herriep, met hoofdzaaklyke byvoeging, dat de Spaanfche Party, hier te lande, alleenlyk door toedoen van De Witt , kunnende vallen, zyne Majefteit alle zyne zaaken eenen averegtfen keer zoude zien neemen, zo hy niet, fpoediglyk, aan de verlan 'en van dien Staatsdienaar voldeedt («). Dit bragt den Vorst, fchoon niet zonder veel moeite, voor 't eerst, aan 't waggelen, Hy verklaarde, eindelyk, bereid te zyn,om,zonder uitftel, tot de uitwisfeling der bekragtiging van het Traktaat van den 27 van Lentemaand des jaars 1662, over te gaan; maar mits, als dan, der Staaten Gezant Boreel zig, by Handfchrift, verbonde, dat de gezegde uitwisfeling van geene waarde zoude zyn, indien de Staaten de koop en, met naame, ook de Stad, van Duinkerken, binnen drie maanden, niet vrywaarden (£). Doch de Witt, niet flegts gevoelende, dat hier gezondigd was, in de wyzehoe (wyl Boreel, tot zulk eene verbintenis, niet bevoegt was, zonder uitdruk (y) Lettres D'ESTRADU, /. ï p. 70. C»; Lettres D'KsTRAffts, iep 69. («) Lettres D'ESTRADSS , /, c. p. 71. i^bj Lettres D'üsir iuits, /. c. $, 74 & 73,  AANMERK, op het XIIÏ. DEEL. 57 druklyken last der Provinciën; die, hier toe, opzetlyk zouden moeten worden befchreeven) maar ook, eerlang, ziende, dat, ter Generaliteit, s'Konings voorflag; hoe zeer zy veelen fmaakte; op dit punt, door allen , wierdt overgenoomen (c) , gaf zig geene tusfchenpoozing, om, aan den eenen kant, en ten einde het Traktaat met Frankryk nietkwame te vallen, de Leden over te haaien, om den Koning; zo dees onwrikbaar by zyne gedagten bleef; genoegen te geeven en, aan de andere zyde, den Franfchen Gezant te doen zien, hoe, die Vorstzelf de zaaken, door eene onregelmaatige vérging, ftondt te bederven , daar alles ondertusfcben, met eene kleine verandering, te helpen waare,indien, naamelyk, zyne Majefteit flegts verklaarde, dat hy zelve zyne te doene uitwisfeling voor nietig zou houden, indiende vrywaaring der koop en Stad van Duinkerken, binnen drie maanden, niet volgde. Ook haalde hy d'Estrades over, om dien raad, in zulk een gewigtig tydpunt, den Koning voor te Hellen (d), en dit gaf, om my zo uit te drukken , den klap op de zweep. Het deedt zyner Majefteit wel moeite, telkens van gevoelen te moeten veranderen; hy meende, dat d'Estrades zig, te veel,liet om leiden door De Witt, en dat dees hem de zaaken, als bezwaarlyKer, voor droeg, om 'er, by goeden uitval, zig te meêr verdiensten van te kunnen maaken; maar, met dat al, gevoelende, hoe hy, zonder dien Staatsman voor te ftaan, der Spaanfche party in de hand zoude werken, fchreefhy, eindelyk, zynen Gezant; dat hy, alleenlyk ter gunste van den Raad- pen- (e) Lettres d'Estrades, /. T. i. p. 84 et 86. ij!) Lettres d'Estrades, /. t, p. 77, 78,79» 8i, 87,88,89. D 5  58 BY VOEGSELS en penfionaris , (aan wien d'Estrades zulks zeggen moest) „ zig naar den regeeringsloop deezer Lan„ den zoude fchikken, zelfs in zo verre, dat hy, „ zonder eenig verhand van der Staaten Ambas„ fadeur, terftond, de bekragtiging van het, met „ hem gemaakt, Traktaat zou doen uitwisfelen; „ mits men hem, binnen drie of vier maanden' „ voldeede, nopens de Akte van vrywaaring „ voor Duinkerken (e)." Slegts even tydig, kwam dit befluit. Ook in Holland, begon men reeds, merklyk, agter uit te gaan , en 't Spaanfche gevoelen veld te winnen. Maar, zo dra was mets Konings Vcrklaaring, met overleg van De Witt, ter Generaliteit ingeloopen , of dees vertoonde, met de fterkfte verwen, dar na de vryftelling der Nederlanderen van het Vatgeld, zonder naar uitwisfeling te wagten deeze tweede en groote flap van den Koning geenen twyfel meêr, omtrend deszelfs goede trouw, gehengde; dat, nu, alle uitftel belediging wierdc, en dat, daar de Koning tot uitwisfelinovan het Traktaat befloot, wwhy zekerheid hadt van onze vrywaaring nopens Duinkerken,men, ook van deeze zyde, terftond, moest toe treeden, met aan zyner Majeftcits verlangen te voldoen. De meesten, voorheen andersdenkende, Leden der algemeene Staaten vielen, ftraks, in dit gevoelen (ƒ). Holland, in 't byzonder, befloot tot de vrywaaring der Stad (g), en, fchoon dit moeite hadt ter Generaliteit, ging het, egter, door, na dat Utrecht alleen,vertegenwoordigd door den Heere van Renswoude (h), eerst-Afgezondenen van dat Geco Lettres d.Frtrades /. c. 93, 95, 69 ,t I0., C/) Lettres d'Estrades, /. c. p. 98 —101. Gr) c. p, 107 en Refol. Holl. 7 Maart i6i'3, bl, *». (b) Lettres d Estrades , /. c. p. ios, 109 1 xo.  AANMERK op het XIII. DEEL. 59 Gewest en boezemvriend van den Spaanfchen Gezant de Gamarra , het, eene pooze, hadt opgehouden. Prins Willem Fredrik van Nassau , Stadhouder van Friesland, hadt, tot dit werk, naar't fchynt, in dieProvintie, het zyne gedaan(A). De Koning zondtde uitwisfelingvan het Traktaat van 1662 aan Boreel , in Grasmaand deezes jaars 1663 (z')> en de Staaten de hunne, nevens de Vrywaaringe wegens Duinkerken, voor 't midden van den volgenden Bloeimaand (£). Bl. 117. r. 16. „ Hy" (Lodewyk XIV) oordeelde, dat d'Estrades genoeg deedt, als hy't verbond met Spanje maar voorkwam, al werdt'het ontwerp —. op de lange baan gefchooven." Na dat men, in Frankryk, het Ontwerp van de Witt bekookt hadt, begreep men, dat, uit hetzelve, voor den Koning, geen heil was te haaien, en zyne Majefteit zig, veel eer, de handen, volftrekkelyk , zou gebonden zien; waarom d'Estrades wel, in fchyn, 't werk moest doen talmen, maar, in der daad, gelast was, het, nimmer, te fluiten; te meêr, daar men, thans, zig overreed hieldt,hoe min waarfchynlyk het ware, dat de Staaten zig met Spanje zouden verbinden; nadien zodanig verbond, als tegen Frankryk ingerigt, hen, terftond, in een oorlog met hetlaatstgemelde Ryk moest wikkelen,'tgeen, zig dan voegende by Engeland, deeze Landen, die, thans, van binnen , zo zeer verdeeld waren, op den oever van 't bederf zoude kunnen brengen. D'Estrades zeide ook aan de Witt , dat Frankryk met deezen Staat zou breeken, zo dra men floot met Spanje; en Bataillier, die, ter zaake van 't bovengemeld ont- (t) Lettres D'SiTRADES, /. e. f. 14a, 168, en De Witt's Brii ven , 1 D bl. 6ao. (k) Drieven van De Witt, i 13. bl. 640 eu 641.  6o BYVOEGSELS en ontwerp als anderfints , op en neder reisde verhaalde aan den Raadpenfionaris, dat dees te veel op zyne Vrienden hadt vertrouwd; dat de Spanjaards reeds agter 't ontwerp waren gekoomen , en dat dit nu te meêr moest blyven flaapen wyl men den Spaanfchen Koning al geraaden hadt' de huuwlyksgaave der Koningin te betaalen ; waar door een groot deel van Frankryks regt op de Nederlanden zou vervallen. Voor 't overige, verzekerde d'Estrades, dat zyn Meester, rooit^ een" aanval op de Spaanfche Nederlanden doen zoude, dan te zamen met zyne Bondgenooten; ook dat hy de vriend bleef van de Witt. Doch^ in den grond, vertrouwde men, thans, deezen laatften, zeer weinig. D'Estrades fchreef aan 't Franfche Hof, om deezen tyd, „ dat de Raadpen„ fioraris zig minder aan hem uitliet, en, nu hy „ s'Konings oogmerk op de Nederlanden ont„ dekt hadt,zekerlyk ; indien 't belang van zyn „ Vaderland hem dit fcheen te verei.'fchen; den „ Staat in eene verbintenis met Spanje zou bren» gen,niet tegenflaandehy voorgaf, nog tegen „ die verbintenis te blyven, dan waarby hy ge„ voegd hadt, dat hy tegen de trouw, die hy aan „ zyne Meesters verfchuldigd was , handelen „ zoude,indien hy, aan iemand, opening gave, „ van alle de byzonderheden, die, omcrend' „ dit werk. nu en dan, voorvielen (/)." Toen de Franfchen zagen , dat de handeling over de Spaanfche verdeeling affprong, dagten zy, onder de hand, te moeten polfèn, of men, alhier,Maastricht of Rynberk niet aan de kroon zou willen verkoopen, of tegen andere plaatfen verwisfelen. d'Estrades, egter, wagt- te (O £««•" D'EiWADES, l.C T. 2./. 338-346,359,3654; 366.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 61 te zig wel, hier nopens, eenig voorftel by de Staaten te doen inloopen. Hy gevoelde den tegenftand, dien hy, aldaar, ftondt te ontmoeten, omtrend het overgeeven van twee Steden, die, voor de fleutels van Ryn en Maaze, gehouden wierden Sommigen vernaaien, dat deRyngraaf, Gouverneur van Maastricht, nopens de overgave van die Vesting, met d'Estrades, hadt gehandeld, ja de Spaanfche Ambasiadeur klaagde hier over, opentlyk , aan de algemeene Staaten ; maar anderen hebben aangeteekend, dat de Ryngraaf zig, federt, voldoende geregtvaardigd heeft; fchoon hy, wiens Gemalin groote goederen in Frankryk hadt, meêr agting voedde voor gekroonde hoofden, dan voor een Gemeenebest, waar in hy zyn fortuin hadt gemaakt (m). Bl. 118. r. 8. Men verzekert, dat hy" (Lodewyk XIV),, hier van" ('t voeden van misnoegen tusfchen Groot - llrittannie en den Staat) „ heimlyk zyn werk maakte ; . fchoon hy — zyne bemiddeling aanboodt, tot voorkoming van den kryg." Dit Ïaatfte was zeer zyn belang; nadien hy, anderfins, één der beide partyen hadt moeten byfpringen. Deeze handel ftrookte ook volkoomen met 'sKonings geheime inzigten , bevoorens , alhier («), uit een'brief zyner Majefteit, aan d'Estrades, gebleeken, en welken daar in beftonden, dat hy , gaarne, deeze zyne twee nabuuren elkander zag verzwakken ; mits niet ten koste van zyne eigene beurfe. Bl. 119. r. 18. 3, Zig gansch nieuw Nederland f>) Wicquefort , Hifi, d'HoII. Liv. 14 />• «• 83 «»«3 f'fi- MS. (n) Zie deeze Aanmerk, tl. 26 en 27. Vergel. Brieven van De Witt, 4 O. bl. 38$. en Wagen, alhier, 161.  6i BYVOEGSELSes land onderwerpende" Dit uitgeftrékt Gewest voerde,eerst,den naam van niéuw-Hollanden was, ten jaare 1605;, door Henry Hudfon, een' Engelsman, in dienst der Nederlandfche OostIndifche Maatfchappy, ontdekt. Koning JacobI hadt wel goed kunnen vinden, het zeke den Graave van Stirling te fchenken, maar 't was, alleenlyk door de Nederlanders , bevolkt en beplant(c)jonder 't bewind der West-Indifche Maatfchappy, die 'er, federt, ook handel dreef, en groote Landftreeken van de Amerikaanfche Inboorlingen aankogt, waar onder ook Konmttekoek (thans Conne&icut) behoorde , 't geen veel aanftoots leedt van de Engelfchen, die zig , Zuidwaarts van de onzen , hadden neergêflagen, in het Land, naar hen, nieuw Engeland gezegd fj>). Ten jaare 1656, deedt , de West-Indifche Maatfchappy, een deel haarer bezittingen , in de Rivier Manhaltans, of Hüdfons - baai, waar in nieuw Amfterdam lag , aan de Hollandfche Stad van dien naam óver. De Vroedfchap aldaar begreep, dat het zelve , behoorlyk bebouwd wordende , alles zou kunnen opleeveren,'t geen men, anderfints, uit de Oostzee verpligt was te haaien. Zy zondt, wel haast, eenige honderde Huisgezinnen , veel al uit gevlugte Piëmonteezer Dallie- . zen of Waldenzen, en andere Vreemdelingen, beftaande , derwaarts, die van al het noodipe voorzien wierden.. Tot den jaare 1662, beantwoordden de voordeelen der Volkplan tinge, in verre na, niet aan de kosten; maar, in dat jaar en, na men vyfentwintig Mennonistifche Huisge. O) Home, /. c. 5 D. bl. 559. (p Befcbryving der Limue» vaa nieuw NecIerL in Beverxinck's Verbaal, bl. 606 &c. Aitzema, /. c. 11 D. bl. ijs.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 63 gezinnen, die, ieder, honderd gulden kreegen, derwaarts hadt afgefcheept, begon zy te bloeien en, voor fcheepvaart en koophandel, nuttig te worden (jf). 'T was in dien ftaat, dat Holmes, twee jaaren daar na, Nieuw Nederland vermeesterde; 't geen, zo als ook de, daarin liggende, ftad Nieuw - Amfterdam, naar den Hertog van Yorke , den naam van Nieuw-Tork kreeg (r)en, in onze dagen, zig van de Engelfche heerfchappy hebbende vrygevogten, één van de aanzienlykfte Provinciën uitmaakt, der Republyk van Noord-Amerika. Bl. 120. r. 8. v. o. „ Men befloot, derhalve, dat Koning Karel oorlog zogt." De Engelfche Schryvers zei ven twyfelen niet, dit, volmondig, te bevestigen. 'sKonings voornaamlte reden was wel de hoop, ter bevordering van zynen jongen Neeve vanürange, tot de waardigheden van deszelfs Voorouderen; 't geen men in Holland , thans zeer met Frankryk verbonden , hoe langer hoe verder verfchoof; doch hier kwam by de naaryver derEngelfche Natie, daagelyks aangevuurd door den Hertog van Yorke, omtrend den Nederlandfchen koophandel (j); welke naaryver zo groot was, dat het Volk, kort voor'c fluiten van't Ïaatfte Traktaat, reeds openbaarlyk om oorlog hadt geroepen; dien ik, evenwel ergens geleezen heb, dat de Koning toen, tegen hieldt. Bl. 121. r. 14. „ Geen gefchil van belang, dan over — twee Schepen!' Men eischte, aan de Cf) Zie Waghn., Befchryv. van Amft. 5 D. II, 224—218. (r) Hume , HMl. van Engel. hl. 536—539. Rapin , Hift. d'Angler. Tem. 9. p. 224. et Suiv. Brieven Van Goch, by Dt Witt, 4 D. bl. 323. CO Humi /. e. bl, 537.  64 BYVOEGSELS eh de Engelfche zyde, federc eenigen tyd, ook voldoening , van vyf andere Schepen , met naamen óeLuipaerd, de Hopewel, de Charles, de Jacques en de Maria; waar omtrend men, hier te lande, meende, dat eene vriendelyke fchikking konde vallen (f). Bl. «22. t.7. „ De Witt en eenige andere Gemagtigden." Te weeten, de Leden van het particulier qf [eereet Befoigne , die, op den 5 van Oogstmaand laatstleden , door hunne Hoogmogendheden, benoemd waren, om den inhoud des Briefs van den Vice-Admiraal de Ruiter te overweegen en, daar van, verflag ter Vergadering te doen (V). Ik bevinde dat zy, thans, byeen kwamen ten getale van zeven; zynde „ de Heeren van Braekel, De Witt, Glas, Raadpenfionaris De Witt, PieTer„ sons, Van der Hoolck, enDiEDWEs (»." Bl. 122. r. 9, „ Nadere overweeging." Men verfiaa, hier door, de gewoone Refumtie(w); welke befiaat, in eene voorleezing van de, op fchrifc gefielde, uitbreiding der Befluiten, in de laatst voorgaande Vergadering genoomen, en van de opneeming der Item men, omtrend dat voorgeleezene. Bl. 122. r. „ 't Be/luitwerdt, twee dagen daarna, door eenen anderen Prefiient, getekend" Te weeten, door den geenen, die, des Saturdags bevoorens, hadt voorgezeten en , nu, niet meêr voorzat. De zaak eischt, in h'aaren faamenhang, wel eenige opheldering. Na dat, op CO Brieven van DkWitt, 4D. f/.33o. Waokn. alhier 128. (u) Brandt, Leven van de Ruiter, Bl. 293 en '94. (v> Secreete Ro.'ol. Staaten Gener 9 Ang. 1ÉÓ4. t}toa\Tms\ '''' "' *9*' WlCQU£F0RT> <■'■ '4*  AANMERK, op het XIII. DEEL. 65 op den 7 van Oogstmaand, by Holland, heimlyk beflooten was, om, met alle behendigheid en op de bedekfte wyze, de zaaken, by hunne Hoogmogendheden, daar heen te leiden, dat de Ruiter naar Cabo Ver de wierde afgezonden, gaf de Witt 'er kennis van aan de zeven Heeren, hier boven, door my genoemd (V), en ftelde, met hun, zodanige voorloopige uitbreiding of fchetfe van Refolutie op het papier, als men, op de bekwaamfte wyze en tyd, ter algemeene Staatsvergadering, wenschte te doen doorgaan. Men haastte zig langzaamlyk. OpSaturdag, den 9 van Oogstmaand, wierdt wel de Hollandfche Refolutie, ter uitrusting van twaalf Oorlogfchepen naar de Kust van Guinéa , ter Generaliteit ingebragt en, aldaar, een overeenkomftig befluit genomen, doch men maakte, toen, nog geen 't minfte gewag der afzonderlyke verzending van de Ruiter naar Cabo Verde. De Heer Johan van Reede, Heer van Renswoude, zat thans voor (y), en dewyl, van elders, blykt, dat hy, te meermaalen, met de Witt verfchilde (z) , is het, ligtelyk, te vatten, waarom men hem 't geheim niet toevertrouwde en, uit vreeze voor ketfen, begreepen zal hebben, hier omtrend, niets, geduurende deszelfs voorzitting, te moeten waagen. Maar toen, maandag daar aan volgende, den 11 van Oogstmaand, de eerfie ftoel, riaar ftyle ter Generaliteit gebruiklyk, in handen van eenen nieuwen Prefident was overgegaan, die voor min kundig in zaaken wierdt gehouden (a), en toen de £0 Zie myne Aanmêrk. op Wagen., alhier, */. 122, r. 7, (y) Refol rler Staaten Gener. 9 AHg 1664. (z) d'Estrades , /. e, Tom. 2. pag. 109. (a) Wicquefort, /. e. Liv. 14. pag. 80 it 81. MS.  66 BYVOEGSELS en de Heer van Renswoude zig, ten zeiven tyde, naar het fchynt, voor eene pooze (£), uit de Vergadering hadt begeeven, las men de uitbreiding voor, die de Ruiter betrof, even als was zy flegts een gevolg der Refolutie van den 9 laatstleeden, en befloot dus ook dezelve, als op dien dag genomen, te boeken. Die twee, zo even aangeroerde , omftandigheden , te weeten de gedeeltelyke afwezigheid van den Heere van Reede , en de minder bedreevendheid van den thans voorzittenden Heere, fchynen, byzonderlyk, met het overige, door onzen Wagen: geboekt, medegewerkt te hebben, ter afweering van alle aanmerking, en argwaan, zo by den Heere Kann, (dit was de naam van den nieuwen Prefident (Y)) in't befluiten, als, daar na, by den Heere van Renswoude, in het onderteekenen der geheime Refolutie voor de Ruiter. Ik zeg het onderteekenen des Heeren van Renswoude; want, fchoon ik bevinde, dat een kundig en gelyktydig Schryver den Heere Kann, als Onder- tee- Ci) Ik weet. voor 't overige, wel, dat de nauwkeurige Brandt (^Leven van de Ruiter ,£/• 294.) verhaalt, dat ,, de Heer, die, op „ Saterdag, den negenden, Prefident was, op Maandag, den elf„ den, niet tegenwoordig was , en dat, verder, de Heer, die, op „ Maandag Prefident was, op Saterdag niet tegenwoordig was geweest." Maar, dat zy beiden , op beiden die dagen , tegenwoordig geweest waren, en dus ook de Heer van Renswoude, wel eene pooze , maar niet den gantfchen tyd, kan afweezig geweest zyn, blyktuitde Refolutien hunner Hoogmngemlheden zelfs; alwaar men, naamemlyk ,opSaterdag, den 9, deeze Leden vindt aangeteekent „ Prefide de Heer van Renswoude ; prtefent „ de Heeren Van Gbent ,Van Braeckel, Ileukelom. Kaldenbacb, ,, Johan de Wilt, Cornelis de Witt, Van der DuJJin, Van der „ Horst, Pauw, Glas, R. Penf. de Witt, Reigersbergb, Pieter. „ fon, Van der Hoohk. Kann , Beuricius,Boelens, Baerdt, Drews, „ Isbratidt;" en op Maandag, den 11 van Augustus," Prtefide ,, de Heer Kann; prefent de Heeren Van Gbent, Braeckel, „ Heuckelom, Kaldenbacb, Johan de Witt, Glas, Raedpenf. da ,, Witt, Reigersbergb, Pieterfin ,Renswodde , Van der Heolck , „ Eouricius, Boelens, Baerdt , Brews, Isbrands." (e) WicQ,uefort, /. c. liv. 14. p. ». 8l. MS.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 67 teekenaar opgeeft (V), wordt dit, egter, wederiproken door de uitgaave van de Refolutie zelve, met den naam van den Onderteekenaar 'er onder; welk ftuk, uit den boedel van de Ruiter , aan den Hiftoriefchryver Brandt , fchynt medegedeeld geweest te zyn (e). Ook was het natuurlykst, dat de Heer van Renswoude, die, op den 11 van Oogstmaand, als-ter Vergadering tegenwoordig vermeld wordt, en die, den 9 bevoorens, gelyk wy zagen ,Prefidentwas geweest , een ftuk onderteekende, 't geen beflooten was , onder de Refolutien van dien 9 te brengen, en 'er ook onder gebragt wierdt. Bl. 124. r. 8. „De twaalf'Oorlogfchepen, onder — Jan van Kampen , vertrokken niet.:i In plaats der beraamde twaalf, wierden 'er maar tien Schepen gereed gemaakt; om dat Vriesland zyn aandeel (f) in de uitrustinge niet in gaf. Bl. 125. r. 17. „ Koopvaar dyfchepen genomen." De Schout by Nagt KornelisTromp, naar Zee gezonden, om op onze te rug kecrendeOost-Indifche Vloot te kruisfen, ontmoette dezelve, in Oogstmaand laatstleeden, op de hoogte van Faithil, by Hitland, enbragt ze behouden in 't Vaderland (g). Bl. 139. r. 1. „ In Engeland, — maakte men zwaarigheid, om Hollandfche Schepen toe te laaten." Men hadt zelfs, in de Zomermaand laatstleeden, den Heere Van Goch, als Ambasfadeur van den Staat naar Engeland gaande, in de Rivier van London, aangehou - den; Cd) WlCQUEFORT, /. t. (e) rsRANivr, Leven van de Ruiter, H. sp4, en de Vw* tide van dat Werk. Cf) Brandt, /. c. H. sco. (V) Ltcven van Tromp. H. 224. E a  63 BYVOEÜSËLS en den; fchoon hy, op last der Engelfche Regeering, kort daar op, ontflagen wierdt (7r) Bl. 139. r. 3. v. o. „ Zy" (de Staaten) „hadden, op 't aanhouden van den Koning van Frankryk, de Floot, — onder den Heere van Wassenaar, — wederom opgelegd." Die Koning , 'e is waar, hadt, op den 21 van Slagtmaand deezes jaars, den Scaaten doen waarfchouwen, dat de Engelfchen de onzen, ftonden te bevegten , zo de laatften door 't Kanaal wilden;zelfs hadt hy, tot voortkooming van dien en , zekerlyk mede, om zelve nier, daadlyk, te vallen in de verpligting van byrtand, doen aanraaden de Nederlandfche Vloot, die, thans, onder Wassenaar en dertig Zeilen fterk was (2), onder een of ander voorwendzel, aan Land te houden (£);ook vertrok de Vloot van Wassenaar federt niet, en de Witt, uit dien raad des Konings eenig voordeel willende trekken voor den Staat, fchreef, omtrtnd vier weeken daar na, aan Van Beuningen, „ het ware, „ myns oordeels, te wenfehen, dat nademaal, j, zyne Majefleyt ons geraaden hebbende , „ de Vlote op te leggen, ende fulcks, alhier, gevolght wefende, daer op by de Engelfche de ftoutigheydt is genomen, om de rupture tegens defen Staedt, zelfs binnen Europa, te }, beginnen, UEd:, als nu, een advis ende raed 5, van fyne Majefleyt konde uytlocken, om de Engelfchen wederom op 't alder efficacieufte „ alle afbreuck te doen; om fyne Majefleyt „ alfoo, infenfiblement, verder en verder te „ en- (b) Aitzkma, /. c. 11 D. II. iSs. Brieven van de Witt, 4 D. tl- 305- (f) Lettres d'Esthades, Tom. 2. ftig. 433> (k) Brandt, /. t. pag. 300.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 69 ^engageren (1)." Maar, ondanks dit alles, was het in den grond , om s'Konings raad alleen niet, (hoezeer de Witt den Franfchen Gezant hier van zogt te overtuigen (ni) ) dat de Vloot niet eêr Zee koos. Veel gewigcigere redenen beletteden zulks, niet te zeggen, dat de Lieutenant Admiraal Van Wassenaar, door eene zeer gevaarlyke ziekte, aan fcheepsboord wierdt aangetast en, in 't Ïaatfte van Slagtmaand, aan wal moest worden gebragc («) was weêr en wind, eene geruime pooze, voor en na s'Konings waarschouwing, zo zeer tegen, en het aanvoeren van leevensmiddelen en water zo ongenoegzaam (0), dat, hoe dikwerf men den last tot uitloopen herhaalde , (dien ik niet wel zie (p), waarom , by fommigen, flegts voor een voorwendfel * wordt aangezien,) en, alles ' deedt, om den Kommandeur Van Campen \ met tien groote Schepen en Fregatten, naar Guinéa (q) beftemd; door s'Lands Vloot, voorby het Kanaal te doen geleiden, zulks onmooglyk wierdt, en s'Lands Schepen,zo op Schooneveld, als in de Wielinge en Goêreede, voor onze Kusten flegts konden blyven ryden, om de Engelfchen ten minften in eenig ontzag te houden (V), Men dagt, egter, nog aan 't uitloopen der Vloote, tot dat men, in 't einde van Slagtmaand, uit En. CO Brieven van De Witt, 2 Dm tl. 5 en 6. (m) d'Estrades, /. c. p. 434. (») Refol. Staat. Gener. 25 Nov. 1684. Pbyiz auffi d'Estra. des, /• c. Tom. 2. p. 432. De Witt, l. c. 4 O. él. 410., 00 Aitzema, /. c. 11 D. tl. 181, 182, 333, 353. (p) Aitzema, /. e. 11 D. tl. 358. d'Estrades, /. cn der Staaten Gener. 14 De: 1664. „ («0 Secr. RefoJ. der Staaten Gener. 27 Dec. 1664. Vergel. Bbandt, /. c. tl. 356 en 357. 00 Aitzema, 11 D. tl 361 en OJ'Aitzema, I. c. \i D H. 399 en 400. GO d'IUteadES , Tem. s. f. 44°. E 4  7a BYVOEGSELS en * cKorti. Gezant, dat Tromp, op den 18 daar aan volgende, met zyn Smaldeel, weer binnen Texel was ingevallen , nadat hy de Oost-Indifche Schepen, agter Schotland om, tot op zekere hoogte begeleid * hadt (V). Ik ben huiv'rig, om het te fchryven van iemand, die zo veel gelegenheid hadt om dit foort van zaaken te weeten, tegen te fpreeken,maar my heugt niet, elders, nopens dit uitloopen , iets onder 't oog gekreegen te hebben ; ook fpreekt hy, op de laatst aangehaalde plaats, niet van Schepen naar Guinéa. Terwyl men zig dus wapende tegen Engeland, hadt Frankryk 't geen onze Vriendinne fcheen, den Heere van Tracy naar Cayenne, gelegen aan de wilde Kust van America, met eenige Schepen van oorloge, afgezonden, die deeze landftreek, fpoediglyk, venncefterde en de ongelukkige Ingezetenen verjaagde- Men ontveinsde, hier te lande, dit geweld, om dat men met de Kroon niet overhoop wildegeraaken. De Franfchen hadden naar ditEiland;'t geen, voornaamlyk, Suiker, Tabak en Katoen opleverde; in Herfstmaand van den jaare 1652, twee Schepen gezonden, onder den Heere De Boisville, die 'er eenige zyner Landsgenooten vondt, welken "er, omtrend zes maanden bevoorens, zig hadden nedergezet. Zy eigenden zig dan deezen grond toe, Maar de Nederlandfche Oost-Indifche Maatfchappy toonde, federt, aan, dat een Amire:damsch Koopman , Jan Klaassen Langendtk gezegd, ten jaare 1655, derwaarts, met een, door hem zelf gewapend , Schip , voerende dertig of veertig mannen, gelteevend en, in 't volgend jaar, aangekoomen zynde, 'er geen een'' en- O) rj'EsTiiADES j /. t. Tem, 3. f. 463»  AANMERK, op het XIII, DEEL. 73 enkelden Christen meêr gevonden , en dus van'c Eiland, als van eene verlaatene plaats, weder bezit genomen hadt-, tot dat hy, niet genoeg bemiddeld zynde, om de onkosten, welken, tot het in bloei brengen eener Volkplanting, 't bebouwen der gronden, 't maaken van Suikermolens en wat diets meer is, vereischt wierden,te kunnen goedmaaken, zyn regt aan de Maatfchappy hadt afgeftaan, in den jaare 1659. Deeze hadt 'er, federt, een'Jood, Nasfis genaamd, als Gouverneur op geplaatst en, van tyd tot tyd, eenige menfchen derwaarts gezonden , die 'er een Steedeken bouwden; tot dat Tracy hen, ten jaare 1664 , in hunne vreedzaame bezitting ftoorde (b~) en, weder, van daar verdreef. Omtrend deezen zelfden tyd, gebeurde'er iets in Holland,'t geen, uit zynen aart flegts tot weinigen betreklyk en een onderwerp van regterlyke ftraf zynde, in 't kort, egter, tot openbaare daadlykheden uitborst, in welken meêr dan één Gewest betrokken was, doch die, gelukkiglyk , een fpoedig einde namen, 't Geval kwam, hoofdzaaklyk, hier op neder. Johan Diederik van Mortaigne, een Zweed van geboorte, hadt zig niet ontzien , om, des avonds van den 17 van Lentemaand deezes jaars 1664, zekere Catharine van Orliens, minderjaarige Jongvrouwe van aanzien, goede zeden en groote middelen , uit de huizinge in s'Haage , alwaar zy zig^bevondt, met list en geweld, te fchaaken en , over ftraat, te doen fleuren op een Rytuig, met 't welke hy, van gewapende manfchap verzeld, in den donkeren nagt,haar naar Kuilenburg vervoerde, Qb~) Wico.u£FoaT, /. c, Liv. 14. f, 89 ffi. et 90. E 5  74 BYVOEGSELS en palot. agtcndezig, aldaar, in veiligheid te zullen bevinden. Naauwlyks vernamen de Bloed ver wanten der Jongvrouwe deeze fchenddaad, of zy vervoegden zig aan 't Hof van Holland, om Letteren van voorfchryving aan alle Volkeren *. 't Hof bragt de zaak, terltond,by de Staaten van 'tGewest, die niet alleen de verzogte letteren verleenden en zorgc droegen, dat dezelven ook ter Generaliteit wierden ingewilligd, maar, tevens; zo als ook de algemeene Staaten deeden; eenen brief afzonden aan Henrik Wolrad, Graave van Waldek en Kuilemburg, houdende voordrage der affchuuwlykheid van het geval, en verzoek, hy wilde de ongelukkige Jongvrouwe uit handen van haaren Roover of Roovers redden , in vryheid (tellen , en Mortaigne; om in den Haage geftraft te worden; overleeveren in handen van Commisfarisfen van den Hove, die zig, ten dien einde , naar zyne Stad zouden begeeven,en die men,tot meerdere zekerheid, behalven de bedienden der Juftitie, twaalf wel gewapende Soldaaten toegevoegd hadt (V). Twee dagen daar aan, liep , ter algemeene Staatsvergadering, een onvoldoend antwoord in van den Graave , 't welk, door Holland, overgenomen, gelegenheid gaf, dat hunne Edele Grootmogendheden hem ernifiger aanfchreeven ; onder anderen verklaarende, hoe zy, met de grootfie verwondering, verftonden, dat, ondanks hun verzoek , Mortaigne niet eens verzekerd , laat ftaan overgeleverd was geworden; dat, ondertusfehen , 't geweld , ook onderwege , jegens de Jongvrouwe gepleegd, hun, hoe langer hoe meêr, gebleeken zyn- (t)Rcf.Holl. 19 ,:o en 3« Maan 1664.H. I?-I9,13 ,45 en 46.  AANMERK, óp het XIII. DEEL: 75 zynde, zy niet alleen op hem begeerden de gezegde Jongvrouwe; zelfs al mogt zy, thans, door gedwongen aanraading, als anderfints, verklaard hebben, (zo als,inderdaad, gebeurd was) niet tegen haaren wil vervoerd te zyn; willig of onwillig, over te geeven, maar, ook, ' in 't byzonder en daadlyk, den Roover in handen van Kommisfarisfen te (tellen ; met bedreiging, dat de Staaten, by verder gebreke van dien, zig hoogst gevoelig zouden toonen, en zulk eene, hun aangedaane, kleinagting en ftremming der openbaare veiligheid geenfints dulden ( Maar, daar dit een en ander oorzaak hadt gegeven tot marren in de uitvoering van het Belruk, en de algemeene Staaten begreepen, dat alles diende gedaan te worden, zonder verkorting van 't regt, 't geen Gelderland op het Graaffchap dagt te hebben (ra), kwam, midler. wyl, George Fredrik , mede Graaf van Waldek, Oom van den regeerenden Graave, en, voorheen, deszelfs Voogd en Beftuurder van Kuilenburg, ter gunste zynes Neeve, tusfchen beiden. Hy verzogt den Hollandfchen Staaten, dat het gebeurde „ niet ten zwaarlte mogt worden opgenomen (n)," en bewoog Henrik Wolrad, tot het fchryven van eenen beleefde brief aan dezelven , dienende ten geleide van (*) Refol. van Holl. 30 Maart en 5 April 1Ö64. i/.44en 84. (/ Refol. van Holl. 2 en 5 April 1664. U. 51, 50 ;n 84. (») Refel. der Staaten Gener. 17 April 16*4. (») Refol, van Holl. 2 Mey 1Ö64. H. 6.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 79 van twee Akten, by welker ééne hy, daadlyk, en geheel overeenkomftig met den ftraks vermelden eisch van hunne Edele Grootmogendheden, afftand deedt van het regt van vrygeleide binnen zyn Graaffchap, terwyl hy, by de andere, overgaf, om, by uitwyzinge en vonnisfe van één der Hoven van Juftitie in de Nederlanden , op naam van Schepenen van Kuilemburg, alle zodanigen zyner ,, Bedienden „ en Onderdaanen," als Mortaigne en deszelfs zaake hadden begunstigd, geregtelyk te doen vervolgen en ftraffen; zoekende, eindelyk, dat de Staaten hier mede genoegen neemen wilden, zyn Graaffchap van het binnengetrokken Krygsvalk ontleedigen en, voortaan, geene onmin , ter zaake voornoemd, tegen hem doen overblyven. Hunne Edele Grootmogendheden „ in „ agting neemende de fchade en ongemakken, „ door'tvoorfchreve Krygsvolk,in de gemelde „ Graeffchap, — geleden, mitsgaders ook de „ publycque demonftratie, door den Lieutenant„ Collonel Steelandt , by ordre van haer „ Hoogh. Mog., in de voorn: Stadtgefchiedt, ,, door 't openhouden van de Poorten ende ne„ derlaten van de Brugghen, by nachte en by „ dage, en het geene meerder daer omtrend is," namen, daar mede, en met de bovengemelde Akten , genoegen en voldoening ook bewilligden zy, ter Generaliteit, in het terugroepen der Troepen (0); 't geen 'er op volgde, na dat mede de algemeene Staaten, afzonderlyk, zig over (o) Refol. van Holl. 8 en 16 Mey 1664. II. 21—33» 49 en 50. Zie ook Bkouwer , de jnre Connubior:; Lib. 14. Cof. 2. f. 584—590; alwaar deeze zaak breeder, fchoon met verzwyging der naamen, van de, ten dien lyde, nog leevenda perfoonen, wordt opgegeeven.  8q li Y VOEGSELS en over het Ïaatfte gedrag van den Kuiienburgfchen Graave, voldaan hadden verklaard (p). Henrik Wolrad, hier op, naar Stiermark vertrekkende , overleedt weinige weeken naar dien tyd en, zo fommigen vermoeden, uit hartzeer, overde wyze, waar op deeze zaak voor hem geëindigd was (#). George Fredrik volgde hem op in 't Graaffchap. Wy zuilen deezen, die, ten jaare 1682 , tot den Vorften ftand wierdt verheeven (r), in vervolg van tyd, als Gezant van Brandenburg, en daar na, als Veldmaarfchalk van den Staat leeren kennen. Bl. 145. r. 8. „ De Engelfche Vloot fierk, omtrend honderd Schepen van oorloge." Een Schryver van dien Landaart begroot ze op honderd veertien fchepen , behalven de Branders en Kotters (j). Wy hadden honderd drie of vier Schepen (t). Bl. 145. r. 16. Men wil, dat de onzen •— zig van dat voordeel" (van den wind) niet bediend hebben." De Vice Admiraal Tromp fchreef aan hunne Hoogmogendheden, dat men, door ftilte, by de Engelfchen niet hadt kunnen koomen, en dat die ftilte, op den elfden en twaalfden, voortduurde; doch Tjerk Hiddes de Vries getuigde anders (z/). Bl. 145. r. 11. „ 0/> den dertienden van Zomermaand, raakten de Vlooten aan elkander." Te regt heeft Wagenaar die dagteeke- ning f» Refol. Staaten Gener. 3 Oflob. 16154. Voet van Outheusd. , /• f. 304. (q) Voet v. OuniiEUsd. /. c. bl. 304, 305, 3is. (O Refol. der Staaten Gener. 8, 10, 17 Mey 1664. (f) Hümi , 7 V bl. 542. (Ó Wicquef. /. c. Liv. is. p. H5. ffi' MS. Aitzema, ii D. 45 B. bl. 912. (iO Aitzema, /. c. 11 D. 4S -B. 9i°»  AANMERK, op het XIII. DEEL. 8t ning, welke, door de Refolutien van Staat, bevestigd wordt (v); 't geen ik aanmerke, om dat fammigen hierin warren , en den 11 (V), 14 (V) ofeencn anderen dag, Opgeven. Hunne Edele Grootmogendheden kreegen , nog ten zeiven dage, berigt, dat men, fints drie uuren in den morgenftond, hadt hooren fchieten. Bl, 145. r. 1. v. o. „ De Lieutenant Admiraal Generaal, Heer Van Wassenaar , fprong, — met zyn Schip, — in de lucht." Omtrend twee weeken voor den Slag, en toen van de Elve koomende, gelukte het hem, een Engelsch Koningfchip van vierendertig Hukken kanon, en negen Koopvaardyfchepen, te bemagtigen; maar, nadien hy hier van, alleenlyk aan den Kommisfaris Kroon te Texel , en geenfints aan den Staat, berigt hadt afgezonden, wierdt hem dit, op voorltel van Holland, by brieve van hunne Hoogmogendheden, on* der 't oog gebragt, en , teffens , aangefchreeven, dat men, befpeurd hebbende, hoe s'lands Vloot, fints eenige dagen, zig flegts weinige mylen van den Texelfchen Wal hadc onthouden, wel niet twyfelde, of hy zou zig nu reeds naar de Engelfche Kust, volgens zynen last, begeeven hebben, doch dat men, egter, zo zulks, buiten vermoeden, nog niet mogt gebeurd zyn, hem beval geen oogenblik in gebreke te blyven,om, zonder naar meerdere fchepen te wagten, de Engelfche Vloot op te zoeken en aan te grypen (y). Men zegt, dat de 00 Refol. Holl. 13, H . 16 Juny 1664- f .41 - 4* - 4*. 43 en sii f» Dus vinde ik in myn Hjndfchnft van Wïcoukfort . /. f. hio IS. ƒ>• >» "6. Os. Cuiche Mèmoir. p 65 68. (ï> Br\ndt, Leven van de Ruiter, bl. 381. (y) Refol. van Holl. 4 Juny 1664. */. 13en 14, en ArrlïMA, II D. 47 B. bh »M en 915.  8a BYVOEGSELS en de Meer van Wassenaar; die, volgens fomrnigen, veele onvrienden in Holland hadt, om dac hy met de begrippen der jegenswoordige Regeering niet volkoomen ftemde (s) • door deezen last getroffen, en denzeiven, als een mistrouwen op zynen moed, befchouwende, vvanhoopiglyk befloot, met den Vyand,het koste wat het wilde, te flaan (a). Hoe het zy, de Lieutenant-Admiraal Generaal, na zyne meesce kostbaarheden van boord te hebben gezonden, vogt, van 't begin van den ftryd, tot zynen dood toe, met de onverfchrokkenfte dapperheid, en was reeds, hoezeer van veelen zyner fchepen verhaten , op het punt, om den Hertoge van Yorke; met noodlottig vooruitzigt voor deezen laatften,aan boord te klampen, toen die Prins, door andere, tusfchen beide koomende, Schepen, wierdt gered, en onze Vlootvoogd, ftraks daar na, en daar zyn doornageld Schip' nu dreigde te zinken, met het zelve, eensklaps, in de lugt vloog(£> Men heeft,als onze Wagen:, uit De Guiciie , wel aanteekent, de waare oorzaak van dit ongeval nimmer, volkoomenlyk, geweeten. 't Is waar, drie of vier Matroozen, die deezen rampfpoed ontkwamen, hebben, federt, wel getuigd, dat het vuur, door onvoorzigtigheid van hun, die 't grof gefchut bedienden, aan 't kruid der kardoefen gevat hadt ; maar men heeft ,niet zonder reden , aangemerkt, hoe weinig r s r, „ „„, ftaSt 00 Dï GwtCHl, Mimcir,,, Li,, i. p. 6S; die 'er byvoegt dat de Staaten den Heere van Wassenaar hadden doet. zien' dathy, niet anders willende handelen,'t gl-bied der Vloote maar aan den Lieutenant Admiraal Kortenaar hadt over te laaten Dan, hier van, is my nieis voorgekoomen. Zie ook Aitzema. /• c* li D, 45 ƒ?» bl. 9it< rƒi"M^ICQÜEF0'LT, c' Lh' 15 * * 1,4 vr°-IIS en "7 (f) De Guiche, /. c. j>. 67. Aitzema , /. c. as 2. bl. 91».  AANMERK, op het XlII. DEEL. 83 ftaat 'er op foorrgelyke gecuigenisfen en nopens zaaken, op zulk een verward oogenblik 5 voorgevallende maaken zy(V). De Luitenant-Admiraal Jan Evertsen fchreef, den volgenden dag, aan de algemeene Staaten , dat de Heer Van Wassenaar, „ goelyck omtrend twee uyren des „ naermiddachs , op zyne zyde, in de lucho „ was gefprongen;" alwaar goelyck , mynes inziens , niets anders beteekent, dan ruim 3 ryklyk, en dus den tyd, niet de wyze van 't ongeluk, aanduidt (d). Tromp meldde, dat hy was opgefprongen van eygen kruyt.", Maar ook dit kruit kon, door een' vyandlyken kogel, in brand zyn geraakt (e). Bl. 146. r. 14. „ De Lieutenant Admiraal Jan Evertsen — liep de Maaze in — \ wierdt, in den Briele, door 't graauw, in 't water gefmeeten, — door eenen Franfchen Kapitein, la Salle, gered." Evertsen was aan Wassenaar en Kortenaar, in 't gebied der Vloote, opgevolgd. Dac hy naar den mond derMaaze liep, was overeenkomftig den last der Staaten, om, in geval van nederiaage, zig aldaar te vergaderen ; 't welk , door 't vlugten van veele Kapiceinen naar Texel, 't Vlie en de Wielingen, verhinderd wordende, hem, op den 15,111 den Briele, deedt aan land Happen. De HeerV4N Wassenaar hadt, in die Stad, veele Matroozen gewor-'en,die,ongelukkiglyk, met hem omkwamen , en 't waren de Nabeftaanden van deeze menfchen, die Evertsen mishandelden. Zo geweldig was (e) Wicqueeort, 7. e. Liv. IS. f. m. 116. MS. Zie ook Aitzma . /. c 45 B- bl. 91Ï d Aitzi'.ma, /. f. 45 U. hl. 915. zo fchreef dï Ruiter., elders, aar< de Staaten, ,, 't was geelyk middag, toen wy a«» ,, gevegi geraekten. ' Zie Leven van Tromp, hl. gis. O) Aitzema, /. f, 45 B. */. 917, F a  84 BYVOEGSELSen was de opfrand, dat de Heer Van Beaumond, bevel vo-rende in den Briele, de bezetting moest doen in de wapenen koomen; waar door de Lieurenant-Admiraal, die zig, midlerwyl, aan de fteven van eenen, naast hem liggenden, Smak, (misfchien van La Salie) hadt vastgehouden, uit het water gered en, zo 't my fchynt, eerst op dat 't Schip en, federt, ter naaster huifinge of herberge gebragt wierdt (ƒ). Bl. 146. r. 6. v. 0. „ Omtrend zestig Schepen 'waren naar Texel geweeken." Zy kwamen aldaar, onder geleide van den Vice-Admiraal Tromp; die dus, tegen den last der Staaten, in een verkeerd Zeegat inviel, alwaar hy, buiten dien, uit hoofde der ebbe, niet terftond kunnende inloopen, de Schepen, eenige uuren lang, aan de vervolging van den Vymd deedt bloorgefteldblyven, iVJaarhandelde dan Tromp, alhier, zonder goed inzigc, en kende hy 't getyde voor Texel niet? Geene deezer twee zaaken kan ik van zulk eenen kloeken Zeeman, en die, ook in dit gevegt, meêr dan eens, door den Vyand hadt zoeken heen te flaan, vermoeden. De Guiche (g) (een Schryver die, voor 't overige, zo als veele Schryvers van dien tyd, te meermaalen , zyne partydigheid verraadt , en met voorzigtigheid moet geleezen worden), De Guiche , herzeg ik, verhaalt, dat Tromp naar Texel geloopen was, om dat de meeste Schepen verbaast derwaarts vlugteden, en hy dezelve wilden dekken, tegen 't inirorten van den Vyand, die hy, ondertusfchen, van agteren, met kanon, af- hieldt Cf) Refol. Holl. 16 Juny i6«4 bl. 50. Wjcqd?fort, /. p. ». 117 et 117. MS. Aitzpma , /. c. 45 B. tl. 021. Dï üuiche, Mimiir. Liv. r. pag. 72 et 73. Cd Mimir. Lir. 1, pag. 69. Hüme, /. e. 7 D, #/. 543.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 85 hieldt (Ji) ; en dit verhaal houde ik, tot nog toe, voor't waarfcbynlykue. 'tlnzigt dan van Tromp was goed en de uitkomst gelukkig; hoezeer zyn, eigendunklyk, vertrekken, uit de Vloot, naar den Haage, ('t geen 'er op volgde,) tegen den wil der Afgevaardigden van hun Hoogmogendheden op Texel, zal men rond fpreeken, te klaar zyne minagting voor delaatften aan den dag lag en, door eene groote losbandigheid der Matroozen, gevolgd wierdt (t). j|Bl. 146 r.b.v^o, „ i >rie Schepen" (door deEngelfchen) „verbrand." EenNederland^ch Schip, Maarfeveen genaamd , gevoerd by Kapitein De Reus, en door de Oostindifche Maatfchappy den Lande bygezet, zegt men, dat, by 't vlugten van de Vloot, geheel alleen, een fel en langduurig gevegt uithieldt, tegen drie of vieiëntwintig vyandlyke Schepen. Toen het, tot zinkens toe doorfchooten was, wierdt het eindelyk, don- een hunner Branders, aan de vlam opgeofferd (k). BL 147 r. 10. „ Joan Bankert." Van dien naam hadt men, al vroeg zeeluiden in 's Lands dienst (/). Hy wordt onderfchei-en van Hen Schout by Nagt, federt Lieu tenant Admir alt Bankert (m). Wy verlooren, omtrend, twee duizend man in deezen flag, en ruim dar zelve getal viel, buiten dien, in 's Vyands handen (n\ Bl. 147. r. . „ Men heeft — gefihreeven, — dat de Hertog van York — beflooten hadc, den ftryd niet te hervatten." De Hertog zelve heeft, (i) Aïtzfma, /. e 4S B. 61. ors» (ij Dk Guiche /. c. p. 71. Wicquefort, /. e. Li*. 15. p, m. '16 «t i"fi. Pfo. (t) Aitzema , /. c. 45 B. il. oio. (/ ) Zie deeze Aanmerk. ii. S1.bl.4z. opWag: k. d. bl. 6o.r.i7. (m) Aitzema, /. £. 61, 95 93°) 97<< Brand. 6t. 401,518. (») Wicquef., /. t. /.117. Vfo. Aitzema, /.f,45'. W.77I. F 3  U BYVOEGSELSen heeft, federt, gemeld, dat hy zig,na den flag, eene pooze ter rusc begeevende, bevolen hadc de Hollanderen te vervolgen, en zig te doen weklien, wanneer men, na genoeg om ze te kunnen bevegten, by den anderen zou gekoomen zyn;dat, ondertusfchen,geduurende dien flaap, een Edelman der Bedkamer, Broünker genaamd, den Ridder John Harman (die, als Kapitein, op s' Vorsten Schip geboodt) gelast hadt zeil te minderen, zeggende, hier toe order van zynen Meester te hebben; dat de Ridder hier aan, fchoon niet zonder tegenzin, hadt gehoorzaamd , en dat de Hertog, eindelyk, ontwaakende en op t dek koomende, tot zyne verwondering en fmert, hadc gezien , dat de onzen te ver af waren, om hen in ruime Zee aan ce tasten, terwyl men geene Branders genoeg over hadc, om hen aan den Wal te beftooken (o), Bl. 148. r. 19. i} De Engelfchen bleeven zee houden." Zy bleeven, eenige dagen, in 'c gezigt van' den Texelfchen Wal, en de Hoofden, maar keerden, eerlang, naar London; daar zy, egter, kort bleeven, te meêr, wyl die Stad geweldiglyk door dè Pest wierdt aangetast (p). Bl. 151. r. 13. „ De Raadpenfionaris begaf Zig naar Texel, om de uitrusting te bevorderen" Behalven hem, hadden de algemeene Staaten, met 't begin van deezen oorlog, naar de voornaamfte Zeegaten; als de Maaze, Goerée, Texel, Wieringen enz:; eenige Afgevaardigden, uit hun midden , afgezonden , om order te ftellen op alles, 't geen, ter bevordering der Vloote, kon dienftig geoordeeld worden (q). BL O) Hume , /. e. 7 O. kt. 543 en 544- f^yee *'# De Guiche, h c. fag 70 et 71. Cp') Wicquefori-, l. e. Liv. 15. p. m. 118. MS. i?j Reiol. van Holl. s Juny 1605. */. 70, 71, en 18.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 87 Bl. 15a. r. 3. v. 0. „ Of, en op welk eene wyze, d'Estrades aan s'Konings last voldaan hebbe, vinde ik nergens gemeld." In het, onuitgegeven, gedeelte van Wicquefort's Hiftorie der Nederlanden; 't geen onzen kundigen Schryver niet onder 't oog is gekoomen en van 't welk ik, onderdaags, een zeernaauwkeurig Affchrift ben magtig geworden; leeze ik alieenlyk, dat die Gezant „ rond ging, by alle „ de Afgevaardigden der Hollandfche Steden, ,, inden Haage, en hun aanzeide, dat de Koning „ zyn Meefter zig aan het Traktaat van Parys, „ met de tegenwoordige Regeering gemaakt, ,, niet zoude houden, indien men de gevleidheid , d rzelve Regeering, in haar voornaamite deel, 5 wilde veranderen , door eenen Stadhouder „ en Kapitein Generaal te kiezen (V)." Bl. 153. r. 5. v. 0. „Tot maatiging van zyn (Tromps) gezag, werdt goedgevonden drie Gevolmagtigden der algemeene Staaten af te vaardigen op s'Lands Vloote." Dit was, egter, geene nieuwigheid. Wy hebben, by vroegere Zeevoogden, iets diergelyks ontmoet (j). Deeze Gevolmagtigden bleeven aan boord, fchoon De Ruiter, federt, 't bevel van de Vloote, kreeg. Doch nu wierden twee kundige luiden, dien Gevolmagrïgden, tot afzonderlyke Zeeraaden, toegevoegd; zyndejAN Korneliszoon Vrek, Burgemeestervan Monnikendam, en Simon Willemszoon , Koopmante Middelburg (f). Bl. 154. r. 10. v. o. „ Tromp — bleef in s'Lands dienst." Eéne der voornaame redenen, die Cr) WlCQWEFORT, /. t. £»'». 15- ?• «•• I2<5 MS. oo *e rayne Aanmerk. IX. Stuk. tl. 55 (jc). co Refol. van Holl. 24 July 1665. 33 en 36; ook 10 Sec, HSs. tl. 56. B&and, Leven van de Ruiter, tl. 39S en S9?» F 4  88 BYVOEGSELS en die hem hier toe bewoogen, kan geweest zyn, het Befluit der algemeene Staaten , om hem, onmidlyk, weder in 't opperbevel der Vloote te Hellen, indien De Ruiter kwam te fneuvelen; als mede ('t geen ik, zo even gezegd heb,) dat De Ruiter, nu, zo wel als Tromp te vooren, aan't opperbevel der Afgevaardigden vanStaate, op de Vloot, onderworpen («) wierdt. Bl. 155. r. 6. „ De Vloot beftondt uit drieen negentig Fregatten." Ik zeide liever „ Sche„ pen of Fregatten," zoals ook de Hiftoriefchryver Brand , zig uitdrukt. Het is zeker, dat 'er verfcheiden Schepen van niet flegts veertig , maar in de vyfcig, in de zestig en zeventig Hukken, onder geteld wierden. Die alles was, binnen den tyd van agt weeken, weder by een verzaameld (v), en nieuwe en beter order , zo op de algemeene Krygstugt als andere noodige zaaken, gefield. In 't algemeen, voorzag men zig van zwaarder Gefchuc en, daar men onderrigt was geworden, hoe, in den laatflen flag, eenige Schepen, by gebrek van gevulde Kardoefen, verfcheiden maaien van den Vyand hadden moeten afhouden, tot dat zy dezelven weder gevuld hadden; 't geen veele warring, nadeel en voorwendzel tot vlugten, aanfommigen, hadt gegeven; befchikte men nu, tot voorkooming van dit kwaad, meerder Kardoeskisten op de Schepen, alwaar men ook, om de ziekenen gekwetflen; onder welke laatflen veelen waren dood gebloeid; meer behulpzaam te zyn, het getal derHeelmeesteren vergrootte(w). Bui- (u) Refol. der Stsaten Gener. nAug,i6<5; ook by Brand Leven van de Ruiter. 594. (v) B&ANi), /. e tl. 404. (w) Keloi. van Holl. 3 Jiily ifitfj. f/. 92 en 93.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 89 Buiten deeze vloot, hieldt men nog eenige Schepen aan land , mitsgaders twaalf honderd Zee-Soldaaten, die, eerst, uit verfcheidene Regimenten aangeworven , daar na , tot een afzonderlyk ligchaam gebragt, nu, in den Briele en „ in 't Fort aan 't Nieuwe Diep," ten getale van twaalf honderd man, by de hand bleeven , om, ter eerder aanmaaning, naar de Vloot te kunnen worden gezonden (x). Ook liet men eenige Afgevaardigden van hunne Hoogmogendheden , aanhoudend, in de Zeegaten ; van waar zy den yver der Admiraliteiten , ter aanbouwing en uitrusting van Schepen, fomtyds op eene zeer ernftige wyze, met medewerking van 'sLands Staaten, aanfpoorden. De uitrusting der Schepen was, ondertusfchen, in deezen Oorlog , aan die Kollegiën alleen toevertrouwd geworden; immers ik zie niet, dat men, thans, van byzondere Bewindsluiden (y)gebruik maakte, maar wel, dat de Oöst-Indifche Maatfchappy den Lande hadt bygeftaan met twintig Schepen, waar voor haar Octroy, tot den jaare 1701, verlengt wierdt (af). De Paquetboot bleef op Harwits vaaren; hoezeer het overbrengen van Brieven met dezelve, in Engeland, zeer wierdt belemmerd (a). Tot fpoed in 't beitellen der Brieven naar en van 'sLands Vloot wierdt, op fchriftelyk verzoek van den Raadpenfionaris De Witt, een' Kommisfaris, in den Briele en op de Helder, aangefteld (b). Bl. 00 Refol. van Holl. 4, IS. 19 Aug. 16é5. */. 74, 102, 112; ook 6 Oct. 1665 , H- 6? en68, en 10 Oec. 1665 */. 29en 45. (y) Zie deeze myne Aanmerk. 12 Stuk. il. 98. O) WICQUEFOB.T, /. e. f*i U4 ff»- MS. (<0 Refol. van Holl. 2 Oct. 1665. il. 63. (i) Refol. van Holl. 14 Oét. 1665. fel. 83. F 5  oo BYVOEGSELSen BI. 157. r. 2i. „ Men wil, dat Fredrik de III. luifterde naar deezen Foor/lag" De Engelfchen verhaalen die in dier voege, en 't is, van elders, zeker genoeg, dat Fredrik de III. met hun heulde, in veelen opzigte fc). Nopens deeze zaak , egter, verontschuldigde hy zig, federt, by openbaaren en gedrukten gefchrifte, 't geen, by eenigen, ingang vondtbetuigende hy den grootfle afkeer van dit werk gehad, en het zelve, voor eene fchending van zyn gebied en van 't regt der Volken te hebben aangezien (d). Bl. 159, r. 6. Voornemen, om den Vyand — aantetascen." Zo dra men dit, ter Generaliteit, vernam , begreepen de meeste Leden , dat de Gevolmagtigden op 's Lands Vloot hunnen last te breed opvatteden, waarom zy, op voordragt van Gelderland, in bedenking gaven, of hunne Hoogmogendheden niet zouden kunnen goedvinden, ter nader verklaaring, den gemelden Gevolmagtigden aan te fchryven • „ dat de Engelfche Vloot alleenlyk zou behoo„ renaangetall,als dezelve fich in ofte omtrend „ dat Vaerwater foude mogen bevinden, daer „ onze Koopvaerdy ende Retourfchepen zouden „ moetenpafferen" Sommigen zelfs, warsch van den oorlog ter Zee, gingen verder, dringende op het te rug roepen en opleggen der Vloote, ten einde 'sLands Krygsmagt, met des te meêr kragt, tegen de aanval der Muniterfchen, op de grenzen te kunnen ge* bruiken. Doch Holland, vermeenende, dat het in- CO Hwme, /. e. 7 D. U. 546 ea 547. D'Estrabes, /. (, i»w 3- pag. 306 et 316. (dj Wicquef. /. c. Liv. is. p. m. ISI, 137 */ 158 MS.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 91 invallen van 'sLands Vloote, tegenswoordig, zeer ongefchikt was , en dat, buiten dien, dit voorftel aanliep tegen het onbepaald gezag *, tot * ö«g>iiafbreuk van den Vyand, den Gevolmagtigden toebetrouwd, wist hetzelve, by de algemeene ƒ««'«• Staaten, aftekaatfcn (e). De Staaten van Friesland , federt, hunne Afgevaardigden ter hooggemelde Vergadering hebbende doen zien, hoe zy vernomen hadden, dat deezen den aandrang, ter te rug roepinge der Vloore, met groo,, te drift ende vehetnentie" hadden voorgemeld, beklaagden zig die Afgevaardigden, daar over, by hunne Hoogmogendheden, die hun, daar op, het getuigenis gaven, van niet anders, dan met,, befcheidentheydt ende difcretie" in deezen gehandeld te hebben, ook zonder van eenige aanteekening of aantuiging, tegen de , van hun verzoek verfchillende, daar op genomene Refolutie, gebruik te hebben gemaakt (f). Bl. 163. r. 10, v. o. „ Om ongeoorloofde verftandhouding buiten 'sLands, gevat, Nikolaas Oudart-*' Ten zelfde tyde en om dezelfde reden, had de Regeering van Amfterdam, op verzoek van Gekommitteerde Raaden, doen vasthouden zekeren Thomas Corney, Engelsen.' Koopman aldaar. Hy wierdt, federt, overgebragt naar den Haage, en zyne Brieven en Papieren, tegen die van Oudard, vergeleeken (g). My isnietgebleeken, hoe 't met hem afliep: ook is dit onzen Wagenaar niet bekend geworden, fchoon hy, egter, van hem, elders, gewaagd, met by voeging, dat Corney beleeden hadt, Brieco Refol. van Holl. 15 Oct. .66%. (ƒ) Refol. der Staaren Gener. 27 Oer. 1666. Cf) Refol. van Holl. 23 July 166$. tl. %%. Zie ook /. e. 4 Aug. */. 75.  BYVOEGSELS en Brieven van Hamburg te verwagten, die van den Engelfchen KeGdent „Zwaan, door middel „ van zekere Jackfon , aan den Engelfchen „ Gezant, Downing gezonden wierden A)." Bl. 164. r. 6- v. o. „ Hy (d'Estrades) hadt geene gelegenheid,om #//eeerlyke lieden teken»e»."Schoon?x genoegzaam blykt, dat, ten deezen tyde, het geld van vreemde Mogendheden eenen fchandelyken invloed hadt ook op veelen onzer Landfaaten, leeren egter de vergrootende fpreekwyzen van d'Estrades zelve, dat men ze niet te letterlyk moet verilaan. Wie zal dit doen, als hy, elders, zegt, „ buiren den. Heer De „ Witt, is 'er geen één, die men, voor geld, „ niet van meeninge kan doen veranderen (z). Bl 166. r. 4. „ lievKRNiNGK, — den gemeenrn haar duttende, ontfloeg zig van zyn Ampt van Thefaurier Generaal. Hoewel hy 'er, naar 't fchynt, voornaamlyk toe befloot, op dathy, blyvende liaad en Vroedfchap der Stad Gouda, oen iiaaten van Holland te meer dienst zou kunnen doen." 't Is waar, deeze Ïaatfte reden gebruikt Beverningh , (zo fpelde hy, en niet Beverningic , by de kennisgeevmg van zyn voorneemen tot ontflag, aan de Staaten van Holland (i) ; maar of zy, en niet de eerlle, de waare geweest zy, zoude ik te meêr twyfelen, om dat men wel wist, dat hy , fchoon Thefaurier Generaal , zyn' volkoomen invloed in Gouda behouden hadt (/). Ook betuigde hy aan d'Estrades , hoofdzaak- lyk, Zie Wacn., Gefchied. van Amfierd. 18 B. H, 271. (i) D'E trades 1 /. e Tom. 4. pag, 187, (t Secr. Refol. van Holl 05 Oét 1665. */ .96. il) D'Estrades, /. c. Tem. 4. pag, 114 el 14s.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 03 lyk, dat de zaaken van de Republiek hem zeer verward voorkwamen, en andere hoofden, dan het zyne,vereischten; datFrankryk (en deeze waarheid was doorflaande) het Land, veel te lang, zonder byftand hadt gelaaten; dat zes duizend man den Staaten, in den winter, by te zetten, geene redding aanbragt; dat 'er geene uitkomst fcheen, tegen den Koning van Engeland, van wiens vermogen men zig, voorheen, alhier, veel minder hadt voorgefteld, en dien men, thans, met verbaazing, honderd Schepen in Zee en dertig duizend man op den bodem der Provintien zag brengen, waar mede hy deezen Staat kon bederven , zo men zig niet met hem vergeleeke. Uit al het welke de Franfche Gezant befloot, dat Beverningh verandering duchtre, en zig aan "t dreigend onweer zogt te onttrekken (m); zonder dat hy hem beweegen kon in zyne bediening te blyven, (waar op ook Holland hadt aangedrongen («)) zen"s n'et' mec nem 'c nadeel voor te draagen, 't geen de Heer De Witt , door dit ontflag, ftondt te lyden. Inderdaad, en fchoon Beverningh, (van wien ftraks nog een woord nader) (0) nog eenigen tyd zyn ambt bleet waarneemen en, federt, in veele wigtige zaaken gebruikt wierdt, de Raadpenfionaris liep, thans, groot gevaar. Doch de Hiltoriefchryver Wicquhfort, die, zekeriyk, zeer naauw met deszelfs perfoon en zaaken bekend was; heeft aangeteekend; „ dat De Witt , naar „ zee gaande, aan 't hoofd der zaaken hadt „ ge- (w) D'Estradïs Leitres, Tem 3. pag. 477—479. Uitgaave van den jaare 1743. (si) Refol. van Holl. 15 Dcc. 1665 Bl. 61 en 63. C#j Zie myne Aanmerk, alhier, ou Wasem: 1S4. r. t.  *probiti * allegiai. f*. P4 BY VOEGSELS „ gelaaten zynen Bloedverwant, en Boezem„ vriend , den Penfionaris van Dordrecht, „ Nikolaas Vivien , Man van veele verdienften en zeldfaame cpregcheid*; die, de byzon„ derfte zorg voor deffelfs belangen draagende, „ gelukkig genoeg was, om de gevaarlyke „ partyfchappen, welken zig tegen den afwee„ zenden Raadpenfionaris vereenigden, uit een „ te brengen (p)," Bl. 166. r. 2. v. o. „ Overysfel — floeg voor." Twee Afgevaardigden van dit Gewesc deeden dien voorflag, zonder kennis hunner Meesteren. Zy konden ook, federt, derzelver goedkeuring, welke moeite zy deeden , niet erlangen (^). Bl. 17a. r. 18. „ De Engelfche en Schotfche R' gimenten afgedankt." 'Er waren, thans, vier Engelfche en drie Schotfche Regimenten in dienst, en men weet, dat de afdanking ge. fchiedde, uit hoofde der verpligting van trouw * die de Officieren tot de Kroon van Groot Brittannië meenden te behouden, fchoon zy in Staaten foldy waren. Holland befloot, egter , terftond na de afdanking der twee- en- veertig Engelfche en Schotfche Compagniën, die op hun aandeel ftonden, een gelyk getal inlandfche op te regtenen, in dezelven, op nieuws, mede teplaatfen zodanige Officieren dier Natiën, welken geen zwaarigheid zouden maaken, om zig, by eede, te verbinden, geene Souverain, dan de al- f>} Wtcquefort, / c. Liv. is p. m. 113. MS. Dat, voor t overige. Vivien aan 't hoofd der zaaken nu was,b!ykt, uit veele Refol van Holl. Zie, by voorbeeld, 13 en 28 Aus. en 9 Ocl 1(165 tl. 78 , 96 en 102. q Wkquifort, /. e Liv, 15. p. ». 124 ffi, D'Estrades Leittet, Tom, 5, p*g, 516,  AANMERK, op het XIII. DEEL. 95 algemeene Staaten, en die van Holland, als hunne Betaalsheeren, te erkennen (r). Bl. 173. r. 1. „ Men kwam overeen met den Graave van Waldek." Die Graaf hadt zig, door zyne Meesters, van geene fchrifteiyke volmagtjtothet fluiten dier overeenkomlte, doen voorzien; doch de omftandigheden deeden de Leden der Generaliteit met overhaasting te werk gaan, en wel zo zeer, dat Zeeland zig, iedert, beklaagde, een werk van zo veel gewigt te zienvastgefteld, buiten kennis en toeftemming van dit Gewest (Y) Bl. 173. r. 14. „ MenfchikteeenigKrygsvolk naar de Grenzen." Een Vriend van de toenmaalige Regeering, fchryft, egter,rondelyk, dat de Staaten, geheel op den Zee-oorlog zig toeleggende , niet alleenlyk geene zorg gedraagen hadden voor de zekerheid te Lande, maar zelfs aan den togtdes Bisfchops van Munfter,in 't eerst,geen geloof floegen (f). Dit deedt hen nu, met verdubbelde kragten, arbeiden. Behalven de Lunenburgfche Troepen, liet men nog omtrend negenduizend man te voet en te paerde werven; nam zes duizend Waardgelders aan , om de Grenzen te bezetten; ftelde (als in den jaare 16*9) de Boeren in Overysfel op wapenen; voorzag den Gelderfchen Ysfel van Uitleggers; verbeterde, zo veel men kon, de Vestingwerken, en liet de Geweer-Magazynen en alle krygstuig in order brengen en vervaardigen. Men befloot, verders, geene Hoofd-Officieren aanteftellen, dan die in voorige Oorlogen te velde geweest waren, en be- f» Secr. Refol. Tan Holl. iï Dec. iö«4. Bl. 45<5 en 457 Refol. van Holl s , 19, si Maart 16(5. Bl. 6 11 en 12 (») WlCQUEFORT, Li*. 15. m. 130. Vfo M«. {/) WlCQUEFORT, /. t. Liv, 15. f. vt. IS?—I2Ï, MS.  p6 BYVOEGSELSeM beraamde om, zo het 'er op aan kvvame, ook de Schucteryen der Steden nuar de Grenzen af te zenden (u). Bl. 17.1. r 7. Waarmede de Velttogt deezes jaars een einde nam." Men zegt, dat s'Bisfchops voorneemen geweest was, om, zo hy Groningen hadt kunnen bemagtigen, tot Delfzyl door te dringen; alwaar eenige Engelfchen ftonden te landen en zig by zyne Benden te voegen (v). Tot het verhaal eener landing dier Natie behoordtook,datDEGLARGEs, Agent der algemeene Staaten, te Calais,aan hunne Hoogmogendheden, in Wynmaand, toen laatstleden, gefchreeven hadt, dat de Engelfchen gezegd wierden eenige manfchap, over Oliënde, den Bisfchop ter hulpe te willen zenden (w). Zo, ondertusfchen, hier iets aan is geweest, rysr, hier door, het vermoeden, dat aan het Hof van Brusfel; onder welks beftuur die Spaanfche Zeeftad behoorde; de togt der Muniterfchen, in 't begin, begunfligd is geworden; hoe zeer men hier, anderzints, wel eens aan twyfeltfV), en hoe zeer de Koningin Regentesfe, ftraks na het overlyden van Philips den IV, den Staaten deedt verzeekeren van haare vriendfchap, met by voeging, dat zy zig nog met den Bisfchop, nog met iemand anders, tegen hen verbonden hadt (y). Bl. r. 11. v. 0. „De Prinfes Voogdesfe be- f» Refol. van Holl. 24, 25, 26, 28 Sept. 7, 19, ïi Oét. 1605 */. 4S 4 51, 71, 77 , •' . 105 , '06. {v, Wicqukf / c Liv. 15. f m 11». MS. Vergel. Refol. va» Holl 21 0£l. ios 'iv Refol Staaten Gener. 26 Oer. 1Ö65. yx) Wagen: alhier bl. 173.Refo'. van staat. Gen. 11 Mei Iöó3. Bawage. Aunai. Tom. 2 pag. 764. Wicquefort , /. e. p. m. 13S, WiQ MS. D'tsTUADEs, /. c. Tom. 3. pag. 541. (y) Refol. der Staaten Gener. 17 Oct, 1065. I  AANMERK., op het XIII. DEEL. 97 begaf zig naar Groningen." Zy, thans, oneens met haare Moeder, Weduwe van Prinfe Frfdrik Henrik, leedt, hierdoor, fchade aan een deel haarer inkomften. Om zig te redden en, teffens, Friesland en Groningen by te liaan, hadt zy haare paerlen en edele gefteenten, te Amfterdam, verkogt, en haar zilveren vaatwerk * verpand (z). Ik twyfele, of zy haar voornemen ,' om zig naar Groningen te begeeven, werkftellig konde maaken ; ren minste D'Estrades teekent aan, dat Friesland haar uit Leeuwaarden niet wilde doen vertrekken (7;). Bl. 189. o. r. „Ook hielde hy" enz. 't Geen, in deeze zinfr.ede, volgt, was niet alleen 'c gevoelen van d'Estrades , maar ook van De Witt ; die dus, ten deeze, met de voorige gedagten van Leiden over een ftemde (bs). Bl. 190. r. 4 » Overfte der Ruitery." Verftaa Generaal (c). Bl. 190.r. 12. „ Bl venburg, Heer van Barendrecht", lees „Heer van Naaldwyk" (d~). Uit Dordrecht was, ten jaare 1660, wylen de Heer Adriaan de Beveren, Heer van Bar endr echt, tot één der Leden van 'sPrinfen opvoeding, aangefteld geweest (e). Bl. 200. r. 9. De Munfierfchen — dreigden Koeverden aan te tasten." In het begin van dit jaar 1666, fcbeenen zy ook eenen aanilag te hebben op de Willemftad, waar door Holland van Zeeland zou zyn afgefneden geworden; ook dagt men dat Castel Rodrigo hier in deel hadt OO D'Fstrades /. e. T. 3. P' 514- SSL O) D'Etrades /. f. Tom. 3. p 536 (6) D'Kstrade- /. e. T. 4 p. too & rot. Cr) D'Estrades /. ff T. 4. f. 101 125. (d) Balfn D^rdr. */ 994 («) WicquEF. /. c. Liv, IS. p. »• 165 Vp>* G ' PUfetti  98 B YVOEG SE L S en had- (f). Doch men was op zyne hoede, en 't hadt geen gevolg. Bl. 184. r. 2. 't Gelukte den Heere Beverningk — twee Verdragen met den Keurvorst" Cvan Brandenburg) „ te treffen." Gelyk de Keurvorsc, ten fteikfte, op de bevordering des jongen Prinfe van Orange gefield was, wist Beverningh ook, langs dien weg, dixTraktaatte bevorderen; immers zo't waar is,'t geen ikleeze, dat naamlyk die Staatsman, aan den Kamerheer van Pelnits, 'sKeurvorften Opperllalmeester, fchriftelyke verzeekering deedt, van in de belangen des Prinfen van Orange te zullen treeden (g) Ook hieldt d'Estrades hem, federt, in dit opxigt, verdagt; doch De Witt meende hem weder tot zyn gevoelen overgebragt te hebben (h). Bl. 207. r. 19. „Tromp, onder wiens vlag dit [chip veroverd was." Men merke op, dat Tromp zelve, by Sweerts, voerende 't Schip Gouda, toen, aan boord was. Die Zeeman, telkens zig in 't dikfle der vyanden ftortende, veranderde, meenigmaal, van Schip; 't geen de Engelfchen, nu hier, dan daar, zyne vlag ziende vliegen, met verbaazing deedt vraagen, „of er dan vyf of zes Trompen in de Duitfche vloot waren (i)? Bl 2 10 r. 5. „ De Koning aanvaardde, danklyk, het lyk van Barklei." Het moest hem des te aangfnaamer zyn , om dat die Admiraal met eene Zuster der Gemalinne van den Hertoge van Ycrke , dogter van den Kanfelier Hv- ff D'Rstrades /. e. T. 4. p 134. (g) Wicquef / c. Liv. 15. p. m. 164. ffi. (4) D'F.sTRADE< /. c. T 4. p. 1?4 & Iï6. Ctnf. De Guiche , ;. e. p. *iS. Oe Witt, 1 D p 184c» 187. Wagen, alhier.*;. 24Ó, (1) Breven vsn Dn Witt , 1 Ü. bl. 387. Leven van Tromï, tl. ga, 511. Eranqt, /. t. bl. 496.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 99 Hyde, was gehuuwd geweest (£); ook was hy Broeder van den Lord Fitsharding , 'sKonings Gezant te Londen (/). BI. 21 o. r. 8. ,,De beide Vlooten kwamen in zee." Elk dor YJootcnbeftondt uit, omtrend, tagtig Schepen en Fregatten van oorloge (m). Sommigen onzer Scheeps-Officieren en Matroozen weigerden naar zee te gaan, indien men hun de beloofde buitgelden niet, vooraf, betaalde. Hier in wierdt, federt, genoegen gegeven , doch, thans, de Vloot naar zee geprest (»). Bl. 209. r.8. „De Staaten verhoren in dit geyegt,"enz: VanBeuningen fchryft, dat het verhaal van den flag, hem, door De Witt, overgezonden (en 't geen, door Wagen aar, deels gevolgd is,) aan 't Hof van Vrankryk zo overeenftemmende was bevonden met het Rapport van den Prinfe van Monaco, dat de vertellingen der Engelfchen, om hun verlies kleiner, 't onzen grooter, te maaken, aan 't Franfche Hof geen' invloed maakten (0). Dit zo zynde, moet, noodzaaklyk, het verflag van Monaco; die, met zynen Schoonbroeder, den Graave de Guiche , zig op de Vloot bevondt en, even als dees, op de zeldzaamfte en moedigde wyze, den dood ontkwam; van dat zynes gezegden Schoonbroeders verfchild hebben: nadien de Ïaatfte de overwinning wel aan de onzen toekent, maar, egter, De Witt befchuldigt, als hadc hy, met de pen, vyf of zes duizend Engelfchen meêr gedood, dan 'er, waar- (i) Basnagr /. c. Tom. a. foU 779. (/) De Witt's Brieven, 2 D. bl 286. (m) De Witt's Brieven, a D. bh 301. Hume /, e. 7 D. tl. 53(5») Refol. Gener. 11 , IS *4 July, S, 9, «i Aug. 1666. O) De Wiiï's Brieven, 2 D. bl. 304. Aitzema, is JD. 4Ö JB. il. 32—42. G 2  100 BYVOEGSELS en waarlyk bleeven en , met de waskaars , een twintigral Schepen verbrand, die, in goeden ftaat, op den Teems lagen (p). Bl. 255. r. 7. „ Bu/vr was, voor deezen, Paadje van den Prinje van Orange geweest doch ter gelegenheid van de jongde verandering in s'Prinfen hofhouding, ontflagen van zyn dienst." Verdaa dit zo, dat hy, in 't leeven reeds van Prins Fredrik Henrik , als Page, by Willem II was gevoegd geworden; die hem, federt, eene Kompagnie paerden bezorgde, en na wiens dood, en tot voor de jongde verandering in'de Hofhouding van Willem Ili, hy nog, alsé;m derHaisgenooten van den laatstgezegden Vorst, gerekend wierdt (q). Hy was gehuuwd met eene Kleindogccr van wylen den Raadpenfionaris Cats, in wiens graf, binnen de Kloosterkerke, in den Haage, hy ook bygezet wierdt (f). Bl. 216. r, 4. „ Een groot getal van Koopvaardyfchepen in t Vlie, in brand ge/loken — het Westeinde van ter Schelling aan kolen gelegd. " Deeze was één der gewigtigfte (lagen, die de Vyand ons toebragt. De En°-elfche Vloot, fterk in de negentig fchepen, hadt zig, reeds eenige dagen,buiten gaats, voor Schevcningen en de Helder vertoont, en hunne Hoogmogendheden, op die tyding,den 16 des avonds, by een gekoomen, zonden last aan de Ruiter , om 'sLands Vloot uit de Wielingen te presfen^ zo als zy, kort te vooren, overal vaartuigen in zee gezonden hadden, om de Franryks-en Oostvaarderste waarfchouwen, die, ten getale van om- (pj De Guiche Memnir. p. 470. (f) WitouEF. / t. Liv. 15 p. m. iso. Vft.MS. tf) Aitzema /. c. 12 O, 4» b, bl. za.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 101 omtrend zes honderd, voor Amfterdam verwagt wierdtn (j). Dan, terwyl men hier mede bezig was, liep Holmes, met één fchip van oorloge en omtrend twintig ügce Scheepen en Branders, zeer onverwagc , in 'c Vlie, alwaar omtrend honderd en zeventig gelaadene Koopvaarders lagen; gedeelrelyk naar de Guinè en Musccvie beftemd. Meêr dan honderd van deezen, nevens twee oorlogfchepen, die dezelven geleiden moesten, ftak hy in brand; waar van de fchade wel op twaalf millioencn begroot wierdt; en zettede, toen, een groote duizend man op ter Schelling aan land, alwaar zy omtrend vierhon. derd huizen van t West-einde aan de vlam opofferden. De Engelfchen maakten geen' buit, nog op 'c Eiland; alzo deeze ftreek (die men, reeds voor my, heeft aangemerkt, dat door hunne Schry vers, zig warrende met den, daar zynde, vuurtoren, verkeerdelyk , het dorp Brandaris genoemd wordt) (£),meestdoorfchaamelelieden bewoond was, die de vlugt hadden genomen; nog op de Schepen, alwaar Holmes'tplunderen, opdobdftraf, hadt verboden, uit vreeze van, door tegengetyde of wind, belet te worden, zig, na 't volvoeren van den togt, terftond weder zeewaarts te kunnen begeevéri(«). De algemeene Staaten bevolen, kort daarop, de wrakken der verbrande Schepen ten fpoedigfte weg te haaien, op dat, door 't zinken derzelven, de ftroom niec onbruikbaar gemaakt wierde (v). Zy lieten 't hier niet by, maar, verneemende,dat eenige Engelfche fche- pen («) Refol. der Staaten Gener. n , 13, 15, 16 Aug. ió'iö. (») Ls Cr.ercq T. 2. fel. 152. Home /. c. 7 D. hl. 536. (te; Wicqukf. I. e f. m. 152 Vfo. et 153. AlTZEMV,». 192. It Z>. B. 40. (V) Refol. Staaten Gener. 25 Aug. 1666. G3  104 BYVOEGSELS en pen zig, met den ontweeken' Kapitein Heemskerk, op de Elve bevonden , gaven zy den Kapitein Adam van Brederode last, dezelven , met twee Schepen en Jagten van oorloge, te beitooken. Brederode begaf zig, dén 3 van Herfstmaand, derwaarts, ftak den Engeifchen Admiraal en drie groote en ry!;e Schepen aan brand, en nam 'er eenigen met zig. De winst zou grooter zyn geweest , indien de Jagten beter hunnen pügt gedaan hadden (w). Bl. 217. r. 19. „ De Witt hadt zo dra deezen Blief niet gelezen, of hy vertoonde dien den Staaten van Holland," Wicquefort, na gezegd te hebben; 't geen ook andere vernaaien (.*).; dat Buat, thuis koomende enden Brief niet vindende, denzelven overal ging zoeken, en 'er, op 't laatst, ten huize van den Pvaadpenlionaris naar vernam, doet 'er op volgen. „ De Witt liet hem zeggen, dat hy den Brief niet alleen in handen en gelezen hadc, maar verpligt zou zyn, denzelven aan Gekommicteerde Raaden te vercoonen. Buat, in piaatfe van zig van deeze waarfcbouwing te bedienen , welke De Witt hem, met opzet deedt geeven, ten einde hy zou kunnen ontvlugten, ging weder naar zyn huis," enz. (y). Bl. 233. r. 4. v. o. „ De kosten van den kryg drukten" enz: Hier kwam nog by één üer zwaarfte overftroomingen (z), die men immer in dit Gewest gevoeld hadt. Tot goedmaaking des oorlogs, wierden nieuwe lasten geheeven, byzonder, ten jaare 1666, een tweehonderdrte * pen- fwl ArrzeMA 12 D. 46 Ê.N. 68$. b'Emkaoes T. 4.p. 451 tt 459. (V) Aitzema 12 £1. 46 B. bl 353. (y) Wicqukf. I. c. Liv. 15. p. m. 151. Vfo. MS. 00 Oudenhov. , Watervloed. */, 617, op 't jaar 1665.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 103 penning over Holland; ook wierden eenige millioenen opgenomen, cegen den penning vyf en twintig,en op lyfrenten tegen agt ten honderd(ö). 131. 235 r. 16. „Overzending van het Lyk op den zeventienden van Herfstmaand." 't Lyk van Barklei, na den flag van den 11 van Zomermaand deezes jaars, op last hunner Hoogmogendheden, door den vermaarden Doktor, Fredrik Ruysch, gebalzemd zynde, was, verders , gekist en fierlyk gekleed, in één der Kapellen van de groote Kerke in den Haage, by voorraad, nedergezet geworden (V). Bl. 259. r. 19. „ Ik twyfel, of men op dit fchryven ftaats genoeg — maaken mag." Ten miniten is het zeker, dat de Ruwaard, van wien hier gefprooken wordt, niet geheel nieuw was in 't werk van den oorlog. Hy hadt, in 't voorige jaar 1665, als Gevolmagtigde van den Staat, den Veldtogt, tegen den Bisfchop vanMuniler, reeds bygewoond (c). Bl. 260. r. 12. „Zy" (deStaaten) „ bleeven by hun befluit" Zy hielden, undenusfehen, dien togt zeer geheim. D'Estrades hoorde maar oppervlakkig van deeze onderneming. „ De „ Witt;" fchreef hy aan den Koning; „wiens „ werk het is, heeft 'er ons geen de minfte „ kennis van gegeven (d)." Bl. 262. r. 17. „ De Staaten." Verltaa die van Holland. Bl. 262. r. 12. „ Dus gelukte de onderneeming" enz. Deeze ondeineeming op Chatham, en (V) Refolm. van Holl. 5 Feb. 1665. tl. S*- en 55. /. e. 1 Oct. 1565. 58 , neg /. e. 12 Dec. 1665. 55 en 56. Wie- QUF.FORT /. t. Hv. 16. f. iSl. (b) Refel der Staaten Gener. 11 July, 25 Aug. ico». Cc) Refol. van Holl. 9 Oct. 1665. bl. 78. Cd) D'Estrades /. c. f. 33° & 331. G 4  ïo4 BY VOEGSELS en en de landing voor 's HeernclT, op 't eland Schappey, kostte den onzen,aan dooden en gekwetden, omtrend honderd vyfcig mannen (e). Bl. 272/r. 8. ,, Wat'"er van deeze heimlyke overeenkomst tusfchen Frankryk en Groot-Brittanje zyn mogt" Een Tydgenoot verhaalt, onder anderen, dat de Koning van Frankryk (die, rhans, waande, 't eindigen van den oorlog in zyne hand te hebben (ƒ)) den Engelfchen hadt doen verzekeren, te zullen zorgen, dat men geen Traktaat, dan overeenkomdig den wensen van Groot-Brittannie,zou fluiten, en dat de Franfche Vloot, zig, daarom, niet zou vereenigen met die van den Staat; dat, federt die verzeekeringen, Engeland zig weder zou verpligt hebben geenen' tegénftand te doen aan de Franfche wapenen in de Spaanfche Nederlanden, geduurende den • eerden Veldtogt, en dat Lodewyk de XIV, op die gerustdelling, denzelven ondernam (g). Bl 280. r. 17. „Men befloot, met — deVorJlen van Brandenburg*'^.- „ in onderhandeling tetreeaen" Zie niyneaameekeningop bJ.286.r4. Bl. 252. r. 17. „Den Schryver — Ausoi." My is onbewust, of hy een ander geweest is, dan die, met den naam van Aubeuy, gezegd wordt, ten deezen tyde, te hebben uitgegeven een werk, getiteld: Regtmatige aanfpraaken des Konings ep het Keizerryk (h). Bl. 286. r. 4. „ De ihldand van wapenen, die 'er uit volgde, deedt den eerden fchrik der Spaanfchen bedaaren.'TIetafkeeren der Franfche vva- f» Wjcqu; fort, 1. c. liv. 16. p. m 178. yfa. (ƒ d'e;TKADEs /. e. T. 5. p. 341. (?) WlCQUEFORT ■ l.c. Uv. 16 p. 01. jSo, 1S3 (bj Ju/le> pntmfhn, du Roy fur fEnpite ; par }e Sieur Aubery. VU. s;ruv. Corp. Uift. Gtman. t. 3*;.  AANMERK, op het XIII. DEEL, 105 wapenen voor Dendermonde hadt, vooraf, het zyne toegebragt, om de verflagenheidder Spaanfchen weg te neemen, en om het voorftel der verpanding eeniger Steden, aan den Staat gedaan, te doen rusten (i). Ook begreep De Witt, dat Castel Rodrigo te rug ging, om dat hem 't gevaar meêr geweeken fcheen (k); en dit Ïaatfte ftrookte ook met het antwoord , t geen Blaspeil , Afgezant der Keurvorften van Hanover by de Staaten, te Brusfel ontving, werwaarts by een' uitftap gedaan hadt. Blaspeil vertoonde den Spaan • fchen Landvoogd, hoe zyn Meester bereid was, tot ftuiting der Franfche overwinningen, niet alleen vier duizend paarden en agt duizend knegten, by der Staaten Benden, op eigen kosten, te voegen, maar om zelfs dat getal te verdubbelen , indien hunne Hoogmogendheden hem, daar toe, de nodige penningen lieten geworden uit de gelden,die zy den Markgraavc zouden verfchieten. Castel Rodrigo hernam hier op , dat het grootst gevaar, ten minften voor dit jaar 1667, voorby was, en dat, zo men, in 't volgende, hulp mogt noodig hebben, de Spaanfche Vloot gelds genoeg, uit de Indiën, zou mede brengen, ter betaaling van den onderftand voorZweeden, voor den Keurvorst en voor de Vorften van Lunenburg; maar dat, zo de Staaten, voor't overige, eenige gelden wilden fchieten, op 't geen aan Spanje nog overig bleef in 't land van Waas, hy bereid was hun, daar toe, de aldaar zynde Vestingen te verpanden (/). Men CO WlCQUEFORT /. e. liv. 16 p. l8p. fk) De Witt's Brieven, 4 D. bl 524. O) Wicquefort /. c. liv 61. p. 190. Vfo. 191 , et 212. Zie ook Ds Witt's Briev. 4 ü. bl. 523, S24, 534- D'Estrades, U c. Tem, 6. p. 139. G 5  ïoö BYVOEGSELSen Men zegt dat Z weeden, Brandenbui g en Lunenburg, ondertusfchen, ten deezen tyde, kwalyk namen, dat de Staaten (die, zekerJyk, zig niet deeze Mogendheden vry ver ingelaaten hadden) zig,nu,niet tenminften onzydig verklaarden,en aandezelven oveilieten, de Franfche Wapenen te fluiten, waar toe de gezegde Vorften zig magtig genoeg oordeelden, en hierin gefterkt wierden door den raad der Vorftinne Weduwe van Orange, Doch de Staaten, met naame De Witt , te onvrede over den handel van Castel Rodrigo, weinig vertrouwende op de hulp, die, uitZweeden en Duitschland, zou te verwagten zyn, en niet kunnende befluiten, enkele aanfchouwers te weezen van een werk, waar by zy nu: êr aanbelang hadden, dan een eenig der Nabuuren, namen eene andere houding aan. Zy traden, naainlyk, in eene onderhandeling met Frankryk, die, uiterlyk, fcheen bedagttezyn, om de Spaanfche Nederlanden tusfchen die Kroon en deezen Staat te verdeelen, maar, in de daad, geftrekc heeft, om dezelven te behouden en Frankryks wapenen, voor een'tyd, te beteugelen, BL au. r. ii. „ De Lieurenant Admiraal Jan Evertsen — overleden." Voeg 'er by den Vice-Admiraal Kofnraad van Helpen; vaarende by het Kollegie ter Admiraliteit van Friesland (ffz). Bl. 227 r. 10. v. o. „My is niet gebleeken, dat zulks gefchied zy." Toen de Heer van Mathenesfe, ten jaare 166S, by de Ridderfchap, de alfchaffing van het eerfte artikel des Reglements, van 't welke hier gefproken wordt, wensch- f-m'. D« Witt, Brieven, 2 D. tl. 310. Aitzsma, /. e. ie J), tl. 181.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 107 wenschte door te dringen, waren 'er drie aan zyne, zes aan de andere, zyde. De laadten, de meerderheid dus ukmaakende, verkooren den Zoon van den , toen onlangs, overleedenen Heere van Noortwyk, in de plaats van deszelfs Vader. Twee Leden der minderheid klaagden, daar op, aan de Staaten en verzogcen vernietiging van het ftraks gemeld Reglement. Maar de Steden verklaarden, dat deeze zaake niemand, dan den Edelen, betroffe, en wilden 'er zig niet mede bemoeien («). Bl.271. r.7. „Lodewyk de XIV verzekerde den Staaten —, dat hy niets ondemeemen zou , zonder 'er hun, vooraf, kennis van te geeven." Hy ging dan, hier, agter uit. Hy beloofde, voorheen, niets, dan te famen met de Scaaten, te zullen onderneemen (0) Bl. 274. r „ 't Bleek, dat men, in Frankryk, de vriendfchap van Karel den II. zogt." Dit niet alleen, maar, uit de hier, door onzen Wagen:, aangehaalde plaats, blykt ook nog, dat Ruvigny aan den Kanfelier vaa Engeland, reeds op den 5 van Zomermaand 1667, hadt gefchreven, hoe „ 't hem toe}, fcheene, dat het groot belang van Engeland „ beftonde, in zig te fcheiden van de Hollan„ ders en zig te vereenigen met Frankryk, 't „ geen zulks, met drift, verlangde (p)." Bl. 285. r. 6. v. o. Baron van Bergeik." Zyn voor- en geflagtnaamen waren, Antoni Ferdinand van Broekhoven (q~). Bl. 294. r. 13 v. o „ De eed — werdt af- ge- (n) WiCQUEF.iRT, /■ e. Liv 17. p m. 47 Vfo (0) Wicquef.,/. c. LiV 15. p.241. Mync Aanmerk, alhier,bl.60. (p) D'Estrades, /. c. Liv. 5. pag 34'- (j; WlCQUEFORT /. c. liv. 16. p. 213. Vf»*  *debauebes. 308 BYVOEGSELS en gelegd." Een oud Lid der Regeering van Edam, was de eenigfte mensch , die die weigerde. Hy verklaarde, op zyne jaaren, geene nieuwigheid te kunnen omhelzen, welke hy onredelyk agtte en deedc afftand van zyne bediening (r). ' BI. 295. r 5. „ Men begrypt, ligtelyk, dat het misnoegen tegen Holland, en vooral tegen den Raadpenfionaris De Witt toenam " Het zal vergroot geweest zyn, door de aanfpraak, met welke de laatstgemelde gezegd wordt, den £nnle het befluit bekend gemaakt te hebben. Uasnage (0 en anderen na hem, hebben dit, hoofuzaaklyk, uit Wicquefort, opgegeven doch, daar 't gefchrift van den Jaatstgemelden in weinige handen is, zal ik zyne eigene woorden doen volgen. „ Om den Prinfe van Orange „ (zegt hy) de pil te doen flikken, deeden de „ Staaten van Holland hem, door De Witt „ aanzeggen; dat 'er geen één Afgevaardigde in " ^Vergadering was, die zyne Hoogheid niet „ beichouwde, als den toekomftigenBevelheb„ ber der wapenen van den Staat; maar dat allen „ beefden, op de herdenking van't geen, onder „ wylen den Prinfe, deszelfs Vader, gebeurd wa< • „ dat geen derPrinfen van Orange mêer geest of „ oordeel hadtbezeeten; maar dat hy, ongeluk« k'glyk, gevallen was onder de hand van luiden „ die hem in alle * ongebondentheden hadden „ geftort, en raadflagen gegeven, die hem hadden „ kunnen doen omkoomen onder de puinhoopen „ van den Staat. Dat, daarom, de Staaten van „ Holland, die een'zeer uitmuntenden aart in „ zyne Hoogheid ontdekten, zig ook van deszelfs (O WlcorjEFORT /. <;. liv. 16. t. HO. v/1 (sj Basn/ige /. c. T, 1, fol. 82Ö & Sz7.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 109 „ gedrag wilden verzekeren en, alvoorens hem „ tot Kapitein Generaal aan te (lellen, onder„ rigt zyn, welke perfoonen hy, meest, om„ trend zig verkiezen zoude. Dat, hoe zeer 't „ voorbeeld van zynen Vader; die zig bedorven „ hadt, door zyne vermaagfchapping met de „ Kroon van Engeland; hem diende aftefchrik„ ken, de Staaten hem, egter, wel wilden ver„ wittigen, hoe zv, nimmer, 't bevel over de „ wapenen hunner Provintie hem zouden afmaan, „ ten zy men bewust ware, dat hy zig huuwen „ zoude aan een huis, by hun Edele Groot„ mogendheden niet verdagt, maar, aange„ naam, zo ten opzigte van den Godsdienst „ (om de Predikanten niet te doen fchreeuwen) „ als der gelykheid van geboorte ; nadien „ 'er Prinfesfen waren van even doorlugtigen „ huize als het zyne, die zig, zeer gaarne, in „ dit Land zouden uitgetrouwd zien." „ De „ Prins" (vervolgt Wicouefort) „die, uit den „ aart , flim * en veinzend is, betuigde zeer „ voldaan te zyn over de Staaten van Holland,, „ en verzogt De Witt, hen te danken voor „ derzelver zorgen, in opzigt van zyn' perfoon „ en belangen" (*). Bl. 297. r. 13. „ Dit Be/luit — wierdt in Engeland bekend." Men zegt, dat Meerman en Boreel reeds by den Koning hadden aangedrongen , zig tegen Frankryk te verzetten, en dat de Hertog van Buckingham, zig aan hun, in tegenwoordigheid van tweeStaats-Sekretarisfen, kort daar op, voor 't neemen van maatregulen tegens Frankryk, hadt' verklaard («). (») WrcQurFORT /. e liv. 16. p. 108. p. & 109. ms. («0 WlCQUEFORT /. f. liv. l6. p. lp8. * itaturtl- lement triljicieux.  iio BYVOEGSELS en BL 307. r. 8. v. o. „ De Graaf van Dona gaf te kennen, dat de Koning van Z weeden genegen was 'er in te treden." Men zegt dat Dona,. vooraf, eenige opening aan den Staat, om zig tegen Frankryk te verbinden, gedaan hadt; en, zo dit al niet den grond lag, op welken , federt, het drievoudig Verbond gebouwd wierdt (V), fchynthet, ten minsten, veel tot bevordering van dit werk te hebben toegebragt. Bl. 308. r. 14. „Sommigen hebben vermoed" enz: Dat Karel II, egter, niet van harte het drievoudig Verbond aanging, heeft, nog in onze dagen, een der beroemde en onzydigfte Engelfche Schryvers, niet zonder reden, gedagt (w). Bl. 312. r. 5. v. o. „ Jacob van der Togt, Penfionaris van Gouda. " De Heer Van der Tocht, wiens afbeelding, naar 't oorfpronglyke, ik hier by zal voegen, en die, naderhand, Raad, Burgemeeiler, als mede, ten jaare 1675, Penfionaris van Gouda wierdt, was, ten deezen tyde, nog Sekretaris dier Stad (V). Hy en Burgersdykvoldeeden den Staat zozeer, dat hunne Hoogmogendheden'er, by Refolutie, derzelver byzonder genoegen over te kennen gaven (y). Ook na de uitwyzing van het vonnis over de Hoefyzerfehe,ofoude Brandenburgfche fchuld, wierdt Van der Tocht , afzonderlyk, naar Berlin gezonden, alwaar hy eene eindelyke overeenkomst nopens dit werk, tusfchen den Keurvorst en zyne Meesters, trof. Hy; dien men ook op '1 jaar 1672, nader zal leeren kennén; keerde, fe- O) Wicquefort /. c. liv. 16. f. 204. Ffo. Vergel. Wagen. alhier bl. 331- r. 4> v- °- O) Hume /. c. 7 D. il. 620 en 621. (.ï) Lystboek der Regeer. Oouda, over de jaaren 1663 tot iCSi. Aitzkma 1, c. 12 L>. bl. 815. (?) Refol. der Samen Gener. 17 Febr. 1C6S.    AANMERK op het XIII. DEEL. in federt, tot in July 1670, naar Brusfel, met den Heere Van Vrybergen (2) , ter regeling der Oilendifche Kaperyen. Bl. 316. r. 6 v. o. „ De Witt fchreef" enz: De Markgraaf van Castel Rodrigo hadt, omtrend deezen tyd, voorgefteld eene byeenkomst van hem en den Raadpenfionaris, op de grenzen; maar de Ïaatfte, dit voor onnoo :ig uitftel aan ziende, liet zig hier van verontfchuldigen (a). Bl. 326. r. 14. „ Bergen op Zoom." De Staaten hadden, thans, een Leger, in denabyheid dier Stad, by een vergaderd, onder't bevel van den Veltmaarfchalk Wirïz (b). BU 33a. r. 13. „ Kastel Rodrigo — hadt hun, op den derden van Bloeimaand, Q668) ontdekt." Reeds in Sprokkelmaandvan dit jaar, was . by de Staaten van Holland, een Brief ingeloopen, die gezegd werdt, van een' onbekend" perfoon , "uit Rome, te koomen en eene waarfchouwing behelsde, dat Frankryk en Engeland het, in den grond, eens waren, en den Prinfe van Orange in de hooge bedieningen zyner Voorvaderen zogten te bevorderen. De Schryver verklaarde, bereid te zyn, zig naar den Haage te begeeven, en zyn gefchryf te bewyzen, indien men dit begeeren en hy op vergoeding der reiskosten reekenen mogte. De Witt iloeg dit in den wind; hy hadc; zeggen fommigen; te goeden denkbeeld van Frankryk en van zyne andere valfche vrienden, en lettede te weinig, ja ontving wel eens, op eene min beleefde wyze, den goeden raad van hun, die 't op- O) WicQucr l c.liv. 17. p.m.t?- Refol. Holl. 10Maart 1670. hl. 20. 16 M.y 16-0. M. 105 en 160; 19 Julv 1Ö70. bl. 11. Refr.1. Siaaien Gener. S! April en u July 1Ö70. (<0 WiCQüBFORT /. e. lio. 16 p. n. 219 Vfo. C*5 WlCQUEFORT. /. C. liv. 16. f. «■ 211.  na BYVOEGSELSen opregtmet hem meenden, en hem de gewigtigde waarschouwingen deeden (c). Dan, fchoon dit zeggen, in 't algemeen, waar kan geweest zyn, blykt het genoeg, egter, uit het hier en daar aangemerkte by onzen Wagen, ()•" Van Beuningen en andere fchreeven in denzelfden fmaak (#). D'Estrades wist den Koning de Affchriften te bezorgen der Brieven tusfchen De Witt, met Van Bsuningen, Boreel en anderen, gewisl'eld (r) , en Lionne dorstzig,in deeze woorden,uitlaaten aan d'Estrades; „Gy moet eene kleine berisping doen aan den Heer De Witt, van ons de drie geheime „ Articulen der nieuwe Verbintenis (f) niet me,, degedeeld te hebben,en 'er byvoegen, dat, „ zo hy ons zo veel vertrouwen riet waardig „ agt, zyne Majefteit zig belooft, ze welhaaft „ te zullen weeten , zonder hem daer voor eenige verpligting te hebben (t)." Bl. 437. „ Of hier op iets verders gevolgd zy, is my niet «,ebleeken." Ik leeze, dat de Staaten van Friesland, federt, voor laster verklaarden, 'c geen'er, nopens Bootsma, (o) Wicquifort, / e. Liv. 18. p. m. 5S Vfo. et 59. (f) Brieven var, nu Witt,\E> hl 565. Zie ook bl. 568,569,66?. ij! Brieven 1>e Witt I. D. bl. 488. D'iiiTRADES, Tent. 4. p. 186. (V) D'Estrades, Tea. 3. (jdit 1743) pag. iö, 17, 25 et 26. (j) Zie Wagen , alhier . hl. 311. (j) D'EiTRACES Lettres, Tem. 6. pag. ;6s.  AANMERK, op het XIII. DEEL. 129 ma ,in gevonden wierdr. Holland ftondt het Hof van Friesland toe, de zaak nader te onderzoeken; maar ik twyfel,of zulks,docr datHof,gedaan zy (»). Bl 439-r 3. „Een geheel jaar verloopen. eer ■men tot dit gewigtighe/Iuit hadt kunnen komen." De Heer van Beuningen hadt, in zyn Verflag (v~), den Staaten aangeraaden, by eene algemeene Wet tegen de pragr, te verbieden het draagen van allerleie foorten van zyden en fatyne ftoffen, zelfs van laakenen, die, hier te lande,gemaakt wierden; om dat, langs deezen weg, ook de invoer van Franfche waaren, van zelve, zou vervallen, zonder uitgedrukt blyk , dat men het op die Natie gemunt hadt: maar men kon de Hollandfche Steden bier in niet doen bewilligen f» 't Geen men nu verboodr kwam meêr met den raad van den Ambasfadeur De Groot overeen (x), toen dees, naamenlyk,zag, dat 'er, met Frankryk, niets méér te winnen was. De Staaten van Holland Waren voorneemensgeweest,'t gebruik van Franfche wynen, door meerder invoer van Rhynfche en Moezel, te verwisfelen, waartoe zy, in opzigt der tollen, eene overeenkomst met de Keur- en andere Duitfche Vorften hadden getragt te maaken. Doch men verftondt elkander niet, en de overvloed dér Franfche wynert werkte mede* om dit punt te doen flaapen (y). Bl 441. r 10. „ Zy" (de Staaten) „deeden aanbieding van een naauw verdedigend Ver* hond f» W'cQuefort, Liv. 18. p 81. Rpfol. Holl. iaen^Mel 1670= bl. ie-, • 15 f/i>. Refol. Holl. 82 Jan, 670 */. iX. f» Bajusgb, / c Tem.2. p. IJS- W CQUEF., l e liv. igp. 10S. GO WiCQUEFuRT, £. e, Liv 19. peg. 145 Vf».  130 BYVOEGSELS en bond te willen fluiten met Koning Karel." Zy zonden aan den Heere Boreel eene volmagt, in de Franfche taaie „ gecachetteerd, in gewoo' „ ne en behoorlyke forme, om, uit crachtevan „ 't felve, niet alleen voorn: handelinge te en„ tameeren , nemaer ook de voorfz: nadere „ Alliantie te fluiten en te tekenen, met de „ gewoonlycke claufulen; om daar op,binnen „ zekeren te pmfigeeren tyt, te zullen uytbren„ gen de Ratificatie van haere Ho: Mo:." Men maakte die fpoed , om de verwagting, die de Heer Boreel van dit werk hadt; doch de Koning verzondt hetzelve aan eenige Kommisfarisfen van Staat, en 'er kwam niets van de zaak (z). Men vernam, in 't kort, evenwel, van ter zyde, dat de Engelfchen voorneemens waren, om, ingeval de Staaten op een nieuw Verbond bleeven aandringen, als dan twee millioenen, en de lieden Briel en Vlisflngen weder te pande,te verzoeken (a). Daar, ondertusfchen,Karel de II. voortging den Gezant te verzekeren, (zo als hy ook den Heer van Beuningen , voor deszelfs vertrek uit Londen gedaan hadt(£),) de Staaten te zullen byftaan' indien hy den twist met Frankryk niet bemiddelen konde, lieten deezen, eindelyk, zyner Majefteit weeten, dat zy zig op deszelfs woord wel verlaaten wilden, maar dat de Koning , hun telkens yerzekering doende geeven van zyne onveranderlyke geneegentheyt, totnakooming derTracraaten,zy , dierhalven, vertrouwden en verzogten , dat zyne Majefteit zig onbezwaart vinden zoude, hun daarvan eenefchriftelykeverklaaring te é,1 de laprejence de celuy auquel nous tachons de nous* attacher , et de nous lier fi il trohtement («) , que\ nous n'en puijftons jamais eftre reparer (b) et nous ferions eer te inconfolables en ce f c'ieux éluignement de voftre Majefté, Ji nous ne fgivions pas, qu'ilprocédé de Yinpatience de vos SubjeBs et du zete de voftre Peupiepour yoir Vaccomplisfement de leur defirs , fans lefquels les noftres aujft ne peuvent poinEl avoir a'ejfcï. Nous difons, Sire 1 que ce ne peut eflre fans re>;ret que nous voyons, que voftre Majefté feshig'ne denois (c); mais quand nous confi Ierons que eet e/Ioignement, que kous apprehenJons tant, efl une demarche a la perfSlion de ce, que nous avons fouhaiite avec tant de paffion, nous nous en confulons, et me fine nous convertirtijfions (V) r.os re- 00 lees /! itroitlement. Q>) lees repa"t(e) lees de nous. Cd) lees eenver iijjitns. I 3 He deeza Ivvoegf. n Aanrn.3 Stuk. I. 19.  134 BYLAAGE A. r eer ets et des veux ordants (e), que nous addresJons a ce grand Dieu, qui vous a Me-^Ty (f) pour 'Ure iè p us grand exemple de fa meriiïkufe p>ov,ae< ce, a ce qui luy phife conduire le tretieux depost de voftre Aunulie perfonne et les Princes de la Famillie (g) Royale en ce foyage; le quel Ion que nous le confiderons de plus pres , nous t. efttmons pas moins avantagieux pour nous, que pour les propres Subjecïs de votre Majesté, puis qu tlle nous a hen voulu donner une entiere affeU. rance de fin affeEl'on & de fon amitiè. C'eftdont nous prtons bien humblement voftre Ma je ft è de fe Jouvenir, quand elle fera atriyé en fon Royaume et parmy les grandes et importantes affaires, que Ch) la vont occuper, de donner quelques moments a lavancement et a la perfeBion de cette Alliance, que voftre Majefté nous a faict efperer dans noflre dem:re audierce. Au rfte , Sire! Nous ne trouws poinEt de pa~ roles, qui pu ff;nt exprimer la douceur du fouve. ,nr> qui nous demeure de voffre prefence en ce litu, mais fur tout des expuffms et des marqués d'amitiè, que voftre Majefte nous a faiél paroiftre pendant le fejour, qu'il luy a plu faire en noftre Pro ince; mais nous ne fgaurions dire^ ft la joye qui nous en demeure eft plus grande ou ft nom de iwm (/) plus admirer la douceur et la moderation, que nous avons remarquée avec veneration en voftre Efprit; pleust a DieU, Siret qui (k) tout te la grahde Bretaigne ne refpiraft que fair de voftre M'jefté Cell la le grand fouhait et le voeu le plu* aff.Bieux , que nous puiffbns (/) addreff'er au feil (w) a fon efgard, et nous Jommes ire.sfffurez(n~)quefe mefme voeueftant exaucê, voftre Ma- fi) lees en des voeux ardents. (fj lees cbejfj. (g~) lees Familie. (i) lees qui. (f) lees nous dtvens. (k) lees fse (T) lees neus dêvons. O) lees au ciel. inj lees tres affeurez.  B Y L A A G E A. 13J Majefté ne trouvera plus en fes Subjecïs eu'unc amour mutuelle (0) des uns envers les autres, une perfecte obeiffance a leur Prince et une devotion religieufe a Dieti. Pour nous , Sire ! nous n'avons qu'a fouhaitter qvtil plaife a ce mefme Dieu vous faire cognoiflre le plus intime ie nos coeurs, qu'elle trouvera toujiours remplis d'un tres prefonds (/>) refpeSt pour fa ptrfonne et d'une affeStion tres pure et tres fincére pour le bien de fon Efiat'\ 00 lees f»'»» amour mutul. C/0 lees profond. Het Portret van van der TOCHT, te plaatfen tegen over bladz. 110