BYVOEGSELS E N AANMERKINGEN VOOR DE VADERLANDSCHE HISTORIE.   VOOR&EDEd tyltt de uitgaave deezer Naï,rezingen s maakeh ivy een einde van het Werk, tegen zvelks be* gin wy, over zeven juaren , toen de Boekbandelaar allart ons hetzelve voorjloeg; niet zonder /chroom opzagen. — s'Larids hiftorie9 naamlyk, hadt maar éénen W«genaak. Zyn gezag hebbend en gezag verdienend Boek te vermeerderen, op etnlge plaatfen, konde het zyn, te verbeteren* hadt riem and 9 ut nog toe, opzetlyk. ondernomen, en fcheen, in ons, van vermetelheid niet vry te pleiten. — Wy deinsden, eene pocze, te rugge. —• Dan, V gevoel der nuttigheid van het Voorflel, onze lust tot deeze ftudie, de hoop , dat onze kragten, onder 't arbeiden, zouden aanwas/en, V vertrouwen op elkanders medehulp en op de befcheidenheid onzer Landgenooten; met welkers kunde wy de onze tragteden te vermeerderen, zonder onzen grooten Voorganger , myn ouden, gemeenzaam en , en aan myn hart altyd dierbaar en , Vriend, zottelyk te willen hedtllen} V verlangen, me* gen*.  ii VOORREDE. gen deel, om. daar het pas gave, zynan roem met 's LandsHiftorie op nieuw te vestigen, zonder zme mis flappen te verbergen, deeze en foortgelyke beweegredenen deeden de Heeren lambrechtse -» martini cn engelberts^nevens my, befluiten, de hand te (taan aan een M-'erk, te zwaar, veelligt, voor onze kragten ,maar, nu, niet meer, voor onzen wil. En daar de Hoogleer aar te water, fchoon zlg niet verbonden hebbende, ons hoop gaf, nu en dan, de vrugten van zynen arbeid niet te zullen onthouden; zo alshy ook, [eden,niet deedt,en s" Mansnaam, uit dien hoofde, met zyne toelaatïnge, cp den titel deezer Nalekzingen gevonden wordt; deelden wy onze werkingen, in dier voege, dat de ruimfte taak en, kort daaraan, "t beftuur der zaake aan my; die minst om handen hadt; •wierdt toevertrouwd: en, zie hier , de uitflag onzer poogingen. Een breed yerflag te doen, op hoe veele moeite ons By>-OhGst len , AaNiWERKINGEN fi» NaLEEZIR- gen geflaan hebben 3. ware tyd verkwisten. Die foortgelyke zaaken onderneemt, moet zig der moeite getroosten: ook wordt die, fomtyds, geboet, door ds ontdekkinge van , voorheen, onbekende of niet wel gekende gehiurtenhfen , die den waaren minnaar van s' Lands Hl Hor ie, telkens, moed tablaazen en den begterlyken arbeid ligt doen ag',en, Het volgende zy my, alleenlyk, geoorloofd, te mogen zeggen.,, nadien ik my verbeelde, dat het van een .gen dienst kan zyn^zo tot ver/land van onzen arbeid, als, in''tgemeen,van du joort van . Nederiandfcbe Letteroefeninge. Daar men, in ,t bewerken deezer Stukjens, vermeend heeft, zig, byzonderlyk, te moeten toeleggen, cp het medsdsekn van dat geene, dat, 4  VOORREDE. ni of niet, of weinig, of; zo 't ons toefebeen;. op geene genoegzaams wyze, was voorgedraagen, fproot bier uit, dat wy, ieder in ons vak. niet (legts de voornaamfte fchriften en Scbryvers, door Wagenaar gebruikt, moesten doorzien en overweegen, maar ook zulken, die, door hem niet gebruikt, egt er, thans,voorhanden waren of nagefpoord konden worden: moetende men zig, ten aanzien deezer ftoffe.. herinneren . dat WaGëkaar zelve s'Lands Hijlorie , zeer wel, in vyf tydperken hadt onderscheiden: t: w. i Foor de aankomst der Romeinen. % Geduurende de over beërf chir/ge der Romeinen. 3 Oneer t gebied der Fiankifche en Düitfcbe Vorsten. 4 Onder dat onzer Graaven , Hertogen of andere Landvorsien. 5. Onder de Regee.inge, der Siaa* ten fa). ' . Wat het eerile en tweede tydperk aangaa; daar. al V geen men hier van weet, op Romeinfebe en Griekfcbe Schtyveten rust, dié onze trefyke Voorganger gebruikt heeft, zonder dat, na zynen tyd, voor zo ver my bekend is, andere zulke Scbryvers ontdekt, of zelfs de vakken, in Taciius, Ammianüs Marcellinus enz. , uit egte handfehriften , aangevuld zyn, heeft men zig moeten -vergenoegen , met bet. door hun, gezegde, op nieuws, te overwsegen, met oude Opfchriften, Penningen en andere overbty)'zelen dier vroege tyden , zo wel als met de gedagten der beste, laatere, Scbryveren ; ftm* tyds ai, fomtyds met, by Wagen, aangehaald; te vergelyk»n en op onze Hiflorie, toe te pasfen: waaruit, dikwerf, nieuwe bedenkingen of betoogen ge/prooien zyn. Nv. C«J Waimn. Voorr. voor de Vader!. Hift.» i. D., */. 6 én 7* * 3  H VOORREDE. Nopens het derde tydperk; heeft men, op eene niet veel verfchillende wyze , te meêrmaalen. moeten handelen: zo egt er, dat, daar 'er fom-. mige verzaamelingen van Charteren en Schryveren, thans, gedrukt zyn, die aan Wagen, onthalen, men zig van dezelven, zo ver zy voor handen waren, als mede van eenige Handschriften en zeldfaam , uit- en inlandfche, voorkoomende Werken , heeft mogen bedienen. Dan, ten aanzien van het vierde tydperk, en ivel met en federt den aanvang der dertiende en veertiende eeuwe, deedt zig een veel grooter oogst op, "t zy men het oog op Charteren of op Scbryveren vestigde. Wat de Charteren betref e; men vondt verfcheiden zeer oude, en in die eeuwen gemaakte, Aflchriften, voornaamlyk op de Leenkamer van Holland, van welken my^. 't geen ik, met dankbaarheid, erkenne; reeds ten jaare 1789, op myn verzoek, gunftig gebruik •was toegefaan. Eene zaak, my te aangenaamer en wigtiger, naarmaate ik overtuigd was, dat de, ander fint s, kundige van Mieris; Jchoon zonder bedrieglyk oogmerk, maar, misjchien, om, des te eerder , zyn nuttig Groot - Charterboek van Holland den Nederlanderen te kannen febenken; zig niet altyd van de oudfte en beste, maar, meest, van laatere en, met veele feilen nagefchreeveri', Stukken bediend hadt. Deeze Gsfchrifien zyn het evenwel alleen niet^ welken hun licht op dit, veeltyds donkere, pad van 't vroegfte tydperk onzer Graaven enz., voor den Historie- minnaar, verfpreiden. Immers zeer veele Vor. Jlelyke, Bisfchoplyke,Stedelyke en andereCharter en en ■wydloopige Rekeningen, voorbeen niet gebeezigden, gedeeltelyk, door kundige en letterlievende Mannen ons bygedraagen, zyn, hier, zeer nuttig geweest,  VOORREDE. ? en maakten, met die, geenen, welken, byzonderlyk in de beroemde en gedrukte Charterwerken van van mie ars door onzen wagen., fiegtsmet eene fpaarzaame hand, by 4e tweede uitgaave zyner Vaderlandfche Hiftorie, is konnen gebruikt worden),vak de WalLjSchwartzunceug, Bondam, Kluit, in d* Betouw en ande> ren, gevonden worden,eene aanzienlyke meenigte uit» Ook deden, over dit tydperk, eemge oude en, voorheen , niet gedrukte noch gebruikte, Nederland ■ fche Hiftoriefchryvers goeden dienst: met naame Jacob van Maerlant ; die my, in V onuitgegeven gedeelte van zynen Spiegel Hiftoriaal, gebleeken is, niet flegts een eenvoudig Overzetter van Vincent de Beauvais geweest te zyn, maar, nopens deeze Landen, zig van andesre, thans vermiste, Scbryvers bediend te hebben q): Jan van Hïlu; wiens, gelyktydig, onder my berustend, Verbaal van den Limburgfchen Oorlog ook van de bedryven der tlollanderen, onder Floris V., gewaagt (c): Guilleaumb Guiard,- die, in de Franfcbe taaie, den Zee» fagvoor Zierikzee, ten jaare 1304 voorgevallen, berymd heeft, en van wiens gedigt my een zeer net affcbrift is toegekomen, 't geen, gedeeltelyk, met aanhaalinge der oorfpronglyke woorden van dit , in zyne foort, éènig (luk , in de JNaleeüingen, is vermeld (d). By welke drie ik, bier ter plaatfe, nog voegen zal, i.den Gendfchen Minderbroeder) ohannes, wiens aanweezen men heeft ontkend, doch van wien een affcbrift, in myne Boekery, aanweezig is: 2. de drie,nogoverige, Hand fcbrif ■ C5) Zie myn Byvoegf. i. en ii. St., op Wagen. i. en II D.tfl. 89,1*9; hl: 51. en myne Naleez. bl. 3a., 90 (Ö> 104, na. (Oen isc. (c) Zie myn Byvoegf. III St. W. 14 VJ en bl. 16—1%, enz. CÓ Naleez. */. 153 «>t £Ó Zie myne Naleez. */. 172 (y). % 3  vi VOORREDE. fcbriften der Chronyk van Melis Stoke, welken men met den anderen heeft kannen vergeh'ken: 3. de BrabanoTche Yeemn, van Nicolaas Clerck.' 4 de Chronyk van Voorn e, door Jakkling: 5. "t Graafschap van Zeeland ,fifo>r «fi» 7/e/?re van Grypskirks, dk, yo0rbeen wel gedrukte, maar, federt Wagenaars fchryven naar't beste Handfehrift fraaier uit gekoovnen,oudtle Larynfche Egmonder-Chronvk werkt door den reeds geroemden,HoogleeraarKLV\T. Zo veel;ondanks alle de rampen, m-it welken deeze Gewesten , fints de vrotg/le tyden, te worftelen hadden; is, nog heden ten dage, van deeze vergeet enendoch, in den t'féamenbang der °eburtenisfen, belangryke eeuwen, overgebleeven en onder ons oog gekoomen. Er is ,oniwyfefbaar . nog veel méér, fa s' Lands, in S'edelyke. en in byzondere Boekeryen , overig. En m gten de tyden eens toelaaien, dat dh alles, ten grooten nutte van s" Lands Gefchiedenis/en, in dén lig* ebaamen aan V licht gdbrdgi wijrde f Meerder nogtbans ïh getal, en niet minder in gewigt zyn de, nog ongedrukte, Stukken, die den onderzoekende, betreklyk bet laatfte tydperk der Graaflyke Regeeringe tot aan de afzweeringe derzelve, ie bulpè koonten. Hiertoe kan men, byzonderlyk, brengen de Memoriaalen van den Ho^e van Hol and: by welk Hof, toen ten tyde, alle Staatszaaken van dat GéêeU en Zeelard verhandeld wierden, in zo verre, dat men; jcboon de Hoièandiche Rtfolutien , flegts federt den jaare 15 24 , bekend en gedrukt zyn, in deeze M morisalen de raadpleegingen d r Hollardfche Steden, by en voor den Hove befebrceven, op let midden der vyftiende eeu8m , ontmoet (f). Qok hoor en, hier, % rjcheiden , CO MW Byvoegf. 5. St., K, 58-61 C.:),op Wagen, «fel H- > tot, ^zj r. 3, v, q, * 1  VOORREDE; vii ons medegedeelde , Gelderfche , Heilandfcbs , Zeeuwjche en Utrechlfche Charters en Refolutien, op verjchillende Charterkamers berustende, waar onder die der Steden, Gouda, den Briele, Vlisfmgen en s' Bosch, tot welke Plaatfen de voort' gé Ambtsbetrekkingen of, fomtyds, namaalige SfM delyke vergunning, aan drie van ons den weg gen. pend hadden of nog openden. Men voege hier by de Re/bluttender algemeerie.ar.aar.en , zo der Gendtche als der Utrechtfche vereeniginge , en die der Afgevaardigden tot de nadere Unie,welke laatften zeer zeldzaam cn niet volkoomen zyn. Al het welke, met de - fchoone Verzaamelingen van , voorheen onui'.gegeevene, do:h nu gedrukte Stukben, door de Heer en Bondam, van de Spiegel en van H asselt, in U behandelen van 's Lands Gejchiedenrfen, door ons, is vergeleeken. Nog heeft men getragt. goed gebruik te maaken, onder anderen , van de Lalynfcbe Brieven , door ) o ac h i m Hopper, Nederlandfehen Staatsraad in Spanje, veleer gejehreeven aaiden Preficient viglius:velke Brieven ontbraken, doch die de uitmuntende Taal-enGelcbiedkenner de N elis, in der tyd, Bisjchop van Antwerpen , naar een, onder hem berustend, handschrift, voor zig ter per-fe hadt doen vervaardigen en aan fommigen zyner letterminnende. Vrienden.: medegedeeld. Ten aanzien van het vyfde tydp.erk; heeft men ook gunfige mededeeling gehad van nooit gedrukte en allerbetangrykfie Gefchriften, byzonderlyk van het zeer net /ifjchrift eener aanteekemnge uit zeker Befoigne, door s" Lands Advokaac van OldenbarNEVtLD, ten jaare 1602, met eenige Staatsleden gehouden, ter gelegenheid van eenigebeweegingen , om den Stadhouder M a u r 1 t s tot Graave van Holland te verheffen ; als mede van een gelyk affcbrift der Verhoorcn en verders {lukken, betrek* 4 lyk  #Ui VOORREDE. lyk de regtpleeginge van den Ruwaard de WlTT, voor den Hoven van Holland, Ook heeft men zig konnen bedienen van eenige oorfpromlykg Brieven van den Ambasfadeur der Staaten, in Groot-Brittannie, van Citters, en van twee offchriften van het onuitgegeeven gedeelte der Nederlandfche Hiflorie van Wicquefort. Wat de gedrukte Werken betref}e; ten opzigte vandeezen, heeft men , onder anderen , gebruikt de, door Wagen aar niet gebezigde ,Brieven van Carleton,*, ten aanzien der noodlottige gevallen van O l d e nb a w n eveh d en de Groot, 'dikwyls zeer aanmerklyk zyn i als mede het Deel der geheime Refolutien van Holland, 't geen ,mWagen. tyd, gedrukt is. Deeze zyn de voornaams bronnen, uit welke wy geput hebben. De overige, die, fomtyds ook aanmerkelyke flukken behelzen, zal men, in de Aanhaalifigen, vermeld vinden. Voor zo verre de bovengemelde ongedrukte Stukken aan eeni* gen onzer niet in eigendom behoorden , is men de mededeeling byzonderlyk verpligt aan de Heeren Bondam. Clignet, van Hasselt, Kluit, Kkuine, Lynden van Blitterswyk, Meerman, Reuver, Verheven van Citters, Visser, van de Wall, de Witt van Jaarsveld en andere kundige Mannen, wier zedigheid my verbiedt, hen te noemen, fckoon zy, en allen, die ons verder behulpzaam .geweest zyn, zich van onze dankbaarheid ten vollen, konnen verzekerd houden. Zo zulk een voorraad-; welks bezit, of vergunning, in ons flegts een geluk, geen verdien(le,it;aan onzen Wagen aar waste beurte gevallen, by het oprigten van het treflyk Gefltgt, waarmede .by zyn Land heeft ge fier d en zigzelven onflerfiyk gemaakt, zvy twyfelen gee  VOORREDE. ix oogenhlik , of zytie meesterlyhe hand zoude hetzelve tot n g meerder volmaaktheid hebben opgetrokken. Ons fcboot, voomaamlyk, over, om in fotm 0Ute, onzes meenings eenigfmts donkere, plaatfen van het fcboon en ruim Gebouw, "t geen men desniettemin, aan hem verfchuhigd blyft, wat meerder Hebt te brengen en , hier en daar. een vlek van de wanden te wryven, of wel dezelven, daar dit ons noodigfebeen, met eenige nieuwe hiftorifche tafereelen, naar de egde en beste Stukken geirouwlyk gevolgd, te bekleeden. In hoe verre wy dit, naar bebooren, deeden , ftaa aan bet oordeel van kundigeren dan wy zyn ! Hunne goedkeuring en de ftreelende gedagten van , op hunne uit/praak, temogen gelooven, dat wy, in deezen kring van werkzaamheden ,onzen Landgenoot en van eenig nut geweest zyn, zal ons; wy ont. veinzen bet met; attyd verheugen; dan, daar wy geenen onver dienden roem bejaagen en, door het daaglyksch beoefenen der weten/chappen, meêr en meêr overtuigd worden, hoe oneindig veel ons nog ombieekt, zullen wy ons ook aan hun verpligt l ouden, die, ons overtuigend cn befcheidenlyk, onze divaa!ii"fen onder 't oog brengen. De waarheiH ie zoeken was ons eenig oogmerk. Wy zullen nooit (tgtcn . haar te duur te koopen, al is het voor de erkentenis onzer mis/lagen, Wy hebben niet noodig geoordeeld; daar V meest cp de zaak aankomt; onze rtanmer ringen en By'- oggselen , door het onder/lellen onzer Gefl'igmaamen te ondsrfebeiden. Doch daar men% naderhand, ver/laan beeft, dat eenige Mtnnaaren van i' Lands Gefchiedenis/en dit anders hadden gewenscht, is bier aan, in de Naleezingen, te gemoed gekoomen. De menigvuldige drukfeilen. die, in de Byv^egseu gevonden worden, en, zeer befcheidenlyk, in twee on■ * 5 zer  x VOORRED E.^ zer voornaam/ie Jydfcbriften, zyn aangeroerdzyn vrugten onzerafvjeezenheidvandepersfe,en vanden Jpoed in het drukken. Zy zouden ons.te meer fnierten zo ook ótëNa?ee>.ipgen aan dat euvel hinkten. Die ÏValeezingen hopen, voor 't overige , meêr over detiea eerlte, dan de tien laatfte Deelen van Wagen. Dit is aan niemand, dan aan my.tewyien ,die te iaat, gezien hebbe, dat het aangetekende op' de tien eer ft e Boeken te veel druks befloeg, dan om% opgelyken voet, te kennen voortgaan, in een Boekdeel, dat reeds aankondigde ; hoe bekrompen men het name ; den beloofden taks van 25 vellen papiers te zullen overfchreiden Ik hebmy dan,ten opzigte van 't vervolg, moeten bekorten, dochgeeneder Aanmerkingen myne'r Medehulpers aan deeze Bladen onthouden. Daar men zig niet verbonden hadt, om eene fbort van evenveelbeid of even uitgebreidheid van aanteekeiiingen, nis breed 5 voet,3$ üiiitn ,en hoog4 voet, 4i djim. R.iytil. M. Balen, in zijne 8efchryyh£ der Stad Dordrecht, uitte«éeveri in 1677, zeS' > ?ö3 > dat de 1 in Aa" ]aare '4! on* dernoomen , belegering, waarvan ny, te dier planfe, het verhaal doet, afgemaald Ua toyn han-e, op de Raad ex Weeskamer. Op de  xii voorrede. 7ehIet^Jstbebhendemen W ' h deeze gele. genbeid , op een Bovenvertrek van V Stadhuis, ' de eerstgenoemde Kamer vind, m«>„ ju „ , . eene veelzinsVrgaan en ,«SüEft?l^&& i a"def> lhans bovenvertrek van het Stadhui» • Zl i -"ren' 'ï n0S te zien op een waarnaar Balen s voorganger t 55*? *" °0IVonklyke, reeds ten zyr.en tvde ifH LJ' N Bevbrwyck, om dat het doen copiee/en, Drt oudé overWvfzelW1« 7™°^,"' het <™e heef de fchildering kenmerkt d»n SÏaa,dl l Pr onS.eP'a™u zy"d^ vindt men, by eene oplettende hrfrhnP ■ .VI"den- V or het Egter gaf hy otts^Lnzins een'e ifÖ voord e" vloed va„ regelen der doorzijtku" de • maar !l ' '°S ,volkoomen volgen» Je «e?^db^^ -gter zyde, Czoo ik dtt wootd m^êe^may e^^.te'^rfleglS' genoegzaam naar waarheid, vertoond Tel vk ' e8tw Woudnchem af , reeds liep, C.^ zuMz^eV a" Go»«W of „W, tot aan de Stad oórdrccb^ wZ,ende zk aM takkcn, waarvan de reyter of noordr-lvk, g! idaar-,n twee ten oosten heef,, en xn wekten eéf Ei and f"'' lAlbIa»r« hof, aiet men, alhier,in dtn Stads muur afgebeeld een boog, weme thans niet meer aanweezig is. In her plan van van Deventbr en in dat, welk gevonden wordt in Balens befcbry'vtug, zoekt men deezen boog vergeefs : 't welk vreemd is , vermids de liist.segem. (*) zegt, dat dezelve laatstmaal vernieuwd is in 1568, en, ten zynen tyde.nog daadelyk te zien was. Ook vertoont de "platte grond der Stad, in 't Stedeboek van Blaauw, iu iC^o uitgegeèvtn denzelven zeer luim en boog Hierdoor vorr men, gtivk BaLkn vervolgens getuigt, voorby het Beg^ynhof. tot voor de Markt, C**j welke, lana voor- en na den jaare 1418, .verd gehouden op de Rrec praat. Dus wordt beantwoord de vraag!, door we ke opening da vaartuigen, eeryds,ter landzydebinnen kwanten; hebbende de opgewelde graft gemeenfehap met de overige bionei grafien. De laattle Poort, ter oofter of regttï zvde,i>ocRie^kCehe Poort, waarvan de uitgang, ook volgens het pknvan vanDeventer, eenyds wel eenigrina anders was gerigt aan die der tegenwoordige, dog welke, zoo de afbeelding door-igtkiuidig ware gemaakt, z'g. egter.op deeze wyze, niet konde vertoonen,maar,links omgedra d en agterwaards wykende , zig , grootendetls, aa er de Stad verichid. Jen zou. Hoe het zy, ondanks deszelfs gebrek in deezen, heeft dit oudi Schilderrtuk, ten opzichte van het locale, waartoe ikmy, hier, alleen bepaald hebbe, veele verdiensten, en is ie ftelien verre boven eene menig.e van laature hiltoryprenten , welke, enkel denkbeeld!» zjnde, en zonder de minfte gelykenis, aan de nakomeüngtchap iü 'c geheel geene, of gansch valiche fchetfen zullen overbrengen van de toneelen, waarop de bedryven, doot de Gtlchiedfchryveren vertaald, verrsgt zyn. i') Bl. 767. Zie ook Bjwsrwyck , bl. 311.  VOORREDE. * Zou my niet vreemd dunken , dat dit verworden en verflaauwde Stuk dat geene is. V welk ook Bbvervvyck bedoelde,en V geen by zegt te hebben doen copyeren" (k), ais mede, dat die Copie het J'tuk. is, V geen thans, op de Raadkamer, berust. Eindelyk ; gelyk Waqïnaar zelde, dat men, in zynen tyd „ het voor eene genoegzaame aan„ pryzing van een Werk rekende t dat er de „ Nederlanafche Oudheden, gewoonten, tegeering en gefchiedenisfen in opgehelderd of ontvouwd werden:"" wenschen wy niets meerder, dan Jat deeze lust , nimmer ,verfiaauwe ! Weinige gefchiedenisfen verdiénen zo veele oplettenheid als de onzen, nadien 'er weinige zyn: welke meerdere en treflyker' bedryven omvatten, toepasfelyk op de voornaam/Ie gevallen van dit leeven. i Zyn, immerz 9 onze Foorouders, die. van de vroegfle tyden af. met eenen, weinig beloovenden , grond - en de heerschzugt van magtige Volkeren te ftryde hebbende en, duizendmaal, tusfchen nood en dood dobberende, alle die gevaaren niet flegts zyn ontworteld, maar, door kcnst, als wars het, de natuur overwinnende en ztg boven hun lot verheffende , allengskens de verwondering en yerbaazinge van Europa, den lof zelfs der Vyanden, naar zig'trokken, en hunne Landsgtnooten voerden tot het boogfte peil van menschlyken welvaart en geluk. De ge/laafde bedryven van zulke Voorouderen, de middelen, door welken zy die bewerkten, de lesfen van zo veele eeuwen, met gaarne te kennent in V oog te hudsn. te eer- ' i_k) Brverwyc k, /. c. tl. s»2«  xvi V O OR REDE, eerbiedigen en, daar van; dcch, altyd, met onzydige en oor deelkundige vermydinge hunner zwakbeden en fetien; het noodig gebruik niet te maaken kan nooit vallen in bet aankbaar bart der ^aloo-j eh.gen noch in derzelver befchaafde begrippen yan phgimaatigheid en nuttigheid voor hes a,gemeen en byzonder welzyn. tiet tegendeel yan dien zou ons, ligtelyk, gevaar doen lm* pen, var, afteflruikelen op duistere dwaalpa* den, dn, naar maate zy verder weeken yan de bronnen onzer welvaart, ons, des te rasfeher; v geen God gunfliglyk verhoede/ zouden doen nadeTtn^\ ?*Wueste wooningen yan een onver, mydlyk bederf, voor dit ons, wel eér zo veze- grr?r\ 'f Tidde" van zVle rampen, dubbeld geliefd Vaderland. Gouda den 25 Noy. 1797. H. van WYN, b e r i g t. De Naleezingen, met de Letteren V. W. geteekend, erf al ie verdere, onder welken , in 't geheel , geeo naamteeken ftaat, zijn van IVir, H. van Wïn. Die, mer de Letter L, zijn van Mr. C. N Lambrschtsen.' Die, met de Letters A. M., zyn van Mf. A, Martini, i Die, met de Letters T. W.5 zijn vaö den Profesfor te Water.  BYVOEGSELS E N AANMERKINGEN, bestaande in noodige NALEEZ1NG EN voor de VAÜERLANDSCHE HISTORIE van JAN W A G E N A A R. D o o jt Mr. H. van Wyn, Mr. N. C. Lambr^cmtsen, Mr. Ant. Martini, J. W. te Water, E. M. engelbert3 en anderen. te AMSTERDAM, by JO HANNES ALLART, MDCCXCVII.   N MEEZINGEN op de VADERLANDSCHE HISTORIE, Bl. 24. r. 1. „ Zy" (de Germaa-Ie Dm, nen) hadden — nog verfcheiden' minden Godheden, welker getal, door "hunne gemeenfchap met de Romeinen , niet afgenomen zal zyn'' Getrouw- en ftandvastiglyk den voorouderlyken Godsdienst aan te kleeven was een hoofdtrek, onder de zedelyke hoedanigheden der Germaanen, waar van men, in vesl laatere eeuwen, de duidlykfte overblyffelen kan vinden \a). Dat egter deeze regel, al vroeg, haare uitzonderingen hadt, is blykbaar uit het geval van Segemund, Zoon van Segestes, één'der Cherusfifche Vorften, die, nog voor de nederlaag van den Romeinfchen Landvoogd Varus, en, naar 'c fchynt, omtrend her. agtfte of negende Jaar, na de geboorte des Heilands, door de Romeinen, toe Priester van hunnen Altaar onder de Ubiers wierdt aangefteld, en, toen hy; die nog eén Jongeling was; kort daar aan, zyn' haairband aan ftukken brak, tot de misnoegden, onder Arminius, overliep, doch zig, wel haast, weder in handen van Germa- (<0 Vita s. Eucii , in Actis. S s. Belgïi. Tom. III- f. UT' Wagsn,. Vadttl; Hiscs i. d. tl. 361, 419. A  9 NALEEZINGEN op de * Stmmui Magiftra, tus Civitatis Bamverum. Nicus begaf, zynen Vader tot voorfpraafe kreeg, om in die, zo aanzienelyke als voordeelige, bedieninge, te worden herfteld (>)„ Of de Batavieren, die , federr/ hun verbond met Ca:sar, en dus, zo voor als na den opfland van Civilis, door de Romeinen, onder hunre getrouwde Bondgenooten; gelyk bekend is; gerekend wierden, die dae Vo'k, daaglyks, onder zig zagen en in hunne Legers dienden, of, zeg ik, de Batavieren de laatften der Germaanen, in het aan» net-men van eenige of meerdere Romeinfche Goden of Godsdienstplegtigheden, geweest zyn, zou ik niet durven verzekeren. In deeeuw, van welke hkr gewaagd wordt, vindeik, dit, egter, van niemand derzelven gemeld (c): doch men zou 'er, mooglyk, iets meerder van zeggen konnen, indien men den juisten tyd wist te ontdekken, op welken zekere Flavius,. Zoon van Vihtirmat, of Vihtirmas, en (zo de leezing , door de Uirfchryveren, niet bedorven is) opperfte Overheid yan het Volk, of yan de Stad, der Batavieren, * eenen altaar heeft toegeweid aan Hkrcu« Lüs Magufanus (<ƒ). Want, fchoon Pos. TTJ- (?) Tacit. Annal. Lib. I. C 57-60. Mascou Gefchichte der Teutfch. 3 B § 17 9), § 2, , bl, 69 en 73. Men kantwyfelen 01 aan den wen-01 v«n Sm)üstes wel voldaan wierdei immers dat Seoemundus re Ro 1 e in zegepraal wierdt omgeleidt, leert S t i< « b Lib. 7 p. 262. Maar 'er zyn voorbeelden, dat zodanige Lieden, des niet te min , leden , weder in hooge bedieningen kwamen. Vopiscus Cup. 35- (e) Vergel Wagen. . D. b!. 171. r. 6. en myne Natcczing op bl. 9n. r. 1. Ook hier bl. Ie. f<0 Vid H. Ca n neg ie ter in PostUmo, Cap. 15. p* 158 -1(50 Of en.waar de Steen, np welken dit opfchrift gevonden wordt, nog aanweezig zy, ia my onbewust, Hs heb,' be,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 3 Tumus; gelyk ook Wagen:, ftraks, zal zeggen; op fornniige penningen, dien naam draagt, volgt hier uit niet, dat deeze, zogenaamde, Godheid, niet veel eerder, bekend kan geweest zyn, en dat geene vroegere Keizeren dien titel zouden hebben konnen draagen. Men vindt, in tegendeel, dat aan denzelfden Postümüs niet ilegts,maar ook,bevoorens, aan Severus en , misfchien, aan oudere Romeinfche Vorften , de eernaam van eenen Hercules Deufonienfts wierdt toegelegd Ce), v. wvn. Bl. 24. r. 11. v. o. „ De Bynaam Magu* [anus en Macufanus, dien Hercules,in —■ opfchriften, en op eenige penningen van Postumus, draagt, wordt, op veelerleie wyze, verklaard. Sommigen willen, dat Magazohuis, in 't oud Duitsch, zo veel alsVoedfierheer betekende. Hier van zou men dan — Magufamis gemaakt hebben. Anderen, vindende dat MaccuvtAn 't oud Keltisch, een? gewapend' man betekent, leidden hier van den naam Macufanus af," Schoon ik, rondborstiglyk, bekenne, de juiste beteekenis van den naam Magufanus of Macufanus niet te hebben konnen ontdekken , meene ik my, egter, verzekerd te mogen houden, dat de bovenftaande afleidinge de waare niet zyn kan. Men vergunne my,ten dien opzigte, eenen taalkundigen uitflap, maar die, ten naasten, aan de historie verbonden is. Voor be,on'angs, moeite gedaan, dit en de zekerheid der leezinge van denzeU'en op te ipooren. Zo my dit gelukt, zal ik zulks, up 't einde deezet Nalcezingen or',byandere gelegenheid, melden. (') Cannegieter /. c. Cap. 141 et 14S. A 2  *Educatores: NutUi: Pedagogi, Tutorn. 4 NALEEZINGEN op de Voor zo veel ik heb konnen nagaan, is M juist op dien zelfden penning , niets van Hercules noch van 't woord Magufanus gezien of vermeld wordt: als men overweegt, dat 'er,alleenlyk, op geleezen wordende woorden Keizerlyke kindermin , of goedertierenheid^ * en dat, integendeel, op dien, wiens randfehrift met de naamen Hercuus Magufanus pronkt, geene kinderen voorkoomen Qi), vinde ik geen' grond genoeg, om bovengemelde afleidinge te omhelzen: zelf niet, fchoon zy wordt aangedrongen , door zekere bewoordinge van Maciïutskinderen, welke zegswyze, binnen Dordrecht, gebruiklyk zou zijn maar die, in dat geval, myns oordeels, geene betrekking tot Magufanus behoeft te hebben, en ik eêr agten zoude, ontleend te zyn van Mac hut, d i. Mahout of M a lo, die, in de zesde eeuwe, Bisfchcp van Aleth, in Bretagne was, en, hier te lande, al vroeg, geëerbiedigd wierdt (/). Wat (O Martin. Religion des Gaulois, Tom 2. Liv. 3. Cap 8. p. 16 s° (li) cannegi2ter «1 postomo. Cap. 9, p. i»7> 1 O Aria s2. Belgii Tom. II, pag. 590 et 6og. L'Art de verlf. les dates ,fol, 161 By nader onderzoek. blykr rav, uit BALïN'sBefchrfV. v.nBordr, bl. I9fj,enuit de Kerkl. Oudh«d. A 3 va" * Pistas rfugusta.  6 NALEEZINGEN op de Wat het woord Maccuvi betreffe; fommi. migen oordeelen , dat het zeJve een' Man gewapend met een vork f», beteekene, en pasfen het, uic dien hoofde, op Hercules Magufanus toe, om dat dees, in verfcheiden Nederduiifche, Befchryvingen en Prentverbeeldingen , zo der voorleedene als deezer eeuwe wordt afgefchetst, met een' dolphyn in de regte, en een' tweetandi- g a v(a 'r? de fiinke hand' Maar, daar reeds de Heer Cannegieter de voltate yalschheid van deeze afteekeningen: door welken veele, in - en buitenlandfchefee' leerden waren misleid geworden; heeft doen zien en, teffens, aangeweezen, dat Hercules Magufanus,noch op de penningen,noch op de (teenen, in deezer voege, worde aft gebeeld (*), vervalt ook de grond van die afleidinge. Laat ik, by deeze gelegenneid, nog mogen aanmerken, dat, terwyl men de Hercules Magufanus en, even als dees,. de H e r c u l e s DeufinUnfis. zonder vork of visch, eenvoudiglyk met een' leeuwenhuid, op den regter arm, en een' boog en knods, in de flinke, op de pennin- fren van V. Heussen en van R vn - * r> m .• waarlyb, in die Stad, en wel in de LV~ V" I54' Ploeg, de kinderen, ondtyóageVt^rdeÏÏiïfSrFuZL * van zekere ziekte geneezen^e^oTn "waïom^^T'^ %*è?V TS:K""kre!' noe^e. Een naam,Te, rider • al* ?it)g , voor de beste, te houden. «me Jce- («O Re'igion des Gauiois l. c tcir a,.. jj,~V, de reliiioue Ütriorum, pag. £ ' ^ 3i' aldenbk t>2 Cannêqist. j„ j.ü?turno> ^ l6<^ J6jf,t i8.  VADERLANDSCHE HISTORIE, f gen, vertoond vindt (o), men, tot nog toe; voor zo ver ik ooit kon nafpeuren; nimmer', eenige fteenen Beeldtenis van die gedaante . met het byfchrift van Magufanus omdekt heeft, maar flegts zodanige op-en byfchriften,zonder beeldtenis. Van dien aard was ook het byfchrift, dat, volgens verhaal van een' ouden Schry ver (p); wiens woorden verkeerdelyk zyn opgevat (q); ten jaare 1514, op 't ftrand van West- Kapelle, wierdt gevonden. 'T is, om die redenen, dat ik den Herculus, op de fteenen van Nehaknnia, voor geenen Magufanus groete. Hy heeft eene andere gedaante en geen byfchrift. v. w. Bl. 25. r. 10. Oudtyds, hier te Lande, aan zekere Godinne Nehalënna godsdienftige eere beweezen" Zeer gelukkig zou het geweest zyn (r), in (o) Cannegiet. t. e. Cap. 10, iS. pag. 142-14S» 160 et x6i. , " O) Gerardus Noviomag., apud Scrivrr., in Batav. '""f*) Schosplin Alfat: Ulustr. Tom. I. fol. 491. (r^i Men fchynr, by de ontdekking deezer (lukken,te Domburg . ten laare 16^7, nie: bedagt geweest ie zyn , om dezJven allen by een re houder: waar door zy, even als zo veele anderen dervroegfte zeldzaamheden deezer Landen ('-ie Mie*» Berchrtv. var, Leiden . LD. bl 6 Chronyk van Nymegen, bh sio en 128. Keisler de Neliaknnia. § 9.1» Mtmoir. de fjtcadem de Brux 11 , Tom 5- P- 7° ) veifrreid , en eemsen, mi.'fehien, onbekend geworden zyn. Vredius en, na In uit ftem, Smal lr ca n g e hebben de Dombt.rglcne Beeldtenislen wel uttgegeeven : maar dat zyne Afttekenaars met tiaauwkeurig geweest zyn. is hun bekend die, of die overblyfzelen zelve, of de naauwkeurige afteekemnge. daai van, onder «t oo^ van wyien den kundigen CaNnegieteroI anderen pemaakt, ooi, befchouwd en daarmecie vergeleken nebben, en die te wentellen waren, dat, nevens het verdere t geen die raarftiie Onderzoeker der Romemflhe O., heeden van ons Vadetland 'heef, op 't ppier gtbragt en tagelaaten , eenmaal, {jet licht aanfchouwen mogten. A 4  8 NALEEZINGEN op os indien eenige van de, ontdekte en nog voorhm den zynde, overblyfzelen dei Nehalenma, een duidlyk blyk met zig gebragt hadden van hunnen ouderdom : waar door men , veelligr, het tydftip hadt konnen oproaaken, federt het welk, niet flegts de Romeinen, hier te Lande, maar ook de Bewoonders van Walcheren, derzei ver Goden, in menschlyke gedaante, eerbiedigden: 't geen, zonder twyfel, een punt van gewigt is. Wel is waar, men heeft, teffens, vry veele Romeinfche penningen, ter zelve plaatfe, gevonden, onder welken er één zou geweest zyn, met het'byfchrift van TribunalS cribonii, ofregtbank van Scribonius, dien men, wel twee honderd jaaren, vroeger reekende, dan 'sHeilands komst op aarde CO, terwyl een tweede de beeldtenis droeg van JuLius C/esar Maar, waar is 't bewijs, dat deeze penningen, die. Ook elders, voorkoomen eenige betrekking tot den dienst of, tot den Tempel of Ka- (•OSwalleg. Chronyk vsn Zeeland, */. 8s en g s m e t 11 Amiquit. p. 185. V r e b i u s. Adoït. ad Lib. yrodrop, it vtt. Fhndr.,1. c. fol, LV. et, LYi,  VADERLANDSCHE HISTORIE, o Kapelle van Nehalennia gehad hebben? van welke zy; fchoon niet verre vandaar gevonden ; geen het minfte gewag maaken. De tyd, wanneer alle deeze Hukken onder d'aarde zyn geraakt, is even onzeker , als het oogmerk , waar mede zulks is gefchied: indien dit, naamlyk, aan eenig oogmerk, en niet aan byzon* dere toevallen, welker geheugen verlooren is, moet toegekend worden, (V). Men kan, zo ik my niet bedriege, uit dit alles niet meêr afleiden, dan dat de Romeinen zig, vry vroeg, in Walcheren hebben opgehouden (w). Niet dat ik zulks, met fommigen, zoude uitftrekken tot wel twee eeuwen voor onze gewoone tydreekening, toen noch Caesar, noch, denkelyk, eenig Romein, deezen grond ooit betreeden hadc: maar 't kan wtl zyn, en 't zou ftrooken met de meening van kundige mannen, dat dezelfde Caesar, na 't overwinnen der Menapiers, ook de Inwoonderen van deesen hoek, 'tzydezelven den naam vmToxandriets} of eenen anderen , droegen, ) zal hebben befl:ookt,(;y yen dat d^eze menfchen, daarna, onder 't jok gebragt en van Romeinfche Bezet- (v) ConF. Battbly Antisuitat. Rutapin. p 8t, 8j. 'T is , voorts, zeer mooglyk , dat 'er nog eenige penningen in den grond zitten, ten minften, voor zo var zy een vak maaken van C /es a r tot Vitellj us, van deezen tot Trajan os , van T raj a n os op S e ver us enz. wyl Cajus, CLAuoiusen anderen ook hier te Lande geweest zyn : als nader zal blyken. (x~) Alting Noiit. German. inferior. voce Taxa nor t, fut. 107. SpEneR notit. German. Med. ajvi. Lib. VI. Cap. 5. § &». p. 338—302. Engelberts ajoude Staat, 3 Deel. bl. 113. J. Ghesquiere, Di&ferc. Geograpti. Histor. Acadea. BruxeÜ. T. V. pag 15. (y) Caesar de Cello Gallico, Lib. III. Vip, £8, 29-. Lib. iv, Gap. 12, 38. Lib, VI. Cap, 6. A5  t© NALEEZINGENop de zettinge(zo als ook die gevondene penning gen, veelal, op krygsbedryven fpeelen voorzien , allengskens met de zeden deezer krygsheden konnen gemeenzaam geworden, en tot den beeldendienst uitgelokt zyn. Ook is niets mooglyker, dan dat die Inwoonderen ; wyl de Domburgfche gedenkteekenen van kryt- en mergel - handel gewaagen ; onder Komemfche befcherminge eenigen koophandel, met de Britanniers, gedreeven hebben: nadien, ondanks 't gevacr van de vT°or C ms ars tyd, fommige Oailifche Kooplieden de, tegenoverliggende, Britfche kust plagten te bezoeken, welkers Bewoonders , mede Belgen van oorfprong waren en , volgens 't eenpaarig getuigenis van vroegere en laatere Schryveren, Qa > de zeden hunner Voorouderen volgden , en de Landen, met Belgifche naamen , naar die geenen, uit welken zy gekoomen waren, benoemden. Men vindt zelf, dat ten tyde van Augustus en Tiberius,' van en naar Brittannie, eenige koopgoederen wierden aangebragt, en dat deze! ven; toen de Romeinen, na den togt van Caesar en tot dien van Claudius, zig weinig aan de Bri- tan- f>) Yan.J,!er d? "ndfchriften: „ Fiiet Militum. fiBoria BIart i. vid. spuci Vrebiuh, //. cc., conf. ei 8 m e t 1 u h Anuqq. Neom p. 129. iaj Cc sar. I. c. Lib. IV. Cap. 20. V. Cap. 12. Ta c it. m Jgricola Cap. II, Pum r ün Meu. Lib. III, n. fl65. euit Grojmov,; Camde n i b ritannia by welken men Baxter,Gale, B u r t o n , Rapi n Thoiras en anderen voegen kan. Men zie, verder , de oude Kaarten van Bnttanuie êdBattelv Antiq, Rutupin. pag. 46, 7?.  VADERLANDSCHE HISTORIE, iï tannien lieten gelegen liggen ; door zwaare belastingen, op het uit- en inkoomen, wierden gedrukt, doch , aan de kust der Morinen ontfcheept , wyders, binnen , door (denklyk over de Schelde), naar de, digter aan den Ryn gelegene, Landen , aange» voerd. Qb) Die wyze van verzending kan evenwel , federt, veranderd en , eerlang, van Haven tot Haven, regt over zee, gefchied zyn. Behalven de Nehaknnia , fchynen de beeltenisfen en 't outaar van Neptunus , mede te Domburg gevonden , dit gevoelen te bevestigen. Zo ik, met dit al, myne gedagten, over de oudheid der afbeeldingen van Nehalennia moest zeggen, zoude ik dezel ven, liefst, brengen tot de tweede eeuwe: onder anderen, om volgende redenen. Eerstlyk, om dat,- zo als bekend is; de Romeinfche Gefchiedfchryver Tacitus, in zyn gulden Boekje, over de zeden der Germaa» nen, getuigt, dat zy; die ook, gedeeltelyk, Belgisch Gallie bewoonden; in zynen tyd, noch Tempelen, noch afgebeelde Goden hadden, (c) Hy; die ik niet weet, dat, door een' der ouden, hier in wederfprooken wordt, en die , het zy hy in Germanie geweest zy ofniet,(//) voor (b) Strabo Lib. IV. p, sol et 305. Pompon. Meu de litu qrbis L'n. IJl. edit G Bon ov : Cap. p. 163. et 203. (<;) Tacitus de Morib. Germanar. Cap. 9, De geleerde Schiötzer en anderen , in Duitschland j hebben , onlangs, gedagt, dat het zeggen van PuNius, dat Coa n. T aoiïus Procurator van Belgisch Gallie geweest zy, niet op den onzen kan toegepast worden. Waar over,by nadere gelegenheid. Zie Eknesti Aufsïtze-zu dem Tacitus, pag. 8.  S2 NALEEZ IN GEN op de voor een' deftigen en geloofwaardigen Schryver, bekend is ; (lelde dit Werkjen op, onder bet tweede Burgemeesterfchap van Tra. janus: 't geen overeenflemt met het agt en negemigfte jaar onzer tydrekening Ce). Ten tweede: wyl ik, tot nog toe, de meesten reden vinae,om,op 't fpoorvan kundige mannen (ƒ), Nehalennia tot de zogenaamde Moedergodesfen der Germaanen te brengen. De beeldendienst deezer heiligt Moeders wordt mecsc gebragt tot de tweede eeuwe {g). Ten derde: om dat, in de opfchnfien der gewyde Steenen van de Nkhalennia, die, ailen, in 't Latyn gefleld zyn, ook alle haare Offeraars Romeinfche geflagtnaamen draagen, \ zy zuiver, 't zy met eenige buiginge of byvocginge, welke, duidlyk doet zien, dat fommigen ten minften geene oorfpronglyke Romeinen waren (i) 'T is bekend , dat het draagen van zodanige Romeinfche geflcgtnaamen geenen Vreemden vry ftondt, ten Zy dezelven, alvoorens, het Romeinfche Bur- ger- f» Tacitus /. c. Cap.%?. vcrgelyk, l'Art de yerifier les dates, fel. 327. (ƒ C a n n egtet., de Ara ad Neoraae. 'mvtw.pag. 22 er »s. Rkgiibsiis, in de By voeef. op VV a o e n. I. $t. bl. 29 en 30 Aloude Staat d;r Nederl. 3 D. bl. 113 en 117. fg> Can negiet. de Dea Buronina, peg. 46. Qb) Dit blykt , b. v., uit de bemamina»n van Dacinus Bisdom?, vid. Vrede I. c. No 4. dtt.kiyk ook JaivUaeinus AM••achtius KbislEr de Dta Nensl. p. 3,9, 92.1 etp. 288.949, van . oos, -(Oil.Hist. I. D bi. 192 et 494. Ascattiniws Rasül o. Koisl.1. e c. §. 24. p. 249 en Ammacius Hucdiom. zynde een fteen, die, in de verzameling der Leidfcbe hooge Schoole, bewaard wordt Mer, zie over deeze naammengelinge en 't geen verder deeze ftofte raakt C as ne gje t. de mutant Romano'um niminum ratimte, Cap. 6, pfg. 25 et 27. Kt* ma, Dodexwird. p. 214. 219.  VADERLANDSCHE HISTORIE. r3 gerfchap verkreegen hadden, ja dat het zig eigendunklyk aanmaatigen van dien, zelf onder Keizer Claudius, met het hoofd geboed wierdt. 't ls waar, dat die Burgerregt, al in de eer» He eeuwe , (ï) aan eenigen der voornaamfte Grooten, onder de Batavieren en andere Germaanifche , met de Romeinen verbondene, "Volkeren, wierdt gefchonken: (k) maar my is geen bewys voorgekoomen , dat zulks, in die eeuwe, ook nopens Luiden van minderen rang, in deeze Gewesten , zo gemeen was geworden, als uic de bovengemelde fteenen, die in groot aantal zyn, en van welken er, ligtelyk, nog meerder zullen geweest zyn, (7) fchynt te blyken. Doch dat die gunst, in de tweede eeuwe, ruimer uitgedeeld wierdt en, toen, de deur opende, tot gemeenfehaplyken beeldendienst onder zeer veele Volkeren 5 die nog wyder wierdt, zo dra Keizer Caracalla, in 't jaar tweehonderd en twaalf, («) deeze mildaadigheid over alle de. aan het Roomschgebiedonderworpene, Volkeren uitftrekte,ftemt mee hef. gevoelen van die geenen , welken de kennis der Romeinfche oudheden en regten met de Germaanifche vereenigd en, daar in, uitgeblonken (») hebben. Co), v. w. Bl (ijCANNEGiiT.de Mutat. Romanor. nomins rat., Cap. 6- P. 25 CO Naleez. op bl. Tc2. (1.) (O 7ié NoreC»0 °P bl 9 alhier Cm) L 17 ff de Stam Homin: Voyevsau^ VArt de ferifitr les dat?? fo'. 342. f») CannsoIbtbr de Dea Barorin. p. 46. Schophi. A'fa . Illultr. T«»m. I. p. 289. fegq. (e) Ik leb-reef deeze Aanmerking9vonr, omtrend, vyfjairen: doet  i4 NALEEZINGEN op de Bl» 55* r' 3' v- °' » dan Klaudim Drusus — wierdt het bellier, 'c welk tot den togt tegen de Germaanen gefchikc was, opgedraagen," Onze treflyke Schryver maakt geene melding van den ftand der zaaken in Germanie, federt het ombrengen van Julius Caesar, tot de overkomst van Drusus hier te Lande, en daar dit, egter, een tydvak behelst van meêr dan dertig jaaren , kan het van nut zyn, het zelve; voor doch, onlangs , komt my in handen eene, in dit jaar 1796 gedrukte, Verhandeling over de Godin Nehalennia. Schoon 't hier de plaats niet is, om de gevoelens der byzondere Geleerden over deeze ftof voor te brengen, meen ik, egter, ait Stukje te moeten aanroeren, als, geheellyk, van alle voorige verfchillende. De kundige Schryver; die zynen naam. niet heeft verkoozen te noemen ; vermeent, op bygebragte gronden, hooldzaaklyk: dat de Nehalennia eene Romeinfche Godin is, denklyk Ceres , en, onder de eerfte Keizers, door dat Volk, met zig, in Brittannie gebragt. Dat, toen ten tyde, de Zeeuwfche kust, by de uitwateringe der Schelde, nog naauwlyks bewoonbaar was, maar dat eenige Britanniers, veteenigd met Romeinen , en met het jus civitatis vereerd , reeds op 't Gewesr der Batavieren handel dryvende, ten dien einde de Waicherfche kust; als, ten naaste, aan de hunne geleegen ; al vroeg zouden bezogt, zig daar nedergeflagen en hunne Goden met zig overgevoerd hebben: onder welken deeze Godin, die, naar de Plauts van waar zy overltaken, en welke Hy vermoedt, in de Keltifche taal den naam iian Nehal te hebben gedraagen, ook Nehalennia kon geaegd zyn, op dezelfde wyze en in den zeiven geest, als de Romeinen de Godes Cybde, voormaals uit Schytie gehaald, mater Iditanoemden, en gelyk , in laater' tyd , de Europifche ontdekkers van onbekende Landfireeken, die nieuwe gevondene oorden benoemden naar de Landen, uit welken zy vertrokken, of naar de Heiligen, die, by hun, in byzonderen eerbied waren. Hoe zeer deeze gedagten van myne oorfpronglyke, in den Tekst voorkomende, mogen verfchillen , ben ik ver van, in zulk een duistere zaak, te beilisfen. Dit is zeker, dat, hoe zeer veifcheiden' der bovengemelde denkbeelden een nader bewys vereislchen, ook naar lier gevoelen des Schryverj zeiven, en men bet, nopens de eerfte bewooning van Zeeland, zeer oneens is (zie note x , bl. 9, alhier) juist ook om die reden dit Stukje en mym gezegdens ftof opleeveren voor nader onderzoek.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 15 voor zo verre die klein beftek toelaar; aan te vullen: te meêr, nadien, in het midlerwyl gebeurde, de redenen en gronden gevonden worden, door welken Augustus be>voogen wierdt, om den laatstgemelden Veldheer te magtigen, tot het voeren van eenen algemeenen oorlog, tegen de Overryqfche Germaanen. Schoon de Batavieren de zyde van C/esar. gehouden hadden, en men de duurzaamheid van hunne trouw niet verdagt hieldt, kan imn dit, met zo veele ruimte, noch van de Germaanen, noch van hunne Nabuuren, de Galliërs, zeggen. 'Er fcheen zelfs reden , om te dugten , dat de maare van 's Vorften dood en der geweldige partyfehappen, die zig, terftond, onder de Romeinen opdeeden, in beiden de Gewesten een* gevaarlyken op» ftand zouden doe 5JS. B %  *o NALEEZ IN GEN oP DB •P-war» ffr. voor het toekootnende, te verzekeren : waar m hy, egter, niet flaagde. ( Bl. 58. r. 11. „ Drusus toog tegen de Sneven, Ufipeeten en Sikambers." Ik zie niet dat Drusus, in deezen eerften togt, tegen de Sneven, heeft ge-oorloogd: maar wel tegen de Ufipeters, Tenkteren en Kat' ten. Ik weet wel, dat onze Wagen. , voorheen , gezegd heeft , dat de Sueven, fomtyds , met de Katten één Volk beteekenden; maar hy heeft 'er, te regt, by aangemerkt, dat dit, in de Schriften van Ca/ar alleen, plaats heeft, (tri) De Scbryvers, die van Drusus fpreeken, onderfcheiden, duidlyk, deeze Volkeren van elkander', (n). Bl. 60. r. 9. „ In eenen derden togt, de Wezer overgetrokken zynde." Dit gefchied» de, in een' vierden togt. Ik las dan liever, in deezer voege: „ ïn eenen derden togt, oor„ loogde hy tegen de Katten, die van de Ro„ meinen waien afgevallen en zig weder met de Sikambren verbonden hadden: „ in CO Dio. /. c. Lii, 54. p. 538. Ce sar B. g. L#. 2, $ap. s. CO Vergelyk Wagen, alhier, St. 56. en volgg. (»0 Wauen. alhier, bh 39, CO {tl J 1)10.1, s, Lib, 55. p. ^FlORUS. Liï>, 4. C, BAi  VADERLANDSCHE HISTORIE. 23 ft in eenen vierden togt; ten jaare 745 „ na de bouwing van Rome, (0) en 9 „ voor de geboorte van Christus; floeg hy de Katten, drong door tot de Sueven „ en, toen, zig naar de Cheruscen wen- dende en de Wezer overgetrokken zyn„ de, Cj)) poogde hy" enz. Bl. 6g- r. 6. „" Het ♦ hoogbewind des Germanifchen Krygs aan — Tib eri us, omtrend ten tyde yan Christus geboorte, opgedraagen." T1 b e r i u s kwam, egter, niet terftond in Germanie, maar, zo 't fchynt, eerst ten jaare 757, na de bouwing van Rome, en drie, na 'sHeilands geboorte. M. Vinicius oorloogde inmiddels onder deeze Volkeren, dan aanvallender, dan verweerender wyze, met eenig voordeel waar over hem, federt, een zegepraal wierdt toegeftaan, zo als ook aan L. Domitius Jïnobarbus, Grootvader van Keizer Nero, die, mede, om deezen tyd, gezegd wordt, een* veldtogt tegens de Germaanen volvoerd te hebben, en dieper in Duitschland, dan één der vroegere Bevelhebberen, ja tot over de Elve, te zyn doorgedrongen, (r) 't Blykt voorts, uit een'Brief van Tib eri us zeiven, dat deeze Vorst, negenmaal, 't opperbevel in Duitschland gevoerd heeft, ) Bl. 63. r. a.v. o. „Tiberius opvolger, Quintilius Varus—hadt zig, door zyne C») Dio. /. e. Lib. 54. p. 546. (?) Dio. Lib. 55- P 548. 12) Vell bj./. e. Lib. II. edit.Llps. p, 66 et 67. * CO Tacit. Annal. Lib.I. Cap 63 et Lib. 4. Cfcp.44. ubi ï-mius N. 217 et ai8 Mascov, /. e. B. 3, «< 21. */.7a. (O Tacit. Aonal. LH 2. Ctp. aft, B4  S4 NALEEZINGEN op db re geilbtid en trotsheid, hy de Germaanen gehaat gemaakt^ Voor de komst van Q v i ntilius Varus, was C. Sentius Saturninus Landvoogd van Germanie ge. weest. (t) Uit vergelyking der oude Schryveren, blykt, dat de haat der Germaanen tegens Varus, voornaamlyk uit het volgende, gefprooten waa. De Romeinen hadden deeze Volkeren, tot nog toe, met zo veele zagtheid als beleid, gehandeld. In de Win terlegeringen en Vestingen, die men onder hen bouwde, ging de Soldaat vriendelyk en gemeenzaam met hun om , waar door zy , hoe zeer niet ongedagtig aan de voorige vryheid, ouderlijke zeden en gebruiken, zig, allengskens en ongevoeliglyk, aan die der Romeinen begonnen te gewennen. Maar Varus, naauwlyks aan 't bewind gekoomen , floeg een' gansch anderen weg in. De Germaanen met veragting aanziende en als wezens, die niets , dan ftem en gedaante, van den mensch hadden, dreef hy , dat 'er eene plotzelinge hervorminge, onder hen, kon en moest plaats hebben. Hij begon hun dan, als flaaven, te gebieden , als overwonnenen gelden af te persfen en Romeinfche wetten, pleitbezorgers en regrbaaken onder hen in te voeren: doende zelfs, voor de Iaatstgemelden; als was hy re midden van Rome en onder zyne Landslieden; de ernftigfte zaaken beflisfen, ja sig vermeecerjde, dit, aanhoudend en zonder den (O VE UB Jl PATEiCUfc. I.C. lib. 2. p. 7$t  . VADERLANDSCHE HISTORIE. den minden tegenftand, te konnen doen uit. voeren. —Hy bedroog zig. De Germaanen , meêr warsch van vreemde wetten dan van wapenen , gehoorzaamden wel gedwongen , en gelieten zig, uiterlyk, zyn gedrag goed te keuren, doch, wiegende zyne vermeetele onbedagtzaaraheid, laDg» deezen weg , in den diepen rust van een te groot vertrouwen, fterkten zy zig, onder de hand,en, toen Varus 't gevaar verre van zig afreekenda , en zelfs de waarfchouwing van Segestes ; mede* hoofd der Cheruscen , maar met Armin i u s oneenig , over 't rooyen van zyn dogter; in den wind floeg, brak , onvoorziens, het onweé1- los en hem en den zynen op 't hoofd. (o ) Bl. 65. „ Door den Overeen Pcdo." Men heeft, reeds voor my, gegist en , zo 't my voorkomt, niet onwaarfchyniyk, dat dees dezelfde was, die, in Latynsch gedigt, den togt, welke Germanicus over den Oceaan deedt, befchreeven heeft. Of hy dezelfde is, die het Treurdigt op Drusus, Vader van Germanicus, voorheen aan Livia, Gemaalin van Au*! gustus, opdroeg, is in gefchil. (v) Bl. 70. r. 9. „ 't Huis te Britten -—■ ten noordwesten van Katwyk." Zo fchreef de, («O Dio/. c. Lib. 54. Vellet. Lil. II, C. H7etii8t Tacit. Amiil. Lib. 1. Cap. 55—62. Flob. lib. 4, C. 12, (y ) Sax 11 Omwcicon. Litterar, t. i. p. 198. Mascow gel'ch. der Teutch. Tom. i- B. 4. § 5. U. 88 (1 t. GoRArxl five Clerici l'rasfac. ad Pedon. Albi^ov. I, e., p. 137, f?qa. B 5  3é NALEEZINGEN op de de, hier aangehaalde, van Loon en, misfchien, zo wel als Wagen., by overylinge. 't Huis te Britten ligt, ten noord-oosten van Katwyk op Zee, naar de zyde van Noordwyk: welk laatfte onze kundige Schryver zelf, voorheen, aanteekende. (>0 *n plaats der, ftraks volgende, woorden ; „ de fteenen van den grondflag, waren vier voeten breed, drievoeten hoog," die, in de Nederduitfche vertaaling van Güichardin, gevonden worden, (xj fchyntmen beter „ drie voeten breed en vier voeten „lang" te zullen leesen. (y) Men vindt van 't Huis te Britten, dat ik weete, geen vroeger gewag, dan in de Chronyk van Joha n van Leiden, dien de groote Hollandfche Chronyk veel al heeft uitgefchreeven. Schoon van Leiden zegt, dat, in zynen tyd, dit Gebouw, door de zee reeds bedolven was , (2) vondt men egter, by laag water, ten jaare 1520, de muuren nog agt, maar, in 155a, flegts twee voeten hoog : doch men kon de vertrekken onderfcheiden. («) Twee honderd jaaren daar na, dat is in 't jaar 1752, vertoonden zig de grondflagen weder; fchoon zy, toen, flegts in paalwerk beftonden , (b) zyn- (w) Sttat der Vereenigde Nederl. C D. li 447. ( x") Befchryv. der Nederl. tl. 243. (v)Scriver. Batav. illuftr. p. 176. en Junit Batav. p. 13I. (z) Annales Lib. 5. C*p. 31. Divis; Cron. 2. Diyis.Cap. 1. p. ao. («O Scriver Oud-Batav. tl. 10 en 13. v. d. Hoeve, Handv. Chron. 4 Boek. bl. 91. GuichaRdin. Dcscript. des Pays ies, fo!. 243 ei 344. (erfit. ise?, ) (5j ïïrancq vam Berkhby. Natimrl. Hist. vaa Holl. i d. bi. 164-107.  VADERLANDSCHE HISTORIE, zynde veele fteenen, telkens, by het te voorfchyn koomen , door de gamden en koomenden, vervoerd. De Schryvers geeven de ligging van 't Huis te Britten verfchiilend op,en fomrnigen bepaalen die op wel zestien honderd fchreedsn , anderen op drie honderd roeden, gereekend van Katwyk aan Zee. CV) De laatfte en, zoo men vertrouwen mag, zeer naauwkeurige, opgaaven van Ooggetuigen, Hellenze op een" afftand van, tusfchende vyf en zeshonderd, fchreeden(^). Bl. 72. r. 2. v. o. „ Germanicus maakte zig gereed, om den oorlog ten einde te brengen." Hier toe kwamen hem zeer te ftade de verfchillen, die, onder de Che. rusfifche Vorften, reeds plaats hadden. Voorheen, hadt zig Segestes, de Schoonvader van Arminius , met zyn' Zoon Segimund, aan de Romeinen overgegeeven: nu, deedt Segimer, Broeder van dien Segest es, nevens zynen Zoon Sezithag, het zelfde, (e) Aan allen wierdt,door Germanicus, vergifnis toegezegd, en zy in de Stad der Ubiers verplaatst. Bl. 73. r. 1. „ Hy" (Germanicus) „ het een Floot van dertien Schepen bouwen, behalven verfcheiden korte Vaartuigen." Waar zy gebouwd wierden, leeze ik niet: denklyk in de Habuurfchap: doch; wyl zy, eerst na den bauw , naar 't Eiland de* Batavieren; (O Guicb ardik, l c.pig.244.. Kaart van Dbutbkom, van den jaare 1588. *y P a r s, Katw- Oudh. p, 78. O u d a a n R. Mogendh. bl. ig,25> (O Francq van BssKhiv. /. c., Enoblbïrts AJaude Staat der Nederl. 1 D. */. 60 en 93. (O Tacit, Anub U*. I., C. 57«*&> et 71.  s8 NALEEZINGEN op de ren, als ftraks blyken zal, fteevenden; zekerlyk niet allen , op 't Eiland zelve, fchoon aldaar Bosfch genoeg was. Men hadt zo groot eene Vloot noodig, wyl 't Leger van Drusus, met het welke hy tegen Arminius en de Cheruscen , gedugte Vyanden, aantrok , uit meêr dan vyftig duizend Romeinen beftondt, behalven de Gallifche , Duit* fche, Rhaetifche en ViadéÜfche Bondgenooten, die mede veele duizenden zullen bedraagen hebben, (ƒ_) Bl. 76. r. 12. v. o. „ Een hevig gevegt." Germanicus floeg, twteraaalen, de Cheruscen: eens, toen zy door Arminius zei ven wierden aangevoerd, en dees, zwaargewond, zig naauwhyks, door de fnelheid van zyn paard, met de vlugt wist te redden,andermaal, toen, kort daarna, Inguiomer, Oomvan Arminius, de verftrooide benden by een raapende, de Romeinen op nieuw aantastte , maar , met zwaar verlies, te rug geflagen wierdt. By beide deeze gelegenheden, rigt te Germanicus zegetekenen op en, by de laatfte, dat geene, 't welk Wagen.- alhier, bl. 77, opgeeft, (g) BL 76. r. 8. v. o. „ Onder de gevange. tien. bmndt zig — Sezithao, Zoon van E g 1 mir, Legerhoofd der Cheruscen, en zyne Vrouw R ha me , Dogter van Ukr o. mir, Legerhoofd der Batten of Batavieren:' 't Blykt my; zaj ik regt uitfpreken; aoch uit de aangehaalde plaats van Str a- Cf) Tacit. ABMit- tii. a. Cup. 17. Cf) Tacit. Anna!, Liï. U. Cap. 13—»3,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 29 Strabo, noch van elders, dat Sezithag, in deezen ilag, zou gevangen zyn geworden, en het dunkt my niet uitgemaakt, dat Rhame eene Dogter was van een Legerhoofd der Batavieren. Wat Sezithag betreffe ; ik beb reeds, uit Tacitus, opgemerkt, (hy dat hy zig, lange voor deezen flag , aan de Romeinen hadt overgegeeven, en ik vinde nergens, dat hy, federt, kans gezien hebbe, om tot de Cheruscen weder over te loopen : zo als men egter, indien hy zig, nu, weder by dat Volk bevonden hadt, zou mogen denken , en zulks, ondanks de Romeinen hem zeer in 't oog hielden, om dat hy't lykvan Varus befpot hadt.(/) Ten opzigte van Rhamis ; voor welke onze treflyke Schryver, voorheen, Ra ei me, doch, na *t verwerpen van Kolyn, alhier, beter, Rhame, leest; zy wordt wel, m fommige handfchriften van Strabo, de Dogter genoemd van Ukromer of Waromer, Veldheer der Batten, maar anderen behouden, in plaats van dit laatfte woord,de oude leezing van Katten, (£)Ook is het zeker, dat dit laatst genoemd Volk, onlangs, met de Cheruscen verbondenen met de Romeinen; (/) in oorlog geweest was, ja dat de Germanifche Gevangenen, van welken onze Wa g. alhier fpreekt, omgeleid wierden in eene zegepraal, die, aan Germ akicus, over de Cheruscen, Katten en An- gri- (O Zie Naleez. op Waoeh.W. 72,r. 9. v.o;: alhiet H.27 CO Tacit- Anna]. JUK U C. 71. C*) Mascou GefcUeht. der Teuifch. iD.iB. «. 16» 98. s CO Wao«n« stlhjer. ö, 6$, n «1 74» '  3o NALEEZINGEN op ke gi ivarien ,was toegeftaan Qri), en in welken mtü mede een Kattisch Priester zag, L i b y s genaamd : welke naam misfchien d;;zeifde is, als ons Lieve en, als Liffio, op de ftesnen van Nkhalenn i a. Zo Rh am is, ondertusfchen, eene Kattifche Vorftin geweest is, Ichynt de naam van haaren Vader aan te wyzeh, dat zy onderfcheiden was Van de Dögter van Ari-us, mede een Vorst der Katten, welke, met haare Moeder, door Silius was gevangen» (*n 't Geen, op zig zelve, zeer rr.ooglyk is, als men iet, hoe, even als onder de Cheruscen, zo ook, om deezen tyd , onder de Katten, verfcheiden' Vorften voorkoomen : gelyk, b. v., de Romeinfche Historie, kort hier na, van eenen Adgindestriu) gewag gemaakt, (o) lil. 81. „ Deeze, dien nu het gebied in Neder-Germanie aanbetrouwd was." Men merke op, dat wel Germanicus 't gebied over Opper- en Neder - Germanie hadt gevoerd , maar dat, na zyn vertrek, elk deezer Landïlreeken een' afzonderlyken Landvoogd kreeg. Zy hadden, ieder, vier Legioenen onder zig. {p) Bl. 89. r. 4, „ Hy" (Caligula) „ deedt de Kleederen, — van zyne— Zusters, «*- aan den Ryn, omtrend den Oceaan, en dus waar/chynlyk in V Eiland der Batavieren, verhopen" Dat Caligula, in Gallie gekoomen , tegen de Germaanen, over den O) Strabo Lil. viii. p- 293. Tacit. Annal. Lib. II. Cap. 41, (n) Wagen, alhier, bl. 74, (O Tacit. Annal. Lib- 11. C. »8. C««0 Mascou Cejchkht. dtr t«ufe!i,3 1 D. 4 B. §. n,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 31 den Ryn trok, doch, (braks ,van daar en van den Oceaan , weder keerde , getuigt Dio Cassius ,in éénen adem (q), als'tware,en Suetoniu^ voegt 'er by, dat hy , op een' ydelen fchrik voor den aanval der Germaanen , zig, al vlugtende, op de handen der zynen, en boven de hoofden der omftanderen , liet re rug draagen, over een' brug, met welke hij den Ryn gedekt hadt O). Daar dit deel van den Ryn, 't geen Gallie van de Overrynfche Germaanen fcheidde en by den Oceaan lag , het Eiland der Batavieren befproeide, fchynt het my duidlyk genoeg, dat Caligula zig, ook in ons Land, heeft opgehouden; maar hier in ligt, zekerlyk. nog geen volledig bewys,dat de bovengemelde verkoop , by de Batavieren is gefchied, of dat de belagchlyke overwinning op de Zeefchulpen , en het oprigten van een' Vuurboet, (y) aan onze Stranden, moet gezogt worden. Dio noch Suetoniu?; de eenige Schry vers, die van deeze zaaken gewaagen; zeggen dit, met zo veele woorden. De laatfte fpreekt 'er eerst van, by gelegenheid en na een lang verhaal der misdryven , door den, zo boozen als verdwaasden, Keizer, gepleegd, fede-t hy dieper in Gallie was d orgedrongen, en rept zelfs van den fchulpenroof niet, dan onmidlyk voor Caligula's vertrek, uit de Gallien , naar Ro. me. (/) Ook zoude het, in allen gevalle, tegen den aart van hem; die, tot de grootfte zot- en buiten» Cf) D«o Cass. Hisror. Rom. Lib. 50, fol. 655. C. D. CO Sueton, in CaJO. Cap. 51. f O Waob n. alhier, bl 87 en SS. (O Dio l.c, Lih 53. fel, 656-659, éöï. d, e, a.  $a NALEEZÏNGEN op de tenfpoorigheden in llaat was;"niet geftreden hebben, indien hy, uit het binnenfte van Gallies een' fpringtogt, naar de, digst byge» legene, Gallifche kust gedaan hadt. Dan, ik beflisiè niet in eene zaak, die my nog duister voorkomt, waar over de gevoelens zeer verdeeld zyn, en men, met reden, twist, of Dio zig, hier , wei aan den tydsorder binde. Wen zie , midierwyl, de, hier onder vermelde , Schryvers, (_«) , en beklaage het verlies ook van dat gedeelte der Jaarboeken van Tac itus, in welken het gebeurde onder Caligula befchreeven was. Cv) Bl. 92. r. io. „ Aan Domitiüs Corbulo was 't beftuur van Neder-Germanie opgedraagen" 't Biykt uit Tacitus, dat £> an- C«) Ci. bvik. German. Antiq. Lib. a, Cap. 36. Buch'-jb. in Belg: Roman. Lib. 4. Cap. 10, §.■ 13. Scriver» Oud Baiav. H. 19. CannboieT. de Brittenb. Cap. 8. Kluit, Wedcrlegg.der Vaderl. Oudh. van j. Bent. §. 6-9. Engelb. Byvoe-ïlH op Wac. Ie D. tl. 52—55. De Tor-n te Beiogue, of, zo gezegde. Tour i'ordre, die, nog in 'c begin der voorgaande eeuwe , in wezen was (d'a n v i l l e Noties de Gauie. patr. S54O en, door formn-gen, de Vuurbaak van Cal 1 gui.a $e agt wordt: zie ik dat, reeds in de 13e eeuw,door den Ncderlandiclien Digter, Jacob van Maee» IA»t; die, door voigende ChrDnykea, fchynt nagefchreevtn te zyn;als een Roraeir.scli Gebouw wordt opgegeeven , en aan JuliusCassar, maar zonder bewys, toegekend (Spiegel Hiftor, 2 D. */. 8. i. Men noemde, volgens denzelfden Schryver, toen reeds, en nog, Bologne, in h->t Nederduitsch , Boenen: 't geen ik aanteekene, om dat ik niet weete,olmen, wisfehien, van hier, den zo gezegdeu Caljaart, ook den Buide genoemd heeft, weiken naam hy, ten minfta, in eene oude opgaate, by Pars (Katw. Oudheoer.. bl 94) gezegd wordt, gedraageti te hebben, eu dien ilt, anderfints, gaarne, belyde rikt te vtiftaan. De benaatning van Caljaart, of foortgelyke, is, mede, voor zo ver ik, op Katwyk, uit de Visl'chers rjeb konnen verneemen, niet meer in gebruik. (v) Tacit. Annal tib. X.. Ct>p. I, ubi Ll»s. Add. FA• Klems Biblioth. hit., Tom. 1, peg, 750.  VADERLANDSCHE HISTORIE. Sanquineus Ma xi mus, even voor Corbulo, Landvoogd van Germanie geweest, maar, nu , overleden was, en dat die laatfte omftandigheid ook tot den opftand der Cauchen medewerkte. (w ) Dat SabiniUs Secundus op de Cauchen zou hebben gezegepraald, agt men een feil in den deftigen Suetonius. Bl. 93. r. 5. „ Vroedfchaf By Taci. tus leest men 't woord Senatus. Die Schryver verftaat 'er dus door zodanig' eenen Raad , als de Romeinen, in hunne Wingewesten, gewoon waren aan te fielten, en die, zekerlyk, verlchilde, van 't geen men, in ons Land , naderhand, door Vroed' Jchap plagt te verftaan. Doch onze Wagen, volgt hier, zo als in meerdere bewoordingen ( b. v. Burgery, voor Civitas) (y), de overzetting van den, op zig zeiven, treflyken Taalkenner en Historieichryver* Hooft, die ,te meermaalen, gewoon is, den Latynfchen zin van Tacitus op een, naastbykoomend, Nederlandfch gebruik over te brengen , zoo als Tacitus zelve gewoon was, de Gallifche en Germanifche benaamingen, in een' Romeinfchen zin, tot verftand van (>_) Tacit. Annal. Lib. XI. Cap. \%. Lib. 6, Cap. iv. nbi Lipsius. (x) Sueton: in ClaOdio. Cap. ?+. (y) Hooft, Jaarb van Tacitus XJ,B. Hooirlft, 19, Bi, 43: en over de Ze eden der Germaanen , 14,15, i5 Hoofdft. C iy \ ta s ; 't geen men agt, van coïre , dat is , byeenkoomen, affeftammen; betetkende by de Romeinen, in de eerfte eeuw a wanneer zy van Germaanen (preeken, meest al, Volkeren en Land'fchappen. Zie , ondet anderen, Be Rot er, Hift. des grandf Ghemins de l'Eropire, Tom. 3. p. 6*8. c  ft NALEEZTNGEN op db van zyne Landgenooten , te verklaareiï. BI- 93- (?) r. 6. .,, Groninger Landwetten — houdt men voor een gevolg van de wetten, die Corbulo gemaakt heeft." Als men opmerkt, dat deeae wetten, door een" Vyand gegeeveu waren , die , na een kort yerblyf van, mooglyk, eenige maanden, (2) *t Land weder verhaten moest,.is liet nien ïe vermoeden, dat de Friezen; nu weder vry en zo zeer op hunne voorige inzettingen gefield; die van Vreemden zouden hebben aangekleefd. Men heeft daarom , voor eenigejaa» ren, geoordeeld, dat, wanneer er, in de Friefche wetten, eenige overeenkomst met de Rameinfche wordt gevonden, het te denken is, dat de natuurlyke reden deezen verfchillenden Volkeren eenige zaaken, uit het zelfde oogpunt, kan hebben doen befchouwen: Qa) waar by ik zou voegen, dat de Groningfche wetten , mynes oordeels, in laateren tyd gefield zyn en toen men, hier te Lande, meerdere zaaken uit liet Romeinfche regt overnam. Bl. 95. r. 4. „ Graft van Eoreulo* tylen kan, over deeze Graft en de Dy ken van Drusus en Pauunus Pompbjus; by Wagen.,alhier, bl. 58en96,-vermeld; breeder zien het onder aangehaalde Werk jenf £ ). Bl. 98 r. 1. „ De ontruimde Akkers werden federt, door Anzibarien,— üigeno- mm C*) Altino Notir. German. infer. P. i, p. 74. O) Von Wicht, Ost-Fr. Landr.,Vorber. M26—31. $ O. Hal se ma. Verhand, over Regeer, der Ommelanden: in, de Verhandel, van het Genoodfch. van Gren. a D. 61 2S-4», (b~) Kluit Wedet'egg. der Vader], Oudhed. van Best, * 37 en 74. bl. 149—  VADERLANDSCHE HISTORIÉ. 3$ faen • _ (Joch Avitus— joeg 'er hen — weder uiu4 Tacitus verhaalt, dac de Anzibarien een aanzienlyker Volk waren, dan de, korts tevooren genoemde, Friezen, en allé medelyden waardig. By henbevondt zig zekere Bojocalus, die den Romeinen, by de vyftig jaaren, en Eelfs ook tegen Arminius, trouwlyk gediend hadt,en die, hu, op Avitus verzogt, zynen Landlieden de verlaatene Akkers te dóen behouden, waar tegen deezen zig aan 't Romeinsch gebied zouden onderwerpen. Om dit kragtby te zetten, voegde hy 'er, onder anderen, by: „ dat, eerst de Chamaven, ftraks de Tübanteh, federt de Ufipeeten t deeze Landeryen bezeten hadden : dat, gelyk de hemel den Goden, zo 'c aardryk den Stervelingen gegeeven , en al, dat ledig lag, ge meert was. Waarna, 't oog naar de zon wendende, en 't overig geflernte, als ftotldt het voor hem, inroepende, vraagde hy hetzelve, of't hunne wil was eenen ydelen grond te aanfchouwen ? Liever mogten zy 'er de zee over flor ten, tot verderf der laodrooveren !" Zo fprak hy: doch Avitus gaf flegts, hier op, dit trots antwoorddat men 't gebied zyner magtigeren moest verdraagen, en het den aangeroepènenGodenhadt goedgedagt, aan't welbihaagen derRomeinen te laaten , wat deezen geeven of neemeh wilden. Ondanks dit Vertoog aan de Anzibarien, boodt egter Avitus, aan Bojocalus , eenige Landeryen, tot eigen gebruik, aan: die, wars van alle verraadery, hier op uitborst : 3,'t kan ons aan Land, om in te heven, niet, om in te ft etven, ontbreeken" Toen, fcheidde men, verftoord, van een. De Anzibarien riepen da C 3 Bruk-  36 NALEEZINGEN op de Brukteren, Tenkteren en verder afgelegene Volkeren, toe hulp. Maar Avitus, wel rasch , de Brukteren, C u r t i l i u s Mancia ; die over t Leger in Opper • Germanie geboodc; de Tenkt«re*i, in dwang houdende, wierdt alles, binnen kort, bevreesd, om zig tegen de Romeinen te verzetten: in zo verre, dat' de Anzibarien , van alle hulp verdoken, eerst naar de Ufipeeten en Tubamen, toen naar de Karten en Cheruscen, te rug vlugtende, doch, overal, als berooide zwerveren en vyanden , weggeftooten en verjaagd zynde, eindelyk, onder andere Volkeren, geheel verfmolten: .zynde hunne jeugd in verfchillende ftryden omgekoomen, en de onweêrbaare ouderdom tot flaaven , onder hunne overwinnaars, verdeeld geworden (c •. Bl. ico. r.a v o„ VerginiusRufus', die — over het Leger in Germanie geboodt." Verftaa Opper - Germanie. ( Over dat in Neder Germanie was Fontejus Capito, thans, gefield, die, met de zynen, geen deel in dit werk fchynt genomen te hebben en, daarom, door de aanhangers van gal,ba gedood is (tf): waar na Vitellius hem opvolgde (f). Bl. 102 ( i }. „ Dien Tacitus, altoos, Klaudius Civilis noemt j geeft nyaier(Hi- ftor; NrSft5 rftV d Aral' L'o' '3- c-55et56,conf. Spenhr. Noot. Gefm p. i. p, j 81—287. p.Cm/ jo55CIT Hift' L" C' 8' pLUTARCH- ;« Caha» \j) Tacit, /. e, Lil,, t, c. 53.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 37 ftor. Lib. i. Cap. 59) den naam van Julius Civilis, 't Zy dat zyn geheugen hembedroogen, — 't zy dar. C1 vil, ■ s naam waar/yk Julius geweest zy. Ten minite men heeft een oud opfchrift ontdekt, in 't welk de naam van J ulius Clvins gefpeld wordt/' De zaak is duister, en niets mooglyker, ja, misfchien, nies zekerder, dan dat Tacitus, of zyne oudfte aflehryveren, zig vergist hebben, Ik zegge zyne oudjte: want, daar, myn's weetens, niemand zyner Uitgeeveren van eene verfchillende leezinge, op de boven aangehaalde plaats, gewaagt, agte ik, dat de, nog overig zynde, bekende affchnften van dien Schryver; welken tot het laatfte der 4e eeuw klimmen; (g) eenpaariglyk luiden. Dan,, met dit al, gevoel ik eenige moeite, om den naam van Julius, in den tekst van Tacitus,te veranderen, en om het denkbeeld te verwerpen , dat Civilis niet zo wel dien naam, als dien van Claudius, gedraagen kan hebben. Zie hier myne eenvoudige gronden. Men weet, dat de naam van Claudius, welken Civilis, by Tacitus, voert, een Romeinsch'b\xxger\yke geflagtnaam was, en dat dus onze Batavier een Rameinsch Burger moet geweest zyn, alzo niemand, dan de zodanige, zulken geflagtnaam mogt draagen (A): een' naam, die Pichem a Prafat. in Tacitum, (h ) C AN n büie t.deMutat. Roman. Nom, rat., c.6,p. 25. et in Monum. Dodenwerd., C. i.p. 216, die, te regt, het gevoelen der zulken berispt, welken den naam van Claudius Cmiis uit de Nederlandfche taal afleiden. Men denke; zo het waardig is te noemen; aan het bekende Klaas Buit«brs. Geleerder, maar niet zekerder, is de gisfing van tien vermaarden Reimesius, in Eponymtlogic* Mfc. ,voc» C 3 Gi'  1% MALEEZINGEN op Da die hem ook , zonder dat vereischte, door Tacitus, een' Romeinsch' Burgemeester, niet zou toegekend of gegeeven zyn. Maar, daar nu die Burgeren gewoon waren, niet een of twee, maar drie of vier naamen; t. w. een voor-,een ge/Iagt^een fy-, en. fomiyds, een' toenaam; te draagen, is, immers,veiligst te onderttellen , dat dit ook by den onzen zal plaats gehad hebben, fchoonhy; raar de gewoonte der Latynfche Schryveren, welken alle die naamen niet, te gelyk, opgeeven ; by den meergemelden Tacitus, alieenlyk onder dien van Claudius Civilis en meest, flegts onder dien van Civilis, (A voorkomt. Ik weet wel, dat de naam vanj u 1.1 n s, even als die van Claudius , een geflagtnaam wjs^, en dat, ten tyde der vroeglte Keueren ,t wee zodanige naamen, zeldzaamer, dan in het vervolg, by een' en denzelfden perfoon gevonden wierden; maar deeze regel heeft veele uitzonderingen. Tacitus zelve gewaagt van Roscius CiELlts en FulviusAure* Mus,, Tydgenooten vair CïviLis(f). Meêr vooibeelden zyn 'er, uit Plinius, Suét ïONiUb en anderen, voorhanden, en zeker Ra- Civilis, vermeenende, dat die bysaam ontleend zy, uiteen oud Ceriaanisch woord Sibiho,oï Sibico , en dat Tac i t tr s ei Uevêr zyne Aflcbryvef»', van Siblh, gemaakt hebben SMUs en, naderhand, CmMs, niet verandering der k ia/ Ik ben de kennis deezer byzondeiheid vericnuldigd aan derï Uttfchtfcben Hongleeraar Saxe; en beken zeer gaarne met ditn zeer geleerden man, tot nog roe, Oe vsi geeftcn naar deeze woordoii Sibi/io of .Siiico, in alle, my bekende Schrv* vers, gezogt te hebben. Welke, ondertusfcben, de oorlpronalvka iVan Civtus, in onze taaj, geweest zy, bhm een ïaau,el, doch dat hy er een zal gehad hebben, by mVeeen wvfeL CO Tac .t. Uittor. Ut. 4. C. 23 er 2. 26 28TZ etz  VADERLANDSCHE HISTORIE. 3> Batavier komt, ten tyde van Augustus," voor, onder de naamen van T. Aurelius Scribonius (O' Doch; het geen onzen C i vi lis zei ven raakt, en dus nader bykomt; Frontinus en Plutarchus, die te gelyk met Tacitus leefden O)? noemen hem nooit Claudius. De eerstgemelde gewaagt van hem, alleenlyk onder den naam van Julius Civilis (V), de twee. de flegts onder dien van Juli us(o). Wanneer men hier by voegt, dat joh an nes Salis b u ri* n sis , een Schryver, wel van de twaalfde' eeuwe, maar van zeldzaame kunde en roem, hem mede den naam van Julius Civilis toevoegt (p), dat ook Manutius reeds heeft aangemerkt , hoe de bynaam Civilis eigen was aan het geflagt derJuLii,(>)endac, eindelyk,J. G. Vossius, ter plaatfe, uit Gronovius, by Wagen. , aangehaald, een'Sreen heeft opgegeeven, die, hoe zeer my de leezing, in anderen opzigte, zeer bedorven toefchynt, egter, duidlyk, fpreekt van eene gelofte door eenen Julius Civilis ('t zy dees dan de onze geweest zy, of niet), aan Belatucadkr ( misfchien de Zon), gedaan,(f) ryst,mynes oordeels, het vermoert) Vid. apud Cann'eg. de mu»t. Roraanorutn. rat. Cap. 2, p. 6, 7, 8, 9 etst. Cm') saxe Onomast. Tom. i. pa?. 277, 28+ , iK6. (n) Frontin. iv, Stratsg. ui. Ex. 14. p. ij*- Gonr, Savilius ad Tacit. Hift., Lib. IV. C 13. (o)In Erotico,^, m 77°' CP ) In Policrat. Cap. VIL p. m. 238. , Cq~) Depriscis Roman, gemilit:, post Ros in: Antiqmtt. Roman., p. 807., , 'O) De plaats van Vossius luidt, by Gronovius, ad Tacit., Histor. Lib. u Cap. 59. n. g, dus „ Belatucadbq C 4 ,ÜIa  4o NALEEZINGEN op db tnoeden dac Tacitus zig niet heeft mis. «agt, en dat, m tegendeel, denaam van Tt> Mus, zowel als van Claudius, by den toenaam Civilis; dien een laater Batavier" lefZf vler,deeeu/^roe.S (0 kan worden' gevoegd, en door den onzen gevoerd zyn, tot zeL?hJ7 gr°0Cen graad' ik zegge niet van ze fs li0" Ter°emde AlTING noe™ ^elfs.voluit JuliusClaudiusCivilis: (f) maar, wyl de plaats, by hem aangehaald, voor deeze meeninge geen bewy, uitlevert' heb ik van hem, tot dus verre, gezweegen. r*,6' 's Germa'4che enBatayifchs Kegementen, dte.met naakte lighaamen, toelie- ï\L„u. naakt 8aan dee2er Volkeren aijeenlyk moet verftaan worden, in tegenilel& d« zwaarder gedekte en gewapende Keu bendelingen, is, door fommigen, op goede gronden, aangeweezen (« ). Bl. 117. r. 13. „ Hy" (Claudius CiviLÏSJ — » -was, onder Vitêllius, we- ny- Ji'L.Clvms. Opt. v. s: L, M Maar hier fehynt eer drukfeil Bkla tuc adr 0. Ju 1. c1 v 1 l 1 s. o i> t. V. S. l. M.: X\ r, ^e at>derc, "".BturecADJio. Lib. Vot. Fetit Tm ». 8 „ ae oeuiifiug, nopens de egtkeid van ook deeze leezi™ gaarne over. De letters OPT, en OPTIO ( WZe8aenü!u Mint) zyn, 0p de fteenen hekend, en tóèeSfene^den ran« van den, Super. V* Groter,. /^^fS. wk d ,argeweest is. Vergel. Waoen., alhier« nf i rt ^ 7i> w JulIÜ»°f J°<-"s> raisfehien', «d zyn/ ffj Zie Waoen., alhier */. 163. / y ' (.«.) Not, German. infer, p. i.fol. 103. fa) Vuug. Jw. Gerwn. Amie>, pr^fertim m. yg6. **'  VADERLANDSCHE HISTORIE. 41 derom in gevaar geraakt." Onze Chronyken beuzelen, dat zyne Dogter aan Viteluius is gehuuwd geweest. Van waar zy dit hebben, is my onbewust, (y) By de Romeinfche Schryvers, vindt men hier niets van: maar wel, dat Vitellius twee Gemalinnen van zyne eigene Landagrt ge. had heeft: eerst Petronia, toen Galerea Fundana, die hem overleefde (w). BI. 119. r. 5. „ Daar lagen' enz. Zie over 'c getal der Keurbenden, die, thans, aan den linker oever des Ryns lagen, de onderaangehaalde plaats BL 122. o. r, ,, Deeze Burgten dienden — den Romeinen, in tyden van oorlog, voor J^a, penhuizen , in tyden van vrede, voor Kooren • fchuuren of Pakhuizen." Schoon de woorden Castella, en anderen, die, zeer vroeg, by de onzen, Burgen geheeien hebben, in de vierde eeuw de betekenis hadden, welke o^ze treflyke Schryver 'er hier aan geeft, meen ik egter, dat zy, in de eerite eeuwe, doorgaans Slooten beteekenden , die, met muuren en toorens gefterkt, en van wal en gragt om> geeven, door de Romeinen, aan de gren* zen, groote Rivieren, enge paden en andere aangelegene plaatfen , fomtyds op den afftand van eenige mylen van den anderen, gebouwd wierden, en ter inlegering ftrekien van het Krygsvolk. Zodanigsn hadt reeds Drusus gemaakt, en zulken verrfaa ik ook hier (y). Bl. (v) AüRttL. Batav. LiK i. e. 7, Pontwni Hift.Gelr. LA. f>) Suetonius is ViTELLio.C.öet7 Üio/Jb 6k. Caft.o. O) Savilius ad Tacit. Hiftor Lib. i,Cep. v>. OO Zo ('preekt Tacit. ook van 't Casiellum Luppia, of Slot,aan de Rivier deLippe. Men 2ie verder,over Casttlle,» ia- C 5 ?i«  43 NALEEZINGEN op de Bl. 127. r. 6. v. 0. „ Eindelyk deinsden ook de Keurbendelingen af." Daar da Romeinen, na 't verbranden hunner Legerplaatfen, zig, onder Aquilius, naar 't boventte deel des Eilands hadden by een getrokken,maar, federt, door Civilis geflagen en, tot den naam toe, van 't Eiland verdreeven waren, en daar nu ook de Keurbendelingen; die Hordeonius Flaccus, van over den Ryn, tegen de Batavieren (3) gezonden hadt ; het zelfde lot moesien ondergaan en «aar Vetera wyken, O) komt het my duidlyk vcor, dat, even min in 't bovenile, als in 't ondcrfte deel, van het meergezegde Eiland, ja zelf van het vaste Land der Batavieren, eene Romeinfche bezetting zal overgebleeven zyn. Bl. 132.. r. 10, „ Beelden van wilde Die~ ren" enz. Men lette, in 't voorbygaan, op de oude gewoonte der Germaanen,om elk Volk onder zyne byzondere Veldtekenen te doen ftryden, om die Veldtekenen te doen bewaaren in de heilige Bosfchen*, hunne Tempels a- en op het bewys, dat, fchoon zy geene beeltenisfen hunner Goden maakten (b), zy egter de gedaante van leevende fchepfelen wel nabootften. Bh 15c. r. 17, „ Civilis hadt zyn hak uitgekemd en opgekruld'gedraagen." By Hooft, leest men, hier terplaatfe, gekruift {\c~). Ik voele tiu's de Bello Alcxandr. Cap. 3c. Tacit. de Morib; Germtn. Cm. 3. Cast. Orosi Us Hift., Lib. 7. Cap, 32. zie ©ok Naleeziug op hl. 105.1.4. En byzonderlyk \ Rn lGGE.de na* tura Ca.5iror. in Gcrman. Cap. i-q.,pag. i.feqq. Is) Tacit. Hift. I. 4 C 18. O) Tacit. / c. C. ib. Wac kn. alhier, ll. 131, Tacit. de Mor. German. Cap. 9. CO Tacst. Hift: B. IV. C Cu II. 459,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 43 geen grond genoeg voor zodanige overzetting. In de uitgeve van Tacitus, door Gronovius, Lipsius en anderen, lees ik, „ rutilatus crinis;" d. i.geel of „ rood gemaakt hair:" welke gewoonte der Germaanen te over bekend is. Het uitkemmen of neerkemmen van 't hair, 't geen ook Tacitus, hier, aan Civilis toefchryft, Haat tegen over het knoopen van 'c zelve, op den kruin van 't hoofd Bl. iÓ7«r. 15. De bende der Germaanen, bin* nen de Agrippiner Bouwftad gelegerd, van de Stedelingen — verbrand" Sommigen verklaarende woorden vanT ac 1 tu s zo, dat ook de Bende der Cauchen en Friezen, (e ) te Tolbiak (Zulpich') liggende en tot deTrotpanvan Civilis behoorende, verbrand was. En zeker, de leezing van Tacitus kan dit zeer wel toelaaden.(/) Ondertusfchen,fchynt een oud Digtei dit bedryfder Agrippiners; door 't welke zy, na 't verraaden der Bloedverwanten van Civilis en het ombrengen der Germaanen , Cere al is inriepen; toetefchryven aan zekeren Marsilius, den Wyzen* gebynaamd, die, federt, door de Romeinen, niet Qegts aan't hoofd der StedelykeRegeeringe * getteld, maar, na zyn overlyden, ook met een praalgraft, bewesten de muuren van Keulen, zou vereerd zyn geworden , en welks laatfte overblyfzel men verhaalt,eerst in deeze eeuwe, weggeraakt te zyn, als mede, dat (d) Vergel. Waoen. alhier bl. 17 en 18. ook Engels» Aloude Staat, i Deel, p. 355. CO Ai.denbrük de relig. Ubior. pag. 104-195. M A Sc 0 u l. c. 4 B- § 53. Cl J Hift. lib. 4. Cap. 79. * Saplens. * Magi(IratUï. i  44 NALEEZINGEN op de dat de Inwoonders dier Stad, tot het jaar vyftienhonderd onzer tydreekenir.ge, gewoon geweest zyn , de herdenking van dit gebeurde, op den vyfden dag na Pinkfter, te vie. ren , en, alsdan , met Krygsmuziek, ftaatiglyk, rondom de muuren te trekken (g). Bl- «73- (3 ) r. 3. „ Hier doet zig eene zwaarigheid op. Immers lagen 'er thans meer dan twee Keurbenden , in het Eiland, in bezetting (Tacit. Hist. Lib. V: Cap. soj'. Liep, mag men vraagen, Civilis dit Krygsvolk niet in den mond? „ Men leest wel , in de gemelde plaats van Tacitus, dat de tiende Keurbende, te Arenacum , de tweede, te Batavodurum, lag, doch geenzints, dat zy 'er reeds lagen, voor de terug wyking van Civilis op het Eiland, zo als men, in 't eerst, uit Wagen, zeggen, hier aangehaald, zou konnen denken. Doch, als men deeze plaats van onzen treflyken Schryver vergelykt met eene andere, voorkoomende bl. 175(8), alwaar hy, te regt, uit Tacitus, aanmerkt (A), dat de 2^ en i©e Keurbende, eerst na C&realis komst hier te Lande, herwaarts was gekoomen , en dat dit Krygs» volk, waarfchynlyk, terftond na de nederlaag van C1 vilis by Vetera , hier . ( d. i., by Wages., in het Eiland der Batavieren) is gelegd geworden , agte ik , dat men de boven aangehaalde woorden niet in den aller Alkenbrück. I. c, O) Tacitus zeg; dit nader, Hist,Lib. W.Cap.M, cc* blykt, /. c , Lib.V. Cap 18, dat de tiende Keurbende, eerst kort voor den laatften llag met Civilis, in Duitschland was aangekoomen, en, daags daarna, door Cerealis, by zyn Leger gevoe=d wierdt.  VADERLANDSCBE HISTORIE. 45 Ier bepaalden zin moet opvatten, of dat zy, anders, tegen elkaêr zouden ilryden. Bl. 174' ( 4)- r- 14» ,•> Als men agt geeft op het verhaal van T a c 1 r u s, die, te vooren (Hist, Lib. IV- Cap. 15) gezeid hadt, dat A y u 1 l 1 us, aan het hoven/te deel des Batavifchen Eilands, eenig Krygsvolk hadc byeen verzameld, en die, hier, (Lib. V. Cap. • o), zegt, dat Civilis op deeze Legerplaatzen aanviel, na dat hy in het Eiland geweeken was . wordt het waarfchynlyk, dat men deeze Legerplaatzen. in het boven]te deel des Eilands , zoeken moet." Ik weet, hoe reeds de beroemde Altü-g vermeend heeft, dat, na de Batavieren de Romeinfche benden, onder Aquilius, uit het benedenfte deel des Eilands verjaagd hadden , zy , nu , volgens 'c verhaal van Tacitus, de overige bezettin» gen, in 't bovenfte deel des Eilands, zouden hebben willen verjaagen (i) DocIiTacitus zegt dit niet: hy fpreekt van geene overige bezettingen, en ik vinde, hy hem, geen het minfte verband of betrekking , tusfehen deeze laatfte gebeurtenisfen en die met Aquilius: welken ik ook vertrouwe getoond te hebben, (k) dat, al lange, zo wel uit het bovenfte, als onderfte gedeelte des Eilands, door de Batavieren, wasverdreeven. Is't ook te denken, dat de Batavieren, toen zy hunne wapenen, tot Trier toe, klinken deeden, toen zy de Keurbenden vérwonnen en alle derzelven Legerplaatzen CO Alting Notit. Gerra, infer. P. I. pag. 8. voceArt' return. C* ) Zie myne Nal. op Wagbh., b!. ia?, r. 6. v. o, Alhier, «,42  4<5 NALEE2INGEN op öfi zen verbrand hadden, in den loop dief overwinningen , hunnen Vyand , ageer zig , op eigen bodem zouden hebben laaten nestelen? Al 't geen Tacitus zegt van de vier Légerplaatzen , door Wagen hier bedoeld, komt, myn bedunkens, hier op neder: dat 't Romeinfche Leger, by gebrek van Schepen om een brug te maaken, Civilis niet daadlyk konde volgen i dat dees den Dyk van Drusus doorftak, waardoor de aroom meêr naar Gailien,met enger bedde tusfoen 't Eiland en de Over • Rhynfche Germaanen, afliep: dat Victor en Classicus, hondérd derden Trevirfche Raadsmannen, her evens Alimnus Montanus en zyn Broe er D, Alpjnus, mede over den Ryn gingen: dat zy en de overigen, door medelyden en giften , eenigen byfland kreegen, onder waagziöke Volkeren: en, eindelyk, dat de laatfte poogingen van Civilis Heftonden, in het aanvallen op deBezettingen of Legerplaatzen der Rege men ten , Vleugels (/) en Keurbenden, die, in vier maadge Dorpen, Buurten of Vlekken i l/ici), verdeeld lagen, en wel op de tiende ') TAciT.ffe Mor Gêrm.,Cap 8„Vidimus,lub divoVEs•>asiaNo,VelledaM.'* Stat. Lib. i.Cap. 4. V. 90. „ Non vacat, arctöas acies Rlienumrjue lebollem „ Captiydquc preces VetED je." cat. (») Lipsius ad Tien. de Mur. Gtrm. C 8. Canke g. de Britenb. pagi 142 '144' (w) Van Loon Aloude Holl. Hift. 1 D. hl. 154. Can* Neg. de Rritenb pag. 145. OO Plin. Lib. 1. cap. 7. conf. TAciT.Hifi. Lib. 2 C* li, 18, ,6. d  $o NALEEZINGEN op de dan zestig duizend* dreeven de meeste overigen uit het Land en vestigden 'er zig zeiven (y). Dir alles moet,in 't laatst der regeeringe van Domitianus, of liever onder die van N e r v a , zyn voorgevallen (z). De Rcmeinen groeiden in deezer twist, en zagen niets liever, dan dat de Germaanen elkanders Vyanden wierden, zo zy hunne Vrienden niet zyn wilden (a). Deeze onderlinge twisten deeden , in 't vervolg, den Germaanen ook meerder kwaad, dan de Romeinfche wapenen zelve. Bl. 180. r. 4. „ Terwyl hy" (Trajanus) ,. aan den Ryn, in Gaine, \ gebied voerde." Veriïaa san den Neder-Ryn, by Keulen (b), en dus in Neder Germanie, alwaar hy Landvoogd zal geweest zyM BI. 190 r. 4. „ Steden in Germanie, over den Ryn" Zie myne Naleezingen op bl. 005 , r. 4. en aoo. r. 7. Bl. 19S. r. 6. „ Terwyl hy in Gallie oorloogde." Men leest niet;- voor zo ver ik weete ; op welke plaats van dat Gewest: maar wel, dat hy een Schipbrug over den Rhyn floeg , dat 'er, met wisfefend geluk , wierdt gevogten , en dat hy zig meest van Mauren bediende, als die ligt en gezwind en best in (raat waren, om, op den verften aflland, met de werpfpiets en den boo- g©» (y) Tacit. de Mor. Germ. C. 33. (z) Conf Altinc Not. Germ. inf. P. I. p, 20. ynct Bructeri. Sp.ner Not» Germ , Mei. xvi, T. I Lib. a, Cip. 3. pa?. 25j. Qa) Mascou gelch. der Teutch. I. D. , 6 R. bl. 144 (a '~ Tacit de Mor. Germ. C. 33. 1 EüTRonus, Li* 8. Cap. 2. SparTIapï in Ha. dmano. Ca. Vergel, Wagen, alhier, bl, 128 en «0(6.)  VADERLANDSCHE HISTORIE. 51 ge, de weinig gedekte hoofden en groote ligchaa* men der Germaanen te treffen ( c ). Men twist ook over de plaats, daar hy wierdt omge bragt. Lampridius zegt, het gebeurde in Britannie, of; voegt hy 'er by; „ zo anderen verhaalen, in Gallie', in een ftreek vicui), geraamdSicila. Auuklius Victor noemt ook Sicila, maar plaatst het alleenlyk in Bri. tannie Herodianus en anderen verfchillen in omftandigheden: doch Eusebius en nog twee oude Schryvers verhaalen , dat deeze euveldaad by Ments zou gefchied zyn: waar om eenigen vermoeden, dat men op het Dorp Sicklingen denken moet ( d~) Ik vinde, in den Neder Palts, eene Stad en Voogdy, Bretten gezegd, ook is er, niet verre van Ments, nog jegenwoordig, een plaats, reeds van ouds, onder den naam van Brizzenheim en Britzenheim, bekend. Veeliigt heeft die ftreek, voorheen, mede den naam van Britannie gevoerd (e): of, mooglyk, hebben de Latynfche Schryvers deeze verklaaring aan een Duitsch woord gegeeven, 'c geen zy niet verftonden , en 't welk, uit zynen aart, zo wel van breed, als van de Britten, zou konnen afftammen. Bl. 190. r. 2, „ Germaanifche Gehugten afgebrand" Maxi minus begrootte dit getal ; zo 'er geen feil in de affchriften is • op wel veertig duizend. De Steden * en Gebou wen te *> Herodi An. Lib. 6 C ? Zie de Schryvers, aangehaald by MAsou, Gefcbcht. der Teut De Romeinfche Schryvers drukken zig r te meêrmaalen, m deezer voege, uit, wanneer zy van een geveat, te voet of ^e paarde, in een' broekigen grond,gewaa~ gen (O- 'c Kan, voor 't overige, zeer wel zyn; gelyk onze W a g £ n. gist, dat deeze ftryd niet vervan onze Grenzen, voorviel. Men zou er maêr van weeten, indien de tyd ons het fchilderfïufe bewaard hadt,'t geen Maximus, in 't groot \ van deeze zyne overwinningen, hadt doen maaken. 't Wierdt, by zyn leeven,voor bet Raadhuis te Rome, ten toon gehangen: maar, na zyn* dood, deedt de Raad het verbranden (£).Mec. dat al, fchynt dee?e togt zig, meest binnen 's Lands, bepaald te hebben, alzo men vindt, dat M a x 1 m 1 n u s, zo 't zyn dood niet belet hadt, voornemens geweest was, in 't volgend Jaar,, Ger- C/) Hbbodiam. in Maximin,, L. 7. C. 12 In Maximino. Cap. 12. (.A) Capitolin. m Maxim. Cap. is.r  VADERLANDSCHE HISTORIE. 53 Germanie, tot aan de zee toe, onder te brengen (/). Bl. 205. r. 4. „ Het Stedehouder•fchap over Gallie en de Overrynfehe Grenzen des Ryks, opgedraagen aan Ju nius Post huiw u s." Lees, in plaats van Junius Posthumus,alhier, M. „Cassianius Latinius P o s t u mus," die de Vader was van C. J u n. Cass. Postumus (tn), en verftaa, door Overrynfehe Grenzen, dien uitgeftrekten Zoom, Landftreek, of Mark, welken de Romeinen , aan geene zyde des Ryns, veroverd hadden, en die zy, tegen de invallen der Germanifche Volkeren; zowel dieper in *t Land, als byzonderlyk aan den oever dier Rivier, welken oever ook , buiten dien , van ouds , door eene Vloot gedekt wierdt («); gewoon waren, met gevestigde Legerplaatzen, Steden. Slooten of Burgen, Gragten , aarde Wallen, bouten Paalwerken, of fteenen Muuren, (waar van zo ftraks nader (0),) te vertierken en te omgeeven: terwyl zig, binnen dezelven, eene aanzienlyke en, door langen krygsdienst meestal ge-oeffende, Oorlogsmagt, bevondt: alles onder 't opperbevel van eenen Veldheer of Hertog, in 't Latyn Dux : met welke laatfte benaamin- ge CO HerodiAn. Lib, 7. Cap. 10. en Capitolin. ia ïvIrtxiMiN. C. 13. <"j»)Canneg. in Postumo p. 114. 281. C») Tacit. Hift. Lib. 1. Cap. 58. Conf Cannso. in Postum , Cap. 8. p. 131 en Wao. hier p, 252. (0) Zie myne Naleessing aihkrop Wagen. bl. 2C9. r. 7, en jia. r. ■>. en denzeiFden Schryver, bu 233. r. 18. en Emmen. Panegyr. IV. Cap. 17. Uascov,l.c. p,2ii (43. D 3  54 NALEEZINGEN op de ge ook Postumus, door Valeriaan, in deeze Landftreek, was aangefteld (^>). Hoe verre deeze Rynoever zig, onder 't gebied van Postumus, uicftrekte, is in verfchil Sommigen oordeelen, van den ooriprong des Ryns, tot aan Zee(^): anderen, alleenJyk van den Nekker, tot den Donau (r). Bl 207. r. 9. „ Hy" (Postumus) „ wist zig — zeven, anderen fchryven tien, jaaren te handhaaven." Behalven Eutropius, geeft ook Orosius (5) tien jaaren regeering aan Postumus: welk gevoelen door de oude penningen, wordt beve-tigd (t). Sommigen reekenen de tien jaaren, federt dentyd, dat Valetiniaan; hem over de Gallien ftelde. Tk Water, Bl. E07. r, 14. „ Lollianus" Men heefr alle reden, om te vermoeden , dat de plaats van Trebellius Pollio, by de Uitfchryvers,bedorven, en dees Lucius .^Elianus zal genoemd geweest zyn {uj. Water. Bl. 209. r. 7, „ De Germaanen waren over den Ryn, dt grensfcheiding des Roomfche Ryks, gekomen?' Om over den Ryn te koomen , waren zy eerst, met geweld, gebrooken door eene ontzaglyke fchuttinge en omtuininge van groote en fterke paaien, die Cp) Trebell. Poll. in Postumo, Cap. 3. Cv) Camneo in Postumo, Cap. 2. p. 116. nee non in Trbb ell. Poll. C. 3. Cr) Schoepl. Alfat illultr. Tom. i. fol. 381, 626. CO Lib. VIL C. aa. { t) Can neg. in notis ad Trbbell. p. i8r, i8j. C«JVid. Canneg. in Poll. Cap. 3.r. i3 Cö'. Banddiu »a Nutaism. in Postumo, p. 315. Schospl, /. c. fol. 385, (T)  VADERLANDSCHE HISTORIE. 55 die Keizer Adriaan, tusfchen die Rivier en den ücnau, als mede op andere plaatfen; even als StvBRUs in Brhannie; ter dekking van het Roomsch gebied, hadt doen opregten, en, in welker plaats, Keizer Probus, daar na , een' fteenen muur deedt zetten (v). Van deeze en foortgelyke Werken, die van eenen verbaazenden omtrek, over berg en dal, fomtyds vyftig of zestig mylen lang, voortliepen, vindt men nog, op veele plaatfen in Duitschland„ aanmerkelyke overblyffels, die, onder den naam van Pfahl rayn , pfahl ■ heek, pfahl-grahe en, by de Landlieden, onder dien van Teufels mauer en Teufels Hecke, bekend zyn (w). 'T is niet onwaarfchynlyk dat de Romeinen, op de grenzen van Batavie, zo lang zy nog, aan de Over • Rhynfche Germaanen, geen gedeelte van deezen grond hadden afgeftaan , ook foortgelyke Werken en van zeer vroegen tyd, zullen gehad hebben, die, nog misfchien heden ten dage, onder onze opgehoogde Landen en Rivier-bedden, verhooien liggen, gelyk de muurweg op de Gamles. Overal, daar Romeinfche Legers waren, waren ook zwaare verfchanfingen, Men Cv) Spartianus in Herobiano, Ctp. '2. Conf.MAScno Oefchichr. der Teutfch , 1 d. > iv. B. §. 8. p. 91, 92. V. R. § ia. U I45 en 154. hl. 193 en 194. sc1ioepl. Alfat. 'tl' Tom. i , fo'. 347. § 12. fol. 249. $ aa. BehrEns, in Hercynia curio/a, pas. 129. is in 't ongelukkig begrip gevallen , dat de overblyffels van deeren muur Cdie men ook , niet verre van Quedlingberg, virdt) om de grootte der fteenen en hoogte der plaats, door geene menschlyke , hand konden gebouwd zyn, maar, voor een godlyk w.nder, moeten worden aangezien, D4  §6* NALEEZINGEN op de Men denke aan 'c verrigte van Drusus, van Germanicus, van hunne Opvolgeren s van Germanicus byzonderlyk , die dé gantfche Landftreek , tusfeben het Slot Alifo en den Ryn, reeds met nieuwe Wallen en Limites (zo noemde men alle die Vestingwerken^, liet verfterken (#). Bl. si2. r' 3. „Probus ftigtte Steden en Sterkten op den — Over Rhynfchen bodem, in welken hy Krygsvolk plaatfte, aan liet zelve ook eenige Landeryen tot onderhoud afftaande. Zie, over de Steden en Sterkten, de laatsvoorpaande Naleezinge en die op bl. 1105.x, 4. Wat de uitgifte van Landeryen aan 't Krygsvolk, in deeze verfterkte omtrekken of Marken, betreffe; dit hadt, reeds federt Severus, indien niet vroeger, plaats gegreepen. Men gaf hun die Landen, zelfs met Slaaven en beesten, om dezelven te bebouwen, mits zy, hier voor, in plaacze van foldy, zig verpligteden tot befcherming van den Roomfchen grond met de wapenen. Veele Geleerden, ook van den eerften rat?g, als C au sau bonus, God of red us, He rtius en anderen hebben vermeend; en niet zonder reden; dat, in deeze gewoonte, den oorfprong is te vinden van het Leenregt der Duitfche Volkeren, die, by het vermeesteren der Romeinfche Landen, verfcheiden inzettingen en gebruiken dier Natie, hebben overgenomen pn zyn nagevolgd, alles evenwel met zodanige verandering, als zy vermeenden, met den aart ; ' e n, „ Zeer waren de Romeinen 'er opgefteid" enz. Men moet, geloof ik, hier onderfcheid in den tyd maaken. Zo lang de Romeinen kragten genoeg hadden, duldden zy geene vreemde Volkeren, op den Gallifchen bodem, dan by een enkel toeval, zo als,by voorb., toen zy de Ubiers herwaarts overvoerden, om deeze Öondgenooten, r?gen andere Germaanen, te beveiligen (z). Maar toen, ondanks de dapperheid van fommige Keizeren, hun de kragten, al meêr en meêr, begonden te ontbreeken, en zy den ftroom der Volkeren. op den duur,niet zagen aftekeeren, ruimden zy aan dezelven eenige Landen in, mits deezen voor hun zouden ploegen, zaaien , enz, Dicwasvoorzigtig, en kwam zelfs naast aan de voorigegrootheid van hun gezag, maar was 'er niet gelyk aan. Dat men het, verder, zo hoog te Rome opveizelde , fproot, zo ik my niet bedrieg, meêr uic een' ftaatkundigen trek , ter gerustftelling van het Volk, dan wel uit eene overtuiginge , dat, hier door, het aanzien der Romeinen , waarlyk, weder tot de oude hoogte gereezen was. BI. 217. f8). „ Luforia, Veqetius geeft 'er geene befchryving van" Men houdï m, niet zonder grond , voor een lbort van Wagtfchepen (0). BI. ( v) Zie Mascou. Geien, der Teutrch.IV. B. § 10. p, Qi en 92. V B. S 54- p 194 en 195 Co). v (z) Zie myne Naleez. Bl 16 opWAo. Ie D. bl 55.r.» v ~ O) Vld- Lindsnbrog. Obferv. ad Amm 1 a"n Ma\cell. Lib. XVll.p. 62. Canneg. in Pos/t u m. pa^. 13^ D 5  §8 NALEEZINGEN op db Bl. 218. r. 8. „ Zy kwamen —■ behouden aan hun Eiland Batavia te rug." E u m emus en Eutropius, hier aangehaald, zeggen niet, waar deeze Fratken wo^nagtig waren, maar de eerfte zegt allecnlyk , dat zy weder naar huis (domum) keelden. Onze Wagrn.; met welken anderen overeenftemmen (è); past dit op Batavia toe: misfchien, om dat verfcheiden deezer Volkeren , door Eumenius, gezegd waren, op 't einde der derde eeuwe, Batavia bezeten te hebben (c). Zyne meening heeft dus veel fchyn, maar geene volkoomen zekerheid. Een geleerd Schryver gist, vry geestig, dat men, in vervolg van tyd, de wonderbaare reize en te rug komst van dee« z;n hoop Franken op reekening van 't geheele Volk kan gefteld hebben, en dat, hier uit, het verdigzel, als waren zy van de Maïötifche Zee, of Troje, of Macedonië, afkomftig, kan gefprooten zyn (d). Bl. &j8. r. 16. In deezen tyd, wierdt Diokletiaan" enz. Men vindt, dat ook Carinus, Zoon van Ca rus, den Opvolger van Phobus , gelukkiglyk, aan den Ryn , zou geoorloogd hebben doch my blykt niet duidlyk genoeg, op welke hoogte, en tegen welk Volk. BI. (i} Zie b. v. Loon. Aloud. Hift., Ie D. bl. ao2. ' CO Wagen, alhier bi. no (ó). (d) M asoou Gefch. der Teuti'ch. T. I. B. 5, §. 57. p. 197 Vergel. Waoen. Voorred, voor dit Deel, */. 4. (s) Vict. In Casf. Cap. 38. Nbmesïan. in libr, Cynejetic. V. 65—70.  VADERLANDSCHE H'STORIE. 59 Bl. 221. r. 9. v. o. „ Ezatech." Misfchien deztlfde naam, als die S r r •b o , door 't woord ZtziT hag, uitdrukte (ƒ). Bl. 223. r. 4. v, o. „ Maximiaan plaatfie eenige Franken,'" enz. DiocletiaaN en M a x * m1 n i a a n , zyn ook de eerfte geweest, die, naar hunne overwinningen, zo wel dtn titel van Francicus , als van Alemannicus en Gallicus, aanramen (g): 'r geen, teffens, een bewys uitlevert van de ver» maardheid, tot welke de Franken, nu reeds, gekoomen waren. Bl. 225. r. 7. v. 0. „ Germaanen, misfchien van de, korts te vooren verdreeven', Franken —, terwyl de Ryn toegevroozen was —, in V Eiland der Batavieren gevallen " Dat deeze togt niet alieenlyk aan de Franken moet worden toegefchreeven, fchynt my daar uit te blyken, dat Eumenius, hier aangehaald, dezelve toekent aan eene vreeslyke meenigte van verfchillende Germanifche Volkeren : daar hy, van de Franken fpreekende , gewoon is, hen,met eigen naam, te roemen (A). Bl. 229. r. 16. „ Twee Koningen" Volgens de meening van één' der uitmuntends Hiftoriefchryvers, zouden zy behoord hebben, tot die Franken , die Batavia bewoonden. Schoon (ƒ) Zie by Wagih. alhier. M, 76. (s)Masc. Gefch. der Teatscb. vi b. § 4. p. 206.C0M. stantyn en andere hebben ook, federt, dien titel gevoeld. ftlAscou l.c. §• 2t, pag. 3X1. (70 Eumenius,in Panegyr, Cohstaht.305, conf. p. 194 et 214.  ReBoT pedestris milititz, Jei Magister witum. fO Eut*op., Lib. io. Cap. a. en Masgoo. /. c VI. P. bU aij. S. IS. 6b NALEEZINGEN op de Schoon ik ongaarne van hem verfchille, komt my egter die meening niet uitgemaakt voor BI. 233. r. 6. „ De Franken — gingen thans veel mee de Romeinen om." Men vindt, dat verfcheiden van hun, thans, in 't eerfte aanzien ten Hove en in groote Krygsambten gefteld waren. Ook dienden veele Franken Keizer Constantvn, in den oorlog tegens Licinius, onder 't geleide van een* aanzienlyken Frank, Bonitus genaamd, "t Verdient, met één woord, te worden aangeteekend, dat deezes Zoon, Silvanus (hunne Duitfche Gellagtnaamen zyn , even als die van Civilis en anderen, verloo> ren^,na, door Keizer Constantius, tot Generaal van 't Voetvolk te zyn aangefteld, en, aan dien Vorst, by den beneden Ryn, de treflyke dienften te hebben beweezen; federt, fchoon onfchuldig , by hem, van hoog verraad wierdt aangeklaagd. Silvanus; die de Romeinfche wapenen, zelfs tegen zyne eigene Landsgenooten , hadt gevoerd, en zig tot deezen niet durfde wenden; deedt zig nu, uit vertwyfeldheid, te Keulen, voor KeiEer uitroepen. 't Leger was, in 't eerst, >p zyne hand, doch, welhaast, wierdt hy, ioor list van eenen Ursicinus; dien by zyn' Vriend waande; in een Christen iappèl, ( want hy fchynt deezer leere te zyn  VADERLANDSCHE HISTORIE. 6*f zyn toegedaan geweest) binnen voornoem, de Stad, moorddaadiglyk, om 't leeven gebragt Bl. 233. r. ix. v. o. „ De Broederkryg, die, na Konstantyns dood —-, ontftondt, gaf, mogelyk, aanleiding, dat de Grenzen des Ryks ontbloot werden." Diocletiaan hadt de Ryn-grenzen, die hier bedoeld werden, op nieuws, met Vestingen en (lerke bezettingen voorzien. Sommige meenen, dat Constantyn; die, zekerlyk,eene geheele verandering in den vorm van 't beltuur der Wingewesten maakte en den Keizerlyken zetel, verder van den Ryn, uit Keulen naar Trier, en dus het Krygsvolk meêr binnen 's Lands verplaatfte; hier door den inval der Over-Rynfche Volkeren begunftigd hebbe. Maar anderen agten, dat hem die blaam, ce onregj, zou zyn aangewreeven. (7). Bl. £34, r. 6. „ Opgeworpen Keizer Ma GNENTius." Men lette, in 't voorbygaan, dat ook' hy ; een Neder- Duitfcher van oorfprong, doch in Gallie opgevoed («); onder anderen eene zeer groote meenigte Franken en Saxers,die aan den Ryn en Oceaan of Westzes woonden , en hem, als zyne maagfchap *, byftonden, tegen de Romeinen te velde bragt. Onder deezen was Silvanus, de Zoon van Bonitus, van wien (OAmmi'an. Marcel l» Lib. 15. Cap, 5, CO ?osimos Lib. 2. Cap. 33. 34. coa'f. Cannb- eiET, in Postumo. C 6.p. 1280. Mascou. ;. cie.D.6. £. bl. 229. («O Zos iuus Lib. 3. p. %atis rutmine: — generis ejusdem accognatL  62 NA LEE ZIN GEN op de wkn ik, boven, fprak en die met eenige anderen tot Keizer Constantjus overging (o). Bl. 334 r. 4. v. o. „ De verwoeste Steden lagen onbewoond, of waren door de Germaanen in bezit genomen" Ook in 't laatfte geval, hielden de Germaanen zig meest ten platten Lande op en fchuuwden, volgens een' ouden Schryver, de, op de wyze der Romeinen, verfierkte plaatfen, als 't woest gedierte de netten (p). Dit ftrookte met hunne oude zeden, en men heeft reeds gezien , dat de Tenkteren, toen zy, ten tyde van Civilis, hunne vryheid weder bekoomen hadden, de Agrip • piners aanmaanden, om de muuren derzelver Stad af te werpen ^en ^an hier, ondertusfehen, weder uit oprraaken , dat de oorfprong der vroegfle Hoog- en Nederduitfche Steden,meesr, aan de Romeinen tedanken is, en wyl de Franken, telkens, in oorlog met dat Volk en, deels, Mees-ers van 't Land der Batavieren waren, agr ik 'het niet buiten vermoeden, dat r ok, aldaar, cie oude Vestingen derRor, einen verrieii^d wierden of vervielen: Hunne taal raakte zelf, by eenden, uit het gebruik , zodarig dat de Romeinen, eerlang, Uiet de Chamaven; die een deel dier Franken uitmaakten (r j, welken zig by onzen Ryn (») Naleezing op bl. 233. r. 6. CoJJui.ian. Orar. I. p. 34. SocraT. HiCor L. '*■ C» 32. p. ic5 et 106. (p) AMM an. M/iRCÉLL I ih. rfi C. 2. Wage n. alhier, bl -56 (/) Veigel. Wagen, alhier, bl, 227.  VADERLANDSCHE HISTORIE, dg Ryn hadden nedergezet; door Tolken, moeiten fpreeken (f). BI. 235. r. 7. v. o. „ Met een Leger." Lees „ by het Leger" Ju li aan wierdt, met flegta drie honderd en zestig man, afgezonden ,door Constantius, byhet Leger in Gallie, 't geen, egter, nog eenigen tyd lang, door Marcellus en Ursicinus beltuurd wierdt, met niet minder gezag, dan dat van Juliaan zelve (*). Bl. 238. r. 6. „ In dit uiterfte, koomen de Batavieren met hunne Koningen:'' Hoe vermin? derd, thans, dit Volk ook mag geweest zyn, de roem der oude dapperheid was hun, ook voor dit gevegt, nog bygebleeVen. Zy heeten „ eene gedugte Bende, die bewaard was geworden, om, in den uiterften nood, door re breeken fn de omringden te redden (»)." Wat de Koningen betreffe, fommigen meenen, dat men, by Ammianus, niet Reges, maar Herules (die men, dikwerf, met de hulpbenden der Batavieren vereenigd vindt) leezen moet. Misfchien dat het woord Reges, hier, niet anders, dan Bevelhebbers beteekene (v). Bl. 242. r. 6. „ Koning Chnodomer zyn aanzigt bedekt hebbende." In den ftryd zelve, was hy, door een vuurkleurig lint, hair of vederbos; * want dit is moeilyk te, bepaalen; aan den top van zyn helm gehegt, onderfcheiden. Ook zat hy niet bloot, maar in fchoone wapenrusting, en voerende eene f f) Vergel, Ware»), alhier bl 14.*. CO Juuan. Episi. ad Aihen. p. 2.7. ScHOEPL. p. 393. C"J ammian. Marcell. Lib. 16. Cu. Lib. 20, a.7 Cl. V") Vid. apnd Schojspi,. AUas. illuitr. p. 404. ' Torulus.  64 NALEEZINGEN op iré eene ontzaglykelans,op een moedig ros,'tgeeti hem; die kloek was van geftalte; nog groocef deedt fchynen, dan hy was. Doch, zo dra de Romeinen zyn Leger naby kwamen, riep het Voetvolk, ('t geen, van ouds (m>), by de Germaanen, tusfchen de Ruiteren gemengd was, en geleerd om onder de vyandlyke paarden te fiuipen, hen te doorgrieven en, ftraks, den, hier van onverdagten, ryder om verre te werpen en te dooden,) met ééne ftem: de Overften moeiten afltygen! zy wilden, naamlyk, niet, dat deezen meer kans, om zig te redden, dan den Gemeen en , overbleeve. Chnodomer fprong toen van zyn paard, en was verpligt, nevens de overigen, te voet te vegten Naast hem, en boven vyf andere Koningen, gebood Si: ra pi o, zoon van zynen Broeder Meqerich, over't vereenigd heir. 't Welk ik te meêr aanreekene , om te doen zien, hoe 't ve.ichü der Godsdienften, thans, by deeze Volkeren was ingedrongen. Zyn Vader, die, langen tyd, als Gyzelaar, in Gallie geweest was, en zig, in dat Gewest, daar de Weetenfchappen bloeiden, in eenige Godsdienst geheimnisfen der Grieken; by wel. ken de Egyptifche Goden, en byzonderlyk S*. ra pis, zeer ge-eerbiedigd waren ; hadt doen onderwyzen, veranderde , federt, den naam van deezen zynen Zoon, in dien van Se- («O Tacit. de Mor. Germ. C. (a) Mt-n ziu hier uit de weinige ondergefcbüttheid der Germaanen in den kryg : maar, ook by de Komeiren, was dezelve, thans, niet zeer groot. Vid. AMMIAN. iMaR" «Cbll. Lib, 17. C. 1 et 8. p. 94, luo,  VADÊRLANBSCHÈ HISTORIE. S e r a p i s ï zeer ge- eetbiedigd waren; hadt doen onderwyzen, veranderde , federt, den naam van deezen zynen Zoon, in dien van Sera* i»io (#)' Juli aan zelve diende ook deezen Afgod, en in den Elfas, dat is, in 't zelfde Land, daar deeze Veldilag voorviel, heeft men ' zeker bygeloovig geneesmiddel { Amuleturn)) met het Grieksch opfchrift van Serapis, gevonden: 't geen i k egter niet aanhaale, om het juist tot | - de bovengemelde perfonen betreklyk te maaken (y). Ook in Gelderland, iseen Harpocrates ontdekt : en men heeft opgemerkt, dat, daar dees geëerd wierdt, men gewoon was, ook Serapis te eerbiedigen (zj. Bl. 243. r. 11. „ Hy" CJuliaan) „ %ënd$ fiun (Jt&Saliesrs) eenig wik" onder 't geleide van Severus, langs den oever des Ryns, agter ma, terwyl hy, met eene Vlooc van zes hon» derd Schepen, ^- den Ryn afzakte, om den Vyand, in zyn eigen Land, by te koomen» De Saliers wierden, eerlang, — door hem, »— overvallen." Eenige regels vroeger, wordt verhaald, dat Juliaan, met zyn Leger, lot Tongere was genaderd, en dat de Salifche Franken; welker Gezanten hy, met onwisfe hoop en gefchenken, eerst naar hun land zondt, doch ftraks, door eenig Volk , agter na deedt zetten; zig hadden neêrgeflagen by zekere „ Plaats , gezegd Toxandria:" die onze treflykeSchryver, vervolgens en, myns oordeels, zeer wel, voor een gedeelte der Meyery yan V Heftogenbosch , en wel van de Braband- fchi (X~) ammian. marcellin. Lil), if?. C 12, ' O J Schok plin. Alfat. illuftr. fol. 499. § .199» ^a) Smetii. Antiqq, p. 126. fe^q, ijo.  66 NALÉEZINGÈN op de fche Kempen (0), aanziet. Maar, zo dit zo is. gevoel ik niet, hoe eene najaaging , langs den oever des Rym,hier ftrooken zoude, wyl *t zo even gemeld Gewest van die Rivier zeer verwyderd was: gelyk dan ook de geloofwaardige Hiftoriefchryver Ammianus, die deGeimaanifche togten, deels, by woonde, dit geenfints zegt, maar, zonder den naam van den Stroomdie ons om den Demer, de IXekker, of mooglyk om de Maaze, mag doen denken ; te noemen, zig vergenoegt, met te zeggen , dat J u l 1 a a n hen, als een Blikfemltraal, aan den oever (^), overviel en verfloeg 'T is aanmerklyk, dat, volgens denzelfden A.«« mïanus, de geheele overgaave der Saliers, met Vrouw'en Kir deren, hier op volgde, en dat die Schryver van geenen verderen aanval, of van eenigen Scheeptogt van Juli aan, naar de Saliers , gewaagt, terwyl J r> liaan zelve, in zyne, hier aangehaalde Brieven, geen woord, voor zo ver ik zie, van Toxandrie fpreekt, noch van Gezanten der Saliers, noch van hunne najaaging,maar, alleenlyk, vermeldt, hoe hy, ondanks't gevaar der,hem omringende, Barbaarifche Volkeren, 't voorbeeld van den Romeinfchen Generaal Flokentius fV), niet hadt willen volgen, noch zig, doormiddel vaneengeldelyk beding,denovenogt des Ryns baanen, maar, ftoutelyk, den Itroom was opgevaaren, en een deel der Saliers in zyne magt hadt gekreegen ( Vaartuigen ■—■ te laat en timmeren:'' Dit was te C'<0 m ascou,/.c.6B. §. 60.IM. 258.Gonf.,VRED. Hiiloi. Comit. Flandr. T. 1. p. 236 et 239. CJ) JULIAN. Epist. p. 270.kAMMIAN., Lib.5l7. C.8, E 2  U NALEEZINGEN op oe te noodiger, om dat de Chamaven zig, voor^ heen, meester gemaakt hadden van de Romeinfche koornfchepen, welken men, nu, bevondt, meest verroï te zyn (g). Bl. 24?» o. r. De Quadsn, eene byzondere Joort van Saxers" Bl. 251. r. i.' 5? Quaden of Saxers?' En Bl. £52. r. 3B. 3, Quaden" De Quaden koomen, 't is waar, als een deel der Saxers voor, by Z0s-imus, op de, door onzen Wagen. , aan^ gehaalde plaatfen, doth , voor zo verre ik heb korren nafpeuren, by geenen anderen, oud°n, Schryver. Tacitus plaatst ze reeds by de Marcomannen (Zf), of Bohemers; AnToninus CO* by de Rivier Granua', in Op* per-Hongarie; Ammianus (£) by de Sarmaaten, en Zosimus zelf zegt, in 't voo» nt;e Hoofdftuk, dat zy, met de Sarmaaten, Panonie en Over Moefie afliepen, alwaarT zy, gelyk van elders blykt, ten jaare 357 of 35^ CO» door Constant lus. gellagen wierden. Met één woord, 't is eere uitgemaakte zaak, dat de Qjaden, van de oudfte tyden af, tot de Suéven behoorden, die van de Saxen,, altyd, onderfcheiden waren en dat (s") Li ban. in Orat. Paren. C. 40. p. 105. (*) Do Morib. German. Cap. 30. (i) Marc /'.nton. l.>e (e ip!o. Lib. 1., feci. 14 er iy. (k) Ammian. Mjrcfh, Lib. 17 Cap. 12. Coi.f. emv> s. Geogr. Zi£. 3. Cap 3, p 758, eu.c. i.4. G» S. P' (/) Am m ia n. M arc el l. L. 17. C T2 (m. Ct'üDiA , in Eutrop. Ib. 1. ^. 392. — , Dumi v qu ,d Saxoiie Tethys Mitior. — — — „ Ante pedes humili Franco tristigue Suiyt* „.periruor,';  VADERLANDSCHE HISTORIE. 69 ■dat zy een groot deel van Moravie en Hongarie, aan geene zyde van den DonaiH alwaar ook onze Wagen, hen, te regt, plaatst ( «); bewoonden. 't Is dan niet vreemd, dat, de naam van Ouaden, in het 6, 7 en 8 Hoofdlluk van Zosimus eenige maaien voorkoomende, den meesten Uitleggeren geftooten heeft, en zy doedt het ook my. Sommigen meenen, dat men, op het voorbeeld van Eunapitjs, aan ) eerder aan óeCauchen, te denken hebben (?): welk laatfte my ook het waarIchynly-kht voorkomt, ten zy Zozimus hier de Saxen met de Franken verward hebbe. Hoe het zy, het oudite gewag, 't geen men, snet volle zekerheid, van de Quaden, hier of hier omftreeks, ontmoet, behoort, mec« ik, tot het begin der vyfde eeuw, toen zy, met de Wandaalen, Alaanen en Sarmaaten, hunneNabuuren , indeGallien vielen: waar van ook onze Wagen. , alhier, bl. 271, fpreekt. Voor dien tyd en , misfchien, kort na. dat zy, door Constantius, waren geflagen en .bevredigd, hebben de Quaden in de Romeinfche C«j Alhier, */. 247 (7). Vid. omnino Spbneri Not. Germ. amiq. P. 1. pag. 58, 91» ^5* > *75- P-a- P- '49 . *52' et AucT:. ibi aiieg:, necnonBüNO ad Ci-uver. Geograph:, &ib. 3. C, 2, p. 165 bl. 251 r8). (f) Cluver. German. Antiq. Lib. 3. C. 21. §5.?»59<•3L-e i s n 1 t s Scriptor. Brunsvic Tom 1. p. 23. (J>). S**» I, c. Tom 1. p. 366 (J}• E %  * TransRhtnans- fo NALEEZINGEN op de fche Legers gediend, maar, tot nog toe, zyn zy my, onder Juliaan, als hier te Lande dienende, niet voorgekoomen. Ik vinde ze in de Notitia Imperii; een werk, 'tj geen men ook van de vyfde eeuw agt; alleenlyk in 't Oostersch gedeelte van 'tRyk, in bezettinge Cr ). Bl. 251. r. 11 „ Neder-Saxen? Van deezen naam heb ik reeds gehandeld, opbladz. 70. van het eerfte Stukjen der Aanmerk, en Byvoegfels op Wagen. P D., bl. 300. o. r., en zal 'er , nu en dan, nog even van fpreeken. Neder-Saxe komt nergens, by Romeinfche Schryvers, voor. Bl 252 r. 13. „ Eer de togt" (der Batavieren naar Brittannie) „ voltrokken wierdt, — kwam er bevel van Konstantius , dat men hem de Herulen en Batavieren zou toezenden1!* Ammianus, hier aangehaald, zegt, dat de Herulen en Bitavieren, voor 't inloopen van s Keizers bevel, reeds meteen'gunlKgen wind yan Bologne fcheep gegaan, te Richhrough gel land en, verders, tot Londen voortgetrokken waren, 't Geen dan, alhier , gezegd wordt raakt niet hen, maar, volgens Ammianus zeiven, eenige Overrynfehe * Benden, onder welken naam de Batavieren niet gewoon zyn voor te komen, en die hy ook , verders, zegt Petulantes en Celta geheeten te zyn geweest, en Juliaan tot Keizer te hebben uitgeroepen ( s > Die Keizer vertrouwde, federt veel op deeze troepen (*), welken menj CO No.it. Imper, Edlt'. Labbe, Se<3. ao. pas. Alaïri. ma Quadoruia , Oafl rainore Trinytheos " P CO VcigcL ook Wagen, ainier, bl. 1:0(6). Amman Marcell. Ub. 5o c. i-5 et Cap. o. ^ J ™ CO ammian. marcej, l. Uil. 21, c. 3.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 71 zo als ook de Batavieren ('t zy er met de laatitgemelien een rader beding gemaakt of 't voorige ovenreden was), in de volgende eeuw, by de Romeinfche Legers, niet llegts hier te Lande, maar ook in Illyrie, Italië en ?elf in Afnca, vindt («). B'. 1253. (1 )• m De Attaarien fchynen in Gelderland, of in 't Graaffchap Zutphen, gehoond te hebben." De Uitgaave van Valesius en, zo ik zie, ook van Lindenbrogius , leezen wel Attuarii , maar andere Anfuarii of Amftvarii (v). Nopens de oorfprongiyke wooninge der Attuarii; die, federeren hoofdtak der Franken wierden; is ook verfchil (w): wordende zy, door eenige Schryvers , by de Rivier de Haze, in 't Osnabrugfche, door anderen aan de Lippeen elders , geplaatst. Bl. 25?. r. ia. „Welke byzondere Volken in dit Verbond begreepen waren, is bezwaar* lyk te zeggen. Sommige Hiftoriefchryvers verzekeren , dat alle de Germaanifche Volkeren zig, tegen de Romeinen, verbonden,Onze oudfie en beste Chronykfebryveren noemen,in het byzonder, de Nederfaxers en Frie/en". Zosimus, hier aangehaald, ('preekt van een* inval der geheels Germanifche Na;ie, op' t Romeinsch gebiedt: 't geen dus een voorafgegaan erbond zou veronderfcellen. Doch de beste en oudfte Romeinfche («) Norit. Imperii, ScSl, 8, 38, +0. p, 15, 65, 72, 77Vergel. Wagen alhier, bl. 256. Cv) Spemer, Notie Germ. antiq, T. I. Lib,q. C«^- S' p. -.^b, 34a, et ibi. (w Masc Gelen, der Teutfcb.ÖB. § 63, W. 262. LBtBN* icript.,Brunsv. T. I, #. 3 et 11. N  7» NALEEZINGEN op de fche Schryver van deezen tyd, die, 't geen hy fchreef, beleefde en, te regr, vooreen' tweeden Tacitus geagt wordt f*), brengt deezen ge-, heelen oorlog, en al wat denzei ven raakt, alleenlyk tot de Alemannen, voor zo verre hy,naamlyk, de Gallien en Rhetien betreft, doch voegt 'er by, dat de Sarmaaten en Quaden, midlerwyl, Pan», nonie afliepen, en dat niet alleen de Pikten en andere vreemde Volkeren, maar ook de Saxers, Britannie aanhoudend kwelden (y). De oudfte onzer Chronyken ( want onze W aGen. heeft, eldersCz), op goede gronden,in zynen tweeden druk , C o l y n uitgefchrapt) is ruim negen honderd jaaren na deezen tyd , gefchreeven ,en heeft, zo min als de overigen, no* pens het gebeurde in deeze vroege tyden, eenige blyken van naauwkeurigheid. De omftandigheden, egter, fchynen aan te wyzen, dat het ver-, haal, 'tgeen zy, en byzonder Stoke , doen, van \ voorgevallene met de Saxers, ten tyde van. Valentiniaan (die men beuzelt, dat Wiltenburg innam), betreklyk moet gemaakt worden tot den inval van dit Volk, om trend het jaar 370: waar van onze Wagen., bl. 264, nader zal fpreeken (0). Bl. 258. r. 6, v o, „Deez" (Charietto) valt op de eerfte Bende der Bondgenooten aan, en gaat, vervolgens, in alleryl eea Brug over den Ryn geflsgen hebbende, de» Fy°. (.O VAustus et Chiflst , in prsfat.ad Ammian Maisceï-l. edit. Gbono>ii. (_y) Ammian. Marceh. Lihs.6. Cap, 4 et 5. et Lih. 27. Cap. 1, (z f Verhandeling van de M.iatlch. der Neder!; Letterk. ts leiden, III. D. Bl. 203. en volgg. ; («)M»ns Sïoke, kB. V. 54—75- en aldaar Huid2s •SüffE^,, bl u, 14^—147. Uska Chion, fol, ^  VADERLANDSCHE HISTORIE. 73 Vyand, op deszelfs eigen bodem ,te keer." Ammianus Marcellinus,hier aangehaald, na vermeld te hebben, dat de Alemannen over de Grenzen waren gekoomen, en zig, ie« dert, by hoopen, over 't ys, dieper in Gallie begeeven en dat Gewest, wyd en breed, verwoest hadden, verhaalt verder, dat C u a r 1 e tt o, met eenige Troepen, die zeer heet naar 't gevegt waren, op de eerite bende deezer Vyanden aantrekkende, zig vereenigde met den ouden en afgeleefden Veld-Overften, Sevkriaan, die, by Cabikna, tegenwoordig Chalons Jur Saöne, in Bourgogne; geboodt, en dat, de Romeinen, zo dra zy de Brug van een naauw water (Pons brevioris aqitcs) waren overgetrokken, reeds van verre, eenige pylen en ander ligt werpgeweer op den Vyand afzonden, die dit, in 't eerst, op ge'yke wy ze, beantwoordde (b). Hierop, fpreekt Ammianos van den ftryd , die ook by onzen treflyken Schryver voorkomt: doch van • nog een gevegt, eérmen die Brug overtrok, of van den naam van't Water, of van eenegroote Rivier, en wel, bepaaldlyk, van den Ryn, zegt hy niets, en ik vinde dus geen reden, om te CJ^Ammian. Marcelli y.Lii. 27, Cap. i. „ AiemannU „l GfJ'icanos limiees, formidati, jam psrfultabant. Statimqu© ,, postKall. Januarias , quum , perglacialcs tractus. feyemis rigi(turn inborresceret fiJus, cunsatim egresfa multitudo Heentius vagauatur. Horum porticni prima Charietto, tune , per utraraque Germaniam, Cotnes, occurfurus, mm milite egre„ ditur, adbella ineunda promptiffi.no , adldto in l'ociuta^em ia» „ boris Sei'Erian.), inden) Comité, invalidn tt longsevo, qui\ „ apud Cabilona, üivitenfibus prtefidebat et Tungricanis. Pro. v inde, conferlius agmine in unum coaBo, penteque brevioris „ aques, firma celeritate, transmisfo , yifos eminus ■ Barbaros K,omani ,fagittisa'.iisque tcyitus faculis, inca,febant,quaM.S.f, H tcciprocis jaSibus, valide coniorqiscbant,'\  74 NALEEZINGEN op dr te denken, dat deeze nederlaag op der Germaanen eigen bodem, maar, veel eer, in Gallie zal gele bied zyn. Hier was het ten niiniren, dat de Vyand zig, wyd en breed, verfpreid had, hier, daar Chariktto op hem wilde aanrukken, hier , daar hy zig vere.nigde met Severiaan (c). Toen Jo vinus, kort hier na , op de Allemannen weder aanviel, gefchiedde zulks mede in Gallie, te Scarpona; thans Charpagne; veertien mylen van Mets ( (r) Amm!.»», Marcbu. ü* 31 Cap. ij.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 79 ter, die d-eze tyden beleeft heeft, dat d beide oevers des Rynftrooms, ihans, den Room fchen Ryks ondrdaanig waren. Doch, in de) aanvang der vyfde eeuwe, leden deeze Landei eenen nieuwen — inval." De rust der Lan den aan den Ryn en de ftilzwygenheid de oude Schryveren , nopens het gebeurde al daar, tusfchen den jaare 378 en den aan vang der vyfde eeuwe, is zo groot en zo al gemeen niet geweest, als de bovenftaand wo rden van onzen Wagen, wel mede bren gen. 't Zal dus niet onnoodig zyn, dit vak,naa maate van myn kort beftek, aantevullen: d meêr, wyl my niet heugt in onze Nedei duüfche gefchrifcen, 'er iets van gevonden t hebben. Nog by 't leeven van Va lens, vielei de Lentifche Alemannen; die aan Reden grens den ; in 't begin des jaars 378, over dei bevroozen Ryn, in Gallie, by Argentana , * geen men voor de jjgenswoordige Stad Colmar in den Elfas, of voor Horburg, houd (j) Zy wierden geflaagen, door de Romemfche. Veldheeren, Nanicnus en Mellobau" des, of Merobaudes; dezelfden, die ook on ze Wagen., by eene andere gelegenheid, genoemd heeft. Merkwaardig is het, dat Mellobaudes, fchoon Koning der Franken} reffens één der Opperbevelhebberen van de Keizerlyke Huistroepen * was ( f), en, naar dè mee. O) Schobpl. Alat. illuftr. Tom. i. f0u 420 et 421. (O Ammian. MaRCBlL Lii.ii, Cap. j et 8. Hy t»li, voorheen ,eeaen minderen rang, dien van Tribunus, bekleed, * Conus Domeiticorum  «o NALEEZINGEN ot> d* mceniiia; van fommigen, dezelfde, die ook dg Roomsch Burgemeesterlyke waardigheid bekleed heeft («): Die moet» egter, niec verwonderen , Wyl de Romeinen, reeds fints zeer lange, geene Keizers uic hunne eigene Natie, meêr verkooren, en men, ten Hove, gewoon, ja gehouden was, de Vorften der vreemde Volkeren, door de hoogde eerambten van Staat en Oorlog, aan zig te verbinden (y ;:'t geen ook, byzonderlyk,onder Gratiaan plaats hadt, die, naar men zegt, door Merobaudes was op den troon geholpen (w). Va lens, ondertusfchen, in Oogstmaand des jaars 378 , by de Veldflag van Adrianopole, zynde omgekoomen, wierdt, door Gr ati aan, oudften Zoon van V a l e n 11a an den eertten en , nevens zynen Broeder, Valentiniaan II (die Italië en Africa^ekoomen hadt), federt den jaare 375,in't Westen regeerende, ook in 't Oosten opgevolgd. Grati/san was een kloek en doorzigtig jongman, doch, zig alleen, tegens dê,meêr en meêr toeneemende, woelingen en invallen van Vreemde Volkeren in zyne uitgebreide Staa. teil Jileed- Zie Pompon, l^ëtus, en breeder over de Trihuni en Comités domestici, Ammi.ib. c. 14. C. 7. fol. 29 (6), ubi ValEsius. Cot.f. Cl. ChIflet, in Disfenor. de Stam Reïpublic. ltom , lub Cokstahti.no, ,autc Ammu k. , Gr o no vu. (tij SchoepL. Alfat. illustr. Tom 1. fol. 420 (1}. Mas= ac* L a pu us , in 383 li auto , dezelfde waai4tigneid.Vid.SucRAT.Hilt.l.5-C.i2 Van de yertfJesDtnet.f.-.iS* (w) Pompük. l(ET. in Valbktim.  VADERLANDSCHE HISTORIE. $t ten onbefhnd agtende, zonder da hulp vart eenen meêr ervaarenen Ryksgenooc, hadt hy Theodosius; federt, met regt, den Grooten , genoemd; uit Spanje ontbooden, hem, in Louwmaand des Jaars 379 , *t Keizerlyk beduur van 't Oosten en van Illyrie opgedraagen, zig, ftrafcs daaraan , uit Pannonie, naar Gailie begeeven en; naar 't fchynt, niet zonder veel moeite (x); de Alemannen bedwongen: die, weder over den Ryn gekoomen en geenen tegenlland ontmoetende, Landen verwoest, Steden verbrand, alles met fchrik vervuld hadden (y). Ook moet, kort voor zynen aankomst, een opftand onder de Franken (in Francia)^ veimengd met eenige Sneven, ontdaan, doch fpoediglyk gedempt zyn: fchoon de Schryver; die dit beleefde, maar, in vry duistere woorden, vermeldt; ons de omfrandigheden van dien niet heeft mede gedeeld, en even min , wie die Suéven waren en , in welke deelen van Frankryk, dit gebeurde (z). In 't Keizerlyk Leger,dienden, ondertusfchen,de aanzienlyke Franken Bauto en Areogas» t e s, welken Gratianus; nu adem tegen de Alemannen fcheppende; wel haast, naar't Oosten, aan zyne Ryksgenoot Theodosius, tegen de Gothen, ter hulpe zondt Ca)> Tus- Schoepl. /. c. p. 52£, § 115. O) Latin. Pa cal, Panegvr. C. 2. Zosilius, Lib. 4. Cap. 24. Socrat. tib. 5. Cap. 2 ét». Sozomknüs Lib. 7. Cap. 5. Torn an des ue reb. Get., Cap. 27, zegt, dat de Wandaalen in Gallie gevallen waren: maar ik denk, dat hy dezelven met de rtlemanne i verwart. C«) Ausonii Gratiar. Act. pro Conful., Edyll. 8, V. 29» conf. 5.pener Norit. Germ. Ant. P. \. L. 4. C. 5 § 10. O) Zosimüs, Lib, 4. C. 33, Jornanobs de reb. Cet. C. 2?. F  8a NALEEZINGEN op db Tusfchen dit tydperk en den jaare 383 2 fchynen eenige aanflagen der Gothen, tegen de Gallien, plaats gehad te hebben, welken Gratia an verydelde, door aan die Volkeren een deel van Moelie en Pannonie afte» fhran(#). Doch,in dat zelfde jaar,brak, van eene anderen kant, veel zwaarder onweder, langs onze Gewesten, uit. Ook mi , was de jonge Vorst, tegen de Alemannen, weder in oorlog geraakt, toen Maxi mus; die, van zynent wege, 't gebied in Britannie voerde; door het, aldaar liggend, Krygsvolk, op het onvoorziensr,tot Keizer zynde uitgeroepen,fchielyk,met een Vloot, uit dat Eiland, naar den mond van den Rhyn over ftak en, aldaar, voet aan Land zettede. De Romeinfche Bezettingen, misnoegd, naar men zegt, dat Gr at ia an hen minder, dan wel fommige Frankifche , A\e* mannifche en andere vreemde Krygsbenden, begunftigd hadt, vielen Maximus toe (c), die ook, in een treffen, 't welk, kort hier op, volgde, Gratiaan dwong, om naar Lions te wyken: alwaar hem zyn laatfte noodlot wagtte. Andragatius, één der Hoofd-Officieren van Maximus, (5-^xhyosy deedt zig, heimelyk, in een' overdekten Vrouwen -zetel,door Muilezelen getorst, derwaarts draagen en, onder weg, 't gerugt loopen, dat'sKeizers jonge Gemalin, Lj&ta, aankwam. De Vorst; die naar het bad llondt te gaan; fnelde, op dit gerugt, zonder eenigen argwaan, het draagtuig, blydlyk, te gemoete ï doch (?) 7osrMus. Lib, 4. C. 35, f» Zosimus. Lib. 4. C.35-Aurel-Vict.: Epist. C, a?4 Pompun. Lat. in Valsntianu.  VADERLANDSCHE HISTORIE; 83 doch was naauwlyks onder bereik van 't zelve gekoomen, of de, zig fchuil houdende, Booswigt vloog op hem aan en doorftak hem. Eenigen meenen, dat de Frank Merobaudss; toen Burgemeefter; oorzaak van 't verraad was geweest, doch, ter zelfde gelegenheid, om hals raakte ( gast es. Hy , fchoon een Frank, worde verhaald, een Volks- of Geflagts-haat tegen deeze Koningjes gehad en begreepen te hebben , hunne verblyfplaatfen nooit zekerder te konnen indringen en verdelgen , dan O) CLAVOiAN. de IV Conful. Honor. V. 74. (O Alhier */. 7.2-74. fjj») n Funim traniaóto colloquio." Sulpit. Alexand. afuïl Gt.egcr. Turon, /. 2, C. 9. Anderen leezen curfim. in welk geval het een kort, oiter loops, gefprek zou betekenen.  VADERLANDSCHE HISTORIE: Vf elan wanneer de Bosfchen bladeloos waren; en dus den Inwoonderen geene hoop van zig te verfchuilen overbleef. Hy trekt dan , op 't ïiartfre van den winter des volgenden jaars, zonder zig aan den Keizer te ftooren, naar Keulen, zet, met een Romeinsch Leger, over den Ryn , valt op de Brukteren ; die, in 't Hircynisch Woud («,), naast aan den oever, woonden; als mede in 't Land*der" Chamaven,en verwoest alles, zonder eenigen tegenfiand : nadien flegts weinige Ampfivariers cn Katten, onder 't geleide van Marcomer, zig, op de, verder afgelegen, heuveltoppen, deeden zien (0). In 't volgend jaar392, ftierf Valentiniaan; die dit hadt moeten dulden; te Weene, zeer fchielyk, door toedoen, zo anen denkt, van den zelfden Arbogastes, wien, ftnts lange, alles van de hand vloog , en die, meest al, Franken van zynen aanhang, in Staats- en Krygsbewind,gebruikte, Zo hoog was zyn gezag gefteegen,dat het aan hem ftondt, zig zelvendeWesterfchekroonop te zetten: maar, denk ly k uit ontzag voor Theodosius , en om, onder den naam van een' zyner Afhangelingen , zelf te regeeren, plaatfte hy dezelveop 't hoofd van zekeren Eugenius (/>) mede; gelyk ik liefst zou denken,-een' Frank,immers,even als AriBOgastes, der heidenfche Godsdienst toegedaan Eugenius vernieuwde egter, aan (ti") Claceian. delV Conful. h on or il v 449 fai* (e) Sulpit. Alëxand.apud Gkegor. Turor.,Zii. a. Cap.g. lip) Vergel. Mascou Gefch. der Teutfch. B. 7. § 35. !ft>g 313, 314- en de, daar, aangehaalde Schryveren. (?) Auspicius apud Duchesnb T. 1. fo4.864,SuiPiti AilxAN». 1, c, Ghosius Lib. j. Cup. 35. F 4 PflgW»  m NALEÊZINGEN op de aan de Ryngrenzen , de oude Verbonden met de Alemannen en Franken. Hy hadt ze, thans, noodig. Want, daar Theodosius hem weigerde te erkennen, trok hy, verzeld van Arbogastes, dien Vorst, met een fterk Leger, vol van Galliërs en Franken , by de Julifche Alpen, te gemoete: doch wierd, by den vloed Frigidus, onverre van Aquileja, ineen zeer bloedig gevegt, gevangen en, kor t daar na, onthoofd (7). Arbogastes , doorilak zig, in de vlugt, net een tweefnydend zwaard (sj. Langs deezen weg, kwam ook 't Westersch Ryk; waar onder de Gallien , tot de zee toe, behoorden,- in handen van Theodosius den Grooten: onder wiens regeering,ik, verder,niet vinde,dat, hier omflreeks, iets merkwaardigs voorviel: zo als zy ook, reeds in 't jaar 395, een einde nam: gelyk nu, by onzen Wagen., zal volgen. Bl. £.67. r. 8. „ Sikambren, Brukteren.'"' De toenmaalige wooningen deezer Volkeren kan men, uit de voorgaande Naleezing, opmaaken ( s j. BI. 268. r. 7 en r, 6. v. o. ;, Markomer en Sunno, Koningen of Onderkoningen der Franken —-, door Stiliko, uit Honorius naam, aangefteld." Onze treflyke Schryver volgt hier Claudianus, die duidlyk zegt, dat Stilico deeze Vor- ften f>) Ambros Epht. 57. Zosimbs, Lib. 4. Cap. Socraies, Lib. t. Cap. 34. * 0 CO Quplev ehfts heet het, 'by Cl a V o 1 an üs, de III Conf, Honorii. V. 93. Anderen oordeelen, dat dit twee zwaaia den ainduidt. Mascou. I. c. p. sic e:a6C7). CO Vid. M45O0U. E. VI. p, 224, 3 t7>  VADERLANDSCHE HISTORIE. 8? ften aangefteld hadt, en, gelyk die Digcer voor af deedt gaan, dat die zelfde Stilico, op bevel van Honorius , naar den Ryn, ter bevrediging der aldaar zig bevindende Volkeren , was gezonden (« ), volgt zeer wel , dat de bovengemelde aanftelling, uit naam van Honorius, gefchiedde. Maar als men, teffens, dit gebeurde, in verband van het gezegde in de naast-laatfte Naleezinge, befchouwd , zal het blyken, dat de aanftelling van Marcomer en Siinno, onder Honorius, in der daad, flegts eene erkenning en bevestiging was van het voorig gezag, 't welk zy, ten minften reeds onder Maximus, bekleed hadden, zonder dat juist blykt, of de Romeinen, en niet hunne eigene Landfaaten, hen in dat gezag hadden gefield. Bl. 269. r. 2. „Hyhitfte— de Alanenop, om in Gallie te vallen." Of S t i l i c o ; die hier bedoeld wordt; waarlyk die Volkeren hier toe hebbe aangehitst, dan of zy, uit zig zei ven, dien inval deeden,en het overfchot hebben uitgemaakt van 't Leger, waar mede Rhadaoaisus (een Gothisch of Vandalisch Koning', want dit is duister) kortte vooren,in Italië was gevallen , en 'tgeen, door Stilico geflagen , federt zig verfpreidde en naar nieuwe woonplaatfen zogt? of ook, verder, Stilico den Rynkant, met kwaad inzigt, hadt ontbloot (v), dan wel, of hy dit gedaan hadt, om 't Roomfche Ryk, in Italië, tegen Alaric te beveiligen? in 't kort, of men hem; die, onlange daarna, wierdt («) Claudianus. de iv. Confu!. Hotjonn, v. 440 442 et Lib. i. de laude Stilicon. v. 237, 23s. 4 Cv) Wagen, alhier U, 270. r. 15 en volgg. F 5  fo NALEEZINGEN op de wierdt omgebragt;niet,metre zwarten koole1, na zyn overlyden, hebbe afgefchetst? is eeh zaak, die geenfints fchynt uitgemaakt te zyn (w). Bl. 273.r.3. „fommigezyn vangedagte, dat de Sneven,— den naam van Zeeuwen gedraagen hebben," 't Blykt zeker, uit de plaats, by Wagen, en den Hoogleeraar MatthjEüs aangehaald,dat,in de negende eeuwe,de Volkeren, die, toen, aan de Schelde en Leië woonden, door de Latynfche Schryvers, ook Suevi gezegd wierden (x): doch men dient cp te merken, dat het woordzeeuw,oudtyds, ook zee betekende (y ): hoe zeer ik ,hier, niet bepaalen zal, of men , uit dat laatfte woord , den gelykluidenden Volksnaam van Zeeuwen, gevoeglykstf, hebbe af te leiden. Bl. 274. r. 2. „ Misfchien hebben ook de Wilts-veenen, in Rynland, hunnen naam maar dat Volk gekreegen" Zonder, nopens den oorfprong der benaamingen van deeze en andere , hier voorkoomende, plaatfen, te beflisfen, meen ik egter, ter goeder trouwe, te konnen verzekeren, in oude ftukken , de wilde veenen, voor Wiltsveenen , gelezen te hebben : en, dan , zou het onbewerkte, woeste, Veenen konnen aanduiden. Zo vindt men, verfcheiden maale,de wilde Zee,'i wilde Meer, 'twilde Woud (s)enz. BL a/5. 1.10. v. o. „ De Armorichen — fchy- («0 Masco» Gefch. der Teutsch. 1 D. B. 8. § 10-20. P*g- 337' 355- Zie eater ook Schoeplin. Alfat. Uiustr., Tm 1 , fol. a25, § CIX. AcH SS. Belg. Tom 1, p. 289. Van be Spiegel, ©orfri. der Vaderl. Rest. §. 5. p. 11,12. 8,13-16. (y) Marrlant, Spiegel Hift. 3.P.8,B.Cap.50.Mf, (z ) Wags*. ifte ü,6l. s49„  VADERLANDSCHE HISTORIE. 91 fobynen een gedeelte der Landen, otntrend den Ryn gelegen, bewoond te hebben." Verge!, bl. a/6, r. 12—26. Dat de Armorichen niet by den Ryn woonden, en dat, het geen deeze Volkeren betreft, niet tot onze, maar tot de Franfche, Hiftorie behoort, vertrouw ik, voorheen, te hebben aangetoond (a*). Bl. 280. r. 8. „ 't Is niet oawaarfchyn« lyk, dat zy," ( de Bourgondiërs ) „ de Landftreeken innamen, welke men, federt, den El' fas — genoemd heeft." De beroemde Schoepli n heeft, na onzen Wagen., breedvoerig betoogt, dat "de Elfas wel aan de Alemannen, maar geenfints aan de Bourgondiërs, is onderworpen geweest Bl. Si8i. r. 16. „ De Franken wierden — van hem „ ( A ë t i u s )" in een water/iryd, de Saliers, in een gevegt te voet, overwonnen." De hier aam;eha>Ide plaats van S idonius Apollinaris is vry duister:zy wordt, daarom, verfchillend verklaard en, fomtyds, dit geval tot het jaar 435 en 436 gebragt f c), Neemende zommigen, niet zonder reden, de zaak zo op, dat de Franken; die, in 't zwemmen, en de Saliers, die, in gevegt te voet, * uitmunteden; zig, in den* ftryd, by de Bourgondiërs C van welken onze treflyke Schryver, zo aanftonds, gefproken heeft ) hadden gevoegd, en , op een en denzelf. den tyd do ar A ë t 1 u s , vereenigd met Avitus ; die O) In deByvoegf.en Aanmerk. BI.72., op Wagen. IeD. S£ 301. r. 20. (*) Alfat Uiustr. lom 1. 238—252. fol. 258—26$. CO Zie Wagen, bl, 384. t. 6. v. 0. Pedt'  92 NALEEZINGEN op de die naderhand de Keizerlyke kroon bekwam; geflagen wierden (d) Bi. ü8a. r. 8. v. o. „ Van dim tyd af, vinde men, dat de Franken de Romeinen, nu en dan, met de wapenen, ten dienst hebben geftaanJ" Onze doorzigtige Schryver ziet hier, denk ik, op die Franken, welken zig, aan deeze zyde des Ryns, hadden nedergezet. Want , anderfints , heeft men bswys , dat de Franken, al vroeger, den Romeinen ten diende (ronden: zo als zulks, by voorbeeld , plaats hadt, onder Keizer Constantyn (e) en Magnentius Cf), 't Is, voor 't óverige, zeker, dat, ook na deezen tyd, de Romeinen, in 't Oosten en Westen, Franken ih hunnen dienst hadden (g). Bl. 285. r. 2. v. o. „ Eokarich, Koning der Alaanen." De Abt du Bos, hier aangehaald, bl. 286 ('#), leest Alaanen, zo als ook de beroemde Sirmond, voor hem, gedaan hadt: maar, dat men Alemannen moet leezen, is, mynes oordeels, door Pagi Ch), zeer wel aangetoond. Voor 't overige, is 't egter zeker, dat 'er, ook thans, Alaanen in Gallie woonden, Bl. 291. r. 2. v. o. „ Veele" (Britten) ,, voeren, volgens 't getuigenis onzer Chrotiyken, den Ryn, by Katwyk, in" enz. Ik heb dit getuigenis onzer Chronyken, by geenen der («o Ma sc00 Gefch. derTeutlch. ID.qB.§ ii. fol. 408. {fó Zie Naleez. alhier, I>'. 62. op Wag. op bl. 233. r, 6, COJulcan. Orat. d. 14. d(g) Notit. lmper. Seél. ao, 23, 26, 65. (A) Critic. in Annal. Baronii., ad Ann. 435. fit. 39» ook by Mascou. /. c. Tom 1. § 12. (2). p. 409.  VADERLANDSCHE HISTORIE." 9$ der Ouden , bevestigd gevonden, en oordeele, dat men 'er niet op aan kan. Bl. 294. (4) r. 6. v. o. „ Is 't wel waarfchynlyk , dat de Franken, ten deezen tyde, zo verre getrokken zyn? Zou men niet door de Eilanden der Saxers, ■— de Eilanden des Ryns, 'tzy Batavia, of de Zeeuw• fche Eilanden, konnen verflaan?" Ik zie, datLE Cointe,niet zonder goede redenen, gedagt heeft, aan de Eilanden, kort te vooren, door de Saxers, in Gallie, omftreeks de Rivier deZoz>e,vermeesterd,en welken Chjlperic aan die Zsefchuimers ontnam , na ze, by Angers, geflagen te hebben (/). Hier door, zou de zwaarigheid van Wagen,, nopens de afgelegenheid van den togt der Franken, vervallen: doch de zaak kon klaarder zyn. Bl. 295, r. 9. „ Ten tyde van Hono. rius, hebben er nog oude en jonge BataviJche Ruiters, ten diende der Romeinen, in Gallie, in Italië, en zelf in 't Oosten, gelegen:' Men vindt, in 't Oostersch Ryksgedeelte der Romeinen, twee Batavifche Ruiterbenden, oude en jonge gezegd : eene benaaminge, die, ook nopens andere, by de Romeinen in dienst zynde, Volkeren, in zwang was. Die Benden wierden gebruikt onder de Hof- en Hulptroepen ). In 't Westen, lagen Voetknegten en Ruiters; mede oude (i) Vide apudSPENER. Not. Germ. Antiq.,T, I. Lib.4. C. 5. pas. 565 5 "). ( k ) Nüti't. Impet,, Sefl;. iv. pag. 8; Sect. V. peg. 9, Etüt. JLabbs.  94 NALEEZINGEN op ms de en jonge Batavieren gezegd; niet alleenlyk in italie, Gallie en Rhetie, maar ook in Britannie (/). In Italie, wierden zy , gedeehelyk , onder de Hoftroepen ; die rang boven de verderen fchynen gehad te hebben ; gebruikt (tn). Deeze Batavieren veranderden , denklyk, nu en dan, van plaatfen (»): maar anderen, onder den naam van Lceti bekend, en aan welken de Romeinen, in Gal. lie, eenige Landeryen , om te bebouwen, hadden afgeftaan , waren , federt een' geluimen tyd en, zo ik agte, met Vrouw en Kinderen , gezeeten , aan de Zeekust van het tweede Lugdinifche Gallie, omltreeks Bajocee ( Baieux ) , en Conftantia (Coatanpe'), en verder, meêr binnen 'sLands, in het' eerfte en tweede Be'gie, omtrend Ar ras (Atrebates^, en Noyon '{Noviomagus): in welke hoofdplaatfen hunne Bevelhebbers zig ophielden (o). Schoon de fterkte der boven* (O Noiit Imper. Seét., LXIII. pag. 117. Baxter, ia Glossar, race Rrocalitia. («O Notie Imper. Stél. XXXIX et XL. pag. 70, 7a. (7/) Ammian. Lib, ïo. Cap. 8. (o) Not. imper. Seft. LXV pag. 122. H. V a l B s., Notit. Calliar., in Vocib. Bajocasles, Coitflaniia, Atrebates, NoyiO' nagas; Contraginnum, Conf. d'Anville. Notice de la Gaule', lisdem vocibus, et in Ncmetacum. Over den oorIprong der benaaming Lati, is men het nog niet eens. Sommigen oordeelen het een eigen naam van een Gallisch Volk. ValeJ. ad Ammian.Marcell., Lib. 16. Cap.w (y~). Maai, dat zo wel Germaanen, ais Gallen, dien naam droegen, en de zo gezegde Laiifcke Landen (Terra laticn^am verfcheiden Volkeren gegeven wsten, blykt elders. Vid. Notit. Imper. Seét LXV pag. i22et22j. rtc non Hadr. Vai.es. /. c., in vocibus Laiti Latia Flumen elLaiia Opidum.fol 259 et 260. Of items van L> ynfe en oortprong zy en blyde, vergenoegd. bc.eekeie v SjU Bos Hift. de la Monarch. Franc. , Tom i.pag. isoj, dan of het van het Duitfche Uiig kocme (Hsuscuem,  VADERLANDSCHE HISTORIE. g$ vengemelde Troepen niet wel te bepaalen is, vinde ik egter, dat, buiten de Lati, 'er twaalf Vleugels en Regementen ( Ala et Cóhorüw) opgeteld worden, die, denklyk, uit hun eigen Land , met nieuwe benoodigde manfchap, nu en dan,'zullen aangevuld geweest zyn. Gelyk de Notitia Imperii; die tot de eerfte helft der vyfde eeuwe gebragt wordt; duidlyk vermeldt, dat de eerfte Bende der Batavieren in Rhetie, te Batava(Castrd), in bezetting lag, en een Schryver van 't begin der zesde eeuwe de Stad Pasfau, in Neder - Beieren, Patava of Patavi noemt (q), fchynt het gevoelen, dat die Stad van de Onzen haaien oorfprong hebbe (f); zeer gel00%k te zyn, en, van hier, misfchien, dat eenige Batavieren , fomtyds , by Herulen , zo als wy boven zagen, geplaatst worden. Sedert welken tyd Pas/au is geftigt geweest, blykt my niet klaar. Dat hier, reeds onder Augustus, een Batavisch Legioen zou gelegen hebben, heeft men, lang voorheen, gezegd: maar een zeer kundig Schryver heeft ook, reeds voor twee in Acl. S S. Belgii, Tom. f. pag. 302) kan ik niet beflisfen. Zo veel is zeker, dat, oudlyds, iet en liet, ledig iade, onbebouwd land , enL&dacker zen'ledigen, een yerlaaien ahker beteekende. (Wachtkr. Glosfar Theuton.,in voce, Led.) en dat, in de aangehaalde piaats der Notit. imper., Sedfc. LXV, meest van Duitfehe Volkereu gefproken wordt, GO Saxü Onomast:, Tom. 1. pag^qa, Noiit. Imper ,Se&. LIX. p. in, Cj) Euoipp: in vita S. Sevkrini,C. 19,23,25,27. $0. apud Velser, rer. Auguft. Vindel., Lib. 1. fol. 171. CO MAscou Gefch. derTeutl'ch. TomI.B.3.Cap.XL a, *4- C am we o. de Briuenb. p. 57, 58.  96 NALEEZINGEN op de voor tweehonderd jaaren, het onzekere vas dien aangetoond (7). Uaar, evenwel, Rhetie, onder Augustus, is veroverd, konnen 'er, by zynen tyd, of by dien zyner vroege Op« volgers, Batavifche Benden, in dat Gewest, geweest zyn, Of, wyders, Pettau, in Styrie, tot onze Batavieren eenige betrekking hebbe, is my onbekend. Misfchien even min , als Padua in Italie, het Vaderland van Li* vius: fchoon beide die plaatfen, onder den naam van Patavium, voorkoomen. Men leest wel, datSevERus, te Pas/du, eene Volkplanting getligt heeft maar my blykt niet, of zy uit .Romeinen, dan ook uit anderen, beftonde. Wy zagen reeds fu ), dat Keulen, uit Romeinen, zo wel als uit Ubiers, ooripronglyk was. Voor 't overige, vinde ik, om deezen tyd, niets meêr van Bezettingen der Romeinen op, of omtrend, het Eiland ,of vaste Land, der Batavieren , ook van geene nieuwe verfterkinge of bevestiginge van of aan den Rynkant. Onze Gewesten konnen, by gebreke van dien, te ligter, in handen van Overrynfehe Volkeren gevallen zyn. Van de Rynvloot zelve; voorheen zo beroemd (v); zie ik geen gewag, in de meergezegde Notitia Imperii, van welker oud» beid, zo even, gelproken is, en die niet alleenlyk eene opgaave der voorn-aamfte Ambtenaaren van Staat en Oorlog, maar ook van de Land en Zeemagt, der Romeinen bevat, (*) Veiser. rer. August. Vi'-del., LIbi 2. fol. 32. ( t) Vaillamt de NuuimisCoIoniar:, by Mascoü. U c. Tem 1. B. §. 24. p 156. (») Alhier bl. 16 en 17. (y) CAHNEG.de mutat. No.nin. w,Cap, 8.pag, 131. feqe.  VADERLANDSCHE HISTORIE. &r vat, leest men flegts van eene Vloot op de Sambre, wiens Opperbevelhebber zig te Hornes moest ophouden (#). Bl. 296. r. 5. „ Dit is H laatst berigt van de Batavieren, 't welk ons, in oude Gedenkfchriften, voorgekomen is. — Hun naani „ (is)" eerlang, hier te Lande, geheel buiten gebruik geraakt." Een kundig Schryver der voorige eeuwe heeft vermeend , dat F o ittunatus; die over de helft der zesde bloeide ; te meêrmaalen van hun fpreekt : (y) doch de uitgaave, die ik, thans , gebruike , leert my dit niet. Ook zegt Eginhard; die van de negende eeuw was; dat de *, Waal ten zuiden van het Eiland der Ba„ tavieren liep (2)." Maar toen, en een ge* ruimen tyd bevoorens, verftondt men reeds * door dit Eiland, de Betuwe, die, al in de zevende eeuwe, in't plat Latyn, Batua,d. i., Batavia (c), gezegd wierdt, en in welke Landftreek, het kwynend overfchot der; langs zo veele wegen, als onze Wagen., in zynen tekst, optelt; geteisterde Batavieren zig, een' tyd lang, kan gehandhaafd hebben ofj ten minlten, geduld zyn by de nieuwe Be- heer- (#) Notit. Imper:, Setft. LXII. pag. rij. GO Smit Oppid. Batavor. Cap, X. pag 125. (2) Eginhardus de Vita C. M. Cap. 10.' pag. 125. De handfchriften en uitgaaven van Foriunatüs verfchillen. Ik heb , thans , voor my, die geene, welke in de CollecTio PifaitTcnfis, Tom, 6, gevonden wordt. Aldaar leest men b. v., Liti 5. Cap. 6,, pag. 221. col. 1. „ Condolet hinc Rhenum , gemit illinc Bceticus axis;" daar andere leezen. „ Condolet hinc Batavus , gemit." est. fa ; By Bois d am ■ Charterboek van Gelderl. 1 Sr.., W« %, G  9Z NALEEZINGEN op ds heerfchers van derzelver oud Vaderland: die^ in den beginne,hun lot,veelligc, niet zeerverzagt, maar hen meêr zullen gehaat dan be. mind hebben (£), uit hoofde van der Batavieren voormaalige verknogtheid aan de belangen der Romeinen, voor welken zy , ten koste van goed, bloed en leeven, eeuwen lang, ja van den eerden ogtend- tot den laatften avondHond van hetRoomsch gebied in Gallie, zo trouw als dapper; doch wel eens met nadeel der Duitfche vryheid, (c) die, nu, het Romeinfche jok kneusde; zig hadden opgeofferd; 't Is opmerklyk, hoe zeer de oude daaden van dit Volk^ 't geen, te meêrmaalen, het lot van Rome en der toen bekende waereld hadt helpen beflisfen, en by welker gefchiedsnis, en, in zo veele Landen, verworven krygsroem, fchier elke Natie belang hadt; in de middel - eeuwen, uit het geheugen der menfchen, immers der bekende Schryveren, fchynen geraakt te zyn : in zoverre , dat; om van geene andere te fpreeken ; onze eigene Land - Chronyken, fchoon de zaaken, dikwyls, hooger ophaalende, van hun , meestal, zo weinig gewaagen, als of zy 'er nimmer geweest waren» Het oudde, in Latyn gefchreeven, Egmonder Tydboek,Stoke,Bska y de zogezegde Klerk der laage Landen, Jak Gerbrands van Leiden en anderen konnen de waarheid van dit zeggen bevestigen. Dan, zodanig was het lot dier ongelukkige Tyden, in welken, byzonderlijk ook by de onzen, de Romeinfche Ge- (&) Vergel. Engelb. Byvoegf. en Aanmerk, i St.,#. 6$,. fo, op Wag. , Ie D. */. 2c2. r. 10. (O WA ge n. alhier. */. 75, 8ï, 237. ™-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 99 Gefchriften geheel verwaarloosd wierden, en men, zo in 't gefchiedkundige , als in 'c godsdienftige , zonder 'c ooripronglyke të kennen , laat ftaan te raadpleegen , zig meest behielp met de uittrekzelen van nieuwere, dikwyls uitlandfche, Schryveren , of; *t geen nog erger was; de zinnepoppsn Van , fomtyds, raauwe vernuften , als egte beelden der waarheid eerbiedigde, ja aan de fabelen; zo 't my toefchynt; van eene, toen zeer berugte , nu , bijna onbekende, Roman, gezegd k Brut, of Brutus, (ó?) en, verders, aan die van den ge waanden Turpinus, en zoortgelyken, als waren het Godfpraaken, bleef hangen (c> Maar toen, in de vyftiende eeuwe, de drukkunst ontdekt wierdt, toen Tacitus; eerst in Italie (ƒ), federt ook hier te Lande, uit- CO Metetig. dAine gr. Biblioth; Tom. D. i. p. 8, 9,23. Vincent, de Beauyais fchreef.in de 12 eeuw, zyn Speci'ium Hiftoriale, in welk uitgebreid werk; 'c geen een der bes-en van dien tyd was; by de Gallifche en Germaanifche Gebeur tenisfen, fomtyds uit Caesar, maar byna nimmer uit Tacit us, trok, en zig, verders, behielp met lastere gefchrirten. Jacoi! van Maerlant zette hem , federt, in Vlaamfcben Rym over en; zo als my, by 't vergelyken gebleeken is;verrykte hem, te meêrmaalen, met nuttige byvoegfelen. Doch fchoon Maerlant blykt eenman van kennis en oordeel geweest te zyn , die het buitenfpoovige der Walfche Romanfchryveren van dien tyd zeer fcherpelyk tegen ging, zie ik egter niet, dat by TaciTUs gekend hecfc , en de duisterheid zyner tyden liet hem riet toe, in de verfierde Schriften van Turpin us, eenen Aartsbedrieger te onderfcheiden. Zie hier in en 112. (c), (ƒ) Men weet,dat de eerfte en gebrekkige druk der Jaarbaeken vanTAciTus.ten jaare I468,te Venetië uitkwam. Zyn Boekjenover de Zeden der Germaanen wierdt mede, aldaar, ten jaare 1476,gedrukt, en zyne Hiftorien, te Rome, in't jaar 1495, Sedert vondt men, in '1 Klooster van Corbei, aan de Wezer, het eeifte vyftal zyner Jaarboeken, die; ondanks men, voorheen, op 't bevel Tan keizer Tacitus, dien Schryver, tienmaal 'sjarïs, G S bm  ioo NALEEZ1NGEN op de uirgegeeven; onder meerdere oogen en handen kwam, toen begon men, ook met gedeeltelijke ter zyde ftellinge van andere oude Volkeren (tot welken wy, gelyk men, reeds voor my,heeft aangemerkt, (g) zo wel als tot de Batavieren, betrekking hadden, waar onder de, van ouds, zo flrydbaare en vryheid minnende Friezen), de dappere daaden te bewonderen van eene Natie, die men herdagt, dat, voorheen, een zeer groot gedeelte deezer Landen bewoond en haaren roem over 't aardryk verbreid hadt. Zo kragtig werkte nu 't gevoel deezer herdenkinge , dat elk,als om ftryd,ook in openbaare Gefchriften , 'er de naaste betrekkinge toe wenschte te hebben. Geruit GELDENHauER van Nieuwmegen , Kapellaan van Keizer Kar el den V, gaf, ten jaare I/Jao, eene kleine Verhandeling in 't licht, en beweerde, dat het Eiland van Batavie , deels in de Betuwe en , verders, in een zeer groot deel van Holland, moest gezogt worden (h y Doch zyne meening ; welke reeds vroeger fchynt bekend te zyn geworden ; ontftak fommigen zo zeer, dat Ad el ar d van Am- hadt moeten uitfchryven en in alle Boekeryen plaatfen ; egter, tot dien tyd toe , vermist geweest waren. Paus L E o X deedt ze, ten jaare 1515 , uitgeeven. Conf. FABRlT.Bibliotb. Lat., Tom XI.pag. 466—472, et Tom 2 p. 749 753. Of 'er. ten deezen tyde, al afdrukken van Tacitus, hier te Lande , gemaakt waren, is my onbekend. De naamlyst van den Heer Visser gewaagt'er niet van, en men gebruikte , hier, misfchien, uitheemfche drukker. (#) Engslb , Ryvoegf., le St. W. 2. op Wagen. Ie d. W,3. (ft5*OER Üoviomag. (ie Batayor.fofula, vH. apud ScRiveR. in Batav. Uiustr. p. 7. De Haagfche Rederykkamer, de Batavier, fchynt my ook van 't begin der 16 eeuwe te zyn. Vergel. Kops Schets eener Gefehieden. der Pvederykeren Bylattgc A. il. 3EI-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 101 fterdam (i) , reeds ten jaare 1515, aan C 0 rnelisLopsen; gezegd Aurelius (d. i.vw Gouda,~) Kanunnik der Augustyner orde, in 'c Klooster den Hem, by Schoonhoven, en , voorheen , Leermeester van den beroemden E r a sMvsQk); eenen Brief afzondt, hem meldende, hoe 'er, onder de Geleerden te Leuven (toen de eenigfte hooge School der Nederlanden) een zwaare twist (grandis contentio) ontdaan was: nadien fommigen, met van NituwMEGaN *, ftaande hielden, dat Holland de naam van Batavia niet toekwam: waarom hy bemverzogt, de pen tegen van Nieuwmegenop te vatten (J). Lopsen fchreef; zo 'c my toefchynt; eerst na 1520, over deeze ftoffe (*»),en viel in 't begrip , dat de Betuwe niet tot Batavie gehoord hadt, maar dat het Eiland van dien naam zynen aanvang hadt genomen, ter plaatfe, daar, by Gorinchem, de Waal in de Maas liep, terwyl het zig, van daar , in de breedte , tot by Wyk te Duurftede, en in de lengte , tot den Oceaan hadde uitgedrekt: in dier voege, dat het vooruaamelyk Holland, met een zeer kleen gedeel- (i) Zie, over hem, Foppens.Biblioth. Belg., Tom. i.pag.38 en Wagen. Befchryv. van Amfterd., i[ ft. bl. 191—1^7. O) Walvis, Befchryv. van Gouda. 1 D. */. 233-239. CO Vtd. Epist. Ade lardi , ante C. Au rel ii Bataviam. (ra) Of dit Gefchrift van Aurelius; 't geen hy zelve Defenfio gloria Batavina noemde; nog byzyn leeven, in druk kwam, weete ik niet. De eerfte, my bekende, druk is die, welke Vulcanius , ten jaare 1386, uitgaf, onderden naam van Batavia: alwaar hy dit Werk, in zyne Voorreden, als mede ineen bygevoegd Gedicht.befchrjft als een nageboorte(p), maar, dezelven ook, federt, zyn. opgehelderd en verbeterd, zo op verfcheiden plaatfen van het uitmuntend Werk der Batavifcbe Oorlogen van den «■ Markgraave de St. Simon, als, byzonderlyk, door den kundigen Predikant Engel- berts ((7). Bl. 300. r. 4. v. o. „ De Saxers — koo ■ men voor, als gewoon ter zee te yaarcn% eene eigenaartige befchryving der Ingezetenen van Nederfaxenland, beneden Nieuwnegen." De Saxers, die, al vroeg, eene onuitputbaare bron van Volkeren gezegd worden CO* hadden zig, oorfpronglyk , langs de Oost-, zowel als, daar na, langs de Noordzee O) Aurelii Batav., Lib. I, p. ?8, 92, 97, etLtb. a. pag. 119, 12c. Edit. Scriver. Vergel. Kluit op Bent. */, 106—109. C) In Adagio de Aure Bataya. apud Scrivïs. , Bas. Uiustr., p, 197, conf. pag. 125. O) Wagbn. Vaderi. Hift. Ie d. Bl. 14. (}J Aloude Staat der Nederlanden, Ie D. 2e Hoofdfl: &!, 69—77, Vergel. deszelfsByvoegf., Ie St. hl. 4. op Wagen» l. D. bl 14. r. 15. (r) Vita apud Sürium. Vot.%. \ p. 104,  VADERLANDSCHE HISTORIE. io$ zee, en verder, binnen 'sLands, tot aan den Ryn, nedergezet (i). Op alle Kustbewoon• ders onder deeze Natie was niet alleenlyk het zeevaaren en ftroopen even toepasfelyk, maar een der ouden verhaalt het ook byzonderlyk van de Cherusgen, die Frankryk , aan den kant van de Loire, onveilig maakten , zig teBaieux nederzet teden en, van daar, den naam van Bojocasfifche Saxers droegen. O") Ook fchryft hy •deezen de ligte vaartuigjes toe, waar mede zy over zee vloogen (w). 'c ^ zen°s ^ ^aat" fte foort van Saxers, *t geen fommigen meenen(v), door Sidonius, ter plaatfe,hier, by onzen treflyken Schryver, aangehaald, bedoeld te zyn geworden. Van NederBaxenland , beneden Nieuwmegen, heb ik, voorheen, reeds gefprooken(w). Na dien tyd, is my, ondanks alle navorfchingen, niets van het zelve, by de oudite Schryveren, voorgekoomen. Ook ben ik bevestigd in myn gevoelen, door den arbeid van den beroemden Leibnits, die zig de moeite heeft gegeeven, om alle plaatfen, welken hy, betreklyk de Saxers, by Griekfche, Romeinfche, Frankifche, Engelfche, Noordfche en Duitfche Schry veren, hadt gevonden, by een te verzaamelen en (OVemant. Fortunat, Lib. 3., Carm. 9. ^r) Zie breder, over dit Volk, Spener Notit. German. Antiq , Lib. 4. Cap. 5' p. 350 — 365. Gru v.Obfervat.,pa§. 97- '"eqq. («j Venant. Fortun. Lib. 3. Carm. 4. Wagon. ie. D., bl. 218. (9). (v~) Grupen von der Sacbfen. Ubergang, bl. 103—106. ( w ) Byvoegf. Ie St. bl, 69—72. op VV a o b n. Ic D. bl. '{cs? G4  194 NALEEZINGEN op de en in 't licht te geeven f>). In Oost-, West-, Middel- en Noord-, of in Oostphalifche, Westphalifche , Angarifche-Saxers en A/bo/tflutden, fchynen zy, van ouds, verdeeld geweest te zyn, en de hier gebleevenen, federt, met eenen algemeenen naam, Oud-Saxers genoemd, ter onderfcheiding van fommige hunner Landsgenooten, die naar Britannie waren overgeftoken. (y). Maerlant blyft, by my, voor als nog, de oudfte Schryver, die van Neder -Saxe melding maakt. Zyn Spiegel Hi/loriael; voorheen door my aangehaald Cz); is wel eene overzetting van het Latynfche Speculum hiftoriak van Vincent de Beauyais, maar, ook by deezen , vinde ik 'er geen woord van O). Waar uit ik befluite, eensdeels, dat Maerlant zyn gezegde, uit andere, veelligt Nederlandfche, Gefchriften ; die voor ons thans verlooren zyn; moet hebben getrokken: ten andere, dat die Schryver geen eenvoudig Overzet- ter C*) Leibnits Scriptor, rer. Brunsvicens., Tom i. fal. b 77' (y } Zie Grupkn von der Sachs. Ueberg,, bl. 108 en volee. Cz) Zie Byvoegf. I. c. Ie St. bl. jo. m ( a ) Vergel. Spitg. Hifi. van M A a r l. , II D. 6 B., C. 3 bl 6 en 7 , met Specul. Hijtor. Vin c e n t i i, Lib, VI. 9 Cap. 3. fol. 56. Edit. CoLON.,anni 1494. Ik heb reeds gezegd, op bl. ga. fe j alhier, dat Maerlant, ook op veele andere plaatfén Vincent veranderd en vermeerderd beeft. Al 't geen hy, b. v. van de Nederlandfche Graaven, en zeer veel, van 't geen'hy* nopens de Nederlandfche Hiftorie, zegt, en waar van ik, hier en daar, een Haaltje heb aangehaald (zie Byvoegf Te'St. bl. 89 I09, 3e St. bl. 57 en 58) ; is in don Tekst van Vincent niet? en' dit heeft ook plaats in andere gevallen. Ten zy ester in fommige Mff. van Vincentius, nicér cevonden wierde dan in de bekende gedrukte Uirgaave» : zo als men zegt,dat Cornerus wel eé'r, bezat een handfchrift, in't welk van Dirk Ileefprofcen wordt. Feller Moiuim. ('ned. p. 159. 'tlstebeklaagen. dat ds Nederlandfche Uitgaave van Maerlant uiet vervolgd wordt»  VADERLANDSCHE HISTORIE. 105 ter geweest is: 't geen ook, uit andere plaatfen van zyn Werk , blykt. Bl. 308. r. 6. v. o. „ Klqvis —^ ontzag zig niet, fchoon hy den naam van Koning voerde, de waardigheid vnnConful of Burgemeefter des Roomfchen Ryks in 't Westen te aanvaarden" Hoewel onze Wagen, bevoorens ( bl. 30a), niet zonder reden ,zeide , dat, na't afzetten van Augustulus, de bevelen der Romeinen , aan den Ryn, niet meêr gehoorzaamd wierden, blykt, egter, uit deeze daad van Clovis, dat de Franken aan 't Roomfche Ryk eenige meerderheid bleeven toekennen, welke ook, by de Nakoomelingen van Clovis, zo al niet tot Karel den Grooten, ten minften dan; naar het fchynt; tot Pipyn toe, heeft plaats gegreepen. (ö)Doch, gelyk de grootheid eener fchaduwe het lighaam niet verkleint , zo verboren ook de Frankifche Vorften 'er met by, wanneer zy deeze fchaduwagtige meerderheid in de Roomfche Keizeren bleeven erkennen: in tegendeel,juist hier door, en door het niet affchaffen van veele Romeinfche gewoonten en inzettingen; die zy zelf, nu en dan , in hunne eigene wetten, byzonderlyk m de Germaanifche,vlegteden(£); verzekerden zy zig, meêr en meêr,van de wezendlykheid desgebleds, in een Land, daar veele Inwoonders , nog lange, aan de gedagtenis der Romeinen verkleefd bleeven, doch zig, langs dee» («) Barbeyrac Hift,des Anc. Traitez.Tom 2.p.idt}, (*) Heineccius Hiflor. Jur. Lib.2, § 13, pag, 12, Vbllï. Hift. deFrance, Tom 1, pag. 59. G5  ioS NALEEZINGEN op dr deezen weg, nllengskens en ongevoeliglyk, aan de Frankifche Regeering gewenden, BI. 313. r. 17. „ Men kan ligtelyk opmaaken, dat deeze F/arners, in het tegenwoordig Rynland gewoond hebben." In de Byvoegfels, op deeze plaats (bl. 76—79), heb ik reeds aangemerkt, dat men dit niet te bepaald moet opvatten, en dat Procopius niet zegt, hoe ver zy zig noordelyk op, langs de zee, uitftrekten. Als men hier; om niets meêr te zeggen; de ligging van *t Huis te Britten by voegt, gevoelt men , dat onze Kasten zig, oudtyds, veel verder hebben uitgeftrekt, en dat 'er plaats genoeg kan geweest zyn voor de wooningen van dit Volk (c). Bl. o,\6. r. 13. „Radigis-^- trouwt — met de FFeduwe zyns Vaders. Welhaast kreeg de Britfche, Prinfes hier kennis van." Sommigen hebben vry aanneemlyk gemaakt, dat de laatsgemelde eene Zuster geweest zy van Cynric, die, onlangs, zynen Vader CêRdic, als Koning der West-Saxers,inBritannie was opgevolgd (J). Voor't overige', fchynt het vreemd, dat eene Frankifche Prinfes, en der Christlyke leere toegedaan, zig met haaren Stiefzoon in egt zou begeeven hebben: doch men moet zig herinneren, dat, ook aan het Frankifche Hof, de allerfchandlykfïe huwelyken (O» deels uit de bedorvene gewoonte der Heidenfche Landzaaten ontleend, nog plaats greepen (ƒ). Bl. CO Emgelb. Aloud. Hift. i d. p. 93, 130, 277. id) Grupen Sachf. Ueberg. in Biïtarmien5bl.84 und s5. (O Voyez Velly; Hift. de France. Tom. 1. p. 80 ec8i. (ƒ) Vïrgel, Meerman, Leev, van Kon. Willem , 3 D,p. 42.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 10? Bl. 325. r. 13. „ De Saxers deeden —; eenen eed, dat zy hair en haard zouden laaien groeien" Een foortgelyk voorbeeld heeft men reeds, in Civilis, gezien (g). De Saxers, om 't agter-hoofd kort, 't aanzigt grooter, te doen fchynen, waren gewoon, 't hair, zo van den baard als van 't voorde deel des hoofds en, misfchien, ook van dezyden, af te fcheeren (#).Van de Friefen getuigt een Schryver der veertiende eeuwe, dat zy, meest allen, hun hoofdhair, in de rondte, lieten affnyden, en de Edelften het hoogde CV), 't Is zeker, dat men veele vroegere en laatere, byzonderlyk Duitfche, Volkeren, aan derzei ver verfchillenden hairdragt, ja ook de meerderen van de minderen onder hun, kon onderfcheiden (k ). Van de Franken, by welken 't Gemeen ook rond, het Koninglyk geflagt en, zo ik meene,ook de aanzienlyklte Edelen , lang hair droegen , {preekt Wagen., in 't vervolg (/). Men vindt nog zeer oude afbeeldfelen van hunne rondgevlogtene Tuiten (*»). Bl. CO wacen.a!hierïU53-en,a1daar,rnyneNaleezing.,M.42. C/O Si don.Apollin. Lib. X. 28. (O Bartholomeus de Proprietatib.rer.,Lib. 15,Cup. 0i „ Geus Frefonum ferox, — Viri ferme omnes circula- \iter in coma funt attonfi ,qui ,quanto funt nobiliores, tanto altius circumtonderi gloriofius arbitrantur" 'tGeen ik, in de Neêrduitfcbe overzetting; gedrukt te Haarlem,, in 't jaar 1485. dus leeze: „ Allen die mannen fyn ghemeynliken befcoren in den , necke ende fy hebben ronde cransfen. Ende hoe dat fy '„ edelre hyelen , hoe dat Fy hem hoger laten fcheren.''' Ck) Haciiehberg German. med., Disfsrt. X. pag. 385. Mascov, l. c.Anmerk. IX,pag. 52(2). Hotomanni.FrancGallia., Cap. IX. pen.. 79' fiyi.n, bi. 333. CO. (;») Schoepl. Alfat. illustr, Tom 1. fol' 763, 764 e» ibi allegat. Aaétores.  io8 NALEEZINGEN op de Bl. 334. r. 3. v. o, „ Saxers, — den Kristelyken Godsdienst omhelzende, werden, eer als Broeders dan als Slaaven, van hem" ( S. E loy)" behandeld," De Christen Slaaven wierden, by allen, zo hoog niet geagt. lmmers, in een' Brief van Paus Gregoritjs, kort voor deezen tyd, aan de Frankifche Koningen Theoderik en Theodebert gefchreeven , wierden deezen vermaand , niet langer toe telaaten, dat de Slaaven of gemaakte Christenen, in hun gebied, aan Jooden verkogt zouden worden : agtende men, dat het tegens een liep, 't Hoofd der Kerke te eeren cn de Leden te vertrappen Zeldfaam is 't geval van zekere Bath ild e. Zy , die van edelen afkomfte was, wierdt, nog een kind zynde, in Overzeesch Saxe geroofd en aan Erchinoald, Ho& meester van Neustrie of West - Frankryk, voor Slaavin, verkogt. Hy liet zig, door haar, naar de gewoonte dier tyden, aan tafel, den beker toe dienen, en zou, na 't verlies zyner eerfte Egtgenoote, het geroofde meisjen, om haare fchoonheid, getrouwd hebben, indien zy geen middel hadt gevonden, zig eenigen tyd te verbergen. Erchinoald deedt toen een ander huwelyk , en Bathilde, nu te rug gevonden, wierdt, door eene zeldfaame wending der waereldfche zaaken, kort daar na, de Gemaalin van Clovis, Koning van West-Frankryk (0). Belichilde, Gemaalin van Theodebert, Koning van Oost 5 1 («) Apud DU Ches ne Tom i. fol. q03. f (?) Vita Bathildjs, apud Chesne t. i, p. 66g.  VADERLANDSCHE HISTORIE. iö$ Oost-Frankryk, was ook van Slaafkoopers gekogt (p). Bl. 348. r. 15, „ Bodilo, dien hy, tegens 't regt der Franken, hadt doen geesfelen." Deeze ftraf was egter , onder de Franken, lang te vooren, in gebruik. Clotaris de II. hadt het beftuur van Aquitanie, onder zyn' jongen zoon' Dagobert, aan zekeren S andregisilus , onder den titel van Hertoge *, toevertrouwd. Maar* toen dees den jongen Vorst veragtelyk behandelde en hem, niet als zynen aanftaanden Koning, maar als zyns gelyken, toedronk, liet Dagobert hem geesfelen en den haard affcheeren. Met dat al; t geen vreemd kan fchynen; bleef de Beftuurder in zyne bedieninge BI. 361. r. 3. v. o. „ De Gedenkteekenen in Zeeland ontdekt!' My is ontfchooten, hier boven (O, aan te teekenen, dat, ook in deeze eeuw, nadere ontdekkingen, omtrend deeze zeldzaamheden , aan het Domburgfche ftrand, gedaan zyn. Men kan ze vinden , in het X Deel van den Staat der Vereenigde Nederlanden, bl. 225 (5) —227. Bl-3?o.r, . „ Het zalig gewest van Wodan." Schoon Wagen., in zyne, federt uitgegeeven, verbeteringen, de aanhaalingen uit Colyn heeft doorgefchrapt en Beka in plaats gefield, fp) F re d e o Ai, Chron», apud du Chesne, C.AS,pag; 749 „ ( j') Gesta Dagoberti. apud du Chesne , Tem. i. Cap. 6 enj5' z. CO Zie Naleez. op W a g. , alhier tl. 7 -14. Dax.  ïio NALEEZINGEN o? de fteld, heefc hyegter't verhaal van dat Gêfchrifc niet veranderd,'t geen, ook elders,wel eens plaats heeft(*). Dat Wodan, hierce Lande, even als verder in 't Noorden en in Hoogduitschland, geëerd wierdt kan wel zyn: maar dat Radboud van hem zou gewaagd hebben, vinde ik, nochby de oudfte Schry vers ,• gelyk b. v. in 't leeven van Ludger, of Wulfram; noch by de laateren, als Si gebert van Gemblours, Stoke en den aangehaalden Beka. Ik hadt, voorheen, grond, om te hoopen, dat deeze ftof, door den geleerden Ghesquiere, nader zou zyn behandeld (a). Doch dit heeft tot heden geen plaats gehad. De krygsroem van Koning Radboud fchynt 5 by de Friezen en anderen, lang in wezen te zyn gebleeven: doch zyne daaden met fabelen verward. Men heeft nog een handfchrift der veertiende eeuw, houdende de Gefchiedenis yanKotiingRAMBOVD(zo heefc men den naam bedurven } van Friesland, en Koning Bricnorvan Deenemarken, dien hy verhaald wierdt,over wonnen te hebben. Die Roman is gefchreeven, in de Franfche taal, doch nimmer, voor zo ver ik weet, uitgegeven.De gefchiedenis verliester «iet by(y). BI. 389. r. 3. v. o. „ Bonifacius, kiesch op DoopenF 'Er is, door Pezius , uit een handfchrift der negende of tiende eeuw, een aan- O) Vergel. myn Bjvoegn ae Sr. él. 60. op Wagen. ae.D. tl. 143. 1. r. (t) Vita Columbani apud du Chesne.Tom I. fol 566. («)Zie myne Byvoegf. op Wa gb n.,I. St., W.ot. conf. n GhEsquierU notas ad Afta S S, , Tom V,pag. 130§9. (O Melanges d'une grande Bibliotli. Tom D. poe. nis. Vergel. Wag. bl. 4'6. Vergel. Friefche Wetten, gédrukt by Chalmcï ; ol. 103,  Vaderlandschè histgrië. Ui aanfpraakin 't licht gegeven van Bonifacïus toe de pas Gedoopten , na dat zy de heidenfche afgoderyen afgezwooren hadden (w) Bl. 404. r. 10. „Op/land onder de Saxers? G riff o, halve Broeder van Pip yn , hadt de wapenen tegen deezen Vorst opgevat , en was naar de Saxers gevlugt. Pipyn rukte, daar op, in Noord-Zwaben, of dat gedeelte van Saxe , dat door de Sueven was ingenomen (*), bragt het; zo als ook verder een zeer groot deel van Saxen-land; te onder, verwoeste het, veele dagen lang, te vuur en te zwaard en brak de Kalleden af. Eindelyk trok Griffo hem tegen, aan de Rivier de Okker, by de Stad Wolffenbuctel: doch de Saxers, in plaats van te vegten , verdroegen zig met Pipyn, en Griffo vloodt naar Beieren (y). Ik teekene dit aan, om dat Bonifacïus 'erin gemengd was, en, in 't begin, de zyde van Griffo fchynt gekoozen te hebben (s). Bl. 414. r. 3. „ Zevenhonderd vier en vyftig." Sommigen agten, dat de moord van Bonifacïus; waar van hier gewaagd wordt; eerst in 't volgend jaar, is voorgevallen (0), Te Water. Bl. 424. (7). r. 6. v. o. „ Onze Chro* nyken hebben den gewaanden Turpinus veel te ligtvaardiglyk gevolgd? Dit Ver- digt- O) Fezius Thetaur. Anecdot. Tom 4. P» ï, fol.\. O ) Wagen, alhier bh 3*5. en Byv, bl. So. (?) Annales Metens., Fulclens. &.Bertinian. ,ad ann. 748. Zie ook Mas co u , /. c. Toma>,w. 782 en 320. fz) Bonifac. Epist. XVÏ (<0 Vergel- Charterboek van Fnesl. ii). bl. 4?. Kluit, Hift. ciit. Hall.» Tom 1. p. i, pag. i« (30«  na NALEEZlNGEN op de digtzel; waar van ik reeds fprak; wordt geagf, omtrend de elfde eeuwe, gefcbreeven te zyn (Jf) Ma e r l a n t , die van de dertiende was, is de eerfte onder de onzen , die hem reeds volgt, in zyn onuitgegeeven gedeelte van den Spiegel Hiftoriaal. Zie de plaats hier onder {cy Bl. 427. r. 19. „ Ripuarie, tusfchen den Ryn en de Maze? Veritaa den Neder Ryn by Keulen : welke, daarom, de Hoofdftad van Ripuarie gezegd wordt Cd}, Bl. 433* r, ia. „ Opgeworpen' Sterk' ten? Een oud Schryver noemt ze Kasteelen, die, uit hout en aarde, te famen gefield waren (e), NALEEZINGEN 01» het ÏL DEEL. Bl. t5. r. 13. ,, Dat men Gebeden in alIe taaien doen mogt: 't welk — van by zonder e Gebeden fchynt te moeten verflaan worden? Ik tvvyfele, of dit laatfte doorgaat. In 't jaar 814, wierdt den Bisfchoppen gelast, in 't Boersch Romeinsch, of ook in'c Duitsch (The- (O Zie hier, bl. 99, en Sax e Onomast.. Tom 2. pag. 307. CO Spieg. Hiftor. 4 Part. B. I. Cap. 28. Mf. ,, Te Bellyn zo zyn begraven „ Eerlieke met groter hauen „ Van Gereven die goede OlivibR „ Een ftout Ridder en een fier „ En Coninc Gondebant de IPïgant ,, Die Coninc was in friefelant, f O Mascou Gefch. der Teutsch., 7»»» 2. II B. 34. i (« ) Annal. Loifel., ad ann. 789.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 113 (LinguaTheotisca'), te predikenQf ). Lupus, Abt van Ferrare, zondt eenige jonge Edelen en Geestelijken naar den Abt van Pruim, om hun Duitsch te leeren : oordeelende, dat de noodwendigheid dier taaie fl-gts aan Botterikken onbekend was. Ook liet hyzig niet affchrikken door zulken, die vermeenden, dat hy 'er te veel mede op hadt(g-). Met dat al. was het Duitsch der Oost-Franken ( want deezen behielden de moederfpraak , terwyl de West-Franken dezelve met de Romeinfche taaie vermengden, uit welke vermenging de tegenwoordige Franfche gebooren is), nog in dè agtfte en negende eeuwe, zeer ruuw h\ 't Is opmerklyk, dat , gelyk 't Latyn de meest ge» woone taal van de Kerk, van den Staat en, deels, van 't Hof was (*), zo ook deDuitichers nog in de negende eeuwe, gewoon waren, zig zeiven Barbaaren , en hünne eigene Taal en Gedigten Barbaarfche, te noemen (£). Bl. 7. r. 14. „ Onder de Frankifché \ Koningen van den eerften en tweeden Stam, ' begon de Koophandel en Zeevaart merklyk ! toeteneemen." Zy zoude al, in Wyk te Duurftede, in de zevende eeuwe gebloeid hebben , volgens onzen treflyken Schryven Doch ik heb reeds aangeteekend , dat eene zeer kundige pen dit, voldoende, wederlegd heeft. (ƒ") Concil. Turon, ad annurri 812, (g) Lupi Epilt. 41 et 93. Apud. dB Chesne, p. 7S4 i et 773- (ft) bu Cange , voce Bariarus. (i) Vreiui Hitt. Comit. Flandr. Tom. 178. -pagity—Gu (k) De \&a C.M.j Cap. 39. ubi M. SMtfceR», » . ék H II. DfeEL'c  H4 NALEEZINGEN op de Hf Deel. heefc (/). Dat egter Duurftede, in de agt» fte eeuw, voor een Handelplaats bekend was, blykt, uit een charter, door Karel den Grooten, ten jaare 779, gegeeven, in het welke Dorftad, Trajecium en Neomagum , als zodanigen, by den anderen worden opgenoemd ( m ) en, myns bedunkens, Duurftad , Utrecht en Nieuwmegen beteekenen. Want, niet tegenftaande, in dat Charter, ook van Steden en Havens in West - Frankryk gefproken wordt, herinner ik my niet, dat ie. mand, zelfs niet de uitmuntende Valesius, in dat Gewest, van een Dorftad of Trajectum gewaagt, daar , binnen onze Landen, Utrecht en Duurftede, als by een gelegen, in tegendeel, te meêrmaalen voorkoomen ( » )• Ook weet men, dat Nieuwmegen; reeds bekend op de Peutingeriaanfche Reiskaart; in de nabuurichap van beide deeze Plaatfen lag: hoe zeer my niet onbewust is, dat de naam van Neo* magum, op zig zelve, aan eenige Steden in Frankryk gegeeven wierdt (0). Hoe het zy, en fchoon, voor 't overige , Duurftede niet, voor de agtfte eeuwe, voorkoorce , blykt egcer, dat de Friezen, in de zevende en wel onder de Koningen Dagobert Eerften en Clovis Zy lag dan in Saxe, met in Denemarke, „ „ , c e* Bl V7, o. r. De Vesting, of Stad. Naar gewoonte, drukt Wagenaar zig voorzigtiglyk uit. 't Latynfche woord kan beiden die betekenisfen dulden. Uit den famenhang blykt evenwel, dat het, hier, oorfpronglyk, eene Vesting, Slot of Burg was (ƒ). „ Bl. 49- r. k Hkriold — Rorick." 't Is denklyk, dat zy dezelfden zyn, die, by de Deenen, Harald en Lrik genoemd worden (g). B Bl. ga. r. ia. „ Hier" (m Wyk te Duurftede) „ bloeide, thans, de Koophandel." Zie myn aangeteekende op Wagenaar, alhier, «.-113 en 114. Bl 56. r. 4. „ De Zeekusten werdet alom'me bewaakt." Dit was te noodiger, wyl, om deezen tyd, in Vlaandere er andere, aan Zee gelegene, Plaatfen, eene fa* menzweering van Slaaven, tegen hunne Hee fn ^lïSfti bma\, e„\et Cbronicon fellhhet op 't j"ar 8,o. , den naam van Esfeyeldoburg.Oo* tfen aKP(adJ ann, So8.j Cintates, die el^,Caft^, bv ons B«r««, gezegd worden: even als ,by Raban. Maur., Gtocs verklaard worden door PurcLuit.,en Oppidum . door CastMum, 't geen ons een begrip doet krygen van de CasteUorum Opptdam, by FRODOARo,Chron-, ad ann. 924- »Pa* D^™™! 'JZ'en' «as. w6. 601. Over den naam , aart en oorfprong der Burgen, vefdient e wórden ingezien den, reeds door my aangehaaloen, Knigge de mtura et indole Castror. mGermtmta, § 10 -— WagenU St. W. 10 Cd); bl. 58 CO ^ W- 7* C?; Lumwig, Reliqq. MSS. Tom, 9. paf. 34- H 4 'I. Deel, t  ia© NALEEZINGEN op de |I. Deel 1 \ ren, w.isuitgeborften.KeizerLodewyk beval den Eigenaaren, dezelven te bedwingen, en verwees zulken, die hier geene moeite toe doen wilden, in eene boete van zestig Solidi, Qb). Ik weet niet, of dit het voorfpel was, van 't geen, onder Lothar i u s, gebeurde ; toen , eindelyk , eenige Saxifche Slaaven hunne Heeren uit het Land jaagden: zo als ik, voorheen, heb aan. geteekend (z). Bl. 70. r. 17. „ Friefche Kooplieden hadden zig -— binnen Duurftede begeven." De Bertiniaaanfche Jaarboeken zeggen, dat niet flegts Duurftede geplonderd wierdt, maar ook zeker Vlek (FMa), Nontnodoca genoemd, werwaarts de Friefen gevlugt waren. Men vindt die plaats nergens anders, en een zeer kundig man heeft, myns oordeels, *t bedorvene van die leezing zeer wel aangetoond (£). Bl. 71. r. 14. De meesten van onze latere Kronyken — plaatfen, — in V jaar 863, het begin van bet Graaffchap yan Holwind. Ik vinde dit jaartal ook by Ma erlant (/), met woorden, die veel van Stoke hebben : misfchien haalden zij beiden eenen en denzelfden ouderen Schrijver voor ?ig. Bh (a) Capitul. Reg. Francor, apud Baluz Tcm.i, pag. 776 t üeorg. pag 1369 (O Byvoegf. op Waoen. 2 St. bl. 24. rp De Rhoer. Disquifit. de Dore ftado Baiavor. In Ver. andel, van t Zeeuwsen Genootfchap, V. D. bl. a44 (/) Spieg. Htftor. MS. bl. 220. Vfo. Col. 3.  VADERLANDSCHS HISTORIE, ia! Bl. 113. r. 9. „ Graaf Dirk heeft, — te Egmond, een houten Kerk doen [tig- ten? Oude gefchriften leeren , dat men, lang te vooren, ter eere, en by het Graf, van Adelbert, eene Kerk gebouwd hadt, maar dat zij, telkens, door de Noormannen verwoest was geworden, waarop Graaf Dirk de I., 'er nu een nieuw gebouw deedt zetten en,aldaar, het Lyk van Adhbert overbrengen. Dit ftigten dan van onzen Graave was, eigenlyk, herjtigten, en gelyk 'er, toen, geene Kerken waren zonder goed, en de Egmondfche, aan Dirk, by het charter van Koning Karel, gegeaven wierdt, ,,ma al wat 'er geregtelyk toebehoorde'" heeft men. mynes oordeels, zeer wel begreepen, da' men , door die woorden, de oude bezittingen der Kerke van Adelbert verflaan moet, en dat er niets meer, bij deeze gifte, aan Dirk gefchonken wierdt ( «). Dat, voor "t overige, onze vroeglte Kerken , zo wel als fommige muuren van Steden, hier te Lande, van houi wa? en , is, bij den onderftaanden Schrijver ; breder aangetoond (0 )• Bl (oi) Wagen, alhier, bl. 109. (n) Vid Kluit, ad Chron. Egmundan. pag. io C?70 fo) Canneoiet. inMonum. Dodenwerd. Cap X p.i6'/,SLOi Dat Dirk de Tweede de Kerk enz. van fleert herbouw de, is bekend en leert onze Wagkn., bl. 116. Doch ik ge waa"e er van, om da my, in de monum. inedit. van Felle Sujs!, Tom. I. pag. 57., et pag. 14I., een plaats vooi komt, uit een Latynfche Kronyk van zekeren Egge.hard die , met dezelfde, woorden , als onze oudfte Latynfche Eg monder Chronyk, deeze zaak opgeeft: ja dit doet hy ook op andere plaatfen. De Schriften van dienEggeharo zyn vei r h 5 * [LDeel.  m NALEEZINGEN op de II. Deel, BI. 137. r. 11. „ Na deeze , heeft men, hier , geene invallen der Noormannen meêr vernomen? De Friefche Jaarboeken fpreeken nog van éénen inval, ten jaare 1305. aan de Lauwers, alwaar ;de Noormannen, door Reinier Camminga , zouden geflaagen zyn: doch men kan voor de zekerheid van dien niet inllaan (^>). Uit een Stuk der twaalfde eeuw, blykt, dat de Noormannen, toen, even als de overige Deenen, Saxers en andere Volkeren, op Utrecht handelden ,maar datzy,fints lange, van Tollen vrij geweest waren, 't Kan zyn, dat dit gunstbewys zynen oorfprong ontleend hebbe , uit het ontzag, 't geen men, oudtyds, voor dit, zo gedugt, Volk, hier te Lande, plagt te hebben (q ) Bl, 142. x. 11. „ Adelbold, die van eenen oorlogzugtigen aart was." Voor '1 overige , was hy een man van ongemeene geleerdheid, voor deeze tyden. Hy fchreef, behalven 't Leeven van Keizer Hendrik en looren geraakt. ViJ. Von Seelen, Selecta Littar,, pag. 8S. (a). Hy hadt over de Saxifche zaaken gefchreeven , en wordt, op de jaaren mj-lilS, aangehaald door Helmold , (in Chron. Slayor. Cap. 40. p. § m. 39.). Deeze laatfte heeit tct liet jaar itto. zyn Chronyk vervolgd , en wordt, doorgaands, gefield, ook omfireeks dien lyd, overleden te zyn , (FabRic , Bib!Uh. Ried. a;vi, Tom. $.p. 593, saxb.Onomaftic. litterar. .Tom. 2. pag. 257.) Ik zon dus haast bclluiten, dat onze Egmonder Chronyk; die tot I2c6 loopt; deezen Eggehard hadt uirgefchreeven, indien ik niet zag , dat Eggehard nog fchreef in het jasr 1187. ViJ- Felle* , l. c. p. 178. Dit doet my ftaan. en vermoeden, of ook deeze aanhaaling by Helmold van eene latere hand zy? gelyk het zeker is, dat zyne handfehriften, op meêr plaatfen, verfchillen Vid. Sielen , /. c., num. 5 ) (p)EMuius Rer. Frificar. Lib. 13. fol. i33. F. Sioerds. Frjefth. Jaarb. 5 D. */. «*4. (?) Mier. Charterb. Ie D. bl, 87.  VADERLANDSCHE HISTORIE.1 113 en eenige andere Werken, ook eene Verhandeling over de wyze, hoe de dikte der Sphere te vinden , en zondt ze aan Paus Svlvester den Tweeden, met wien hy , over de Wiskunde, te meêrmaalen, briefwisfelde. Beide deeze Hukken zyn , in deeze eeuwe, uitgegeeven (r). Bl. 150. r. 12, „ Sifrid, of Sikko. Met reden agt men 't laatfte naamwoorc flegts eene verkorting van 't eerfte t< zyn (s). In een' der beste Schryvers van di elfde eeuwe, vindt men, op 't jaar 1017 hoe, ten dien tyde, een magtig , ryk ei zeer dapper Man, Sikko genaamd, zig or der de Hulpbenden bevonde van Poppo , Aarti bisfchop van Trier, die door zekeren, zyne Mededinger naar dat Stift, Adelbert va Luxemburg, Proost van S. Paulinus i Trier, zeer veel lastleedt, tot, eindelijk , Si) k 0 hem daar van verloste. Dees, naamenlyk zig de vriend van Adelbert geveinsd hel bende, vondt middel, om dertig Aamen 1 Vaten (zo het heette met Wyn , maar in i der van welken , een gewapend man g kuipt was) door zestig uitgelezene krygsli den, in gewoonlyke kleeding * vermomc en welker zwaarden mede in 't vat werk verborgen waren, binnen 't Slo van Adelbert te doen draagen, en hen in perfoon, ten gefchenke aan te biedt O) Apud Lvibn. Rer. Rrunsvic. Script-. Tom.,\.pag. t ctPEztuu, Tliciaur. Anccdot., Tom. 3. p. 1. pag. s3— jiec non, l. c., Prasfar pag. K. Qs) Kluit, iiKt. Crk,, pag. 38(20- Iï, Deel, l > 1 A n e )- )f , * Plehejtt t' veste r amiiti. L» '» n. De 31. S6. .  124 NALEEZINGEN op de 1L Deei i i 1 ] il p1 . De Proost, zonder argwaan , op 't Voorplein van zijn Slot koomende, om deeze gift te aanvaarden, floegen de Draagers, op een gegeeven fein, eensklaps, de Vaten aan (lukken en, hun geweer grijpende, terwijl de ingeflootenen te gelyk opftooven, vielen zij, regts en links, op de verbaasde byftanders aan en bragten wel haast Adelbert, en de meesten der zynen, om hals: waar na ook t Kasteel geflegt wierdt (*> Ik weete niet, of dit geval betreklyk zy tot onzen Sik. ko: doch ik zie, dat Scriverius, één der beste Opbouwers onzer Hiftorie, dit met onwaarfchynlyk geagt heeft: byzonderlyk wyl Sikko's leeftyd met het zelve volkoomenlyk ftrookt (u). Ook heb ik, voorheen, reeds opgemerkt, dat Sikko, by een'anderen,zeer ouden,Schryver,als een ilreng (o) krygsman voorkomt. Voeg hier by dat Hij en zyn Broeder Dirk de Derde; als, na doode van Arnoud, vermoedelyke Erfgenaamen van hunnen va. derlyken Oom , Eg bert, Aartsbisfchop van Trier; veelligt eenige goederen in, en lus byzondere betrekking tot, het Trierfche jonnen gehad hebben. Om niet te zeggen; lat Pop po een Friefche naam, en dus le Aartsbisfchop Pop po, misfchien , mede an S i k k o's maagfchap of Friefche bekenden an geweest zijn, Bl CO.Vica Meinswerci, Cap. 41. apud LriBNlr., Scriptor, ■runsvicens, Tem. ï.pag. 542 et 543. («) Scriveri(;S, Befchryv. van Holl. Zeel. enz.*/. 64. dien ; nu ook zie, in Sikko's Graffchiift, voor het woord atratum, «/«rageleezen te hebben: welke leezing my ook de beste is toeefchenen, in myn Bvvoegr. 0p Wagen. 2 d. II. 6, (*\ (v) Byvoegf. op W/sgen. a St. bl. 6».  VADERLANDSCHE, HISTORIE, 125 Bl. 166- r. 5. „ In V jaar 1050, liet de Keizer zig — met hem verzoenen. Sedert behielt hy 's Keizers gunst, tot zynen dood toe." Lambertus van Schafnaburg, hier aangehaald, ipreekt wel van die verzoening, op 't jaar 1050, (w) doch, zo uil hem, als uit andere oude Schryvers , blykt, dat Godefrid; nu met de Weduwe des Markgraave van Lombardye, zonder 's Keizers voorkennis, gehuuwd; by dien Vorst , zeer in 't oog liep, die zyne wederfpannigheid vreesde en hem, daarom, zyne Gemalin ontvoerde, in 't jaar 1054. Dit laatfte zou ik, ondertusfchen, voor de reden houden, om welke Godefrid zig met Boude wyn, Graa ve van Vlaandere, op nieuw verbondt teger den Keizer,en een inval in Neder-Lotheringe deedt,die, ten jaare 1057, van eene eindlyke verzoening gevolgd wierdt Bh 167. r. 5. v. o. „ Egbkrt, Mark graave van Brandenburg." Ik vinde deezen; die ook,by Wagenaar, bl. 164. r. 4. ei hl. 169. r. xo. v. o., voorkomt; noch b} den, hier aangehaalden, Contractus , nocl by eenigen anderen der oudfte Schryvers. Bl, 175. r. 8. „ '/ Land, tusfchen d< Schelde en de Dender? 't Is aanmerklyk, dat men deeze Streek ook Braband, bj een' zeer ouden Schryver, genoemd vindt (z) Bl (iv) Lamb. Schafnab. ad ann. iojo. (x) Lamb. Schafnais. ad ann. 10541 Sigisb. Gemblac, ai ann. 1053 et 1057. Conf. Mejbbi Annal. Flandr. p. 24 et 2(j Butkens Troph. Brab. Tom. I f. 81. (y) Zie Naleezing op 11. 193. r. 5. v. 0. (z ) Anonymus in Flandr. Gener. Cap. 12 et 14. pag. f. et »4(^> ubi Paquot. Conf. Mbjerits, Annal.Fl. p- II. Deeü. 1 1 1  II. Deel, ia6 NALEEZÏNGEN op de Bl,; 93. r. 5. v. 0. „Egbert de II,, Zoon en opvolger van Egbert, Markgraave van Brandenburg, dien wy, een en andermaal, tegen de Hollandfchs Graaven, hebben zien te velde trekken." In de Bran* denburgfche Hiftorie, is my, geen Markgraaf Egbert bekend, (a) Egbert de II, die, by onzen treflyken Schryver, (bladzyde 194. r. 2.) gezegd wordt, aan 't hoofd der Saxers, de wapenen te hebben opgevat , was een zeer bekende Saxifche Graaf, Heer van Brunswyk, en Markgraaf van Misnie , gelyk zyn Vader , E gbert de I.; die hem, by Gertruid, Dogter van den Vlaamfchen Graave, Boude w y n met den Baard, hadt gewonnen ; mede geweest was (b}. 't Woord Brandenburg is dan , hier, ten opzigte van EoBbRT den II., misfchien, uit dat van Brunswyk bedorven. Ik zeg van Egbert den II.: want, of Egbert de I., waarlyk , in de Nederlandfche onëenigheden deel gehad hebbe , is bij my, ten eenenmaale , onzeker, om dat de oudfte Schryvers van geenen Egbert gewagen (c). Vergelyk mijne Naleezing op bl, 167. r. 5. v. o. Bl. 194. r. 16. „ Bisfchop Koekraad - be. (O 1'Art de Verif. les Dates, fol.459. (*5 Eccard, Hift. Genealog. primor. Misn. Marchion., C. 5 e: 5. p. 381—385- (O Conf'. Kluit, Hifr.Crit. p. 49 (59); nee non. inExcuT' fit VIII, ,J, e. Tem, l. P. 2. peg. 396.  VADERLANDSCHE HISTORIE, ia? • bekwam het Graaffchap yan Stavere." \ Wierdt hem, niet in ken, maar zelfs in eigendom, gefchonken (V), 't Is my, uit een zeer oud gefchrift , gebleeken, dat de Markgraaf Egbert eenige Wetten aan dit Fria» fche Gewest hadt gegeeven Bl. 209. r. 3. v. o. „ Graaf Floris —— liet zig tot een Verbond beweegen , voor of in bet jaar no8., geflooten. Men agt, dat Floris, reeds in 't jaar 1095, in oorlog met de Vlaamingen was; denklyk over 't Land bewesterfchelde ; en dat hy ook, toen, met den Keizer was verbonden. In 't jaar 1102., ontftondt wedei een oorlog , tusfchen dien Vorst en den Vlaamfchen Graave Robert, die, einde* lyk , verpligt wierdt vrede te maaken en den Keizer 3 ook nopens dat Gewest (/), hulde te doen : zynde het my , uit der aart der zaake, niet onwaarlchynlyk, dai ook onze Floris hier in gemengd za geweest zyn , even als in 't geval, waa van Wagenaar, hier, gewaagt (g). Bl. 231. r* 2. v. o. „ Ohodriten —— %ui bun Land, omtrend de Elye gelegen, verdree yen? Deeze Luiden; in weJker Land, zig nu, eenige Hollanders, Zeeuwen en ande ren hadden ter nedergezet ; waren dezelf de, die , voorheen, in ilede der wegge voer (<0 Mier. Groot Charterb. Ie D./?. 70. col, 1. CO Regisf. e. L. 12. Bl. 13. MS. ven de Hol!. Leenkam, fƒ) Kluit , Hift. Crit., Tom, I. P. 2. pag. ,9y. Cg~) Vid. Paul. in Bisfert. inaug. de oiig. nexus fe dal. Flandr. inter et Zeiand., pag. 17 et 18. Kluit de re: fiandr.imeret geland., in Hift. Crit., Tom, I.p.a.p. 197-20 II.DeelV 1 i | i> u lo  II. Deel iü8 NALEEZINGEN op m >voerde Saxers, door Karel den Groöten, aldaar geplant waren (z-). Bl. 240. r. 2. „ De Hollanders fchytien toen reeds eenige Scheepsmagt gehad té iebben? 't Is te denken , dat de oude zugt, om ter Zee en t< r Kaape te vaaren, hier, nimmer,geheel verdorven geweest was. Zy bleef, ook in de middel-eeuwen, eigen aan alle de aan Zee liggende Volkeren, en by zonder aan zodanigen, die, als de onzen, buitenlandfchen koophandel dreeven Karel den Grooten zagen wy, in *t begin der negende eeuw, eene Vloot aan de Schelde bouwen. De Noorman Roruk rustede, in die zelve eeuwe, eene andere uit, in Friesland, met welke hy naar de Deenfche kust zeilde ( /). In de elfde, deeden niet iieges de Vlamingers, onder Robert den Fries, eenen inval, te fcheepe, in Gallicie, maar Graaf Dirk de V. van Holland zeilde , met de vereenigde Vloot van Normandie en Vlaandere, op die van Bisfchop Willem van Utrecht aan, en floegfe, in den mond der IVÏerwe, (*»). Als men hier by voegt de Zeeuwfche en Westerfcheldifche oorlogen ; in welken onze Graaven, mede reeds in de elfde eeuw, gewikkeld waren ; valt het niet moeilyk te bevatten, dat (O Wagen. Vad. Hift. i. d. H. 042. ii d. bl. 35 en 16. 44. 56. (*) Wagen, alhier, 11. 141. tO Wagen. U. D. */. 39 en 41. */. 68. im) Wagen. ii. d. bl. 175, igj en i8gs  VADERLANDSCHE HISTORIE, iao dat zy, ten tyde, van welken Wage naar, hier boven, fpreekt; dat is, in de 1 helft der twaalfde eeuw ; reeds eenige Scheepsmagt hadden , mits men, door dezelve, geene vaste, maar zodanige, i verftaa, die; even als de Legers te LanÊ de; by *t ontbranden eenes oor logs uitgerust en, by 't maaken der vrede, weder afgedankt wierdt. Ik leeze dat, ten jaare 112a., de Kloosters van St. Maarten en S*. Mar ie, te Utrecht, de regtsoeffeI ninge over de Oorlogfchepen bekwaamen, die ; men, aldaar, fchynt aan te duiden, toen, ge, woonlyk, Silinc, genoemd te zyn geweest ( n ). Bl. 277. r. 10. „ De oorzaak yan deezen inval wordt niet gemeld? 't Is zeer denk' ■ lyk, dat zy gefprooten is, uit de weigering van onzen Graave, om den Vlaamfcher hulde te doen, nopens de leenen van Bewester-Schelde (o\ Bl O) matth/eus de Nobilit. pag. at?- „ OmtiH juftitii „ ad illos pertineat, live in furnis," Qik leeze fronis ) „fivs ii ageeribus, five in ielücis navibvs, qUod vulgo Silinc vo „ cant." 'c Betreklyk woordie quoa (toot, zekerlyk, hier, ji den zin en maakt dien duister: dnch elk weet, hoe dit ni< vreemd is, in 't liegt Latyn van dien tyd. Ik zou konnc denken, dat Silinc gezegd wierdt, voor Seelinc, ziende o 't gebruik der Schepen van oorloge ter zee; ten zy uien bt greepe, dat het dezelfde benaammg ware, als CMen, (_Ki ten) zo als de Schepen, met welken de Saxers, in de vyft eeuwe, naar Britannie ovetftaken, genoemd worden, en d C1L D A, een zeer oud, Engelscb , Schryver verklaard door long Naves, d. i. lange Schepen. Op welke plaats de beroemi Leibnits aanteekent, dat men de Oorlogfchepen op den Donai iiog in zynen tyd, Zeilen noemde , om hunne lengte. ( Leib: Scriptt. Brunsvic. Tom. I. pag. 31 f 0) PaulUs de Origine nejtus feudal. Flandr. Inter et Ze land. § 1. pag. 51 et 5a. Kluit, Hut, Crit. Ho11.,7"wh. P. 1. pus. 156. I I. Daar- i 1 t a P e ie tt ie t. ïU  130 NALEEZINGEN op de H. Deel 00 Kluit. /. c. Tom i. p. t. pag. I57 et 158. C?) Huidp.cop. op S ioke . Ie D H. 454 en 455. (O Zie mvne Naleez. */ '2. op Wagen Ie D. H. 159. r. 16. en de Belchryvmj v?n 't sevegt, tusfchen Bisfchop Otto en de Drentena»>s ,ir ee- Moeras , oiwrend Koeverde, by W/-cuv. II D , bl. ?tt en 465. CO Pontanus, Hift. GeVr. (O Chron. Egmond, Tom. 2. P. 1. pag, 396. oW Bl. ^277. r. 15. „ Open brief des jaars ny5." Waarfchynlyker is deeze brief, ten jaare 1193, gegeeven O). Bl. 279. r. 14. „ Willem hieldt ftand." En zulks te midden eener ondiepte van het Water, de Reken genoemd, 't geen men, zeer wel, heeft aangemerkt , oudtyds, eene Grensfcheiding, tusfchen Holland en WestFriesland, geweest te zyn (q). Dit gevegt hadt wel iets van 't geen de Romeinen, voorheen, eene foort van Scheepsftryd noemden (r J, Bl. 284. r. 2. „ Graaf Otto gaf hem (Willem van Holland) — Aleid ter Vrouwe, met welke hy naar Friesland keerde? Sommigen denken, dat hy haar, te Stavere op de Veluwe , trouwde (j): maar de oudfte Hollandfche Chronyk wiens Schryver deezen tyd beleefde; getuigt , dat Aleid, na Willems komst en inhuldiging in Oost-Friesland, derwaarts gebragt en 't huuwlyksfeest , te Stavere , gevierd wierdt. Dit S avere dan was niet het Gelderfche, maar het Friefche, en bevestigt het gezegde, dat Willem, ook in dit deel van Friesland, te gebieden hadt (*). Bl.  VADERLANDSCHE HISTORIE, itf Bl. 290. r, 3. Graaf Dirk —— be-i iegerde 's Heriogenhsch? Eerst, trok hy op Tiel en ftak den brand in die Stad («). Bl. 314» r- 5e » Graave Otto vak Benthem." 't Is, na onzen Wagenaar, zeer wel aangetoond, dat Otto; van wien hier gefproken wordt; nimmer Graaf yan Benthem was, maar een Zoon van O tto den II., Graave van Galre, en zelf ! Proost van Xante, in 't Kieeffche (>•). Willem was dus zyn Zwager. Bl. «30. r. 15. „ Sommigen teekenen aan, dar Richard de I, al in Ï194., een Verbond yan verdeediging , met Dirk den VIL ge/loten hadt, Doch ik vinde niet, dat het van eenig gevolg is geweest" Dat zodanig Verbond waarlyk heeft plaats gehad, eii tenens Philips den II, Koning van Frankryk , gerigt was , blykt egter, uit een' gélyktydigen Schryver f w), Ook getuigt onze oudite C-ronyk dat Richard; na zyn ontflag uit de Keizerlyke gevangenis, in welke hy^vry lang geweest was, over Keulen, ten jaare 1193,in Holland kwam en, van daar, met eene Engelfche Vloot,die hem opwago te , in Grasmaand van dat zelfde jaar, haar zyn Ryk overftak (y) Dit fchynt dan't eerfte Verbond, 't geen, tusfchen de Engelfche Konin- gé- fti) Chronic. Tie'enfe, pag. 173. , fj>5 IUNG: Amiquitat. Benthem., jM,?. ï33« HOiOECOPi Op i StOKa, 3 D. */ 13 i. Ki.Uit, Hift. Crit. pag: 197 Cs). (w) Guillielu NkiibRIgE^js. Lib. 4. Cap. 40. lx Chron. Egmond. ad ann. 1193. .. |jr) MATTR. PAR.S8,ad ««01 1*94.* fgg. lij. <«f* V [. DEiim  132 NALEEZINGEN op de II. Deel, gen en onze Graaven, is gefloten. Wagenaar zegt, zeer wel, 'er geen gevolg op te vinden. In den oorlog,die, onmidlyk daarop, tusfchen de twee bovengemelde KoninJ gen, ontvlamde, zie ik niet, dat Richard eenige hulp van den Hollandfchen Graave of andeie verbonden Vorften, ontvong. Gebrek van geld, aan zyne zyde, om de Benden der Bondgenooten te betaalen, was 'er de waarfchynlyke oorzaak van Bl. 336. r. 6. „ Graaf Willem." Om de party van Keizer Otto te Herken, hadt Willem zig niet flegts, onlangs, naar Keulen , op eene Vergadering van verfchei» den' Ryksvorften begeeven, maar hy fchynt een der voornaamfte bewerkers geweest te zyn van het huwelyk, 't geen die Keizer, met Maria, Dogter des Hertoge van B raband, op 't laatst van Bloeimaand des jaars 1214, te Maaftricht, aanging, en by het welke dit zonderling was, dat de ondertrouw, niet door den Bisfchop van Luik ofeenigen Geestelyken, naar de gewoonte dier tyden , maar door onzen Graave, gedaan wierdt, ( 0) en dat deeze laatfte, na omtrend vier jaaren , juist deeze aelve Vorftinne; toen, reeds voor de twee- de- (zl Daniël, Hift. de France, Tom. 2. pag. 625. R r. cbaro , van veele euveldaaden befchuldigd en Vyand des Keizers en Konings van Frankryk, was, in zyn omzwerven , te ff eene, door den Hertoge van Ooftenryk, gevangen genomen^ Zes der zynen waren, met lang te vooren, opgeligt , in 't Aartsbisfchop Sallsiurg, alwaar zy zig, met den Koning, eene poozc,iti den Burg der Friezen ( Burgus, qui vocatur Friforum ), hadden opgehouden. Goldast Conflitut. lmperial, Tom, 3. fol- 3*4. 0)Lamberti et Reineiu Chron. apud Mart. et Dur* Collect, Amplisf, Tom, 5, fol, ao et 51.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 133 demaal , Weduwe ; tot zyne Gemaalin ft kreeg (b). , Bk 337- r« '» t Kon zyn, dat de Voogdy , (over Graave Willem dgn II.,) beide door Willem en Otto, zal zyn waargenomen'. doch is onze¬ ker" Na onzen treflyken Schryver, is zeer wel aangetoond, dat Bisfchop Otto; als, elders, de handen vol hebbende; de gezegde Voogdy, door zynen jongeren Broeder, Wiulem, liet waarneemen, dien, Floris de IV., in een Charter , geteekend den 20 van Grasmaand des jaars 1233, ook, duidlyk, zynen Broeder noemt (c). Hy fneuvelde mede, ten jaare 1238., in een fteekfpel, en *t is denklyk, dat Boudewyn, Graaf van Benthem,hem, in de Voogdy, opvolgde . L Bl. 344. r. 4. „ Stervende „ (in 't jaar) 1222." In myn tweede Stukjen der Byyoegfelen'op Wagen aar, bl. no, oordeelde ik, dat men 1223, voor 1222, moest leszen. Maerlant; die nog in die eeuw leefde; bevestigt 'er my in. Zie hier onder (e). Bl, f ê) Zie myn II. St. der Byvoegf. op Wagbn., il. 109. Verhel. Mbsrmav, Leeven van Graave Willem den II., Ie d. fc) E. l. 32. fol. 2S. V'o., ms. van. de Leenkam., en mherman, 1. de D. bl. 113—124. (d) Zie Meerman, l. c. il. 127, 128 en 131. nevens de aldaar aangehaalde Schryvers. (O Spiegel Hiftor. MS., IV D. Ie B. Cap. 7. „ Ende alfe deefe Willem doot bleef „ Lefen wie dat men doe fcreef „ Ons he'n jaar XIIc. XX. en drie „ Ene Vrouwe hadde hie „ Van Gelre die fer. * Aleid beet. j 1 3 Deel. Verè.i. ''rouwt.  134 NALEEZINGEN op de ■F« Deel , Bl. gr8, r. 16. „ Te vooren was de zoen Mt Moffen, tusfchen den Bisfchop en Gysbert van Ams iel. D,e woorden" le vooren „ zouden, hier, moeten zien op den inval in de Velum, van welken, zeven regels hooger, gefproken is. Doch dat zy, denklyk, niet voor den jaare 1247, volkomen plaats greep, is, door den pnderftaanden Schryver, onlangs, breedvoerig aangcweezen (f)-. alwaar, teffens, de zekerht-id der verzoening, tusfchen den Bisfchop en den Graave van Gelder; die onze treflyke Schryver (bl. 399, r 1.) flegts waar/chynlyk oordeelde; betoogd wordt,en andere punten, deeze ftcffe raakende, worden opgehelderd. Bl- 399- r. 01. Hy, (Koning Will em)" verweet der Burgerye, onder welke hy zig, eenige jaaren geleeden, hadt laaten aantekenen, haare ondankbaarheid." Hen rik de V., Roomsch Koning, liet zig wel, reeds in de twaalfde eeuw, tot roede Kanonnik, te Luik, infchryven (g): maar, voor Koning Willem, vinde ik geen voorbeeld, dat eenig gekroond hoofd het Lidmaatfchap van eenige Burgerye, hier te Lande, aannam, tn dit geval llrekt dus tot een doorflaand bevvys, zo van het belang, 't welk de iaatstgemelde Vorst ftelde in den aanwasch der Steden; wier iuwooneren, reeds toen, door vryheid in den koophandel , veiligheid in perfoonen en goederen, en gelykheid van regts-uitoeffeninge, over de Edelen en On- fƒ) Conea.i. CUartef!». van Gelder!. , ilie Stuk , H. Cg) /Egid. Aur.Vall. apud Chabea vIlls ; Gesta Pontific Lefdicni:, Tim. Qgg. 54.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 13$ Onedelen (h), bloeiden; als van den luister, tot welken byzonderlyk de Burgery van Uirechi, reeds in de dertiende eeuw, gefteegen was. In deeze Stad; even als in de groote Steden van Hoog-Duitschland (*"), en, zo ik denke, ook allengskens van Holland en Zeeland; bevonden, zig, nu, Mannen van zeer veel aanzien, Edelen en Onedelen, onder de Burgerye, met naatne onder 't getal der Schepenen en Raaden (k). Koning Willem fchaamde zig niet, een Verdrag te fluiten met de Utrechtenaaren , en te be dingen, dat die Stad geenen inval in Holland doen, maar de goederen zyner Onderdaanen ; die, by 't ontflaan van een' Oorlog met den Bisfchop , onder 't bereik haarer muuren mogten geraaken; befchermen zoude De ftad Utrecht, voor 't overige, was; om dit, in 't voorbygaan, te zeggen ; thans', de fchoonfle Plaats van onze Gewesten. Nog in de veertiende eeuw, en toen, bj Buitenlanders, de naam van 't Stigt reeds onder dien van Holland verfmolten was , noemt haar een Engelsch Schryver d< Hoofd (h~i Dit is het, dat reeds de onfterfryke de Grooi zeide, dat, naamlyk , hier te Lande, ,, de regtspleegtng ,voo allen, even en gemeen is gemaakt, niet alleen by gewoonte ' maar ook by Handvesten." Inleid, tot Hoii. Regtsg. 14 D S 6.: waarover ik, voor twintig jaaren, heb gehandeld, in d Antwoorden op de XXX. regtsgel. Vraagen uit de Groot bl. 40—49. (O GotFRiED von Hagen, Ceulfch. Rym .Chron., apu Hamm , in Disfertat. Hiftor. de Conrado ab Hochsteden § 20, 21, 31. pag. 30, 51, 37/ 51. c*t. f Ó Beka in Joh. I, fol. 9a. M er. Gr Charterb. Ie E li. 399- Mattiubus., de Nobilit., Lib. 4. Cap. 25, pag. 109; VA» de Wall , Hand», van Dordr Ie St., */. 30. (f) ( O Mier, Groot Charterb., Ie D, bl. 266 en 267, 1 4 LDeel. e 9 i 9  II. Deel. III. Deel i3« NALEEZINGEN 0? de „ Hoofdftad van Holland"' («) Eene eeuw laater, wordt de Had Leiden, by onzen Karmeliet van dien naam , „ de fraaifte Kamer van „ Holland" en r„ een tweede Utrecht", ge« zegd (»). NALEEZINGEN op het HL DEEL. BI. 7. r. 11. Hen rik" (Hertog van Braband) „ maakte zig haast gehaat by de Landfaaten,en overleedt, kort hier na. Toen floegen de Edelen, die 't met hem gehouden hadden, het oog op Otto den III., Graaye van Gelder." De Edelen, die; blykens 't voorgaande, by Wagenaar,• Hertoge Hen rik trouw gezwooren hadden, behoorden tot de zyde van Aleid, die hem, tot haaren Medevoogd, hadt verkooren. Na zynen dood, wierdt, tegens 't genoegen dier Graavinne , Graaf Otto van Nassau ingeroepen : welk laatfte dus niet , dan door haare partyen, kan gefchied zyn. 't Verhaal deroudfte Schryvers fchynt dit ook te bevestigen en op het volgende neder te koomen: dat, thans, verfcheiden' Edelen zig zei ven in de Voogdyfchap tragtten te dringen: dat men, al rasch, van woorden tot wapenen kwam , en dat 'er, onderling, over gevogten wierdt: dat zy, die wel ten Hove Honden, hunne Vyanden^ als die des Graaven, aldaar voordroegen, en zig op dezelven; om dat Aleid vermeende, O) Barthiuom. de proprietat. rer. Lib. iSi Cep. 19, ' (it) a LfciEiSi Annal., Lib, I. Cep. m, ftt, 7,  VADERLANDSCHE HISTORIE. i$7 de, dat zy waarheid fpraken; met de magt van den Landsheer wisten wraak te verfchaffen : dat de andere party , dit ontwaarende, ftraks toevlugt nam tot den Graave van Gelre, en dat dees , na kort beraad, en terwyl Aleid zig in Zeeland bevondt, naar Holland kwam : alles met dat gevolg, als men, voor 't overige, by onzer treflyken Schryver, zien kan (o). Bl. 8. r. 5. „ op Vernouts-ee — viel eet hevig gevegt voor". De ligging dezer Plaatfc leert men nader kennen, uit een'Koopbrief vat Graave Floris den V, ten jaare 129a alwaar deeze woorden „ tusfchen Voornezee e) ,, Tnemendale en Midfche èh Noordfihe, i: „ 't Ambacht van Reimerswak" (/>> Bl. 8. r. 6. v. o. „ Onze Hifloriefchry vers hebben niet aangetekend, wanneer", enz. 'E zyn,nopens dit tydperk, veele vakken in onzi Hiftorie. Zo vinde ik, in een' uitheemschei Schryver, dat veele Nederlanders zig,ten jaar 1266, met Karel van Anjou, in Itali bevonden: alwaar zy , misfchien, dien Vorst tegen den ongelukkigen Conradyn, hebbe bygeftaan: immers, by Anjou 'sintrede, t Napels, was hy verzeld van eene khoon Bende Friezen, die, op de fraaifte en ondei fcheidenfte wyze, gekleed waren I fo) Melis Stoke , Rym chron. 4 B.V. 70—uï.Cliirc der laage Landen, tl. 147- e» mïne Byv°egr> oPWagbnaA U\p'S Mier. , Groot Charterb. /. e. Ie d. bl. 548. Zie o l. c.IVe O. bl. 613, 641. ■ (q) „Vcr.ufta Cohors Frifonum, fpeciefis inftwus dipnt rum." spinell1 de JuvenatIO Chron.: apnd CarusiUM, Siblioih. Hiflor.'Regni Sicilias, Tom. i.fol. 1107. I 5 [II.Deel. : t > 1 11 r 1 » 1 e e 1. t, !k «• in  Hï.Deel 138 NALEEZINGEN op de Bl. 9. r. 8. „ V Is waarfchynlykst ± dat Graaf Floris, in 't jaar 1269 of 1270, — de Regeering aanvaard heeft:' Schoon ik vertrouwe, voorheen f>), te hebben aango toond, dat het geeven van Voorregten, op eigen naam, door onze jonge Graaven, altyd geen blyk was van derzelver ootflag uit de Voogdy e, en dat men, dier halven, uiteen Charter yan onzen Floris, vergund op den 10 van Hooimaand des jaars 1266; toen hy,denklyk, nog geen twaalf jaaren hadt; zyne meerderjaarigheid en perfoonlyke aanvaarding der Regeering niet korde opmaaken, is het, by nader overweeginge, my, egter, zeeropmerklyk voorgekoomen, dat geen een eenige van de volgende Charteren; beginnende met den 23 van Wynmaand des jaars 1266; (f) van zyne Voogden het minde gewag maakt, en dat, in tegendeel, die Vorst, naar de gewoonte van andere, regeerende, Vorften , fteeds voorkomt, als handelende, by raade zyner Edelen of ook wel eens zonder dezelven. Door al het welke ik, thans , meerder dan voorheen, (») vermoeden zoude, dat onze Graaf, niet lange na het voltrekken der twaalf jaaren , en dus omftreeks Wynmaand des jaars 5266., de regeering, in perfoon, zal aanvaard hebben, na aan Graave Otto en deszelfs Broeder de Voogdy te hebben doen opseggen, die, toen; om met Stoke te fpree- ken; CO Byvoegf. op Wagkw. He St. bl. 9 en 10. CO Mibk. Gr. Charterb. Je D. bl. 344. CO Mier. /. c. il. 344, 345. (k) Kluit, Codes diplom, p. 772. Mier. /. c. p. 347.  VA DERLANDSCHE HISTORIE. 139 ken; „ moest t'huiswaarts keer en", en zig, misfchien, mee te minder kragt, (fcrioon ik evenwel denke , dat 'er vry wat om te doen zal geweest zyn , ; hier tegen zal hebben konnen verzetten, om dat niet alleen de party van Floris hem nu te fterk wierdt, maar ook, om dat die jonge Graaf zelve, voor zo ver ik zie , nimmer in Otto's handen geweest is, maar gebleeven in die van Aleid; die haaren Neeve opvoedde,doch.wienshuuwlyksgaave de Gelderfche Graafaanlloeg (v). Een Charter van Wynmaand des jaars 1268, leert ons , ondertusfehen , dat 'er, toen, tusfchen Floris en zyne gezegde Moeit Aleide, reeds twist was ontdaan geweest, over haaren eisch nopens de Erfenisfe var haare Ouderen, overleeden' Broeder Flo ris, en Zuster Richarde: al het welke; en daar onder ook eene Wooningi ter Nieuwerfchie; Floris haar afkogt voor vier honderd pond Hollandsch, ei een jaargeld, op eenige Hollandfche Tol len (mO. Daar dit Verdrag, te Brugge ten overftaan van den Vlaamfchen Graavi Gui, den Abt van Middelburg en eenig Brabandfche, Hollandfchs, en Vlaamfch Edelen, getroffen wierdt f», zonder minst gewag van Otto van Gglre, of va eenigen anderen Voogd, te maaken, fchynt, tel vens, deeze daad een nieuw bewys der zelfs R (vj Stoke, 4 B. V. 156—160. Clerc der laage Landen, £49. {w) Stoke, 4 B. V. 117—12». en/.*. Y. 148—151. MisKis, l. e. bl. 347 348- [II.Deel. 1 1 f » i 1  140 NALEEZINGEN op de IILDeei regeeringe en meerderjaarigheid van onzen Graave te zyn. Ook blykt, van elders, dat Otto van Gelre, zig, om deezen tyd, in zyn eigen Land ophieldt (y). Bl. 14. r. 8. v. o. „ By deeze gelegenfieid of eerder, fchynt Bisfchop Jan van Nassau het Slot Vreeland aan Gysbert van Amstel — verpand te hebbent* Dat die verpanding, niet eerder, maar laater, en wel, eerst in den jaare 1276., gefchiedde, maake ik op, uit de, onder aangehaalde, ftukken (zj: die ik niet weete, elders, voortekoomen, doch, door my, voorheen, aangetekend zyn. BL 25. r. 7. „ In dit Verdrag" (van Floris den V, met Engeland, ten jaare 1281.; 00 Bhka, Chron. peg. 03, in Johanne I. Conf. Kluit, Hift. Crit. Holl. Tom. I. § 2. pag. 334. ("O (z) In't Register met zwarte Couverture, 1358—1480. Ca; P. van de Holl Leenkam,, MS- ; doch in 't welk van veel vroegere ftukken, dikwerf, gemeld wordt; leest men, bl. 4. en bl. 37. deeze opgaave: „ Brief, daar Jan, Elect van Utrecht, „ mede verzet," CNB.) by confeme der drie Staten des 6e„ jlichtsvan Utrecht, aan he'n Gysbrecht van Aemstel, dat 99 Slot van VredelaNT, metter heerlyckheyt yan Maerfen en yan „ Eutntrzelc, enz. ,met allen hoirentoebehoren, voor XVLIc. „ XXilH ffl xv fi. III §. Utrechts payements." Dattm „ Saiti., vost divifionem Apoft oiorum, Ao, MCCLXX VI°." In de MS. Inventaris derOudhed.tin de Thefaurie van de Chartresvan Hol., en Henegouw , ad 1226—139,. Kas K,ftaat het vol. de: „ Eenen ouder- Brief vol gaeten, met veel aegelen , in „ Laiyn, da.-nncde Jain , Elect van Utrecht, bekent fculdich te „ welen Gï.süecht van Aemstel , MVIIIc. XXX" (zo Haat 'er) „ HU, l, XV fi. Ui § Utrechts: daer „ voer „ dat hy den (elven GhysbrichT in handen ftelt dat Slot van „ VREDSLisr enz. In date MI Ic X X VI des Saterdaeehs, „ voer ,, (zoftaat 'er)" die Apostelen fccydinge". Alwawegter, in 't jaartal, eene fchryffeil en de L zal uitgevallen zyn: zo als men, uit den '/.egeertyd van Bisfchop Jan van Nassau, kan cpmaaken, by I1eka, Chron. pag. 92. Dit laatfte Register rilykt gefchree\tn te zyn, ten jaare 1510. Het eerstgem. agte ik van de veertientiy eeuwe.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 141 1281.) s> ontmoet om het oudfte blyk, my bekend, dat, hier te Lande, de Gemeenten der goede Steden, in zaaken van Regeeringe, gelyk was het bevestigen van Verdragen, fa' gondenbekend te worden." Zy, wierden, al vroeger , bekend, in de Graaflyke Gunscbrieven aan Buitenlanders verleend , met naame aan de Kooplieden van Hamburg, ten jaare 12.77: (ö) zo als ook, een jaar bevoorens, aan die van Overysfel (£). Men lette, voor 't overige, op het woord goede, 't geen, thans, zo hier, als buiten 'sLands (c), de gewoone eer-titel der Steden was. Eerjaamt en Wyze Luiden noemde mende Scepenen(d') en Wethouders : een' titel, orereenkomende met het oude Sapientes ,o(Vroeden: van waar, als bekendis, ook Wysheid en Vroedfchap. Bl. 25. r. 6. „Richard — in gezelfchap — des jongen Hollandfchen Graaf\ van Yarmouth vertrokken." 't Byvoeglyk 'woord, jongen, ftaat, zo ik, van goederhand , verneeme, niet in den Tekst van den. by Wagenaar aan gehaalden , Schryver, Wicke, maar alleen , dat,, //eer Florens . Graaf van Holland," met de Bisfchoppen var Utrecht en Luik, Koning Richard was koo men af haaien. Die Fl o r e n s kan dus geen ande zyn O) Mier- Groot Charterb. Ie D. II. 304. (é) Mier. Groot Charterb. Ie D. */. 384 en 385. Zie 00 i. c. bl. 396. . , CO Gitn. Stuard ,Hift. of Scotl. Vol. II. Apptndl. La> a6. pag. 11s. MrbRMAW, Gefchied. van Kon. Will. IHe E bl. 364, (<0 Mieris, Groot Charterb. Ie d. bl. 555» en Ke r bl. 17. IILDem. I { » i  142 NALËEZINGEN op dé ilI.DEEI ■ zyn, dan de Voogd Floris: zo als iks reeds voorheen, vermoed heb e (c). BI. v,7. r. 2. v. o. „ Waar uic volgen zou, dat het Slot Vreeland, in V jaar 1278. ingenomen was? Blykt, uit een' Charter van Graave Floris V, dat dit Slot, in 't Voorjaar van 1280., wierdt belegerd : waar uit volgt, dat de Heeren van Amstel en Woerde, die toen gevaDgen en, in 't jaar 1285, ontflagen wierden, (ƒ) geen zeven, maar alleenlyk vyf jaaren, konnen opgeflaoten geweest zyn. B1« 54« (9) r. 4- v. o. „ 't Blykt dat men, ten deezen tyde, van 'sGraayefande, — naar Engeland overvoer." Zie myn By voegfel, IX, Stuk, bl. 58-63. BI. 62. r. 13. „ Hendrik van Heldam, Willem van Arsel — , Jan van Teil in gen. Onze treflyke Schtyver denkt, zeer wel, in de, by hem oiiderltaande, aanteekeninge , dat het woord „ Hel dam een fchryffeil is." Hy oordeelt, dat men, in plaats van het zelve, Leiden moet leezen: doch, daar die zogezegde Heldam en de verdere Edelen,hier genoemd, die 't Veibond van Graave Floris met Frankryk teekendefi, voorkoomen als Heeren van de, agter hunne voornaamen gevoegde, Plaatfen , en men rim» mer, in die' tyd, myn's weetens , een Heer van de Stad Leiden vir dt, moet ik ten deezen, yan hem verlchiiien. Ik geloove buiten dien. dat, in 't affchrift van dit Verbond, ook Willem VAN CO Byvoegf. op Wagen., iie Sr. hl. 15. (ƒ; Mi*a. /. «, Ie d. tl, 404. en Waosn, Hl. d, tl, sfr  VADERLANDSCHE HISTORIE. 143 van Arkel era, misfchien, Jan van T ei li n gen, kwaalyk gefteld zyn : daar immers de toenmaalige Heer van Arkel, niec den naam van Willem , maar van Jan voerde (g). Hoe men, egcer, bepaaldelyk leezen moet, beken ik te minder te weeten, om dat ik, in een affchrift van dit Charter; 't geen ik agte, reeds in 't begin der veertiende eeuw gemaakt te zyn, en dus vroeger, dan 't geen Mieris fchynt gevolgd te hebben ; de naamen der onderteekenaars, in deezer voege, heb gefpeld gevonden: „ Theod., Sire de Bredero „ de. Jehan Sire de Renesfe: Willaume. „ Sire de Eghemonf. Hünri, Sire" (NB.} „ de Helduic: Ch'rs: Willaume, Sin . „ de" (NB.) Autshorne: Nicolas ,, Sire de Pitte: Pheliite, Sire de Wasfe naer: Jehans et Jehans" (zo ftaa „ 'er} ,, Stres dé" fNB) „ Golinchem.' Ik zal, na dit alles, geene gisfingen maaken De leezing fchynt, al vroeg, bedorven, en mooglyk, heeft de fpelling, in 't oorfprong lyk , Franfche, Charter, reeds veel geleden. Bl. 65. r. ij. „ De voornaampe Edelen hadden 't Verbond helpen maaken.'' Men za dit gevoelen niet volkomen myn's oordeels konnen toeftepimen , als men 't aantal der Edele] van Holland en Zeeland, in de oudfte ftuk ken der dertiende eeuwe, nagaat Qhy Bl. 65. o. r. „ Men kreeg, in Eng< lanc O) Gefta Dominor. de Aiucel, apud Majth, , in AnJ Tom. V. pag. 213 Mier Gr. Chartert. Ie D lil. 551, 55 CA) Zie flegts by Mieris; Charterb. Ie d. */. 549, 551 553 en 564. KLüir, Hiftor. Crit. Holl., Tom. a. p. 893, sv 9B1, 954 en 9{5. [II.DSEL, i  144 NALEEZINGEN op dï .land, zo dra geene tyding van het Verbond, of de Koning werdt in hevigen toorn, tegen Graave Floris, ontftoken." Dit kan te meêr plaats gehad hebben, om dat, uit een Charter, door Koning Eduard, op deneer. Hen van Louwmaand des jaars 1296, gegeeven, blykt, dat Florens zig, onder zyn zegel, veipligt hadt, den Engelfchen Koning, in deszelfs aanftaanden Oorlog; door welken ik geen'anderen , dan den Franfchen, verfiaan kan; te helpen. Eduard hadt, aan zyne zyde, den Bisfchop van Elyen drie andere voornaame Luiden, ten zei ven dage, (d. i. tien dagen, voor 't Verbond met Frankryk,1) reeds gemagtigd , om deeze overeenkomtt , met Floris, te voltrekken , en hem, ter nakoominge van deszelfs belofte, den perfoonlyken eed afteneemen(z). BI. 66. r. 14. v. o. „Jan, Heer van Kuik." In deByvoegfels (Ie St. bl. 32.), heb ik, op deeze plaats, gezegd,dat men , in iet Verdrag, door onzen Graave, met Koning Philips geflooten, vermeld vondt, dat Floris, ten behoeve des Franfcjien Konings , niet allen Bondgenooten van Koning Eduard den Oorlog behoefde aan te doen, maar alleenlyk den Heeren van Kuik en Valkenburg. Dit is onduidlyk: nadien men, door dat bovengemeld Verdrag, zonder verdere omfchryvinge, natuurlyk, dat geen verftaan zal, van 't welk onze Wagen aar , hier, fpreekt (&),en ook alleen , in 't Gioot Charterboek van Holland CO Mieris, Groof Charterb. d. bU 568. CO Vadert. Hift. iii. d. bl. Co.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 145 fcnd gezonden wordt (/j. Doch ik bedoel-] de, zo hier, als op eene andere plaatfe (m), I een afconderlyk Charter, door dien Ko* ning, op den zelfden dag, gegeeven, en ■ behelzende eene verklaaring van dit Veri drag, ten opzigte der, daar in voorkoo* mende, verpligting van Graave Floris, om zodanige vyanden van P h i l i p s , als zig , tegens i Frankryk , aan den Koning van Engeland, 1 voor geld, verbonden hadden , den oorlog i aan te doen. Ik meene geen' ondienst te i doen, met de woorden van die verklaaringe; • die, nimmer, dat ik wee ie, gedrukt is; hier i onder te doen voegen Co). Bl. 70.12: „ De Graaf hadt veertig der ryk* i fte Huisluiden edel verk'aard." Deeze zaak; hoe - zeer niet uitgemaakt zeker; agt onze Schry\ ver, myns oordeels t« regt, geene onwaarj fchynlykheid in zig te hebben. Dat Floris V j de Gemeente, tegen den Adel, byftondt, blykt. uit het ganfche beloop zyner Hiftorie, er dai (/) Mieris t. c. Cm) Byvoegs. I. c. bl. 31. f ni Regist. E.L. 14. Van de Leenkaro. van Holl., bl. 4°- Vlo. Ml Philipp e,par la ?r..cc Dieu Roys de France.a tou*. Ceus ke fes prefenies lettres verront, falut. Nous vous fafors a favotr, que, ja foit ce que ii foit contenu es lettres de Alianres et Desconvenances, faites tntre nous et notre ame te foiable Flouens , Conté de Hollande, fceiles de notre Teel et don Hen, que iceli Cuens est tenus , a mouveir guerre a nostre re'öueste a nousancmis, aliez a Roy de Anghekerre,erPec:arnem s ceus qut ont pris les deniers a iceli Roy dangbelterre,conir. nous, esceptè le roy d'alemagne, ee nest pas notie entenion, ne noire volentè, ke il foet tenus por te a amoueir guerre a aucun des ditz nous anemis, fors tant feulement aü Seigneur de Kuuc et au feignr. de Faukemons; K II.Dfilti. ;  146 NALEEZINGEN op ds JILDeel, i i dat zulks, Eiet flegts ten opzigte der Stede-: Iragen, maar ook der Landlieden, plaats greepe, wordt klaarder, door de opmerkelyke byvoegmge van den ouden Schryver,by Wagenaar aangehaald: dat, naamlyk, de Edelen gewoon waren, dien Graave „ der Keerlen „ God te noemen (o). Bl. 77. r. 12. „ ln 't affeheid neemen 1 bragt hern, de Graaf een' vollen Berkenmeier toe, Sint Geerten Minne genaamd." Stoke fpreekt van geen' Berkenmeier, noch zegt, van welke dofte dit Drinktuig geweest zy Q), en een oud Glas; 't geen foramigen tot den tyd van Florens V. brengen, doch aan my, mt de kleeding der borstbeelden , flegts van de zestiende eeuwe fchynt; droeg, by overleevermge, ook den naam van State Geerten Minne (q). Deeze plaats Iaat niet toe, in de zeeden der Voorvaderen; hoe aangenaam en nuttig de ftof zy; uit te weiden: doch ik kan met voorby, met een woord, aan te teekenen, hoe roy , in een egt ftuk van den jaare 1398; en dus ruim honderd jaaren, na 't overlyden van Floris V; ten opzigte van den, toenmaahgen, Graave vaaOostervant; federt Willem VI, Graave van Holland; deeze woorlen zyn ontmoet: „ Item, XXVII dagen , ïnjumo, gegeven tot Nyael, aldaar miin , tleere reet drinken Sint* Geerden ,» Min- ( 'veile, daar Geertruid Abdis geweest en geltorven was, zal, zonderling, voor deezen dronk; die lange in weezen bleef, by de Nederlandfche Grooten; vermaard zyn gebleeven: en dit doet ons te ligter bevatten^ waarom de Beker of 't Glas zelve ook, onder den naam der Schaak van Nivelle, fomtyds voorkomt (f). Bl. 109. r. 3. „ Hy" (Wolferd vak Borsele),, hadt van den Graave een Gefchrift weeten te verkrygen, waar by deezi (Graaf Jan),, zig met eede verbondt, in alles, den raad van Heere Wolferd te zullen volgen." Volgens het Gefchrift zelve, zwoer men, over en weder. Borsele, „ dathy, tot „ 'sGrauen beste, eere ende olrbaare, raden ^ fou ende doen, in alle faecken, na fine 3\ macht:" Graaf Jan, van, „ in allen fikken, „ te fullen doen endewerkene, bi Heeren W o l„ fardé rade, ende bonen al doen , dat hi ons „ raet." Wanneer ik overwoog, dat de Graaf, ëenige regels hier na, in 't zelfdeGefchriftj Wolferd belooft te zullen befcuerraen, zc dees in vede of wangunst viele, „ om dat' (zegt hy) „ Wi finen raet doen willen „ vore anders yemants raet," heb il wel eens gedagt, of, misfchien, die laat fte woorden niet flegts aanduidden , da d fr\ Extr. uit de Trefor, Reken, van G. v. n. Gousf ei federt 10 Juny 1398,101 Vrouwen dach Nathitas 1399- « s, Art. cleyn Fouryn. (i) Scriver. Toetfteen, bl. 263, K s :II.Dee£. ; ti  148 NALEEZINGEN op dr ii. Deel • de Graaf zig wel verbondt, om het gevoelen van B o r s e l e te volgen, boven dat van alle zyne andere Raaden, maar niet juist, boven zyne eigene meeninge. Doch ik koome hier, liefst, van terug, wanneer ik my herinnere , dat J a n I., reeds voor zyne komst herwaarts, aan Koning Eduard; onder wiens bedwang hy nog was; plegtiglyk hadt moeten zweeren, van niet alleenlyk geene Raaden te zullen aanneemen, dan die hem , door de Engelfche Afgezanten, F e rrer en Haverins, zouden worden opgegeeven, maar ook 't gevoelen van die Raaden, in alles, te zullen opvolgen en rftkoomen , zonder daar tegen, in eenigerieie wyze , te handelen, of daar van te wyken, buiten 'sKonings wil. Dit was, ondertusfehen, eene zaak, die hy, by openen Brieve, den Volke hadt bekend gemaakt, (/), en waar tegen het zou kunnen fchynen, dat Wolferd hem , nu , ten minften in zo verre, deedt zondigen, als hy hem bewoog,om, ten zynen opzigte, afzonderlyk, te belooven dat geen, waar toe Graaf Jan zig, voorheen, nopens allen, verpligt hadt. Maar, zo ik het wel bevatte, zal dit geheele werk gefchied zyn, met bewustheid en nadere toeftemming van 't Engelfche Hof: by 't welke Wolferd in zo veel aanzien ftondt, dat men; gelyk reeds onze Wagen. , met zeer veele reden , gegist heeft; den jongen Graave niet in Holland, maar te Veere,in Zeeland, deedt aan Land flappen, om dat, aldaar, de HeerCO Mie*. Groot Charterb. I. d bl. 578. Waobn. alhiet h 96, en reyne Aanteeg i>p iih plaats, in Je tiyvoegf. bi, 34,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 140 Heerlykheid van Wolferd en dees zelve] by der hand was (»): en, ik zou liefst vermoeden, dat Wolferd, door 'sKonings Afgezanten, ook hier ter plaacze, zeer fpoedig, aan den jongen Graave, tot eenen, en misfchien, tot den voornaamften, zyner Raaien , zal zyn voorgeflagen. Wat, verders, betreffe het doen van eenen eed, door den Graave, aan Borsele, die flegts zyn Raad was: dit punt kan niet, dan uit de gewoonten der dertiende en vroegere eeuwen , worden verklaard, en verdiende meer* dere uitweidinge, indien de beknoptheid, welke ik, in deeze Naleezingen.. diene te betragten,zulks niet verboodt. Laat ik het, kortelyk, aanroeren! Onze Landvorsten waren gewoon, hunne Raaden, (die, doorgaans, beftonden uit de magtigfte Heeren, welken, ten aanzien hunnei goederen, fomtyds, van het Roomfche Ryk, niet van den Graave , af hanglyk waren en ir Haat, om zeiven , des noods, eenige manfchfip tegen hem, te velde te brengen,) niet. fl^gc by eenvoudigen Lastbrieve, aan te ftel len, maar, in tegendeel, by onderling;, vai wederzyden gezegeld en be-eedigd, Cm traSt. In Wolferds tyd , behoel de men , hier nopens, naar geene voorbee den te zoeken. Zyn eigen Broeder, Florens was, zes jaaren geleeden , onder 't zegel zo van Graave Floris V, als van z zei ven, tot 'sVorftea Raad, voor zyn le vei 1 C«) Wagen, albjeï, il. 103. K 3 II.Deel. » I 1 ." * g la  ÏILDeel. l^o NALEEZINGEN op de ven, op zekere voorwaarden, aangefteld (y ). Maar; dat nader komt; die zelfde Graaf; fchoon,niet gewoon, zig, als zyn Zoon Jai?, te doen ringelooren ; hadt deezen zelfden Wolferd van Borsele, op den 30 van Wynmaand des jaars 1290, na hem zyne, toen bedreevene,misdaaden, „ met goeder ,, trouwen herte" te hebben vergeeven, tot zynen Raad aangenomen, ook voor deszelfs leeven, doch, met deeze, vooreenen Opperheer, jegens zynen Raad, merkwaardige, byvoeginge en voorwaarde, dat, „ indien zy elkander, in raadr „ zeggen of hegeeren, niet verftonden Cw), of, zo „ er eenige twist, tusfchen hen beiden, ontftonde, „ de Graaf, als dan, de uitfpraak van dien „ zou vetblyven aan vier Edelen, of aan de. „ meerderheid derzelven: met toezegginge, voor ,, 't overige, van fchaêvergoeding aan Bor„ s el e of deszelfs Erfgenaamen, vooralle na„ deelen, welke deezen, in zvnen dienst, mogten overkoomen." Wolferd, hier tegen, beloofde en verklaarde, aan zyne zyde „ den Graave, met kragt en msgt, te zullen „ dienen en byftaan, gelyk hy zyn lieven „ en regten Heere fchuldig was, alsmede .naar „ zyne meeste kennis,bem,zyn eere, zyn oorbaar. „ en zyn beste te zullen raaden, en zig, in ge„ val van twist terzaake bovengemeld, mede „ te zullen gedraagen aan de voornoemde Zegs„ mannen." Ter verzekering van dit alles, wierden deeze voorwaarden; die nog voorhanden zyn; niet flegts, met wederzyds ze- gel, (v) Mier. Gr. Charterb-. f. d. b). 5u. CwJ Mier. Charterb. i.' u. bi. 510;  VADERLAND SCHE HISTORIE, 151 gel, bekragtigd, maar Graaf Floris, zo wel als Wolferd, verklaarde, ., dezelven, „ op 't heilig Euangelium, te hebben bezwoo' T, ren, te houdene byonfen eed? met deeze (lotwoorden: „ wart, (d. i. vare het), dat onfer „ eenïch van ons beiden daer jegens dade, foe " willen wi,dat men dien houde ouer eenen man, " dien nemermeêr te ghelóeuen es f»" Zo waren de zeden, in een' tyd, toen, met minder dan naderhand, de opeengeftapelde eeden zo ligt verbroken, als gemaakt, wier* den (y). Ik voor my; 't gevoelen van elk' vrylaatende; zou konnen denken, dat mcn; onder de Regeeringe van J an, minder bevreemd zal geweest zyn over den wederzyd fchen eed en verderen inhoud van het ge fchrifc, tusfchen dien Graave en Wolferd dan wel misnoegd over de voorregten, di< deeze Edelman , voor zig zeiven, tot nadee der andere Raaden, hadt weeten te verkrygen en verontwaardigd over het,meêr dan fchandelyk misbruik,'t geen hy 'er, welhaast, van maakte Bl. 112. (9)r. 1. „ Zeven Kerkelyken in hun pkgtig gewaad, welk eene Stole was. Hier over, verdient te worden ingezien d Vei fx} Mieris. /. c Vergeleken met een veel ouder Hand. fchritc van de Holl. Leenkamer., dan dat geene, 'c welk door Mieris is ui'gegeeuen. fv) Nors elk ftor.dt, bier na, tegen Floris V. °P» e" Kelp de Vlamingen , in den oorlog, tegen hem. Vid charta arud Klu 1 -r.Hift. Crit. Holl, Tom. ll.V.l.pag. 673. Hy verzoende ziz weder, np 1 Mey 1296., met den Graave: even als de Heeren van AmScl, Vclft en IVoerde, mede, voorheen, Raa. den van Floris, hem, dan eens, dienden, dan, de wapenen tegen hem opvarcedeu, of zig weder met hem verzoenden» feliER. Gr. Charterb. I. Ü. bl. 570. UI.DeEL» » J l 1 > > »  152 NALEEZINGEN op m jlI.DEEI . Verban deling van den Heere TYDEMAN,iiids Nieuwe Bydraagen. BI. 140. r. 8. „ Zeeland was nog vol van deeze Misnoegden:' In Holland , oordeelde Graaf Jan II, dat zig mede nog verlcheidcn Edelen bevo den , die tot het vangen of dooden van Floris V. betrekking hadden of, ten minsten, dier partye waren toegedaan: ook verklaarde die Graaf „ xorgè er.ds anxt? te hebben voor 't misdrag van eenigen deezer; waar onder Heer Nikola as van Persyn; en oordeelde, daarom, dienftig, dezelven te gyzelen O). Byzonder liep Heer Nikolaas van Kats, Heer van .Schoonhoven , in 'c oog, tegen wien de Graaf zig, met de Burgers van die Stad; welken hy in zyne hoede nam; op de fteikfte wyze verbondt («}. Persyn; van wien ik zo even fprak; fchynt, piet zeer lange daar na, met den Graave verzoend te zyn: zo als hy ook, in zyren dienst, federt, fneuvelde (<5). Bl. 167. r. 12. „ Renesse ■— riedt Guv, ^aar Gouda, aaar men 't nog met hem hieldt, te wyken.' Rsn e e s e's Zoon naamlyk, even ais hy zelve, Jan genaamd, was Heer deezer Stad, door zyn huuwelyk met Sophie, , joncvrouwe"; ?oals men toen fprak; „ van der soude (Cy: dat is,'Erf dogter van Heer Jan 'an der Goude (<*). Denklyk door zynen. C*) Mier. Gr. Charterb. i. D. bl. n. (aj Miïr. /. c. ri, 16. £■ ? ^llE"' lA c il ü' bl 34- en Wagen, alhier, bl. 160. icj Mus. Gr. Charterb. L D., bl. 3a5, 4a5, 505, ?2», M \ 547 . 575, 59», 605. ^ 0' ö ' 5 3 » (O pi.ift«b. MS. Ltenk. Regist. 18.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 153 invloed,'zullen zig de Vlamingen, in Gouda, het langfte gehandhaafd en, om dia reden, ook hunne Gyzelaars, liever hier dan elders, bewaard hebben (e). Er was, thans, no? een andere Jan van Renesss, Zoon van Costyn, weleer eenen zeer wakkeren Oorlogsman en Broeder van Jan van Renes s e , den ouden. Men dient dit, in 's Lands Hiftorie van deezen tyd, om niet te warren , te onderfcheiden. Bl. 170. r. 7 en 5. v. o. „ Zestien Galeien _, twintig andere Schepen." Zie myne Naleezing, op Wagen. III. D., bl. 173. r. 13. Bl. 172. r. 5. v. o. „ Raad van Holland , waar door men, waarfchynlyk , dt Edelen en Afgevaardigden der Steden verltaar moet." Dit is niet te vermoeden. Zie myn Byvoegf., 3 Stuk, bl. 69—72. op Wagen.. III. ü. bl. 357. . Bl. 173. r. 13. „ Men zag Grim al. di — de Maze inkopen, tot voor Schiedam? ik dagt, voorheen, uit de woorden van Sto ke, dat Grimaldi, niet voor Schiedair gekoomen was(g), en zoude dit, ook nog uit dien Schryver , opmaaken: doch, feder my een affchrift is ter hand gelleld, uit deon gedrukte Befchryvinge, die de Tydgenoot Guillaume GuiARD,van deezen togt,ei opgevolgden zeedag voor Zierikzee, gctnaak heefc, vinde ik, aldaar, het gevoelen van Wa gen. bevestigd, en, wyl dit Stuk, zo ver il we* CO Wagen, alhier, bl. 166. C/5 Wagen, alhier, il. 37. Cff) Bjveegf. op Wagen. 3e. Stuk, tl. 4S. K. 5 III.DEEL» 1 t  i54 NALEEZINGEN op de HI.Dl „ Ou il a pÉtite pourprife: „ La quele il ot entour asfife, Si con par tesmoins favonncs, ■ d.i.qM' X X f w v/»gf »> ^ P'"S * l i. i. L * SI. hommes. taille. ei. weetehier te Lande niet bekend en, om zyne zeldzaamheid, zelf door Franfche Hiftoriefchryvers, by 't verhaalen van dien zeedag, niet gebruikt is Qi), zal het, voor de Gefchiedenis, zo ikvertrouwe , geen onnuttig werk zyn, 'er den korten inhoud van mede te deelen, met byvoegmg, hier onder, van den oorfpronglyken Tekst zelve, ten opzigte der aanmerklykfte. plaatfen, en van zulken, die, byzonderlyk, tot ons betreklyk zyn. Na Graaf Jan II. van Henegouwe en Holland Philips den Schoonen, Koning van Frankryk, hadt bewoogen , om hem, ter zee, byteftaan, tegens Gui van Nam gr,' die Zierikzee, met „ meêr dan tagtig duizend Man (/')," hieldt bezet; droeg de Koning het opperbevel van dien togt op aan den Admiraal Renier Grimaldi, dien Guiard Rbnirr de Grimaud noemt. Hy diende, fints eenigen tyd, de Franfche Kroon, met eenige gewapen de en welbemande Galeien, die, thans, voor Calais lagen. De Zeebevelhebber Je« HAN Voyez Daniël Hift. de France. Tom, 3. p. 314. Veliv. Hifi. de France, Tom. 7. p. 323, 325. Cejusïer, Tableau des Prov. u11., Tom. 1. pag. 37b, 384. (/) GUIARD. ms. „ A fi fiere ost et a fi grande, „ Jert Gui de Naniur en Zelande. „ Tout celui pais a conquesté, „ Et mis a fon comraandemeiu, „ Fors une Vile leutement, Qui Cirizè est apelée,  VADERLANDSCHE HISTORIE; 155 HftN Pbdrogue, oorfpronglyk van laatst-n gemelde Stad, wierdt, ten zeiven tyde,gelast, den Admiraal, op zynereize, te verzeilen, met een genoegzaam aantal van groote Schepen, \gram Nes) welken hy, ten fpoedigfte, moest byeen brengen. Terwyl de laatstgemelde zig daar toe bevlytigde, deedt G r i m a l d 1, in 't geheim, een togtjen naar de Zeeuwfche ftroomen, nam den ftaat derzelven op, keerde, rasch, naarCalais terug en vondt, dat Pedkogub „ agt „ en dertig groote en fchoone Schepen'' geprest hadt, waar onder agt Spaanfche Koopvaarder?. Allen voerden zy, voor en agter, een Kasteel, zynde zeker' foort van befchanfing. Aan 'r. bovenst deel der Masten, vondt men mede Kasteelkens, in elk' van welken , voorzien van fchigten en fteenen, zig drie kloeke Kry* gers bevonden. Voorts, waren de Schepen omgeven met Tinnen; zeker foort van houten , getande, befchutfels; en bemand met tien duikoppen. Elk Schip hadt, ten minften, één Schutgevaarte, 't welk men Springaalnoemde. Met deeze Schepen en elf Galeien, ftakGRiMaldi, nevens Pedrogue, (het tydftip wordt piet bepaald) fpoedig, van Calais, in zee (k), en IILDeez.» fk~) „ A 1'Amiraat fa voie prife „ Vers Zelande premierement: „ Tant fist;, que le contentemetit „ S6c des Flamens: puis retourna , „ a Calais, petit feiourna, ,', Que les Nés furent aprestées, „ Que 1'EnROGOE ot la areftées. „ Ce ne furent mie Nacéles, ,-, Mes XXXVIII Nés, grans et beles» _ Riches et plaifars' et entieres , ,, A Chateau;;, devant et derrières, „ Seion raifon longues et léés. «Et  156 NALEEZINGEN op de III.Deel en liep de Maas in, tot voor Schiedam (7), daar hem Jonkheer Willem , Zoon van Jan II.; aan welken Willem Goiaud den toenaam van den ÏVyzen geeft, hem anders het KindCli En/es en li Enfant) of den Erfgenaam van Henegoum wen (_foir de Henau} of, een voudiglyk, '$ Graaven Zoon (Je Fik au Conté), noemende; op de onderfcheidenfte wyze onthaalde (w), doch, kort daarop; fchoon met betuiginge, van zig en zyne belangens, in 't volfte vertrouwen , aan hem over te geeven ; den Admiraal , nadruklyk, bezwoer , om de reize naar Zierikzee , ylings , voort te zetten: 't geen Grim a l d ij onder verklaaringe, van te zullen fneuveien, of Zeeland in Willems handen f, Et de tons cotès crenelées, t, Pour miex defferdre qnclles praingne. „ Les VIII en étoient d'Efpaingne „ Pour marchandifes vetmes. m a gages furent retenues. » XI Galles, a mentente, „ Dot Ia Lamiraut a fejour. „ Entreus ont devifè le jour, „ Quand i's veulent, que de la Isfent. » Li ferjant entrent es vesfiaux * „ Hein furent la X, BI,, ou tant. En ehafcune Nès, bone et male , „ Rail au moins un Efpringale. (O »• La ou meufe chiet en la mer, „ Qni de loinuins lieus fe desrive, „ Viennent les Gens le Roi a rive, „ A ure Vile, pres de Ia, „ Que on Esqiiiden apela. GlHLLAUME DB HeNAUÏ, //' fagtj, „ Cf7 fit tnains avantages ,, A ceux, fui la arrivés furent. M Li et li ften iicn les recurent, „ Tant comme il euques demurerentl „ Li Amiraut fits teus hottoarertHt,  IVADERLANDSCHE HISTORIE. \$? den te leveren, gereedlyk aannam (n). Toen, riep Willem de Landfaaten ten Zeetogte op , en, wel dra, zag men een aantal van wel tien duizend Hollanders , zo Edelen als Burgerkinderen; by welken zig, federt, ook eenige Friezen voegden; te Schiedam aankoomen Co), 't Volk was vuurig naar den V J lïryd, C») GurARD legt , inderdaad , by deeze gelegenheid, aan Tonkheere Willem eene aanfuraak in den mond, die, fchoon een' voudig, egter zeer treffende en naar de omftandighedcn gefchikl was,in welken Willem ziften deeze tyde, bevondt, Zy luJdtdusi „ Amirautt dit Is Fils au Contb, Bien favh lennui et la honte, „ La deflruBion, le dommage, „ Ouon me fait en mon heritagc, „ Èt a ceux, qui fous moi haVitent, „ CU de Flandres me desheritent, Grant terre ont fat moi acquife, „ Et ClRizè-, ma file, asfife, „ SU de dans, qui la fe diff'endent, „ Nul feceurs, fors lemien, nat endent, „ Sirsl pour Dieu et pour la gloire, „ Le plus, que pourez, yous hatez! „ Car Us fenfient trop de lastez, „ Alis la, fans atargemtnt.' ,, Frans homs! en yous ai mesperanei, „ Je nai en nul autre fiance , „ Fous etes mes drois ayouès, „ Zelande rendre me poyéz. „ Gentil de ceur ! loial perfonne ! „ A vous me rens, a vous me donnet „ Faire me poaes duel * ou joye, „ Sachiez Sire! dit Lamiraut; „ Qui le refoont fans terme guerre j ,, Que de delivrer yotre terre, „ Ferovt nous,ceaue nous pourronn „ O moi et ma Gent mourons „ Tous enfmble, de mort Wite, ,j Ou yO'is raur'Z Zelande quite. Co) „ Li E^fBs, qu' ce li oit dir» ,, Se bien ft fi aperternerït, l.e mercie molt 'I mcement , „ Et tot ap-rr, i'd! mande Par nut fon Pair de HolLanSS, » 1 [ILDWfc ♦ Duetj voor dueil: rauw, droefheid* te  ÏIlDeki,, „ Hollandois pas ne fe tapisfent, * voor FUs de Bourgois les Bours* guerpisfent, SourgS. „ Qui riens fors ostoier ne reuyent, d. „ O les Gentishoms femeuycnt. Burgen; „ A celui lieu, que nous difonS, Steden, „ Grand nombre i revient de Frifons. „ Peuvent bien x. m. Homes estre. (fi) ,, MeS na par Nès, ou il les méte. Tout en trouyast on la grans masfesï „ Eles font fi courtes et ft basfes, „ Qua grand mechief fi combatroit, Qui pour guerre fi embarquoit, n Fust gentilhoms ou paifans, Nen a fors V folififans. ,, Celes garnit l'Enfant premières De gens courageux et fieres, „ Dont il ost la bele Communti „ Pour foi meismes en prist une „ Bele et Hen faite et avenant. „ Puis fait metre le remeurant 5, De fa Gent en Nes crenelées, „ Que Pedrogoe ot la amenées. 5, Cbacune enrecoit fa partie: „ Ayec les gens le Roi fespartent. C?) 5» Sen vout les Vesliaux veis Zelande, ., Ou il u tnuies ejlroides. 158 NALEEZINGEN op ös ftryd: maar; fchoön 'er groote Schepen génoeg voor de hand waren; wierden zy al* len, als te kort, te laag of, metéén woord, onbekwaam voor een' zeeflag, afgekeurd, behalven flegts vyf, op welken Willem zyne uitgelezendfte Benden plaatfte, terwyl de overigen, op de Schepen van Pedrogtje, onder 'sKonings Lieden, verdeeld wierden, en hy zelve, op een fchoon Schip, met de Vloot van Land ftak (ƒ>). Een voor den wind bragt de vereenigde magt, welhaast, op de Zeeuwfché Stroomen (cf), die vry eng, by het inkoomen* wa^ „ Defous Es(juiDEN5 en laMeufe, „ Que tant est, la, profonde et ecrettfet' 1, Ou les Nès font et les Galies, 33 Asfemble fes Connestablies.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 159 waren. Doch, ftraks, overviel hen zo groot eene ftilte, dat men, in agt dagen tyd, naauwlyks vier mylen vorderde en, eindelyk, door kleine Schuitjens gefleept, daags voor St. Laurens; die den tienden van Oogstmaand invalt; op de Rivier de Goude, voor Zierikzee, aankwam (r), alwaar Gui van Vlaandere; die, daaglyks, tyding van 't aannaderen der Vloo' te bekoomen hadt; met ruim vyf honderd groote en kleine Schepen (s), in de Haven, ter ftryde gereed lag. Zo dra men in 't gezigt der Vlaaminger: was gekoomen, fchikte G r 1 m a l d i , die'1 opperbevel over de gantfche Vloote voerde" (/) dezelve in flagordre. Hy maakte vier vet deelingen. In de voorhoede wierden yyftie, Schepen geplaatst, die men aan een kop pelde. Onze Willem, met de Hol landfche Vaartuigen , en ook Pedrogu bevonden zig onder dezelven. Guiard bs fchryft ze vry breedelyk. Van de boeg e or CO » Entrent en Goude, la Riviere, „ Quidevers Ciaizc devale; 5, a greveufe peine et a male: Car li Ho, qui va et retourne, m Leur fait fi grant destourbance, „ Quen VIII jours, fel»n ma creance, Nevrent pas IIII lieues plaines. „ a Batiaus font leur Nés tirer. CO jj Out de Namur, — — „ De jour en jour, en oit nouveües: ,, Mes petit fën laisfe abour^er, Ains refait fes Vesfiaux hourder, „ Dont il ot la Quoques et Barges, fi Et «rans Nés profondes et larges, „ Chascune f ermée a chable, „ Plus de V. C., dedans le Hable. fj") » Lamiraut —»— —— fus ttui letyesflaux *st Mcstrei III.Deel, l > 2 . 1  i6b NALEEZINGEN op de ULDeeL, „ En la batadle derrenierg ,, ftevint les Galiesa rome, ss.Üu LwuUaiu a la gent foute. TSchynt, onder de Tinnen, hongen ryke Kleeden, geflikt met hunne geflagt-wapenen. Schilden, Banieren , Wimpelen fpeelden, na dat de Schepen 2ig wendden, aan duizend kanten, in 't oog. Van vei re, zag men ze flikkeren en fladderen. De Krygsluiden , van Daggen, Lanfen en ander geweer voorzien,ftonden,met gellooten helmen op 't hoofd, by de Tinnen («). De tweede verdeeling C'O Cil du Roi leur Navie rangent, „ Dont avifeement cnevisfent: 1111 Echiéles en etablisient » Lamirant et li Souverain. m En ede du front pre:nerain, ■>■> A XV iN'ës er.iémble juintes : „ Devant en font les mestres pointes, „ A chascun bout enchastelües, », Et de tous costés crenelées, „ Si con len cuide, que bien aut. „ La est li Enfbs db HenaUT » O gratis gens, pour Flamens requicrre. „ Si rest Pkosogue de Calais, „ Qui na pas Nes a garconnaillc. „ Vraix Diex ! come cele baiaille „ Chemine par femblant a certes, „ Les pointes devant font coiivertcs, „ Et, au desfous des cteneleures , 3, De ricbes dras a eu armeures, „ Aiachies comine a batonceaus, Larges BaniereSj Penonceaus, „ Selon qui les INes brandelent, „ En M. parties is retelent. 3, De loin les voit en ondoier. ,, Au Creneaus font le Soudoier,' 3, Qui or ne peufent pas a dances, „ Gamis d'epées et de Jances, „ Et dauires aimtures prestesr ,, Les Bacines fermes es testes, ,, Sars cunter fables ni nouvelles. „ Apies eu va XV tiop beles. „ X1III. en refivent ces trente.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 161 ling hieldt een gelyk getal: de derde maar van veertien Schepen. Grimaldi fchikte de Galeien agter. Zy maakten de vierde verdeeling uit. Guiard befchryft ze breedelyk. Gui kon geen bloot toeziender blyven, Na veertig duizend man, in de Tenten, voor Zierikzee, en eenig Volk aan ftrand, gelaaten te hebben, liep hy, aan "t hoofd eener groote overmagt( v) van zwaar bevolkte Schepen\ welker grootfte hy voor aan plaatfte en zelve het voornaamlle beklom ; uit de Haven dier Stad (w). In de befchryving der 'l Schvnt, dat Guiart, het Schip van Jonkheer Willem niet onder de «/v/rek ent. in welken hy, hier boven, zeide aat een gedeelte van 't Hollandsen Volk , door dien Graave, mgefcheept wasfAnderfints zouden, in de drie fmaldeelen, geen XLIV, maar iiegts XLUI, Schepen konnen geweest zyn Q/.hmm pn rv) Ik vinde, by GulaRd, het eigenlyk getal Schepenen Manfchappen, met welken Gu« uitliep, niet aangeteekend^ Hy zegt wel van dien Vorst: „ Gui, pour le droitdu lieu debaitre, , Peut mettre, con-re un hom', quatre." En verder ., Au Tentes , rest tel gent remife, ,, Qui font bien, pour les garantir, XL. M-, fans mentif. „ Tel nombre en rot fur lerivage, Pres des Veslieaus, a terre feehe, ., Que je nai 'du devifer teche." En nog eens : , ,, , „ Flamens ,pour leur" (les Francais) „ contrcdirs Le lieu, du leur Navies font, X X „ plus de IIII mile font, „ Et entreus," (Jes FrancaW) „ pönr le perillser, ,, Ne font pas XXI millier." Maar dit fchynt te zien op de geheele magt, die Gul voor Zierikzee hadt, en die wy ook, boven , (Bl. 154. CO ?> z*3en'' dat GUiARti, op meer dan tagtig duizend Man, begrootte. C*0 >. Les grands Nes furent es froniieres, „Et les petites derrenieres. ,, Queles nalasfent meschevanr. ,, üui, de Namur fe tint devant, ,, Ennui la route premeraine. L »>£* [II.Deel.-  16*2 NALEEZINGEN op de III.Deel. der fcrtoonheid en wapenpronk van de Vlaamfche Vloote; die, in gedaante, met de onze overeenkwam , doch, veelal, grooter Vaartuigen fchynt gehad te hebben; kan ik, om niet te lang te worden, even min als in veele andere byzonderheden, die ons niet regtltreeks raaken, Guiard volgen. Pedrogue, met vier Schepen, uit de Vloot vooruirgezeild,kwam het eerst op Gui af en was hem reeds, op een'armboogflag, genaderd, toen hy, ongelukkiglyk, op eene droogte verviel 't Was, thans, omftreeks twaalf uuren op den middag, 't ging van ebbe, en de vrees, dat foortgelyk lot ook den overigen Schepen mogt te beurte vallen, deedt den Admiraal befluiten, de drie flagordens weder te vereenigen en,- na'de Schepen, met kabels, zo naauw „ Sa Nef est la plus fouveraine : Grant gent est la amoncelée." (x~) Wy zagen, hier boven, dat de vyftien Schepen der voorhoede , op welken ook Pedrogwe diende, aan een gekoppeld wierden. Hier zeilt Pedrosue, met vier Schepen, voor uit. Ik beken, niet klaar te gevoelen, boe dit (]uite,ten zy men veronderftellc, dat de kabels op deeze of' geene wyzc , losgemaakt of gebrooken zyn. De woorden van Guiard;die,in'talïchrift, hier en daar , Jchynen bedorven te zyn; luiden dus. » Devant les fiens fen va Pedrogue, A IIII belles Nés , fus destre,. n Qui prenaeraines veiilent estre. >•> Comment quil aut a la befoingne ! ,> Leur Flotte des autres lesloingne, ■,, Qui,asfes toit, fest tans hastée, „ Quil na pas un arbalestée ,■ Jasque a Lennemis de grant chofe. Non pourquant point ne fc repofe, Toit i fust fe "ons ne fabloy, Mes defiert fus un fabloy, Ou les IIII, enfemble fenées, „ Som a fine force aterrées." Uit we'ke , op een na, laatfte regel,cgter blykt, dat de tftt Schepen nogaan elkander verbonden waren: en dit zeg' ook S?t»kb, Rym Chron, IX. fi, v. 877—880.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 163 naauw aan den anderen geflooten te hebben, dat men van 't een op 't ander fpringen konde; den vloed, bedaardelyk, af ce wagten. De Galeien bleeven de Vloot ageer op fluiten, (j) en, op dat niemand, in 't gezigt des talryken Vyands, aan vlugten zou denken, liet GrimaLüi alle de kleine Schuitjens weg. voeren. In diegeftalte, wagreden de vereenigde Vloot de Vlamingen af. De vier, opdroog zittende, Schepen, leeden den eerften aanfloot. De Armboogfchutters van Gui zonden 'er hunne pylen op af, zo van 't ftrand,als van boord: doch zy wierden, wakkerlyk,be-antwoord. Eindelyk, liet Gui twee Branders gereed maaken en 'er op aanzeilen. Doch, daar vast Pedrogue en de Onzen zig bevlydgden, om dezelven van zig af te ftooten t keerde de wind, joeg den Vlamingen hun eigen vuur op 't lyf en bragt ze groot nadeel toe (2). Om negen uuren des avonds. kwan Cy~) „ de leni-s Ilt batailles font une. „ Les XLIIII, quil guient, „ A chables enfemble liént. ,, Jointes lont, fl q«on peüt faillir „ De lune en lautre, fins faillir, „ Et est pour peur de marée. „ Les Galles font au desriere, „ Qui fe moverent vistements „ Piet a pret ordeneraent, „ Et quaucun a ce ne fapuie „ Que fa nef guerpisfe et fenfuie." fz) 't üeval is ook by Stoke: doch die fpreekt flegts va (énen Brander, en niet van 't keeren der wind: /. c. IX. B; 1 905 enz. 't geen ik, egter, ook by onzen Clercq der laage La, den, B/i 200 , geleezen hebbe, GutARf zegt: „ FlaMens font ernplir II Naceles „ De pois, de fain et de buche, „ Leur Gent huile et feu i embufche. : ■ L » »u [II.DEfit,. I i  'ió4 NALEEZINGEN op dè III.Deel ' kwam de vloed te rugge: de vier Schepen raakten, nu, ook weder vlot: alles ligtte, van wederzyde, het anker en, onder 't roeren van den fom, *t blaazen der hoornen, 't pypen der fluiten , en 't fteeken der trompet, zettede Gut op de vereenigde Vloot aan. Terwyl zyne pylen, in meenigte, op de onzen vloogen, gelukte het Pedrorue; die, aan zyn boord, twee Springaalen fpeelen deedt; een Kasteel en de twee Trompetters te treffen van één der grootfle en ichoonfte Vlaamfche Schepen, *c geen de Hoogmoedige (l'Orgueilleufe') genaamd was, en op 't welke veele ryke Burgers kinderen van Brugge zig bevonden. De Hoogmoedige fpande alle kragten in, om zig te wreeken,en Pedrogue hadt, misfchien, voor haare fterkte moeten wyken, indien niet een Normandisch (chip; lajeannette gezegd; hem, fchielyk en van pas, was bygefprongen. Toen keerde de kans: men vogt, eerlang, boord aan boord: eindelyk weeken de Vyanden van de Tinnen: de Franfchen en Hollanders fprongen over, vermeesterden het vyandlyk Schip en floegen de meeste Schepelingen dood (<*;. Gui, egter ., Les font vers les iiii Nés courre, « Mais, pour leur afaire empirier, >» Les fait Dieu le puisfant vitier, -■> Par la foree du vent, qui vente, », Ennui leut Flote les ardente. Mainie bonne Nef i empire. ,) Aucuns Flamens font la estains." {«) „ En nne Nef de Flamens frape» Que Ion Lcrgueilleufe nomma. „ Calaiflens, Normans, BMandoh, „ Dont les N es frons fe aoutent, „fi*  VADERLANDSCHE HISTORIE. 165 ter, verhaalde dit verlies op drie Spaanfche Schepen; in welken zig ook eenige Hollanders bevonden; die hy, na een heet en langduurig gevegt, veroverde O). Doch, toen men, op de vereenigde Vloot; daar nu verfcheiden fchepen aan den gang en handgemeen waren; met brandende houten, onder den Vyand begon te (laan, en vuurftoffen over te werpen (c), leeden de Vlaamingen veel. Een jammerlyk gekerm ('0 ging door hunne Vloot op. Twee Schepen raakten in vollen vlam, die weder anderen aanftaken , en, by 't lichten van den morgen, zag men 't Zeeleger van Gui van zyne kabels gerukt, zo hier als daar verfpreid, en beezig eene meenigte dooden aan wal te brengen. Men ,. En rorguiileufeNef fe boutent. „ Une grande partie en ocient. ., Les autres la meme lient, Qui, jusquen demain, vesquirent, „ Et la nef hors des autres tirent. (J) „ Espagnols, qui ces III Nes guient, Ont avec eus , en ces asfauts, „ Hoüaniois en leur compagnie. ~ Flamens tant firent, ], Quespagnols les III nés guerpirent." 1 (c) „ Peorogue fait lors la cier gloes, „ Grand nombre en feu, et i met garde, , Que nule, fors a Iun bout, narde. „ En II nefs les a fait efprandre." Dit zal 't geval zyn, van 't welk Stoke gewaagt, /. c. IA. B. f d~) „ En criant iVacarme! IVacarme! „ Oui vaut amant, eom dire Helasl" Zegt Guiart. Ik denk, dat de Vlarningen Wach arme I zullen geroepen hebben. Zo zegt de Vlaamfche Maerlant ; die, kort voor dien tyd, leefde, in zyn onmtgcgeeven Gedigt van Anselmus. „ „ En (przc, PVach asrme ! droeuehke. 't Franfche woord yacarme; dat, r.og heden ten dage, voor getier, geraas, in gebruik is.agte ik, van dit, wach arme I ontleend en,zo ik denke, ook ons Nederduitóch woord gekerm. L 3 'II.Deei.  ULDeel. 166 NALEEZINGEN op de Men hadt nu, den gantfchen nacht, door gevogtenrelk was afgemat: eene kortftondige rust verpoosde, van wederzyde , den doodlyken arbeid, toen men de Schepen van Gui, met verfche Troepen, van Land zag keeren, beftemd, om, kon het zyn, eene meêr gelukkige wending aan zyne zaaken te geeven. Maar Grim ai. 01 oordeelde dat, thans, het regte tydpunt gebooren was, om, met de Galeien; die hy, tot nog toe, opzetlyk, buiten 't gevegc gehouden hadt (e) ; te werken. Hy valt dan, aan t hoofd zyner elf, ligce , doch welgewapende en bemande, Vaartuigen, onder de verftrooide vyandlyke Schepen en maakt, na een hartnekkig gevegt, zig van drie derzelven meester. Doch G u 1, heevig vervoerd, door 't verlies en gedeeltelyke vlugt der zynen, rukt zyne laatfte kragten byeen en werpt zig, woedende, tusfchen de uitheemfche Galeien (f). Men fchoot, men worp, men ftak,menfloeg,metPylen, met Steenen, met Degens,met Lanfen, met Goedendags (g), en vogtj (O » En lost de France na Galis; »■> Tout i ait il grant noife eue; " Hui encore fe foit meue. " Au derrière des Nés retardées « Les a li Amiraus gardées.'\ £ƒ) » Onques tel fait ne fu veu, ] ., Ne bataille nule fi fiere. La Nef Gui de Namiïr première v Saus va le cours aus escueiliies> „ Ec fe fiert entre les Galies." CS) " La repeust on esgarder „ Godendas_croistre et escbardcr.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 167 vogt, lyf om Iyf. Eenige Vlamingen, zoiii-deei* ik den tekst van Gui art hier wel vatte , fprongen zelfs aan boord van Grimaldi, alwaar zy egter, in 't kort,afgemaakt wierden {b~)* Ook fchooten, eerlang, onze Schepen; onder een herhaald krygsgefchrei van Montjoie! Calais! Normandie! Holland! den Galeien ter hulpe £oe(*'). Dit verfchrikte de Vlaamingen, wier Sche- „ Lances trouconner et tortir. „ Espdes bruire et resfortir, „ Armes desmentir ou Tonner >i Cops receuoir et cops donner. », Soudoiers, qui ont leur repaire, „ Lancent et traient pelle méle: Quarriaus fiflent et Chaillos bruient." Over de gezegde Goedendags; een Nóerlands oorlogstuig ;zse Huidecop. op Stoke, III d. bU 8^ en 84, (A) „ Cil qui Lainiraut ont a front, » Ne femble mie Cent faillie. Sa Galie est II asfaillie, „ De Flamens qui a li coutancent, >, Quaucuns dentreus dedans felancentt „ Qui hardiment fentracueillent: ■n Mes fi asprement les recueülent» „ Cil, qui depais les escoudient ,> Quen poi deure tous les ocient.'' (i) « Cil des Nes le Roi fe ratournent. „ Quant Flamens venir les auifent, „ De peur fremisfent et tremblent. „ La oisfiez crier mont joie, n Calais ! Normandie ! Hollande ! „ A voix fi hautes et fi cleres, „ Espouentables et ameres •> Que Flamens, qui les grans cops fententj >, De tous cotez fen espouentenr. „ Les gries asfaus, que il recoivent, „ Et la male fueur quil boivent, Et la grant crainte de moutir L 4 », Les font fi fort espaourir,' Quon vit leur Nes , fans eus deffendre, Les vont les Serjans le Roi prendre.' ,. Dont il pert que fio trefaillent, ,, Quant il penfent a I» bataille De Courtrw', ou la fleur de France „ Fu ocife, a fi grant viltancc. „ Et a tel mecbief onques nuerent „ Merci nu!, de ceus qui la furent." (i) 5, La rest. de dcutance furpris , » En fa Nef Gul de Namur pris, ,i Par I des Sondoiers Pedrogue. Cil lamene, juieus et gogue, Mes ne connoist mie fa prife. „ f Serjapt Latniraut la vife. '„ Enfa leure li facoste: A celui, qui le conduist, loste, »5. So»  VADERLANDSCHE HISTORIE. 1Ö9 Hier mede nam de zeeftryd een einde ( /). De Admiraal deedt de Troepen aan Land gaan en, met de bebloede zwaerden in de vuist, op de vyandlyke Tenten aantrekken, in welken men niet dan dooden vondt (m). Zierikzee opende, toen, haare Poorten en ontvong Jonkheere Willem, met zyn gevolg en Medehelpers, onder de uitbundigfte tekenen van vreugd en eer. Men rustte, twee dagen, uit. Den derden dag, trok men naar de Duinen , in welken zig vyftien honderd en vyftien Vlamingers, die, uit de Tenten voor Zierikzee, gevlugt waren, verfchoolen hadden. Zy wierden, zonder llag of ftoot, gevangen (»> Ook dood. d< Son Haubert feulement li lesfe, " Et le tire hors tie la presfe, " Vain et de douleur tourmemè; " A Latniraut prefeme, '' Qui en fa Galie lenferre. (O » Puis fait les Vaisfeaus mettre a terre >' Les gens le Roi; qui la fremisfent; »• Des Nes et des Galies isfent. » Et points les Espées fanglantes, " Sachemlnent tout vers les Tentes. « Mes ni a, fors perfonnes mortes. 5. CU de la Viüe ouvrent les Portes: i' Loir de Henaut; fi comme Us dar ent; ■» Et fa Gent a foie recutent: » Tous ceus, qui a li arriverent, »• Selon leur povoir honourerent, »> Deus jours a fejour feant furent." (<»)>■ Au liers jours , enfemble funisfent, « Leur Connetablies communes . •>■> A un lieu , qu'on noramoit les Dunes, •• Sus la mer avoient leur bonnes, c »• M. V et XV perfonnes, >» De Flamens, qui la a fuies , „ Avoient leur Tentes guerpies, » Huit cil * enfemble ferendirent, „ Onques asfaut ni attendirent." - (u~) j» — Plufieurs auü en ocistrent. L 5 »av ilI.DEEU •Misfchien moet men leezen huit eens,  IJI.DeeL, i 170 NALEEZINGEN op de de men verfcheidenBallingen,die Jan van Renesse ( o ), als hunnen JHeere, trouw beloofd , doch Jonkheere Willem alle gehoorzaamheid afgezwooren hadden. Een deel derzelven, nevens Re nes se, 't gevaar tragtende te ontvlugten , begaven zig in zee, doch wierden,wel haast, onderhaald en hun fchip in den grond geboord. Veelen verdronken, (o) anderen verlieten hunnen nieuwen Heere, en verbonden zig weder aan Jonkheere Willem. Na dit alles, begaf zig de Admiraal weder naar Frankryk. Pedrogue zeilde mede t'huiswaarts. Hier op komt het verhaal van Guïart, hoofdzaaklyk, neder. Ik heb, reeds te lang, my by het zelve opgehouden, om breeder by deeze of geene punten Itil te Haan: ook zal een minnaar van 's Lands gefchiedenisfen, uit vergelyking van't bovengemelde, met andere Hiftoriefchry vers, ligteiyk konnen nagaan, waarin de Franfche üigter met hun overeenftemt, verfchille, of nieuwe zaaken voortbrenge. Terloops, zal ik alleenlyk aanmerken , dat Guiard een gelyk getal van Schepen aan de Franfche vloot geeft, als Stoke, doch niet als de Italiaan Villani, Qö)dien onze Wagenaar aangehaaldheefc. Me- ,1 Avec Renesse en mer fe mistrent „ Cil, qui de leur mains échaperent: „ Mes, tot aprcs quil fesquiperent, „ Par la Gent, qui la habourda, „ Leur Nef en la mer afonda. ,, Monteufenieiu esporpilliez „ Furent tous i ceux perilliez." (?) Zie , over *c verdrinken van Renes;e , nader,myn iV*. ceziHgc, alhier, bl 173. 1 1 (p) Chroniche Florent. Lib. VIII. Cap. , fol, m. nf.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 171 Meieuus , dien hy mede aanhaalt, bepaalt geen cetakmaar berispt, met reden,de groote menigte Schepen, die Beka opgeeft, en vernoegt zig, met, uit zekeren onuitgegevenGendlcnen Minderbroeder, Johannes genaamd,ons te leeren dat Gui minder groote,meerder kleine, fchepen hadt dan de onzen: 't geen ik ook, va diervoege,by dien Schryver vinde. Gui aar meldt, verders, 't getal der benden van Jonk heer Willem, 't geen ik niet zie, dat Stoki doet, van wien en anderen hy, verder, verfchilt, in 't getal der Schepen en Manfchappen vai Gui(>v,enbyzonder in dewyze,op welke du Vorst wierdt gevangen genomen. Ook gewaag hy van "t veranderen van den wind, ten tyde dat de Vlamingen twee Branders op de onze: hadden afgezonden : welk verhaal dus , ni£ alleenlyk by de onzen, gevonden wordt: z als een geleerd man dage ($)■ Jammer is het dat hy; die, trouwens, ter eere der Franfch Natie, niet van de onze , fchreef; zig in geen meerdere byzonderheden, onzen Graave, gedut rende 't gevegt als anderfmts, betreffende, hee ingelaaten: nopens welk gevegt hy egtei en, myns oordeels, te regt ; 't opperbey aan Grimaldi toefchryft, onder wn Jonkheer Willem, (dien hy, altyd , m eerbied noemt, en die de helft der Bend keverde,) nevens Pedrogue ; op wie Schepen de Hollanders, gedeeltelyk geplaa wierden; de eerfte Vlagofficieren zullen £ we (_q) Johannes, Minorit. Gand. MS, ( r S StuKB geeft hem 10 tegen een ,IX.B., bl. 25°- V.$ (s~) Vergel. Hu.iJto. op Stoke, ©p g B. v. ^05. hl, CP S45 Cierco der L. Land, p. ïpo. [II.DEEb. I c » 1 t 5 y e e 1- ft •> el :n st ;n ns :st ;e;st 60. 244  17a NALEEZINGEN op de III. Deel. i h n k e I h f ii z e li rr z »> b 01 ■ VI I 8 * weest zyn O). Ook is het merkwaardig , dat, volgens Güiard, de Galeien, eerst op 't laatfte, en toen onze en de Franfche Schepelingen de Vlaamfche Vloot reeds meest verdelgt hadden , in 't gevegt kwamen. — Men oordeelt, dat Guiard, ten jaare 1306, fchreef («). Dat hy; zo als (ommigen meenen; by het gevegt zou tegenwoordig geweest zyn, is my, uit het Stuk eelve, niet gebleeken. Hoe veel manfchap 'er, in den zeeflag,omtwame, meldt hy even min als Stoke (v), NoCO Op de infclieeping onzer Troepen ; by die van eene ndcre fsatie ; ziet roifchien Stoke; IX B. il,341 en 14a. F, B50. „ Alfo als wi fegghen horen, „ So hadde de Grave aldacr, te voren, „ De groote fchepen gemannet wale, „ Met finen lude, tenen male „ Al met den Inden diere in waren. C«) f.e long,l3iblioth. Hiftor.de France,fol. 363. No,7210^ Cv; Stoke zegt flegts CX B. V. 17.,) dat er„ menig/,man, in den wych op Goude," verflagen wierdt, en ik haale alenlyk dien Schryver aan, om dat ik my, ongaarne, ophoude iet de beuzelingen onzer overige Chronykfchryvers, van welM fommigen 't verlies der Vlaamingen op honderd duizend man tl eh honderd fchepen ftellen. Zie Clerc der Lage Landen : aoo, en MiBats aldaar. De Vlaamingen zullen", denklyk st getal hunner vetflagenen verkleind hebben. Hunne Hioriefchryver Meyer bepaalt mede het getal niet, maar zegt ■ at de Gendfche Minderbroeder het ftelt, op flegts duizend elen, en dit vinde ik, by dien Geesielyken, (die in de 14 ;uw leefde, en van wiens ongedrukt Verhaal ik een goed Afhrift bezitte) me; deeze woorden : „ De Flandrenfibus, cireiter tniffe yiri, infra il'os dies duos, inortui funt, occifi vel fuberfi." Zomen hem gelooven wilde,zouden er meêr van de 011;n gebleeven zyn: „ Et Bene" (vervolgt hy) „ tot et plures de HoVar.denjtbus et focüs Admirandi, quamvis viéioriam optmuerunt: quia, primo die, rnuho plures amifeiuntqnam Flandrenles." Ik haal deezen Schryver te meêr aan, zo ten :wyze der goede trouw van Meyerus; die my, wat men ik van hem zegge, dikwerf gebleeken is ; als op dat men niet et den Heer Hüidecop. r.,3D.,bl. 346., in 't onzekere zou :n, of dit Gelchrift nog voor handen zy f fk kogt het, uit : Hoekery vsn den Heer Vermissen, te Antwerpen, voor meer fi twintig jaaren. Het loopt over de jaaren I2y6 tot me 1 is, naar dien tyd, zeer wel gefchreeven. *  VADERLANDSCHE HISTORIE. 173 Nopens 't getal der gevangenen in de Dub nen, verfchilt hy zeer veel van deezen Schryver 0O« Bl. 175. r. 17. „ Blyden werden ook gebruiktr My is niet bekend, dat die krygstuia, op de Schepen, gebruikt wierdt. By GoiAUD, noch anderen, vinde ik niets van. Gui ar d doet geene fteenen werpen, dan wc de Kasteelkem endaBootfem^Coaues) die boven aan de Masten hingen, en zo doet Stoke ook. Van Oestélen; die Wagenaar mede optelt; fpreekt wel, Stoke (*)» d&ctl Guiard niet (y). , B!. 179- 6. „ Renesse -kreeg tyding van de nederlaage, te Utrecht. £0 onze, als de Vlaamfche (z)» Schryvers getuigen, dat Renesse te Utrecht was en, by Kuilenburg, op de Lek, kort daar op, verdronk. Guiard plaatst egter Jan van Renesse, ten deezen tyde, in Zeeland, en doet zyn Schip, door de onzen, in den orond booren. Maar Hy fchynt, of geheel kwalyk onderregt, of, mooglyk, zal die J an van Renesse dezelfde niet geweest zyn, die deezen oorlog berokkend hadt, en door onzen Wagenaar bedoeld wordt, maar eenen anderen van gelyken naam O). Een geleerd Man oordeelde,voorheen,dat hierook,by (w) STOKE X B. V. 294.-351- . , v Cx) IX. B., V. 1031-1039» '°°4 e« I048- Veigel. /. f.v. IÖ02. en Hüioecop. aldaar, op bl. 34.1 Cv) Stoke IX. B V 968, cS5. Huidecop. /. c bl. CO Joh. Minor. Gmdtns. MS-, Mejbrüs annal. ad ann. Zie myne NaUering, bl. 153» alhier. Ul.D*.fc.  174 NALEEZINGEN op dë ÏII.Deel 'Stoke, eene feil was: maar ik zie er gee» ne genoegzaame reden voor (b . Bl. ais. r. 4. „ De Graaf — liet de Koningin van Engeland , van zynen Broeder, Jan van Beaumond, verzeld, in de Haven van den Brie/Ie fcheep gaan" Dit gebeurde, in Oogstmaand des jaars 1325, Graaf Willem liet het Krygsvolk, ter haarer hulpe, onder de Heeren van Mortimer en Beaumond, op agt Hulken en honderd twintig Haringfchepen, overvoeren, ook ftondt hy den Eigenaaren in, voor 't verlies, *t geen den Vaartuigen, geduurende de eerfte zestien dagen , by toedoen der Engelfchen, mogt overkoomen,maar niet, zo zy, door ftorm of onweder, befchaadigd wierden(c): welke laatfte foort van verzekeringe, (asfurantie,) ik niet weete, toen, reeds bekend geweest te zyn. Laat (*) Stokr, na den Slag voor Zierikzee vermeld te hebben , doet IX. B., V., 1387. er op volgen Heer Jan van Renesse moste varen ,, Synre verden, wt fynre fcaren : Want hi hem niet ghelovede wel, „ Daert hem daer na misvel. De Heer Huidecoper zegt, dat deeze regels „ fchynen te „ kennen te geeven, dat Renesse mene, uit den Slag voer ,, Zierikzee i ontvlugt was, "en verdenkt, daar op, deegthcid deezer bewoordingen. Maar ik zie er geen reden toe. Stoke noemt de'plaats niet, uit welke Rb nes se. kort na den Slag voor Zierikzee, varen moest, en men lehoeft er nier die Stad, maar kan er Utrecht door veriraan, in welk geval, de Tekst mer de waarheid volkoomen ftrookt, en byzonder ook met het verhaal , t geen Stoke zelve, in 't vervolg doet, ter gelegenheid van Heer Ja n s verdrinken in de Lek. hier op neerknomende : dat, na Renesse , ,, 't ontzet van Zierikzee hadt vernomen, hy en zyne „ Gezellen mede (d. i. zyne fcaren) de Stad Utrecht rumede» » met haasten groot." Zie X B. V. 537—575. alwaar ook Hulbecop. bl. 381. op V. 521: die, voorts, 1. c. op BI. 433 en 434-, verdient te woeden ingezien. (O Mieris Groot Charterb. U, D. bl. 393 en 394.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 175 Laat ik, met een woord, mogen aanteekenen, dat Jan van Henegouwe, Heer van Beaumond; die, volgens uiterfte wille zyns Va» ders, met de goederen van Schoonhoven en Gouda, ten jaare 1308 en 1310, door Graave Willem, beleend wierdc (d)\ één der vermaardfte en dapperfte Ridderen van Europa was, in deezen tyd. Philippa; Wille m's Dogteren, federt, Gemalin van Koning Eduard III. van Engeland; wordt mede, niet alleen by Froissard; die haar Hiftoriefchryver was," maar ook by anderen, als een fieraad deezer eeuwe vermeld. Hoe zeer wel eens gewikkeld in de overdreevene denkbeelden, tot welken de ridderlyke geest, drift der veertiende eeuwe de kloekfte hoofdener harten vervoerde, deelde zy, dikwerf, meer in de zorg van 't Ryk, dan in vrouwelyke vermaaken, en na, aan 't hoofd der Britfche Krygsmagt, eene bloedige overwinning op d< Schotten behaalt te hebben, behielt zy,in di alles, een gevoelig hart. Zy was, met éér woord, die zelfde Nederlandfche Vorftin, die hoog zwanger, zig in de bres (lelde voor 't lee ven en behoudenis van zes, ongelukkige en reed ter dood veroordeelde, Burgers van't overwon nen'Calais, met dat gevolg, dat haare dringend welbefpraaktheid dezelven aan de wraak va haaren Gemaal ontrukte. Wysheid,waare dapper heiden menschlievendheid fcheidden zig, rut mer, van den anderen. Met nut en vermaak, ka men den onder aangehaalden Schryver , ove de charakters van haar en Jan van Be At moni (<0 MttRIs 1. c. II. D. bl. 27, 82, iï5. [II.DEETm l ) s 1 1 r '»  ur.DÉiL. 176 NALEEZINGEN op de mond nazien (e). Zy ftierf eerst, in 't jaar' 1369, en wierdt, te Westmunfter, in de Kcninglyke Kapel begraaven : alwaar men; ik meen nog heden; haare beeltenis ziet (f). Bl. 228. r. 9. v. o. „ De Friezen fchynen zig in rust gehouden te hebben" Dit Gewest bloeide, thans, door den Koophandel, doch die van Stavere waren, onlangs, in oorlog geraakt met de Oosterfche Steden, met naaroe Lubek,ea men hadt elkander,byzonderlyk naar *t fchynt, nopens de'Haringvaart, eenige nadcelen toegebragt. Doch de twist wierdt, eerlang, door uitfpraak van onzen Graave, ter neder gelegd, en ook eenige Ingezetenen van Enkhuizen; welken, by die gelegenheid, onfchuldigiyk, te Lubek, gevangen gezet waren; met ortflag van fchip en goed, in voorigen ilaac herfteld (g). Bl, £30. r. 3^ „Willem III. heeft het Graaffchap van Zeeland aan zynen Zoon af vejlaan. Wanneer zulks gefchied zy, meidt r iemand. — 5t Moet, tusfchen de jaaren 1331 en $333, gepield worden. Uit de fchriften van den jaare 1333. blykt, dat de Zoo», toen reeds, deezen titel voerde" Hier is een fchryf- of drukfeil, in onzen Wagenaar, en niets (de ondervinding leert het my, tot myn fmert) kan ligter gebeuren. Het, hier aangehaalde, Gefchrift, uit Boxhorn op Rei- (O De la Curne de Sainte Palate., Memoir. Tut 'artcieniie Chevalerie Tom. 3, p. 8, 11, 15, 24, 58 , 7y, 80, te« <57» 98, ioo—«19. et Suiv. (ƒ j Santfort , Genealog. Hifi. foJ. 172. (_g) MiEbis Gr. Charterb. bl. 949—^52 en MS. Regist* 3. L. la , van de Holl. Leenkamer, bl. 28 V. 30 V*.  VADERLANDSCHE HISTORIE, ifj R e i g e r s b e r n h , is geteekend, „ Mercredi, „ aprhs Dimanche, qu'on ditBrandon, 1334*" d. i. „ Woensdag na den Zondag , in de eer„ fle Week der Vaste, des jaars 1334." Als men zig herinnen, dac, in den Graaftyken of Hof-ftyl, naar welken die Charter geteekend is, het nieuwe jaar, eerst met Paasfche4 begon, valt deeze dagteekening van het jaar I334 in dat van 1335, naar den gemohen ftyl, die, met Louwmaand, begonnen was, 'en dan volgt hier uit, verder, dat de bovengemelde Brief alleenlyk tot het laatstgemelde jaar kan gebragt worden, 't Verdrag,- by Wagen aar, alhier, bl 229, aangehaald; is dierhalven vroeger , en voor dat Verdrag $ 't geen van den 22 Mei'des jaars 1334 is; vinde ik geen blyk, dat Willem de III. Graaf van Zeeland genoemd wierdt, ma3r wel, kort na dien tyd: b. v. in Slagt» maand van 't laatsgezegde jaar. Willem de IV. zelf bleef egter , by fommige gelegenheden , dien titel nog wel eens te voeren (fi). Bl. 247. r. 6. „ Hé Graaf deedt em inval in Frankryk." Zyn misnoegen ging zo ver, dat hy Koning Philips tot een tweegevegt liet uitdaagen: maar dees beant» woordde het, met te zeggen, ,, dat Graaf „ Willem een beledigende Zot ;\Fou outrageusF) „ was; die zyn best deedt, om alles in vuur eii vlam te zetten (*')•" IV.) C&) Mier. Gr. Charterb. II. D., il. 55* > 5^4 i S55i &** I §69. Vergel. Vaderl. Chron. U. 153fi) Broissard.. Feth Chap. 45. M  HI.DEEL 178 NALEEZINGEN op Dt Bl. 257. r. 3. „ Hy"(Graaf W1 llem IV.1 „ hadt den Hollandfchen en Zeeuwfchen Steden gevergd, tot driehonderd ponden, jaarlykfche Lyj'renten, voor hem te verhopen.—De Steden vorderden, dat de Graaf haar eenige nieuwe Voorregten toeftondt. —■ Ook moesten de Edelen voor de nakoming van zyne belofte borg ftaan" By de gunften en verzekeringen, die Wagenaar , hier, opnoemt, dient men te voegen, dat de Graaf den Steden, en elke Stad in 't byzonder; by openen Brieve, op de plegtigfte wyze en met afiland van alles, 't geen, daar tegen, in geestelyk of waereldlyk regt, den Landheer zou konnen te flade komen ; eene groote meenigte Tollen, Visfcheryen* Tienden, Lente- en Herftsbeden, Bottingen, en veele andere inkomilen aanwees en verpandde: in dier voege, dat wel zyne Rentmeesters de inkomflen van dien zouden opbeuren maar, ten behoeve der voornoemde Steden' en buiten derzelver kosten, de jaarlykfche lyfrenten daar oit betaalen : alles met dien verftande, dat, by gebreke van dien, de Steden zelve hunne handen aan de goederen zouden mogen Liaan, en dezelven; ter bekooming« hunner verzegelde jaarrenten verpagten en opbeuren, alles zonder \ daar door, eenigen ondank by den Graave of zyne Nakoomelingen te zullen be. haaien, en met uitdruklyk verlof, vaa zig onderling te mogen verbinden , om elkander, ter uitwerking der voorfchreeven gelofte en verpligunge, te hulpe te koomen. Zo ak dan ook, ten zeiven dage; 't was den 21 van Zomermaand des jaars 1345; dé  VADERLANDSCHE HISTORIE. 179 de Steden Dordrecht, Zierikzee, Middelburg, Delf, Leiden en Haarlem; dit verlof van den Graave inroepende; zodanig Verbond van onderlingen byftarid, (*t geen men, toen, eehdrachtigheyt, naderhand, Unie noemde) by gezegelden Brieve , voltrokken. Dit alles gebeutde, in de Tente en op as Weide, voor Utrecht . .< . Bl. 258; i, De verdere s onderhandeling met den Graave bleef agter? Na 's Graaven dood; die 'er kort op volgde; narnea de zaaken een anderen keer en: (in navolging van eene oude Willekeur, die de Wethoufchap zeide, in Stads Boek gevonden te hebben, en hoofdzaaklyk te bevatten, dat die geenen, die brëukig tegen de Stad wierden, of zig aan vieemde magt over haar beklaagd hadden, daar voor eene zwaare boete moesten betaalen of, anderfints, zig, op een myl na., van dezelve onthouden:) wierden eenige Hoofdbewerkers van den laatften oorlog, die gezegd wierden den Graave tegen de Stad opgezet te hebben, ontpoortert en hun de iuwooninge ontzegd , tot dat zy „ den grooten. onraad , „ daar zy de Stad in gebragc hadden, zou;i den hebben afgedaan (/)." > Bl. 2.61. r. 1. j, V. Lyk van den GraaVe werdt, — in een Klooster by Bolswaard begraaven." Dat dit Lyk, federc, naar den Haage en, van daar, in 't laatst der veertiende eeuwe, naar Henegouwe vervoerd wierdt * (k) Mieris Gr.Qhatterb. i D, bl. 691-603. ClS Mieris Gr. Charteib. 2 D., bl. ?Q3 en 704. Ma [II.DEB&*  m.deei t8o NALEEZINGEN op db wierdt, zal ik nadertoonen, op Wagen., III. *D., Bl. 411» r. 16. Bl. 268. r. 7. v. o. „ Vrouwe Margareet —" (nam de reis herwaarts aan) „ verzeld van éénen haar er Zoonen, een kind van negen jaaren? Uit dit jaartal, befluit onze treflyk-3 Schryver, dat Hertog Albrecht dit kind ware, alzo zyne Broeders 5, meer dan negen jaaren bereikten? Doch ik heb, voorheen, aangemerkt, dat Vrouw Margareet, nog een' jonger', hier niet vermelden,Zoon, dan Albrecht hadt, Otto genaamd Aan deezen fchonk zy ; die de reis over Zeeland nam; reeds op den agttienden van Grasmaand, te Middelburg, het Burg-Graaffchap van Zeeland en de Heerfchappy van Voorne, ingeval Mach te ld, toenmaalige Vrouwfe van dat Gewest (».), kwam te oveilyden. 't Js denklyk, dat zy dit kind by zig hadt. Albrecht; die, in 't jaar 1404., ftierf; was toen, naar de beste berigten, omtrend vier en zeventig jaaren oud: (0) hy moet dus, in 't jaar 1346,, by de overkomst zyner Moeder, reeds zestien jaaren bereikt hebben gehad, en kan het kind zyn , 't geen onze Wagenaar zegt, dat, ten jaare 1330, gebooren wierdt. 't Is waar, hy zegt , weinige regels laager, dat Margareet, toen, van haaren Zoon, Willem, fchynr, beft» ) Byvoegzel, IHe St.,bl. 58. op Wagen., Ille n., bl u68. r. 6. v. o. ( » ) Mieris ; Groot Charterb. He D. */. 707. (•) Zie myn Byvoegf. We St. bl, 68 en 69.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 181 bevallen te zyn : doch, uit de plaats, aldaar, tot ftaavinge zyner gisfing, door hem, uit Wilhelmus Procurator , aangehaald, bl ykt wel, dat Margareet aan den Abt van Egmond fchreef, dat zy van een' Zoon was verlost : maar niet, hoe hy genoemd was (J>). Bl. 275. r. 6. „ Zy" (MargareetJ „ befloot af ftand te doen van Holland, Zeeland en Friesland? Zy zonderde daar van af het Land van Voorne, en bevestigde, ten dien opzigte, nogmaals, de gifte aan haaren Zoon Otto, van welken ik, zo even, gefprooken hebben Daar Macht eld, Vrouw van Voorne, gehuuwd was met Dirk, Heere van Montjoye en Falkenburg,(r) die, door Margareete, ten aanzien deezer opvolginge , wierdt voorbygegaan , kan dit ééoe der redenen geweest zyn, om welken wy, welhaast, zien zullen, dat gezegde Machtblo, federt,der party van Willem V. toeviel (O en dezelve zeet fterkte. Margareet hadt »ok de Dordrechtenaars, in den Zouthandel, boven die van den Briele , Hoofdftad van 't Land van Voorne, begunftigd (t~). BI. 279. r. 4. Binkhorst, tusfcher Voorop) Wilhelm, Proturat., pag. «2.707 ad ann, 133°. Cf) Mieris, Groot Charterb., He D; bl. 747- en op Wa sbn. , bl. 268. r. 6. v. o. (*■) Privileg. van Briele. Otto zag daar, naderhand, vai af. Mier. I. c. II. o., pag. 214, fi) Wagen, alhier, bl. 282. r. 6, (o Van de Wall, Privileg. van Dordr., bl. 20j. Vei gel. bl, 275. Taerling, Chron. van Voorne, MS. Zie ooi Privih Briele, No. 36; bl. 32. Mier. /. c. bl. üoo. M 3 [II.Deel. i  jja NALEEZINGEN op de IIÏ.PSEL. Voorburg en Wasfenaar, en Polanen, tus« (enen Haarlem en Amfterdam? Binkhorst y wiens Heer thans, genoemd was, Jacob; lag en ligt nog, tusfchen Voorburg en Ryswyk, by den Haage , aan de oostzyde van de Vliet. Polanen fchynt, tusfchen Monfter en Loosduinen, gelegen te hebben («). Bl. 284. r. 5. „ Hertog W1 liem, vondt, omtrend deezen tyd" ('t jaar 1355.) „ geraaden, de wapenen wederom op te vatten tegen de Stigtfchen," 't Be/iand, — tusfchen hem en Bisfchop Jan getroffen, •was, al in 't jaar 1350, ten einde geloopen. Doch de Hertog hadt, toen en federt, de, handen zo yol werks, met den Buitenlandfchen kryg tegen de Hoekfchen, dat het hem niet, gelegen kwam, iet tegen het Stigt te onder~ neemen." Uit Stukken, na onzen Wage* naar uitgegeeven, krygt men eenig meerder licht, nopens den loop deezer Stigtfche oneenighéden. Op den 15 van Bloeimaand des volgenden jaars 1351, was, tusfchen hem, dan de eene,, en Bisfchop Jan, nevens de Stad van Utrecht en hun» ne helpers, aan de andere zyde , by goeddunken van hunnen Raad, van de goede Luiden van hun Land en van hunne Steden, eene Vrede getroffen , behelzende, onder anderen , dat de Hertog, behoudens elks regt, door den Bisfchop , met de Heerfchappye van Jmftel en Woerd? zou, worden, beleend (v),enkoomende, verders, zeerover een (») Van der Houve , Handv. Chron. Ie D. bl. 124. MiSR. j Charterb. lte D. bl. 768. 778. * (-jr> Mier. Groot Charterb., He O, bh 7QI-T79*.  VADERLANDSCHE HISTORIE. i8j een; met het Verdrag, van 't welk onze Wagenaar, alhier, op bL 287., gewaagt heeft. Bisfchop Jan, ondertusfchen, in den grond, meêr naar de zyde van Margareet; welke party hy egter , voor eene poos, fchynt verlasten te hebben; overhellende , floot, ne» vens de Stad Utrecht, op den 24 van Hooimaand des volgenden jaars 1352, een foort gelyk, hoe zeer, in fommige punten, verfchillend, Verbond met deeze Vorlhn: by het welke hy en de Stad niet alleenlyk beloofden, baar; mede behoudens ieders regt; de bovengemelde Heerfchappyen ter leen te zullen sjitgeeven , maar zig beiden verpligtteden , van geen Verdrag te zullen maaken met den Hertoge of zyne Hulpers, waar door zyne Moeder of haare Hulpers eenig na» deel, in 't Stigt, zouden konnen lyden (w). Die handel moest Willem, natuurlyk , in den krop fteeken: maar de omftandigheden hielden het zwaard in de fchede, tot dat Margareet , in Wintermaand des jaars 1354, Holland, Zeeland en Friesland aan hem hadt afgedaan. De Hertog de zaaken, toen, ernftiger aanvattende, gaf, op 't eindt van Louw- en begin van Sprokkel-maanc des volgenden jaars 1354, vrygeleide, eersi aan eenigen uit den Raade der Stad Utrecht, «n daarna, aan die des Bisfchops, teneinde, k Dordrecht by hem te koomen. Ook wist hy het, federt, zo te befceeken, dat die van de eerst genoemde Stad, in den Oorlog, die hier op volg de f») Ma».. Chmerb. He D. «» 810 en Sn. M 4 III.Deei,  -8-4 NALEEZINGEN op d ffI.DEEL. » ( i j I \ i 3 \ 1 l 1 ( ( f 2 c ï r c i A iï de, niet flegts onzydig bleeven, maar zelfs den Bisfchop weigerden , om de wapenen tegen len Hertoge op te vatten ( x) Bl. H5« o. r. „ Wy teekenen dit aan, m te doen zien, hoe vroeg de Holland/che ïraaven reeds hei regt, om de Regeering ier Steden, naar willekeur, te veranderen, ge'wd of zig aangemaatigd hebben." Zeer /oorzigriglyk drukt, naar gewoonte, onze reflyke Schryver, in deeze laatfte woorden, :ig uit. Daar, ondertusfehen , de Wethouders 'an niemand, dan van de.Graaven; als thans renoeg bekend is; hunne aanftelling hadden, 9 zo verre, dat, by 't overlyden der laat?» ;eraelden,terftond, allen bedieningen wierden ;egreepen open te ftaan, (y) komt het my -oor, dat de Graaf, ook tusfchen tyds,deWet nogt verzetten, zo hy vermeende, dat zy te;en zyne Heerlykheid ; die onze Vorften zig, neest altyd, in de Handvesten en Privilegiën 'oorbehielden; misdaan had, en dus zo hy 'waar van ik geen bewys, nopens die van Delft, inde) zig tot het tegendeel niet verbon!en hadr. Dit alles moest, egter, aan 'c wassend gezag der Steden ftooten en twist verooraaken, en't is, misfchïen, tot voorkoming van ien, dat reeds Graaf Willem de IV., ten tare 1342., in eene Handvest aan die van Dordscht; wel beloofde, hunne Schepenen en Raaen, jaarlyks, te zullen vernieuwen,doch 'er it beding by voegde, „ en voert moghen wife, „ alfa. p»0 VW. «mpUus apud C. G. van os Wall, Specim. mq. Juridic:, 15-2?. 1. y) Van d* Wall, Privileg. v Do>-dr., He Sr. il 187 m U Vergal. III» Su bi. 56b. s ""-"r.^ue 05, w. iï7 se  VADERLANDSCHE HISTORIE. 185 „ alfo dicke' of ende aendoen, binnen jaers, „ als ons ghenoeghen fal." Bl. 298. r. 5. 11 De Stedelingen moesten Albrecht om vergifenis bidden? Voeg, agter 'twoord Albrecht, nog deeze: „ als mede Machteld van Lancaster"(2) "Bl* 298. r. 5. v. o. „ Otto vak Arkel, wiens Vader een Voorflander dei Kabbcljaanwfche zyde geweest was." Onze Wagenaar volgt hier de Chronyken. die 't overlyden van Jan, Otto's Vader, op 't jaar 1355' ftellen (*> Doch meI heeft, voor my, reeds doen zien, dai Heer Jan nog in 1359. leefde, en dat hy het was, en niet Otto, die, na bloedigt gefchillen, rr et Hertoge Albrecht, gehad t< hebben, zig, in dat jaar, met dien Hertogi verzoende Deeze Jan was de Va der, Otto de Broeder, van den Utrecht fchen Bisfchop, Jan van Arkel, (c) ei dus een Man van het eerde aanzien. De oud Heer Jan was, egter, in 't jaar 1363. reed overleeden , als mede zyn' oudlle Zooi en opvolger, ook Jan genaamd: waar O] Otto aan de Heerfchappye van Arke kwam (ö"), Bl. 322. r. 14. „ In Herfstmaand d jaars 1390 , — wierdt de Jonkvrouw (Aleid van Poelgeest,') „ afgemaakt." - ., W11 f «) Mier. Gr. Charterb. IHe D. tl. 9l»ioo. O) Gesta Dominor de Arkel, pag. 226. . ,. (*) Van de Wall, Privileg. van Dordr., II. Sc.bl. 29 Cc) Vid. Bughel. ad Bek. , fol Ho. O) (ii) Mieris, Groot Charterb., Ille D. tl. 150. Ges Dorpinor; de Arkel,pag. 225. M 5 Ïï.Debu 1 t 1 1 1 > 1 ff i> )•  Ï86* NALEEZINGEN op ds ÏI.DeEl »„ WillemKuser - fchoot'er.insgelyks, 't leeven by in." Dees; dien Hertog Albrecht, elders, zynen Neef noemt ;f—6e», Vaderl. Chron. bl. 248 en 249. en Volgg. C*) Mieris, eharterb. Iile d. U. Ó17.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 18? Holland, Zeeland en Friesland bekleed hadt? Dit is my, buiten onzen Chronyk fchryver van Leiden; hier aangehaald; nergens gebleeken: doch federt den 24 van Lentemaand des jaars 1394', komt hy de eerfte in rang, onder de Raaden desHertogs, voor (/)• Albrecht hieldt zig meest, in perfoon, hier te Lande op: maar hadt, ten jaare ,• 390, zynen oudften Zoon, den Graave van Oostervant, tot Stad. houder over Henegouwe aangefteld (*> Bl. 325. v. o. „ Hertog Albrechi fchonk de Heerlykheid van Voorne — aai zynen tweeden Zoon, Jan." Dit gefchied niet, dan na dat zyn Broeder Otto 'er, 0 vooren, afftand van gedaan hadt (/;. Bl. 327. r. 12. v. o. „ De Graaf va. Oostervant vertoefde aan het Franfche Hof tot in 't jaar 1395-" Uit een egt e gelyktydig Stuk, blykt my, thans, dat Ooi ïervant, reeds omtrend Paasfche va den jaare 1394-, „ te Bommel was, op et „ dachvaert, bi den Hertoge van Gelre" en, kort daar na, „ te Shertogenfasfche"£m Ook zie ik, uit een foortgelyk ftuk, dat,, c „ onzer Vrouwen gehoor.tenisfe, (d. i.^den „ van Herfstmaand van dat jaar 1394.) " M& „ liefs heren paerden van Oistervant — t ,, Rc (O Mier. Groot Charterb. Hle D> bl. 54ö». fo5> 6l?» 6 C*) MiER.9ör. Charterb Ille D. bl. 568. Cl) Taerl. Chron. van Voorne. MC. (m )Tbefanr.Reken, van Holl. van „ Jaers dach.antroXClV , naer den lop: yan müns liefs heet en Hoye yan /foliant, tot ," Hp ten Witten Donderdag ener na. xv dagen in Aprills. * " [II.DËEit» 1 > 1 tl n > ). P 8 is 9* t-  x88 NALEEZINGEN op dr ÏILDeei i ] 1 1 .„ Rotterdam gevoert werden («).'T Dit bevestigt de gedagten van hun , die , fchoon op andere gronden; vermeend hebben, dat de zoen, tusfchen zynen Vader en hem, omtrend deezen tyd, reeds geflooten is geworden (o), In Wynmaand van dit jaar, herftelde hem Albrecht ook wederom in het Stadhouderlyk beltuur van Henegouive f». Bk 333- r. 7. v. o. „ De Franfchen, lort hier na, geland zynde, ging het Fereenigd Leger fcheep, op Zondag, den tweeèntwintigften van Oogstmaand," en, Bl. 337., n 14. „Fyfweeken, hieldt de Hertog zig — te Staveren op." Daar men Charteren heeft gevonden, door Albrecht, reeds op den 9 en 10 van Herfstmaand des jaars 1396, te Haarlem en, op den 17 van die zelve maand,inden Haage, gedagteekend, endaar, van elders,op goede gronden, fchynt te blyken, dat de zo aanzienlyke Franfche en Engelfche hulp (van welke onze Wagenaar hier gewaagt, bl. 130—333) ■> n{et ten jaare 1396 , maar eerst n 't jaar 1398, herwaarts gezonden is, hebjen kundige mannen, en ik, op hun voetpoor, om die en andere redenen, voorheen ;edagt, dat de Friefche togt, (?) eerst, in Cs) Theftnrie Reien, van Ho!!. „ van Heer PaUwbls an Haastrecht, van ,, iö iach in Apriile, anno XCIII » IVÏnr1"? V"n den Bove' tot ^"heylighen Auont toe ann» , XUHI. Art. „ grote Foreyn" MS. Cc) Zie myn Byvoegf. op Wagen. Hle Sr., bl 6S alvaar men, r. S. v. o., in plaatfe der woorden,, voer isim » ,ehoort te leezen „ voor Wyrrnaand des iaars iiqj.™ C?) Mier. Gr. Charterb. Me D., U. Cis. (?) Vaderl. Cbron. il, 346-352.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 189 in 't laatsgemelde jaar; en dus twee jaaren laater, als onze treflyke Schryver vermeend heeft; plaats gehad hebbe. Dan dit gevoelen; hoe aanneemlyk het my , voorheen, toefcheen (r); ben ik, by nader onderzoek , verpligt, te herroepen. Uit een oorfpronglyk Stuk van dien tyd, is my, ontwyfelbaar , gebleeken, dat , wel deeglyk, in den Zomer des jaars 1396, eer Veldtogt in Friesland heeft plaats gehad: dai ook dezelve, door Hertoge Albrecht er drie zyner Zoonen; den Graave van Ooster yant, den gekooren Bisfchop van Luik en Al, brecht, gezegd den j ongen, van Beieren; (V in perfoon is bygewoond : dat de Gemaa linnen der twee eerften , (want Hertog A L brecht was , in de Lente des jaar 1394, aan Margareete van Clev hertrouwd) (r)zig, geduurende dien tyd te Medenblik en Hoorne, meest ophiel den CO Byvoegf. op Wagen. Me St. bl. <58. 5 Onderden titel van „myn Heer yan Beieren" en van „Jonk' heer Albrecht,"komt hy voor, in de Mf. Rekeninge van Hertoge Albrechts Treforier, Willaem van den Coulster , loopende,, van Alreheyligen Geest auont, annoXCV.tot Alreheyligen auontXCVI j. A.Leidis,Annal.Lib. 13, Cap 51.,bedoelt hem, „ met de woorden van" Domhuis de Nabingen,"" voor welke laatfte benaamÏHg, men, myns oordeels, Straubingen , moet leezen: zynde de Hoofdplaats zyner Vaderlyke Domeinen in Beieren, welken hy, namens Hertoge Albrecht, beftuurde. C t) Thefaurier Reken, van Jonkheer van Arkel, MS. Van Jaersdag tot den 15 April 1393, „ na de» loope van myns „ liefs heeren Hove van fiollant." Artik. Uitgave: ., Item , „ XIX d?ge in Maerte, enen Bode met brieven gefent an der „ Joncfrouwe van Wateringe, der Vrouwe van Steyn —, roe„ rende dat fy, des Dinc:;dage na latare, tot Heüsden, tot „ miins Heren brulofts quamen," Ik teeken dit aan , om daï men, tot nog toe, geen bepaald bewys heeft gevonden voor den juisten tyd van Hertogs Albrechts tweede huuwlyk» Ziè Vaderl. Chroa. tl. 745. IILDEB& l > i  ioo NALEEZINGEN op de ÏILDeel, 9 I ■ f den(a): dat, egter, Hertog Albrecht geene* vyf Weeken , in Friesland, heeft vertoefd : dat by, op Woensdag , den zestienden van Oogstmaand des jaars 1396, te paerde, uit den Haage naar Enkbuizen is vertrokken, ( v J van waar hy, federt, de Zuiderzee, ("die ik, ergens, de Oostzee genoemd vinde, ) overftak, en , op den 28 dier zelve maand, aan de Herto* ginnetyding zondt, van in Friesland gelant te zyn, en, kort daar na,van,aldaar, twee overwinningen te hebben bevogten. (w~) De dag, op O) Thefaür. Reken, van Wiliaem yan den Couister, Artik. Uitgave „ Aan mire Vrouwen van Hol. „ lant ende van Oifieruant , terwile miin lieue Heren yan » Hollant ende van Oifleruant in Oe/lurieslant mit ho„ ren here, lagen." En op Artik. Grootë Fioreyne ,, Item ,, mire Vrouwen gegeuen tot Medenblic, federt onfer Vrou„ wendüch asfumptio," (15 Augustus') „ tot finte Jans de„ collatio" (29 Augustus) ,, daer na, — teofterghelde, ende om Gode te geuen, byntien den tyt voern, ende mits ast „ miin Vrouwen, allen dagen, drie of vier Misfen lioirden, , daer miin Vrouwe van Hollant ende van Oisteruant tot , élken Misfe deden offeren: ende den Vrouwen ende Tonc„ vrouwen, i'famen XXXIIi V t]. gr." Cr) Beka Chron. fol. 150. IndeThefaur.Reken.WiM.. v d. Doulster, MS. Artikel. Groote Foreyne, na, in den voorgaanien post, gelprokcn is van „ onfer Vrouwen auond .asfumptio " volgen dee2e woorden : „ Item, des Woensdages. daerna ,als miin Here tot Enchuze reet, mire Vrouwe, op hoir pairt , °e<*e., tien önderwege; om Gode, in haers felfs bande. V. g.°°r." (w) Reken. Will. y. d. Coulster ,MS. Art. Bodetoen.bm lat van„ Maandag na St. Barthohmeus," Ca4 Augustus) gevaagd was,,, Item imam Robbertgen, tipten felven dach , , haiftelijc, uten heer van Oistyrieslant ende bootfcepte 1 miinre Vrouwe , dat myn Here op 'tLant ware.''' „ Item,óp ten feluen dach, Clabs Heinricssoin van Me, denblic in den here gefent, om te vernemen van den geiten. de. Gegeuen ende hiveruoer, als hi mire Vrouwe boetfcipie, 1 dat miin Here den anderen ftryt gewonnen hadde, ende te teer, gelde lil Schilde, Fac.X fi gr.' De dag van St. Bartelmees, viel lit jaar, op een' Donderdag. fPArt de verif. les du. fol. 137.) •rmssart zegt.CW IV. fol. 47. Edit. de Paris 1518) dit y op Zondag viel, en dat Albprcht, toen,in friesland aankwam  VADERLANDSCHE HISTORIE.1 191 op welken hy uit Friesland te rug keerde, vinde ik niet aangeteekend: maar *t is zeker, dat dit, voor den veertienden van Herfstmaand des jaers 1396, moet gefchied zyn, alzo de Thefaurier de betaaling der vier Wagenen ; die den Hertoge, met zyne Gemalinne en den Raad, weder naar den Haa« ge voerden; op dien dag in reekening brengt. (jc) Daar niets mooglyker is. dan dat die betaaling , eerst eenige dagen na de reize, zal gefchied zyn, en dat ook Albrecht, by zyne overkomst in West - Friesland, zig aldaar, een' korten tyd, zal hebben opgehouden , volgt verder en zeer natuurlyk, dat hy, zeer wel, eenige Charteren, op der negenden en tienden van Herfstmaand, te Medenblik, kan hebben gegeeven: zo als ik ook vinde, dat hy, op den veertienden diei maand reeds weder in den Haage was. Wes hal ven hy ook zeerwel, van daar, op den zé ventienden, zyne .beveelen kan hebben afgevaardigd , en dus de zwaarigheden vervallen, wel ken ik, ten opzigte van den tyd en plaats de gezegde Charteren, in 't begin deezer Nalee zinge, aangeroerd hebbe. Voor't overige , blykt, uit het bovenge Helde Stuk, dat, behalven onze en eenig He kwam. Doch, eêrst in 1309, kwam dit Feest op een Zondag. CJ'Art de verif. les dat., /. c.~), zynde Letter F. (*) Reken. Willaem v. d. Coulstes, Artik. Groote Jo' rtyne, ,, Item op 'sHeyligs Cruysdach exahatio," Cd. i. den 14 Sept) ,, betaelt vlu IIII Wagenen, die minen Here, mix. „ den Vrouwen ende anders die Heren yan den Rade, als fi uit „ Oostyrieslant quamen, gevoert hadde, — II ꧻ IX 8» III.ÜBEL t  193 NALEEZINGEN op t>ê JII.DeeL. Henegouwfche en Friefche Edelen; onder welke laatften de Heer van ce Kuinder behoorde; ook (y) eenige Franfche Heeren den Hertoge zullen verzeld hebben. Dan, daar 'er van deezen , flegts met één woord, ( z ) van Engelfche hulp in 't geheel niet, gewaogd wordt, zou ik liefst denken, dat de Schryvers het gee» Ven van vreemde hulpe verwarren met het geen men zeker weet, in een Friefchen togt van den jaare 1398, gebeurd te zyn. 't Is daarom , dat ik , tot nog toe , dat geene, 't welk, ten dien opzigte, by onzen Wagenaar, alhier; van bl. 330— 333; voorkomti tot het laatsgezegde jaar, van 1398 en niet tot dat van 1396, zouden brengen. Jammer is bet, midlerwyl, dat, voor zo ver ik weet, de Hollandfche Thefaurier - Rekening , over het jaar 1398, niet meêr aanweezig is. My ontlchiet nog, te zeggen; dat de tweeëntwintig/ie van Oogstmaand, niet op een' Zondag; zo als, onze Wagen aar meldt; maar, op een' Dingsdag, gevallen is. Bl. 338 r. 10. „ Hertog Albrecht hadt 't Lyk van Graave Willem den IV, uit het Graf in ouden Klooster, doen ligt en $ en (ƒ) Onze Wagen. fpreekt ook van den Heer van de Kuinder ( bl. 336.) In de Reken, van V. D. Coulsteü , (laat, Artis." Bodeloen. „ Item, op fint Jacobs dach, c25 Jtily) , Sny» der gefent mie btieuen an der Stat van Campen,dat fi mi. :* nen Here ten Oosturiefen dienen wilden: ende voert mit ,, brieuen van geleide aan Hermaw van Kuynre , die roynen ü Here gebeden nadde, mede aldaer re dienen." Cz ThefaW. Reken. MS v. d. CoulsteR, Artik. Bode. hen. „ I ?m, Saterdages daer na'' (d. i. na st. Rertelmees) j, RoBBERTr.cN gefenr van Enchuzen lot Medenblic,om een kiste, „ daer n. waren de Handues'en van flen Oostunefen, Alt n myn Here den Franfeyzen tosebde,"  VADERLANDSCHE HISTORIE, 193 en met zig te rug gevoerd? Dat die vervoering m op eenen der Friefche togten gefchied is, 't zy dan in 't jaar 1396., of in die van twee jaw ren laater* is men eens, oüder de Schry veren: ook zeggen fommigen, dat hy in de Hof-Kapel, binnen den Haage, begraaven wierdc: (a) anderen, dat hy, uit den Haage, verders naar Valenciennes, in Henegouiïe, gebragt en ter aarde befteld is (i). Ik heb, voorheen, aangemerkt, (O hoe my, uit oude aanteekeningen, was gebleeken, dat,nog in 't begin der zestiende eeuwe, een Grafzerk ,in den Haage, overig was, met het Latynsch opfchrift: „ Hier rust het gebeente van Willem IV, Graave van Henegouwe, die, te Stavere , — ver/lagen bleef." Dan, hoé zeer het Lyk van Willem IV, zeer mooglyk, eenigen tyd lang, in de Hof-Kapelle begraaven kan geweest en de Zerk en het Graffchtift, nog lange daar na, konnen overgebleevén en gevonden zyn, houde ik, thans, de vervoering van het zelve Lyk, uit den Haage, naar Valenciennes, voor uit gemaakt: alzo my,na 't fchryven van het 381, der Byvoegf. op Wagen., in een egt gefchrift van den jaare 1400, deeze woorden zyn voorgekoomen. „ Item, omtrent XVI dagen in Meyei 5, Jan T'ning betaelt, die hi uitgeleyt hadde,' „ bi miins Heren ende miiner Vrouwen be- „ üe- f>) Gondfche Chrori. op 139Ö, bl. 114 ëh ïiS. VelbeNaars Chron- bl. 96. „ . C*) k Leio. Chron. Lib. 3» Cap- 51. »eKA Aui'-> ad ann. 1398. apud Matth. Anal. , Tom. II, p«K. 309- Cc) Byvoegf. Ille St. bl. 83. (?) op Wagen., Me D. »k LDeel*  i °y de Letter ,r , r .■ a Heer Pauwels van Haastrecht. „ Van den festtende, „ dach in Aprille, Aino XCilï na den Qloop Dan den Hoye tot alreheyligen auont thoe, Anno XCÜIJ." Heer Willaem van den Coulster , Domproefst var Utrecht." Van dat hi fum rekeninge lestfioet, dat was op al; " reheyliaen auont, Anno XCV. tot alreheyligen auont (d. 1 " u oaober) toe, Anno XCVI.'' Nog eene Rekening van denzelven Domproost van „ alre- heyligen auont, Anno XCVIII, tot finte Victoers dage. (c " i. den 10 OftobeO Anno t XCIX,A» die Domprotfsl oj liuich wort." Heer Garbrands van den Coulster , Proefst van Berge in Henegouwen. ,, Omtrent finte Victoers dach, Anno XXIX , tot finte Victoers dage toe daer naast volgende." d. j dus tot den 10 Oftober des jaars iüOO. NB. Dees is dezelfde, die, boven, Willem Garbrandsz. beel Heet Willem van den Coulster, fchynt vai November des jaars 1314, tot 'O Oktober 1399, en dus om trend vvf jaaren, het Treforietschap bekleed te hebben.. Ky was ook Treiorier der afzonderlyke goederen van de ffiraïve van Oostervant, federt 10 Juny 1398., tot 8 Sept. 139J I.Deel.  io8 NALEEZINGEN op dï |II.Deelzo ten aanzien van maagfchap als rykdom, en ook die laatfte kan aan Heere Jan eenigen nayver, van de zyde van Oostervant, berokkend hebben. Bl. 373. r. 2. „ Een foort van Ridderlyk teken, aan den hals gedraagen, be liaande in een ronde, gouden Hegge of Tuin, wet een hek afgeflooten, Niemand wist, wat hier mede beduid wierdt."" Ik heb over die Tuinen en het gebruik, 't geen 'er Willem tle IV, fomtyds, van maakte, reeds in myn 111e Stukjen der Byvoeg/elen op Wagenaar, gefproken, doch moet *er by voegen, dat dit hals - fieraad; 't geen fommigen onzer Chronyken als eene uitvindinge van dien Vorst, ten tyde der belegeringe van *t Slot Hageftein, opgeeven, reeds voor dien tyd, is bekend geweest. Immers ik vinde, dat Hertog Albrecht, „ op finte Katherinen dach,\ Anno 1390." onder anderen aan Foye van Dockum, Tyman Hopper, Gheryt K aminga en H e r o Heutinga; alle Friezen, die zyner party toegedaan waren; elk' eenen „ zilueren Tuyn' deedt geeven, die, veelal, „n ffl,Vjj Gr..-"kostede(«). Ook leest men , dat aan „ myn Heer van Oistervant ;* d. i. Willem VI , toen hy nog geen Graaf van Hollend was ; in Herfstmaand des jaars 1391., in Engeland zynde, „ een Tuyn van fiinre Oerdene wierdt geleverd, j, dien hi voeit gaf den Hertoge van 1 j, Lar- r» i Fx!-:& Thefor, Keken., federt allerh. dack isp3. tot St. l iclor 1.99. Artik. Juweiltti ende guide Laken. MS.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 199 „ Lancastre, welke Tuyn coste den „ Here van Gomengies CCXL oude „ Vrn. Cd.'i. Franfche') Kroonen Co)." Dit fchynt my , om de duurte , een gouden Tuin geweest te zyn. Maar; dat vreemder is, en een trek opleevert zo van de zeden der veertiende eeuwe, als byzonderlyk van den aart van Willem IV; hy verpandde zynen Tuin wel eens, wanneer hy, nu en dan, in 't fpeelen, verloor. Hier toe behoort het volgende: „ Item — L ou kin gegeuen — en hi „ voert mede losfen foude miins liefs heren ,, Tuyn, die, tot Staueren, op een Kaet» „ fpel, verfet was: XXVI Vrx ene" (/»)• Bl. 382. „ Op den 23 van Herfst" maand, viel 'er, by Elch en Othey, een bloedig gevegt voor, in welk de Luikenaars f eenemaal verflagen wierden f Deeze, door opgevolgde gruwelen bezoedelde, overwinning der Onzen, deedt Jan van Be 1 e& e, nog vieren, in den Briele, toen hy zig, aldaar, ten jaare 1410, bevondt {q). Bl. (o) Extr. T'nefor. Reken, van St. Cathar. 1390. tot St. Cathar. 1391. MS. Cp) Exir. Trefor, Reken, van Henegouwe, federt 10 Juny 1398. tot 6 Sept. 1399. Artik. „ Harnischi" MS. Kaetfpel is 't zelrde als Kaats /pet. Zo leest men , l. c, Art. Groote Foreyn , nog eens: „ Betaelt Wouter van ghentMder Vrouwen Jonc„ keren van Cleue, eude Hancel , myns Heren Bottelgier van „ Hollant, die fi minen Here (Oojlervant) afgewonnen hadden „ mit caetjfen, ende ji myns Beren Tuyn daer voer tepande hit. „ den, XL. Gelr. gulden." Ci) Thefor. Reken, der Stad Briele, van Bamis 1418. tot Bamis 1419. MS. „ Item gegeuen, op 'finte Teketen dach, Gode te tere; van de ViSorie, die ome Heere God ver- ,, leen' N4 [II.Debl.  ioo NALEEZINGEN op dé HI.Deei, El. 393. r. 2. „ Jan, Heer van Brede* rode, — thans — Monnik, onder de Karthuifers, te Utrecht." Hy was dezelfde, die, voorheen, de overwinninge op de Friezen hadt helpen (r) behaalen. In 't Klooster, hieldt hy zig bezig, zo met het maaken van geestlyke Rymen als, byzonderlyk , met het overzetten, uit de Walfche taaie, der bekende Somme le Roi, 't geen by des Conincs Summe noemde, en welke overzetting federt onder de eerfte Nederduitfche Boeken , ten jaare 147» , te Delft, is gedrukt geworden (f). Bl. 400. r. 13. „ Weitfche titel van geweldig Heer." My was, voorheen , (f) ontdagt, waar ik het woord geweldig, in een'goeden zin, ook nopens 't Opperwezen, ontmoet hadt. Men zie een voorbeeld, nog van de laatsvoorgaande eeuwe, hier onder («). Bl. 411. ,, Te Valenchyn begraaven." Uit het geen ik,alhier, bl. 193 en 194., hebaangeteekend; is het, denklyk, zyn Lyk geweest, \ geen men, ten jaare 1770, in den Haage, heeft ontdekt. Zie ook myn Byvoegfel III. St. tV.83. Bl. 411. r. 3. v. o. ,, Zyne Weduwe Margareet." Hy fchynt, voor haar? met Maria, Dogter van Karel V, Koning g leexde tnfen genalighen Here''''' ( Jan van BeieRE was , toen, Heer van Voorne) „ vp dien dach, jegens de Ludikers ; den , Scolemester" (Scolaster) „ den Priester, die diende, ende , die ghenen die beyerden ende dien dienst Gode meerden, „ XI g HolL" (r~) Wagen, alhier, bl. 3ji en 339. C-O Zie Visser's Naamlvst, bl. 7. I O Byvoegf. llle D bl. Sc. (b) In Onze Nederduitfche Overzetting van Job , Cap. 36. v» God is geweldig, nogthans en verfmaat hy niet."  VADERLANDSCHE HISTORIE, aoi ning van Frankryk, gebauwd, (v) en dusi Zwager van Karei, VI. geweest te zyn. Bl. 428. r. 5.,, Fy" (Jan van Beiere) „ ruste, - in denBriel, eenige Schepen uit." Men hadt aldaar , thans, wel negen- entwintig Buizen, vyftien Baerdfen en nog eenige Roeifcbepen, te water (w), die eenigén buit maakten, en onder Burgemeester J ac ob V r a n c k , een vergeeffchen aanflag op Schiedam hadden ondernomen. Bl. 429. r. 18. „ In zomermaand (des jaars i\ï%y floegen Jan en Jacoba zig omtrend Dordrecht, neder. Men vindt, op 't Raadhuis van die Stad, nog eene oude afbeelding van deeze belegeringe, die men; als voorheen niet uitgegeven; wel waardig heeft geoordeeld, om, thans, in koper te doen brengen. Bl. 469. r. 8. v. o. „ Kostyn en Raas van Haamftede fneuvelden." De Heer van Haamltede zelve, Floris genaamd, wierds gevangen en naar 't Land van Voorne gevoerd, alwaar hy, door de Weduwe van Jan van B e 1 e r e ; die , thans, met Hertoge Philips nog in vriendfehap leefde;bewaard wierdt en gebruikt ter voorkoominge var brand en ftroperyen, welken de Heer var Zevenbergen ia dat Gewest aanrigtte, be voorens Philips hem zyne Stad en Lar> den ontnam ( x ). Bl ' O ) a LEiD.Chron. Lib. 32. Cap.u Velden, Chron. S-ice f w) Theforier Reken. Briele, Bamis 1418 — i4>9- Si V° . en hl. 56, «8 en 59 V<1- MS. _ , Cr) Pririlea. van den Briele, bl. 6j. en Thefaur. Reüer Briele , MS. bl 22. „ Item gefent eenen man t'Seuenbetgen mit 't Heren brieuen van Haamf.ede ,an fine Magen aliafi roerende,dat fi int tand van Voorne niet meer heten borner v q{ hetfoude hem fyn Ivf cqsten." Hy kwam, federt, weer N 5 ' n  aoa NALEEZINGEN op de IILDeel BI. 486. r. 7. „ In Holland waren maar twee Staaten, de Edelen en de Steden? De eerscgenoemden wierden, om deezen tyd en reeds vroeger, uitgedrukt onder den naam van Baroenen, Ridderfchap en Knaapen, O) welke benaamingen, federt, onder die van Ridderfchap en Edelen verfmolten zyn» zo egter, dat men, nog in de zestiende eeuwe, onderfcheid maakte, tusfchen groote en kleine Edelen. De grooten; waaronder Egmond Brederode , Wasfenaar en anderen \ waren de Baroenen, dat is, van den Graave onafhanglyke Edelen, van den vroegeren tyd (2). Zy en de minderen waren, toen nog, verdeeld in zodanigen , die Ridderen, en in anderen, die flegts Knaapen, waren («). \ BI. gunst van den Herrcge. Mier. Gr. Charterb ; IVe D., hl. 0c4. My heugt, een Sch.ldeiftuk van dien tyd gezien te hebbenucnk,yk,doordit Geflagr gedaan maaken,en op 'c welke, onder anderen, een man, in vollerusting, met zynen Ridrierlyken tabbaert en daar op afgebeelde wapenen, nevens zyn Gemalinne. vertoond wierdt. Onder ftondt. „ Op finte Pontiaens dach I42O > wort verflagen heer Raes, leyt hegrauen te Bethlehem " iMen weet , dat de laatsgemelde plaats gelegen is in Sclionwen. Vergel. St. der Nederl Xe D., W. 412. O) Mieris, Gr. Chanerb. IHe D., il. 96, 08, 114. 117 243.535,570,607,752. " .<* O) Zie Regist.'Holl., 24 Febr. 1529. hl. ufl. Extract uit bet Registertje van den Griffier Ernst , by SlingEu Staatk. Gejchnft, Ie1).,bl 147. Vergel. met de boven aangehaalde Gnanres.by Mieris,en Naleez. op Wagen, alhier, il 5l2,r i. («O Regist. van Holl. 29 Sept. 1526. tl. 29. en l.c. 19 Dec. 1527. bl. 54 en 55. Ten jaare 1440,wierdt zekereHcbert de Gier naar Prmsfeiï gezonden, „ wegens de Raeden, gelrelt , ter faecke van i—^HoHant, Zeelant ende Frirslant; van , myns genadichs Heren wege, ende de drie Staaten derzelver , Landen, te weeten Ridderfchap, ende de goede Ste- , den.' De Heer Boey ; by wien dit ftuk voorkomt ; in :yne bedenking over de oudh. van 't Hof, He St , bl. 217 en !i8 ; zegt, dat her woord, voordat van Riddcrlchnp (taande,, in het , origineel zeer onduidelyk en dubieus" gefchreeven is, waarom hy het    VADERLANDSCHE HISTORIE. *oj Bl. 488. r. 15. „ De Hertog van Gel> der werdt duidlyk - in den zoen begreepen." Philips hadt zig met hem verbonden, tegens de ongelukkige Jacoba, de Steden Gouda, Schoonhoven , Oude water, en de Gebannenen uit Utrecht. Aan ï hoofd desVerbonds, wierdt gezegd, dat zulks gefchiedde, ,, Onfen lieuen Here ende der goeder „MaryËn, fyner gebenedyder Moeder, te love ende te eere, ons beyder ende onfer beyder Landen tot numgheu ende oirbaer,"ende oick om die felye onze Landen te beter in ruste ende in vrede 11 te houden." Onder zulke verwen, yerfchool zig het zelfbelang deezer Vor- ften O). Ik weet niec' dat ArnouT VAN Ge ld er veel uitvoerde. BL 49». r. 6. „ Hy" (Bisfchop Zweder van Kuilenburg,) overleedt, te Ba- h°r onen laat.doeli vermeent.dattnen 't zelve.met dat vinRade,moe.t 'JXm^ verders, ^/f^^ ^m „ diertyds geweest zyn de Raad, Ridderfchap en Steden, lwi., "elvk dit tegen alle hiftorifche waarheid aanloopt, en de Raad, So teral.% in dit Stuk zelve, van ézStaaten onderfcheiden wordt, dunkt het rayzeer waarlchynyk, dat , op « ogen Maande plaats, (alwaar de leiding dei Letteren den m Mauregnault (Boeit, Ae. bl. ai?.) reeds aan t wowd „ platte" heeft deen denken) , mets anders zal dienen gelezen te worden dan * woord Prelaten: met-, om dat, m Holland, de Geestlykheid ook een Lid van dat Gewest uitmaakte , rnaa. om dat, hier,ook van Zeeland en f rusland .gefproken vierd .ra welke twee Landen de Abten 't eerfte Lid van Staat beKlcea den! Zo wordt ook , in den zoen tusfchen Philipsi ejrKgbus , ten jaare 14a», gefproken van de *v> StMj«Mier Landen van „ Henegouwen , Hoi:W, en Fneslana. welk getal van rfrie onze voortreflyke WagEN_ alleen yk op Heneaouwen,Zecland en fti>rtoepasfefyk maakt. /.leVaderl.rlilï. IUe d.»/. 485., en myne Naleez. o? Wag. iv. d,, bl. 505, r. £ C*) Mikr. Gr. Charterb. IVe d. bl. 862. een veel ouder Affchrift onder my.  ïILDebl Ü04 NALEEZINGEN 0? de Bazel, — in 't jaar 1433 of *434«'* Zyn Graflchrifc was, in de voorledene eeuwe ten minfte; in 't Karthuifers Klooster binnen Bazel, nog overig, en fprak van 't jaar 1433 (c). 512. r. 1. Hy kende Frank voor een" gemeen Zeeuwsch Edelman? Frank , naamlyk, was niet tot den ftand van Jacoba gereezen : doch, anderfints, behoorde hy tot de eerfte Edelen van den Lande, die onmidlyk van den Keizer afhingen: vergelyk myn gezegde, alhier, Bl. 149-151. Stoke zegt reeds van Floris V. en Wolfaard van Borsele , dat zy elkander' zeer na beftonden Bl 516. r. 15. v. o. „ Philips moet zig de Heerlykheid van Voorne, federt, hebben toegeëigend." Zie myn Hle Stuk der By voegfels op W a g e n a a r , bl. 516. r. 7. Bi. 507. r. 9. v. o. „ Men toonde zig, in Holland, ongenegen, om de Zeeuwen by te fpnngen." Ik zeide alzo lief, ., om den Her„ toge, in Zeeland, by te fpringen." Sommige Ingezetenen van Zeeland zelve , met naame die van Zierikzee, waren, zo wel als de Hollanders, tegen deezen oorlog, in welken de Engelfchen; fchoon de Wielingen, met een Vloor, ingeloopen; thans, de twee Gewesten ontzagen, om Philips en zynen Aan. (O W« I- Tonjcl.*, Bafilea fepulta, pag. 312. 't'Luidde, eenvoudiglyk , dus, „ Anno Domfni MCCCCXXXIU, 22d. Menf. Septenib., Obiit Rev. in Christo Pater, Dn. Suederus De Culen» bokcii ,Dei graiia Episcopus Trajcctenfis. Cujus anima requiefcat tn pace ! Amen .*' Vergel. van de Wall. Privileg. Dordr., 52J. () die, naar de gewoonte der toenaiaalige Geestelyken, ook waereldlyke zaaken voor zyne Regt bank liet berigten. De Stad, voor haare Poorteren opkoomende, won het geding wel met de kosten, ter fomme van agt honderd vyftig Ryn guldens, doch van Straalen beriep zig op den Pauslyken Stoel, en de Regeering van den Briele , mede niet itil zittende, deedt haar best; byzonderlyk door middel van Jacob Jacobsz, Deken van Oost. voorn, van eenen Mr. Vastaerts en van „ nog andere Doctoren teCeukn", die zy in haare zaak gebruikt hadt; „om, by Brieven „ van den Paeus, te verwerven, dat al„ fulcke appeüatie^h Jan van Stralen „ begonnen hadde, doot ende te niet foude „ wefen." Ook hadt zy, eindelyk, het geluk van, te Rome, een vonnis, tot haar voordeel, te zien uitwyzen. Maar,midlerwyl, hadt de Party (om welke reden, zie ik niet genoeg) niet alleenlyk de Stad, maar ook Heere Frank van Borskle, Graave van Oostervant en, toen ten tyde , Heere van Voorne; in welke laatrte hoedanigheid, hy een agter-leenman des Ryks was (#); voor het Keizerlyk Gerigtshof gedagvaard, en verkreeg, eerlang , een Mandaet, by 't welke Heer Frank en de Stad niet flegts wierden verweezen in de kosten van drie honderd Rynfche gulden , maar Frank, nog buiten dien, in „ den Acht" des Ryks gedaan wierdt, Cpy Vergel. Wagin. , alhier, bl. 29.' £?) Privileg. der Stad Biiele, bl. 13. :v.deel. * offi.  aio NALEEZINGEN op db 1V.De, l (r) Trefor' Rek. van de Briele, van Bamis 1457 (011458. U. 9 V?. , 10 V0., 13 V°, : en van Bam. 1460. tot Bam. 1461. bl. 15, 19 V". Ook van 1461 1462. p. n. VQ. MS. (_s) Trelor. Reken. Briele, Bam. 1457; tot Bam. 1458. M. 14 v°. 1$, 26, Men fprak ook, op dien dagvaart, van .,den Hulk, dien de Vreetfcepen ingebragt hadden": en van „Vreet„ feepen , om de Visfchery teveyligen" en dat,, die van Goede» „ rede,uit elc; van boren Scepen.een deel Vennoets keyfen fou„ den, in 't Vreetfcip te welen." Dit Vreet fel? moet een Co»« voysr aanduiden. Vergel. Vblius. Belcbryv. van Hoorn, H. 110. wierdt. De Briel zondt de drie honderd Ryntche guldens naar Keulen, om gekit te worden onder Mr. Cornelis van j, Dordrecht, tot des voornoemden J a n s z „ behoef? en , hoewel Frank, door den Keizer , onlange daar na, van den Ryksban wierdt ontheeven , moest, evenwel, de Stad „ vyftich „ Rynfche guldens; dat is, VIII ffi, VI £, „ VIII § gr."; naar Keulen , aan Mr. V a s taerts, zenden, „ omme,daarmede, te los„ fen die abfolucie van den Keyfer voer „ myn Here van Oostervant, dat hi weder „ vry ende vten Achte gecondicht was." (r) Dit gedaan zynde, trok zekere Keulenaar, gezegd Conradus van Rodenïurch, als gelaste van „ myn lief Here „ van Oostervant ende fyner Stede v;n „ den Briel", ter vervolginge en verantwoording deezer zaake, naar 't Hof van den Kei* zer: zonder dat ik zie, hoe deeze zaak verder9 afliep: maar omtrend welke; waar op het hier aankomt; overal blykt, dat zo wel de jNederlandfche Gedaagden, als de Eisfcher, de Keizerlyke Regtbank erkend hadden ($). Bl. 60. r. 4. v. o. „ 't Beleg'3 (van Deven-  VADERLANDSCHE HISTORIE, &u venter) „ door Hollandfche manfcbap byge-] mond:" Met regt, heeft men vermeend, dat, federt, hier uit, een wrok, tusfchen de Utrechtfche en Hollandfche Ingezetenen, fproot, die, eerst eenige jaaren daar na, wierdt bygelegd CO' Bl. 73. r. 6. „ In Frankryk maakte jjjen — veele toebereidfels ten oorloge." Onze Visfchery leedt reeds zo veel, door de Franfchen en Engelfchen, dat „ de ge„ meene Steden en Dorpen van Hollant, „ Zeslanten Vrieslant," op eenen dagvaart in den Briele en, federt, in den Haage, met kennis van den Raade van Holland, den Hertoge, in Brusfel, deeden begroeten , en „ confent vraagen, hoe en in wat manieren, „ men wederltaan foude die Dieuen ende „ Zeeroeueren ?" Doch 'er fchynt, aan de zyde van Philips, den grootften haast niet mede gemaakt te zyn. Bl. 75. r- 5. Of hy zig, thans, ten zeiven einde, ook tot de Hollanders en Zeeumn, gekeerd helbe, blykt niet klaar? Wat het gevolg geweest zy van den voorflag van Philips aan de Hollanders en Zeeuwen, om de Turken te beoorlogen; waar van hier gefprooken wordt; is my niet duidlyk gebleeken : maar dat, evenwel, Philips, zodanigen voorflag aan die Volkeren, al zeer vroeg, gedaan heeft, is zeker. Men zie het onderftaande («). Bl (O v*m de Wall, Privileg. van Dordr., Ille St., bl.6s.i- (ui Trefor. Reken, van den Brkle, Bam. 1455 '4Sö* x Art. O »  jm* NALEEZINGEN op de IV.Deel. i Bl. 238. r. 11. „ Om zig meêr gezag? over de Zeezaaken aan te mactigen, dan de Nederlandfehs Vorfien, oudtyds, gehad hadden, befloot MaXIMILI aan — den oorlog ter Zee op eenen anderen voet te brengen? Schoon or.se Gefcbiedenisfen m) overtuigen, dat de Vorften, uit het Huis van Bourgondie en Ooflenryk, den Edelen en Steden, ten opzigte van 's Lands Beduur, minder vryheid lieten, dan eenigen hunner Voorzaar.cn gedaan hadden,en fchoon dit te harder moest vallen, onder M aximi liaan , om dat dees, by zyr.e huide, zig, ter nakoominge van alle de voorige Privilegiën en we! herbrcgte gewoonten, had. verbonden;'t geen fommige vroegere Graaven volftrektelyk geweigerd hadden;( v) zie ik egter niet, dat hy, door het Hellen é^ner nieuwe orde op de Zeezaaken, ïetsweiferregrelyks verrigtte. Dit tochbe. hoorde tot het regt van Vreede en Oorlog s. tot de Souverainiteit, die, fchoon op geene willekeurige wyze, ever.wel by den Graave, niet by'sLands Staaten, berustte: zo als dan ook, reeds in vroegere tyden, de befchikkingea ter Zee, door of wegens den Graa» \n. „Cost van Rcyfett" BI. 14. „ Item jACor.CLAESzE,Eur, gheineyfter, Meester HuoHE, matthyj Wittest en Jas , Danckaert , in den Haghe ter dachuaert gtreyst,om te hoe, ren dat opdoe» van der Bede; daer mi-ie gtjenadighe Here , mede trecken foude op die Turch.cn: ende waren wt VI. , daglien ende verteerden; mits dat Cop M'JYj daer II dager» , na bleef, om tydinjhe te brengen veattet Ridderfca? fluiten ,foude: V f6, V g, VI $ gr." ^ Oo Kers-avond 1555. cn op den dertiende» dag des ;aar» ■«6 , wierdt, wederom, dagvaard, „om der bede en TorkV?t reyf", in den Hage, gehouden. Meer heb ik niet ge,onden. ■ r 1. f.  2!4 NALEEZINGEN op de W.Deel. BL s8l. r. is. v. o. „ Toen Hertog AL'b recht van Saxen in den Ha ge geko men was, zonden zf' (die van Haarlem),, hem ,, Gemagtigden fee, om zig met hem te verdraagen? Albrecht hadc zig, voor zyn* perfoon, op 't Huis te Teilingen neergeflagen. Rathaller, de Betaalmeester zyner Banden; wiens verhaal men nog overig heeft, en wiens Geflagt zig, hier te Lande, (edert, nederzettede; verhaalt, dat die van Haarlem hem, reeds te Teilingen, Stads Sleutel bragten Bl. 305. r. 7. v. o. „ De inhuldiging gefchiedde te Dordrecht, te Gouda." De aanfpraak der laatsgemelde Stad, is een fchets van den geest dier tyden, en was, blykens een zeer oud affchrift, in deeze woorden bevat. „ Grootmogende ende „ Doorluchtige Forst! onfe alre genadichfte ,, Heere ,' Uwe onderdaanige Onderzaaten, „ Schout, Burgemeester en , Schepenen ende s, Gemeente van defe uwer ghenaden Stede van der Goude, verb'yden hem, [eer herte* „ lyckcn„van uwer ghenaden inkomfte alhier, ende ■prefenteeren U de Sleutelen yan der „ Stad, [tellende lyff ende goet in de he^ „ jchefmenisfe ende uwer For/telycke ghena- dicheyt ende gratie" 13!. 318. r. 2. Hertog Albrecht bewoog Erik, Hertog van Brunswyk,— ent zynen Zoon te ontzetten" 't Blykt, uiteen gewigtig Stuk; na Wagenaar's fchryven uit fa)], R.atiuller , de tncriiis Dncis Aibkrti : apud Mencksn., i'cri^tuf. rciv German., lom, 2. pag, 2117 a-5 2.18.  VADERLANDSCHE HISTORIE, sis mtgekoomen; dat de Aartshertog Philips , by 1 't uicbariten van deezen opftand, aan den Stadhouder van Holland, Heere Jan van Egmond, als mede aan Heere Cornelis van Bergen , (b) zynen „ Of er/ten Maarfchalk," gelast hadt, zig naar Enkhuizen te begeeven, om, aldaar, zo de Afgezondenen der Friezen, als die van Hertoge Hen rik, ter vereeniginge der onderlinge gefchillen, voor zig te ontbieden. Ook hadden de Friezen , op bekoomen' aanfchryvinge, vier uit de hunnen naar Enkhaizen afgevaardigd. Doch deezen, te Stavere verneemende, dat de Saxifche Hulptroepen, onder den ouden Hertoge Albrecht zeiven en Graave Edsard van Oost-Friesland, reeds hun Volk, by Bomfterzyl, geflagen hadden, gingen niet verder. Albrecht trok, midlerwyl, met zyne Hulptroepen, tot Franeker voort en ontzette de Stad. De oude Graaf van Buuren; door wien ik Fredrik van Egmondi, Heere van Yfelftein, verflaa, ten wiens behoeve, de Heerlykheid Buuren , in 't jaar 149a. tot een Graaffchap, was verheeven; kwam, met veele Scheepen en Volk, te Harlinge aan en hem ter hulpe. (c) Drie dagen lang, wierdt, toen , met plunderen en moorden, ten platten Lande, doorgebragt, en zelfs de Ingezetenen van Leeuwaarden ; fchoon zy ftil ge. ( *) Hy noemt zig zeiven „ Broeder tot Berghem." By Martewa, Landb. van Friesl, in Schartsemj., Charterb. van Friesl. , He Deel. Misl'cliien is hy dezelfde, als de Heer van Zevenbergen. Zie Wagen, alhier, bl. $13. en deeze Naleea bl. 218, op Wagem. , IV. Deel, bl. 406. r, 7. Staat. Neder. Bk D. «• 3}i« O 4 V.ÜEEL.  ai6 NALEEZINGEN op de IV.Deel. gezeten hadden,doch, in'teerst, geen Verdrag konden krygen; vlooden , gedeeltelyk, ter Stad uit, en lietsm hunne goederen mede ten prooië der Plorderaars. Douwe GHAêles, één der bovengemelde Afgevaardigden, uisrdt, federt, onthoofd. Sommige Friefen, d;e , fpottelycken, op den Hertoeghe ," in het beleg vanjFraneker „ gheroepen hadden;" wierden, op eeneonmenschlyke wyze,gefpitst Of, onder deezen, eenige BevelhebbersVanden opftand waren; zo als onze Schryver denkt; vinde ik, by Martena, niet. Hy zegt wel dat de Huislieden, in 't beleg van Franeker, eenige Heerfchappen tot Overften gekooren hadden, maar voegt er, naderhand, by, dat deezen zig, deels, met den Hertoge verzoenden , deels, voor een' geruimen tyd, het Land ruimden. Ook blykt uit hem,dat zy het waren , die, in 't volgend jaar, arbeideden, om Friesland,by^koope, van denSaxifchen Hertoge, aan Philips te brengen: (e)waar van onze Wagenaar, op de volgende Blad. zyde, fpreeken zal. f BI. 34a r. 7. „ Hy droeg —— de algemeene Landvoogdy der Nederlanden op — aan zyne Dogter -— , Margareet." Maximiliaan; van wien hier gefproo-' ken wordt; hadt, eerst, den Keurvorst van Trier en den Markgraave van Bade tot Landvoogden gefchikt, die reeds aanftalte maakten, om, met vierhonderd paerden, herwaarts () Marteha, by SchwartsENB, /. c. il. 9, 14 en 15.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 217 waarts te koomen. Doch Vrouw Margareet , zig te Brusfel onthoudende, was naauwlyks van haar 's Vaders voorneemen verftendigd , of zy fchikte, oogenblik, een' Renbode aan dien Keizer, om hem te bidden, de komst der twee vreemde Heeren. in een Land, waar in hy, toen , nog niet, van nieuws, gehuldigd was, voor eerst uil te ftellen. Naderhand wist zy het zoo te belep der, dat niemand dan zy zelve; die 'er, zekerlyk, de naaste toe was en wel in lhat om zulk een last op zig te neemen; met die eere verwaardigd wierdt, (ƒ) Langs deezer weg, wierdt zy Landvoogdes. Bl. 375. r. 10. v o. „ Heer van Was fcnaar -— gevanglyk naar Hatium gebragt alwaar Ka rel hem, in eene yzeren Kooi deedt op/luiten" Zie, hier over , ook de ondei aangehaalde plaats (g). lil. 395. r. 7. „ De fchouw en de zoq voor het onderhoud der Dyken in Hollant was, van de tyden van Willem den II af, toevertrouwd geweest aan Dykgraave et Heemraden, die uit de voornaamfle Inge landen' gehoor en waren. Hertog Philip van Bourgondie was de eerfte, die hier ii verandering maakte." Zie myne Byvosgfel op W^ a g e n aar, Ve Deel, bl. 24—26. Dat voorts, ook vroegere Graaven, als Souverainei van den Lande, te meêrmaalen, 't werk de Dy Cf) J. Rathaller, apud Mencken. Scriptor, rer. Germ. Tom. 1. pag. 2122 et 2t23. Cg) Vaw Hasselt, Stukken voor de Vaderl. Hift. Hel 6i exo. O 5 IV.Debl; 1 'l 1 > t 5 t r :.  si§ NALEEZINGEN op de IV.Deel. Dyken, buitenge woon lyk, met hunne Raaden regelden en een' Opper-Bewindsman over de Dykagien aanftelden, kan, onder anderen, met de voorbeelden van Albrecht, Willem den VI, en Jan van Beieren, blyken, uit de, hier onder, aangehaalde plaatfen (VO« Bl. 406. r. 7. „ De Heer van Fleteren, Admiraal van de Zuider - Zee." Hy bekleedde dit Ambt, alleenlyk by ziekte des Heeren van Zevenbergen (*). Men hadt, om deezen tyd, verfcheidenAdmiraalen, en zy dienden, fomtyds, zo wel te water alg te lande (&). Bl. 414. r. 8. „ Mr. Floris Oem van WyngaeUden, Penfionaris yan Dordrecht,'"' (hadt) „ Albrecht van Loo, Advocaat van Holland en te gelyk Raad des Graaven, in 't aangezigt durven zeggen, dat het hem niet vryftondt, deeze twee ampten te gelyk te bekleeden" Over Albrecht van Loo heb ik, elders, gefprooken (7)." Aan zyne Opvolgers, Aart en Adriaan van der Goes, was de dubbele Ambtsbekleeding , by hunnen Lastbrief, verboden , en zo dit, ook by dien van van Loo; dat zeer mooglyk is; plaats gegreepen hebbe , klem-» de het zeggen van Oem, met nadruk. De (6) Mieris, Groot 'Charterb., Ille d. tl. 55. IV. d. H, 598 en 613. Zie cok van Spaan , Verhand, over Burg, Regtsgsb. tl. 8ó. en vo!sg. (i) Velius, Chron. van Hoorn, il. 119, (*) Vergel. Wagen, alhier, tl. 33a, 370, 398, CO Byvoegf. op Wagen. Vle St., */. 29. (.O-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 219 De lotgevallen , ondertusfchen, van deezen laatften waren vry zeldzaam. Een Hollandsen Edelman gebooren, was hy, na 't eindigen] zyner Letter - oelfeningen, te Loven , in den jaare 1495, tot Raad in den Hove van Holland aangelleld. Men begunftigde men hem, federt, ook met het Supérin* tendentfehap van Leiden en, daar na, met den Ontfangst der Penningen, ter befcherminge van Holland in den Gelderfchen Oorlog. Doch deeze laatfte bediening gaf hem zo veelen vyanden, dat hy verpligt wierdt, om, ter jaare 1510, zelfs zyne Raadsplaatfe neder te leggen. Hy wierdt, toen, in fommige aan gelegene zaaken, ten dienfte van den Lin de en des Keizers, nog wel eens, nu et dan gebruikt, maar, zonder wedde niet be hoorlyk konnende beftaan, nam hy, ii Slagtmaand des jaars 1513, de bediening aan van Penfionaris der Stad Dordrecht, ei geraakte, ten jaare 1515, in ongunst va Graave Henrik van Nassou, Stadhou der van Holland, ako hy; ter gelegenhei van zeker regtsgeding, hangende tusfchei Dordrecht en Mr. Nicolaas Coebel voor den Hove van dat Gewest; geklaag hadt over weigering van Juftitie, en me deeze klagte den Stadhouder hadt aange bragt, als te ftrekken „ ter vermindt ringe ende verachting van zyne auth riteit" Mr. Floris, hier op, door Hof, by den grooten Raade te Bru! fel , aangeklaagd en, door dien Raad, g( dagvaard zynde, liet de Stad Dordrecl hem IV.Deei«, 1 l 1 1  sao NALEEZINGEN op de IV.Deel hem, niet toe, op de eerfte daaginge, te vertrekken. Hy verfcheen egter, op de tweede, alwaar de Prokureur - Generaal verscheiden' zwaare befchuldigingen tegen hem uitbragt, terzaake ook van andere, hem aangewreeyene handelingen, en als hadt hy, ingewikkeld, gedreigd, dat Dordrecht wel eens van Heer zou konnen veranderen: waarom gezegde Prokureur-Generual,tegens hem, verbeurtenisfe eischte van lyf en goed,immers van, met verbeurte zyner goederen, uit Holland te worden gebannen, of, ten minfte, onder daadlyke oplegging eener fomme van zes duizend Rynfche Guldens, voor eerst, dat Gewest te moeten ruimen. Maar,Mr. Floris zig, op dit alles,zeer wel verdeedigd hebbende, gelastte de groote Raad de zaak te befchryven. Hy keerde, toen, Laar Dordiecht terug, en zynen Meesters van alles verflag doende, namen deezen bet werk voor htm op: 't geen, federt, een' goeden keer voor hem zal genomen hebben, nadien hy in zyne bovengemelde bedieninge bleef, tot den jaare 1518, wanneer hy, op last van Keizer Kar el den V, van dezelve wierdt ov.tzet, doch, omtrend 1521., op voorfpraak van zynen Vriend, Adriaan Floriszoon, toen Kardinaal van Tcrrofa, hei field» 't Kan zyn, dat de ontzetting uk zyn Ambt, door eenig verfchil met 'sLands Advokaat van Loo, is verhaast , maar, die al 'c voorgaande overweegt en, teftens opmerkt, hoe uit zeekeren Brief van den Kardinaal, Adriaan Floriszoon, duidelyk blykt, dat, behalven door den Griffie!  VADERLANDSCHE HISTORIE, aai fier du Blioul , 'sKonings fchryven, voornaamlyk was, veroorzaakt „ door raet en toedoen van „ den Heere van Nasfau," gevoelt ligtelyk, dat de laatfte ramp van Mr. Floris aan de oude vete met c'eezen Heere is te wyten geweest. M«n vergeeve my, midlerwyl , deezen uitflap, dien ik my te eerder veroorloofd hebbe, zo, o.a dut de zaak, tot nog toe, my duister fcheen, als om dat ik het bovengezegde uit het eigenhandig fchryven van Mr. Floris geboekt hebbe C«). Bl. 44a r. 3. „Brief voor handen; waar by hy „(Pa is A d r i a a n)" betuigt — de jPauslyke waardigheid wel voer zynePreosfdy ,te Utrechtse willen of (laan* Die Paus fprak, toen, zeker de taal van zyn hart. Hier te Lande, geëerd en bemind, vondt by ,in Rome, niets dan haat en veragting voor zyn' perfoon, op welke wyze men den eeriyken, maar , in Staatszaaken, niet genoeg doorfleepenen, Paus, nog na zynen dood, vervolgde. Men kan dit breder zien, by anderen (»). Bl. 464. r. 14. „ Sedert de ontdekking van Mexico en nieuw Spanje, in den jaare I5ip. —, begon het goud en zilver, in Europa, allengkens gemeener te ^worden" Reeds voor 't bekend worden van 't Ameri- kaansch O) Zie Mr. Flor. Oeu v. Wïngaerden , Register in de zaak« VandeVeroond MS.W. 106- 1^6. Dat, denklyk, niet hy. (zo als onze Wagen, meent, «. Sio-r. 9. alhier.) maar zyn Neel en Naamgenoot, de Heet van Tsfelmonds , nog in Sprokkelmaand des jaars 1525, Lid van de Hollandfche Ridderfchap geweest is, zie.by van de Wall . Privileg. van Dordr., IV.St., W.P.58, (») Robertson , Hift. de Charl. V. Tm. 3. p. »73—»77< •t t. c. p. 287. et ibid «lieg. V.Deel»  ssa NALEEZINGEN op de kaansch Metaal, hadt men, ten jaare tas^j by de Stad Schneeberg, in't Ertzgebergte , behoorende aan Saxe , zeer ryke zilvermynen ontdekt, welker tiende gedeelte, na verloop der eerfte dertig jaaren , drie hon* derd, vier- en- twintig duizend, negen honderd, zeven- en- dertig Centners zilver, of vyf honderd, negentien millioenen en negen tonnen gouds, wordt gerekend, bedraagen te hebben, en dus eer.e fomme van ruLn zeventien millioenen, 's jaars : welke fchat niet kon nalaaten, op de vermindering der waardye van 't geld, en op denaanwasch des Koophandels, den grootllen invloed te maaken (o). Bl. 482. r. 12. „ Verlof geld, eene nieuwigheid, waar aan de Koopluiden, hier te Lande, ten eenemaal ongewoon waren." Onze treflyke Schryver heeft, federt, aangemerkt, dat het verlof geld, hier te Lande, vry vroeger in zwang is geweest, en dat Amfterdam daar van, ten jaare 1516, ontheven was (p). Ook was de grond, op welken, thans, de Staaten 'er zig tegen verzetteden,alleenlyk hierin beftaande,dat deeze last aanliep tegen de Privilegiën van tolvryheid , aan Holland en Zeeland vergund , en dat de Tollenaar van't verlofgeld, tegen de Privilegiën, en zonder de Hollanders , bevoorens , in reg- (0) Putikrs Handbuchder Teutfch. Reicbs Hilt.,7b/«. t, U 444 et 456. (p) Gefchied. van Amfteld. He St., Ve B., M.47a. Verjel. Paulus, Verhandel der Unie,/W.283—287. en de,aldaar, aangehaalde plaaüen.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 223 regte te hooren, zekere „ Acle, van inter„ prefatie" verkreegen hadt. Hier over, vielen vry fcherpe woorden, tusfchen den Stadhouder , Graave van Hooglhaaten, en den Befcbermer van 's Lands oude Voorregten en Vryheden, den , toenmaaligen , Advokaat, van Holland, Aart van der Goes(j). Bl. 505. r. 5. „ Het Verbond met FrankryJz « wierdt, ■—- in Holland, —— bevestigd , door de Abten van Egmond en Bern; eene byzonderheid, my, buiten dit geval, nimmer voorgekomen; door vyf Edelen, en door de zes groote Steden" 't Is ook aanmerkenswaardig, dat 'sLands Advokaat van der Goes, dit verhaalende, deeze woor« den gebruikt: ,, Ende de voorfz. drie Staa> „ ten, hebben de voorfz. Traftaten var „ Payfe bezegelt ende befworen: als blyci „ by der Copie, daer van zynde (r V Maar; zal iemand vraagen; waren 'er dar niet drie Staaten in Holland? en vervali dus niet het, voorheen, ten deezen opzigte, gefielde van Wagenaar en var my? (j) Ik denke neen. De Geestelykheic was, op zig zelve, zekerlyk een byzon dere ftaat of ftand, zo als de Adel en d< Steden dit ook waren: zy waren dus, te fa men genomen, drie (/) ftaaten of ftanden e (f) Regist. vau Holl.if Jan. 1549. bl, iai «n iaa. 5 Mei Us°. p. 129- 74 Juny 1 July 1530. bl. 134. (r~) Regist. van Holl. 8 February 1529. bl. 123 (s) Vaderl. Hift. Me D., bl. 486. r. 7. en myn» Naleez. op die plaats, bl. 202 en 203, letter (a), alhier. (O Hegist. van v. o. Gos*. 31 Jan. 1524. bl, 2. l l [ » t  a24 NALEEZINGEN op dë IV.Deel y. Deel, en, in dien zin, fpreekt, myns oordeels, 's Lands Advokaat van der Goes. Maar hier uit volgt geenfints , dat de Geestelykheid de voorregten van den Adel en der Steden bezat, dat is,dat zy,even als de andere twee ftanden , eene gewoonlyke roepinge tot een het Landsbeftuur hadt Hier van blykt; voor zo verre ik ooit heb konnen nagaan ; niets het minfte, en, integendeel, («) houde ik de uitzonderinge , die, in het ééne geval, by Wagenaar hier aangehaald, voorkomt, voor eene bevestiginge der aangenomene leere, dat nasmenlyk, in een' poütiquen zin; op welken het, ten deezen, alleenlyk aankomt; in Holland, flegts twee verfchillende Staaten, van ouds, aan 't beituur waren. Dat de verfchyning van een' Bisfchop van Utrecht,ter Vergaderinge van Holland, in den jaare 1545, ook hier niet tegen aanloopt, heb ik, reeds elders, doen zien, en zal 'er, hier, flegts by voegen, dat, gelyk dit laatfte , in bet buitengewoon geval £v) der komfte van den Keizer ter Vergaderinge, gefchiedd?, rr.en zo ook voorbeelden vindt, dat de Landsvorst zig wel eens, ook door andere vreemde Edelen, in foortgelyke gevallen , daar ter plaatfe , deedt verzeilen. By 'sKeiz£rs komst te Brusfel, in 't begin des jaars 1530, worden de „ Heeren van Arem„ berg, oudt ende jonck," benevens „ den Abt van St. Amand," op de Lyst der aan- wee* O) V. d. HouvB, Chart. Chron. Ie C, bl. 65. OJ Byvoegf. V. Stuk, bl. 48. op Waq., V. D., bl. I37i reg. 1.  VADERLANDSCHE HISTORIE. aa5 weezende Hollandfche Edelen, in dó Regis; ters van dat Gewest, vermeld (w). NALEEZINGEN OP HST V. D E E hl ' Bl. 5. ri 12. v. o. „ Ten Hove diéef rïien,' dat alle de Nederlanden maar ééne Provintse waren." 'sKeizers groote Raad, te Brusfel, gaf deeze verklaaring , in zekeren Aflaat, voorheen, door Paus Leo den X, verleend, en houdende, dat niemand zou gedaagd worden buiten zyn Land, of; zo ala in Latyn ftondt; Provincia Doch de Staaten oordeelden , te regt, dat men dit, in Holland, moest toepasfen op de onbevoegdheid van van iemand in regcen te mogen betrekken , buiten het Graaffchap, ( x) alzo zuik eene uitroeping (evocatie) ftreedc met *s Lands Privilegiën, die, door geen Pauslyk bevel, konder veranderd of verkort worden. Voor 't overige, fchynen de Staaten en Steden (y~) dt Verdeediginge van dit, voor de vryheid dei In (w) Regisr. van v. d. Gofcs, 8 Jan. 1530, bl. 159. Dat Wyders, de naam van Staaten wel eens gefmaldeeld wien «n op byzondere Steden toegepast; zo als men van de Stat ten van Haarlem, Leiden en Gouda leest; is bekend. Zi Regist.van Holl , 27 July Ifa6, en Staat der Vereen. Nederl, 11e D., bl. 131 en 132. (i). I» 'c zelfde Register; op 1 Ju'y 1547, bl. 32; vindt men, dat het Hof van Holland aa „ de Koopyaerdcrs, Visfehers en de anderen Staeten dag g( e, geeven hadt, om naar huys te reyfen." (*) Regisr. van Holl., 17 en 18 Nov. 15»8. tl. i»2i (.y) Vergel. Waqbn. alhier, bl. 308. P 7. Os». 1 t e S t!  aaö NALEEZINGEN op d e V. Deel. I Ingezeetenen, zo onontbeerlyk, Privilegie .7 met des te meêr yver en hoop op goed gevolg , te hebben doorgezet, om dat zy gerugfteund wierden, door den Hove van Holland, welk's groot gezag, ten deezen tyde, door de regrspleegingen buiten dit Gewest, zeer gefnuikt wierdt. Inzonderheid vindt men, dat, onder de regeeringe van Keizer Kar el V. en van zynen Zoon Philips, de Prefident van Assendelft en de oudfte Raad, Mr. Cornelis Suys, in verfcheiden zaaken, met naame ter beveiliginge van dit en andere Privilegiën van den Lande; welker behoud ,tegens 't Graaflyk geweld, den Voor ouderen , federt, op zo veel bloeds ftondt; zeer vertrouwelyk handelden met de Staaten : ( e ) waar in zy egter verfchilden van één' hunner Medebroederen, Willem Snoek, aart, die, op 'sKeizers bevel, zig van eenige oorfpronglyke Vrybrieven, betreklyk het draagen van Lasten, zogt meester te maaken : doch daarin, met goed gevolg, van deeze zyde verhinderd wierdt (ƒ). De tegenwoordige overeenftemming van 't Hof met de Staaren gaf zelfs aanleiding, dat de laatstgemelden het agtfte Artikel der InftruBie van den Hove (y) Regist. van v. d. Goes, 21 Maart en 10 Ot\ 1554. Zie ook /. c. 10 Dec. 1545. bl, 57. 24 Maart 1553. en 21 Maart 1554. Dat ook de Prefident van den geheimen Raad, Viglius, hier in, zeer redelyk handelde, blykt l.c, 11 OA, '554. Vergel. Wagen, over dit geval, V. D.bl, 410. Van H. Snoekaert , die uit Vlaanderen geboortig was, heeft men , in 't Latyn, onder den naam van ZenocaRus , een Werk over 't .Leeven van Karel den V., 'c geen my nooit onder 't oog is gekomen, doch 't welk, by kundige fchry vers , niet veel om '1 lyf gezegd wgrdt te hebben, Voyez. Paquot , Memoir. Litter. des 'ayj Bat. Tm,n-p"g, ii8-mi»Puttbr.s Handb.,Th,a.,pag, 49*.  VADERLANDCHE HISTORIE. 22? ve; dat, wel eêr4 tot hün nadeel fcheeh gegeeven te zyn, en waar by het Hof gelast was, kennis te neemen van de Privilegiën van 's Keizers onderzaaten , in Holland woonende; nu, tot hun voordeel, inriepen ; en daar uit tragteden aan te toouen , dat, foortgelyke zaaken niet buiten *s Lands, maar voor den Hove, moesten worden afgedaan. Doch de Keizer bekreunde zig weinig aan deeze verzoeken Bl. 16. r. 13, v. o. „ Ook wilden de Steden bedingen, dat zy haare Froedfchappert en Veertigen behouden ztuden mogen , zo lang de Beden liepen" Dat hst Stedelyk bellüur, in de Policie zoo wel als Juftitie, óudtyds, door Schout en Schepenen, in de meeste Hollandfche en Zeeuwfche Steden, wierdc waargenomen,tot den tyd van Hertog Albrecht , is. > elders, door Wagenaar QcJ, aangeteekend. Dat, in fommige Steden, reeds vóór dien tyd, Burgemeesteren waren, hebben wy ook, op zyn plaats, aangetoond, mitsgaders, hos men de gewoonte hadt , om de aanzienlykften der Burgerye, in gewigtige zaaken, te raadpléegen, zonder dat, daar toe, een bepaald getal van Burgeren ergens, was vastgefteld (^). Zeer waarfchynelyk zullen de vaste Vroedfchaps Vergaderingen , uit een bepaald getal van de vermogendffce en vroedfte Burgeren beftaande, hunnen oor- fprong (j) Resist. v. t> GoE-i, 4 en ia Febr. 1548. bl. 5 en f. Vergel. Wagen., alhier, bl. 3». Cc) Zie II!e D. bl. $61. (tl) Z'e Aanmerk, vsn den Heer van Wïh , in de Êyyocgf* sp Wage.<. , III., Si.png- ïï' P a V. DEEt  V. Dm* ] i Ï28 NALEEZINGEN op de fprong daar uit genomen hebben, (V) fchoon niet op denzelven tyd. Men viriels "er voorbeelden van, in de dertiende Eeuw: meerder egcer in de veertiende en vyftiende. Ömtrend het getal der vaste Raaderj of Vroedfchappen, zoo wel als den termyn hunner bediening, heeft men ook geenen gelyken voet gehouden. Meestal egter zyrj zy, voor een korteren tyd, van vier, vyf9 agt, of tien jaaren, of ook wel tot wederzeggens toe, aangefteld (ƒ). Het i& zeer waarfchynelyk , dat, geduurende den Hoekfchen en Kabbeliauwfchen tweefpalt, de Burgeryen van fommige Steden, op de aandryving der Edelen, naar maate deezer be-; lang feheen mede te brengen, vaste Colle-; gien van Broederfchap zullen hebben aangefteld , die, naderhand, door den Graave zyn bevestigd, fommigen, met behoud van dezelfde perfoonen, anderen, met in plaats Helling van anderen. Hertog Albrecht althans5, 3ie zeer mildadig was in 't fchenken van voorregten aan de Steden, en ook daartoe goede redenen hadt; heeft, vooral op 't laatst /an zyn bewind , aan verfcheiden Steden iet regt van vaste Vroedfchappen gefchoaten. Philips en Ka rel van Bourgon3ie hebben ooks aan fommige Steden, het telfde voorregt, op hun verzoek , vergund, 3y 't Groot Privilegie van Vrouw Maiia, van den jaare 1477," noe zeer> daar n, van de vernieuwing der Geregten va» d% (O Vergel. van de Wall, bl. 41J. \fj Wae«n. Me D. bl. 36^  VADERLANDSCHE HISTORIE; «29 de Steden Haarlem, Leiden, Delft, /lmfterdam, Gouda , Rotterdam , Dordrecht, Briele, Goederé en Middelburg gefproken worde; vindt men geene melding gemaakt van de aanftelling of verandering der Vroedfchappen, in die of in andere Steden. Die van Jmfier dam, egter, kreegen , by een «euwigduurend Privilegie van dezelve Maria, gegeeven in Maart 1476, eene vermeerdering hunner Vroedfchappen, van 24 tot 36 Perfoonen ?,o en 094. P 3 V. Deel 1 1 \ 1 1 i 9 ■  % Peel. asa NALEEZINGEN op db Moeder vergund, te bevestigen; was 'er ook zeer ver van af, om de Steden , welken door Maria, of een* der voorige Graaven of Graavinnen, voor. een bepaalden tyd, een zeker getal van Raaden of Vroedfchappen was toegefhan, dit voorregt, voor eeuwig en altoos, te vergunnen. Hy vergunde derhalven , by een' openen Brief van den 4 December 1495. alleen aan de Steden Delft, Leiden, Gouda, Amfterdam, Rotterdam en Schiedam, de voortduuring hunner Vioedfchappen, op den ouden voet,zoo als dezelve plaats hadt gegreepen, federt de dood van zynen Grootvader, Hertog Kar el, doch niet langer dan ter tyd toe, dat hy, P h 1 l 1 p s , den ouderdom van 25 jaaren zou bereikt heb« ben (i). Dordrecht hadt, bevoorens, reeds de bevestiging van dit Voorregt verkreegen, voor den tyd van 25 jaaren (A*) Van Haarlem; 't geen , reeds ten jaare 1403, by gunde van Hertog Albrecht, een vaste Vroedfchap van 33 perfoonen verlueegen hadt; (l) wierdt, denkelyk, geene melding gemaakt, om dat deezer Stads Voorregten, in den opftand met het Kaas- en Broods Volk, in den jaare 1492, waren verbeurd verklaard (jn). De Steden, dus te leur gefield, namen de gelegenheid waar van de inhuldiging der Landvoogdes M a rg a r e r a , in den pare 1507» om hun-v (O Groot Placaat'aoek, IVe d. , fol. 4, 5. t. k ) Van de Wall , ui. 7 i. . , (_l) Vaderl. Chron. bl 604 -6». ( ss) Wag*n. IVe D. bl. 281-—284.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 431 hunne verzoeken nader aan te dringen, ten einde, naamelyk , geduurende de minderjaarigheid van Karel; die, toen, pas zeven jaaren bereikt hadt,- hun bepaald getal Raaden te blyven behouden: maar met geen gunftiger gevolg : verklaarende de Landvoogdes geene magt te hebben, om, hier in , eenige verandering te maaken Qtnj. Van Keizer Karel; die zig weinig bekreunde aan de Privilegiën der Steden, en zig, daarom, ook niet ontzag, om, by_ het aanvaarden van zyne regeering, ten jaare 1515, de Geregten der Steden en, waarfchynelyk, ook wel de Vroedfchappen, daar zy plaats («)hadden ,buitentyds te pntflaan; was geene meerdere toegeevenheid te verwag«en. Intusfchen, daar hy zig, geduurig, in oorlogen inwikkelde, en daar toe groote geldfommen noodig hadt, welken hy, zondei de toeftemming en Contributie der Steden, niet verkrygen kon,en daar deezen zig, geduurig, in ongelegenheid zullen bevonden hebben, om hun aandeel op te brengen; wyl he Land met fchulden overlaaden was, en wei nig voordeel trok van den Koophandel (0) was het ligt te begrypen, dat die zei ve Steden; tegen het einde van Sprokkel maand des jaars 1531 , naar Brusfel be fchreeven, om te bewilligen in eene Bed van 600000 Guldens, door Holland in zes jaaren, alleen op te brengen; ook d be (w) Groot Placaatb. IVe D. bl. 11. O) Waoen. IVe D. bl. 39(5. . (o) A. v. d. GoEi, Regist, bl. 908. Edn in 8?s P 4 v*. Deel, : » e  33* NALEEZINGEN op de V. Deel. bewaaring en beve«iging hunner Voorregten ; waar by hun een bepaald getal van Vroedfchappen vergund wierdt; niet uit het oog verlooren. Zy durfden dit nogthans niet, gelyk voormaals, voor een' onbepaalden tyd, dat is voor altoos, eisfchen. Zy bepaalden hunne vorderingen voor den termyn, dat de Beden liepen: dat is, voor zes jaaren. Dordrecht alleen (p) fchynt .hier op niet aangedrongen te hebben. Maar Karel; fchoon hy goede woorden gaf, en plegtig beloofde, dat hy, in Holland koomende, in alles voorzien zou ; was 'er ver af, om, door de aanftelling of bevestiging van vaste Vroedfchappen, het fteeds toeneemend gezag der Steden nog meerder klem by te zetten. — Hoedanig het, verder, met dit (luk zy afgeioopen, behoort niet tot deeze plaats, en zal, waarfchynelyk , by nadere gelegenheid, kunnen worden aangetipt. Lambrf.chtsen. Bl. 39. r. 6. „ De Waterlanders, otidex wel- (p) Mogelyk kan de reden daar van geweest zyn, dat zy meenden, genoeg te hebben aan bet eeuwigdurend Privilegie .'an Max:mj.liaan en Maria, hut zeer heiselve.uoor Pmur-s, liet was bevestigd, en dees zei;s, by ten Brief van den 21 December des jaars 1404, het zelve bepaald hadt tot den ter. inyn van 25 jaaren._ Die van Haarlem ludden mede een eeuwigdnurend Privilegie van Henog Albrscht; die van Am> terdam van Vrouw Maria: die van Leiden van Kcizei Ka. kel, gegeeven den 21 Junj 1514., tot vveder^eggens toe. Zie OKLt.K'iBefchr van Leiden,pag. W.. Men zou misichien, iet verhaal van Mr, Aart v. o. G<'£Si waar op Waoen. zig >erospt, niet van aile de Hollandfche Steden (Dordrecht uit;ezonderd ,) te verfhan hebben, maar alleen van zoijdanigen « iie of nog in '1 geheel geene vaste Vroedfchappen hadden, .f aan welkqn zulKs, flegts voor een bepaauien tyd, vewiini  VADERLANDSCHE HISTORIE. 233 welken V f telen waren , die den verdreeven \ 'Koning een goed hart toedroegen" Van hier ook, dac een .b • Lentemaand des jaars 1541; wordt gezegd, dathy, in 't Stigtvan Utrecht, voorheen, was aangefteld en nu bevestigd tot Lieutenant van den Prinfe van Orange. Hy was dus, nimmer, Stadhouder van dat Gewest (tj, maar hadt , zo als my, van elders, blykt , onder het Stadhouderfchap van den Heere van Hoogstraat en, zynen Oom, reeds foortgelyken Haat, aldaar, bekleed, doch alleenlyk op, onderhandfchen, Lastbrieve van laatsrgeV melden Heere: zo als de Staaten van Holland, ook nu, liefst gezien hadden, dat hy flegts eenen dusdaanigen lastbrief, van den Prinfe, hadt bekoomen, „vuytlaatende„(zegge zy)1' „ den naam vzxiStadhouder,oïie diergefyck."(«) Bl. 198. o. r. „ Zy verzoglen de Edelen, die niet tegenwoordig waren, te befchryyen. alzo de zaak het platte Land, zo wel als de Steden, betrof." De aangehaalde plaats, uit het Register van Holland, is aanmerklyk. De Edelen, naamlyk; ziet men er duid. lyk; „ verantwoordden, als het eerfte en prin„ cipaelfte Lit,hec platte Land" ("v). En dat zy, reeds vroeger, het platte land en de kleine Steden vertegenwoordigden, heeft men; hoe zeer dit, lange, was tegengefprooken; reeds voor my, aangetoond (w). Bl. 251. £2.) r. 2. „ In een Placaat van den jaare 1471., — Excyns op 't Zout ge. (O Zie ook Regist. v. o. Gobs, 16 Novemb. 154», ff. 316. (O Regisr. v. d. Goes, 16 54 Sept. 1538. tl, 250, sn 22 April 1541. II. 322. (y) Regist v. d. Goes, 13 Nov. 1540. f/. 311. C*} Hskem&n over de Craafl. Beden. tl. 113 en 114,  VADERLANDSCHE HISTORIE. *3? g>efteld.° My tot myne voorige aanteekeningen op deeze plaats, in de Byvoegfels, en op die vanhetlV.Deel,Bladz. 120. r. 12., gedraagende zal ik'er , alhier, alleenlyk hy voegen, dat, met dit alles, de Excyns op het Zout niet, onder dé vroegfte middelen, fchynt te zyn ingevoerd. In zekeren Excynsbrief, of Opilel voor de Excynfen, der Stad Middelburg; zynde het oudfte van dien aart, 't geen my,ooit, voorkwam ; worden wel verfcheiden middelen gefteld, om belast te worden, maar , onder deezen, het zout niet genoemd (#> Bl. 294. r. 18, ,, Doch ti:y is niet ge' lleeken, dat de Staten in haren eisch be; mlligd hebben" ' Van goederhand, ben ik onderregt, dat, in rje, in dat Opftel , voorgeslagene middelen ter belastte ge, zyn betreklyk tor IVyn , Azyn , Bier , Mout , Siroop Meel, Ael, Mede, Brood, Vleeuh, Spek, Visch, Haring*. Kaas . Boter, Eieren, Quik, Cd c. leevend Vee), Schepen, Lam< meren. Verkens, Hoenderen, Kapoenen, ook gezoden en ge. braden — Vygen > tXofynen , Look, Juin, Weede . Asfcken Lvnzaat.- Wollen, Vachten, Vliezen, Schotfche, Engdfclu en lerfche Lakenen, Middelburgs Laken, Scha,laken , en l Loiien van dien: Grein, Kledcrenvoeder, Pdfcn, Schoener. ,ow i- Klederen: waar onder Tulklederen en Wamboyfen.— fzer, Staal, Kooien, Sikkelen : verders koop en verknip van Lande,, en Huizen, Vischwant. Schepen, Koeien, Paerden, Renten verhuurde Schepen , 't roden van Lakenen, Wagenaars^ Cd. i- Verhuurders van Rytuigen et) Paerden, enz.) als medi '"ik^ben^de kennis van dit, 7.0 opmerklyk als zeldzaam Stuk verfchuldigd aan de mededeeling van den doorkundigen Ge fchiedkenner en oud Prolesfor Kluit. Het voert ten 0Prchnfc Dit fvn die Afynze van der Port van Middelbmch, die ghe " maket waren bi ghemeene Scepene. Dat was, in t jaar on Heeren, M°CCC.XX°V , op fente Maihysdach. 'tSchyr 'e'ater , uit zekere gelyktydige aanteekeningen op den kant. ds de, hier, ter belastinge opgegeevene , eet- en andere Ware en koopmanfehappen, ten dien tyde , met allen zyn ingevoei geworden. V. Debu t t 5 ï  338 NALEEZINGEN op dé V> Dan, 1 » i < i | ï in eene Rekening van den Rentmeester beooster Schelde, Jonkheer Hieronïmus van Serooskerkb , over den jaare 1547., gevonden wordt, dat geconfenteerd s, is geweest een Capitale zettwge, op de s, booféen ende Inwoonders van den platten „ lande van Zeelant, tot furnisfement van 9, de helft van een Bede van f 3c 000, ge„ employeert tot fortificatie ende makinge „ van zeker Blockhuys in Zeelant: daar „ Vos/emeer in getatixeert is geweest dC 33. „ 6. |j. Vis:' Lambr. Bl. 294. r. 10. v. o: „ Men vindt, dat het Kaf teel ■ Rammekens , onlangs begonnen, mtrend dezen tyd voltooid werd." De Heer E r m e r i n s , Oud • Sekretaris der lïad Veere, heeft, in eene „ Hiftorifche Ver„ handelinge over het Kafteel van Rammekens;" :e vinden, in het Ille Deel der Verhandelingen van 't Zeeuwsen Genootfchap der Wetenfehappen te Vlisfmgen; aangetoond , bl. 138—147, dat de Lastbrief van den Opaender, die, van 'sKeizers wege, gemag» igd was tot den opbouw van deeze en aniere Sterkten in Walcheren, geteekend was, >p den 29 April 1547, en dat Zeeburg of \ammekens , eerst ten jaare 1557, volooid is geworden. Lambr. Bl. 395. r. 12. Door deeze vereeniging Ier Ampten van Stadhouder en Admiraal, in én en denzclfden per joon, eindigde het gefchil, t welk de Stadhouder en Staaten van Holand, federt eenige jaaren, — met den Admiraal \ehad hadden' Het eindigde wel, geduurenle den tyd, dat de Heer van Beveren , die bei-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 239 beide Ambten bekleedde, maar * na zynen dood, en voor den aankomst van WillemI. , Prinfe van Orange , tot het Stadhouderfchap, nam het Hof van Holland, naamens Karel, en, federt, naamens Philips, kennis van de Admiraliteits zaaken,en deedt de regten van dien.ten voordeele dier Vorften,invorderen. (ƒ) Zo dra,egter, de Prins aankwam, herleefde het gefchil tusfchen hem en de Staaten , aan de eene, en den Graave van Hoorne , toen Admiraal der Nederlanden, aan de andere zyde. Doch men kwam, welhaast, met deezen laatften; die infchiklyk van aart en den lande geneegen was ; over een , nopens < het fluiten van een Verdrag, volgens het welke Hy, by raade van den Stadhouder en de Staaten ,een' Lieutenant-Admiraal, linnen Holland refideerende ," zou aanftellen, aan wien de Reders der Visfcherye de beitel lingen van die Schepen van Oorloge zouden verzoeken, welken,ter hunner befcherminge, ftonden te worden uitgerust. Dit Verdrag was, door Koning Philips, bekragtigd, en, overeenkomftig het zelve, beflooten de Staaten, in Grasmaand des jaars 1567 , om den Heere van Assendelft, Prefident van den Hove van Holland, aan dsn Graave van Hoorne, ter bekleedinge van het Vice • Admiraalfchap, voor te liaan (g). Doch , daar Orange afweezig, Hoorne, in dit zelve jaar, gevangen en, federt, om hals geraakte, kwam hier niets (f) Zie in Refal. van Holl. 29 Nov. I5ÖÏ. U. 130. ( g) Refol. van saMey J5Ö3 , bl. 14. van 23 Mey 1564 . "< &q. van 14 eni.6 Sept., 13, 25Ocl. 1565, £=>, 34,40,43»en van 29 Apr. Z567, il, 19. v. Deel.  a4o NALEEZINGEN op db V. Deel Diets'van , en alva,die, toen,'t opperbevel isi de Nederlanden voerde , en zo wel de Staaten, als alle 's Lands Privilegiën en wettig verkreegene regten, veragtte, was nietgefchikt, aan hun beklag , ten deezen , te gemoet te koomen. Ook namen zy de beste gelee* genheid niet waar. Zy hadden, ten jaare 1508 , eene uitrustinge ter Zee, tot befcherminge der Buizen, voor reekening niet flegts van Holland, maar ook van Waan* deren en Zeeland, verzogt. De Hertog rtondt dit toe: maar, toen de onzen vervolgens aanhielden, om de Kapiteinen en Officieren, docr hunnen Stadhouder; toen Bossü; te doen aanftellen, verklaarde Al va, dat zy aller» onder den Vice- Admiraal, Heere van JVackene, ftaan moeften. De Prefident Viglius; dikwyls de Vraagbaak der onzen; was van 't zelfde gevoelen , en gaf hun te kennen, dat, daar het Convooy ten koste liep der drie Provinciën, zy ook, allen drie, onder éénen Bevelhebber en ééne Ordonantie ftaafi moesten, eu cat, waarfchynlyk,die van Vlaanderen en Zeeland zig , onder eenen ViceAdmiraal of Kapiteinen, by Holland aangelïeld, niet zouden willen fcbikken fchoon egter, noodzaaklyk , de Schepen by één blyven moesten (#). bl. 300. r. iA „ De Staaten van Holland befiooten terftond, hem" (Philips) „ te O) Refol. van Holl.5 luny 1568, il. 18 en 50. Dat Holland geen dtiidlyk Privilegie kon tooi.eii, van, order zynen byzorrderen Admiraal, in alle gevallen, ie moeten vaaren, fchynt my te blyken, uit Refol. ta Novemb. I5ffl, il. 149,  VADERLAND3CHE HISTORIE. 341 re idoen begroeten , vaardigende, ten dieri einde, den Advokaat, onder anderen, naar Brusfel af: alwaar zy zelfs te vroeg kwamen, om gehoor te kunnen krygen" De Advokaat , op den 9 van Lentemaand, naamens de Edelen, zig aan den Heere van Praat; voorheen Stadhouder van Holland; by afweezenheid van den Heere van Beveren, vervoegd hebbende, om te verneemen, of hy oorbaar dagte, dat de Staaten van Holland den Vorst zouden koomen begroeten, raadde Praat hun dit aan , met byvoeginge, dat, zo de Vorst toefde, met in Holland te koomen, zy wel zouden doen, hem , te Brusfel, een gefchenk, ter zyner welkomfte, aan te bieden, *t geen hy niet twyfelde, of de Heer van Beveren hun ook zoude voorhouden. De Advokaat t'huis gekeerd zynde, kwam Beveren, kort daar aan, in Holland en deedt * op den 14 Lentemaand, den voorflag van een gefchenk, 't welk; als ook Wagenaar aanteekent; ter fonr van vyftig duizend guldens , wierdt toegeftaan. Dit laatfte gebeurde, op den ai derzelfde maand: doch, toen , fchynt de StadhouderBeveren al weder vertrokken te zyn geweest, waar door men, veelligt, met hem, over de wyze van aanbiedinge, niet gefprooken, maar, uit al het voorgaande, veronderfteld zal hebben , dat eene perfoneele aanbie. ding de welvoeglykfte zoude zyn. Hoe het Zy, 'sLands Advokaat reisde, met „ de „ Staaten;" dat is met derzelver Afgevaardigden; op den 8 van Lentemaand, weder naar Brusfel, om Philips te begroeten. Q Maat  C4£ NALEEZINGEN op de V. Deel CO Regitt. v. b. Cobs, ii en if April uw. II. iz en 41. Maar deeze heuschheid hadt de gelukkigfte uicwerkinge niet. Naauvvlyks hadden de Staatsleden zig by den Heere van Beveren vervoegd en hem gevraagd, „ of men myn „ Heere den Prince de reverentie doen zoude ï '* Of Beveren gaf hun ten antwoordde: „ dat „ de Majelteyt van de Koninginne in mee„ ninge was, alle de Staten van de Landen „ te befchryven , in 't begin/el yan Mey, „ omme, als dan, de reverentie te doen, „ ende met eenen oock te fchenken het „ geene , wes zy den Prince van Suaigne ,, hadden toegedagt, ende dat haar 'ver„ vreemde , dat fy te Hove gekomen waren, „ omme de reverentie te doen , gemercki, ten dien eynde, noch by haer, noch by hem, „ Heere van Beveren, noch by yeman„ den, Brieven gefondtn en waren? Hy voegde 'er by, „ last te hebben, den Sta. „ ten voer te houden, dat zy, elcks in den „ haren, rapport fouden doen, tea eynde „ de vyftig duifent Philips guldens; gecon„ fenteerd op St. Jansmisfe nasstkomer.de , „ ten voorn, dage van befchryvmge, promp., telyk opgebracht fouden mogen worden." De Afgevaardigden, befiooten hebbende, 'e antwoord hunner Meesteren, ter naaste dagvaart, in te brengen, fcheidden, ten zeiven dage en begaven zig Eaar Holland te rua ). BL 336. r. 12. v. o. „ Hy" (Philips) „ maakte ■— zig gehaat by de Kas-  VADERLAND SCHE HISTORIE. 043 l'Kasttöaanen, door het opjluiten zyner Getnalinne , Joanna." Die gebeurde, niet ji alleenlyk in Spanje, maar , zelfs in de Nederlanden, hadt hy Joanna, in haare Kali mers, doen verzekeren, zonder eenigen Spaan1 fchen Bediende by haar toe te laaten , om Bat hem gebleeken was, hoe zy, door aan■■ raading van zekeren Conchillos, verI trouwden Dienaar van haaren Vader, Koning ' Ferdinand, zig hadt doen overhaalen, I om het regt van dien Vorst, tot het ReI gentfchap van Kaftilië, in eenen, onder; fchepten,Brief, te erkennen. Die wreede handel en de zugt van Philips voor andere Vrouwen, maakten; I «venwel , geene verandering in 't hart var i Joanna, 't geen,aityd, eene blaakend< | liefde voor hem gevoeld hadt en bleef ge I voelen: eene liefde, die, in zyne ziekte £ ja na zynen dood zelfs, niet verflaauwde I en aan welke de krankheid haarer harfenei I een ongelukkig voediel fcheen by te zetten / Anderen hebben de vreemde verfchynfelen I die deeze drift in. haar voortbragt, genoeg e'! faam befchreeven. Ik zal 'er flegts 't vol g gende van aanteekenen. Geduurende de ziekt l van Philips,wilde Joanna; fchoon hoo ; zwanger zynde; van zyne bedfponde nfc f wyken , en volhardde daarin, by zyn afftei 1 ven. Haar, door verdriet en minnenyver,reet ! lang ontftelde geest; verdoofd, als waare hei door eenen flag - van weiken zy zig geen vo 2 komen denkbeeld konde maaken ; liet c , rampzaligeVorftinne ten prooi van een gevo Jie hart, 't geen, by gebrek van genoe ö Q * 28 V.DeEL* t ( i l > è >■ t is » 1. Ie r. i-  ©44 NALEEZINGEN o? de V. Deel, zaame verftandelyke vermogens, zig niet weelende te redden , haar tot de. zeldfaamfte bedryven deedt overflaan. Roerloos bleef zy by 't Lyk zitten , en niet , dan met veel moeite, ftondt zy toe , dat haar Gemaal, ontwaaid, gekist en begraaven wierdt. Doch, ftraks, hiervan bsrouw hebbende, deedt zy hem ontgraaven, weder in haare zaal brengen , koninglyk opiieren en op een Praal bedde plaatièn , alwaar zy , 't oog geflaadig op hem houdende en ; als waande zy hem in diepen rust; zyne ontwaaking, met angflig verlangen , alle oogenblikken fchynende aftewagten, wel ernftig, aan haa* ren Hofiloet verboodt, het Lyk te naderen, uit vrees , naar het fcheen, dat anderen, veelligt, voor en boven haar, in zyne liefde mogten deelen, Haare nayver dulde zelfs niet, dat eene Vroedvrouwe haar, op 't einde van haare zwangerheid , naderde, en 't gevolg was, dat zy, door haare Staats Jonkvrouwen verlost wierdt. — Sedert, bleef zy, in eene mymerende zielsgefteldheid, die , eerst met haar leven, langen tyd hier na, een einde nam (c). Bl. 373. r. 10. v. o. „ De jongfte inbreuk veeier Landen, op den twaalfden van Louwmaand" Op dien dag vooral, en verder op den 19 van Wintermaand bevoorens, en öp den vyftienden en zestienden van Sprokkelmaand , daar aan volgende , waren deeze Landen, door de woedenfte iïor- men, (O Zie, kortheidshalve,RoBSRTSON, Hift. de Charles V, Tom |. p*g. J5—24.  VADERLANDSCHE HISTORIE. «45 men, geteisterd, die Dyken overftroomd en; doorboord, Stranden en Duinen zeer afgenomen en, in het Dorp van Scheveninge alleen, over de veertig Huizen weggeflagen hadden (ht. XII. te', rf, ( O „ Out Madamt". Voyez, j. LEvesque, Memoir.de Gram» ellb ,Tm, fH- 9'.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 249 ville." By de onderteekeninge van een' Spaanfchen Brief, uit Drusfel, den 12 November 1571., aan B. Vulcanius gefchreeven, noemt hy zich Jodo'co de • Courtewille. Wagenaar fchryft , beneden, bl. 169 en 303., deszelfs naam CoURTËVILLE, T. W. Bl. 79. r. 15. v. o. „ De Prins van Orange en de Graaven van Egmond en Hoorne , tékenden deezen Brief alleen?'' In de Byvoegfels, heb ik doen zien, (w) hoe Granvelle dagt, omtrend de opregtheid van Egmond's inborst. Hopper; die zig, zeer kort voor deezen tyd , in de Overmaasfche Beiërlanden , by den Graave bevondt, ter verefièninge van een gefchil, tusfchen de Staaten van Holland en dien He«re , als Eigenaar der gezegde Landftreek , nopens 't graaven van het water, het Spui gezegd; getuigt, dat de Graaf, met hem, te meêrmaalen , in gemeenzaam gefprek tradt over 's Lands zaaken, byzonderlyk over den Kardinaal, verklaarende, „dat, tusfchen hem en „ deezen laatften , geeneper/bonelykebeledlgin„ gen * plaats hadden, maar dat alles flegts „ op 't algemeen belang aankwam, 't geen „ niet behoorde in ééne hand te zyn." Hopper tragtte de zaak des Kardinaals te verfchoonen, met te zeggen , hoe het hem toefcheen, dat .die Geesdyke flegts zyn werk maakte, om elk te bepaalen tot de beezigheden van zyn ambt: maar Egmond bleef by zyn ftuk en beriep zig op daaden: PT' f*») Zie, »ldaar, vi Stuk, U. 41. Q 5 /.Deei^. * Private  *5o NALEEZINGEN op de VI.Dbbl, i pryzende, voor overige, in H o p p e r , dat dees, op't fpoor van Viglius , 'sLands zaaken, niet tot meerdere verbitteringe, maar tot vrede en eenigheid , zogt te brengen ( «). BI.85.r. 18. Men ftak hem" (Granvbllk) „ openlys , eens Spotprint in de hand, in welke", enz. Hoe groot de algemeene verbittering onzer meeste Landgenooten tegen Guanvelle moet geweest zyn, kan men, ook daar uit, opmaaken, dat, in meêr dan één , gedrukt en gefchreeven, Werk, van zelfs rog veele jaaren nadien tyd, op den rand , cf op het witte tusfchen de regels van den Tekst, fchimpende Vaersjes en afbeeldingen van den Kardinaal gevonden worden: ook fchoon die Werken tot geheel andere ftoffen betreklyk zyn. 't Hier onder ttaande ftrekke tot een (laalrjen (o). Bl. 86. r. 14. „ Voornaame Edelen hiel- den f «) Hopper. 1, Episr. XL''pgg. 55- ' (f) Epist. Hopp. p 2.,lxxxiv, lxxxvi, lxxxviii, peg. 2*7—255. Cor:f. Violh Epist. pag, 499.  25* NALEEZINGEN op de VJ.Deil bruikt geworden, tot zynen dood toe, die, in 't jaar 1576., voorviel (f). Ik zou niet vreemd zyn te denken, dat de bezending van Mopper naar Spanje, met voorkennis en medtwerking van den Graave van Egmond gefchied zy. Niet alleenlyk, om dat Egmond , in zyne byzondere zaaken , veel op deezen Raadsheer vertrouwde, en over die van den Larde; gelyk ik boven aanmerkte (s }; wel eens met hem,gemeenzaam!yk, fprak, maar ook, om dat het, van elders, fchynt, dat hy hem wilde bevorderen. Immers Hopper fchreef, in Herfstmaand des jaars 1564, aan zynen Begunftiger, Viglius, hoe Egmond „ hem, „ uit zig zeiven, hadt onderhouden over ze„ ker verhandelde met den Prefident, en ,, zig hadt aangeboden, om 'er de Herto„ gnne, in 't kort, over te fpreeken: waar s, voor; zegt Hopper; ik hem den groot' ,, Hen dank verfchuldigd ben en betuigd „ heb , het overige aan God almagtig en „ uwer agtbaarheid, naar haare, meêr dan „ Va- Cr") Fopperi Epist. ad Violium, p. 2, Bpist. III,IV et V, *«g' 85,86 ec 8*. Conf. Hoynck van Papbmdr. de Vita Hopperi, in Anaiccl Tom.l.png 9e' 10, alwaar men meent, dat SUFRrous Petbi Item, verkeerdelyk, in 't laatst der Lentemiand des jaars 1566, d.et vertrekken, om dat VjgLius zyn' eerften Brief aan ['.opper , toen in Spanje zynde , op den 9 van Sprokkel, maand deszelfden jaars, dagteekent. Doch elk weet, ende Heer Hovnck zelve heeft aangetcckend,dat, in de verzameling, naar welkende Brieven van Viglius zyn uitgegeeven, de dag- en tydteek*ningen,elendiglyk en zeer bedorven , door één ftaan. Vid. HoYKCK., Anal. Belg. Tem. I. Priefat., t. 2. Die van HopPSK, dt»r tegen, «an Violiüs, binken aan oit euvel niet, en fchoon zy van den dag der uitreize niet gewaagen. Rellen zy; alt ik, boven , zcide; de aankomst in Mei 1566,' waar mede 't zeggen van Suïridus zeer wel kan fteiumen. CO NAL1£4IM«, w. Hf.  VADERLANDSCME HISTORIE. s53 „ Vaderlyke, liefde voor my, overlaatende." Ook fchreef hy, weinige dagen daar na, weder aan Viglius. „ De doorlugtigfte Kar„ dinaal heefc, over de zaak, die de Heet „ van Egmond heeft geopperd *, ten „ breedfte aan den Heere Proost Mo ril„ lon C * ) gefchreeven. Ik geeve my: „ gelyk ik voorheen fchreef; geheel ovei „ aan God cn aan ü , en niemand heeft, „ ooit, uit my, hier iets van geweeter ,, of zal 'er iets van weeten ( «).*' Ik dringt egter myne gisfing, over het bedoelde in deeze duistere woorden , niemand op. Mis fchien dagt Egmond, ten bovengemel den tyde, om Hopper ten Opvolger t< geeven aan Viglius, by 't veranderen de Leden van den Raad van Staate. (v). Doch, waar men op zage, 'er blykt, ondertusfchen mede uit, zo, dat Egmond zig niet geheel lyk van de Spaanschgezinden verwyderde als, dat de Kardinaal van Granvelle hoe zeer gehaat, hier te Lande; zig,nog ni zyn vertrek, met de Nederlandfche zaa ken moeide. En geen wonder, de Land voogdes, was wel, in 't eerst, met het ver trek des Kardinaals in haaren fchik, maa: zig , daarna, als onder Voogdy der dri Hee (O DeM» die, namaak, Bisfchop van Doornik wierdt, wa de voornaamfte vertrouweling van Granvelle , in de Netlei landen. Voyez Levesqub Memoir., Tom. I. p*g. 114. t Sttivants. (u) Hopperi Epist. P. I. Epist. LI et LUI. pag. 7 et 72 ( v ) Vergel Wagen. , alhier , W. 159. Levbsque , Memon de Granv , pag. H9 en 90. En Recueil »■ Hopper, Liv. I: Chttpt IX, pag* 6f. VI.Deel; * aioyit.  a$4 NALEEZINGEN op de yi.DEit f» Vergel. Wagen. W. 98—10:. Heeren ziende, (w) kreeg zy , eerlang * fteik berouw van den flap, die zy gedaan hadt. Onder de meenigvuldige Brieven; na doode van deezen Geestlyken , in zynen Boekfchat gevonden en, deels, nog in weezen ; heeft men 'er, één' ontdekt, by welken de Vorftin zig niet ontzag, hem, eigenhandig, te fchryven:,, dac het invol„ gen der gevoelens van Orange haar fmertte: „ dat zy den Kardinaal voor een opregt' man , ,, en 's Koning trouwlten dienaar, overal, zou „ aankondigen: dat zy hem zser groote ver,, pligtingen hadt en als een' Broeder minde: dat zy 't groorOe berouw hadt, van „ zyne verwyderirg den Heeren te heb„ ben ingewilligd: Ja;" (dit voegde zy 'er by, in een oogenblik , misfchien,van driftige vervoering; „ dat die feil ende onheilen, die „ zy 'er door berokkend hadt, door den „ Koning, haaren Broeder, met verlies van „ haar hoofd, dienden geftraft te worden? Ook tragtte zy, een- en andermaal, by nader gefchrifte, niet flegts aan Granvellk , maar zelfs aan Koning Philips , het te rug roepen van dien Prelaat fmaaklyk te maaken. Doch Granvrll'-, zelve, zig vernoegd houdende met de Brit ven van Margare te , was veel te voorzigng, dan dat hy zig, loslyk, op zulke een - gladde baane, ten tweede reize, zou gewaagd hebben. Ook fchreef Koning Philips wei aan zyne Zuster, dat  VADERLANDSCHE HISTORIE. 455 dat het aan G r a n v e l l e ftondt 5 om weder in zyne bediening te treeden, maar hy eindigde zynen Brief,met te zeggen: dat hy den Kardinaal van zyne vriendfchap het verzekeren, zeer voldaan was over dedientten, door hem, in de Nederlanden be weezen , en dat hy hem uitnoodigde, om zyae zorgen en raadgeevingen aan dezelven,, niet te onttrekken, fchoon hy zig in Bourgondië fovondt" (xj. G&anvelle ; die zynen Meester kende; zal deeze laatfte woorden zeer wel begreepen hebben. Toen men hem, evenwel,naderhand,als ze« ker , berigtte, dat Philips zelve naar de Nederlanden zou vertrekken, dagt hy de omftandigheden voor zig veiliger te zyn, en fchreef er over, zo niet aan den Koning , immers aan Hopper; die, toen, in Spanje was ; op 't laatst' des jaars 15Ó6 (y> Maar zyne wenfchen verdweenen, met 'sKonings, nooit aanvaarde, reize Bl. 123. r. n. „De Hammes — geroemd hebbende, dat hy 'er wel twee dist zend Edelen toe overgehaald hadt." Wags naar heeft den, door hem aangehaalden, Strada kwaalyk gevat. Dees meldt ai leenlyk, dat de Hammes zekeren Edelman Anderlach genaamd, tot de teekenin^ van 't Verbond hadt tragten tebeweegen, er dat hy , om zyn oogmerk te bereiken,aan dee zen verhaald hadt, eene Naamlyst van meêi met (x) Levesquï, Memoir. de Geanveli.», p pas 7o-77- fy) Hoïpeb.1 Epist. V, a., Epist., XVI, pag, no. UDsxU > 1 l  s$6 NALEEZINGEN op de VI.DbIL, dan twee duizend Ondertekenaaren te bezitten. (2). T. W. BI. ia6. r. 3J „ Huibert van Raaphorst. Zyn naam was H»rbert, of; gelyk hy zelf dien fchryft; Harbart van Raeph.orst. T. W. Bl. 129. r. 9. „ Braband, in de Geloofsvrede, te Pas/au en te Augsburg, geflooten , begreepen," 't Verdient aanmer. kinge, dat men, in fommige andere Plaatfen der Nederlanden, reeds eenige jaaren bevoorens, die Geloofsvrede; als was zy, ook hier té Lande, aangenomen; voor een^ regel inriep , aan welke zig de Inwoonderen, op 't ank van den Godsdienst., houden mogten. Im* mers dit deedt reeds Johan van Pallant, Heer van Voorst en Keppel, ten jaare 1560, in een' Brief aan den Graave van Meghen, Stadhouder yan Gelderland (a). Bl. 141, r.. 16—ai. „ Kort na hem, kwam Graaf Lodewyk van Nassau en, eerlang, ook Henrik , Graaf van den Berg, Schoonbroeder van den Prinfe van □ range. Zy werden verzeld of gevolgd >an den Graave van Kuilenburg." Men kan, naauwlyks, twyfelen, of hier moet, in plaatfe van Henrik, gefield svorden Willem, Graaf van den Berg, die, waarlyk, 'sPrinfen Schoonbroeder f>) Van Hasselt, Stukken voor de Vaderl. Hiftor., Ie Vi'j >l. 38. O) Tg Water Verb. der Edelen , 3 D. il, 433.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 257 der was. Zie Hiftorie van 't Verbond der Edelen, II. Deel, bl. 194 — 196. Uit een Dagregister, door eenen Dienaar van Breder ode gehouden, is optemaaken,, dat de Heer van Brederode en Graaf Lodewyk van Nassau, den 31 Maart, 1566, te famen, uit Vianen,naar Brusfel reisden, eri dat de Graaven van den Berg en CuLENiiURG, den 4 April, naar Brusfel vertrokken. Zie aldaar, III. 455» IV>- 324» T. W. Bl» 155 r. 7. De Gemagtigden der Staalen, als vertoonende de Staaten zeiven niet." Door de Oemagtigden der Staaten verftondt men , by uitneemenheid, de Afgevaardigden üii de Vergaderinge der Edelen,en zet groote Steden, van Dordrecht tot Gouda ingeflooten. De óverige Steden wierden alleenlyk ten dagvaarde befchreeven, wanneer men dezelven, over byzondere zaaken , wilde raadpleegen : doch men rekende ze niec tot het Collegie der Staaten; gelyk men, toen, fprak; te behooren. Van hier, dat men, in een Stuk van dien tyd, dus leest: „ 't Collegie van de Staelen heeft zeven Le den": en, wyders, dat „ de kleine Ste „ den, alhoewel mede Litmaten van Hol „ lant , nnchthans geen Lirnaten en fyt », van 't Collegie van de Stoeten {by Var hier öok^ dat Koning Philips „de Ede „ len en zes groote Steden," duid'yk no>m „ reprefenteerende de Staten van denfdvei „ Lan ([t) Refoi. v»n Holl' 5 Tuny i566, tl. j3, 2» ,2 Maar 1% VI.Desl. 1 I t  S58 NALEEZINGEN op de „ Lande ( c)." *e Geen, egter , niet belet, dat aan de Edelen en aan eenige, ook mindere, befchreevene Steden , de naam van Staaten wel eens gegeeven wierdt: maar, dan, dient men dit van het, zogezegd, Collegie der Staeten te onderfcheiden. Indien zin, leest men, van de „ Staeten van Hollant'. als, eerst, de Edelen , „ die van Dordrecht, Am fier dam Y Rotter„ dam , Hoorn , Enkhuifen , Edam en „ Munnikendam (V)." Bl. iói.r. io. v. o. „Men hndt, tot hier toe, heimelyk, in lyzondere Huizen, gepredikt:' Te Keppel , in Geldei land, daar, reeds ten jaare 1556, gepredikt en Duitfche Pfalmen gezongen waren, wierdt dit werk voorgeftaan, door den Heere dier plaatfe, Joh an van Pallant,die, eerlang, voor een' Roomfchen, opentlyk, een' Hervormden Prediker beriep. De laatstgemelde egter, kort daar aan, by nagc, uit het Stedeken gelige en naar Arnhem vervoerd zynde, en Pallant geen' anderen, dier leere toegtdaan, konnende overhaalen , om de plaats des vervoerden te vervangen, bleef de Godsdienst, een' geruimen tyd, opgefchorr. De Graaf van Megen, Stadhouder van Gelderland , vermaande hem wel, in Hooimaand des jaars 1560, om eenen „ Catolikfchen Pastoor"1 te beroepen, den ouden Godsdienst te hertellen en de uitdeelinge der Mis- en Bondzegelen weder te doen ftandgrypen: doch Pallant, (e) Refol. van Holl, t? Oct. 1561. bl. 74; ,8 O&.1&6I; il. 34, en 3 Jan. 156a. bl, 1. (<0 KeS°l> van Holl. 15 July 1747, */. ji.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 259 lakt verklaarde, den Koning alleenlyk te konnen gehoorzaamen in dat geen, 't welk niet tegens het woord van God ftreedt, zo als hy de Roomfche leere oordeelde te doen. Megen maakte een einde aan dit verfchil, met, ten jaare 1562 , zekeren GuEiiT Sterck, door den Proost van Deventer, tot Pastoor, te Keppel, te doen aanlrellen en hem, door den Landdrost en één', der Raaden van den Hove van Gelderland , in | deszelfs Pastorie te doen vestigt ( O- Bl. 168. r. 21. „Willem van Hoorn, — al vroeg, in 't openbaar geleerd:'' Gelein Jansz. d'Hoornb, (want dus fchryft hy zynen naam) hadt, reeds federt het jaar 1559 > de Hervormde leere, te Middelburg, gepredikt, in de Handelingen des Kerkenraads van die Stad , van 8 Maart 1574, befchryft hy zig,als, „ van over 15jaaren, or dinar is Minister der Kerke van Middelburg:'' Ook ten dien tyde, ontbraken hem geene toehoorders: van welken fommigen, in 't jaar 1559 , hun leeven op 't fchavot moesten verliezen. Zie MS. Register Crimineel van Middelburg, van den jaare 1535—1505 fol. 205. Doch hy en eenige anderen begonnen, nu, meer openlyk, in die Stad en elders, te prediken. Vergel. 's Gravesande , tweede Eeuwgedachtenis der [Middelburgfche Vryheid, bl. 30—36, 40—56. T. W. BI. («J^Van Hassslt, St. voor 'de Vaderl. Hi(i.,SIe D. N"ï» » I7ien 184. W.»s8;,:>a, 34— ssflen 377. R a VI.DEE&,  V/.Deel, 260 NALEEZINGEN op db BI. 169. r. 2. ,, De Koning — hield? Raadvergadering op Raadvergadering, zo te Madrid, als in 'r. Bosch van Segovia." Hopper fchreef, ten deezen tyde, aan Viglius, dat hy zig, meêr dan drie weeken lang, om den anderen dag, tot bywooninge yan deeze Vergaderinge , uit Segovia, naar sKonings Lusthuis , in het Bosch van den naam, begeeven moest: dat hy zyner Majefteit hadt voorgeflagen, omookdenNederlandfchen Gezant, Heere van Montigni, tot die raadpleegingen toe te laaten , maar dat Philips hier toe volftrekt niet verftaan wilde en van gelyken deedt , nopens den Markgraave van Bergen, die, federt, in Spanje kwam: dat deeze Heeren , hoe zeer hier over, ten fterkfte, klaagende, zig moesten vergenoegen, met het befluit der zaaken, uit den mond van 's Konings Raaden te verneemen: (f) dat zy, in 't eerst, die befluiten als zeer nadeelig hadden aangezien, doch, eindelyk, fommigen derzei ven, met naame 't uitflel der byeenkomst van de algemeene Staaten en het inftandhouden der Bisfchoplyke inquifitie; mits de Pauslyke,nietdeSpaanfche, ingevoerd bleeve; zig hadden laaten welgevallen, met belofte, van dit den overigen Nederlandfchen Grooten fmaaklyk te zuilen maaken. Hopper, egter, mistrouwde hen, ten deeze opzigte, en verzogt aan Viglius, „ te let„ ten, of zy doen zouden , 't geen zy be- ,, hofd (ƒ) Hopp. Epist. 7, io, pag. 92, 93 , 107. Vergel, Beni Tlvoeiio.Nederl. Oorl,, le £>., 111e B., bl. 56,57. '  VADERLANDSCHE HISTORIE. *6i loofd hadden (g)." Ook fpraken de Heeren, misfchien, alleenlyk dus,om te fpoediger herwaarts te konnen keeren : doch 't geen de Koning tegenhieldt Qï). Hoe het zy, zeker gaat het, dat zy, na dien tyd,weder,en met alle kragt, op de byeenkomst der algemeen e Staaten aandrongen i en daar nopens zelfs, met Tisnacq en Hopper, dikwyls verfchilden, byzonderlyk, toen zy bemerkten, dat, ondanks hun toegeeven. de Koning hen, in alles, wantrouwde en. niet door hun, maar agter hen om, naar de Nederlanden liet fchryven, wanneer hy iets, dooi Orange , Egmond , of andere voornaam* Edelen, wilde uitgefoerd hebben. Hop pee fchreef den eerften deezer twee Vorften, ten dee zen tyde aan: hen biddende en vermaanende, z\{ naar 'sKonings wensch te voegen. (/'_). Bl. 182. r. 12. „ Aangezet of voorge gaan door eenigen uit den Kerkenraad. Nie mand kan zich verwonderen, dat Al va er zyn Raad den beeldenftorm op rekeninge de: Onroomfchen gezet hebben. Ook kan 't zeei wel zyn, dat eenigen van dezelven de hanc aan dien woesten handel geflagen hebben Doch 't is nooit beweezen, dat het graauw der Onroomfchen, te Middelburg, daar to< aangezet of voorgegaan wierde door eeni gei t\g) „ Toft jaet aeck duaen fck'lla, dat jas fchièret halbi. I. c. Epist iq. pag. 100—101. Hoppbr bedient zig, te raeei maaien, van 't Land—Friescb, in zyne Latynfche Brieven aa Violius, wanneer hy hem fommige geheimen wilde overfchr ven ( * ) HoppERi Epist. 7. pag. 93. (O c- Epist. XII., pag. 105. Epist.XIII./xrj, io7.Epis XVII. pag. 113. R3 VI.Deel; [ 1 n  a6"2 NALEEZINGEN op de VI.DeeIc gen, uit den Kerkenraad van die Stad T. W. Bl. l85.r. 10. v. o.In den Haage, werden de beelden verbroken."" Ik vinde, in een onuitgegeeven en weinig bekend Stuk, vaneen' gelyktydigen Schryver, dat,in den Haage,even als in fommige andere plaatfen , thans, eenige beelden uit de Kerken genomen en in zeker*; heid gebragt wierden (/). Bl. 202. r. 19, Die van Gouda ver' klaarden—, niets byzonders voor te (laan." Be* hal ven 't hier aangeteekende , door Wage> waar, zeide Gouda, hoofdzaaklyk, dat men de overeenkomst, tusfchen de Hertoginne en de verbondene Edelen, in alles, behoorde te onderhouden, en niemand, dan Oproermaakers, om 't geloove dooden: alles , tot zo lange zyne Majelteit, by raade der algemeene Staaten, hier omtrend, anders zoude hebben voorzien (*w). Bl. 205. r. 14. Filips ontving deeze laatfte tydingen, — daar hy te bedde lag aan de koortfe." Hopper fchryft, dat de Konin^ zig reeds niet wel bevondc, en,op *t verneemen der Nederlandfche tydingen , cot tweemaal toe , in eene derdendaagfche koortfe geftort was (n). Bi. 207. r. 3. „ Het af ft aan der bemid- detk) Vergel. de BwoegC op Wagen. Vle St., bl. 06. (I) Adriaan Coenensz. van Schilprroort . Vishoec, MS. bl 40. „ Geduurende die beelclen-ftoiiii^lie in Hollant, wierden een deel Beeldrn; die fommighe verguit waren, „'.foraraigbe geverwet; gebergt, in "sGravenhaghe, in de Her- „ berghe vsn den M"l, waer van de Herbergier was Hooft- j, man van Sint Antonts Auiaer." (»») Refol. van Holl. 19 Nov. 1566. bl, id. ( o ) Upiau XII, pag. ioj.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 0,63 deling , die Keizer Maximiliaan de II. 1 Koning Pilips hadt aangeboden? De Keizer hadt, hier toe, ook Brieven aan de Landvoogdesfe , voor Orange, Egmont; Hoorne en Mansfeld, gezonden: doch de Koning verboodt haar , dezelven aan die Heeren af te geeven , en wees de bemiddeling van de hand. Maximiliaan zondt, nog twee jaaren hierna, zynen Zoon, den Aartshertoge Karel, ten zeiven einde, in perfoon, raar Madrid: doch met evan ongelukkig gevolg (o). Bl. 212. r. 12. De Hertogin — zogt, door 'deezen eed, te toetfen , op wien zy zig konde verlaaten." Ten dien einde , het zy zig de Lysten geeven, met de naamen en titels, van die geenen, die den bovengemelden eed (om ,naamlyk, van alle verbmcenisfen ïegen den Koning af te ftaan, en hem, tegen elk, te dienen) gedaan of geweigerd hadden. Men moest, in t laatfte geval , de redenen hunner weigering er byvoegen ( pf). Bl. 245. o. r. „ De Markgraaf van •Bergen merleedt, niet zonder vermoe. den Co ) RecueilD»Hopper, Br. IV, Ch. VII, pag. USfe") moppé.r1 Epist. LXVil. pag. 208. r c A D- Heer J. übmbd; één der naarfttgfte en doorz.g. £.He Oudheidkenners van Braband; meldde my, voorheen, zoSffseene Lyst in de Rekenkamer, te Brusfel .ontdekt ie tabHl6 nevens eenige ., Brieven van^de Henoginne van Par- ma, lastende den Prince van Orange, den Edelmanner, " ende Leenmannen, nut fyndt yan de foldeyan .ffu-.mg* Sevt te doen eedt ende te renunneren aan de confoedera. 91 Ven dle fy regens fyne Majefteyt gedaan hadden.» Vergei Sol , NederL h.ftor. III B. , U. H? en 148 ; ook van Ha* STx, Stukk. *oor de Vaderl. Hift., Ie D., M. 161. R 4  *64 NALEEZINGEN op de VÏiDeei, den van vergiftigd te zyn-, op den een- en - twin-. tigften van bloeimaand.1' Wat 'er vandit vergiftigen zy, is my niet gebleeken, Alleenlyk kan men, uit de Brieven van H o p i> e r ; die, thans, te Madrid was; opmaaken, dat B e r g e n ,• door 'tbezeeren van zyn been,eerst omrrend Oogstmaand des jaars J566, in Spanje gekooTien; er weinige gezonde uuren genoot. Zie hür, wat ik, by HopPeR, vinde. In Herfstmaand, was Belgen, te Segovia, zo gevaariyk ziek geworden, dat aile 's Konings Artfen aan zyne opkomst wanhoopten, er, toen hy hier van heriïelde, was hec van korten duur. In Lentemaand d^s volgenden jaars, zig weder ziek bevindende, zondt hy zynen Hofmeester aan Hoppur en liet hem zeggen: „ dat hy, op verzoek der Landvoo^desfe en anderen, de Spaanfcherei» ,, ze niet op zig genomen hadt, dan na uit„ druklyke verzekering, dat alles voor 'sKo„ nings rekening zyn zoude: dat de Hertogin ,. hem, hier op, wél vier duizend gulden hadt „ doen geeven, maar dat deeze gelden rasch ver„ teerd waren geworden, zo door de duurte des t, tyds, als door de reize zelve, en door zyne zeer „ zwaar e ziekt ens, eerst op weg, toen te Sego, via en, daarna,te Madrid: dat hy zig, einde, lyk, verpligt hadt gevonden, twee-en- twintig , duizend Rèaalen op te neemen van eenen En, elschenEdelman, dien hy aanwyzinge van , betaaii' g gedaan hadt op den Thefaurier , Schets,d>e, thans, de voldoeninge,plat af, , weigerde: d^t hy, onderdaags , uit Brieven van , den Engelschman, bet verregaand misnoegen , van deezen vernomen hadt: dat, door dit alles, , z>ne tegenwoordige ziekte was veroorzaak t,die. m hem,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 265 „ hem rog meêr zoude treffen, zo 'er niet, fpoe-1 ,, dig, in voorzien wierde: dat Viglius hem, „ hier toe , de gefchikfte perfoon voorkwam , „ waarom hy Hopper verzogt, dien Prefi* „ dent, hier over te wilien fchryven en, uit „ zynen naam, te bidden, om, by de Hertogin„ nè en den Raad der geldmiddelen, alles aante„ wenden, ter voldoeninge van zynen geldfchie„ ter, waar toe hy, arderfints, te minder kans ,, zag, om dat de Koning wel gelast hadt, „ hem, in Spanje. tweeduizend ducaaten toe„ tetellen, maar, van welken hy, voor als nog, „ niets ontvangen en, egter, geld, om te leeven , „ noodig hadt." Hoi per fchreef, daadlijk, aan Viglius, doch kreeg zulk ongunstig antwoord , dat by 't zelve, voor BV.rgen •, die kort daar op ftierf; verzweeg. Op den 30 van Bloeimaand des jaars 1567, meld ïe hy aan den Prefident: ,, gy „ zult den dood des Heere Markgraave reeds ver„ nomen hebben. 'tGe,muweAgtbaarheid,no« „ pens't geld, gefchreeven hadt, dorst ik hem „ niet laaten zeggen, uit vreeze van, ook daar „ door, zyne ziekte te verzwaaren. Ik liet egter zyn' „ Hof meester by my koomen, die my gezegd „ heeft, dat zyn'Heer, ook door andere Lie„ den , Brieven vin denzelfden inhoud hadt „ bekoomen (q Meêr zegt HoppERniet: fchoon hy meêr kan geweeten hebben. Zo men den dood van den ongelukkigen Heere al niet, door vergif, geholpen heeft, zoude ik, ten minnen, vermoeden, dat zy veroorzaakt, immers verhaast is, door het hertzeer van, in Spanje, mis' (?) Hop»e*i Eoist. p, 3. Spin- x, xii, xvii, xx, xxiv. xxvii., pag i03, 104, «05. «3» "<5, »*9> R 5 ri.DfiEL,  a66" NALEEZINGEN op di VI-Dew • mistrouwd, veragt, en van genoegzaam Ieevensonderhoud verllooken te zyn geweest, zonder hoop, laat ftaan zekerheid, van,ooit, zyn Vaderland te rug te zullen zien. Bl. 246. r. 14, „ De Heer v AN MONtigni wierdt, naar fommiger verhaal, ruim een jaar laater, volgens een vonnis, in Spanje geveld, onthalst: hoewel anderen melden, dat hy, nog tot in Wynmaand des jaars 1570, in hegtenis, bleef en, toen, uit vreeze, dat de Koninglyke Bruid hem verbidden^mogt, door vergif, van kant geholpen werdt:' Ik leere, uit Hoppers Brieven; die , ten deezen , onwraakbaar zyn ; dat, ten zelfden dage, op welken de tyding van *t vangen der Graaven van Egmond en Hoorne te Madrid inliep, ook de Heer van Montigni vastgehouden en, kort daar aan, naar 't Kasteel van Segovia gevoerd wierdt, alwaar men ook, fchoon afzonderlyk, de Heer van der Nesse,plaatfte (r> Beiden wierden zy zeer naauw opgeflooten. Ook ziet men uit dezelve Brieven , dat Montigni , op den zevenden van Wynmaand des jaars 1570.,is overleden (*)• „ ik weet niet" (doet hy 'er op volgen), op welke eene wyze. De een vermoed 'er „ dit, de ander iets anders vaB. Zy, dien 'c „ werk meest aangaat, zeggen , dat de Slot„ voogd van Simancas, eenige Latynfche „ Brieven by hem gevonden hebbende, die zyn „ voor- f>> Hopp. Epist. p. 2. Epist. xxvii, xxviii et L.pag. 1$5> ec ik weet met, wien by , door van dep. Nessjus,verl.aat;misrchien den geeuen die men weet, dat een Dagverhaal van zekere reize van Keizer Karel v. geichreevea (*) ek.EMUNDU», de tumult. Belg.peg. i«b 11%,  VADERLANDSCHE HISTORIE. a6> '9\ voorneemen, om te ontvlugten , ontdekten , „ hem in boeien geflooten hadt : doch dat „ hy, daar op, in eene harde koorts gefïort „ en, kort daar na, aan dezelve, zeer God„ vrugtiglyk en Roomschgezind, geftorven was (O." 'tKomtmy, uit dit alies, zeer waarfchynlyk voor,dat men, in Spanje, door deeze fabel, den geweldigen dood van den Markgraave; die gehouden wierdt, zeer tegent 'bKonirgs belangen, in de Nederlanden, gewerkt te hebben; («) heeft tragten te ontveinzen, en dat hem, waarfchynlyk, mede vergif zal zyn toegediend , op 't ontdekken van de, door hem beraamde, vlugt;over welke, op zig zelve, menden onderftaande Schry veren kan na. zien (v). De Koningin kwam, eerst eeni» ge maanden daarna, te S?govia aan. Bl. 169. r. 5. v. o. „ Ziltbmgge". lees ,, Sahbruggeti'' (w). Bl. 277. r. 7. „ Jan van Batenburg CO Hopp., P. a.Epiit.CIIi. pag. a95." DominusLE Mon. TIUNi, fiptimo die menjis OBobris (l5?o. ), vita defuntlus est: cuius anima requiescat in pace! Q«o autem pacto,, non feit: alii alia fu-ipicantur. Ad quos ca res pcrilnet, i dicun', o!> literas quasdam, apud eum inyentas , de fuga moiisnda compedes ilii, a Castellano de Simancas Juisfe injeèlos: ia eum tam male habuisfe , ut in gravemfebrem continuo , derit, unde, paulo post, mortuus est, perpie et Catholtce. Reeds voor zyn' dood, vreesde Hoppe» , dat hy onder de alaemeene vergiffenis niet zou begteepen worden. Epist. LXXX. pag. 240. (u) Van HftSSElT.Stukk. voor de Vaderl. H:it. Ie D.» bl. 100 en 191. (r) Meteren, Nederl. Hift. III B.,S. 53. Ho. E&emonDus de Tumult. Belg., pag. 102—118. (w) Van HAssKLT.St. voorde Vader!. Hift., Ie D. ,61. a8a sn 25,5. Tb Water , Verb. der Edelen Hl. D. bl. 457- VI.Debl,  263 NALEEZINGEN op d« VI.Deel. buro —— onthalst:' Lees, geen Jan, maar Dirk, (jc) Bl. a8o. r. i. „ Een gezigt, dat de Aanfchouwers zo diep trof, dat den Spaanfchen Krygsknegten zeiven de traanen uit de oogen geperst werden." 't Onthoofden van Egmond en Hoorne ; van 't welk onze Wagenaar fpreekt; deedt,zeifs te midden van Madrid, die uitwerkinge op de Spanjaarden, 't Is, ondertusfchen, zeker , dat deeze en andere ftrenge maatregelen, tegen onze Landfaaten, alreeds, tusfchen Philips enALVA, beraamd waren, voor dat de Hertog herwaarts vertrok. By zyne komst te Brusfel, gaf hy der Hertoginne een' Brief van den Koning, houdende, dat zyne Majefteit hem met zekere zaaken belast hadt, van welken hy opening doen zou, ten bekwaamen tyde. Zy vroeg hem, waarin dezelven belionden ? doch hy antwoordde, het zig niet te konnen herinneren. Maar, naauwlyks waren Egmond en H o o r n e gevangen, of hy liet haar zeggen, dat dit één dier zaaken was (yj. De Graavin van Egmond hadt een fmeekfchrift en breede verdeediginge voor haaren Egtgenoot, gefterkt met veele fchriftelyke bewyzen , naar Spanje gezonden, geduurende zyne gevangenis: doch, zonder dat men, in Spanje, de moeite deedt van het eens te onderzoeken, en zonder dat de Hertog naar antwoord wilde wagten , liet hy de Graaven 't zwaard door den halze jaagen. Hopper, 'sKonings Raad, hadt, zo min als anderen, zulk eene uitkomst verwagt. „ Meêr Vergel. Waoen.zeiven, alhier, bl 231. en Bor. Nederl. Hift., IV 8., W. 138. (y) M«nd«ce, Hift, des Gaerr. de Flandr., Liy. 2. p.2i.  VADERLANDSCHE HISTORIE. a59 „ Meêr dan drie nagten;" zo fchreef hy aan V iglius, die hem dien moord meldde; „heb„ ben my uwe fmertvolle Brieven den flaap „ benomen en, door en door,ontroerd O)." Toen ook, konde men eerst opmaaken , in welken zin en met welke bedoelinge, Alva, bevoorens, den Koning gefchreeven hadt, „ hoe hy hoopte, nog in dien Zomer, zo„ danige orde op de zaaken te zullen ftel„ len, dat de Nederlanders, voor't vervolg, „ met een enkel tiet jen *, zouden konnen „ geregeerd worden C«)." Woorden, die 'sKonings geheim fchryver Cayas, onlangs, aan Hopper hadt medegedeeld, en die ik, by onze Schry veren, niet vinde. Bl. 284. r. 10. „ Omtrend twee jaaren, kwam 'er eene wederlegging van 'sPrinfen verdediging, uit Spanje? Ik weet , even min als onze treflyke Schryver, of zy, immer,gedrukt wierdt: maar zou, voor 't naaste, gelooven, dat zy dezelve was, die Hopper verhaalt, door hem, op 's Konings last, gemaakt te zyn, in 't laatst van den jaare 1568. De Koning Helde ze , toen , in handen van Velasco: waar uit Hopper zelf begreep, dat zyn werk, uit het Latyn, in het Spaansch, met eenige veranderingen, zou worden overgezet,en dan;volgens gewoonte, zegt hy, dief natie; voor dat van een' ander' doorgaan,maar, in allen gevalle, te Iaat hier koomen, om van eenig nut te konnen zyn. —— Of en wanneer, zy aan Viglius gezoo- (,z) Epist. XLVII. pag. 177 et pag. 181. (3) Epist. XLVII. pag. 176. /I.Db^L * Virgula.  270 NALEEZINGEN op de „ I.Deel. zonden wierdt, zege Hopper niet, maar wel, dat hem't Gefchrift van Vergas (zo fpelt hy, altyd, voor Vargas}en Delrio, tegen den Prinfe van Ora nge, niet fmaakte. De Koning hadt er de uitgaave van gelast, mits men zyner Majefteics naam , noch dien van Alba, gebruikte: maar Hopper oordeelde, dac het meêr kwaad dan goed zou doen ( b~). Bl. 2)16. r. 12. „ ln fommigen van 'sPririfen Vendsls — was een Pelikaan, zyre jongen met zyn eigen bloed voedende, afgebeeld,:'' Van hier zal het zyn, dat men , in fommige gefchriften van dien tyd, den Prinfe, onder den bynaam van Pelikaen, ontmoet (c). Anderfints, voerden de Nederlanders, ten teeken, dat zy den Koning niet wilden beoorlogen, roode Vaendels en, in dezelven, gelyke kruisfen als de Spaanfchen Cd). Bl. 315. r. 7, v. o. ,, De nieuwe Nederlanden." Men gaf aan de ouden, of aangeërfden,den naam van Patrimonieele (e). Bl. 317. r. 6. v. o. „Den Erfprins Karkl, dien de Koning ■ ■ hadt doen van kant helpen" Ter bevestiginge of wederlegginge, van 't geen de Schryvers, nopens dien ongelukkigen Prins, melden , vinde ik weinig. Meest alles"blyft, by hun, met den (luier van diep geheim ofonwecenheid berS) HnprSR, p. I. Episr. LXV, LXVir, LXVIII, LXVII « LXVIIÏ paa 204, jcS. 109,212 2'Q, 226. Cc) Vishnek au A C. n» S c h • l p r oort , MS. Cd) D. B. Meniv>ce, Hift. des Güerr.,de Flandre Liy. 5. pag. lij. O) 8tefol.AKoll. 25 Sepc. 1476. bl. 79.  VADERLANDSCHE HISTORIE, a?t bedekt. By Hopper; van wiens Brieven ik, op dit tydvak, aanhoudend gebruik maake,om datzy, door zulk eenen kundigen tydgenoot, op de plaats zelve, zyn gefchreeven; leeze ik, alleenlyk: dat de Prins, al voor't vertrek van Alva, zeer veele moeite gedaan hadt, om mede naar de Nederlanden te vertrekken: dat by, in zeden, geheel verfchilde van zynen Vader, en aan denzelven zeer mishaagde: dat hy, na de afreize van Alva, in 'sKonings Raad was begonnen voor te zitten, zig, tot dus verre, zeer zediglyk (modeste) hadt gedraagen en vertoond, de zaaken te verftaan of te willen verftaan, doende kort verflag van't verrigte van den Raad aan den Koning, *t geen dan de Leden verder uitbreidden.. Zo fchreef Hoppsr , in Grasen Bloeimaaand des jaars 1567. Op den 19 van Louwmaand des jaars 1568., meldde hy,Wyders: dat de Koning, om één uur, in den voorgaandennagt,nevens den Raade van C astilie, in 'sPrinfen Slaapkamer was gekoomen, en hem, aldaar, gevangen gefteld hadt, met last van met niemand, dan die van wegens zyne Majefteit gezonden wierdt, te mogen fpreeken: dat zyne Majefteit, des morgens daar aan, den Heere Tisnacq en hem (Hopper), hadt doen roepen en gezegd, hun de redenen te zullen opgeeven, welken hem tot deeze daad genoodzaakt hadden en, in 't kort , hier over, r.aar de Nederlanden te zullen fchryven (f). Ik weete niet, of hy dit laatft e op eene andere wyze deedt, CZ) /. e. Epist. xxii , xxiv et xxxvui. pag. iaa. ia?  37a NALEEZINGEN op db VLDEU »• Pk*et (nrtSte. | ■ deedt, dan, uit onze Schryvers, (g) kan ge* zien worden: doch Hopper zegr, wyders, dat de Prins, federt, ren Hove, nog raauwer en ftrerger bewaard wierdt , onder opzigt van RorKiuo Gom es ( denzelven,' denk ik , dien Bornoemt Riugomes de Slbva:)dat hy,alles, 'tgeen vsn "sPrinfen misdasden verhaald wierdt (de Koning fchynt dus geene genoegz an eopening , zo als hy beloofd hadt, gedaan te hebben)* niet dorst oveifchryven, maar dar men 't voor genoegzaam zeker hieldt. dat veele Lysten (fee* dulctCommodiana) in 'sPrinfen Kasfen gevonden waren, op welken hy,eigenhandig, de raa-nen van verfcheiden Lieden, die by ter dood wilde doen brengen,hadtaangeteekend: dat,midlèrwyl, Don Jan van Oostenryk de voorzitting in den Staatsraadverkreegen hadt(A}: dat men , in Bloeirraand des jaars 1568, vermeende, dat de Prins of geheel los zou koomen, of minder itreng bewaard worden, en dat hy ( Hopper;,, 't laatfte meest geloofde, oordeeiende, dat het eerfte niet voorzigtig zyn zoude, a'zodePnns van zulken aart was, dat, volgers den Pful„ mist, een Wetgeever over hem diende gefield te „ worden, om dat hy een mensch was (/')." Doth,op den c.4 \an Hooimaand des jsars 15'8, vernam men,fchiVyk,dat hy, dangs te vooren, om één uur, overeden was, zonder dar men, in al dien tusfchenïyj, byna iets; dan alleen federt drie of vierdagen; van zyne ziekte hadt vernomen. Zyn uiteinde, yeide Hoppêr , jwas„godvrugtig en heilig" *gewe7 Oét. 1570, bl. 64, 65, 67, 79, 87. En Ref. van 16 Febr. en 11 Mei 1571- bl.. 11 en 33. £p) Refol. van H01L i* Juny 1571. bu £i. S S |7I.Dëel  a86 NALEEZINGEN op db VLDeei. ■ Bl. 339- r. 12. „ Men hadt, bier is Lande, tyding gekregen, dat de Koning zelf den tienden penning wilde opgebragt hebben." Hopper hadt aan Viglius , dien genaar hier aanhaalt, op den 24 van Sprokkelmaand des jaars 1571, hoofdzaaklyk, gemeld, dathy de klagten der Nederlanderen aan den Koning hadt voorgedraagen, en dat zyne Majefteit hem ganltig gehoord, maar egter den tienden penning noodig geoordeeld hadt. Dit fchreef Hofper, in 't Latyn, maar hy voegde 'er, ten dienfte van Viglius, eenige woorden by,in 't LandFriesch, welker zin ik meene, hier op neder te koomen : „ dat men geene verandering „ in 's Konings befluit zou konnen brengen, „ om dat hy weinig geloof floeg aan de „ klagten der Nederlanderen : dat Hopper „ hem, daar op, verzogt hadt, herwaarts te }, mogen fchryven, dat de hefpng zyne begeerte „ was, al zo 'er veele menfchen aan twyfelden, „ endatPHiLipsdit hadt toegeftaan, met byvoeginge, dat het hem zeer lief zou zyn, indien alle zyne Dienaaren, ten deeze , hert „ beste deeden, zo als hy zeker wist, das Viglius deedt." EL f « ) Vitl.HoppBRi,Epist.,p. a. Epist. CXXVVL.pitg. 336. n»aj dit Werk in zeer weinige handen is, zal ik de oorfpronglyke Friefche woorden doen volgen: ,, Bydier tslhie al te vette fahrieu, „ dat m; naet leauwe moet, dat Fus Hoed dier fidze, sn ,, dierom ist naet mughiyek hette le duaen. Het welk zuis« „dt, zeyde ik, dat hen den ielaefie foli, dat Hk fchriot».  VADERLANDSCHE HISTORIE. 287 BL 342. r. 10. v. o. ,, Marinusi Brand." Schoon deeze Watergeus, nog naderhand, eenige goede dienden aan zyn Vaderland deedt, fr) befmette by, eindlyk, zyn gedrag, door tot den Vyand over te ioopen (O. ! Bl. 346. r. 0. „ Spanjaards misnoegd, om dat men hun vyftien maanden foldy fchuldig bleef? Onder 't fchrik - bewind van A lva, wierden de penningen, in de Nederlanden , traaglyk opgebragt, en hoe liegt, voor 't overige, 't beftuur der geldmideie. ten te Brusfel was , kan daar uit blyken, dat de kas berooid was, fchoon de Koning gezegd wordt, in de vyf laatfte jaaren, meer dan vyfëntwintig millioenen guldens derwaarts gezonden te hebben Bl. 347. r. 15. „Treslong en Roossol vaaren met eenig Volk, naar Bamisfe, daar zy de Spaanfche Schepen ten deek in 0, dat zyn bejerte zos is, troeh dien,' dalter volle Lioed oem « trifien. Wier op hy my joech yüer ttntwird, dattet vuytmiet* „ viol dien fil wesfe, in hun fier liaef, dat al fyn Jien„ ners dier yn het beste dwaen, lyck hy zykcr wyt dat U, E. t, hxet dien~" Hoe zeet ik overtuigt ben, dat men , in het «(fchryven der Brieven van Hopper, de uiterfte ïaauwkeurigfceid heeft in agt genomen, kan egter het maakzei der Letteren, in eenen min bekenden tongval, ligtelyk gelegenheid hebben gegeeven tot eenige dwaalinge. De Predikant Couperus, te Gouda, zeer ervaaren in de Friefche Landtaal, vondt het woord fchrieu. moeifyk te verftaan , en leest fisfe f zeggen,) voor zidfe; joech (gaf), voor foech • lk heb geen reden, ora van hem te verfchillen. (r) Zie Waosn. alhier, bl. 367 en 422. (O Refol. van Holl. 33 Juny 1575. bl. 4*0, 431, conf. 1. c. bl. 213 en 307. Hopp. Epist. P, 3. Epist. XL, pag, 354,' S 3  £8S NALEEZINGEN op de YI.Deel inbrand fteeken? enz- Volgens een, toen binnen de Nederlanden , in Spaanfchen krygsdienst zynde Schry ver , hadt d;> Bailiu van Vlaardinge aanleiding tot di: werk gegeeven. Immers zyn verhaal komt hier op neder: dat,zo dia Don Ferdinand,uh Utrecht, over Viane, met zyne Benden, te Vlaardinge gekoomen was, de Hoofden der Spaanfchen, waar onder ook de Stadhouder Bossu, terflond overwoogen hadden, hoe best den Briel te ontzetten, waartoe zy ook de gedagten van den gezegden Bailiu innaamen. Dat dees geraaden hadt, met de ebbe, in kleine Vaartuigen, naar Geervliet af te zakken , aldaar de Bénden te ontfchepen en, te voet, naar den Brie'e te doen trekken , verzekerende hy, dat de Geuzen de Bornisfe niet zouden konnen opvaaren, en dat dus cle gezegde Vaartuigen, geduurende den optogt naar den Briele, gerus» telyk en zonder Wagters, in die Rivier konden blyven liggen. Bosso en de overigen, dien raad goedkeurende, was men, daarop, van Land geliooken, doch naauwlyks onder zeil, of de Bailiu hadt zig, langs een' anderen weg, heimelyk gefpoed naar den Briele. daar hy aan Lumei kennis van den ftaat der zaaken hadt gegeeven en hoe gemaklyk het zyn zoude, de Spaanfche Scbepen, in hunnen weerloozen ftand, by Geervliet, in brand te fteeken: zo als dan, op last van Lumei, ook, daadlyk, gefchied was. Dat de Spanjaards, midlerwyl, op de ylugt gcdreeven naar hunne Schepen en , nu, dezelven, grotendeels, verbrand vindende, nog  VADERLANDSCHE HISTORIE. 289 nog wel eene wyle, met de onzen, by Geervliet, 1 aan 't fchermurfelen geraakt waren en getragt hadden s zig aldaar te nestelen en ,fgefchuc te ontbieden, maar dat, juist op dat pas, de Bailiu van Vlaardinge weder by Bossu was gekoomen en verzeld van nog eenen anderen Inwoonder des Eilands, dien Graave den hoogen nood, in welken hy was, vertoond hadt, hem dringende, om, renfpoedigfte,eene brug,uit hoornen en de kleine Schuiten, die hy nog krygen konde, t'faamgefteld; over de oude Maafe te flaan en, des noods, door den flik lobberende, zig, hoe eêr hoe liever, van daar te begeeven, alzo hem zulks, anderfints, met den aanwasfenden Vloed, onmooglyk zou worden. Bossu hadt dit, den volgenden nagt, in 'twerk gefield, en zyne gekwetflen , in een afzonderlyk Vaartuig, onder 't befluur van zekeren Aldarette, (/J weggezonden («) Hoe zeer ik voor de waarheid van dit ver haal niet vollediglyk in ftaa, en de Schryver: fchoon, in veelen opzigte, niet te verwerpen; egter zig wel meêr eens vergist (v), wan neer by by de gevallen niet tegenwoordig i: (O B. de MENDOCE,Hift desGuerr.de Flandr., pag. u8. («) Mbndocb, /. c, pag. 117 et 118. Zie ook Bor, Nederl. Oor!. Ie D., bl, 431. col. 1. (y) Mendoce, l. c., pag. 120 V., alwaar hy ook verhaak, dat Pachieco , te Vlisfingen, onthoofd is De overige Schryvers getuigen, dat die Spanjaard ter galge verwezen wierdt: fchoon men verfchilt, of hy, aan de beenen, of aan den nek, wierdt opgehangen Vergel. onze Wagen., Vle D. bl. 352. Ook is hy,nuen dan ,ornaauwkeurig,oratrend den tyd; 'lellende, b. v. 't, inneemen van den Briel op den tweeden, in plaats van op den eerfieit, van Grasmaandc. Liy.5.pag,u6.Ffo. S 4 /I.Deel. 1 i  'a9° NALEEZINGEN op de VLDeel ] J i i 1 < « 1 i 3 < j i » is geweest, heeft egter *t gezegde te veel betrekking tot één der wigtigfte punten onzer Historie, dan om 'er, geheellyk, van te zwyeen. Dl. 362. o. r. ,, Berigtfchrift" (voor Sonnoy) „ op 'sPrinfen eigen naam gegeeven, ;n met zyn geheim zegel bekragtigd." De Staaten Helden, nimmer , een* Graaflyken Stadhouder , nog deszelfs Plaatsvervanger, lan. Niemand kon dit doen, dan de Graaf selve, of zyn Vertegenwoordiger : voor vien de Prins zig hieldt, zo lang hy zig ils Stadhouder van Philips aanzag (w). Bl. 375. r. 3. „ Medina Celi, die lier, veehyds, ongezond -was, Jcheen geenen rmaak te hebben in 't bewind over de Nederdnden, waarom hy —, op zyn verzoek , van le Landvoogdye ontflaagen werdt." Ik leeze >y Hopper, dat Medina Celi welhaast zo meenig wierdt mee Alva, dat hy zig 'an den laatsgemelden affcheidde. Die tyling trof Philips en 't ganfche Spaanfche Hof; bevreesd , dat, ook uit deeze rerfchillen, een nieuw inlandsch vuur, in de Nederlanden mogre uitbarilen; ten hoogde, :n bewoog den Koning te iigrer, om 'c -erzogt ontflag aan Medina Celi toe e iïaan (jc ). Bl. 377. r. 19. „ De Prins van Oran-' e, die van deeze Vergadering kennis ofe veelligt zelf doen befchryven hadt? Bor zegt, (iO Vergel. du Val, over de regt. der Stadh. ,11, Sr.» (#j Hw>>. Epist. CXLVIII. pag. 371,  VADERLANDSCHE HISTORIE, aai" zegt, dat de Prins, uit het fchryven van die' Dordrecht, kennis kreeg, dat de Staaten, op den vyftienden van Hooimaand des jaars 1572, binnen die Stad zouden vergaderen. Doch dit neemt niet weg, dat de Prins, voor af, de Leden tot die byeenkomst kan hebben doen aanmaanen. Maar hoe, of door wien, blykt, myns weetens, nergens. Ook heb ik, voorheen, aangemerkt, {y) hoe , in de gedrukte Registers van Holland, niets van deeze Vergaderinge is te vinden. En fchoon my, na de uitgaave van het zesde Stuk der Byvoegfelen op Wagenaar , wel eenige gefchreevene Refolutien van dat Gewest,loopende van den 19 van Hooimaand voornoemd, onder \ oog zyn gekoomen , die, door Mr. Jacob Pauli, Sekretaris van Dordrecht, zyn geteekend, hebben zy my, ten aanzien van de befchryvinge, en van 't gebeurde, op de voorgaande dagen deezer eerfte Vergaderinge, niets geleerd. In de Vroedfchaps-Refolutien van Gouda , van den 12 van Hooimaand des jaars 1572, lee zeik ook flegts,dat, „Burgemeesteren aan dc „ Vroetfchap aengegevm hebben, hoe dai „ ettelicke Steden van Hollant, op der „ XlHIen." (zo ftaat er) „ defer maent, « „ Dordrecht, communicatie ende Vergode „ ringe houden [uilen , om defe Landen it, „ ruste ende welvaeren te dirigeren , ter, „ meesten dienfie van de Co. Ma>-., ons aln „ G. H." d. i., (genadichste Heer)(z) Bl. 378. r. 7. „ De Staaten be /loo (y) V^rgelyk niyn gezegde, in de Byvoegfels, VI Sc, W f.01 en 102., op Wagen., VI. d. bl. $76, r. 13. (\z) Vroedlch. RetbL Gouda, Mf. 12 Jnty 1572 . b\ 4, Vft S 5 /ldbbc.; ! 4  VLDesi 292 NALEEZINGEN op de Jlooten, de penningen te vinden , gedeelteJyk, by Leening van den Rykdom , de Geestelykheid en de Gilden : ook uit noo* delooze Kerk fier aaden en andere kostelykheden. „ Deeze Leening ; welker gedagtenis ons, door Bor, bewaard is en, denklyk, naar zyne goede gewoonte, met de woorden van het, thans vermiste, Staatsbefluit zelve; liep dus over gemunt en ongemunt goud, zilver en andere juweelen, (0) of; zo als onze Wa oenaar zegt; kostelykheden en kleinodiën: waar onder ook edele gefteenten konnen begreepen geweest zyn. Zy raakte den ryken en anderen Ingezetenen, by welken een „ yegelyk:\A.\., hier, de Edelen en Steden) „ in denfyne, hier toe, het noodig aanzoek „ zoude doenterwyl byzonderlyk de Kerken, Kloosters, Güden en Broederfchappen, als mede de Dorpen, elk in hun bedryf, gelast wierden, die goederen, „ onder de be„ hoorlyke Inventaris en Recepisfie, in be„ waaring der Stedelyke Overheden te „ Hellen, om" (zo leest men, by Bor) „ dzs te beter verfekert te zyn van, door „ de K overs en Vagebonden, niet geplon„ dert, maar, ten gemeenen oirbaer, in „ den (3) Bsa, Nederl. Oorl.VI. R., «.388. C2S2). 't Woord Juweel was, voorheen, van eene 2eer algemeene beteekcnis, en duidde kostbaare fraaiheden, van verfchillende ftoffe , aan. Zie Kiliaan, op dit woord. De Diamanten niet flegts, maar 't Goud- en Zilverwerk, 'r welk de Staaten, ten jaare 1575-»den Graave van ScHWART2BNBERr,fchonken,begreepen zy te fatnen, by voorbeeld, onder den naam van „ alle de „voornoemde Juweelen en ptefenien." Refol. van Holl., 9 April 1575. bl. 219. Vergel. myn Byvoegf. op Wagen. VI St., bl. 25. (O en VIII St. bl. 62,  VADERLAND SCI IE HISTORIE. 293 „ den noot, geëmploycert te mogen wor den." Of die beüuic der Staaten ,1e.. wierdt werkheilig gerankt en mee welk gevolg, heugt my niet, by eenigen Schryver, gevonden te hebben: doch, in eene.gelyktydige, fchoon ongetekende, Ihefaurier-Rekening der Siad Gouda, vinde ik dat geene. 't welk ik, hier onder, heb aangetekend (i), Bl. 381. r. 6. „ Na 't overgaan van Delft en Rotterdam , vertrokken alle de Raaden" (des Hofs van Holland) „ en an> (£ Y, Thefaur. Reken.Gouda, van het voorgevallene, federt „ 757» ,tot IS74-" MS.Ie Capitt.,Art. n.„ Vuy.T0HEi P van 't Silver, dat, binnen de' Goude .gecollecteerd is, omme verjlrect te worden ter betasl'nge ofte onderhout van den heer., tocht, daer mede f.ne Pr. Excel!.", tot fecours van de Lan„ den, in Brabant gtcoemen was. Volgens Staats Refolutie,in '% v Iterp^dievan der Goude, s.chtervolgende d' voorfz. Refo„ lutie van myn Heeren de Staten van Hollt, ttt Dordrecht ,, gh.nomen .hebben, binnen de voorlz. Stede,eerltelick, doen inventariseren en, daer nae, in hetire handen doen co„, men a'.le tzilver , verguit ende — onverguit, dat, aldaer, be„ vonden is , die Kercken ,ClooSteren, Goodshuyfen ende an,. deren Cullegien en Gilden te competeren: Twetk fulcx ,', gedaen zvnde, is 't voorfz. zilver, by de Gedeputeerden der voorfz, Stede, tot Dirdrech; gebracht ende, aldaer, in han'„ den van Adriaen Manmaeker; als by zyn Pr. Escellen„ tie daer toe gecomiueen, ouergelevert: Te wïten dryehon„ dtrt rcaick verhult, ende honden fesfendertich marek wit „ ziluer, maeckend'e t'zamen vyer hondert, fesfenderich maick: blyckende , bv de Recepisfe van voorn. ManmaE. ker, van dato den II1J Aug. XVcLXXII. Welcke zilver, „ te we?en 't verguit; donche (d. i. de o»f«) gereekent tot „een pont, achtyen fcfiell., en twitte tot een pont ieer„ tbyenfchell.; aan trelde belopen fonde de fomma van Vim. „ HlcvLXXXircC. Vlllg" _ Hier op volgt nog een tweede post, uit welke blykt , dat, door Gedeputeerden van der Goude, nog aan Manmabker „ was ter im.d gefield, aen verguit eu onverguit zilver, SX^LXV „ jjf. VIII g. — Twe'cke zylieden van Goude , vuyt handen „ vanden Heere van Zwieun, Gouverneur en Capkain aldaer, „ outfangen hadden." W,e dit hadden opgebra&t, Waereldly lten of Geestelyken, vinde ik niet.  494 NALEEZINGEN op db VLDbei. : ] i < 1 i i 1 C«) d. B. Mehdoce, Hift. des Gutrr. de Flandr. Liy. vii ,pag. 154 et 154. V°. Cd) Ö. B. dc Mendoce, Liv. vii. pag. 16%—164. Al« va; zegt hy.badt niets, dan een' blaauwe laaken' mantel,over zyne klederen, en Medina Celi een zwart harnasjen, met gul^"«gelkens , «nder een*, zwart Euweelen, met goud belegden , andere Koninglyke Amptenaars, — uit den Haag, naar Utrecht? Men leest dit niet flegts van deezen, maar dat ook veele andere Geestelyke,enWaereldlyke,perfonen, van meêr en minder aanzien, zo mannen als vrouwen, ten getale van wel vier duizend, met ruim zeven hondetd wagenen, ter dier gelegenheid, Holland verlieten en zig naar Plaatfen, die nog onder 's Konings gehoorzaamheid waren, begaven (c). BI. 390 r. 7. „ Men hieldt, nu en dan, Schutgevaarten." Volgens Mendoce; die, in 't Spaanfche Leger, voor Bergen, diende en aan veele fchermutfelingen deel hadt; hadt niet flegts Alva , maar ook Me. 3Ina Celi, zig in ééne der gevaarlyk-i ten, doen vinden en, fchoon ligt gewaotmd, aan 't uiterfte gevaar; als waren zy jemeene krygsluiden; bloot gefteld (d). BI. 4(4. r. 13. „ Metaale ftukken; >eertig en zes- en- veertig pond fchietende.' Men lette op de meerdere zwaarte, toen, lan nu, der kanon• kogels. BI. 419. r. 10. De Hertog — fchreef ïem, dat Hy, in perfoon, 't beleg zou konen voortzetten , zo Don Fred rik vertrekken wilde," enz. Alva voegde 'er by, dat ry Don Fredrik, in dat geval, voor zyn' Zoon  VADERLAND SCHE HISTORIE. 095 Zoon niet meêr zou erkennen, en zondt hem die ftrenge boodfchap toe, niet in gefchrifte, maar door monde van Don Bernardin deMendoce, dien hy, daar toe, van Nieuw»; megen, naar 't Leger voor Haarlem afvaardigde. Mendoce bragt zynen last, met luider ftemme, uit, ten aanhooren der Spaanfche en andere Soldaaten, die, vlammende op 't vermeesteren der Stad en 't bekoomen jvan buit, deeze tyding, met uitbundige vreugde, vernaamen ( e ). Bl. 457. r. 4. „ De Koning ontving "hem' (Alva) » êunfi'èer dan men ver- 'wagt, en in 't eerst verfpreid hadt: fchoon hy, eerlang, ter oorzaake van een Huwelyk, door Don F red rik— aangegaan, in 'sKonings ongenade viel, en te Uzeda gevangen gezet werdt." Men was, ten Hove, zeer misnoegd op Alva , en weet aan zyn beltuur, ja aan zyn niet opvolgen van fommige bevelen des Konings, de verliezen in de Nederlanden, 't Onthaal was ook zeer ongunftig, zo voor hem, als voor Don Frederik en Vergas. Hy bereikte Madrit, omtrend den eerften van Giasmaand des jaars 1574. Toen hy zig, nog zes mylen, van daar bevondt, kwam 'er, onverwagts, een Bode van den Koning , met last, dat Don F rede rik niet ten Hove mogt koomen , maar, regelregt,naar zyne Commanderie hadt te vertrekken , en dat Vergas zig, vyf mylen van 't Hof, hadi te CO Mendoce, /.c. Llv.VU.,pag. ac6 et ao6 F!. Verg,»! Soa, VI B., 61. C315O 430 en 431.  aoö NALEEZINGEN op de ■ VI.Dee! te onthouden, De Hertog kwam,toen, alleen en droefgeestig, in de Hoofdftad en by den Koning, tiie hem zeer flaauwiyk cntvong, en van wien hy, vvelrasch, nog droefgeestigtr fcheidde en, terllond, naar zyne Stad Alba vertrok. Ondertusfehen, waren 'er verfcheiden nieuwe klagten tegen zyn bewind ingeloopen, die zyne Majefteit Itrengelyk wilde doen onderzoeken, en daanoe ook den Bisfchop van Cordia^ Al va's legënftreever; opontooodc: door al het welke de trots des ouden Landvoogds ten e-enemaale wierdt ter neder gellagen; die, zig op een goed onthaal gewagt hebbende, 't hart zynes Meefters van hem gekeerd, zig by aideren vcragt en met een itrerge ftafpoofing zyner daaden gedreigd zag (ƒ). Op 't laatfte, egter, nam alles beter keer dan hy gtdagt hadt, en, teen, wierdt hy, na eenigen tyd'sKonings ongenade, ook in de Gevangenis, beproefd te hebben, weder aan 'c hoofd ; als ook Wagenaar aantekent ; van 's Spaanfche Leger gefield en naar Portugal gezonden; caar hy gelukkiglyk ftreedt. Die wreedaart was de wederwaardigheden van 'tleeven niet ongewoon, ïn vroegere jaaren, om zyne dapperheid zeer geagt by Keizer Karel V, keerde 't geluk hem, in den ftryd by Santia , fchielyk den nek. Gedwongen tot eene fchandiyke viugt, kon hy 't verwyt zyner eigene boldaaten niet ontduiken , Cg} in welker mond, nog lan- wil- (f) IIcppfri, Epist., P. 2. Epist. 157 et 160 pag. 3l7, 388, 194. CO >' es was b'igiiaco, que la reiirada da Saniia." Voyei Villars, dans, Us ivieiaiij,. d une gr, Bibiiuth., 2"*». CC, pag. 3^y.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 297 ge daar na, de vlugt van Santia tot een Ipreekwoord w as geworden, door t welke men gewoon was de grootfte lafheid aan te duiden. Bl. 455- r- 9- v" °- » Hy" (Alva) gaf zynen Opvolger te kennen , dat hy, — groote gebreken in dé Regtsöeffening befpeurd hebbende , en dezelve niet wetende te her pellen , door de Nederlandfche Regters, zig van Spanjaards hadt bediend." Hoe zeer die handel zelfs den Spaanschgezinden Neder, larderenfmertte, blykt, uit het geestig fchry. ven van den, by my dikwerf aangehaalden. Hopper, aan Viglius, die hem hier ovei geklaagd hadt. ,,'tGeengy meldt" (zeide hy), nopens het aanftellen van Spaanfche en Ita« „ liaanfche Regtsgeleerden * en Raaden, in de „ Nederlanden, moet gy weeten,niet zondei „ reden te gefchieden: want, wyl de natuui „ zelve de magtigeren over de zwakkerer „ doet heerfchen, gelyk men by Aristo „ tel es vindt, is het, in allen opzigte. }, gevoeglyk, dat, over ons, lompe * en on „ kundige menfchen, gewoon aan onbe „ fchaafde wetten, zodanige nieuwe Wet ,, geevers gefield worden, die , onder een* „ zagtere Jugt gebooren, op de aller wel „ leevendfe, gemanierdfte en geleerdfo „ wyze, zyn opgevoed, en die, om reg „ ten en wetten te kennen, noch Grieksch „ noch Latyn, noch Wysbegeerte, noch iet „ van dien aart noodig hebben , maar „ op de fchoolen, hunne meesters dezelvi „ taal hoorden fpreeken , die zy, nog ii „ de wieg, alreeds van hunne minnen leerder „ Ook dienen de lesfen vaa zulke meesters hun „ voc VI.Dexi» 'Doiïoret. *Barbari. > i I » ■  298 NALEEZINGEN op dB VLDiei fh) Hopp. Epist. LXXXVIII. pag. ü£4 et 255. Vien.l Spift. ,p«S 544 et 55?. „ voor hun ganfche leeven, tot allergenoeg„ zaamfte wetten, zonder dat het 'er op aan „ koomt,of zy juist de geestelyke of Romein„ fche verftaan. En, om zeker te zyn , „ dat, altyd,de beste van deeze Lieden naar „ de Nederlanden zouden vertrekken, heeft „ men er zulken toe uitgekooren , die uit „ den Raad , voorheen , gezet zyn. 't Geen „ gy weet, dat flegts den besten en hei„ ligften Mannen te beurte valt Bl. 470 r. 1. „ 't Gros des Vyandlyken Legers — bragt zo groot eene verwarring onder het voetvolk, dat het den vyand den nek hoodt, en aan 't vlugten doeg" Nopens den Veldflag op de Mokerheide; van welken Wagenaar, hier, gewaagt; verdient de Mendoce; aan wiens beleid de Spanjaards, grootendeels , die overwinninge fchynen verpligt geweest te zyn ; te worden ingezien. Indien ik hem wel be« vatte, was hy van oordeel, dat het vlugten der Nasfaufchen, in 't eerst, opzetlyk gefchiedde , en met ocgmerk, om z;g, kort daar aan,op't onverwagat, te wenden, ea op de gelederen der Spaanfchen; door drift van najaagen gebrooken; in te vallen en hen , kon 't zyn , ylings te verdaan, "t Geluk van den kryg liep den Nasfaufchen tegen: maar Mendoce, die met hun vogt , is edelmoedig genoeg, van Graa*  VADERLANDSCHE HISTORIE. a89' ve Lodewyk en den jongen Paltsgraave ChristoffeIjj., (welke laatfte er fneuvelde ) zeer te roemen: met betuiginge, dat zy zeer goede Hopluiden en Volk hadden, dat zy 'voor deezen de best mooglykfte plaats des gevegts hadden uitgekipt , en dat zy, voor zig zeiven dappere Edellieden * zynde , zig ook, als zodanigen, in den ftryd, gedraagen hadden ( *')• Bl. 489. r. 12. v. o. „ Men befloot, van 't bemagtigen der Zoetermeerfche Brugge •af te zien en de Meer te naderen, tusfchen Zoeter meer en Benthuizen? Bor verhaalt, dat deeze togt gefchiedde, op het te kennen geeven van „ eenige Huislieden' van Zoeter» meer, die den Kommislarisfen van den Prinfe verzekerd hadden , „ dat men juist „ door de Brugge niet moest vaaren, maar, tusfchen Zoetermsir en Benthuifen, — over ,, den Zegwaerdfchen weg, wel zou door j, mogen." Ik zie, thans, nader, dat die aanmerklyke raad ; welke het ontzet van Leiden bewerkt heeft, en wiens Uitvinders verdienen in geheugen te blyven; gegee?en wierdt, door zekeren Jeroen Cornelisz, vanZoetermeer,CoRN elis Willemsz, van Benthuizen, en Leendert Pistersz, Sekretaris van Zevenhuizen, en dat de Staaten van Holland, ten jaare 1580, aan elk' deezer menfchen een jaargeld van vyftig guldens fchonken, voor hun (/) B. de Mendoce , Hift. des Ciierr. de Flandr., iry.XIj Vhap. 10., pag. 258 V°. — pag. 266. * Valets* reux Cht' valiers.  VI.Deel. VII. Deel. 290 NALEEZINGEN op de hun leeven, ter erkentenisfe, dat zy aan gezegde Kommislarisfen; zynde geweest Wil* lem Jan Willemsz., en Gerrit Cornelisz, Bailiiu van Schieland; hadden „ geopen- baert, ghedaen' ende begonnen de fecreete „ tochten, tusfchen Soetermeer ende Benthuy,, Jen; waer door gekomen is op de Soe* termeerfcbe Vaerten ende de Noordt Aa, ,, ende de Stat, met Gots hulp, victori- eufelyk is ontzet." &c. (£) NALEEZINGEN op het VII. DEEL. Bl. 98, (6). r. 1. „ Hooft fchryft, — dat het Slot, door Paulus van Loo, bewaard werdt. Doch van elders blykt:'' enz. Te regt tekent Wagenaar hier aan, dat van Loo, ten deezen tyde, het Slot van Muide niet bewaarde, en een kundig Man heeft, onlangs, doen zien, dat Hooft, in plaatfe van van Loo, Lienden hadt moeten fchryven (/). Bi. 1c5. r. ia v. o. ,, Eenige Raaden, in 't gemeen Patriotten genoemd." Die naam gaf men, blykens den zin, thans, aan hun, die 'sLands zaak, tegen de Spaanfche dwing- c*) Refol. v. Holl. a4 Maart 1580. W, 42. (o Van Hasselt, StuKk. voor deVaderi. Hift., 111e d. bi. ?6.  VADERLANDSCHE HISTORIE, aoï d wingelandy, waren toegedaan: deezen maakten Vil. er een gewoonen titel van , ook by 't onder- DEEI" teekenen van Brieven. Orange zelve onderteekende zig, ten jaare Ï577 ,[in eenen Brief aan de algemeene Staaten, ,, Uw geaffec„ t ioneer de Vriend en Patriot, tot uwen dienst (*»)■" Bl. 140. r. 9. ,v. o. „ Hy" (de Graaf van Bossu) — „ hadt, in den aanvang des jairs f1577)--. de band geleend aan de opregting en tekening van een nieuw Verbond van Vereeniginge tusfchen de algemeene Staaten? In dit Verbond; gemeeniyk de Unie der generaale Staaten te Brusfel, of het Eeuwig Edict, genaand en, den 9 January *5?7 - te Brusfel, getekend, traden mede de drie Leden der Hoofdftad 'sHertogenbosch» Hunne bekragtiging en tekening gefchiedde, op den 30 September, en 't oorfpronglyk Huk berust, nog, onder Stads Are'iiven («). A, Martini. Bl. 164, r. 6. v. o. „ 't Slot te Gouda — werdti omtrend deezen tyd," (het jaar Is77. — „ om verre geworpen'. Over den ouderdom en de wyze der afwerpi^ge van dtt Slot - heb ik, in de Byvoegfelen, op dece plaats, reeds iets gezegd. Thans, zal ik 'er flegts by voegen , hoe men, niet zonder reden, vermeend heeft, dat de uitmuntende Boekery van den Staatsraad Hopper; wel- fm) Bor,I. d. X B., bl. 2J4. (83°.) f» ) Inventaris, a. N°. 379- Ta  «9a NALEEZINGEN op de vil DCEL. welke hy, aldaar , by zyn vertrek naar Spanje, onder bewaaringe van zynen Schoonzoon, den,toenraaaiigen, Slotvoogd van der Mvle, gelaaten hadt, en die 'er,by 't overgaan der Stad , ten jaare 157a, geb'eeven was; by die gelegenheid, niet zonder verlies van veele zeldzaame ftukken, de Hiftorie en Staat van den Lande betielTwnde, is verflrooid en verlooren geraakt ( 0 ). Bl. 215. r. 10. v. o. j, Te Antwerpen, drong, men, daarentegen, cp het vastltelien eener Geloofsvrede:'' Deeze Geloofsvrede wierdt ook, ,te 'sHertogenbosch aangenomen en, op de 3 Otfober des jaars «37b; door de ouüe Schutters , in tegenwoordigheid van Dr. Elbert Leoninüs, met nog eenen Gemagthdcn van den Hove, en den Heerevan Hoorn, Baanderheer van Boxtel, als Bevelhebber der Stad, bezwooren. Waarna de Onroomfchen of Hervormden niet alleen in de St. Pieters en St. Jacobs Kerken; die zy, bereids den 7 en b September, ter ceffeniog van huonen Godsdienst, hadden ingenomen; maar ook, in de S. Komelis en St. Anna Kapellen, wierdentoegelaaten, om, vryelyk, te mogen prediken , doopen , nagtmaal uitdeelen , trouwen en begraafnisfen te doen (^>). A.Martini. 'Bl. 244. r. 8* „ De Prins hadt Bos- Sü, (0) SüFFRini'SP»TRlde Scriptoiib. Frif., Bcrad. it.Cep. 9. p. 298. Conf. Hoppeki Epist. P. 2. Epist. 14». p. 371. O) Chrcnvk vmi bet begin der Stadt 's Bosch, onder n:y berustende, MS. Boa, Befchryv. van "sBosch,*/. 41.4a. Oi'DBNHuVr.N , Uitgaave van i6/o,H. igj, i<4. VanHeurn» Uittor, der Stad en Meyeiyet»n'sBosch. He d., il. 112,, 1131  VADERLANDSCHE HISTORIE. 293 •su, na zyn ontflag uit de Hoornfche gevangenis, zeer begunjtigd." Ik heb dit punt, reeds voorheen, aangeroerd Qq). De algemeene Staaten zeiven hadden deezen Gtaave, in Herfstmaand des jaars 1577. aan de Staaten van Gelderland, tot Stadhouder van dat Gewest, voorgellagen : 'tgeen, denklyk, niet zonder toeftemming of aandryving van den Prinfe ; die , thans, te Brusfel, den meesten invloed hadt; zal gefchied zyn(r> Doch men fchynt 'er, in Gelderland, geene ooren naar gehadt te hebben , en liet dit ambt onvervuld; ook na Hier ges, die, wegens den Koning , dien titel voerde, voor Vyand verklaard was; tot den 2» van Bloeimaand des jiars 1578 , toen Jan van Nassau er mede begur.ftigd wierdt (s"), Bl 350. CO* 5' Vermoedelyk, is het Utrechtsch Verbond opgefteld, door eenen der nieuwe Raaden 'j Hojs van Gelderland, immers zeer waarfchynlyk, door eenen Gel' derschman? enz. In de gefchreeven Notulen of Refolutïen der Afgevaardigden van de Utrechtfche Unie, loopende van den 30 van Louwmaand tot den 30 van Hooimaand des Jaars 1579 ) en, over eenige 'jaaren, gelukkiglyk, in Zeeland ontdekt,- van welk zeldzaam Stuk ik een yn Byvoegf. 8. Stuk, */. 7. T 3 VII. Deel,.  «94 NALEEZINGEN op de VIL een zeer net affchrift heb mogen behandelen; zie ik, dat de woorden holden, geholden, en foortgelyken ; die onze Wagen aar zegt „ zuiver Gelder icV te zyn ; mede voorkootr.en (u ). Daar, thans , Lamzweert Geheim fchry ver van 't Kollegie dier Afgevaarden was, ( v) heb ik wel eens gedagt, of men, in 't ftellen of fchryven der Unie, ook zyne pen gebruikt heeft. Daar ik, voorheen, over de wyze , op welke de Utrechtfche Unie tot ftand kwam, my, vry breedlyk, heb uitgelaaten, zal ik, fleg-s kortelyk, hier by voegen dat geene s 't welk my, ter ophelderinge van 't een en ander daar gezegde, in de zo evengemelde fNotuien der Afgevaardigden tot de Utrechtfche of, zogenaamde, nadere, Unie, is voorgekoomen. i °. Ik heb gedagt: dat het eerst ondergeteekend Stuk, «aden4 van Sprokkelmaand des jaars 1579., gedrukt is geworden, en ik plaatfte het, liefst, met 'sGravesande, tusfchen dien dag en den 5 van Lentemaand', daar op volgende ( v). In 't geheele Handfchrift der gezegde Refolutien ; fchoon, als ik zeide, van 1 f «) Zo leest men . in de Refol. »an 19 Maart 1570, van het „ inheiden van penningen" en,op 23 Maart 1570 , van , "Oe„ de hanoie holden," Vergel, van de Spucel, Bundel van°on. ui.gtg. S'., Ie D , bl. 1* !., cn He d., bl. 225. (v "> Zie myn Bwe-egf 7 ft., */. 78. (. A). { w Byvoegf. l c. Dat de Unie, op den 27 Jan. 1579, nog niet gebukt was, blykt uit van de Spiegel . Bundel vajj onuhgeg, Stukk. Ie d.3 bl. 199,  VADERLANDSCKE HISTORIE. 295 van den 30 van Louwmaand tot den 30 van Hooimand des jaars 1^79 loopende ; vinde ik geen het minde gewag, Iaat ftaan befluit, van of tot het drukken der Unie, met naame niet voor den 8 van Sprokkelmaand t doch men moec aanmerken, dat de Beduiten van dien laatstgemelden dag zeiven , tot den 14 van Lentemaand, beiden ingeflooten, ontbreeken: en als ik daar byopmerke,dat men; bly. kens het zelfde Handfchrift; op den 20 van die maand, de Printers, d. i. Drukkers, ter Vergaderinge ontboodt, om de, op den 17 bevorens vastgeftelde, „generale ende particuliere Ordonantie van de middelen generaal te drukken", en , teffens, overweege, dat deeze Ordonantie een gevolg was der Unie, die dus, natuurlyk, reeds voor af, zal gedrukt geweest zyn, {#) komt het my waarfchynlykst voor, dat tot dit laatfte , niet voor den 8 van Sprokkelmaand , maar egter , tusfchen dien dag en , uiterlyk, den 14 van Lentemaand, zal bedooten geweest zyn. 20. Zeide ik: fy) dat Rein ï er Cant de Copie authenticq, by welke Prins Willem I, onder eige hand en zegel, verklaarde, de Unie van Utrecht goed te keuren, op den 17 van Bloeimaand des jaars I579, hadt overgeleverd: maar ik wist, toen , niet aan wien? My blykt, nu, dat hy in '"y Exemplaar van den eerften druk der Unie, vinde ik die Ordonnantie of Ordonnantiën niet, maar wel agter dat van den Hoogleeraar Bondam. CjO Byvoegf. 7. Stl, il. go. T 4 VII. Deel.  VII. DtEL. ] 296 naleezingen op de hy zulks gedaan hebbe aan het Koïkgie der nadere Unie ( z). 3°. Teekende ik aan; O) dat Zeeland, reeds den 12 van Sprokkelmaand des weergezegden jaars 1579, Nikolaas Blancxs, tot Afgevaardigden naar Utrecht, hadt benoemd. Maar 'ik leer, uit) het Handfchrift, dat de Zeeuwen, reeds op den 31 van Louwmaand , denzelven Blancxs benoemd hadden. 4°. Nopens Prins Willem ï, vermeende ik; dat, fchoon men, te Utrecht, fpoediger dan 't eerfte voorneemen was, 't Verbond geflooten hadt, dit egter, zonder kennhfe en onderhandfche toeftemminge zyner Doorlugtigheid, niet gefchied ware. Doch van dit laaifte moet ik, na de leezinge van het Handfchrift, te rug koomen ,en liever denken , dac de nood, in welken de Bondgenooten zig bevonden, en die, zo aanftonds, nader blyken zal, hen tot fluiten drong, zonder, tha s, na 's Prinfen toeftemminge te konnen wagten ,riet tegenftaarde zy wel wisten , dat Hy, hoe zeer de Utrechtfche Vergaderinge, in 't algemeen, begunftigende, egter van dezelve, in eenige punten, ("deels doormy, in het VII. Stuk der Byvoegfèiensbl'. 84.,opgenoemd) verfchilde. Zeer aai.merklvk dunkt my, ten deezen opzigte , 't geen er voorviel, by de Ut- (z) Notulen van Gedeput. tot de Unie van Uirecbt, van 16 tay 1579- MS. " Ca) Byvoegf. 7. St,, bl. Ri. (*; Byvoegf. 7. St, bl. 83. Vergel. /. e. il. 77.  VADZRLANDSCHÊ HISTORIE. a?7 Utrechtfche Bondgenooten, op den i van; Sprokkelmaand des jaars 1579. Men nam, toen, in overweeginge , hoe dezelven zig voortaan zouden gedragen „ mitte generale „ Staten, foe in Contributien als anderfints, „ als mede, of men die Artyckelen van de „ Uiüe zynra Hoicheyi* (dea Aartshertogè RIatthias) „ fall verthoenen ofce nyet?" waar op de Leden verklaarden en beflooten: voor defen tyt, niet te vinden, dat men „ defelve Unie zynre Hoicheyt, ofte de generale Staten exhiberen fall: dm, moegen wel „ lyden, dat, by den Gedeputeerden, die naer fyne ÈxC" (den Prinfe van Orange) reyfen fall, indien, buiten off, „ privatim, dyen aengaende eenige propoosten „ vallen, de zaecke mit dcnzebe geiommuni„ ceerd wordt:" te weten, dat defelve nyet acn„ gegaen en is , om fich van de generale Unie te fcheyden^ dan, alfoe de Vyant een „ inval deede in den Overquartier van Gel„ relant, en dat men" (fag) „ die fobere „ apparaet van fecours &c., dat, daerom, ,, de voorfz. Bondgenooten , om (c) den „ Vyant te bat te nfisteren, goedgevonden „ hadden een naer der Unie, milten anderen, „ aen te gaen: ende. dezelve gerefisteerd we„ fende, zullen hem gaerne, wederom, nae „ de generale Unie reguleren, ende hem by de Generaliteyt houden: als breder in de „ voorfz. Inftructie (d)." Hadt de Prins, voor Cc) Zie myn Byvoegf. c. IL 77. ^(l) Refol. Gedep. der mé. Unie', 1 Febr. 157a. MS. T 5 - vir. De«l.  298 NALEEZINGEN o? de VIL B&2l-. yoor't fluiten der Unie, 'cr kennisfe van gehad, hadt hy, dat meêr is, 'er in toegeftemd, 't was onnoodig geweest, 'er hem, naderhand, van te doen onderrigten en, tot dit en andere zaaken, den Burgemeester Arent Dirksz van Leyden naar Brusfel te zenden: zo als nu gedaan wierdt (e). Ondertusfchen, vinde ik, in een ander, mede zeer egt, Stuk, gewag van eene Acte van confirmatie vand'Unie van Utrecht, reeds, „ by zyne Excellentie, gedaen , den 5 February „ 1579." (ƒ) En hier mede fluit, zeer wel, de toeflemming van Dordrecht in 't byzonder,zoals ook, daar na, die van Holland, in 't gemeen, beiden op 't einde van die maanden, en „ op 't believen van fyne Excell:" gedaan ,en waar van ikinsgelyks, voorheen, {g)gefprooken heb. Bi &68 r. 34. „ Men hadt hem"(Graave j a n) „ eenen Raad toegevoegd." Die Raad fcheen my, voorheen, j„ alleen tot ,, Burgelyke zaaken betrekking gehadt te „ h/bben Ik zeide, thans, liever tot Landszaakenx onder welken egter ook die van den kryg behoorden, voor zo verre zy 'c Land raakten. DeRefolutien der Utrechtfche Eoridgcnooten (z) drukken zig dus uit: „ De voorfz. Gedeputeerden hebben, vol„ gends he: verzoek van mynen gen. Hee- » re , (e) Notulen van Gedep. der nadere Unie, Mf. 5 Febr. 1579. (f) Copie Requesr der oude Acta, üctroyen enz. ,loopende van 1573-1590. MS. (g ) Byvoegf. 7. St. 61. 83. (h ) Byvoegf 3 Stuk, tl. jc. op Wagen. , Ille d., 61. &6i. 1. 14. Notulen van Gedeput. der nad. Unie, 30 Jan. 1579.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 299 „ re, die Stadhouder van Geldsrlant, Grave Johan van Nassau, — neffens „ fyne Gen., by provifie, twee gecommit„ teerd, die welcken denfelve, in alle voor„ vallende faecken, als Raeden , fullen asfi„ fleren: te weten, één uyten Landen van „ Gelre, alwaer het oirloch fchynt te wil,, len vallen; alsfe Wilhelm van „Boekholt, Drost van Wageningen ; „ ende één van die van Hol!andr,<#e welcke hem btite den handel van oirloghe verihen „ ende zulcx lange gepleecht hebben, alsfe „ Mr. Pauwels Buys, Advocaet van „ den Lande van Hollandt. Geevende, daer ,, en boven, zyne Gen. expresfe last ende „ auctoriteyt, eenige gequalificeerde Per fa„ nen, hem chrygsverltaende, neftens zyne „ Gen», te verkiefen: die welke men, in„ dien 't noot zy, oock daar toe eenicli ,, tractement verftrecken lal." Deeze laatllen weet ik niet, of ooit gekooren zyn, en fchynen my onderfcheiden van den Krygs~ raadt dien de Staaten aan Graave Jan toevoegden ik"). Bl. 298. r 9. v. o. ,, Hertogenhosek — verklaarde zig voor de Vrede's punten:* In de Bylaagen, agter deeze Naleezingen, letter A, zal men een naauwkeurig Affchrift vinden der opene Brieven van Koning Philips den II, gegeeven te Madrit, den 30 van Slagtmaand des jaars 1579, en waar by hy de Artikelen goedkeurt, onder welken (£) Byvoegf. 7. St. il. gs. op Wagen. VHe D. */. 26g. r. 14. VII. Deel.  Soo NALEEZINGEN op de VII. Deel. ken de Hoofdftad 's Hertogenbosch den Kéul.' fchen Vrede heeft aangenomen,. Een ftuk, 't geen yan des te meer belang is, niet alleenlyk; om dat, uit het zelve; als, in zyn geheel, by geen' Hiftoriefchryver bekend; de denk- en handelwyze van dien tyd kan gezien wor« den, maar ook, om dat deeze Stad de eenigfte der Steden en Gewesten in ons Land geweest is, die zig, toen ten tyde, onder de gehoorzaamheid des Spaanfchen Koning weder begeeven heeft. A. M. Bl. 414. o. r. „ Men overwoog, federt, of men hem zyne wedde, ter iomme van vyfsig duizend ponden 'sjaars, behoorde te blyven voldoen." Den Aartshertog Matthias; van wien, alhier, gefprooken wordt; was, oorfpronglyk, in Wintermaand des jaars 1577, door de algemeene Staaten,eene wedde toegelegd van honderd twintig duizend guldens, Vjaars, mits hy zelve zyn. Bl. las. r. i. „ De Stsaten vzn Holland vonden geraadeo , — tot 's Lands Advokaat, te beroepen Meester Joan van Olden- barneveld , te Amersfoort gehoor en. Een groot man behoeft geene aanzienlyke afkomst,' hy wordt uit eigen' verdiensten gebooren, en is zynen luister, naast God, meest aan zig zeiven verfchuldigd. Zodaanig een; fchoon een memch en niet zonder feilen; was, ongetwyrTeld, de trefiyke, in den tekst genoemde, Voorftander van 't Nederlandsch Gemeenebest — befhiur en van deszelfs, zo byzondcre, alsProvintiale ,Voor* regten en Privilegiën, met n:\ame die van Holland, welken hy, met zyn bloed, bevestigde. Met dat al, heeft men, dikwerf, over de geboorte en Ouderen van Oldenbarne* veld getwist, en een woord ter navorfchiag is ge- oorloofd. Ik, voor my, houde hem; zo als hy ook aan de algemeene Staaten zig noem. de;egt en regt gefprooren uit een edel gtflagt, 't geen (xj, in en voor de vyfdende eeuw, de Cr") Rvvocgf. VUT. Stuk, bl. 67, 68, 76 en 85, op Waren VHL D», bl. 238. r. 6. v. o. bl. 384. r. 13. v. o. en il. 36a. r. 6. v. o. (w) Refol. Vvoedfcli. Gouda, 43 NoV. J5S7. ft. 337,MS, Waaiagt. Verh. bl. i6s„ V VIII. Deeï,»  VIII, Deel. 306 NALEEZINGEN op de de Ridderhofftad Oïdenbarntveld, by Niciv werkerke op de Veluwe, bewoonde en, in 't Ridderboek van dac Gewest, zeer vroeg bekend ftaat: zo als my ook eenige Edelen uit het zelve, in ridderlyke kleedinge, en voerende, op den mantel, een zilveren kruis op een rood fchild, in over oude fchilderüukken, zyn voorgekoomen (y). De Staaten van Holland zeiven noemden, ten jaare 8603., 'sLands Advokaat „Jonkheer Jo« „ han van Oldenbarnevelt, Raadt „ ende Advocaet van Hollandt ende West„ vrieslandc". Zyn Vader was geweest Gerard van Oldenbarneveld, die hem verwekt hadt by Dêliana van Wbede van Stoutenberg, Dogter van Heere Johan van Weeds van Stoutenberg; naar wien ik agte, dat de Advokaat genaamd was- Zyn Overgrootvader, Klaas van Oldenbarnevel d,' die een Agter»kleinzoon was van Ernst van Oldenbarnsveld, Schildknaap en, omtrent het jaar 1425. , overleden; wordt vermeld de eerfte geweest te zyn, die zig, van Nieuwerkerke, met der woon, naar Amersfoort verplaarlte. Hy was gehuuwd geweest met Alyt van Lok- f y ) In de gefchresvene Gsnealogie, wordt gezegd, dat het wapen van EBWST - an OldbNBAknüvelo• Schildknaap, en omtrend het jaar i Cde ketters '}n uitgegaan) „ raet een zilveren mande, met vergulden „ r»nd e» ooren." Qz ) Refol. van Holl. ajr April 1603. bl, 135.  VADER LANDSCTIE HISTORIE, 307 Lokhorst, Johans Dogter (»). Bl. 138. r. 2. „ De Kardinaal yan Granvelleè was overheden" Zie n-yne Byvoegfels 6de Stuk, bl. 43. op Wagenaar, VI. D. bl. 88. r. 17. Bl. 163. r. 18. „ V Fatten van Bois werdc, in Holland, — zwaar gewoogen" Dit vatten, in Utrecht, moest des te üerker voorkoomen, daar Buis; als Afgezant van 't Sticht, (#) uit Engeland, te rug ge» keerd; by een' byzonderen Brief der Koninginne, den Staaten van dat Gewest, hooglyk, was aanbevolen. Aan de zyde der Staaten van Holland, was het verdeedigen van Buis, zekerlyk, èen trek van edelmoediglyk , na dien zy, kort na zynen afftand van 's Lands Advokaatfchap en 't verlaaten hurmer Provintie, met hem in gefchil geraakt waren, over de verantwoordinge der inkomften van 's Lands zegel-gelden, dat is van zodanige penningen, als, voor de gezegelde Brieven van Oélroy, Ambten, Commii-iien enz., aan den Lar:de betaald wieiden; De Staaten vorderden die gelden van hem^ als, voorheen, Zegelbewaarder geweest zynde, fen gelasteden, ten dien einde, aan Gecommit» teerde Raaden, dat zy hem voor zig hadden té ont- (a) Uit de „ (ieflastlyst van den Heeré van OldenbaKs, n«wkld,M8 . 5. */. h6. Refol. Stasten Geocml» 6 Maart if-i.k. m 15 April 1589. CO Hoopt, Nederl. Hift., XXVe. B., m3, UiS* 1154. (*) RefoL van Ho!I. 19 April j5s7. U. ie*,.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 309 papieren van den Engelffchen aanhang , fpotsgewyze, verweeten wierden te zyn „Souver atrte Heeren" en „Instrumenten vvca Jouveraine Penfionarisfen , onder welker beleiding „ men, van dag tot dag, afnam en, van Lid tot ,1 Lid, als met klein vuur, verteerd wierdt."(/) Zo befchreef de Leicerterfche party, in den opkomst van ons Gemeenebest, Olden» ba rn e veld en die met hem dagten. Bl. 402. r. 14. » De Heer van BaÏ.1gny," Hy was Jean de Monti/uc Baligny , natuurlyke Zoon van Jean de Montl-uc, Bisfchop van Vaience. T. W. Bl. 416. r. 16. „ Elk Gewest hadt zig het regt der munte aangemaatigd" Dit regt volgde uit dat van de Souverainiteit der byzon Bl. 68, r. 1. „ De Lasten waren zwaar" Onder 't naleezen myner Byvoegfels, vinde ik, in 't IX. Stuk, Bladz. 35, op deeze plaats, te hebben gezegd , hoe men agtte, dat de „ Lasten, viermaal zo veel bedroe,. gen dan het inkoomen, en dat dit, by " & „ zon- C*) Refol. vin Holl. 10 Dec. 1598. **. 55*- Vergel. Refol. van ij Dec. 1558. W, 49? . i„w il. CO Refol. Holl. 9 Maart i«94- W- 35- *3 July *i&>' * S98. II Ju°y «599' a*9- _ V 4 SLDem»  ^I.Deei 312 NALEEZINGEN op dë zonderlyk,de Admiraliteiten drukte." Bk is onduidlyk gezegd , om dat myne woorden; even als by Wagen aar; fchynen te zien op de lasten en inkomiten van 't gemeens Land: daar ik , ter boven gezegde plaatfe , alleenlyk die van de Admiraliteiten in 't oog badt : zynde de lasten van het Land wel zwaar, maar thans, in evenredigheid, niet zs zwaar geweest, als die der Admiraliteiten, welken , by raaminges eene fom van vyf mü. lioenen, zeven honderd drie en vyftigduizend en het inkoomen vier millioenen, en tusfchen de vyf en zesmaal honderd duizend guldens, bedroegen («). Men leeze dan , ter bovenaangehaalde plaatfe ; in (lede van die woorden, welken, aldaar, van r. 13. enz., gevonden worden; de volgende. „Ook „ agtte men, dat de lasten der Admiralitei„ ten, vermits de fobere handeünge ende „ traffyeq binnen de Gewesten, in fommi„ ge Quartieren, viermaal zo veel bedroe» „ gen,dan hun inkoomen. Dit drukte, by» „ zondcrlyk, de Admiraliteit van Zeeland zo „ zeer, dat deeze, al vroeg, verklaard hadt, „ by fciie van hulp, eenige Schepen te zullen moeten afdanken." enz. Bl. To. r. 8. Elisabeth — eenig Krygsvolk, uit de Nederlanden, opontboden hebbende , welk nogthans niet vertrokken was" Het tegendeel van dien, en dus hes dtadjji vertrek, heb ik, voorheen, reeds, aangeteekerd («). Ik zie egter, thans, f>0 Refol. Holl. 14, 15 Mey 1599. tl. 3JJ. VergeJ. ^ tl. 1s1 en 185. 0 ■ Byvoegf. op WAOEft 9 Stuk;, tl, 36,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 313 dat de Koningin: verneemende, hoe de Spaanfche Vloot te Ferrol weder ingeloopen was; den Staaten, kort daar op, tien kompagnien, met dankzegginge, te rug zondt (0). In 't voorgaande jaar 1598, hadt zy reeds drie Schepen van Oorloge aan de Staaten, ter afvveeringe van den Spanjaard; „ wefen „ de omtrend Engelarus eynde"; verzogt: waar nopens egter Holland en, zo ik meene, ook de overige Bondgenooten, zig, toen , veromfchuidigd hadden Bl. 71. r. 11» v. o. „ Het jaar, waarmede de nieuwe eeuw jlondt aan te vangen? Nog in het voosige , en wel op den 10 van Bloeimaand, ouden ftyl, des jaars 1599, overleedt Mr. Paulus Buis, wel eêr Advokaat'sLands van Holland, en van wien, in het Werk van onzen Wagen aar, zo dikwerf, is gewaagd geworden. Hy ftierf, op den Huize Kapelle, in het Stigt van Utrecht, en wierdt, in het Dorp van dien naam, ter aarde befteld Bl. 72. r. 12. „ B re au Te werdt - ver* woord." Nog vier- en- twintig jaaren daar na, geviel het, dat Breaute's Zoon, om 's Vaders dood te wreeken, den Zoon van Crobbenponk mede uitdaagde tot een lyfgevegt. Spinola verboodt, toen, aan Grobsendonk , die uitdaagingein te willigen : doch deézes Lieutenant, federt, met B re au Te, voor het Pistool koomende, fchoot den Jongeling, dat C<0 Refcl. van Holl. 12 — 25 Oer. K99. bl. 459, Bor, Nederl. Hift., IV. D. li. XXXVI. ij. 559. lp) Refbl, van Holl. 10 Mev 1590, cl, 199. V 5 jX.ÜEEI..  3i4 NALEEZINGEN op de IX.Qeel. < i ! ! dat hy 't belïierf, en dus in 't ongelukkig lot van zynen Vader deelde Bl. 86. r. 14. „ Hy" (De Admirant van Arragon) „ werdt, in den Haage; gevangen gezet. Ik heb reeds gezegd, dat men hem ook , eenigen tyd, op 'c Huis te Per/yn, een uur van den Haage, geplaatst hadt Cr). Juist heden; den 22 van Zomermaand des jaars 1797.; dat Slot bezigtigende, vinde ik, in 't Voorportaal, aldaar, eene zeer goede en, zo *t my toefchynt, oorfpronglyke af beeldinge van den Admirant, draagende eenen ronden gryzen barrden knevels, in een pragtig, met goud ingelegd, harnasch, waar over een roode écharpe, met gouden kroontjes en takjes, van de regte naar de flinkfe zyde, afhangt: ftaande Dm den rand, dat dit gedaan was, in het tyf. en^ vyftigfle jaar zynes oudfrdoms, het "mede zyner gevangenis en, na de gesoorte des Heilands, 1601. (t) Ik teekene dit, :er loops, aan, om dat de gedaante van 3ien man; die zo berugt is in onze Hiltorie, in die, by de Spaanfchen, zo hoog ftondt, lat zy, naderhand, alle Nederlandfche Gehangenen, in alle deelen des waerelds, aan 3ns terug gaven, (O om hem vry te kry«•en; in 't bovengemeld fchilderftuk , veel verro Aitzhm, Zwken «n Swk tn Oorl., Ie d. I.«. 854. Ier Uita«»ve in Qiurto. (r) Byvoegf. IXe ftuk , U. 44. (. ƒ) „ Current" (ftaat tr) anno atatis fua 55., Oaplu, vilatis s.9, Domini vero 1601." „vvu t t) Verael. Wagbn. hier, Ii8. en Bor,IV. D. XXaV» $,, over fcl 4Ss,ook, l. c, XXX.VI. B., bl. m-670.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 3 i 5 verfchilc van diegeere, welke men, elders,' ontmoet. Bl. 86. r. 3. v. o. „ Het blykt, dat de Advocaat Oldenbarneveld, omt-end deezen tyd, bedugt wrat, dat de Prins flondt naar de opperfie magt in V Land, immers naar meerder gezag, dan hy tot nog toe gehad hadt. Doch wat in hem deeze vrees verwekte, vind ik, nergens, duidelyk, aangeweezen." Ook deeze ltoffe heb ik reeds, in myn IX Stukjcn der Byvoeg/els en Aanmerkingen op onzen trefly» ken Schryver , Bl. 48 en 49, aangeroerd, en ben niet vreemd geweest , te vermoeden , dat het verfchillecd begrip van de Staaten en den Prinfe, over de wyze van oorlogen, als mede het ongenoe» g>Q, dat, fomtyds, aan 't gevoelen zyner Doorlugtigheid, boven dat der Staaten, ten deeze, moest worden voldaan, en eindelyk 'sPrinfen voordel, om zelve eenige vreemde Landen; door hem, op de Spaanfchen te veroveren; in Souverainiteit te mogen bezitten ; den argwaan voor eene, te hoog fteigerende, magt van M au rits, in 'sLands Advokaat kan verwekt of gevoed hebben. Ik heb 'er bygedaan, met dit alles, geen volledig licht in dit werk te hebben Doch, fchoon ik ook dit laatst gezegde, nog beden, belyde, zou ik egter, thans, vermoeden kon nen, dat, om, of kort na , den jaare 1600, de Advokaat in zyne meening is gefterkt ge. worden, door de onderhandfche beweegingen , welken, toen, by eenige lieden, gemaakt wiar- LDeel»  3ï6 NALEEZINGEN op bb IK.Desl. wierden, ter bekoominge van het Graaflyk bewind van Holland voor Prinfe Maurits. Men gunne my, hier een oogenblik by ftil te liaan. Onze Wagen aar heeft reeds, uit anderen, doen zien, dat men, in Wintermaand des jaars 1582, aan Prinfe Willem I., den gezegeldea Opdragtsbrief of, zogezegd, Renverfaal der Graaflykheid, wegens de Edelen en alle Hollandfche Sreden , behalven Amllerdarn en Gouda, hadt overhandigd : hy heeft ook gemeld, dat het Ontwerp der Voorwaarden; op welken Willem I. , als Graaf, zou worden gehuldigd; ter gocdkeuringe aan de Leden was rondgezonden, en dat, fchoon de twee, zo evengenoemde, Steden 'er nog niet in bewili gd hadden, men,denklyk, egter _ tot de inhuldiginge zou gekoomen zyn, indien 'sVorften onverwagte dood niet tusfchen beiden was gekoomen Maurits hadt, thans, dien Opdragtbrief en zeker ook 't Ontwerp der Voorwaarden en al 't geen met zynen Vader over dit werk gehandeld was,in handen, en ,'t zy hy, of zyne Begunfugers ten deeze zig gegrond hebben op dat deel van 't gezegeld Ontwerp, by 't welk bepaald wierdt, dat de Staaten, na 'sPrinfen dood, eenen zyner Zoonen; den bekwaamften naar hun oordeel; tot Graave zouden aanneemen, 't zy men zig op iets anders, in dezelve Brieven voor-.  f VADERLANDSCHE HISTORIÉ. 317 vöorkoomende , beroepen hebbe, zekerj 'ii : bet, dat men, byzonderlyk in Zeeland; daar hy den meesten invloed fcadt; (x) omtrend het begin der zeventiende eeuwe, met naame, ten jaare i6"ei en 1602,, zeer yverde, om hem tot Graave van Holland en Zeeland te bevorderen. Kort na de uitgaave van het bovengemelde IX. Stuk der Byyoegfelen en Aanmerkingen, is my, hier omtrend, voorgekoomen zeker Affchrift eener Aanteekeninge van Mr. A. (v) de Veerj toen ten tyde Penfionaris der Stad Arnfterdam, welk affchrii't was gevonden onder de papieren van wyleu den Raadpenfionaris van Seingëland. Dit Stuk, 't geen, myns weetens, door geenen Schryver (is gebruikt, en zig, zonder veel te verliezen, moeilyk laat intrekken , heb ik merkwaardig genoeg geoordeeld, om, alhier, in dea Tekst, te doen drukken en, in de onderllaande Noten, nu en dan, een woord te zeggen, ter nader aanduidinge der Perfoonen, in het zelve vermeld. Het luidt aldus: „ Op den 15 Martii 1602, fy» by den anderen vergadert geweest d Advocaat „ Oldenbarnevelt, Nivelt (h>), „ BERCK (#), VAN DER MïER (y), „ Ber- (k) Versel. W/iosn. I. B. il. 380 en 451. O) d. i, Albert. AlleRt of Eu.ert , zie Wagsnaas , Amfterd. Gefchied.; XIII. D. 11. 236' Vergel. IV. D., li. Ic8. en xi. O. II. aig. ChO Denklyk Willem van Zuilen vam Niveld, Heer van 'sHeer' Aartsbergen: «is Lid der Hollandfche Ridder, lishap vo.~.rkoomer.de, inde Refolutien van Hollïhd,voor enn» *t jaar r602. {x ) Joan Bbrck was, toen, Penfionaris van Dordrecht, Jbrykens ie zelve Refolutien. 00 Penfionaris van Delft, volgens dezelve Refolut, van Holl, :x.D»t;  3i8 NALEEZINGEN op db ÏX.Dbei „ Berkenrode (z*), Oetgens (_a)s lek de Penfionaris O ld en ba r- „ n r. v e l t (c ), C r a p ( d ) ende „ Bart3 fonder dat lek wiste, wat aldaar geproporeert foude worden. Et de „ heeft ons de A*dvocaet voorgedragen s „ hoe dat, op den 14e. van de Werc„ k e (ƒ) , aan den Burgemeester W1l„lem de Jonge er de, op den -5 „voorfz., 'smergens, dezelve van de ,, Wercke den Adv-ocaet voorgehouden ,. hadde, als oock gedaen was, by Mal,, derè (g), dat men, om tot ten b^ter Regeeringe te komen, zyn Excellentie „ behoorde te de f er er en ha Grae/fchap , te „ meer, om c'at fyn Excellentie, ten re„ garde van de meriten fyns Vaders, hoo„ ger memorie , ende van fyn zeiven, waerdig was, over fyn groote dienden, dr-n Lande gedaen, daer mede vereert te „ wor- Qs ) Grwoonlyk Afgevaardigd wegens Haarlem. Conf. Schrbveui , Harlcmura, t,ag, 234, (9) FüAr\s HenriksZ Oetsens van Wavbri>n, federt jcqq., Rurgenfeesrer van Amfterdam tn, tot in Mei 1601, <ïecouimifeerde Paan \un Heil. Wa0 Mr. Jacob Valccb, Secretaris der Staaten van Zeeland, zser bekend in *s Lands H:ftorie. (O Mr- CornblI» van der Nieuwstad, Raad in de boog:n Raade in Holland. en zeer bekend, dor zy: e regtsgeleerde Ich.ifren, was gehuuwd me: eene Dogter van 's Lands Advokaat Buis, blykenj de Refol. v. HoJI. 4 Mei 1602» bl. I4Ö. IXDEEt  gao NALEEZINGEN op di ÏS.Dbel. „ cellentie van die van Hollant hadde „ haerluyder Brieven ende Zegelen, daer „ van de Raadsheer Nieustad (J}hen , (Ji) binnen fesfe maenden, gebragt had;, de gelycke Brievpn, die onder den Adj, vocaet Buys berust hadden, ende dat ,, Jacob van Campen, van Amfter„ dam, niet en hadde wille teyckenen 3, dan mits daer by (tellende de woorden, „ als Getuyge. Item: dat die van Amfter„ dam gedifficukeert hadden de artykelen, „ die geconcipieert waren, deur dat de „ delatie van de hooge O.'ericheyt aen myn Here den Prinfe, h. m., gedaen, was „ gefchiet, op al fulcke arïykelen, als, na„ maels, gemaakt fouden werden. Seyde „^oock noch de Advocaet : Gaen die van „ Seelant voor, fo fullen wy moeten volgen, „ doch dati hy, uyt fyne Excellentie fèlfs, 19 fyne genegentheyt, daer toe, niet en hadde „ connen vernemen, hoe wel nogthans, bin„ nen fes weecken herwaerts, by Otto „ Hartius, aan den Heere van Oyen „ gefchreven was, dat fyn Excellentie hem nyet en hadde te verlaten op een ima» „ ginaire tytel van Grave van Hollant ende „ Seelant: dat oock, van des Vyands fy„ de, noch gefchreven was, ?hoe dat fyne „ Excellentie, voor fyne groote dienden, „ geene vergeldingen outfangen noch te wag. k. » ten ; ) 7,0 ftat in myn Affchrift: raisfchien moet mennietS/a, maar hem, d. i. Maükits, hier leezen. ^A) Vergel. Wagen* 4mfierd, Gefohieden, IV. D. M. 33,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 321 „ ten hadde, jae niet eens uirgehuwelyct en was." „ Waer op deefe faeeke in deliberatie ge» „ leid ende,' by den Advocaat, de merite» „ van fyne Excellentie ende van fyn Heer ,, Vader /eer gerecommandeert fynde, Hy de an„ dere voorfe. Heren, die, beneffens Oet„ gens ende my, daer prefrnt waren, ge„ discoureei t werde, dat, by fo verre 't „ voorfz, geproponeerde by de hant geno„ men werde, "t felve. by dees tyd, voor fyne Excellentie niet goet noch dienstelyck foude wefen, ten aerfien van de groote „ bekistingen van 't Lant, daer inne hy „ hem üeecken ende noch meer daer op aecumuleeretj moeste, ende dat, daer be„ reffens, veel meêr naer fyn leeven ge„ tragt foude worden, gelyck in de perfoon „ van fyn Heer Vader bevonden was; dat „ mede fuicks, volgende het Traóbet met „ Engelant, buyten kes nisfe van hare Ma„ jeileyt van Engelant, niet en conde getaen „ werden, ende te confidereren ftonde, off „ her fyne Majefteyt van Frankryk ni"t of•„ fenderen foude. Ënde werde, eyndelyck, a> goetgevnnden . dat alle de Prefenten dit „ fecreet fouden houden, tot dat dezelve be„fchreeven Jouden wo>'dn , ende, daer, wy„ der jpret eken, mits dat d'Advocaet, by Malt. er è ende van dkr Wekcke, ,, daer en tusfchen, foude (ten te fonderen, „ op wat voet dit berustte? Waer mede VVy „ ons geconformeerd hebben: fonler dat „ Optgens, of lek, ons, ter eer.er üf andere fyde, eenigfints uytteden." X Ce* LX.DEEL  3»a NALEEZINGEN op du (p)Burgemeester van Haarlem en, tot Mei icos,Gekommit» teerde Raad \an Holiand. Zie van hem WagEm. ,Xe D., el. 274» Cji Buigemeester van Delft. C O Gerüit Franszb Kegeling , Burgemeester van Gouda, (ïj Daar ik, onder 't maaken der naanisverklaari.ioen van de Staats-Leeden, in den tekst vermeld, my, op myn Buftengoed,by de Haage, bevinde , en er de Refolutien van Holland niet by de hand hebbe, heeft de Heer Otid - Thefaurier-Gencraal, Wykerheld Bisdom, wel de goedheid willen hebben,dezelven voor my in te zien, en 't volgende te melden. „ Wie, d^iordenpNBEECHaemden,moet worden verftaan, „ fchynt inoeilyk. Eenmaal, heb ik dien raam maar, in de „ Registers van dien tyd, gevonden, en dat wel, cp den 14 „ Maart 1S03, p. 579., alwaar ftaat, da' prcfent waren van. de Steden" alle de voornoemde, uyrgefonderl ,'/rri Rotter» ,, dam, ris.n OnbeschAïmoen. En , onder de Préfenten , in die „ Vergadering, begonnen 18 February 1603, ftaan, op pagi „ 5^3, wegens Rotterdam, alleen ftngettekend Roos en „ CoRanis Cornslisse, «ïerDt. Keïias van „ OiasNEiMivELT. Zo dat, appareni, Un deezer „Compsrauentonder danbynasm van den Onbbsshabmdbh-, Gelyk my, in de Registers van Hollandy noch elders, geene de minfte blyk is voor» gekoomen, dat 'er, op deeze voorloopige af» fpraak, ooit eenige Befchryvinge gevolgd zy, vinde ik ook niet, of de Advocaat,by de Zeeuwfche Heeren, ontdekt hebbe, op wat voet hun Voorftel berustte: waar toe hy,. anderfints; gelyk men zo even zag;gemagngd was. Alleenlyk is my eene nadere Aanteekening van denzelfden Penfionaris d e V ë er voorgekoomen, houdende, hocfdzaaklyk, dat ,ruim een jaar daar na; t. w. op den 21 van Lentemaand des faars 1603; de Penfionaris Berck» de Burgemeesteren Arsnt Meynerts» ZE C/O? VAN DER DüSSEN DE Veer zelve, de Burgemeester Regeling (r) en d'OnbeschAé.mde, (s) met den Penfionaris Bartius, ten huize van  VADERLANDSCHE HISTORIE. 323 van's Lands Advokaat van Oldenbarne-] veld, vergaderd geweest zyn, en dat de Advokaat, aldaar, onder anderen , hadt opening gedaan, dat, by den Heere van Bassigny, Zoon van den Heere van Boxtel, en Mr. Henrik Schot, Penfionaris van Antwerpen, by Brieve, houdende aan de „ Eerwaerde Staeten van Gelder„ lant, Hollant ende Seelant", naamens de Staaren van Braband, inftaande voor de overige Gewesten der Spaanfche Nederlanden, „ verzogt was Paspoort, om iets te „ mogen proponeeren, daer aen de Neder5, landen, in't gemeen, gelegen was": dat men, hier over raadpleegende, om veele redenen, en gevoelende, dat men, aan de Spaanfche zyde, 't werk „ niet opregs, telyk meende", en dat men, aan onzen kant, wel in geene handelingen van Trede konde treden, maar egter 't bovengemelde verzoek ook niet plattelyk konde afflaan; om niet befchuldigd te worden, dat wy, „ zelfs met de Staeten van de andere Pro„ vintien, niet en wilden handelen, niet „ jegenftaende Wy haer, binnen 'sjaers, voor den tocht naer Vlaenderen, met ge„ fchrifte, daer toe geinviteert hadden"; by de bovengemelde, tegenwoordig zynde, Staatsleden, niet vreemd gevonden hadt, om, met den voorfz. Bassigny en Schot, in eenigen handel te treeden, „by „ fo ^ mede zal zy» bekend geweest." Ik heb h''er niets by te voegen. De tyd van 't verblyf in den Haage ftrookt zeer we wet zyne komst ten huize van *s Lands Advokaat. X » X.Deb&»  324 NALEEZINGEN op de IX.Deel „ by fo verre fyne Excellentie ende d'an„ dere Leden van de Generaliteyc fulcs „ fouden goetvinden; in welcken gevalle, „ de voorfz. Prefenten, daer van, by Mis„ live, geadverteerc fouden werden. Ende'* (volgt 'er dan, onmidlyk, op) „ is, psr „ oecaftonem van 't gene voorfj. is, by „ d'Advocaet mede vermaent, dat, d" eene „ tyt of d'andere, nog uytberflen [oude V „ regt, dat fyn Excel/, hadde, van tot Prin„ ce dezer Landen genoemt te werden, uyt „ krachte van de befegelde Brieven, die fyn „ Heer Vader, Prime van Oraigne, h, m., „ van den Graeffchappe van Hollant hadde: ,, dat oock, in Gelderland, vry wat omge„ gaen was, van fyne Escell. Hertog, al„ daer, te maccken, ende dat Seelant in bochten ,, flonde, ende fommigen fogten te werden „ kipderen van Zebedcgs: refereerende „ zig voorts tot de communicatie, dies aen» „ gaende, een jaer geleden, onder anderen „ in myn bywezen, daer van gehouden." 't Laatstgezegde fchynt, klaar genoeg, te leeren, dat 'er, federt Lentemaand des jaars I6c2, nopens 't werk van den opdragt der Graaflykheid van Holland aan Maurits, door Oldenb ar neveld , geen nader verflag is gedaan: ook zal 'er, denklyk, niets belangryks omtrend gebeurd zyn ,' zo als 'er my, in 't vervolg, niets van gekoomen is. 't Is, ondertusfehen, merkwaardig, dat, blykens het aangehaalde handfchrift, wel, by de meerderheid der overige Heeren, in de geheime Conferentie van den jaare 1602, het nadeel begreepen wierdc, 't geen  VADERLANDSCHE HISTORIE. 325 geen , uit het aanneemen der Graaflyke waardigheid, door M au rits, voDr hem en den Staat, ftondt gebooren te worden, maar dat men 'er niet leest, dat Oldenbarneveld zelve zig, in dier voege, laat ftaan in eenige lynregte befchuldigingen, tegens Maurits, ten deezen opzigte, hadde uitgelaaten: hebbende de Advokaat, na voordragt van 't gebeurde en nog te gebeurene, beflooten, met te zeggen, dat, als Zeeland voorging. Holland zou moeten volgen, en zelfs, by het in beraadleggen deezer zaaken, de ▼erdienften van den Prinfe en van zynen Heer Vader aangepreezen, Of Oldenbarnevelt, ten deezen tyde, waarlyk vermeend hebbe, dat Zeeland dit werk zou konnen doorzetten, en dat bet, daarom, veiligst was, goedfchiks, toeteftaan, 't geen men niet, of niet zonder gevaar, zou konnen beletten,dan ofhy;die, zo als onze Wagenaar, elders, zeer wel aangemerkt, (tJ doorgaans gewoon was, met eerbied , van den Prinfë te fpreeken; 't gevoelen der bovengemelde Staatsleden, voor af, eens heeft willen polfen, om 'er, naderhand, het noodig gebruik, voor of tegen, van te-konnen maaken, met één woord, of, en in hoe verre, de Staatkunde en volks- of eigenbelang aan zyne voordragt heefc deel gehad, ilaa aan ds bellis» finge van doorzigiiger Lieden dan ik ben. Uit zyne bekentenis , is, federt , gebleeken, CO Vader!. Hift. IXe D., K. 384. Zie ookX. D. H. 299, X 3 * XDEir,,  3aó NALEEZINGEN op de IXiDeel -ken niet alleenlyk , dat Hy, reeds ten jaare 1600,• en dus twee jaaren, voor de bovengemelde byeenkomst; „ vrees en appréhtnfie heeft gehadt, dat M a u r i t s „ naar de Üeuverainiteit; (d. i. het Graaffchap van Holland en, denk ik, Zeeland,V' of meerder authoriteit, ftonde", maar, teffens , dat,,, indien die Prins aan hem zelfs hadt gelieven te verklaaren, 't geen zyne „ Raaden" (ik verftaa er door zyne Begunftigers, van de Wercke en anderen, boven vermeld.) „hadden gedaen en, na zyne „ confideratien (zo voor 'sVorlten perfoon, als „ voor de Landen,} daar op gehoord te heb,, ben, de publyke opening hadt goedgevon„ den, Hy "( Oldenbarneveld ) zulks, „ met affeïïie ende goede officiett, zoude „ hebben gedaen en gevorderd ( u)." Als ik deeze woorden ; om weiken te logenftraffen, my , ter goeder trouwe, nimmer, genoegzaam bewys is voorgekoomen;overweege,zou ik, voor my zeiven en ieders gevoelen vry laaiende; liefst befluiren, dat, zo de Prins voor de Souverainiteit, by den Advokaat, rondelyk , ook ten jaare 160a, was uitgekoomen, dees, in plaaiy van nu te vermoeden, dat men, agter zynen rug en tot zyn, en 't algemeen nadeel, werkte, zig geen party zou hebben gelleld, maar 't verlangen vanMAURiTs; evenals, voorheen, dat van Willem I; zou hebben helpen bevorderen, met behoud van de Privilegiën en 'c gez^g, zo veel mooglyk, der Staaten van den (k) Wnaragt.Veih. 3,7,350 en 4:7. Leev. en Stcrv. va» ©LPENBARiNEV. W.I56 , I58,242 CC WAüJSN. X. D bl.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 3a? •den Lande. Ik weet zeer wel, hoe Uitenbogaard verhaalt (v"), dat men den Advokaat, ten jaare 1618, hadt zoeken te beweegen tot handeling met deezen Prinfe, op denzelfden voet, als met wylen zynen Heer Vader, en dat de Advokaat dit, toen, affloeg, maar ik weet insgelyks, en elk nevens my, dat, ten dien tyde , de verwydering oneindig grooter was geworden. Ik zou konnen den. ken, cat 'er, voor het Beltand, zelfs een tyd geweest is, waar in Oldekbarneveld; zo het 'er op aan hadt moeten koomen ; minder zou geweest zyn tegen de verheffinge van M au rits, tot Graave van Hollanden Zeeland, op zulke bepaalde voorwaarden, als aan welken Willem I zou verbonden geweest zyn, dan wel om hem geplaatsi te zien, aan 't hoofd van eenen Staatsraad over de Nederlanden , waar door zyne Doorlugtigheid veel meêr, de Advokaat veel minder gezag dan voorheen , zou gehad hebben, (w) Voor 't overige; welke agdng ik oordeele, dat eene onzydige overweeging ons, voorde kunde en eerlykheid var den Advokaat, moet inboezemen, en hoe zeei my zyn, zo onverdiend als deerlyk, lot ook treffe; Hy was een mensch en, zoo ik meene, van die geaartheid , dat wel 'i verdriet hem, een en andermaal, kon doer ver Cv) UiTENBoe. Leeven , CapJ X. tl. 155 en 156 C a r l e t o M , Leur. et Negotiat. Tom. 3. tl. 75. Ver •gel. eg.erook 't zeggen van deGr00t en Barnevels by Wagen. Xe D. */. 299. r. 12 u. f» Vergel. Wagen. Vaderl. Hitt., IXe d. bl. 45 *s4« en 4sj, ™ X 4 [X.Debs. 1  328 NALEEZINGEN op de IX.DEE1 verzoeken van zyn gewigtig ambt ontflaazcn te woidcn , maar dat geene om Handigheid hem ligrelyk zou hebben kunnen be weegen tot het aanvaaden etner bedieninge, in welke hy eene vermindering hadt moeten ondergaan van 't bewind, hem, voormaals, met zo veele reien, toevertrouwd. Bl. ipg.r y.v. o. „Spi nola «ondt'sKon\rgs fchatkist ledig." 't Was, hier te Lande, ook vry fchaars omgekoomen. Men voerde , in 't begin van dit jaar, in Holland, eenige nieuwe belastingen in, onder anaeren eene op de , uit vreemde Landen ingevoerde, Spetlkaarren, zo wel als op Papier en Tabak. Aan Dirk Clemensz. Koornhert, Jan Svbrandsz. en Daniël Wilders, uitvinders der belas:inge op de Kaarten , wierdt, van wegens de Staaten , eene vereering toegevoegd. Doch de Pagters klaagden , dat zy de Ordonnantie zeer moeilyk konden opvolgen (x). BI. 219. r. 7. v. o. „ Oldenbarke- lr"RLD voorzag Ijgtelyk, dat het op- regtsn eener West - lndUche Maatfchappye den oorlog moest doenwortduuren"'Dit was ook juist 5én der oogmerken van den Raadsheer Fran. ro. tioteur deze desftin.  33° NALEEZINGEN op de DuDeel, geflagen terwyl men den tweeden dienenden Edelman beloofd hadt te maaken (B); reeds bevoorens, eenige gunst van het Engelfche Hof hadt genooten , blykt uit Jeannin(c). Ik heb reeds aangeteekend, hoe zeer het geeven van gefchenken, over en weder, aan voornaame perfoonen , onder vriendfchaplyke Mogendheden, ten deezen tyde, in zwang was (ü?). Bl. 3B9. r. 4. v. o. „De Prins wilde fchy nen , Olden barneveld verdagt te houden van Spaanschgezindheid. Jean* nin logt hem, zagtelyk, neder te zetten? Men hadt, in Frankryk zelfs, vuilaartige vertelfelen , nopens *s Lands Advokaat, ten deezen opzigte, uitgeftrooit, en iemand, die, te Parys, in het huis van den Nederlandfchen Ambasfadeur, Aerssen, verkeerde, hadt aan eenen anderen gefchreeven , hoe de Koriig zig hadt doen ontvallen, „ dat Ol„ denbarneveld Spaansch was geworden, „ en dat Prins M a u r i t s zeer wei zou doen , „ van hem in een zak te laaren binden „ en in zee werpen." Doch Je ann in iprak deezen laster, als, nooit, uic 's Konings mond gekoomen, terftond tegen (e), en, zo hy, als de overige Franfche Gezanten, verzekerden , naderhand, aan Maurits , dat de Advokaat, niet uit bedrog of omkooping te- (6) Jevnnin. t. e. Tem. II. p. 353 et 334. (_c) Negotiat. Tom. II. pag. 285. ( «O Byvoegf. op Wagen. IX. St. W. 102—104. (O Jeamnin. Negotiat. Ttm. L pag. 90.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 331" tegen den oorlog was , maar om dat hy geeren kans zag, denzelven, zonder groote en genoegzaame middelen, gaande te houden (ƒ). Bl. 454. r, 5. Eenige Dienaars en Vrienden van den Prinfe oordeelden , — dat men, ten zynen behoeve, 't Gemeenebest in een Vorstendom, veranderen moest? Te regt, fchryft Wagen aar dit aan 'sPrin» fen Dienaars toe. Jeannin, dien hy aanhaalt, doedt dit ook, en zegt, hoe het hem toefcheen, dat de Prins zelve dit geen* zints beoogde (g). Eene zaak, myns oordeels, te waarfchyolyker, al3 men oplet, da- Maurits, bevoorens reeds , 't oor hadt laaten hangen, om aan 't Hootd van eenen nieuwen Staatsraad der vereenigde Nederlanden te worden geplaatst (A), waar door zyn gezag, over alle de Gewesten, veel hooger ftondt te ryzen, dan dat van eenen Graave van Holland en Zeeland , op zeer bepaalde voorwaarden aangenomen. Opmerklyk is, ondertusfchen, het gevoelen van den Raadpenfionaris de Witt, waar van men gewag vindt in de brieven van Temple, en 't welk hier in befcondt, dat, voor Willem II., niemand der htadhouderen gedagt hadt de vbrme der Regee. ringe te veranderen. Men vergelyke hier mede Cf) •/. c. Tom. I. p- 62 95—104, 304. tg) I. e Tem. III, p. S05 et so6. (ft ) Jeanni.s 5 l.c. Tom. l.pag- 65.Templ. Lettr. 7*ow.tIL ix.deel;  332 NALEEZINGEN op de X.DïEL, 'I C O Jeannin Negotiat. Urn. l.pag. 65. conf. /. c. p, 62, NA. 'c geen, zo aanftonds, by onzen Wagenaar, zal volgen, en myn gezegde, in deeze Naleezingen, bl. 526-338, op Wa geraak IX Deel, bl. 86. rcg, 3. v. o. Bl- 455- r-. 8. ., Jeannin dagt, dat men den Advokaat zou konnen ie vrede (tellen, als men hem Prefident maakte van den Raad." Voeg 'er by deeze woorden; — die uit Jeannin geiomen zyn;" en Zegelbewaarder der yereenigde Provinciën? Jeannin hadt, hier over, meêr dan één warm gefprek gehad en verfchilde met den Advokaat in bedoelingen, ten deezen: ook wenschte hy, zo de zaak doorginge, des Advokaats Broeder, Reinier van OldennarnsI'eld, Penfionaris van Rotterdam; dien hy mede als kundigen van een zagte„ ren en m«êr gemaatigden geest opgeeft;*5 tot Advokaat van Holland bevorderd te zien. Over dit alles hadt de Ambasfadeur 3ok met M au rits gefprooken, en hieldt !ig verzekerd, dat dees '«r toe te brenjen zyn zoude ( k).  VADERLANDSCHE HISTORIE. 333 NALEEZINGEN op het X. DEEL. Bl. 46. r. 8. „ Keizer van Japan noemde Prinfe Maurits, Verst van Holland." De Staaten fchynen, ten deezen tyde, niet veel gehangen te hebben aan 't gebruiken van titelen, door of nopens groote perfonagien. Zy zeiven noemden 's Lands Gouverneur in deOost-Indien, fomtyds, Onderkoning (k ): ook betwistten zy den Prinfe van Ligne, Heere van Wasfenaar, niet, zig, even als zyne Voorouders, Burggraave van Leiden te noemen en, in die hoedanigheid, hertellingen te doen (/). Bl. 62. r. 11. v. o. enz. „ De Staaten raad. pleegden over het Be/luit tot de vrede der Kerken. — In Louwmaand des volgenden jaars, werdt het goedgekeurd, door de Edelen -— , Gouda" enz. 't Kwaad vermoeden, nopens de denk- en handelwyze der Staaten van Holland, was, ten deezen tyde, zo hoog gereezen, dat, openbaarlyk, gepredikt wierdc, hoe „ de Heeren Staaten ver„ gaderc waren, om de vermaledyde Soci„ niaenfche leere op den ftoel te brengen." Doch, te Gouda, befloot men, „ dat „ fulcke Lasteraers behoorden geltraft te „ wor- (*) Refol. van Hoü. i/; Maart i6n. bl. 49. ( O Relöl. van Hoi!. 6 Dec. i6i> tl 46 en 23 Febr löu. */. i en 4. ♦«»»« Ï.D5EE,  334 NALEEZINGEN op be X. Deei worden, voor anderen ten exempel, en dat; „ voor fo verre fulcx mogt geproponeert „ worden" (in de Vergaderinge van Holland ); „ Stads. Gecommitteerden vollen last „ fouden hebben, om haar, mitte meeste „ ftemmen, te conformeeren " (m) Bl. 76. r. 13. v o. „ Verfcheiden (AkenJchej Burgers, te regt gefield." Men zie, hier over, ook 't onderaangehaald Werk (»). De Staaten kreegen over 't bemagtigen van die Stad, door d,; Aartshertogen, groot agterdenken , en wierden zelfs bevreesd , dat de Spanjaards, op 'sKeizers naam,geheel Kleve en Guük zouden willen bemagtigen, en 'er hen en de bezittende Vorllen uitftooten (0). Bl c6. r. 13. „ Te Delft — foortgelyke letoerten," In den Haage was, onlangs, een geval gebeurd, 't geen meerdere gevolgen hadc konnen hebben. Od den 13 van Lentemaand deezes jaars 1616', vondt men, op t Hof, ondereen'misthoop, 't vermoorde ligchaam van een' man, wiens hoed en mantel by hem lagen, terwyl, aan eenen zyner vingeren, een kostbaare ring gezien wierdt. Men ontdekte welhaast,dat het een Juwelier van Am fier dam was, van Wehlen genaamd, dien de Staaten ontboden hadden, ter gelegenheid des huuwlyks van den Heere van Bredeuode en het, toen, w arfchynlyke huuwlyk van Pricfe Henrik. Fredrik, aan f>0 Refol. Vrcedfch. Gouda. MS. 9 Dec. 1613. (»> Meyers Acnens, Gefcliichc , Cap. AS, fol. 586—594. (0) Leur. et Negotiat. de Carleton, Tom, 1. pag, 97, 47 6°«  VADERLANDSCHE HISTORIE: 335 aan wien zy eenige kleinodiën fchonken. De daaders bleeven, eenigen tyd, onbekend, ondanks alle naarvorfchinge, die de Bloedverwanten, de Regcers en byzonderlyk ook Prins M aurits deeden. Doch, by een' tweeden diefftal, wierden zy ontdekt, overtuigd en geradbraakt. Men vondt, toen, dat het twee Franfchen waren, die, beiden, voorheen, in dienst van den Prinfe en één van hun zelfs onder zyne lyfwagt waren geweest. Men befchouwde deeze ontdekking, als 't behoud zyner Doorlugtigheid, tegens wiens perfoon men geloofde, dat zy, ligtelyk, om zyne verdere naarfpeuringen te ontduikenj, eenen aanflag zouden gewaagd hebben, waar van hun de uitvoering des te gemaklyker zou gevallen zyn, om dat zy dien Vorst konden verzeilen in zyne nagtwandelingen, in welken men, zeer vry, met elkander' omging, (p) BI. 102. r. 8. v. o. „ Het /luk werdt, zo men meent, door beftelling des Adwkaats, op deeze wyze, aangelegd'. In myn Byvoegfel, op deeze plaats van Waoen aar, (q) heb ik dit aanmerklyke punt onzer gefchiedenis; het ontflag, naamlyk, der Steden Briele en Vlisfingen, uit Engelfche pandfchap; zoveel my doenlyk was, in zynen aanleg en voorgang, uit onze Staatsftukken, tragten op te helderen. Ik hadt egter, toen, de Memorien van den Engelfchen Afgezant, DudleyCarleton, niet by de hand, en vinde dezelven, by C?.)CaRleton, Lettr. et NegotUt. Tem. i pas. ia. so, 39, 40 et 45. f * " Cf > verdeed igt deeze zaak en zig zei ven, tegen de aanmerkingen van fommige Lieden in Engeland, die het, als een, voor het Ryk riadeelig, werk en flegts door weinige gewrogt, befchouwden. La kb, een ander Engelsch Staats-Sekretaris , fchreef, weinige dagen hier na, aan Carleton, in deeze woorden: ,, wy zyn nu bepaald, om de Ste„ den van verzekeringe over te geeven, waar over het Volk en verfcheiden der verftan„ digfte Luiden " {plufieurs des Perjonnes les flus Jèfifées),, te onvrede zyn, maar men moest „ met de noodzaaklykbeid raadpleegen. Ik „ denk , dat gy 'er tyding van bekoomen zult „ hebben, van zulken , die 'er meêr mede te ,, doen hebben dan ik." Men hadt, voor 't overige,dit werk, in Engeland,zo geheim behandeld, dat Winwood 'er aan Carleton eerst genoegzaame opening van deedt, na dat de Overeenkomst geflooren was. (*;) Bl. ioi. r. 2. OlDENBarneVELD wist altoos middel, om kennis te krygen van de CjO Zie Byvoegf. vii Stuk. II. 57- Leur. et Negoiiat. du Chevalier D udlki Caü,S.etcn, Tom. I, pag. 8, 33i 5<5—7» et 77. V 3 X.Desi.  X Deel CO Naleez, alhier, hl. 34;, 342 NALEEZINGEN op de . de geheimen des Engeïfchen Hofs. En men maakte, daar, van dit voorgenomen Huwelyk" (tusfchen een Zoon van Koning J acob 1 en eene Spaanfche Infante) „ zo groot een geheim niet i waarom hy 'er te ligter agter kwam." Zie hier wat ik , omtrend dit geval, vinde. Op 't einde, naar het fchynt, van't jaar iólö.en't begin van 1717, liep, hier te Lande, een los gerugt van die Huuwelyk, doch, federt, hadt zeker perfoon; die, kwanswys ter bevordering des Koophandels, naar Spanje gezonden was, maar, eigenlyk, door deezen Staat gebruikt en bezoldigd wierdt, om de geheimfte zaaken herwaarts over te fchryven; zulks bevestigd en gemeld , dat men 't aangaan van't gezegde huuwelyk. in den Raad der Inquilitie, hadc overwoogen en oirbaar gevonden , als konnende dienen, om het Roomsen geloof in Engeland in te voeren. Ik heb reeds opgemerkt, dat men, in meêr zaaken, thans, aan 't Engelfche Hof, zeer geheim was , en ze , fomwylen, zelfs voor sKonings Gezant alhier, den Ridder Carleton, eenigen tyd, verborgen hieldt. (a) Dit zelfde fchynt, ook nu, plaats gehad te hebben. De Ambasfadeur, bevindende, dat dit gerugt zeer veel radeels toebtagt aan 't behandelen van zyn 'sMeesters zaaken; die men, alhier, oordeelde naar Spanje over te hellen; fchreef'er, als eene vreemde zaak, op 't laatst van Louwmaand des jaars 1617, den Staats»Sekretaris Winwood over, en her-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 343 herhaalde het nog eens, kort daar na, ter gelegenheid , dat de Franfche Gezant, de la Novè, in een vertoog ter algemeene Staatsvergadering, openrlyk gezegd hadt, dat Koning Jacob dit huuwelyk, met drift, by het Spaanfche Hof begeerde (b ). Waar op, Winwood hem , in 't begin van Lentemaand daar aan, in deezer voege,te rug fchreef:,, dat „ de Koning, noch regtftreeks, noch van ter zyde,'t zy zelve, 'tzy door zyne Ministers, „ ooit het aangaan van zodaanig huuwelyk ge„ zogt hadt: dat de Spaanfche Ambasfadeur, te „ London, 'er dikwyls van hadt geopperd, „ maar dat, fchoon de Koning, om rede. nen van Staat, niet nuttig geagt hadt, 'er „ geheel op ftil te zwygen, hy egter, zeer „ traaglyk *, daar omtrend was te werk „ gegaan : dat de zaak zo weinig gevorderd „ was, dar men "er den Raade nog geenei „ opening van hudt gedaan, en ook IVIylord „ Rosse, 's Konings Gezant in Spanje, 'er „ geenen last nopers hadt; dat de uitkomst ,, geheel onzeker was, en dat hy; Carle„ ton; g. last wierdt, den Scaaren,naamens „ den Koning, te verzekeren, dat zyneMaje,, fteit zodanig Traktait niet zou aangaan, zon,, der hunne kennis en raad, nadien hy over- wefgen wi'de de tegenwerpingen, welken „ men , nopens zulk een Verbon 1, zo:i mo„ gen maaken, ja dat zo hetzelve bevon„ den wierde e^nig radeel toe te bren- gen aan den Godsdienst, dien zyne Ma- » je- C*> L«tcr.«eC*B.LlTON Tom. I, pag, ao5,2o6,aio. X Deel. * Plum'ieis peiitts.  344 NALEEZINGEN op dè X. Deel „ jefteic, thans, beleedt, of de verbintenis» fen, met deezen Staat, of met de ver„ eenigde Vb/sten, of met de Protcftanten „ in Frankryk, eenigfints verzwakte , zyne „ Majefteit verklaarde,dat, al konde hy zelfs het meergemelde Traktaat, op geene gevcegr5 lykewyze, verwerpen,hy'tzelve, egternim» „ mer, zou fluiten." Winwood voegde 'er by: „ dat de Gezant zig, tot dusverre, „ uitten mogt, en dat alles, 't welk men „ 'er, voor 't overige, van zeggen konde, „ hier op neêr kwam, dat eenige weinige „ Lieden dit huuwelyk wenschten, dat veel „ grooter getal het vreesde, en dat meestallen, „ op één of twee na, die veel invloed ten „ Hove hadden, 'er zeer lterk tegen wa„ ren." (c) Carleton kweet zig , kort hier na, van deezen last;, en meldde, dat Oldenbarneveld zig zeer vernoegd getoond hadt, over de verzekeringen, van'sKonings wege gegeeven: ook zie ik, dat der Staaten Gezant, NoëL de Caron, dezelven, onlangs, uit Engeland, aan hunne Hoogmogendheden hadt bekendgemaakt. Nog hadt de Advokaat gezegd, dat het, zoal* gemeen verfpreidde cn zulke diepe indrukken gemaaakt hebbende, gerugt van dit huuwe« jykjhem voorkwam, „eenBrusfehch kind te zyn, maar,te/Wyj,opgekweeki" (V). Geestige uitdrukking, en die, by 'sLanes ouden Staatsman, bedroeven in de taal der Hoven, gepaard kon gaan met een inwendig en voorre) Lcttr. ct Negotiat. de Carleton, Tem. I, fa^ 331—2.(5, Zi7, ï~7. (rf) Carleton, /. c. pag, 245.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 345 voorzigtig mistrouwen, nopens de verdere (lappen van Koning Jacob, ten deeze.i: ymisftappen, die ook de overige Hervormden , hier te Lande, wel haast in vreeze bragten («), Bl. 105. r. 4. v. o. „ Over den Laken' handel, was — gefchil gercezen met ds Enge'fchen, die geverwde Lakens herwaarts voerden, welken men, hier, niet wilde ingebragt hebben? Deeze zaak fcheen, in den beginne, een' zeer ernftigen keer te zullen neemen. De Engelfche Staats Sekre:aris Winwood meldde aan den Ambasfadeur Carleton, op 't laatfte van Herfstmaand des jaars 1Ó16, dat, indien de Staaten hun Phkaat niet fpoedig introkken,'er, van 'sKonings wege, een verbod van allen handel, ja een volkoomen vredebreuk, op Mond te volgen , fchoon men, in Engeland, zeer wel gevoelde, dat dezelve niet anders dan het bederf der twee verbondene Volkeren en het voordeel van Spanje zou konnen veroorzaaken: zo als dan ook, welhaast, van wegens de Aartshertogen, alles wierdt aangewend, om den ftapel der Engelfche Lakenen , van Middelburg naar Antwerpen, te verleggen. Doch de Ambasfadeur Carleton, de zaak, hier te Lande, naauwkeurig onderzogt hebbende , tragtte de gefchillen in der minne te vereffenen. Ook vertoonde hy: dat het hoofd, oogmerk, hier, niet fcheen geweest te zyn, om de Engelfche geverwde Lakenen volftrekt te verbieden, maar wel, om dezelven beter koof CO Cf^RLETON, /. e, Tom. 2, pag. 373. V 5 X. Deel.  3|6 NALEEZINGEN op db X. Deei .koop te krygen ; dat men, daarom, zo dra de Koning, den uitvoer der witte en ongeverwde Lakenen, uit zyne Ryken, verboden hadt, groote lommen, hier te Lande, hadt uitgelegd, ter oprigtinge van Weefgetouwen: dat dit, byzonderlyk, plaats hidt te Ainilerdam; dcar 'cr reeds negentig aan de gang waren; en, wyders, te Alkmaar, Rotterdam en in andere Hollandfche Steden, binnen welken 'er wel twee honderd vyftig gevonden wierden: dat alle deeze getouwen omtrend twee honderd ftukken , 'sweeks, konden uitleeveren, waar toe men o/erdoedige wolIe kreeg , deels, uit Holland , Friesland , Overysfel, Gelderland en Utrecht, deels ook uit Kleve, Pommere en zelfs uit Spanje, om niet te fpreeken van Engeland zelve, van waar ze, ter fluik, herwaarts kwam, hebbende men, federt drie weeken , twee Scheepen, met die waare, voor Amfterdam zien inloopen, 't een van New-Castle, 't ander van eene ongenoemde plaats: dat, met dat al de, hier gemaakte, Lakenen zeer grof vielen , en dat, hoe zeer men aig op deeze beweging toeiegde, men , tot nog toe, maar flegts ten vyftiende deel van die lieden hadt kennen aan 't werk helpen, die, voorheen, tot de verweryen gebruikt wierden: dat, gelyk mtn, aan deeze zyde, welligt by zou fchieten, des niettemin het daadlyk afbreeken van allen handel de Nederlanders ; niet gewoon voor ftrenge maatregelen te wyken, maar'er zig tegen te verzetten; door den tyd , wanhoopig zou konnen maaken , ja hen, veelligt, doen beiluiten, om liever weder in de jut-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 347 armen van Spanje te vallen, dan hunnen Koophandel, den fteun van alles,te zien in duigen fcorten: dat Barneveld ham gezegd hadt, hoe hy, geduurendede veertigjaaren van zynen dienst, nimmer, by de Nederlandfche Kooplieden, zulk een mistrouwen, tegens de Engelfchen, hadt gevonden, roepende men, dat Engeland hun de Lakenweevery, in vroegere tyden,afhandig gemaakt hadt er ,nu, ook de verwery wilde ontneemen. Dat, met één woord, dezagtfte regelen, hier, de beste wa> ren, over welken hy , verfcheiden maaien reet 'sLands Advokaat hadc gefproken, die de zaak wenschte by te leggen (fy. Ook fchreef O l d e n b a r n e v e u d zei ve, eerlangj aan Winwood , over eene fchikkinge. Doch men bleef, in Engeland, zeer op zyn ftuk en deedt nieuwe bedreigingen , indie i de Staat, tot vereffeninge van zaaken, niet, fpoediglyk, eenige Kommisfurisfen aan Koning Jacob afzondt : waar toe Holland, einde lyk, neigde en eenigen, onder welken de Penfionaris de Groot was, benoemde, dan 'i geen, in Zeeland, niet vlottede , al waai men, ten deezen, andere belangen hadt, er zeer gebeeten was op Dordrecht, welk« Stad, in den Zomer des jaars 1616, haarer Penfionaris, BERCK,naar London gezonder hadt, om,ware het mooglyk, de Engelfche Verwers en Lakenbereiders over te haaien, om zig, uit Middelburg, te Dordrecht ne da CD Lettr. '« Memoir, de 'Carlston, Tem. i. pag, 110. 115» H9-W3» ?*8» 131» ?38- x, dsbl.  348 NALEEZINGEN or de X. Deel. zouae, t nasaat te aoen mtreKKen. Koning Jakob was over deeze bezending zo zeer ontliigt, dat hy B e r c k ; fchoon, voorheen , in Gezantfchap by hem geweest en, door hem, tot Ridder geflagen; geen gehoor ten Hove vergund hadt;maar,flegrs door Winwood, hadt doen fpreeken. De laatstgemelde fchreef, federt , aan Carleton , dat t „ zo de Engelfche ,, Kooplieden, met gelyk voordeel, zig te Middelburg, als elders, hier te Lande, „ konden nederzetten, de Koning liefst zag, „ dat zy te Middelburg bleeven, zo om de „ nabuurfchap van Engeland met Zeeland, als om dat die Provintie , meêr geneigdheid voor zyn Ryk getoond hadt." (g) Bl. 138. r. 8. „ De Vroedfchap antwoorde.alleenlyk, dat zy op de zaak zou letten. Daar na, zeide zy , dat zy haare meening den Staten, door hare Afgevaardigden zou doen verfiaan." De gevoelens der Amflerdamfche Vroedfchap, aangaande de Godsdienftige gefchillen,zyn ook zeer kenbaar, uiteen Stedelyk Advys, op zeker ontwerp van een Plakaat, 't geen, ten zei ven dage, wierdt voortgebragt, toen zy haar advys op den voorilag der Bezending inleverde. (A). L. Bl. 154. r. 8. Vast gaat het, dat de Engelfche Gezant, Dudlei Karleton, in i SprokCg') Le;rr. et Neg»tiat. de Carleton, Tom. \,pag. 148, 140, 150, 153, 155, 164, 179, 18Ü, 206, 23a, 046. Tom ii, pig, 27, 183. Vergel. Wagen. X. 3 d. il. 174 (ij Baud art Mcmor., viii B. il, sa- der te Haan, in welk geval Dordrecht tragten  VADERLANDSCHE HISTORIE. 349* Sprokkelmaand te vooien,uit den Haage, naar ingeland, gefchreeven hadt, hoe verfcheiden luiden op hem begeerd hadden , dat hy eenen Brief van zyne Majefteit aan Prinfe Maurits moest zoeken te verwerven''' enz. Behalven 't aangehaalde van Wagenaar, alhier, onder het teeken (o),uit de Cabala, leert men, uit deNegotiaiien van Carleton, dat Winwood; aan wien die Ambasfadeur 't bovengemelde hadt gefchreeven; hem, ïn 't begin van Lentemaand daar aan, een' eigenhandigen Brief van den Koning, voor Prinfe Maorits, benevens een affchrift van dien , toezondt, met last, om ; na betuiginge, dat 's Konings genegenheid voor deszelfs perfoon, thans, uit hoofde van zyne ftand» vastigheid in 'tverdedigenvanden Godsdienst, in liefde veranderd was ; hetzelve Affchrifc aan zyne Doorlugtigheid te doen leezen, te verneemen , of hy den eigenhandigen Brief wilde ontvangen , dan of hy begreepe , dat dezelve, op eene andere wyze, ten algemeene nutte , meerder zou konnen doen dienen, en om zig , in alle gevallen , naar 's Prinfen gevoelen te gedraagen. Carleton, zig van zynen last, by den Prinfe, kwyrende, hadt Maurits; zeer voldaan over 't gunftig aandenken zyner Majefteit;" hoofdzaak lyk, -gezegd : „ liefst, den ' „ eigenhandigen Brief niet te zullen ontvan„ gen , alzo dit fchryven het algemeen wel,, zyn raakte, waarom hy 't zelve niet kon „ verborgen houden en,egter,bevreesd was, dat het openbaar maaken van dien nadee^ lig konde worden voor de zaak zelve en „ voor X,DSBi.  350 NALEEZINGEN op de X. Deel „ voor hem, diè reeds, in de volle Verga* dering van Holland, .was befchuldigd ge„ worden van eerzuguge uitzigten, en als „ tragtte hyden byftand van vreemde Vorften' „ te wincen : eene befchuldiging, welke hy „ dagt, op zynen Befchuldiger te rug te „ konnen kaatfen. Dat 'er, ondertusfcben, „ een ander middel was, om 'sKonings Let„ teren van nut te doen werden ; dat dit ., zou worden bereikt en aan zyner Door„ lugrigheids wenfehen voldaan , wanneer „ zyne Majefteit, of door een' Brief, of door „ een Gezantfchap, de algemeene Staaten en , die van Holland; met den allereerften, alzo „ er in *t toeven gevaar was; in hoedanigheid \\ van Vriend, wilde doen weeten, dat, wyl " z) ne twee eerfte Brieven tegen zyne meenin.' ge aan verklaard geworden waren, hy hen , T thans,vermaande ,om niet te wyken van de oude Leere, vervat in de Heidelbertifche " Catechismus, en in alle de Hervormde Ker" ken aangenomen, of dat, wanneer de ge" voelens van Vorstigs en Arminius ? niet uitgeroeid konden worden, dan door " te beflisfen, of de oude dan of de nieuwe " Leer het meest met Gods woord over een " kwarre, men, in dit geval, zulks ter be' flisftYge overgave van een nationaal Sy^ node: gelyk zulks, door de geheele Christen waereld, van alle tyden , gebruiklyk Was geweest." De Koning was hier, maar naauwlyks, van verwittigd, of hy liet, op den eerften van Grasmaand , den Brief, door Wagen aar bedoeld, aan Carleton afgaan, door wien zy, alvoo» ren5,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 35r rens, op 'sKonings bevel, aan Maurits vertoond en, door dien Prinfe, goedgekeurd was. Zy hieldt egter aan de algemeene Staaten, en r.iet aan die van Holland, arende zyne Majefteit, dat, alleenlyk, aan dit Gewest te fchryren; daar hy met alle de Gewesten verbonden was, en de zaak allen raakte, 't zelfde ware, als het zelve, byzonderlyk, van fcheuringe te befchuldigen. Men zor.dt dien Brief aan de Provintien, om dezelve „ met^mwtcgebruiken.'Xz) Hykwam, eerlang , gebreklyk, te Amfterdam, met eene' Nederduitlche overzettinge , in 't licht. Waarop Carleton die uitgaave, te Delft, deedt herdrukken. f£) Bl 158. r. 6. v. o. „ Vier Schevenin* gen, dit jaar yter Wahhfchm ge/lrand:' Andere ze-gen, dat twee derzelven , by 't Eiland van Voorne, één, by Scheveninge éé.» by Katwyk, en één op de Friefche kust, geftrand waren, 't welk fommigen aan eenen fterken, doch, naar 't faifoen,zoelen Zuidwesten wind toefchreeven , die, federt de helfte van Wintermaand des jaars i6t6 tot over 't midden van Lentemaand, diar aan volgende , aanhieldt, en waar door, in vier huizen van den Haags, de beginfels van den Pest waren ontftaan, die, in 'c volgende jaar, binnen deeze Nederlanden toenam fchoon, overal, niet even fterk. Men leest. dat Zee- O') Refol. Sraat. Gener. &i April iSij-. C*) Leitres et Negotiar. de Ca ru tow. Ton I OC7, 220, 8JS, 2*7-=50 , 259 , 360 , 259 , 270, 2?- lyf 290-335> 33ö. en Tom. ii, pag. 3o, 93, 157 7 ' K. Deel.  352 NALEEZINGEN op dé X. Deel. Zeeland alleen 'er van bevryd bleef (/). Bl. l6c. r. 15. „ Veelen begonden té gelooven , dat de Godsdienst flegts tot een* dekmantel gebruikt wierdt. Men kreeg vermoecen, dat zyne Doorlugtigheid zelve hief onder roeide", enz. Aan 't Hof van Koning Jac 0b zeiven, die,anderfints, met de meesten zyner Ministers 'sPrinfen party toegedaan waren, hadden fommigen zekerlyk, argwaan. De Staats Sekretaris, Thomas Lake , fchreef, , ten deezen tyde, hoe „ hy vermoedde , dat de Nederlandfche gefchillen dieper wor„ tels hadden , dan men dagt; dat hem 't gedrag van Maurits deedt vreezen, „ als of dees, onder Ichyn van de Contra„ Remonltranten te handhaaven , zig een' aan„ hang wilde., maaken: dat de Staaten zyne „ inzigten mistrouwden, daar zy zynen in* „ vloed op het volk van oorloge kenden , ,, en dat, fchoon men alles dekte met den naam van Godsdiensta men, aan beide „ zyden, geene, dan waereldlyke, bedcelin„ gen hadt, hier in beliaande, dat men, aan „ den eenen kant, zig tot grooter gezag „ tragtte te verheffen en, aan den anderen, „ de vryheid handhaaven." ( m ) Car* leton, 'sKonings Gezar.t, in den Haage, fchreef hem , daar op: dat alle bedaarde Lieden met hem eens waren, hoe alles geen Godsdienst was, 't geen dus genoemd wierdt, en dat 'er, zekerlyk, waereldfcbe be. (O Lettr. de Carleton. Tom. i, pag. 197, 212, él i, c. Tom. ii, pag. s3, 29, 184(w) C arl6t on, Lettr. et Negetiat. Tom. s, pag, 39*  VADERLANDSCHE HISTORIE. 353 belangens onder liepen, doch dat Maurits, flegts verdeedigender wyze, te werk ginge, en dat dit bleeke , wyl hy, door het grootfte deel der Staatsleden, onderfteund wierdt, tegens hen , die, langen tyd, Zyn gezag ondermynd en hem flegts den blooten naam van Stadhouder gelaaren hadde. Dan, gelyk dit enkel zeggen ; hoe men ook denken mogte ; niets uit deedt, bleef Lakë, nog na dien tyd, by zyn gevoelen, wenfchende midlerwyl, dat men de gefchillen, ook buiten de Synode; in welke hy weinig zin hadt; konde byleggen («). Te vooren, was Lak e nog verr der gegaan en hadt begreepen, dat de Engelfchen die geenen behoorden te begunftigen, die, hier te Lande, 't gezag der hooge Overigheid, of; zo als hy fprak; „van het „ tydelyk zwaerd", in Kerklyke zaaken , vooritonden: 'er, egter, by voegende, „ zo „ wy deezen niet onderileunen, benadcelen „ wy onze eigene zaak en, dom wy 't al, „ dan loopen wy gevaar van de andere par- » ty." (O Bl. 182. r. 5. „ Karleton's RedeVoering werdt wederiegd, in een Boekje , zen* der naam des Schryvers , — in 't licht gegeeven, onder den tirel van Weeg/chaal, De Gezant hieldt, 'er zig zeer over gebelgd'* Naauw» O) Carleton , Lettr. et Negctiat. Toot. 2. pag. 89, I01, 160 et 161 Co) Carleton, Lettr et Negotiat. Tom. 1. pag. agj, « 285. Vergel. Wagen. X. D., il. 340, z X- Deel*  354 NALEEZINGEN op dë X. Deel. Naauwlyks hadthyhec gezien, of hy zondt 'es? een afdrukfel van aan den cydlyken Prefident der algemeene Staaten, verzoekende te weeten, of hy dit Boekjen, als hun antwoord, aan Koning Jakob hadt te zenden, dan of zy alle kragten wilden infpannen, om den maaker te ontdekken en te ftraffen. De Prefident onderfteunde, daadlyk, deeze k!agt,ter tafel hunner Hoogmogendh?den, die, nog ten zelfden dage, hunnen Griffier Aërssen aan den Gezant zonden, met verzekeringe, dat men, in 't kort, zyner Majefteit volvoldoende antwoord zou geeven en, op de aanklagte, behoorlyk letten. Doch Oldenbarnkveld en de Groot behandelden; volgens 't fchryven van Carleton; dit werk, toen en daar ra, vry koel: 't geen de Ambasfadeur; al fchoon men,naderhand, de Franfche vertaalinge van de Wtegfchaal, in de Vergadering van Holland, verbrandde; zeer hoog opnam: want van zyne Brieven verfcheiden' blyken opleeveren £ƒ>). Hoe zeer het wel zyn kan , dat Oldenbarmeveld den Gezant ; wiens begrippen ze<*r van de zyne verfchilden; niet altyd, ook in anderen opzigte , met die onderfcheidene beleefdheid behandeld hebbe, welke dees; 't zy met of zonder regt; vermeende te mogen vorderen , is het my, egter, te meêrmaalen, toegefchee- nen, Cp) Caribtoh, Lettr. et Negotiat., Tom. a,pae.i2z, Ï05, s30, J44, 560, 2*1, 2H, Syo et Tom. 3- pag- 71 ^ 78 Zie ook myne Naleezing alhier, ,op Wages. X S. W, 258» r, 4.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 355 men, dat dit geval; waar in Karleton perfoonlyk , zo wel als zyn Meester, wa betrokken; het fterkfte heeft medegewerk tot die verwyderinge en verbirtcringe , d< zyne Brieven zo zeer kenfchetfen, en wel ken de kundige Uitgeever der Franfchi veriaalinge van dezelven , op eene zee onzydige en bezadigde wyze, erken heeft, (f) Bl. 232. r. 14. Waardgelden ■ afge dankt:'' De naarn zelfs van deeze luidei wierdt, welhaast, zo haatlyk, dat men de zeiven niet meêr Waardgelden, maar Guar nifoen ■■ houders y noemde (r). Bl. 246. r, 3. „ De Heerlykheid va} Naaldwyk, in Delfland,' aan welke, van ouds, de eer van Erf ■ Maarfchalk — des Graa< ven van Holland, plagt verknogt te zyn? Hoe "ff") Ave'tisfemert du Traducteur des Lettres et Negotiat. de Carleton, Tom, I, pag. III. Ik weete niet, dat die TJi'eaa.'e in orze tsal is overgezet. Een deel der bedoelde woorden komt hier op neder. „ Welke par-y men Omhelze, inen kap niet,zonder leetweezen, zien, dat Caruto». „ die wyze Staatsman', laat ons meêr zeggen! die eerlykeman ,, zig onttrok aan zelfs de eerfte ontwaarwordii ge' anmede'yrier „voor bec doudlyk lot, 't geen BaRnêvelo, op'een » *ciiavor, deedt otnkoomen. Die do.>rlugce Grysaatd was, „ ongewyfeU, een groot mm, en, in welke dwaalingen hy „ gevallen zv,ran moet, gewiflig, van hem zeggen, 'r geen „ b o l1 n <; 6 r 0 k e van Marlborough «ide : ik heb „ aUe zyne feilen vergeelen. Als men den aanwasch " * der „ verbittering * var den Engelfchen Gezant , tegen den Advokaat van Holland, oplettend nagaat, zal men, mis- Tcoien, ontdekken ,- 't geen CaRlhton zelve, waar„ fchynlyk, niet bemerkt nadr, hoe zy uit niets anders ge- Iptuoten zy, dan dat BaRNÉvblt, van den beginne'af „ aan voor hem niet alle die toegeevenheid en eerbied * ,j betoond hebbe , die by dagt , van hem te mogen wag.' „ ten " Cr) Lettr. de Cablet, Tom. 3. pag. 311, Z 9, , X. Dësl. 3 t t r l 1 i i t * Le pro* gris. * Animo*pi. * Deference et covGilertt' tüh.  356 NALEEZINGEN op »b XsDeel. Hoe de Heeren van Naaldwyk hier aan kwamen,is een onuitgemaakt punt, in onze Hiftorie. Ik meene egter, in 't een of ander, mooglyk onuitgegeeven, Charter van 't begin der veertiende eeuwe, geleezen te heb? ben, dat de Heeren van Felfen, weleer ,. dien titel droegen ; doch ik zoeke 'er, thans, vergeefsch na. Ondertusfchen , geeven my de woorden van Wagenaar gelegenheid, om, alhier, te gewaagen van een' misflag, door my begaan, in de Aanteekeningen, op Bladz. 33, van myn IHe Stukje der Byvoegfelen op 's Mans Faderlandfche His* torie, alwaar ik fchreef, dat, in zeker Liedeken; gevonden op een fehutblad, agter den Rymbybel van Jacob van Maerlant, en 't geen de Heer F. van Lelyvel d, in zyne Aanteekeningen op Hur • ducoper's Proeve van Taal' en Dichtkun» de, Ile Deel, Bladz. 370—376, beeft doen drukken; „VelsensGemaalin Is abee ls 3, van Benthem genoemd wierdt:daar, in tegendeel," in 'tgemelde Liedeken, reg. 21. ,, flegts gezegd wordt, dat Velsen ,, des Gratie va bente Dochter troude tot eene „ wive, zonder byvoeginge van den naam^ „ en, in tegendeel, Graaf Floris (al„ daar, r. 8.) zyne Minnaeres, welke hy „aan Velsen wilde befteeden , Ysa„ beele miins harsfen vrouwe noemt." ïk ben; de kennis dier dwaaling verfchuldigd aan den kundigen Beoordeelaar der gezegde Byvoegfelen, in de algemeene Faderlandfch» Letter Oefeningen van den jaare 1793. N0. ja., van Bladz. 536 —- 547» en vlegte deeze  VADERLANDSCHE HISTORIE. 357 leerzaame verbeteringe , met genoegen, hier tusfchen beiden. Over de waardy van dit Liedeken zei ven, zal ik, misfchien, iets zeggen, in myne Hijlorifche Avondftonden: een Werkjen, 't geen ik op dit hoope te doen volgen. Bl. 255. r. 8. „ Hogerbeets zelf heeft aangeteekend, dat het" (de gevangenneeming ) „ beflemd was, door dezelfden, die, wegens de algemeene Staaten, te Utrecht maren geweest; dat zy V hadden uitgevoerd ■door den Prinfe, en daar na eerst, ter algeuneene Staats Vergaderinge, alwaar het tt vooren nooit 'voorgemeld was, doen goedvinden? Ik heb my, voorheen, nopens deeze ftone, vry breedlyk verklaard, en gedraage my daat aan. (>> Doch ik mag niet verzwijgen, hoe ik, by het inzien der gedrukte Brieven van Carleton, ontwaar worde, dat die Gezant s over deeze zaake den Koning verflag doende,alleenlyk verhaalt, dat „ cie aigemee„ ne Staaten Afgevaardigden,die,met 2, den Prinfe te Utrecht geweest waren , gelast hadden, dat geene in t werk te ftellen, „ V welk zy het dienftigfte voor de rust „ en zekerheid van den Staat zouden oor- 3, deelen, * en dat Deezen, zig, hier over, „ met de Afgevaardigden derf welmeenende" ('t zyn de woorden van Cj a r l eton),, Hollandfche Steden veriraan heb„ bende, Maandag {10 zegt hy) laatstleden, „ be- (f) Byvoegfelji© Stuk,ï«4?a, 85,op W.agrn . Xe(D., fe'. r. 1» Z 3 X. Deel. *„Defa're ee quii; „troientle „ plus pro* ,, pre, pour „ le repos „et la fu„ reti de „fEtat."  S58 NALEEZINGEN op de X.Desl. „ beflooten hadden, de Staatsleden vast te ', doen houden; 't geen, op den volgenden „ dag,(f) wierèt uitgevoerd." («) Indien de Britfche Gezant, die, thans , in vee • le Staatsgeheimen deelde , dien Maurits zelve, daags na de gevangenneeminge, was koomen zien en aan wien hy gezegd hadt, „ hoe hy, „ na de Waardgelders ontflagen te hebben, ., nu ook hunnen Kollonel en Officieren" ^bedoelende de drie Staatsgevangenen) „ hadt „ afgezet," (v) indien, zeg ik, de Britfche Gezant, niet misgetast heeft, zou zyn ge. voelen na-st koomen aan dat van Hogerbe ets: in jlier voege, dat wel niet V gevangen - neemen, bevoorens, ter Generaliteit, was voor-, laat liaan vast-, gefteld, maar dat men egter, aldaar; en wel, zo als ik nader vinde, fesreetelyk, en op den 28 van Oogstmaand des jaars ióï8; (w) eene algemeene volmagt , ter hewerkinge van rust en zskerheid, op de bovengemelde Afgevaardigden, hebbe geflagen, welke volmagt zy,en de Steden die met hun dagten, federt, zo hadden uicgelegd, als of daar onder ook't vermogen van gevangenneeminge was begreepen: en, in dar geval, zou men het zeggen van Maurits, „ dat de zaak niet gefchiet was,#y fyn ordre, 5, maer £ O 'r Wierdt uitgevoerd; zo ais men weet, en Carle. ï o n. ook . elders, zei>t; op Woensdag, Poyet [.eitr. et Negotiat, Turn. ïl.pdg, 284. 2ie ook myn Byvoegf , Xe St. , 11. 82. op W»«sn., X D., */. 253. 13- n»»»r d n moet in 'c voorg?ande, ten opzigie van den tyd de> beiluits, by Carlü ! o;n, Mardi, (DingscagJ, iu plaats van Lundi (Maandag), Ijn g»!c;ireeven geweest. (c) C'«Li!TO(i, Lettr. et Negotiat. Tom. II, pa*. 289. Cv Carleton, Lettr et Negotiat. ToiK.ll,pag. sg:u Loste Aa.neekeningeu van dien tyd. ms.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 359 ,, maer van wegen de StatenGenerael? als mede de, vry duistere , door my, voorheen, mede aangehaalde, woorden der algemeene Staaten , „ dat niet te twyffelen en is, off fyn Excellentie ende die Heeren vuyt deeze „ Vergadering, neffens hem gecommitteerd , ,, en hebben , dezen aengaende , op haere „ Ho. Mo. Refolutie ende authorifatie, met alle circumspectie, wel geleih , géhandelt „ ende geprocedeert", konnen aanzien, als doelende op den oorfpronglyken en, in algemeene bewoordingen liggenden, last hunner (x) Hoogmogendheden, mitsgaders op den uitleg en verklaaringe, die de Afgevaardigden, federt, van dien last , hadden gemaakt en, door zyne Dooilugtigheid, doen in 't werk Hellen. Bl. 258. r. 4. „ De Heeren van derMyle, Veen huizen en — van Groen eveld, begaven zig, des namiddags, by zyne Doorlugtigheid , verzoekende, dat men , bunnen Vader , zyn buis tot eene gevangenis gave? Van der Myle, niets kwaads vermoedende , was, ten tyde van het vangen van Oldenbarneveld, aan 't huis van den Ambasfadeur Carleton. (y) Ik heb reeds aangete«kend, dat gelyk verzoek, wegens de na' beftaanden der Gevangenen, door de Staaten van Holland, vrugteloos , ter Generaliteit wierdt voorgedraagen. (2 ) Nu, zie ik , dat ook de'Huisvrouwen der Heeren van derMyls en (x~) Zie myn Byvoegf. op Wagen. Xe St. il. 84 en ?j. (ƒ) Caklit. Lettr. et Negotiat,, Tem, ii, fag, »%9 et 2Q0. (2) Byvoegf. 10 St. il, *5 Z 4 X. Deel.  36o NALEEZINGEN op di X. Debl, * Van Huissen, Cendre de Barne veld, Ghande. V1LLE et Craning- polderf deux Fils eteeeiüi ci. en Groeneveld; Dogter en Schoondogter des Advokaats; zig by de Afgezanten der vreemde Mogendheden vervoegden, mee het zelfde verzoek en gevolg: wyl de Franfche en andere Gezanten geenen invloed hadden en, buiten dien, even als de Engelfche , verklaarden , hier in niets te konnen doen, zonder last hnnner Meesteren (0). Koning Jacob,ondertusfehen, deedt, eerlang, door Caulkton,aan zyne Doorlugtigheid wee-, ten , dat hy de gevangenneeminge goedkeurde. (&) Ik zie, dat, in Wintermaand5 en dus nog voor het aanftellen der Regteren ; de Heeren van V e e n h u isen, * Groeneveld en S1oui en burg; Schoonzoon en Zoonen van Oldenbarnevelo; zig mede aan Carleton vervoegd en hem verzogt hadden, een gunftig berigt te willen geeven , wanneer de zaak hunnes Vaders op 't tapyt zoude koomen, en de Staaten 't gevoelen der Ambasfadeurs mogten vraagen: waar toe de Gezant vermeende, dat zy en hunne Vrienden het werk tragtten te beleide- ( c). Ook hadden zy, by die gelegenheid, willen doen zien, en aangedrongen: dat de Advokaat den Koning, nimmer, reden tot misnoegen gegeeven hadt, en Stoutensurg byzonder vertoonde, ten aanzien van '1 gefchil met Vo r s t i u s , dat zyne Ma» je' fa} Vergel. Byvoegf. 10 Sr., U 91. (6) Carleton, Lettr. et Negoiiat.» Tutu. ii, peg 30 s et 309. (o CAatET./.(;,Tom.ii.,p.377.Vergcl, Waoen alhier, tl, sAa.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 361 jefteit hem , toen hy de eer hadde dien Vorst, over eenige jaaren, te zien, deszelfs genoegen, nopens de wyze, op welke 'c zelve hier behandeld was geworden, betuigd hadt (d). Doch Carleton antwoordde hier op „ dat, de Koning , federt eenige jaaren , „ geene reden gevonden hadt, om, over de wyze, op welken de zaaken, in Holland, „ beiluurd waren, vergenoegd te zyn , zo ten „ opzigte van zyne Majefteit zeiven en des» „ zelfs Ryken, als nopens dat geen, 't welk, hy , verders, met de Provintien te behandelen hadt" (hier zag hy, denk ik, op 'tgefchilover den, Laaken- en Oost - Indifchen handel, als mitsgaders op-zekere nadeelen,diemenzeide, dat de lerlanders geleeden hadden >()Caïist. Lettr. et Nejotiat. T»a, 11, pag. 54J« I. Dsf.Li  354 NALEEZINGEN op ds X'.Deel, tragten deeze en andere wederzydfche gefchiilen af te doen. Dan, dit deedt geen vrugt. LbNox zondt, nog in dat zelfde jaar , denzeifden Browne, met het Konings fchip van Kapitein Murray en met zyner Majefteits opeue Brieven, wederom, ten bovengemeiden einde, naar de Schotfche Noordkust, alwaar hy een' Hollandfchen Schipper; Andriüs Klif of Kliffe genaamd; gewaar wordende, aan deezes boord kwam en hem 't lastgeld eischte, 't geen evenwel,door den Schip, per, geweigerd wierdt. Doch, terwyl Browne , een pooze, vertoefde en aantuiginge tegen de weigering deedt, kwam Jan Alberts. zoon; die 't bevel voerde, op een der andere Buizen; tot Kliffe over, vroeg naar den naam van den Schotsman en, dien verneemende, voegde hy B rowne ftraks toe, orde te hebben, om hem gevangen te neemen.» 't geen dees zig, zonder veel tegenftreeving, doen liet. Albertszoon voerde hem, toen, naar zyn Schip en , verders, naar Enkhuizen, alwaar de Regeering egter den Buisllbipper, by zyne aankomst, niet alleenlyk zeer fterk doorftreek, maar Browne, terftond, omfloeg en, op eene zeer heufche wyze, aan den Lngelfchen Ambasfadeur , C a rle ton, overgaf, hem, boven dien, tot het doen eener fchadelooze te rug reize zeventig dubbelde Jacobusfen fchenkende {k). C a a l e t on, dit geval, als eene belediging , aan den Koning, inden per-: foon van een zyner Officieren, gefchied, be- CO Carlet. /. c. Tom, II, pag, ?—iG, 34, 43.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 365 fchied, befchouwende, deedt 'er, terftond, de nadruklykfte klagt over aan Prinfe Maurits en den Advokaat van Oldenbar. nkveld, die, beiden, betuigden, noch van de zaak, noch van eenigen last tot gevangen neeminge, te weeten, *t bedryf hooglyk aftekeuren en niet te twyfelen, of men zou, hier te Lande, de daaders behoorlyk ftraffen: waar by Maurits voegde, dat hy de Buis» Officieren niet kende , als zynde niet in dienst van den Staat. (/) Dan , 't bleef hier niet by. Welhaast, vernam men, by Brieven van 's Lands Gezant te London, No et. de Caron, dat de Koning, niet flegts eenige Hollandfche Schepen, in de Britfche wateren, hadt doen bekommeren , maar zelfs de Schepelingen gevangen leggen. Ook kreeg Carleton bevel, om, by de algemeene Staaten, met alle kragr, te vorderen, dat Klif êiiAlbertszoon, daadlyk, wierden vastgehouden en , gevanglyk , naar Engeland gevoerd, om , aldaar, te regt gefield te worden. Hy deedt dit voornel, zeer breedvoerig]yk,in 't begin van Herfstmaand des jaars .617, toen de Advokaat,-veel al gewoon het woord ter Generaliteit te voeren; Cm) zig te Amersfoort bevondt. Doch de Groot, in zyne plaatfe fpreekende,-betuigde, naamens hunne Hoogmogendheden, „ dat dit voor„ val, van 't welk hunne Vergadering gee,, ne kennis droeg, den Staaten zeer leed „ deedt, (l) Carleton, /. e.iag. 25, 26. 34, 43. Carletoh, Lettr. et Negotiat, Tom. ii, pag.is, X. Dvsul  X- Deel. i j 366 NALEEZINGEN op dë deedt, maar rat, daar het zelve eener by„ zondere Maatfchappye; die, nasmelyk, der „ Visfcherye; betrof, n:en den Gezant, vriend„ lyk, veizogt, zyn Voorftel in gefcfarift „ over te geeven, ten einde het zelve in „ handen der belanghebbenden te konnen „ ileilen en, na bekoomen berigt, zyner ^Majefteit gevoeglyke voldoening te doen „ erlangen." Carleton voldeedt, nog ten zeiven dage, aan dit verzoek, en 't gevolg was, dat hunne Hoogmogendheden, op "t bekoomen van genoegzaame en beëedii^de ophelderingen omtrend den toedragt der zaaken, niet lange daar na, den Ambasfadeur 4 ioor twee Afgevaardigden, lieten weeten: hoe zy < e daad, ten uiterfte, mispreezen , doch, :efFens, verzekerden, dat, daar toe, van hier, apen den muitten last was gegeeven ; dat men , les niet te min, te Enkhuizen, den perlbon van Albertsz oon, die aldaar t'huis berooide , van zyr.e bediening;; Indt ontzet ; dat men zulks, te Rotterdam, ook nopens K.l;f doen zou-, zodra hy inliep, en dat, nadien Browne. terftoód, op vrye voe:èn was gefit-ld geworden, men verhoopt, iut te Kontng hier mede £,enc^gen zoude willen neemen, de ongelukkige Ingezetenen ieejïer Landen, die, ter deeze zanke, ip Engeland, ónfchnidiglyk, gevangen zaten, zou gelieven te omfluaa er enzen V isfeberen, voor t vervolg, het ongeftoord genot laaten /an vrye en cnbeg waarde vaatt op de Sr hot* êhe kust, overeenkomllig een der Artikeen van het Verbond, ten jaare 1610, met  VADERLANDSCHE HISTORIE. 367 zyne Majefteit, als Koning van Schotland, aangegaan (»). Ik zal my, in dit kort beftek , niet ophouden , met de woordenwisfelmg, die, over dit befluit, tusfchen de twee bovengemelde Afgevaardigden der algemeene Staaten en Carleton, voorviel , maar dien aanteekenen , hoe de Sekretaris Winwood, eerlang , aan dea Gezant fchreef: dat de Koning over het antwoord hunner Hoogmogendheden gansch niet vergenoegd was, en het nooit zoude worden , alvoorens men Klif en Albertszoon aan hem hadt toegezonden, voor welken tyd, hy ook de gevangene Kooplieden (dien naam draagen zy hier) niet zoude doen ontflaan: dat de Ambasfadeur, dierhalven, den Staaten, met ronde woorden, moest aanmaanen,orn , geheellyk, te voldoen aan den eisch zyner Majefteit, door de fchuldigen te onderwerpen ain zyne goedertierenheid, in welk geval, men hem tot vergeeving zou 'geneigd vinden : dat, voor't overige en naar 't regt der Volkeren, hy, die de Traktaaten verbrak, in handen van den beleedigdan moest gefield worden , wanneer dees dit vorderde: dat de Staaten zig, misfehien, op hunne privilegiën en voorregtea zouden beroepen, maar dat men hier, byzonderlyk,in 't oog hadt te houden , zo den aart van *t buitengewoon misdryf, als dat de Vorst, dien men beleedigd hadt, altyd de beste Vriend was geweest van den Staat: terwyl,eindelyk, eene t <»1 Cuiiton, Lettr. st Negotiat" T»m. II, fag. 3?, 4»» 4*3 5i. X, Deel.  3Ö8 NALEEZINGEN op »s X. Deel, eene weigeringe hoogstgevaarlyk zoude zyri voor 'sLands rust, die men , door overgave van min aanzienlyke Lieden, thans, koopen konde ( o). De Gezant, zig kwytende van zynen last, vondt de gevoelens verdeeld. Maurits eri eenige anderen neigden tot de inwilliginge van 'sKonings eisch, maar de meeste Hollandfche Staatsleden hadden er een afkeer van. Stondt 'er de Koning op; zeiden zy; men was bereid, de befchuldigden, hier te Lande, naar ftrengheid van eigene wetten te ftraffen, maar ze aan eene uitlandfche Regtbank overteleeveren , ftreedt tegen 's Lands vryheid en voorregten, zo zeer, dat men, ook onder de Graaflyke regeeringe, geweigerd hadt, de Ingezetenen naar Brusfel te verzenden. Men fprak, zo ik denke, thans, te geruster, om dat 'sLands AmbasfaJeur, MoëL de Caron, zig alle moeite gaf en, om deezen tyd, aan 't Britfche [Hof, een' middelweg hadt voorgeflaagen, hier in beftaande, dat de Befchuldigden , in Holland, maar ten overftaan van Carleton, zou* den verhoord en geftraft worden. Doch, daar men , te London , hier naar geene ooren hadt, en men, aan de zyde der Staaten , niet veel nader kwam, oordeelde Koning j a c o b , langs harde en zagtere wegen, een einde van *c werk, overeenkomftig zynen wensch, te moeten maaken. Winwood dreigde, in zyne f>) Carletoh, Lettr. et Negotiat. Tom. ii, peg' 5»» £4> 6i» 7°> ?/•  VADERLANDSCHE HISTORIE. 3^ «yne brieven aan Carleton, de Staaten , op nieuws, met de gevolgen van SKonings gramfchap , zo zy, met ftyfhoofdigheid, langer op hunne „ vodderyen en „ privilegiën"; gelyk me ze noemde; bleeven ftaan *. Hy Wenschte egter een affchrift te ontvangen van 't artikel der vryheid van belasting, die de Staaten zeiden, aan hun, ten jaare 1610, te zyn toegedaan, en t geen men, in Engeland, zou onzoeken. Ook fchreef hy , dat 'sKonings eer niet toeliet, zynen eisch te laaten vaaren, maar dat Klif en Albertszoon, in Engeland, geene ftraf te vreezen hadden , en dat hunne reis flegts in gaan en keeren beftaan zou. Van dit alles en, byzonderlyk, van .de laatfte belofte, maakte Carleton gebruik , en , daar *t Land, door inwendige verdeelmg verzwakt, thans, voor alle twisten met buitenlandfche Mogendheden min beftand was, teagt hy het zo ver, dat ook de eerst weigerige Staatsleden hem begonden toe te vallen. Rotterdam: van waar Klif was uitgevaaren; ftemde er 't eerfte in. De Groot zelve , die. als Penfionaris van die Stad, hier in veel belang nam, bragt hem de tyding. Enkhuizen wierdt, onlange daarna, door der invloed van Amfterdam, er ook toe overgehaald, 'sLands Advokaat; nu van Amersfoort te rug gekeerd ; vondt er meds minder zwaarigheid in, en Holland, me één woord , liet zig de overzending! Aa wel X.DESti vetilksi :  x. Deel» 370 NALEEZINGEN op de welgevallen, mits de Algemeene Staaten voor de veiligheid der befchuldigden wilden inftaan. Dan , toen men die ter Generaliteit voorftelde , wierdt het, aldaar, geweigerd , en men viel in nieuwe zwarigheid. Holland, begaan met zyne Ingezetenen, overwoog toen de zaak nog eens, ïn zondt de Penfionarisfen van Dordrecht en Enkhuizen naar CarletonJ om te zien, of er geenen middelweg was te vinden. Maar, daar dees dit , aan de eene zyde, affloeg en, aan den anderen kant, hun de meeste gerustheid, ten aanzien van het lot der befchuldigden , by derzei ver overzendinge, bleef inboezemen, en daar Holland in aanfehouw nam, hoe de Nederlandfche Gevangenen~r~ geduurende deeze verfchillen, in lyden bleeven, hervattede dit Gewest, in 't begin des jaars 1018, zyn voorig Bell uit en Helden vast, de meergezegde befchuldigden naar Engeland, aan 's Lands Ambasfadeur NoëLDS Caron, aftekenden , die, teffens, gelast wierdt, deeze menfehen aan de goedertierenheid zyner Majefteit tebeveelen en aan te dringen zo op het onrflag onzer Gevangenen , als op den vryen haringvaart, voor 't vervolg. Beide de befchuldigden vertrokken egter niet. Johan Alberiszoon; die de fchuldigfte van de twee geagt wierdt ; 't zy uit vreeze , 't zy uit andere oorzaaken , in eene krankte geftort zynde, oveHeedt aan dezelve, daagsch voor Paasfene de- zelfden jaars I 6 i 8. Kl if wierdt, toen, op den bovengemelden vo«t, in /  VADERLANDSCHE HISTORIE. 371 in Grasmaand daaraan, naar Londen gezonden, zonder dat my duidlyk genoeg gebleeken is, hoe deeze zaak afliep : die ik , evenwel, vermoeden zoude , eindelykj eenen gunstigen keer genomen te hebben > nadien my niet alleenlyk blykt, dat de Groot aan Carleton verzogt hadt, deezen Zeeman een' Brief van aanbeveehnge, op reize, mede te geeven, maar ik ook zie, dat die Gezant, hierop, in zyn voordeel, aan den Staatsfekretaris Like fchreef, met byyoeging, dat hy; op grond der verzekeringe, weleer door den Heere Winwood gegeeven; den Staatsleden, met welken hy, hier te lande, over dit werk hadt gehandeld (en onder deezen was de Groot inzonderheid), te meêrmaalen hebbende doen verflaan, dat men, ten deeze, op 'sKonings goedertierenheid konde reekenen , het nu van belang agtte , dat zy in hunne verwagtinge zig niet bedroogen zagen. (j>). Met dit alles t kan dit werk, en byzonder ook het ontdaan onzer Gevangenen; waarover Carleton, nog laater, vry dringend fchreef; nog eenigen tyd gefammeld hebben, (f) Browne was, al voor Klif, naar zyo Land vertrokken, (r*) O) Carleton, Lettr. et Negêtiat. Tam. II. tag. ?• 99, 91 - 91, 03, 04, 103, 145, 146, I5S, iö». «81, 19* «00,101,210*528,237,233,250- , (O Carleton, Lettr. ei Negotiat. Tom. II. p.aqx. (rj Carleton, Lettr. et Negotiat. Tem. II. pi ft» As s X.DëEI : f  g?s NALEEZINGEN op de S.Deel, Bl. 233. r. 5.' Verbaal — van At> dries de Wit", Vergelyk, over 't zelve,; myne aanmerking op Waoen aar, XVIII. D. bl. 491. r. 5., in de Byvoegfelen i8« St,, St 33**334* Bl* 353. r. 7. v, o. „ Z)ö# zyne Doorlugtighetd naar de Souverainüeit fiondt, hadt hy gevreesd."1* Vergel. myn Byvoegf els, XB S *, bil lol. op deeze plaats van Wagen.,, en myne Naleeztng alhier bl. 315, op Wagen. IX D. bl. 86» r. 3. v. o. Bl. 359. r. 8. „ Sententie des doods! dip hadt ik niet verwagt" Op bladzyde 355» hadt onze treflyke Schryver, verhaald, dac de kennis, welke 's Lands Advokaat van het uufchryven eenes biddags, tegen denzestienden van Grasmaand, gekreegen hadt, hem deedt denken, om zig ter dood te „ bereiden." En dit fteunt op de plaats van Uitenbogaert, aldaar aangehaald. Ik denke, dit nader zeggen van Oldek-» barneveld, op den twaalfden van Bloeimaand, „Sententie des doods! dat hadt ik niet verwógt.'" liefst zo te moeten opreemen, dat hy zulk een Vonnis zo fpoedig niet verwagt hadt: en dan fluit het ooic met de, onmidlyk volgende, woorden, „ Ik meen* „ de , dat men my nog zou hebben gehoord?*, en wat er verder volgt. Bl. 361. r. 6. „ Twee dingen hebben my wat gefpeeten." Carleton zegt, dat er nog een derde artikel was, *i gsen de Prins aan WALëus overliet, om den Advokaat, al of niet, te zeggen. De laatfte deedt dit niet, en Carletoï* wiaf  VADERLANBSCHE HISTORIE. 373 wist niet , waarin het beftonde. (j) Bl. 364. r. 3. Dat hy gedreeven hadt, dat elk Gewest in 't zyne magt hadt. *t Is foskend , dar. Oldenbarneveld de op« perfte magt der byzondere Gewesten voorrondt en Maurits die der Genera, liteit. Bl. 366. r. 17. „ Toen tradt de oude Man, met zyn fiokje in de hand" Carleton tekent aan, dat de Advokaat, «erst na zyne terugkomst uit Utrecht, met •een rotting begon te gaan , ter gemoedicoominge aan zyne zwakheid, die de Gezant egter,toen,zo zeer niet bemerkte, maar die, federt, zeer toegenomen en, in Lentemaand des jaars 1618, van eene vry gevaarlyke ziekte gevolgd was. (V) Bl. 367. r. 11. v. o. „ '4 Lighaam werdt •— begraaven." Naamlyk in de Hofkapelle, in 't graf van zynen Schoonzoon van der Myle. («) 'Bl. 371. r. 6.,, Zy werden Beiden" (de Groot en Hogerbeets,) verweezen ter eeuwigtr gevangenis". De Prinfes, Weduwe van Willem I., gaf een opzetlyk foezoek aan den Engelfchen Gezant, en drong op zyne voorfpraak, om de gevangenis van de Groot te doen veranderen in ballingfchap. Doch hy floeg het af, als eaet gelast, en oordeelde voor zig zei ven, dat men er te vergeefsch toe zou arbeiden, ;sm dat men; zo hy meende; voor de pen en (»)Cariit«h, t. c. Tom. III. bl. 75. Ut) Carleton, l. c. Tem. til pag. 75. fti) Carleton, /. c. Tom. UI. pag. 77. Aa 3 X. Ceel.  374 NALEEZINGEN op de g. Desi i (v~) Letl,r. et Negotiat. de Carleton, 7"o»ï. III. (w)Brouillon; Boutefeu; Jeune cervelle chauie, Carleton , 7*ora. If. pag. 24- 95, 144, 271." ( s) Men zie d e Groots Brief aan zvnen Vriend, tien Bislchop van Winchester, in de imr. et Negotiat. de Ca«l e ton , Toffix II. 194—soj , byzor.derlvk 207. Alwaar liy zegt : M Ulinam O. C*Rt.e'*o.v!iis ra'A? f/è» /W» <*f»ier, cui miligatiio Propintui mei optram dans," Die 'irn : Is, eerst ten jaare 17,9, uit de iiandfclirii'ten van d;n Riii^er Sl aön e,, in 't licht gegeeven. .en tong van de Groot te fchroomen hadt, zo dees uitlandig wierdt, terwyl hem, zo hy gevangen bleef, de vrees voor den dood wel in toom zoude houden, (y) Doch Carleton miskende de Groot, dian hy met de naamen van „Jong Heethoofd, Wargeest (wf\ en wat dies meer is, doopte. De beroemde Man ; die, nog in de Loevefteinfche Gevangenisfe, klaaglyk wenschte , dat Carleton zig minder hard tegen hem betoonen mogte; (*) fchreef, na 't ontkoomen uit dezelve, en toen hy de vrye lucht, op uitlandfchen bodem, reeds inademde, wel eene treflyke Verdeediging, die, federt, in druk uitging, maar tragtte, even min met woorden ais met werken , zyn.byzonder leet tewreeken. Wel verre van zich te verlaagen tot het vloeken zyner partyderen , befloot hy zyn zeggen, niet God te bidden , om allen, die zig jegens hem misgreepen hadden, genadiglyk te vergeeven, het lieve Vaderland voor binnen en buitenlandfche aanfligen te bewaaren, en Maurits een gelukkig beftuur te gunnen, verzeld van de liefde en dank der Ingezetenen 1 BL  VADERLANDSCHE HISTORIE. 375 El- B75' r' 8. v. o. „ Hier werdt by- gevoegd, dat men eenen Hertog van Gelder "hebben zou" Dat die gerugten, reeds vroeger , geloopen hadden, is, uit het voorgaande , gebleken, (y) BI. 407. r. 7. v. o. „ Op den tienden yan Zomermaand deezes jaars 1620, was — Graaf Willem Lodewyk, Stadhouder van Friesland—, overleeden." Ik dwaalde voorheen (z),toen ik dagt, dat Wagen aar hier dwaalde, met den tienden van Zomermaand te noemen, daar my duidelyk bleek; onder anderen uit den rouwbrief van Graave Ernst Casimir; dat Graat Willem, op den 31 van Bloeimaand, was overleden. My fchoot, naamlyk, niec in den zin, dat Ernst Casimir, den ouden ftyl nog gebruikte, in welken de laatftt dag van Bloeimaand, met den tienden vai Zomermaand, naar onzen jegenwoordigen, overeenftemt. Ook heb ik, elders, reed aangetekend, dat men, in Friesland (a) eerst ten jaare 1701, den nieuwen ftyl in gevoerd heeft. CO Zie myne Naleez-, */, . ( z J Byvoegf. op W a g ■ n. x. St. bl. 107. Byvoegf. 0p Waghk. xvii. d. , bl. i( en 17. Aa 4 NA- X. Deel. I  3?6 NALEEZINGEN op db NALEEZINGEN- op het XI, DEEL. Bl* 8. r. 5, v. o. „ Hy won de harten der misnoegden: — de voorige hevigheden raakten , allengkens, aan 7 bedaaren" Frbbrik Hendrik deedt, door zyne Staatkundige gemaatigheid, die Wagbnaar, hier en elders, ( a) met reden roem t, niet flegts zyn eigen gezag hooger ryzen, maar,dat meer is, ook het weivaaren van den Staat. Hoe zeer het laatttgemelde, onder zyn beftuur, in bloei toenam, is, uit 's Lands gefchiedenis, over bekend. Dan, daar de gedagtenis onzer roem» ryke Voorvaderen aan het hart hunner beste Nakomelingen, ten alle tyde, dierbaar zyn moet, daar ook die gedagtenis,in dat hart, de denkbeelden verleevendigt van diebooge dank-, baarheid en pligt tot navolginge, die wy hun verfchuldigd zyn, en daar my, onder dit fchryven , het oog valt op een' Brief, dien dePahzifche Gezant Rustqrf, ten jaare IÓ37, uit den Haage, aan den Z«eedfchen Kanfeüer, Graave van Oxbmstiern, afzond:, doch van wel ken Brief onze Schry '/ers , wyi dit fiuk, flegts v?oor weinige jaaren, is uirgegeeven, geen gebruik ge.nankt hebben; kan ik my niet onthouden, !er eenige trekken uit over te neemen: ten einde te doen zien, hoe Sliet flegts onze Landiaaten, maar oqk aan- zien- • (j?) Vaijerl, Kilt. aïbkr, bl. 2S4 en \JL  VADERLANDSCHE HISTORIE. 377 zienlyke Vreemdelingen, die zig, toen, hier: te Lande bevonden, en gelegenheid hadden, hun berigt uit goede handen te erlangen , thans over den (laat des Lands oordeelden. Hy vergelykt dan ons Gerneenebest * by dac van Athenen, zo als Pericles heti Zelve, byThucvdibes , befchreef. „ 'c Land,1 door hunne Voorvaderen bewoond, hadden „ „(zegthy)" de Nederlanders, even als de / thenienzers, tot de Nakoomelingen, in „ meerdere vryheid, overgebragt: els dee„ zen, waren zy ook, door wonderen vai dapperheid, beroemd. Hun beduur was, ,, niet naar vreemde, maar naar eigen inzet- tingen en regten, gevormd, en zy ltrekten den overigen Volkeren meer ten voor„ beelde,dan deezen aan hun. Voor niemand „ van vtovtrtHyke hoedanigheden was de weg „ tot de regeeringe geflooten, ook fchoon „ hy arm of van kleine geboorte zyn moge. Hunne zeden waren zagt. Welgemoed „ en ongehinderd namen zy hunne byzon„ dere zaaken waar. Eerbied, zo voor Wet„ geevers, als Wetten , wederhieldt hen „ van misdryver. Dikwerf verpoosden zy hunnen arbeid, door uitfpanningen, en, „ gelyk de Atheners in de Schouwfpelen ,, en by de offerhanden, zo vermaakten zig de onzen, op Jaarmarkten, wandelingen en ,, fpeelen - vaaren , naar de Vaderlandfche „ wyze. Uit alle Gewesten, vloeide alles 2, naar hen toe, en de voortbrengfelen van vreemden . Monden hurl zo wel ten ge- notte, als die op hunnen eigen grond ge5 js was- * Respw >lica Ba;sva.  $I.Deeï * Veris L mi Dam:; 378 N.'ALE EZINGEN OF BE .wwasfchen waren. Iïoe zeer zy, in de „ kunst des Oorlogs, boven anderen ge„ vorderd waren, bieek ook daar uit, dar. „ hun Land voor elk open fïondt,en dat zy zelfs den Vreemdelingen toelieten, alles te „ bezigtigen, al konde 't openbaaren van „ dien, namaals, eenen Vyand tot nut ftrek„ ken : nadien zy hun vertrouwen igeen„ fints vestigden cp bedrieglyken toeftel, „ maar op dappere uitvoeringe. Niemand „ dorst hen, van welke zyde ook, ligte„ lyk aantasten, die zo veele Landtroepen, „ zelfs naar de verstgelegene oorden , afzon„ den. Zy waren, in den volften zin , -„ Ihheerfchers * van de Zee, 't zy dat men 1 „ zage op 't geen zy reeds bezaten, of op dat „ geen ,'t welk zy j zo ze flegrs wilden; ver„ krygen konden. Er was, thans ten tyde , „ geen Koning, noch een eenig Volk, die „ hunne Vloten ; welken zy altyd gereed hadden;beletten konden,te llevenen, wer* „ waarts zy begeerden. Ook in andere „ zaaken , waren * zy bewondererswaar„ dig. Spaarfaam was hun opfchik. Ge„ lyk de Atheners op Wysbegeerte, leg„ den zig de Nederlanders op de vrye „ en werktuiglyke konsten toe, zonder, „ daar door, te verlaffen. Op hunne ryk„ dommen pochten zy niet, maar deeden „ ze dienen tot nuttige gebruiken. Ar„ moeüig te zyn was, by hun , geene „ fchande: lui te blyver> zitten een misdaad. ,, Bt hal ven voor hunne byzondere zaa„ ken, znrgden zy ook voor die van *t 8, algemeen. Hy wierdt geen ledig, maar  VADERLANDSCHE HISTORIE. 379 „ een onnuttig Burger gerekend, diè van den „ ftaat des Lands geheel onkundig was. Ten „ opzigte van koop- en veehandel, ftreefden „ zy, riet flegts in ftoutbeid, maar ook „ in beleid, alle andere Volkeren, voorby. „ Zy maakten zig hunne Nabuuren tot „ Vriendenmin door het ontvangen, dan 9, door het uitreiken, van weldaaden. Met één woord , zo als Athenen, weleer , de „ Meeüeresfe was van Griekenland, zo „ was, thans, het Nederlandsen Gemeene„ best die van Europa. Zyne Burgers waren „ gefchikt en bekwaam tot allen handel. Zy „ overtroffen het gerugt, 't geen van hun „ ui'ging. Zy hadden geen' Homerus, „ geene lofgangen, noodig, daar alle Lan„ den en Zeeën, tot welken hunne onge„ meene ftoutheidzigeen'weg gebaand hadt, hunne eeuwige gedenkteekenen droegen.' Hy voegde 'er onder anderen , ten Hotte. nog by: „ dat de Nederlanders evenwel zig „ den val der Athenienzers, als de ften „ eener godfpraake , moesten therinnerer „ en, door hun voorbeeld, leeren, zig u „ onthouden van intandfche twisten. Dat, „ gelyk Pericles dien van Athenen, zoc „ ook hy den Nederlanders, voorzeide „ hoe zy, dan, altyd, boven anderen zou „ den uitfteeken ; wanneer zy in rus „ leefden, hunnen zeehandel voortzetteden „ hun gebied , in oorlogstyden, niet tragte den vergrooten , hunne begeerte to overvloed maatigden, en de Republie „ aan geenen ftylen val waagden , doo ■ »♦ KI, Deel. 1 t > é, c r ' 't  380 NALEEZINGEN op de SLDeei i ] i * ] y J < l l 1 I i C*) Memoir. de Rustorf, Tem, U. pag. 343—352. „ 't betragten van zaaken, die byzonderets „ Luiden tot roem en voordeel, 'c alge„ meen tot nadeel flrekken konden." Eindelyk waarfchuuwde hy hen, „ tegen te „ groote hebzugt, te meer, daar reeds alle „Mogendheden, over hunnen voorfpoed, t, nayverig waren." (£) Bl. 41. t. 14. „ Dit bewoog de Staaten —, eene Vloot uit te rusten van omtrend dertig Schepen, die op de Vlaamfche kusten bleef kruisfen, en der koopvaardye groten dienst deedt." Ook verder op , behaalden fommigen der, onzen , thans, eenig voordeel, op de Spaijaarden. In Zomermaand des jaars ï6»6, berigtte de Scheepskapitein van der ijurcht aan de algemeene Staaten: dat hy, ten geleide van igt en twintig Schepen der visfcherye, ik deMaaze, gezeild zynde, agter Schotand, drie Schepen ontmoet hadt, die, uit spanje koomende, met hout, oly en andere waaren , naar Duinkerken wilden, en, ran daar, verder ten oorloge Honden uitgerust te worden: dat hy dezelven hadt langetast en, van vier uuren des namidlags, tot des avonds om tien uuren, hadt ;evogten ; dat flegts één dier Schepen, iy het duister van den nagt, was ontkoonen , en dat hy, van de twee overigen, iet één in den grond geboord, het andes; voerende veertien Gotelingen en twee teenilukken; in de Maaze hadt( opgebragt. Men  VADERLANDSCHE HISTORIE." 381 Men befchonk den braaven Zeeman , by hunne Hoogmogendheden, met een' gouden keten van dertien oneen en twee engels, (c) Bl. 57. r. 11. i, Terwyl Hy" (Carleton), „is 7 voorleedsn jaar, een keer naar Engeland deedt, beflaoten de Staaten, hem, of zynen Opvolger bekend te maaken, dat men begreep, dat dit regt van zitting geene plaats meer hadt, na 7 uit' gaan van 7 Beftand." Schoon de Staaten, ten bovengemeiden tyde, dit befluit eerst aan Carleton bekend maakten, fchynen zy , op de zaak zelve, terftond na 't losfen van den Briele en Vlisfingen, bedagt geweest te zyn. De Gezant riekte dit, Jpoediglyk, en fchreef, reeds in Wintermaand des jaars 1616, aan den Sekreiaris Winwood; ter gelegenheid, dat men hem liet verzoeken, niec in den. Raad te koomen, wanneer 'er zou gehandeld worden over zeker voorftel, nopens de zaak van Gulik en Kleve, door hem zeiven, namens den Koning gedaan; „ Eenige perfoonen vermee „ nen, dat de Staaten, federt den afkoop dei „ verpande Steden , voorneemens zyn, om ,, den Gezant zyner Majefteit, van tyd toi „ tyd, uit den Raad van Staaten te verwyde „ ren. Doch de verandering van zaa ken, ten jaare 1618., en de invloed, di Carleton meêr by Maurits da by Frederik Henrik hadt, dunke m; CO Refol. der Stat. Gener. 15 eri 23 Jury 1616. M. S. c<0 Lettr. et Memoir. de Carlbton, Tom, i. pat 259- XI.DEZE il f  38i NALEEZINGEN op Da XI.D1EL. my, order de voornaamfle redenen te behooren, die 't hewerklklligen van dit oogmerk, toe in den jaare 1626, vertraagd hadden: hoe wei men de zaaken van 't meeste gewigt, reeds eenigen tyd bevoorens, tot de Vergaderinge der algemeene Staaten zeiven hadt beginnen te trekken (££l. minderd hadt: waar door men rekende *s jaars, meêr dan dertien tonnen fchats uit te winnen Dit bleef de gewoone in¬ trest, tot den jaare 1655 (/). NALEEZINGEN op het XII. D E E L. Bl. 27. o. r, „ De zaak" (raakende het verlchil over het opperrecht der Kommandery van Gemert ) „wierdt, hier op, aan den Hoogen Raade in Holland gefield, daar zy lang fleepende gehouden werdt" Volgends Aitzema, IV D. 42-B,,bl. 957, hadt de Hooge Raad , al reeds in het jaar 1650, geadvifeert, dat dezelve Heerlykheid behoorde onder de Meyerye. De Regeering van 'f Bosch fchreef hier over, in 1662,aan Huil Hoog Mogenden, eenen brief, mede ten betoog, dat voorfz. Kommandery, van alle oude tyden, was geweest eene Heerlykheid, behoorende onder de Meyery van 's Bosch. C«0 ^>e Bewysredenen, voor en tegen, vinde men by j. van Heurn, Historie der Stad en Meyerye van 's Bosch, 111D. hl, 121—124., uit echte (lukken, vermeld. Eindelyk, is dit gefchil afgedaan, by TranrO Aitzema, Zaak. van St- en Oor!., 5 D. bi. 2. v l j Vei gel. Waoïn. Vadtrl. Kift- Xlle D bh 434. ( m} Steils Notulen yen den 8 Af til iC6ï. fol. 233. c. MS*  VADERLANDSCHE HISTORIE: 385 Tranfactie en Akkoord, den 8 Juny 1662 aangegaan, tusfchen de Algemeene Staaten en de Duitfche Orde: by '1 welk Hun Hoo°-. Mogendheden, ten behoeve van dezelve orde, onder zekere voorwaarden, afitaan yan de opperheerfchappy over de Komman» derye van Gewest («). A. M. Bl. 3P." r. 5. v. o. „ De Baanderheeren, Edelen en Steden van Staats Braband ver~ voegden zig wederom, met een Ver¬ toog (0), aan de Algemeene Staaten" enz.' ZieJ. van Heukn, II D., pag. 476, tot 480. en pag. 533 tot 545: die daar van, vooral met opzicht tot VBosch, een naauwkeurig Bericht, uit Stads Notulen, opgeeft 4. M, • ro BI. 32. r. v. 0. „ Ook vind ik niet, dat zyne Hoogheid zich bemoeid heeft, om het te doen inwilligen"'', Het blykt echter, uit de Notulen der Stadt 's Bosch, in dato 16 Mey 1648, fol. fl37 tot 258. Öi-, dat zyne Hoogheid deeze zaak wel degelyk heeft begunltigd (pj, en aan de Gemachtigden der Brabantfche Steden verleend Brieven van voorfchryvens aan de by) Akkoord by Aitzema, /. c. Én de Refblutie van Hun Hoog-Mog., in haar geheel, by O Iiden h o \ én Refchryymg yan de Meye.rye ven 'sBoseh, bl. 4?. ed-l S70 . C0) Bchalyen by W1 cq uhfort, ook te vinden by A*l tSBMa, hirjleldc Leeuw, «af. 114 tot ug. edit. in tol fj'?f7 zle vam Hburii, Befchryv. van's Bosch,'n B. xii.  385 NALEEZINGEN op de XII. Deel. Edele ende Mogende Heeren, Byzondere goede Vrundün l „ De Gecommitteerden wegens de Beten„ der•• Heeren, Edelen ende Steden, 'sLants „ yan Brabant, rcforterende onder het gebtet van defen Staet, te raede geworden Jynde, „ fich aen Uh.dele Mogende en andere Pro* ,, vinden te addresjeren, met foodanige Re„ monftrantie, als haer gedacht heeft, by „ de tegenwoordige geftaltentsfe van Jaecken, „ ier Vergaderinge van de G ener alt: eyt ge» „ voeghlyck in te mogen brengen: Hebben wy , confideratie van de redsnen ende ,, motiven^ daer mede fy de voornoemde hare Remonftrantie weten te bevestigen, UEde„ le Mogende mits defen wel vrindelyck wil' „ len ver/ocht hebben , defelve naer hare ,, wysheyt ende discretie in gunftige confide„ ratie te nemen, ende daerop den Heeren „ hare Gedeputeerden ter Vergaderinge van „ hare Hoogh Mog. fulcks" te lasten en „ authoriferen, als/y, na de reden ende bil//cfey£ v«« g. Heeren, Eyzondere goe„ üfe Vrienden! „ Defelve te houden in fyne heylige pro* „ : *» 'i Gravenhage den eerjten Mey „ festhien hondert acht en veertich." {, Lagerjtont.) U Ed-le M'^p. dienstwilliger! Vrundc Q Ondertekent.) G. Pkince d'Orange. Ge-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 387 Gelyk van deeze Brieven van Voorfchry. veris ook wordt gewag gemaakt, by de Refolutien der Heeren Staaten van Utrecht, in dato 22 September 1648, van Holland, in dato 16 Maart 1649, en van Friesland', in dato 23Maart 1649: welken, op de verzoeken van voorfz. Brabantfche Gemachtigden, zyn genomen. A. M. Bl. 80. r. 14. „ De Staaten" (van Holland) — „ verboden in het toekoomende± diergelvke bezendingen." Van hjer ook, dat de Afgevaardigden van die Staaten, ter Generaliteits Vergadering, verklaarden , „ zig dit werk niet aan te trecken", toen men, aldaar, last gaf, ter betaalinge der onkosten van 'sPrinfen reize, door de Steden. Die onkosten beliepen eene fomme van „ vyf „ duyfent, acht hondert, twintig guldens en „ acht ftuyvers." Bl. 101. r, 9 v. o. „ De twee hoogé Geregtshoven hadden hem de reis ontraaden." Hier van is, by den Hoogen Raad,op den 31 July 1650, de Aantekening gehouden, welke, hier agter, onder de letter B, zal volgen. A. M. Bl 19 (. r. 5. v. b. „ De Baanderheeren, Edelen en Steden, van Staats Brabrant . vernieuwden hun verzoek aan de groo* te Vergadering" Dit deeden zy, op dan 22 Maart 1651, by eene nadere Rernonftrantie en Vertoog, beiden te vinden by A1 t z e m a, Her/telde Leeuw, pag. n 8 tot 121. (q~) Refol. Gener. a<5 Aug 1650. ms; Bb 3 XII. Dekl.  388 NALEEZINGEN op si XII. Deel. iai. Zie hierover meer,by van Heurn, III D.,B1. 14—19. Doch hier bleef het niec by, gelyk van HeüRN, aldaar bl. 19, denkt; want het blykt; uk de Notulen der Stadt 's Bosch, "van den 12 September 1672 , fol. 78. H. v. B.; dat, na 'sPrinfen verheffing tot Stadhouder, in het gemelde jaar, dit aanzoek weder is levendig gemaakt , wanneer eenige Brabantfche Steden zich, daar over, by den Prins van Orange hebben vervoegt èn, tot dat einde, wegens de Stad 's Bosch], mede zyn* afgevaardigd de Heeren van Nuland en LaNdschadenhoff , by Lastbrieven van den 2 en 14 February 1674. (r) By welke gelegenheid, isingefteld eene Memo* rik, voerende tot Titel: „ Kort en klaar „Bcwys van het Regt, dat de Baanderheeren, „ Edelen en Steden, houdende de zyde van d"Unie en, in fpecie, de Hoofdfladt van 's Her„iogenbosch, fyn hebbende, om, in de Genera» „le Regeringe van defelve Unie, onder het „ hoog wys beleyt van fyne Hoogheyt, den Hee» „re Prince van Orange, mede geadmiu „teert te worden ende feifie te hebben?' Cs} Dan deeze laatfte pogingen hebben, zo min als in de jaaren ï6o8, 1631, 1648 en 1651, eenige uitwerkingen gehad, dö wyl men niet vindt, dat, dien aangaande, door de Brabantfche Steder;, eenige ondernemingen, in hec vervolg, onder de Staats-» of Stadhouderlyke Regeeringe, zyn gedaan. A. M. Bl. (O Stads Notulen yan die Datums, fol. h37p, ««240p, (j) Wyl deeze belangryke Memorie .nergens, zoo ver, ifcs heb konnen nagaan, in druk voorkomc, zal dezelve, wel ügt, by eene gepaster gelegenheid worden medegedeeld. A. M»  YADERLANDSCHE HISTORIE. 3B9 Bl» 328. r. S. v. o. „ Doch zy bewimpelden V ontvangen van zulk eene Akte, nog eenige" dagen. Het blykt, zelfs uit eenen eigenhandigen Brief van de Heeren Beverningh en Nieu wpoort, gedagte» ïsend te Westmunfter3 den A Juny 1654,en gefchreeven aan den Raad - Penfionaris Johan de Witt, dat zy daar van een diep geheim gehouden en, daarom, aan hem de geteekende Duplikaat Akte van Seclufie te rug gezonden hebben. Die Akte, met gemelden oorfpronglyken Brief, my , onlangs , in handen gekomen zynde, kau ik niet nalaaten, den Brief, liier, woordlyk, te laaten volgen; „ Mvn Heer! 5, De/e diene alleen om UEd. te rugge te 5, fenden de duplicate van de A&e van den 4 Mey, dye ons, over eenen anderen wegh, „ was toegecomen, om dat wy verlangen ge- dechargeert te zyn, en kennen UEd. ver,, claren, gelyck nyemant buyten ons daer van eenige kennisfe becomen heeft, dat wy „ oock felven geene Copie daer van voor ons en houden -: en fullen gaerne, by rejcriptie, „ verftaen, 4at dye wel béhandicht is en n voorts blyven „ Myn Heer s v U Ed. onderdanige dienaaren f (getekent.} \ „ H. Beverningh. W. Nievwpoort." Westmunfter a Jmy 1654. Bb3 xii. Deel,  3po NALEEZINGEN op de XII. Peei. Boven, in margine van den Brief, ftaan, met de hand van den Raad-Penfionaris de W i t t , deeze woorden : „ Beantw. den „ 19 Juny 1654". A. M. Bl. 388. r. 13. „ Zweeden wilde de bemiddeling der Staaten niet aanneemen." Van Beuningen; die derwaarts gezonden was ; raakte, meêr dan eens, in heevige woorden met Karel Gtjstaaf. 't Was, by deeze gelegenheid , dat de Koning hem dreigde met het fluiten van de Zond: doch de Nederlandfche Gezant viel zyne Majefteit in de reden cn duuwde hem toe, „ zagt! ik heb de fleuteh van die Zee • engte, reeds op da Rhede"(portas*),, van Amfterdam, gezien! \t) Bl. 457. r. 9. v. o. „ De moed en vol' ftandigheid der Staaten maakten het Franfche Hof gedwee." De Staaten, byzonderlyk die van Holland, hielden thans, nopens de onregtvaardige eisfchen van 't Franfche Hof, eene houding, die aan de waardigheid van het eer- , fte Gemeenebest in Europa volkooraen beantwoordde, cn veel verfchilde van die geene, tot welke zy zig, ten jaare 1618, nopens de wederregtelyke vorderingen van den Engelfchen Koning Jacob I, verpligt gevonden hadden. («) Doch die,.aandagtigiyk,de tyden oriderfcheidt, en 't oog vestigt zo op de inlandfche oreenigheden van het jaar 1618, als op de Vloot van den jaare 1Ö57, gevoelt, zeer ligtelyk, de reden van dit ver- fchik CO Van Haaren's, Geuzen, bl. 199. i»j Zie deeje Naleezingen, bl. 370 en 371.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 391 fchil. My heugt, voor 't overige , ergens geleezen te hebben, da: de onzen, met naame de Zeeuwen, ook thans , eenige Kapers in Zee hadden, die, te meêrmaalen, gewoon waren, eenige Pryzen te maaken: maar deezen (v) konden de zwaare nadeelen niet opnaaien, die onze Koopvaart; lang, door de Engelfchen, mishandeld; byzond-rlyk, ten deeze tyde, door de kaperyen der Franfchem , geleeden hadt: welke laatlten onze Wagema ar reeds heeft aangetekend, dat, „ in „ omtrend negen jaaren, den Ingezetenen der vereenigde Gewesten drie honderd en „ tagtig Schepen gekost hadden," terwyl de Amfterdamfche Kooplieden, reeds ten jaare 1651 , „ hunne fchade op ze„ ven en eene halve millioenen begrootte„ den", f» NALEEZINGEN op HET XIII. DEEL. BL 146. r. 14. „ De Lieutenant Admiraal J an Evertsen — verantwoordde zig zo wel —, dat men zig genoodzaakt vondt, zyne kloekmoedigheid en beleid te pryzen? De Staaten van Zeeland , kort hierop, zynen Broeder, den Vice ■ Admiraal, Cornelis Evertsen , mede tot (v) Register van de Be/bigfiesgehouden op de grotte Zaal Van'iHof, 24 Maart 1657. bl. 199. MS. (w) Waoen. Vaderl. XHe D. bl. 51, 445, 4.5». Bb 4 XII. Deel. XIII. Deel.  392 NALEEZINGEN op st xii. tot Lieutenarit - Admiraal|aanflellerde, vertoond den te gelyk, aan de algemeene Staaten, dat zy dit riet deeden, uit minder vertrouwen op den, zig verantwoord hebbenden, LieutenantAdmiraal,JohanEvertsen, „vanwiens , goet beleyt ende couragie, in de jongfïe „ Bataille tegensde Engelfchen betoont, men;" zeiden zy; „ prcuve hadt, ook volgens de gene„ rale getuigenis van alk de Hooft- en "min„ dere Officieren —, die dezelve Actie hebben „ bygewoont" TeiTens, toonden zy zig zeer gevoelig over geweldenaryen, hem, „ in den „ Briele en doorgaans op weg, overkoo,, men,"met aandrang, om zyne Beledigers, naar regten, te llrafren. O) Bl. 147. r. 1. „ Eén Schip wêrdi f/egts veroverd, door Kaptein de Maan." ' Het voerde zes en veenig Huk, en was genaamd the Charety, Dr Haan; die tot het fraai*, deel van Tromp behoorde; wierdt, door de Algemeene Staaten , met een gouden keten en medaille, ter waarde van zes honderd guldens , befchonken. (y) Hy was dezelfde, die, in 't jaar 1676, voor Pal f r m o, fneuvelde, in dien beroemd-m zeedag, togens de Fraijfchen,in weiken dêR uirer doodlyk gekwetst wierdt en, na weinige dagen, mede overleedt Bl. 17a. r. 6. v. o. „ Zyv (de Alge, mee- (x^ Retol. Sr at. Getier. I, 10, 17 My 1*65. MS. KlTZ E M A , . (. pZir. 9*7. O) Refol. S;aat. Cener. 33 Ju'y 1665- ms. Veraeio Ui ze ma tic St , Xle D. bl. 0.7. Uitg. in euarto. " (z) Ve.gel. Oiize Wagsn., Vaderl. Hift. XÏVe D\  VADERLANDSCHE HISTORIE. 393 meeneSraaren) „traden in onderhandelingmet de Hertog"n van Brunswyk Lunenhurg en met andere Duitfche Vorften." De Kollonel J, A. van Haersolte, een Vriend van de Witt, wierdt, ten dien einde, derwaarts gezonden. Van zyne byzondei-e en ongedrukte Brkfwisfelinge met dien Raadpe-'fionaris, heb ik een gelyktydig Affchrift, in myne Boekery. Bl. 20*. r. 5. „ Kar l II bleef ag' tcrlyk, in het opbrengen der onder Hand gelden , welken hy den Bisfchop beloofd hadt" De Bisfchop floot daarom ook de vrede. buiten noegzaame kennisfe van Groot Brittannie, wiens Gezant, Temple, voor 't overige, door hem, in fchyn, zeer beleefdelyk, en onder een fterken Duitfchen dronk, wierdt onthaald, £a) Dit laatfte doet my denken aan de brasferyën des Munfterfchen Bisfchops, van welken, in gefchriften van deezen tyd, eenige voorbeelden gevonden worden. „Menfegt"; fchreef de Kollonel van Haersolte aan den Raadpenfionaris «e Witt; ., dat hy, meest alle dagen, jae „ den geheelen dach genoechfaem , dronc„ ken is: beginnende, van elf uyren, eten, ende blyvende, tot vyff uyren, aan de tafel fitten, ende dan wederom, van 6 uyren tor 9 uyren: doende, geduyrich ?, by het drinken van allerley fantéen. de trompetten blafen ende de herpauchen llaen , „ in $~.fyL-£Kre3 dU Clieva,;er Tempie, Tom. I, pag, Bb 5- XIII. Deel, *  394 NALEEZINGEN op de Mn. Deel, „ in de Eetfaale, terwyle dat allerley Solda,, ten en Officieren, publycquelyck, durven „ wtfeggen, dat het beter was, dat hy fo., dane debauchs achter liet, er.de defe cos- ten dede employéeren tot hare betalin„ ge." (*) Bl. 394. r. 14. De Heer Pdfendorf — verhaalde den Ridder Temple —,dat een Fransch Staatsdienaar hem verzekerd hadt, dat het drievoudig Verbond geenen /land zou houden, en dat het Engelfche Hof reeds ver'anderd was van maatregels" Onze Wagenaar volgt hier den Engelfchen Gefchiedichryver, De Rap 1 n Thoiras, die deeze zaak opgeeft, als een verhaal van Pu f endo rf aan Temple. Maar,zo uit den Historie • fchryver Samson , als uit de Brieven van Temple ztlven, blykt duidlyk, dat Pufendorf dita n de Witt mededeelde, en dat dees 'er, r aderhand, aan Temple, kennis van gaf ( c}. Ondertusfchen volgt hier uitzo als, elders, onze kundige Schryver ook aanmerkt; dat de Raadpenflonaris , al vroeg, van dit geheim is onderrigt geweest. Bl. 42/. r. 14. r. o. „Temple hadt het drievoudig Verbond geploot en en altoos ver/laan, dat men 't behoorde te houden," De Koning en 'sKonings geheime Raad, thans andere maatregelen genomen hebbende, oordeelden dien Gezant onbekwaam, om hun (O Brief van Haersoltb aan dB Witt, ai Martü 1666. ms. («} Samsc.n Hift, de Guill. III, Tom. i, peg. 460 — 462. Lettr. de Tümplc, Tom. 2 , pag, ge.  7ADERLANDSCHE HISTORIE. 395 hen, in den Haage, langer te dienen," Temple hadc niet alleenlyk 't Verbon 1 gefloot^n en , altyd , voorgedaan, maar, volgens 't zeggen van d e Wïtt, hadt hy zelfs de eerfte geneigdheid tot dit werk in 's Konings geest verwekt., (d) Zo dra men egter , aan 't Britfche Hof, begon te wankelen, volgde hier uit, dat men deezen Ambasfadeur niet langer vertrouwde. Men zondt zekeren Werden naar den Haage, zo 't heette, om den arbeid das Gezants te verligten, maar, in de daad, om hem naar te, gaan. Voorts, hieldt men zig, als ademde men niets dan vrede, en blindde hem in den nieuwen handd (_«). Toen de Witt; zo als ik, in de laatst voorgaande Naleezing, zeide,- hem van 't gezegde van Pu f en dor f kennis gaf, ftondt hy verfteld, geloofde het naauwlyks, fchreef aan den Groor - Zegelbewaarder van Engeland, dat hy 'er nooit van gehoord hadc en dat het tegen de berigten aanliep, die men hem, uit hetRyk,hadt toegezonden: met byvoeginge, dat, zo het, des niet te min, waar mogt zyn, hy, nimmer, de hand tot dieVerbonds- breuk zou leenen (ƒ). Eenige maanden daar na; toen 't bedrog meer bekend was, en hy den loop van 't zelve hadt overwoogen ; fchroomde hy niet, aan Arlington; die 'er zulk eene voorcaamde hand in hadt (g), en die hem, ( d"i Letfr. de TtMPiF, Tom. I, pag, 4.-6. f>) Lettr. de Templb, Tom, 2, p. 153, 168, 169, 304, 320 329. (f) Lettr. de Templb , Tom, l, pag, 80—88. (g.) Vergel, Wagen, alhier, bl, 419,420. XIII. Deel,  forS NALEE ZINGEN op de xiii. Deel. hem, toen, hadc gemeld, te wanhoopen aan het fluiten van een Traktaat van Zeevaart met ons Gemeenebest; hoofdzaaklyk, te antwoorden :" hoe 't hem was toegefcheenen, dat de Engelfche Handelaars op de Oost-Indien, of liever zy, die den meesten invloed op derzei ver geest hadden (Hy zag, byzonderlyk, meen ik, op den Ridder Thomas Cliffort en op George Downing), al terftond na 't fluiten van het drievoudig Verbond, getrag: hadden, het zelve ( h ) te doen in duigen vallen : dat zy hem, ten dien einde, zo in opzigt van het Traktaat van Zeevaart, als van de gefchillen over Makasfar, van den, Indifchen handel, en wat diets meer was, de onaangenaamfte voorftellen den Nederlanderen hadden laaten doen: dat db W1 t T, des niet te min , niets hadt nagelaaten, om dezelven, zo veel doen!yk, te vereffenen , doch dat zy , bevroedende, hoe, in 'c Verdrag van Zeevaart, hun alles, in Holland , fcheen te zullen worden ingewilligd, behalven alleenlyk de doorvaart, langs de ftroomcn, met JNederlandfche Sterkten beict, op dit punt, a!s op een onoverkoomlyke zwaarigheid, by raade van Downing, waren blyven ftaan ; dat zy niet hadden villen luisteren naar de voorflagen, die hun, aader, gedaan wierden, of eenige genoegzame bewyzen, nopens eenige voorgegee» 'en' krenkingen in hunne regten of bezittingen , hadden konnen aanvoeren, en alles (*) Lettr. 4e Te«fU, Tom. I. ». 149, 381. Tont, %}.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 397 les flegts hadden beantwoord,met te .zeggen, dat men, in Engeland, geene bewyzen hadt en dat ze ook onnoodig waren, dewyl het niet zo zeer om herftel van regt te doen was, als om te zorgen , dat de Nederlanders,in5t vervolg,den Engelfchen nergens eenig nadeel zouden konnen toebrengen. Dat men hem, byzonderlyk in de zaak van lViacasfar,klagten aan den Staat hadc laaten doen, welken by, naderhand, gelast wierdt > als ongegrond, wkder te moeten in trekken, ja die men hem kwalyknam, gedaan te hebben. Dat het hem dus toefcheen, dac de Koopluiden, óflieverzy,die derzei ver handelingen beftuurden , nieuwe gefchillen met de Nederlanders zogten en de zaaden van haat en nyt onder die Natie (hooiden, ten einde, aldus,een Verbond te breeken, by 't welk de zekerheid en de eer, byzonder ook der Britfche Natie,zo zeer beveiligd was geworden: dat hier uic volgde, hoe men ook moest misnoegd zyn op hun , die dat Verbond voorftonden, en hoe men gaarne zien zou, dat de Koning zig van andere Ministers bediende. Dat, indien men tegens hem iets hadt, of aan 't vereffenen der handelingen zo veele hindernisfen toebragt, om dac zy door zyne handen gingen ,hy den Grave van Arlington fmeekte, niet te verzwygen, 'tgeen 'c algemeen nut eischte, hem te melden, te minder, wyl men niet hadt te vreezen, dat hy iemand om eene andere bediening zou lastigvallen, ook al hadt hy 'er geene: nadien, zo'sKoningszaaken maar wel gingen, het 'er niers toedeedt,of hy,dan wel een ander, aan 'c bewind ware (1). „ Ik zal niet CO Lettr. de Tempib, T»m' »•/>• 9« ic?, XIII.  398 NALEEZINGEN op de XIII. Deel» niet onderzoeken; a!s onze Hiftorie niet raakende; of Temple , nopens den geheimen handel tusfchen Frankryk en Engeland, thans, niets meêr gevoelde, dan hy aan A r« lington wel wilde fchryven: maar ik haal het bovengemelde; 't geen ik, flegts met weinige en fiaauwe lland. In myne, uit de laarsgemelden , voorheen , gerrokkene Aan reek*, mngen , vinde ik wel , cat,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 403 dat, op den 15 van Zomermaand, de Heer van Dyk veld, (en dus niet, zo als fomrnigen fchryven, (u) de Heer van der Hoole) wegens Utrecht, ter Gene» raliteit voorzat, en dat de „ Staaten van Hol» „ lant en Westvrieslant", toen, „ en corps", ter hooggemek'e Vergaderinge verfcheenen, als mede dat, toen „ na yoorgaende deliberatien, is „ goetgevonden en verïta,en,dat, van wegen „ haer Ho. Mo., gedecerneert fal worden een excraordinaris Deoutatie aen de Coningen „ van Vranckryk en Groot * Brittannien" : maar hoe 't woordeiyk Voorfte! van Holland was, en wat, onder dit delibereeren, tusfchen de Bondgenooten voorviel , zie ik riier. Alleenlyk leeze ik nog, op het einde: „ DeHe„ ren Gedeputeerden van Zelant, Vrieslant en Stad en Lande hebben in de vorenftaen» de conclulie, op behaegen yan de Heren „ hare Principalen, geccnfenteert". (v) Waar uit ten minden blykt, dat 'er iets, met deeze Provintien, die geen' last op dit werk hadden, zal zyn te doen geweest. Zeeland zal, voor zig, daar op gezien hebben, toen het, eenige dagen hier na, aan den Penfionaris Vivien verklaarde, dat men, buiten haar weeten,by Holland, een Beiluit, om Frankryk te bezenden, genoon.en hadt, (w} BI. (») Batnaor» Annal. des Prov. Un.,7V»». II, p. no. Cerisibr, Tableau de 1'Hift. des Pro». Un., Tom. VII, pag. 267. (r) Secreete Refol. der Staat. Gener. 15 Juny 1672. MS. («O Basnaoe, l- c. Tom II, pag. 1244. Vergcl. Wa«en. alhier, bl. 53 en 54, en myn Byv. IVe Stuk, W. 47» ep Was en,, ter gezegde plaatfe. Cc » XIV. Deel,  XIV. Deel. 404 NALEEZINGEN op 01 Bl. 43. r. 13. „ De Afgevaardigden naar Engeland hadden, zo fommigen melden, heimlyken last mede, om den Koning aan te bieden , dat men den Prins van Urange Stadhouder maaken zou.' Ik heb hi«r van , in de Secreete Refolutien der Algemeene Staaten, even min iets gevonden, als onze Wagenaar; gelyk hy, zo aanftonds en te regt, zal zeggen; in de Secreete Refolutien van Holland. Bl.So.r. 11. „Demeenigtercttefamen"Zy ftooven, voornaamlyk,naar de Markt, dreigden deRegeering, groeven de fteenen voor het Stadhuis op en deeden die, byzonderlyk in de Houtftraat, regenen: voorts tastte men éénen der Burgemeesteren, geweldiglyk, aan, met wien (zegt een Ooggetuigen, wiens Aanteekeningen , my, onder dit fchryven, in handen vallen); „ het kwalyk zou afgeloopen zyn, „ by aldien men hem niet, tydiglyk, hadt „ weeten te ontzetten. (#)" Bl. 173- r. ia* „ De Burgers — [chaoten op de twee Lyken een algemeen falvo " Hier op zullen de woorden zien van een' ooggetuigen, dien ik, zo even, aanhaalde, en die, op 't fcooren van den moord, daags daar aan, d. i. den 21 van Hooimaand, vroegtydiglyk, uit Leiden, naar den Haage ge?aaren,onderandeten,'cnavolgendezegt: „ IndenHaeg „ ge-arriveert fynde^gingen" (wy), „ aan- „ ftonts, O) Aanwtó. van Mr. Willbm W au lis. s° J«p* é7*. MS. J *  VADERLANDSCHE HISTORIE. 405 £ ftonts, langs het Spuy, over het Hoff, „ nae de Gercnge-poort, welkers deur, met „ meêr als 50 kogels, doornagelt (y) „ was: hier roemden haer verfchyde bur„ gers, geftooken, gefchooten, geplukt en „ gefcheurt te hebben, en lieten ons ver„ fchyde ftukken van haere kleederen lien! „ Eenwynig door de Poort (z),lagen" (wy.) „ de plaats, daarzy doorfchoten waren, fynde „ nog bebloed, en omtrend defelfde, daar „Jan de Witt, doorvan dïG raaf, te „ vooren , gequest was, Voortgaande, ,, voorby het groeneSootje, fagen de Mik, „ daar fy byden aen gehangen hadden, daar „ was nog eenig bloed aen, maer het „ meeste deel was 'er uyt gefneden. Voor „ fyn Huys, op de Kneuterdyk, ftonden „ 6 Ruyters. Vertrokken fo voort, door „ 't Voorhout, nae de Castelenie, daer wy „ de Barbier vonden, die hem befchuldigd „ had van 't voorneemen van de Prins te ver„ moorden ; fynde een lang Karei , («) „ welgemaakt van postuur. Wy discoureerden eenige tyd, met hem, maar fprak van de " zaak niet, als fpaarzaam." De booswigt, naamlyk, hadt zyn gal reeds uitgefpoogen en, mooglyk, plaagde hem, thans, de wroeging. Doch, ik agtte onnoodig het bloed-gordyn deezer akelige gefchiedenisfen verder op te trekken en de aandoeningen te verlevendigen r») Vergel. Wagen, alhier, bl. 169, r. 11. v. 0. (z) Vergel- Wagen, alhier, van bl. 172, r. iï, to£ ^C^Ve'rge^'aiyn Byvoegf. XIV.'Stuk, */. 73, r. 13. op Wagen, bi 146, r. 8. Cc 3 XIV." Desl.  4©f5 NALEEZINGEN op ds XIV. Deel. * Neg», tiation. gen , nopens eene fchenddaad, ftrydïg met den waaren aart van een Volk, als 't onze. Bl. S76". r. 14. v. o. „ Adriaan Pa ats — gezonde» naar "t Hof van Madrid? Een gelyktydig Schryver noemt hem „ den bekwaamSen van het geheele „ Land, om eene Staatshandelinge * te be. ftuuren." (£) Men vergelyke voorders, nopens hem, 't gezegde van den Raadpenfionaris de Witt , in de Byvoegfelen , XIVe Stuk, bl. 117. Bl. 293. r. 6. „ De flerkte Trinqaenetnale, op Ceilon —, in Wynmaand des voorleden jaars" (1672.) —, „ veroverd, door ds Franfchen" Kort te vooren, hadt Ryklof van Goens, Gouverneur van die kust, met eenige, door hem ten oorloge gewapende, Koopvaardyfcheepen , aan dc Vloote van den Franfchen Admiraal la Haye een vry gewigtig nadeel toegebragt. (c) Bl 395. r. 13. 3J In "t byzonder weezen zy" fde Algemeene Staaten) „ aan, dat zy den flempel van den Gedenkpenning, waar over zyne Majefteit zig, in zyne Oorlogsverklaaring, misnoegd getoond hadt , reeds te vooren, hadden doen vernietigen."' Vergelyk Wagen aar, alhier, bl 10. De Koning hadt het oog op zekere Medaille, na den flfg (>) Wtcnt'EPOKT, l c. Liy. arie Penn., 11e Deel- bl. 554 -556. Doeh, daar ter plsatfe, zo als in vseie andere afteekenlngen van dat, andertints nuttig, Werk , zyn de wezenstrekken van 't bol. fpronslyke zeer misvormd , en zo waren zy reeds, in het Handfdirift van den Heere ScHoenmaaker, waar uic de Heer van Loon; ge'.yk des kunüigen weeienj veel al de ftofie van 't zyne geaooien, maar de Befcbryvinge raerklyk uitgebreid U«ft. Cc 4 XIV. DssL»-  4o8 NALEEZINGEN op de XIV. ÖBEL. xv. V>EEU gefteld, en zou konnen doen denken, dat Friesland, kort te vooren, minder dan Zeeland, in 'sLands lasten hadt gedraagen: waar van het tegendeel kenlyk en, onlangs, zser wel, aangetoond is. ( e") Men leeze dan; overeenkomflig myn handfchrift; dat „ die „ Provintie" (Friesland naamlyk) „ ook „ thans, naast Holland en boven Zeeland, „ het zwaarfte was aangeflaagen." NALEEZINGEN OP HET X V. DEEL. BI. »4. r. 3. v. o. „ De Algemeene Staaten beflooten hebbende —, eenig Krygsvolk te or.tflaan uit hunnen dienst" De las < ten waren, met den oorlog, zeer geklom. men, en ik vinde ,dat men, federt het jaar 167a , tot 1678, ten laste, alleenlyk van Holland, hadt opgenomen,, 1600000 guldens, aan „ renten of intresten, fynde een capiiaal van „ 40 millioenen." (ƒ) ™B!* 5f\n S' V De voorflaêe» der twee Mogendheden werden, vooreerst, heufchelyk, van de hand geweezen" Men zie myn Byvoegfel, op deeze plaats, XV. St., bl. 14. Hier over was, evenwel, onder de Bondgenooten, zo veel te doen, dat *er, ter O) Algem. Vader!. Oeffen. i?9«. n°. ii. bl. iog (/; Befoigres in Holl. 4 April 1693. MS. '  VADERLANDSCHE HISTORIE. 409 ter Generaliteit, eerst op den 18 van Lentemaand des jaars 1680, toe beflooten wierdt, mee tegenfpraak van Friesland en Srad en Lande, 't geen bv 't gevoelen bleef, 't welk enze Wagen aar, op bl 48 en 49 alhier, vermeldt, (g) Bor & el en Dykveld; die, thans, wegens den Staat, zig in Parijs bevonden; hadden, des nagts, tusfchen den 14 en 15 der jongstledene Louwmaand, aan hunne Hoogmogendheden gefchreeven : hoe de Koning „ begeerde, dat de Staat zig, binnen tien dagen, declareerde, „ op het aangaan of niet aangaan eener Alliantie „ met hem". Zy voegden 'er, hoofdzaaklyk, by : dat zyr.e Majefteit, by ontftentenisfe van dien, niet méér over de zaak zou laaten fpreeken, maar zig zou gedraagen, zo alshy, ten meesten nutte van zyn Ryk, zou dienftig oordeelen. Die korte bepaaling van tyd gaf, in'teerst, eenige ontzetting onder ()h) de Leden, doch me;i herftelde zig rasch en week niet van de voorige gedagten, ter afwyzinge der voorflagen, en zulks, ondanks het woelen van d'Avacx, die, in zyne Handelingen *, wel verhaalt, dat hy affchriften van de Brieven van Dyk veld hadt weeten te krygen en dezel- 1 ven, als, hier te Lande, te veel moed geevende, aan den Koning hadt gezonden, maar van het dreigement van tien dagen, voor zo ver ik zie, geen gewag maakt. Qi) BL fg) Secr. Refol. Staat, Gener. 8, ia, 13 Febr.,2 en 8 Maart 1680 C*) Secr. Refol. der Staat. Gener. a5 Jan. 1680. MS. {») d'Avaux Memoires, Tom. I, pus, 39—45. Edit. de Paris i75^, Cc 5 XV. Dell» Mem»es.  4t0 NALEEZINGEN op de XV. Deel. Bl. 57. ,, De beweegingen der Franfchenl in de Spaanfche Nederlanden, konden niet na'aaten de. — Staaten der Fereenigde Gewesten tot argwaan te verwekken? Buiten dien, viel bet Hof van Brusiël hen, over die beweegingen, zeer klagtig, en, zo dra de Franfche Troepen in't Land '/an Luxemburg waren ge;rokken en de Stad Orchimont, met dertig, daarvan afhangende, Dorpen, door hun vermeesterd was , hielde de Prins vak Parma fterk aan by de Algemeene Staaten, om geenen inbreuk te lyden op de INieuwmeeglche Vrede. Hunne Hoogmogendheden lieren, daar op, door hunnen Ambasfadeur te Pary?, den Heere van Starren-berg, den Koning verzoeken, zyne Benden te rug te trekken, de zaaken te Kortryk in der minne af te doen en zig aan de Nieuwmeefche Vrede te houden. Doch de Koning liet hun, by monde van den Staats-Sekretaris de Croissy, aanzeggen: dat zyne eistenen wettig waren, niet ftreeden tegen de Nieuwmeegfche Vrede, en dat het draalen van Spanje hem noodzaakte, dezeiven, door de wapenen,in te vorderen. Parma, hier mede niet gered, zondt Don Fkancisco Antonio d'Agürto, Ridder van Alcantara en Generaal der Artillerie, herwaarts, met aandrang by den. Staat om eene hulpe van vyf of zes duizend man: welk verzoek, egter, zagtelyk, wierdt afgeweezen. ( k ) Bl. Ci'1 6ecr Rtfol. der Staat. Gener., 24 Maart, 3 April, 12 59 Jury, 16 Aug. eu 19 Sept. 1681. MS.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 4n BI. 72. r. 15. v. 0. „ Be Staaten verbonden zig", (den Graave van) „ Svyrum te proffen, in geval hy bevonden mogt worden, zig fchuldig gemaakt te hebben aan oneerbiedigheid, omtrend "sKonings Vlagge."* De Staaten beflooten hier te eerder toe, om dat men voor daadlykheden met Frankryk vreesde: hebbende ook de Conful Calkberner, te Livorno, inSiagtmaand laatstleeden , gefchreeven , hoe vyf Franfche Oorlogfchepen in 't gezigt kruisten, gafchikt naar de Levant, en die last hadden,om ook het Smyrnaasch geleide, onder Styrüm, aan te tasten (/). Bl. 124. r. 5:. v. o. „ Fermoedelyk, 1't egter door de Staaten gefchied." Ik heb verzuimd aanteteekenen, 't gc-en, hier omtrend , in de Generaliteits Refolutien, moge voorkoomen. Holland, tenminfte, gif zyn ftem tot bekragtinge der overeenkomfte,(iw) van welke Wagen aar, hier, fpreekt, en die men het Tra&aat van forces, of van Dcnombrement van forces, gewoon was te noemer. Bl. 177. r. a. v. 0. „ Amflerdam en Schiedam 'waren de eenigfle Leden, die niet bewilligen konden in dit befluit? Ter aanweryinge, naamlyk, van zestien duizend man. 't Werk was, voorts, niet zonder veele moeite, in fommige Steden, toegegaan. In den Briele, hadt men, den 26 van Wintermaand des jaars 1583, bedooten, niet te bewilligen (O Secr. Refol.'Staat. Gener., 5 Dec. »«8r. MS. (.*»; Secr. Relöl. Holl. 13 Febr. 1683, bl, lag en 153. XV.. Desl.  4ift NALEEZINGEN op de XV. Dbel, gen, ten zy 'er alle de Steden inkwamen. Men volhardde, aldaar, by dat gevoelen, in vier, agter een volgende, Vroedfchaps Vergade. ringen, ondanks de fchriftlyke en mondelinge tegenverzoekenvan Stads Afgevaardigden ter dagvaard , die, in den Haage, tot bewilliginge wierden aangefpoort. Toen, egter,de Brielfche Penfionaris de Raadt, op den 24 van Louwmaand daar aan volgende, op nieuw, voordroeg, „ dat hem, door zyne Hoog„ heyt, de Heeren van de Ridderfchap, en den „ Raetpenlionaris, ernftelyck was verfoght, „ nochmaels de Vroetfchap te willen ver„ foucken, hare Gedeputeerdens te — qua„ lificeeren, omme — te mogen confenteeren, „ met 16 ct 17 Leden van haer Ed. Groot „ Mog. Vergadering," ftondt men zulks, eindelyk, toe, in diervoege, dat de „ Stads item daar onder zou begreepen ,, zyn": doch voegde 'er, uitdruklyk, by: „ dat „ Gedeputeerden van deeze haaren last aan „ niemant, in 't particulier, eenige opening „ mogten doen, voor ende aleer haer Ed. ., daenoe.in de Vergadering,werden gefom„ meert." Hier op, wierdt dszaak,van nieuws, den laatften van Louwmaand, by Holland, in cm vraage gebragt, en de bewilliging ging, toen, door, doch alleenlyk, „ met festien Leden : „ hebbende Amflerdam en Schiedam daar je„ gens doen aantekenen, ende de Stad „ van Delft daer op /onderling niet ge„ zèclttf maer 't felve aangeften". Welke woorden ik , uit het Brielsch Rapport, te liever uitfchryve, om dat het; ter ophelderinge van onzen Wagen aar; doet zien,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 413 zien, dat ook de Stad Delft haare Hem, ter bewilliginge, niet gegeeven hadt. (») NALEEZINGEN OP HET XVI. DEEL. Bl. 43. r. 5, „ De fchade, die de Nederlandjche Kooplieden leeden" enz. Be. halven de fchade , die, thans, den Koophandel wierdt toegebragt, leedt rrten ook, in dit jaar, zeer groote nadeelen, ten platten Lande, door een' geweldigen ftorm, die,op Zondag den 11 van Zomermaand, was uitgebrooken en,ftraks, verzeld met hagellt.eenen, het koorn, in verfcheide polders , met naame dis in den Lande van Voorne, geheel en al bedorven hadt. (0) Bl. 55. r. 12. v. o. ,, 't Overwinnen der géheele weereld was der re geer in ge van Amfterdam zo dierbaar niet, als de behoudenis en handhaaving haarer Privilegiën? Ik teekene deeze opmerkelyke woorden aan, om dat men, myns oordeels, zeldzaam, fierkere uitdrukkingen zal ontmoeten, ten aanzien van den prys, die de Voor-Vaderen , met regt, op hunne Privilegiën ftelden, voor welken zy, trouwens, goed en bloed gewoon waren op te zetten. BL C»*) Refol. V^codlch. der ftad Briele, 26 Dec. ifigs; a, 8, 10. 17, a* pn. en 3 Fehr. 1684, MSC»l lifo'inM gen. in HoU., 14 Juny 1689. MS, ^ XV. Dbel.  4H NALEEZINGEN op de XVI. Deel. Bl. 169. r. 16. ,, Thomas White hadt een werktuig uitgevonden, met welk men veertig kanon - kogels, in den tyd van een uur, gloeiend heet maaken kon? De bloedige oorlog fcherpte ook de vernuften van anderen, tot het bedenken van alles vernielende werktuigen. Zekere Frans Struys boodt; zie ik; al vroeger, dea Staaten van Holland een middel a n, tot het in brand fchieten van Huizen en Schepen, zonder dat men dezelven zou konnen blusfen. Men raadpleegde 'er over, onder de Leden, doch 't vondt weinig by val, en de Stad Enkhui* zen gaf in bedenken, om het, ten koste van den Uitgeever: „ te proberen, of, an„ ders; hem te prefenteren, pnemie te ge,, ven, off wel te water en te brood te [et„ ten? (p) Men liet het, federt, beproeven aan een Pinkje; zonder dat ik 'er den uitflag van vinde. Misfchien hoorde dit tot die helfche vuurwerken, die, na de Grieken, langen tyd voor verlooren gehouden, federt, door Gianibelli , zo eenigen agters, gedeeltelyk,weder ontdekt wieiden,en die onze Wagenaar aantekent, dat, in't jaar 1693, naar't fchryven van fommigen, in *t bombardement van Ut. Malo, door de Engelfche en Sraatfche Vloot, waren gebruikt geworden. Bl, 176. r. 6. v. o, „ Ter Zee, viel — dit jaar, weinig meer 'voor? Men zondereuit; behalven de gevegten,van welken , Wacümaak, daadlyk fpreeken zal; de (p~) Btfoisnes gehouden in Holl. , 3 Aug. 1690, ms. Qe) W A o E w. XVI. D., U. 250.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 415 «Ie nadeelen, die ons de Franfche Ka pers toebragten. Hiar omwend, zeide de Admiraliteit van de Maaze. in 't begin des jaars 1Ó93; »> ^e meeste Schepen zyn, in 't „ Canaal, genomen." 't Schortte den K diegien aan penningen, om den Ko ipvaardèren genoegzaam geleide te geeven , waarover men; zeiden de Admiraliteiten; reeds in de Spaa fche oorlogen, geklaagd hadt: ook meenden zy, dar het cartèl van vrydom aan de gevangenen te water onze Vlatroozen traager in 't vegren maakte. He Nederlanders kruisten, onderwy'en , zo voor Duinkerken als voor het Kattegat, en lieten niers na, om ook den Koning van (r) Oenemarke over te haaien, om de Jacobken, of Kapers van Koning J a» c o b , het vry in- en uitloopen in de Noorweegfche Havenen te beletten. —— Nog klaagden de Admiraliteiten, in het jaar 1^92, over de meerdere duurte in den aanbouw van Schepen. Die van Amfrerdam verzekerde, dat „ een hol vaa honderd vyf„ tien voeten, 't geen, te vooren, twaalf ,, duizend guldens kostte , nu op zestien „ duizend te liaan kwam". De reden dier duurte was; meende zy; „ voornamenclyck „ ook,om dat, noyt, foveel Schepen waren „ gemaekt, als nu: fynde gecaufeert, door „ de grote fware vrachten, die meêr uls f „ gedegen waren; want dat, daar te voo,, ren 5000 g!.. nu, 8 tot 9000 gl., gegeven wierdt." ($) bi. CO Befoigneslgebouien in Holl. 6 en 21 Feb. 1693, MS» fj ) Befoignee gehouden in Holl. 31 July.ió^. MS. MZlm  416* NALEEZINGEN op db XVI. Deel. BI i8f. r. 18. „ Mogelyk hebben deeze en diergelyke redenen Koning Willem bt* mogen, om 1 een gevaarlyken veldflag te fchuuwen." Wagen., te regt, zo ik meene, gevoelende, dat fommigen Koning Willem, zonder genoegzaamen grond, berispten, nopens de overgave der Stad Namen, geeft, uit zig zei ven, hier, gewigcige redenen op, die "sVorlten doen in gunftiger daglicht Hellen en ,moog!yk, geheel regtvaardigen, Wy zouden, ten minfte, onregtvaardig zyn, indien men deeze plaats niet wederom ilelda onder die geenen,welken de eerlyke onpartydigheid van onzen treffelyken Schryver bevestigen. Bl. 193. r. 5. v. o. „ De meeste ^aren andere Vorflen kantten zig zeer, tegen de invoeringe van eenen negenden Keurvorst? De Kaadpenfionaris HeinSius gaf, in 't begin van Sprokkelmaand des jaars 1692, den Hollandfchen Leden , onder aantnaaning van geheimhoudinge, te kennen, dat, byzonderlyk, niet flegts de Voriten van Wolfenbuttel, Munfler , Wunsberg en Bamberg , maar ook de Koning van Denemarke zig, ten fterkfte, hier tegen fielden, en datzy, te famen , een Leger van vierenveertig duizend man dagten op de been te brengen. Ivlen was, hier over, zeer in 't naauw, maakte aanftaite, om zig, door 't overneemtn van andere Duitfche Troepes, te beveiligen , en zondt den Heere van Hekeren , die , te vergeefsch , den Hertogen van WolfeBbuttel , naamens Koning Willem en den Staat, voordee-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 41? Hge aanbiedingen gedaan hadc, naar 't Hof van Zwede, door welks medewerking en den yver van den Heere Hop; die zig , thans, in Koppenhagen be vondt; de zaa» ken een' vreedzaamen keer namen (t). Bl. 235. r. 16. „ Geyverd, om den uitvoer der graanen te beletten". Te weeten, naar de Franfchen: met welken men, thans, in oorlog was, en die men oordeelde, dat magazynen in de Meiery van 's Hertogen - Bosfch maakten , immers in 't Land van Luik. By die gelegenheid, zeiden de Admiraliteiten, dat, in 't jaar 1692, zes en twintig duizend, twee honderd, vier en tagtig lasten gram , uit de Maoze en omtrend veertien duizend lasten, uit het Y, naar Braband, Luik en verder op, van hier, aan den Vyand waren afgezonden: ook tragtte mön dit, by vervolg, door tydlyk verbod, tegen te gaan en byzonderlyk te zorgen, dat dè uitvoer minder dan de invoer bedroege, waar toe men fterkere Convoyen, ter afhaalirge der graanen naar de Zont, beraamde. 'Er bêvonden zig, egter, thans, nog tusfchen de veertig en vyftig duizend lasten koorn, in Amfterdam, alwaar , jaarlyks, een groote negentig duizend last verbruikt wierdt. De Raadpenfionaris H e 1 n s 1 u s merkte aan, d^t dit „ een „ groote vierde was van 't geen de Pro» „ vintie van Holland, jaarlyks, gebruikte, '9i en 't welk bereekend wierdt, tusfchen de „ vier- f O Befoignesjgeh, in Holl. 3 Febr. i°SS. MS. Dd XVI. Desu  XVI. Deel. 418 NALEEZINGEN op de „ vier- en, ten hoogfren, zes en dertig- „ duizend lasten, te beloopen'' Bl. 2:-5. r. 14. v. 0. „ Holland alleen moest, in dit jaar, elf millioen, tot de bui' tengewoone kosten des krygs, opbrengen". Gekommitteerde Raden deeden, in 't begin van het jaar 1693; 't geen hier bedoeld wordt; de volgende opening van deeze kosten, ten laste van Holland: 9y Lasten in den Extraordinait en Staat van Oorlog. ƒ5280586-:'„ Magazynen. . . . 1049568-:„ Equipage. . . - 3439086-:,, Legerlasten. . , -1749181-:„ Subfidie aen Savoyen. - 174928-:., Nog &000 Ruiters tot Maes- tricht. .... 34985-:„ Hanover. . . - 174928-:- „ Intresten genegotieerd. - 99133-:., Inkoop van Ammunitie. - 200000':- ƒ12202495 :- Waar by niet gerekend waren de „ Re„ cru teer ing, belegering , 't bezorgen der „ Frontieren en eenige andere toevallen". Om aan dit alles te voldoen , vermeenden Gekommitteerde Raaden, wel drie honderdfte penningen noodig te hebben, doch dit te drukkend voorde Ingezetenen agtende, vroegen zy Uegts toeftemminge voor tweemaal den hon« ierften. Daar dit veele moeite onder de Leden hadt, neigden de meesten tot eene geld- (a) Befoignes g«houd. ia Hall. S eo igFebr. I6g$, MS.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 4tf ' geldleeninge, naar 't fchynt, van vyf millioe- j nenï fchoon eenigen begreepen , dat, door 1 dit middel, de Luiden; die hunne fchuldbrievén, met verlies van tien tot vyftien ten honderd, zouden moeten verkoopen; geheellyk ftonden bedorven te worden. Holland . voideedt, midlerwyl, promptelyk, eenige ag* ' terftallige aandeelen ter Generaliteit, alwaar* men, over de nalaatigheid van andere Gewesten; byzonderlyk ten opzigte der foldyen voor de Zwitzers , en da gelden voor Magazynen en verdere zaaken verfchul* digd; zeer klagtig viel (v). Bl. 429. r. 6. v. o „ Christiaam Fredrik, Forst van Oost - Friesland"' Dit is een druk- of fchryf feil, by onzen treflyken Schryver. Dt toenmaalige Vorst van Oost-Friesland droeg den naam. van Christiaan Eberhard (w> NALEEZINGEN OP HET XVII, DEEL. Bl. *8. r. 16. „ Men tekende deeze Vrede op den zes- en» twintigften van Louw maand des jaars 1699". Men heeft, voorheen , (O Notul.,gehouden in de Befoigu. van Holl., 16 Jan. eh 11; Dec 1693., en in de Vergader, van Holl., 10, 15 Juny 1694. ms. ' (w) Actes de la paix de Ryswick , Tom. iv. pa%. 13?. Vérgel. Ost ■ Frief, Hiftor. und Landes • Verfjisf., Tom. 118 Dd a xvf. xvii De ex  4*0 NALEEZINGEN op d2 XVII. DüEL. m (x) Wagen. Vadert. Hift. XVI D., II. ait. CjO Dyroegf. XVI Sr., bi. 16. op Waoen. XVI B. 2 .1** «i17" Y««el- a'gem- Vaderl, tetter-Oeffen. via N?. 14, il. 582. r>) In Algem. Vaderl. Letter • Oeften. 175$. 14 St., UL heen- gezien , dat de Staaten al vroeger , bezorgt geweest waren, om de Vrede; vaa welke, hier, gefproken wordt ; tusfchen den Keizer en de Porie, te doen fluiten, en dat zy, ten dien einde, den Heere Hop, in het jaar 1688, naar Weene gezonden hadden, daar hy, egter, niet naar wensch Haagde. Sedert, wierdt dit nuttig werk, ten jaare 1602 en eenige volgenden, onder bemiddehnge van Groot-Brittannie en den Staat, voortgezet, doch, eerst m 't begin des jaars l699» C#) volvoerd. Ik teekene dit aan, ter verbeteringe der leezinge,welke, in een myner vroegere Aanmerkingen op deeze plaats ven onzen kundigen Schryver, gevonden wordt (y). Bl. 117. r. 11. „ B urn et leeft gefchreeven, dat hy vry was van ondeugd". Na myn Byvoegf el op deeze plaats, heeft men, ook elders, dit punt onderzogt (z), Ook zie ik nader, hoe de Franfche Ambasfadeur d'AvaüXj in zyne Handelingen, verhaalt, dat Willem UI, dikwyls, misbruik zou gemaakt hebben van de toegeevenheid, die zyne Gemaalin Maria gewoon was, hem te betooEen: 't geen zo verre zou gegaan zyn, dat hy haar, op den verjaardag der onthoofdinge van Koning Karel I, gedwongen hadt, te fpyzigen, in plaatfe van te vasten en,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 421 in feestgewaad, zig naar den Haagfchen Schouwburg te begeeven, fchoon zy gewoon was, zig, op dien dag, in rouw te kleeden. D'Avaux geeft hem, verders , op, voor den „ jaloerilen mensch des waerelds", die de Vorftinne, meest al, verpligtte, zig, in den Haage, van 's morgens tot 's avonds om agt uuren, binnen haare Vertrekken te hou« den en haar niet toeliet, bezgek van Mannen of Vrouwen te ontvangen, behalven ten jaare 1684, toen de Hertog van Monnouth in Holland was gekoomen, en de Prins, ter voldoeninge aan zyne Staatkundige oogmerken, Maria zou genoodzaakt hebben, tegen haaren zin, daaglyksch, dien Hertoge by zig te ontvangen en met hem te leeren danfen en fchaatsryden (0). Myn bellek laat niet toe, dit breeder aan te roeren. Alleenlyk zal ik aanmerken, hoe het zeker genoeg fchynt, dat de bovengemelde vermaaken, by 't verblyf van Monnouth, plaats hadden: dan, in hoe ver dit gepaard ginge met eenigen dwang der Vorftinne en, met één woord, hoe ver ook al het voorig verhaalde den soets der onzydige waarheid zou konnen uirilaan, beken ik gaarne, zonder nader onderzoek, niet te durven bepaalen, het, egter, wat my betrefte, tot nog toe, daar voor houdende, dat B urn et, aan de eene, en d'Avaux, aan de andere zyde, ten opzigte der perfoonlyke hoedanigheden van WlL- O) d'Avaux Memoir., Tom, IV, pag. 23» «9, 113, £215 131. Eait. de Paris. Dd 3 xvu. DEfit.  42* NALEEZINGEN op de xvii. Deel. Willem III, met zeer veele omztgtigheid moeten geleezen en beoordeeld worden. Bl. 434. r. £ ,, Zy" (de Staaten der vereenigde Nederlanden) „ hadden — zig diep in fchulden geftoken, óm den kryg, tien jaaren lang, fterk door te zetten". Reeds meêr dan eens, heb ik gewaagd, van de drukkende naweenen, die deeze, zo zwaare en Lngduurige, kryg, nog lange na hy geëindigd was, ss Lands Ingezetenen deedt gevoelen ( b): doch, buiten dit alles, verdient de btfchryving, welke de Raad van Staate, ten jaare 1737, n*er van deedt, ter gelegenheid van haare algemeene petitie, in dat Stuk zelve te worden nagezien. Na vermeld te hebben, hoe het onderhoud der Troepes en 't geen 'er aan vast was, jaarlyks, vry meer dan veertig millioenen hadt bsloopen, dort men 'er, hoofdzaak'yk, op volgen: dac men, na de gemaakte Vrede, welhaast bevondt, dat de Staat gevallen :9, was in een totaal accablement": dat, daar uit, was voortgefprooten hetwerklyk fluiten van het Generaliteits Comptoir en de gedugte vrees, dat zulks, ten tweeden maale, zoude gefchieden : dat men, al rasch, was oneens geworden , nopens "t getal en de wyze, op welken men het Krygsvolk zoude in dienst houden, 't geen zo ver was gegaan, dat men , in den beginne, geen' ftaat yan oorlog hadt konnen uithrengen, en dat, toen men (j.) V-rsel. Wa?EN. XVIII D. tl..39, ïjfi, 134, 259. Kn myne Byvoegf. 18 Stuk, bl, 27, as, 47, Ss-roo. Ook iVdGBN. I. c JT.IX D., bl. 37U r. 7. v. o.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 423 men, eindelyk, hier toe kwam, te weinig Volk was aangehouden en 't aangehoudene onvoltallig gehaten: dat men de Vestingen, de Voorraadfchuuren en de Zeemagt, veele jaaren, geheellyk verwaarloost hadt: dat zelfs de naam van petitie, en confenten tegen de borst ftondt: dat eene petitie ter voorzieninge der Grenspiaatfen, in den jaare 1709 gedaan, eerst in 1724 hadt konnen doorgaan : dat, byna nooit, eenig ander woord, dan dat van onvermogen, uit den mond der Bondgenooten, gehoord wierdt, en dat dit verval, overal, zo bekend was geworden, dat men, nog dertien jaaren na de gemaakte Vrede, buiten 'sLands, in de gedagten bleef, dat de Republiek „ nog wil nog magt hadde, om „ haar ergens tegen te kanten": zo als men ook, in dat uitgeput ligchaam, eerst weder eenig leeven befpeurd hadt, toen het Keizerlyke Hof, door het willen, oprigten eener Óostendifche Maatfchappye, aan 's Lands Koophandel een' doodlyken flag gedreigd hadt toe te brengen, (c) BL 466. r. 5. „ De Major-Generaal Grovestins deedt , met vyftien honderd Ruiters, een inval in Champagne". De fchrik van dien inval, bragt Lodewyk XV in vreeze , om, uit Veriailles, i naar Chambort, te moeten vlugten. Hoe geestig , nedrig en in den fmaak onzer oude Krygsluiden; gewoon hunne daaden voor zig te doen f>} Petitie R. v. St.9 in Refol. Holl. van ij Dec. 1737, Dd 4 XVII. Deel.  424 NALEEZINGEN op de XVII. f<0 Ophelderingen, agter v. Hae«n's Geuzen, tl. aas» doen fpreeken; Grove?tins zig gedroegj toen hem, vyftien jaaren daar na, deezen inval, aan de tafel van den Kardinaal de Fleury, te Parys, wierdt herinnerd, verdient, in een Gefchrift, voor korte jaaren uitgekoomen, te worden nagezien NALEEZINGEN OP HET X V I I I. DEEL. Byvoegf. bl. 10. r. 5. v. o. „ Schout, ■tvagt Blok". In de Staats Refolutien, heb ik deezen geflagtnaatn , dan eens Blok, dan eens Bolk, gefpeld gevonden. Duch dat die Vlag Officier Willem Bolk genaamd was, heeft 'smans agter Kleinzoon, de Heer Rooleeuw l'Epie, my, onlangs, uit Alkmaar, fchriftelyk be. rigt: waar naar dus myne voorige leezing moet verbeterd worden. Bl. 2.61. r. 14. „ ErnMAN Neumeistern — fchreef opetilyk tegens de vereeniging". Te weeten der Gereformeerden en Luthetfchen,in Duitschland; zo als; even te voren, gezegd is. Veel beter dan hy gedrceg zig de beroemde Matthias Phaff, wiens werk , ter aanraading dier vereeniginge, in *t jaar 17x3, re Halle, in Saxen, gedrukt, hier te Lande veel lofverkreeg,  VADERLANDSCHE HIS ORIE. 43$ kreeg, («) en onder de beste Stukken kon gereekend worden, die, over deeze itoffe, gefchreeven zyn. Bi. 305. r. 4. v. o. „ Zy hadt zig, otiaangezien haare teedere jaren, zeer bemind weeten te maaken, in Frankryk". De Spaanfche Infante, Maria Anna Victoria, van welke hier gefproken wordt, is dezelfde, die, in 't begin des jaars 1729, in den egt tragt met J 0 s e p h , Prins van Brafil, federt Koning van Portugal. Zy was, in Lentemaand des jaars I7T6, gebooren, en dus, ten tyde van haare verzendinge uit Frankryk, flegts negen jaaren oud (ƒ*). Bl. 336. r. 2. v. o. ,, Hennequim raakte, naderhand, in moeijelykheid, fchoon my niet klaar gebleeken is, hoe V eindelyk met deeze zaak afgeloopen zy". Dit laatfte bleek rr,y ook niet genoegzaam. Doch 't is, zo uit de,by Wac.enaaraangehaalde, Refolutien van Holland, als van elders, zeker, dat Hennequin; wiens zaak, in zekeren opzigte , met die van Halewyn niet weinig over eenkwam; £ g ) eerst» °P verzosk der-Scaaten van Holland, te Parys, in bewaarderhand * was genomen, en dat hy, kort daar op, en onder belofte van zig, ten allen tyde, ter verhoor te zullen ftellen, ontllaagen wierdt, herwaarts kwam en, toen, 't zelve verhoor, CO MoshRim, Hiftoir. Ecleflaft. Tot», VI. pag. loS. et 209. f/) I* Art de Verif les Dates fol. (13, 826et 812. C g ) Wagen. Vaderl. Hift. XVI. D., il, 230 • 138. en myn. Byvoegf. 16 St., */. 69 • 77. Dd 5 xvm. civiei.  4*6 NALEEZINGEN op de XVIII. Deel. hoor, voor eenige Leden van Gekommitteerde Raaden, op Jast der Heeren Staaten, onderging: alwaar hy, onder anderen, verklaarde, niets, dan met goedkeuringe van den overledenen Raadpenfionaris van Hoornheek, te hebben gedaan: waar op men hem; die, ten bewyze, eenige Brieven overgeleverd hadt; onder handtastinge, naar huis deedt keeren. De Raad, federt, by monde van de Raadpenfionaris van Slingsland, van dit verhoor, aan hunne Edele Groot Mogendheden, verflag doende, begreep: dat, indien 'er al iets,, ten deeze, uit de overgeleverde Brieven, nopens ce goedkeuringe van wylen den Raadpenfionaris vanHoornbeek, bleeke, 'er egter niet anders uit konde gehaald worden, dan dat die Staarsman zig, „ het doen van ontdekkingen, „ nopens de gedagten en intentien van 't „ Hof van Spanje^n die van de Franfche ., Ministers, over een accommodement van de „ zweevende gefchillen, hadc doen welgeval„ len , doch dat, wydeis, noch de overleden „ Raadpenfionaris, noch iemand van de Re„ geeringe ooit hadc gedpprobeerd, veel min „ geduthorifeerd, het doen van eenige voor» Hagen, aan deeze zyde, maar, in tegendeel, s, begreepen hadc, dat die voorflagen van de zyt> de van Spanje koomen moesten". Ook bleef de Raad; in wiens handen de Staaten dit verflag bn de ontdekte ftukken nader gefield hadden , om te berigten, hoe in deezen verder te handelen ; niet alleenlyk by dit gevoelen, maar drong tiet zelve nader aan, mee byvoeginge, dat de Weer Hennequin zig hadt laaten gebruiken,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 427 ken, om het Traktaat van Hanover, in eene nabuurige Provimie; d, i., zo als onze Wagenaar wel zegt, Zeeland; tegen te werken, en befloot, dat. de ftukken, tot deeze zaak betreklyk, dienden gezonden te worden aan den Hove van Holland, om „te„ gen den gezegden Heere Hennequin te „ procedeeren en doen procedeeren, zo als, „ naar regten en placaaten van den Lande „ van Holland —, behoorde: — behoudens „ niet alleen de wettige .defenfie, maar ook „ exceptie, van den Heer Hennequin". Dit Advis wierdt , niet by de Ridderfchap, maar door alle de verdere Leden van Holland, - overgenomen , (A) zonder dat my, na dien tyd, eenig gewag van dit aanmerklyk geval, in de Refolutien van dit Gewest voorkomt: waaruit ik meene, te mogen opmaaken, dat het, federt, aan den fpyker is blyven hangen: zullende de Steden, myns bedunkens , niet meêr gezind geweest zyn, om Hennequin voor den Hove te regt doen ftellen, dan, twee jaaren hier na, Dortrecht en Leiden waren, om 't onderzoek van het Hof, nopens twee hunner Ingezetenen; die, over 't ontdekken van Staatsgeheimen , befchuldigd wierden ; te doen gelden. Ook oordeelde men Hennequin, overal, naar 't fchynt, zo fchuldig niet: immers my is gebleeken, dat hy (.*) Secr. Refol. van Holl. 3 en 11 Oftob. 1737»*'. 84S tot 853. en il. 856—859. (i) Vergel. Wagjsn. aliiier, bl. 511.en myn ByvoegS ■>» die plaats. XVIII. DfiEL.  4*8 NALEEZINGEN op dk XVIII. Deel. i i i i i 4 'i h S v 1 h u dl 9" >5 »> »> j» »> I E7 17: niet alleenlyk in de Regeering der Stad Rotterdam is gebleeven, maar dat hem ook, wegens Holland, zyne pïaatfe, in de Admiraliteit van Zeeland , niet wierdt betwist: in welk Collegie hy, een geruimen tyd voor en ook hangende ditgefchil, zitting hadt, en laar ik hem nog, in die zelfde ambtsberekking, ten jaare 1730, vinde Bl. 422. r. 13, v. o. „ Het Keizerlyk iof fcheen zelfs geneigd, om deeze zaak e verblyven aan de uitfpraak van belangeloze Regteren, en zig daar naar te willen voeeri\ Zo leest men; 't is waar; in 'tGechrift van de Pauslyken Nuntius Grim al>i, naar de uitgaave van Rousset, dien Vagbnaar, hier, aanhaalt en, van Bl. itf tot 422, volgt: maar, in dat geen, : welk 's Lands Gezant te Weene , de (eer Hamel Bruinincx, aan den taac overzondt, en waar mede de Uitgaaf m den Abt Mongon meerder overeenomt, wordt niet gezegd, dat het Keizerk Hof, thans, die geneigdheid fcheen hebben. Men vindt 'er, in tegendeel, ic, „ 'c Hof van Weene gereed zou geweest zyn, de boveniraende voldoening te geven, en alle andere, die men, in redelykheid, van het zelve hadt kunnen vorderen , ja zelf om, met de overige Mogendheden, zig aan de uitfpraek van onzydige Regteren te onderwarpen , in- dien. Korte Notul. der Vroedfeh. van Rotterd., 13 Oflob. 29. 29 April 1730. MS. Vergel. Refol. Holl., 30 Febr, :o . bl. 102,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 429 r„ dien alle de voorflagen, die het, tot dus „ verre, van zyne zyde, gedaen hadt, niet, „ zo dikwerf, verworpen waren CO" NALEEZINGEN op het XIX. DEEL. Bl, 14. r. 14. „ Parys, werwaarts ook de. Major • Generaal Grovestins, in Lentemaand, vertrokken was". Ten deeze tyde viel, met hem , aan de tafel des Kardinaals de Fleury, dat geene voor, 't welk ik, boven, aangeroerd heb (m~), Bl. 159. r, 13. v. o. „ Zy weezen 's Keizers aanzoek om hulpe van de hand'. Zy deeden dit te meêr, nadien zy vreesden, anderfints, zeer ligtelyk, in eenen ZeeOorlog, met Frankryk en Spanje, te konnen gewikkeld worden, waar door de handel kon ftü liaan en verfperren : 't welk, zeiden zy; misfchien, te Weene, het minst, maar , by hun , het zwaarfte, zou weegen, nadien, „ in een Land van commercie, de Ingezetenen noch belraan, noch tot de ,. de algemeene lasten contribuéren kon„ den, zonder haare wyduitgeftrekte Zee„ vaart" (n). BL (/ ) Secr. Refol. van Holl. 6 Febr. 172I > bl. 739. ec SSontgom Memoir., Tam, 3, p. 359 et 360. Cm) Naleez. W. 424. lts) Secret. Refol. van Hol!. 18 Dec, 1733. tt. ÓS?» XVlII. Deel. xix. De&l,  43© NALEEZINGEN op de XIX. Deel. BI. 452. r, 12. „ Tot het Gezantfchap aan den Koning van Frankryk —, de Heer van Wassenaar aangefteld'\ In de Uyvcegfeis, op deeze plaats van Wagenaar, heb ik aangemerkt, dat de Heer van B o e tz el aar van Nieuwveen, op 't laatst van Sprokkelmaand, naar Engeland , was afgevaardigd geworden. My h;ykt nader, dat de Staatej, kort hier op, de komst van den oudften Zoon des Pretendents in Frankryk en de Oorlogsverklaa* ringe van dat Ryk aan Engeland vernomen hebbende; waar van onze 'Wage naar, alhier, van Bladz. 422 tot 418, gewaagt; den Heere van Bobtselaar gelasteden, zyne reize, eene pooze, op te fchorten, en dat men hem, binnen dien tyd, eenen naderen Lastbrief gaf, (0) ten aanzien der veranderde omftandigheid van zaaken, welke, uit dat voorval, gebooren was en, nog nader, konde gebooren worden. Dan, daar beide die Inftructien wel inhouden de verzekeringe der Staaten, van aan hunne verbintenisfen met Groot - Brittanie getrouw te zul» len blyven, ondanks den zwakken toefland hunner Gewesten, als mede hunne zugt, om, door middel der wapenen , de Vrede te bereiken , maar, in dezelven , geene byzonderheden voorkoomen, ten aanzien der bepaalde wyze , op welke , gevoeglykst, de gefchillen, tusfchen de Koningin van Hon» (e) Sekr. Refol. van Holl. 13 Mam en 10 April 1744* H' 265—270.  VADFRLANDSCHE HISTORIE. 431 Hongarie en haare Vyanden, zouden konnen vereffend worden, en daar my, onder de Papieren .toebehoord hebbende aan den Heere Buys; toen eerfte Sekretaris der Staaten van Holland; en nu, aan den Heeré Martini, hier omtrend een zeer gewigtig Stuk ontmoet, het geen wel, voor de benoeming van Bohtselaar, is opgelield, maar hetwelk; of ten minfte de zaaklyke inhoud van dien; my, van elders, gebleeken is, toen , aan de voornaamite Staats-Leden medegedeeld , door hun goedgekeurd , en , federt, dien Gezant te zyn aanbevolen, om er zig, naar de omftandigheden van tyden en zaaken, by de Engeifche Staatsministers, van te bedienen; heb ik nuttig geoordeeld, hetzelve, hier onder te doen drukken, als bevattende de denkwyzs, die men toen, nopens dit werk, hier te lande , voedde, fj>) NA- O) „ Resultat. van de Cor.ferentisn, door de Heeren Burgcra: en oud - Burgemrn, gehouden op den 3 Jan. 1744. ,, Dat, met den Hr. R. p,, gefproken moge worden, om ymant te zenden na Engeland: aan hem Heer R. P. gelaten ■wordende , wien hier toe te verzoeken, en of die zending gefcliieJc zal met kennis van haar H. M.,van Holland, of in der ftilte. Dat die Man, nochmaals, behoorde te reprefenieeren de verlegenheid , waar in men zich alhier bevindt, om iets te contribueeren tot de gerseene zaak: zo door de quaade gefield, heid van de Financiën,als door de discrepeerende Provinciën, Dat, wanneti naar H. M. gelblveerd hebben tot een ftceurs van 2ofte Mar, aan de Koninginne, zy, inct een, hebben vastgeftcld, dat men aan c!en Staat zoude zeggen, hoe men meende tot de pacificatie te komen; dat daar toe wel aanzoek is gedaan, maar, tot noch toe, geen antwoord van Weenen, enz. Dat haar H. M. niet willen voor u't loopen, maar dat haar aangenaam zal zyn, de g^dagten van den Koning te mogen wsetcn, en dsszolfs plan gaarne zullen hooren. man \ XIX. Deel.  432 NALEEZINGEN op ds XIX. Deel. Dat,wanneer de Koning de gedagten van den Staat rnogte vraagen , Hy , met alle discretie, behoorde te zeggen; dat de Staar meent niet verder gehouden te zyn, a!s om de Koainninge het haare Haar te doen blyven, en niet tot eenig dedórnageraent. Dat hier toe twee zaaken in confideratie komen , als, van wegc den Keizer, de renunciatie aan alle zyne prerenlien, met de byvoeging van da activiteit van de keuritem aan Bohème, &c en, van wegen de Kuninginne, de e kentenis van den Keizer, en de rellitutie van de Beicrfche Landen, na de Vrede. Dit men wel voorziet, dat de Koninginne op een dedomagenient zal urgeeren, maar dat de Staat daar toe ongehouden is, en niet weet re prefteeren, noch by den Keiier, dieniet heeft, noch by Vranckryk, aan de welke het algenmen zcudc moeten worden Aan Haai H, M. niets gereeder voorkomende, als da' men aan de K-Oningirme geeft het jus prefidii in Pasfau, tot dekkin? van Boheemen. &c. Dat, als de Koning het konde goedvinden, de Koninginne daar toe fteperfuadeerd behoorde te worden. Dat men, dat confent hebbende, van dar plsn kennis behoorde te geeven ann den Keurvorst van Ments, om dat te brengen aan den Keizer en verdere Ryksftcndcn, met versos!;, om daar toe te arbeiden. Dat NALEEZINGEN op het XX. DEEL. Bl. 190. r. 8. „ Hier op, was de last gevolgd , om dseze Vesting, by eer lyk ver; drag, op te geeven, Doch, alzo deeze last niet door de Staaten geteekend was, begeerde de Baron van A i l u a eenen (iil/iand van wapenen van twee etmaalen, om verlof tot de overgaave, van hoogerhand, te haaien. De Maarfchalk van Saxen bewilligde in zyn verzoek." In myn Byvoegfel, XX. Scuk, bladz. 85., op deeze  VADERLANDSCHE HISTORIE, 43g ze plaats van Wagenaar heb ik my verpligt, naar leidinge der geheime Re. folutien van Holland, eenige uitweidinge te doen nopens de overgaave van zülk eene gewigtige Vestinge, als Maaftricht, en het , allezints , loflyk gedrag van den Baron van Aylua : ik zal tragten aan deeze belofte te voldoen. *t Geen „ Dat rnen we! gedagt heeft, om den Koning van Prutsten te bezenden, maar gemeent, dat het zelve riet voor af kon* de gefchiedan . maar wel te pas komen zal , als men hei confent van de Koninginne zal hebben, en daar door in fhac Wezen, om opening te geeven aan Keur Mentz. Dat hetzelve alzo gedaan zynde, overleg zal kohnen worden gemaakt, om hier van mede opening te geeven aan -Vrankryk, Spanje, en vetder niet. Dat hy, by occalie, discretelyk, moet irfinueeren, hoe difficieel het zal zvn conquesten te maaken op Vrankryk, of aan den Rhyn, of in de Nederlanden, om meer als eene oorzaak^ Dat die difficulteit niet verminderen zal door de voorge-' rtomene entreprife op Napels , waar door weinig effect zal konnen worden gedaan aan den Rhyn, door de afleiding van de Troupes derwaarts, om dat Ryk te konnen winnen en te bewaaren. Dat uit al den toeftel, die gemaakt word, haar H. M. moeten vreezen, dat den oorlog wel zou konnen warden ge. transporteerd r.a de Nederlanden, 't geen altoos contrarie beïoofd is. Dat hy mede, discreeielyk, moet irnnueereii, dat haar H. M. by dit alles m er verliezen als winnen konnen,en men aan dezelve niet qjalyK kan arneemen, dat zy zorg draagen voor Haar eige, waar van de eff-cren ligt te begrypen zyn: aan haar H M. altoos leu zullende zyn, wanneer zy genootzaakc zouden worden, de hand nie: langer aan het werk te konnen letnen. Dat al het bovenftaande , precife, alleen de bevrediging met den Keizer raakt, en niet Vtankryk en Spanje: doch wanneer het pas mogte geeven, dat alioos wordt vasf gefield , dat Vrankryk de werken van Duinkerken en Hunningen zal rafeeren. En dat Spanje ten minde moet permitteeren de onverhinderde Navigatie Sn America. E« XX. Oeeu  434 NALEEZINGEN op de Deel. 't Geen, by onzen treflyken Schryver, een last des Hertogen van Cümbe;ri» a n d gezegd wordt, kan men, niet wel, dien- naam geeven. Zo dra de Hertog vernomen hadt, dat Maastricht buiten de wapenfehorsfinge was gellooten, en hy geene hoope meêr zag, om haar te redden, liet hy, door Lord Sackville, den Maarfchalk van Saxen voorfïaan , met de Vestinge in verdrag te koomen, onder behoud van volle krygseer voor de Bezettinge. Hy voegde er by, dat, zo de Maarfchalk dir goedkeurde , dees den gezegden Lord flegts van eenen vrybrief hadt te voorzien, om binnen de Stad te koomen en ei Aylua van te verwittigen. Saxen hier 't oor aan leenende, kwam de Lord, op den derden van Bloeimaand, binnen Maaftrkht en reikte aan Aylua eenen brief des Hertogs. over,die , daags te vooren, gefchreeven was , en in welken Z. K II hem 'tvoorftel, aan denMaarfchalk gedaan, te kennen gaf,als ook zyn leetwezen, van er, door tyds gebrek, de meeninge des Prinfen VaN Orange riet op te hebben konnen inneemen r waar op hy, deedt volgen: „ lk geloove, ,, dat het voordeeüger zou zyn, een eer„ lyk Verdrag aanteneemen —, dan de be„ legeringe voort te zetten: maar, 't geen „ ik u hier zeg, is meer esai raad, dan „ een last, om te verdraagen. Indien men „ U geen zodanig Verdrag, als men aan „ dappere lieden zelden weigert, wilde „ toeftaan, heb ik niets voor te fchryven „ aan eenen Gouverneur en aan eene Be- \ „ zet-    VADERLANDSCHE HISTORIE, 435 * zettinge, die zig bereids zulk eenen wetsi tigen roem verkregen hebben." (q) Aylua, onderrigt,dat dit fchryven , zon der kennis, laat liaan goedkeuring, zo der algemeene Staaten als van den Prinfe, gefchied was, verzogt én verkreeg van den Maarfchalk van Saxen eene. wapenfchors* finge van tweemaal vier en twintig uuren, met hoop van eene kleine verlenginge, ten einde, in dien tusfchentyd, ten minsten den last des Prinfen in te winnen, Hy vaardigde,itraks, den Generaal Major Gr a ham, met een' brief, aan 2yne Hoogheid af en meldde hoofdzaaklyk dat het aanfchryven des Hertogen van Cumberland hem in groote verlegenheid gebragt had: dat de overweeging van 't droevig lot eener krygsgevangenis van zyne Bezettinge ; die hy hoopte, dat zyne Hoogheid zou konnen afweeren; hem wel eenen ernstigen aandagc hadt doen leenen aan 'sHertogen raad, maar dat het overgeeven eener Plaatfe, die hy nog kon verdee:iigen, hem tegen de borst iïondt, en dat hy dit, buiten uitgedrukten last, ook niet vermogt te doen, zonder zig te onteeren en zyn hoofd in de waagfchaal te Hel- Cf*i Ziehier de woorden van Cumberland: „ Je crois, „ qu'il fereit plus avamageux, que vous acceptasfiez une „ Capitulation hanorable — , que de continaer le fiege. Ca„ pendant, ce que je vous dis, ici, est plus un Cinfeil „ au'un Ordre de capituler. En cas qu'on ne voplut pas vous accorder une c ipitulation , telle , qu'on ne refufe guêre „ a des braves gens', je n'ai rien a prescrire a un Gonver- neur et a une Guarnifon, qui fe font dej« acqnis une S „ justi reputation". L-.ttr. du Duc de ComberlanDj ta date du 2 Mey 1748. In de secr. Rjfol. van Holl. ltf Mey 1748, H. 833 en 344. Eé a DEUIé.  436 NALEEZINGEN op db^ xiii. Deel. Hellen: waarom hy hoopte, birnen den bepaalden tyd, de bevelen zyner Hoogheid te erlangen, met goedkeuringe van zyn ge» drag. 'sNagts, tusfchen den 4. en 5, van Bloeimaand \ kwam Graham te Breda, voor het bedde van den Prinfe. De laatstgemelde hadt, op den afgeioopen dag , reeds een' brief van Cumberland, nopens dit werk , ontvangen, en aan deezen te rug gefchreeven, onder anderen : hoe hy voorzag , dat 's Hertogen fcbrvven den Heere van Aylua zeer or.trusten zoude, wyl die Generaal, volgens eed en pligt, niets ten deeze, buiten last van zynen Souverain of van hem, E:fttadhouder, uit hunnen naam, doen mogt t dat ook, de Maarfchalk van Saxen 't aangaan van een Verdrag met alle krygsecr, op veelerleie wyze zou konnen uitleggen, en byzonderlyk, in dier voege, dat de Bezetting , dien onverminderd, zou moeten krygsgevangen blyven, of niet tegen Frank, ryk mogen dienen, 't geen hem des te waarfchynlyker voorkwam, om dat een aantal Oostenrykfche Troepen zig, thans , irj Maastricht bevonden, cn de Gezant dier Natie noch de voorafgaande punten, noch den wapenftilltand, hack willen teekenen. Dat het hem, daarom, zeer aangenaam zou geweest zyn, indien de Hertog gezorgd hadt , de vyandlykheden , tegen Maastricht, zo lange te doen ophouden, tot Aylua de bevelen zyner Meesteren hadt kunnen inwinnen, eene zaak j welke  VABERLANDSCHE HISTORIE. 437 ■welke de Maarfchalk aan dien Generaal nier fcheen te konnen weigeren, wyl de zelve Maarfchalk, of liever de Koning van Frankryk, zulks, ten jaare 1715, aan de Bevelhebberen van Doornik hadt ingewilligd , ten opzigte van 't Kasteel 9 na dat reeds de Stad opgegeeven, en het Leger, 'twelk, tot haar ontzet, aanrukte, geflagen was. (r)" 'sPrinfen Brief hieldt, voor 't overige, verfcheiden andere nadruklyke bewoordingen in, waar door 'sHertogen handel wys; ais, fomtyds, ook met de eere en het welzyn van den Staat met ftrookende; aan deezen, befchaafdelyk, maar zeer verstaanbaar, onder % oog gebragt wierdt. Dan; om tot Graham terug te keeren^ men befteedde een goed gedeelte van den magt, in welken hy aankwam, om, uit bem, de volledigfte openinge, nopens den toeftand van 't geprangd Maaftricht , te verftaans waar na de Prins, tegen zeven «uren des morgens, eene byeenkomst; beslaande uit den Graave van Bentinck , den Heere van Ibdikkinga, beiden Leden der Algemeene Sraatsvergaderinge; en öit de voornaanrfte Krygsbevelhebberen, zig, coen, in Breda bevindende, by zig liet beleggen. Hier ftelde hy, byzonderlyk, voor: I, of hy, in deeze omftandigheid , alvoo?ens 9t welbehaagen hunner Hoogmogendhe- „ 't wei- F (O Reponfe du Princen'ORmc^auDue rfüCUMlr-.*!.jtNDa en date du 4 Mal 174.8. In Secr. Reiöl. vaa Holl, 10 Mey W. i$i en S37. Ee 3 xx,1 Deel,  XII. IJzel. 43S NALEEZINGEN op db den zoude dienen te vraagen, dan wel de zaak op zig neemen ? 2. wat raadzaamer ware , den Generaal van Aylua te ordonneèren van de defenfis van de Plaats , die, nog wel een dag of tien uithouden konde, te continueeren , of wel, volgens den raad van den Hertoge , de Stad, met eene honorabh capitulatie, over te geeven ?" Men begreep: ,, dat de Prins, om gebrek van tyd, de zaak moest op zig neemen „ en den Generaal van Aylua gelas„ ten, het Verdrag, op de voordeeligfte „ wyze, te trelFen." Waar toe, daar op, door zyne Hoogheid , beflooten werde. Hy gaf er, ten fpoedigften, kennis van aan de algemeene Staaten, met betuiginge „ge„gewenscht te hebben , voor het geven ,, van een' beflisfenden last, de Refolmle „ en het welbehagen hunner Hoogmc„ heden te verftaan , over eene zaak van „die aangelegenheid, als was het overgeeven „vanéén van derzei ver importantfte Vestin,,gen." In zynen Brief aan Aylua,- die, met Graham, ten zeiven dage, verzonden werdt; verklaarde Hyhoofdzaaklyk, „ niet, dan met fmert, cn door den famenloop van zaaken gedwongen, tot gemelden last gekoomen te zyn, dot.h te begrypen, dat het Verdrag, aan de z^ Ae des vyands , moest gepaard gaan, niet flegts mee alle krygseere, maar ook met volle vryheid voor de Bezettinge, om, tenland , weder te konnen dienen ; dat, wyl er eene teruggaave der gemaakte overwinningen en eene volkoomen verzoening op • han-  VADERLANDSCHE HISTORIE. 439 handen was,.Aylua, zynes 'meenings, moest zien te bedingen, dac de Plaats, tot zo lange, in bewaaringe gefield wïerde van eene Bezettinge, half uic Fianfchen,half uit Nederlanders 'beftaande, of ,anderfints, uit onzydige ; d. i., Westphaalfche, Keulfche of Palczifche; Troepen , die, in dat geval, aan beiden de Mogendheden eed zouden dienen te doen: dat, zo dit niet gelukte, men den aflland van Maastricht of Wyk, met behoud van de Sterkte St. Pieter, konde voorflaan,en dac, zo men; gelyk Z. HL zeide, te vreezen; dit alles van de hand weeze, Ail u a, als dan, zyn laatfte werk moest maaken , om de Bezettinge ; met volle krygseere en vryheid van , terftond, weder te mogen dienen; langs den kortften weg , naar 's Hertogenbosch of Venlo te doen geleiden. Voorts betuigde de Prins zyn genoegen over 't beleid des Heeren van Aylua, 't welk; fchreef hy ; door den Maarfchalk van Saxen zeiven, wierdt toegejuicht. Ook benoemde hy dien Generaal, ter belooninge van dapperheid , van dat oosenblik af, tot Gouverneur van Maastricht, over welke Vestinge hy, tot nu toe , als Commandeur, 't bevel gevoerd hadt. (O r „ . n Graham kwam, met 'sPrinfen Brief, den 6. van Bloeimaand , in Maastricht aan: waarop de handeling begon. (*) Ay- LUi ■CO Brieven van Prins Willem IV, aan de Alge«een< Staat, en den Generaal vAN Aylua, vans Mey 1748, n Secr. Refol, van Holl., bl. 2£7, 228 , 237 en 238. f O Ewop. JVlercur. Mey Ï748 , bl. 255. Ee 4 XX. Deel."  44° NALEEZINGEN op db XIX. DëBL. I ] 1 1 ] j { t k 8 n 1 J l lua rigtte zig; blykens de, nog in weezen zynde, punten van Verdrag; ftt) naar 'sPrinfen voorfchrift: doen de Maarfchalk van Saxen floeg alles af, behalven dac hy der Bezettinp;e, tegens de overgaave der Stad en van Wyk, vryheid van dienst toeftondc, met verlof, om, met allen verderen krygseer, naar % Hertogenbosch en andere plaatfen der Generaliteit uitterrekken, in dier voege, dat de Heer van Aylua twee Mortieren en vier ftukken Gefchuts; twee van twaalf en twee van drie pond; met hunne affuiten, en vier en twintig fchooten, zou vermogen met zig te neemen. De ilgemeene Staaten, kort daar aan, 't geIrag van den Prinfe en des Gouverneurs iran Aylua goedkeurende, befchonken den aatilen met het evengezegd gefchur, Maastricht was,by de overgaave, ruim drie ü'eeken lang. bezet geweest. De onzen ladden, gedcurende dien tyd, eenige geükkigé uitvallen gedaan en eenige Mynea loen fpringen: waar door de Franfche IVotpss, die, zesmaal,de Bastions beftormten; veei fchaade geleeden hadden; zyne Hun, nu en dan, eenige uuren vertind geworden, om hunne dooden te beraaven. Met dit al, verloor de B^zettine ïtde zeer veel Volk, waar onder eenige uiden van naam, die, in Bergen op loom, gediend hadden. Ook waren, bealven eenige Vestingwerken, veele voornam C«) Secr. Refol. van EolL u Mcy 1748. tl. 259—2*3,  VADERLANDSCHE HISTORIE. 441 naame Huizen en, onder deezen, 't Staaten-Huis, binnen de Stad , ja geheele Straaren, door de bomben, zeer befchaadi^d of vernield geworden. (V) Bl. 373. r. 8. v . „ Koning Gborge en di Staaten handelden met de Hoven van Dresdcn en Munchen". Alvoorens aan V Saxifchs Hof te handelen, was zulks gefchied aan dat van Keulen, De zaak kwam op *t volgende neder. In 't laatst van Louwmaand des jairs Ï759 > bragc de P' ins; na de Staatsleden, op zyn vereoek, de geheimhoudinge hadden aangenomen; ter kennisfe van Holland: hoe hy, in *t voorgaande jaar, door den Graave van Warten sleben , buitengewoon Gezant van den Staat by de idrie geestlyke Kearva.'ften , was verwittigd ge worden van de beweeginge,die, aan 't Hof van Keulen, gemaakt wierden, om den Keurvorst, Bisfchop van Munfier, o^er te haaien tot het kiezen yan eenen Medehelper of Opvolger *. Doch dat, indien men eenige penningen wilde tritfchie-ji ten , die Vorst, veelligt, te brengen zoude zyn tot het aangaan eener verbintenisfe met Groot-Brktannie en den Staat, om zyne keuze re bapaalen op een voorwerp, aan beide de Mogendheden aangenaam: Dat Z. H.; bewust van 't belang, 't geen men, ten allen tyde, in zodanige keuze gefteld hadt; den ftand der zaaken aan den Koning van M*y, U. 232 2S4. en Dec. 174s, U. 307 en 3cS. XX. Deel» * Coaitor. |  444 NALEEZINGEN op de XX. Dsel. van Groot-Brittannie hadc doen aandienen, die, daar op, beflooten hadc, geduurende den tyd van vier jaaren, de helft te draagen in eene fomme, eerst van twee, toen van vier, tonnen fchats, op welke laatfte fom, de Keurvorst van Keulen (om redenen, die de Prins nader voordroeg, en byzonderlyk, wyl zyne Keurvorstelyke Doorlugtigheid zig, als dan, van alle verbintenis metFrankryk zou ontdoeh,)was blyven ftaan: dat egter; Koning Gbouge , ten deezen, niet anders hebbende willen voorkcomen , dan ais Keurvorst van Hanover, doch, geenzin ts, als Koning van Groot - Brittarnie; zyne Hoogheid hem, hier omtrend, naderen voordrage hadt laaten doen en verwonen, dat, zo dit al eenigzints gsan konde, ten opzigte der Coaajutorie, als den Staat allernaast taakende,zulks, egter, geen' plaats behoorde te hebben, ten aanzien van 't werk met Frankryk, als de gemeene rust van Duitschland betreffende, en in welk foort van zaaken , federt den jaare 1701, de beide Zee • Mogendheden; als daar in gemeen belang hebbende; ook, te faamen, waren vcorgekoomen, in dier voege, dat de Staat één derde droege, en zyne Majefteit twee derde: t. w., één als Koning, en één als Keurvorst. Dat men, in Engeland , hier geene ooren aan leenende; Z. H. onderrigt was geworden, hoe, reeds, de Generaal - Major Bork, door den Koning, zonder er, hier, eenige kennis van te geeven, gelast was, om, volgens 't bovenfiaande begrip zyner Majefteit , met het Keulfche Hof te fluiten, alwaar men, nu, den Staat begon te verdenken, en van waar Wartensleben ge- fchrce  VADERLANDSCHE HISTORIE. 443 fchreeven hadc, dat de Keurvorst naar de Franfche zyde begon te neigen, en dat hy hec werk niec langer fleepende konde houden , zonder „ ahfoluut en cathagorisch anci, woord". Dac, die aan 'c Secreet Befoigne ter Generaliteit zynde medegedeeldzes Provinciën, terflond, begrepen hadden, Wartensleben tot fluiten te moeten gelasten, maar dat, Holland de zaak hebbende overgenomen, zyne Hoogheid, (hans ,door eenige Generaliteits Leden wierdc gedrongen, die Provincie ce beiveegen , om het werk niet langer tegen te houden. Dat zyne Hoogheid aan deeze Heeren hadc voorgedraagen den zwakkenftaat van 's Lands kasfe, de behandeling van Engeland en 't gevaar van, op bovengemelden voet, te fluiten: dat hy ook, ten opno-te van zig zeiven, veele bedenkiykhsid meende te moeten maaken, om deeze zaak, by de Leden, door te zetten *, zo uit hoofde zyner naauwe betrekking op den Koning, als om dat het welzyn van den Staat hem ds op.' perfle wet was, en hy in geen fchyn van verwyt * wilds vallen, als of hy uit infehiklykheid voor den Koning, een pas * ten bezwaar van den Lands, gedaan hadc 'C De Prins voegde er by: dat *er drie punten te over weegen waren. 1. Of men liever de helfcin vier tonnen gouds zou draagen, dan gevaar loo • pen, dat de Keurvorst tot de Franfche party overginge ? 2. Of men meêr diende te letten op de gevolgen, van deeze zaak, zonder Engeland te fluicen? 3. Of men Wartensleben mee zou konnen gelasten,ten aanzien van het Voadjutorfchap te fluiten, met verklaaringe aan XXI Deel, n, reprohes.  444 NALEEZINGEN o? de xx. Deel. aan den Keurvorst van Keulen, dat men ook tot bet verdere bereid was, mits te faamen met den Koning van Engeland, als zodanig', en niet flegts a!s Keurvorst van Hanover, en zulks alles , indien 't Keulfche Hof een uitftel van drie of vier weeken geeven wilde, om't Hof van London, ten dien einde, bezenden? Den Prinfe, na deezen voordragt, verzoekende verfchoond te worden van prcs-adm, befloot men, by Holland, de zaak, in't Secreet Befoigne ter Generaliteit, daar heen te leiden , dat Wartknsleben, aldaar, overeenkomstig den laatften voorllag , zou gelast worden: zo als dit dan ook, nog dien zeiven dag, gefchiedde, en die Gezant, zeer fpoedig, te rug fchreef: dat de Keurvorst uitltel hadt gegeeven, tot den £5 van Sprokkelmaand, toen,eerstkoomende. Naauwlyks was de Brief van Wartknsleben ingeloopen, of men befloot, in 't Secreet Befoigne, den Heere Ben tink tot Nyenhuis naar London te zenden. - 't Gefchiedde : doch met geen ander gevolg, dan dat de Koning by zyn gevoelen bleef, alleenlyk zo aan Bentink , als, door zynen Gezant, Holdernesse , aan den Raadpenfionaris S te in, verzekerende dat, zo de Kroon van Frankryk dit Verdrag op den fctaat zoude willen wreeken, hy denzelven, ook als Koning van Groot-Brittannie, zou byfpringen. Hier op, neigden, terftond, zes Provinciën en, kort daar aan, Holland,om Wart e nsleben te doen fluiten: 't geen op den 27 van Sprokkelmaand, te Nyhuis, gefchiedde en, wel dra , bekragtigd wierdt. 'c Liep op deezen zin." 1. binnen drie maanden, zou de Staat den Keurvorst van Keulen alle agterilallen, fpruicende uit het Traktaat  VADERLANDSCHE HISTORIE. 445 taat van den jaare 1744, voldoen. a.De Staaten en den Koning, als Keurvorst van Hanover, zouden, vier jaaren agtereen, eik voor de helft, den Keurvorst van Keulen, jaarlyks opleggen de fom van vier tonnen gouds. 3. De Keurvorst van Keulen zou , tegen 't genoegen der Staaten en des Keurvorsten van Hanover, nimmer, een' opvolger in zyn Aartsluit of Bisdonimen kiezen. 4. Hy zou, geduurende dit Verbond, geene Verbonden, met anderen gemaakt, (dit zag op Frankryk.) vernieuwen, tegen den wil der beide Mogendheden. 5. Op de Ryks-, Keurvorften- en Kreitsvergaderingen, zou by naar hunne meening , ten opzigte der Rykszaken,ftemmen moeten. 6. Men zou, van wederzyde, niets doen , dat de vriendfchap krenken konde, byzonderlyk niet, door nadeeiige inkwartierirtge , en doortogt van Troepen , in geval van oneenigheden in de nabuurfchip. 7. De beide Mogendheden zouden, altyd,de voorkeuze hebben, indien de Keurvorst, ooit, moge goedvinden eenige Troepen aan vreemde Vorften over té doen C»0-" Op deeze wyze, wierdt een afkomst gemaakt van een Verbond, 't geen op veele moeite en kosten te ftaan kwam. 't Voldeedt niet aan de verwagtinge. In Louwmaand des volgenden jaars 1751, liet de Keurvorst van Keulen den Staaten boodfehappen: „ dat hy rt) zig niet meêr aan 't Verbond gehouden ,, hieldt". En 't was, om 't verlies, door deezen afval veroorzaakt, te herftellen, dat Prins C») Seer. Refol. van Holl. — 3 Febr. 4, 11 Maart 1750, feg. 486—498. 505 , 50$. XX. Dsec,  446 NALEEZINGEN op iïé Deel, Prins Willem IV voorflceg"; zo als,, federt, ook beflooten wierdt; het Hof vaa Dresden aan te zoeken: (jc) niet het welk, eerlang, dat Verdrag wierdt aangegaan, waar van Wagenaar, in't vervolg van den, boven Eangehaalden , Tekst, gewaagen zal, — Ik heb gemeend , eenigfints breeder van het Keulsch Verdrag te moe* ten fpreeken , om dat ik niet weet , dat zulks, by eenigen Schryver, gedaan is. Bl. 455. r. 10. v. 0. „ De voor/lage» verfchaften den Prinfe, hy de gewoon e pligten der Regeeringe, bezigheden, die." enz: Buiten die voorflagen, waren 'er , zekerlyk, ook andere zaaken, cie den Prinfe vee* le bezigheden verfchaften. Hier toe kan men brengen de aangewende moeitens, zo om het Hof van Weene te beweegen ter r.akooming van het Traktaat van Barrière; aan 'r. welke het zig, na de vrede van Aken, onttrok; als om, by dat zelfde Hof en 'c Oostenryks Bewind, te Brusfel, het onifiag te bewerken der belastingen * waar mede 1 Lands handél , in Braband en Vlaanderen, thans gedrukt wierd;: dan welke beide zaaken, met 'sPrinfen, kort op ge» volgden,dood,bleeven fieeken en , op de byeenkomst van Brusfel, ten jaare 1753, vrugtloos, wierden hervat. Dcch een der grootlte onderneemingen van Willem IV. (y ) was, Ster. Refol. van Holl. :6 Aug. 1751, il. 697. < y) Vu\ez Nenv Memoir.Tëm., IL pag. 43, 42- 57Refol. van Holl. 3» Jwu '74E» W. 7J. lècic, Relol. Holl. 24 Jan. 1749. H. 440-416. ent.  VADERLANDSCHE HISTORIE. 447 was, ongetwyfFeld, de verbetering der kasfe van Holland. Ik heb dit punt reeds aangevoerd, (2 ) en dage er , hier, meêr van te zeggen: maar de plaats ontbreekt my By 't Rapport, 'tgeen er van uitgebragt wierdt, vindt men , onderen anderen, zeer uitgewerkte ftaaten van den, toenmaaligen , ftand dier kasfe, waar toe , byzonderlyk, behoorden: Gewoonl.Ink.ƒ13312649: 7: i buitengewoon - 8670318: —: 11§ — —ƒ21983967: 8: — Lasten zond. St. v. Oorl. ƒ 17012735: 18: !i| DeSt.v.Oorl. - 779? 19$: 3; — r—-— ƒ24809930! 1:11$ Kort van Inkoomen . ƒ 2825962: i3:uj Wyders,merkte men aan ,dac, geduurende de vrede van't jaar 1728, tot het jaar 1740, de fchulden, door 't niet nakoomen der Refolutie hunner Ed. Gr,Mogendheden,yanden 28 van Grasmaand des jaars 1728,warén'vermeerderd, met eene fomme van ƒ 8660853: 9:9 En federt dien tyd, tot den jaare 1750, met nog ƒ61605803: 9:4 dus te faamen . ƒ70266655:19:1 Alles, ondanks het heffen der vry willige gifte, die een important capitaal; 't geen egter niec (z) Byveegf. XX St. il. 115. XX. Deel.  4+8 NAL. op de VADERL. HISTORIE. XX. Einde. fa} fecr. Refol. Hol). 20 Nov. 1751, il. 555-0'6'R. by zondert, bl. ^, 544 en 545» Refol. van Hoii. 20 April, S.S Aug. ifgi. bl. 332, 333, 815—851, niet genoemd wordt; hadt ingebragr. Men zie verder, nopens dit werk, de, onder aangehaalde, plaatfen. (a)  BYLAAGEN A. Öpene Brieven, met het uithangend groot zegel en eigenhandige ondertekening van Koning Philips den II; waar by adprobeert en ratificeert d'Artikelen, onder welken dievan de Stad s'Bosch den Peys van Keulen hebben geaccepteert, en zich weder onder de gehoorzaamheid van zyne Majesteit begeven. Madrit den 30 November 1579. Philïppus Secundus Del graciaRexCz^tW^-, Legionis, Aragonum, NavarrEe, Neapolis, SiciHte, Majoricarum, Sardiniaruro, Infularum Indiarum et terra; firma; maris Oceani, Archidux. Auftriffl, Dux Burgundiae, Lotharingice, Brabantiap, Limburgii, Luxemburgü, Geldrije et Mediolani, Comes Hasburgi, Flandrire, Arthefia:, Burgundiae, Palatinus et Hanonim. Hollandire, Zelandice, Namurci et Zutphanise. Trinceps Zueviae, Marcliio Sacri Romani Imperii, Dominus Frifiae, Salinarum, Mcehlinice, Territorii Trajectin: citra et ultra Isfulam, et Groniugse, nee non Dominatorin Afla et Africa, Recognoscimus et nouivn facimus tenors pntium univerüs. Quod cum Siiperioribus diebus llluftrem Don Garolum de Arragonia, Principem Castri Veterani, ac Ducem Terra nova:, confangüineum nostram, fpetialem Mandataritim ac Procuratorem nostrum destinasfemus, quo una cum IHustrisiimis ac Reverendisfimis Sacri Romani Imperii Eleétoribus nee non delegatis Ctefariis in Civitate Colonise, quo omnes convenerant, de motibus Belgicis amice A « Zie Nalee» zingen , bii 199'  ft BYLAAGE A. et aequammiter cómponendis ac fedandis traétaret, postquam varias communicationes coram Ca*fareorum ac mediatorum Confesfu, ultro citroque habitas, destinata fuisfent per Nuntios Spetiales ad Ordines Belgii et particulares Provintias et primarias Civitates , et fignanter ad fidelem ciilecTrumMagiltratumPopulumqueBuscoducenfern, certa quidam pacis feu reconciliationis capita vel articüh, qui a magiftratu, populoque prajdiéto, niagno omnium confenfu ac hilaritate, acceptata fuere,prout Solemni decreto acceptationis, Idiomate flandrico fcripto, id atteftati funt, fuerint» que nirfus a praedifto Duce mandatario nrö, ac nominc nrö, vigore potestatis, fibi per nos concesfae,cum infertione Capéorum et acceptationis eorundem iidem articuli acceptati, ac praeterea ipfe Dux fpopondisfet, pollicitus fuisfet ac permifisfet dictis Buscoducenfibus omnia et fingula Capita rerum prae articulis comprehenfa, nullo prorfus exclufo, fervata iri, nosque , quam citisfime fieri posfet, illam fuam fponfionem peculiarï diplomate nostro ratificaturos ac fancituros, atque aliis adjeclis ad diétum Magiftratura fpecïantibus, qure omnia atque etiam alia latius continentur in didto acceptationis, fponfionis, poiücitationis et promisfionis fcripto,a difto Duce mandatorionrö fadto, cujus tenor iÏHjóitur in hsec verba. Carohs abAragoma, Princeps Castri Veteram", Dux Terra; novae, Marchio A volte, Comes Burgedii, magnus Connestabilis et Almirantus Regni ulteriorisSicili33,Regia3 matis.Catholicaj Confiliarius, fimul et componendorum Belgicorum motuum fpecialiter conffitutus Mandatarius,omnibus et fingulis, pfites hasce literas patentes vifuris , lecluris pariterque feu legi audituris, falutem in eo qui est vera falus. Noveritis quod ferenisfimus ac potenrisfimns Dominus Philippus, Rex Hispaniarum Catholicus , jam dudum perfuafus ex fraterno Confilio augustisfimi Caefaris, Dnï Rudolphi Romanorum Imperatoris, Confanguinei, Nepotis et Fiatris ftd Ion-  BYLAAGEA. 5 longe charlsfimi, in eam vcncrit Confiliorurn determinationem, quod iterato fibi experiunduin cenfuerit, quantum ad populares motus Belgicos, amice et aquanimiter fedandos, Caef. Mtis. benevola Interventie», prefertim vero fufFulta amicabilis Compofitons autlioritate congrua, fibi de inceps profutura foret. Cujus tandem paternae non minus quam, revera, tum heroicae, tum clementisfimae determinationis exequendae Studio, ominó nihil fibi potius alacriusve prtellandum duxit, q$ omni morarum ludibrio postergato , me fidelisiimum et obedientisfimum fuum ministrum, huc ad Colonien: inclytam Civitatem, coram Reverendisfimorum et Illusmorum Sa: Ro", lmp: tam Eleétorum, quam Principum, aliorumque generoforum ac nobilium praedi&ae Mtis Caef. Delegatorum celeberrimo-Conventu, destinare. Nee id folum,_quin imo et Regiis tabulis amplisfimae Procurationis, etiam in quem libet eventum concipiundi Traftatus , Concordiae indubitanter fuffeéturis, me competenter fulcitum, armare et inftruere, pro ut evidenter apparet ex tenore earundem tabularum, qui de verbo ad verbum prasfeutibus hisce literis inferitur estque talis. Piiilippüs Sf.cundus Dei gratia, Rex Caftellse, Legionis, Arragonum, Navarrae, Neapolis, Sicilite, Majoricarum, Sardiniae , Infularum Indiarum et tcme firmaï, maris Oceani, Arch'idux Auftriae, Dux Burgundite, Lotharingise, Brabantiae, Limburgii, Luxemburgii, Gheldriae etMediolani, Comes Habfpurgi, Flandriae, Arthefiae, Burgundiae, Palatinus et Hannoniae, Hollandiae, Zelandiae, Namurci et Zutphaniae, Princeps Suevise, Marchio Sacri Romani Imperii, Dominus Frifiae, Salinarum, Mcchliniae, Territorii Tïajeétenfis citra et ultra Isfulam et Groningse , nee non Dominator in Afia et Africa. Recognoscimus et notum facimus tenore pndura univerfis. Quod cum ex parte Ser"» ac potentisfimi Principis, Domini Rudolph, Romanorum ïmperatoris Augusti, Confanguinei, alfiuis et A 2 fra-  A BYLAAGEA. Fratris rostri charmi propofituni nobis fuerit, ue ad Sedandos nostrarum Inferioris Germaniaj Ditionum tumultus, de aiiquibus concordije conditionïbus agi permitteremus. Nos, qui amore paterno eos Status unice profequimur, nihilque ha&enus ftudiofius curavimus in iis omnibus, qure ibi gesta funt, quam ut illos ad quietem ipfis utillisfimam reduceremus, nunc quidem etiam libenter jn eandem ipfam cogitationem et voluntatem venimus. Itaque cum pradiétus Ser™"» Imperator Comisfarios , qui de ipfis Conditionibus agant, fit nominaturus, nos itidem eligimus, nominamus et deputamus Illuftrem fidelern nobis dilectum Don Carolum ab Aragonia, Principem Castri vetrani, Ducem Terra nova?, Marchionem A volte, Comitem Burgedii, Confanguineum nostrum, magnum Connestabilem et Almirantum, Confiliariumque in firo ukerioris Sicilite regno, propter fingularem opinionem et fidem , quam de ipfo ejusque integritate et prudentia habemus, deque ejus optimo zelo, qaem erga Dei cultum et Coimmem Christianse Reipublicre utilitatem, nee non erga privata nostrarum rerum et Statuum Comoda Studiofisfime gerit, eideroque propterea potestatem, facultatem, au^writatem, Comisfionem et fpeciale manrtacum damus, Concedimus et elargimur, ut pro nobis nostroque nomine interiït et asfiftat,_una cum prtediétis Commisfariis ab eodem Serenisfimo Imperatore nominandis et cum aliis quoque ab iisdem nostris Staribus Inferioris Germanie perfonis deputandis, Sufficientia mandata ad eandem rem habentibus,in loco ad eam Congregationem et Conventum per prtcdicturn Serenisfimum Imperatorem defignato, feu defignando, ut ibidem dictus Dux,tanquam Comislarius et mandatarius noster, proponere, comunicare, approbare ec concedere posfit et valant, qu?2Cünque media, Conditiones et articulos , qéos, feu qua; ipfe viderit expedire, ad bellicos Jnotus in diétis nostris Statibus fedandos et firmam pacem, Concordiam. cn tranquillitatem ibidem  BYLAAGEA. y êcm conftituendam, ut et pacifice vivant (quod snaxime illorum referf) et Religionem Catholicam Romanam, nostramque auéthoritatem et obedient'iam fervent. Et generaliter ut nostro nomina ac pro nobis, dicere, tradare, facere,promittere et concedere posfit et valeat, quaecumque ad prasdictum finem et effectum confequendum opportuna et Convenientia esfe judicaverit, et qua» nos ipfi, 'fi praefentes ibi esfemus, faceremus, facereque posfemus, et fi talia esfent, qua; mandatum exigerent magis Speciale, quam praefentibus est expresfum. Promittentes in fide ac verbo Regis et Principis, nos gratum, ratum, firmum et Stabile perpetuo habituros, quicquid per dictum Ducem Terra; novas, virtute hujus nrï mandati et Commisfionis dictum, pactum, factum, vel conventum fuerit, illudque inviolabiliter et absque ulla diminutione, obfervaturos, impleturos ? obfervarique et impleri facturos. Harum testimonio literarura manu noftra Subfcriptarum Sigilloque noftri appenfione munitarum. Datum in Opido nró Madrito, die trigefimo menlis Augusti, Anno a nativitate Dnï millefimo quingentefimo Septuagefimo Octavo, Regnorum autem nrórurri videiicet Hispaniarum et ulterioris Siciliae vigefimo tertio, CheHoris vero, Hierufalem et al ïorum,vigefimo quinto. Philippus. Ad mandatum Regiïe et Catholica Mtis, Gahriel a Cayas. Cujus quidem Solemnis procurationis rigore, jam ante complures menfes (Deo aufpice) primordia Supradictae negociationis pacificatoriac alacriter ingresfus, tandem, post varias Communicationes Coram amplisfimo Casfareorum Delegatorum ac mediatorum Confesfu , tam ex parte Sux Mtis. Cath., Ordinum Belgii, Antverpiae Congregatorum, ultro citroque habitas: Vifumfuit, iisdem Caefareis mediatoribus totius negociationis Summam, ad Certa qusdam paacis, feu debitie reconciliationis Capita redigere. Qi aé deinceps non lïne ter maxima Confiliorum maturitate ad aequiiibrium rationis et asquitatis trutinata et expenfa, A 3 tum.  rJ BYLAAGEA. turn ad dictos Bclgii Ordines, turn etiam particulares Provintias et prifnarias Civitates, per nuntios fpetiales destinata fuere et Signanter ad Spectabilera Magiftratum Populumque Civitatis Buscoducenfis, qui post complusculos dies, transmisforum Pacis articulorum examini magna Sedulitate impenfos, tandem Communi Calculo judicaxunt, illps ipfos articulos fibi comprimis videri pios', rationabiles, aequos, haud aliud pra; f e ferentes, quam honorem Dei debitaque Regis Servitia, ac publicam Provinciarum utiiitatem, tranquillitatemque et prosperitatem , atque eatenus citra omnem haefitationem acceptandos fore. Pro ut etiam modico temporis intervallo post, mira quadam animorum hilaritate ac Confenfione, non minus per fuas ad me literas, quam publicum magiftratus folemne decretum, Actis publicis infèrtum, mihique transmisfum luculenter teftati funt, fe eosdem Articulos, animo prorfus deliberato, nee non ex intimis bona; voluntatis pra> cordiis omnino abfolute et libere, absque ullius exceptionis limitatione acceptare: Quorum quidem Articulorum Pacis, ex authographoLatino in Flandricum idioma bona fide translatorum,SimuI et fubfecuti folemnis Deere" acceptationis respeétive tenores ad peryetuam rei memoriam hoe loco infarcire lubun. Articulen des Pen van den Nederlanden by den Eerwerdichften Doorluchtichften Doorluchtighen wel Geboren Heeren Commisfarisfen der Keyzerlicke Matei' geconcipieert, ende beyde de partyen den xvin July gecomuniceert. Ten ceriïen, fullen de Pacificatie in 't Jaar 1576". den vin November te Gendt gemaact, ende dc Unie te Bruesfel den ix January 77 daer na gevolcht, mit oock dat eeuwich Edict, toe Bruesfel den xvii February desfelven Jaers vercondicht, mit des Conincx approbatie , in alle heure pointen ende articulen gehouden ende ter executie geftclt worden. En-  BYLAAGEA. f Ende angefien dat, boven 't gene dat van der eerlte troublen aft gefchiet is, noch veel gebuert is mit woorden ende wercken, foo in 't generael als particulier, wederfyden ; oock nae de voorgenoemde Tractaten der Pacificatie van Ghent, Unie ende aeuwich Edict, foo is 't,dat, by dele tegenwoordige Pacificatie, foo wel van de voor- als nagebuerde wercken en woorden een eeuwigh vergeten geboden wert; alfoe dat daer van gheen vermaen, verwyt, ofte onderfoeckinge meer en ghefchiede, maer gehouden werden gelyck oft fy noyt gebeurt en waren, ende dat op exemplare Straffinge, den Onderfaetcn, daer thegencommende, als oproerighe ende beletters der ghemeene ruste aen te doene. Den Coninck fal Syne Vafallen en Onderfaeten houden, mainteneren, jae (indient alfoe goetgevonden wert.) van nieuwes bevestigen alle ende ygelycke rechten, Coftumen, gebruycken, vryheiden ende privilegiën van yedere Landen, Steden, Gemeenten , ende alle andere private perfonen, foc in 't generael als fpeciael, gelyck in den X artyckel des eeuwich Edicts verbaele wert; ende foe hy in den Provinciën der Nederlanden voermacls gehult, beloeft ende gefwoeren heeft. Alle vuytlantfche Crygsfololc, als Spangiacrts, Italiaenders, Duitfche, YVaelen, Bourgoignons, Engelfchen, Schotten, ende alle andere Vremdelingen, die van oorfaecken van dcfe beroerten wederfydens aengenomen fyn, fullen vuyt dele Nederlanden, tfamen ende op een ander tydt, nae die vercundinghe defes peys , vertrecken,binnen fulcken termyne, foo by gemeenen accorde geftelt fal worden. Ende angaende 't ander Crygsvolck niet vuytlantsch, fal oock die Coninck tot volcommenden ontlastinge fynder verdructer onderfaeten, gebieden , dat alle Soldaaten te water en te Lande op derfelver tydt affgedanckt ende oorlof? gegeven fullen werden , om voortaen by heur felven in A 4 rus-  8 3YLAAGEA, ruste te leven, behoudende alleenlick. d'orcïN nanfe garmfoenen: op dat alle onderfaeten, 't zy burgers ofte inwoonders, heur voortaan beseven moegen tot heur neringe van Coopmanfchap , hantwercken ende andere handelinge van Vrede om daar byjheur felfFs, heur Wyfls en Kinderen eerlicken Ibnder des evennaestens verdruckinge t'onderhouden. Ende datfe van publycq gebruyck van wapenen, te voiren niet geplogen, ende in tyde van peys niet dienende, beur voortacu ontlasten ende wachten. Dat alle exacïieii; imposten ende andere ongewoent icke Tollen en Lasten, die ter oorfaecke van dele beroerten eenigfms opgelet fyn geweest , feenemaal fullen Cesfeeren ende aAgelet werden; alfoe nochtans, dat indien men bevint tot den gemeenen oirbaer nootelick te fyn, fommige Lasten een tydtlanck noch te Continueren, den Coninck dien aengaende, hem 't felve by den Staten verthoent fynde, hem geerue nae derfelver begeerte ende raet vougea fal. Daer cn boven fal wederom die hanttennge en pasfacie deur alle plaetfen, Steden, Dorpen, Bruggen, Havenen derfelve Landen , te Waeter ende te Lande, deur Vloeten ende Revj=*én, gevryet worden, gelyck als placb ec fyne voor defe tegenwoerdige trouble« : mits alle nieuwe tollen en imposten, foudev 'sCpnincx authoriteyt, ter oorfaecke van dcfe troublen daer op geilek, promptelyck Cesferende. Ende op dat alle oorfaecken van twiste ende dachten moegen eens voeral geflicht worden, fullen alle Geestelicke ende wereklicke perfoenen, foo binnen als buitens Landes, wederkeren in heure geestlicke ende wereklicke goederen ; te weten, m de meublen die noch in weien fyn, ende m de onroerende, titels, fchuklen en actiën* om dezelve terkont te beiitten, ende tc bruyeken in fodaeniger ftact als die ten tyde fullen gevonden werden : Ende dat fbnder bedroch ofte argehst, niettegenkaendc alle verpandingen ofte ««- • - alic-  BYLAAGEA. 9 alienatien ende veranderingen fichtent die Pack ficatie van Gendt ter' contrarien gedaen: maer 't geene dat voor derfelvér gefchiet is, wordt nae de dispofitie derzelver gelaten. Insgelycx oock lal een ygelyck der Onderlaten van wederfyden in fyn Staten, digniteyten, beneficiën, gouvernementen, Officien ende dienften gèftelt worden, gelyck als hy ten tyde van 't eeuvvich Edict geweest is, latende ter dispofitien van 't felve Edict, 't geene dat te vooren gebeurt is, vuytgenomen alleen die geene, die men bevinden lal tegen die vryheden, Rechten ende privilegiën des Landes verfien off gepromoveert geweest te zyne: Welverftaende altydt dat lilleken affgeftelde wederom ingefet werdende gehouden fullen fyn den eet te doen; daer in 't naeste Artyckel affgeroert wert; foe oock voortaen fullen moeten doen alle die geene, die namaels tot eenige officien offte dienst genomen fullen worden, wederroepende, Casferende, ende te nyt doende wat van beyde fyden ter Contrarien gedaen ofte gedecreteeit geweest is. Nyemant en fal toegelaten worden tot eenich Provincie' , Stede , Calteelen ofte Sterckten te gouverneren ofte tot Capiteinfchappen ofte Overheyt van Crygsfolck, -noch oock tot den Raeden van Stadt ende fecreten ofte van financiën, noch tot andere dienften van merckelycke importantien , dan die naturelen ofte ingeboren dezer Lauden, onder 't generale gouvernement begrepen; die welcke oock voor heure ontfaiickenisfe ten dienst, boven d'oude gebruyekte eeden, den Coninck als heuren Prince gewoentlick te doene , fullen folemnelyck den Coninck ende den Staten defe tegenwoordige Artiekelen fweeren, beloovende derfelve getrouwelyck ende oprechtelyck ^onderhouwen op pene van menedicheyr, ende voir fulex geftraft te werden. Alle gevangen van byde fyden, die noch ter oorfaecke van defe troublen gehouden fyn, fullen terftont en fonder rantiben vry ende losgelaA 5 ten  rö BYLAAGEA. ten worden, ten waer dat fe voor anders veraccordeert ende overcommen waeren. Men fal den Grave van Bttyren in zyn Iiberteyc in defe Landen weder leveren binnen drie maenden, nae dat de Prince van Orangien voldaen fal hebben 'c geene dat mit hem gehandelr, fal werden. Die ordinantiën ende alle andere bevelen oock dispofitien van faecken, by den Ertsher' toge Mathias ende fynen Raet ende de Staten federt de leste troublen in des Conincx name gedaen ende gepasfeert, fullen voor wettelick ende goet gehouden werden , ende heur behoirelicke effecten hebben, foo veel aangaet de beneficiën, digniteyten , officien ende eenige andere faecken , daer van ordineerlick by den gheenen, die de plaetfen befit van den Gouverneur Generael defer Landen geordonneert ende gedisponeert pleegt te worden: maer niet aengaende de gene, die men aen des Conincx eygen perfoon pleecht te referveren, ofte oock die gefchiet fouden wefen tegens de rechten, privilegiën ende vrydommen des Landts, foe in 't generael als in 't particulier, ofte anderfins tot yemants verlies ofte achterdeele foude mogen reyeken• Insgelycx oock die Magiftraten ofte Officiers van Steden ende andere plaetfen, die van heure Officien ende dienften affgefet zyn anders dan nae recht ende oudere Gewoonte ofce anderfins tegen derfelvér Steden, Privilegiën ofce buiten d'ordineerlicke geplogene manieren, fullen in hun digniteiten ende Officien weder ingefec worden. Ende men fal voortaen, in "t verfetten,dergelicke Officiers wederom houden den ouden voet, ende foe die rechten, gebruyeken ende privilegiën yders Landts , Stadts ende plaetfe verheerfchen, op dat nyemandt onrecht en in manibus Commisfarii per Ex'»um D. Principcm Parmenfem, Gubernatorem et Capitaneum generalem, defignandi, In fidem et testimonium irrefragabilis veritatis h;.sce Literas patentcs, proprite mece manus ascnptione, nee non figilli majoris appenfione muniri mandavi. Actum in inclyta Civitate Colom'je, die vigelima tertia menïïs Octobris 1579. Carolus ab Arragonia,dux de t'khr a nova. Ad mandatum pracfatx Ex(i« fuaj proprium: Petrus Caiiaks. Nes autem volentes, ut acquum est, acta et gesta et promisfa per ministros et mandatarios nostros, prtefertim plena potestate fufiultos, rata, grata et firma csfe, excqis;q;et adimplere tenore prcefentium de certa nra Scientia, animo deliberato, motuq^ nrö proprio ac alirs omni meliori modo, Jure, via et Caufa, qua posfumus et debemus, praeinfertara acceptationem 3 prafato Duce , mandatario nró,factam er »«Ss et capita ininferta fua acceptatione contenta acceptamus, laudamus, approbamLs, ratificamus et Confirmanus d$qï -vim, robur et aucthoritatem ncstram Rcgiam impartimur. Promittentes nos in ncsrris bona fide et verbo Regiis Servaturos, iropleturosq^ ad unguem et inviolabiliter omnia et Singula in cis contenta, nee non promisfa per dicrum Duccm .mandatariutn nostrum, et nullo unquam tempore revocaturos nee revocari a quoquam permisfuios. Harum testimonio Literarum manu nra Subfcrip» tarum et figilli mi appenfione munitarum. Datum in opido nrö Madriti, die ultima menlïs Novembris, Anno a nativitate Domini millefimo quingentefimo feptuagefimo nono. Regnorum autem 110ib'orum, Videlicct Hispaniaium et ulterioris Si- O-  BYLAAGEA. 19 cilïre Vigefimo quarto, citerioris vero, Hierufalem et aliorum vigefimo Sexto. Philippus. Ad mandatum Regia; et Catholica; M"s proprium A. Detnretkres. Akkordeert met de Origineele bezegelde Brieven, onder de Archiven der Hoofdftede s'Hertogen bosch, Inventaris A, n° 383 , berustende: het welk ik Ondergeicbreeven by deeze getuige. Actum s'Bosch, den 24 Maart, 1793. (geteekend:) ANT. MARTINI, Oud- Penfionaris. B % Aart  Tie de Na. W. 387. 1 I 2» B. Aantekening by den Hoogen Raade in Holland, in het Refolutie-Boek raakende de Stadhouders. Op den 31 July 1650. Alzo op Saturdag den 3© July 1650., voor den middag, omtrent elf uuren, ZynHoogheyd de Heer Prince van Orangien , door last van de Heeren Staaten Generaal , hadde ontboden, en in Zyn Logemt., op 't HofF, doen faifeeren en vasthouden de Perfoonen van de Heeren de Witte en Duyst vm Voorhout, gecommittde Raaden van Dordrecht en Delft rejpe, de Waed en Ruyl, Burgemr. en Penlion». v. Haerlem, Keyzer en SELLrNGWERF,Penfionarisfen van Hoorn enMedenblick refp1; en Zyn Hoogheid voornemens was, op den 31 voerC, zynde Sonds. aan den middag, te vertrekken naar Ouderkerke, omtrent Amfterdam , by de Troupes Crygsvolk , aldaar vergaderd ; lbo zyn beyde de Collegien en Hoven van Juftitie in de Raadcamer van den Hogen Raad byeen gekomen, en, na eenige discourfen, over t geen des daags te voren was gefchied, en op 't geen wyders, by Syn Hoogheid , mogte werden voorgenomen, is goedgevonden, door den Griffier van den Rade, mitsgad». den Subltit». Grifher Pots (den Griffier Rei. land nog niet gekomen fyndej Syn Hooghd. te doen verzoeken, om audiëntie voor de beyde voorf*. Collegien ; 't welk gefchiedt, en d'auüientie ingewilligd zynde, fyn de beyde Colleïien by fyn Hoogheyd gegaan en , na begroc:inge, is, by den Hr. Prtelidt. Haga, fyn Hoogleyd te gemoed gevoerd de droefheid en onusten, die, funder twyfel (gelyk nu by Haar Bd. Mogende), ook b? alle goeie Ingezetenen /an den Lande, foude werden opgenomen, uyt iet geen, op daags te vooren, gepaslècrd was Jat mede uiet minder itond te verwagten uit de by-  B Y L A h G E B *i byeenkomst van het Crygsvolk, omtrent Amfterdam,'en het vertrek van fyn Hoogheyd tot het-, zelve, als waaruyt geoordeeld wierd, niet als groote onheylen voor den ftaat en pcricul voor den Perfoon van Syne Hoogheyd, foude te dugten fyn. Dat om fulks, foo veel mogelyk, voor te komen, de beyde Collegien van Jultitie van haar pligt geoordeelt hadden, fulks Syn Hoogheyd voor te ftellen, en te verfoeken, dat Syn Hoogheyd fyn voorgenomen reyfe, voor een dag of twee , wilde opichorten , ter tyd de abfente Leden van de Vergaderinge van de Heeren Staaten van Holland weder by den anderen fouden wefen , en middelerwylen alles met foodahigen wysheyd en moderatie te willen helpen dirigeren, dat de Provinciën in goede ruste en eenigheyd mogten werden geconferveerd; Prefenterende gem. Hr. Prsefid*, tot dien eynde, wegens de beyde Collegien , aantewenden alle goede officien , die van Haar fouden mogen vereyst werden. Waarop, by Syn Hoogheyd, geantwoord fynde, dat hy anders geen oogmerk hadde, als de Provinciën te conferveren by de Unie, en fyn vertreck aangeleydt te fyn, om te bevorderen 't geen tot de meeste ruste en vorderinge van defelve foude kunnen ftrecken. Waarop by den Hr. Paau gefegd fynde, dat,fonder twyffel, bet brengen van het Crygsvolk omtrent Amfterdam, fynde een Stad vol van Negotie, niet als merkelyke Confufie in den cours van dien foude komen te veroorfaaken, tot inxftimable fchade van de gemeens Ingefetenen , en ook vremde Coopluyden, waaruyt den Staat, en ook Syn Hoogheyd,in perfoon en refpect,niet als grooten Interest foude te verwagten hebben, veriöekende over fulks foo gem. Heer Paau,als de Heeren Dedel, Reygersbergen en andere , dat Syn Hoogheyd dog alles in goede bedenking wilde neemen, en fyne reyfe, een dag twee a drie,uitftellen, tot de Comfte van gem. Heeren Staatenvan Holland, die op den t Augufii, fulks des B 3 an-  M É Y L A A G E B. anderen daags, venvagt wierden. Daarop, hy Syn Hoogheid,is gefegt geworden: „dat hem vreemd was voorkomende , dat men hem foude willen fteüen als onrfaak van Confufie en onordenteIycTrhedën-5 Dat de Heeren Staaten voorn, felfs hem fulke taaie nooyt hadden gevoerd, en, in het tegendeel, dat fyn oogmerk was, foo veel njogelyèfc , de Confufie te weeren. Dat ook fyn vertreck noodig was, om ordre te ftellen op het Crygsvolk, omtrent Amfterdam fynde , en dat hy daartoe was gelast, by ordre van de Heeren Staaten Generaal, die hy hadde naer te komen. Dat gemelde Heeren van de Hoven van Juftitie, overfulx, haar t'nddresfeercn hadden aan'defelve Heeren Staaten Generaal; Dat hy, als Stedehouder , niet anders als derzelver last te volgen hadde." Na eenige gelyk e discourfen, over en weder, fyn gem. Heeren van de Collegien gelcheyden, eu hebben Zyn Hoogheid Godes zegen en gefondheid , op Syne 'reyfe , toegewenscht, die ook, datelyck , vertrocken is te paerde. Waar na de beyde Collegien in de Raad Camer van den HRade vergaderd fynde, is, by den Hr. Pntfijt., voorgehouden, cn in bedencfcen gegeeven, wat, in die occurrentie van Zaaken , by hen te doen rtond, cn of het niet dienfiig waare, dat fy henlieden, Collegialiter, vervoegden by de Heeren Staaten Generaal, als tot dewelke fy , by Syne Hoogheyd , fcheenen te weefen gerenvoyeerd, en Haar Ho. Mog: den dangereufen toeftand van dat werkk voor te houden, en verzoeken, dat fy, met alle moderatie en circumfpeélie, daarin fouden willen gaan, en alle feytelyckheden inhiberen en voorkomen. Daar benevens dezelve verthoonen d'lftfraftie van het regt en van de Juftitie defer landen, in het arretteeren en detmeerèn van de gefaifeerde perfonen gefchiedt, en d'ongemackèn, die daaruit te verwagten ftonden V Waar-  B Y L~A A G E B. a3 Waarop oravraage gedaan fynde , is geadvifeerd by de Heeren. . Paau: Dat het apprehenderen cn detineren van de vaorf*. perfonen . in het midden uy t de Vergaderinge van de Heeren Staaten van Holland , was 'een faak van foodanigen gevolge en infigte, dat de Collegien van juftitie Haai; daarover behoorden te bemoeijen en de Juftitie te mainéMneren; hoewel den Hove Provinciaal eicentlyk was toekomende daarover te vigileren; |o;ter dat d'HRaad, by gevolge, haar daar diend by te voegen, en fulcks den anderengefamentlyk de band te bieden en Haar Ho: Mog: te verthoonen de Infractie jegends de Juftitie en de Privilegiën van den Lande gepleegd, en de fvvarïgheid, die, uyt foodanige proceduren , te verwagten ftonden; en dat fy dezelve wilden inhiberen. Dedel, Reygersbergen : idem. Block; nopende het eerfte, dat fuik een faak fynde van gevolg, die met vigeur behoorde te werden tegen gegaan. En nopende het tweede, dat de Hoven'van Juftitie haar hebben te adresfeeren, niet aan de Heeren Staaten Genk, maar aan de Heeren GecommJe: Raden en Staaten van Holland: en dcwyicdie, apparent, waren jegens den 2". Augufti by' een tt wefen, dat men foude dien tyd afwagten , en , miüicrtyd , ücn , hoe hem de laak foude fchicken, als niet kunnende, naar alle apparentie, .lange, in dien Haat, gecontinueerd' blyven. De Wael , Crommon, rorest, Franke, Doublet, Kinfchot , Heemskerk , Dorp, Schotte , Sixti, Riccen, de ftaet. Profes, O.unes idem. Hoewel niet ondienftig,by fommige, wierd geoordeelt, dat de Heeren Staaten Genei-ad wierde voorgefteld het ongelyk, foo den Staat, als de gearresteerde Heeren, aangedaan, als mede dat iyn Hoogheyd wierd geëngageerd in foodanigen werek, als vooren j is egter goed- ge-  a4 BYLAAGEB. gevonden, te blyven by 't advies van den Heer Block. Tusfchen den 31 July en 1 Augufti, des nagts, iyn de voorn, geapprehendeerde Heeren, in twee Carosfen van fyn Hoogheyd, naar Loevefteyn gevoerd en, op den . September, weder gerelaxeerd. F°. 54. VOOR de BINDER. 't Opbreeken der Belegering van Dordrecht, over 4 - • bladz. 202. liet Pourtrait van Aylua, tegen over bladz. 434.