aiS VADERLANDSCHE III. Boek. XIII. Togtcn vanMaximiaanHerkulius te gen eenige Germanifchevolken. naar Sicilië gewend hebbende, vallenze in de Stad Sirakuze, en regten 'er eene geweldige verwoesting aan. Van hier zeilenze naar Afrika, ftroopende, fchoon niet ongeilraft, langs de kusten van Lybie. Zy hadden 't oog inzonderheid op Karthago\ doch werden afgeweezen. Na 't aandoen van verfcheiden' kusten, kwamenze, van zulk eenen langen en gevaarlyken togt, zonder eenig merkelyk verlies geleeden te hebben, behouden aan hun Eiland Batavia te rug fj>). Het zeefchuimen was hun ondertusfchen zo wel bevallen, dat zy, van dien tyd af, met de (9) Saxers famenfpannende, dc Gallifche kusten alorame onveib'g maakten rq). In deezen tyd, werdt Diokletiaan, door het Leger, tor Keizer verklaard, die Maximiaan Herkuüus, welken hy tot Cezar benoemd hadt, met een leger, naar Gallië zondï, (p) Eumbnii Panegyr. Conftant. Caïfari. Cap. xii. p. 99. ibiütmque Not. Zosimus Libr. i. Cap, 71. (.?) EuiROP. Libr. ix. Cap. 21. (9) De Saxers worden van Ptolemeus (Libr. II. Cap. 11.) over de Elve, langs de Noordzee, geplaatst. Naderhand hebben zy ook digter naar den Rynkant, op de grenzen der Franken gewoond. Zie Cluver. Cerni. Ant. Libr. III. Cap. XXI. p. 588. En nog hater zullenzc ons, in het Land beneden Nieuwmegen,voorkomen. Zy waren, in de vierde en vyfde eeuwe inzonderheid, vermaard, wegens hunne zeefchuimeryen, in welken zy zig bedienden van ligte vaartuigen, ten deele van hout, ten deele van leèr toegcfteld, met welken zy de Britannifche zee, zonder weêr of wind te ontzien, doorkruisten. Sidonius Apollin. Epifi. Libr. VIII. Ep. 6. & Cann. VIL feu Panegyr. Avitt vers, 369. In 't volgende Boek, zullen wy de Saxers nog na-, ^er leeren kenr.cn.  m Boek. HISTORIE. 219 zondt, om den opftand der landluiden, die zig (O Bagauden noemden, te dempen; waarin hy zo wel Haagde, dat dit Volk overwonnen, en de rust in een gedeelte van Gallië herfteld werdt (r). Daarna den Ryn overgetrokken, wilde hy doen zien, dat deeze ftroom, niet langer tot eene grensfeheiding des Ryks zou ftrekken; maar dat, gelyk het een oud Lofredenaar uitdrukte, het Ryk geene paaien hadt dan die van zyne wapenen (V). Zeker genoeg is het, dat hy verfcheiden' Overrynfche Volken overwonnen heeft: de (2) Burgondiërs en Alemannen door uithongering, de (3) Chaibonen of Cavionen, en O) EuTROP. Libr. IX. Cap. 20, Cs ) Cl. Mamertini Panegyr. Maximiauo Ilerc, Cap. VII. num. 3. (1) Du Cange leidt het woordt Bagauden af van het oud Gallisch woord Bagat of Bagad; 'twelk eene Vergadering des Volks betekent. Glosfarium media & infim. ai. j Cf ) EqMENii Panegyr- Conftantino Cap. V. nu:::. 3. (fl) Aur. Victur jde Caifar. Cty. XXXIX. mids zy zig verbonden, naar de Romeinfche wetten, te Jeeven (b~). Te gelyk werdt den gantfehen Landaart verzekering gedaan van de vriendfehap der Romeinen, wanneer men zig in rust hieldt, en naliet de flroomen ovcr te trekken, om de Wingewesten des Ryks te beroeren Cf). Zo weinig ftaats maakten egter de Romeinen, op het verdrag, met de Franken ge'troffen, dat zy niet nalieten geduuriglyk een waakend oog te houden over de Frankifche en 1 Saxifche zeefchuimers, die haast wederom zee koozen. De zorg voor dc zeekust van Gallië, die 't meest van hunne ftrooperyen te lyden hadt, werdt toevertrouwd aan Karaujius^ een' Menapifchen Burger (Y/), van geringe afkomst (*5 met zyne geregelde Krygsmagt, zo onzagc op 't lyf, dat 'er veele duizenden gedood, verjaagd , gevangen genomen en weggevoerd werden O). Waarfchynlyk is het, dat hy, omtrent deezen tyd, dieper in Gallië getrokken zynde, de zonderlinge ontmoeting hadt, welke men , by fommige Hiftoriefchryvers, geboekt,vindt. Omtrent de Stad der Lingoonen, thans Langres genaamd, tegen de Alemannen itrydend'e, liep hem, op éénen dag, 't geluk eerst tegen, toen mede. Hy bevondt zig binnen de gemelde Stad, toen 'er de Alemannen, op 't onvoorzienst, inrukten, en hem, door het fluiten der Poorten, zo zeer benaauwden, dat hy, niet zonder zigtbaar gevaar, ter naauwemood, met een touw over den muur gelaaten, naar buiten en by zyn Leger kwam; welk, in minder dan vyf uuren, de Stad genaderd zynde , op de Alemannen aanviel, en 'er omtrent zestigduizend van verfloeg O).. 't Schynt dat Konftantius, met al dit werk, tot in den winter, bezig geweest is. Immers men vindt aangetekend, dat 'er eene geweldige menigte van Germaanen, misfehien van de korts te vooren verdreeven' Franken, terwyl de Ryn toegevrooren lag, te voet, over 't ys, in het Eiland der Batavieren, gevallen zyn; doch met het ontlaaten van 't weder, by gebrek van Schepen , dermaate bezet raakten, dat zy gedwongen werden, zig aan Kon' (s) Incerti Epithalam. Maximiano & Conftantino,C*f. IV. num- 2. Cl) Eutropius Libr, IX. Cap. 23« I. Deel. P De Frans ken grootendeelsuit Batavia verjaagd.  225 VADERLANDSCHE HL Boek Konftantius, die hüh te fchepe aanviel, over te geeven. Hy noodzaakte hen vervolgens, cenigen uit den hoop by hem gevangen te laaten blyven, doende de overigen, met de fchande van de overlevering hunner Spitsbroederen, t' huiswaards keeren (V). Doch volgens fommi ger gedagten, zou dit drie of vier jaaren laatcr gebeurd zyn (w). Wat hiervan zyn moge; Batavia werdt eerlang van den overvloed der Franken gezuiverd fV), en mogt nu ,■ op dat wy ons van de digtkundige uitdrukkingen eens ouden Lofredenaars bedienen, door Konftantius befchermd, den bemosten kruin, midden uit zyne bosfehen cn ftroomen, blymoediglyk, om hoog heffen (y). De voorige verbonden met de Franken, die niet allen verdreeven waren, werden vernieuwd. Een goed deel hunner werdt, met Vrouwen en Kinderen en al wat zy hadden, verplaatst, in de onbewoonde ftreeken der Ambiaanen , Bellovaken, ( 5 ) Trkasjinen, Lin- £y) Eumenii Panegyr. Conflaiuino, Cap. VI. num. 4. (.w) Cr van Loon A!ou. 13. (s) Eutrop. Libr. X. Cap. 9. (f) Amm. Marcell. Libr. XIV. Cap. X. p 52. Libr. XVI Cap. XII. p. 151. (g ) Zosimüs Libr. III. Cap. I. Mamertini Panegyricus Juliano, Ccp.t IV. num. 1. Jui.ianI Orat. I. in Laudern Conittntil p. 34. cjusdemque E'piïl'. ad Atbenicnf. p. 2;y. Edit. Spank. (_h) Juliani Epift. ad Atheiiienfes, p. 270.   III. Boek. HISTORIE. 243 nedergezet (ƒ). Begeerig om deeze hunne wooningen te behouden, zonden zy gezanten aan Juliaan, dien zy nog in de winterlegering meenden aan te treffen; doch wiens Leger reeds omtrent Tongeren genaderd was. 't Verzoek was, dat zy, zig gerust houdende, ook door niemant, in hunne bezittingen, mogten gefloord worden: 't welk van Juliaan en zynen Raad te dubbelzinnig gekeurd werdt, om niet met gelyke munt betaald te worden. Hy vaardigt dan de gezanten af met onwisfe hoop en gefchenken, doch zendt hun eenig volk, onder 't geleide van Severus, langs den oever des Ryns, agterna, terwyl hy, met eene vloot van zeshonderd Schepen, van welken hy 'er vierhonderd, in minder dan tien maanden , hadt doen timmeren, den Ryn afzakte, om den vyand, in zyn eigen land, by te komen (g). De Saliërs werden, eerlang, 't zy door hem, door Severus, of door beide, zo onverhoeds overvallen, dat zy, van verbaasdheid raadeloos, eer fmcekende dan wederliand biedende, zig met Vrouwen en Kinderen, en al wat zy hadden, overgaven (K). Juliaan heeft hun daarna eenige Landen afgeflaan (f), waarfchynlyk dezelfden, die zy reeds bezaten, en onder deezen ook een gedeelte ten minsten van Batavia, gelyk uit het vervolg deezer gefchiedenis nader zal konnen afgenomen worden. Toen (f) Amm. Marcellin. Libr. XVII. Cap. VIII. p. 186. Cg) Iuliani Epift. ad Athenienfes, p. 279. \h) Amm. Marcell. Libr. XVII- Cap. VIII. p. 186. CO Libanius dc Laudib. Julinni, in Notis VaLESU ad Amm» Maucwu Lür. XVU. Gap. VUL p. 1S6.  ^ XIX. Juliaan ■beteugelt de Chamaven. Ê44 VADERLAND SC HÉ HLBoÊKj Toen lagen de Chamaven aan de beurt* Deezen waren ook eene foort van Franken (T). In oude Reiskaarten, wordenze geplaatst langs den regter oever des Ryns, tot digt aan de Noordzee (/). En dat zy hier omtrent gewoond hebben, wordt bevestigd, doordien zy fomtyds nevens de Friezen, die de Gallifche akkers bebouwden, en die men derhalve hier zckerlyk plaatfen moet, genoemd worden (m). De Chamaven hadden, even als de Saliërs, ongevraagd, een gedeelte van den Romeinfchen bodem durven betrekken («). Redens genoeg om hen met de wapenen aan te tasten. Doch hier kwam nog by, dat de Chamaven den overtogt der Romeinen, uit het Eiland der Batavieren naar Britannie, als zy wilden, beletten, en dus den toevoer van graanen, uit dit Wingewest, naar de Romeinfche Volkplantingen, ftremmcn konden (o). Juliaan dan overvalt hen, even onverwagt, in hunne ingcnomcne Landen. Zy worden ten deele verflaagen, ten deele gevangen genomen; terwyl een gedeelte zig met de vlugt over den Rynfiroom redt (p). De Chamaven, zig dus overwonnen ziende, zenden Juliaan, kort hierna, gezanten toe, bcloovende den Romeinen getrouw te willen blyven, mids men hen in hunne bezittingen ongeftoord liet. Juliaan Haat hun de vrede toe, op dien voet; doch (iO Zie hier voor, bl. 227. CO Tabula Peutingeri. (m) Eumenii Panegyr. Conflant. Cajfari, Cap. IX. r.um. jAmi4. Makcelun. XVII. O/'. IX. i35, 187» s46 VADERLANDSCHE III. Boek. fchynt geweest te zyn, ten onderpand begeerd hebbende, welke hem terftond werdt overgeleverd, keerde hy, onder 't gejuich der Chamaven, die hem alles goeds toewenschten, aan de Gallifche zyde des Rynftrooms, te rug (#), inzonderheid hier over voldaan, dat hy het herwaards voeren van leefcogt uit Britannie in veiligheid gefteld hadt CO- De voorraad, in Juliaans Leger, begon nu allengskens te minderen, cn fchoot den Soldaat nog War weinig leefrogts over, toen 'er Juliaan nog een gedeelte van wegnam, om 'er drie Sterkten aan de Maaze, te vooren dooide Alemannen verwoest, doch door hein wederom herftcld, mede tc voorzien. Hy was wel terftond bedagt, om Graanen , uit dc overwonnen' of bevredigde Landen, te doen opbrengen; doch by de Chamaven was geen voorraadt cn 't gene op 't veld ftondt nog niet ingeoogst (j). De landeryen der andere volken waren meest verwoest. Juliaan befluit dan, een groot deel der bosfehen, die omtrent den Ryn» ftroom, daar dezelve in den Oceaan ftort, ge* le^en waren, om verre te doen houwen, en van het hout, in alleryl, agthonderd Vaartuigen, wat grooter dan Visfchers pinken, te laaien timmeren: welken hy, alzo nu de overtogt, door het bevredigen der Chamaven, veilig was, niet allen gelyk, is 't denkelyk, maar nu  IIÏ. Boek. HISTORIE. nu en dan eenigen, naar raaate datze vokinr» merd waren, naar Britannie zendt. Vanwaar eerlang, overmids de togt dikwils herhaald cn in korten tyd volbragt werdt, zulk een overvloed van graanen herwaards werdt gevoerd, dat het Krygsvolk niet flegts voorzien werdt; maar ook de Voorraadfchuuren , die Juliaan langs den Ryn ten ipoedigften bouwen liet (7), wel haast opgepropt raakten. Zelfs kreegen de Inwooners der naaste Landen gelegenheid, om zig uit deezen overvloed, te voeden, en hunne verwoeste akkers daarenboven op nieuws te bezaaijen; naardien Juliaan eene foort van Vaartuigen uitvondt, bekwaam om de Rivieren te bevaaren, in welken, hy den bekomen' voorraad, waarfchynlyk aan het kiland Batavia, deedt overfcheepen, en vervolgens den Ryn opvoeren (V). Nu fcheen de rust, in deezen oord, genoegzaam herlteld te zyn. Doch zy werdt, in 't volgende jaar, wederom geftoord. De Saxers, die voor de fchranderfte, fierkfte en dapperlle volken hier omtrent gehouden werden, beltonden, by welke gelegenheid weet men niet, de Quaden (7), volgens fommigen, eene byzondere (f) Amm. MarcEllin'. libr. XVIII. Cap II. p. 204. tv) Zosim os Libr III. Cap. V. p 249, 250. (7) De Quaden woonden niet verre van den Donauw. Dion. Cassii Excerpt. Libr. LXXL p. 804, 805. Ammian. Marcell. Libr. XVII. Cap. XII. p. 191. Keizer Kommodus hadt, in 't jaar 181, reeds een verdrag met hen gemaakt, by welk zy zig verbonden hadden, den Ryke dertienduizend man te leveQ 4 renr XXI. DeSaliërs worden door de Quaden uit Batavia verdreeven.359-  III. Boek. HISTORIE. 251 dat deeze Quaden of Saxers zig, federt, benoorden den Rynftroon, in Rynland, nedergefiaagen hebben, alwaar men nog een overblyffel van hunnen naam, in het Dorp Sasfem of Sasfen-heitn, dat is wooning of liever omtuiping der Saxers (Y), fchynt te vinden. Vermoedelyk hebben zy zig naderhand meer uitgebreid, alzo onze oude Kronyken verzekeren, dat al het land beneden Nieuwmegen, en zelfs al wat naderhand door de Westfriezen bewoond werdt, eertyds den naam van Neder-fasfen gedraagen heeft (Y). De naam van Batavia begon allengskens te verdwynen, en wordt thans alleenlyk in een klein gedeelte des Eilands, de Betuwe genoemd, bewaard. Egter zyn de Batavieren, by hunnen byzondereu naam, nog in den aanvang der volgende eeuwe, vermaard geweest (e). De Vrede federt met de Alemannen aan den Bovcnryn geflooten hebbende (/'), vermeerderde Cr) Vfde f. Dou^/e Anal. Libr. II. p. Te Parys gekomen, alwaar juliaan overwinterd hadt, werdt hun deeze togt zo wars gemaakt, dat zy 'er zig gantscli ongenegen toe toonden. De haat tegen Konftantius, die 'er bevel toe gegeven hadt, r.am dermaate toe, dat men Juliaan voor- Kei- Qg") Zcsimus Libr. lil. Cap. & (9) Dit beding fchynen de Batavieren, in vroege)? tyd, ook al gemaakt te hebben. Zie Tacitus- Hjfl.^. JJbr. V. Cap. sé..  ÏII. Boek. HISTORIE. 25S Keizer uitriep, terwyl hy, op een fchild ge* zet, op de lchouders der Krygsknegten, herom gedraagen werdt (7j): welke byzonderheid fchynt te kennen te geeven, dat de Batavifche en andere Germanifche hulpbenden, by welken dit een oud Landsgebruik was (z), boven anderen, de hand in deeze verheffing gehad hebben. Ondertusfchen was zeker byzonder foort van Franken, met den naam van Attuarïên (i) onderfcheiden, wederom over den Ryn gekomen en in Gallie gevallen. Keizer Juliaan dan, {leunende op de trouwe zyns Krygsvolks, trekt, zyne benden byeen gerukt hebbende, fchieiyk naar de grenzen van het tweede Germanie, en aldaar, vermoedelyk op de hoogte van de Stad Maastricht, over den Ryn. De Attuariën, die nergens min op verdagt waren, dan dat zy, in hun eigen Land, welk, om de moeilyke wegen, byna ontoegangkelyk gekeurd werdt, zouden overvallen worden, werden ligtelyk overwonnen en b&- vre- (/;) Amm. Marcellin. Libr. XX. Cap. 4. Zosimus Libr. XII. Cap. 11. (i) Zie Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 15. (1) De Attuariën worden by Velletus PateRküUjs (Libr. II. Cap. 105.) nevens de Brukteren en Cherufcen genoemd. Cluverius , die (Germ. ant. Libr. III. Cap. XV. p. 557.) by Vellejus Cattuariën leezen wil, vergist zig, als hy zegt, dat de Attuariën «ergens dan by deezen Schryver genoemd worden. Amiiianus gewaagt 'er ook van, en, in laater' tyd, de oude Frankifche Schryvers, Gregor. Turon. Libr. III. Cap. 3. Gesta Regum Francorum Cap. XIX. 't Schynt dat zy, in Gelderland of in 't Graaffcbap Zutfen, gewoond feebbea. De Attuariëndoorjuli» aan overwonnen.  254 VADERLANDSCHE III. Boek. vredigd. Juliaan, even fchielyk over den ftroom re rug getrokken, bezigtigde en verbeterde alie de fterkten, die langs de grenzen geftigt waren, cn maakte zig meester van de plaatfen in Gallië, die door de Attuariën bemagtigd waren geweest, dezelven te gelyk in beter' Haat van tegenweer Hellende (£). Naderhand de Alemanncn, die, onder Koning Vadomar, in Rhctie gevallen waren, tot reden gebragt (0 en voorts orde op alle zaaken in Gallië gefteld hebbende O), trok hy,in 't volgende jaar, met ■ zyn Leger, naar Italië. Twee jaaren laater, fneuveldc hy, in eenen ftryd tegen de Perfen (»). Konftantius was reeds voor hem overleeden. Juliaan is, om het verzaaken van den Christelyken Godsdienst, onder de Christenen, met den naam van Afvallige; doch hier te Lande, door zyne dappere daaden, Vermaard geworden. „ Zo dra hadt hy gec„ nen mannelyken ouderdom bereikt", (wy bedienen ons hier genoegzaam van zyne eigene woorden ) „ of hy werdt naar de Galliërs, „ Germaanen en 't Herfinisch woud gezonden, „ alwaar hy, vier jaaren agter een, als een „ jager met het wild, geftreeden heeft (0). Driemaal is hy, nog Cezar zynde, den „ Ryn overgetrokken". Tot Keizer verheeven, heeft hy 't voor de vierde reize gedaan. „ Hy heeft den Overrynfchen Barbaaren twin'„ tigduizend gevangenen ontweldigd. Uit twee ftryden en eene belegering, heeft hy „ dui- (k~) Amm- Marcell. Libr. XX. Cap. 10. fO ld. Libr. XXI- Cap. 3, 4(m) ld. Libr. XXI. Cap. 8. f») ld. Libr. XXV. Cap. 3. («) Jlxiani Mifopogon, p. 359. Edil, Spant* u  ÏÏT. Boek. HISTORIE. 255 „ duizend menfehen in zyne magt gekreegen, „ geene ouden en zwakken, maar jongen; „ behalven vier benden uitgelezen voetvolk ,-, en drie even fchoone Ruiterbenden. Hy ,, heeft Konftantius twee aanzienlyke (2) Schoo„ len van Krygsvolk toegezonden, en terwyl „ hy in Gallië was, weinig min dan veertig, „ naderhand alle de bemagtigde fteden weder„ gekreegen. Een deel der Saliërs heeft zig aan „ hem overgegeven. De Chamaven heeft hy ,', op de vlugt gejaagd, en eene ontelbaare „ menigte van beesten, en vrouwen en kin„ deren weggenomen. Zo bevreesd heeft 'hy „ alle de Overrynfchen voor zyne aanvallen „ gemaakt, dat zy hem terftond Pandsluiden „ hebben toegefchikt. Eindelyk hy heeft het „ vervoeren van leeftogt uit Britannie, naar „ de Wingewesten en Volkplantingen, vol„ komen beveiligd (ƒ>)"• Na hem werdt Joviaan, onaangezien hy zig tp~) Juliani Epift. ad Athenienfes, p. 280. ( 2) De Lyfwagten der laatere Roomfche Keizer'en , droegen den naam van Schoolleren. Hunne verfcheiden' benden werden Schooien genoemd, Zie Ammian. Marcellin. Libr. XXVI. Cap. V. p. 496. Prokofius klaagt ■ (Hiff. Areana, Cap. XXIV.) dat deeze Schooien, ten < tyde van Keizer Justiniaan, uit weinig en ongeoefrend volk, beftonden. Voorts waren, ten deezen tyde, on- . der de Romeinen, ook Schooien van Schildénmaakers, Schooien van liarnasmaakers enz. Vide Notit. Dignit. Imperii, Seét. IX. p. 16, 17. & SecL XLI. p. 80. Edit. Lahb. Welken van deeze Schooien, Juliaan, van hier, naar Rome gefchikt hebbe, is my niet klaar gebleeken; hoewel 't waarfchynlyk is, dat hy, gelyk van ouds, den Vorst van Germanifche Lyfwagten zal voorzien hebben. XXIII. De Batavierenroonen hun ongenoegen)ver Jofiaausrerhefing. 363.  cjfS VADERLANDSCHE til. BoêK* Verbond vau eenige Germanifcnvolken tegen ffi Romeinen. Zig Christensch verklaarde, door het Leger irt *t Oosten , tot Keizer verheeven (q) ; die, terftond op alles orde ftellende, zynenSchoon* vader, Lucüliaan, benevens Prokopius en Valentïaan, naar het Leger in Pannonie afvaardigde, om aldaar kennis van zyne verheffing te geeven. Te Sirmiè', eene ftad in Neder-Pannonie aan de Sau, lagen thans Batavieren, mogelyk met Juliaan herwaards gekomen, in bezetting, die de tyding van Joviaans verheffing, 't zy om zyne belytlenis vaii den Christelyken Godsdienst, 't zy om eenige andere reden, zo ongaarne hoorden, dat zy Lucilliaan, zonder zyn verwantfehap met den Keizer te ontzien, terftond, in euvelen moede , van 't leeven beroofden. Prokopius, die van Juliaans maagfehap was, lieten zy, om deeze reden, ongemoeid vertrekken. Doch Valentiniaan, een' gewkfen dood te gemoet ziende, bergde zig tydig door de vlugt (r\ Eerlang werdt hem, na Joviaans dood, die, in de zevende maand zyner regeeringe , voorviel (s), de Keizerlyke waardigheid opgedraagen (V). Ondertusfchen hadden de Overrynfche Germaanen, by welken de naam der Romeinen, zo lang Juliaan leefde, gedugt geweest was, ' zo dra geene 'kennis van zynen dood gekree: gen, of zy herinnerden zig, 't gene zy voorheen van hem gcleeden hadden, en alle vrees voor O) Eütrop. Libr. x. Cap. 17. Paul. Dwc. Hilt. Mifci Libr. xi. Cap. 45. 00 Zqsimus Libr. iii. Cap. 35. ' (O Eutrop. Libr. x. Cap. 18. (tj ZosiMua Libr. iii. Cap. 56,  Hl. Boek. HISTORIE. 40$ delyk de Franken en Saxers, en te gelyk uit de Landiuiden van Gallie, die allen, binnen korten tyd, in den Krygshandel zo dooroefcnd werden, dat de Overrynfche Germaanen , in lang niet durfden onderncemen, de Gallifche fteden te overvallen Niet lang voor 's Keizers dood, die in 't jaar driehonderdvyfenzcvcntig voorviel, floot hy een plegtig Verbond met Makriaan-, Koning de? Alemannen, die naderhand, tegen den inhoud des Verbonds, in 't Land der Franken [Frattcia] gevallen zynde, door de behendigheid van M e l l o b a u d e s, Koning der Franken cn Bondgenoot der Pvomeinen, betrapt, het leeven verloor (5). Terwyl Vaientiniaan dus bezig was met het beteugelen der Germanifche volken , hadt zyn Ryksgcnoor, V a l e n s, de handen vol werks aan 't bedwingen der Gothen, die de Romeinfche Wingewesten omtrent Thracie, door geduurigc invallen, beroerden. . Men vindt, dat 'er, in het Leger, welk Valens tegen hen te velde bragt, Batavifche hulpbenden geweest zyn, die onder 't bevel Honden van zekeren Graaf Viktor (z), een' (5) Sarmaat van geboorte (V); indien men anders op de verbeterde leezing eens. ouden Gefchiedfchryvers Haat maaken kan. De O) Zosimus Libr iv. Cap. 12. (v) Amm. Marcellin. Libr. XXX. Cap. 4. Libr. XXXr. Cap. 10. O) ld. Libr. XXXI. Cap. 13 1<Ó Id- it)id- CaP' **■ (5) De Sarmaaten woonden oudtyds in Muskovie, Vide Celxarji Geogr. ant, Libr. II. Cap. VI. p. 3.13,, R 5 374- 377- Batavifche hulpbenden tegen de Go. thenin Thracie aangevoerd.378. ■  Rust in de Landen omtrent den Ryn gelegen. XXVI. Gelegenheid tot den inval der Skytifcke-voiken in Gallië. 395- (&) Claudian. in Probim & Olybrü Conf. vers, 161. 5? mi Mali. Tiieod. Conf. vers. 54. Cc) Orojius £#r. VII. Cz/>. SI- 266 VADERLANDSCHE III. Boek. De landen omtrent den Ryn gelegen genooten nu, jaaren agter een, eene gewenschte rust. Immers 't ontbreekt ons aan GefchiedIchryvers, die ons van het tegendeel kennis hebben gegeven. Ook is 't gantsch niet onwaarfchynlyk, dat de meer dan gemeene voorzorg van Valentiniaan, om de grenzen des Ryks, in ftaat van tegenweer, te (tellen, de Overrynfche Volken belet heeft, de gewoone invallen in Gallië te doen. Daarenboven getuigt een Digter, die deeze tyden beleefd heeft, dat de beide oevers des Rynltrooms thans den Roomfchen Ryke onderdaanig waren (6). Doch in den aanvang der vyftie eeuwe, leeden deeze Landen eenen nieuwen en geweldigen inval van veel afgelegcner volken, 't Is der moeite wel waardig na te fpooren, hoe zig dit toedroeg, en wat 'er aanleiding toe gaf. Keizer Theodosius den Grooten, in 't jaar driehonderdvyfennegentig , overleeden zynde , werdt het Ryk onder zyne twee Zoonen, Arkadius cn Honorius , verdeeld. Arkadius regeerde in 't Oosten, Honorius in 't Westen. Beide warenze nog jong; en Honorius in 't byzonder'van eenen zagten aart, die hem genoegzaam onbekwaam tot de regeering maakte. En fchynt Theodofms hierom, voor zyn affterven, het bewind der Regeeringe, geduurende dc minderjaarigheid van Honorius, in handen gefteld te hebben 'van Stiliko, een' Wandaal van herkomst (c), die  »74 VADERLANDSCHE III. Boek. leest men, in fchriften der tiende eeuwe, van eene vermaarde Koopftad aan den Mond der Maaze, zo 't fchynt, naar deezeWilten,Witlam genoemd (e). Misfchien hebben de Wiltsyeenen, in Rynland, ook hunnen naam naar dit volk bekomen (ƒ). De menigvuldige overftroomingen deezer vreemde volken deeden het Westersch Keizerryk fterk naar zynen ondergang hellen. Want fchoon de West - Gothen eerlang Gallië, voor een groot gedeelte, verlieten, zig alleenlyk vergenoegende met het bezit van Aquitanie, welk hun, by verdrag, afgeftaan was(g); diende hun vertrek, zo 't fcheen, alleen om de Overrynfche Germaanen al wederom op hunne oude invallen in Gallië bedagt te doen zyn (li). Nog meer gelegenheid kreegenze hiertoe, doordien zekere Konstantyn, in't jaar vierhonderd en zeven, door het Leger in Britannie , tot Keizer opgeworpen (T), en federt met zyne magt naar Gallië overgefteken zynde , eerst wel den Rynkant fterk met Krygsvolk bezet (k); doch naderhand zyne meeste magt wederom byeen gerukt hadt, om dezelve tegen die van Honorius, in Spanje, te gebruiken (l). Hier kwam eindelyk nog by, dat Gerontius, die voor Konftantyn in Spanje geboodt, dugtende dat men voorhadt, hem zyn Ampt te ontneemen, van Konftantyn afviel, (O Annal. Fuldenf. ad annum 836. (ƒ) Zie G. van Loon Aloude Holl. Hift. I. Deel, 11. 232. Cg) Prosper. Chron. ad annum. XXI. Hóntii p. 198. (70 Zosim us Libr. VI. Cap. 5. (i)Id. Libr. VI. Cap. 3. . ft) ld. Libr. VI. Cap. III. 'p. C53. CO ld. Libr. VI. Cap. 5.  III. Boek. HISTORIE. *75 viel, en de Overrynfchen zelfs tegen hem ophitste. Zy dan, geenen tcgenftand ontmoetende, vielen, aan alle oorden tevens, in Gallië (M). Konftantyn wist toen geenen beteren raad, dan zyne toevlugt tot zulke volken te neemen, die met de Romeinen in verbond ftaande, zyne zyde hielden. Hy zendt dan Edobinchus, een' Frank van herkomst, doch in Britannie gebooren f», na£ir zYne Landsluiden, de Franken , om onder hen en by de Alemannen, eenige hulpbenden ten zynen dienlte te werven (o). Doch 't fchynt, dat hy, in zyn oogmerk, gantsch kwalyk geflaagd is. Immers men vindt aangetekend, dat Konftantyn zo weinig in ftaat was om de Gallifche volken te befchermen, dat fommigen van hun, op hunne eigene veiligheid bedagt, zig de heerfchappy derPvomeinen t'eenemaal onttrokken, en onderling eene vrye Staatsregeering opregteden (ƒ>). Byzonderlyk vindt men dit verhaald van de Armorichen. De verandering der Regeeringe onder hen voorgevallen, is van fommigen niet geheel ten onregte, vergeleeken, met de verandering der Pvegeeringe over de Nederlanden in de zestiende eeuwe; waarom, en vooral, om dat zy een gedeelte der Landen, omtrent den Ryn gelegen, fchynen bewoond te hebben, het te nuttiger moet geoordeeld worden, dat wy 'er den Leezer eenig verflag van doen. In (»0 Zosraus Libr. VI. Cup. 5. ( n ) ld. Libr. VI. Ca?. 2. ' (O GtiEGOR- Turon. Libr. II. Cap. 2. (p\ Zosimus Libr. VI. Cap. 5- P- 657' , . L, ( ; Uunos Hift. de 1'Etablisf. de la Monarchie Freiitflite. Liyr. U. Ch. 3. S 1 xxvnr. DeArmo- richen regten eene vrye Staats- Regee- ring op.  Gelegenheid van hun Land 176 VADERLANDSCHE III. Boek. In overoude tyden, verftondt men, door de Burgerfchappen der Armorichen, dat gedeelte van 't eigenlyk Gallië, welk, aan den zeekant gelegen zynde(r), tegenwoordig Bretagne genoemd wordt. De naam Armorichen en Armorifche Landflreek [Tra&us Armoricanui\ betekent ook, zo men wil (V)? in 't oudKeltifch, een Volk en Landflreek aan de zee gelegen. Naderhand heeft men deeze benaaming ook wyder uitgeftrekt; onder de Landftreek der Armorichen , welke, met die der Nerviën, onder één' Bevelhebber van wege de Romeinen, ftondt, begrypende de gantfche Zeekust van het eigenlyk en Belgisch Gallië tot aan den Rynkant toe; behalven verfcheiden' meer landwaards in gelegen' gewesten; die, fchoon verre van zee, egter, om datze onder éénen Bevelhebber ftonden, met eenen gemeenen naam, onder deTra&us Armoricanus of aan zee gelegen' Landftreek, begreepen waren (7). De gewesten, die naderhand by de oude Armorifche Landftreek gevoegd werden, fchynen met den naam van nieuwe Armorifche Landftreek onderfcheiden geweest te zyn. Immers men vindt, in Gedenkfchriften der vyfde eeuwe, gewaagd van eene nieuwe Armorifche Bende, die onder den Bevelhebber der Armorifche en Nervifche Landftreek ftonfclt, en te Grannona op den Saxifchen Oever in bezetting lag (V). Veelligt zou men (r) Cassau de Bello Gallico, Libr. VII. Cap. (s) Fragment, poft Antonin. Itinerar. Bditi Weifel. r>ag« É17. (O Notitia Dignitat. Impeni, Setï. XXXIV. LXI. £y) Notitia Digniuc. Imperii, Seêf. LXI.  III. Boek. HISTORIE. 277 men den Saxifchen Oever, voor den Oever der Maaze of Waale (5), konnen neemen, welke Rivieren langs en door Nederfaxen liepen, waardoor, gelyk wy boven (V) aanmerkten, ten deezen tyde, al het land beneden Nieuwmegen verftaan werdt. Doch anderen fV) zyn van gedagten, dat men, door den Saxifchen Oever, de Zeekust van Normandye, by de ftad Bayeux, verftaan moet (6); alwaar, nog in de zesde eeuwe, Saxers gevonden werden (v). Hoe (w) Zie bl. 251. (_x Dub os Hift. de ta Monarch. Francoifc, ifwI.G5.VBE Tom. I. p. 92. Edit: cP/imjl. QO Gregor. Turon. Libr. V. Cap. 27. Libr. X. Cap. 9. (5) Dat 'er een Saxifche Oever omtrent de Maaze geweest moet zyn, is, uit de Notit. Dignit. Imperii, af te neemen: in welke (Seft. LXIL), onder opzigtvan den Landvoogd van het tweede België, welk zig tot over deeze Riviere uitftrekte, Ruiters geplaatst worden , te Marche, in 't Hertogdom Luxemburg, tusfchen de Maaze en den Ryn, aan den Saxifchen Oever. Immers zo vatten wy de volgende woorden op, welken wy hier by voegen, op dat 'er de kundige Leezer van oordeele. Sub difpofitione viri fpcclabilis Ducis Belgicêè fecundee. Equites Dalmatte Mareis in Littore Saxonico. Wy verftaan, door Marcis, Marche in Luxemburg, eene overoude Stad, en al in fchriften van de zevende eeuwe bekend (Voiez Longuerve, Defcription de la France, P. II. p. 119.) Dochveelligt zou men 'er ook Marcbienne, in Luikerland, aan de Rivier de Sambre, gelegen, door konnen verftaan. Immers, onmiddelyk na de aangehaalde woorden, uit de Notitia Dignit. Imperii, leest men van eene Romeinfche Scheepsvloot, op de Sambre. Prafectus Clasfis Sambrica, in loco Qitartenfi jive Hornenfi. (6) De Romeinen fchynen den naam van Saxifchen Oever in 't gemeen gegeven te hebben aan de Landen, langs de Zee of Rivieren gelegen, alwaar zig de Saxers «edergeflaagen hadden. In de Notitia Dignitat. Impe- S 3 rii,  s78 VADER LANDS CUE III. Boek. Hoe 't hier ook mede zy; de Armorichen (7) worden ons befchreeven, als grenzende aan de Franken, toen deezen de Moerasfen bewoonden, ter plaatfe, daar de Ryn in den Oceaan ftort (z); weshalve men naauwlyks twyfclen kan, of zy hebben, onder anderen, een gedeelte van het tegenwoordig Brabant en Vlaanderen, mogelyk ook van Holland en Zeeland bewoond gehadt. Deeze Armorichen, ten deele wanhoopig, door de geduurige invallen der Overrynfche volken, ten deele overtuigd van het onvermogen der Romeinen, om hen te befchermen, befluiten, in het jaar vierhonderd en tien, op het voorbeeld van Britannie, alwaar men zig, onlangs, ook van het juk der Romeinen ontflaagen hadt, eene vrye Staatsrcgcering, onaf hangkelyk van de Romeinen, op te regten. Doch op welk eene wyze zy hun nieuw Gemeenebest gefchikt hebben; of de byzondere Landfchappen der Armorichen ieder dc oppermagt in zig zelf behouden, dan.of zy dezelve aan eene algemeene Vergadering opgedraagcn hebben; O) PROConusde Bello Gottliico, Libr. I. Cap. 12. rii, Seft. XXXIV. XXXVIII. LU. wordt ook gewaagd van den Saxifchen Oever in Britannie. (7) Prokopius noemt, ter aangehaalde plaatfe, gee31e Armorichen maar Arborichen. Doch alzo men van deeze laatften nergens meer gewaagd vindt, zyn 't verfcheiden' geleerden eens, dat hy het zelfde volk beoogt, welk alle anderen Armorichen noemen. Vjgnier Ancien Etat de la petite Bretagne p. 35. Valesii Rerum Francic. Tom. I. p. 278. & Notit Galli.ep. 44. Dur.os Hifi. de 1 Etablifem. de la Monarch. Frangoife, Livre IV, Ch. III. Tom. II. p. 561.  HL Boek. HISTORIE. 279 ben; of hun verbond flegts een verbond van onderlinge befcherming geweest zy, dan of de verfcheiden' Landfchappen des verbonds, gelyk als één Landfchap, onder ééne opperfte Regeering ftaande, geworden zyn; op welk eene wyze, de onderlinge gefchillen tusfchen deeze Landfchappen werden afgedaan , en hoe zy, in 't maaken van vrede en oorlog, te werk gingen ; van dit alles is ons niets, in de oude Gedenkfchriften, nagelaaten. Ook vindt men niet aangetekend , wié de eerfte aanleider tot het opregten van deezen vryen ftaat geweest .zy , en welke zwaarigheden men hebbe moeten te boven komen, eer de zelve opgerigt ware. Dit weet men, dat de gantfche Armorifche Landftreek, zo wel als verfcheiden' andere Gallifche Landfchappen, de Regters en andere Amptenaars der Romeinen afgezet en verjaagd heeft; 't welk, vermoedelyk, niet zonder veel opfchudding, zal toegegaan zyn. Van de fchikking des nieuwen Gemeenebests, weet men niet meer, dan dat de Armorichen, daarin, naar hunne eigene zinnelykheid, te werk gingen als die zig van de af hangkelykheid van de Romeinen t'eenemaal ontflaagen hadden. Doch niet alle de Landfchappen van Gallië volgden dit voorbeeld. In de twee Germanien Deic^e Gallifche Landfchappen, werdt Jovinus, één der aanzienlykfte Gallifche Grooten (c), tot Keizer opgeworpen. Deez,' fa") Zosimus Libr. VI. Cap. 5. (b) Olympiod. apud Photium Cap, LXXX. £«J Orosius Libr. WIL. Cap. 42. S 4  4*3' De Burgondiërsflaan zig in Gallië neder. XXIX. Een gedeelteder Armoricheionderwerpt zij wederoii aan 't RoomfcheRyli4T- Verand e ringen i Gallie n de dood van 1 lonoius.423. &80 V ADE'RL ANDSCHE JHt Boek. Deez' wist'terftond de Franken, Burgondiërs, Alemannen cn Alaanen, in zyne belangen, over te haaien (d): en fchoon hy eerlang van kant geholpen Werdt, fchynen egter der Burgondiërs, om zynen wille, in den jaare vierhonderd en dertien, over den Ryn gekomen te zyn CO- ZY Aoc:gen zig, langs die Rivier, ter neder;- eh 't iS-niet onwaarfcbynlyk, dat zy de Landftreeken innamen, welken men federt de El (as en het Franche Comté genoemd heeft. Hier gavenzè het begin :aan het naderhand zo vermaard geworden Btirgondisch Ryk. De Franken hebben zig toen ook van fecn gedeelte van Gallië, omtrent de Rivieren de Moezel en den Ryn, meester gemaakt (ƒ) Weinige jaaren laatcr, poogde Honorius de Armorichen te beweegen, om zig den Roomfchen Ryke, als eertyds, wederom te'ondcr1 werpen. Hy bediende zig van zekeren ExfuperanthiSy die hen, immers voor een gedeelte, > ook wederom tot het gebied der Romeinen 1 deedt overgaan. Zyn bedryf kreeg, midlerwyl, den fchoonen naam van Wetten herflellen • en Vryheid herbrengen (g). Honorius geftorven zynde, werdt Joan"nes, door net Leger in-Italië, tot zynen \ Opvolger verklaard(7/), terwyl Theodosiaus de II, Zoon van Arkadius, in 't Oosten regeerde. Deez'wist zig, door middel van Pla* cidia, _ Cd) Grecor. Tn.iON. Libr. IT. Cap. 9. Ce) Prosper. Faft. Lucia, /'■ C Conf. p. 203. ( f) GREOOR. Tvron. Libr. II. Cap. 9. (e) RuTiLn Itfnerar. Libr. i. verf. 213. & frqq. {») Prosper. Fait. AJariaaa ■■&■ .Ifclep. Cvf. f. 204.  III. Boek. HISTORIE. 281 cidia-, Dogter van Theodofms den Grooten, welke hy, nevens haaren Zoon Valentiniaan, eerst door hem Cezar gemaakt, naar het Westen zondt, binnen twee jaaren, van Joannes te ontflaan (i) ; waarna deeze mannelyke Vrouw, onder den naam van haaren Zoon, ValentiniaandenIII, toen tot Keizer verklaard (£), het Westersch Ryk regeerde. Valentiniaan, of Placidia onder zynen naam, zondt, federt, Flavius Gaudentius Aëfha met een Leger naar Gallië, om de rust aldaar te herftellen. 't Is buiten ons bellek, van alle zyne krygsbedryven te gewaagen. Alleenlyk tekenen wy aan, dat hy de Belgen, die, door de Burgondiërs, verdrukt werden,verlost heeft. De Franken, die zig in Gallië nedcrgeflaagen hadden , werden van hem, in eenen water ftryd; de Saliërs, in een gevegt te voet, overwonnen (/). De Burgondiërs fchynen egter het Land, welk zy, in Gallië, ingenomen hadden, in bezit gehouden tc hebben. Doch van de Franken wordt verhaald, dat hun het Land, welk zy aan den linker' oever des Ryns hadden ingenomen, doorAëtius, wederom ontweldigd is(tn). Na verloop van eenige jaaren, werdt 'er een verdrag met de Franken getroffen (»). De Ko ning, die, ten deezen tyde, over hen regeerde, en die geen ander dan K l o d i u s of Ktnoio fchynt r n Prosper. Kaft Ttieod. XI. & V.dait. Of. Cosf. p.204. (*) Ioatii Chronicon, p. 187. Edit. du Chesne Tom i. f O Sidqn. Apollinar. Carm. vii. feu Panegyr. Avm. verf. "' (m ) Prosper. Fafl. Felice & Tauro Cosf. p. 205. Cassiodor. Ghrorifcï iitd. Cosf. p. 3(17. Tom. i Oper. C»") lovni •■ iu'onicouj ad annum- Vaknt. Flll- p. lo3. E, S 5 427. 4^8. 43?. Klodió ■egeert over de Franken-.  III. Boek. HISTORIE. 287 dringen, al zyne welfpreekenheid te werk Hellende, om Eokarich den togt tegen de Armorichen te doen ftaaken. Eindelyk, vat hy 's Konings paard by den toom, en doet hem en 't gantfche Leger met hem Hal houden. Men treedt in onderhandeling. Eokarich wordt bewoogen, om te rug te trekken, mids het gemaakt verdrag, door den Keizer of door Aëtius, bekragtigd wierdt (/'). De Bisfchop begeeft zig daarop, in eigener perfoon, naar Ravenne , alwaar toen het Hof gehouden werdt. Hy wordt 'er van Keizer Valentiniaan, en deszelfs Moeder Placidia minzaamlyk ontvangen. Ook zou hy, in zyne verrigtingen, wel geflaagd hebben, indien de Armorichen zelvcn, nu geene vrees meer hebbende voor de Alaanen , het beftand niet verbroken hadden. Ondertusfchen ftierf de Bisfchop te Ravenne (g). Omtrent deezen tyd, maakten de Franken, onder Klodio, zig meester van Kamcryk en eenige omgelegene gewesten van het Land der Atrebaaten of Artois , en gaven Aëtius, die wederom in Gallië gekomen was, de han' den vol werksCTT). Veelligtzyn fommige andere volken, hierdoor, onder anderen, bewoogen geworden, om tegen de Romeinen op te ttaan. Immers men leest, dat 'er, onder dé Bagauden, waardoormen, of de Armorichen, of de andere ingezetenen van Gallië, die, voor tt*£kGTW Vita S. Germani, Libr. I. Ccp. 13. & Libr. (g) Be'da Hift. Eccl. Libr. I. Cap. 21. (/) • Greo. Turon. Libr- It. Capt 0. Sidon. Apollim Curm' y.feu Panegyr. Majorian. „rf. au. ff' - ^ 445- Beweegingender Armorichen.  446. Verdrag der Romeinenmet de Armorichen en Fianken. 288 VADERLANDSCHE III. Boek. voor eenige jaaren, ook eenen opftand verwekten, verftaan moer, merkelyke opfchuddin^cn plaats hadden. Zeker Geneesmeester , Eudoxhis genoemd, fchrander doch van eenen boozen aart, roeide hieronder. Sommigen vermoeden, dat hy de Armorichen, teen dank der tegenwoordige Regeeringe, onder 't gebied der Romeinen, herbrengen wilde (0- Doch wac hier van zyn nioge' Eudoxius, zyne aanflagen ontdekt ziende, nam de vlugt naar de Hunnen (*); door welken men, waarfchynlyk, de Alaanen, die tt Gallië woonden, verftaan moet. De Armorichen of eenige andere Inwooners van Gallië, die tegen de Romeinen opgedaan waren (y), ondernamen ook, in 't jaar vierhonderdzesenveertig, eenen aanflag op Tours; doch werden eeftuit door Majoriaan (/), die, federt, Aëtius verzeilende, den Franken by de vesting Helene, welke men voor het oudHesdin m Artois houdt, flag leverde en overwon (in). Ondertusfchen, fchynen de Romeinen, niet lang hier na, een verdrag met de Armorichen, zo wel CO DüBOsHift. de laMbnarch. Francoife. Livr. II. CA.XHÏ. T°Ck^'vKosviL Chronic. ad annum Patent. XXV. p. 200. A. [li srooNH aSoü*. Carm. v. fau Panegyr. Majom». ferf. 211. C»0 W- ibid- (9) Sidonius Apolunaris noemt (Carm. V. feu Panesv Majoriani, vers. 211.) het volk met, welk deezen aanflag gefmecd hadt; doch fchynt het egter van de Franken te onderfcheiden. De Abt Dubos meent (Hift. de la Monarchie Francoife Livr. II. Cn. xiv. Tom I p. 504.) na Vader Sirmond (Not. in Sidofiivu Apola. p. np.), dat het de Armorichen geweest zyn.  ÏÏL Boek. HISTORIE. a8y wel als met de Franken, geflooten te hebben, 't Welk hier* uit op te maaken is, dat men deeze beide volken, weinige jaaren laater, onder de hulpbenden der Romeinen, vindt opgeteld. De Saxers, Burgondiërs en (8) Ripariokn, anders Ripuariërs, waren ook onder de Romeinfche hulpbenden, ten deezen tyde: en van alle deeze volken wordt aangetekend, dat zy, eertyks onderdaanen des Roomfchen Ryks geweest zynde, toen als Bondgenooten werden aangemerkt (»). Wy hebben reeds, in 't voorbygaan, gezeid, dat de Britten, niet lang voor de Armorichen , zig van de heerfchappy der Romeinen ontllaagcn hadden. Sedert vonden zy, onder hunnen Koning Vortigemus, werks t'over, om zig, tegen de invallen der Pikten en Schotten, te handhaaven. Zy beflooten dan, zig O} Jornandes de Rebus Geücis, Cap. XXXVI. ( 8 1 De Rippuariërs, die Jornandes (de Rebus Getf■eis, Cap. XXXVI.) Riparioten noemt, waren eene byzondere foort van Franken. Zie Greg. Turon. Libr. II. Cap. 40. vergel. met N. Vigner. de Origine veterum Franc. p. 145. Edit. Du Cbejhe Tom. I. Zy woonden tusfchen de Schelde, den Benedenryn en de Benedenmaaze. Zeker oud Digter fchryft, dat de Repbeërs of Ripuariërs de fteden Tiel en Nieuwmegen en de uiterfte grenzen des Frankifchen Ryks bewoonden. Hift. Bel'.i Saxon. vers. 82. in Colleft. J. Reuberi. Zy fchynen den naam van Ripuariërs gekreegen te hebben, om dat zy, langs de boorden [Ripae] der Rivieren , hun verbJyf hadden.. Hunne Landftreek heeft , eeuwen agtereen, den zelfden naam behouden. Zie Vigner. ubi fupra. Diploma l'ipini Reg. anni 760. apud. Foppens. Nova Diplom. Collecl. Cap. IV. p. 3. & Annal. Fuldenf. ad annnm 881. In 't vervolg'deezer Historie, zullen zy «ms meermaalen ontmoeten. I. Deel. T 451. » XXXII. De Saxers en Friezen fteeken, onder Hengist en Horfa, over naar Britannie.  toö VADERLAND SC HE III. Bcïtó gig wederom by de Romeinen te vervoegen», om onderftand te bekomen. Dóch hier niet maar genoegen te regt geraakt (o), wendenze zig naar de Saxers, die, aan de andere zyde van de zee, in het Land beneden Nieuwmegen, toen Neder- faxen genoemd, woonagtig waren; met verzoek, dat deezen overiteeken en hunnen nabuuren byftaan wilden (/>). De Saxers, die, omdat hun Land, naderhand, den naam van Friesland kreeg, of omdat zy, van hunne nabuuren, de Friezen, verzeld werden , in eenigen van onze Kronyken, Friezen genoemd worden (q), laaten zig ligtelyk beweegen , en lleeken, onder 't bevel van humnen Koning of Hertog, Hengist, en deszelfs Broeder, Horsa, in drie lange fchepen, Ciulcn in hunne taaie genoemd (V), naar Britannie over. Zy worden, door Vortigernus, in 't Zuiderdecl des Eilands, geplaatst, en vinden daar 't Land zo vrugtbaar, de Britten zo traag en vadzig, dat hun de lust bekruipt, om het Eiland te bemagtigen. Zy. ontbieden dan eene talryke vloot fchepen, en voeren een geheel Leger van hunne landsluiden , niet flegts uit Neder-faxen, maar, zo 't fchynt, ook dieper uit Germanie naar Britannie. De Anglen en Juten of Jutten (o) hadden (o) Reda Hift. Eccl. LtVr. 1. Cap. 12. Ejusdemqut Chroi fakon,> a4 Edh. Smith. (p) 13eda Libr. i. Cap. 14. Witichindi Annal Libr. Lf ■ CïD Clironyk van Claas Goete by van Loon, Aloude HolJ» Hift. I. Deel, 236. C s ) Gildas Epift. Cap. XXIII. (9) In geene der uitgaaven van Beda, leest rttn Jkt4  ftt Boek. HISTORIE. £91 'den deel in deezen togt. Beide warenze eene foort van Saxers, en de Anglen woonden tusfchen de eigenlyke Saxers en Jutten in. De Friezen zullen zig hier ook, in grooten fetale, bygevoegd hebben, alzo men, in oude Schryvers (f), vindt aangetekend, dat de Engelfchen van de Friezen en Saxers afkomftig waren (i); 't welk daarenboven nog, uit de overeenkomst tusfchen de Engelfche taal en het eigenlyk Friesch, af te leiden is. Eerlang werdt Britannie geheel overftroomd van de ovcrzeefche volken. De Britten zagende laat, dat zy fchadelyke nabuuren hadden ingehaald. Hengist deedt Vortigernus vangen, zyne Raadsluiden van kant helpen, en wendde federt, een verdrag met de Pikten getlooten hebbende, alle zyne poogingen aan, om de Britten t'onder te brengen (o>). Veelen werden gedood, een groot getal verdreeven; van 'welke laatften zig veelen, huns ondanks, te (f) Marcellini Vita Suidbem' apud Van. EmmiBï Jler. jprff. Libr. lil. p. 41. coll. cum Bed/e Hift. Ecclef. Libr. V. Co'-óitöAS Epift. Cap. xxiii. NBNNÏus Hift. Bric. Cap. xlviii. Beda. Libr. i. Cap. 15. jüta of Jutten; maar Vitte, Viten of JVilten, behalven in de laatfte en beste, die, naar de oudfte Handfchriften, in den jaare 1722. door Joannes Smith, of ïiever door deszelven Zoon, George Smith, in 't licht gebragt is. Men behoeft niet re twyfelen, of deeze Tutten zyn, uit het Deensch Half-Eiland Jutland, naaf Britannie overgefteken. (i) Indien Prokopius , door Britia, Britannia verftaat, gelyk ons, om redenen, hierna te geeven, waarichynlykst dunkt; dan plaatst deeze oude Schryver (Libr. IV. Cap. 20. de Bello Gotthico) nevens de Angl.en en Britten, ook de Friezen in dit Eiland. T s  477- De Ingezetenender Landen omtrent den Ryn gelegenmaaken een verdrag met de Westergoth- C<0 Candiu. Isaurus in Photi; Bibliotb. LXXIX. CO Sidon. Apolun. Epift. Libr. VIII. Lp. 9. Libr. IX. Ep* III. ƒ'• 253. S'rmond (.ƒ) ld. üïr. VIII. £ƒ>. 9. CO ld. £iS/> VIII- lip. 3. C/:) ld. £»/-. VIII. Ep. 9. «00 VADERLANDSCHE IV. Boek. de Westergothen overhoop lagen, vervoegden zig by Zen o, die in 't Oosten regeer* de, onderiland tegen Evarik en Odoaker begeerende. Doch deeze Vorst vondt zig buiten ftaat, om den twee Gothifchen volken het hoofd te bieden. Ook riedt hem zyn belang en genegenheid, om een verdrag met Odoaker aan te gaan (i): en federt dien tyd, heeft Odoaker, onder den naam van Koning, in Italië geheerscht. In Gallië maakten de Burgondiërs, Franken, Saxers en andere volken , die zig aldaar nedergeflaagen hadden, een verdrag met Evarik, Koning der Westergothen (e): in welk, onder anderen , bedongen zal geweest zyn, dat ieder volk de Landen, welken het reeds bezat, in bezit zou blyven houden. De Landen omtrent den Ryn gelegen zyn, vermoedelyk, in dit verdrag begrecpen geweest. Immers de Franken, die tot het zelve behoorden, draagen, by Schryvers, die deezen tyd beleefd hebben, den naam van Sikambren (ƒ); welken men weet, dat langs den Ryn gewoond hebben. Elders hectenze Barbaaren, die langs de Waal woonen (g). De Saxers, in 't zelfde verbond begreepen, komen ons voor, als gewoon ter zee te vaaren (Ji); eene eigenaartige befchryving der Ingezetenen van Nederfaxenland, beneden Nieuw-  ÏV. Boek. HISTORIE, 30* jNieuwmegen. Voorts blykt niet duisterlyk, dat deeze volken den Koning der Westergothen eene foort van oppergezag toefchreeven (z). Dus zag men dan 't Westersch Ryk geheel veranderd van gedaante, en aan verfcheiden' Hukken gefcheurd. In eenige deelen van Gallië en daar omtrent, vondt-men byna geene oude Ingezetenen meer. In de Landen tusfchen de Rhöne, de Middellandfche Zee, het Pyreneisch gebergte, den Oceaan cn de Loire, waren de Westergothen volkomen meester. Zelfs bezatenze eene ftreek Lands over de Rhöne, thans onder den naam van Neder -Provence bekend. De Burgondiërs hadden de gewesten tusfchen de Durance, de Rhóne en de Alpen in bezit (k~). Verfcheiden' foorten van Franken woonden tusfchen de Schelde, den Benedenryn, de Benedenmaaze en de Somme. De zeekust van Gallië, zo 't fchynt, tot aan den Ryn en de wooningen der Franken toe, werdt bewoond door de Armorichen (7), die, gelykwe te vooren (ni) hebben aangetekend, eene vrye Staats-regeering opgeregt hadden. In de Landftreeken, thans onder den naam van Vereenigde Nederlanden bekend, woonden de Friezen, waarfchynlyk ook nog eenige Saxers en Franken. Of'er, ten deezen tyde, nog eenige Britten, omtrent de Rynmonden, gewoond CO Sidon. Apoll Epift. Libr. VIII. Ep. 3. jornano. de Rebus Geticis, Cap. XLV. & XLVU. ; k) Gheg. Turon. Libr. II. Cap. 9. CO Procopius de Bello Gotthico, Libr, I. Cap. 11. ~) van mogen aangetekend hebben , na 't afzetten van Augustulus, de bevelen der Romeinen niet meer gehoorzaamd In eenige andere Landfchappen van Gallië, fchynen de Bevelhebbers der Romeinen, van wege het Ryk, nog eenen tyd lang, 't gebied gevoerd te hebben, terwyl fommigen, zo t fchynt, zig tot onafhangkelyke Regeerders* over de Landftrceken,hun toevertrouwd, hebben opgeworpen: onder welke laatften, zekere O) Vaicz Dubos Hift. Cret. dc la Mon. Franc. Livr. IV. C''<,°Bmibeyrac Hift. des anciens Traitez. Patt U* Art. CLV.M34- "iiad.de Epift. ad Nomen. Prior. Gent.Bntato epiidDv Chesne Tom. 1). p. 770. A. (D) Aimon. Libr. I. Cap. 5. li ) Sïdon. At'oll» Epift. Libr. IV. Ep. J?»  n. Boek. historie. m Syagrius fchynt geweest te zyn, die te Soisfons zyn Hof hieldt, en by de oude Schryvers (V), den naam van Koning der Romeinen draagt. Syagrius was de Zoon van dien Egidius, welken de Franken, in Childeriks plaats, tot Koning verheeven; doch naderhand wederom afgezet hadden. Hy was in groote agting , by de Burgondiërs en Franken, die hem gebruikten, om hunne gefchillen te beflegten (f), Doch zyn aanzien fchynt Klovis , die, na zynen Vader, Childerik, over de Franken , en, zo 't fchynt, in 'tbyzonder over de Saliërs (i), regeerde, in de oogen geileken te hebben. CO Oregor. Tcron. Libr. ii. Cap. af. C s ) Sidon. Apoll. Epift. Libr. v Epift. (. f i ) De redenen om te befluiten dat Klovis thans öVer het byzondere foort van Franken, welken men Saliërs noemde, en welken ons al in de vierde eeuwe (zie III. Boek, bl. 242.) in Batavia voorgekomen zyn, regeerde, zyn kortelyk deezen. 1, De Franken hadden twee byzondere Wetten, de Salifche en de Ripuarifche. Eginhart, de Vita Caroli magni, Cap. XXIX. Hieruit is af te neemen, dat de Saiiërt en Ripuariërs de hoofdfoorten geweest zyn, in welken thans de Franken onderfcheiden waren. Het aanzien van Klovistoont genoeg, dat hy over eene hoofdfoort van Franken geregeerd heeft. Maar over de Ripuariërs regeerde thans Sigebert, Zie Gregor. Turon. Libr. IL Cap. 40. & Vignerius de Origine veter. Francorum. p. 145. Derhalven heeft Klovis over de Saliërs geregeerd. 2. In een oud Gefchrift, tot lof der Franken, niet lang na Klovis bekeering en dood opgefteld, alzc* 'er in gezeid wordt, dat de Franken onlangs [««per} het algemeen Geloof hadden aangenomen, en van gelyken inhoud met de Voorrede der Salifche Wet, wordt verhaald, dat deeze Wet, door de voornaamlten der Saliërs, toen nog ongeloovig, opgeileld zynde, naderhand jj Klovis » Koning der Fran* ken, oyerwintSyagrius» zogenoemde»Koning der Romeinen*  4.86. s _ 491. £04 VADERLANDSCTIE IV. Boïtó ben. Veelligt heeft hy gevreesd, dat men hem, om Syagrius, afzetten zou, gelyk men Childerik, om Egidius, gedaan hadt. Doch wat hem ook in Syagrius moge mishaagd hebben ; hy bragt eerlang een Leger tegen hem te velde, overwon hem, en maakte zig van alle de Landen, onder deszelven gebied, volkomen meester. Zelfs deedt hy den ongelukkigen Syagrius, niet lang hierna, 't hoofd voor de voeten leggen f»- Klovis werdt, in deezen kryg, van Ragnakarius, Koning over een gedeelte der Franken, bygcftaan. Kararik, die ook over een deel der Franken regeerde, hieldt zig onzydig; tot dat hy, na de overwinningen van Klovis, een Verbond van vriendfehap met hem maakte (v). Klovis ■maakte zig, eenige jaaren laater, volkomen meester van het gewest der Tongren, of, volgens anderen, van het Ryk der Turingers , aan de andere zyde des Ryns f»; zonder dat men weet, wat hem hier toe bewoog, of wien hy dit gewest benam. Die van gedagtcn zyn; dat hy het OyerryflSch Turingen bemasrtigd heeft, belluiten , uit vergelyking ö van ( t) Crf.gor. Turon. Libr. ii. Cap. 27. (>; ld. ibid. Cap. lit. (w) ld. ibid. Cap'. 27. derhand, door Klovis en zyne Zoonen, verbeterd geworden is. Vide Frag'm. vet. è P.ibliotheca Thuana apud Du CHESNE Tom. I. p. 25°- verg. met Gefl. Reg. Franc. Cap. IV. Op wat grond Le C. de Boulainvilliers (Hift. dn Gmvernem. de la Francs Tom. I. p. 17.) fteüe, dat Klovis, zo wel als Childerik, zyn Vader, Koning der Ripuariërs geweest zy,heb ik niet konnen vinden.  IV. Boek. HISTORIE. 305 van twee plaatfen eens ouden Hiftoriefchryvers (V), dat Bafin, Koning der Turingcrs, eenen inval in 't Ryk van Klovis gedaan, en de vrede , die hierop volgde, onregtvaardiglyk verbroken hadt; 't welk Klovis bewoogen zou hebben, hem den oorlog aan te doen (v)» Niet lang hierna, hebben verfcheiden' andere Gallifche gewesten, die, tot nu toe , onder Romeinfche Bevelhebbers, geftaan hadden, zig aan Klovis onderworpen (V). Doch eenige jaaren laater, verbonden zig Verfcheiden' Germanifche volken tegen Klovis, wiens magt nu voor hun ook geduge begon te worden. Een Schryver der twaalfde eeuwe CcT) noemt, onder deeze volken, behalven de Alemannen, de Friezen en Saxers; doch in ouder' Schryvers, vind ik van deeze twee laatften geen onderfcheidenlyk gewag gemaakt. Ondertusfchen is 'er geene onwaarfchynlykheid altoos in, dat de Friezen, zo wel als andere Germanifche volken, zig tegen de aanwasfende magt der Franken gekant hebben; fchoon wy 'er in fchriften van Tydgenooten, geen blyk van vinden. Wy zouden niet weeten, dat 'er, voor de zevende eeuwe iets tusfchen de Franken en Friezen voorgevallen ware, hadt een enkel woord in ?t voorbygaan van een' Digter der zesde eeuwe (V), óns de lugt niet gegeven CO Gregor. Turon. Libr. II. Cap. 12. 6? Libr. III. Cap. 7. (.y ~) Voiez P. Daniël Hift. de Frauce, Tutu. li p. 14. 15. C*) Géfta Rcgum Francorinn, Cap. XIV. C«) Libei: de Caftro Ambafue & ipf. Domin. Geftis, Cap. Wh num. 4. apud D'Achery Tom. III. p. 269. C*) Zie hier na num. X. ^.c) Fortunat. Carui. Litr. IX. Carm, t< h Deel. V  3oö VADERLAND SC HE IV. Boek; ven van eene vroegere oneenigheid tusfchen deeze twee volken. Hunne belangen waren ook zo ftrydig, dat men zig niet wel verbeelden kan, dat de Friezen de grootheid der Franken, met goede oogen, hebben konnen aanzien. De Franken en Friezen waren beide Overrynfche volken. Beide even zeer bekoord, door de vrugbaarheid der Gallifche gewesten, hadden zy, al voor meer dan twee eeuwen, invallen in Gallië gedaan. Ieder van hun, was hier, door de Romeinen, een goed deel lands afgeftaan. Om meer te bekomen, hadden zy zig beide, fomtyds, met andere volken, tegen de Romeinen verbonden. Nu was de kans veranderd. De Franken hadden nu alleen middel gevonden, om zig, wyd en zyd, door Gallië, uit te breiden. Het eene volk na het ander onderwierp zig aan hun, of begaf zig met hun in verbond, 't Stondt gefchaapen, dat gantsch Gallië eerlang in een Wingewest der Franken zou veranderen; en dat de Friezen en andere Germanifche volken, die zig, eertyds, met of tegen den wil der Romeinen, in Gallië nedergcilaagcn hadden, genoodzaakt zouden worden, of om over den Ryn te rug te trekken, of om zig den Franken te onderwerpen. Geen wonder, dat verfcheiden' volken, die zig in Gallië gevestigd hadden, of zig daar gaarne wilden vestigen, hunne magt vereenigden, om die der Franken te wederftaan. Stelt men nu, dat de Friezen, onder deeze verbonden' volken, geweest zyn; dan ziet men hier den eigenlyken grond van de  IV. Boek. HISTORIE. 307 dc langduurigc vyandichap tusfchen hen en de Franken. De aangehaalde Schryvef der twaalfde eeuwe verhaalt wyders, dat de Friezen, Alemannen en Saxers eenen inval in Klovis Ryk deeden. En uit hem, zo wel als uit de Schriften van Tydgenooten, verneemt men, dat Klovis de Alemannen, die over den Ryn gekomen waren, by Tolbiak of Zulpik, zo geheellyk geflaagen heeft, dat dit moedig volk zig t'eeneffiaal aan hem onderwierp. Doch hoe 't met de Friezen en Saxers afliep meldt niemant. Geduurendc deezen flag, bewoog men Klovis, om belydenis van den Christelyken Godsdienst te doen, en niet lang.daarna, werdt hy, nevens drie duizend Franken, gedooptQd"). Diep geraakte hy, door deeze verandering, in de gunst der Geeftelyken. Avitus, Bisfchop van Vienne, hem, in eenen Brief, die nog voor handenis, over zyne bekeering, geluk wen fchende, liet zig door vleizugt zo ver vervoeren, dat hy het geluk, welk het volk, uit 'sKonings Doop, die juist op den dag van 'sHeeren geboorte gefchied was, te wagten hadt, wel by het geluk, welk het menschdom, door de geboorte des grootflen Verlosfers, te beurt gevallen was, vergelyken durfde (e). De Geeflelyken Zogten en vonden midlerwyl ook hunne rekening f by Klovis bekeering. En Remigius, Bisfchop van Reims, vermaande hem fchriftelyk(/), dat (d~) Cassiodor. Variav. Libr. II. Ép. 41. Gregor. Turox, Libr. II. Cup. 30. & 31. (e) Epift, Aviti apud Du Chesne Tom.l. p. 835. Q/"j Epiitula Reïiig. II. apud Du Chesm; Ton,. 1. p, 849. j V 2 De Alemannen,Friezen en Saxers verbin-' den zig tegen Klovis; doch worden overwonnen.496.  iii. DeArmorichenmaaken een verdrag mei Klovis, en worden één volk me de Fran ken. 497- Klovis neemt d waardigheid vai Confuloi Burgemeesteraan. 5°9of 5™- 308 VADERLANDSCHE IV. Boek. dat hy niet verzuimen moest „ den Priesteren „ behoorlyke eere te bewyzen, en hunnen „ raad, in alle gevallen, in te neemen, hem ver„ zekerende, dat zyn Rykbeftendigerzyn zou, „ zo hy wel met de Geellelykheid ftondt." Klovis deedt, niet lang, zo 't fchynt, na zyne bekeering, den Armorichen, die zig on« afhangkelyk wilden houden, den oorlog aan , na dat hy hun eerst, te vergeefs, door onverhoedfche invallen, ontrust hadt. De Armorichen booden zo dapperen tegenftand , dat Klovis genoodzaakt werdt, tot een; verdrag met hun te komen; waartoe zy zig ligter beweegen lieten, doordien de Franken nu Christenen , gelyk zy, geworden waren (g). Ook werden de Armorichen en Franken, van dien ' tyd af, als één volk aangemerkt. De Romeinfche Krygsknegten , die op de grenzen van Gallië in bezetting lagen, niet konnende befluiten, om zig den Gothen te onderwerpen, begaven zig in dienst der Armorichen en Fran • ken, aan welken zy de Landen, hun toevertrouwd , inruimden, behoudende egter, in alles, hunne oude gewoonten (Ji). Klovis, de eigenlyke Grondlegger van het ' Ryk der Franken in Gallië, ontzag zig niet, 1 fchoon hy den naam van Koning voerde, de waardigheid van Conful of Burgemeefter des Roomfchen Ryks in 't Westen te aanvaarden (2). Dit aanzienlyk Ampt werdt hem van Ana- Trocop. de Bello Cotth. übr.l Ccp. 12. (TA) IJ- ibid' O") Aanmerkelyk is nogtans, dat men den naam van Klovis, in dc Lyften der lloorafche Burgciueesteren,  IV. Boek. HISTORIE. 309 Anastasius, die 't Ryk in 't Oosten regeerde, opgedraagen («'). Het ftelde hem in ltaat, om, met Roomsch-Keizerlyk gezag, in Gallië te regeeren. Ondertusfchen fcheen dit gezag niet genoeg bevestigd, zo lang hy flegts over de Franken, die men Saliërs noemde, regeerde. Hy bediende zig dan van list en ( geweld, om eerst Si ge eert, Koning den Ripuariërs, en deszelfs Zoon, Kloderik, van1 kant te helpen. Hy kreeg van beider dood de \ tyding, terwyl hy eene reis langs de Schelde < deedt, en werdt terftond voor Sigeberts Opvolger erkend (k). Daarna deedt hy Kararik, die, over eene foort van Franken, welken zig in Artois fchynen nedergeflaagen gehad te hebben , het gebied voerde, gevangen neemen, den kruin fcheeren en in een Klooller fteeken (/). Ragnare O Gregor. Turon. Lib;: II Cap. 38. HiNCMAR. Vita §. Reinigii, apud Du Ciiesne. Tom. 1. p. 53a. (*) Gregor. Turon. Libr. II. Cap. 40. (O Id- Lii>' li* Cap. 41. die thans voorhanden zyn, niet gefpeld vindt. Hieruit hebben fommigen beflooten, dat Klovis alleenlyk de waardigheid van Paificiüï gehad heeft: te meer, om dat men eenen Patricius opk fomtyds Conful of Burgi meester noemde. Zo worden, in de Brieven van Bo jmifacius, de woorden Confulatu en Patricatus, door maikanderen, gebruikt. Zie p. 163, 170, 171, 172. Voiez ausfi Barbeyrac Hiftoire des anciens traite» Part. II. Art. CLX. p. 140. Doch anderen neemen den siaam van Confulm zyne eigenlyke betekenis, en geeven eenige reden, waarom men Klovis naam niet in de Lyften der Burgemeesteren vindt. Voiez L'ABBé Dubos Histoire Crit. de L'Etahüsfem. de la Monarch. Frang. dans les Gaules. Livr. V. Ch. I. Tom. III. p. 1. Wy zullen, hierna, gelegenheid hebben, om iets over de waardigheid van Patricius aan te tekenen, V 3 Jverneesterr'erfcheilen*i'rankii che Koiingen.  3io VADERLANDSCHE IV. Boek, pi, IV. Ryks ver. decling na Klovis dood. Thcodorik bekomt de Landen omtrent den Ryn. Ragnakarius, insgelyks een Koning der Franken, die zyn Hof te Kameryk hieldt, in den Kryg gevangen genomen zynde, werdt, door Klovis, met een' heirbyl van 't leeven beroofd. Regnomer, Broeder van Ragnakarius, die, over de Franken in het Landfchap Maine, geboodt, werdt ook, op bevel van Klovis, omgebragt (m). Door deeze en diergelyke middelen , maakte hy zig van verfcheiden' Landen meester, en vestigde, voor zynen dood, die, in 't jaar vyfhonderd en elf, voorviel, de heerfchappy .der Franken in Gallië zo vast, dat zy 'er, tot op deezen dag toe, Hand gegrecpen heeft. Na Klovis dood, werden zyne Landen, onder zyne vier Zoonen, Theo do bik, Klo* domir, Childebert en Klotaris verdeeld. Theodorik, de oudfte, was uit eene byzit geboorc-n. Hem vielen de Landen ten deel, die, ter wederzyde van den Ryn gelegen , en al voorlang door de Franken ingenomen waren , te gelyk met een gedeelte der beide Aquitanien, Fn nademaal hy, ten deezen tyde, niet veel Lands aan de regter zyde des Ryns fchynt bezeten tc hebben, wordt deeze Rivier, by oude Schryvers, gemeenlyk, als de grensscheiding van 't gewest der Franken, aangemerkt f». Waaruit volgt, dat de Zecuwfche Eilanden , benevens een gedeelte van Geh> derland en Holland, onder het gebied van Theodorik ftonden, Men heeft, federt, zyn Ryks, (m~) Gregor. Turon. Vbj. IJ. Cap. 45. C«0 l'aocop. dc Éklio Gutiliicu, Libr. IV. Cap. 20,  ÏV. Boek. HISTORIE. 3u Ryks aandeel Auflrafia of Oostfrankryk genoemd. De Hoofdftad zyns gebieds was Mets (V), alwaar men wil (ƒ>), dat hy verfcheiden' geldftukken heeft doen munten. In het jaar vyfhonderd en dertien, of, volgens anderen, omtrent zeven jaaren laater, werden de Gallifche kusten, door een nieuw flag van zeefchuimers, ontrust. De Deenen deeden, onder hunnen Koning Kochiliak, eene i landing in Oostfrankryk. Eene gantfche Landftreek onder 't gebied van Theodorik gelegen , werdt door hen afgeloopen en verwoest X.4)' En 't zy, dat zy den Ryn by Katwyk invoeren, 't zy dat zy, meer zuid waards geland zynde, te lande voorttrokken; men vindt aangetekend, dat zy, tot in het Land der Attuariën, die, zo 't fchynt, een gedeelte van het tegenwoordig Gelderland bewoonden, zyn doorgedrongen, alwaar zy insgelyks eene deerlyke verwoesting aanregteden (r). Zy vulden hunne fchepen met buit en een groot getal van gevangenen, van zins, om naar hun Vaderland te rug te keeren. Theodorik ondertusfchen, kennis van deeze vyandelykheden bekoomen hebbende, zondt zynen Zoon Theodebert, met een magtig Leger, op den Vyand af. De Prins naderde het ilrand, terwyl het grootlle deel der Dcenfche Vloote in zee ftak. Kochiliak egter bevondt zig nog op den oever, van voorneemen, om, bin- (o) Gregor. Turon. LiBr. IV. Cap. 22. Fredegar. Epit. Cap. XXX. Cp) De Elanc Monnoyes de Francc,^>. 50, (q) Oregor. Turon. Libr. III. Ca». 3. £r) Gclta Ilegum Francorum, Cap. XIX. V 4 De Gallifche kus:cn door de Deeien onlust.  534- * Saxo- nes Èttci vel Eude jfi. |ïa VADERLANDSCHE IV. Boek. binnen kort, met de overige fchepen, te volgen. Doch hy werdt van Theodebert overvallen en gedood. De Oostfrankifche Vloot, die ook by der hand moet geweest zyn, tastte federd de Deenfche aan, en overwon dezelve. Dc geroofde buit werdt gelost en den regten eigenaaren wederom ter hand gefteld (Y). In het gemelde jaar vyfhonderd en dertien, plaatfen eenige Kronyklchryvers den overtogt der Britten naar het Landfchap Bretagne (V). Doch, uit het geene wy boven (V) aantekenden , blykc, dat zulks de eerfte overtogt niet kan geweest zyn. Theodorik, in het drie-entwintigfte jaar zy- -ner regeeringe, overleeden zynde, werdt, door zynen Zoon, Theodebert, opgevolgd f». Van deezen Theodebert is nog een brief voorhanden (3), gefchreeven aan' Keizer Justiniaan, die thans in 't Oosten regeerde, in welken hy verflag doet van jde uitgeftrektheid zyns gebieds, en onder anderen te kennen geeft, dat de Noormannen , en een zeker flag van Saxers * zig aan hem CO Gregor Turon. Libr. III. Cap. 3. CO Chron. Eritann. ad annum 513. Ciiro:;. Montis s. Midi. ad annum 513. Cr) B(. 302. (w) Gregor. Turon. Libr. III. Cap. 23. (3) Sommigen hebben deezen Brief aan Theodebert den II. toegelehreevcn. Vide 1 [. ValzsH Rerüm Fra£ «c. Libr. VIII. p. 438. Doch anderen hebben, met bondige redenen getoond, dat onze Theodebert voor den Schryver moet gehouden worden. Voiez VMbó Duüos Hift. Critiquc de l'Etabl. de l Mónafel /C. • Livre V. Ch. I. Tom. III. p. 16. ''  IV. Boek. HISTORIE. 3'3 onderworpen hadden (x). Veelligt is de onderwerping der Noormannen op de nederlaag van Kochiliak gevolgd. Onder de regeeringe van Theodebert, viel 'er, omtrent de Rynmonden, een zonderling gevegt voor, van welk de oorzaak en uitflag wat breeder ontvouwd moet worden. Ten deezen tyde, woonde, ter regter zyde van den Ryn , niet verre van den Oceaan, een volk, by oude Schryvers, onderden naam van Vami of Warmrs, bekend, op gelyke wyze als de andere Germanifche volken, door Koningen (4) en door de voornaamftcn des volks , geregeerd wordende. Uit de befchryving van de gelegenheid hunnes Lands, in de egtlle Gedenkfchriften (j), kan men ligtelyk opmaaken, dat deeze Warners , in het tegenwoordig Rynland, gewoond hebben. En vermoedelyk wordt hur naam - dx~) Epift. Francor. Regum aliorumque, ni/m. XX. apud Di Phesne Tom. I. p. at>2. G. ■ly) i'ROcop. de Bello Gotthico, Libr. IV. Ccp. 20. (4) Daar is nog een Brief voor handen, omtren veertig jaaren voor deezen tyd, door Theodorik, Ko hing der Gothen, in Italië, gefchreeven aan *denKó ping der Herulen, den Koning der Warners , en dei Koning der Turiugers; in welken, hy dezelven ver maant, om, door hunne Gezanten, de geftoorde vrede tusfchen Alarik, Koning der Westergothen, en Kip vis, Koning dér Franken, te helpen herftellen. Zie CassiodoRi Farior. Libr. III. Epift. 3. vergel. mei Epitt. 1, 2 & 4. Men vindt deeze Brieven ook by Di Chesne Tom. I. p. 838, 839, 840. Men ziet 'er, pn der anderen, uit, dat de Warners toen reeds geoordeek werden, eenige byzondere gemeenfehap met dc Frankei te hebben. ' '' : v ' Y 5 v. Selegenïeid van iet gewest der Warners ;n gevegt in het zelve. ; 1 1 [  32a VADERLAND SCTIE IV. Boeit, 555- lykfche fchatting van vyfhonderd Koeijen op te brengen (q). Het Land der Turingers, die de Saxers bygeftaan hadden, werdt, door de Franken, in den te rug togt, t'eenemaal verwoest. Doch, in 't jaar vyf honderd vyfenvyf- tig, weigerden de Saxers de opgelegde fchatting te voldoen. Zy waren, gelyk men, ten dien tyde, verzekerde, door Childebert, die nog met Klotaris, over de nalaatenfchap van Theodebald, oneens was, tegen deezen'opgehitst, en trokken, in grooten getale, naar Frankryk, het gantfche Land, tot aan de Stad Nuis (5) toe, deerlyk verwoestende (V). Rykelyk met buit belaaden, waren zy wederom te rug gekeerd, toen Klotaris, in aller yl, wederom met een Leger naar hunne grenzen trok. Dc Saxers, voor zyn geweld bedugt, zonden hem Gezanten toe, fmeekten om vrede, en beloofden, de geëischte fchatting en nog meer daartoe gewilliglyk te zullen opbrengen. Klotaris zou zig hebben laaten beweegen, om af te trekken. Doch de Franken, de Saxers mistrouwende, rukten zyns ondanks voorr. Zo groot werdt toen dc verlegenheid onder de Saxers , dat zy Klotaris eerst de helft van hunne goederen , en toen dc helft van hun Land, met al hun zwiiom ' r v;.;j- ■ •■ vee, CO Gregor. Turon. Libr. IV. Cap. 10 & 14. Fredegarii Ohron. Cap. LXXrV. Cr) Gregor. Turon. Libr. IV. Cap. 16. (5) Divitia of Duits leezen fommigen in Gregorius" van Tours, Libr. IV. Cap. XVI. p. 313. C. Anderen leezen Nutia of Nuis. Wy volgen de tweede leezing.  IV. Boek. HISTORIE. 323 vee, kleedercn en verdere bezittingen aanboodcn, om vrede te bekomen. Dit alles egter was niet in ftaat, om het verbitterd gemoed der Franken te vermurwen. Klotaris verklaarde hun, dat hy ongezind was, hen te volgen, zo zy, onaangezien alle deeze aanbiedingen, de Saxers te lyve wilden. Doch deeze ver-; klaaring hadt hem byna 't leeven gekost. Zyn ' eigen volk viel op hem aan, fcheurde zyne' Legertent open, en zou hem, buiten twyfel, hebben omgebragt, indien hy niet beflooten hadt, hen tegen de Saxers aan te voeren. De ftryd was hevig. De Saxers, door wanhoop vervoerd, maakten eene geweldige flagting onder de Franken. Kortom, Klotaris werdt genoodzaakt de vrede te zoeken, die de zynen, te vooren, zo ftoutmoediglyk verfmaad hadden. Men kwam tot een verdrag, by welk de Saxers, vermoedelyk, eenige voordeden zullen bedongen hebben, fchoon men zulks, onzes weetens, nergens verhaald vindt: waarna het Frankisch Leger aftrok (V). Klotaris bekwam, federt, met het overlyden van zynen Broeder Childebert, het gebied over gantsch Frankryk (7). Hyzelf overlcedt, twee of drie jaaren laater, nalaatende vier Zoonen, Charibert, Guntram, Sigebert en Chilperik, onder welken zyne wydukgeftrekte ftaaten verdeeld werden. Oostfrankryk en dus ook de Landen CO MaRh Epifci Cïironic. P. C. SafïM 'Hm. XIV. 'Ui. III. npui Du Ghesne. Tom I. p. 214. A. Gregor. Turon. Libr. IV. < ap- 14. CO Crbgor. Turon. Libr. IV. Ccp. 11. X 2 5n yrotdt loor hen )\'e, wonnen. _558.  3H VADERLAND SCHE IV.Boek. Vil. Kryg tusfchen de Saxers en Sueven. 572- den omtrent den Ryn gelegen, vielen Sigebert ten deel, die nu te Reims zyn Hof hieldt (v). De Saxers, onder zyne Regeeringe, met de (6) Langobarden, in Italië gevallen zynde (V), ftroopten, federt, in de Landen, die onder 't Ryks aandeel van Guntram behoorden, doch van daar verjaagd, keerden zy naar Oostfranryk te rug. Sigebert gaf hun verlof, om het Land, welk zy te vooren bewoond hadden, wederom te betrekken. Doch het was, federt, door de Sueven en andere volken, ingenomen. Met deezen raakten de Saxers terftond handgemeen. Men boodt hun eerst een derde, daar na de helft, eindelyk twee derde deelen van het (y) Grecor. Turon. Lilr. iv. Cap. 2?. (w) Paulus Warnefrid. dc Gestis Langobard. Lilr. ui. Ccp. 5,6,7. (6) De Langobarden of Longobarden, dat is, LangBaarden, waren eertyds JVinilen genoemd. Paul. Warnefr. de Gestis Langobard. Libr. I. Cap. 9. Zy worden van Tacitus , onder de Suevifche volken, geplaatst, Ann. II. Cap. 45. XI. Cap. 17. de Moribus Germ. Cap. XL. Sommigen agten, dat zy, oudtyds, tusfchen de Elve en de Oder, in 't Mark Brandenburg, gewoond hebben. Cluverius Germ. ant. Libr. III. Cap. XXVI. p. 602. Hoewel anderen, fteunende op 't getuigenis pan Paulus Warnefrid, zelv' een Langobard (de Gedis Langobard. Libr. I. Cap. 2.), beweeren, dat zy Qoordelyker, in Jutland of Zweeden, of in 't Land, welk men, van ouds, Seandinavia genoemd heeft, gewoond hebben. H. Grotius Prolog, ad IBft. Gotth. Vandal. & Langobard. p. 28. & feqq. Eenige jaaren geleeden, haddenze zig in Pannonie of Ilongarye nederjefiaagen. Procopius de Bello Gottbico, Libr. III. Cap. 33. Van daar, deeden zy hunne invallen in Italië, en verkreegen federt het Land, dat, naar hen, Lombardye jjenoemd is.  IV. Boek. HISTORIE. 325 het Land aan; doch vergeefs. Zy fcheenen vastgefteld te hebben, om het gefchil met de Sueven, door de wapenen, te bellegten. En zo zeer hielden zy zig van de overwinning verzekerd, dat zy de Suevifche vrouwen reeds onder zig verdeelden. Doch zy vonden zig bedroogen, in hunne verwagting. Van zesentwintigduizend man, uit welken hun Leger beftondt, fneuvelden 'er twintigduizend; terwyl 'er, van de Sueven, die maar zesduizend fterk waren, niet meer dan vierhonderd en tagtig bleeven. Het overfchot der Saxers, wanhoopig geworden, deedt, volgens de aloude gewoonte der Germaanen (V), eenen eed, dat zy hair en baard zouden groeijen laaten, tot dat zy zig aan hunne vyanden gewrooken hadden. Men kwam wederom tot een gevegt; doch de magt der Saxers werdt eerlang dermaate geknakt, dat zy zig in rust hielden O). Veel oneenigheid was 'er, ondertusfchen, onder de Frankifche Vorsten, over de Ryksverdeeling. Chilperik , de jongfte en onrustjgfte, te onvrede met zyn aandeel, maakte zig meester, nu van de ééne dan van de andere Plaats, onder het aandeel zyner Broederen behoorende. Van Sigebert veroverde hy Tours en Poicliers en verfcheiden' andere Steden. Doch deeze, een magtig Leger , aan de regterzyde des Ryns , byeen verzameld hebbende, trok met hetzelve te rug ftf) Tacit. de Morib. Gerirmn. Cap. XXXI. O'5 Gregor, Turon, Libr. V. Cap. 15. FoRTUNAT. Carm. Libr. V{ii. Carm. 7. x3 5-4.  575- De Friezen durven niets vyandelj ks tegen Chilperikonderneemen. 3.a6 VADERLANDSCHE IV. Boek. rug over die Riviere, en dreef Chilperik tot over de Seine, terwyl deszelfs Landen, alommc, door de Overrynfche Krygsknegten, geplonderd en verwoest werden (2). Chilperik begaf zig, met zyne Gemaalin en Kinderen, in 't volgende jaar, binnen Doornik, welke Stad hy verilerken deedt (a). Doch hy werdt, wel haast, door Sigebert, belegerd, die egter hier, op 't onverhoedst, aan zyn einde kwam. Fredegunde, Gemaalin van Chilperik, liet hem, door twee omgekogte jongelingen, gewapend met mesfen met' venyn beftrecken, ten aanfehouwen van zynen gantfehen Hofftoet, moorddaadiglyk, van 't leeven berooven De dood van Sigebert bragt geene kleine verandering in de Frankifche zaaken te wege. Chilperik ftelde zig in 't bezit van Oostfrankryk. De Friezen en andere Overrynfche volken werden dermaate van ontzag voor zyne aanwasfende magt getroffen, dat zy, die te vooren Sigebert fchynen bygeftaan te hebben, nu niet vyandelyks meer tegen Chilperik onderneemen durfden (V). Ook hadt hy zig terftond van zyns Broeders Weduwe en Kinderen verzekerd, die eenen tyd lang te Parys gevangen gehouden werden. Doch één deezer Kinderen, uit zyne gevangenis ontvlugt en te Mets gekomen zynde, werdt daar, tot zyn Vaders Opvolger verklaard f~.) Gregor. Turon. Lilr. IV. Cap. 44. O) M. Libr. IV. Cap. 45. ib) ld, L?br. IV. Cap. 46. (cj Furtukati Carm. Libr. IX. Ctrm. \.  IV. Boek. HISTORIE. 3*? kiaard (V). Chilperik floot federt een verdrag met deezen zynen Neef ,Childebert den II, waarby hy hem, voor wettigen Koning van Oostfrankryk, erkende. Brunschiide, Weduwe van Sigebert, behield", önaangezien zy uit de gevangenis ontflaagen, en met Chilperiks Zoon, Meroveus, doch tegen zyns Vaders zin, herhuwd was geweest (e), zulk eenen onverzoenlyken haat tegen Chilperik, dat zy hem, naar fommiger getuigenis , in zyn Leger voor Touloufe, door zekeren Falko, verraaderlyk deedt ombrengen Cf). Anderen befchuldigen Chilperiks eigen'^ Gemaalin, Fredegunde, met deezen moord (g). Dc oudfle Frankifche Schryvers verhaalen alleenlyk, dat Chilperik , terwyl hy van 't paard klom, door eene onbekende hand, met twee lleeken, gedood werdt Terwyl Childebert de II. Oostfrankryk regeerde, ondernamen de Warners, die over den Ryn, in of omtrent het tegenwoordig Rynland , woonden , tegen de Franken op te liaan. Nergens wordt gemeld , by welke gelegenheid, dit volk zig den Franken onderworpen hadt. Doch alzo de Warners, als eene foort van Saxers, ^fchynen te moeten aangemerkt worden, is 't niet onwaarfchynlyk, dat zy , te gelyk met de Saxers, Cd) FredepaR. Epit. Cap. LXXU. rivl(II ,.i /«) Pasfio S. Desideru Epifc. Vienn. in H. Camsii Led. Tom. II P. IU. p. 5; „ ff) Fredegar. Epit. Cap. XCIH. fe) Gesta Reaum Francorum, Cap. AAAV. Xh) Grecor. Turon. Libr. VI. Cap. 40 X 4 583. 584. VUL De Warners door Childebert den II, uitgerooid. 595-  596\ 328 VADERLAND SCHE IV. Boek. Saxers, aan 't Frankisch Ryk onderdaanig gemaakt zyn. Hunne geringe magt, in vergelyking van die der Franken (T), heeft hen, hiertoe, buiten twyfel, genoodzaakt. Van hunnen opftand, ten deezen tyde, vindt men ook luttel befcheids. Veelligt hebbenze, gelyk de Saxers eertyds, hier of daar, eenen inval gedaan, of geweigerd fchatting te betaalen. Doch wat zy ook mogen ondernomen hebben; blykbaar genoeg is't, dat zy weinig hebben konnen uitvoeren. Het Leger van Childebert den II. viel hun zo onzagt op 't lyf, dat de gantfche Landaart, die nooit groot van getal of magt fchynt geweest te zyn, op eenige weinigen na, verdelgd werdt (K Het elendig overfchot der Warners fchynt federt onder de Friezen verfmolten te zyn. Immers men vindt, na deezen tyd, nergens, onzes weetens, van hen eenig gewag gemaakt. Childebert overleedt, niet lang na het onderbrengen der Warners, in het jaar vyfhonderd zesennegentig (7). Men heeft nog eenige Ordonnantiën van Childebert, gemaakt in eene Byeenkomst. van 's Lands Grooten, die, een of twee jaaren voor 's Konings dood, te Trajeclum gehouden werdt f» 't Is twyfelagtig, of men, door Trajeclum, Utrecht of Maastricht, moet verftaan. 'tLaatfte is egter waarfchyn- lykst, CO Procop. de Bello Gotthico, liti. IV. Cap. 20. (.*) Fredecar. Chronicon. Cap. XV. Aimonius Lilr. IIL. Cap. 83. (/ ~) Gesta Regum Francorum, Cap. XXXVII. O) Decret. Cliildeb. num. III. inter Capitul. Res Franc (ai. 474. Edit. Gcorgisch. [eol. 17. Tom. I. Edit. Bakiz.\  IV. Boek. HISTORIE. 329 lykst, alzo de Friezen, zo veel men weet, thans nog meester van Utrecht waren («)• Het Ryk van Childebert werdt onder zyne twee Zoonen Theodebert en Theodorik verdeeld. Oostfrankryk viel Theodebert den II. ten deel. Sommige Schryvers ge waagen van eenen flag tusfchen de Franken en Saxers, die, omtrent het jaar zeshonderd en vyf, zou voorgevallen zyn, in welken beide die volken veel geleeden zouden hebben (0). Doch de Frankifche Jaarboeken fpreeken, onzes weetens, niet van deezen flag, vcelligt, om dat 'er de Franken meer nadeel dan voordeel in behaalden. In 't jaar zeshonderd en tien, ontflondt 'er een felle kryg tusfchen de twee Broeders, doordien Theodebert zig van de Elfas meester gemaakt hadt, op welke Landfchap, Theodorik , uit kragte van een' uiterften wil zyns Vaders, oordeelde regt te hebben Qf). Men kwam, in 't volgende jaar, tot een hoofdtreffen omtrent Zulpich. Theodebert kreeg de nederlaag, werd in de vlugt gegreepen, en aan zyne Grootmoeder Brunechilde, die Theodoriks zyde hieldt, gezonden. Meroveus, een jong Zoontje vah Theodebert , op bevel van Theodorik, aangehouden zynde, werdt, door iemant, by dc beenen gevat, en met het hoofd tegen d< fteenen dood gefmeeten Qj). Brunechilde . die (b) Zie III. Bock, bl. 292. (0) Paulus Warnefrid. de Gestis Langobard. libr. IV Cap. 32. tp) Fredegar Cbron. Cap. xxxvil Cj) ld. Chron. Cap. xxxviii. X 5 IX. Staatswisfelingen in Frankryk.605. 610. 611.  S3o VADERLANDSCHE IV. Boek. 613. die haaren Kleinzoon, Theodorik, niet wyken wilde in wreedheid, deedt Theodebert terftond den kruin fcheeren , en den geestelyken ftaat, gedwongen , aanneemcn; doch niet lang daarna, moorddaadiglyk, van kant helpen (r). Theodorik overleefde zynen on" gelukkigen Broeder nog geen jaar, cn liet vier Zoonen na, onder de beftiering zyner Grootmoeder Brunechildc. Hy hadt zig in eenen oorlog ingewikkeld (s), met zynen Neeven, Klotaris den II, Zoon van Chilperik, die een gedeelte van 't Frankifche Ryk regeerde, en te Soisfons zyn Hof hield. Die oorlog werdt, na zynen dood, agtervolgd. Drie van Theodpriks Zoonen werden van Klotaris, nevens hunne Overgrootmoeder, Brunechilde , in eenen veldflag, gevangen. Van den vierden, Childebert genoemd, die uit den ftryd ontvlooden was, werdt federt niets meer vernomen. Klotaris deedt de twee oudften, Sigebert en Klodus, terftond van kant helpen, den jongften, Meroveus genoemd, van wien hy Doopheffer geweest was, buiten Staatsbediening opvoeden, en Brunechilde , op eene fmaadelyke wyze, naakt, met den eenen arm en voet, by 't hoofdhair, aan de Haart eens Paards gebonden , te pletteren fleepen (V). Klotaris de II. bleef dus alleen in'tbellier van 't gantfche Frankifche Ryk. Doch in 't jaar CO Vita ,S. Columbani Cap. XXX. Thf.od. Campepon. Vita s. Magm Cap. VI. in H. Canisii Leécion. Tom. I. #. (O Frêóegar. Cliron. Cap. xxxix, CO W. Cliionic. C«y. XLIf.  IV. Boek. HISTORIE. 331 't jaar zeshonderd twee-en twintig, droeg hy de Regeering over Oostfrankryk, en gevolgelyk ook over de Landen, omtrent den Ryn gelegen, op aan zynen oudften Zoon, Da gobert, die van de Oostfranken, eenpaarig, tot Koning werdt aangenomen (v). Vier of vyf jaaren, hadt hy geregeerd, toen hy, naar 't verhaal van fommige laatere Schryvers, met de Saxers in oorlog raakte. Onze oudfte Kronyken maaken ook gewag van deezen Kryg, en fchoon hun verhaal met eenige fabelagtige omftandigheden doormengd fchynt, vindt men 'er egter eenige andere omftandigheden in, die gegrond voorkomen. Wy deelen de byzonderheden van deezen oorlog den Leezer mede, zo als wy ze gevonden hebben. Elk fchifte, zo veel doenlyk zy, het waare van het valfche. De Saxers, die, gelyk wy boven (V) hebben aangemerkt, den Oostfrankifchen Ryke iynsbaar geworden waren, ondernamen nu tégen Dagobert en Klotaris op te Haan. Zy gaven den laatften, door hunne Afgezanten, te kennen, dat zy voortaan onder nieHiant ftaan wilden. Zy voegden 'er verfcheiden' trotfe uitdrukkingen by, en tergden den Frankifchen Koning zo zeer, dathy, door eenigen zyner Hovelingen, en inzonderheid door Faro, Bisfchop van Meaux, niet dan met veel moeite wederhouden werdt,van het Regt der volken te fchenden, en deezen Gezanten (v) FRErmoAiu Cliron. Cap. XLV1I. Gesta Rcgum Francofiun, Cap. XfJ. Bl. 321, Dagoberï wordt Koning vanOostfrankryk.622. X. DeSaxers en Friezen, door Klotaris den II.en Dagobert, overwonnen.  $1* VADERLANDSCHE IV.Boek. ten eenen onwaardigen dood aan te doen. De Bisfchop bewoog de Gezanten, om zig te laaten doopen, en wist toen den Koning diets te maaken, dat zy, nu Christenen, of gantsch andere menfehen dan zy te vooren waren, geworden zynde, de misdaaden niet boeten moesten, die zy, nog ongeloovigzynde, begaan hadden. Zy werden dan, met gefchenken overlaaden, te rug gezonden. En men vindt aangetekend, dat zy de eerften geweest zyn, die de kennis van den Christelyken Godsdienst onder de Saxers hebben gebragt (x). Ondertusfchen, bleeven de Saxers by hun voorneemen, om zig van de Frankifche heerfchappy te ontfiaan. Zy verbonden zig met verfcheiden' omgelegen' volken, onder anderen met de Friezen (y), en bragten eene aanzienlyke magt op de been. Dagobert trok hun, over den Ryn gekomen, met een magtig Leger tegen. Zy ilreeden dapperlyk, onder 't bevel van Berthold, hunnen Koning of Hertog, want hy draagt beide deeze naamen by de Frankifche Schryvers. Dagobert kreeg eenen houw op 't hoofd, waardoor hem een gedeelte van zyne lange lokken weggenomen werdt. Hy liet dezelven, door Zynen Wapendraager, byeen raapen, en aan Klotaris, zynen Vader, brengen, om te kennen te geeven, in hoe groot een gevaar, hy geweest ware, en hoe zeer hy zyns Vaders hulp behoefde. Klotaris rukt, op 't zien deezer hairlokken, ook in aller yl een leger by (x) Vita S. Faronis Epift. Meldenfls, Cap. LXXI-XXXVL UJ 4te beneden U 337.  IV. Boek. HISTORIE. 333 byeen, trekt over den Ryn, en vereenigc zig met het leger zyns Zoons. De Franken dringen door, diep in 't Land der Saxers, tot aan de Rivier de Wezer toe. Berthold, die zig aan de overzyde der Riviere onthieldt, vraagde, op 't verneemen van een groot gerugt in 't Leger der Franken, wat 'er gaans ware. Men riep hem toe, dat Koning Klotaris aangekomen was. En toen hy weigerde hieraan geloof te Haan, voorgeevende, dat hy tyding van Klotaris afiterven hadt, kwam de oude Koning voor den dag, en vertoonde , zynen helm opfchuivende, den Saxers zyne gryze lange hairlokken, het gewoonlyk fieraad en kenteken der Frankifche Koningen (7). Berthold, hem kennende, hadt de onbefcheidenheid van hem eenige plompe fcheldwoorden toe te dryven; des Klotaris, ziedende van gramfchap, te paard in den Wezer fprong, en, overgezwommen, Berthold , die gevlooden was, na rende, aantrof en van 't leeven (7) De oude Frankifche Koningen en derzelver Zoonen werden, aan hun lang hair, van het gemeene volk, onderfcheiden. Nimmer werdt hun het hair gefchooren, dan wanneer men hen, te gelyk, van de Koningklyke waardigheid of van het Regt tot de opvolging in 't Ryk verfteeken wilde ( Gregor. Turon. Libr. III. Cap. 18. & Libr. VI. Cap. 24.) Anders hingen hun da lange hairlokken, die veeltyds blond waren, lugtig langs de fchouders, maakende zy 'er veel werks van, om dezelven zuiver te houden, van vooren netjes vaneen te fcheiden, en nederwaards te kemmen. Men leert dit uit Agathias Libr. I. p. n. Edit. Fertet. [p; 14. Edit. Paris.'] Zié ook Fragment. Prisci Rbetoris p. 27. Edit. Venet. [ p. 40. Edit. Paris. ] en hier voor III. Boek, bl. 282.  S34 VADERLAND SC HE IV. Doe*; 'c leeven beroofde. Dagobert en de Franken, fnidlerwyl ook over den ftroom gekomen, vielen zo hevig op de Saxers aan , dat dezelven t'eenemaal geflaagen werden. Hun Land werdt alomme, te vuur en te zwaard verwoest. Het Saxisch en Friesch manvolk welk grooter dan Klotaris of Dagoberts flagzwaard, en dus bekwaam was, om dc wapenen te voeren, werdt, zonder verfchooning, ten minften voor een groot gedeelte, van kant geholpen (z). De jonge manfchap cn de vrouwen, misfchien ook eenige krygsgevangenen, die by 't leeven gefpaard waren, Werden te fchepe, 't zy over zee of langs den Rynftroom, naar Frankryk gezonden, èn ten behoeve des Konings verkogt. Een Schryver, die deeze tyden beleefd heeft, tekent aan (ci), dat de uit hun Land verdreeven' Saxers, onder Dagoberts regeeringe, in zo grooten getale naar Frankryk gevoerd en in 't openbaar verkogt werden, dat zekere EU» gius, een beroemd Goudfmid en Muntmeester des Konings (bj, bekend onder den naam van den Heiligen Eloy, dikwils twintig, dertig, vyftig, en enkele reizen honderd gevangenen te gelyk van verfchillenden Landaart, doch meest Saxers, kogt, en vryheid gaf, of om weer naar hun Vaderland te keeren, wanneer hy hun van 't noodige verzorgde , O) Gcsta Reg. Frnncor. Ccp. XLI. Gcsta Dagoberti I. Cap. XIV. Vita S. Faronis, Cap. I.XXVIil. Ca") Vita S. Eligii, Libr. I. Cap. 10. apud D'Aciiery, Tom. II. p. 81. Edit. in Folio. (b) Zie G. van Loon Aloude Holl. Hift. I. Deel, bl. 273, *74-  IV. Boek. HISTORIE. 335 zorgde 5 of om, by hem, te verblyven, wanneer zy, den Christelyken Godsdienst omhel-r zende, eer als Broeders dan als Slaaven, van hem behandeld werden. En gelyk men niet twyfelen kan, of veelen zyn, by deeze gelegenheid , naar hun Vaderland, te rug getrokken ; zo zyn 'er ook verfcheiden' geweest, die in dienst van Eligius overgingen. Men vindc aangetekend, dat hy, onder anderen, zekeren Thille, eenen Saxer van herkomst, in zynen dienst hadt, die, nevens hem, voorden Koning arbeidde, en zo veel voordeels trok uit de onderwyzingen zyns meesters, dat by naderhand ook een voorbeeldelyk Christelyk leeven geleid heeft (V). Dusdanig was de uitflag van den Saxifchen en Friefchen Oorlog, die, ten deele om dat hy van geene Schryvers verhaald wordt, die den tyd beleefd hebben, in welken hy zou voorgevallen zyn 5 ten deele, om dat het verhaal deezes Krygs van de laatere Schryvers met veele heuzelagtige omilandigheden fchynt opgefchikt te zyn ; van veelen onder de verdigtfels gefield wordt. Wat ons aangaat, fchoon wy geenszins voor de waarheid der omilandigheden zouden willen inftaan, durven wy egter den gantfehen Kryg niet voor verdigt houden; zo om dat Audoënus, Bisfchop van Rouan, die, onder Klotaris en Dagobert, gebloeid heeft (8), en zaaken verCO. Vita S. Eucii, Lilr. i. Cap. 10. ( 8 ) Wy fchryven, gelyk van allen, zo ver wy weeten , gefchiedt, het Leeven van Eligius aan zynen Tydgenoot Audoênüs, Bisfchop van Rouan, toe. 't Is waar, Onderzoek over de waarheid deezes Krygs-  336 VADERLANDSCHË IV. Boek. verhaak , die , in zyne tegenwoordigheid , ten hove gebeurd zyn (V), uitdrukkelyk van het opveilen der vervoerde Saxers gewaagt (O; alsook, om dat men, in een Gefchrift, welk wel in laater' tyd, doch uit ouder' Hukken, fchynt opgefteld te zyn, zeker Lied aangehaald vindt, welk, eertyds, door 't gantfche Land gezongen werdt, en van den Oorlog, tegen de Saxers, door Klotaris ten einde gebragt, handelde (ƒ). Men fchynt het C<0 Vfia S. Eligii Lier. I. Cap. 6. C e ) ld. Libr. L Cap. io. C f) Vita S. Faronis Epifc. Mcldenfis, Cap. LXXVIII. waar, dat 'er, in dit Leeven van Eligius, dikwils van Audoenus, in den derden perfoon, gefproken wordt Zie Libr. I. Cap. 8. Libr. II. Cap. i & 2. Doch dé Schryver geeft fomtyds ook duidelyk te kennen, dat hy zelf Audoenus is. Verhaald hebbende (Libr. II. Cap. II.) dat Eligius, tot Bisfchop van Noyon, en Audoenus, tot Bisfchop van Rouan, verheeven werdt, zegt hy, een weinig verder: „ Samen te Rouan ge„ komen zynde - - zyn wï beide tot Bisfchoppen ge„ wyd - - ik van Rouan, hy van Noyon". Conve„ nientes igitur fimul in Civitatem Rotomagenfem - confecrati ïumus - - Epifcopi, ego Rodomo, ille Noviomo. Sommigen hebben beweerd, dat het werk, door inlasfingen van eene laatere hand, vervalscht is, voornaamlyk, om dat de Schryver fomtyds uitdrukkingen gebruikt, die te verftaan geeven,dat hy, eenen geruimen tyd, na dat de gevallen gebeurd waren, gefchreeven heeft; gelyk, tot op deezen dag toe, usque hodie, usque in hodiernum diem en diergelyken. De la Barre Not. ad Vitam Eligii Libr. I. Cap. 32. Doch als men aanmerkt, dat Audoenus nog zeer jong [puerulus] was, toen Eligius reeds \_virikm agerct a:tatem~\ tot tnannelyken ouderdom was gekomen (Libr. I. Cap. 6 & 7); bewyzen zulke uitdrukkingen juist geene inlasfingen. Audoenus kan zelf zo , eenen geruimen tyd 11a Eligius overlyden, gefchreeven hebben.  IV. Boek. HISTORIE. 337 het beleg en de overmeestering van het Slot Wiltenburg te Utrecht, door Koning Dagobert, waarvan onze oude Kronyken gewuagen (g), ook tot deezen oorlog te moeien brengen. Wy hebben te vooren Qi) aangemerkt, dat de Friezen eertyds de Wil ten uit dit Slot vcrdreeven hadden. De verdere gevolgen van deezen kryg, zyn, onzes weetens, nergens aangetekend. De Friezen, immers de Koning en de voornaamlten des volks, zig Utrecht ontweldigd ziende , zullen zig, naar alle waarfchynlykheid, voor eenen tyd, noordwaards op, naar het tegenwoordig Holland of Wcstfriesland , begeven hebben ; tot dat zy, naderhand, de gelegenheid waarnamen, en Utrecht wederom bemagtigden. Terwyl de Franken nog meester van Utrecht waren, zal ook gebeurd zyn, 't welk men, in Gedenkfchriften der agtfte eeuwe, vindt aangetekend, dat Dagobert, te Utrecht, toen nog geheel of voor 't grootfte gedeelte ongeloovig, eene Christelykc Kerk of Kapel deedt opregtcn (7), die, naar 't getuigenis der oudfte Schryveren (ƒ), aan den Heiligen Apostel Thomas i werdt toegewyd. Sommigen hebben gefchreeven, dat 'er, voor Dagoberts tyd, reeds eene Kerk te Utrecht geweest was; die, door zynen Vader Klotaris, en zelfs door Theodebert, zo 't fchynt, Theodebert den II, begiftigd was (/O Klaas Coete by van Loon I. Deel, bh 268. (A) HL Boek, bl. 202. (O Epift. Bonifaci XCVIt. p. 132. Edit. Serrar. Och Ml■*au Cociic. Donat. piarcim, Cap. X. p. i'S. Q") Marxellini Vita $,. Suitberti apud IfcöA.m. p. iü. I. Dell. Y XI. Dagobert ftigt eene Kerk te Utrecht, die eerlang weieromvernield vordt.  m VADERLAND SCHE IV.Bcsk; i i j t < < < Onderzoek, of Deel, 2.-0. (h) Diplomata Dagoberti I. apiii Mirjeum Diplom. B'.'Ig. Lik. H. Cap. 1 & 2. p. 241, 242. Tom. J, Oper. Diplom.  kV. Boek. HISTORIE. 339 Kerke, te Utrecht, zal 't niet ondienftig zyn, kortelyk te onderzoeken, of de Christelykë Godsdienst, toen eerst of vroeger, in deeze Landen, bekend geworden zy. Men moet, in dit onderzoek, onderfcheid maaken, tusfchen het gedeelte deezer Landen, welk ter linker zyde, en het gedeelte deezer Landen, welk ter regter zyde des Rynftrooms gelegen was. Het eerfte is, naar alle waarfchynlykheid, al vroeg, met het licht der Evangelie-leere, beftraaïd geworden: het laatfte is langer ongeloovig gebleeven. In Gallië, hadt de Christelykë Godsdienst , reeds vroeg in de tweede eeuwe, zynen zetel gevestigd. DeGermanien zeiven, waardoor men ten minden een deel van het eerfte en tweede Germanie, welk zig, langs den Ryn, tot ver beneden Keulen, uitftrekte, verftaan moet, hadden, voor het einde dier eeuwe, reeds Christelykë Kerken. Een Bisfchop van Lions getuigt het (o). En een ander Schryver, die niet lang na hem geleefd heeft, zegt, dat de verfcheiden'Gallifche volken , de afgelegenfte deelen van Britannie, en de Germaanen, ten zynen tyde, in Christus geloofden Q)). Zy melden wel niet byzonderlyk, welke deelen van Gallië en Germanie zy op 't oog hebben; doch uit eenen Schryver der vierde eeuwe zien wy, dat 'er toen ten minften Bisfchoppen geweest zyn, in het eerfte en tweede Germanie, en in het eerfte en tweede BeiCo") IrasKEUS Libr. I. Cap. X. n. i. p. 40. Edil. Masfaet. (p) TertulliaN. adverf. Judsos, Cap. VII. C/■• XXXVH. p. 310. Edit.fc* yercamp. O) Pruuest. ApOtfrtof. T*rf. «i£. (* /ijf.  IV. Boek. HISTORIE. 341 toen leefde, fpreekt 'er, met deeze woorden, van: „ De Hunnen oefenen zig in 't Pfalm„ boek: het koude Skythie gloeit door de „ hitte des geloofs : het geel- en roshairig „ Leger der Geten of Gothen voert de Tent„ kerken met zig herom: en veelligt beftry„ den zy ons, met gelyk voordeel, om dat „ zy, met ons, op eenen Godsdienst vertrou „ wen (V)." Men fchynt ondertusfchen niet te konnen ontkennen, dat ook den Franken, en anderen Overrynfchen volken, in de vierde of vyfde eeuwe, nu en dan, eenig flaauw fchemerlicht der Evangelifche kennisfe opgegaan zy. Veelligt , hebben de invallen der Gothifche volken; in den aanvang der vyfde eeuwe, en hun verblyf, hier te Lande, hiertoe iets medegewerkt. Maar al vroeger, poogde Konftantyn de Groote den Christelyken Godsdienst alomme in te voeren. Hy gaf het beflier over de Wingewesten des Ryks aan Christenen ; die, ongetwyfeld, eenige kennis van het Evangelie onder de overwonnen' volken verfpreid zullen hebben. Hy fligtte Kerken onder de Barbaaren , welker Landen hy overweldigd hadt (jy). En nademaal hy, onder andere Overrynfche volken, ook de Franken overwonnen heeft, en voor dezelven byzondere agting hadt (V), is 't gantfchelyk te vermoeden, dat hy hun niet geheel ontbloot van de kennis der Evangelie - leere gelaaten zal hebben. Zyne Krygsknegten zeiven (w) IIieronym. Epift. LVII. ad L^tain. -J EusEBn Vita Conftantini, Libr. II. Cap. 44. (ƒ) ld. Orat. in Laudein Conflant. Cap. XVII. £zj Zie Uier voor III. Boek, bl. 233. Y 3  342 VADERLANDS CïIE IV. Boes* ven konden hier toe behulpzaam zyn, alzo hy zyn werk maakte, om hen Christelykë gebeden te doen leeren (V), In de vyfde eeuwe, vindt men Franken in Romeinfchen dienst, die belydenis van den Christclyken Godsdienst deeden, en dagelyks, met hunne Landsluiden, toen nog, grootendcels, over den Ryn woonagtig, gemeenfchap hielden (£). En voor 't einde dier eeuwe, omhelsden de Franken vry algemeen den Christclyken Godsdienst (V). Sedert ontmoet ons eene Christenfche Prinfes, onder de Warners, benoorden den Ryn, niet verre van de Zee (d). De Friezen fchynen , van alle de volken deezer Landen, 't langst ongeloovig gebleeven te zyn. Volgens vceler gedagten, zouden zy, eerst tegen het einde der zevende eeuwe, door Willebrord, kennis aan het Evangelie gekreegen hebben. Doch behalven 't geene Dagobert, tot voortplanting van 't Geloof, tc Utrecht, verrigt heeft, zullen wy, in 't vervolg deezer llifrorie, voor Willebrords tyd, nog verfcheiden' Geloofspredikers, in Friesland, ontmoeten. Ook is 't te vermoeden, dat 'er al vroeger wel eenige kennis van het Evangelie onder dit Volk zal geweest zyn, fchoon dezelve , voor de zevende cn agtlie eeuwe, weinig opgang gemaakt heeft. Zeker genoeg is het wel , en 't zal uit het gevolg blyken , dat 'cr, ten deezen tyde , nog vccle ongcloovigcn, en inzonderheid veele by- O) Eusebij Vita Conftant. Lihr. IV. Cap. 19, 20. (h) Epift. Ausricn ad Arbogaft. apud Du Chesme Tbm. I. p. B64. SlDON. Aw)Lt. Epiit. Libr. IV. Lp. 17. St Not. Sia.- MONDI. p. 49. (c) Zie hier voor, bl. 507. (rf) Zie hier voor, ft. 31$,  IV. Boek. HISTORIE. 343 byp-eloovigen en Afgodendienaars, onder de Friezen, geweest zyn. Doch deezen hadt men ook onder dc Franken, zelfs na dat het volk, in 't algemeen, het geloof omhelsd hadt (e~). Ook waren de Geloofspredikers der agtfte eeuwe gewoon, zulken, die aan groove bygeloovigheden vast waren, al waren zy fchoon gedoopt , den naam van ongeloovigen te geeven, en wederom op nieuws te doopen (ƒ). De eerfte bekeeringen waren ook zo gebrekkelyk, dat zy, zelfs in de agtfte eeuwe, van een gcduurig afvallen gevolgd werden. Weinige jaaren na de dood van Klotaris, die in 't jaar zeshonderd agtentwintig voorviel, werden de Saxers, door Dagobert, ontflaagen van het opbrengen der jaarlykfche fchatting van vyfhonderd Koeijen, hun, door Klota- " ris den I. opgelegd. Zy hadden zig verbonden, om de grenzen des Frankifchen gebieds te beichermen, tegen de vyandelykheden van eene zekere foort van Sclaaven, Winiden genaamd; en op hunne wapenen, volgens landsgebruik, gezwooren , zig aan \ gemaakt verdrag te Lullen houden. Dagobert werdt hierdoor bewoogen, om hun de fchatting kwyt te fchelden. En fchoon zy weinig tegen de Winiden uitvoerden, bleeven zy egter van den ouden last ontheeven (g). Of de Friezen, by deeze oF by eene andere gelegenheid, Utrecht ook wederom gekreegen hebben, is my niet geb'ïee- ken ; (c) Vtde Epift. Gregor. Magni P. ad Bruniciiild. Reg». Franc, apud Du Chesne Tom I. p 899. CO Vide Gregor. P. Epift. inter Uonifac. Epift. CXX1Ü. p. 168. (g) Fredegarii Chronicon. Cap. LXXIV» Y 4 63*.  344 VADERLANDSCHE IV. Boek. ken; doch voor 't einde deezer eeuwe, zullen wy 'er hen wederom meester van zien. Dagobert ftierf in 't jaar zeshonderd agten- dertig. Twee jaaren voor zynen dood, zag hy zig, door het overlyden van zynen Broeder, Charibert, en van deszelfsZoontje, Chilperik , in 't bezit gefteld van gantsch Frankryk cn van verfcheiden' aangewonnen' Landen (Ti). Ook hadt hyzig, niet lang hierna, voor een gedeelte, van den last der regeeringeontflaagen, en 't gebied over Oostfrankryk, aan zyn'oudftenZoon, Sigebert, dat over Westfrankryk aan zynen jongftenZoon, Klovis, opgedraagen (/). De Landen, omtrent den Ryn gelegen, behoorden dus tot het Ryks- aandeel van Sigebert. Deez' liet de zorg der Regeeringe meest aankomen op zynen Groothofmeester Grimoald, wiens Vader, Pepyn van Landen, die zelfde waardigheid bekleed hadt. Zelf hieldt hy zig bezig met het bouwen van Kloosters cn andere Godsdienftige geftigten, waarom zyn naam, by de Geestclyken zyner eeuwe, in gezegende gedagtcnisfe geweest is (&): fchoon hy zig zo niet door hen regeeren liet, of hy wist, fomtyds, zyn Koningklyk gezag te bewaaren: want, uit éénen zyner Brieven biykt, dat hy het houden van zekere Kerkelyke Vergadering weigerde toe Ee ftaan, eeniglyk om dat zy, door dc Geeslelykhcid, zonder hem vooraf te kennen, be- fchree- (<} Frrdegarii Chronicon, Cap, lA'vii. ft ) Vita Sigkberii Regis, cpud Do Che?ne , Tom, I, pA Lkj Vita SioEEERTi Regis, uilfupra b. 593 A. B.  IV. Boek. HISTORIE. 345 fchreeven was (7). Grimoalds Zusters, Hegga en Geertruid, hebben zig ook, door het zelfde flag van Godvrugtigheid, vermaard gemaakt. Begga heeft, naar fommiger gevoelen (ni), de orde der Begynen ingefteld. En Geertruid, die, na haare Moeder, Itta, Abtdis te Nivelle in Brabant geweest is, heeft, in 't Land van Stryen, alwaar zy zig dikwils onthieldt , naar alle waarfchynlykheid , ter plaatfe daar nu Geertruidcnberg is, eene Kapel geftigt, die, door Amandus, Bisfchop van Maastricht, werdt ingewyd («). Men heeft haar, naderhand, als eene Heilige geëerd, en verfcheiden' eeuwen agtereen, ter haarer gedagtenisfe, op de gastmaalen en by andere gelegenheden , in deeze Landen, eenen braaven teug gedronken , bekend by den naam van Sin te Geerden minne (0). Men maakte, onder Sigeberts regeeringe, zyn werk ook van het bekceren der ongeloovigen deezer Landen. De Goudfmid en Munt meester Eligius, van wien wy reeds boven C/0 gewaagd hebben, werdt, om zyne uitmuntende kennis en deugd, tot Bisfchop van Noyon verheeven. Te gelyk werdt hem de zorg voor de bekeeringe der Steden Gend en Kortryk en eenige andere deelen van Vlaanderen opge- (7) Epift. EXX1X. inter Epift. Franc. Regum alioruinque cpud Du 'Che«ne Tam. li p (m) Apud A. MiR4ïUM Fait. Belg. Sc Burg. cd diem 17. Dcc. p. 744. Vide & Supplement. MiR/Ei Part. II. Cap. XXVI. p. 948. (.n) Diploma Hilfundis apud Miraïum, Dipl. Belg. Libr. I. Cap. XXIV. p. 146. (0 ; Melis Store bl. 121. Add. Epift. Alcuinj in Canish L:ct. Tm. 11, P. I p. 411. ibidemjae nou (P) Zie hier voor, bl. 3^4. Y 5 Geertruid (ligt eene Ka^ pel te Geertruidenberg. XII. Eligius predikt hetEvangelie in Brabant, in Vlaanderen, en onder de Friezen en Sueven of Zeeuwen.  UC VADER LAND SCHE IV. Boek, opgedraagen. De meeste ingezetenen deezer Landftrecken waren nog ongeloovig of aan veele dwaze bygeloovigheden verflaafd. Eligius ftelde dan al zynen vlyt in 't werk, om hun de waarheid te verkondigen. Zelfs ver/ genoegde hy zig niet met den Vlaamingcn en Antwerpenaaren het Evangelie te prediken; maar hy begaf zig ook naar de Friezen, de Sueven, door welken fommigen de Zeeuwen verftaan (q), cn andere Barbaaren, die, in eenen afgelegen' oord , langs den Zeekant, woonagtig, nog geene, of byna geene gelegenheid gehad hadden, om kennis van den Christelyken Godsdienst te bekomen. Ook was zyne prediking hier van zo veel vrugt, dat een groot deel van deezen woesten Landaart den dienst der Afgoden verliet en het Evangelie omhelsde. Veele Sueven of Zeeuwen werden door zyne prediking bekeerd. Hy verdelgde hunne Tempels , verbrak hunne Afgodsbeelden , en bragt, door vriendclyke cn ernftige vermaaningen , eene merkclykc verbetering in de zeden deezes volks te wege (V). Doch na zynen dood of vertrek, fchynt de meeste hoop wederom tot de oude bygeloovigheden vervallen te wezen. Sigebert in 'c jaar zeshonderd zesenvyf-tig overleden zynde (.?), ftelde de Groothofmeester Grimoald den jongen Dagobert den II, Zoon van Sigebert, op den. Oost- Cj) Mir/f.i Fafti Belgici & Burg. ad 7. rfoy. p. Ö59,, (r) Vita S. EtiSü, Libr. li- Ccp. 2] 3 & 8. \s~) Vita Siüeberti Regis, ubi fupra 'p. 593. S»  IV. Boek. HISTORIE. 34? Oostfrankifchen troon, zelf midlerwyl al het gezasr in handen houdende. 't Leedt zelfs niet "lang, of hy liet Dagobert, voorwendende, eerst dat dezelve gevaarlyk ziek, en toen dat dezelve overlecden was, heimelyk den kruin fcheeren, en in ballingfchap naar Ierland verzenden (?). Vervolgens verklaarde hy zynen eigen' Zoon, Childebert, tot Opvolger van Dagobert den II; beroepende zig, om dit bedryf eenen glimp te geeven, op eene verklaaring van Sigebert, by welke deeze Childebert tot zynen Zoon aangenomen hadt (yj. Klovis de II, Broeder van Sigebert, die het overig deel des Frankifchen Ryks regeerde, kon deezen handel met geene goede oogen aanzien. Zelfs fpanden eenige Oostfrankifche Grooten famen tegen Grimoald, overvielen hem onverhoeds, en voerden hem naar Parys, alwaar hy, in den kerker, onder 't lyden van geweldige folteringen, den geest gaf (w). Wat GrimoaldsZoon Childebert betreft; ten hoogllen waarfchynlyk is 't, dat men hem ook gedood, of in een Klooster geileeken zal hebben ; hoewel 't ons niet verhaald wordt. Klovis de II. regeerde gantsch Frankryk maar eenen korten tyd. Hy overleedt nog voor 't einde des jaars zeshonderd zesenvyf«g O)- Hy (?) Vita Sigeberti Regis , ubi fupraFragment. Hifi. Anctoj-is incerti, apud Du Ciiesne, Tom. J. p. 782. O) Vita Sigetserti Regis, ubi fupra p- 593. A. B. QnQ Vita Siceherti Regis, ubi fupra p. 59.";. C. O) Wandrugisili Abbatiï Vita, Cap. XIV» apud Dv Chesne Tom. I. p. 640. B.  IV. Boek. HISTORIE. 351 Deïre, dat hy, door hunne bewerking, op den Bisichoppelykcn zetel van Jork verheeven werdt. Bezwaarlyk wist hy zig in deeze hoogheid te maatigen. Trots uit den aart, bediende hy zig van het aanzien, welk hy by de Northumberlandfche Koningen hadt, om over anderen te hcerfchen, leidende voorts een Vorstelyk leeven; tot zo verre, dat hy zelden uitging dan omringd van eenen ftoet van bedienden, en zig, in gouden fchotelen, deedt opdisfchen. Doch toen Egfrid naderhand de regeering over gantsch Northumberland in handen kreeg, verminderde Wilfrids gezag niet weinig. Egfrid , door zyne Gemaalinne, Irmenberg, opgehitst, betoonde op verre na zo veel agting niet voor Wilfrid als zyne voorzaaten. Zelfs klaagde hy over zyn trots en ergerlyk gedrag by Theodorus, Aartsbisfchop vaD Kantorberri, die beweerde, dat het Bisdom van Jork onder hem llondt. Wilfrid werdt afgezet (7z); en begaf zig, voor erger bedugt, terftond op reis naar Rome, om by den Paus zyn beklag te doen. Men meende, ten hove, dat hy 't op zekere haven van Westfrankryk gemunt hadt; weshalven 'er eenige gezanten, met aanzienlyke gefchenken, aan Koning Theodorik en aan den Groothofmeester Ebroin gezonden werden, met verzoek, dat Wilfrid, in 't doortrekken, mogt aangehouden en gebannen, of, na 't ombrengen zytier Reisgezellen, van al het zyne beroofd worden. Doch Wilfrid was, met eenen gun- ftigen,. 4*0 Bed* Libr. W. Cap. 52,  352 VADERLANDSCHE IV. Boek; fiigen Westenwind, in Friesland, welk nu, voor een gedeelte ten minden, tot het Oostfrankisch Ryk behoorde, aangeland, alwaar hy, door Adgillus, Koning der Friezen, met de uiterfte hoogagting, ontvangen werdt (7). Ebroin hadt Adgillus wel fchriftelyk en door afgezondenen laaten verzoeken, om Wilfrid te doen ombrengen, of hem gevangkelyk toe te zenden. Doch Adgillus betoonde hiervan zo groot een' afkeer, dat hy den brief, by welken hem dit verzoek gedaan was, eerst Wilfrid en zynen Reisgezellen, onder welken ook de Schryver was, uit wien wy dit verhaal ontkenen , met verontwaardiging, voorlas , cn daarna, voor hunne oogen, in 't vuur wierp (k~). Ebroin hadt reden, om op Wilfrid gebecten te zyn, doordien men 't hem wyten moest, dat Dagobert de II. uit Ierland gehaald, cn, tegen Ebroins belang aan, op den Oostfrankifchen troon, geplaatst was. Adgillus fchynt zig daarentegen verpligt gerekend te hebben , om den weldoener des Oostfrankifchen Konings, van wien hy meer of min afhangkelyk was, allen mogelyken dienst te doen. Zelfs gaf hy Wilfrid vryheid, om het Evangelie, geduurende den winter, die niet zeer bekwaam was, tot het voortzetten zyner reize naar Rome, aan de ongeloovige Friezen te prediken; 't welk met zulk eenen gevvenschten uitfiag gefchiedde, dat de aanzienlyk- ften CO Eddii Vita S. Wilfridi, Cap. XXIV — XXVI. Beda Libr. V. Cap. jq, (*) Eddzi Vita S. Wilfruh, Cap. XXVI. [feu XXVII>J  366 VADERLAND SC HE IV. Boek. "i.v Raganfrid én Radboud flaan Karei. Theudefinde zal, by deeze gelegenheid, dan ook omgekomen zyn. Pipyn overleedt in Wintermaand deezes zelfden jaars (_s~). Hy hadt, voor zynen dood, den jongen Theodebald', natuurlyken Zoon van Grimoald, tot Groothofmeester van Dagobert denlllaangefreld, en na zyn overlyden, nam zyne Gemaalin Plechtrude, als Voogdes van Theodebald, het Ryksbewind in handen. Zy verzekerde zig terftond van haaren Stiefzoon Kara (/)■> die te Keulen gevangen gehouden - werdt (/). Doch eenige misnoegden, de wapenen tegen haar opgevat hebbende, floegen haar Leger en dreeven Theodebald op de vlugt; federt zekeren Raganfrid tot Groothofmeester aanftellende, die, min voor Plechtrude bedugt dan voor Karei, welke federt uit zyne gevangenis ontkomen was, een verbond van vriendfchap en onderlinge befcherming floot met Radboud, Koning of Hertog der Friezen (V), die, buiten twyfel, uit een'üigewortelden haat tegen Pipyns Geftagt, al zyne magt byecn trok, om Raganfrid te onderftcunen. Karei, midlerwyl 'voor Opvolger zyns Vaders in Oostfrankryk erkend zynde (w), ftelde zig insgelyks, zo veel hem de korte tyd toeliet, in ftaat, om Raganfrid en Radboud het hoofd te bieden. Radboud voerde zyne benden, te fchepe, den Ryn op tot Keulen toe (V),-alwaar hy, te land geflapt, van Karel, (s~) Annal. Putdenl. ad annum ?I4. (f) Fredecaru Clironic. U. Cont. Cap, CIV, CV. CO li'i'-Rii Cnronk. S. Benin, Cap. III. Part, 2. (r) Predegarii Chronic. //. Ccmi. Cap. CV. Cv:') Annal. Metenf. ar! annum (..r) Chronicon Foutanell. tap, ïll. apud tStAcmaY, Tmi tl. p. 268.  IV. Boek. HISTORIE. 367- rel, met kleine magt, tegen getrokken werdt. Naby de gemelde ftad, viel, in Lentemaand des jaars zevenhonderdenzestien , een bloe / dig gevegt voor (jy), in welk de Friezen de overhand behielden. Een groot deel van Kareis benden fneuvelde hier. Hy zelf bergde zig, ter naauwer nood, door de vlugt (2). De opkomende nagt maakte een einde van den ftryd, en begunftigde de vlugt van Karel, die, zo dra hy tyd hadt om zig te hcrftellen, met een veel magtiger Leger, in 't veld verfcheen fV). Raganfrid was, midlerwyl, met het Leger van Koning Chilperik den II, dien hy. na de dood van Dagebert den III, op den troon geplaatst hadt (b~), het wyd uitgeftrekt (i} Ardenner Woud doorgetrokken, om zig met de zegepraalende Friezen, onder Radboud, te vereenigen. De famengevoegde Legers, als of zy geenen vyand te dugten hadden, liepen het platte land omtrent Keulen, wyd en zyd af. Pipyns Weduwe Plechtrude, die zig, ten deezen tyde, te Keulen ophieldt, werdt genoodzaakt, haare veiligheid (y) Annal. Fuldenf. ad annum 7V,. Qz) Gesta Reemn Francorum, Cap LI. CÓ Annal. Metenf. ad annum 716. (b) Fredegaiui Chronic. 11. Contin. Cap. CVI. - ( 1) Het Ardenner Wond heeft zig, door gantsch Beigieenhet tweede Germanie, uitgeftrekt. Zie Cluveritjs Germ. Ant. Libr. II. Cap. XXXVIII. p. 503. Het bcfloegdus een goed deel van Vlaanderen, Brabant, Luxemburg, en waarfchynlyk ook een gedeelte van Gelderland. Het Sonien-Bosch by Brusfel is 'er, zo men, wil, nog een ovcrblyffel van. xvir. De Friezen door Karei Martel overwonnen.  3<$8 VADERLANDSCHE IV. Boek; 7*7- is, doen zig terftond eenige zwaarigbeden op. i. De Kranji der Abtdye van Fontanelle zegt duidelyk, ('Cap. XII. & XIII.) dat Wando in een Klooster van S. Servaas geileken werdt. Doch men vindt geen Klooster van S. Servaas tc Utrecht, voor de dertiende eeuwe; wanneer 'er, naar fommiger verhaal, eene 'Nonnen-Abtdy van dien 11.1a» werdt geftigt, Zie ByCBfiL, ad Beka.m in heid met aanzienlyke fchattcn te koopen (e-). De flroopende Franken en Friezen werden, niet lang hierna, door vyfhonderd man uit Kareis Leger, welken hy zelf aanvoerde, by de hoeve Amblef, niet verre van de Abtdye van Stablo, in Luikerland op de Luxemburgfche grenzen, overvallen en op de vlugt gejaagd (d). 't Is te vermoeden, dat de Friezen, by deeze gelegenheid, naar huis gekeerd zullen zyn. In 't volgende jaar, op Palm-zondag, behaalde Karei, by het Dorp Vinei, niet verre van Kameryk, eene volkomene overwinning op het Leger van Chilperik en Raganfrid. De Koning ontkwam het met de vlugt (e). Ook werdt Raganfrid, door hulp van Wando, Abt der Abtdye van Fontanelle, aan de Seine, die hem een paard verfchafte, weggeholpen: welke dienst den Abt duur genoeg te liaan kwam, alzo Karei hem terftond uit dc Abtdye zette, en volgens 'c gemeen gevoelen naar Utrecht, doch zo \ ons voorkomt, naar Maastricht, in 't Klooster van S. Servaas (2), in ballingfchap verzondt (f). Omtrent deezen tyd, fchynt Karei ook de CO Fredegarii Chronicon IJ. Contbi. Cap. CVf. f(i) Annal. Metcnf. ad annnw 716. CO Fredegarii Chronicon //. Contin. Cap. CV1. CO Chronicon Fontanel!. Cap. UI. XU. ei XIU. (2) Zo men ftelt, dat Wando naar Utrecht vervoerd  IV. Boek. HISTORIE. 369 de overwinning op Radboud, in Friesland, van welke onze Kronyken gewaagen, behaald te hebben (g). Men wil, dat de kryg tegen de Friezen met een verdrag eindigde, by welk Radboud, onder anderen, zig verbondt, den Christelyken Godsdienst te zullen omhelzen (h~). Ook fchynt deeze belofte en de vryheid voor de Geloofsverkondigers , die 'er op volgde,Wolfran, Bisfchop van Sens in Champagne, bewoogen te liebben, om zig, te fchepe, uit den mond der Seine (T), naar Friesland te begeven, en Willebrord , in 't voortplanten der Evangelie-leere, de hand te bieden (£), met zo gewensch- ten C5O Chronica de Traje&o, apud Mattileum, Tom. V. p. SU- (ft) Joann. a Leydis Chronicon, Libr. II. Cap. 18. (q Append. U. ad Cbion. Fontanel]. Cap. i(70 Wandregisiu Abbatis Vita, Cap. XXIII. apud Du Cues.nE, Tom. I. p. 642. A. in Willibrando p. 73. not. (g). en vanHêussen en van Ryn Kerkcl.Oudbed. II. Deel bl. vo. Doch te Maastricht, ook Trajeclum genoemd, zo wel als Utrecht, was, ten deezen tyde, reeds een Klooster van S. Servaas. 2. Men leest (Cbron. Fontanell. Cap. XIII.) dat Wando, in 't jaar 742 uit zyne ballingfchap te rug keerende, eenige overblyffels van S. Servaas medebragt. Doch men heeft, onzesweetens, nooit voorgegeven,"dieoverblyffels te Utrecht te hebben; maar wel te Maastricht, 't Is waar, dat men, in de gemelde Kronyk (Cap. III.), leest, dat het Trajeclum , werwaards Wando vervoerd werdt, eertyds Wiltenburg werdt genoemd, 't welkalieen op Utrecht past. Doch men fchynt dit zeggen voor een byvoegfel van eene onkundige hand te moeten houden , die diergelyke woorden by Beda (Libr. V. Cap. 11.) wegens Trajeclum, dat is, Utrecht, gelezen hebbende, dezelven op een gantsch ander Trajeclum, uaamJyk, Maastricht, toegepast heeft. I. Deeu Aa xviir. Wolfran, Bisfchop van Sens, predikt het geloof in Friesland  370 VADERLANDSCIIE IV. Boek. ?19> Radbouc weigert zig te laaien doopen en fterft. ten uitflag, dat een goed getal van Friezen, onder welken Radbouds eigen Zoon was, het Geloof omhelsden en zig doopen lieten. Rad- boud zelf werdt byna bewoogen, om zyne gedaane belofte te voltrekken. Men maakte, naar 't verhaal onzer Kronyken (7), te Hoogtwoudc, anderen (m) fchryven te Medenblik, eene Doopvont gereed. Hy hadt 'er den eenen voet reeds ingezet, en Wolfran llondc vaardig om hem te doopen , wanneer hy, op zyne vraag, „ waar het groot getal der af„ geftorven' Friefche Grooten, zyne Voor„ ouderen, vervaaren ware?" ten antwoord krygende, dat alle ongedoopten zekerlyk verkoren waren, zynen voet wederom te rug trok, verklaarende „ dat hy liever, met de „ menigte zyner Voorouderen, in het zalig „ gewest van Wodan, dan met den geringen „ hoop der Christenen, in den Hemel zyn wil„ de (v)." Wolfran vertrok hierop, en Radboud, die reeds, verfcheiden'jaaren, aan eene fleepende ziekte gekwynd hadt (ö) , ftierf zo kort.hierna, dat hy op den derden dag begraaven werdt (Poppo volgde hem op: onder wiens Regeeringe, Willebrord en de andere Predikers volkomen' vryheid kreegen, om het Evangelie, wyd en zyd, te verkondigen^), en de Kerken, die, onder de voorige Regeeringe, tot den Afgodendienst9 mis- CO Joann. a Leydis, Libr. li. Cap. ar. Cm) Ubb. Emmii Rer. Frific. Libr. IV. p. 55. C" ) Joann. de Beka, p. 7. C°) Vita Ludgeri, Libr. I. Cap. 4. Cp > Joann. de Beka. p. 7. cj) Joann. a Eeydis, Libr. IL Cap. s?;    388 VADERLANDSCHE IV. Boek; klaart hy, dat fommige Diakenen, van vroeg af aan, in allerlei ontugt, geleefd, en verfcheiden' byzitten gehouden hadden; en des onaangezien tot de Priesterlyke, ja zelfs tot de Bisfchoppelyke waardigheid verheven waren (V). Ook vondt men 'er, onder de Bisfchoppen, die, fchoon zy zig van Hoererye zuiver verklaarden, van Dronkenfehap, van kwaadfpreekendheid en andere gebreken niet konden vrygekeurd worden (o). Van minder belang was, fchoon ook ftrydig met de Inzettingen der Kerke, dat zy ter jagt gingen (ƒ>). Sommigen, dat nog meer afgekeurd werdt, trokken ten ftryde, en ontzagen zig niet, in openbaaren oorlog, het bloed der Heidenen, ja dat der Christenen zeiven, te helpen vergieten (q). Welk gedrag van den Paus Zaeharias zo zwaar ge woogen werdt, dat hy daaraan de overwinningen toefchreef, welken de Heidenen, van tyd tot tyd, op de Christenen behaalden. ,, Hoe zoudt gy," fchreef hy, in eenen algemeenen Brief, aan de Geestelyken en Weereldlyken onder 't Frankisch gebied, „ de zege behaalen konnen, daar de Priesters „ het één uur het Heilige bedienen, en het „ ander uur de Christenen, wien zy dit be„ dienen moesten, of de Heidenen, wien zy „ Christus moesten prediken, met hunne ei„ gen'fchenzieke handen, ombrengen (r)?" Ook O) Epift. BoNrF. CXXX'II. p. 182, 183. (O Epift. cad. p. 183. CO Epift. ead. p. 183. Qq) Epift. ead. p. 183. Epift. Zach. inter Bonif. CXLII. p. 214. CO EI)ifl- Zachar. inter Bonif. CXXXVII. p. 108.  IV. Boek. HISTORIE. 389 Ook floeg op het ongeregeld gedrag der Kerkelyken de vermaaning, die, omtrent deezen tyd, door Lullus, den Opvolger van Bonifacius in 't Bisdom van Ments, aan zekeren Abt Gregorius gedaan werdt. ,, Laat ons," fchreef hy, ,, de kostelyke kleederen, de vet gevoer„ de paarden, de fperwers, de valken met „ kromme klaauwen, de fcherpbytende hon„ den, het blinkend goud en zilver veragten. „ De zagte matrasfen voegen ons niet. Wy „ behoorden ons onze hoofdkusfens liever van „ mannen dan van gewyde maagden te laaten toereiken. Vooral moeten wy de on„ voorzigtige gemeenzaamheid met vreemde 8, vrouwen myden: wy worden ligter door hei„ melyke dan door openbaare verzoeking ver,, leid, wanneer wy niet wel op onze hoede „ zyn. Het gedruis van menigvuldige dienst„ boden moet, door flille onderhandelingen „ over Gods woord, verdreeven worden (f)." In het leeren en doopen, werden, door deeze Geestelyken, ook eenige ongeregeldheden begaan. Men vondt 'ef, die beweerden, dat men een Christen kon worden, zonder gedoopt te zynfY). Verfcheiden', die van Priesters, welken nog op Heidenfche wyze durfden offeren, gedoopt waren, moesten wederom herdoopt worden (v). Bonifacius was zo kiesch op dit fluk, dat hy, in Beijeren zynde, menfehen herdoopte, om dat zy, van eenen Priester, die CO Epift. Lülli inter Bonif. XT.V. p. 63. (<) Epift. Zach. inter Bonif. CXL. p. 207. Cv) Epift. Gregor. inter Bonif. CXXII. p. 1C8. Bb 3  398 VADERLANDS CUE IV.B0È& „ hun toegeeven, dat zy egt zyn kon; doch „ daaruit dan afleiden, dat deeze Goden een „ begin gehad hadden. Voorts moest hy „ hun vraagen, of zy meenden, dat de wec3, reld een begin gehad hadt, of niet? Zci„ denze ja; dan moest hy onderzoeken, wie „ dezelve gefchaapen hadt ? en aantoonen, „ dat niet een' van hunne in der tyd gewor,, den' Goden, met grond, voor den Schep„ per der weereld kon gehouden worden. „ Hy moest hen nog in verlegenheid trag„ ten te brengen, door het doen van verfchei,, den' vraagen, als, wie dc weereld beflier„ de, eer 'er hunne Goden waren ? wie den „ eerden hunner Goden of Godinnen hadt „ voortgebragt? of 'er nog Goden voort„ gebragt werden ? en zo neen, waarom „ niet? zo ja; of dan 't getal der Goden niet „ reeds oneindig geworden ware? wie de „ magtigde onder alle deeze Goden ware? en zo dit onzeker geoordeelt wierdt; hoe „ veel gevaar men dan niet liep, om, door „ 't eeren van den minderen, den meerde■» ren te hoonen? of zy hunne Goden dienden, >■> om hier, of om hiernamaals gelukkig te' »5 worden? zo 't eerde, waarin toch de Hei3, denen gelukkiger waren dan de Christenen? „ Wat voordeel zy toch den Goden, door „ hunne Offerhanden, toebragten, die alles „ onder hun gebied hadden? En beheersch„ ten de Goden alles; waarom lieten zy de „ Heidenen dan door de Christenen ovenvel,, digen? Behoefden zy Goden; waarom ver„ kooren zy 'er geene magtiger? Behoefden zy „ 'er geenen,- waarom offerden zydan? Zulke en  IV. Boek. HISTORIE. 30$ „ en veele diergelyke vraagen moest hy hun r» doen, niet op eene verwytende en tergen„ de, maar op eene vriendelyke en zagtzinn nige wyze; fomtyds de Christelykë Leer te„ gen hunne bygeloovigheden overhellende, op dat zy eer befchaamddan verbitterd mogten worden. Wyders moest onze Geloofs„ prediker hierop aandringen , hoe toch de „ Goden konden geoordeeld worden, de „ regtvaardigen, in dit leeven, te beloonen, „ en de onregtvaardigen te ftraffen ; daar zy „ de Christenen, die hunne beelden alomme „ om verre wierpen, en de gantfche weereld ,, van hunnen dienst afkeerig maakten, onge„ ftraft lieten ? Waar 't voorts by tockwame, „ dat de Christenen vrugtbaare Landen, Wyn „ en Olie in overvloed voortbrengende, be„ zaten, terwyl de Heidenen, daarentegen, „ in eenen kouden en dorren hoek des Aard„ bodems,geplaatst waren? Hy moest hun ook „ voorhouden, dat de Christenen de gantfche „ weereld regeerden, daar de Heidenen ge„ ring van getal en magt waren, en dat dee„ ze groote verandering te wege was gebragt, „ federt de komst van Christus, voor wiens „ tyd, de Heidenen groot gebied in handen „ gehad hadden (V)-" Ziet daar de redenen , welken Bonifacius zal gebruikt hebben, om de Heidenen deezer Landen tot het geloof te beweegen. Van derzei ver gegrondheid of ongegrondheid, blyve het oordeel den opmerkenden Leezer aanbevolen. De Saxers en Friezen lieten zig ligter door hem overhaalen, om dat hy, ge- hk CO Epift. Dan-ielis inter Co.mf. LXVII. f. ?r. 33.  4cq VADERL ANDSCHE IV. Boek; lyk zy zeiven gewoon waren te zeggen (yjy met hun van eenen bloede herkomftig was Qwj. Menigvuldige Medearbeiders hadt Bonifacius in het werk der Bckeeringe , die hy overal heenen zondt, en die, behalve dat zy dikwils lyfsgevaar liepen, ook fomtyds gebrek aan 't noodige hadden. „ Mync Priesters, fchryft onze Bisfchop, in zekeren Brief aan den Priester Fulred, „ die zig digt aan de Heidenfche „ grenzen onthouden, hebben nog ter naau„ wer nood brood om te eeten; doch het ,5 ontbreekt hun aan kleederen (V)." Deeze behoefte werdt ondertusfchen, dikwils, van buitens Lands vervuld. Bonifacius ontving, van tyd tot tyd, inzonderheid uit de Engelfche Kloosters, kleederen, dekens en andere noodwendigheden (v). Somtyds zondt men hem , onder anderen heel van Rome, een weinig Peper, Kaneel en andere fpeccryen (z), die, in deezen tyd, zeer dierbaar waren. Zyne inkomiten zullen, vermoedelyk, in 't eerst nier. groot geweest zyn. Zy werden in vier deelen verdeeld; waarvan hy één voor zig zelf bchieldt, één aan zyne Geestclykheid, en één aan armen en Pelgrims uitdeelde: het vierde bewaarde hy, tot het bouwen en onderhouden van Kerken (ci). Doch onze Bisfchop hadt inzonderheid de Heilige Schriften en andere boeken noodig, om Cv) Epift. Bonif. VI. p. 10. («O Zie hier voor III. Boek, 11. 291. en IV Bock, 11. 38$. C*) Epift. Bonif. XCII. p. 128. O') Epift. Bonif. XXXVIII. p. 40. Epift. Cinf.ardi infer Bonif. i.XXXV1. p. 121. O) Epiftola Gemmuli inter Bonif. CXLVIII & CXI.IX, p. 221). & 230. Cf j Epift. Gf.ecok.. inter Bonifacii CXXIV. p. 171.  XXIII. Karoloïnan flaat dc Saxers en' Friezen. 743- 1 i 40a VADERLANDSCHE IV. E-oek: hec fchryven beletcede (//). Somtyds ontbrak het hun aan goed Pergamcnt (/). Veeltyds vondt men gecne boeken dan die flfegc gefchreeven, cn dus bezwaarlyk te leezen waren (k); zo dat 'er veel tyds en arbeids vèreischc werdr, om tot eenige kennis van belang te geraaken. Bonifacius egter, met de bekwaamheid die hy hadt, en die van veelen hoog geroemd werdt (/), arbeidde vlytiglyk aan de bekeering der ongeloovigen en den opbouw der Gemeente. De fchets, welke wy van zyn gedrag, uit de egtlle Hukken, die tot ons gekomen zyn, hebben gegeven, zal den Leezer hebben doen zien, welk een man hy geweest zy. Zy heeft ons de wcereldlyke zaaken, voor eene poos, uit het oog doen verliezen. Wy hervatten den draad van ons verhaal. In of omtrent den jaare zevenhonderd tweeënveertig, Honden de Saxers, onder Dideiuk of Dirk, wederom tegen de Franken op. Ka•oloman maakte zig wel haast van céne hunner Vestingen meester, en noodzaakte hen, op ïieuws, tot onderwerping; doch zy hervatteten den opflcnd andermaal, in 't volgende jaar, :ïg verbonden hebbende met Radboud (W), He, in fömmige Kronyken, genoemd wordt Hèer nm Nedcrfricdand', en Broeder van Gonde- b a l d , (70 Epift. GSMMULI inter Bonif. CXI.IX. p, 230. • CO Epift. Jatto inter Bonif. CXIV. p. 153'. (I:) Epift:. Coena; inter Bonif. XCIX. p. ly. ( l) Epift. Theophyiac. inter Bonif. CXLVfr. p. 227. (m~) C'hron. breve Seno.ii. ut', er.ittun -43. Epift. Za 11'. hfr onif. CXXXVI4I. *. 201. '  IV. Boek. HISTORIE. 403 bald, die, na zynen Vader, Aldgillus, Broeder vun Poppo, over gancsch Friesland 't gebied voerde («). Karerloman, zig te zwak bevindende, om den Friezen en Saxers beide ■ het hoofd te bieden, vereenigt zyne magt met die van zynen Broeder Pipyn. De Broeders vallen te gelyk in 't Land der Saxers, 't welk wyd en zyd verwoest werdt. De Saxifche Hertog Dirk werdt gevangen genomen (o~), of, volgens anderen (j)),als gyzelaar in verzekeringc ge(teld;doch naderhand, op zyn woord, omflaagen. De magt der verbonden' volken werdt dermaate geknakt, dat zy zig wederom tot onderwerping aan 't Frankisch gebied gedwongen zagen (q). Of 'er, ten deezen tyde, ook een verdrag met de Friezen getroffen werdc, blykc niet klaar, 't Is egter vry waarfchynlyk; alzo men de Friezen, den Franken, haast, in eenen nieuwen kryg tegen de Saxers, zal zien byfpringen. De guduurige overwinningen van Karoloman, wel verre van hem met Merker heerschzugt te vervullen, fchcenen hem wars van de weereld re maaken: hoewel fommigen vermoeden (r), dat zyn Broeder en dc Paus, door list of dwang, weêrzin in de Regcering in hem verwekten. Immers hy befloot , O) Cliron. Dominor. de Egniond Cap. IV. apud van Loon Aloude Uoll. Hift. I. Ded, hl. 338. (0) Artaal. Franc. Tilian. ad annum 744. (p) Reginon. Cbron. Libr. ii. ad annum 743. Cl) Annal. Franc. Aftron. ad annum 744. Annal. Fuut. ad ennum 745. Cr) Vide Net. J. ii. Schminck ad EcüNhart. ti Vita Casol. Magni Cap. II. jj. 22. Cc a 744»  U6. i Pipyn overwint de Saxers, met hulp der Friezen. CO Annal. Bertinian. ad annum 746. Epitoni. Chronic Casfiiï> apud Murator. Rer. Ral. Script. Tom. li. p. 358. CO EP'11, Bonifach XCI- p. 12Ö. 404 VADERLANDSCIIE IVi Bottl floot, vrywillig of zyns ondanks, het Ryksbevvind zynen Broeder Pipyn alleen in handen tö laaten, trok, op het einde des jaars zevenhonderd zesenveertig, naar PvOtne, en begaf zig eerlang in het Benediéryner Klooster van den Berg Kasfin - alwaar hy, zig vooraf den kruin te Rome hebbende laaten fchceren, Monnik werdt (j). Terftond hierna, werdt Pipyn al wederom genoodzaakt, om eenen opftand onder de Saxers, door de wapenen,te derapen. 't Schynt, dat zy in Frankryk gevallen waren, en een groot getal van Christelykë Kerken verwoest hadden. Immers ik weet op niemant beter dan op de Saxers te pasfen, 't gene Bonifacius, in éénen zyner Brieven, aan Paus Steven den III, niet lang na deezen tyd, gefchreeven, van de Heidenen zegt: „ dar. „ zy, naamlyk, onlangs, in zyn Bisdom , „ meer dan dertig Kerken verwoest en ver„ brand hadden (7)." Pipyn flaagde te beter, in zyne onderneeming tegen de Saxers, doordien hy nu van de Friezen werdt bygeftaan. Zyn Leger vereenigde zig met dc gewapende manfehap, welke de Friefche Koningen, ten zynen behoeve, op de been gebragt hadden. De Saxers werden grootendeels verflaagen of gevangen genomen. Hun Land te vuur en te zwaard verwoest, Eerlang onderwierpen zy zig, en beloofden de fchatting, welke zy, eertyds, Klotaris den  IV. Boek. HISTORIE. 405 den I. toegezeid hadden, voortaan, volkomenlyk te zullen opbrengen. Veele Saxers, zig buiten Haat vindende om de magt der Franken te wederflaan, ontweeken de dood of flaaverny, door belydenis van den Christclyken Godsdienst te doen, en zig te laaten doopen (V). Pipyn, nu het gantfche Staatsbewind des magtigen Frankifchen Ryks in zyne handen gelleld ziende, befloot, met het gezag, ook den naam van Koning aan te neemen, en Childerik den III, die tot nog toe alleenlyk dien naam gevoerd hadt, ook van denzelven te berooven. Ondcrtusfchen moest aan dit werk een glimp gegeven worden. Behalve de toeflemming der Frankifche Grooten, ten deezen einde, te Soisfons byeengeroepen, hadt men de Pausfelyke goedkeuring noodig. Men zondt dan Burchard, Bisfchop van Wurtsberg, en den Kapellaan Fulrad naar Rome. Paus Zacharias, die Pipyns hulp tegen de Longobarden i.n Italië behoefde, gaf ligtelyk zyne toeltemming tot deszelfs verheffing (w), vcrklaarcnde dat men hem, die de Koningklyke magt reeds bezat, ook den Koningklyken naam niet behoorde te weigeren (ar). Ook werdt hy eerlang, na dat Childerik van den troon geftooten en in een Klooster gefteken was, te Soisfons, door den (y) FREDEOARir Chronic. ///. Cont. Cap. CX. feu Coücfl;. Historie, cx Tuoromacho, Libr. vi Cap'. Wcpud Hf Canis. Tom. [f. P. I.' p. 220. . (*■) Annal. Bertinian. ad annum 749. Eginiiart. Annal. ad gtinum 741.1. . (x) Annal. Loifel. ad annum. 749. Cc 3 xxiv. Pipyn, tot Koning van Frankryk verheeven , wordt door Bonifaciusgezalfd. 751-  4of5 VADERLANDSCHE IV.Boek, den bovengemeiden Bonifacius, Aartsbisfehop van Mencs, tot Koning van Frankryk gezalfd GO- Men vindt aangetekend, dat Bonifacius diep in Pipyns gunst [tandt, cm dat hy écu van de eerden geweest was, die hem hadden bygeitaan, in 't afzetten van Childerik, cn in't beklimmen van den Frankifchen Troon (z). De Heiligen van deezen tyd maakten geene zwaarigheid, om zig met de ncteliglïe Staatszaaken te bcmoeijen (1). Omtrent deezen tyd, of wat vroeger, riedt Bonifacius Pipyn, fommigen Bisfchoppen de helft of een derde hunner goederen af te nemen, onder belofte van alles, in vervolg van tyd, te zullen wedergeeven. 't Schynt dat Pipyn, om zig, in zyne nieuwe mogendheid, Cy 3 Annal. FiiMciiCcS, ad cnnr.r.i 751. C~5 Hameleafe Chronicon, in Coll. G. Leibnitzii Tum. II. p. 508. ( 1) Onder de Brieven van Bonifacius, vindt men'er eenen aan Paus Zacharias, in welken men leest, dat de Brenger des Briefs met eenige geheimen belast was, die >iy den Paus alleen openbaaren moest. Bonif. Epij'. CXLI. p. 210 Sonuriigen vermoeden, niet zonder grond, dat deeze geheimen de verheffing van Pipyn, tot Koning der Franken , betroffen. Voiez Pere Danikl IPstoire de France Tom. I. p. 362. De brief is, omtrent deezen tyd, gefchreeven. Ook was Burchard, die naderhand aan den Paus gezonden werdt, dcor Bonifacius, tot Bisfchop van VVurtsberg, aangeflcld. Bonif. Epi/I. CXXXII. p. 182. Conf. Zach. Epifl. inter Bonif. CXXXIII. p. 185. De KapellaanFulrad, Burchards reisgenoot, was insgelyks een goed vriend van Bonifacius. Bonif. Epifl. XCII. p. 127. Zo dat het van alle kanten bevestigd wordt, dat Onze Bisfchop fterk in deeze zaak gewerkt heeft.  ÏV. Boek. HISTORIE. 411 Welke uitdrukkingen toonen, dat Bonifacius, zo zeer als andere Geloofsverkondigers hier te Lande, voor dc Pausfelyke opperhoofdigheid gcyverd heeft. Ook hadt hy, te vooren al, in eenen anderen Brief aan Paus Zacharias, betuigd „ dat hy het algemeen Geloof en de „ cc-nigbeid met de Roomfche Kerke wensch„ te te bewaaren, en niet ophieldt, alle zyne „ Leerlingen, hier te Lande, tot het gehoorzaamen des Apostolifchen ftoels, te nodi,, gen cn te neigen (g)". Nog eens, „ dat „ hy hartelyk wenschte, in de gemeenfehap „ der Roomfche Kerke en in de gchoor„ zaamheid der Pausfelyke bevelen, onder „ de Duitfche volken, tot welken hy ge„ zonden was, te blyven volharden, zo „ lang hy leefde (hj\ En in eenen Brief aan Paus Steven zeiven, dat, „ al wat hy, ,, als afgezonden' des Roomfchen Stoels, zes,, endercig jaaren herwaards, hadt verrigt, „ ten nutte der Roomfche Kerke geftrekt „ hadt, aan welker oordeel, zo hy ergens „ in, met woord of daad, hadt gefeild, hy „ zig, in alle nedrigheid, onderwierp CO", Zulke en diergelyke verklaaringen zullen den Paus, buiten tvvyfel, bewoogen hebben, om, ten voordeele van Bonifacius, uitfpraak te doen, hoewel men zulks, myns weetens, nergens aangetekend vindt. Ook wordt ons de Cs) Epifl:. Bonifacii CXXXli. p. l8li CO Epift. Bonifacii apud lliitiEiiM Not. Ecclef. Bellij, Ccp. V. p. m. 6j]o. CO Epift- Bonifacii xci. p.  41 ft VADERLANDSCHE IV. Boek. de uitflag van 't gefchil, tusfchen hem en den Keulfchen Bisfchop, zo ver my bekend is, by geenen der oude Schryveren verhaald. Alleenlyk weet men, dat, Pipyn, niet lang hierna, eenen togt tegen de Saxers, die wederom afgevallen waren, ondernomen hebbende, de Keulfche Bisfchop Hildegarius, ten zelfden tyde, in de Vesting IViberg, door de Saxers, is omgebragt geworden (£). Of hy Pipyn op den togt verzeld hebbe, dan of hem de Saxers, om eenige andere reden, hebben gehaat, blykt niet klaar. Misfchien heeft zyn dood een einde van 't gefchil met Bonifacius gemaakt. Paus Steven kwam, in 't zelfde jaar, in Frankryk, om hulp tegen de Longobarden by Pipyn te verzoeken (/_). Veelligt heeft zyne tegenwoordigheid en gezag Bonifacius in 't opzigt over de Utrechtfche Kerke bevestigd. Doch na de dood van deezen Kerkvoogd (tn), is de Utrechtfche Bisfchops zetel aan het Aartsftift van Keulen onderhoorig geweest (4). Boni- (k) Annal. Lötfel. ad annum 753. Annales Bcrtiniani xd enaun 753- Annal. Fuldenf. ad annum 753. (T) BginharTi Annal. ai aimtim- 753. (>/.<) Cluoiuc. dc Trajecto in MatthavI Analcct. Tom. V.j». 314. (4) Dit heeft geduurd tot in het jaar 1559, wanneer Paus Paulus de IV, op verzoek van Filips den II, Koning van Spanje en Heer der Nederlanden, het Bisdom van Utrecht tot een Aartsbisdom verheeven, en van de ondèrhoorigheid aan het Keulsch Aartsbisdom geheellyl; ontflaagen heeft. Vide Buil. Pauli IV. apud Mirsum Donat. Belg, Libr. I. Cap. CLVI. p. 472.Tom. I. Open Diplom,  m Boek. HISTORIE. 41$ volk tot het afleggen der wapenen, de Geestelykheid tot lyden vermaande. Wel haast viel toen de woedende menigte op den Bisfchop zeiven aan. Hy werdt, nevens drieenvyftig der zynen, ongeluk'kiglyk, van 't leeven beroofd {[q~). Onder deezen, was ook zekere Doban of Eoban (f), dien Bonifacius te vooren aangefleld hadt, om hem, in de beftieringe des Utrechtfchen Bisdoms, behulpzaam te zyn (Y), waarom hy, by fommige Schryvers, den naam van Bisfchop draagt (f). De roofzieke Friezen vielen, vervolgens, in de tenten der Predikers, fleepten de kisten met boeken, die zy waanden met geld gevuld tc zyn, naar de fchepen van Bonifacius, alwaar zy den voorraad van wyn en eetwaaren pionderden en te ]yf flocgen. De boeken werden ten deele in eenen poel gefmeeten, ten deele langs 't veld verftxooid. Men wil, dat drie derzelven, nog tot deezen C?) App. Chronol. ad. Beda Hift. Ecclcf. Libr. V. Cap. 24. (r Notkeri Martyrologium ad d. Non. Junii in H. Caniïii Lcct. Tom. II. P. III. p. 138. CO Willibalui Vita S. Boxifac. Cap. X. p. 164. CO Nüikeri Martyrolog. ubi fupra. digheden, in welken wy hem hier ontmoeten, fchynen hem in dit vermoeden te brengen. Doch behoort dit vermoeden, zo lang het geen' meer grond heeft, niette verdwynen, voor de bedenking, dat onze Bisfchop zig immers te ern'flig en te openlyk tegen de krygyoerende Bisfchoppen verklaard hadt (zie bl. 395.) om zelfde wapenen te gebruiken? Veelligt heeft Pipyn, wiens Vader hem in befcherming genomen hadt -^zie bl. 385.) hem eeni*; krygsvolk medegegeven: voor welk men dan eene foort van Legerplaats heeft moeten aflteeken, en Tenten opflaau.  4*6 VADERLANDS CUE IV. Boek; zen dag toe, overgebleeven zyn, en in do Abtdye van Fulda, in 't Aartsbisdom van Ments, in 't jaar zevenhonderdvierenveertig, door Bonifacius geftigt (y), bewaard worden. Dc dood van Bonifacius werdt, door de Christenen- van deezen oord, ftrengclyk, op de ongeloovigen gewrooken. Sommigen hebben, uit oude Schryvers , te bock gefteld, dat zeker Bevelhebber der Franken over de Landftreek omtrent de Eems, met eenig Krygsvolk, over de Lauwers trok, en de moorders van Bonifacius genoegzaam allen van 't leeven beroofde 00* Ook verhaalt men, dat Radboud de 11, die, ten deezen tyde, over de Friezen bewesten de Lauwers regeerde, zig verdagt gemaakt hebbende, dat hy de hand in het ombrengen der Geloofs-Leeraaren gehad hadt, of met geweld verjaagd, of uit eigen' beweeging en vreeze voor erger, naar de Saxers, ch van daar naar dc Deenen in Jut' land, geweeken is, alwaar hy zig, langen tyd# onthouden heeft Qx~). Het lyk van Bonifacius werdt midlcrwyl eerst over de Zuiderzee naar Utrecht gebragt, en aldaar ter aarde befteld; doch kort daarna,door de Geestelykheid van Ments, niet zonder eenige tegenftribbeling van den Stadvoogd en Gemeente van Utrecht, uit het Graf geligt, naar Ments gevoerd, en eindelyk , in de Abtdye vart Fulda, volgens zyne uitdrukkelyke begeerte (v~) Annal. FuldcrfC ad annum 744. ( w ) Ubb Emmii Rer. t'iilic. D:c, I, Liir. IV. p. iga» r."0 W. ibW. t- 153»  iV. Boek. HISTORIE. 417 te (y), begraaven (2). Dusdanig was het einde van den beroemden Geloofsprediker deezer Landen. Men hadt zynen Marteldood zo dra in Engeland niet vernomen, of men befloot, in eene algemecne Vergadering der Geestelykheid, den dag van zyn flervcn, jaarlyks, plegtiglyk te vieren (a). De waarheid van dit omkomen, die op menigvuldige getuigenisfen rust, wordt nog bevestigd , door eenen Brief van zekeren Bisfchop Milret, omtrent een jaar na den dood van Bonifacius gefchreeven (bj. Van Bonifacius verrigtingen in Friesland, en van de agting, die hy daar by de nieuwbekcerden gehad heeft, kan men eenigzins öordeelen uit meer dan zeventig byzondere giften, allen of meest allen, door de voornaamfte Friezen, weinige jaaren na, en ten deele, zo 't fchynt, ook voor zynen dood, aan hem, ten behoeve der Abtdye van Fulda, gedaan: van welke giften nog egte Gedenk fchriften voor handen zyn (Y). Behalven een goed getal van Brieven, zyn 'er ook nog zesendertig Kerkelyke Inzettingen van Bonifacius in wezen (V), voornaamlyk het gedrag der Bis« fchoppen en Priesteren betreffende. Eenige jaaren hierna, vielen de Saxers weder-- 00 Épift- Bonif. apud Mir.eum Not. Eccl. Bel^ii, Cap. V. p, m 640. O) Willibaldi Vita S. Bonifac. Cap, XI. p. 246. &feqq. Vide ik. Annal. Fuld. ad annum 754 & Eginhart. Annales ad annum 754. (a~) Epift. Cuthberti inter .BoniF. LXX. p. 93, 94. (b) Epilt. Milret inter ISonif. LXXVill. p. 100. C. O J. e. Foppens Diplom. Nova Collectie, i'. I. Cap. V.p.é, Cd) Apud D'Achery, Tam, I. p, 507. I. Deel. Dd  777- XXV1IL Hof te Nieuwraegendoor Karel geftigt. Zyne Giften aan de Utreclitiche Kerke. 420 VADERLANDSCHE IV. Boek Karei, federt, te Worms, op eenen algemeenen Landdag, beflooten hebbende, al zyne magt tegen de Saxers te wenden, viel onverhoeds in hunne Legerlteden. Waarop zy, wederom met fchrik geflaagen, van alle kanten toevloeiden, roepende dat zy Christenen en Onderdaanen der Franken zyn wilden. Karei deedt toen het Slot Heresburg, welk de Saxers verwoest hadden, wederom herttellen. Ook fligtte hy eene andere fterkte aan de Lippe, alwaar federt de Saxers, in grooten getale, met hunne vrouwen en kinderen, gedoopt werden. Hy liet eene flerke bezetting van Franken in deeze Vestingen , en den Winter in Frankryk overgebragt hebbende, begaf hy zig , in de Lente des volgenden jaars, naar Nieuwmegen, alwaar hy het Paaschfeest vierde (»). Hy hadt hier een pragtig Hof gebouwd, en was gewoon, een groot deel van "den Winter of Lente, in hetzelve, door te brengen. De Landlireek was vrugtbaar en vermaakelyk, en het Hof aan eenen lustigen oord, langs den Waaillroom, gelegen Thans was hy 'er ook in Zomermaand deezes jaars; op den zevenden van welke, hy 'er eenen Giftbrief tekende , ten behoeve der S. MaartensKerke te Utrecht. Aan deeze, welke nu door Albrik als Bisfchop beflierd werdt, fchonk hy het Dorp Lijiduna of Lcusden, omtrent den Eemflroom gelegen, met de lauden, bosfchen, wateren, wooningen, flaaven, tilbaaxe en ( ») Annal. Loifel. ad annum 776. (u'j Ewnjiarti Vua Caroli Magnj, Ccp.XVLl. p. $5.  IV. Boek. HISTORIE. 421 cn ontilbaare have; met één woord, met al wat 'er Graaf Wigger eertyds ter Leen by bezeten hadt. Hier werden bygevoegd * vier bosfchen, ter wedcrzyde van de Eem gelegen, en de Kerk, boven Duurftede, Ubkirika genoemd, met honderd roeden lands rondsom dezelve, en een Eilandje ten Oosten deezer Kerke, tusfchen den Ryn en de Lek, behalven den f Oevertol langs den laatstgemelden ftroom. In 't hoofd van den Giftbrief, noemt Karei zig Koning der Franken en Longobarden, en (6} Patrichis der Romeinen (ƒ>). Eenigen tyd te vooren, hadt hy de Giften, door de twee Pipynen, Karei Martel en Karoloman, aan de Utrecht- O) Diploma Carolï apud Hedam p. 41. (6) De naam van Patricius heeft niet altoos eenerleï betekenis gehad. In overoude tyden, verftondt men 'er, te Rome, de ïiakomelingfchap der oude Raadsheeren door. Trrus Livius Libr. X.Cap. 8. Naderhand, werdt Ludgeri Libr. I. Cap. 11, 12, 13. Vide & Revii Davent. Libr. I. p. H. £? feqj. ([e) Annal. Loifcl. ad annos 779, 780. ( f) Chron. Moisfiac. ad annum 780. in CoIIeft. Du CjlES. kb 'Tom. III. v. 138. Dd 5 779-  IV. Boek. HISTORIE. 4*9 vyfhonderd, Karei in handen gefield, en allen, op éénen dag, te Ver den, onthalsd (0). De Koning ftelde federt Graaven over de Saxers aan, die uit de edelften van dien Landaart gekooren werden (8); doch hem niet lang getrouw bleeven Misfchien bragt de ftrengheid, van welke wy gefproken hebben, den algemeenen opftand onder de Saxers te wege, die in 't volgendejaar voorviel, en Karei noodzaakte, hun een - en andermaal flag te leveren (\q); dat zy, naar hulp by hunne nabuuren .uitziende, een gedeelte der Friezen, waarfchynlyk, onder anderen ten minften, die van Oostergo, bewoogen, om het Verbond, met de Franken gemaakt, te verhaten (V). De afval van de Franken ging, onder deeze volken, gemeenlyk met den afval van den Christclyken Godsdienst gepaard. Ook vindt men aangetekend, dat de Friezen, door Witikind opgehitst, tot aan het Vlie toe, van het geloof afvielen, de Kerken verdelgden en de Geloofspredikers ten lande uit dreeven (Y); onder welken, zekere Lndger, die zig te Utrecht in de Godgeleerdheid geoefend , (o~) Eginharti Annales, ad aimum 782. (p) Clironic. Moisiiac. ad annum 782 in ColleCÏ. Du Chesue Tom. III. p. 138. (q) Monachi Egolism. Vita Caroli M. ad annum 783. (, 5 Iacert, Auth. Vita Caroli M. ad annum 784. Qs) Vita Ludgeri, Libr. I. Cap. 18. (8) De Laftbrief voor eenen deezer Graaven, Trutman genoemd, is nog voor handen. Men vindt hem onder de Capitul. Reg. Francor. Tom. I. col. 242. Edit. Baluzii, in Codic. Diplomat. post Teschemacher.. ^sml. Cttviit, p. 38, en by anderen. XXXL Een gedeelteder Friezen ftaat» nevens de Saxers, op, tegen de Franken. _ 783.  430 VADERLANDSCHE IV. Boek; Zy worden door de Franken overwonnen. ( i fend (7), en nu reeds, omtrent zeven jaaren, de Evangelie - leer, tc Dokkum, in de Landftreek Oostergo, gepredikt hadt, met naame, genoemd wordt (v). Karei bragt wel haast twee Legers tegen de Saxers en Friezen te velde. Het een liet hy in VVestfale, 't welk eerst afgeloopen werdt, onder 't bevel van zynen Zoon, Karei; met hec ander rukte hy, noordwaards aan, langs de Wezer. Naderhand, door Turingen, in hce Land, tusfchen de Elve en Saia gelegen, welk, door Saxers en Friezen, bewoond werdt, getrokken zynde, ftak hy den brand in hunne Dorpen en gehugten. Het leger onder Karei zynen Zoon behaalde geene mindere voordeelen op de Westfalers, die, omtrent de Lippe , famengetrokken waren fV). Kortom , de Saxers en Friezen werden eindelyk geheel overwonnen f» Koning Karei benam hun het regt op hun vaderlyk erfgoed, welk zy, eerst onder zynen Zoon Lodewyk den Vroomen, wedergekreegen hebben (yj. Witikind zelf onderwierp zig, en werdt, in den ïanvang des jaars zevenhonderd vyfentagtig, ia 't aanneemen van den Christelyken Godslienst, teAttigni, in eenen loopenden ftroom Y), waarfchynlyk in de Aisne, gedoopt (V). By (O Joann. a Leydis, Libr. I. Cap. 6. (.lO'Vita Ludcïri , Libr. I. Cap. 18. (,w) Emnharti Annales, ad annum 784. (x) Chron. de Trajefto in Mattimïi Annal. Tom. V. p. 15. 00 Astronomi Vita Ludovici Pii, ad annum 814. O) Chronicon Misnicum apud J. A. Crus. WKikind. Cap. .IV. num. 10. p- 42. 1 (a) Ecin'uarti Annales, ad annum 785.  IV. Boek. HISTORIE. 33* By welke plegtigheid, de Koning niet alleen tegenwoordig was; maar, naar 't getuigenis fommiger Kronykfchryveren (b), ook als Ge* vader over den Doopeling ftondt. De bekeering van Witikind gaf gelegenheid, dat een groot deel van Saxen den Christelyken Godsdienst omhelsde. Koning Karei rigtte hier terftond wel agt nieuwe Bisdommen op; in één van welken, naamlyk, in dat van Munster, de reeds gemelde Ludger tot Bisfchop werdt aangefteld (Y). Het Bisdom van Bremen ftondt onder het bellier van Willihad: en zo men ftaat maken kan op eenen Brief van Koning Karei, dien fommigen voor onegt gehouden hebben, heeft deeze Vorst een gedeelte van Friesland, in 't geestelyke, aan 't Bisdom van Bremen onderworpen (d~). Men weet, ten minste, dat de Friezen, by deeze gelegenheid, in zo grooten getale, den Christelyken Godsdienst aannamen, dat men dit gantfche volk nu als bekeerd aanmerkte. Duidclyk blykt dit, uit eenen Brief, niet lang hierna, door Alcuinas of Albinus, Leermeester van Koning Karei en thans ten hove in groote agting, gefchreeven, van welken men ons, onder anderen, deeze woorden bewaard heeft, uit welken men ziet, door wat foort van beweegredenen, de ongeloovigen, ten deezen tyde, tot het omhelzen der Evangelie- (5) Apud J. A. Crusiüm Witikind. Cap. XIV num. 2, % p. 41- (_c~) Vita Ludgeri, Lilr. I. Cap. 20. (<Ó Capit. Reg. Franc. Edit. Daluzü Tom. l.col. 245. ejusd, Not. Tem. II. Cal. 1039.  432 VADERLANDSCHE IV. Boek XXXII. De Wilgen, dooi de Franken , met hulp der Friezen, overwonnen.789. gelie-leere gebragt werden: „ De oude Sax-' „ ers, fchryft hy, en alle de Friefche vol„ ken zyn nu, gedrongen door Koning Karei, „ die fommigen door gefchenken, anderen „ door bedreigingen overgehaald heeft, toe " hec Geloof in Christus, bekeerd geworden „ (e)." Alcuinus kon, zo wel als iemant, van deeze Bekeering oordeelen, alzo hy den Koning, op deszelfs reis naar Saxen, verzeld hadt (ƒ) Ondertusfchen kwam de tyding deezer Bekeering wel haast te Rome. De Koning werdt 'er, in eenen brief van Paus Adriaan den I, die nog voor handen is, geluk over gewenscht (g). De Vrede met de Saxers was nu , voor eenige jaaren, vast genoeg gevestigd (70, voornaamlyk egter, indien men de Frankifche Historiefchryvers gelooven mag , omdat zy geene glimpige voorwendfels vinden konden, om dezelve te breeken (i). Karei fleet, midlerwyl, den tyd elders met oorloogen. ^ In 't jaar zevenhonderd negenentagtig, voerde hy zyne krygsmagt tegen de PPektabe;i, eene foort van Sclaaven, by de Franken, onder den naam van IVilzen, bekend, en omtrent de Oostzee woonagtig. Dit volk hadt, federt eenigen tyd, de nabuurige volken , die Bondgenooten of Onderdaanen der (O Eragm. Epift. Ai.rini apud Du Chrsne Tom. II. ƒ>. 323. ' CO AicuiNi Epift. XXX. iu C. Canisii Uétion. Tom* II. A I. p. 421. (?) Epift. Pomif. & Re£. Franc. Num. XCII. in Collu^ Du Ciiesne. Tom. 111. p. B09. (I>) Poê'ta Saxo, lAr. ft. ad ahnum -83, co EgiRHARïj Annales ad amtièt 785.  IV. Boek. HISTORIE. 4« der Franken waren, door gcduurige invallen en llrooperyen, gekweld. Karei bragt een magrig Leger tegen hen op de been, welk, by Keulen, over den Ryn, en voorts, door Saxenland, naar de Elve trok. De Friezen, die nu met de Franken verbonden, of aan dezelven onderworpen waren, verzelden den Koning op deezen togt, zig, te fchepe, langs den Havelftroom, tot aan de Elve toe, begeevende (k). Karei, langs twee bruggen, die ter wederzyde, door opgeworpen' S.erkten, gedekt werden, over de Elve gekomen zynde, viel in het Land der Wilzen, die haast overwonnen, en genoodzaakt werden, zig der Frankifche heerfchappye te onderwerpen (l). Tusfchen de Ingezetenen van Beijere, die met de Franken verbonden of aan dezelven onderworpen waren, en hunne nabuuren, de Hunnen of Hungaaren, vielen, van tyd tot tyd, gefchillcn over de grensfeheiding. Koning Karei onving, in 't jaar zevenhonderdennegentig, te Worms, een Gezantfchap van de Hunnen, om deeze gefchillen te vereffenen ; 't welk egter niet gelukken wilde (in). Hy befloot, derhalven, zyn regt, in 't volgende jaar, met de wapenen, ftaande te houden. Met de Franken, Saxers en Friezen geraadpleegd hebbende (n), brengt hy, voornaamlyk uit deeze drie volken , een mag- (£) Incerti Auét. Vita Caroli M. ad annum 789. CO Eginharti Annal. ad annum 789. C«0 Eginharti Annal. ad annum 7yo. 00 Incerti Aiiet. Vita Caroli M. ad annum 791. Annal. Berïinian. ai annum 791 I. Deel. Ee De Hunnen of Hungaaren beoorloogd.790. 791. r*.  434 VADERLANDSCHE IV. Boek.' Graaf Dirk verzei; Koning Karsl cp deezen togt.., i tig Leger op de been; welk in twee hoopen verdeeld werdt. Over één derzelven, voerde hy zelf 't bevel, trekkende, langs den zuidelyken oever van den Donauw, naar Pannonie of Hongarye. De tweede hoop, die uit Ripuariërs, Friezen, Saxers en Turingers beitondt (o), ftelde hy onder 't bevel'van den boven gedagten Graaf Dirk cn van Megintrid, 's Konings Kamerling, hun belastende, langs den noordelyken oever des Donauws, voort te rukken (ƒ>). Sommigen onder de ouden hebben aangetekend, dat de Friezen 3en Donauw te fchepe afgezakt zyn (q). Hierin is men 't eens, dat de Beijerfchen, het Lerer, langs den ftroom, de oorlogs-'en mondbehoeften hebben nagevoerd, wordende dead ven gedekt door de benden, die, ter wedersyde der Riviere, voorttrokken. Men floeg dg eerlang neder, aan de Inn, de grcnsrcheiding tusfchen de Hunnen en Beijerfchen. Drie dagen agter een, Maandag, Dingsdag ;n Woensdag, den vyfden, zesden en zeven3en van Herfstmaand, werden hier openbaar© gebeden gedaan, om eenen gelukkigen uitflag ;an den veldtogt te bekomen. Dc Priesters, iie in 't Leger waren, gaven bevel, dat men Jig, geduurende dien tyd, van Wyn en Vleeseh sou hebben te onthouden, of eenig geld verleuren , elk naar zyn vermogen. Mem gaf aal- moesfen. (o~) Annal. Loifel. ad annum 791. Ed. Canisii Tom. II. P. I. p. 58. Annal. Vet. Franc, apud E. Martene & U. Dwiand. Vet. Monum. Tom. V. col. toy. Cp) Eginharti Annal. ad annum 791. C']) Annal. Fuld. ad annum 791.  IV. Doek. HISTORIE. 43$ moesfen. Ieder Priester, die door geene zwakheid belet werdt, las eene Mi;. De Geestelyken, die de Pfalmen kenden, zongen 'er ieder vyftig, terwyl zy , blootsvoets, door 'c Leger wandelden (r). Vervolgens over de Inn getrokken, viel de vereenigde raagt der Franken, zo hevig op de Sterkten en Legerplaatfen den Hunnen aan, dat dezelven eerlang overmeesterd en geflegt werden. Toen werdt het Land der Hunnen , te vuur en te zwaard,, verwoest (O ■> t0I: aan de Rivier de Raab toe. (t). Men getuigt, dat geene overwinning den Franken immer zo grooten rykom aanbragt als deeze. De fchatren der Hunnen werden overal waar menze bekomen kon geroofd. Het zegepraalend Leger keerde, langs denzelfden weg, te rug naar Beijere. Doch Graaf Dirk en Meginfrid voerden de Saxers en Friezen, die onder hun bevel Honden, door Boheeme, naar hun land. De veldtogt eindigde gelukkiglyk; alleenlyk fneuvelden byna alle de Paarden van 's Konings Leger, door eene befmettelyke ziekte; zo dat 'er naauwlyks een tiende deel behouden werdt. Koning Karei, zyn Leger afgedankt hebbende, overwinterde te Regensburg f>). Hy hadt, te vooren al, zyne Gemaalinne Fastrade van de behaalde zege kennis gegeeven in eenen Brief, die nog voor handen is; onder anderen deeze f» Epiftola Caroli M. ad Faürachm Reg. apud Du Chjss(JE Tom. II. p. 187. Cs~) Eginharti Annal. ad annum 791. fO Annal. Fuldenr. ad annum 791. £y) Eginharti Annal. ad annuiu 791. Ee 2  43<5 VADERLANDSCHE IV. Boek; Brief van: Koning , Karei overdene-1derlaag i der Huu- , nen. i i ] l :e woorden gebruikende: „ De Almagtige , heeft ons, naar zyne groote barmhertigheid, , de overwinning verleend. Eene menigte , van Avaren •[ zo noemde men ook de Hunnen ] , is omgebragt. In lang heeft men, onder , dit volk, van zulk eene nederlaag niet ge- , hoord. De onzen zyn, met den , buit , behouden , te rug gekeerd. Ook , hebben zy honderd en vyfrig Avaren gevang, kelyk medegebragt; die bewaard worden, , tot dat wy bevel gegeven zullen hebben, , hoe men met hen handelen moet. De over, winning is voornaamlyk te wege gebragt, , door onze en Gods Getrouwen, den Bis, fchop, den Hertog en de twee Graaven. , De Hertog van Histria met zyn Volk heeft , zig, gelyk ons verhaald is, dapperlyk ge, kweeten (V)." Het overig deel des Briefs jehelst een verilag van de Godsdienstige plegigheden, die men, voor den ftryd, waargelomen hadt, en na de overwinning nog moest vaarneemen. De ftyl en inhoud deszelven oont duidelyk, dat hy door eenen Geestelyien opgefteld is. In 't voorbygaan, moeten wy aantekenen, kt Koning Karei, niet lang hierna, waarfchynyk uit den behaalden buit, een Hunnisch ïwaard, nevens eenen Krygsmans gordel en :wee zyden mantels, aan Offa, Koning van Mercie, tusfchen Wesfex en Northumberland, :ot een gefchenk gezonden heeft. Kort te voo- OO epi(1"- Caroli M. ai Faftradim R. apuj hv Chïsnk Tam. U. p i8;. Vide & Ajlcwmi Enjfi. LXi. hpüd li, G*> isium Tm. II. P. I. 15.  IV. Boek. HISTORIE. 437 vooren, was 'cr merkelyk gefchil tusfchen de twee Koningen gercezen. Karei de Groote hadt, door Gervold, Abt der Abtdye van Fontanelle, de Dogter van Offa, voor zynen Zoon, Karei, ten Huwelyk laaten verzoeken; in welk verzoek, de Koning van Mercie, op geene andere voorwaarde dan deeze wilde bewilligen, dat Berm, Koning Kareis Dogter, aan zynen Zoon ten Huwelyk zou worden gegeven (xj. De oneenigheid, hierover ontilaan, was van zo veel-gevolg geweest, dat alle wederzydfche handel, tusfchen te twee Ryken, verbooden was geworden. Merkelyk nadeel leedcn hier door de Koopluiden, en buiten twyfel ook die, welken aan den Ryn, te Duurftede, te Tiel en in andere Kooplieden hier te Lande woonden ; als welken thans veel op Engeland handelden. De fpraak hadt gegaan, dat men Alcuinus of Albinus naar Mercie zou doen overfteeken, om de gereezen' gefchillen by te leggen (y). Doch 't fchynt, dat hy deeze reis niet gedaan (z), en dat men den bovengemelden Abt Gervold, een' groot' vriend van Koning Offa, tot bemiddeling der gefchillen, heeft gebruikt (V)- Zeker is 't, dat men alles haast vereffend heeft; alzo de beide Vorsten elkanders VriendenChromron Fontanell. Cap. XVI. in Coil. L. D'Achery Tom. II. p. 278. Cy) Fragment. Epift. Ai.dini apud Du Chesne Tom. II. p. 222. O) Alcuini Epift. apud Willielm. Malmesbur. de Geil. lieg. Angl. Libr. I. Cap. UI. p. 26. Ca) Chron. Font. Cap. XVI. Ee 3  438 VADEÏILANDSCÏÏE IV.Boek. xxxiii. Inval dei Deenen cri Friezen irrEn geland, 702. (O Contin. Red.'e Libr. I. Cap. 14. 15. 16. Epift. Caroli Ree. inter Alcpini xiii. cpud Du Chesne Tom. ii. />. 678. Cc) Epift. Caroli Ree. tfd Offam, apud Wn.iin.tr. Maï incsr,. de Cefh Rcs. And. I. Cap. IV. «. sfc & apud Du Chesne 2p». II./. 223. (8) HenriK Caniswjs tekent, op den XXXII. Brief van Alcuinus, tc vinden in zyne Leclion. Antiq. Torn. II. P. I. p. 412. Edit. Amft. aan, dat men een Affchrift v .n het Traktaat, tusfchen Karei den Grooten en Offa, vindt, by Wiluelm. Malmesburiensis, de Ccft.Rcg. Attglor. Libr. I. Cap. 4. in fine. Doch deeze Schryver heeft niet anders dan den Brief van Koning Karei aan Offa. Ook heb ik het Traktaat, dat, vermoedelyk,niet meer voor handen is, te vergeefs, gezogt,in de Hiftoire da Anciens. Traite» van Mr. BarbeïRACJ ahvaar 'e: Ju 't geheel ufet van gewaagd wordt. vriendfehap zogten (b). Met gefchenk, welk Karei aan Offa zondt, is 'er een bewys van. In den Brief, by deeze gelegenheid gefchrcevan, belooft Karei ook, dat „ de Èngclfche „ Koopluiden, die in zyn Ryk kwamen han„ delen, behoorlyke befcherming zouden gc„ nieten: en indien zy ergens verdrukt wier,, den, moestenze zig maar by hem of zyne „ Regters vervoegen, alwaar hun altyd goed „ Regt gedaan zou worden (c)." Zo veel maar weet men van het oudlle Traktaat van Commercie, gelyk men nu fpreeken zou, tusfchen de Vorsten, die, hier tc Lande, 't hoog gebied gevoerd hebben cn de Engelfchen^ welk ons, in egtc Gedenkfchriften, voorgekomen is (8}. 5n 't jaar zevenhonderd tweeënnegentig, deeden de Decnen , onder Koning H a l pdan, waarfchynlyk denzelfden, die voor.Jieen Gezant zyns Vaders Sigifrid by Koning Ka-  IV. Boek. HISTORIE. 439 Karei geweest was (V), eenen inval in Engeland. Zy hadden, te vooren, nog twee andere invallen gedaan; doch zig nu verbonden met Ubeo , Hertog der Friezen. De Deenen en Friezen, voet aan land gezet hebbende, verdeelden zig aan drie hoopen, één van welken zig van de Stad Jork meester maakte, terwyl de twee anderen het Gewest der Oostfaxers, thans Esfex genoemd, deerlyk afliepen, cnmet roof, moord en brand vervulden, ge« wyd nog ongewyd verfchoonende. Van 't Koningklyk geflagt werdt niemantdan Elfrid, Vader van Koning Edwald den I, in 't leeven gefpaard (, met oogmerk, zo 't fchynt, om zyn Leger, even gelyk voor twee jaaren , met de benden der Saxers te verftcrken. Doch dit miste hem. De Saxers waren ondertusfchen wederom van den Koning en van den Christelyken Godsdienst afgevallen. Zy hadden de Kerken verwoest, de Bisfchoppen en Priesters verdreeven of gedood. Drie Graaven, die, nevens zekeren Richolf, wiens Neef dit verhaalt (7), van 's Konings wege, naar den kant der Elve, gezonden waren, ter bcftieringe der gemeene zaaken, waren door de Saxers, uit haat tegen den Christelyken Godsdienst, van 't leeven beroofd. Zelfs hadden zy Gezanten aan de Hunnen gezonden, en met dezelven een verbond tegen de Franken gemaakt f>> Graaf Dirk, van dit alles, zo 't fchynt, onkundig, was reeds (O j. nF. 7, f. mm f, ge Chron. van Groninger!, in Matth. Annal. Tom. I. p. 68. O) Eginharti Annal. ad annum 703. (O Epift. Reclamator. ad Ludov. Pium. Num, II. apud Du Chesne Tom. II. p. 724. B. & inter Epifl. Bonif. CXV p. i...9. 1 (m) Annal. Loifel. ad annum 791. Edit. Canisii Ton. II J'. ii. p. 58. Cq) Dit Rhiustri, Rustri of Rustingcrland fchynt geplaatst te moeten worden, alwaar thans de Graaffchappen Einden en Gldenbufg leggen. Men zie van deszelfs gelegenheid Ubbon'. Emmii kérum Frific. Dcc. 1. Libr. II. p. 50, 62. Libr. IV. p. 167. Sommigen plaatfen het ten onregte by Wyk te Duurftede. Ilct ftrekte zig tot aan de Wezer. Loiniiarti Annal. ad annum -93.  4|6 VADERLANDSCHE IV. Boek. luidt, om voor eene Heidenfche gehouden te worden: „ Die in eenen Tempel gebroken „ is, ftaat 'er, en iets van 't Heilige geroofd „ heeft, wordt aan den zeekant gebragt ; „ alwaar hem, in het zand, welk de vloed „ gewoönlyk bedekt, de ooren gefplecten „ worden. Voorts wordt hy ontmand en „ den Goden of Heiligen [Diis], welker Tem„ pels hy gefchonden heeft , opgeofferd Het Verdrag, welk gelegenheid tot het inftellen deezer Wetten gaf, was egter, in allen opzigte, den Friezen, niet even voordcelig. Zy blejven, des onaangezien, zowel als de Saxeis, tot na Koning Kareis dood, beroofd van het Regt op hun vaderlyk erfgoed; welk hy hun, te vooren, benomen hadt (ƒ). Schoon nu, na 't fluken van dit verdrag, veele Saxers en Friezen nog ongeloovig bleeven (gj, deeden egter de meesten bclydenis van den Christelyken Godsdienst. Karei de Groote bediende zig van allerlei middelen , om hen daar toe over te haaien. Die liet Evangelie aangenomen hadden, werden met fchatten en eerampten begiftigd. De behoeftigen, onder hen, kreegen hun deel aan den overvloed, dien Frankryk uitleverde. De Wyn, aan welken zy, in hun eigen Land, gebrek hadden gehad, werdt hun hier rykelyk toegedronken. De voornaamrten werden met geld en kostbaare kieederen , uit den Ce) Log. TAïGon. "Addtt. Vulemar. Tit. XII. Leg. I. Cf) Z:e hier voor, H 430. Cg) Aluini jeu Alcuimi Epift. ad Re'. Civol. apud Du Chesne Turn. Li p, O60. _  IV. Boék. HISTORIE. 447 den buit, dien men op den vyand behaald hadt, begiftigd. Kortom kleinen en grooten werden meer van 's Konings goedheid overtuigd, dan zy voorheen zyne ftrengheid gevreesd hadden (h~). De Hunnen waren te vooren ook al t'eenemaal onder de magt der Franken gebragt (7); zo dat deezen de paaien hunnes gebieds allengskens wyder en wyder uitzetteden. Doch eer dit alles gebeurd ware, hadt Koning Karei, te Rome, den eernaam van Keizer aangenomen. Hy hadt, in 't jaar zevenhonderd negenennegentig, Paus Leo den III., die in den haat der Romeinen vervallen en uit Rome verdreeven was, in den Pausfelyken zetel, herfteld Q). Ten deezen einde , in 't volgende jaar, zelf binnen Rome gekomen, was hy van al het Volk, Geestelyken en Weereldlyken, met toejuiching ontvangen. Men hadt toen te Rome verfcheiden' Schooien van Vreemdelingen (7), onder anderen van Franken, Friezen , en Saxers , die, door Karei zeiven of door iemant zyner voorzaaten , derwaards gezonden , of, gelyk ook wel gebeurd was,door de Paufen ontbooden (rn) waren, om zig in de Godgeleerdheid (70 Poè'ta Saxo Libr. IV. ad annum 803./. 167, 168, Epift. Wicmanni Archicp. Magdeb. inter Wibaldi Epift. CCCCXVI, apud E. Marten. & lCDurand Veter. Monum. Tom. II. col. 580. (j) Frajm. Vet. Script, de Geft. Carol. Magni apud Du Chesne Tom. It. p. 207. (k~) Eginharti Annal. ad annum 799. Alcuini Epift. IV. apud H. Canisium Tom. II. T- I. p. 35>a- (O Anastas. Hibliotli. in Leone UI. p. 79. lp- 149. Edk, Parïf.~\ («O Gregorii Magni Epift. vii. apud Du Chesne Tom. i p. 894. Karei d<5 Groote wordt Keizer. 799- 800.  448 VADERLANDSCHE IV. Boes; heid te oefenen. Deezen, met vaandels en baanderollen uitgerust, haalden den Koning in (3), onder 't zingen van geestelyke gezangen («). De Paus werdt wel haast van de misdaaden, welken men hem te last leide, zuiver verklaard: en deeze dienst was eenen anderen Waardig. Men vernam , omtrent deezen tyd, te Rome, dat de Keizerlyke waardigheid, in 't Oosten, vernietigd was (0). 't Zy dat veelen Irene, die toen regeerde, voor geene Keizerin erkennen wilden ; Cn) Anastas. Biblioth. in Leonc I£I. p. 6j. [Edit. Parif. I25.] i_o) Ann. Veter. Franc, apud e. Makten. & u. Durand. Veter. Monum. Tom, V. col. 907. (3) Veelligt moet men, in deeze inhaaling van Koning Karei, die, onder anderen, door Friefche Schoolieren of Studenten, met vaandels en baanderollen uitgerust, gefchiedde, den oorfprong zoeken van het bekend verdigtfel der oude Friefche Schryveren, die ons vertellen, ,, dat de Friezen, vrywillig naar Rome getrokken, „ Karei den Grooten, den Burgt aldaar hielpen winnen; „ dat dc Friefche Vaandrager zyn vaandel op den hoog„ ften Tooren te Rome plantte; dat die van Staveren „ en die van Jever de wimpels van de muuren lieten „ waaijen, en daarom de Munt en het Stapelregt van „ Koning Karei verkreegen enz." Zie de Friefche Rcgten by Schotanus Êêfcbryving van Friesland, bl. 40, 54. 125. enz. De opftellcrs deezer regten hebben vermoedelyk iets gehoord van Friezen te Rome, ten tyde van Karei den Grooten, die den Vorst met vaandels en wimpels kwamen inhaalen, en hier uit hebben zy eene gewaande overwinning van Rome verzierd, die van geene Tydgenooten verhaald wordt. Deezen zeggen alleenlyk , dat Karei, met een Leger te Ravenne gekomen , hetzelve, onder zynen Zoon Pipyn, naar het Land van Jfènèventum zondt, en zelf, alleen zo 'tfchynt van zynen Ilofltoet verzeld, naar Rome trok. /'ide Eginharti' Annales, ad annum 800.  IV. boek. H I S T O R I E. 449 den; 'c zy dat men, ten gevalle van Koning Karei , een gerugt loopen liet, welk. geenen grond hadt. Immers hy begaf zig, op den Kersdag, in de S. Pieters Kerke, alwaar Paus Leo hem, terwyl hy, voor den Altaar, zyn gebed deedt, eene Keizerlyke Kroon op 't hoofd zettede. Op welk gezigt, al 't Volk uitriep: Leeven en zege aan den doorlugtigen en van God gekroonden Karel, den grooten en vreedzaamen Keizer der Romeinen! Hierop werdt hy van den Paus, gelyk men, omtrent de oude Roomfche Keizers, te doen plag, plegtiglyk aangebeden, en, met verwerping van den naam Patricius (ƒ>), Augustus en Keizer der Romeinen genoemd (qj. De Keizer, hoe zeer met zyne nieuwe waardigheid ingenomen, wilde"egter den naam hebben, dat hy 'er niet naar geflaan hadt. Hy gaf voor, dat hy, dien dag, niet ter Kerke gekomen zou zyn, zo hem 's Paufen oogmerk, ook maar eenigszins, bekend ware geweest (f). Nogtans getuigt een Schryver der negende eeuwe, met ronde woorden, dat de Paus den Koning, te vooren al, uirdrukkelyk beloofd hadt, dat hy hem dc Keizerlyke Kroon op 't hoofd zerten zou, indien de Koning hem -tegen zyne vyanden verdedigen wilde (*)• Doch fp) Zie bier voor, U. 421. Aant. C6). Cq) Eginharti Annal. ad annos 3oo & 3oi. Anast. UI'buoïh. in Leone 111. p. 67, 68. * CO EQWHARTI Viiï Caioli Magni, Cap. xxviii. p. l4fl' CO Juannjs Diacon, Chronicon, apud Muraior. ttcr. Jtalic. Scrpipt. Tom. I. P. V- p- 3'ï- «>/. i- L Deel. ST  450 VAD E R L. II IS T. IV. Boek. Doch het ontwarren der ftaatkundige flreeken, die hier onder liepen, niet tot ons oogmerk behoorende, fluiten wy die Boek, mee de verheffing van den Overwinnaar der Saxers en Friezen, (lellende het verhaal der zaaken, die ons van nader by betreffen, tot het volgende Boek uit. AAN-  AANfYZING Der BladzydeTi, in liet eerfte Deel deezer Historie, alwaar de gelegenheid eeniger aloude VOLKEN, LANDEN en PLAATSEN befchreeven wordt. De IN cn ULTHEEMSC1IE VOLKEN en LANDEN, Plaatfen en Steden zyn met eene onderfcheiden Letter gedrukt. A BOD RITEN. Bl. 442 BASTARNEN. Bl, 267 ADUATIKEN. 41. 149 Baduhenna. (Woud van) 8$ ALAANEN. 269 BATAVIEREN, ia. 14. 295. Albiniana. 237 Batavieren. (Eiland der) 3- 1+ ALEMANNEN. 197 Batavieren. (Stad der) 17* AMBIAANEN. 41. 149 Batavodurum. 175.. AMBIVARITrLN. 44 Bedriakum. lil ANGLEN. 290 BELGEN en BELGIË. 38, 39 ANGRIVARIEN. 75 BELLOVAKEN. 4» ANZIBARIEN. 58 BETASIEN. H!) AQUITANIE. 38 Bingium. 161 Ardenner-Woud. 367 Bonna. 129 Arenakura. 174 Britten. (Huis te) 70. 292 Argentoratum. \97 BRLTTIA. *H« 3i9 ARMORICHEN. 176 Brocomagum. 235 ARVERNEN. 38 BRUKTEREN. *6 Afeiburgium. 141 BURGONDIËRS. 219. 2Öo ATREBATEN. 206 CAVIONEN of CHAI- ATTUARIËN. 253 BONEN. 219 Augusta Taurinorum. 113 CHAMAVEN. 827.244 Jugustudimm. 135 CHERUSCEN'. is.. 60  tolonia Agrippina. Bl. 45. 130 Colonia Trajana. 190 CoTohia Trcvirorum, 155 Cruptorix. (Hoeve van) 83 DACIERS. 186. 2.71 Deufme. 264 Dispargui/t. 284. Divodurunt. 162 Druzus Dyk. 58 Druzus Graft. 56 EBURONEN. 43 EDUEN. 37 Flevo. ('Meer) 56 ricvuin. (Rynmond) 59 Flevum. (Sterkle) 81 FRANKEN. 202. 210 FRIEZEN. 36 CALLIE. 37 Gelduba. 68 CEP/DEN. 271 GERMAANEN en GERMANIE. 2, 3 GERMANIE. (Neder- of Tweede) 81.128.258.4^9 GERMANIE. (Opper- of Eerfte) 128. 258. GOTHEN. 268 Grinnes. 17,GUGERNEN. 135 Heilig Woud. 120 288 Helium. (Rynmond) 59. 196" ÈELFETIERS. 33 HERMONDUUREM Bl. ra. Herfmiscb Woud. n HERULEN. 220 Hoeve van Cruptorix. 83 Hof van Agrippina. 69 Jtifiakum. 241 JUTTEN. 291 KAN1NEFAATEN. 48 KARAKAATEN. 1.61 Kasteel van Trajanus. 190 KATTEN. 11. ,4. KAUCHEN. 59 KIMBREN. 6 KONORUZEN. 43 Korbulo's Graft. 94 LANGOBARDEN. 324 LINGOONEN. 104 Lingoonm. (Stad der) 225 Ltfgdunum [Lions.] 105 tdaguntiakum. 121 MAREZAATEN. 48 MARKOMANNEN. 186 Markt van Adrianus. 191 MARSEN. ?9 MATTIAKEN. 4g MEDIOMATRIKEN. 16?. MENAPIËRS.. 41 7!'/»;.v7. (Eiland') 93 MORINEN. 41 Nabal ia. 181 NERVIËN. 40 NORICUM. 181 Novrftm. 135  Paulinus Pompejus Dyk. BI. 96 Pretorium Agrippinse of Hof van Agrippina. 69 QUADEN. 247 RE MEN. 40 R/IEÏf7. I6*ï RIIIUSTPvI of RUSTIN- GERLAND. 44° Rigodulum. 163 RIPUARIËRS. 289 Ryn. (Rivier) 4- 59 SALIËRS. 242 SAR2IAATEN. 264. 269 SAXERS. 218 Saxers. (Eilanden der) 294 Saxifche Oever. 276 SCLAAVEN. 273 SCLAAVEN. CSORABI- SCUïï) 427 (Stad der) 236 SEQUAANEN. 38 SIKAMBREN. 44 Sinnie. -5°" SK'TTHEN. 269 SUESSONEN. 40 SUEVEN. 16. 39. 184 SUNICEN. 57 TAXANDRIE of TOXAN- Ff* PR1» DRIE. Bl. 242. 380 TENKTEREN. 42 Teutoburg. {Bosch') 66 TEUTONEN. 6 Tolbiakum. 167 TONGREN. 108 TREUREN. 43 1PJROKEN. 161 TRIKASSIN "N. 226 TUBANTEN. 229 TURCI/JNCIERS. 299 t//>7 :A". 45 UZIPEETEN. 42 Vada. 275 VANGIO 0 N EN. 161 VASKONES. 141 VENETEN of WILTEN. 273 Vetera, 127 Vezititttf, 10 r Vindonisfa. 154. Waal. (Rivier) 4 /VA's BAAL EN. 269 WARNERS. 313 JStfÊZETABEN of . ZRyV, 432 WILTEN. C73 Wiltenburg. 292 Witlam. 274-  P R ï V I L E G I Ei DE STAATEN VAN HOLLAND EN WESTFRIESLAND doen te weeten, alzo ons te kennen is gegeven hy PETRUS SCHOUTEN, TAN ee GttOOT, GERRIT WARNARS SAMUEL en JOHANNES LUCI fTjYlANS, ABRAHAM BLUSSE en ZCON en VOLKERT van der PLAATS, BoekvcikoMpers te Amlterdam, Leyderi, Donlrecht cn Harlingen. Dat wylen ISAAC 'ÏTRION in den Jaare 1752. van ons was begunftigt met Oótroy voor vyftien Jaaren, om alleen en met fecluiie van anderen, in zulk een taal cn formaat als hy zoude goedvinden, tc moogen drukken en uitgecven: de VADERLANIJSCHE HISTORIE, befchreeven door f. WAGENAAR, cn welk Privilegie of Octroy in den Jaare 1760". met nog vyftien jaaren .door ons was verlengt geworden, cn welke tyd 'Jeu 10. December 1781. ftorid tc Expirecrcn, alles brecdcr Coniteerende uit de Copie authenticq, den requeste annex. Dat dc Supplianten van de Weduwe van ISAAC TIRION gekocht hebbende alle de Excmplaarcn, met het regt van Copy cn Privilegie van voorfz. Vaderlandfche Historie, de Supplianten dan ook zeer gaarne met gelyk Oftroy zouden weezen beguniligt. Zoo keerden de Supplianten zich met alle eerbiedigheid tot ons, ootmoedig verzoekende, dat het ons behaagen mogte, aan dc Supplianten tc verleenen, vernieuwing van Oetroy en Privilegie , om de voorf. Vaderlandfche Historie, befchreeven door J. WAGENAAR, thans bellaande in een en Twintig Deelen, ten behoeve van de Supplianten, hunne Erven of rechtverkrygende alleen en met uïtfluiting van alle anderen wederom voor den tyd vau Vyftien Jaaren te verlengen, en daar van aan de Supplianten te verleenen Ociroy in forma. Zoo is 't dat wy de zaake ende het voorz. verzoek overgemerkt Ttebbende,ende genegen Weezendc tcrbccle van dc Supplianten uit onze regte Wetenfchap, Souvcraine Magt, endcAuthoriteit dezelven Supplianten, hunne Erven of rechtverkrygende, Geconfeuteert, Geaccordeert cn Geoótroyeert hebben: Confcnteercn, Accordecren en Octroyeeren hun by deezen, dat zy, geduurende den tyd van nog Vyftien eerst agter een volgende Jaaren, de voorf. Vaderlandfche Historie, befchreeven door J. WAGENAAK., in dier voegen als zulks by de Supplianten is verzogt, en hier vooren uitgedrukt flaat, binnen den voorfz. onzen Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeven ende verkoopen: verbiedende daaromme allen ende een iegelyken de voorfz. Vaderlandfche Historie in't geheel ofte ten deelen te drukken, naar te drukken, te doea Tiaardrukkcn,te verhandelen ofte verkoopen, ofte elders naargedrukt binnen denzelvcn onzen Lande te brengen, uittegevcn ofte te verba»-  fcsndelen en verkoopen, op verbeurte van atte de naargedrufcte, ingei. bragte, verhandelde ofte verkogte Exemplaren, ende een boete vari drie duizend Guldens, daar en boven te verbeuren, te appliceeren, een derde part voor den Officier die de Calange doen zal, een derde part voorden Armen derplaacze daarliet Cafus voorvallen zal, ende het resterende derdepart, voor de Supplianten; ende dit telkens zoó menigmaal als dezelven zullen werden agterhaald: Alles in dien verilande, dat wy de Supplianten hunne Erven of rechtverkrygende met dezen onzen Oétroye, alleen willende gratificeeren, tot verhoeding van hunne fchaade, doorliet nadrukken van de voorfz. Vaderiandfche Historie, daar door in geenigen deele verftaan den inhoude van dien te authorifecren ofte te advoueeren, ende veelmin dezelve onder onze protectie ende befcherminge eenig meerder Credit, aamfien ofte Reputatie te geven, nemaar de Supplianten, in cas daarinne iets onbehoorlyks zoude induceren, alle het zelve tot hunnen lasten zullen gehouden weezen te verantwoorden, tot dien einde wel expresfelykbegeerende, dat, by aldien zy dezen onzen Ocïroye voor dezelve Vaderlandfche Historie zullen willen Hellen, daar vari geene geabrevieerde ofte gecontraheerde mende zullen moogert maaken, nemaar gehouden weezen, hetzelve Oclroy in 't geheel en zonder eenige omisfie daar voor te drukken , ofte doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn een exemplaar van de voorfz. Vaderlandfche Historie, op groot Papier, gebonden en welgeconditioneert, te brengen in de'Bibliotheecq van onfe Univerfiteit te Leyden, binnen den tyd vaa zes wecken, na dat zy Supplianten dezelve Vaderlandfche Historie zullen hebben beginnen uit te geeven, op een boete van zeshonderd Guldeus, na expiratie der voorfz. zes weeken, by de Supplianten te verbeuren, ten behoeven van de Nederduitfche Armen van de plaatzen, alwaar de Supplianten woonen, en voorts oppcene vanmet'er daad verfteeken te zyn van het effect, vari. dezen Octroye; dat ookde Supplianten,fchoonbyhet ingaan van dit Oclroy een exemplaar geleeverd hebbende, aan de voorfz. onzeBibiiotheecq, by zo verre zy, gedurende den tyd van dit Octxoy, dezel* veVaderlandfcheHistorie zouden willen herdrukken, met eenige Obfervatien, noten, vermeerderingen, Veranderingen, Correclien , of anders, hoegenaarnt, of ook in een ander Formaat, gehouden zullen zyn, wederom een ander Exemplaar van dezelve Vaderlandfche Historie, geconditioneert als vooren, te brengen, in de voorfz. Biblio theecq,binnendenzelven tyd en op de boete en pcenaliteyt als voorfz-. En ten einde de Supplianten deezen onzen Confente ende Octroye moogen genieten als naar behooren, lasten wy allen ende eenen iegelyken dien liet aangaan mag, dat zy de Supplianten van den inhoade van deezen, doen laaten en gedoogen, rustelyk, vredelyk, ende volkomentlyk genieten ende gebruiken, cesfecrende alle belet ter contrarie.: Gegeeven in den Haage ouder onzen, grooten Zegster hier   GESCHENK VA N dr. mm verwijs. 1880.    VADÉRLANDSCHE HISTORIE. EERSTE DEEL.   J.1LIA1T, exeixdit.   VADERL ANDSCIIE HISTORIE, vee. vatte k be de GESCHIEDENISSEN der nu VE REE NI GD E NEDERLANDEN, inzonderheid die van HOLLAND, van de vroegste tyden af! Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egtc Gedenkitukken famengefteld, , door JAN WAGENAAR. Met Plaateit en Kaarten. EERSTE D E E L, beginnende met de aankomst der, batavieren hier te lande, en eindigende met het jaar 8co. Te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART, m d c c x c. èht Plévi!eZ %"t Fan?\MT *de Nederlanden, als met een vry Gcmeenebcst te handelen, en daar na dezelven, by een plegtig Vrede - Verbond, voor onaf hanekelvk te erkennen. Onze Vaderlandsciie Historie, die alle oeeze dingen in 't byzonder ontvouwt, kan dus als eene Historie der getergde, verdrukte, herleevende en zegepraaknde Vryheid des Vaderlands aangemerkt worden. In 't vernaaien der zaaken, die 't wezen van zulk eene Historie uit-  VOORREDE. ix aitmaaken, ftellen wy ons de onpartydigheid als eene Hoofdwet voor: van zins de waarheid der Gebeurtenisfen, en vooral de bedekte oogmerken , die de groote beweegraders der voornaamfte Gebeuitenisfen zyn, nimmer te ontveinzen; maar klaarlyk, zo ver zy ons bekend zyn, open te leggen. Ten opzigte deezer geheime oogmerken van openbaare bedryven, agten wy 't egter nutteloos, bloote gisfingen voor te treilen, en vooral zeer nadeclig aan de Geloofwaardigheid des Verhaals, die gisfingen als Hfstónfch'ë waarheden op te geeven. Wy gisfetl ook fomtyds: en hoe kan men dit, vooral in 't verhaalen van oude Gefchiedenisfen, geheellyk myden? Doch wy doen hetdenLeezer altoos merken, als wy gisfen, te gelyk met de redenen, op welken onze gisfingen fteunen. Daar wy goede Historifche bewyzen voor ons meenen te hebben, verhaalen wy de zaaken met meerder verzekering, zonder egter ooit, voorbedagtelyk,te verzuimen naauwkeurigaan te wyzen, uit welke fchryvers en Hukken, wy onze bewyzen gehaald hebben. Onze Eeuw is eindelyk zo wys geworden, dat zy geenen Historiefchry veren, die zaaken verhaalen, welken, voor hunnen tyd, gebeurd zyn, geloof geeft, ten zy haar blyke, dat de verhaalde zaaken, op geloofwaardige getuigenisfen, fteunen. Wy pryzen deeze voorzigtigheid, en willen elk gaar-  x VOORREDE. gaarne gelegenheid geeven, om onze treden** voet voor voet, na te gaan, ons te agterhaaien , daar wy, door onkundige leidsluiden,van den regten weg afgebragt zyn, of onze goede voorgangers, door misverftand, kwalyk gevolgd hebben; of anders, in de waarheid onzer Gefchiedenisfen, bevestigd te worden,als men ziet,op hoe vaste bewyzen dezelve fteune. Om deonpartydigheid te beter te bewaaren, en den Leezer niet voor in te neemen, onthouden wy ons? doorgaans, van het maaken van aanmerkingen. Vloeit 'er ons, nu en dan, eene uit de pen; wy vertrouwen, dat zy niemant beletten zal, onzydig te oordcelen; maar elk, in tegendeel, daar toe behulpzaam zyn. Ons voorneemen,om de Historie onzesLands,, op goede bewyzen, te vestigen, maakt ons 't werk veel moeilyker dan het anders geweest zou zyn, vooral ten opzigte der oude tyden. Konden wy ons vergenoegen, met het blootelyk nafchry ven van 'tgene laatere Historiefchryvers voor ons gefchrecven hebben; haast ware het werk afgedaan. Doch wy moeten uit onze eigene oogen zien, en tot zulke fchriften gaan, die, in of naast aan de tyden, gefchree ven zyn, in welken de zaaken zyn voorgevallen: liefst nog tot zulken, die, in of naby het Land, welks Historie wy befchryven, zyn opgefteld; of van zulke Schryvers, die, in het Land verkeerd heb"  VOORREDE*. xi hebbende, genoegzaame kundigheid van 'sLands zaaken hebben konden. Doch hier vindenwe ons zeer verlegen. De oudfte Ingezetenen deezer Landen, welker geheugenis tot ons gekomen is, verftonden, naar 't gemeen gevoelen, noch leezen noch fchryven (a). Immers, hun eenigfle flag van Jaarboeken waren zekere Gezangen, vervattende de dappere daaden des Landaarts (b), welken van de Ouders aan de Kinderen voortgeleerd en eeniglyk in 't geheugen bewaard werden, 't Schynt dat deeze of diergelyke gezangen, in laat er' tyden , toen 't volk befchaafder geworden was, door de Barden, eene foort van Digters, in fchrift gefield geworden zyn. EenSchryver der vierde eeuwe zegt, dat de Barden gewoon waren, deeze gezangen, in Heldenverfen gefield, onder 't fpeelen op de Lier, aan te heffen (Y). Karei de Groote nam, volgens 't getuigenis zynsGeheimfchryversEoiNHART {d) ,de moeite , om de barbaarfche en overoude Gedigten, uit welken de Daaden en Oorlogen der oude Koningen gezongen werden»uit te doen fchryven en van "buiten te leeren. Doch 't is niet zeer O) Tacit. de Morib. Gerin. Cap. XIX. J Tacit. de Morib. Germ. Cap. II. fc) Amm,ian. Marcellln. Libr. XV. Cap. IX. p. 105. Edlt. Ftüel. Grouov. ij) De Vit* CaroÜ M*gni Cr». XXIX. ƒ.130. Sbbminch, waar-  xii VOORREDE. waarfchynlyk, dat deezen de oude gedigten geweest zyn, van welken Tacitus gewaagt. VeeiUgt zyn het de Gothifche gezangen geweest van welken Jornandes (e) en anderen fpreeken; die, toen dit Volk, in den aanvang der vyfde eeuwe, deeze Landen overftroomde, herwaards gebragt zullen zyn. Tegenwoordig zyn ''er onzes weetens, nergens eenige overblj'flèls van te vinden, op welken men ftaat zou durven maaken. Want de Gcdigten, van welken Joannes Aventinus , die in de vyftiende cn zestiende eeuwe gebloeid heeft, op verfeheiden' plaatfen zyner werken (/'), fpreekt zyn, naar alle waarfchynlykheid, niet boven een of twee honderd jaaren oud geweest; fchoon zy van zaaken gewaagen, die, veele eeuwen vroeger, zouden voorgevallen zyn. Wy misfen derhalven het eenigfle flag van Jaarboeken welk de oudfte Ingezetenen deezer Landen hebben konnen opftellen. Of wy 'er veel aan verliezen, is twyfelagtig. 't Is niet te denken dat onze oude Duitfehe Digters ons naauwkeurige berigten van den ftaat hunner zaaken gegeven zouden hebben. Ook zou hunne taal bezwaarlyk verftaan worden. By (e) De Rebus Geticis Cup. IV. (f) Annal. Roior. Libr. h Ca>>. V. num. 10. & tap. VII mini. 24. Edit. 1ipfienf. irio.  VOORREDE, xiii By gebrek van oude Schriften van Ingezetenen deezer Landen, moetenwe ons tot de Uitlanders keeren; die, of in 't voorbygaan, of opzettelyk, van den ouden ftaat en gefchiedenisfen deezer Landen gewaagd hebben. En hier beklaagt men het verlies der twintig Boeken over de Gennanifche Oorlogen, door Plinius den ouden opgefteld Qg), van Welken Tacitus zig dik wils bediend heeft (b). Ook dat vanden Historiefchry ver Asintus q uadratus, d ik wils by S t e p ii a n u~s (i), en vermoedelyk ook 5 onder den naam van Afmius, by S t r a b o (k ), vermeld, die, over de Germanifch'e zaakenr naauwkeurig gefchreeven hadt, en,, nog in dczesde eeuwe, voorhanden was. Van veele andere Schry vers, die, in 't voorbygaan, iets van onze zaaken aangeroerd hebben, zyn de naamen naauwlyks tot ons gekomen. Onder de overgebleevenen, zyn *er weinigen, die van, de gelegenheid, minder nog die van de gefchiedenisfen onzesLands gefchreeven hebben.STRABO, Plinius de jonge, PomponiusMela en P t o l e m i£ u s befchry ven ons weinig meer dan de gelegenheid onzesLands. Eene enkele plaats of twee by Sïrabo, die de Historie, en iets by (v) Plinii Epift. Libr. iii. Ep. V. rtum. 4. Q") Anttól. i. Cap. 69. XV. Cap. 53. Hift. Libr. iii. Cap. 28. (/'") De Urbibus. p, 271, 743. Edit. Lugd. B.aiav. 1694. 00 Libr. iv. f. j93- Ed't- Parifienf. [>. 29j. Eéiu 2mfrZ%  xiv VOORREDE. by Plinius en Mela, dat de Zeden des "Volks opheldert, is al wat men by deeze Schryvers vindt Plutarchus, Suetonius, Dio Cassius en eenige anderengeeven ook weinig aan de hand, dat onze oude Historie licht byzet. Doch de laatfte, die omftandigst van Drazus Krygstogten gefchreeven heeft, nog wel 't meest. Julius Cezar en T acitus zyn de voornaamlïen, die ons de ftofFe tot onze oudfte Historie aan de hand geeven. Men denke egter niet, dat zy him werk maaken, om voorbedagtelyk veel van onze zaaken te fchryven. Immers Cezar doet zulks niet. Maar gelukkiglyk! hebben de Romeinen hier te Lande geoorloogd. Dit heeft hun aanleiding gegeven , om iets van den Üaat onzer zaaken te melden, en van onze Historie alleenlyk dat deel, waarin de Romeinen gemengd geweest zyn. Ware deeze Oorlog niet voorgevallen, wy zouden, vermoedelyk, geheel niets van onzen alouden ftaat geweeten hebben. Tacit us befchryft, in 'tbyzonder, den Kryg, tusfchen K l a u d i u s C i V i l i s en de Romeinen , uitvoerig. En fchoon het flot van zyn Verhaal-verlooren is; zou men moeite hebben, om, in 't noordelyk gedeelte van Europa,een Land aan te wyzen, van geen grooter omtrek dan dat der Batavieren, waarvan ons zulk een uitvoerig Verhaal van zulk eene oude gèfchiedenis nagelaaten is. Doch  VOORREDE. xv Doch zo dra ons T a c i t u s begeeft, bevinden wy ons byna geheel in 'c duister. De Batavieren en Friezen en andere Inwooners-deezer Landen worden, by uitheemfche Schryvers, en anderen hebben wy nog niet, in den tyd van twee eeuwen, naauwlyks eens genoemd, Men mag eenige plaatfen uit Herodiaan, uit Julius Capitolinus, uit Trebellius Pollio, uit Flavius Vopiscus en anderen , met eenigen grond, op ons Land en deszelfs Ingezetenen, toepasfen; doch dit is 't al. Eëne aaneengefchakelde gefchiedenis van deeze tyden op te maaken is ondoenlyk. Ons Land is waariyk gering geweest in zig zelf: of de Romeinfche Schryvers hebben geene gelegenheid gehad, om 'er veel van te ipreeken. Na de invallen der Franken, omtrenthet eindeder derde eeuwe, begint ons Land het hoofd wederom een weinig op te beuren, in de oude Schriften. Batavia, de Friezen en de nieuwe Inwooners des Lands, de Franken en Saxers, worden, nu en dan, eens genoemd. Men vindt eenige dingen aangeroerd, die, hier en hier omtrent, voorgevallen zyn. Doch naar eene omftandige Historie zoekt men te vergeefs. Van eene reeks van vyftig jaaren, vindt men naauwlyks eenig ander befcheid, dan 't gene ons, niet braave Historiefchryvers, maar vleijende Lofredenaars, M a m e r tinus,Eümenius4 ** 2 Na-  xvi VOORREDE. Naz.arïus,Latinus Pacatus en anderen van dat flag hebben gelieven te gunnen. En nog moeten hunne beiigten, die zelden naauwkcurige waarheid, veeltyds grootlpraak behelzen, met voorzigtigheid, gelezen worden. Wat laater, licht ons de fraaije Historieichryver Ammianüs Marcellinus toe, befchryvende Juliaans Krygstogten hier te Lande, van welken Juli aan zelf, in zynen Brief aan die van Athene en elders, ook eenig verflag doet. Ook hebben wy hier den Griekfchen Schryver Z o s i ivi u s; in naauwkeurigheid egter, by Ammianus, op geen' eencndagte noemen. Van de vyfde en zesde eeuwe, hebben wy genoegzaam geene Historifche Gedenkftukken. De invallen der Gothifche en Skyrifche Volken in deeze Landen hebben, ongetwyfeld, den lust tot nutte wetenfehappent'eenemaaluitgeMuscht. Wy misfen hier de Historiefchryvers Sulpitius Alexander, en Renatus Profuturus Frigeridus, die zekerlyk dingen gefchreeven zullen hebben, tot opheldering onzer Historie dienstig,en van welken G r egorius van Tours ons alleenlyk eenige brokken bewaard heeft. Hier mogen Pro kopius, Agathias enJoRNANDES ons een weinig lichts of een enkel voorval aan de hand geeven; maar buiten deezen, fchiet ons niets ,over, dan hier en daar een regeltje uit deKro- nykjes  VOORREDE, xvii nykjes van Idatius, Prosper, Marius en andere diergelyken. Biedt ons de een of ander Digter, een Klaudiaan, of een S idonius, iets tot opheldering of bevestiging aan; wy zyn 'er blyde mede, om dat wy niets beters krygen konnen, en plaatfen hunne bloempjes gaarne, in het levenloos weeffel eener Historie, uit dorre Kronykjes, famengefteld. VanGregorius van Tours, die eene foort van Kerkelyke en Weereldlyke Historie der Franken famengefteld heeft, maakenwyzo veel gebruik, als met ons oogmerk beftaankan. In de volgende eeuwen, tot aan de dertiende en veertiende toe, verliest men zig zeiven in eene woeste zee van Kloosterfchriften, Jaarboe» ken, Leevens der Heiligen, en veele diergely* ken, die, verfpreid in verre over de honderd ftukken in folio, behalven een goed getal in qiiarto en m odtavo, gelegenheid in overvloed verfchaiFen, tot zoeken, nafpooren, vergelyken, en maaken van uittrekfels en aantekeningen van alles, wat ons een eenigermaate aarteengefchakeld begrip van de Historie onzes Lands, tot aan de tyden onzer Vorften uit de Huizen van Henegouwe en Beijeren geeven kan. Doch hier moet oordeel gebruikt, gefchifc en gefcheiden, en niet alles voorgoede munt aangenomen worden, wat ons de Kerkelyk-en en Kloosterlingen verhaalen. Daar zy 't belang van den Godsdienst voorftaan willen, moet men ** 3 hen,  xviii VOORREDE. hen, inzonderheid, verdagthouden. De Leevensder. Heiligen, die, om dat zy fomryds tydelyke zaaken aanroeren, met nut, konnen worden ingezien, hangen aaneen van wonderiyke gezigtcn, droomen, geneezingen en wat niet al. Men moet dit alles doorzwelgen, om, hier en daar, iets te vinden, dat meer gronds heeft. Met één woord, men moet, uit deeze Schriften, alleenlyk leereu, 't gene de Schryvers niet beoogd hebben onsteleeren,en het gene zy ons eigenlyk leeren willen, ongeagt vaaren laaten. De Annales of Jaarüoeken zyn veelen in getal. De Schryvers derzelven hebben dikwils nialkanderen ukgefchreeven. Doch fommigen zyn in Frankryk, anderen in Italië, anderen in DuitschiandopgeiTeld. Wanneer de besten van deezen onderling overeenftemmen, wordt de Historie eerst regt geloofwaardig. Gemeenlyk geeven ons deeze Jaarboeken, 't is waar, alleenlyk een eenvoudig ver* haal van gevallen, zonder dat zy ons de geheime oorzaaken der gevallen ontvouwen, en dan moet men doorgaans, of flegts naar de oorzaaken, op waarfchynlyke gronden, gisfen, of in zyne onkunde van die oorzaaken te vreedezym Doch 't gebeurt ook fomtyds, dat een veragt Kronykje ons eenig licht geeft, daarwy 'tninn mer gezogt zouden hebben. Behalven dat veele oorfprongkelyke flukken der Middel-eeuwe, Vredehandelingen, 0#/> logs-  VOORREDE, xix logsverklaaringen, Pleitgedingen, Handelingen der Kerkvergaderingen, Hutvelyksverbindtenisfen^ Uiterfte Willen, Giftbrieven en veele diergelyken, die, in grooten getale, voorhanden zyn, veel opheldering geeven konnen; zó kan men zig inzonderheid met veel nut bedienen van de B r i e v e n , door Koningen, eerfte Staatsdienaars, Bisfchoppen en andere voornaame Peribnaadjen gefchreeven; die, hier en daar verfpreid, by een gevoegd,een merkeïyk getal uitmaaken. Men heeft nog Brieven van Theo do r ik, Koning der Goüien in Italië; van Klovis, Theodebert, Karei* Martel,K arol oman, Pip yn,KaPv£ l denGrootencii andere Koningen en Vorften der Franken, die, hier en daar, eenige opheldering aan de Gefchiedenisfen onzes Lands geeven. De Brieven van Sidonius Apollinaris, in de vyfde eeuwe gefchreeven, van de PaufenGREGORius den Grooten, Gregoriusden3I,Gregorius denIII,Zac h a Pn. i a s, S t e v e n d en Hl, en eenige anderen ; van A l c u i n u s of A l b i nu s,Leermeester van Karei den Grooten, zyn ons ook van dienst geweest. Vooral hebben wy gebruik gemaakt van de Brieven van Bonifacius, den vermaarden Geloofsprediker onder de Friezen » en van anderen, tenzynen tyde,gefchreeven, Uit deezen is, vertrouwen wy, het beste berigt te haaien van den ftaat desChristelykenGodsdiensts ** 4 hier  xx VOORREDE- hier te Lande, in de agtfte eeuwe: en wy hebben tenoodiger geoordeeld, deeze Brieven vlytiglyk te doorbladeren, om dat 'er onze NederlandfcheHistoriefchry vers nog byna geen gebruik van gemaakt hebben, gelyk zy zig, in 't algemeen, weinig hebben toegelegd, om de oude Historie uit de Brieven op te helderen. Wy maaken geen gewag van veele andere Brieven, voor en na doezen gefchreeven. Uit onze aanhaalingen is gemakkelyker te zien, dan wy 't hier zeggen konnen, van welken wy ons bediend hebben. Tot opheldering der zeden en gewoonten deezcr tyden, dienen ook zeer de oude Wetten der Franken, Friezen, Saxers en andere Volken, die, hier of hier omtrent, gewoond hebben; behalve dat de Historie der agtfte, negende en tiende eeuwe vry wat lichts ontvangt, uit de zogenoemde Capittdaria, of Kerkelyke en Burgerlyke Infiellingen der Frankifche Forflen. Door de tyden onzer eerde Graaven, helpen ons, behalve veele egte Hukken, verfpreid in de verzamelingen van Martene en Durand, Rymer, DuMont, Matth/eus en anderen, de Rym-Kronykfchryver Melis Stoke, die ons van de Hollandfche zaaken, ten tyde van F lor is den V, Jan denI. en Jan d e n lis den eerften Graaf uit den Huize van Hencgouwe, een tamelyk goed verflag geeft. De Latynfehe Kronyk van Willem Pro-  VOORREDE. xxi curator, die onze Historiefchryvers niet. genoeg gebruikt hebben, geeft ons de Gefchiedenisfen van Holland, onder Willem den Goeden, aan de hand. De laatstgemelde was Monnik derAbtdye vanEgmond, en men hecfc, reeds in de veertiende eeuwe, begreepen, dat wy de Hirtorie onzer oudfte Graaven alleen aan deeze Kloosterlingen te danken hebben (i). De Historiefchryvers der laatere tyden, tot aan deNederlandfcheberoerten onder Filips den II., zyn te menigvuldig in getal, om te konnen opgenoemd worden. De voornaamften zyn, beha! ven onze oude Kronykcn, F r o i s s a r t , M o n s t r e l e t, d e l a M a r c 11e , C o m m i - n e s, H e u t e r us, enz. Ook geeven, ten opzigt der Hollandi'che zaaken onder de Regeering van Karei den V, vry wat lichts de Registers der 'Dagvaarten van Holland van Mrs. AERTen Adriaan vanderGoes, die met het jaar 1525 aanvangen: twee werken/die, op % Lands kosten gedrukt zynde, in weinige handen zyn. Van de Historiën en ftukken der volgende tyden, tot digt aan de tegen woord igen, zul- CO Qjfid ' hmifs , qii f mentor ia , tfuit honor Comitibus Holland;ce fuperesfet, pifi felix Cvnobitim San&i Sldelberti in Rgm). Vroeger Schryvers hebben verzuimd, ons, hiervan, zo omftandiglyk te onderrigten. Eginhart alleen rept 'er een enkel woord van (q). Doch onze Digter, zelf een Saxer, liet zig meer aan de Saxifche zaaken gelegen leggen. Nu weet men, hoe veel deFriefche Kronykfchryvers te vertellenhebben, van de Vryheden, den Friezen, door Karei den Grooten, vergund. Men weet, welke wanftaltige verzierfels zy voor den dag ge« bragt hebben, om de reden van die gunsten te vinden. Of weet men 't niet, men kan 'tligte- lyk byEGGERIKBENJNGPIA , WINSEMIUS en S c n o ta N u s, om van vroeger' Schryvers te zwy- O) PoëTA Saxo , de Gestis Caroli Magnï Libr. IV. ad an> puty 803, (?) De Vita Caroli Magni Cap. VII. p. 48.  xxvi VOORREDE. zwygen, te weeten komen. Maar onze Saxifche Digter leert ons, dat alles niet verzierdis. Hy fpreekt wel alleen van de Saxers; doch 't is bekend, dat de Friezen dik wils met den naam van Saxers benoemd werden. Ook weet men, uit oude Schryvers, dat de Friezen, in denSaxifchen Kryg, die met het Verdrag , van welk wy fpreeken, eindigde, gemengd zyn geweest (r). Vermoedelyk, zullen zy ook in het Verdrag begreepen geweest zyn. De overlevering der laatere Kronyken fpreeken 'er ons uitdrukkelyk van: en wy agten, dat wy haar niet te veel gezags toefchryven, wanneer wy, alles in aanmerking neemende, Hellen, dat 'er een verdrag met de Friezen gemaakt is van gelyken inhoud als dat met de Saxers, waarvan ons een oud Schryver verflag doet: terwyl wy de bygevoegde verzieringen der Friefche Kronyken, met verontwaardiging, aan een' zyde fchuiven. Onze Lands Kronyken zyn vol van veelerJei verdigtfels; doch wy konnen niet voorby, by deeze gelegenheid, aan te merken, dat 'er, in de meesten, eenig overblyffel ofzweemfel van waarheid tebefpeuren is: en dat men , niet zelden , iets, in oude Schryvers, ontdekt, welk gelegenheid, tot het verdigtfel, gegeven heeft. Niets is 'ergemeener, by voorbeeld, in onze oude -tvft^» .VI .*4ïi.',i«r.ntfl ilovJ iBteQ • (y) Zie Groot-Plakaatb. II, Deel, Kil. 2131.  VOORREDE, xli rende den Oorlog, als Souverain ende Overhoofd, gebieden en verbieden mogt. Hyhadt, reeds in 't jaar 1572, terwyl hy in Duitschland was, op eigen naame, orde gefteld op 's Lands Regeeringe (s). Naderhand, tot op de afzweering van Koning Filips, die, op den zesentwintigften van Flooimaand des jaars 1581, gefchiedde, gaf hy Plakaaten uit op 'sKonings naam, by advis van zig zeiven, als 's Konings Stadhouder; ook op den naam van zig en van de Staaten, wordende hy, in de eerfte plaatfe, genoemd (a); doch terftond na die afzweering, verklaarde hy zig, in 't hoofd der Plakaaten, als hebbende de hoge Overigheyt en Regeeringe van Holland, Zeeland en Friesland (F). De algemeene Staaten hadden, zelfs aan den Aartshertog Matthias , gelyk naderhand aan den Graave van Leicester, geen' hooger'titel dan dien van Gouverneur generaal gegeven. Doch Prins Willem, fchoon alleenlyk Stedehouder des Aartshertogs over de Vereenigde Landen in 't gemeen, oefende, in Holland en Zeeland in 'tbyzonder, veel grooter gezag; zelfs na dat de Hertog van Anjou, onder den naam van Befchermer der Nederlandfche Vryheid, tot Oppervorst over de Nederlanden, beroepen werdt, ten blyke dat men nog niet gezind was, om (2) Groot-Plakaatb. III. Deel, bl. 32. (a) Groot-Plakaatb. IV. Deel, bl. 57.1. Deel, Kol. 399.109S. 2270. (b) Groot-Plakaatb. II. Deel, Kol. 2160 en elders*  xlii VOORREDE. om de opperfle magt onder veelen te deelefi., Men weet, dat deeze den naam van Graave van Holland en Zeeland heeft aangenomen (c), fchoon hy weinig of geen gezag hadt, in deeze twee gewesten. Sedert heeft men den Prins van Oranje tot Graaf willen verheffen. Doch zyn dood heeft de voltrekking van deezen toeleg verhinderd. En toen eerst oordeelden de Staaten, beide algemeenen en byzonderen, dat hun de opperfte magt toekwam. Nu ter tyd, zeggen zy zelve, zyn wy de hoogfte Overig" beid vanden Lande (d). Prins Maurits herinnerde de Staaten wel, tot hoe verre men, met den overleeden Prinfe gevorderd was, over 't opdraagen der Graaflykheid, en betuigde zyne gezindheid om zyns Vaders voetftappen na te volgen (e); doch de Staaten, die hem tot Opperheer zouden hebben willen verheffen, ware hy magtig geweest hen te befchermen (ƒ"), ftelden hém alleenlyk aan, tot Gouverneur, Kapitein Generaal en Admiraal, met bepaald gezag, dat, na 't vertrek van Leicester, in den jaare 1587, merkelyk werdt uitgebreid; terwyl egter de opperfte magt bleef huisvesten by 's Lands Staaten. De (e) Groot-Plakaatb. I. Deel, Kol. 395. II. Deel, Kol. 43. (d) Refol. Gener. 3. Aug. 1584. Zie ook Groot - Plakaatb, iv. Deel, bl. 35. (e) Refol. Holl. 25 Septemb. 1584. Bor XIX, Boek, bl. 27, £488]. (f) Hooft XXI. Boek, bl. 932.  VOORREDE. xLia De gefchiedenisfen der laatere tyden leveren ons meer bewyzen uit van het vooroordeel, welk fommigen verkeerde bevattingen heeft doen maaken van 's Lands Regeeringe. Doch deeze Voorrede niet, maar de volgende Historie is gefchikt, om dezelven voor den befcheiden' Leezer open te leggen. Wy willen hem dan, nu genoegzaam verflag gedaan hebbende van ons oogmerk en van de wyze, waarop wy het uitvoeren, van het doorbladeren derzelve niet langer afhouden. Mag zy ftrekken, om eenigen den waaren ftaat van 's Lands oude en laatere Regeeringe en Gefchiedenisfen beter te doen verftaan; om anderen eenige nieuwe bewyzen aan de hand te geeven, voor 't gene zy reeds wel begreepen hebben; en om, in allen, eene regtfchaapen' Liefde tot 's Lands waaren welftand te verwekken of aan te kweeken; wy zullen onzen langduurigen en moeilyken arbeid, boven verwagting, beloond rekenen. BE-  BERIGT voor den BINDER. De Kaart van het OUDE NEDERLAND moeÊ geplaatst worden tegen over Bladzyde. 3 nb. De Kaart moet niet op, maar tegen over de oneven pagina gezet en aan dezelve zoo veel wit gelaaten worden, datze voegzaam buiten het Boek kan uit (laan, om te gemaklyker door het gantfche Deel, te konnen worden ingezien. De Tytelplaat moet niet tegen over, maar op of vlak voor de Tytel worden geplaatst. De Tegenwoordige Uitgeever bedankt het Publiecq voor de ruime deelneeming in deeze zo gewigtige onderneeming. Dit zal hem ook ten flerkfien Jpoore verflrekken, om alles, wat hy kan, aantekenden, ten einde de uitvoering van Hit Werk allezins zo fraai en nauwkeurig te doen zyn, als men, niet eenigen grond, yerwagten kan- Hy kevert bereids by dit Eerjie Deel eene geheel nieuwe en zeer keurige Tytelplaat, en heeft befloten verre het grootfle getal der plaaten , vaamlyk ae Historifche Afbeeldingen, geheel op nieuw, door bekwame konstenaars te dom graveeren. Nog bericht hy, by deeze gelegenheid, den Inteekenaaren, welke zich nop- niet voorzien hebben van hei VERVOLG deeze; VADERLANDSCHE HISTORIE , welk Werk insgelyks by hem word uiigegceven, dat gemelde VERVOLG thans wederom herdrukt, en, zo verre de deelen hier van het licht zien, compleet te bekomen is. NAAM,  N A A M L Y S T DER I N TEEKENAAREN. A. Andrae (G.) Mne. Dr. te Harlingen. Ages (Win.) te Amft. Beft pap. Aaken (Getrit van) te Amft. Aitton (d. A.) Predikant te Zwol. Aken (Abraham van) Boekverkoper te Amft. Agema (Marten) te Amft. A. B. Aalhorst (jobannes van) Augier CJ- D.) V. D. M. te Wognum en Wetwey. Abrahams (Francois) te Amft. ilest pap. Agé (J. F. Jacobs d') Boekverkoper in 's Hage. Arkel (Pierer van) Alrlerwerelt (R. van) Heer van Rozenburg, 2 Exemp. A. N. D. Alpben Hendks. (Jan van) Koopman en Solliciteur Militair by 'tEd. Mog. Coilegie ter Admiraliteit te Amft. Aldewereld (Carel) Grosfier in Tabak, te Amft. Aalst Jansz. (Gerrit van) in de Beverwyk. Aa (C. van der) Boekverkoper te Haarlem, 2 Exemp. Aken (C van) Cierk ter Secretary der Stad Haarlem. Abrahams (Wed. Johannes) Boekverkoopfter te Middelb. Aa (P. van der) Clerk ter Grif-; fier van Hun Hoog Moog. Albarda (W.) Advocaat te St«' Anne. Altena (H. W.) Alberda (H.) te Ferwert. Aker (Jan) Schoolmeester ta Heemskerk. Amiabel (DavidNicolaas) Koop-] man in 's Hage, Best pap. Ambée (J) Avet (Pieter) te Middelburg. t\.S S.B. V.Z. te Middelb. Abkenius (N.) Abkenius (Hendrik) Catechifeer* meester te Rotterdam. Abbink (Gerrit) Asbeek (B. G. J. van) Fleer van Lula-ma te Warlbuizen in Gro* ningerland. Arames (Klaas) op de Mede ia 't Oldampt. Alberda van Menkema(Mr.G.G.) Admiraal (Lourens) Koopman te Oudewater. Aberfon (Mr. H. W.) Secretaris der Stad Doesburg. Asmus (J. P.) Equipagiemeester te Helvoetfluis. Andel (Mr. H. M. van) Schouten Secretaris van Oostvoorne, Ruggeen klein Oosterland. Aa (E. P. van der) Roomsen. Pastoor te Oostzaandam. Ardesch (].) Scheepen en Raad der Stad Veere. A Adam»  * WAAMLÏST »er Adams (H. F.) te Dord. Attenhoeven (Mejuffrouw E. M. van) Ancmaet (P.) Bailjuw der hoo- ge Heerlykheid Klinkerland, Schout en Secretaris van de Nieuwe Tonge. Arrenberg ( Gerard Abraham ) Boekverkoper te Rotterdam. Alpben (Mr. Hieronyinus van) Baad en Penfionaris der Stad Leiden. Arxhoek (jacobus van) Alphen (Uk. van) J. ü. St. te Leiden. Akeifloot (Pieter) Best pap. Andringa (Jan Ruth van) te Leiden. Aarfen (Albertus) Predikant te Hellendoorn. Almaras (K. A. L. Exalto d') Predikant te Nybroek. Althaifön (R.) Majoor in de Artillerie. Achterberg (G.) Zeepzieder te Utrecht. Alphen (Coenraad van) Advo caat voor den Ed. Hove van Utrecht. Annokké (P. J ) te Rotterdam. Abbema (ƒ. C.) te Wageningen. Arkel (Jan van) Koopman te Maasfluis. Albrecht (J. M.) te Haarlem. Avinl.fen (Jan) te Vlisfingen. Alvafez , Advocaat voor de Ed. iiuven in Holland. Andre (. .) Lit. Hum. Stud. te Franeker. AltorlTer (J. C) Boekverkoper te Middelburg. Andel (Chriftoffel van) Alberda (A.) Raadsman te Bols- waard. Al (Pieter) Koopman te Alkmaar. I Aart(en (Wouter) te Alkmaar. Appeltant (Jobs). Boekverkoper te Arnhem. Aken (Corneïis van) Abeloos (Gerardus) Abrahamfe (Abraham) te Goes. A. lama (S.) te Franeker. Albarda (A ) Med. Doctor t» Hailingen. Alphen (Corneïis van) Krankbs4 zoeker te Schiedam. B. B. . Brender è Brandis (G.) te Amft, Hoer (lirnst Willen») te Amft. Beeckman (D. A.) te Amft. Beetz (Pieter) te Amft. Buis (Jacobus) re Amft. Bruyn (Are Dirks) te Amft. Bosfcha (Herm.) te Hardewyfc Buuren (Mattheus Jacobus van) Notaris en Procureur te Utr. Breur (Mr. J.) te Dord. Beest (Pieter van) Koopman te Dord, Boisfonnier (M.) te Amft. Bemme! (Franciscus van) Raatl der Stad Amersfoort. Boetfelaar (Freule C D. J. van) Byllaardt (ff. van den) Predikant in de Oude Loosdrecht. Blocquery (Mr. Jan Christiaan) oud Burgemeester te Hoorn. Bruin (Evtrt de) Koek- en Banketbakker te Hoorn. Brouwer (Reinier) te Hoorn. Bakker (J.) Boekverkoper te Hoorn, 2 Exemp!. Bekker (Wiilem) Stads Baas te Alkmaar. Bootsman de Jonge (Dirk) Raad in de Vrocdfchap der Stad Alkmaar. Best pap. Buuren (P. van) Boekverkoper ts Amft. 2 Exemp. Brink.  I N T E E K E N A A R E N. 3 BrinkhofF (J. H.) S. S. Theol. Stud. Bekker (Laurens) te Vlisfingen, . Best pap. Boer (Willem de) in de Ryp, Best pap. Borgftede (J. F.) te Amft. Booms (Bernardus) Koopman te Enkhuizen... Bruinier (].) Raad en Oud Schepen te Knkhuizen. Biesta (Andreas Arnoldus) te Rotterdam. Broekhuizen (T. van) Roomsen Priester te Enkhuizen., Boonders (Jacob) te Amft. Ben.tz (J. W.) te Amft. Broekhuizen (Joachim van) Boer (Willem den) Stads Chirur- gyn te Goes. Buteux (Ifaac Corneïis) Commis- faris van het Landrecht te Goes. Bert (Jacobus du) Baasjiti (Gerrit) te Schaagen. Beer (Corn. Joh. de) S. S. Theol. , Student. Bas (Jan de) Notaris en Make- .. laar in 's Hage. Beerens (J.) Kastelein der Res- peclive Hoven. Brakel (G. van) Lootgieter in ^ 's Hage. Bonnier (A.) Commies in 's Hage. Baerle (C G. van) Schepen en Raad der Stad Briele. Bemmolen (J. van) Kostfchoolhouder te "Leiden. Boyer (Mr. J. J- D.) te Leiden. Bodde (D.) Predikant te Hengelo in Overysfel. Bulderen (H. van) Boekverkoper te Zutphen. Burgvliet (|acob) Boekverkoper te Rotterdam. Barlage (Ns.) als Direóteur voor het groote Leesgezelfchnp in Meppel, onder de zinfpreuk Nuttig e;i Leerzaam. Boolens (J. Liera) te Amft. Baay (Gysb.) Chirurgyn ie Amft. Boort (Stoffel van) te Amft. Bosvelt (f. van) Predikant. Blankendaal Schut (J. N. van) M. Stud. te Utrecht. Brinkman (Willem) Yzerkopeï te Thiel. Boullier (Jaques Renauld) Predi- kant van de Waalfche Ge. meente te Amft. Boiquet (J. A.) Preceptor té Amft. Boursfe (J.) Advocaat voor den Ed. Hove van Utrecht. Bank (Abraham van der) te Amft. Blafius (Abraham Gerardus) Boekhouder in de Stads Beleningkamer te Amft. Best. pap. Bruin (J. Th.) te Amft. Berck (David) te Amft. Bormeester (Pieter George) te Amft. Box (Nic. Willem) te Amft. Bredenhuizen (Willem) te Amft: Baart Junior (Elias) te Amft. Bourgonje (Nicolaas) Raad in de Vroedfchap en oud Schepen' te Medemblik. Barentfe (Jan) te Amft. Bolhuis' (G.) Bruin (Joh.) te Amft. Barneveld (Ts. van) te Amft. Braakman (Jan) Roomsch Priester en Pastoor te Hoogmaadei Bogerts (C.) Konstgraveiir tè Amft. Bennet (J. A.) A. L. M. Ph. <5£ Med. Doftor te Amft. Brusfe Louisz. (Hend. Jan) Boen (Corneïis), Schepen en, Raad der Stad Haarlem. BesC P^ i Bom1-'  4 N A A M L Y S T der Bommel (A. M. C.) Raad in de Vroedfc!iap der Stad Haar. lern, Best pap. Brauw (D. M. de) Burgemeestei en Raad te Zierikzee. Bonman Mz, (Pieter) te Zierikzee. Boom (B ) te Zierikzee. Boom (Johannes) Landmeeter van den Lande van Schouwen, te Zierikzee. Bail (Paulus) Jur. U. Doctor, te Zierikzee. Blaauw (J. G) Notaris en Procureur der\kad Zierikzee. Blieck (Anth. Jacob) Schepen en Raad der Stad Zierikzee. Borrendam (A. J. van) te Zie rikzee. Bommel (H S. van) te Zierikzee. Boer (Arent) Chirurgyn teVlaardingen. Bavius (Franciscus) Notaris en Raad in de Vroedfchap , te Leeuwaarden. Brink (Alb.) Euangeliedienaar te Leeuwaarden. Breedte (T.) Brouwer te Leeuwaarden. Bavius Pietersz. (Tiede) Fiscaal van Leeuwaarden. Balk (Harmannus) Koopman en Oud Raad in de Vroedfchap der Stad Leeuwaarden. Braaksma (Mr. Simon) mede Advocaat voor den Ed. Hove van Vriesland en Secretaris van de Stad Bolswaard. Beelaarts Adriaan Willem) Oud Secretaris der Stad Rot'trdam | Blecourt (J. de; Commies van 's j Lands Magazynen te Coeverd. Bloys van Treslong ( fohan Arnold) Luitenant Collonel en Kapitein ter Zee, ten diende I «« Vereenigde Nederlanden.1 Braains (fan) Hoofdgaarder vaa des Gein. Lands bi fchreeven middelen , in de Beverwyk. ■ Bruinenman (Pierer) Schout en Secretaris te Uitgeest. Bresier (Pieter) Bruin (Hendrik de) eerftc Deurwaarder van den Hove vaa Holland. Bauffay (Elias de) Agent van zyne Allercbristelyke Majefteit. Berkenbos Blok (Simon) te Sche. veringen. Broeders (B.) Boekverkoper te Amft 2 Kxempl. Bloys van Treslong (fonkb. Jacob Arnold Bastingius) Luitenant Collonel en Kapitein ter Zee, ten diende der Vereenigde Nederlanden. Bouchere (M. la) in 's Hage. Bergen (C. van) Buyt (Gysbertus Jozia) Clerk ter Weeskamer van Middelburg. Bourfe (Johannes Pieter) te Middelburg Bergfi (Willem) te Middelburg. Braam (Arnoldus) Predikant (8 Yzendvke. Bourain (Nicolaas) te Vlisfingen. Baale (Abraham) te Middelburg! Beyer (W.) te Rotterdam. Bonebakker (A.) Litt. Hum. & Phil Stud. Boeze(Gysberta) Berkenbosch (A. van den) Beek (Pieter van der) Burleus ([acobus) Brouwer (Lambertus) Beuningh (M. C.1 Brands (J. Wm )' Bouwmeester (Johannes) te Rotterdam. Brusfei (de Wed. Herms. van) Boekverkoopfter te Haarlem. Beek-  I N T E Ë K E N A A R E N; 5 Beekhof? (Antoni) te Haarlem. Brusfel ( Henns. van) Konstfchilder ie Haarlem. Berg (Abraham van den) Bee s vWed^N.) Boekverkoopder te Haarlem. Bergh (Corneïis van den) te Haarlem. Beekman (jan) Bolties (Jobs.) Bourgh (job van der) Backcr (M. J ) van Nootdorp. Bool Junior (J.) Boekverkoper in 's Hage, 2 Exempl. Bakhuizen (H.) Boekverkoper in 's Hage. Buren (H. van der) Clerk in de Hollandfche Generaliteits Rekenkamer in 's Hage. Burgh (H. van der) Konstfchilder in 's Hage. Bleis.vyk ( Mr. P. van) OudRaaJpenlionaris van Holland en Curator van 's Lands Hooge School te Leiden. Best pap. Bruin (Chnstiaan de) B.ier (Corneïis) Clercq van de O. I Comp ter Kamer Rotterdam. Best pap Buurman ( Adr ) Mr. Chirurgyn te Swartewaal. Boogaart (Mr. P. D. van den) Best pap. Boejee (A ) Bergen (J. van) Koopman in Wynen te Delfu Bergen (Maria van) Bom (Roelof van) Berg (Philippus van den) te Moordrecht. Bootsman (J. F.) Boterkoper (Corneïis) te Monnikendam. Boterkoper (Pieter) te Monnikendam. Bruin (Gerrit) Raad en OudBur- ITgemecster der Stad Monnikendam. Biesterveld Junior (Hendrik) te Amft. Brink Gerritsz. (J. ten) Barnsfeld (Christiaan) Beek (Johannes van) Predikant te Nispen. Beest (H. van) te Dordrecht. Braak (G. J. ter) V. D. M. te Wyngaarden. Bornwater (P.') te Dordrecht. Bouvink (Jacob) Griffier der Stad Sluis in Vlaanderen. Bell (H. de) Boekverkoper te Bergen op Zoom. Bolmeyer (Fredrik) Bolte (Hendrik) te Groningen. Blom (Corneïis) Schoolmeester en Geadmitteerd Landmeeter teSt. Maartensdyk. Bruynisfe (Jacob van) teSchoon- dyke. Balfersz (Ifaac) in de Ryp. Buisfant des Amorie (Ab.) te Almelo. Bucquoi (Abr. de) Bellaar (Gerrit) Berg (J. van den) Chirurgyn te Rheewyk. Brummeler (G. ten) Fransch Kostfchool houder te Gouda. Bergen (Adrianus van) Beynum (J. van) Boekverkoper. . te Doesburg. Bel (Paulus) Blocquery (Mr, Christiaan Jan van de) Secretaris der Stad Hoorn Benier (A. W.) Predikant te Aardswoude. Bantjes (G. L.) Bisfier ( P. J.) Bonebakker (Adrianus)teThiel. Bruinswaard (R. van) Boesfes (P. O. M.) Kapiteia A 3. vaa  N A A M L S T D E * van eene Compagnie , onder het Regiment van Onderwater. B. B. te Arnhem. Blaauw (A.) Clerk van Haar Ed. Mog. de Heeren Gedepn teerde Staaten des Quartiers van Veluvven te Arnhem. Brantfen (Mr. J. E.) Genen-ai J Adminiftraateur der Penningen , ter benenceering van den Nederryn en Ysfel, mitsgaders Advocaat voor den Hove Provinciaal van Gelderland, te Arnhem. BootCJohan Corrt.) Predikant te Arnncm. Bey Wiliemsz. (Jan van den) Boll (Ary) Scholtus leHeeteren Binsbergen ( Ts. van ) Koopman in Hout, te Randewyk. Bosch (J.) Conrector te Arnhem. Becquer (H. A.) Kapitein by het tweede Baitaljon van den Luitenant Generaal Onderwa-! ter. Bosk (Jnrgen Hendrik) | Bruin (Thomas) Lakenkopcr te Hoorn. Beverly (H.) Med. Doctor te Arnheim. Brantfen (Mr. W.) Secretaris i der Stad Arnhem. ] Brender a Brandis ( Mr. CC.) 1 Raad in de Vroedfchap en Scheepen der Stad Brieüe, I Bailjuw en Dykgraaf van de Hoge en Vrye Heerlykheid Abbenbroek , Auditeur Militair des Garnizoens van Lei- ï den. Beukman (Adr.) Boekhouder in I de Stads Bank van Leening, te Brielle. ;. p BrucB (J, H.) Commisfaris van i K de Zeevloten te Hellevostfluis.1E Bomme (Jan) Baichman Wuytiers (C. G.) Ritmeester te Nymegen. Beyerinck (E) Landmeèter te Nymegen. Bakker (Jacobus) te Nymegen. Bruin Junior (Maurits de)"Ontvanger des Quartiers van Nymegen. Brandeiiburgh (Derk van) Predikant te Puhyk en Leeuwen Bondam (Mr. R ) Auditeur Militair en Commies van 's Lands Magazynen te Cainpen. Baarflag (Fredericus) Predikant te Campen. Bergen (W. van) Boekverkoper te Breda, 4 Exempl. Boecop (H. J. M. van) Capitein Ingenieur. Blanken Iz. (A.) Opzichter van 's Lands Fortificatiën, te Muiden. Brusfel (C. 13. van) Boekverkoper te Haarlem, 2 Exempl. ' 3eckering (J.) voor een Leésgenootfehap te Groningen. irongers (A.) te Groningen. Susch ( m. j.3 Mc± Doa_ en Stads Pbyficus ie Groningen 3uui (G. van) te Dordrecht. Jrakel (Simon van) te Dordrecht 3acker (St. Joh.) ;e Dordrecht 3end (Francois) ie Dordrecht. Jruin de Néve (W. J. de) te Dordrecht, lax Jansz. (Corneïis) Secretaris van den Hove en Ho^e Vier-' fchaarvan Zuidholland, Best papier. andt (Johannes den) Vroedfchap te Dordrecht. ank(G. van der) Predikant in de Walfche Gemeente te Dordr. isdom (Th.) te Stieefkerk. raam (G A.) te Dordrecht. raam (P. van) Boekverkoper te Dordrecht, 2 Exemp. Bakker  INTER" ENAA'REN. 7 Bakker (Abraham) Stadsdrukker' te Schiedam. Brouwer (Hendrik) Scheepen en Raad der Stad Middelburg. Blok Pittersz. (Anthonie) Apo thecar te Enkhuizen, Biinevest (|. van) Predikant te Enkhuizen. Beyerman (J. P) Notaris en Pro. cureur te Rotterdam. Burmester (A.) Makelaar te Rotterdam. Bos (J.) Baartz (W.) Burmania (Julius Hobbe Unie van) Grietman van OostDongeradcel. Brender (Johannes) te Rotterdam. Blesgraaf (Corneïis) te Rotterdam. Brul (A.) te Stad aan 't Haringvliet. Bothall (Abraham) Boekverko. per te Rotterdam, 2 Exemp. Bosch (G. J. van den) te Rot terdam. Bal (Jofua) Boers (J. N.) Beveren (Corneïis van) Bartelt (J.) Berkel (B.) Roomsch Priester. Beek (J. van) Bosch (Adrianus van den) Bosch (Govert van den) Braet (Mr. Otto) Raad in è Vroedfchap der Stad Schoon hoven. Brans (Joh. Henricus) Perma nent Regent van het huiszil tenhuis en Apothecar te Lei den. Breederode (Jan) J, U. Stud. Bereis Brouwer (J.) S. S. Theo] Stud. te Leiden. Bucaille (Mr. Nicolaas) Boer (Corneïis den) Koopman ta Zierikzee. Borrendaai (Corneïis van) Koopman te Zierikzee. Blooke (Hugo van den) te Zierkz. Bransma (t\) Boekverkoper te Leeuwaarden, 3 Exemp, Buis (Jacobus) inde Klundcrt. j Balleur (N. Ie) Heer van Hurwenen , Burgemeester der Stad Bommel. Blomhert (Otto) Brinksma (Hendrik) Pr. Postulant. Blisteng (P.) Commies ter Recherche in 's Bosch. Bisdom (E. C.) Ontfanger van Hun Hoog Moog. Convoyea en Licenten te Eindhoven. Bonebacker (Mr. J.) Advocaat te 's Bosch. Baesten (J. F.) Advocaat te Tilburg. Besten (P. den) te Nuunen. Buis (P. H. Martini) Advocaat te 's Bosch en Kanonik in het C pittel van St. Maria , te Ui recht. Bereftein (C. van) Byban (Johan) Burgemeester van der Courps der Stad en Scheependomme van Aardenburg. Brand (S.) Predikant te Zutphen. Beufekamp (H. J.) Krankbezoe: ker te Zutphen ■ Beest (E. J. van) Boekverkoper te Zutphen , 2 Exempl - Bor (Corn.) Deuiwaaider der Stad Utrecht. - Beest (G. W. van) Canonik in 't Kapittel van St. Pieter, Ordinaris Clerck van de Policie te Utrecht. Befnard (P.) Koopman te Amft» Berg (W. van den) A a Bode.  s N A A M L Y S T D E n Bode ( L.) Predikant te Westbroek. Bniyo Matthysz. (Dirk de) te Kokkengen. Bosch (A. ien) Litt. Hum. Stud. te Utrecht. Bosch (J. C. ten) Boekverkoper te Utrecht, <5 E.xemp!. Brink Jansz. (G. van den) Stads Drukker te Utrecht, 4 Exemp. Burg (EL. van den) J Utr. Cand. Blekman (J. J.) te utrecht. Borski (Naihanaëi) te Utrecht. Bock (J F.) te (.Jtrtcht. Bonebakker (Dirk) Raad in de vroedfchap en Scheepen der i>tad Wyk by Duurrtede. Bern (Nico'aas van) Raad in de ] Vroedfchap en Burgemeester 1 der Stad VVyk by Duurftede. Bruynirck (J.) te Utrecht. I kuyfs (Corn.) Organist en Klok- E ■ kènist te Campen. Bleeker (Pieter Claasfe) te Haar Icm. ' fi Boon (Arie van der) Chirurgyn B en Apotbtcar te Veere R Bodfsco (Martinus) te Haarlem. B Bonte Verbrugge (Ns ) te Haarlem. ' B Breuk Jansz. (Johannes de) te B Haarlem. g Bouwmeester (Hendrik) te Haarlem. gt Bohn (Francois) Roek verkoper Bi te Haarlem, Best pap. Bc Bruine (Jan de) v P q, Baert (Johannes) Apothecar te Bl vlisfingen. ££ Bel (E. J. van) Makelaar te vlisfingen. Ba Becu (J B ) Schecpe der Hoge Heerlykheid Breskens, en Dykffraaf der Dykagie van oud en' ! jong Breskens, te Breskens. JBo Beuzckom (Gcrrit) te Vltsijngeb,' t Bruine (Willem de) Kapitein de Burgery re Vlisfingen. Blydenftein (Jan) te En/chede. Benunck (Derk Baron) Heer van den huize Diepenheim, Landdros- van Twente. Brouwer (G.) Boekverkoper te Deventer, 2 Exempl. Brandenburg (Corneïis Jan) op Zaandyk. . Boutainps ( . . ) Boekverkoper te Ve-nlo 3 Exempl. Slanket (Wdlem) te Gouda. ïeil (Pieter) Makelaar te Amft. Best pap. Joor (Pieter) Koopman te Huyzen. iorghltein (H.) te Amft. lurg en Zoon (J van der) Boekverkoopers te Amft. 3 Exemp. roes (Anthony) oon (Albert Jansze) reebaart (J.) Boekverkoper te Hoorn. obbink (B. H ) te Amft. oefeken (Anthony) orneman (Pieter) re Amft rongers Junior (H.) Boekverkoper te Amft 5 Exemp. romftrop (J. F.) 1 srggaard (Sybrand) Wgardt (Leendert Daniël) Koopman te Amft. ink (Barend ten) irgmeyer (jan) te Rotterdam, rgh (.Nicolaas van den) om (Willem) rgerding (Johan Dirk) noist Daniël Eft2. (Da„iel liftienne) te Amft. moa (Het Eerfte) van bet piment van den Generaal Vlajoor Pallardy te Geertruileberg. 'VCJTA'. G.)S. S. Tb. Stud. y de Rtmonib-anten. Boon,  INTEKENAAREN. o Boom (G ) Solliciteur te Amft. Bosman (Laurens) te Amft. Berendfen (J. A.) Loijer en Koopman in Lier. Bye (Pieter Jacob de) J. (J. & Phil. Cand. te Leyden. Bauens (J. L.) Roomsch Paftoor te Bunnik. Be.nnekom (G. J. van) Roomsch Priester. Bylevelt (. . van) Brouwer te Vleuten. Brugge (G. van) Mr. Timmer man in Groningen , voor 't Leesgezelfcbap. Bruggen (Lambertus ter)Fransch en Duitsch Kost-Schoolhouder te Hasfelt. Boldingh (Claas) Beets (Pieter) Koopman te Hoorn. Breebaard (P.) Predikant te Oud Niedorp, Veenhuizen en Zydewind. Beek (Nicolaas van) Bailjuw en Secretaris der Hoge en Vrye Heerlykheid Oosthuizen , Etershem en Hobreede. Breebaart Isz. (Claas) Beek (Joannis van) Brillenburg(Gerardus) Makelaar te Schiedam. Bredero Az. (H.) te Schiedam. Builingen (Johannes van) Chirurgyn op Poortugal , Pernis en Hoogvliet. Bly (J. G.) Baart (A.) te Amft. C. Carter (R.) Commies terThefaurie van Zyn Doorl. Hoogheid. Caminha (Samuel Cohen; Make I laar te Amft. I Cordes (L. G.) Predikant by de| Luterfche Gemeente te Zwolle. Cramer (H.) Coerman (J. J.) Predikant te Amft. Cawin (Lodewyk Christiaan) Caudron ( P. Francois) te Middelburg. Capelle (Francois van) Cornmisiaris van de Kleine Zaaken te Vlisfingen. Best Pap. Carp (Joh.) te Amft. Carnier (Dr. Carolus) Raad in de Vroedfchap en Oud Burgemeester der S tad Schoonhoven. Cordes (Jan) Certon (::...) Conrad (C. W.) in 'sHage. Calis (Lieven) Ciaufet (jacob) Schoolmeester en Voorzanger te Bruinisfe, in den Eiiande vanDuyveland. Coefe (Wiebe) Croifet (J. W.) Lieutenant in 't eerfte Battailjon van den Generaal Majoor Pa'ardy. Cos (Corneha) Stads- en LandsDrukker te Medenbük. Ca: (Anke Abes) Oud Burgemeester der Stad Hiudelopen. Coster (H. J.) te Amft. Coster (H. A.) te Amft. Crocq (P. du) Clerck ter Secretary der Stad Haarlem. Cannenburg (Wilhemmus) Crynfe (J.) te Middelburg, Best pap. Cahais (G. M. ) Boekverkoper te Leeuwaarden, 2 Exemp. Cock (G. T. de) Predikant te Beetgum. Cannart (Jonkheer E. van) Heer van Liaukema. C. W. S. te Leeuwaarden. Casfa (F'. A.) Vaandrig. Cabel (Corneïis Poulisfoon) Burgemeester te Uitgeest. ^ S Colla  tg N A A M L Y S T DEK Colla Wed. J. Bruyer (J.) te Rotterdam. Cufinge (Jacobus) Convenent (P. J.) te Middelburg. Cointre (W. A. Ie) Apothecar te Middelburg. Casteel (C. A. van) te Oostburg. Clercq Sterk (Johannes) Creniers (J. VV.) Roomsch Priester op den Hoorn, in Groningerland. Cock (Mr. Coenraad) te Almelo. Cramer (Mr. H. K.) te Ootmarfum. Cate Harmanisz. (Johannes ten) Coster (de Wed. Jan Herman) te Almelo. Camming (J.) Old-Scheepen te Sneek, Volmagt der Landsdage in het Jaar 1790. Carlier (Q) te Gouda. Carlicr (Gerard) te Gouda. Cappelle (C. van) Schout te JNieuwerkerk aan de Ysfel. Catshoek ( Marinus Anthonie ) Scheepen en Penfionaris Honorair der S.tad Tholen. Catshoek (L.) Predikant te Scher» penisfe , in den Eilande van Tholen. Couleman (H. J.) Ontvanger van de Convoyen en Licenten te Doe.sburg. Coeverden (J. J. van) Scheepen te Terborch. Croiiet (A.) Kapitein Ingenieur in dienst van deezên Staat. Crane (Martinus Jfaac) Reftor der Latynfche Schoole , te Hoorn. Cleyn (A. M.) Raad in de Vroedfchap, mitsgaders Oud Burgemeester der"Stad Brielle. Cru (J.) Procureur te Thiel. I Coigné (S. J.) Chrystie (Gs.) Colognac (Jean Paul) Gezwore» Landmeeter en Mathematicus te Breda Cuylenborch (Mr. N. van) Drosfaard der Zuid- en Westkwartier des Marquizaats van Bergen op Zoom. Corstius (M ) Predikant te Groningen. Crol (J. B ) Med. Doftor en oud Leftor te Dordrecht. Corneil (N.) Boekverkoper t* Rotterdam, 4 Exempl. 'Cantzlaar Jansz. (Hugo) Koopman te Breda. Cau (J. M.) Clarion (Ant.) Predikant in da Waalfcbe Gemeente te Delft. Chys (P. van der) Koopman in Boter , in 't Stads Boterhuis te Delft. Clignet (Hendrik Jacob) te Ley- den. Clignet (A.) Oud Bailjuw en. Schout van de Hooge en Viija Heerlykheid Warmond , te Leyden. Cramer (A. F.) Generaal Majoor der Infanterie en Gou« verneur van Coeverden en For». ten, erz. Costerus (Pieter) Oud Burgermeester te Edam. Coppenolle (Hermanus van) Callenbach Klenck (R.) Boekdrukker en Boekverkoper te Enkhuizen Chevallier (A) Predikant in 's Bosch, Best pap. Coole f Abel de) Raad in de Vroedfchap en Scheepen del ■ Stad Wyk by Duurftede. Correlje (Abraham) Pander 's. Hoofs van Utrecht. Cambier (C. W.) Kapitein. Cam«  |KTEKE_NAAREN. || Gambier (foan) Penningmeester) 's Lands van Vianen. Cock (G. E. de') Predikant te! Bunfchooten. Catteau Junior (Benjamin) Raad in de Vroedfchap der Stad Vlisfingen. Corbelyn en Zoon (Thomas) Boekverkopers te Vlisfingen , 2 Exemplaaren. Colombon (Andries) Campbell (R.) Lieutenant der Haagfche Schlittery. Cocq van Nereijen (D. de) Kapitein onder het Corps Ingenieurs in Garnizoen te Deventer. Cattei burcb (Mr. J. C, van) Oud ' Raad en Oud Schoepen der Stad Gouda , Contrarolleur van de Convoyen en Licenten by «ie Admiraliteit in WestVriesland en bet Noorder kwartier. Canncgicrcr CU.) Profesfor in de Rechten, teprancker. Ci^pjty (Care! Hendrik) Cap^.lo (Baitbolomcu6 Pieter van dc) Colihoff (P. C) Lieutenant der Anillery, in Garnizoen te Leeuwaarden. Colff(L. J van der) C ;, . t.:- CMr< J.) Oud Eailjuw der Stad Gouda. Coninx (. . van) Cancelier , Stadhouder der Leenen , en Geheimen Raad van Z. K. M. van Pruisfen, te Gelder. Caspari (J.) Couwenhoven (Celis) Koopman te Amft. Clutvcn (D.) V. D. M. Curtius(Mr. Pieter Jacob) Hee- re van Nieuwaal , Raad en Burgemeester der Stad Wyk by Duurllede. Ccsterus (Nicolaas) Oud Hoofd¬ officier der Stad Edam, mitsgaders Baüjuw en Dykcraaf van de Zeevang , en OudRaad der Stad Monnikendam. Collegie terzinfpreuk voerende: Tot min kostbaaie aankweeking van kunde. Craandyk (Dirk) Cremer (B.) S. S Th. Stud. Cavellier ( Jan ) Toeziender op. de Gemeene Lands middelen te Amft. Campen Junior (Jacob) Notaris te Amft. Best pap. Campen (Daniël Binius) Notaris, te Amft. Best pap. Crevenna geb. Dommer (Agatha Cornelia) Crans (D.) Esfayeur en Cavtelmeester van Hollands Munte te Dordrecht. Carré (Mr. D.) Advocaat voor de Respecttve Hoven van Justitie in Holland. Costerus (Hendrik) Ontvanger der Convoyen en Licenten te Muyden. Croix ( |.) Conol (A. J ) D Daey (Mr. Adriaan) Best pap. Dyk (Roelof van) te Amft. Duyvené (S.) Decker (George) Driesfen (Bernardus) Roomsch Pastoor te Amft. Dirkfen (Dirk) Donker (C.) Koopman te Dord» recht. Duyfhuis (Johan van) Dieu , Wed. de Heer Daniël Ras (Adriana Jacoba de) Ditmarsch (Dirk) S. S.Th. Cand. te Broek, Best pap. Duy  12 NAAMLYST der Duyvenbode (Claas van) te Broek Diepenheym (Nicolaasde Swaan van) te Amft. Dullmger (J. Ë.) Kapitein ter Zee , by de Admiraliteit in Westvriesland en 't Noorderkwartier. Duivens (Mr. j. J.) Oud Schee pen te lonkhuizen. Dieprvn (T.) Dekker (Willem den) Mr. Timmerman , te Amft. Dam (J- van) Litt. Hum. Stud. te Utrecht Dominicus (Mr. Corneïis) Sche pen der Stad Goes. Donck (Gerrit) te Goes. Dominicus (ian) Schepen der Stad Goes Dalem Pz (C.van) te Maasfluis. Doncker (Gerrit) Boekverkoper en Boekbinder te Thiel. D. P. E Dedel (J. A.) te Amft. Dalman (Johannes) Drost Mz. (Andries) te Rotterdam. DykiJohatinis van) te Rotterdam. Dries (C. van den) Boekverkoper te Rotterdam. Ditmar (johannes) te Velzen. Dashorst ( Mattheus Johannes van) Roomsch Priester en Pastoor, te Zoest. Dashorst (Johannes Matthys van) Kalkbrander te Amersfoort. Dylius (Jacob) Duyfhuis (Bariholomeus van) Damme (D. H. van) Dryer Hendk. (Mauri's) op 't Huis den Oost, overRheenen. Deinfe(Willem Gideon van) Deinfe (Daniël van) Deinfe (A. van) Predikant tel Oostkapelle. Deinfe (Wiliem Bernard van) Clerck ter Weeskamer van Middelburg. Döring (Leonhard Hendrik) Denis (D.) te Middelburg. Deinfe Adrz. (Anthony van) Dienshagen (Johannes van) Dyk (P. van) Boekverkoper te Rotterdam. Does (van der) te Amft. Disfel (A.) Domis (Mr. Willem Jacob) Dyl (Mr. Lucas) Dull (Mr. C.) Richter der Heerlykheid Almelo. Dorland (Gerrit) Donker (H ) Predik, te Ouderkerk en Krimpen aan de Ysfel. Dietz ( E. ) Scholtus des Ampts van Eist. Damen (J. N.) Predikant der Luterfche Gemeente te Middelburg. Delen (Baron van) tot Druten. Donsien (A. van) Cappellaan. Diggelen (Hendrik van) Schoolmeester te Zevenbergen. Delcourt (J. F.) Dalhoff (D. G. B.) Lieutenant Colonel, en Ingenieur te Woerden. Dam (Jacob) te Oostzaandam. Duvn Iz. (Adriaan) te Oostzaandam. Doekema (P.) Boekverkoper te Groningen. Deugt (P.) Schout, Dykgraaf en Secretaris der Stad, aan 't Haringvliet. Detmer (H. A.) Kapitein in het Regiment van den Generaal Onderwater. Duffer Christz. (F.) Koopman te Dordrtcht. Doorn (J. A. van) 3uymelaai(Ary) ond. denHitzerr. Dorp  INTREK ENA ARE:-:. 13 Dorp ( P* van ) Rector der Latynfche Schooien te Dordrecht. Dorrepaal (Johannes) te Schiedam. Dreux (W. H.) te Rotterdam. Dam (K ) Leeraar der Doopsgezinden, te Rotterdam. Dykman (Fr.) te Rotterdam. Dvk (A. van) veertig Raad, te 'Delft. Dykgraaf CC. V. D.) Delfos en Zoon (K.) Boekverkopers te Leiden, 3 Exempl. Dam (J. van) Schoolhouder te Noorden. Dozy (Mr. J.) te Leiden. Dozy (Abraham Hendrik) Stads Apothecar, te Leiden. - Dorp (M. van) Mr. Timmerman te Voorfchooten. Delfos (Pieter) Boekverkoper te Leiden, 3 Exempl. Doornik (L. F.) Druten (P. W. van) Hum. Lit. Stud te Utrecht. Dumont (A. J.) Predikant te Polsbroek. Dam (H. van) Rentmeester van de Abdye tn Conyente vat' Oostbrnek Dorsfen (Jacobus van) Koopman te Utrecht. Dwars (Jan Corneïis) Banketbakker te Utrecht. Duker (Corneïis Arnoldus) Secretaris van den Ed. Hove te Utrecht. Desmarez (Mej. A.) te Utrecht. Dyk (W. van) Apothecar te Utrecht. Diepenbroek (C.) Chirurgyn te Kuilenburg. Diemen van Lamzweerde (E. van) Predikant re Campen. Doyer AtTz. (Hendrik) te Haarl. Doyer Afla. (Thomas) te Haarl. lDankraeyer Junior (Johannes) te Haailem. IDaams (Leendert) Fabrikeur te Haarlem. Daams Pietersz. (Joost; Fabrikeur te Haarlem. D. W. V. W. te Haarlem. Desfont (J. J.) te Haarlem. Doorn (Mr. Abr. van) Raad in de Vroedfchap en Oud Scheepen der Stad Vlisfingen. Duvelaar van de Spiegel (C.) in 's Hage. Dannenbargh (Petrus) te Noordhoorn. Draaisma (Corneïis) te Amft.' Dekker (Pieter) op de Koog. Davids (D.) Scheepen der Stad Zaltbommel. Dumoulin ( C.) Capiteih by de Troup^s van den Staat Dreysfigmarck (Carel! hristiaan) Dóll Timman (R.) Boekverkoper te Amft. Drayer (Fredrik) Boekverkoper te Amft. D >rth (Pieter van) Boekverkoper te Amft. Doorn (-\ntnnie Joan van) Heer van Walenoyen. Diederek (Christiaan) Doyeweerd (Abm. van) Doorewaart (G. ) Genees- en Heelmeester te Nieuwendam. Dóll (Wed. J.) Boekverkoopfter te Amft Delden (F. van) Roomsch Priester te Woerden. Doom (Mr Dominicus) Oud Burgemeester en Hoofdofficier der Stad Schiedam. E. lEIderman (Frans) te Amft. 'Engelen (P. van) te Oudewater. Eller-  24 NAAMLYST bek EHerman (Ifaac) Boekverkoper te Amft., 2 Exempl. Enden (Johanna Cornelia van den ) Eyfen (Hermanus Perïzonids van) Goud en Zilverkashouder té Amft. Eys (Paulus Andries van) Scheepen der Stad Arftft. Everard (Mattheus) Roomsch Priester en Pastoor in de Ryp. Everfen (A.) Koster van de Oosterkerk. te Amft. Epkema (E.) Rector der Latyn fche Schoole te Enkhuizen. Erlach la Motthe (Mr. Corneïis van) Scheepen der Stad Goes. Ee ( Chr. Nicolaas van ) Predikant te Vreeswyk de Vaart. Ewyck (J. H. van) Canonik van het Capittel der Dom te Utrecht. Ee (Johannis van) Mr. Timmerman te Thiel. Eyk (N. van) Ente (A. E.) in 's Hage. Eckhardt (Jollas) Raad in de Vroedfchap en Hoofdofficier der Stad Haarlem. Evers (Pieter) te Middelburg. Eliinkhuizen (Daniël) Notaris te Rotterdam. Estandau (Jacobus D') Mn. Doft. en Raad in de Vroedfchap, in 's Hage. Epen (G. van) Opzichter van 's 1. nnds Maga synen in 's [dage. Erik (Francois) te Middelburg. Eps (Ifaac van) Notaris te Middelburg. Es (Leendert van der) te Dordrecht. Engelen (Corneïis) Best pap. | Everfen (J.) te Amft. Everaars (A.) Predikant te Reewyk. i Elsnerus (A. S. P.) Apothecar te Gouda. Eeuwen Senior (C. van) Gaarder der Colleftieve Middelen vari Sltiipwyk en Rheewyk , te Rheewyk. Ermerius ( Mr. Francois ) Oud Penfionaris der Stad Middel- burg. Exalto de Almaras (M. F. H.) Stud. F.ckolt (Gerardus) Eyk (C. van) in 's Hage, Eys ( M. P. van) Lieutenant Collonel, by het 2de Battail- jon van het Regiment Orange Gelderland, en groot Majoor der Stad Doesburg. Elsnerus ( J. van) Stads Med. Doftor te Wagtningen. Evers (D.) Mr. Timmerman te Arnhem. Enfchut(W.A. van) te Arnhem. Ëysden en Comp. (N. van) Boekdrukkers te Dordrecht, 3 Exemplaaren Emenes ( j. van) Boekverkoper te Amft. Elsbroek (P. H. van) voor een Leesfocieteit te Nymegen. Evers (J. Chr.) Procureur te Campen. Ereketens! (Mr. N.) Advocaat tè' Campen ïdelfnck (H.) Predikant te Hol-' wierda. Lbmcyer (Johannes) te Oostzaandam. Es (Corneïis van der) ielde (Thomas van) te Dordr. T.wyk (Johs. van) te Dordrecht. ïmaus (Gerhardus) Vroedfchap' te Dordrecht. ïsdré (Mr. Adriaan) Regerencï Scheepen en in den Oud Raad te Dordrecht. Engels'  1 N T E Ê K E N A A R E N. ïl Engels (I. W.) te Rotterdam. ! liyfïnga (F. J.J. J.H.) Griet-; man van Rauwerderhem. Elias voor de Heer P. te Antwerpen (E. A.) Eland (Simon) Th, Stud. op 's Lands Univeifiteit te Leiden. Efpaut (A. G. de 1') Kngelberts (Michaël) Êertryék (H. van) EnkIaar(Q.) Prseceptor te Breda. Eldyk (A. van) Boekverkoper te Zutphen, 3 Exempl. Esfenius (Mr. S.) Secretaris der Stad Bommel. Eek (C. Franfen van) Predikant te Deventer. Elsnerus (A. G.) Scheepen en Raad der Stad Wageningen. Ewvck (Jan Leonard van) te U:recht. Es (Petrus van) te Mydrechr. Eges (i.) Apothecar te Bolsward. Eeden (Ary van) Enfchedé (Abraham) te Haarlem. Eliasfen (Corneïis) te Veere. Eykellenberg (Helleman van) Conful van zyne Pruisfifche Majefteie in Zeeland. Eliasfen (Abraham) te Vlisfingen. E. K. voor het Collegie "van Weldenkende , te Vlisfingen. Eykendal (MeJ.) in 'a Hage. Evens (Gerh.) Schoitus des Ampts Voorts. Eggerinkhuizen (Anna Chris- tina,) Eysma (A.) Distelateur te Franek. Efen (jan van) Griffier ter Rekenkamer van Zeeland. Egmond (J. van) Eysfel (Martinus) Notaris enl Procureur in 's Hage. Esdre (Pieter) Evenlies en Comp. (Jan) Engelen Stevensz (itephanus) Eys Ifaacsz. (J- N. van) Oud Scheepen te Amft. Engel (J. C.) Koostfehoolhouder te Amft. Eil (Jacobus van) Eybergen (Anthony van) Ewald (Gt. J.) Eyl (Hendrik van) Koopman te Dordrecht. F. Fokke (Jan) te Amft. Forften (R.) Hoogleeraar in de Genees- en Heelkunde ta Harderwyk. Faro (Johan) in de Groede. Floryn (Evert) Geadmitteerde Landmeeter, byden Ed. Hove van Holland. Feyffer (Dirk de) Pvaad in de Vroedfchap en Oud Schespsn der Stad Hoorn. Feyffer Geb. Akerlaken (Petró- nella Hillegondade) te Hoorn. Franx (C.) Oud Preildent Schsè- pen te Enkhuizen. Fizeaux (E. J.) Best pap. Fokke de Bly, te Amft. Kaber (L.) Fbas (Christiaan) Fenema (P. j.) Frenfel Oosterdyk (J. A.) Stud. te Utrecht. Feldman (Hendrik Willem) Freede (Johannes Chr.; Roomsen' Priester , op 't Eiland Wieringen. Franken (B.) Stads Chirurgyn te Haarlem. Fouw (Jacobus de) Scheepen en Secretaris der Baanderheer. lykheid en Vrydomme van Haamftede, enz. enz Freerks (ïjipke) te Dokkum. Feima ( J.) Vroedsman der Stad Leeuwaarden. Faro  N A A M L Y S T D E E Faro (Abraham) in de Groede. Forften (Mr. H.) in Groningen Forften Verfchuur ( W.) Profes for in de Geneeskunde , t<. Groningen. Francken (J. G.) Foreest, Heer van Schoorl en Camp (Mr. Corneïis van) Feilke (Casparus) Leeraar by de Lutb. Gemeente te Hoorn. Forften (Mr. J. B.) Ontvanger der GeestiyKe Goederen , te Campen. Fauchey (. .) Koopman te Rotterdam. Flaas Jansz. (Hendrik) te Rotterdam. Fyldar (J.) Eerfte Clerk ter Secretary der Stad Zutphen. Feriet ( W.) Luitenant Colonel, te Zutphen. Francken (Mr. A.) Burgemeester te Groenio. Frykenius (S. H.) Kapitein ter Zee. Fortmtyer ( J. H.) Predikant by de Lutherfche Gemeente , te Utrecht. Finjé (J.) Procureur te Utrecht. Feith (Mr. Fredrik Gysbert) Commisfaris en Oud Ontvanger van Hun Ed. Mog. de Heere Staaten 's Lands vanj Utrecht. Fröichen (J. H.) Notaris en Pro-!< cureur te Haarlem. Fretag (|ohan Jacob de) Majoor' Ingenieur te Viisfingtn. Forier (Jan) derde Preceptor der I Latynfche School te Zwol. Fallot ( . .) Stads Med. Doel. in 's Hage.) , Fient (B.) Apothecar in 's Hage. Fokker (Pieter) < Francke (A. P.) Notaris te Mid- ( delburg. ( I Feyter (Jan de) voor *** Feenftra (T.) Koopman te Dok! kum. j Fontein Jansz. (Willem) IFreve (Willem) vierde Commies | ten Gemeene Lands Comp! toire van Alkmaar. [Feenftra (P.) Fontein (Jan) Koopman te Har)ingen. Fisier (F. A.) Chirurgyn te Amft. G. Gouwelus (J.) Mr. Boekdrukker te Amft. Guichet (Pieter) te Amft. Guvounk (Gerardus Jacobus) te Amft. J ' Gregoire (P.) Kostfchoolhouder te Amft. Gimmer (Elzabé van Ton°eren, Wed. de) te Zwol. Gunningh (Johs. Herms) Grim ( ■ . ) Groenenberg (J. van) Boekverkoper te Groningen. 3evers (Mr. Hugo) 3anfel (P.) Mn. Doét. in Groede Eilande van Cadzanr. jlllisfen en Zoon (P.) Boekverkopers te Middel burg, 2 Exemp. 3roeneveld (Willem) te Noord, wyk Binnen. ïeldrop (Pieter van) Clerck van Heeren Gecommitteerde Raden in Westvriesland en 't Noorderkwartier, te Hoorn. ïroeneyk Jansz. (Olivier) Bode van den Lande en de groote Waterfchappe van Woerden. jorter (Jacob) Apothecar teAlkmaar. ïoot (Gerrit van der) ïesfeber (David van) te Amft. Jroen (Corneïis) te Wormerveer. Gyt«  inteekena&ren. |j 'G&isweit van der Netten (C. A.) Geelen (Hendrjk van) Grootveldt (Dirk van ) te Amft. ,. Best pap; Groot (Hugó de) Gaudelius (Gerard) te Amft. , Gezelfchap (Het) onder de Spreuk: de Dichtkunst is alleen het doelwit van ons pogen. Gaaswyk (J. E.) Bajljuw en Secretaris te Sc. Anneland in , den Eilaiide van Tholen; Gaaswyk (Mr.M. J.) Ambachtsheer van Poortvliet in den . Eilandé van. Tholen. Graven weert (Hendrik van 's) te Amft. Gerdes (Diedérich) Goetzee (Willem) Graves Cueiman (Andries) Mr. Zilverfmit te Schoonhoven. Guepin (P. J.) Gerdenier 'Jan) re Medenblik. Groen (Simon) te Amft. Gulcber (Theodor) te Amft. Gifius (joannes) te Amft. Grotiie ( W, E.) Canonilc.van ,, St. jan te Utrecht, Best pap Glinthuis en Comp. (B.) te ,. Haarlem; Gryp (M. en C. van der) Apo- ,, thecars, te Zierikzee. Gro'ote (Wolfsrt de) Gomarué (Johannes) Burgemeester te Zwol, Groenia (Johannes) Collecteur . re Leeuwaarden. Gampert (J. A ) Logementhouder te Leeuwaarden. Gaykema (Dirk) te Velzen. Groeneveld (P. van) Apothecar te Rotterdam. Groon (H.) Predikant te Laar. Gybels (Corneïis) Koopman in Wynen, te Amesfoort. 6allois (Paulus) 'Groótes (Pieter) te Oostzaah» dam. Gaillard Senior (J.) Boekverko* per in 's Hage. Gaillard Johsz. (Johannes) Boek» verkoper in 's Hage.Gulik (J. van) Boekverkoper t* Amft. 21 ExemplGardeyn (J. de) Notaris in dè Groede. Galen (Pieter van) Groenenberg (Levinus) Notaris te Middelburg. Gaal (F.) te Middelburg. Gallandat (J. H.) Mn. Doet. te . Hulst. . Geemert (j. van) Boekverkoper in 's Hage. Gravenweert (Mr. A. J. van 's) Auditeur Militair en Pradtizeè- rend Advocaat te Venlo. Geertfema (J. G.) Luitenant ter Zee. Gorter (Ifaac W. de) Koopman in Groningen. Greup (Willem) Tolbediende. Geertfema (Juffer H. H.) t* . Groningen. Gyen (Gerardus) van) Geenen (J. van) Boekverkopeï te Amft. 15 Exempl Gorctim (Gerrit Jacob van) Conrector van 't Latynfche Schooi . té Alkmaar. Groot (Joan) - , Gommerbagh (A.) Gevers (Jan) Schout en Secreta. ris van Dykveld en Ratelis. Gunst (Leendert) Schoolmeester te Oud Vosfemeer. Greve (F. D.) ... Gervais(P. J.) Kapitein ter teé by het Ed. Mog. Collegie tef Admiraliteit te Amft.. . . Glashorst.r( F,) Predikant t«' °T* Smt  18 NAAMLYST der Groenewoud (Lourens) Boekverkoper te Amft. Galen (Mr. Hendrik Jan van) Ontfanger van den grooten Gelderichen Tol te Thiel. Best pap. Goudriaan (Corftiaan) Gabry (B.) Predikant te Heenvl. Gramfer (Pieter) Zilverfmit te Alkmaar. Goor (H. C.) Wynkoper te Alkmaar. Goor en Zoon (A. van ^Stadsen Quartiersdrukkers te Nymegen. Groesbeek (J.) Chirurgyn te Woubrugge. Goslinga ( P. T.) S. S. Theol. Stud. te Groningen. Groot (Jacob) te Oostzaandam, Best pap. Goofen (H.) Kerkleeraar te Onderwierum. Graeuwen (Sib. Cor. 's) Oud Pen- fionaris Honorair te Zierikzee. Graaft (C. M. van de) Stads- drukker te Veere, 2 Exemp. Groot (A. de) inde West-Indien. Glavimans (W.) te Rotterdam. Glavimans (J.) te Rotterdam. Glavimans (P.) te Rotterdam. Gyzelaar (E. de) Oud Raad der Stad Gornichem. Groe (Johan Hugo van der) Predikant te Ridderkerk. Gelder (Jacob de) Fransch en Duitsch Kostfchool houder en Mathematicus te Rotterdam. Grand (Jofeph) Graaf (H. de) Groenendyk (Marinus) Schoolmeester en Voorzanger te Schipluide. Groot (H. de) Groot Pz. (J. de) Boekverkoper en Stadsdiukker te Delft, 2 Exemp. I Ghyfen (H. A.) Grendel ( . . ) Predikant te Sluipwyk. Graves (Cs.) Schout van Ben- fchopen N. Polsbroek. Graaf (J. C. de) Notaris en Makelaar te Utrecht. Goedenberg (Jacob) Mr. Parui- kemaker tot Ryp. Glashorst (Albertus) Predikant te Almen. Guichenon de ChatilIon(Z lieutenant Collonel in de Artillerie. Gils (A. van) Priester, Prsfident in het Malderi Collegie te Leuven. Gogel (A.) Giefeke (Hendrik) te HaarlemGroenewoud (Simon) Bloemist en Directeur van Flora te Haarlem. Geer (D. H. van) te Haarlem. Greve (Joh. Matth.) Genderen (Aarnout Martinus van) Predikant te Vlisfingen. Guicherit ( W. S.) Advocaat in 's Hage. Goens (Mr. C. J. van) Advocaat in 's Hage, Best pap. Goederfoon (M. C.) Notaris in 's Hage. Gobel (L. F.) te Amft. Guiot (Jan George) Goede (W.) Leeraar derLuter- fche Gemeente te Campen. Grim (Joachim) Gennip (W. A. van) Schout, Dykgraaf en Stedehouder ta Ooltgensplaat. Graauwenhaan (J. H. van) Pra:- ceptor der Latynfche Schoole te Delft. Graauwunhaan (M. van) Boek¬ verkoper te Delft, a Exem». Gans (Willem de) Graswinkel (Jan Daniël) Groe-  INTEEKENAAREN. 19 Groenemeyer (Bs.) te Maas fluis. Geelen (P. van) Zilverfir.it te Gouda. G. en S. Geel (Hendrik) Groen (M.) G. B. Geukama (Mr. A ) te Zaltbommel. Gelinck (]. W.) Lieutenant by de Artillery te Bommel. Gaignan des Ami (A. A.) Grant (johannis) Geysbeek (P. G.) Boekverkoper te Amft. Greeven (Jan) te Westzaandam. Graaft (Cs. de) Ghefel Jansz. (Mr. Jacob van) Gravius ( N. T.) Boekverkoper te Amft. Grever (Hendrik) Gregoor (N.) te Dordrecht. Geiten (Thomas van) Groeping (B.) te Amft. Grasveld (C. H. van) Mn. Stud. te Leyden. Geus (Dl. de) te Amft. Gefken (Jacob) Goudfmit (Sophia) Best pap, Grootholtman (C. G.) Predikant te Noordlaren, onder de Clasfis van Groningen en het Gorecht. Gruis (Jan Ernst) Stud. te Groningen. Groenenbergh (J. van) Boekverkoper te Groningen. Gavanon (Mr L.S.) Burgemeester der Stad Arnheim. H. Hofmann (Henricus) Predikant te Amft. Haantjes ( . . ) te Amft. Horst (Jacob van der) te Amft. Hollebeek (J.) te Amft. Hollenberg (P.) Hansfen (M) Heeckeren (.Florentine Baronesfa van) te Zutphen. Hasfelt C G. van) Burgemeester" te Arnheim. Holftein (J.) Hooglandt (Simon) te Amft. Best pap. Huskus (Albertus) Makelaar t» Amft. Hurk (Machiel van den) te Amft. Hattem (Barend van) te Amft. Hoef hamer (Ysbrand) Predikant te Amft. Harderwyk (Corn. Anthony) Cameraar van de Rivier den Eem te Amersfoort. Heiligers (P.) Hogendorp , geboren van Haren (Mevrouwe van) Hinloopen (Dirk van) Koopman te amn. Hordyk (Jan) Koopman te Dordr. Hordyk (P.) Koopman te Dordr» Heykoop (M.) Bailjuw te Lek- kerkerk. Hoynck van Papendrecht (Pau. lus Corneïis) Auditeur Militair en Serviesmeester des Garnizoens van Heusden , midsgaders Oud Drosfaard en Dykttraaf over Stad en Landen van Heusden, te Heusden. Haaften (Baron van) Majoor bjf de Kavallery. Honoré (S. F. L') Hakfteen (Mr J.) J. U. D. Heet van Cadier en Blankenburg» Regeerend Burgemeester te Alkmaar , en Bewindhebber der O. I. Compagnie. Holland (Samuel) Oud Scheepen der Stad Medenblik. B a Hel*  «ft NAAMLYST der Hellimjweiff (Wouter Roelof Predikant te Oudendyk. Halm (Volkert van) Oud Prefi dent Commisfaris te Hoorn, «oman ( J. L.) J. U. Doet. ei Advocaat in het Landfchaj Drenthe. Haffen ( Abraham van ) tweed< Commies van het gemécnc Landscomptoir te Alkmaar. Hand (Jan) Boekdrukker er: Boekverkoper te Alkmaar. Hoogeworst (Abraham) te Middelburg. Haarst Arz. (Gerrit van) te Amft. Haarst (D. H. van) Houtgraaf (W ) Boekverkoper te Amft. 2 Exempl. Hoouftraaten (Corneïis Adriaan van) Raad en Oud Scheepen der Stad Leiden , mitsgaders Bewindhebber der O. I. Comp. ter kamer Amfterdam. Hop (Bernardus) te Amft. Houttuin (Mattinus) Med.Docl te Amft. Haaften (Gerard van) Best pap. Hebert (S ) Commies Contraleur van de Convoijen en Licenten te Schoonhoven. Hebert (Mejuffrouw J.) Hoedt (L ) Houtum (J. P. van) Harrevelt Soetens (A. van)Boekverkoper te Amft. 2 Exemp. Heyftek (A. L.) te Amft. Hasfingh (Hendrik) te Amft. Heusden (J. van) Huisman (Pieter) Stads Chirurgyn te Goes. Huisman (Jacobus) Boekverkoper te Goes. Houten en Zoon (J. ten) Boek- verkobpers te Arnft. Wuydekoper van Maarsfeveen Burgemeester der Stad Amft. Holshauer (G. C.) te AmfK Heimenbergh (iacobus van) Chirurgyn te Amft. Himersma (Jan) Chir. Stud. te Amft. Hoeclum (H. van) Jur. Utr. «Si I rnu. ötua. te ir.larder.vyjc. • Houwer (Hendrik Muloch) Honcoop (Abraham) Haren (Wil'em van) te Leiden. Houwink (Jan) 'Hochart (Pieter) te Aardenburg'. Hutfon (A.) Preceptor te Amft. ! Hageman (B. W.) I Haas (H. de) Boekverkoper te I Dordrecht. 2 Exèmn. Hofftee (Mattbeus) te Amft. Hallemans (Petrus) Heineken (A. G.) Huisfteen (J. van) te Amersfoort. Haas (H. de) Predikant te Amft, Houtgraaf (W.) Boekverkoper te Amft. HöTcher (Wilhelmus) Pastoor te Hilverfum. Heezen (Jan) Hoeuft (Mr. Leonard) Raad in de Vroedfchap en Prefiderend Scheepen der Stad Haarlem Best pap. Huybertz (P.) Clercq ter Secre> tary der Stad Haarlem. Hucht (Adriaan van der) Hocke Iz. (Jacob) Schout, Dykgraaf en Secretaris te Dreifchor. Helmcke (Johannes) te Middelburg. Hokke (Wilhelmus) Hackenberg Hz. (Aarnout) Best pap. Hoogwinkel ([an) Goud- en Zilver Kashouder1 te Vlaardingen. Heerbeis ( P.) Subft. Procureur Generaal der Landfchappe vaa Vriesland.  INTEEKENAAREN. 21 Hemrica (S.) Koopman te Leeuw. Haitsma (Mr. J.) J. Utr. Doft. te Bolsward. Herbig (J. G.) Luitenant in bet Regiment van zyne Vorstlyke Doorl. den Heere Generaal Majoor Prince van Hesfen Darmftad. Hoekifra (Freerk) Leeraar der Doopsgezinden te Holwerd. Houwink (GO Predikant te Bergum. Hoekftra (Mr. J.) Commies van 's Lands Middelen van Vriesland, enz. te Dokkum. H. S, Hamerfter (D. A.) Advocaat voor den Hoove van Vriesland. Hateren (Jan Hendrik van) Deurwaarder 's Hofs van Vriesland. Hanfen (Jan Hendrik) Apothecar in de Beverwyk. Hanou van Arum en Compagnie (Jacob) Boek- Papier- Konsten Kaartverkopers in de Beverwyk. 3 Exemp. Herp (Johannes van der) Med. Doét. te Rotterdam. Horsman (Jan Jacobus) Stads Apothecar te Deventer. Hoey (A. van) Captein Luitenant in het Regiment Gardes Dragonders in 's Hage. Hilger (J. M. Costerus) Halteren (H. J. van) Roomsch Priester en Pastoor te Osdorp. Heller (D. H.) Hageman (Harmanus) Huygens (Adriaan) Premier Clerk ter Secretary van Holland. Hafebroek Danielsz, (Abraham) Soldaat onder het 2de Battailjon van het Regiment vais de Heer Lieutenant Colonel Ben«jnck. H iop (Pieter de) t J M ddelburg. Herklots (Chriftiaan) Huisman (Johannes) H. V. D. M. Haak (Corneïis) Regerend Sc-ho- pen der Stad Hulst. Hofftee (Pr.) Homan (Mr. H. G.) Advocaat te Groningen. Hertoghe van Feringa (E.U de ) Gedeputeerde Staat van de Provincie Stad en Lande. Hulshof (A. J.) Koopman te Groningen. Heyman (J. C.) Heyden (Teunis van der) Hof kes (Egbert) te Almelo. H. J R. te Almelo. Henrichs (M.) Commies ter Recherche te Almelo. Hoven ( P. R. van ) Notaris te Gouda. Herfst (J.) Schout en Secretaris van de Stormpolder te Krimpen aan de Ysfel. Heydanus (Jacobus.) Horst (Jacob van der) Heron ( Fredrik Hendrik ) te St. Maartensdyk, in den Eiland» van Tholen. Hamel (Mr. O. F.) Hebei (J. F.) Hymans (Emanuel) Mn. Dr. te Thiel. Hout (Pieter van der) Koopman te Enkhuizen. Horsfen (S. van) te Thiel. Harencarfpel (Alexander van) Predikant te Thiel, Best pap. Seuvel ( C. v. d.) Ouderling ta Thiel. Houdtzagers (Jan Carel Lourens) Litt. Hum. Stud. te Thiel. Heuvel (Jan Carel van den) Koopman in Granen te TbieU Horomes (P.) B 3 ' Ha*4  aa NAAMLYST oer Haas (Abraham ) Fabrikeur in Snuyf en Tabak te Arnhem. Henckel (J. A.) Ritmeester by het Regiment Cavallerie van den Heere Luitenant Generaal Tuyl van Serofskerken. Hoff (J.) Lieutenant en Adjudant by bet 2de Battailjon van den Lieutenant Generaal On¬ derwater. Holtkamp (H. J.) Koopman te Arnhem. Hoeck C •• van) Predikant te Aalburgh. Hasfelt (Mr. T. H. van) Ord. Raad des Furftendoms Gelre en Graaft'chaps Zutphen. JialfFman (Hendrik Jan) te Middelburg. Haveikamp (Mr. Sigeb. Abr.) Advocaat te Nymegen. Hacfort (O. T. P. P, Baron van) Heer van Wajeitein. H. R. K. Hondius (Simon) Hagens (C.) Haan (p. J. de) Hugenholtz (F. W.) Predikant te Camnen. Hoek (Willem van der) Apothecar te Goes. Hafe (Henricus) Predikant te /.uiüwiolde. Hutten (Lucas van) Predikant te ruooster ter Apel. Hupkens (D.) S. S. Theol. Stud. te Groningen. Halen (A. W. van der) te Som- melsdyk. Hoeendorp (Pieter) te Rotter. dam. Halfman (f. S.) Notaris en Procureur te Veere. Haak Steenhart (P.) Burgemees ter en Raad der Stad Veere. Hartig (A. den) te Dordrecht. Hooft Junior (Hendrik 't) Luitenant ter Zee. Haan (J. de) te Dordrecht. Horst (Li. L. van der) te Dordrecht. Haneke(Balduinus) Predikant te Oud Vosmeer. Holierhoek (Pleunis) Schout en Rentmeester van Cromltryen. Harting (W.) Pondgaarder te Rotterdam. Hoppens Pz. (Dirk) Procureur te Hilleeondsben?. Hofitede (Johannes Jacobus) Predikant te Breda. Hollens (C. L.) Haasten (Jlaac van) KunstSchilder te Delft. Hartz (Mr. Joh. Phil.) te Delft. Holland (T. A.) Hilst (Anthony van der) Hogeveen (Mr. J.) Advocaat en Conrector te Delft. Hulftein (Anthony) nuist (rieter van der) Hartevelt (J.) te Leiden. Hollander (Elias den) te Leiden. nonKoup en j.j Uoekverkopers te Leiden . a ITYnm™ Haak en Comp. Boekverkopers' te i_.eiuen. Heyliger (V. A.) Hartwyk (J.) Predikant te Rand- wyK. Hoëvell (W. H. van) Ontvanger van de Convoyen en Licenten te Deventer. Haack (J. B.) Ontvanger te Vaasfen. Haytink (Mr. J. B.) Advocaat te Lochem. Houten (Jacob van) Krankbe. zoeker te Breda. Heringa (Petrus) Mede Raad in de Vroedfchap en Old Scheepen te Leeuwaarden. Heec-  1NTEEKENAAREN. 23 iïeeckeren (Wygbold Alexander Baron van) Burgemeester der Stad Zutphen. Hasfelo (j. P.) te Zutphen Heeckeren (Ludolph Baron van) Heer van de Wierze , Amptman der Stad Grave en Lande Tan Kuyk, te Zutphen. Haak ( P. H.) Stud. te Zutphen. Heut (Jan van) Koopman te Zutphen. Hemert (Mr. Georg Baron van) Hofdyk (W.) te Alkmaar. H. V. Hoog (Thomas) Predikant te Amersfoort Hoogland (W.) Predikant te Spankeren. Harinxma (E. T. H. Baron van) Heuvel (D. D.) Predikant te Boxtel. Horst (L. W. van der) Advocaat in 's Bosch. Hopman (G.) Apothecar te 's Bosch. Halewyn (F.) te 's Bosch. Heynis (Claas) te Haarlem. Havick (Quirinus) Raad in de Vroedfchap en Regerend Schepen der Stad Mohtfoort. Hees (Carel van) Advocaat te Utrecht. Haeften (A. van) Houtkamp (M.) Litt. Hum. Stud. Hees (ivJr J. van) Burgemeester te Cuilenburg. Heilydy (C. j.) Makelaar te Utrecht. Hoogland (J. H Ab.) S.S.Stud. te Utrecht. Haack (D. M.) S. S. Theol Stud. te Utrecht, Ham (T.) Predikant te Hilverz. Helmcke Junior (Johan Godfried) Canunniit in den Capitule ten Dom, te Utrecht. Harren (P.) te Sparendam. H. (Gerrit te) Hulfend (Arend van) Heidanus (G.) Hofman Comp. (J.) Hoogeveen (Mr. G. van) Oud Raad en Oud Scheepen der Stad Leiden. Hartman Jansz. (Jacobus) Haan (Abraham de) te Haarlem. Hasten (Bemardus van) Apothecar te Haarlem. Horst (Claas van der) Predikant der Doopsgezinden te Haarl. Hulsbeek (P. A.) Lutersch Predikant te Haarlem. Helmftroom (P. A.) Notaris, midsgaders Commisfaris van 't klein Recht der Stad Vlisfing. Hasfelt (H. van) Predikant te Vlisfingen. Hansfen (J. Horthemels) Predikant te Vlisfingen. Holfteyn (J.) Vleeschhouwer in 's Hage. Hardenberg (J. H.) Hemminga (J. H.) Banketbakker en Confiturier te Sneek. Haan (Claas) Koopman teCrommenie. Honigh Jansz. (Jacob) op Zaandyk. Honigh Cornelisz. (Jan) op Zaandyk. Honigh Cornelisz. (Gerrit) op Zaandyk. Hachenberg (Jan Anthony) Predikant te Zaandyk. Hulst (L. van) Boekverkoper te Amft 2 Exemp. Hicken 'Johan Albrecht) Haytsma (T.) J. U. Doctor te Leeuwaarden. Hofman (Pieter) Apothecar te Gouda. Hoogdalem (Simon van) £ 4 Haak  N A A M L Y S T- rij Haak junior (Abraham) Havemaker (Jan) Hoekwater (J. D.) Hasfeit (J. van) Notaris en Procureur re Delft. Helden (N. van) Haas (Christoffel de) H. Pr. H. te Rotterdam. Honingh (Corneïis Adriaansz.) Best pap. Horst (Willem Hendrik van der) Hoving (Hendrik) Humme (Willem) Holtzman (A.) Oud Vaandrig der Scbuttery te Amft. Hanrath (G. H ) Horst (Joh. van der) Med. Dr. te Alkmaar. Hoogcarfpel (Corneïis) Harencarfpel (J. A. van) Boekverkoper te Alkmaar. Ham (J. C. ten) V. D. M. te Monnikendam, Best pap. ÏÏMgel (Jacobus van) Capitein der Burgery te Amft. Haght (Jn. Ns.) Horst (Gerrit Jan van der) Horst (Gerrit van der) te Amft. Heytkamp (Harmanus) te Amft. Huis (D.) Boekverkoper te "Amft. 5 Exemp. Haveren (Jan van) Gouddraad- i trekker te Amft. Heus (A. Heringa de) Hauwen (Wüiem) Haar (X. J. van der) Heemskerk (Jacob van) Hondekoeter (J.) Boekverkoper te Campen. Honert (Mejuffr. J. van den) Hesfeling (M.) Leeraar der J ■ Doopsgezinde Gemeente tel Emmerik. i Hulfenbos (Dirk) Hengst (P. den) Boekverkoper! se Amft. % Exewp.. li f Heulen (j.) Chirurgyn te Dordr ' recht. Hertz (Christiaan Daniël) Hole (Pieter Galenus van) Notaris te Amft. Houtrhan (J.) Boekverkoper te Weenge (Dirk de) J. U. Stud. Idde-  Jf N T E E K E N A A R E N. 23 ïddekinge (T. J. van) J. TJ. Dr én Praclifeerend Advocaat ir den Oldampre. Jonge ( P. de) J. ü. Stud. U Leiden. Jacobfen (}. G.) te Amft. Jurgens (J. C.) te Amft. Jungius (J. R ) Med. Doctor t£ ' Enkhuizen. Jenoteau (Jaques) Fransch Kost Schoolhouder te Goes. L J- Imminck (Bern.) Med. Dottoi te Enfchedé. ïmbert (J.) als Directeur vooi het Leesgezelfchap te Meppel onder de Zinfpreuk : Lust tol Wectenfchap. Jonge (Warner de) op 't Hoge veen. Jurrijans (H.) Jacobfon ( Mr. G. J. ) Oud Bur gemeester van Deventer. Jagc (Gysbrecht van der) Janzen (Wilhelmus) Jonge (W. A.) Scheepen en Raad der Stad Zierikzee. Jonge (M. B. de) Idema (J. A. van) Grietman var Alrigwirdum. Jenny (W. A.) Extraordinair ■ Glerck ter Secretary van Holland. Jansfen (Dirk) Janfen ( Benjamin Johan ) te Middelburg. Jonge (Mr. F. C.) Penfionaris der Stad Zierikzee. Jullens ( Mr. C. H. T.) te Groningen. Johgebreur (A.) te Ouderkerk aan den Ysfel.' Immink (C. B.) Koopman te Berkum. J. B. H. Jacobfe (Ad.) Raad der Stad ' Veere. J. M. Joosting (Dirk) te Amft. Ingen' (A. L. van) Lieutenant in het Regiment van den Generaal Majoor Graaf van Weideren. Jansfen (Jan) Gezworen Clerck van de Ridderfchap van Overysfel te Deventer. Jordens (Mr. H. J.) Jongh (P. de) Drosfaard van Vlierden. Jongh (J. de) Predikant te Wel en Amerzoden. Jonge (J. J. de) Predikant te Oud Alblas. Jonkheer (Jan) Jofée (Jan) Apothecar te Haarlem- Jong (Claas de) te Westzaanen. Jongeling (Gt.) Wynkoper te Haarlem. J. D. V. J. R. K. te Rotterdam, falink (J.) te Rotterdam. J v. Immink (J.) Best pap. Janfen (Jan) te Amft. Jongh (C. de) Roomsch Catholyk Priester te Amft. Jaaer (Pieter de) Eroodbakke^ ih Gouda. Jansfen (Jacobus Didericus) Litt. Stud. in den ouden Bosch. Julicher ( . . ) Boekverkoper te Lingen. J. A. Jaarsman (H.) Oud Leeraar der Doopsgezinden te Emmerik^ Joostink Junior (D. 't) Ïddekinge (P. R. van) Rekenmeester van Stad en Lande. £ 5 $  a<5 N A A M L Y S T d E e K. Kanten Donfelaar (Wed. S.) te Amft. Kappenberg (G. J.) te Amft. Kraijenbof (. .) Med. Doét. te Amft. Klis (I ) in 's Hage. Klis (W) in 's Hage. Kuipers (J. Maninet) Predikant te Zardam. Kuiper (Jbs.) Ketel (H. van) te Haarlem. Koning (facobus) Boekverkoper te Amft. 2 Exemp. Kuiper (fan) te Amft. Kappers (O. E.) te Amft. Krantz (J. B.) KrspAz. ( ].) Boekverkoper te Dordrecht. Kerkhoven (Conftant van den) Predikant te Lekkerkerk. Kruifmga (B. M.) S. S. Min. Cand. onder de Clasiïs van! Groningen. Keyzer (jacob) Makelaar en; Boekverkoper te Purmerend. Kits (Abrahamj Kleynkens (jan) Hoofdgaarder van de gemeene Lands Middelen te Enkhuizen. Knol Baartsz.(Pieter) Mr. Kuiper by de O. I. Comp. te Enkhuiz. Kramps (A.) Zilver- en Goud- Cashouder te Enkhuizen. I Klerck (A.) Raad in de Vroed-j ichap te Rheenen. Konynenburg (J.) Remonft. Pre | , dikant te Utrecht. Kioefen (Hendrik) Roomsch Priester en Cappellaan in de' Roelofaartgens Veen. Kaïkoen ( Mr. Nicolaas) Oud Scheepen en Raad der Stad Amfterdam. Koudfyn (Corneïis) Koopman te Middelburg. j Kroon (Tymen) Mr. Timmer» man en Makelaar te Amft. Knemeijer (Godfried) te Amft. Koning (C. H.) te Amft. Koster Iz. (Jan) Konyn (Mr. Ger. Corn. Harger) te Rotterdam. Kiers (A.) Jur. Utr. Stud. Klinkhamer Pietersz. (Jacob) te Wormerveer. Kuyper (Jacobus) te Amft. Klyn (Corneïis) te Amft. Krieken (Guerd van) te ThieJ. Kraijeftein (Hk.) Kruyderfcheers (Abraham) te Amft. Kalf (Paulus) te Medenblik. Knaap (Jacob) Kok (J. B.) Horologiemaker te Amft. Kehrwand (j. R.) Horologiemaker te Amft. Kat (Pieter) Kuyper (Jan) te Wormerveer. Koymans (H.) te Amft. Kan ter Philipsz. (J. de) Notaris te Zierikzee. Klopman (Herman) Hopman te Zwol. Kaldenbach (Mr. P. C.) J. U. Doctor en Conreétor der Erasmiaanfche Schoole te Rotterdam. Kromhout (Hendrik) te Velzen. Kasteele ( Mr. Leonard van de) Koene (Steven) Boekdrukker te Amft. Koster (Jan Fr.) K.eei (W. A.) Boekverkoper te Middelburg, 2 Exemp. Klemme (Harmanus van ) Chirurgyn te Middelburg. Ketel (Maria) te Rotterdam. inning Wilbmsz.) (H.) ïooten (J. van) Secretaris te Thamen aan den Uithoorn. Kei-  I N T E E K E N A A R E N. 27 Kettingh (A.) Koopman te Dordrecht. Kuipers (G.) S. S. Theol. Prof. te Groningen. Kuchneman (G. H.) Koning (A. de) te Emmerik. KruyfF (B. de) Med. Doft. te Leyden. Keyzer (Dirk) te Langendyk. Keyzer (J. de) Secretaris te Oudewater. Ketjen ( L.) Ketjen (Hendrik) K yn (.Adrianus) Krafft (Carel) Koolhaas (Casper) Predikant te Ophemert. Kroops (H. G.) Apothecar te Arnheim. Ketjes (B.) Auditeur Militair en Commies van 's Lands Maga- zynen te Doesburg. Resteren (J. A. van) Lieutenant Ingenieur in dienst van deezen Staat. KirchhofF (]. C. ) Predikant te Gent en Ërlecom. Keyzer (R. B.) Heer van Kla- renbeek, by Arnheim. Knipfchaar ( C. J.) Koopman te Arnhem. Keiler (Johannes) Kluit Jacobsz. (Cs.) Gaarder van des Gemeenelands Middelen te N'euwenboorn. Keer (Johannes Jacobus) Korff(Cornelis) te Oostzaandam Best pap. Karman (Claas) te Westzaandam. Knops (A.) te Dirksland. Knoch (Paulus) Oud Raad te Dordrecht. Kuyfer (Ifaac de) te Dordrecht. Krol (Jan) Schoolmeester en Voorzanger in de Klundert. Ketelaar (Hendrik). Krap Iz. ( J.) Boekverkoper te Dordrecht, 2 Exemp. Kesfel (P. H. van) Predikant te Geertruidenberg. Koog Nsz. (M. van der) te Dordrecht. Koelgras (Wouter) te Schiedam. Kramps (Dirk) Koopman te Enkhuizen. Kappelhof (Johannes) Med. D06L te Rotterdam. Koning (J. de) te Rotterdam. Kraay Wz. (Pieter) te Rotterdam. Kaas (L.) voor het Leesgenootfchap te Rotterdam. Kolling (Hendrik) te Zevenhuizen. Koetsve'd (Corneïis van) Koetsveld (Leonardus van) Kuyk ( M. van ) Kostfchoolhouder. Koster (G. P.) Kamperdyk (Jacobus) te Leiden. Kop (Christiaan van der) Koopman te Leiden. Koning (A.) S. S. Theol. Stud. op 's Landsch Univerliteit te Leiden. Kuenen (J. P.) Kallewier (Abraham) te Leiden. Kerkman (W. J ) J. U. Cand. Keyzer (Jacob) Boekverkoper te Purmerend. Keiler (Johan Daniël) Koyman (Petrus) Profesfor Antiq. & Poëf. en Conrector te Zutphen. Kretschmer (J.) te Zutphen. Kretschmer (H.) te Zutphen. Koch (Herman Didrich) Frovinciaale Copu'st te Deventer. Knoop (Willem Jasper) Predikans te Olst. Karsfenbergh (G.) te Deventer. Kar-  28 N A A M L Y S T MEE Karsfenbergh (L. A.) Boekverkoper te Deventer, 2 Exem. Kist ( J. G.) Predikant te BommelKlos (J. van der) Boekverkoper te Gouda. Kruysfen (B. van der) Resteren CA. van) Kemp (J. F. van der) Md. Doft te Middelburg. Kruisfa Junior Cj- van de) te Middelburg. Keuchenius (P.) Predikant te Hilvarenbeek. Kouwens ( C.) Secretaris te Druunen. Kleyn (Mr. J. P.) op de Hoge Swaluw. Klein ( Leenden) Leeraar der Doopsgezinden te Huizen, in 't Gooiland. Kumfius (C.) Predikant te Maar- tensdyk. Klerk (Abraham de) te Utrecht. Kruyfr (C. dej Predikant tè Lo- pik en Cabaauw. Koek CJohannes de) te Utrecht. Klinkenberg van Echten (W.H.) Scheepen en Secretaris der Stad Wageningen. Kragtingh (J.) te Haarlem. Klooster (A. ten) Litt. Hum. & Phil. Stud. te Utrecht. Koning CGornelis de) te Haarl. Körnlein (Jean Geo»ge) Kok (Hk.) Roomsch Priester en Pastoor te Heemskerk. Koning (J. P.) Gaarder van de Gemeene Lands Middelen te Koog. Koning Leendertsz. (Corneïis de) Kampman (A.) Boekverkoper te Haarlem, 2 Exemp. Kalverboer (Simon) Leeraar der Doopsgezinden te Knollendam en Crorameniedyk. Kuiper Dirksz. (Pieter) Kreps (Anthony) Bloemist te Haarlem. Koekebakker (Pieter) te Westzaanei. Koch (Daniël) fe Yzendyke. Koch (Paulus Martinus) te Vlisfingen. Keulenaar (Jan de) Griffier ter Thefaurie te Vlisfingen. Knops (J.) Konynenberg (J. ) Schipper op 's Bosch. Kroon (Paulus) te Amft. Kronemqn (Jan) Makelaar te Amft. Kerkwyk (Jan Frederik van) eerfte Clercq ter Secretary te' Middelburg. Kluit (Jonkheer Willem ) J. U, Stud. Kluit (Jonkheer Pieter Willem Provo) in het Latynfche School te Vlisfingen. Korteweg (Antony) te Stellendam , onder Goedereede , BesÈ P,ap. Kuyp (Gerrit yan der) Deur* waarder ten Comptoire Generaal van Holland. Kluyne (Jacob van) Mr. Metzelaar te Gouda. " Korft* (Jan) teZardam, Rest pap. Kaltner (Lucas) te Amft. Kamerling (Corneïis) Kappelhof (Dirk) Kappelhof (W. B.) Kate (P. ten) Kanter (S. de) Med. Doctor te Zaltbommel. Koopman (Benjamin) Wynkoper te Amft. Kool (Jan) re Amft. Keyzer (H ) Boekverkoper te. Amft. 5 Exempl. (roon Jansz. (Hendrik)  intèekënaarbn. 29 Xappenbagen (Hermaaus) Kuhn (Mejuffrouw A.) Kuile (Ehgelbert ter) Kuyper (T.) Proponent by de Mennon. Gemeente te Amft. Kappeihoff(Abm.) Med. Doftor te Amft. Krieger (J A.)Zilvers. teGrave. Kramers (Willem) te Dordrecht. Korthals (J.) Stads Med. Doft. te Dordrecht. Kliefoot Junior (F.) Voorzanger in de Gereformeerde Oude Kerk te Amft. Koole (Abraham) Klerck (Mr. Dirk) Raad in de Vroedfchap en Oud Burgemeester der Stad Rheenen, Gecommitteerde Raad ter Admiraliteit In Westvriesland en 't Noorderkwartier, enz. te Rheenen. Kromwyk (J.j Roomsch Priester te Utrecht. Kluts ( P. F.) Roomsch Pastoor te Utrecht. Klyn (Corneïis) te Hoorn. Kouwen (Johannes van der) Fransch en DuitschKostfchoolhouder te Schiedam. Keüchenius (W. M.) Med. Doft. te Schiedam. Koopman (G.) Koopmans (R.) Phil. Stud. te amft. L. Latterman (Jacobus) te Amft. Lande (Jasper van de) te Amft. Limburg (L. van) te Amft. Lette (J. A.) te Amft. Leesgenootfchap te Zevenhuizen en Möerkapel, onder de Zin-, fpreuk ran S opboei es: 't geen men zoekt is te krygen, maar dat turn vawaarfoesd ontfnapt. I Loo (W. van) Lotze (J. A.) Theol. Cand. té Leiden. Laak (Jan ter) Lille (H. M. de) Lelyveld (Mr. B. P. van) Leesgezelfchap ten Spreuke hebbende : „ Die de naarheid mini, oefent zich in dezelve" té Amft. Lëesfocieteit, in de Groede. Leesgenootfchap, de Eensgezindheid. Leesgezelfchap , zo nuttig als Vermaaklyk, te Hoorn. Lobé ( M. J. ) Conful van Huti Hoog Mog. te Radii. Lufac en van Darame, Boekverkopers te Leiden , 2 Exemp. Lynden (C.van) Brigadier onder de Guarde du Corps van Zyn Dooil. Hoogheid. Landman (Floris) Mr. Kuiper té Enkhuizen. Lysfer (Jacobus) te Rotterdam. Limbeek (J. van) Leesgezelfchap, Vaderlandsliefde y te Monnikendam. Lagemah(A.) Zilverfmitte Amft. Lapra (J. J. A.) te Amft. Lenting ( D. J.) Jur. Utr. Stud. te Ha'rderwyk. Lokker (Bartel) Secretaris te Noordwelle in den Eilande van Schouwen. Liens (Thomas Érnestus) Bailjuw der Hoge Heerlykheid' van Oosterland, in den Eilanden van Duyveland. Leek (Corneïis van der) Bailjuw en Ambachtsheer in Stavenisfe in den Eilande van Tholen. Langue (Simon de) Notaris te Zierikzee. Loo (Zeeger van) Gemeensman te Zwolle. Lees.»  3"> NAAMLYST öer Leesgezelfchap, Historiekunde tf Monnikendam. Ligny (Abraham Dirk de) S. S Theol. Stud. te Utrecht. Leuning (Jan Jacob) Labberton (PI.) Lange (J. W.) Lindeman (J. N.) Lith (Anthony van) te Amft. Leiden Pz. (Gerrit van) teCrom menie. Lentfrinck ( G. A.) Raad in de Vroedfchap der Stad Haailem. Rest pap Lanckamp (C) Mr. Timmerman te Haarlem. Lughten ( Pieter) Secretaris , Stokhouder en Ontvanger, te Sas van Gend. Lokhorst (H. W. van) Koopman te Vlaardingen. Loenen (J. van) Predikant te Dalen. Luinge (M.) Mr. Zilverfmit te Coeverden. Lits (Arent) in de Santpoort. Leescollegie, onder de Zinfpreuk: door Vriendschap beftendig, te Rotterdam. Litt (Johannes Franciscus van der) Roomsch Priester te Cralingen. Linden (Dirk van der) Procureur voor derespective Hoven van Justitie in Holland. Lyker (T. M.) Jur. Utr. Stud. te Harderwyk. Leeman (Sufanna Cornelia)' te - Middelburg. Loisbach (Martinus) te Middelburg, Lutein (^Abraham) Laai beek (Johannes van) Notaris te Middelburg. Leescenooifcuap eer Spreuk : de Vriendfchap, te Sluis in Vlaan-i deien.( I i ILeurs (W.) Leesgezelfchap (*t) de Harmonie, . Lamarque (C. J.) Laar (Mr. A. van de) Advocaat en Koopman te Rotterdam, Best pap. Leef (Christiaan Lodewyk) Loenen (Corneïis van) laast Predikant te Twisk. Leewe (Colonel O.) te Groningen. Lintelo (E. Baron van) Heer van Oosterwytwert en onderhorige Dorpen. Laar (J. H. van) Predikant te Vriezenveen. Laar (Mr. W. A. van) Predikant te Ommen. Lust tot Weten fchap (J. A. H.) te Almelo. Langeveldc (Jan) Lentz (J.) Piaïceptor der Latyn* fche bchoole te Gouda. Leesgezelfchap te Waddinesveen. Lohoff (D.) Schout en Secretaris te Rheewyk , en Rentmeester van Voshol. Linde (E. van de) Koopman te Oud Vosfemeer. Lobry (A. M.) Conrector te Doesburg. Lorbach (J.) Capitein in het Regiment van den Colonel Grave van Dam. Lidth de Jeude (Corns. Philip van) Burgemeester en Ontvanger van de Convoyen en Licenten te Thiel , Best pap, Langebeek (A.) Predikant by de Lutafche Gemeente te Arnhem. Leydtckers (J. J.) Procureur te Arnhem. Leesgezelfchap te HelIevoetfMs (Het) Leliaart (Johannes Anthony) Lees;  INTEEKENAAREN. LeescezelfcbaD onder de Zin- fpreuk: Onderzoek vermeerderd liet verjtam, te Middelburg. Loticbius (P. N.) Stads en Quartiers Dodior te Nymegen. Lom (Baron van) Majoor in bet Regiment van de Colonel Baron van Quadt, Lee (P. van der) Leesgezelfchap (Het) de Leeslust. Lam (Jacob) te Oostzaandam. Linden van Sprankhuizen (J. van der) Predikant te Canten. Lotfy (J.) te Dordrecht. Leescollegie onder de Zinfpreuk: Wat ook veranderd in ons Land; dit Coilegie blyft in ftand. Leesgezelfchap de Vriendfchap. Lentfrink (J.) Notaris en Procureur te Rotterdam. Ligt (Nicolaas de) te Rotterdam. Linden (W. H. M. van der) Leeuwen Jansz. (Jan van) Langeveldt (J.) Secretaris te Berckel. Lurkus (M.) Heel- en Vroedmeester te Colynsplaat. Leesgezelfchap , onder de Zinfpreuk : Onderzoek de Schrift, te Rotterdam. Loches (Mr. D. F. de) Leesgezelfchap van Rozendaal, in de Baronnie van Breda. Lugt (Willem van der) Lugtigheid (Corneïis) te Benthuizen. Lelyveld Pz. (Mr. Pieter van) A.L.M.Philos.Dr. te Leiden,! Best pap. Loevefteyn (S.) Limes (P. C.) J. U. Dr. Loos (Willem) te Blokzyl. Lamsweerde ( G. W. van ) te ' Zutphen. , Leesgezelfchap (Het) onder del 31 Zinfpreuk: Tot nut en v:r. maak, te Bommel, 't Leesgezelfchap te Waardenburg en Neerynen. Lange (H. J. de) Boekdrukker te Deventer. Lutteken (Heymerik Hendrik) Commisfaris wegens het Edel Mog. Collegia ter Admiraliteit te Amiterdam , op Vlieland. Lelyveld van Cingelshoek (W. van) te Heeze. Limburg Stirum (L. Grave van) Raad en Rentmeester Generaal der Episcopale en andere geestelyke Goederen, over de Stad en 't Quartier van Maasland. Ley (A. A. van der) Raad in de Vroedfchap en Prefident Schepen der Stad Alkmaar. Lynden (Balthazar Conilantyn van) Heer van Lunenburg. Lelyveld van Cingelsdonk (Vrouwe C. de Sterke , Wed. van wylen den Heer P. van) op 't Kasteel te Seyst. Lanckom (P. van) Stads Chirurgyn en Vroedmeester , Lid van het Provinciaal Utrechts Genootfchap van Konsten en Weetenfchappen te Utrecht. Leur (A. van de) Bailjuw. Schout en Secretaris van de Oude Tonge. Luister (Hendrik Willem van de) Secretaris en Stokhouder ie Ter Heiden. Lomans (J.) Langrune (R. E.) Laar (Hendricus van de) Med. Studiofus. Laan (J. van der) Loosjes Az. (P.) Leeraar der Doopsgezinden te Haarlem. Lis (Hendrik) te Bloemendaal. Lieste  8* NAAMLYST i> E i JJeste (Hendrik^ te Haarlem. Lip (G. van der) Leeuwenftein (J. C.) Boekverkoper in 's Hage, 3 Exemp. Leescolle^ie te Apeldoorn, onder de Zinfpreuk : Tot nut en leerzaam vermaak. Leen (L.) Stads Schoolmeester en Voorzanger te Lochem. Loon ( W. van ) Advocaat voor de Hoven van Vriesland. Logbem (Abraham van) Koopman te Amft. Liege (Jaques) te Dordrecht. Lolcama (D.) Koopman te Franeker. Ley ( Mr. C. van der ) Veertig Raad der Stad Delft, Best pap Loopik (M- van) Boekdrukker te Gouda. Lange (Adriaan de) te Westzaanen, Best pap. Leesibcieteit te Elburg. Laban (Jacobus) Luttervelt (Corns- van) Deurwaarder der Stad Thiel. Lingen (G. C. van) Agent en Cierck ter Secretary van Holland. Lange (N.) Predikant te Bru- chem. Lammens (J.) Leesgezelfchap , onder de Zinfpreuk: Het leezenJïrskt tot nut vermaak ; bevorderd en verfynd dejmaak. Leeneman (G. S.) Lanoy (Jan de) Lauer (H.) Lubeek (M. V.) Landman Drukker (Jofias) Best pap. Lotz (C.) Lely (Teunis) I Lageman (Gerrit) Loten (Jan Adriaan) Lange veld Junior (M.) in de Beverwyk, 2 Exemp. Ling (Rvk van") Linden (Willem van der) Luden (Georgè) S. S. Theol. Stud. Lans ( . . ) Lindeboom (Gerrit) te Amft. Langerhuizen (A.) Leeuwen (J. Ruts van) Leek (G van) Predikant té Geithoorn. Loots (C.) Leesgezelfchap te Muyden. Loeft' (W. G ) te 's Gravenmoer. Lindeman (j. H.) Lill (W. van) te Dordrecht. Leesgezelfchap, tot Nut en Vermaak, te JMiddelharnas. Lutterveld (N. van") Langewagen (Dirk) Procureur te Hoorn. Leesgezelfchap, tot meerder Oefl'ening, te Hoorn. Lier (Mr. J. H. P. van) Rentmeester der Domeinen op de Landfchap Drenthe en Pra&>' tifeerend Advocaat te Asfen. Ui Menkema (H. Andr.) Makelaar te Amft. Marchand (Carel Anthony) te Aaift. Marchand (jacob) te Amft. iviyne (. Cj. ) rrocureur voor het Edel iMog. Collegie van Ge"commiteeide Raaden. MentzQ. H.) eeifte Clercq in de Bank van Leenine, te Leeuw: Mareland (Abiaham van) te Koog aan de Zaan. Meyerink (Hermanus) Makelaar te Amft. Meeuwfen (Jan Helmicb) Gemeens'"  1NTEEKENAAREN. 33 rnsensman en Ontvanger te Zwol. Mau:itz (Gerard) te Dordrecht. Meyer (Jacobus) Koopman te Dordrecht. Methorst (Gysbert Jan) Raad en Cameraar der Stad Amersfoort. Miljingen (Jacobus van) te Amft Muysfon ( .... ) Colonel in 's Hage. Michmershuizen (Hendrik) te Amft. Meyer (Jacobus Corneïis) Meyer (Willem) te Amft. Meuien (Roelof Benjamin van der) Moll (B.) Mey (J. G. de) Heere van Streefkerk f-n Souburg te Leiden. Meyer (Albertus) te Leiden. Maas (B. V. D.) Meynandier (Anthony Simon) Merens (Mr. Meynard) Penfionaris te Hoorn. Muntingh (Egbertus) Predikant van de Wieringerwaard, Meder (A G.) Predikant te woonhuizen en Aioosterbuuren. Muller (C.) S. S. Th. Stud. Meurs (L. L. van) Med. Doftor te Amft. Machorn (S. M.) te Amft. Moulin (C. V.) te Campen. Maronier (H.) Boekverkoper te Rotterdam. Monfieur (M.) Koopman te Enkhuizen. Maarfchalk (H.) Moor (T. de) Notaris en Procureur te Schoonhoven. Milligen (J. vaQ) te Schoonhoven. Moor (C. de) te Schoenhoven. Mars (Dirk) te Monnikendam. Maurik Jansz. (Jan van) te Amft. Mulder (Matthys) Chirurgyn en Vroedmeester te Borsfelen. Mekelenburg (Barend van) te Amft. Meer (van der) te Leiden. Meerburgh (J.) Boekverkoper re meiden. Maarfeveen (Ziewert van) Best pap. Murray (Gebroeders) Boekverkopers te Leiden, 2 Exemp. Meyer Genitsz. (Ifaac) te Leiden. Muzelaar (Wed. J. Kiers) te Meppeld. Mentz (Dirk Carel) Marsch (Barend ter) te Amft. Melvil (John) te Amft. Beft. pap. Meule (Jan Frd.) te Amft. Meelboom ( P. W.) Notaris en Procureur te Utrecht. Moens ( Mr. P. J.) Raad in de Vroedfchap der Stad Haarlem. Best pap. Macquet (J ) Scheepen en Raad der Stad Zierikzee. Mosfelmans (J.) Notaris te Zie- riKzee. Milly (L. A. de) Capitein in het eerfte Bataillon van het Regiment van den Prince F. van Baden. Moolenburch (J.) Schout, Secretaris en Rentmeester van en te Zonnemaire. Middelburg (Hermanus) Hopman en Gemeensman re 7.wnL Muller (Andries) te Velzen. Meyer (Gerrit) te Velzen. Munnicb ([ A. Baron van) Kapitein in het tweede Bataillon ürange Gelderland. Mulder Jansz. (H. P.) te Amft. G Meer  34 NAAMLYST bek Meer (J. van der) Notaris in' 's Hage. I Mmdt (Adrianus) Methorst ( C. ) Advocaat te Amersfoort. Morin (Louis) te Middelburg.^ Machielfen (Hendrik) Mycer (Jacobus de) Mede en de Rochemont (MejufV, frouwen de) in Compagnie ie, Middelburg. JMatthysfen (Mr. D. J.) Raad in} de Vroedfchap der Stad Vlisfingen. Michielfen (Gerrit) te Middelburg. Maren (Antony van) Maren (Hubertus van) Myné (Adrianus) Solliciteur Militair Best pap. Maas (F van der) Metelerkamp (Mr. E. ) te Gro ningen. IVlaneil (Baron van) Heer van Bier urn en onderhorige Dor pen, Generaal Majoor van de Infanterie, ten dienfte van den Staat, enz. enz. Muntinghe (A. J) Predikant te Oldehove in Groningerland. Mey (Mr. J. G. de) Oud Secre- i tarisder Stad Gouda. Best pap. Myn (J. W. van der) Subftituit Rentmeester van Voshol, te |] Rheewyk. Marken Cornelisz. (Jacob van) ; Meulen (Johannes van der) in 's Hage. ] Mazel ( L C. ) Predikant in de Walfche Gemeente te Tholen. ] IWeeteren (Johan van) Scholtus van Zoelen tn de beide Ave- ] zaaten. Best pap. ] Jtóoll (J. W.) Med. Doel. te Arnh. M&ucs (P. van) Scheut des 1 Ainpts Heereie. Meyer (P. J.) Wynkoper te Arnheim. Moeleman (J. H.) Boekverkoper te Arnheim. Moorrees (Mr. J. G. G.) Advocaat Itscaal te Thiel. Middelburg (Steven van) Muilman (Henricus) Predikant laast te Enkhuizen, beroepen te Oosterland. Monink (V. A. H.) Metzelaar (Gerrit) te Oostzaandam. Munnik J. z. (Francis de) Mulders (A.) te Rotterdam. Mignen (J. D.) Lid van de Hee* ren Gecommitteerde Raden der Ommelanden, tusfehen de Eems en de Lauwers, te Zandeweer. Vlartin (J. E ) te Veere. VI.enen (Hendk. Coms. van) vloojé (P.) vloraaz (A. J. de) Notaris e» Procureur te Schiedam. Vlartin (E. J. S.) Koopman te Rotterdam. Vïaystre (B.) Mr. Beeldhouwer te Rotterdam. vlanifarges (J.) te Rotterdam. vleyer (joh.) te Rotterdam. Vlasrrigt (Corneïis) Makelaar te Rotterdam. Moerkerken CHendrik) te Rotterdam. Vlolenbroek Isz. (J.) Franscb Kostfchoolhouder te Delft. vloerkoert (Bastiaan) Boekverkoper te Amft. vlouton Clfaac) Chirurgyn t« Berkhuizen en Zegwaart. vlolefchot CJ. A. F.) . vlee (C. M. van der) Candidaat in de beide Rechten, te Leiden. tfaurer (A. R.) Theol. Stud. te Leitien. Meye-  INTÈEKENAARÈN. 3$ Meyerinck (B.) Prsceptor der Latynfche Schoole te Deventer. JVlonden (Willem van der) Med. Doet. te Leiden. Muelen (Mr. J. J. van der) Ontvanger der Convoyen erj Licenten te Zutphen. Mobachius Quaat (D.) Practifeerend Advocaat in 's Hage. Mastenbroek (P.) te Öosterwyk. Manfckot (Ary) te Middelburg. Meyer (J. C.) in de Colonie Rio Demerary. Maerland (R. van) aan de Blaauwkapel. Meyer (T.) Boekverkoper te Bodegraven. JMartens (Mr. David Jan) Raad in de Vroedfchap te Utrecht. Monde (Jacob van der) Pander in denEd. Hove van Utrecht. Moens (A.) L. Hum. Stud. Marken (Bern. van) Predikant te Lienden. Jvleeren (A.) Orgelmaker te Utrecht. Maal (A. H.) te Utrecht. ÏVlenfinga (Petrus) Predikant aan de Blauwcapet. Monhemius (J. A. F.) Predikant te Molenaarsgraaf. Maas Wz. (Jan) te Haarlem. Milatz (F. A ) Morell (Jan Philip) Mobachius Quaat (Wilhelmus) Predikant te Haarlem. Mees (A.) Makelaar te Rotterdam. Mortier Ifaaksz. (Jan) te Vlisfingen. Munch (I.eendert de) Aanneemer van 's Lands Werken te , Vlisfingen. Moens (Jan Adriaan) Raad in de! Vroedfchap te Vlisfingen; | Marle (H. E. van) Ontvanger van Zalland, te Zwolle. Muyden (Ant. van) te Zwol. Moraaz (P. A. de) Munrtich (J.) Commies op het Postcomtoir in 's Hage. Maclaine (C. A ) Griffier in den Raade en Leenhove van Bra- band. Magnet (S.) Predikant te Raamsdonk. Meeren ( H. van der) Gouverneur by de jonge Hr. G. Hooft. Maasbergen (Gerrit van) Mrinier (Dirk) Boekverkoper iri 's Hage. Maas Pz. (C.) Fabrikeur in Lakens te Delft. Martveldt Cornelisz. (J.) te Rotterdam. Mys (Arend) Gezworen onder den Bommel in over Flacqué. Mys Arendsz. ( David ) Gezworen onderden Bommel in over Flacqué. Mys johannesz. (David) Ge; zworen onder den Bommel ïrt over Flacqué Moolen (Jan ter) Mansveld ().F\ van) Ritmeester. Mastenbroek (O. P.) Koopman te Zaltbommel. Mesteecker (H. C.) Burgemeester der Stad Zaltbommel. Moll (E.) Predikant te Maasfiuis'. Mtieten (Mr. C. E. van der) Munfter (Hendrik van) Boekdrukker te Amft. 2 Exernpl. Matthyzen (Matihys). Meenderink (Willem) Macqueleyn (Jacob) derde Cora.. miss ten Gemeenen Lands Cjmptoire te Alkmaar. Marle (T. E.. van) Raad en Oud Burg; der Stad Monriikcnda'ni. Q 2 Wtitifë  36 NAAMLYST der Monnik (Herman) te Amft. Mouwer (Johannes) Meyn (W. C.) Mentes (Arius Jobannis) te Amft. Mounier (i'ierre) Muys (Hendrik) te Amft. Mercker (lan Daniël) Muider (Gerrit) Meeteren (D. W. van) te Dordrecht. Mattemburgh (Pd. van) te Bergen op den Zoom. Moens (J. C ) Chirurgyn te Zuid zande. Meyer (J.) te Amft. Mosch (Jan Hendrik) te Utrecht. lYlosterc (H.) Boekverkoper te Leiden. Mesfchaart (Nicolaas) Koopman te Hoorn. Meersch (G. Van der) Advocaat in 's Hage. Meyer (Johannes) Predikant te Haren , onder de Clasfis van Groningen en 't Gorecht. Mölich (Jan) in Charleston. N. N. N. Roomsch Pastoor. Nes (P. J. van) te Amft. Nieuwenhuizen (M.) Med. Doét. . te Amft. Noordinck (Johannes) te Amft. Nop (Corneïis) te Amft. ] Nieman Fredrikz. (G W.) Nieuwenhuizen (A. V.) '. Nisfink (Gerrk) Mr. Timmerman te Amft. Netten Wed. 's Gravezande (B 1 G. van der) I Nooten Adrz. ( Sebastiaan van) 1 Raad in de Vroedfchap , en Ontvanger des Gemeene Lands, I Middelen te Schoonhoven. Noot (Gerrit) te Amft. t I Noorthoeve Ifaaksz. (Anthony 's Lands Infpecïeur te Goes. Noording (J. B.) Predikant te Harderwyk. Nahuis (Pieter Huybert) Najer (Adrianus) Secretaris en Notaris der Dorpen Landsmeer. Noemer (M. C. van) te Zierikzee. Nink (Johannes Pieter) Nieuwenhuizen (H.) Nierdt (J. D) Nousfen (Corneïis) Clerck ter Provinciale Rekenkamer van Zeeland. Nyman (Jan) Nielfe (Leendert) te Oudewater. Niekerk (J. F. van) Wynkoper in Tholen. Noorden (Corneïis Jacobus van) Secretaris der Stad en Baronnie van St. Maartensdyk. Nanning van Foreest (...) Nobbe (Theodorus Peterfen) Apothecar en Drogist té Thiel. Naberman (G.) Koopman in Tabak te Arnhem. Sfortboven (E. van) Koopman te Arnhem. fyhof (Paulus) te Arnhem. Myhof(Ifaac) Scholtusdes Ampts Rekkum, en Procureur te Arnhem. ^ieuwlant(Corneïis) Mr. Broodbakker te Zwartewaal. fyvenheim (W. Baron van) Befchreeven in de Ridderfchaja des Quartiers van Nymegen. N. J. G. Groot pap. 1. N. L. W. S. •Jetfchert (F.) Koopman te Rotterdam. Jeve (As de Rruyn de) Med. Doet. te Rotterdam, tieuwenhuifen (L ) Noor"  INTEEKENAAREN. 37 Noordaa (S. van de) Predikant te Vuuren en Dalem. N. N. te Zutphen. N. N te Enkhuizen. Naamen (P. van) Stud. te 's Bosch. Noordink ( J ) Predikaat te Winkel. N. N te Utrecht. N. N. te Utrecht. Noest (J) Mr. Paruikemaker te Utrecht. Nooy (W- de) 'e Haarlem. Noord wyns (Abraham) Koopman te Rotterdam. Nxhtegaal (Anthonie) Havenmeester te Vlisfingen. Nolfon (P. H ) Operateur Heel- en Vroedmeester te Vlisfingen. Nieuweuhuis (Jochem ) te Èn- fchede. N. S. te Franeker. Najer (Hendrik) Nieman (G. W.) Nesfing (Nicolaas Jan) Nagtglas (Lodewyk) Ntck (Mr. Jacob van) Advocaat te AmlE Namias (David Abenfur) Nottelman (A.) Schout aan de Schagerbrug. Nuttig en Vermaaklyk. ' st O. Ovink (Abraham) Gemeensman der Stad Zwolle. Olieflager (Jan Babtiste) te Antwerpen, best pap. Oomkens (J.) Boekverkoper te Groningen. Ol? (Jacob) Raid in de Vroed fchap en Oud Schee,.-en der Stad Medemblik. Opdam (Jacob) in de bedykte Schermer. Obyn (Dionyfius) te Rotterdam, 01 i vier (J.) Courantier te Utrecht. O. H. T. te Rotterdam. Opten-Noort (W. R ) Jur. Utr. Cand. te Zurphen. Oostethout (Gysbert) Ontyd ( Conradus Gerardus ) Philol. & Philof. Stud. O'ivier (Anthony) Orh van Nyenrode (J.) Obbes (D.) Obbes (N.) Rest pap. Ovenbeek ( GerhardU3) Apothe • car te Middelburg. Ouboter (Corneïis) Gildenknecht van het groot Schippersgilde te Dordrecht. Oosting (Mr. J. H.) Ontvanger Generaal en Lid van den Loffelyken Etiloel van 't Land. fchap Drenthe, te Asfen. Oostbroek (L. van) Ontvanger te Groningen. Olst (B. van) Koopman te Groningen. O.-en (J. M, van) Ovink (Jan Elshoff) Okhuizen ( Jacob) Koopman te Moordrecht. Okhuizen (Willem) Koopman te Moordrecht- Omphal (AlexanderDiderik van) Vryheer van Yzendoirn, Sc cretaris der Stad Thiel , enz. Best pap. Oosterhoudt (Dirk van) KonstSchilder te Thiel. Oester (O. C.) Commies ter Recherche te Arnhem. Opperdoes (Mr. Pieter) Burgemeester én Raad , mids^aders Bewindhebber der Oost. Jnd. Compagnie te Hoorn. Ommeren (W. van) Ordinaris Landmeeter der Provincie van Gelderland. Överbroek (M. G.)_ C 3 Ockea-  ïst A A M L ¥ S ï n e * pckenburg (Corneïis) Opftal (II. van) Üostdyck (J H.) Bouwman i« de Fynaart. Oostdyck ( L. H.) Bouwman in de Fynaart. Dukoop (Willem) Boekverkoper te Breda. Ouwejan (Corneïis) te Oostzaandam. Oosterhoorn en Zoon (Adriaan) te Westzaandani. Outgaarden (Dirk van) Boekverkoper te Dordrecht. Oüvier Dirksz. (Gilles) te Dordrecht. Oldenborgh (P. van) Secretaris, Penningmeester en The&urier der Stede en Lande van de Willemftad. Obyn (Abraham) Oudraad (|acob) te Charlois. Outbeunlen (Thomas van) Oosterdyk (N. G.) Profesfor in de Geneeskunde te Leiden, ütterlo (H. van) Boekverkoper te Utrecht. 3 Exemp. Oever (H. II. ten) Predikant te 's Bosch. Ommeren (C. van) Rentmeester te Hemert. Olyphant (I.) Profesfor Lingua- rum en Reftor te 's Bosch. Orme (Gerhardus de) Landmee- ter te Wyk by Duurftede. Oskamp ( Dirk Leonard) Phil. Doft & Med, Stud. te Utreen'. Ode (Mr. JoachimFredrik) Raad in de Vroedfchap te Utrecht. Oudenallen (Mr. A. P. van) O.verbeek (Lamberf) te Haarlem, i Onfeleri (Hendrik van) Chirur- ] gyn te Chariois. " |j Overvelt (Carel Lodewyk van)l Notaris en Clerck ter Cornp-j; toira van Holland. ' ' ; | Oort ( A. van) Geuieensman te I Arnheim. Otter Teunisz. (Pieter) Kapitein I der Burgery te Amflerdam. ; Oud (Jan) te Uitgeest. Oordt ((an) Oortman (Jan) te Amft. Oostenryk (J.; te Amft. Oosterwyk Bruyo (Jacob Van) Opftal (G. van) Commies van 's Lands Magazyn en Servies. meester te Geenruidenbsrg. Oortgyzen (Gysbeu Ferdinand) P. Posthumus (J. M.) Predikant te. Bariingerhorn. Planter (M.) te Amft. Philips (Johannes) Mr. Boekdrukker te Amft. Post (Evert Johan) Predikant te. Arnheim. Pinto (Ifaac de) Eest pap, Poppeiman (W. H.) te Amft. Pauw (lacob) te Amft. Ponfe (j. C.) Paddenburg Oosdenraad (Gein: van) Panneboeter (Mr. Pieier) Advo. caat en Notaris te Alkmaar. Pompe van Meerder voort (j, P.) Putten (Dirk van) te Rotterdam'Pomeren (Jacobus van) Peirolet (Jacob) te Amft. Polderman Cornelisz. (Dirk) ala Secretaris van het Leesge-' nootfehap te Vlaardingen. Jluygers (P.) Boekverkoper te Leiden. 4 Exemp. 'auw (Maarten) té Moordrecht, >ek (Jan) Paddenburg (A. van) Boekverkoper te Utrecht. Pages (Didericus) te Amft. ?nll Cornelisz. r W,) Scheepen. en'  INTEE KENAAREN. en Raad der Stad Amersfoort. Parvé CMr. A. li.) Oud Raad in de Vroedfchap en Oud Scheepen der Stad Haarlem. Pauw (Wm.) te Amft. Picard (J.) Gemeensman der Stad Arnheim. Plevier (W. J.) Scheepen en Raad der Stad Zierikzee. Potter (P- de) Vroedmeester te Zierikzee. Posthumus (C) Kasfier in de Baak van Leening, te Leeuwaarden. Peereboom (Mr. Martin Copius) Raad in de Vroedfchap der Stad Purmerend. Pertat(P. M.) Makelaar te Amft. Posthuma (Jan) derde Predikant en tweede Reftor te Thiel. Piepers ( Marinus ) te Middelburg. Piepersberg (E H.) te Middelburg. Piepers (Huihert) te Middelburg. Pon (A. A. du) Lieutenant Ingenieur te Philippine. Pret ( B. ) Boekverkoper te Leiden. 2 Exemp. Philipfe (A. W.) J. U. Cand. aan 's Lands Univerfiteit te Leiden. Petit (Jacobus) Paauw (Pr.) Pabst (W. A. van) Lieutenant Colonel van de Eskwadrons Carabiniers van het Lyfregiment te Paard, van Zyn Doorl. Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nasfauw, enz. Prins (Pieter) Plas (Mr. J. van der) Bouwmeester en Scholtus van Hellendoorn. Perk ( \. ) Chirurgyn te Moor-i drecht. 39 Plevier (Mr. Theodorus Tohan) Oud Scheepen en Penfionaris Honorair der Stad Tholen. Peel ( Mr ) Beekrichter van de Heerlykheid in Doorn. Pcesch (Egbertus Gerardus) Predikant te Drumpt. Pelgrom (Mr. J. W.) teSevenaar. Pré (Jacobus du) Chirurgyn en Apothecar te Oostzaandam. Papet (Francois) Ontvanger der Convoyen en Licenten te Dordrecht. Pieké(P.) Fabryckte Dordrecht. Pasman (Barthoiomeus) Chirurgyn te Hendrik Ido Ambacht. Pavia ( P. van) Ontvanger en Secretaris van Beest enRenaay. Post (Jacobus) te Schiedam. Pais (J. P. van Eden van der) Notaris te Rotterdam. Preuit CL. A.) Koopman te Rotterdam. Pols ( J.) Boekverkoper te Rotterdam. Putten Dirksz. (Jacob van) Poole (Samue! Ie) Putkammer (Mr. Leopold Petrus Adiianus van) Peert (Jan) Po! (Claas van der) Plegher (B. Gutterleth) RaadSecretaris der Stad en Graaf fchap Zutphen. Pannevis (A.) Palestein (Gt.) Palier (J. en H.) Boekverkopers te 's Bosch. Paravicini de Capelli ( C.) Kapitein in de Artillerie. Paddenburg en Zoon (G. T. van) Boekverkopers te Utrecht. % Esemplaaren. Prohn (H. C.) Pot (Jacob) Kaaree/rjaker te Kokkengen. Ca, Pat-  4° NAAMLYST dir Faffiueg ( ü. W. van der) LeeraarJR der Doopsgezinden te Kleef. I Pol! de Jonge (Mr. Jan van de) Du I Scheepen der Stad Amft. Pet (Gerrit Agricola) Pichot i'Espinasfe (S. P.) te Schiedam. Poolman (J. G.) Boekverkoper te Schiedam. Pollius (H.) Predikant te Wans- wert. Poelman (Geertruy) Poel (W.) Koopman te Gouda. Q- Juay (L. E. A.) Lieutenant In- genieur in de N. Schans. 3uaestius(Mento) Chirurgyn te Groningen, karles (Mr. P. N.) te Haarlem. Jjuesne (Gillis du) Scheepen en Raad der Stad Amflerdam. Juak (Willem) Mr. Chirurgyn in de Wieringerwaard. )uast (N. C.) Schout van Vlie. land. R. ^uyter (A. de) Chirurgyn te Stolwyk. -itter (J. M.) te Amft. .aan (Jan van) te Amft. .omp (Jan) te Amft. agin ( jan) te Amft. omp (Bronger) te Amft. uytenfchildt (Siveidt Janfe) Glazeinak. enSchilderteAmft. overs (Nicolaas) Med. Doétor te Dordrecht. overe van Breugel (J. de) te Utrecht. aan (Hendrik Gerrit van) Mr. Timmerman , Makelaar en Lai dmeeter te Amft. :itz (Mr. Carel Coenraad) Griffier in den Edelen Hove van  INTEEKENAAREN. 41 van Vlaanderen , te Middelburg. Reefima (Willem van) te Leiden. Ris (Jan) Oud Scheepen te Enk. huizen. Ronthouc (N.) Goud- en Zilverkashouder te Enkhuizen. Roubos (Johannes) te Rotterdam Ravekes (Hendrik) Roiandus ( D. W. ) Opziender van 's Lands Colleclive Middelen te Schoonhoven. Roofenburg (Jan) te Schoonho ven. Rymer (Anthonius) Boekdrukker te Amft. Boiler (J.) Predikant te Lopi kerkapel. Reefeman (Will. van) te Leiden. Ruyter (P. C de) Reinbach (G C W.) Commis faris van het Ed. Mog Collegie ter Admiraliteit van Amflerdam , op Texel. Ryn (Louwrens van) Kostfcboolhouder te Amft. Roever Junior (Wynand de) Roever (Andries de) Remmers Aswerusz. (Henricus) te Amft. Röbol (J.)Med Doftor te Amft. Roskam (Johannes) Rost van '1 onningen (J.) Notaris en Procureur te Zierikzee. Roskam (jeremias) Rosfum (A. van) Roomsch Priester te Amersfooit. Ryperman (Jan) te Velzen. Richt (Joes) Roomsch Priester en Kapellaan te Uitgeest Rhyn (G van) Schout en Secretaris in de Beverwyk. Best pap. Rechieren, geboren Le Cbastelein (de Gravinne van) Riemsdyk (J van) Secretaris der Stad Hardenberg. Roefraer ( Arnoldus) te Rotterdam. Rodenakker (Jacobus van) te Rotterdam. Rynfchoen ( Walraven) te Rotterdam. Rousfeau du Croisfi (J. B. C.) Fransch Kostfchoolhouder in 's Hage. Roebers (Anna) Roofe (Jan) Rooijen (G. van) Roskam (Jacobus) Redelinghuis (H.) Rtgier (Dirk) Stads Bode te Alkmaar Relotius (Everard) Med. Doctor te Sneek. Radersma (S.) Apothecar te Sneek. Ruimjrigh (R.) te Rotterdam. Rykaart (Corneïis) Schout en Secretaris van Waarder. Rouwenoort (H. A. W. Baron van) Heer van Ulenpas, Befchreeven in de Ridder fchap. des Graaffchaps Zutphen , mitsgaders Burgemeester des Stad Doesburg. Rasch (Mr. B. J.) Burgemeester der Stad Doesburg. Roufe Palairet (W. F.) Luitenant ter Zee. Roller (H. J. de) Predikant te Doesburg. Reini ( Christianus Norbertus) Pastoor in Standaarbuiten. llamhorst (Mr. Jacob van der) Secretaris van het Ede! Mo::. Collegie ter- Admiraliteit in Westvrieslanden het N001 derkwartier. loo (Willem de)' Predikant te Thiel. Best pap. lootbeen (P. J.) Prccureur te Thiel. C S Roo-  42 NAAMLYST n t tt Rooiant (Jacobus) Koopman te Zutphen. Rink (Steven) Auditeur Militair cn Praétifeerend Advocaat te Thiel. Riemsdyk (G van) te Thiel. Roodbeen (W.) Vaandrig onder 't Regiment van den Heere Generaal Majoor van Pabst. Ruiter (P. C. de) Ruyven (Hermanus van) teArnheim. Roelofs Az. (J.) Koopman te Arnheim. Ruyven (Rmger van) Raay (Anthony van) Roeidrager der Stad Arnheim. Ruwen (Mr. D. van) Burgemeester der Stad Arnheim. Rosfen (J. van) Aanneemer van 's Lands Werken te Hellevoetiluis. Rappard (H. W.) J. U. Doftor. Reyen (H. M.) Riemsdyk (Rembout van) Rooy (iïgbert de) Lid der Gezworen Gemeente te Campen. Ramhorst ( Mr. W. A. van der ) Ontvanghebbende Commies van de Convoyen en Licenten te Westzaandam, Rigters (F.) Roomsch Priester. Reepmaker (F. W.) te Dordrecht. : Rees (W. J.) te Dordrecht. ■ Romyn (A.) te Dordrecht. Reynink (Jan Hendrik) Predikant te Bergen op Zoom. Roever (Nicolaas de) te Amft. Roo (D. de) Koopman in Wynen i te Rotterdam. Reus (C. de) te Rotterdam. 1 Roode (J. de) Koopman in Wynen te Rotterdam. Ravenek (Lodewyk) Roos (Dirk de) jl Roder (Antonie) te Rotterdam. 'Reghter (A.) Rooy (J. de) Mn. St. te Leide», Rom (N.) Secretaris van de vrije Heerlykheid Dalem. Roock (Mr. A. de) Burgemeester der Stad Bommel, Ordinaris Gedeputeerde des Kwartiers van Nymegen, Gecornmitteri wegens de Provincie Gelderland tot de revifie der Provinciale Quotes. Riemersnia (G.) te Dockum. Rietvelt (J. A.) te Heusden. Runekei (J.) Commies ter Recherche te 's Bosch. Renier (jacob) V. D. M. te Aardenburg. Renier (Jacob) Apotbecar te Sluis in Vlaanderen. Rosfem (C van) V. D. M. te Muiden- Romondt (Mr. S. L. van) Advocaat 's Hoofs van Utrecht. Reede van Sandenburg (P. H. van) Geëligeerd Raad te Ut. recht. Reygers ( A. L. J ) Advocaat voor den Edelen Hove van Utrecht. Elenfen (Janus) S. S. Min. Candidatus. lynninks (Henricus) Predikant te Kokkengen. lidder (C. de) Notaris en Procureur te Kuilenburg. lofevelt (Corneïis Antony) J. U. Stud. te Utrecht. leguleth (D ) Advocaat te Utrecht. losfum (J. van) Boekverkoper te Utrecht. Us van Flaffen ( G. J.) voor 't Leesgenootfchap , onder de Zinfpreuk : Nuttig en Vermaak. lyk, te Heemitede. tosfen ( W. van) Leeraar der Remonitranten te Haarlem. Roess-  iNTEEKENAAREN. 43 Roest (J. van der) Predikant te Haarlem. Rosfura (Gerrit van) Leeraar der Remonftranten te Haarlem. Rufius (Jan Conftantin) te Haarlem. Rees (J. W. van) te Haarlem. Radeker (J.) te Haarlem. Ruyfer (Corneïis de) Lieutenant Colonel der Burgery te Vlisfingen. Rie (Daniël du) Mr. Timmerman in de Groede. Reers (Jan) Scheepen en Raad der Stad Vlisfingen. Ricard ( . . ) Collonel Commandant van 't Regiment van Pabst en Commandeur der Stad Vlisfingen. Rofevelt Cateau (F. A. van) Oud Scheepen en Raad der Stad Vlisfingen. Rietveld (Hermanus) Predikant te vnsiingen. Raesfelt (Baron van) Heer van Heemze , Befchreeven in de Ridderfchap van Overvsfel. Royen (Henricus van) Secretaris van en voor het Zeeuwsch Genootfchap te Vlisfingen. Rahufen Remansz. (H.) Roedig (J. W.) Rengers ( L.) Gecommitteerde ter Generaliteits Rekenkamer wegens Vriesland. Ruurds Veenftra (Jacob) Leeraar der Doopsgezinden te Blokzyl. Rumst (Petrus HendriCus van) te Utrecht. Rode (Jan) te Schiedam. Rypperda (Mr. R.) Raad en Rentmeester der Domeinen en Ontvanger Generaal der Middelen van Comfumtiën van Vriesland te Leeuwaarden. Romar (P.) Lit. Hum. Stud. te Franeker. Romar ( D.) Boekverkoper te Franeker. Komeny (Hendrik)Eerfte Clercq ter Comptoire Generaal van Holland. Raak (Dirk van) te Amft. Ris (Claas) te Wormerveer. Ridder (Hendrikde) Heer van Aimkerk. Ruuk (Mr. R. P. de) Dykfchry- ver te Zaltbommel. Rompelman (Hendrik) Rosfen (Daniël van) Roos (Pieter) Ruyven (Lubertus Johannis van) RoifF (Hk.) Boekverkoper te Edam. Rethmeyer (D W.) Riem (J. H. W.) Roering (Mr. J.) Advocaat by den Edelen Hove van Holland. Roofendaal (As.) Ristenpatt (Jan) Makelaar te Amft. Ristenpatt (Hendrik) te Amft. Raabe (N. C.) Rouwennoff (J. Jacob) Roos (G ) Boekverkoper te Amfr. 2 Exemp. Redelaar (Hermanus) Recker (S.) Predikant by de Mennonieten Gemeente te Middelburg. Roos (J.) Boekverkoper te Amfr. 2 Exemp. Ruygrok van de Werve (C.) Apothecar te Amft. Ragay (P. A.) Auditeur Militair te Grave. Rietveld (Mr. Arnold) Landdrost en Stadhouder der Leenen des Graaffchaps "s Heerenberg. Retemeier (Meinhard) Rompelman (Jan) Rol-  44 NAAMLYST B e „ Rollerus (Johannes) Predikant te Durgendam Remmers (Gerrit) te Amft. Roelofs waart (M.) Boekverkoper te Delft. Royen (E. van) Huisman te Werkhoven. Rensielaar Wm. (Anthony van) S. Sontag (...) Advocaat te Kuilenburg. Smit (J. A.) Predikant te Gouda. Smits (Johannes) Predikant te Amft. Smit (Marten) Predikant te Velzen. Schutte (H, A.) Predikant te Schoondyke. Sluiter (J. A.) Commies van 's Lands Posteryen te Amft. Stadelaar (Jan) Tabakskoper te Amft. Schtrenberg Jansz (R.) te Amft. Snyders (Hendrik) te Amft. Schmidt (loannes) te Amft. Schefter (l.eonardus) te Amft. Sibelius (Mej.) Sanderus (Pieter) te Amft. ; Smit Hsz (Fredrik) te A nft. I Switzer (Jan ) Geadmitteerd ! Landmseter te Purmerend, Slolken (J.) te Zwolle. < Salon (Jan) < Steenbergen (N. J. van) Majoor der S ad Dordrecht. < Santheuvel (Mr. Willem Bartho- J lomeus van den) Oud Burgemeester de' Stad Dordrecht. J Smits (Jan) Heer van Ouwerkerk aan den Ysfel en Hoogheem- 5 raad van de Krimpenfchewaard. c Stotz (Johan Ekhard) Vaandrig £ onder de Compagnie van de £ l Wel Edel Geftr. Heer Luite- nant Colonel Ruysch. Sinderam (Mr N.) te Amft. Schmidtmann (Jan Julius) Oud Raad in de Vroedfchap der Stad Schoonhoven. Swanboft (J. W.) Organist te Hoorn. Sol (Fredrik) te Utrecht. Stroink (Joan) Fabrikeur In En* fchedé. Swaters (Daniël) te Amft. Sickest (WO te Amft. Ren pap. Schenk Jansz. (Leonard) Let- terfnyder te Amft. Snyderhansz (Paulus) Rustend Predikant van Suriname. Schuit (Claas) Koopman te Enkhuizen. Schuurman Helmichsz. ( Jan ) Oud Scherpen te Hoorn. Stiebat (F.) Kok en Banketbak- ker te Enkhuizen, stralen Monfieur ( H. van ) Oud Scheepen te Enkhuizen, kipirlaan (J van) Slebes (Hendrik) te Amft. keenman (Simon) te, Amft. 'oetens (ll'aac Antoni) te Amft. koelendrayer (Johannes) Hyp (N.) te Kuilenburg. 'ePI> CJ C.) Boekverkoper te Amft. 3 lixemp. Ichutftal (Srephanus) te Amft. itoppendaal Jansz. (Lambertus) te Amft. 4 barnet (Thenis) itill (Maria en Angenietje) te Amft. chimmelpenninck (J.) te HarderwyK. cheltus (Mr I.) Advocaat voor den Edelen Hove in 's Flage. poormaker (Th.) te Groningen. cbmidt (Fredrik Hendrik), tumph (C. C) Sande  INTEEKENAAREN. 45 Sande (B. W. van dc) Med. Dr. te JVleppel. Smidt (H.) Koopman te Blokzyl. Sie!>ert CJ. C.) Speijers (Luymbartus) Schoonhoven CHendrik) te 's Graveland. Stapeit (Nar.ne) Stam (Gysbert; Goud- en ZilverKashouder te Schoonhoven. Schieke (J.) Boekverkoper te Schoonhoven. Sprenckel (J. P. Berkclbach van der) in 's Hage. Schresardus (Gualtherus Hendrik) te Amfr. Stevens CAnthony) te Amft. Sweers CDirk) Wynkoper te Amft. Schaay'Qan Joost) te Amft. Swinden (P. H.) Sandoz (Emanuel) Baal in de Vroedfchap en Oud Scheepen der Stad Haarlem. Best pap. Schelven Cz. (Ifaac van) Sevenhuifen (C. M.) Notaris te Zierikzee. Steveninck (Nies. van) Setten CAdriaan van) Boekverkoper te Zierikzee. Straalzond (Siuartus van) Ouderling te Amersfoort. Storm (Joh.) Oud Burgerhopman en Kamerbewaarder van de Edel M02. Heeren Staten van Vriesland. Smeding (H.) Burgerhopman en Mr. Zilverfinit te Leeuwaarden. Smeer CFrans) te Schiedam. Schallenberg (Mr. H J.) Pisceptor te Rotterdam. Sturenberg (|.) te Rotterdam. Schepman (A.) Med. Doctor te Rotterdam. Scheffer ( J. F.) Predikant der Luterfcbe Gemeente te Rotter-' dam..4 Swieten (Johannes van) te Rotterdam. Servatius (P.j Ondermajoor der Stad Coeverden. Snethlage (J.) Predikant te Coeverden. 1 Slingenberg ( H.) Secretaris der Stad Coeverden. [Sorgen (C. V.) Extra Ordinairis | Ingenieur te Coeverden. j Scheer (Jac. van der) Boekver- koper te Coeverden. ! Scheer (F. A. van der) Predikant | te Amft. ;Sasfe d'Ysfelt (Ignatius 't) Edel- | man te Amersfoord. jStitiinger (J. N. ) Boekverkoper te Deventer. Svvellengrebel (Mr. J. H.) Raadsheer by de Leenhoven van Braband en Landen van Overmaze Sanden (Albertus van der) Procureur voor den Gerechte van 's Hage. Stroink ( . . ) in '3 Hage. Sander (C. S.) Best pap. Steenwyk de Raad ( J. G.) Practizerend Advocaat te Middelburg Spaan (Ifaac) te Middelburg. Siedenburg (Christoffel) Leeraar der Lutherfche Gemeente te Middelburg. Steenbergen (N. van) Sleutelenburg (Pieter) Chirurgyn te Middelburg. Sprang (C. A. van) Soermans (Hendrik) Azynmaker te Middelburg. S. P. (Mejuffr.) te Middelburg. Stemme (Antonie) Schinkel Gz. (Abraham) te Middelburg. Schansman (Johannes) Notaris en Procureur te Sluis in Vlaand. Sons'  43 N A A M L Y S T der Sonsbeek ( L. C. van) Gecommitteerd wegens Vlisfingen , ter Provinciaale Rekenkamer van Zeeland. Scheurleer (T. A ) Segelke (Z.) Boekverkoper te Amft. Schelvisvanger (Lambregt)Boekhouder en Reder te Maasflurs, Steege (Jacobus van der) JWed.] Doét, te Groningen. Bist pap Smidt (G.) Schoemaker (Hs.) Smit (Jan) Swillens (Johannes) Sluyter (Jan) Seckeboüe (Johannes) te Oostburg. Smit (Dirk) te Aikmaar. Stuurman Bucerus (Christiaan) Spaan (Abram) te Alkmaar. Schimmelpennink Wz. (Gerrit) te Almelo. Swanenburgh Pietersz. (Feyte) te Sneek. Schouten (Egbertus) Stigman (J.) Boekverkoper te Weesp. 2 Exemp. Swan (fohannes) V. D. M. Eccl. Luth. Vefp. Schimmel (Hendrik) Swaving (Christianus) Burge. meester te Weesp. Swanenburg (Mr. R.) Raad in de Vroedfchap en Regeerend ! Burgemeester der Stad Gouda. Smits (J.) te Gouda. I Steel (J. van) Stads Heelmeester te Gouda. < Swellengrebel (Mr. W. M.) { Raad in de Vroedfchap en Regeerend Scheepen der Stad J Gouda. Sehulst Pesfer (CasperFredrik) 5 te Breda. j Stapele (Jacob Johan van) Raad en Regeerend Burgemeester der Stad 'f holen. Stapele (johan Corneïis van) Secretaris en Penfionans Honorair der Stad Tholen. Schoutens (Johan) Kastelein iri Tholen. Slogteren (J. van) Predikant té heppel. Schagen (Mr. Sybrand) Oud Prefident Scheepen dér Stad Hoorn. Schagen (Anthony) Schuurman (Willem) Oud Schoepen der Stad Hoorn. Schaap (Corneïis) Schuil (David Hendricus) Secretaris der Stad Thiel. Stronck (Carel Wilhelm) Litt; Hum. Stud. te Thiel. Smit ( J. W.) Boekverkoper té Amft. 2 Exemp. Stigt (J. F.)Stangemaker te Arnheim. Spiering ( W.) Lieutenant Col • lonel in 't Regiment van deii Lieutenant Generaal Onder, water. Schiphorst (J.) Capitein van het tweede Battailjon vandenLieu. tenant Generaal Onderwater. stahl van Holftein (G. W. Baron) Lieutenant in het tweede Battailjon van Onderwater. Huis (f. van der) Burgemeester der Stad Hattem. Schomaker (Mr. Henrjk Jan) Advocaat. :peelman (Melchior) ipaen ( P. P. C. Baron van ) tot Hulshorst. paen (G. C. Baron van) Heef van Voorftonde. chelkes (Michiel) te Lemh. mak (Pieter) Rykdoiïi en Outf ♦ Vredemaker te Oudendyk. Stralen  N T E E K E N A A R E N. 4| Stralen (Mr. H. van) Secretaris van Hun Edel Mog. de Heeren Gecommitteerde Raaden van de Staaten van Holland en Westvriesland, in Westvriesland en het Noorderkwartier te Hoorn. Stavre (Hendrik) Horlogiemaker te Hoorn. Swaers (Abraham) Predikant in de Remonftranfche Gemeente te Hoorn. Swaving (A. E.) Predikant te Medemblik. Sinclair (A. J.) Schansman (Corneïis Dirk) Sola (De) Medicin. Schonbach (W. D.) Secretaris te Groesbeek en Procureur te Nymegen. Schwarem (G. U. van) Streleyn (G.) Strubberg (Mr. L. C. H.) Advocaat te Campen. Saanen (Matthys van) Koopman te Campen. Son (T. S. van) Sintanneland (C. van; Mr. Met zeiaar in de Fynaait. Stadt (Engel van de) te Oost zaandam. Sonitis (B.) Predikant te Adu wert. Sandelz. (Hendrik van de) Koop man te Dordrecht. Schadden (J. J.) Scheepen en Raad der Stad Veere. Spyk (P. van der) Cemmies ter Recherche te Dordrecht. Schalk Iz. (Jacob van der) Schoor (Frank van der) Schee pen en in den Oudraad te Dordrecht. Schalk (Corneïis van der) Schalk Jansz, (Hendrik van der) Slyper (Andries Jan) Oud Burgemeester en Raad der Stad Enkhuizen. Schelle van Zegwaart (Johannes van) Stuart ( M. ) Leeraar by de Remonftranten te Dokkum in Vriesland. Spieringshoek (J.) te Rotterdam. Swart (J. de) Gecommitteerde Saatten Landsdage van Vriesland. Spruit (Jan) Solllciteur te Rct* terdam. Schinnen (J. van) Sutter (Frans de) te Rotterdam. Best pap. Staal (Mr. C. van der) Burgemeester der Stad Rotterdam. Sude (Johan Christoph.) Koopman te Amft. Schmerling (J.) voor een Gezelfchap te Delft. Sptuyt Junior (Anthony) Sandifoit (Eduard) Med. Anati Chir. Prof te Leiden. Stenneke? (Pilgrom) J. U. S. Sp >ors ( J.) Bailjuw van Koudei kerk Best pap. Schouten (Pieter) Kostfchoolliouder te Leiden. Schneithner ( J. J. ) Fran?c!ï Kostfchoolhouder '.e Leiden. Struyk (Hendrik van) te Leiden. Sluyterman (B.) Procureur voor elen Edelen Hove van Utrechr. Schregardus (II. J.) Litt. Hum. Stud. Snethlage (R.F.) Predikant te Breedevoort. Streisfie (Johannes) Negocians te Amft. Stubbe ( A.) Boekverkoper te Utrecht. 2 Exemp. Siccama (Abel Willem) Litt. Hum. Studiofus te Franeker. Scbul.  43 NAAMLYST dek Schultingh (Willem) te Terwolde. Schaeck (Henrik van) Prafident Burgemeester en Raad der Stad Enkhuizen. « Schut (W.) te Alkmaar. Stolkert (j. te Zwolle. Seydel (Joh.) Boekverkoper te Leeuwaarden. Slingeland (D.) S. Schenk (Corneïis) te Wormerveer. Schimmelpenninck van der Oye tot Warergoor (,Baron) teWa- tergoor , by Nykerk op de Veluwe. Steen bakker(Johannes) V. D. M. te Axel. Sille van Zegenwerp (L. de) Storm (B.) Advocaat >e 's Bosch Snethlage (Mr. P. J.) Advocaat te 's Bosch. ; Sluys ( . . van der) Wynkoper te Amft. . ■ Schaik ( L. van) Raad en Secretaris der Stad Wyk by Duur- ftede. < Sluys (Jan van der) Koopman te Campen. < Schertzer en Zoonen (...) Rloemtsten en Zaadkopers te $ Haarlem. Schwegman (Hendrik) Konstfchil- S der te Haarlem. Slykhuyzen (Corneïis) te Haar- S lem. s Servat (Adrianus) 5 Storm (C.) Sluis (Jan) in de Beverwyk. S Sluis (Simon) te Westzaane. S Schroeft Gerritsz. (Johannes van der) S Sterk (J. C.) Oud Kapitein van de Schuttery te Haarlem. S Stelt (Wed. Louwrens) jn de 3 Beverwyk. Swem (Jacobus van der) Mr. Timmerman te Rotterdam. Smits (Huyg) Inlpecteur van Stads Fabricatiën te ! lelft. Sanders (narnout) te Vlisfingen. Swalme (Simon van der) Schout van 's La- dsc>, Vierfchaar en Griffier te Virsfinam. Schedet (J. H.) M. en Ch. D. enz. te Vlisungtm. Staatman (W.) Boekverkoper in 's Hage. 3 Exemp. Spyk Vermeulen (ƒ. van) Lieutenant van de Infanterie, khmid (J C, G.) Collonel en Majoor onder het Regiment Hollandfche Gardes te Voet. khimmelpenningh (S. J.) Roopr man in 's Flage. >peck (H van der) Koopman in 's Hage. Schimmelpenning Gz. (Gerrit) te Deventer. Ichepper (J. de) Generaal Majoor en Chef van een Regiment Infanterie. chutte ( Jan Wesfel) Koopman te Deventer. luis (Mr. Gerhard van der) tot Westervlier, terke (J) J. J. Dr. en Rector te Deventer. ypkens (W. | S. S. Theol. Stud. te Groningen. iegenbeek((V].)StudentteAmft. troek (Jan) te Amft. teenftra (H.) Chirurgyn en Vroedmeesier te Sneek. chool (fan Dirks) op Zaandyk. :hool (Frans Dirks) op Zaandyk. :heltema(P.) Koopman teFra* neker. :haap (Petrus) te Rotterdam, nyders (W. H.) Med. Doétor te Rotterdam. Scholt»  I ft T Ë E K E N A A R E N. '40 Schrolte (Lödewyk) Simons (Tr M.) Schweifer (J. M.) te Wasfenaar. StifFry (W.) Siepkamp (J. V. D.) Boekverkoper te Utrecht. Sigvriedt (Pieter) Svvart (Louwrens) Sügtenhörst van Rees (Bartholomeus) Schneck (Herman) Sligtenhorst en P. van Rees (Erve H.) Boekverkopers te Amft. Soblet (W. H.) Schoewert (Win.) Sibmacher (Jacobus Corneïis) Smit Jansz. (Hendrik) Koopman te Asfendelft. Schuur (Jacob) te Amft. Stoffenberg Junior (J. H.) Procureur te Zakbommeh Sloot (Mr. A. J) Snoek (A.) Swart (Jacob) Stam (Fioris van der) Straten (Thom.Corn. de jong van) Salra (Ary van der) Spall (A. van) Santen (Hs. van) Boekverkoper te Amft., Sitter (G. Reincke de) j Stierling (Jean George) Secretaris van den Lande en de groo-ji te Waterfchappen van Woer-I den, en Auditeur Militair van 11 de Steeden Woerden en Ou- ! dewater. Best pap. Schalekarap (M ) Boekverkoper i te Amft. ! S.mit (Hendiik) ; Sievers (Hendrik) Schoon (Corneïis) ce Amft. 1 Smit (Gerrit) S«ldam (Jan van) Stoop (A. B.) Oud Raad en Oud Scheepen der Stad Dordrecht^ Stouters (S. H.) Scheepen eri Raad te Bergen op den Zoom. Sterk (Jan) V< D. M. te Swyn. drecht. Smits (Mattheus theodorus) te Dordrecht. Smit Ottosz. (Jan) te Amft. Spyk (j. van der) voor 't Lees* gezelfchap nuttig en aange-< naam te Leiden. Sablortiere (Mr. J. J. C. de la) te Campen, Staveren (C. P. van) te Leiden* Stoltsz (P. R.) te Utrecht. 5 moorenburg ( C. ) Roomsch Priester te Utrecht. Stevens (J.) Roomsch Pastoor te Utrecht. Somboff (J.) Rentmeester te Schiedam, Soonle (Melehior) Koster, ert Voorzanger by de EuangeMicha Luterfche Gemeente te Schied* Smits (Jacobus) Steenveld (H.) Stolte (H.) Schükking (L.) Juris Utritisqtisl Candidaat té Groningen. Snethlage (F.) Predikant te Leens in de Ommelanden, jythoff (Jacob) Suppoost in dé Bank van Leening. «chouten (Win.), ichutter (G. H ) Predikant in H Waal en Hondswyk. Itoll (Camper) iontag (...) Itolte (Anthonia Christuari) A L. L. Stud. iuyderhoff (Pieter Amos) Stalman (Hendk.)  5« KAAML7ST bes T. Tendall (Didericus) Predikant te Amft. Tongeren (B. H. van) te Amft. Toelaer (R. S.) Advocaat te Amft. Tigman (Hendrik) te Amft. Tyl (M.) Boekverkoper te Zwol. 4 Fxemp. Tetroode (F. J. van) Boekverkoper te Amft. 3 Exemp. Temme (Jan) Makelaar te Hoorn. Twisk (Jan van) te Hoogcarfpel. Trip (H. R.) Ontvanger te Groningen. Tholen (O. N.) J. U. Cand. te Leiden. Tifteien (Johan van) 's Lands Chirurgyn en Vroedmeester te Veere. Timmerman (Jan) te Amft. Thiel (Theodorus van) te Amft. Taapkens (Theodorus) Apothecar te Amft. Thooft (Jacobus) Predikant te Vollenhoven. Tonneboeyer (Jacob) Wynkoper te Enkhuizen. Tonderen (Janus Petri) Themmen (Willem) Tilburgh Mz. (Arnoldus van) Scheepen en Raad der Stad Goes. Tilanus (J.N.) Predikant te Harderwyk. Tricht (Adrianus van) Mr. Chirurgyn te Dordrecht. Tromp (Job) Oud Scheepen en Raad te Zierikzee. Twisk Junior (Corneïis) Trapp (Jan Hendrik) te Amft. Thomas (Carel Christiaan) te Amft. Tak (Jan Hemeryk) Trier J. D. Z. (Rynhart) Qnt» vanger van de Convoyen en Licenten te Delfshaven. Thiery en C. Menzing (J.) Boekverkopers in 's Hage. 3 Exemp. Thomeeze (Mejuffr. Am. H.) in 's Hage. Thehoff (Jacobus) Tonckens de Westervelde (Mr. J. L.) in 'tLandfchap Drenthe. Teitsma (J. K.) Koopman te Dokkum. Ten Cate en Compagnie (Jacob) in Groningen. Timmerman (Johs. Anths.) • Taufcher (Fredrik) Trop (J. H.) Boekverkoper te Amft. Tammes (Egge) te Huifinge in Groningerland. Ten Kate (Jan) Leeraar der Doopsgezinden te Alkmaar. Troost (G. J.) Procureur te AI- melo. Thuret (Ifaac) Tasman (Jacobus) Predikant te Knollendam en Marken Binnen. Tabingh (L.) Gezworen der Stad Groningen. Taay (W. H. L.) Landsfchryter des Ambs Nederbetuwe te Thiel. Best pap. Taay (Corns.) Schout en Secretarisvan Geldermalfem en Meteren , en Procureur te Thiel. Tichler (Jacobus) Predikant te Campen. Troost (J. A.) te Arnheim. Troost en Zoon (W.) Boekverkopers te Arnheim. 2 Exemp. Tiddens (H.) Lieutenant Inge. nieur ten dienlte van deezen Staat. Ter Hoeven (T. R.) Negociant te Rotterdam. Turr  I N T E E K E N A A R E N. st Turr CF- E.) te Arnheim. Tak (Abraham) te Middelburg. Toorn (Derk van den) Custos van de Broederen en Reguliere kerken te Nymegen. Tooren (P. J. van) Negociant in de Fynaart. Tulleken (Mr. R.) Schout van Ysfel muiden. Tonkens (H.) Predikant te Leeg- en Hoogkerk. Tollé CH. A.) Predikant te Veere. Tricht (A. van) voor 't Leesgezelfchap te Dordrecht. Timmerman (J.) Stads Fransch Kost-Schoolhouder te Bergen op Zoom. Tresling (G.) V. D. M. te Leeuwaarden. Tiele (J.) Boekverkoper te Rotterdam. Test (A. W. N. van) Thysfens (J. J.) Boekverkoper te Leiden. 5 Exemp. Thiebout (J.) Lit. Hum. Stud. Tuyl van Serooskerken (J. D. van) Heer van Heeze enLeend. Toe water (Mr.H. W.) Secretaris der Stad, en Landfchryver van 't Land Drosampt des Graaffchaps Zutphen. T. J. V. L. Thieleman Grothe CMr. Jacob Engelbarth) Thierens (P.) Chirurgyn en Vroedmeester te St. Anne- land. Tolk (Aris) Boekverkoper te Westzaandam. 2 Exemp. Toeheegh ( . . ) Heer van Onfteyn. Tex (C. den) te Tilborg. Toll (A. van) Themans (Mr. P.) Thiel CSimon van) Predikant te Heemftede. Triest CArend van) Horologiemaker te Haarlem. Tetmans (J.) Boekverkoper te Haarlem. Tronkboff (J. W.) Roomsch Pastoor in de Beverwyk. Tyl (M.) Boekverkoper te Zwol. Tyl (H.) Boekverkoper te Zwol. Tyl (Z.) Theol. Stud. te Groningen. Teelinck le Grand (J.) Scheepen en Penfionaris Honorair te Vlisfingen. Tamé (Tieleman) Med.) Doctor in 's Hage. TenhaafF(G.C) in 's Hage. Tinne (J. A.) Commies ter Griffie van Hun Hoog Mog. in 's Hage. Thomasfon (H.J.) Ontvanger ea Koopman teLochem. Teeuwfen (Hendrik) te Amft. Tholen (J. i'.)Rector te Franek. Taan (Corneïis) Thooft (J. P.) Ontvanger te Zaltbommel. Themmen (Willem) Koopman te Amft. Tromp (Pieter) Tol (D. en J.) Boekverkopers te Amft. 2 Exemp. Tieleman (Hendrik) Teengs (Jacob) Oud Raad der Stad Monnikendam. Tangen ( . . van) Telting (Casper Hendrik) Testas (Pieter Hendrik) Tets (A. J. van) Bailjuw van de Merwede, enz. te Dordrecht. Terfteeg (Dirk.) Makelaar te Amft. Troon (Johan Jacobus) Koop» 1 man te Schiedam. \ D % V.  5* NAAMLYST des V. Verwey (W) te Amft. Voorst Moeriaans (Hendrik van) te Amft. V (R.) (e Amft. Vrydag (D.) Verburen (Abfalom) Predikant te Amft. Vollenhoven (Hk. van) Vos (Jan Hendrik) te Amft. Vinkei (Arent) te Amft. Veye (F J de) Colonel, Directeur der Fortificatiën te Mastricht. V. R. C. Vejjn (Hendrik) Schoolmeester te Wieringen. Vos Cz. (Dirk) Koopman te Dordrecht. Velden (J L. van der) te Amft. Vinkeles (Hermanus) te Amft. ' Valck (Harmen) Vogel (G.) Vereul (Nicofaas Johannes) Best ' pap. \ Vietor (Cornelius ) Oud Ge ' zworen te Groningen. 1 Verboom (M. O.) Raad in de 1 Vroedfchap en Oud Scheepen \ der Stad Hoorn. \ Vermande (Lodewyk) Boekver- \ koper te Hoorn. 2 Exemplaa 1 ren. Verfluis (Ifaac) Koopman te \ Vlisfingen. Valkenburg (Gerrit) \ Vliet (W. van) Boekverkoper te Amft. \ Vaillant (Mr F. A.) Oud Schee- . pen te Enkhuizen. \ Velden (Simon van der) Oud Commisfaris te Enkhuizen. Vergoes (jan) te Rotterdam. ,V Vonck (A.) Vader (Abraham) Secretaris te Cortgeen. CJdemans (Gofardus) Secretaris te Cnpelle. Veelwaard (Daniël) Konstgra- veur te Amft. Vleuten (Adr. van) te Zaandyk. Valk (Corneïis van der) Vedderink (j. A.) Vos vas Steenwyk (J. A. de) Heere van Nyerwal, Welland en Serooskerke , Lid van do Ridderfchap van Overysfel. Vis (Corneïis) Schout der Baanderheerlykheid van Haamfteede in den Eilande van Schouwen.Vygh (Hester) /erveer (Jacob) Jogt (Fredrik Willem) Voorst (W. A. van) /room ( Dirk ) Med. Doctor te Amersfoort. Zoet (O.) Med. Doftor te Amft, Zeem (Pieter van) te Amft. ferfehuur (Wourerus) te Amft. /erhamme (Govert) te Amft. ^isfer (Dirk) te Amft. fos (Gerrit) ros (G. J.) 'iiet Hendriksz. (J. van der) 'erploeg van Hellouw (H ) ferpoorten (C.) Clerck ter Secretary der Stad Haarlem, 'os (J. W.) Koopman en Fra. brikeur te Haarlem, 'isfer Iz. (Coenraad) te Zierikzee. liet (A. van) V. D. M. te Waaxens en Brantjium. 'oormeulen (R.) Deurwaarder der Ed. Mog. Heeren Staaten van Vriesland. ries (E. de) Ontvanger enz. in deu Dorpe Ackrum. Veen  INTEEKENAARÏN. 53 Veen (Arent Albertus van def te Hoge veen. Verheul (Pieter) Azynmaker in de Beverwyk. Verhoef (A. J.) te Lekkerkerk. Vink (Petrus) te Rotterdam. Vogelefang (Gerrit) te Amers foort. Verlem (Jan) Boekverkoper te Amft. Viveen (Johannes) Zilverfmit in 's Hage. Verdooren (Gerrit) Ordinair Lieutenant ter Zee , by de Admiraliteit van Zeeland. Valkenburg Iz. (J. van) Makelaar in Wynen, te Middelburg, Ulrich (Bernardus Johannes) Veere (Corneïis Pieter van der" Volkryk Liebert (M.) te Middelburg. Best pap. Vinju Az. (Corneïis) Landmeeter. Voltman (Jan Hendrik) Vester (Hendrik) Viervant (L.) Veerkyk (1'hilippus) Veifteeg (Gysbert) te Alkmaar. Visfer(Nicolaas) eerfte Commie; ten Gemeenen Lands comptoir te Alkmaar. V. li. te Almelo. Vatebender (G. C. C ) Reftoi derLatynfche fchoolen te Gouda. Vroombrouck (J.) te Moordrecht, Vsrfchoor(J-) Schout te Krimpen aan den Ysfel. Visfcber (J. de) Predikant te Gouela. Verblaauw ( W.) Boekverkopei te Gouda Best pap. Volkamp (Simon) Vlammeisveldt (J.) Clerck te. Griffiie van Hun Hoog. Mog. Vleugels (Diderik) Raad en Regeerend Burgemeester dsrStad Tholen. Visfer (Mr. A.) Burgemeester det Stad Doesburg. Visfcher (M.) Ontvanger van de Veiponding over de Stad Thiel. Ven (Christiaan de) te Thiel. Vicq (Mr. Jacob Jollas) Oud Scheepen der Stad Hoorn. Vel (Corneïis de) te Hoorn. Vinkenburg (J.) Roomsch Pastoor in den firiel. Veelouw (Weminer van de) Vermeulen (P. L.) Verwey (Bernardus) Lit. Hum. Stud. te Franeker. Visboek (Adr ) Secretaris, Stokhouder en Penningmeester van Fyn en Reyninge. Vis Heimesz. (Jan) te Oostzaan' dam. Voorst (Dirk van) Chirurgyn te Oostzaandam. Vis Hz- (Claas) te Oostzaandam. Verhoeven (Willem) te Dordrecht. Verbeek (A. J.) te Dordrecht. Vnef-ndorp (Jacob) te Dordrecht. Vonck (Corneïis) Schout en Secretaris te Streefkerk. Veth (Jan) te Dordrecht. Verlouw (Jan) te Schiedam. Velden Abrahamsz. (Johannes) te Schiedam. Visfer (Corneïis) te Schiedam. Vermande (Corneïis) Voute (...) Predikant der Walfche Gemeente te Rotteï» dam. |-Vei mande (J.) te Dordrecht. Vodenhoven (C.) Koopman te \ Rotterdam. \ D 3 Vis  5* NAAMLYST BI! Vis (Dirk) Boekverkoper te Rotterdam. 2 Exemp. Vis (A.) Boekverkoper te Rotterdam. 6 Exemp. Voombergh Q.) te Wyhe. Vlaardingerwou J ( Willem)Koopman te Rotterdam. Vroefon (Jacob) Goudfmit te Rotterdam. Vermeer (D. Af Engelbert) Commies tot het opneemen der Complatible Rekening by de Admiraliteit op de Maaze te Rotterdam. Veur (P. F. van der) Vlierboom (Dirkj Vos (Michiel Christiaan) Predikant te Pynaker. Viruly (Ifaac) Vetter ( . . ) Predikant te Zoe- terwoude. Visch ( Theodorus Adtiani ) Predikant te Hoornaar. Voorthuizen (Jan) „Koopman te Huizen in 't Gooiland. Verftolk (A.) Advocaat voor den Edelen Hove van Utrecht. Vaal (Jacobus de) Koopman te Utrecht. Vlisfingen (Corneïis van) Koopman te Utrecht. Vos (J. L.) Med. Doctor te Utrecht. Vries ( . . de ) te Maarzen. a Exemp. Veye (J. P. de) te Zutphen. Vlooten (Huybert van) Secretaris des Kapittels van St. Maria te Utrecht. Vogelenzank (L.) te Utrecht. Velfen (P.) Advocaat te Haaxbergen. Virieu (Mr. O. de) Burgemeester der Stad Bommel, Richter P van den Boemelreweerd. h Virieu (W. C. de) Kapitein in 't Regiment van den Generaal Majoor Baron van Nyvenheim. Vladderach (Jonkheer G. C. van) te Alkmaar. Verheyen (J. B.) Drosfaard van bet vrye Graaffchap Bokhoven. Verfteege (Mevrouw E. M. J. Taree Wed ) te Zutphen. Velthoven (Jacobus van) te U- trecht. Vos (J. L ) Regeerend Scheepen te Kuilenburg. Vollenhoven (Willem Jan van) te Haarlem. Best pap. Veen (Simon) Bloemist te Haarlem. Vries (Corneïis de) Rustend Leeraar der Doopsgezinden te Haarlem. Vos (Abraham) Valter (Jan) Vaarde (Margaretha ten ) te Haarlem. Vekrup (Johs. te) Vervooren (Jan) Vink (Jacobus) te Vlisfingen. Vey (Johan de) Banketbakker en Confiturier re Vlisfingen. Verplarike Leendensz. (Jan) in de Groede. Vin (Hendrik de) te Vlisfingen. Vink (B.) Kleermaker in's Hage. Vlek (Dirk) te Amft. Ungerland (Jacob Christiaan) Vleuten (Jan van) op Zaandyk. Velde (J. van de) Clerck ter Se- cretary der Stad Middelburg, iflietus ( • . ) /ermeere (Adrianus) Regent van het Dis- en St. Janshuis te Aardenburg. Heuten (J. van) >erzyl (Abraham) Vry-  inteekenaaren. Vrydag (H.) te Rotterdam. Verduin (Ary) tot Pennis. Vroom (A. de) Geadmitteerd Landmeeter. Veening Wïllemsz. (].) Veeckens (Johan Andreas) Veifen (A. van) J. Utr. Stud. te Bolswaard. Vermeulen (H.) Richter en Schout der Stad Zaltbommel. Verploegh (Mr. H.) Vyvyan (J.) Secretaris der Stad Zaltbommel. X'roome (Hendrik) Vroome (W. HO Vos (Jan) Voomberg (D. J.) Viervant (Henricus Husly) Predikant te Rotterdam. Veldhuis (Claas) Vries (Corneïis de) Boekverkoper te Amft. 2 Exemp. Vertier (Hendrik) Upwich (J. C. van der) Best pap. Visfer (Wiebe J.) Vlie (W. D. van 't) Voort (Albertus van der) Toeziender van de gemeene Landsmiddelen. Vogel (Marten de) te Amft. Veritraaten (P.) te Amft. Verwit (Hermanus) Voltman (Jan Hendrik) Vogel (A. de) te Dordrecht. Verhoeff (H) Schout te Ridderkerk. Vos (Johannis) te Rotterdam. Visfer (Nathanaël) Vermeer (H. W. A.) te Zevenaar. Vorm (Hendrik van der) Voorman (Jan) Konstfchilder te Amft. Verkerk (Hendrik) te Utrecht. Best pap. I 5s I Vlasman (Gysbert) Koopman te Hoorn. j Valk (Jan van der) Raad in de Vroedfchap der Stad SchieI dam. i Vermandei (W.) Boekverkoper te Amft. Vecht (L. van der) Juris Utriuf- que Stud. te Groningen. Verbeek (Johanna Alberta) te Alkmaar. Ulenberg (P. J.) Notaris en Pro* cureur te Schiedam. Visfer (H. W. C. A.) Lit. Hift. Stud. Visfcher (Mr. W. P.) Raad in den Hove van Policie en Crimineele Justitie der Colonie Suri» name, wonende te Paramaribo. Vasfy (Jacob Johan ds) Vries (T. N. de) Med. Doét. te Dordrecht. W. Wasfenbergh (A. L.) te Amft. Wasfenbergh (Ev.) Hoogleeraar te Franeker. Weppelman (Johannes) Boek ver« koper te Amft. 5 Exemp. Warmelo (ft. A. van) te Amft. Wyk (A. ). Dk. van) Makelaar te Amft. Wagner (J. C.) Notaris te Amft. Best pap. Westerlaken (G. GO Intrestrekenaar van de Bank van Leening te Amft. Wevering (G. van) te Amft. Wit (W. C. de) Notaris en Pro* cureur te Tholen. Wynkes (Hendrik) Fabrikeur te Zwolle. Wolters (Jan Jacob) Boekver, koper te Amft. 2 Exemp. D 4 Warn-  $6 N A A M L Y S T DEK WarnSnck (Bernardus) te Amft. Wilkens (j. F.) Koopman te Dordrecht. Wagemaker (Petrus Johannes) te Hoorn. Wit (Pieter Witsmeer de) te Alkmaar. Wezel (Hendrik van) te Amft. 2 Exemp. Water (jacob) in de Ryp. Best pap. Weege (J.) Boekverkoper te Amft. Best pap.' Wit (Pieter de) Koopman te Enkhuizen. Willige (Ülphort) van der) Waarem Jz. (Arnout de) te Rotterdam. Wyt (Corneïis) Boekverkoper te Rotterdam. 4 Exemp. Waller (Nicolaas) Boekverkoper te Amft- 3 Exemp. Winter (Rr. D.) te Edam. Wegland i.H.).te Amft. Wippennan (G. F.) Water (H idem de) Westervelt van Salenteyn (Mr. H V.) Woldringh (H. J ) Lit. Hum. Stud. te Hardei wyk, Wey (Geravd de) Witteveen (Fredrik) in de Lemmer. Willink (Wilhem) Wins (Corneïis) te Amft. Wilde (V. de) Predikant te Bla- rikum. W. S. te Oostzaandain, Waert (]. van) Burgemeester en Raad te Edam. 2 Exemp. Willink Jurriaansz. (Hendrik) te Winters-vyk, Winklaar (Carel) Wiemus (Hendrik) te Amft, Valland (Pieter) te Amft. Weerden (F. van) Schipper op den Haag. Wit (Aldert de) in de Ryp. Wild en J. Altheer (B.) Boekverkopers te Utrecht. 3 Exemp. Wuytiers (S J. B. Batchman) Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen 's Lands van Utrecht. Wall (J. F. van de) Wynen (Pieter) Koopman te Vlaardingen. Wesfelius (Pieter) Mr. Timmerman te Leeuwaarden. Wa'op de Jonge (Jacob) te Rotterdam. Wiltfchut (Jefaias) Predikant te Amersfoort. Wins (Hendrik) Commies ten Comptoire Generaal van Holland. Wetfteyn (Fredrik Hendrik) Koopman te Amft. Westplate (Johannis) Clerck ter Griffiie van de Rekenkamer van Zeeland. Wiltfchut (Willem) Willeboords ( Corneïis) te Kle. verkerke in Walchren. Wesfeis (Anthony) Westeronen van Meeteren (M.) te Dordrecht. Best pap. Wys (Covert de) te Dordrecht. Wickers (Hendrik) Med. Praft. en Chirurgyn te Onderdendam in Groningerland. Wesfelsz (Dirk) te Amft. Wageman (Pieter) Woert (W. V. D.) Westingh Junior (Pieter) Secretaris van Barzingcrhorn en Colhorn. Wilde (Petrus de) Predikant te Alkmaar. Wilde (Johannes de)  IKTEEKENAÜREN. 57 Wetter (F. L.) Boekverkoper te Middelburg. 2 Exemp. Weyaer f Johannes Justus) Weetering (C. van) Binnevader in 't Aalmoesfeniershuis te Gou da. Willet (A.) Predikant in de Walfche Gemeente te Gouda Wagtho (Corneïis) Scheepen der Stad Tholen. Wit (W. C. de) Schout, Secretaris en Rentmeester van NieuwStryen, midsgaders Notaris en Procureur te Tholen. Wasfington (J.) WolfF (Jan van der) Oud Scheepen der Stad Hoorn. Waten (Jacobus) Wyck (G. van) Secretaris der Hoge en Vrye Heerlykheid Loenen. Wyck (J. van) Stads Rentmeester te Wageningen. Weeninck (H. J.) te Nymegen Well (J. E. Sanders van) Rentmeester van verfcheiden Illustre Kapittels te Nymegen. Walen (Mr. Jan) Advocaat te Campen. Wall (li. van de) te Dordrecht. Witt (R. dej te Dordrecht. Weening (Hendrik) te Dordrecht. Walpot Thoraasz. (Hendrik) in den Achten te Dordrecht. ' Waasdyk (D.) te Rotterdam. Wylacker (Theodorus) te Rot- 1 terdam. Wynants (Abraham) 's Lands eerfte Boekhouder van de \ Waag, en Befluurder van bet \ Dicht- en Letterlievend Genootfchap, onder de Spreuk: Studium Scientiarum Genrtrix \ a Rotterdam, Water (Johannis van de) Secretaris te Charlois. Weggeman Iz. (C.) te Ouderkerk aan den Ysfel. Wyt (H.) Boekverkoper te Rotterdam. Wagenaar (J. H.) Schryf- en CyfFenneester te Rotterdam. Westakker (C.) Notaris te Delft* Weeninck (Gerard) Drosfaard der Hoge en Vrye Heerlykheid Leerfum. Wicherlink (B. R.) J. U. D. en Clerck van de Provincie vati Overysfel. Weghel (Jan Righ. te) te Deventer. Weddelink (H.) Beroepen Predikant te Nieuwzand onder de Clasfis van Gorinchem. iVildrik (B.) Advocaat te Nyen^ huis. iVieringen (Maarten van) Waltman (Maarten) ■Valckren (van) Predikant tfl Ter Helde. iVielandt ( Mr. Thomas) Mede oudfte Advocaat voor deri Hove van Vriesland en Pen* fionaris der Stad Leeuwaarden. ÏVyck (H. J. Baron van der) Extraordinairis Ingenieur. A'entholt (Mr. J. S.) Secretaris der Stad Zutphen. Vall (R. W. van de) Gipiteiri en Ondermajoor te Zutphen. Veytingh (Henricus) Piaxeptor der Latynfche Schooien te Deventer. Veerts (Mr. A. J.) Vestwoude (Lucas) Oud Raad en Oud Burgemeester der Stad Enkhuizen, /arrnelo (W. van) Procureur te Zwol. War-  58 NAAMLYST ber Warmelo (W. L.van) Predikant te Wyhe. Willemfen (Huybertus) te Meurs. Westerhout (L.) Westerenen (Nicolaas van) tot Lauwenrecht, Raad in de Vroedfchap en Scheepen der Stad Utrecht. Waal en Zoon (Wed. de) Boekverkopers te Utrecht. 3 Exemp. Werkhoven (P. van) te Utrecht. Werckhoven (J.A. van)Roomsch Pastoor te Utrecht. Witten (Mr. Adriaan) Heer van Bloemcndaal, Art. Lib. Mag. Phil. & Jur. Utr. Doftor , Lid van de Holl. Maatfchappy der Wetenfclwppen te Haarlem, R. P. en Past. in de Beverwyk. Wall (Jan Gerard van der) Walré en Comp. (J. van) Boekverkopers te Haarlem. Willemfe Gz. (Johannes) Stads Med. Doftor te Haarlem. Witt (Johannes de) Westerkappel Jr. (J.) te Haarlem. Wit (Claas de) te Westzaanen. Weeken (G.) Wanrooy (Adriaan) Apothecar te Haarlem. Wegman (Fredrik Willem) Wolfsbergen (E. van) Boekverkoper te Rotterdam. 7 Exemp. Waas (Pieter) Mr. Zilverfmit te Rotterdam. Wedrs (Ary) te Middelburg. Weyde (C. L. van der) Welie (F. van) Wynands (J. P.) Boekverkoper in 's Hage. Weymar (F. W.) Mr. Chirurgyn ,in 's Hage. Watering (J. van de) Notaris ir 's Hage. iWaal (J. de) Mr. Timmerman I in 's ïlatie. Wegman (H. J.) in 's Hage. Wolterbeek ( Jacob Derk) Predikant in 's Hage. Weber (Hendrik) te Amft. Weel ( Anthony van ) Geadmitteerd Landmeeter op den Bommel in Overflacqué. Best pap. Wolters (G.) Koopman in Wynen te Delft. VVapperom (Jacobus Johannes) Notaris en Clerck ten Comptoire Generaal van Holland. Willinge (L.J ) te Oudeberkoop. Wyland (Adrianus) Tinnegieter in Gouda. Weede (Herman Matthias) WolfF (Corneïis van der) Werkhoven (F. van) Koopman te Zaltbommel. Wynands (Casparus) Wage en Hendrik Amfe en Comp. (Jan) Wildeboer (Simon) te Bergen. Wallendal (Albertus van) Üud Burgemeester der Stad Munnikendam , Collonel Kapitein ter Zee, ten dienfteder Veree' nigde Nederlanden. Waterhond Eleveldt (Corns.) Wesfelsz (Dirk) Wilt (J. F. Faure van der) Proponent te Amft. Wesfeling (Johannes) Wetje (Hendrik) te Amft. Weddelink (Gerrit) Waerma fP.) Weldaa (Hs.) iWallrab (Jan) Toeziender der j Gemeene Landsmiddelen te j Amft. 1 Werven (Jacob van) Boekverko. i' per te Amft. 3 Exemp. Wesfeling (L. W.) te Bentheim. Wyk-  INTEEKENAAREN. 5i? Wykman (Ferdinand). Wynands (W.) Boekverkoper te Amft. Wanders ( A.) V. D. M. te Veere. Wapperom (Jan) Dykopzichter van de Alblasferwaard en geadmitteerd Landmeeter van Papendrecht. Weeningen (J. P. van), Ferleman te Sluis in Vlaanderen. Woutman (Fredrik) Wulp (Jan Thyfe) Secretaris op Westerfcbelling. Wal (Johannes de) Mede-Raad in de Vroedfchap en Oud Burgemeester te Leeuwaarden. Waard (M, van) Chirurgyn te Wormerveer. Waalwyk (W. van) Regeerend Burgemeester der Stad Schied. Wolbrink (Lucas) te Amft, Y. Yzendyk (E. van) te Amft. Yzerman (Hendrik Muloch) Ysfelftein (W. R. van) S. S. Theol. Stud. te Leiden. Ysfelftein (Gillis van) Bailjuw der Stad Zierikzee. Z. Zeeman (Hendrik) te Amft. Ziele (Christiaan) Pakhuismees- j ter te Amft. I Zandyk (Jacob van) Zande (Johannes Wiekers van der) te Middelburg. Zeemei (Pieter) te Oostzaandam. Zwart (Hendrik Zecourt) Zeewolt (A.) te Gouda. Zuydhoek (P.) Zande (G. van den) Scholtus van ! het Bovenkwartier des Rhyns in Nederbetuwe te Thiel. Zande (J. van der) Zuidema Lz. (W.) te Groningen. Zyp (Jan van) Mr. Timmerman te Amft. Zwicht (ƒ. van) Heel- en Vroed- meester te Berkel. Zadelboff (H. van) Predikant te Houten. Zaanen (Corneïis van) te West- zaanen. Zaanen (Jacob van) Leeraar der Doopsgezinden te Oost- en Westgraftdyk. Zandleven (G.) Banketbakker en Confiturier te Vlisfingen. Zweerisz (J.) Zael (Frans) Zythoff ( . . van ten) Zeege Lagerwerff (M. van der) Schout te Krimpen. Zyll de Jonge (Hendrik Willem van) Adjunct Schout en Secre. taris van Poortugaal, Pannis en Hoogvliet. OVERGESLAGEN NAMEN. Andrae (G.) Med. Doftor Harlingen Arnoe (Paulus) te Amft. Baart (A.) te Baarfel (C. van) Lettergraveer- uer ie nmir. Buurma en Comp. (R. y.) te Groningen. Cos-  Co NAAMLVST bbeewz* Coster (j. de) Boekverkoper te Amft. Dyck (Ff.) .Gezworen der Stad Groningen. Gaarlandt (Louwrens) te Amft. Groll (G. van) Heere van Kranenburg. Haak (Petrus) Predikant te Amft. Harderwyk (R. van) in de Schrans by Leeuwarden. Hoogenftraaten (Dirk) Hoogop ( H.) Boekverkoper tö Zwolle. Jaha (Thomas) V. D. M. te Reitzum. Isbrands (Dirk) Dorprichter eti Collecteur te St. Jacob. Karfeboom (J. W.) Perizonius (A. J.) Predikant t  & VADERLAND SC HE I. Boek; Hond. XIX. Opftand der Friezen. XX. Ka* ligiMs bedryfop en omtrenthetEilandder Batavieren. XXI. Be Romeinen,tegen de Britten door de Batavieren bygeftaan. XXII. Be Kaninefaater Zeefchuimer Gannaskus verdreeve?i €tt gedood. XXIII. De Friezen door Korbulo overheerd. XXIV. Korbulo"s Graf}. Paulinus l ompejus voltooit den Dyk vanDruzus. XXV. Eenige akkers door de Friezen ingenomen. Bedry f van hunne Opperhoofden, Verritus en Malorix, in den Schouwburg te Rome. XXVI. De Batavieren helpen het EilandMona winnen. XXVII. De Batavier Klaudius Civilis gevangen en zyn Broeder omgebragt. XXVIII. Opftand in Gallie, met hulp der Batavieren gedempt. XXIX. Civilis gepakt. De Batavijche Lyjwagt afgedankt. XXX. De Batavieren helpen Vitcllius aan'tRoomfcheRyk. Julius Bi -igantikus, Zusters zoon van Civilis, valt Vitellius toe. XXXI. Muitery van agt BtitaVffbhe benden gefild. XXXII. Waterftryd de» Batavieren en Romeinfche Schermers. De Bcliavieren keeren naar hun land. I. Onzekere OorIprongder Germaanen. (<*j Tacit. de Morib. Gernu Cup. XXIX. & f.vx**. Gelyk de Oorfprong der meeste aloude Volken onzeker is; zo is 't ook eveneens gelegen met dien der oude Germaanen of Duitfchers ; een volk , welk , door veele naamen onelerfcheiden (a), een groot deel van Europa bewoond heeft. Zy zelven hebben oudtyds geloofd, dat zy de afkomelingen waren van zekeren God Tuist o, die uit de aar-  I Boek. HISTORIE. 3 aarde voortgekomen was0 en wiens Zoon en Zoons Zooncn Stamvaders des Volks geweest zouden zyn Doch de ydelheid dcezes Verdigtfels toont hoe weinig dit Volk van zyne.eigene herkomst gewecten hebbe. De Europifche Volken en dus ook de Germaanen , met veelen, van eenen van Noachs Zoonen of Zoons Zoonen af tc leiden, fchynt ons de herkomst van een Volk van nieuwer' naam dan veele anderen (c) wat te hoog gezogt te weezen. Nader komt men aan de tyden der Germaanen , wanneer men dezelven, met fommigen., van de Kelten of Keltlfche Skythen doet-, afdaalcn naardien zy, by oude Schryvers (e), ook den naam van Skythen draagen. Het Gewest, van de Germaanen bewoond, werdt, door de fïroomen den Ryn en denDonau, van de Galiiën, Rhctiën en Pannoniën, door het gebergte, van de Sarmaaten en Daciërs afgclcheiden; en voorts omvangen dooiden Oceaan of Noordzee Cf). In dit ruim gewest, is het thans ondoenlyk de nette grenzen van de Landen der Kauchen, Tenkteren, Uzipeeten, Brukteren , Cheruscen , Katten, Hermonduuren en veele andere Germanifche Volken aan te wyzen. Alleenlyk weet men, met genoegzaame zekerheid , en dit komt tot ons tegenwoordig oogmerk voornaamlyk te pas, dat de Ryn uit de Rhe- (?>) TACit. de Morib. Genn. Cap. II. Cc) Idem, ibid. Coi:f. Strabo». LWr. VU. pi 4-]4. E4it, Jlmji. 170-. C C'0 Pmnius Libr-IV. Cap. 12. (f j Tacit. dc Morib. Germ. Cap. I. A £ II. Gelegenheidvan het Eiland der Bats.vieren.  4 VADERLANDSCHE L Boek. Rhetifche of Zwitferfche Alpen ontfpringende, na 't doorloopen van verfcheiden' gewesten, allengskens Westwaards zwaait, en zig eertyds niet verre van zynen uitloop in den Noorder Oceaan, in twee armen deelde, met welken hy een maatelyk Eiland omving, van fommigen (g) gehouden voor 't grootfte, dat door Rivieren gemaakt wordt, en welks lengte van ouds op tagtigduizcnd fchreedcn, dat is omtrent zeven en twintiguurengaans, begrootwerdt (h). De regter arm des Ryns, die den naam van Ryn behieldt, plagt oudtyds, naar 't gemeen gevoelen , ter plaatfe daar nu Katwyk is, in Zee te loopen: de linker arm*:, die den naam van Waak hadt, en tot heden toe behouden heeft, flroorride voort langs den Gallifchen oever, en itortte, de Maas ontvangen en derzelver naam aangenomen hebbende , met dezelve , door eenen geweldig breeden mond , in de zelfde Noordzee (z). De grootlte breedte des Eilands, van den mond der Waale en Maaze af, tot aan de plaats toe, alwaar de Ryn eertyds in zee viel, wordt van laatere Schryvers op twee en twintig duizend fchreedcn, of ruim zeven uuren gaans gerekend Twyffelagtigishet, oi men dit Eiland, op de grenzen van Germanie en Gallie gelegen, van ouds tot Germanie of tot Gallie betrokken hebbe. 't Is zeker genoeg, dat de Ryn oudtyds aangemerkt werdt, als Germanie van Gallie fcheidendc (l); doch niec (?•) /osBius Libr. Hf. Cap. 6. (./O C/t.sar de Bello GaH. Libr. IV. Cap. 10. Tacit. dc-Mor, uerai. Cap. 1. C i ) Tacit. Ann. II. Cap. 6. (./■) M. Altinc. Notit. Gérni. Inferior. AI 4 i?  It Boek. HISTORIE. 5 niet zo klaar by allen, of men door den Ryn, daar hy deeze lcheiding langs het Eiland maakt, den regter of den linker arm des Ryns,. doorgaans de Waal genoemd , te verftaan hebbe. Ons komt het egter voor, dat de regter arm des Ryns Germanie van Gallie gcfcheiden heeft , en derhalven , dat men oudtyds het Eiland tot Gallie heeft betrokken ( i ); ichoon het, des onaangezien, zeer wel zyn kan, dat de oudfte Bewooners des Eilands Germaanen van herkomst geweest zyn; want ook, in verfcheiden' andere deelcn van Gallie, hebben zig al vroeg Germanifche volken nedergezet Het Eiland, van welk wy fpreeken , lag tusfchen de Moerasfcn in, of bcftondt grootendeels. uit laag en moerig Land («)• Dikwils werdt het door de Rivieren overftroomd, en voor eenen tyd onbewoonbaar gemaakt (o). Zo dras lag het veeltyds , dat het naauwlyks betreden werdt, zonder dat 'er de voetftappen in ftaan blcevcn, en daar de grond een weinig vaster fcheen, (ra) C/t.sar de Bcllo Gnüico,■ Utrr. II. Cap. IV. num. 1,2. Cn) Tacit. lijft. Libr. IV. Cap. 12. (0 ) Idem, Libr. V. Cap. 23. (O Hierom worden de Bewooners deezes Eilands,. de Batavieren ,als, ten opzigte der Romeinen, aan deeze, dat is aan de linker zyde des Ryns woonende, by Tacitus dikwils van de Overrynfehe Volkeren onderfcheiden. Hifi. Libr. II. Cap. 17. Libr. IV. Cap. 73. Libr. V. Cap. 16. Somtyds niet duifterlyk tot de Galliè'n betrokken. Hifi. Libr. IV. Cap. 17 en 32. Pmnius (Lib. IV. Cap. 17.) en Ptoj.omeus (Libr. II. Cap. 9.) plaatfen de Batavieren ook in het Belgisch Gaffte, en de eerfte ftelt (Libr. IV. Cap. 15.) zelfs hot Eiland in den Gallifclieii Oceaan. A 3  III. Kimber fche Oorlotr. I VADERLANDS CUE I. Boek. fcheen, gaf hy egter een hol gedreun, als 'er op geftampt werdt; zo dat fommigen (p) getwyfl'eld hebben , of zy deeze (treek Land of geen Land noemen moesten. De oudfte Bewooners deezes Eilands, 'r. zy men ze tot de Galliërs of Germaanen betrekken wil, zyn ons, by hunnen byzonderen naam, in de oude Gedenkfehrifren , niet duidelyk bekend gemaakt C'2). Alleenlyk vindt men, dat het Eiland, door hen vcrlaaten zynde, van de B a t a v i er. e n , een zeker Germanisch Volk, ingenomen is, naar welken het den naam van het zeer edel óf zeer vermaard Eiland der Batavieren gekreegen heeft (ejj. By welke gelegenheid zulks gefchicd zy, flaat ons hier wat omftandigcr te ontvouwen. Beneden den mond der Èïve, in de Noordzee, legt een groot half Eiland, thans Jutland en van ouds het Kimbrisch Half- eiland, naar deszelfs Bewooners de Kimbren genaamd (>). Nog noordelyker, in Zweeden, Noorwegen, de Deenfehc Eilanden, of 't gene men al van ouds, Scandinavia genoemd "heeft, woonden de Teutor.cn (s). Deeze twee Volken, de 00 EtT.MEMi. Psflegyr. Conftant. Cxfari Cal>. VIJ1. (?) MtM(ft£0r. IV. Cap. 15. CO Cr.vvEK. Genn. Audq. Libr. III. Cap. XX.I1. ft e0< (O Pump. Mei.a Libr. Ui. Cap. 3. & 6. Cu;vk. Gcnn. Ant. L-.h: III. Cap. XL. p. 6C2. (2) U10 Cassius getuigt (Libr. XXXIX. p. 114. A.) „ dat de keken oudtyds de beide Oevers des Ryns be„ wooud hebben: ook zelfs daar die ftrooin, Gallie „ ter linker zyde hatende, in den Oceaan valt". Hier me hebben fommigen opgemaakt, dat de oudfte Bewooners deezes Eilands Kelten genaamd geweest zvn. Zie M. van der Houve Handvest. Chroirk 11, Deel Hf Boejt, IV. Cap. bi. tq,  I. Boek. HISTORIÉ. f de Kimbren en Teutonen, 't zy datze hun eigen Land moede of naar de Landen en bezittingen van anderen begeerig waren, ipannen, omtrent honderd en tien jaaren voor de gemeene tydrekening der Christenen (). " De Batavieren, fmaak in dien-voorflag krygende, zonden .terftond eenigen af, om dc gelegenheid van 't onbekend gewest nadei op te fpeuren, die 'er, te rug gekeerd, zulk een verflag van deeden, dat elk zig gereed toonde, om zyn Vaderland, voor deeze onbewoonde ftreek, te verwisfelen (q~). Strak was men in de weer, om fchepen of fchuiten, die men toen, onder anderen, van uitgeholde boomen plag te maaken , en welker fommigen wel dertig menfehen voerer konden (O, te water te brengen, met ve< en andere tilbaare have te bekaden, en dus. met Vrouwen en Kinderen, den Ryn af u zak C/O G» van Loon, Aloude Holl. Hifi. I. Deel. bl. 4. (ï5 Tacit. HM. Libr. IV. Ci:p. la. & de Morib. Ccrrfl Cap. XXIX. CO Puwus Libr. XVI. Cap. 40. De Bata* vieren neemen het Eiland des Ryns irj bezit. I 1  14 VADERLANDSCHE ï. Boes, zakken. Voet aan Land gezet hebbende, van het Eiland (O; welk federt, mar deeze Batavrlche Katten het■ Eiland der Batavieren, -en naderhand Batavia ra noerad is. Het befloeg een groot deel van het tegenwoordig Gelderland, van Holland en van de Provincie van Utrecht; gelyk uit eene vergc ykmg der oude en nieuwe Landkaarten, ligtelyk te befpeuren is. Men vindt daarenboven aangetekend (O, dat de Batavieren een klein gedeelte der vaste Kust van het Belgisch Gallie in bezit gehad hebben • t welk, naar waarfchynlykheid, in de lcnCr:Jfg% CC Ei!and llkge^kt, en in de rtwl'n t mGCSten Seene zesduizend fchiceden of twee uuren gaans haaien mogt CO, tuslchen de Waale en Maaze bcpaafd was: beflaande dus een klein gedeelte van het tegenwoordig Kleefsland , Gelderland en Holland. Dpch 't is twyfelagtig, 0f zy dit vaste land, terftond op hunne aankomst, of • naderhand , by zekere' byzondere P-ele-enheid, eerst hebben ingenomen. Het Lmd der Batavieren lege op de hoogte van omtrent twee-envyftig graaden Noorder breedte. De tyd, op welken zy 't Eiland in bezit namen, mag, niet zonder grond, tusfehen O) Tacit. Hitt, mr. iy, c-p. 11 ■ Alting. berm. Inf. P. I. *. l6 l7 *S7A lC" fiCl0°Jft 'W 'c ^meen/dat', van deeze Batavifche-Katten, de volgende plaatlen baaren Sm bekomen hebben; als Kat^k dn den RV! , Kan^    t. Boek. ! H I S T O RT E. 45 de zestig en hondefd jaaren voor de gemcene tydrekening der Christenen bepaald worden (8). Van hnn neemt onze Vaderlandse 11 e 'Historie haaren eigenlyken aanvang ; waarom het niet ondieniïig zal zyn , onzen Leezeren van hunnen aart en lee- mswyze, Godsdienst en Regeeriugsvonn enig omflandig verflag te geeven. De Batavieren , gelyk zy Germaanen van herkomst waren, en daarom dikwils Germaanen genoemd worden , hebben , in aart en gewoonten, veel met de overige Bewooners van Germanie gemeen gehad; waarom hunne zeden, by de Schryvers, die géwag van hun maaken, gemoenlyk onder die der'Germaanen in 't algemeen befchreeven worden. Zy waren dan, gelyk het gros der Germaanen , harde en rouwe menfehen ,1 groot, grof, en fterk van lighaam fV), opgewasfen tegen de ongemakken van lugt en weder (y), bekwaam tot, de jagt van wilde dieren , waar mede zy zig veel ophielden Cs), en gehard ten oorloge, dien zy zelden ongetergd aanvingen; maar waarin zy, eerst aangevallen, zig C-O Tacit. dc Morib. Gcrm. Cap. iv. & XXX. Hifi. Ubr. IV. Cap. 14. Pomp. Mei.a , Libr. III. Cap. 30. Cj>) Tacit. de Morib. Germ. Cap. IV. Cz} C/esar dc Bello Gall. Libr. VI. Cap. er. Tacit. se Morib. Germ. Cap. XV. (8) Juuus Cezar heeft zig , omtrent vierenvyftig jaaren voor de gemeene tydrekening der Christenen, op of omtrent het Eiland der Batavieren bevonden ( Cje* sar de Bello Gallico, Libr. IV. Cap. 1 & 10. verg. met Petavius Kationar. Temporum, P. II. p. 79.) Het was hem toen reeds met dien naam bekend, Lib. IV. Cap. ïo. Doch hy fpreekt 'er niet van, als onlangs bevolkt, Mooglyk is het, al eenige jaaren voor zyne aapkouiSïj ) droegen, vastbonden. Veel roems fteldcnze in deeze rosfe hairlokken, van welken de mannen nog meer werks maakten, dan de vrouwen Cq~); komende de natuur zelfs, door eene van kalk gemaakte loog, te hulp, om hun hair die geheide verw te geeven (r). 't Sieraad bekoorde zelfs den dartelen Romeinen, by welken het goudgeel hair der Batavieren , door den tyd, zeer vermaard werdt ( s ). Den Baard lieten fommigen onder de Germaanen glad affchrappen; anderen lang groeijen: en dit fchynt de gewoonte der Batavieren geweest te zyn (>)• Eenigen droegengroote Knevels, die in de breedte opgezet wer•len, of over den bovenften lip naar benelen afhingen (>). Somtyds lietenze hair en )aard zo lang wasfen, tot datze eenen vyand 'erflaagen hadden O). Van bé muur de Stelen fchynen de Batavieren, voor de aankomst Ier Romeinen hier te Lande, niet geweeten te {"X?^T\.Ö° Mor!b* Gcrm- Cat IV- Sueton. ia CaJig. ap. Xr.VH. Mart. Epicr. Libr. XIV. Episr. 176 CO Seneca dc Ira Libr. III. Cap. 26. Idem E;)iit. IaAm iart. Spectac. Epigr. 3. * C/O j. Smstii Amiq. Neomag. p. 70. C<0 Plinius Libr. XXVIII. Cap. 12. ■ O) Diod. Sicül. Libr. V. Cap. zo- Mart. Etisr Libr. IV'. Epigr. 26. 6 (O Mart. Epigr. Libr. VIII. Epigr. 33. IIerowan. Libr. . Ca/,. 7. CO .1- Swetii Antiq. Neomag. p. -0. Cr) Diod. Sicul. Libr. V. Cap. ai. OO Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXXI. Verg. Hift. Lik. . Cf-'*. 01. "  t Boek. HISTORIE. i9 te hebben ( i ). Zy bouwden houten hutten, welken niet digt nevens eikanderen geplaatst; maar van elk opgeflaagen werden , daar hem de gelegenheid des oords allerbest behaagde. Ook was ieder Huis van eene ruime werf omringd; 't zy dat de bouwers voor ongeval van brand vreesden, of van alle geregelde bouwordening t'eenemaal onkundig waren (x ). Voorts waren deeze Huizen doorgaans flegts van flroo-daken voorzien (y). Ook ftondenze veeltyds op opgeworpen' hoogten ( a ) , Terpen of'Torpen gchecten ( z ), waardoor de bewooners zig voor de ovcrftroomingen des waters beveiligden Weinig fraais was 'er aan deeze Huizen: evenwel beftrecken zy fommige plaatfen van dezelven, toe fieraad, met zekere zuivere en blinkende aarde: hierin, het fchilderwerk nabootfende Van C*0 Tacit. de Morib. Genn. Cap. XVI. Cy' C/esar. dc Bello Gall. Libr. V. Cap. 43. (z~) Uisis. Emmius Rer. Fiif. Lib. I. p. 6. (.a) Pi.inius Libr. XVI. Cap. 1. (Z>) Tacit. de Morib. Genn. Cap. XVI. ( 1) Na de aankomst der Romeinen, hebben de Batavieren Steden gebouwd. By Tacitüs ( Hifi. Lib. V. Cap. 19.) wordt van eene Stad der Batavieren gefproken, en Ptolemeus plaatst (Libr. II. Cap. 9. p. 48, 49. Edit. Mercat.) ook Steden in het Land der Batavieren. ( 2 ) Deeze hoogten gaf men, in laatere tyden, ook den naam van Fliebergen. En deeze is de oudfte wyze van zeeweering geweest, welke, hier te Lande, voor dat men 't bedyken uitgevonden hadt, in gebruik was. Sommigen van deeze Vliebergen zyn nog heden ten dage te vinden. Zie Zachar. L'Epie Onderzoek over de oude en tegenwoordige gefleldheid van Holland en IFest' vriesland. Bladz. 50. B 2  20 VADERLANDS CUE I. Boek," Onkunde in 't lcezen en fchryven, Ervaar/enbeid m 't zwemmen en te paard ryden. Wapenen en wyze van iiryden. Van leezen en fchryven waren, naar't gemeen gevoelen, de mannen zo wel als de vrouwen t'eenemaal onkundig ( c ). De Romeinen hebben hun naderhand in'teen en 't ander ondervveezen. Veel ervaarener waren dc mannen in 't zwemmen (d) en te paardryden ( 'cr een', met eenen ftormhoed of helm. De grootfte kragt deezes Landaans befto'ndt in het voetvolk; waarom zy gewoon waren vermengd te ftryden. Hunne paarden waren noch fchoon noch fnel , en daar by ongeleerd te wenden en te keeren. Zy dreevenze voorwaard? of met eenen zwaai regtsom; wanneerzc de gelederen digt wisten geflooten te houden ( k ). Tot den ftryd werdenze aangemoedigd, door hunne lieffte panden , de vrouwen en kinderen, die 't gevegt van verre aanfehouwden, en welker gehuil , als de nood aan den man kwam, den ftrydenden in de ooren klonk, en met eene woefte drift naar de overwinning vervulde. Die gekwetst waren, werden by hunne moeders en vrouwen gebragt; welken zig niet ontzagen, de wonden te tellen, en met haare eigen' lippen uittezuigen: ook waren zy gewoon de aarzelenden aan te zetten, om met alle kragt voor huisgezin en vryheid te ftryden (l). Weinig lieten zig de Batavifche mannen aan het huisbeftier en den landbouw, waarin zy zeer onhedreeven waren, gelegen leggen. Al de zorg daarover werdt den vrouwen en ouden mannen aanbevolen ( m ). De fpys der Batavieren was ten hoogften een voudig. . Zy aten wilde appelen, melk, boter en kaas (u). Uit wilden haver en garat kooktenze pappen (o). Ook gebruiktenze hun CO Tacit. de Morib. fierin. Cap. VI. XXX. (O Tacit. de Morib. Germ. Cap. VII. C »0 Tacit-. de Morib. Gom. Cap. XV. OO Tacit.-de Morib.. Germ. Cap. XXIII. C.esar (ie BttS» Gall. Li». VI. Cap. ü2. PLiMt-s Libr. XVIII. Cap. 17. « 3" Tegenwoordigheid dervrouwenen kinderen by 't Gevegu Spyze der Batavieren..  f3 VADERLAND SCHE I. Boek. Hunne Drank. Huwelyken, Bruids giften. hun eigen tam vee, en het wild, welk zy in de bosichen opvingen, tot voedlcl Qy). Hunne drank beftondt uit een kookfel van garst of ander graan en water, welk in fmaak cenigszins naar wyn zweemde (q). De meesren zyn van gedagten, dat deeze drank ons hedendaags bier gelyk geweest zy. Anderen oordeelen, dat hy meer overeenkomst met onzen moutwyn gehad hebbe (r). Jong te huwen werdt onder de Germaanen in 't algemeen veroordeeld. 't ' Was fchandelyk voor eenen jongeling, beneden de twintig jaaren, trouvvverbindtenis aan te gaan O). ^et ^e maagden werd ook lang gewagt. Men paarde jongelingen en maagden van gelyke jaaren en grootte. Het Huwelyk werdt, in dc tegenwoordigheid der wederzydfche bloedvrienden, geflooten: het huwelyksgoed niet van de huisvrouw aan den man; maar van den man aan de huisvrouw gebragt. De giften waren geene uitgekipte pronkfieraadjen; maar de bruid ontving sen koppel osfen, een getoomd paard, een zwaard, werpfpeer en fchild; en gaf daarentegen aan den bruidegom ook cenig wapentuig; waar mede het Huwelyk voltrokken was. Deeze zonderlinge bruidsgiften beduidden, gelyk men der bruid, by *t aangaan der trouwverbindtenis, wel uicdrakkeyk, vermaande, dat zy met haaren man, in /rede en oorlog, het zelfde lyden en on- der- QO Tacit. dc Morib. Germ. Cap. XXXIII. Gesar dc Belo Gallico Libr. VI. Cap. 23. Po.mp. Mkla Libr. KI. Cap. 3. CO Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXIII. CO De Lange Verband, van de oude Batav. U. 25. eiiZ. (_sj Clsak. de Bello. Gall. Libn VI. Cap. au  I. Boek. HISTORIE. üs dernccmen moest, en hem in lief en leed getrouw blyven. 't Werdt voor eene groote fchendaad gehouden, dat men 't getal der kinderen bcpaalcn, of de jonggeboorenen ombrengen durfde. Ook werden de zuigelingen aan geene voedfters betrouwd. Elke moeder zoogde haar eigen kroost co- Onder de gehuwden fchynen de goederen gemeen gebleeven te zyn: een regt, welk, nog ir) onzen tyd, in verfcheiden'oorden onzes Lands, ftand houdt (j>). Weinig werks maakten de Germaanen in 't algemeen, en dus ook de Batavieren, van het begraaven der doode lyken. De lighaamen van vermaarde mannen alleenlyk plag ten zy op eenen hoogen houtftapel te verbranden. De wapenen, en fomtyds het paard van den overleedcn' werden, te gelyk mei hem, in 't vuur geworpen. Voor de vrouwen werdt het betreuren, en voor de mannen het gedenken van eenen dooden loffelyk gehouden, 't Gekerm hieldt fpocdig op; doch het hertenleed fleet langzaam (wy. Diep lagen de Batavieren, zo wel als de andere Noordfche Volken, in de Afgodery des Heiden doms gedompeld. De Zon en de Maan waren twee voornaame Godheden der Germaanen Het vuur werdt insge- lyks by de Germaanen, en waarfchynlyk ook by de Batavieren, met Goddelyken eerbied gediend. co Tacit. de Morib. Germ. Gap. XVIIT. XIX. XX. fv) De Groot Int. tot de Holl. Regtsgel. II. Soek,II. Det: n. R. II. 102. oo Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXVII. C-esa* dc Bello Gallico. Libr. VI. Cap. sa b 4 Begraaf©nisfen. VI. Goden cd Godsdienst.  % % V ADEPvL A N D S' C H E L Boek. dicncl (y). Zy hadden, behalve deezen, nog verfcheiden' mindere Godheden, welker getal, door hunne gemeenfehap met de Romeinen, niet afgenomen zal zyn. Men vindt dat Merkurius , hier te Lande , onder den naam van Woden of Wodan, gediend geweest is (O, naar wieri, de Woensdag., vermoedelyk , zynen naam gekreegen heeft. Ook heeft men hier, of wat vroeger of wat laater, aan Herkules, dien men hielde dat onder de Germaanen verkeerd hadt (a), Goddelykc eer bcweezen: waarvan de oude opfchriften, in den aanvang der zestiende eeuwe, by Westkapelle, in 't Eiland Walcheren, gevonden, getuigenis draagen; behalve dat oude Schryvers ons verzekeren, dat beide Herkules en Mars, onder de Germaanen, met beesten-, Merkurius ook met menfehen - offer geëerd zyn geweest ( b ). De bynaam Magufa nas cn Macufanus, dien Herkules, in de gemelde opfchriften , en op eenige penningen van Posthumus, draagt, wordt\ op veclerlei wyze, verklaard. Sommigen willen, dat JUagazohuls, in 't oud Duitsch, zo veel als Voedfïerheer betekende. Hiervan zou men dan , naar de Latynfche taaibuiging , Magufanus gemaakt hebben (c). Anderen, vindende dat Maccuvi, in 't oud Keltisch, een' gewapend vtan betekent, leiden hiervan den naam Ma- cu/a- GÓ e*SA* de Bello Gall. libr. VI. Cap. ar. Tacit. de Morib. Germ. Cap. IX. Kt. Kolyn bl. W Ca ■) Tacit. de Morib. Germ. Cnp. II. tb') Tacit. de Morib. Germ. Cap. IX. fej H. Canneoieter de Brittenburgo v. 14?»  ï. Boek. HISTORIE. *5 cufanus af (dj. Ook past deeze naam, in dien zin, zeer wel op de penningen van Posthumus , die , gelyk ons 't vervolg dcezer Historie leeren zal, hier te Lande, lang verkeerd en geoorloogd heeft. In 't zelfde Eiland Walcheren, werdt, omtrent het midden der zeventiende eeuwe Ce), een groot getal van fteencn met beeldtenisfen en opfchriften gevonden, uit welken men ontdekt heeft, dat men, oudtyds, hier te Lande, ook aan zekere Godinne Nehalennia Godsdienftige cere beweezen heeft. Aanmerkelyk is, dat men, onzes weetens, tot nsg toe., op geene andere plaats, eenig gedenkteken deezer Godinne heeft gevonden; ten ware veelligt zekere beeldtenis, te Nimes in Neder-Languedoc ontdekt, en een oud opfchrift met den naam der Godinne Neha, gelyk fommigen beweeren (f), op Nehalennia moesten t'huis gebragt worden. De betekenis van den naam Nehalennia is geheel onzeker. Eenigen willen, dat zekere nieuwe haven, of afvaart, by 't Eiland Walcheren , alwaar de vereenigde Maas en Waal, door eenen breeden mond , by oude Schryvers (g), Helium genoemd, in zee vielen, nieuw Helium of'nieuweHel en by verkorting Ni-hel genoemd geworden is. De Stroom-Godin deezer nieuwe haven of afvaart heeft, huns oordeels, den naam vm Ni-. Crf) Voiez Ia Religion des Gaulois Toni. II. Livr. III. p. » 29. (O J- G. Keyslerus de Dea Nehalennia § II. p. 236. (ƒ') Póicz Ia Religion des Gaulois Tom. II. Livr. IV. 32, 83.. (g^Pu^lus Lm. iv. Cap. 15. B 5  fttS VADERLANDSCHE I. Bom. Nihellinnia of Nehalennia gedraagen (//). Anderen agtcn, met geenen minderen grond, dat men de Maan, en byzonderlyk de nieuwe Maan, onder den naam van Nehalennia, oe. ëerd heeft (* )• Wy hebben reeds aangemerkt, dat de Germaanen Godsdienftige eer aan de Maan beweezen, en elk weet, dat de Grieken de Maan Helene genoemd hebben. Ook droeg zeker Meer in Gallie, alwaar, zo men wil, de Maan geëerd werdt, den naam van Helanisch Meer (£). By den naam Helene, kan men dan het woord ni of ne, dat is nieuw, gevoegd, en uit deeze twee woorden, Nehalennia gemaakt hebben. De nieuwe Maan werdt van dc ouden juist zo verbeeld als Nehalennia. Men vertoonde haar, in witte klecdercn, met gouden fchöenen, brandende toortfen, en eene korf met vrugten (/). Nehalennia vertoont zig insgelyks gekleed en gefchoeid, met eene korf met vrugten by zig: ook, zo 't fchynt, met brandende toortfen, die fommigen voor hoornen van overvloed hebben aangezien. Gemeenlyk heeft zy een' hond by zig, een gewoon kenteken van de Maan of Diane onder de ouden (m). 't Is niet onvvaarfchynlyk, dat men de Maan, in één der Zecuwfche Eilanden gediend hebbe, alzo fommigen onder de ouden getuigen, dat C'o o. vam r.ooN Aloude Holl. Hift, i. Deel, bl. 294,09;;. (') 1'oiezAn Religion des Gaulois Tom. II. Livrc IV. pi 88. t * > La Religiën des Gaulois Tom. II. Liyn IV. p. 57. (O Porphyriws c.pud Euseb. Própt Evans. Libr. III. Ca:. XI. p. 113. C. I). O») Porphyr. apud. Euscjj. Pr«p. Evan. Libr. IV. Crtfi XXHI. p. 175- U.  I. Boek. HISTORIE. 27 flat 'er, niet verre van Britannie, verfcheiden' Eilanden waren, aan zekere byzondere Godheden toegewyd ( n > Doch na dit alles, bekennen wy, dat ons, omtrent de naamsbetekenis en dienst van Nehalennia, niets zekers voorgekomen is. Te gelyk met de beeldtenisfen van Nehalennia, zyn 'er ook eenige beelden van Jupiter en Neptunus, in 't Eiland Walcheren , gevonden : waaruit men vermoeden mag, dat deeze Goden , insgelyks, hier te Lande, geëerd geweest zyn. De Romeinen, die de Ingezetenen deezer Landen , buiten twyfel, verfcheiden' nieuwe Godheden hebben leeren kennen, hebben hun, zo 't fchynt, ook tempels, altaaren en beelden, ter eere van de Goden, leeren opregten. Want van ouds hielde men 't hier voor onbetaamlyk, de Godheid in menfehelyke gedaante te verbeelden, of binnen de wanden van Tempelen te beiluiten. Hierom heiligde men haar bosfehen en weiden toe: waarin de dienst, die, gelyk wy reeds hebben aangemerkt, in 't opofferen van dieren, en fomtyds zelfs van menfehen beftondt, verrigt werdt (0). De Priesters, die den offerdienst waarnamen, hadden daarenboven veel gezags in de beftiering van 't Volk (ƒ>)• Veeleerbieds bewees men ook, onder de Batavieren (q*), aan zeker flag van Waarzegfrers, welken men in de gewigngfte gevallen raadpleegde, en wel- O) Plutarciius de Defeft. Oracul. apud Euseb. Pisp. Evang. Lib. IV. Cap. XVII. p. 207. B. C. f oJ Tacit. de Morib. Germ. Cap. IX. & XL. Cp~) Tacit. de Morib. Germ. Cap. VIII. & XI. («O Tacit. Hift, Lj.br. V. Cap, %. Waarzeg" fters.  Barden en hunne gezangen. Lotraamingender Batavieren. < i 1 c j \ t a fi v N VADERLANDSCIJE I. Boek, welker antwoorden men als Godsfpraaken aanmerkte (r). Ook hadt men hier eene foort van Zangers of Digters, Barden geheeten (j), die de dappere daaden der Oorlogshelden, op hunne wyze, den nakomeling in gezangen overleverden (j), welken, in 't geheugen bewaard zyn * de (3 >, het ecnigst flag van Jaarboeken onder dit Volk waren (v). Uit deeze gezangen, wistenze, voor het aangaan van den lïryd, ook goede en kwaade voorbeduidfels te haaien («')• Andere voortekenen fpcurde men op uit het geluid en dc vlugt der vogelen, en uit het gebriesch van paarden, die, op gemeene kosten, in de Heilige Bosfchcu onderhouden , en ( r) Tacit. de Morib. Genn. Cap. VIII. C») HmmiaS. Marceix. Libr. XV. tap. IX. v. ioö. ! V-Y*""*** dS Bdl° C' Lilr' l' Vtd' 44y'' Tac1t- Aon, Cv") Tacit. dc Morib. Genn. Cap. II. (tv) Tacit. de Morib. Genn. Cap. III. ( 3 ) 't Schynt dat deeze Bardzangen, naderhand, toen le fchryfkünft onder de Batavieren'in gebruik geraakt vas, in fchrilt gefield zyn geworden. En vermoedelyk ; hieraan toe te fchryven dat onze oude Lands Kroyken, dikwils, in rym, zyn opgefteld. Ook waren e Noordfche Volken, die deeze Landen overftroomd ebben, zonderling gefteld op het bewaaren van de geeugenïs der dappere daaden hunner helden in berymde ezangen, van welken Saxo Grammaticus zig in zyne )cenfche Historie bediend heeft. Vide S. f. Stephan d Pr.rfaK Saxon. Grammat, p. n. OLaus Worirs heeft zulk een Koordsch gedigt uitgegeven: 't 'elk men ook by ten Kate {\Aanl, tot'dc Ncd'erd. '.al I. Deel, bl. 79.) kezen kan.  ï. Boek, HISTORIE. a£ en als men over zaaken van Staat raadpleegde, voor eenen gewyden wagen gefpannen werden; terwyl dc Priester, de Koning, of.de voornaamfte der Burgerye op hun briesfehen en hinniken agt gaf. Dikwils werdt ook het Lot geworpen; welk, door dc Priesters, op eene zeer plegtige wyze, en onder 't uitdoften van gebeden, gelchicdde. Eene zonderlinge Wichelaary was 'er onder hen in gebruik, uit welke zy, over den uitflag van zwaare oorlogen, oordeelden. Zy lieten eenen gevangen van den vyand tegen eenen van de hunnen vegten, en namen de overwinning van den eenen of den anderen voor een voorteken (x). Van Schouwfpelcn, naar de wyze der Romeinen , aanteregtcn, waren de Germaanen zeer onkundig. Een is 'er nogtans by allen, en dus ook onder de Batavieren, in gebruik geweest. Eenige jongelingen fprongen naakt tusfchen zwaarden en fpeeren in; met zulk eene behendigheid, dat zy doorgaans onbefchadigd blecven. 't Vermaak der aanfehouweren was het cenig loon van deeze gevaarlyke dartelheid O). De fchets van de Regceringsvorm der oude Batavieren hebben wy tot op 't laaft gefpaard. Lang heeft men, immers hier te Lande, geoordeeld , dat dit Volk, op de wyze van een Gemeenebest , door de voornaamften met toeftemminge van ,'t gemeen, geregeerd geweest is; doch fommigen hebben onlangs beweerd, O) Tacit. dc Morib. Germ. Cap. X. y ) Tacit, ds Morib. Gerrn., X^IV, Schouvsj* fpel. Regcef rings- vorm.  Algcmee ne Land dagen. 30 VAD ER LAND SC HE I. Boek. weerd, dat de Batavieren geenzins eenen vryen Staat maar een Koningryk geftigt hebben ( 2 ). Evenwel vind ik nog geene genoegzaame reden , om geheellyk van het gemeen gevoelen aftewyken. Ziet hier dan, wat men, onzes oordeels, van de Regeeringswyze der Batavieren denken moet. „ De opperde magt was „ by de algemcene Vergaderingen van den „ Adel en t Volk, die Koningen, Krygs„ overften, Regtcrs en Honderdmannen ver„ koorcn; door welken de gemeene zaaken „ doorgaans alleen bellierd werden." Doch dit moet een weinig breeder ontvouwd worden. De Germaanen, niet gewoon, gelyk Syrië en het Oosten, onder de onbepaalde magt van Koningen, te leeven (a), zyn, ten allen tyde, jookerig naar Vryheid geweest. Zy beminden in 't algemeen de regeering der Voortrcffclyktten Cb); doch behielden egter altoos de magt aan zig, om, over gewigtige zaaken, met gemeene Hemmen, te raadpleegen (V). Den Overrynfchen Volken (V), en ook den Batavieren (e), heeft deeze trek tot Vryheid ongemeen aangekleefd; en zy gaven 'er hlyken van op deALGEMEENE Landdagen, die, ten zy 'er eenig gewigtig bcletfel voorviel, op vastgeftelde tyden, met de nieuwe of volle Maan, gehouden werden (/'). Hier kwa- (2) G. van Loon Aloude Holl. Hift. I. Deel, bl. ia. C a ) Tacit. Hilt. Libr. IV. Cap. 17. (_b~) Strabo Libr. IV.p. 301. 13. (O Tacit. de Morib. Germ. Cap. XI. t*0 Lucan. d? Bello Civili Libr. Vil. verf. 433. (e ) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 17. i ƒ) Tacit. de Morib. Germ. Cap. XI.  I Boek. HISTORIE. 3t kwamen de edelden van de Landzaaten en de bekwaamden uit het Gemeen Cg) te famen, om over Vrede en Oorlog en andere voornaame zaaken, met gemeen goedvinden, te befluiten. Men verfchcen 'er gewapend ( h ), een teken van Vryheid: en om dat niemant op eenen bepaalden dag opontbooden was, werden 'er niet zelden verfcheiden' dagen met marren gedceten, terwyl de Vergadering aliengskens voltallig werdt; 't welk als een gebrek, uit 's Volks onbetoomde Vryheid fpruitende, werdt aangemerkt (i). De Priesters alleen hadden, in deeze Vergaderingen, magt, om iemant het zwygen te beveelen ^n net beraadflaan, werden de Koningen, zo 'er die waren, of anders de voornaaraden des Volks, naar dat zy in jaaren, adeldom, krygsroem of welfpreekeudheid boven anderen uitdaken, allereerst gehoord; meer nogtans met agtbaarheid om te raaden, dan met magt om te gebieden ( / )• Zo de raad mishaagde, werdt die met een algemeen gemor afgekeurd. De goed* keuring gefchiedde door het fchudden der fpeeren; 't welk onder hen de eerlykde foort van toedemmen was (m ). In deeze algemeene Vergaderingen, wer- ] den de zogenaamde Koningen der Batavie- é ren gekooren: die in tyden van oorlog de Le- (sO Tacit. Hift. Libr. iv. Cap. 14. Conf. Cassar de Bel* fo Gal). Libr. i. Cap. 30. & Libr. vii. Cap. 33. C/O Tacit. de Morib. Genn. Cap. xi. & x1i{. CO Tacit. de Morib. Germ. Cap. xi. c * ) Tacit. de Morib. Germ. Cap. xi. f O Tacit. de Morib. Germ. Cap. xi. Qm ) Tacit. de Morib. Germ. Cap, xi. en.  22 VADERLANDSCHE I. Boer! Legers befHerdcn («); en zo ze in Vredes* tyden hunne waardigheid behielden ( 4}, regecrdenze het Volk, zo ver als de Germaanen zig lieten regecren (0). Want 't was 'er zo verre van af, dat dc Koningen eene onbepaalde en vrye magt gehad zouden hebben (ƒ>)>' dat, zo dra zy zig maar een weinig te veel gezags aanmaatigden, zelfs den naam van Koning by 't Volk gehaat was ( q ). Ja die Volken onder de Germaanen, welken ftrenger dan dc anderen van hunne Koningen behcerscht werden, verlooren 'er nogtans hunne Vryheid niet by ( r ). Met één woord, 't was met deeze Koningen zo gelegen, dat het Volk zo veel regt over hen hadt, als zy over het Volk Cs). In hunne verkiezing, zag men meest f») Amm. Marcele. Libr. XVI. Cap. 30. Co) Tacit. Ann. XIII. Cap. 54. C?) Tacit. de Morib. Germ. Cap. VII. (. tg ) Tacit. de Morib. Germ. Cnp. VI. C/O Tacit cle Morib Germ. Cap. XïïT. CO Tacit. Jc Morib. Germ. Cap. XIX. c %  §f VADERLANDSCHE I. Boek; overheerd hebbende, hebben hun fcdcrt befchreeven' Wetten gegeven (k). Wy flappen van het befchryven der zeden van de Batavieren af, met alleenlyk aan te merken , dat het gene wy van hun in 't byzondcr gezeid hebben, ook, naar reden, dient gepast te worden op de Friezen, Kaninefaatcn, Marezaaten, en andere bewooners der Landen T welken than«, onder den naam van Vereenigde Nederlanden, bekend zyn. Onder deeze drie laatstgenoemde Volken, zullen ons de Friezen, in 't gevolg, meest voorkomen. Zy bewoonden een groot deel deezer Landen. Oude Schryvers, die naauwkeurigst van hen gefchreeven hebben, plaatfenze over den Ryn (/), langs de Zee, in een gewest, doorbroken van groote Meeren ( m ). Zy onderfcheidenze, in Groote en kleine Friezen (_ n ). De eerffen, in 't gemeen blootelyk Friezen genoemd, woonden beoosten de Zuiderzee, in het tegenwoordig Friesland en Groningerland. De anderen, die fommigen, zo 't fchynt, Frifiabonen genoemd hebben, woonden tuffchen den regtcr, by veelen den middelden Rynmond, en het Vlie Qo ), in het tegenwoordig Holland en Weftfriesland. Naderhand hebben zyzig, ten Zuidwesten en ten Oosten, nog meer uitgebreid; gelyk ons 't vervolg O) Tacit. Ann. XI. Cap. 18.' (O Tacit. Annal. IV. Cap. 72. Hift. Libr. IV. Cap. 15. f »0 Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXXIV. Agricol. Cap. XXVIII. O) Tacit. de Morib. Genn. Cap. XXXIV. Plimus Libr. IV. Cap. 15.  I. Boek. HISTORIE. 3; volg deezer Hiftorie leeren zal. Wy hervatten den daad van ons Verhaal. De Batavieren hadden, gelyk wy reeds hebben aangemerkt, het Eiland des Ryns waarfchynlyk al eenige jaaren in bezit gehad, toen zy, gelyk men, uit het gevolg der gefchiedenisfe, kan afneemen (ƒ>), met de Romeinen in verbond traden. Gelegenheid hiertoe gaf de aankomst van het Leger der Romeinen, onder 't bevel van Kajus Julius Cezar, omtrent en over den Rynitroom, zig bezig houdende om Gallie te overmeesteren en tegen de Germaanen te beveiligen. De Romeinen hadden van Gallie, welk, oudtyds, in Gallie aan deeze en Gallie aan gene zyde der Alpen, verdeeld werdt, het eerfte deel, al voor veele eeuwen, bemagtigd Van een goed gedeelte van het Over-Alpisch Gallie hadden zy zig, naderhand, ook meester gemaakt (V), en het federt in de' gedaante van een Romeinfeh Wingewest veranderd; waarom het, al vroeg, den naam van Provincia kreeg, gelvk het nog Provence genoemd wordt. Voorts ftonden zy in verbond met de Eduen (5) en eenige andere Volkeren van het eigent lyk Gallie: in welks overig gedeelte, zy tot nog 00 Zie Hér :ir., bl. 47. (y) PbORl'S l.ibr. 1. Cap 13. libr. II. Cap. 4. (O LIV11 Epuoui. Cap. LX. Flurus L'ur. III. Cap. 2. (5) Dc Educn woonden tusfehen de Loire en de Gaone, alwaar thans het Bisdom Autun is. Vide Noniencl. Geograph. ad J. Ctesar. Continent, & Cellarii, Ceogr, Libr. II. Cap. II. p. 136". C 3 VII. Gelegenheid tot het Verbond der Batavie> ren met de Romeinen,  Cezar Jlaat de ïlelve«iers. Hy over. "wint de •Germaanen onde .Ariovistus, 58 VADERLANDSCIIE I, Ito, nog toe geen gezag altoos gehad hadden ( s ) \ zo min als in dc twee andere deelen van het Over-Alpifch Gallie, Aquitanie-en België. De Helvetiers, die een gedeelte van het eigenlyk Gallie of het tegenwoordig Zwitferland bewoonden, in den zin gekreegen hebbende, gantfeh Gallie, zo ver het nog niet onder de Romeinen ftondt, te bemagtigen, waren vanvoorneemen geweest, door Provcnce, dei> waards te trekken (t). Doch de Romeinen, hiervan de lugt krygende, hadden hun den doortogt geweigerd, en te gelyk een magtig Leger te velde gebragt, over 't welk aan Kajus Julius Cezar het Opperbevel, door raadsbefluit,opgedraagen was (V). De Helvetiers, van voorneemen veranderd, floegen op weg naar de Landftrcck der Educn ; doch Herwerden zy van Cezar gefluit, en tweemaal geflaagen Cw~); waar met'e hun de luft pra Gallie te overmeesteren benomen was, 't Gezag der Romeinen dus, hand over hand, toencemende, werdt Cezar van dc E. duen gebeden, om Gallie te befchermen te' gen de Germaanen, die, aangezogt van de Arvernen ( 6 ) en Sequaanen (7) ■> welken nydig wa- O) C fsar dc Bello Callico liiir.I, Cap. Xt.IV. mai. 14. (/) C.ksar dc Bello Callico Libr. I. Cap. 7. (v) Euraop. Libr. VI. Gap. K- (w) CiESAR de Bello Callico, Libr. i. Cap. 12. (6) Uit den naam der Arverneu alleen, is af te leiden , dat zy het Landfchap Auvergne bewoond hebben. Nomencl. Geogr. ad C#sarem & Cellarii Geogt: Lib. II, Cap. II. p. 122. (7) De Sequaanen woonden aan de grenzen der ïïelvetiers ten westen, alwaar nu het Francbe ('omté Js. JosEPin Scaligeri Notitia Gall. ad calccnj CrfisAR, Cotiimeut,  I. Boek. HISTORIE. 39 waren over 't aanzien der Eduen, onder 't beleid van Ariovistus, ten getale van honderdentwintigduizend , over den Ryn en in Gallie gekomen waren (x). Te fchoon was deeze kans, tot uitbreiding van 't gezag, der Romeinen, om verkeeken te worden. Cezar dan, eerst te vergeefs bezogt hebben-' de, Ariovistus, in een mondgefprek, te be-weegen, om den Eduen genoegen te geeven, trekt tegen de Germaanen te velde, flaat hen op de vlugt, en noodzaakt Ariovistus, met «en gedeelte der zynen, over den Ryn, te rug te keeren (y ). De Sueven ( 8 ), die reeds aan den regter oever des Ryns gekomen waren, gereed om over te trekken, keerden, op 't verneemen der uederlaage van Ariovistus, fehielyk naar hunne verhaten' woonlteden te rug (zj. Ondertusfen waren dc Belgen, die, in verfcheiden' * Burgerfchappen onderfchciden, de (.r) C/esar dc Bello Callico Libr. I. Cap. 31. <\y) Cassar de Bcüü Callico Libr. i. Cap. 53. fz) Caïsar de Bello Gallico Libr, l. Cap. 37. & 54. CJ 8 ) De Sueven, van welken Cezar gewaagt, zyn, naar alle waarfehynlykbeid, een ander volk geweest dan de Sueven, van welken Tacitus (Arm. II. Cap. 62, 63. XII. Cap. 29. de Morib. Germ. Cup. XXXVIII. & XLIH. Agricela Cnp. XXVIII.) fprcekt. Cj.uveiuus heeft (Germ. Ant. Libr III. Cap. V. p. 523.) met vry aanneemelyke redenen getoond, dat de Sueven , by Cezar bekend, liet zelfde volk met de Katten geweest .zyn, en dus in en omtrent Hesfenland gewoond hebben. Men moet het niet vreemd vinden, dat de Katten Sueven genoemd worden; alzo de naam van Sueven ook anderen Germanifehen volken gemeen geweest is. Zie 'Tacitus de Morib. Genn. Cap. II, C 4. De Belgen door L^ezar 3vericerd.* Civita- ■ fes.  4o VADERLAND SCIÏE I. Boek, de nobrdclykfte dcelen van Gallie bewoonden, over den voortgang der Romeinfche wapenen ongerust geworden, en hadden zig allen, dc Kernen (9) alleenlyk uitgenomen, tegen de Romeinen verbonden. Zy waren, door de cigenlyke Galliërs zeiven, opgemaakt. Sommigen van deezen zagen de Romeinen zo noode in Gallie vertoeven, als dé Germaanen. Anderen waren uit den aart vcranderlyk, en jookerig naar nieuw gebied. De Belgen zeiven vreesden, dat de magt der Romeinen, na 't bevredigen of overheeren van het eigenlyk Gallie, tegen hen mogt gewend worden Ca~). Te velde getrokken, vallen zy -eerst op hunne landsluiden dc Remcn aan. Doch Cezar , deezen te hulp komende, noodzaakte de Belgen af te trekken, en op het bcfchermen hunner eigene grenzen te denken ( b ). De Suésfories ( 1 ), Bellovaken ( 2 ) en Ambianen ( 3 ), werden gedwongen zig te onderwerpen Cc). De Nervicn (4) en Aduatl- ken (a~) Cesak de Bello Gallico hm. II. Cap. i. <7') C/esar de Bello Galiico Lffr. II. CV-'/'. 10. <Ó Ov.sar dc Bello Galico Libr. II. Cap. is, 13, 14, 15, (9) De Remcn, gclyif uit hunnen naam, onder anderen , af te leiden is , bewoonden de Landftreek, omtrent de Stad Reims, in Champagne. Cellaiuus Geogr. Am. Libr. II. Cap. III. p. 247. ( 2 ) De Suesfones woonden in de Landftreek omtrent Sols/ons, in L'Isle de France. Cellarius Libr. II.Cap. III. p. 249. (2) De Bellovaken plaatst men in de Landftreek, thans Le Beauvalfis genoemd. Doch zie onder Aav.t, ( 4 ). . 3 ) De Amblanen woonden omtrent de Bisfcboppelykc Stad Aiuiens, in Pikardye. Cellarius Libr. II, Cap. III. p. 244. (4) De Nervien worden van veelen in hetDoornik- feh.9  I. Boek. HISTORIE. 41 ken ($)•, die z'gi tot het uiterffe toe verweerd hadden, werden byna uitgerooid. Deeze laatften waren af komiïig uit de Kimbren en Teutonen, die zesduizend man van de hunnen aan den Ryn, in Gallie, gclaaten hadden (cl). De Menapiërs ( 6 ) en Morinen ( 7 ), die \ Client 'es.  44 VADERLANDSCHE I. Boek. Zy worden, door Cezar, omtrent de grenzen der Batavieren , geflaagen,en nevens de Sikambren verjaagd. fO C/esar de Bello Gallico Vtt. IV. Cap. 15. (k) C/Esar de Bello Gallico Libr. VI. Cap. 9. hebben ongetvvyfeld gewoond in 't Aartsbisdom Trier; welks hoofdftad in 't Latyn nog Trcviris heet. Ook ."wordenze in de Reistafel van Antonyn (/>. 371. Edit. Wesseling.) geplaatst tusl'chen Novioviagum of Neumagen aan dc Moezel en Divodorum of Mets. (4) De Ambivaritcn, die Cezar ([De Bello Gallico Libr. IV. Cap. 9.) over de Maas plaatst, hebben vermoedelyk gewoond, in het gedeelte van Gelderland, welk men nu het Land van tmfcben IVaal en Maaze noemt. ( 5) De Sikambren waren aabuuren van de Uzipeev tea Cezar kreeg hier zo dra geene kennis van, of hy brak op met zyn Leger, om de Uzipeeten en Tenkteren flag te leveren. En fchoon hunne ruitery, in 't eerst, merkelyke voordeden op de Romeinen behaalde, werden zy egter eerlang t'eenemaal geflaagen en over den Ryn gejaagd: 't welk niet toeging, zonder dat 'er veelen, door de handen der Romeinen, en een goed getal, door het geweld der famenvloeijende flroomen , omkwamen. Want deeze flag viel voor, ter plaatfe daar de Waal en Maas zig met eikanderen vermengen (i), en dus, vermoedelyk, of omtrent de plaats, alwaar nu Woudrichem is, of in dat gedeelte der Meijerye van 's Hertogenbosch, welk thans Maasland genoemd wordt; zo dat 'er de Batavieren van, naby kennis van konden krygen. Een deel der Uzipectcn en Tenkteren, voor 't aangaan van den flag, om Paardenvoeder, naar de Ambivariten ( 4 ), over de Maas getoogen zynde (£), was, de neerlaag der overigen verneemende, naar de grenzen der Sikambren (5) ge wc eken, met wel-  I. Ëqek. HISTORIE. 45 welken zy zig verbonden hadden. Cezar, hiervan verwittigd, liet de gevlugte Uzipeeten en Tenkteren van de Sikambren opeifchen. Doch deezen gaven zynen afgezonderen ten antwoord., dat de Ryn de fchsidpaal des Roomfchen gebieds was. Vondt het Cezar onredelyk, dat de Germnanen, zyns ondanks, in Gallie kwamen; op watgrond'dan, kon hy zig eenig gezag aan de overzyde des Ryns aanmaatigen? Dit antwoord dcedt Cezar befluifen, zelf met zyn Leger over den Ryn te trekken. Hier kwam nog by, dat de Ubiën ( 6 ), die, onlangs, nevens andere Overrynlche- Volken , een verbond van vriendfehap met Cezar gemaakt hadden, hem nu verzogtcn, dat hy hen tegen de Sueven , groote verdrukkers, hunner nabuuren, wilde befchermen. Doch voornaamlyk werdt hy tot den togt over den Ryn bewoogen, om de Germaanen, die zo ligt in Galten en Tenkteren, en bewoonden een groot deel van Weflfaale, eer zy van .Tiberhis aan deeze • zyde des Ryns in Gallie gevoerd wierden. Zie Sueton. in Aug. Cap. XXI. en Cluverii Germ. Antiq. Lib. III. Cap. IX. p. 53<5. ( 6) De Ubiën worden by Cezar ( de Bello Galliea Libr. IV. Cap. 3 & 19.) langs den Ryn, op de grenzen der Sikambren geplaatst. Naderhand zynze door Markus Agrippa aan deeze zyde des Ryns in Gallie overgevoerd ( Sïraeo Libr. IV. p. 295.): en, na dat 'er Julia Agrippina, Dogter van Germanikus , onder de Ubiën gebooren, eene Volkplanting heenen gezonden hadt, onder den naam van de Volkplanting van Agrippina [ Colouia Agrippina ] , nu Keulen , vermaard geworden. Zie Tacitus Annal. XII. Cap. 27. &' de Morib. Germ. Cap. XXVIII. Ubich, in 't Land van Gulik, bewaart veeligt den naam nog van de oude wooningen deï Ubiën.  46 VADERLAND SC HE L Èfaé Gallie vielen, voor de behoudenis van hun etgen land en have te doen zorgen, als zy zien 'zouden, dat dc Romeinen ook moeds genoeg hadden, om hun, met een Léger, over den Ryn, te komen bezoeken. Hy Haat dan eche brug over den ftroom, en trekt , dezelve ter wederzyde wel bezet laatende , naar de grenzen der Sikambren. Binnen' agttien dagen hadt hy zyn oogmerk volvoerd , de Sikambren, Uzipectcti cn Tenkteren verjaagd, de Ubiën verlost en de overige Germaanen bevreesd gemaakt; waarna hy in Gallie te rug keerde, doende de gemaakte brug terftond daarop af brecken (fy.' Naderhand is hy den ftroom nog eens overgetrokken en deeze twee togten worden onder zyne voornaamfte heldendaaden gerekend. Doch terwyl hy nog op den eerden togt tegen de Sikambren was, werden hem van 'verfcheiden' Burgerfchappen gezanten toegezonden, die, vrede en vriendfehap' begeerende, beleefdelyk van hem ontvangen werden, en last kreegen, om hem Pandsluiden toe te fchikken (n~); gelyk men, ten dien tyde-, ter verzekeringe van de trouwe der Bondgenooten , ook onder der Germanifche en Gallifche Volken, te doen gewoon was (0). Onder deeze Burgerfchappen, wil men (p ), dat ook de Batavieren geweest zyn; die, zo wel als anderen, zig (O Caesar de Bello Gallico Libr. IV. Cap. 16,17,18 & 19» ' C»0 Gesar de Bello Gallico Libr. VI. Cap. 9. (») Calsar de Bello Gallico Libr. IV. Cap. 18 ' (03 Tacit. de Morib. Germ. Cap. VIII. Hift. Libr. IV. Cap. 28. Caïsar de Bell. Gallico Libr. II. Cap. 1. £iO Zie Clüverius de tribus Rheni Alyeis, Cap. XVII(  t Boêk, HISTORIE. 4? zig onmagtig vindende, om den Romeinen \ hoofd te bieden, een verbond met hen zogten aan te gaan. Zeker 'is 't, dat zy, 'c eenigen tyde, zulk een verbond gemaakt hebben (q). Sommigen willen (Y), fchoon, onzes oordeels , op geenen genoegzaamen grond , dat dit verbond , door zekeren Kattenwald, veclligt, eenen der Batavieren (7), bewerkt werdt. De voorwaarden van het zelve fchynen hier op uitgekomen te zyn. De Batavieren beloofden, van hunnen kant* den Romeinen, met gewapende manfehap, ten dienst te zullen ftaan ( s ). De Romeinen verbonden zigf de Batavieren als Vrienden en Broeders des Roomfchen Volks te zullen aanmerken en behandelen, zonder hun eenige fchatting af te vorderen f>) ; gelyk van de andere deelen van Gallie gefchiedde (v). En fchoon men, in Schryvers, die in, of omtrent deezen tyd geleefd hebben, van geen byzonder Verbond met de Batavieren gewaagd vindt ; is 't egter ten hoogfte waarfchynlyk, dat zy zig» C?) Tacit. Hift. Litr. IV. Cap. f4. & sr. de Morib. GermCap. XXIX. ■ CO g- van Loon Al. Höfl. Hift, I. Deel, bl. 24. CO Tacit. Hift. IJbr. IV. Cap. 12. CO Tacit. dc Morib. Germ. Cap. XXIX. C O Eotrop. Libr. VI. Cap. 17. (7) In deezen tyd, leefde zekere Cativulcus, Koning over de helft van de Landftreek der Eburonen. En fommigen hebben gemeend, dat deeze dezelfde als Kattenwald zou geweelt zyn. Wat hier van zyn moge; Cativuicus is naderhand van de Romeinen afgevallen, en fchynt, tot zynen dood toe, in de vyandfehap tegen hen, volhard te hebben. Zie C/esar de Bello Gallieo lAbx. V. Cap. 24 & 26. & Libr. VI. Cap. 31.  48 VADERLANDS CUE I. Boek. zig omtrent deezen tyd, met de Romeinen verbonden hebben. , Weinige jaaren hier na, zal mén de Batavieren in Cezars Legers ontmoeten O); waartoe zy zig, meent men, by 't Verbond, verpligt hadden. Voor dien tyd, moet derhalve 't Verbond gemaakt zyn. En zo men 't, in deezen tyd, plaatst, kan men te ligter begrypen» waarom het, omtrent honderdenvyftig jaaren hierna, een zeer oud Verbond genoemd kon worden ( x ). Welke de andere Burgerfchappen geweest zyn, die, ten zelfden tyde met de Batavieren, in 't Verbond der Romeinen zyn overgedaan, is met geene zekerheid te zeggen. Vermoedelyk zyn 'er de Kamnefaatet ( 8 ) en Marezaaten ( 9 ), die in en naby het Eiland der Batavieren woonden , onder be c^e hem nu reet^s zo vee^ dienst gedaan hadden, met zig te voeren naar Spanje, alwaar het tooneel des oorlogs was. 't Leger van Pompejus, Cezars mededinger naar 't opperst gezag, was aan de Rivier de Segro in Valcntia zeer naauw bezet, en begon te bezoeken of dc Stroom waadbaar ware ; wanneer Cezar de ligtgewapende Batavieren, en een gedeelte der Ruitercn over de Rivier 9 zwemmen, en den overzydfchen oever bezetten liet. De vyand, dus aan alle kanten bekneld, werdt genoodzaakt tot een verdrag te komen, waarby gantsch Spanje aan Cezar werdt afgedaan (» j. Doch Pompejus, eerlang met zyn leger naar Griekenland geweeken zynde, noodzaakte Cezar, hem derwaards te volgen: die, op deezen togt, wederom van de Germanifche of Batavifche hulpbenden verzeld werdt; welken hem, in eenige ontmoetingen met den vyand, niet verre van de Stad Durazzo in Albanië, merkelyken dienst deeden ( o ). Terwyl de wederzydfche legers hier lagen, ontftondt 'er, by gebrek van Koorcn, eene gevaarlyke ziekte onder CO Caïiar de Bell. Gallico Lib:: Vil. Cap. 67,68, 80.D1ON. Cass. Lib . XL. p. 122, 134,735- Tacit. Hift. Lib;:IV.Cap.\f. C«) Lucan. de Cello Civili Libr- I. vers. 430. OO C/esar de Bello Civili Libr. I. Cap 83, 86. FloRBS libr. IV. Cap. 2. (0) C/esar de Bello Civ. Libr, III. Cap, 52-  I Boek. HISTORIE. 53 onder Cezars benden, zo dat hy de eerfte was, die befloot, af te trekken. In zynen aftogt, veroverde hyde Thesfalifche Stad Gomfi, die hy van zyne Krygsknegten plondercn Het. Deezen, verheugd met den verkreegen buit, vulden hunne verhongerden maagen zoo gulzig met fpyze en griekfehen wyn, dat zy , en de Germaanen en Batavieren in 't byzondcr, als uitzinnigen, langs de ftraaten holden, en zig, met danfen en.fpringen, ten hoogfte belagchclyk aanftelden. Wonder was 't ondertusfehen, dat zy na die uitgekatenheid, zig van hunne ziekten herfteld gevoelden, en de voorigc kragten wedergekreegen hadden (ƒ>)• Die hun wel haast te pas kwamen, toen zy, op nieuws, bevel kreegen, om op het magtig Leger-van Pompejus, in de Farzalifche vlakte, aan te. vallen: 't welk zy , fchoon te voet, met zoo veel vaardigheid deeden, dat Pompejus Ruiters Voetelingen, en zy Ruiters gekeken ( q ).. 't Gevolg hier yan was, dat eerst 's vyands Paardenvolk, en naderhand zyn gantfche Leger t'eenemaal geflaagen werdt f>). Pompejus vlugtte naar Larisfa, en vandaar naar Egipte, alwaar hy, op bevel van den Koning Ptolemeus, door het zwaard van den overlooper Septimius, omgebragt werdt (s ). Cezar was ondertusfehen, met zyn byhebbend Leger, den vyand op ' C/O Appian. dc Bello Civil. Libr. H. p. 7^7- Sd, Stegh. 1670.. Plutarcii. in C;efar. p. 721. A. B. C q ~) Florus Libr. IV. Cap. 2. Cr) C/esar de Bello Civili. Libr. III. Cap. 95.. ■ CO C/esar dc Bello Civili Vb;: UI. Cap. 96,103,104. Fl2*ys. Uh: IV. Cav. z,, D 3  IX. De Batavieren tot Lyfwagten van Keizer Augustus aangenonen. Voorneeffliens van ( t ~) Florus libr. I V. Cap. 2. (7) HirtiuS de Bello AJexandr. Cap. XXIX. ( w ) Florus Libr. IV. Cap. 2. 5*3 Dion. Cass. Libr. LV. i». 5^5. A. B„ 51 VADERLANDSCHE L Boek, op de hielen gevolgd; doch leedt, in Egipte p-ekomen, geenen kleinen tegenftand van hun, die Pompejus vermoord hadden (/). Zig door cencn vloed gefruit ziende, gingen de Batavifche of andere Gcrmanifche benden, volgens hunne gewoonte, het overig Leger voor, in het overzwemmen van den Stroom (v) , en baanden dus den weg tot eene overwinning, door welke, met Alexandrie, gantsch Egipte aan Cezars heerfchappy gehegt werdt: welke Vorst, twee jaaren hierna, en vierenveertig voor de gemeene tydrekening deiChristenen, eenige merkwaardige overwinningen in Azie, Afrika en Spanje behaald hebbende, een einde van den bloedigen Burgerkryg maakte (w). De Batavieren, in zo veele oorlogen beproefd, werden, toen naderhand Augustus het hoog beftier over 'c Roomfche Ryk in handen gekreegen hadt, van hem, tot zyne Lyfwagten, gebruikt. Hy begon zig allereerst van hun te bedienen, toen hy de oude Krygsbenden van Cezar , onder welken , buiten twyfel, de Batavieren waren, tegen Antonius, zynen mededinger naar 't Ryk, te velde bragt (x), 't welk omtrent dertig jaaren voor de gemeene tydrekening der Christenen geweest is. Naderhand heeft hy dezelven by zig behouden. Deeze Vorst, gezind de paaien zyns gebieds.  I. Boek. HISTORIE. 55 bicds meer en meer uktebreiden, was te raade geworden Germanie, alwaar de Vryheid nog bewaard en boven 't Ieeven gewaardeerd werdt Cy), van zig afhangkelyk en tot een Wingewest te maaken. Zo veel eer moest . dagt hy, den vergooden Cezar, die hem toi zynen Zoon aangenomen hadt ( z ), aangedaar worden. Deeze was te vooren tweemaal deri Ryn overgetrokken. Men kon zyne voetflappen navolgen. Zo grootsch een voorneemen werdt egter niet naar genoegen uitgevoerd. Dat deel van Germanie, welk voor de Romeinfche wapenen bukken moest, is met meer fchande verlooren, dan 'er roem ïn de overwinning verkreegen was. De Germaanen, hoe zeer met hunne Vryheid ingenomen, konden de gebreken der Romeinen minder dan hun gebied verdraagen ( 3 ). Doch laat ons zien, hoedanig de uitflag van Augustus onderneemingen geweest zy. Aan Klaudius Druzus, Zoon van 's Keizers Huisvrouw, Livia Drtiziïïa, en van Tiberius Klaudius Nero, eenen Jongeling uit* ftee- Cy) Tacit. Ann. ii. Cap. 15. (O Suetün. in Julio Cafar. Cap. lxxxiil (3) Ik gebruik hier byna de eigen' woorden van den Homeinfchen Historiefehryver Florus,. die aldus luiden : Germaniam quoque utinam vincera tanti non putasfet [ Augustus ] > magis turpiter atuisfa efi, quamgloriofe acquifïta: fed quatenus fcicbat Patrom fuum Cafa. rem, bh trajeclo ponte Rbeno, quxfofe bettum, in illius bonorem cupiit facere Provinciam-; & faclum erat, barbari tam vitia noftra ,quam imperia ferre potmifent^ &obr.. IV, Cap'. taf. D 4; dienVorst tegen Germanie. Druzus wordt met een Leger tegen de Overrynfche Volken gezonden-,.  .Doet eene Graft van den Ysfel in den Ryn graaven. 56* VADERLANDSCHE ï. Boejc.. fteckend in beleid en dapperheid (a), werdt het bellier over het leger, welk tot den togt tegen de Germaanen gcfchikt was, opgedraagen ; en eerlang zag men hem, met zyne onderhoorige benden, of te lande, of misfchien wel ter zee, langs de Gallifche Kusten (b), naar alle waarfchynlykheid, in het Eiland der Batavieren, aankomen. Zyne overkomst wordt in het tiende jaar voor de gemeene tydrekening der Christenen geplaatst. Hy was van zins de Üverrynfche Germaanen te beoorloogen, en kon derhalve nergens beter over den Ryn trekken, of, zo hy ter zee gekomen is, voet aan land zetten, dan by een Volk, welk met de Romeinen in verbond ftondt. Ook heeft het Batavisch Eiland doorlugtige gedenktekenen van Drazus overkomst behouden. Niet verre boven het tegenwoordig Zutfen, liep, van ouds etn maatig Riviertje, nu onder den naam van den nieuwen Tsfèl bekend; welk, noordwaards ftroomende , en door het ontvangen van verfcheiden' mindere Riviertjes allengskens wyder wordende, zig, beneden de plaats , alwaar federt dc Stad Kampen gebouwd is , in eenen grooten binnenhoezen:, toen het Meer Flevo ( e ), en nu de Zuiderzee geheeten, ontlastte. Dit Riviertje bcfloot Druzus, meent men, te vervvyden, en, door een' gegraaven' graft, tre vereenigen met de Rivier den Ysfel; die, te- (' a~) Sueton. in Aug. Cap. LXII. in Claudio Cap, I. Va.» ie]. PaterC. Libr. II. Cap. 97. (i) Sueton. in Cland. Cap. I. < c ) Pomp. Mela libr. III. Cap. %  I. Boek. HISTORIE. 57 tegenwoordig met den naam van ouden Ysfel onderfcheiden, zig, ter plaatfe van de vervallen' Schans Ysfcloord, al van ouds, met de» Ryn vereenigde. Dit werk, voltooid zynde, zou hem den oorlog tegen de Overrynfche Germaanen, en de Friezen, die langs de Zuiderzee woonden, gemakkelyker maaken ; alzo hy dan de Noordzee, die toen daar nog door nicmant der Romeinen bevaaren was (d), niet behoefde om te Hevencn;maar uit het Eiland der Batavieren den Ryn opvaaren, en door de nieuwe Grafc en het verwyderd Riviertje tot in de Zuiderzee toe komen kon. Gelegenheid om zyn ontwerp te voltrekken gaf hem, zo 't fchynt, dc ledigheid zyner krygsknegten, die, terwyl hy op de Uzipeetcn en Sikambren te loeren lag (e ), geen weerwerk hadden. Hy fleltze dan te werk, en werdt de gemaakte Graft, naar hem, federt, de Graft van Druzus geheeten ( f). Zj was, meent men, agtduizend fchreedcn lang, begon een weinigboven Zutfen, en liep Zuidwaards in de bogt van den Ysfel, niet verre van de Stad Doesburg; welker naam eene verbastering fchynt van Druzusburg; 't zy dat hy zelf (4) hier een' Burgt of Kasteel gebouwd, of da men de Stad flegts naar de nabygelegcn' Dru- ziaan- CO Sueton in Claudio Cap. I. CO Dion. Cass. Libr LIV. p. 543. E. CO Tacit. Ann. II. Cap. 8. Sueton. in Claudio Cap. I. num. 3. (4) Dit kan niet vreemd fchynen,als men aanmerkt, dat Druzus, om de Romeinfche Wingewesten tegen de invallen der Germaanen te befchermen, een merkelyk getal van Sterkten, Florus zegt (Libr. IV. Cap. 12.) 5»eer dan vyftig, langs den Rvn gebouwd heeft» D'5  Keert het Rynwater door het leggen van eenen Dyk. XI. Druzus beoorloogt de Sneven, Uzipeeten , Sikambren , Friezen ei Jtaucherj. 58 VAD ER LAND SC HE I. Boek. ziaanfchc Grafc dus genoemd hebbe. Ook heeft Druzus, om het Eiland der Batavieren van het overllrco'.v.cnd winterwater te bevryden, en den Ryn, d.le naar Gallie helde, binnen nynen ouden kil te houden, cmen Dyk (g), tegen den linker oever van den regter of middelïren Rynarm gelegd ( 5). Zelfs zyn fommigen van gedagten, dat Druzus nog twee andere Graf ten ever den Ryn gemaakt hebbe, nasmlyk de Does boven, en de Vliet beneden Leiden, tot aan Vlaardingen toe ( h \ Wat hier van zyn mege ; Druzus , zyn werk ten deele of geheel voltrokken hebbende, toog tegen de Sueven, Uzip^eten en Sikambren te velde (7"), welker landen hy t'cencmaal verwoestte. Naderhand, waarfchynlyk door zyne nieuwe vaart en het Meer Flevo, in de Noordzee gekomen zyndc, overwon hy de Friezen, die beoosten de Zuiderzee woonden, en maakteze aan het Room- fche O) Tacit. Hift. Tlbf. V. Cap. 19. ( ft) G. van Loon Aloude Hoil. Hift. I. Deel. bl. 46, 47. (i) Pedon. Aliunovani Eleg. I. de filoiic Urufi yert 17. ( 5 ) De waare plaats en lengte van cLezeu Dyk is niet wel te zeggen. De Heer Alting, zeer eryaaren in de oude en hedendaagfche gefteldheid van ons Vaderland, fielt de plaats omtrent een uur gaans beueden Reenon, alwaar tegenwoordig Remmerten legt. De regter Rynsoever is, van Arnhem af tot aan Amerongen toe, byna overal met heuveltjes beilootcn, die zig, by Remmerten, noordwaards en kort daar aan noordwestwaards wenden. De Stroom neemt daar zynen loop meer naar den Galllfchen bodem: waartoe het laag Eiland der Batavieren en de ongemakkelyke keer naar 't noorden gelegenheid gaf; zo dat het vry waarfchynlyk is, dat Druzus Dyk daaromtrent zy opgeworpen geweess Notti, Gen::, in/er, P. I. p. 54.  ï. Boek. HISTORIE. fche Ryk fynsbaar Van daar trok hy óver de moerasfen, naar dc landen der Kauchen, die Oostfricsland en verfcheiden' aangelegen' gewesten in bezit hadden (6). On- (*) Tacit. Ann- IV. Cap. 72. (6) Tacitus zegt, dat de Kauchen naast aan de Friezen lagen, een gedeelte van het Strand befloegen, en aan de Angrivarien, Chamaven, Dulgibinen en ande> re volken , die minder vermaard waren , grensden; zig verder Zuidwaards uitftrekkende tot aan het Land der Katten toe. de Morib. Germ. Cap. XXXVII. PtoLEmeus verdeelt (Libr. II. Cap. 4.) de Kauchen in grooten en kleinen, en plaatstze tusfchen deEemsende Elve. Men moet zig dan ecnigszins verwonderen hoe vermaarde Landbefchryvcrs, de Kauchen bezuiden de Zuiderzee in het tegenwoordig Gooiland geplaatst hebben ; doch hiertoe heeft hen buiten twyfel bewoogen eene kwalyk begreepen' plaats van Plinius, die deii Uitleggeren veel werks verfchaft heeft. Dus luidze: In Rbeno ipfo, prope oentum M. P. in Lnngitudincm , nobilijfnna Batavorum infula & Cannenufatum, & alite Frifwrum, Cauchorum , Frifiabonum , Sturiorum , Marfatiorum , qua flernuntur inter Plelium ac Flevum. Ito. appellantnr oftia, in qi'.-e effufus Rbenus, ab Septentrio}te in Lactis, ab Occider.te in timnem Mofam fe fpargiti medio inter ba?c ore , modicum eu/iodiens Oetnpti fuo al? vcitm. d.i. ,, In den Ryn zeiven,legt het zeer vermaar„ de Eiland der Batavieren en Kaninefaaten, 't welk „ omtrent honderd duizend fchreeden lang is. Tusfchen „ Helium en Flevum (zo worden de monden genoemd, s, door welken de R.yn zig ten Noorden in een Meer en ten Westen in de Maas ontlast, behoudende den middelden mond eenen taamelyken kil en den naam ,, van Ryn ) leggen [ de Eilanden ] der Friezen, Kau3, chen, Friziabonen, Sturien en Marezaaten." Libr, IV. Cap. 15. Alle de volken, die Plinius hier tusfchen de twee uiterfte Rynmonden fielt, vindenwe daar, uit-, genomen de Kauchen, die verre van den Ryn gewoond; hebben. Cluverius heeft daarom gefield, dat 'er een £!isflag der uitfehryveren van Plinius in deeze plaats zy- te*  ób VADERLANDSCHE I. Boek. Ondertusfchen naderde de winter, wanneer Druzus naar Rome te rug keerde (/), van zins, het volgende jaar, den togt tegen de Germaanen te hervatten. Dit gefchiedde,. en toen bragt hy de Uzipeetcn t'eencmaal onder 't juk. Vervolgens trok hy andermaal tegen de Sikambren, en door hun land tegen de Cherufcen , een volk dat tusfchen de Wezer en Elve woonde. In eenen derden togt , de Wezer overgetrokken zyndc, poogde hy ook over de Elve te trekken; doch hy veranderde van gedagtcn. Sommigen verhaa'len dat hem eene uitheemfche vrouw van meer dan menfehelyke grootte verfcheen , die hem beval zyne heerschzugt te bepaalen, te gelyk vcrklaarende, dat zyn keven ten einde liep. Doch men vindt hier van by Schryvers, die kort na Druzus dood gefchreeven hebben, geen gewag altoos gemaakt Druzus dan, aan den kant der Elve , een zegeteken opgcregt hebbende , keerde weder naar den Ryn te rug. Op weg werdc CO Dion. Cass. Libr. LIV. ƒ>. 544. A. B. O) Dion. Cass. Libr. LV.;>. 548 D. C. C?0 viJe nor- Th. Gorallz i. e. J. Clerici ad- Pedox. Albinov. Eleg. I. de Morte Drufi vers. 409. ingefloopen. De Rheni Alveis Cap. XXI. Alting maakt van Cauchorum, Ancborum, welk Volk liy in Gooiland plaatst. Germ. inf. P, I. p. 12. Doch van deeze Aucbt vindt men nergens gewag gemaakt. Indien men dan niet Hellen wil, dat Plinius, in het befchryven van de wooaing der Kauchen, gedoold hebbe, moet men agtcn dat dit groot volk ook een of meer Eilanden omtrent hei Vlic hebbe in bezit gehad. Dit laatfre, welk my 'twaarfchynlykst voorkomt, wordt bevestigd door de TabuU feutingeriaHa, in welken, de Cbeici of Cauebi benoorden, den gigenlyken Ryn geplaatst worden.  ï. Boek: . HISTORIE. Cf werdt hy van eene ziekte.aangetast, die hem, in het dertigftc jaar zyns ouderdoms, zeven jaaren voor de gemeene tydrekening, wegnam (o). Andere (p) fchryven, dat hy, door eenen val van zyn Paard, zyn been gebroken hebbende, op den dertigiren. dag daarna, aan de ontvangen' wonde overleedt. De Krygsknegten regtten, niet verre van den Ryn, by Ments, een Praalgraf ter zyner gedagtenisie op; welk, in een opfchrift, zyne Heldendaaden den aanfehouweren vertoonde ( q ). Ook werdt 'er een Altaar ( 7 ) voor hem by Elzen geftigt (V), alwaar hy te vooren eene fterkte gebouwd hadt (s). Zyn lighaam werdt gebalfemd naar Rome gebragt. en deszelfs asfche, na 't verbranden, aldaar . met veel ftaatfie, in 't veld van Mars, bcgraaven (t); Dit was het einde van hem, die. om zyne overwinningen op dc Germaanen behaald, Gcrmanïcus bygenoemd is ( v ), Wy hebben alle de Volken, door hem in Ger- (0) Dion. Cassii Libr. LV. p. 548. Vellet. Paterc. LU/A II. Cap. 97. O) Livn Epitome Cap. CXL. ( q) Eutrcp. Libr. VII. Cap. 10. Sueton. in Claudio Cap. 1. Md. Not. Interpr. C O Tacit. Ann. II. Cap. 7. Qs) Dion. Cass. Libr. LÏV. p. 544. D. (Ó Sueton. in Claudio Cap. ï. Dion. Cass. Libr. LV. pt 549- 13 • Cv) Sueton. in Claudio Cap. I. (7) Sommigen willen, dat Druzus zelf deezen Altaai geftigt zou hebben. G. van Loon Aloude Holl. Hift. I. Deel,bladz. 45. De woorden van Tacitus AramDrufo fttam (Ann. II. Cap. 7.) zyn dubbelzinnig. Zie Freinsh. Not. in hunc Loctim £? in Indice Floriano voce pottere. Evenwel is de natuurlykfte betekenis derzelven, dat de Altaar, door anderen, voor Druzus zy opgeregt. Zyfl dood.  Gc VADER. LAN DSC HE I. ÉoïK XII. Tiberius Krygstogten tegen de Germaanen. fie Kanïnefaatcndoor Tiberiusoverwonnen. Germanie beteugeld of t'ondcrgebragt, niet opgeteld: doch dat, onder deezen, ook de Kauinefaaten geweest zouden zyn, gelyk eenigen geoordeeld hebben ( w ), is ons uit oude Schryvers niet gebleeken. Sedert werdt, door Augustus, het hoogbewinddesGermanifchenKrygsaan Druzus Broeder Tiberius, omtrent ten tyde van Christus geboorte, opgedraagen. Deeze befüerde zyne zaaken zo gelukkiglyk, dat, indien men fommige Historiefchryvers (x) gelooven mag, hy eerlang alle de deelen van Germanie zo zeer onder bedwang bragt, dat hy 'er byna een fchatting gecvend Wingewest des Roomfchen Ryks van maakte. Tiberius zelf fprak naderhand egtei met meer zedigheid van zyne Germanifche Krygstogtcn , en verklaarde (j),dat hy 'er, meer door beleid dan door geweld, in verrigt hadt. Ondertusfchen kreeg Tiberius gelegenheid, om ook het Eiland der Batavieren met eene Romeinfche Vloot te bezoeken. De Kaninefaaten, een volk van gelyken oorfprong , taal en dapperheid als de Batavieren; doch merkclyk kleiner in getal O), hadden zig, waardoor, weet men niet (8), de ongenade der (uO <; van Loom Aloude Hofl. Hift. I. Deel, bl. 44- c-O Velxrj. Pateuc. Uir. IU Cap. 97. O) Tacit. Ann. JI. Cap. 26. (z) Tacit. Ilill. Libr. IV. Cap. 15 ( 8 ) Men heeft, in de grondfkgen van het Huis te Britten, eenen fteen gevonden, in welks opfchrift van' een' Altaar fchynt gewaagd te worden. Zie Junii Batavia Cap. X. p. 207. Scriverii Antiquit. Bat^v. p. ï81. en anderen. Sommigen gisfen, dat deeze Altaar, «oor Druzus opgeregt, en federt, door de Kanine-  1. Boek. HISTORIE. £3 der Romeinen op den hals gehaald, Tiberius befloot zyne benden tegen hen aan te voeren: 't welk van dien uitllag was, dat hy dit dapper volk t'eenemaal overwon (a ). De kryg en de overwinning zyn zeker genoeg, fchoon de oorzaak des krygs onzeker is. Een oud gedenkftuk, voor eenige jaaren , merkelyk verbeterd, in 't licht gegeven, maakt gewag van eenen Scheepstogt der Romeinen, ten tyde van Keizer Augustus, van den mond des Ryns af, oostwaards aan, tot aan dc grenzen der Kimbren cn andere German'ifche Volken ; die , door hunne Gezanten , de vriendfehap des Keizers en des Roomfchen Volks zogten (b ), en ook fchynen verkreegen te hebben (c). 't Is ten hoogfie waarichynlykj dat men deezen Scheepstogt, tot den tyd, van welken wy fpreeken, brengen moet (d"). Niet zo wel Haagde de Krygstogt van Ti'. : berius opvolger, QiüntUuts Varus. Deeze hadt zig, door zyne geilheid en trotsheid, by . de O) VêllEj. Paterc. Libr. II. Cap. 105. (l) Monuin. Ancyran. apud Ckishull Antiquitat. Afiatic. p. 175. Ta . II. a dextra. Litt. 14. Co) Strabo Libr. VII. p* 449. (d) Voicz MR. Barbeyrac Hifi. des Anciens Twicez, Part. II, Art. II. p. 2. faaten om verre geworpen was; 't welk de toorn van Tiberius tegen hen ontfteken zou hebben. Vide Cannegieter. Disfert. de Brittenburgo Cap. IX. p. 98. Dit weet men, dat een andere Altaar, by Elzen voor Druzus opgeregt, naderhand door de Katten vernield geworden is. Tacit. Ann. II. Cap. 7. Doch 't blykt 1 niet, dat 'er iets diergelyks, onder de Kanincfaaten, fiebeurd zy. Vederaag van Juintiliis Varus;  ^4 VADERLAND SC HE L Boèk; 8. XIII. Augustn: Jankc dc Batavieren al". de Germaanen gehaat gemaakt, en zy, die, volgens 't getuigenis van geloofwaardige Historiefchryvers, wel bevogten; maar geenszins onder't juk gebragt waren, hadden, onder 't bevel van Arminius, Legerhoofd der Cherufcen, dc wapenen tegen hem opgevat, 't Kwam tot eenen veldflag, waar in Varus de nederlaag kreeg. Drie Romein* fche Keurbenden fneuvclden 'er, nevens alle de hulpbenden en dcrzelver Bevelhebbers. Varus zelf benam zig uit wanhoop het lceven ( en den reedsgemelden Tiberius 't hooggezag in handen gekomen; of hy zondt, onder anderen, 't puik der Germanifehe, waarfchynlyk Eatavifche Lyfvvagten naar Pannonie of Hongarye <, alwaar zyn zoon, Druzus, eenen gevaarlyken opftand ging {lillen: 't welk eerlang gelukte (; Omtrent dien zelfden tyd, was 'er eene even gevaarlyke muitery gereezen, onder de krygsbenden, die, onder 't bevel van Silius, aan den boven-, en van Cécina aan den beneden-Ryn (k), gelaaten waren. Germanikus, Zoon van Klaudius Druzus (/)* wiens bedryven en dood wy boven verhaald hebben, bevondt zig toen in Gallie, en trok terftond naar den Rynkant, om de rust in 't Leger te herltellen; 't welk hy ook fpoedig genoeg uitvoerde Q tn ). Naderhand heeft hy verfcheiden' togten tegen de Germaanen^ met merkelyken voorfpoed, ondernomen. Eenig volk* aan deeze zyde des Ryns, vermoedelyk ook onder de Batavieren, gelige hebbende, heeft hy de Katten gellaagen, en hunne Hoofdlfad Mattittrti Verbrand Ook behaalde hy eenig voordeel op Arminius (0). Doch deeze, de Cheruscert op nieuws opgeflook, en zynen Yaderlyken Oom Ingüiomer, die vart ouds CO TaciT. Ann. i. tap. 24-29. (i) Tacit. Ann. i. Cap. 31.' \l > Tacit. Ann. i. Cap. 33. ( «O Tacit. Ann. i. Cap. 34-45. CO Tacit. Ann. i. Cap. 56. CO Tacit. Ann. i. Cap. §6. 57 h Deel, Ë Zy wot* den weder herfteld, 15- en helpefl den opftand in Pannonie dempen. XIV. Germanikus bevredigthet Ro-> Iheinsch leger narï den Ryn» Slaat de Kattert*  €6 VADERLANDSCHE l. Boek. Bezoekt de Legerplaats van Varus. ouds onder de Romeinen in aanzien geweest was, in zyne belangen gebragt hebbende, dreigde Germanikus met eenen feilen oorlog: die, om den last des krygs niet op ééne plaats tevens te hebben, Cécina, met veercio- regimenten , naar de Eems , over den bodem der Bruktercn ( 9 ), zondt. De Ruitery werdt, door den Overfte Pedo, langs de grenzen der Friezen, ook derwaards geleid. Germanikus zelf volgde te fchepe, met vier Keurbenden, welken hy, over de Meeren, naar de algemeene zamelplaats, aan de Eems bragt.. Van hier, trok het Leger wederom i^ar de Lippe, in zynen weg alles verwoestende, wat tusfchen die Rivieren de Eems lag. Doch de Kauchen , die byftand beloofden , werden in krygsgemeenfehap aangenomen. Germanikus , eindelyk, aan 't Bosch Teutoburg (1). alwaar, zes jaaren geleeden, de flag tusfchen Varus en Arminius voorgevallen was, gekomen zynde, werdt van de begeerte bekroopen , om den laatften Lykpligt aan de gefneuvclden, die daar nog onbegraaven lagen , te bewyzen. Cécina dan, vooruit gezonden (9) De Landen der Brukteren lagen langs den Ryn of Druziaanfche Graft en Ysfel. Zy waren in grooten en kleinen verdeeld. Zie Tacit. Annal. I. Cap. 60» Ftolem. Lib. II. Cap. 2. 't Is waarfchynlyk, dat zy Brukteren, Broekteren of Broeken, genoemd zyn geworden van de broekagtigi Landen , welken zy bewoonden. Zie Eumenu Panegyr. Conftantini. Cap. XII. (1) 't Bosch Teutoburg wordt van Tacitus niet verre van de Lippe geplaatst. Annal. I. Cap. 60. CluVERius befluit, dat het aan de grenzen van het Bisdom Psiderborn gelegen heeft, alwaar hy een overblyffel van den naam, in het Steedje Dictmelle, vindt. Gevm.Ant*. Lib, III. Cap. XIX. p. #0, 1  t Boek, H I S T Ö R l È. 6, zonden zynde, werdt van 't gantfche Lege: gevolgd. Men kwatn aan Varüs Legerplaats alwaar zig- een deerlyk fchouwfpel vertoon de. Hier lagen de witte doodsbeenderen oj een gehoopt of verfpreid, naar dat de krygs knegten* elk afzonderlyk, of by gantfche hoo pen, afgemaakt waren: daar zag men *t ge broken geweer en de paardsleden onder eer gemengd, en 't gene het gruwelykst was, vooi de Romeinen, in de naastebosfchen*waren Altaaren opgeregt, voor welken de Germaaner de voornaamfte Legerhoofden en Honderdmannen geflagt hadden. Germanikus deedt alk deeze doodsbeenderen verzamelen , en zonder onderfcheid begraaven. Hy zelf fheedt de eerlle zoode4 om 'er eene graftombe van opteregten , waarin hy van het gantfche Leger, vol droefenis en verbittering tegen den Vyand, gevolgd werdt (p). Germanikus kwam , kort daaraan , met het Leger van Arminius, in een hevig gevegt; welk met even groot voordcel vart weerskanten ten einde gebragt werdt Grooter ge¬ vaar liep Cécina, die, langs de lange Dyken, eertyds door L, Domitius, in de moerasfen der Landftreeken, die men thans Twertte eh Drente noemt, en nog meer oostwaards gelegd, Van den Rynkant naar de Eems en Wezer terug trok. Hier gekomen, ftondt het gefchaapen, dat de benden onder zyn bevel geflaagen zou» den geworden zyn, hadden de Germaanen zig van het voordeel, welk zy in 't eerst behaalden, wel weeten te bedienen. Maaf O") Tacit. Ann. I. Cap. 6-j, 61, 61. * K O Tacit. Ann. I. Cap- 63. E a > » 1 Èri hè* graaft de aldaar verftroof-> de doodsbeenderen. ArminiuS Leger wordt ge* llaagen»  i XV. Bedryf Van GermanikusGemaalin Agrippina. >8 VADERLANDSCHE I. Boek; svaanende, dat zy de overwinning reeds in tiunne hand hadden , warenze , tegen Arminius raad, op de verfchanfmg der Romeinen aangevallen ; doch van deezen zo dapper afgekeerd, dat Arminius onbefchadigd, en ln), den Vyand van agteren te omringen. Dc Friezen, zig m flagorde gefield hebbende, dreeven de Ruitery der Bondgenooten, en die der Keurbenden, welke hun te hulp gekomen was, op de vlugt. Naderhand kwamen 'er drie, en toen nog twee ligte Regementen op de Friezen af, die veel verrigt zouden hebben, haddenze eenpaarig aangevallen. Nu, het een na het ander aantrekkende, gavenze den ontordenden niet alleen geenen moed; maar verlooren dien zeiven, door de verbaasdheid der vlugtenden. Apronius fchik te de overige hulpbenden, onder Cethegns Labeo, naar den ltryd; die, 't gevaar der zynen bemerkende, om de hulp der Keurbenden zondt. De Krygsknegten der vyfde Keurbende fpatten voor uit, verjaagen dc Friezen, na een hevig gevegt, en redden de regementen en vleugels, die reeds mat van wonden waren. Veele O verltö* O) Lipsii not. in Tacit..Ann. II. Cfi?. 73». (.O Tacit. ffift Lm. IV. Cap. ta.  t Boek. HISTORIE. 83 verften en Honderdmannen der Romeinen «waren in deezen ftryd gefneuveld. Men vernam, uit de Overloopers, dat 'er, by het Woud van Baduhenna ( 1 ), ^oor ^iet rekken van den ftryd tot 's anderen daags, negen honderd Romeinen waren afgemaakt. Vier honderd anderen, die de hoeve van Kruptorix (1), welke eertyds fynsbaar geweest was , ingenomen hadden, voor verraad vreezende, waren op eikanderen aangevallen, en hadden de een. den ander' omgebragt. Apronius vondt niet geraaden, wraak over dit bedryf der Friezen te gaan vorderen, noch de gelneuvelde Lyken te begraavcn Ondertusfchen werdt,, door dit voorval, de Friefche naam, onder alle de Germaanen, vermaard. Tiberius ontveinsde te Rome de geleeden* fchadc, om dat hy nicmant den Oorlog tegen de Friezen aanbeveelen wilde; en de Raad bekreunde 't zig ook weinig, of d e uiterfte grenzen des Ryks te fchande gemaakt werden ( c ). Tiberius overleeden zynde, kreeg Kajus, Zoon van Germanikus, het hoog ge-- zag fbj Tacit. Ann. IV. Cap. 73. (c) Tacit. Ann. IV. Cap. 74. (1) Baduhenna is, naar allen fchyn, de naam eener Godinne geweest, aan welke dit Woud toegeheiligd was. Men wil, dat het, in de Zevenwoldcn, niet meer dan drie uuren van de Zuiderzee, gelegen hebbe, en wel iu een Dorp, 't welk nog den naam van Holtpade, dat is Bader-, of Baderhout of Bosch, draagt. Alting Notit. Germ. inf. P. I. p. 14. (2) Cruptoricis Villa of de Hoeve van Kruptoris ' fchynt niet verre van het Baduhenner Woud gelegen te Jiebbenj doch de eigenlyke plaats js onbekend, ' F a 37—^  XX. Belagchelyketogt van Kaligala naar het Eiland der Batavieren. 40. > || VADERLANDS CHE I. Boot za^ in handen (i). Deeze, hier te Lande, onder, dc Soldaatcn verkeerende, hadt, gelyk wy te vooren reeds aantekenden, den naam van Ka li gul a aangenomen, dien hy fcdcrt behieldt. Hy was, in zyne jeugd ( e ), met dc vallende ziekte gekweld geweest, en hadt daar uit, of, zo anderen willen, uit eenen Minnedrank (ƒ), hem, federt, door zyne Gcmaalin Cezonia gegecven, ccne foort van o-Craakthcid in de hersfenen behouden, die hem, by vkagen, overviel, en fomtyds tot de bclagchclykfre buitenfpoorigheden aandreef; waarvan ook het Eiland der Batavieren getuigenis heeft gedraagen. 'tLiep nu in het derde jaar van zyne Regeerin Kaligula ondertusfchen geen moeds genoeg hebbende, om den togt tegen de Germaanen te onderneemen , hadt dwaasheids t' over , om 'er zig, door eene gewaande overwinning, de eer van toe te fchryven. Op zekeren dag, beveelt hy cenigen zyner Germanifche of Batavifche Lyftrauwanten, over den Ryn te trekken, en zig aldaar in de Bosfchen te verbergen. Na het middagmaal, komen zy hem, volgens ontvangen last, met groote verbaasdheid boodfehappen , dat de Vyand in aantogt was. Hy loopt te wapen, en rent, van zyne boezemvrienden en eenige Ruiters verzeld, naar het naaste Bosch; alwaar zig de voorgemelde Germanifche Lyftrauwanten, die de rol van Verfpieders fpcelden, verlteeken hadden. Kaligula beval hier den zynen, eenige boomen om te houwen , en van dezelven Zeegetekens op te regten. By toortslicht wederom gekeerd, beftrafte hy die geenen, welken hem, op zynen roemryken togt, niet verzeld hadden, over hunne blooheid en vuidigheid. De anderen befchonk hy met Kroonen van een zonderling maakfel, welken, door de afbeeldingen der Zonne, Maane en Sterren, onderfcheiden waren. Hy noemdeze Ver (piek ramfen, om dat zy, tot eene belooning voor het verfpieden des vyands, uitgedeeld werden (»?)• Terwyl Kaligula zig hier te Lande ophieldt, fl) Oudaam Roomfclte Mogenth. bladz. 144» lm) SuSton, iu Calig. Cap. XLV.  L Boek. HISTORIE, 87 liet hy eenige Jongelingen , die aan de Romeinen voor Gyzelaars overgeleverd waren, en, zo men wil (n), in, een door Germanikus opgeregt School,, in de Romeinfche zeden onderweezen werden, van daar ligten en heimelyk verzenden. Doch kort daaraan, over maaltyd zittende, ftondt hy fchielyk op, en gaf eenigen Ruiteren bevel, om de Jongelingen, die hy voorgaf uit hunne Gyzeling ontvlooden te zyn, na te jaagen. Die gefchiedde, en dc arme knaapen werden in boeijen gefmeeten.. Kaligula liet de Hopluiden, als of 'er eene gevaarlyke onderneeming in til geweest was, gewapend by zig ter tafel komen, en vermaande hen, met een bekendversuitVirgiliusfJ3): Zy zouden maar pioed houden, en op gemakkelyker tyden wagten. Ook liet hy niet na, op den Raad en 't Volk, in eenen brief, tefchempen, datzy, terwyl de Forst in V oorloogen was , en voor veele gevaar en bloot ftondt, zig iii Gastmaaleny Ren- en Schouwfpelen, en andere vermaakelykheden verlustigden Co). Hier na liet hy, voorgeevende eenen togt naar Briranje te willen doen (j>), het leger op lirand in dagorde Hellen, en begaf zig, op eene drieriemige Galei, in Zee. Doch, kort daar na, te rug keerende, klom hy op den Veldheers Zetel, deedt het llormtuig aan O) G. van Loon A'oiuf. Holl. Hiü:. h Deel, bladz. 69. CO Sueton. in CaliV. Ca;:. XLV. (jO Dion. Cass. Libr. LIX. g, 6r,0- (3) Men vindt het in JSneid. Libr. h vers. 211. Dus: teidthet: Dureite £f' vos.uict rebus fervate fccundis*. F 4 uit vermaak, ga* vangen lette o. Zyn buiienfpooiggevegE.:egen de 7-ee, en iuit vaa hoorens. en fchelpen.  88 VADERLANDSCHE I. Boek. wordt, om zyne grillen, van zekeren Kanifaatbefpot.Srigt eene vuurbaak op ftrand. aanvoeren en de krygsklaroenen fleeken even als of men eene Stad belegeren ging.. Eindelyk beval hy, den gefchaarden Krygs-. knegten, die geen van allen wisten wat de Veldheer in 't zin hadt, hunne fchootcn en ftormhoeden met hoorcns en fehelpen te vullen. Dit was, zeide hy, de buit, dien zy op dew Oceaan bevogten hadden, en die waardig wasr.aar Rome gevoerd te worden Zobclagchelyk kwam elk dit bedryf voor, dat 'er van. zekeren Kaninefaat, Vader van eenen Brinio, waarfchynlyk daar omtrent woonagtig,. openlyk en ongeitraft, de fpot mede gedreven werdt f>). Kaligula ftigtte, ondertusfchen, zo 't fchynt, ter gedagtenis van het overwinnen der Zee, eenen hoogen Toorcn, dien fommigen aan de Vlaamfche kust, by de eerfce uitwatering des Ryns, geplaatst hebben (O: maar die, naar alle waarfchynlykheid, nergens anders geïtaan heeft , dan omtrent het Huis te Britten. De plaats wordt nog van de Visfchcrs de Toorcn van Kala, of enkelyk Kalta of Kaillart genoemd (0,/c welk eene baarblykelyke verkorting van Kaligula is. Deeze Tooren diende ook tot eene Vuurbaak, naar welke de Schepen, by nagt, hunnen koers rigtteden. Kaligula deelde, na dit alles, aan ieder' Soldaat, honderd Denarihi Ca. ) uit, en even als of deeze mild- daadig- (a~) Sueton. in Galis. Cap. xe vi. tri Tacit. liift. Libr. iv. Cap. ij. Y/j cCovïa. Germ. Ant. Libr. ii. Cap. xxxvi. p. 490. (t) Oud\an Roomi'ctie Mogentli. bladz. 19. A. MiR.sr Ann. Belg. & Burg. p. 12. (4) Men rekent eenen Denarius, in 't gemeen, op ruim zes Hollandl'che fluivers;zo dat dit gefchenk we£ »jijg meer dan dertig gulden* beloopen hesft.  t Boek. HISTORIE. 89 daadigheid alle paaien te boven ging, gaat heenen, zeide hy, en weest blyde met deezen overvloed Omtrent deezen tyd, deedt hy de pragtige 1 kleederen en huisfieraaden van zyne ter bal- ' lingfchap veroordeelde zusters, benevens der- ( zeiver flaaven en vrye bedienden, aan den Ryn : omtrent den Oceaan ( w ), en dus waarfchynlyk in het Eiland der Batavieren , opveilen en ! verkoopen. Daar was, hier te Lande, immers' in Gallie, toen reeds zo veel overvloed, dat'er, voor dit alles, geweldige lommen gelds bedeed werden. Kaligula, die winziek en verkwistend van aart was, werdt hier door aangemoedigd, om alle de- huisfieraaden van het oude Hof zyner Voorzaaten uit Rome herwaards ce ontbieden, op dat hy dezelven hier ook te gelde zou konnen maaken. Tot het vervoeren van dit alles , werden de huurwagens en Bakkers-Molenpaarden in beflag genomen: 't welk, zegt men, van zo veel gevolg was, dat men te Rome dikwils gebrek aan brood hadt, en dat veelen hun pleitgeding verlooren, om dat ze, by mangel van Rytuigen, ten beitemden dage , niet voor de Regters vcrfchynen konden (tf). Kaligula maakte, voor zyn vertrek naarl Rome, alles tot eene grootfche ZeegepraaH gereed. Sommige gevangenen , misfchien * wel de voorgemelde Jongelingen, en eenige^ overgeloopcn' Germaanen zouden de ftaatlie helpen vermeerderen. Ook moesten eeni- gen (v) Sueton. in Ca!i;r. Cap'. XLVI. (wl Dion Cassh Libr. LiX p. Gtf. C. D. e. lx) Suston. in CaügiUa. Cup. XXXIX. F 5 /eric.o optie Huisi eraaden :nz. van ;yne zusiers , omrent den lyn. )oet zig : Rome ene zeeepraalereidcn,  Vertrekt uit deeze Landen cn wordi omgebragt.41. Dc GermanifcheLyfwagt wreekt «ynen dood. XXI. Klaudiu: fcerftck Druzus Altaar. 50 VADERLANDSCHE I, Boes; gen van de kloekfte en aanzienlykfte Galliërs de Perfónaadje van ■ Germaanen fpeelen.. Ten dien einde, beval hy hun, Germanifche naamen aan te neemen, de Germanifche taal te leeren, en hun hair, op de wyze der Germaanen , lang te laaten groeijen en geel te verwen. De dricriemige Galei, met welke hy in Zeegeftcken Was, werdt, een goed Huk wegs- 'te lande, naar Rome gevoerd. Hy fchreéf aan de Verzorgers, dat men hem, met de minste kosten, eene Zeegepraal bereiden moest, die egter zoo luisterryk moest zyn, als of zy regt gehad hadden, om 'er de goederen van alle menfehen toe te bedeeden (y ). Dus verliet Kaligula deeze Landen. Te Rome gekomen, vondt hy 't Volk, om zyne euveldaaden tegen hem dermaate verbitterd, dat hy, niet lang na zyne aankomst, door hec Vloekverwantïchap, van welk Kasfuts Ché■rea het- hoofd was, omgebragt werdt (z). De Germanifche of Batavifche Lyfwagten, den moord van hunnen Heer vernomen hebbende, vatteden de wapenen tegen zyne moorders op, en bragten niet alleen verfcheiden' van dezelven; maar ook eenige onfchuldige Raadsheercn, die hun in 't oog liepen, om 't lecven ( Sommigen willen ook, dat Korbulo van de aarde der legraaven' Graft eenen Dyk tegen de Noordzee opgeworpen hebbe (£)• Doch dit is onzeker ; als mede, in wat gedeelte van dit Land, de Graft van Korbulo'" gemaakt zy geweest. Daar zyn 'er, die gewild hebben, dat men 'er dc Vliet, die van Leiden, door Delft, naar Maasland loopt, voor houden moest (/)• Anderen CVter hebben, met meer grond, beweerd, dat de Lek van Wyk te Duurltcde af, tot aan het Dorp Leksmondc toe, de Graft van Korbulo zy O). Wederom anderen ("O Tacit. Ann. XI. Cap. i3 & ip. Dion. Cass. Libr. (ih Tacit. Ann. XI. Cap. 18. (i) Tacit. Ann. XI. Cap. 20. Dion. Cass. Lm. LX. p. 6"('ki Alting Germ. int'. P I- p. 47- „ ,„ r l , P. Cluverius dc tribus Rheat Aly. Cap. VI. 1 /••)]. Flud a. C-hilde A'aninV op (fen vertaalden CIuv»* rins Uoofdjl. VI. W. H0>  & Boek. HISTORIE. deren flrekken die Grafc van Krimpen tot aan Leksmonde uit («). In deeze onzekerheid, kieze elk 't gene hem best aanftaat, of ftelleanders, met fommigen, dat de Graft van Korbulo, al voor veele eeuwen, wederom met aarde gevuld, en dus. tegenwoordig nergens meer te vinden is (ö). Korbulo, dit gewigtig werk voltrokken hebbende, keerde naar Rome te rug, alwaar hem de eer der zeegepraal, over het beteugelen der Kauchen, werdt toegeilaan Cp ). Na zyn vertrek, ontffonden 'er, in Britanje, al-* waar Ojlorius toen het bevel hadt, nieuwe beroerten, die, by gebrek van Romeinfche Keurbenden , alleenlyk door behulp der Bondgenooten, onder welken buiten twyfel de Batavieren zullen geweest zyn, tydig geilild werden Klaudius federt, door zyne eigene GeTnaalin, vergeeven zynde, werdt van Nero, 'haaren voorzoon, in 't Ryksbeftier, opgevolgd. By deezen Vorst, bleeven dc Germanifche of Batavifche. Lyfwagten hunne waardigheid behouden (r), gelykze ook die zelfde gedienstigheid aan zyne Moeder Agrippina beweezen (s). Nero hadt eenige maanden geregeerd, toen Paulinus Pompejus, die van zy-: nent wege 't bevel hadt over 't Leger aan j ; den ( (OG. van Loon Aloude Holl. Hift. i. l)etl3 Vk'it. 78,1 79- 1 (O Alting Geftn. inf. P. I. p. 48. * (O Tacit. Ann. XI. Cap. 20. Cl") Tacit. Ann. XII. Cap. 32. CO Tacit. Ann. XV. Cap. 58. CO Tasit. Ann. XIIL Cap. i*. 5°' PauliriTiü ^mpeus volooit den [yk van )ruzus mgs den lyu.  SS- XXV. De Friezen neemen eenige akkers in. (1; Tacit. Ann. XIII. Cap. 53. >5 VADERLANDSCHE % BoeicS den beneden-Ryn, een zwaarwigtig werk, in hec Eiland der Batavieren , ondernam. De Dyk, dien Druzus, drieën zestig jaaren geleeden, langs den linker' oever van den middel kil des Ryns, gelegd hadt, was niet lang genoeg, om het Batavisch Eiland overal van de overllroomingen des Rynwaters te bevryr den. Paulinus fielt dan zyne Soldaaten te werk, en doet den begonnen Dyk, zo 't fchynt, tot aan de uitwatering des Ryns by Katwyk toe, voltrekken (t ). Ondertusfchen morde men in 't Leger, dat den Stedehouderen 't regt benomen was, om tegen den vyand te velde te trekken. Dies hebben de Friezen, hiervan niet onbewust , de jeugd, door de Bosfchen en Poelen, en den onllrydbaaren ouderdom, door de Mecren, tot aan den oever des Ryns gevoerd, en de Akkers, die men, ten behoeve der Soldaaten, hadt laaten ledig leggen, in bezit genomen. Hier toe werdenze aangezet, door Verritus en Malorix, die toen over dit Volk het gebied voerden, voor zo ver de Germaanen zig lieten .regeeren. Pas hadden ze de Landen ingenomen, of ze bouwden 'er Huizen, wierpen 't zaad in de aarde en bearbeidden die, als hunnen Vaderlyken grond. Maar Dubius Avitus, die, na Paulinus , met de regeering over ' Neder - Germanie belast was, dreigde de Friezen met de Romeinfche wapenen, zo zy niet naar hunne oude woonirigen te rug keerden, of nieuwe akkers van den Keizer verwierven. Verritus  I. Boek. HISTORIE. 9? rus en Malorix, hierdoor in verlegenheid gebragt, trokken naar Rome, om hun beklag by den Keizer te doen. Daar gekomen, werden zy, terwyl Nero ander werk hadt, in den Schouwburg van Pompejus geleid, om daar eene vertooning van de Roomfche grootheid te aanfehouwen. Hier zaten de Friezen ledig rondsomme te zien; want in 't ipeelen, waarvan zy geen verftand hadden, vondenze ook geen vermaak. Zy vraagden ondertusfehen die genen, welken hen geleidden , naar de perloonen, die in 't ruim zaten, naar het onderfcheid des rangs, wie de Ridderfchap, en waar de Raad ware? eindelyk, zagenze eenige , in uicheemsch gewaad, in de zetels der Raadsperfoonen zitten, en gevraagd hebbende, wie dezelven waren, kreegenze tot antwoord, dat men deeze eer bewees aan Gezanten van Volken, die, in dapperheid en vriendfehap jegens de Romeinen , meitaken. Geenerki menfehen, riepenze daar op uit, gaan de Germaanen in wapenen of trouwe te boven. Met treedenze van hunne plaatfcn af, en gaan onder de Raadsheeren zitten, 't Welk, fmaakende naar eene aloude bruskheid en prysfelyken naaryver, van niemant euvel werdt opgenomen. Ne- ] ro zelf befchonk hen beide federt met het 2 Roomsch Burgerregt; doch beval, dat hun- * ne Landsgenooten de ingenomen' akkers we- r derom ruimen moesten. De Friezen, op a dit bevel weinig pasfende, werden door' de hulpruiters , misfehien de Batavifche,* die de hardnekkigften verfloegen, of gevangen namen, genoodzaakt zig naar 's Keizers I. Deel. G wü Verriitis en Malo* rix, Opperhoofden der Friezen, xekken naar Rome. Hun zouderlinggedrag in den Schouwburg. )e Frieen moesn de in ezit geomen'kkers reder af-; :aao,  p8 VADERLANDSCIIE I. Boek. XXVI. De Bata vieren helpen net Eïfcnd Mo na overmeesteren, wil te voegen (v). De ontruimde akkers werden federt door de Anzibarïên (_ 8 ), die door de Kauchen uit hun Land gedreeven waren, ingenomen; doch Avitus, dit niet gedoogen willende, jaagde 'er hen met geweld weder uit' (V). Niet lang hierna, werdt 'er wederom eene ■ overwinning op de Britten behaald. Pcmlïnus Suetonms, beflooten hebbende het Eiland Mona (9)5 welk de gewoone fchuilplaats der . overlooperen was, te overmeesteren, werdt daarin van de hulpruiters, onder welken waarfchynlyk Batavieren waren ( x ), zo trouwelyk bygefraan, dat de vyand gellaagen, en het gantfche Eiland onder zyne magt gebragt werdt (y~). Nero, die zig, door allerlei gruweldaaden, onder de Romeinen gehaat maakte, was nu tot C Tacit. Ann. XtlT. Cap. 54. OO Tacit. Ann. XHI. Cap. 55, 56. (.r •) Tacit. Hift. Lihr. IV. Cap. 12. Qy) Tacit. Ann. XIV. Cap. 29, 30. ( 8 ) De Anzibariën of Amzibariën , dat is, zo men wik Eemsbauren, fchynen over de Boertange in de Friefche Moerasfen aan den oever van de Eems gewoond te hebhen,ahvaar nog eene lange en fmalle llreek Lands legt,wclker Bewooners Eemslcinders en Eemsboereti genoemd worden : doch, door de Kauchen verdreeven, hebben zy de Landen, langs den regter oever der Druziaanfche Graft,gelegen, in bezit genomen. Alting Germ. ifffer. P. I. p. 6. (9} Cezar plaatst het Eiland Mona tusfchen Engeland en Ierland. De Bello Gallico Libr. V. Cap. 12. 't Is twyfelagtig, of men 'er het Eiland Angle/iy, dat by de Inwooners Mon heet, dan of men 'er het Eiland Man, dat de Inwooners Menau noemen, voor hebbe te houden, 't Eerfte is my waarfchynlykst. Sommigen zyn van gedagten, dat Tacitus van een ander Mona fpreekt dan Cezar. Zie Cellarius Libr. II. Cap. IV. p. -a32.  I Boek. HISTORIE. y9 toe die uitfpaorigheid\gcfteegen, dat hy zyne Moeder eerst haare Germanifche of Batavifche Lyfwagt benam (z), en naderhand, door zekeren Anketm, moorddaadig ombrengen liet Dit verbitterde veelen dermaate tegen den Keizer, dat 'er eene famenzweering tegen zyn leevcn gefmeed werdt., Doch dien aanflag ontdekt zynde, werden 'er verfcheiden' medepligtigen gevat. , Nero hadt ondertusfehen de Stad met zyne Batavifche en andere Lyffchutbenden bezet, als op welke vreemden hy zig nu meer dan op de Romeinen verliet: en deezen betoonden ook hunnen yver in zynen dienst, met door de firaaten en wyken der Stad, en vervolgens langs 't platte land, en door de naaste Steden te rennen, om elk, die men verdagt hieldt, ter ftraffe te fleepen C^}- Fontejus Kapiio hadt federt het Stedehouderfchap van Neder-Germanie bekomen, en, rt zy om Nero in zyne wreedheid te believen, of om eenige andere reden, den Batavier Julius,Paulus, Broeder van Klaudius Civilis, eerst valfchelyk van muitery befchuldigd , en toen laaten ombrengen. Civilis zelf, die, voor eenige jaaren, in Britannie, blyken van zyne trouwe, in dienst der Romeinen, gegeven hadt, werdt nu in boeijen geflaagen, en naar Rome aan Nero gezonden, alwaar hy, geduurende de regeering van dien wreeden Vorst, gevangen bleef (.£•)• Daar f Ï) Tacit. Ann. xiii. Cap. 18. CÓ Tacit Ann. xiv. Cap. 9. ( O Tacit. Ann. XV. Cap. 58. CO Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 13, G 2 6"8. En den toeleg op Nero's leeven wreeken. XXVII. Klaudius Civilis wordt gevangkelyk naar Rome gevoerd, en zyn broeder Julius Paulus omgebragt.  XXVIII Opftand in Gallif onder 't beleid van Vindex. (O D'on. Excerpt. Libr- LX1II. *. 734, 755, CO Tacit. Hiit. Libu Ut Cef. 66. 100 VADERLANDSCHE 1. Boek: Daar zulke euveldaaden aan Bondgenooten des Ryks gepleegd werden, kan men ligte1 lyk vermoeden, dat het, in de Wingewesten, niet beter hebbe toegegaan. De Galliërs in 't byzonder hadden al overlang veel geleeden van Nero's ftrenge kneveleryen, die nog , zonder eenige hoop van verbetering, bleeven duuren. Aan Kajus Julius Vindex, eenen Galliër van Koninglyke afkomst, wiens Vader van Raadsheerlyken rang was geweest, was, uit hoofde van zyne aanzienlykc geboorte, de regeering in Gallie roevertrouwd. Sterk was hy van lighaam , fchrander, voorzigtig, ervaaren in krygszaaken, en ftout van onderneemingen. Deezen verdrooten de verdrukkingen, die zyne Landsluiden van de Romeinen leeden, zo zeer, dat hy befloot, hun 't Roomfche juk van den hals te fchuiven, en Nero zelv' van kant te helpen. Hy roept dan de menigte byeen , en Helt, op den Regterltoel gezeten, hun den aanflag voor, met breede uitmeeting van Nero's wreedheden en afperfingen. Kortom, hy beweegtze allen tot toeltemming, en de afval wordt bcflooten (d). Nero hadt hiervan zo dra geene kennis gekreegen, of hy ontbiedt de veertiende Keurbende en de Batavifche hulptroepen uit Britannic (lius Paulus noemt, aan Klaudius gegeven hebbe; 't zy dat Civilis naam waarlyk Julius geweest zy. Ten minden heeft men een oud opfchrift ontdekt, in welk de naam van Julius Civii.is gefpeld wordt. Zie Vossius 'de Idololctria Libr. II. in Notis Gronovii ad Tacit. Hift. Lib. I. Cap. 59.  I. Boek. HISTORIE. 10; heid gefield (/). De Keizer vreesde dat de Batavieren, een forsfe Landaart , door het itrafFen van eenen hunner Edelen, van 't Roomfche volk vervreemden mogten. Ook zondt hy de voorgemelde Batavifche hulptroepen, die met de veertiende Keurbende nu oncenig geworden waren, door hun Land, naar Britannie te rug Deezen, in Germanie aangekomen, vernamen daar, hoe misnoegd de Germaanen in 't algemeen, en ook hunne Landsgenooten waren, om dat dezelven zig, door Galba's gierigheid , van de vrugt der ovcrwinninge, op Vindex en de Galliërs behaald, veriïeken zagen. Dit trof hun zo diep, dat zy de eerden waren, die, met den aanvang des volgenden jaars, den eed, anders dan in den naam des Romeinfchen Raads, weigerden te doen. Zelfs vaardigdenze, aan de Batavifche cn ande're Lyffchutbenden te Rome, boden af, die uit hunnen naam verklaarden , dat hun een Keizer, in Spanje gemaakt, mishaagde , en dat zy zelvcn eenen anderen Honden te kiezen, dien alle de heiren zouden goedkeuren Welk (lout bedryf waarfchynlyk oorzaak geweest is, dat Galba de Germanifche en Batavifche Lyffchutbenden, die, jaaren agtereen, proeven van hunne onverbreekelyke trouwe in Kcizerlyken dienst gegeven hadden, van die waardigheid afzette, en, zonder eenige belooning, naar hunne Landen, te rug zondt (O Tacit. Hift Libr. I. Cap. 59. & Libr. IV. Cap. 13. OO Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 17. (_n~) Sceton. in Galba Cap. XVI. G 4 69- De BatavifcheLyfwagt wordt afgedankt.  104 VADERLANDSCHE L Boek. Otho en Vitellius byna op eenen tyd voor Keizer uitgeroepen. De Batavierenverklaaren zig voor VIpellius. zondt (o ). Kort hierna werdt Galba, om zynen ouderdom en gierigheid, by 't volk in veragting geraakt zynde, van de Krygsknegten omgebragt (/>). Otho , die den aanflag tegen Galba's leeven beftierd hadt werdt tot zynen op¬ volger verklaard. Doch aan den Nedcrryn was Aulus Vitellius, die daar van Galba's wege 't gebied voerde, al by deszelfs leeven, voor Keizer uitgeroepen (?')• Ondertusfchen waren de voorgemelde agt Batavifche Ruiterbenden, in de Landen der Lingoonen ( 2 ), aangekomen. Elk hadt het oog op hen gellaagen, om te zien, wat zyde dit ervaaren Krygsvolk , in deezen ommezwaai der dingen, kiezen zou. Zy vallen, gelyk hunne Landsgenooten gedaan hadden , Vitellius toe, die, zig door zulk een magtig Bondgenootfchap gefterkt vindende, alles gereed maakte, om Otho in Italië te bcoorloogen (O- Hy bragt twee Legers op de been. Het één, welk omtrent dertigduizend man fterk was , werdt onder 't beleid van Cécina gefield. Over het ander, welk uit veertigduizend man beftondt, kreeg Fabïus Valens het bevel. Beide deeze Legers waren van (o) Sueton. ;* Galba Cap. xii. (p) Tacit. Hift. Libr. I. Cap 5. Sueton. in Galba Cap. XXIII. (?) Ai'rel. Vict. Cap. vi. (r) Sueton. in Vitellio Cap. vii. Tacit. Hifi. Libr- \. Cap- 57. ( O Tacit. Hift. Libr. i. Cap- 57 & 59. ( 2 ) Men is 't eens, dat de Lingoonen in 't Bisdom Langres in Champagne gewoond hebben. Zie Cellarjus \Ab. II. Cap. III. p. 184.  I. Boek. HISTORIE. 105 van Germanifche hulpbenden voorzien. En onder dat van Valens, bevonden zig de gedagte Batavifche Ruiterbenden. Valens moest den weg langs (3) Lugdunum neemen, de Galliërs, in 't doortekken, met verdrag of geweld, in Vitellius belang brengen, en door Savoye en Piemont, in Italië dringen. Cécina zou nader' weg opflaan, en door Germanie en het Peniner gebergte in Italië komen Op den togt van Valens, rees oneenigheid tusfchen de Batavieren cn de vyfde Keurbende. Wat 'er de oorzaak van geweest zy, wordt niec gemeld; maar wel, dat men van kyven haast tot vegten kwam, 't gene, vermids 'er de Soldaaten onder roeiden, op een' volflaagen ftryd zou uitgeloopen zyn, ten ware Valens, door het ftraffen van eenige weinigen, de Batavieren hadt doen denken aan zyn oppergezag, welk zy fchecnen vergeeten te hebben (v). Cécina, met zyn Leger in Zwitferland aangekomen, ontving daar de blyde tyding uit Italië, dat zig eenige benden, die omtrent de Padus of Po gelegerd waren, onder den eed van Vitellius begeven hadden. Hunne eigen' Honderdmannen, die Otho niet kenden en aan Vitellius verpligt waren, hadden, van de kragt der aankomende Keurbenden en den roem des Germanifchen heirs zo breed by hen opgegeven , Tacit. Hift. Libr. i. Cap. 61 & 64. (v) Tacit. Hift. Lib'-. I. Cap. 64. (3) Lugdunum ofLions inFrankryk is eene overoude Stad, en, zo men wil, tweeënveertig jaaren voor de gemeene Tydrekening, door de Romeinen, gebouwd» Zie Celxarius, Lib, II, Cap. II. p. J38, 13°. G5 Oneenïgheid tusfchen de Batavieren en de vyfde Keurbende.  i©6 VADERLANDSCHE I. Boek. xxx. De Batavieren . zwemmen ovei de Po en verwekkenfchrik onder Otho's benden. geven, dat zy tot de party van Vitellius overgingen, en verfcheiden' aanzienlyke Steden , over de Po gelegen, aan Cécina afftonden (w~). Dus viel alles wat tusfchen de Po en het Alpisch gebergte gelegen was, het bloeijendfte deel van Italië, Vitellius in handen. Zyne benden onderfchepten, tusfchen Placentie en Pavie, honderd Ruiters en duizend Vlootclingen, en behaalden nog eenige andere voordeclen op Otho's aanhangers; 't welk hen zo zeer aanmoedigde, datze zig langer door ftroomen noch oevers keeren lieten De Batavieren en de andere Overrynfche Germaanen, die onder Cécinas benden waren, want Valens bevondt zig toen in 't Narbonenzer Gallie, werden zoo heet op 't vegten , dat zy ondernamen de Po, tegen over Placentie, over te zwemmen. Omtrent welke Stad, zy eenige verfpieders van Otho's party opvingen, en den anderen zulk eenen fchrik aanjoegen, dat dezelven den hunnen al bevende boodfehapten, hoe Cécina met het gantfche heir in aantogt was 't Leedt ook niet lang, of hy toog met zyne benden over de Po, en lloeg het beleg voor Placentie (y). De ronde Schouwburg, die buiten de Stad Itondt, en het grootfte gebouw van gantsch Italië was, werdt terftond in brand geileken ( z ). 's Daags daaraan, zag men, met den morgenftond, de vesten vol van voorvegters, terwyl de velden van ( «O Tacit. Hift- Libr. I. Cap. 70. f xrS Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 17. Xy) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 20. O) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 21. ...  I. Boek. HISTORIE. 107 van gewapende mannen blonken. De Keurbenden Honden in eenen digten drom; de hulptroepen waren verfpreid. Men fchoot en wierp 'er, met pylen en fteenen, naar 't hoogfte der muuren. De belegerden troffen, van om hooge, de Germanifche en Batavifche Regementen; die, naar de wyze hunnes Lands met naakte lighaamcn en de fchilden boven de fchouders, onder 't aanheffen van een nors Krygsgezang, en 't rammelen der fchilden, roekelooslyk toeliepen. De Keurbendelingen, met berden en horden gedekt, poogden de muuren te ondermynen, en de poorten te overweldigen. Doch van binnen hicldt men zwaare molenfteenen gereed, die men op de aanvallers van boven neder ploffen liet, waardoor veelen verpletterd werden. Men boodt zo dappere tegenweer van de vesten,'dat Cécina zig genoodzaakt vondt, het beleg op te breeken, en over de Po naar Kremone te rug te keeren. In 't aftrekken, gaven zig aan hem over Terullius Cerïalis met veele Vlootelingen, en Julius Brigantikus, met een klein getal van Ruiteren. De laatfte was een Batavier van geboorte, Zusters Zoon van Klaudius Civilis, en hadt, federt eenigen tyd, het bevel over een vleugel der hulpbenden gehad Valens, federt met zyn Leger te Pavie gekomen , kreeg daar de handen vol werks aan het Rillen eener muiterye, die lang onder zyne benden gefmeuld hadt, en nu op 't hevigst was uitgeborften. De agt Batavifche Regentente) Tacit. Hilt. Ubr. tl. Cap. 22. & Libr. IV. Cap. 7©.. De Germaanenen Batavieren lyden veel in 't beltonnenvan Placentie. JuliusBrfgantikus,Zusters Zoon van Civilis, gaat tot de parcy van Vitellius over. XXXI. Trotfe taal van agt BatavifcheRegementen.  Valens hunVeldjheer wil Jien uit iet Leger verzenden. Daar zig de Keurisendentegen tanten. ro8 VADERLANDSCHE I. Boek. menten, die zig, van 't Land der Lingoonen af, by Valens Leger gevoegd hadden, begonden zig hoe langer hoe trotfer aan te Hellen. Langs de Tenten der Keurbenden liepenze ftoffen, hoe zetwaren, die de Veertiendelingen ingetoomd, Nero van Italië beroofden */ gantsch geluk des Oorlogs in hunne hand hadden. Hard viel die fmaalen den Soldaat en den Veldheer, terwyl de tugt, door kyven en twisten, bedorven werdt. Valens begon zelfs te vermoeden, dat 'er, onder deeze ongebondenheid, heimelyke ontrouw fchool (b). Wel te pas werdt hem geboodfehapt, hoe Otho's Vloot eene Vleugel der Treviren en ( 4 ) Tongeren verjaagd hadt, en hoe 't Narbonenzer Gallie vast omringd werdt. Hier heenen beveelt hy een gedeelte der onrustige Batavieren te trekken, zo 't heette, om deeze Volken, die_ met Vitellius verbonden waren, by te fpringen; doch inderdaad, om de oproerige Regementen te verfpreiden en hunne magt dus te verdeelen. Doch naauwlyks was dit bevel rugtbaar geworden , of hunne Medgezellen begonden te klaagen; en de Keurbenden zeiven floegen aan 't morren , dat men hen van den byjland dier allerdapper/ie Mannen beroofde; dat die oude Krygsluiden, overwinnaars in zo veele Oorlogen, nu men den Vyand voor zig zag, gelyk als uit de /pits weggeleid werden. Zo het Gallisch Wingewest van meer rb~) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 27. (4) De naam der Tongeren geeft genoeg te kennen, lat zy omtrent de Stad Tongeren, in Luikerland, gehoond hebben. Zie Cellaïuus Libr. II. Cap. III. p. 116, 217, 233.  f. Boek. HISTORIE. 105 meer belang was, dan Rome en de behoudenis des Rybs; men mogt hen allen derwaards zenden : doch zo de ziel der zeege aan V overmeesteren van Italië hing, dan moest men de Jïerkfte leden niet van het lighaam des Legers affcheuren (c). Valens, die hen die forsfelyk hoorde uitflaan, beval zynen trouwanten, op hen loste gaan, en het gemor te Rillen. Doch hierdoor nog meer ontfleken, randenze hem aan, en fmyten met fleenen. Hy neemt de vlugt; doch zy zetten hem agter na; roepende, dat hy den roof der Galliën, en V loon van al hunnen arbeid agter de hand hieldt. In zyne Legertent gekomen, rukkenze de pakken los , en doorwroeten de aarde met fchigten en fpietfen. Valens hadt zig ondertusfehen, in \ gewaad van eenen Slaave, by eenen Tiendeman der ruiteren verborgen. De Legermeester Alfenus Varus, ziende dat de muitery een weinig begon te bedaaren, bediende zig van deeze list, om dezelve nog verder te Rillen. Hy verboodt den Honderdmannen ronde te doen, en deedt de trompetten zwygen. De muiters, die dit niet gewoon waren, Ronden als verfuft, en zagen eikanderen met verbaasdheid aan, merkende dat hen nu niemant regeerde, 't Leedt niet lang, of zy verzogten, eerst met zwygen en berouw, en eindelyk met bidden en traanen om vergiffenis van den gepleegden moedwil. Toen kwam Valens, dien zy verlooren waanden , wahhavenig en fchrijende te voorfchyn, en verwekte zo veel erbarming; CO Tacit. Hift. Libr. II. Cap, 2«, Zy randen hunnenVeldheer aart en doorwroetenzyne Legertent. Zy worden door list tot ftilftand gebragt*.  fio VADERLANDS CUE I. Boek. XXXII. Zonderlinge Waterftrydtusfchen de Batavieren er de vyandelykeSchermers. hïing, gunst cn vreugde in .de gcmocden der Krygskncgten, dut zy hem, omringd van Arendcn en Legertekenen, al juichende naar den Spreckzetel voerden. Hy gedroeg zigzeer gemaatigd, en heeft 'er flegts weinige befchuldigd cn niemant ter fèraffe gevorderd: waarmede deeze gevaarlyke oproer gelukkiglyk geftild werdt Cd). Terwyl Valens zyn Leger by Pavie ne-> derfloeg , ontving hy de tyding van Cécina's ongelukkig gevegt. 't Scheelde weinige of de pas gedempte muitery ' was by deeze gelegenheid wederom ontfteken, want de Soldaaten" begonden te morren, dat zy, door 't bedrog en fukkelen van Valens, uit den ftryd gebleeven waren. Nu baddenze rust noch duur, maar rukken , zonder den Veldheer af te wagten, voor de Legertekens heenen , en vervoegen zig by Cécina's hcir (e). De vereenigde Legers beflooten den kryg tegen Otho's aanhang met alle kragt voort te zetten (f). Men flaat eene brug over de Po, ter plaatje' daar-, in 't midden van dien ftroom, een Eiland was. De Schermers van Otho's Leger wenden al hunnen vlyt aan, om zig, "met fchuiten, van dit Eiland meester te maaien, én van daar het bouwen der brugge te 'verydelen. Maar de Batavifche en andere 'Germanifche Hulpbenden waren hun te gaauw, en kwamen zwemmende op het Eiland. De "Schermers, met hunne fchuiten naderende , poog- jMkj Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 29. *lO Tacit. Hift. Libr. II. Cap. -,o. ), ai- (nj Tacit. Hift. LTbr. II. Cap. 66. (o) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 66. 00 Tacit. Hift. Libr. K. Cap. 6r>. (<5) Niemant twyfelt, of Ausnnta Taurinorum heet •thans 7»«'«, zynde de Hoofdftad van Piement, CeLlarius Libr. II. Cap. IX. p. 410. I. Deel. H Vitelüu* zendt de Batavieren, nevens de veertiende Keurbende,naar Britannie. Doch deezen op weg oneenig wordende,fcheidt hy de Batavierenvan bun af, en zendtze naar Gsfy manie.  ï14 VADERL. IIIST. I. Boek; alwaar zy den Romeinen, die nog met den burgerkryg belemmerd waren, eerlang, ook eenen uitheemfchen Oorlog hielpen berokkenen. VADERS  Bladz. 11$ VADERLANDSCHE HISTORIE. TWEEDE BOEK. INHOUD. I. Oorlog tusfchen de Batavieren, onder Klaudius Civilis, en de Romeinen. II. Verbond der Batavieren en Kaninefaaten. Brinio, door de laatften, tot Legerhoofd verheeven, Twee Romeinfche Legerplaatfen verbrand. III. De Romeinen, door de Batavieren, Kaninefaaten en Friezen, geflaagen. IV. Andermaal verjaagd. V. Bataviefchs benden verlaaten den dienst der Romeinen. Slag by Bonna. VI. Civilis beftormt Vetera, cn belegert het naderhand. VIL Zonderling ftormtüig der Batavieren. Civilis dringt de Trevieren tot den afval. VIII. Lly overmeestert - Afciburgium; en wordt van Vokuld's heir overvallen. IX. Gevegt met de Romeinfche Koorenhaalers. Civilis neemt Gelduba in. X. Verklaart zig vyand der Romeinen, en beweegt de Galliërs tot den afval. XI. De Kaninefaaten en Marezaaten, door Klaudius J^abeo, overvallen. XII. Hongersnood te Vetera; welk ingenomen wordt. Ontrouw de? 'Germaanen. Velleda, Germanifche WaarH % zeg-  nó" VADERLANDS CUE H. Boek; zeg/Ier. XIII. Onderhandeling met de Agrippiners. Civilis, door Labeo, gefluit. XIV. De Tongeren gaan tot Civilis over. Sabinus engelukkige togt. XV. Krygstoerustingen der Romeinen. De Treviren geflaagen. XVI. Cerialis komt in Germanie. Valentimis gevangen en gedood. XVII. Cerialis verjhaadt liet gebied over de Galliën. De Romeinen overvallcn. XVIII. Slag tusfchen de Romeinen en de verbonden'' Volken. De Ubiën vallen Civilis af. XIX. Britannifche Vloot, door de Kaninefaaten, bcvogten. XX. Gevegt op V verdronken Land. Nederlaag van Civilis. XXI. Stad der Batavieren verbrand. Druzus Dyk geflegt. XXII. De Legerplaatfen te Arcnakum, Batavodurum, Grinnes en Vzda overvallen. XXIII. Aanflag op de Romeinfche Vloot. XXIV. Tiet Eiland der Batavieren gcplonderd. XXV. Vrede tusfchen de Romeinen en Batavieren. XXVI. De Romeinen overmeesteren eerst Mona, daar na Britannie , met hulp der Batavieren. Stout beftaan van eene bende Uzipeeten. XXVII. Domitiaans belagchelyke zegepraal over de Germaanen en Batavieren. I. Eeginfels des Oorlogs, tusfchen de BatavieTen, onder'tbeleid van Klaudius Civilis, jï~"*\c Batavieren, die nu, langer dan eene JL^ eeuw, met het Roomfche Volk verbonden geweest waren, en deszelfs magt dikwils in hun Land gezien hadden, waren, door het Bondgenootl'chap met hun magtiger geenszins gefleetcn; maar hadden den Romeinen, tot nog toe, volgens de voorwaarden des Verbonds, mannen en wapenen gele--  II. Boek. HISTORIE. 117 geleverd, die lang in de Germanifche oorlogen geoefend waren, en volgens dc oude infteliing , ten minlten doorgaans, door de edelilen hunner Landsluiden, beftierd werden () Tacit,. Hift-, Libr. IV. Ctpi m. (b; Plutaiich. in Sertorio. p. S69. E. ie) Josepii. dc Bello Jud. Libr. VII. Cap. IV.p. 40J.,Eattm.. Haverkamp. Tom. II. Cdj- Eutrop. Libr. VII. Cap. 19. II * en deRov mcinen. Civilis veinst Vespa ■ ziaans party tegen Vitellius ce kiezen.  Vitellius beveelt eene werving te doen in het Eiland der Batavieïen«. Staat van de krygsmagt der u8 VADERLANDSCÏIE TI. Boek. te Rome in veel aanzien (e); die hem vermaande, hy zou de hulptroepen, die Vitelliui uit Germanie ontbooden hadt, en, onder f'chytp van eenen gevreesden oproer onder de Germaanen de Keurbenden zeiven te rug houden. Hordeonius Flakkus, Bevelhebber over 't Leger aan den Nederryn (ƒ), die naar Vefpaziaan helde, hadt Civilis ook, in perfoon, hiertoe opgehitst (g). Midlervvyl hieldt Civilis het geheim van zynen aanflag verborgen; doch kreeg eerlang gelegenheid, om dien in 't werk teikllcn. Vitellius hadt bevolen eene werving, tot het voltallig maaken zyner Troepen, onderde Batavieren, te doen. Gaarne zou dit oorlogszugtig Volk dien last gedraagen hebben, was dezelven niet merkelyk verzwaard geworden, door de gierigheid en overdaad der werveren. Deezen genoegden zig niet, met kloeke jongelingen tot den Krygsdicnst te vorderen; maar zy perften 'ér ook oude en magtelooze luiden toe, op dat zvze naderhand, om geld, wederom ontdaan mogten. De onbejaarden zeiven, als zy maar van eene fchoone en ryzige geftalte waren, gelyk de Batavifche jeugd doorgaans was, werden tot onkuischheid weggefleept. Dit wangedrag verwekte wrevel en afkeer onder de Landzaaten. En de aanfrigters van den opitand tegen de Romeinen bragten 't daar toe, dat de begonnen' werving alomme verbooden werdt. Civilis bediende zig van deeze gunftige gelegen,-. CO Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 2, 4. C/5 Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 57. (g) Tacit. Hift, Lih\ IV. Cap. 14.  II. Boek. HISTORIE. 119 tegenheid. Hy kende den zwakken Haat'der 1 Romeinfche krygsmagt, hier te Lande. Hy1. wist, dat de Keurbenden, thans langs den linker oever des Ryns gelegerd, niet voltallig waren (/z)- Daar lagen 'er, naamlyk, zes in 't geheel; twee te Maguntiakum (z')> eene te Bonna (/.-), en eene te Novefium (/). De twee overigen flocgen zig eerlang te (in) Vetera neder ( 1 ). Ieder Keurbende beftondt, voltallig zynde, uit zesduizend man Doch de Keurbende, te Bonna gelegerd, fchynt maar uit weinig meer dan drieduizend man beftaan te hebben ( 0 ); en die te Vetera kwamen, waren ieder niet boven de tweeduizend vyfhonderd man fterk(j>). De Romeinen hadden, daarenboven, nog agt Batavifche * Ruiterbenden in dienst ( q ); die,' met eikanderen, op verre na, geene drie-' duizend man konden uitmaaken (V). Ook hadt Civilis hoop, om hen van de Zyde deiRomeinen af te trekken. De gantfche Krygsmagt der Romeinen, langs den Rynkant , zal dus, vermoedelyk , ten deezen tyde , want (70 Tacit. Hift. Libr. IV. Cup. 56. (O TArxr. Milt. Libr. h Cap. 9. Libr. IV. Cup. 18, 24,. 33, 59, Ti» CÓ Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 19, 25 (O Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 26, 33. O) 'l'Af.iT. Hift» Libr. IV. Cap. 18, 35. 00 Vegetius de Re nulitari Libr.. II. Cap. 2 & 6e C5 Tacit. Hift. Libr. IV. Cap 20 ■ lp) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 22. C? ) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 15. verg. Libr. I. Cap. 53^ en Libr. IV. Cap- 17 & 19. Cr) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 20. (1) Wy zullen in 't vervolg aanwyzen-, waar deeze; tót Legerplaatfen der Romeinen gelegen hebben». H 4. Lomefen,langsen Ryn. 1 Cohar* es.  Civilis hitst de Batavieren op ten oorlog. o CO Tacit. Hift. Lttrï V. Cap. 14 & 19. (2) Welk dit Heilig JVoud geweest zy ,is geheel onzeker. Sommigen verftaan 'er het Ilaagfche Bosch door, Anderen het Schaakenbosch , tusfchen den Haag en Leiden, welk, na het midden der zestiende eeuwe, uitgerooid zynde, thans niets meer van zyne oude gedaante heeft overbehoudcn. Zie G. van Loon Aï«ucle Holl. Hifi. I. Deel, bl. 99, Anderen wederom 001deelen, dat men dit Woud niet in het Eiland der Batavieren; maar tusfchen de Waal cn de Maaze zoeken moet. Zie Pu. Cluverius Germ. Ant. Libr. II. Cap. XXXVI. p. 496. en M. Alting Notit. Germ.infer.Y.l. p. 103. Tacitus befchryft het niet nader, dan met den naam van Heilig Woud, ea Heilige Wouden, alwaar Offerdienften gefchiedden, waren 'er, ten deezen tyde Vf overvloed, hier te Lande, Zie Tacit. Hifi. Libr, IV. Cap, 2ï. ïao VADERLANDSCHE II. Boek. want tegen het einde des Krygs., is zy nog met vier Keurbenden en eenig Paardenvolk verderkt geworden O), geene twintigduizend man hebben konnen uitmaaken. Dit Krygsvolk lag, in verfcheiden' Legerplaatfen, van tegen over den Meinitroom af, tot in het Eiland der Batavieren, aan den Zeekant, toe, verfpreid; en was, dus verdeeld, te onbekwaamer, om behoorlyken tcgenlranu te bieden. Civilis, van dit alles niet onbewust, roept, onder fchyn van een Gastmaal, dc aanzienlykflen des Landaarts en de wakkerften der Gemeente, in een Heilig Woud (2), by een. En hen, door den nagt en vrolykheid, verhit ziende, heft hy aan van den krygsroem des volks, en telt op, tot den einde toe, het onregt, derooveryen en de andere ongemakken der dienstbaar-, held, die hun nu van de Romeinen icheen gedreigd  II. Boek. HISTORIE. IE! dreigd te'worden. Zy werden, {prak hy, nu niet langer als Bondgenooten, gelyk eertyds; maar als Slaaven gehandeld. Zelden kwamen di Stedehouders om kennis te neemen van de rrf- en bloedgierigheid der Overfien en Honderdmannen, aan welken men hen overleverde. Nu was V wederom eene werving beflemd, door welke de ouders van de kinderen, en de broeders van de broeders, als voorat laatst, werden af gefcheiden. Nimmer was de Romeinfche Staat krankergeweest , en in de winterlegeringen niets dan buit en oude luiden. Zy moesten flegts de oogen opflaan, en zig, door de ydele naamen der Keurbenden , niet verfchrikken laaien. Hun fchoot puik van Voetvolk en Ruiters over; de Germaanen waren hunne Bloedverwanten, de Galliërs hadden ééneh zin met hen. Zelfs was de Oorlog den Romeinen niet onaangenaam, van welken de ongelukkige uit/lag aan Vespaziaan geweeten zou worden; terwyl men van de overwinning niemant rekenfehap verfchuldigd was (t). Civilis rede mee volkomen' toeftemming van de vergaderde Batavieren aangehoord zynde, beëedigde hy hen al te famen, naar 't Lands gewoonte, met den voorouderlyken vloek. Men zondt vervolgens naar dc Kaninefaaten, om dezelven ook in 't verbond te brengen. Civilis nodigde daarenboven, ; door heimclykc boden, de agt Batavifche i Ruiterbenden, die door Vitciiius naar Ger- , manie gezonden en nu te Maguntiakum £3), aan (O Tacit. Hift. 'UW. IV. Cap. 14. (3) Maguntiakum is zekerlyk Maats , eene overoude 'Stad, aan den linker' oever des Ryns, tegen o-; II = ver II. De Kanïicfaatearerbin- ' len zig metCivi:is, en lellen 3rinio ot hun Leger- iOOfd tan.  ra© VADERLANDSCHE II. Bobï* Die, nevens de Friezen. twee Winterlegeringen der Romeinen verbrandt. * Castel1*. aangekomen waren, om ééne lyn met hem te trekken. Onder de Kaninefaatcn, bevondt zig zekere Brinio, die ftout van inborst, en daar by van eene aanzienlyke afkomst was. Zyn Vader .hadt veel vyandelykheids durven ondernecnlcn, en, gelyk wy boven (v) verhaalden , Kaligula's beiagchelyke togten ongellraft bclpot. Deeze Brinio geviel zynen Landsluiden te meer, om de weérfpannigheid zyns Vaders tegen de Romeinen. Ook werdt hy, Volgens 't gebruik dier tyden, in een fcliild gezet, op de fehouders der draageren gezwenkt, en tot Hoofdman over 't Kaninefaats Krygsvolk verkooren. Brinio ontboodt terftondt de Friezen, die over den Ryn, welke door het tegenwoordig Leiden loopt, woonden, en vak, niet verre van de Noordzee, op de naastgelegen' twee Rönaeinfche Winterlegcringcn aan, welken men meent in 't Huis te Britten en te Roomburg geweest te zyn (V). Dc Soldaatcn, die deezen overval niet vcrwagt hadden, verlieten de Legers, die van dc Kaninefaatcn cn Friezen gcplonderd werden. De ♦ Burgten der Romeinen werden met gelyke verdelging gedreigd; doch, als niet te verdedigen , door de Romeinfche Overlten zeiven, in brand geileken. Deeze Burgten dienden, gelyk men, uit de Cr' I. Bork, lladz. 88, OO g. van Loon Aloude Holl. flirt. i. Deel, bl. lol. ver de plaats, daar de Mein in den zeiven valt, gele*j>en. De Stad is vermaard by de oude Laudbefchryvers. Zie Cellaïuus Geogr. Ant. Libr. II. Cap. I1L  1L Boek. HISTORIE. 103 de woorden eensDigtcrs der vierde eeuwe (x)» afneemt, den Romeinen, in tyden van oorlog, voor Wapenhuizen, in tyden van Vrede, voor Koorenfchuuren of Pakhuizen. Men hadt 'er verfcheiden' hier te Lande (y). En 't is niet onwaarfchynlyk, dat zy ook tot Bewaarplaatfen van de goederen der Romeinfche Koopluiden gefixekt hebben. Ten deezen tyde, bevonden zig, behalve de Zoetelaars, een goed getal van Romeinfche Koopluiden, in het Eiland der Batavieren. De gelegenheid des Lands heeft 'er hen, buiten twyfel, heenen gelokt, cn den grond gclegt van den alouden Koophandel hier tc Lande. Het Batavisch Eiland lag tusfchen Gallie, een ryk Roomsch Wingewest, cn Germanie, welk ten decle verwonnen was, ten deele gcduuriglyk beoorloogd werdt. Het werdt, van tyd tot tyd, bezogt van Romeinfche Legers en Vlooten, die, by 't afgaan en aankomen, merkelyke verticring in het Eiland bragten. Een goed deel Romeinfche Krygsknegten lag 'er altoos in bezetting. De Vcidovernen hielden 'er zig dikwils op. Deeze en andere redenen hebben, waarfchynlyk, de Romeinfche Koopluiden bewoogen, om zig hier neder te flaan. Zy waren, in deezen vredestyd, door het gantfche Eiland , verfprcid; cn 't zy men wist, dat 'er goede buit by hen te behaalen was, 't zy men zulks waande; de Kaninefaaten en Friezen vallen op de onweerbaare Zoetelaars en Koopluier') Aüsoniüs in Motell. vers. 457. //. 433. Edït. ToOii* Cy") o waan Fsoomfche Mogentli.'£/. 17, ig»  Civilis veinzery wordt ontdekt. ra. De Batavieren , Kaninefaatcn en Friezen liaan de Romeinen. Ï24 VADERLANDS CUE II. Boek. luiden aan, die of omgebragt of geplonderd werden. Ündertusfehen hadt Aquilius de kcygstekens en vendels, cn 't gene 'er van Soldaaten was, aan het bovenfre gedeelte des Eilands, byeen verzameld. Meer hadt dit volk egter den naam van een hcir, dan de kragt; alzo Vitellius de beste benden weggevoerd, en eenen luien hoop uit de naaste gehugten der Germaanen en Nervien van wapenen voorzien hadt (z)i Civilis, oordcelcnde, dat hem nog geraaden was te veinzen, hieldt zig als'of hy geene kennis van Brinio's aanflag gehad hadt, en berispte zelfs de Overflen, dat zy de Burgten verhaten hadden. Elk moest, zeide hy, maar wederom naar zyn winterleger keeren, terwyl hy, met de bende, die ouder hem Rondt, den oproer der Kaninefaatcn dempen zou. Hy hadt, naamlyk, voor, de Romeinfche benden, dus vaneen verfpreid cn in hunne wintcrlegeringen, af te maaken. Doch aizo Civilis aanhang, blyde met den begonnen kryg, geen groot geheim van zytjen toeleg maakte, bleek wel haast, dat niet Brinio, maar Civilis de Iïoofdaanleider van deezen opftand was. .Civilis dan, ziende dar zyne list niet gelukken wilde, nam zyne toevhigt tot het geweld. Hy rukt dc benden der Kaninefaatcn, Friezen enBatavieren by een, en voereze, behoorlyk verdeeld, tegen de Romeinen aan. Deezen waren niet verre van den Rynfhoom gelegerd, op welken zy zig, tegen den vyand,bedienenwil- de.a - ) Tacit. Hift. Livr iv. Cap. 15.  II. Boek. HISTORIE. laj den van eenige Schepen, aldaar, na 't verbranden der Burgten, aangekomen. Niet lang hadt men gevogten, of het Rcgement der Tongren droeg de krygstekens tot Civilis over, en de bedremmelde Romeinen werden beide van vyanden en bondgenooten geflaagen. Die zelfde trouwloosheid, naar 't oordeel der Romeinen, beweczen ook de Romeinfche fchepen, die op Civilis benden afgezonden waren. Een deel van de roeijers beftondt uit Batavieren, die, als ware 't uit onervaarenheid, in 't eerst, de dienften van 't Bootsvolk en de voorvegters verhinderden, cn toen, zig tegen dezelven aankantende, de agterftevens tegen den Germanifchen oever aan* wierpen. Ten laatften, vermoorden zy de Stuurlieden en Honderdmans, uitgezcid de genen, die éénen wil met hen hadden, tot dat dc gantfche vloot van vierentwintig fchepen of van zelve tot Civilis overkwam, of genomen werdt Doorlugtig was deeze overwinning voor Civilis cn dc zynen, die daar door wapenen en fchepen bekwamen, en, onder de Germaanen en Galliërs, voor oorzaaken der Vryheid, met lof gemeld werden. Dc Germaanen fchikten, daarop, Civilis Gezanten toe, met aanbod van hulpe. Hy zelf ltondt naar het bondgenootfehap der Galliërs, door treeken en gaaven. Dc Hoofdluiden van dien Landaart, die in dienst der Romeinen geweest en zyne krijgsgevangenen geworden waren, zondt hy, zonder losgeld te eifchen, naar hun Vaderland te rug. Hun.' C.7) Tacit. Hift, Liir. IV. Caf, i*. Civilis soogt cte Galliërs in zyn verbond over te baaien.  i2ö VADERLANDSCHE II. Boek. IV. 13e RomeinenEenden een Lee;ei od de Batavierenaf". Hunne benden gaf hy keur van blyven of vertrekken. Den bJyvenden boodt hy eenen eerlyken krygsdienst onder de zynen aan: cn die vertrokken beloofde hy zelfs zeker aandeel in den buit van dc Pvomeinen. Deezen nogr tans, Helde hy, in een geheim gefprek, de elendcn voor oogen, die zy zo veele jaaren geleeden hadden, en poogdeze over te haaien, om 't juk der Romeinen van hunnen hals te fchuiven, en nevens zyne benden, welker dapperheid hy hemelhoog verhief, de wapenen tegen hunne gemeene beheerfchers op te vatten Doch, terwyl hy dus de gemeene vryheid fcheen te zoeken, vlamde hy, zo men wil, zelf op 't gebied over de Galliën en Germaniën, ryke en magtige gewesten. Hordeonius Flakkus hadt het eerlte beftaan van Civilis met oogluikinge aangezien; doch nu,' verneemende, hoe 't Leger veroverd* de benden verflaagen, en de naam der Romeinen uit het Eiland der Batavieren vcrdreeven ware, beval hy den Stedehouder Mumius Luperkus-, Overfle van twee Keurbenden, die reeds in de winterlegeringen lagen, op den vyand aan te trekken. Deeze zondt de Keurbendelingen, die tegenwoordig waren, terftond af, nevens de Ubiën, de Trevirfche Ruiters, en eene (4) Vleugel van (£) Tacit. Hift. IMr. IV. Cap. 17. (4) Vleugels waren Kompagnien Paardenvolk, zo genoemd, om dat zy ter regter- en ter linker zyde des Legers geplaatst, de Keurbenden, gelyk vleugels 't gevogelte doen, dekten en befchermden. Aul. Gell. Nb£t. Attic. Libr. XVI. Cap. 4. Vegeïius de Re militari Libr. II. Cap. j.  ÏI. Boek. HISTORIE. 12? van Batavieren, die, reeds door Civilis van de zyde der Romeinen afgetroond , zig nog getrouw veinsden, op dat zy, hen in 't begin van den ftryd verlaatende, met meerder Voordeel, tot hunnen Landsman zouden konnen overgaan. Met deeze benden, trekt Luperkus tegen Civilis op, die, tot aanmoediging van zyne cn tot verbaazing der vyandeiyke Soldaatcn, van dc veroverde Legertekens omringd, zyne Moeder cn Zusters, en aller Huisvrouwen en kleine Kinderen beval agter 't Leger te ftaan, op dat zy dc ftrydende tot de zege aanfpooren, cn de vliedenden befchaamd maaken zouden. Straks heffen -de mannen het gewoone krygsgezang aan, daar 't gehuil der vrouwen onder giert: 't welk van de Romeinen en hunne hulptroepen geenszins met gelyk gekrys beantwoord werdt. De Batavifche vleugel , daarop overloopende , wendt het geweer tegen de Romeinen. De Keurbenden hielden ftal. Doch de Ubiën en Treviren werden, wyd en zyd, over 't veld gedreeven. Eindelyk, deinsden ook de Keurbendelingen af, en weeken naar de Legerplaats C 5 ) Vetera. Klaudius Labeo, Overfte der overgcloopen' Batavifche vleugel, in een bur- \ gcrlyk gefchil met Civilis geraakt zypdc,, werdt (5") De gelegenheid deezer Plaatfe, zo als dezelve door Tacitus (Hift. Libr. IV. Cap. 22.) befchreeven wordt, maakt het waarfchynlyk, dat men haar, in of omtrent de Stad Zante, aan de üukerzyde des Ryns, in Kleefsland, gelegen, zoeken moet. Zie Cluverii Germ, sint. Libr. 11. Cap. XVIII. p. 412, CbLLA&U' 'Ge-egr. Libr. IL. Cap. III. p. 214. Een Batavifchevleugel ioopt uit iet RomeinfcheLeger tot Civilis )ver. 3e Ro- neinen vorden rerjaagd*  ia8 VADERLANDSCHE II. Boek v. Ag: Batavifchebenden, in Ronieinfchendiens:, veriaaten dien en flaan op weg naar NederGerraaDie. werdt, op dat hy, omgebragt, geenen haat by zyne Landsluiden, of in 't Leger behouden, geene tweedragt verwekken zou, naar de Friezen weggevoerd Cc~). Ten dien zelfden tyde, agterhaaldc de bode , door Civilis afgevaardigd, de agt benden der Batavieren, by weiken Tacitus, die dit verhaalt, nu ook van Kaninefaaten gewaagt, die te vooren niet genoemd waren. Deeze benden, eerst van Vitellius naar Germanie gezonden, hadden nu, op zyn bevel, hunnen weg wederom naar Rome genomen. Naauwlyks haddenze Civilis ooodichap gehoord, of de moed zwol hun dermaatc, dat zy, oorzaak tot gefchil zoekende, den loon voor hunnen togt, gefchenken, dubbele foldye en vermeerdering van 't getal der paarden, al het welk hun door Vitellius beloofd was, vrymoediglyk eifchen durfden. Hordeonius Flakkus, die over hen geboodt, maakte, met hun veel tocteftaan, dat zy eindelyk begeerden 't gene zy wisten, dat hy weigeren zou. Eerlang verlietenzo hem, cn iloegen naar Nedcr-Germanie (6) op Cc) Tacit. Hift. Libr. IV. Cc:p. iS. (6) Sedert dat zig verfcheiden' Germanifche Volken , over den Ryn, in Gallie begeven hadden, heeft een gedeelte van Gallie, langs den linker' Ryns-oevcr, den naam van Germanie aan deeze zyde des Ryns, of Germania Cisrhenana, gelyk de Romeinen ipraken (Caliar de Bell. Gall. Libr. II. Cap. 3. & Libr. VI. Cap. 2.} aangenomen. Dio Cassius Lib, LUI. p. 503. E. Dit Gallisch Germanie werdt in Opper- en Neder Germanie onderfcheiden. Ammian. Marcell. Libr. XV. Cap. 9. Volgens PtöLêMEüs (Libr. II. Cap. o.) Geritte Nedcr-Germanie zig langs den Rynkant uit, van da  ÏL Boek. HISTORIE. 129 op weg. Fiakkus befiooc eerst hun den aftogt niet te beletten; doch hiervan haast berouw krygende, fchreef hy aan Herennhis Gallus, Bevelhebber over de eerfte Keurbende, die te Bonna (7) in bezetting lag;dat mende Batavieren daar tegen houden moest, terwyl hy zelf hen van agteren op de hielen zou zitten. En zy waren, meent men, verdelgd geweest, zo Fiakkus en Gallus,elk van zynen kant,hen ingeflooten hadden; maar de eerfte liet zyta voornecmen vaaren, en vermaande Gallus, by nadere brieven, dat hy de weggaanden niet houden zou. Hieruit rees vermoeden, dat de Hoofdluiden zeiven deel aan den opftand hadden, en dat hunne ontrouw oorzaak ware van alles wat 'er gebeurd was of gevreesd werdt On* Cd) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 19. de Zee, tot ann de Rivier Obringa, waar door men de Aar fchynt te moeten verftaan, die, by Rynmagen , tusfchen Bon en Andernach, in den Ryn valt. Van de gemelde Rivier af, zuidwaards, ftrekte zig Opper-Gertnanie, en Wel, volgens Dio, op de aangehaalde plaat> fe, tot digt aan den oorfprong des Rynftrooms. Wy zeggen liever Opper- en Neder-Germanie, dan, met fommigen, Hoog- en Neder-Duitscbland, om dat men, door Hoog- en Neder-Duitscbland, thans ook Landen, verftaat, die ter regter zyde des Ryns gelegen zyn, en. van oudj in 't geheel niet tot Opper- oï Neder-Germanie behoorden. Germanie ter regterzyde de: Ryns werds Overrynsch Germanie [Germania Transrheitana'] en ook wel groot Germanie genoemd. GiEsar de Bello Gallico Lib. I. Cap. 1. & Libr. V. Cap. 2. Ptolem^Üs Libr. II. Cap. 11. in Cod. Palat. (7) Bonna lag, buiten tegenfpraak, ter plaatfe, alwaar nu de Stad Bon is; volgens de bovengemelde verdeeling, in Neder- Germanie, thans in het Aartsfügt Keulen. I. Deel, I  i3o VADERLANDSCHE IE Boek. Zy verflaan de Romeinen by Bonna. Ondertusfchen waren deeze Batavifche benden tot digt by Bonna gekomen, wanneer zy cenigen uit hen afvaardigden, om Hercnnius Gallus aan te zeggen, dat zy geenen oorlog in den zin hadden tegen de Romeinen, voor welken zy zo dikwils hadden geoorloogd; maar, door langen en verhoren Krygsdienst afgemat, hadden zy begeerte naar Vaderland en rust. JVederftondt hun niemant; zy zouden vredig voorby trekken; doch indien hun de weg met geweldbetwist wierdt;zouden zy zig dien, door V faal, openen. Gallus, bedugt wat hem te doen ftondt, werdt door zyne Soldaaten overgehaald, om 't geluk van den ftryd te verzoeken. Drieduizend Keurbendelingen , eenige fchiclyk geworven' Regementen van ( 8 ) Belgen, nevens eenen hoop boeren en zoetelaars barsten tot alle poorten uit, en poogen de Batavieren, eenen veel kleiner' hoop, te omringen. Deezen fluiten zig bcitelswyze in een, en breeken door de dunne ipits der vyanden. De Belgen wyken, dc Keurbende volgt hen, en de bedremmelden worden naar den wal en poorten gejaagd. Groot was daar de nederlaag der Romeinen. De graften werden opgehoopt met lyken. Veelen fneuvelden 'er door vyandelyke wonden; veelen door den val in de graftcn en hun eigen geweer. De verwinnaars, de (o) A- grip- (8) De Belgen of Inwooners van het Belgisch Gallie, die met de Romeinen in verbond ftonden, waren de Ubiën, Treviren, Nerviën en anderen. (9 j Cohnia /Jgrippinen/ium of de Agrippiner Bouwftad heet thans Keulen. Zie hier voor I. Boek, bl. 45. Aant. (6).  H. Boek. HISTORIE. 131. grippinsr Bouwfiad voorby trekkende, ondernamen niets vyandelyks op hunnen verderen togt, en verfchoonden den ftryd by Bonna met te zeggen, dat, hun de Vrede, welke zy verzogten, geweigerd zynde, zy zig genoodzaakt hadden gevonden, hun eigen lyf te befchermen ( Den Romeinen liep het lot midlcrwy! al- lenzins CO Tacit. Hift. Libr IV. Cap. 23. n) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 24. f/j Tacit. Ilia. tAhr. IV. c.v 25.  II. Boek. HISTORIE. ï35 lenzins tegen. De Galliën hadden fchatting en werving geweigerd. De Ryn was, vermids de droogte, op verfcheiden' plaatfen, niet te bevaaren. Men moest wagten langs den gantfchen oever Hellen, om te beletten, dat de Germaanen niet over de ondiepten kwamen. Daar was gebrek aan geld en graanen, en overvloed van behoeftige eeters. Vokula fiaat ondcrtusfchen op weg. Te ( i ) Novefium voegt zig de dertiende Keurbende by hem. Herennius Gallus was hem ook bygezet, om den last des krygs te helpen draagen. De Romeinen, den vyand niet durvende tcgentrekken, ilocgen zig by Gelduba ter neder, vanwaar Vokula een gedeelte des Legers,in de naaste gchugten der (2) Gugernen, die met Civilis verbonden waren, om buit zondt. Hy zelf trok mede (m), en liet bet ander deel des Legers daar 't was, onder 't opzigt van Herennius Gallus, 't Gebeurde, ondcrtusfchen, dat een fchip der Romeinen, zwaar met Kooren gelaaden, in den ondiepen Ryn fleeken bleef, en van de Overrynfche Germaanen, naar hunnen oever toe, gcfleept werdt. Gallus leedt dit niet, en zondt eene bende te hulpe. 't Getal der Germaanen wies O) Tacit. HHh Libr. IV. Ca;>. 26. ( 1) Novefium is nog de Latynfche naam van het Steedje Neus óï'Nuys in 't Aartsbisdom Keulen, tegen over Dusfeldorp, gelegen. (2) De Gugernen, Cugernen of Gubernen worden,by Plinius (Libr. IV. Cap. 17.), tusfchen de Ubiën en Batavieren, langs den Ryn, geplaatst. En uit het genewy hier van Vokula's togt, uit Tacitus , aanhaalen, wordt dit duidelyk genoeg bevestigd. I 4 O Legert zig te Gelduba. TJe Germaanenfleepen een vyandelykKoorenfchipweg.  VIT. Civilis zet het beleg voor Veteravoort. i3r5 VADERLAND SC HE II. Boort wies ook aan; de hulptroepen fchooten toe, en daar werdt hevig, van weerskanten, gefirceden. Doch de Romeinen de nederlaag krygende, werdt het Schip van de Germaanen weggerukt. Gallus kreeg van de zynen de fchuld van 't verlies. Men trok hem uit zyne tent , doeg hem en fmeet hem in boeijen, terwyl men hem geboodt te zeggen, voor welk loon, en met wiens medewee ten hy V heir verraaden hadt. Hordeonius werdt, by deeze gelegenheid, de aanftigter, hy de uitvoerder vau 't fchelinltuk genoemd. Doch Vokula, federt te rug gekeerd, deedt Gallus los maaken , en de hoofden der muiteryc met de dood ftraffen ( n ). Gantsch Germanie hadt zig nu met Civilis verbonden, en ter bevestiging des Bondgenootfehaps, de edelften des Lands tot gyzelaars overgeleverd. Des beval hy den Germaanen , de Ubiën en Treviren, naar dat het ieder naast was, te verwoesten, en met eenen anderen troep over de Maaze te zetten, om de uiterire grenzen der Galliën, de Menapiërs en Morinen , te doen daveren. De Ubiën leeden 't meest, door deeze invallen, en hun tegenfpoed maakte Civilis moediger. Hy zette dan 't beleg voor Vetera dapper voort, en liet fcherpe wagt houden, op dat de belegerden geene kondfehap der komende hulpe kreegen. Den Batavieren beval hy het ftormtuig te vervaardigen. De Overrynfchen, heet op 't vegten, liet hy den wal beklimmen, en, na dat zy afgeweezen waren, (n) Tacit- Hift. Lilr. IV. Cap. 27,  IL Boek. HISTORIE. 137 waren, den ftryd vernieuwen , alzo hem volk overfchoot, en de fchade klein was. De nagc maakte geen einde van 't gevegt De Germaanen droegen hoopen houts famen, ftaken 'er den brand in, en hielden er hunne flempmaalen by; waarna-zy, door den wyn verhit, den ftryd roekelooslyk hervatteden. Doch hunne werpfchigten misten 't doel, gemerkt de duisternis. De Romeinen daarentegen troffen hen, die van 't licht der brandende houthoopen befcheenen werden, te wisfer, en mikten op zulken, die, door ftoutheid of eertekens, boven anderen uitftaken. Civilis, dit verneemende, liet de vuuren blusfchcn, en 't gevegt in 't donker zynen gang gaan. Toen goldt 'er geene dapperheid. De moedigden werden dikwils door 't geweer van bloodaarts geveld. Daar 't gekrys van daan kwam, keerde men zig heenen. De Germaanen vogten met onberaaden* gramfchap. De Romeinen, zig beter op de gevaarlykheden verltaande, wierpen met yzerpuntige ftaven en zwaare ileenen : en daar zy den naderenden vyand, uit het gefchreeuw van de aanvoerders der ftormgevaarten , of uit de aangezette ladders vernamen, ftieten zy hem met de fchildpen ' naar om laag, en wierpen hem eene fchigc agter na. Veelen, die reeds op de vesten geklommen waren, werden met daggen doorreegen. Met den dag, ontdekte zig een nieuw C<0 Tacit. Hifi. Lilr. IV. Cap. 28. I 5  t38 VADERLANDSCHE II. Boek. Zonderling ftormtui£ der Bata vieren. nieuw ftormgevaarte (p). De Batavieren hadden eenen tooren van twee verdiepingen opgeregt, dien zy tegen de (3) Hofpoort, daar de grond vlakst was, aanvoerden. Doch hy werdt haast doorbroken, door irerke berden en balken, die men 'er tegen aanlliet, tot bederf der genen, die 'er op ftonden. Daarop deeden de Romeinen eenen fchielyken uitval, die veelen van de belegeraars het leeven kostte. De belegerden daarentegen, die hun in konst en nyverheid te boven gingen, Helden veele fchadelyke krygsgevaarten toe: en onder deezen, een zeker hangend en wippend oorlogstuig, dat, fchielyk nedergelaaten, één of meer vyanden om hoog rukte, en, door 't omflaan des gewigts, binnen de legerplaats nederfmeet. Hierdoor werdt den belegeraaren de meeste fchrik aangejaagd; des Civilis de hoop, om de vesting door beltormen te overweldigen, wederom zakken liet, tragtende ondcrtusfchen de trouw der Keurbendelingen, door boden en beloften, te doen wankelen ( q ). De flag bv Kremona (4), eene Stad aan de (p~) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 29. (?) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 30. (3) De Hofpoort [Porta pretoria] was de Poort, door welke het krygsvolk ten ftryde gevoerd werdt; of, zo anderen willen, de Poort van de Tent of verblyfplaats des Veldhcers. Vide Not. Inlerpr. ad Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 30. Veget. de Re militari Libr. t. Cap, 23. (4) Deeze was op den laatften van Wynmaand van dit zelfde jaar 69. voorgevallen. Vide Not. Interpret, ad Tacit. Hift. Lib. IV. Cap. 31.  II. Boek. HISTORIE. 139 de Po, in 't Milaneefche, tusfchen de aanhangers van Vitellius en Vespaziaan, was voor den eerfien ongelukkig uitgevallen (V). De tyding hiervan baarde verfcheiden' beweegingen, in dc Romeinfche Legers, hier te Lande. De Gallifche hulptroepen vielen, op aanmaaning der Overften , terftond van Vitellius af. De oude Romeinfche Soldaaten marden; doch als hun van Hordeonius Fiakkus de eed voorgehouden werdt, deeden zy dien met een wankelend gemoed, welk ten aangezigte uitblonk, en floegen, al Hamelende, of met een zagt gemommel, en_ dikwils met zwygen, den naam van Vespazianus over ( s ). Antonius Primus, Bevelhebber in Vespaziaans Leger, hadt brieven aan Civili? gefchreeven; die Fiakkus benden voorgelezen, doch van hun met verdriet gehoord werden; alzo Civilis in dezelven als Bondgenoot, de Germaanen als vyanden werden aangemerkt. Thans kwam de tyding van Vitellius onfpoed in 't leger te Gelduba, alwaar men Fiakkus voorbeeld volgde, en de Soldaaten onder den eed van Vespaziaati bragt. Alpinus Montanus, die over eene bende van Vitellius 't bevel gevoerd, en de tyding van zyne nederlaag uit Italië herwaards ] overgebragt hadt, werdt nu aan Civilis gezon- ■ den,' om hem aan te zeggen, dat hy den oorlog hadt te ftaaken, en de nitheemjehe wapenen niet langer met eenen valfchen fchyn ie be-[ •wimpelen. Zo hy beft aan hadt Vespaziaan te heler) Tacit. Hift. TJbr. III. Cap. 29, 30, 31, (s) Tacit. Hift. libr. IV. Cap. 31. D.e Roneinenragtert -ivilis de vapenen :e doen ïederleg;en.  140 VADERLANDSCHE II. Boek. Civilis zoekt de Treviren tot den afval te beweegen. VUT. Civilis- over- raeestert helpen; nu was zyn oogmerk bereikt. Civilis antwoordde in 't eerst bedektelyk; doch, befpeurende, dat Montanus zeer fors van aart:, en jookerig naar nieuwigheid was, hief hy aan met klaagen over zynen lastigen vyfentwintigjaarigen dienst, in de Legers der Ro* meinen. En wat loon, vervolgde hy, heb ik voor mynen arbeid ontvangen? Den doo myns broeders, eigen gevangenis, en V wreed roepen deezes Leegers, by V welk ik ter lyfjlrajje gevorderd ben; waarvan ik nu, volgens 't regt der Volken, wraak eisch. O gy Treviren, zeide hy voorts, zig tot Montanus, een' Trevir Q~), keerende, en andere Jlaavende zielen, wat loon verwagt gy voor uw zo dikwils vergooten bloed, anders dan ondank, geduurige fchattingen, roeden, bylen en den lastigen aart uwer Beheerfcheren? Ik, Overfle ééner bende, en de Kaninefaaten en Batavieren, een klein gedeelte der Gallién, hebben de Romeinfche Legers uitgerooid, of prangenze hier met honger en wapenen. Hebt gy dan nevens ons moed, vryheid zal ons gev/orden; en zo wy al verwonnen worden, we zullen nog dezelfde zyn. Montanus dus tot handhaving der vryheid aangezet hebbende, liet hy hem te rug gaan, met bevel nogtans van de zaaken ten zagtften over te draagen. Deeze veinst, onverrigter boodfehap te rug te kecren, en zwygt het overige; \ welk federt genoeg uitlekte (}>). Civilis, daarna, een deel zyner troepen by zig houdende, zondt dc oude Batavifche beo» CO Tacit. Hift. Libr. III. Cc.p. «. (.-/■) Tacit. Hift, Lilr, IV. Caj: 32.  H. Boek. HISTORIE. lebenden en 'c gene hy van Germaanen by der hand hadt, onder de Hoofdluiden Julius Maximus en Klaudius Viktor, den Zoon zyner Zuster, tegen Vokula en zyn heir, welk te Gelduba iag. In 't doortrekken , fleepten zy de winterlegering weg van eene Vleugel, die te (5) Asciburgiumgelegerd was. Zo fcbielyk vloogenze toen ten Leger in, dat Vokula de zynen niet aanfpreeken, noch in dagorde dellen kon. Alleenlyk plaatfte hy de Soldaaten, die onder de krygstekens behoorden, in 't midden; de hulptroepen aan alle kanten rondsom. De Romeinfche Ruitery, allereerst uitgeborden, werdt van de geregelde ordeningen der vyanden zo wel ontvangen , dat zy wel haast te rug keerde. Toen was 't dooddaan, geen vegten. De hulptroepen der Nervien verlieten, uit vreeze of ontrouw, de zyde der Romeinen en delden 't op een vlugten. Eerlang verlooren ook de Keurbenden hunne krygstekens, en werden , by menigten, binnen den wal afgemaakt. Onvoorziens keerde toen de kans, door de aankomst der ( 6 _) Vaskonfche Hulpbenden, die (5 ) Civilis volk trekt van Vetera of Zante naar Gelduba j of Gelb, alwaar Vokula gelegerd was. Afciburgiunt ' moet derhalve op den weg, tnsfehen Zante en Gelb,ge-' legen geweest zyn. Ook ontmoet men hier nog een' overblyffel deezes naams, in het Dorpje Asburg. (6) De Vaseones bewoonden een gedeelte van het Koningj-yk Navarre,in Spanje. Ptolemteus Libr. II Cap. VI. p. m. 39 & 44. Galba hadt, ondeT anderen, dit gedeelte van Spanje tot een Wingewest gemaakt, en, Ln zyn agtjaarig verblyf aldaar, eenig Krygsvolk uit 's Lands Ingezetenen geworven. Suëtojiiüs in Galba Cap. VUL deLegeralaats te \sciburrium. Dvervalt Ifokula's leir te Gelduba. Doch ivordt, door het jykomeiï Ier Vasconfehemlpbenlen, verIreeven,  Civilis poogt de Keurbenden te Vetera tot afval te brengen. H» VADERLANDSCHE II. Boek, die van Galba geworven en toen oporubooden waren. Deezen naderen *l Leger, hooren 't gekrys der Ürydenden, en vallen daarop den Batavieren en derzelver helperen van afteren aan. Gering van getal, verwekten zy groote vreeze. Men dagt, dat alle de benden van Novefium of Maguntiakum aangekomen waren. Deez' dooling gaf den Romeinen moed, en terwyl zy op de kragten van anderen vertrouwden, kreegen zy de hunnen weder. De dapperiten der Batavieren, alle dc Voetknegten , werden gevelddoch hunne Ruiters ontkwamen 't met de Legertekens cn gevangenen, welken zy, in den eeriten aanval, bekomen hadden. Aan de zyde der Romeinen, was, ten dien dage, het grootst en onftrydbaarst getal; by de aanvallers 't puik der benden verilaagen (v/X Beide de Hoofdluidcn hadden zig vergrecpen, en verdienden den tegenfpoed. Vokula hadt verzuimd den vyand te beipieden, cn zo Civilis den ftryd met meer volks aangevangen hadt, zou hy van weinige benden zo lig: niet hebben konnen omringd worden. Daarentusfchen hadt Civilis getragt de keurbenden te Vetera om te zetten, door hun diets te maaken, dat het met de zaaken der Ro- O) Tacit. Hift. 05. II. Cap. 33- VIII. IX. & X. Buiten twyl'el, zyn hier deeze Vaskonlche hulpbenden een gedeelte van geweest. De VaskoneU, of een gedeelte der zeliven, zyn, in devyldeecuwe , over het Pyreneesch gebergte , metter woon, in Aquitanic, gekomen, welk Landiehap, federt, naar hen, dc naam van Gascogné by gebleeven is, Cüllaru Getgr, Ant. Libr. II. Cap. II. p. 124-  II. Boek. HISTORIE. 143 Romeinen omgekomen, en hem de zege te beurt gevallen was. De veroverde krygstekens en vendels werden omhcr gevoerd, en de gevangenen ten toon gefteld. Een der welken de koenheid hadt van met luider ftemme te openbaaren, hoe de ftryd afgeloopen ware. 't Welk de Germaanen dermaate verbitterde, dat zy hem, op ftaande voet, van 't leeven beroofden, waardoor zyn zeggen nog te meer geloofd werdt. Te gelyk i vernam men, uit de opgaande vlam der brandende hoeven, dat het leger van Voku-j la aankwam; want deeze, eenige dagen ge-, mard hebbende, was eindelyk te raade geWorden, tegen den vyand op te trekken, en hem by Vetera te overvallen. Hier aangekomen, beval hy de krygstekens in 't gezigt der belegerden te ftellen, en graft en wal om dezelven te liaan. Toen ging de kreet onder zyne benden op, dat men den ftryd hadt aan te vangen. En zonder te wagten, dat zy gefchaard werden, vallen zy in 't wild en met vermoeide leden op den vyand aan. Civilis was by der hand , en fteunde niet min op de gebreken der vyanden, dan op de deugd der zynen. Daar werdt hevig gevogten. Onder de Romeinen, waren de grootfte muiters de grootfte bloodaarts. Sommigen, der verfche overwinninge gedagtig, bielden post, troffen op den vyand, moedigden zig zeiven en hunne fpitsbroeders geduuriglyk aan, en ftaken, zig in flagorde gefteld hebbende, de handen op naar de belegerden, om hun het teken van uitvallen te geeven. Deezen, alles van de muuren zien kennende, berften daar ïywordt ran Vo;ula'sleiroverrallen.  Geraakt in groot gevaar door het ftruike- len van zyn Paard. Vetera wordt ontzet. IX. T3e Koo renhaalers der Romeinen woi den van Civilis overvallen. (*) Tacit. Hift. I.iir. IV. Cap. 34. 144 VADERLANDSCHE II. Boek.' daarop ter poorten uit, en mengen zig in 't gevegt. Wel haast werden toen de Germaanen op de vlugt gedreeven. Civilis was, by geval, door t itruikelen zyns paards, ter aarde geworpen;de roep ging door beide de legers, dat hy gewond of dood was; en 't is niet te zeggen, welk een fchrik onder de zynen, en welk een moed onder de vyanden hierdoor veroorzaakt werdt (x). Vokula bekreunde zig niet met het vervolgen der vlugtenden; maar verfterkte den wal en toorehs der Lcgerplaatfc, even of 'er wederom beleg op handen geweest ware; zulks men, niet&zonder grond, vermoedde, dat hy, die zo dikwils de zege verwaarloosde, liefst oorlog hadt. ; , In de Romeinfche Legers, was nog gebreic - aan lyftogt. Des werden de legerwagens der Keurbenden met den onllrydbaaren hoop naar Novefium gezonden, om van daar te lan- -de kooren aan te voeren; alzo de Germaanen den ftroom bezet hielden. Zy kwamen voor de eerftemaal veilig te rug, nnds Civilis van zynen val nog niet volkomen herftcla was. Doch toen hy federc vernam, dat de Koorcnhaalers wederom naar Novefium gezonden waren; dat de benden, die ben geleidden, de wapenen op de wagens gefmeeten hadden, en lui en onagtzaam nevens dezelven voortilenterden, en dat 'er maar weinige Soldaaten by de krygstekens waren; beftondt hy hun, in goede orde, aan te randen, hebbende volk vooruit gezonden, om de  ÏI. Boek. HISTORIE. MS de bröHpffi en engten te bezetten. Men vogt mee den hoop in 't lange uitgelbrekt, en mee twyfelagtigen uitflag, tor dar de nagt den ftryd fcheiddc. De Romeinfche benden trokken naar Gelduba; welke Legerplaats, met de Soldaaten, die 'ergcblceven waren , nog bezet gehouden werdt. Vokula, federt, duizend Keurbendelingen uit Vetera geligt en by zyn heir gevoegd hcb-N beude (y ), gaf dit Civilis wederom gelegen- . heid, om deeze Legerplaats te omfingelcn. Daar na nam hy Gelduba in; alwaar Vokula geweest, doch federt van daan en naar Novefium getrokken was. Dcrwaards van Civilis gevolgd zynde, valt 'er, niet verre van de Stad, een gevegt tusfchen de Ruitery voor, welk tcn.nadeele der Romeinen afliep, die toen weder aan 't muiten floegen, geld eischten , cn als hun dat gegeven was, nog niet bedaard, by nagt in de Legertent van Horcleonius Fiakkus vielen, hem ten bedde uitrukten, en wreedelyk vermoordden. Vokula zou dit zelfde lot getroffen hebben, ware hy niet, in een Slaafs kleed cn door de duisternis, onbekend, ontkomen. Met het bedaaren der hevigheid, keerde de vrees. Het hoofdeloos Leger zondt naar de Gallifche Burgerfchappen, om hulp en foldye ( 2 ). Civilis aankomst joeg de Romeinen in de wapenen, welken zy, ftraks daaraan, al vlugtende verlieten. Sedert hebben zig de Romeinen , die tot het Leger onder Vokula be- hoor- O) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 35. C'z j Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. li, I. Deel. K Civilis imringt Vetera erj ïeemt Gelduba n. Zyne Ruitery laat de Romeinfche.  Civilis verklaart zig vyanc der Romeinen. 70. O) Tacit. Hift. Lib,: IV. Cap. %f. <_i) Tacit. Hii't. Uit. III. Cap. 85. ?4<5 VADERLANDSCIIE II. Boeit; boorden, van de anderen afgefcheiden, en, zyn berouw toonende, hunnen te rug gekeerden Bevelhebber gevolgd, van wien zy, Jen eed aan Vespaziaan op nieuws afgelegd hebbende, heen geleid werden, om Maguntiakum, dat van een heir van Katten, Uzipeeten en Mattiaken belegerd was, te ontzetten. De Belegeraars waren, op hunne aankomst, reeds met buit vertrokken; doch niet zonder dat het hun bloed gekost hadt, alzo zy, door de Romeinen, in 't aftrekken, onvoorziens waren aangevallen geweest. De Treviren ook, den Romeinen tot nog toe getrouw blyvende, hadden, langs hunne grenzen, eenen legerwal opgeworpen, en verfcheiden' reizen, met mer< kelyk verlies van weerskanten, tegen de Germaanen gefhreeden ( a ). En hier mede liep her. negenenzestigfte jaar van de gemeene tydrekening ten einde. In 't volgende jaar, hadt men zo dra de tyding van Vitellius dood hier te Lande niet vernomen, zynde hy, door'twoedend graauw, te Rome, op eene fmaadelyke wyze, omgebragt (Z>); of Civilis ligtte 't momtuig af, en verklaarde zig openlyk vyand der Romeinen. De Vitelliaanfche Keurbenden hadden de uitheemfche flaaverny liever, dan Vespaziaan tot hunnen Veldheer. De Galliërs lieten zig ook, door verfcheiden' losfe gerugten, diets maaken, dat het Roomfche Ryk alomme gevaarlyk ilondt. De brand van 'e Kapitool, onzeker of hy door Vespaziaans of  ÏL Boek. HISTORIE. 147 of Vitellius aanhang verwekt ware (c), werdt hier te Lande voor een zigtbaer bewys derllemelfche gramfchap 'genomen, en men befloot 'er uit, dat het einde des Ryks voor handen was. De Gailifche Druiden, eene foort van Pricsterlyke Digtcrs (/ƒ), zongen, dat de heerfchappy der mcnfclidykc dingen den Volken aan deeze zydc der Alpen werdt toegefchikt. Ook liepen 'er gerugten, dat de voornaamften der Galliërs, "die van Otho tegen Vitellius gezonden waren, voor hun vertrek, zig verbonden hadden, dat zy niet verzuimen zouden, hunne vryheid te herneemen, indien de kragtgn des Roomfchen Ryks eens, door geduurige Burgeroorlogen en inwendige elcnden, verbroken werden ( e ). Evenwel was, voor het ombrengen van Hordconius Fiakkus,nog niets van eenig eedverwantfehap uitgelekt. Doch terftond daarna, gingen de boden over en weder, tusfchen Civilis enKlasfikus, Overlle 1 van eene vleugel Treviren. Klasfikus was van een Koningklyk'geflagt, welk zig, in vrede en oorlog, altyd vermaard gemaakt hadt; en overtrof alle zyne landsluiden, in adel en rykdom. Hy beroemde zig, met opzigt op zyne voorouders, meer Vyand dan Bongde■noot des Roomfchen Volks te zyn. In den geheimen handel tusfchen hem en Civilis, Haken zig ook -Julius Tutor cn Julius Sabinus. De eerlrc, mede een Trevir, was van Vitellius over den oever des Ryns gefield. Dc laatlle, een CO Tacit. Hift. Libr. III. Cap. 71. (rf) Caisar dc Bello Gallico. Libr. VI. Caf iz, 44. CO Tacit. Hift- Liir. IV. Cap. 54.. .Ka Smeedt een eedverwantfchap met vlaslikus, rutor ea sabinus.  De Galliërs worden tot den afval aangezogt. XI. Klaudius 148 VADERLANDSCHE II. Boek. een Lingoon, was, trots uit den aart, nog epgeblaazener geworden , doordien by zig beroemde, dat zyne Overgrootmoeder den Veldheer Julius Cezar, toen deeze in Gallie oorloogde, door overfpel behaagd hadt. Deezen peilden in 't heimelyk de gemoeden der anderen. En eenigen van de bekwaamflen aan zig verbonden hebbende, kwamen zy in de Agrippiner Bouwilad, in eens Burgers huis, by een. Hier verfcheenen eenige Ubiën en Tongren onder hen; doch de Treviren cn Lingooncn waren de grootilen van getal en magt. [Men hitfte elkandercn op tot den afval (ƒ), die kort daarna beflooten werdt. 't Overfchot van 't Vitclliaanfche heir,welk fommigen afmaaken wilden, befloot men, met meerderheid van flemmen, te fpaaren; agtende genoeg verrigt te hebben, als de Hoofdluiden der Keurbenden van kant geholpen waren. 't Befluit deezer vergaderingen werdt geheim r-ehouden, cn vaardigde men ondertusfehen boden af, om de Galliërs tot den afval te bewcegen, terwyl men veinsde, Vokula gehoorzaam tc willen blyven. Deeze kreeg wel kennis van 't opgeflcmd verraad; doch vondt zi). Giro") Tacit. Hift. 'QtZ IV C,:p 254 Qj) Tacit. Ilift. Lib;: IV. Gap. 62. Cap.IV. p. 349. Dc afgelegenheid deezer Legerplaatfc zal, onder andeven , oorzaak geweest zyn, dat zy van de Germaanen verfchoond werdt. . (2) Colonia Trevirorum, of de Boinvjlad der Treviren , by Pomp. Mela (Libr. III. Cap. 2.) enbyPTOLE&ieus (Libr. II. Cap.9.) Augksta, wordt, vanailen,voox tle Stad Tn'er, op dc Moezel, gehouden. *AlaP> centina.  XIII. Overleg tusfchen Civilis en Klasfikus om deAgrippinerbouwftad te pionderen. Handeling tusfchen de Tenkteren en Agrippicers. fjO Tacit. Hift. Uur. IV. Cap. 6\. {:■) Tacit. Hift. Lifir. IV Cap. 64. 156 VADERLANDSCHE H. Boek Civilis en Klasfikus, trots op hunnen voorfpoed, namen in beraad, of zy hunne benden zouden toelaaten de Agrippiner Bouwftad te pionderen. Hunne ingcaarde ftrengheid en de begeerte naar buit drongen hen tot het uitrooijen dier ftad. Dan de overweeging, dat hieruit wederom oorlog zou ontftaan, en dat dc naam van zagtmoedigheid nuctig was voor de aanvangers eener nieuwe heerfchappye, neeg hen tot verfchooning. Civilis was ook der weldaad gedagtig, door de Agrippincrs aan zynen Zoon beweczen, die in den aanvang der beroerten, in hunne ftad agterhaald zynde, van hun ecrlyk bewaard was. Doch de Bouwftad werdt om haaren rykdom en aanwas benyd van de Overrynfche volken, die waanden, dat de oorlog niet eindigen kon, ten ware die ftad, welke nu alleen van Ubiën en Romeinen bewoond werdt, allen Germaanen wierdt open gezet; of anders dat dezelve om verre geworpen, cn de Ubiën verdrecven wierden (_q). De Tenkteren zonden dan gezanten aan de Agrippiners, begeerende, dat de muuren der bouwftad afgeworpen; de Romeinen, die binnen hunne grenzen waren, om hals gebragt, en derzelver goederen verbeurd verklaard zouden worden; als mede, dat men, weder zyds, gelyk van ouds, vryheid hadde , om elkanders oevers te bebouwen (r). Dc Agrippincrs, tyd tot beraad genomen hebbende, antwoordden voorzigtiglyk, dat het voor hunne veiligheid noodiger was, hunne muil-  ÏI. Boek. HISTORIE. 157» muuren te fterken, dan dezehen aftebreeken, mids het verzamelen des Roomfchen Legers; dat de Romeinen, die binnen hunne grenzen waren geweest, of door den oorlog verteerd of door hu? welyk met hen vermengd waren, en dat men hun niet zou willen vergen, hunne bloedverwanten omtcbrengen: vryelyk mogt men over en weder trekken; doch by dag en zonder wapenen. Wyders, verkoorenze Civilis en Velleda tot middelaars , door welkend verdrag zou bevestigd worden. De Tenkteren dus zagter gemaakt zynde; zo hebben de Agrippiner gezanten,die metgefchenken aan Civilis en Velleda gezonden werden, alles tot genoegen der Agrippincrs verrigt. 't.Hadt hun egter niet vry geftaan, by Velleda in perfoon te komen, of haar aan te fpreeken. Dit was zy gewoon te weigeren, om 't volk in te dieper eerbiedenis te houden. Zy onthieldt zig op eenen hoogen tooren, en iemant uit haare nabeftaanden, droeg, als tusfehenbode der Godinne, de raadvraagen en antwoorden over en weder (s\ Civilis, nu met het bondgenootfehap der Agrippiners gefterkt, nam voor, de naaste Landfchappen, ook overtehaalen, of anders . te beoorloogen. Hy overmeesterde de (3) Su-, nicen, en vlydde hunne jonge manfehap aan j benden. Verder had hy getrokken, was hy 1 niet j (O'Tacit. Hift. Lilr. IV. Cap. 65. 1 (3) Uit het gene Tacitus hier (Hift. Lib. IV. Cap. 65.) wegens de Sunicen, en het gevegt, tusfchen Civilis en Labeo, fchryft, mag men afneemen, dat zy, boven Keulen, tusfchen den Ryn en de Maaze, gewoond hebben. Civilis (Vordt, in synen 700X- poedi;en togr, 'an Klaulius Lateo getuit.  XIV. Dc Ton gren gaan tot Civilis Over. VADERLANDSCIIE II. Boïfc riet wederftaan geweest -van Klaudius Labeo, die over een' fchielyk opgcftommelden troep van Betafiën, Tongren cn Nerviën gcboodt. Deez' hadt eene (4) brug, die over de Maaze lag, ingenomen, en verliet zig op de voordeelige gelegenheid der plaatfe. Ook werdt 'er, in de engten, eenen geruimen tyd, twyfelagtig gevogten; tot dat dc Germaanen, over den Woom gezwommen, Labeo's leger van agteren aanvielen. Met werpt zig Civilis, 't zy dat het koenheid of belleken werk ware, tusfchen den troep der Tongren in, luidskeels roepende, dat zy den oorlog niet begonnen hadden, op dat de Batavieren en Treviren over de volken heerfchen zouden. Verre, vervol «-dry, is van ons deeze verwaandheid.Neemt het bondgenootfehap aan. Ik kom tot u over, V zy ïm my tot Veldheer, of liever tot Soldaat begeere. Hierdoor werdt het graauw bewoogen. Zy Haken de zwaarden in'de fchè, en Kampanus en Juvenalis, de edelften des landaarts, gaven het gantfche volk der Tongren aan Civilis over. Labeo vloodt weg, vrcezende omringd te worden. Vervolgens voegden zig de voorgemelde Nerviën en Betafiën ook by Civilis 'benden. De volken waren alommc ontzet door zyne dapperheid, of neigden van zelve tot het Bondgenootfehap met hem (?). Midicrwyl liet julius Sabinus, veragtende het (O Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 66. 14) Sommigen vermoeden, dat deeze brug gelegen heelt ter plaatfe, alwaar federt de ftad Maaiiricht gebouwd is. Alting Gent:, infer. P. I. pi 106.  ft. Boek. HISTORIE. 159 het verbond, welk zyne landsluiden, de Lingoonen, met de Romeinen gemaakt hadden, zig uit verwaandheid Cezar noemen, en rukte met een' grooten en wanfchikkelyken hoop zyner landsluiden tegen de Sequaanen, die de belangen der Romeinen aankleefden. Zy booden dapperen tegenftand, en dreeven Sabinus en de zynen op de vlugt. Deez' verborg zig eerst op zekere hoeve, die hy, eerlang, ora'i gerugt van zynen dood te verfpreiden, in den brand frak. Men geloofde, in 't gemeen, dat hy zig zeiven hadt omgebragt. Evenwel heeft hy zyn Ieeven, door de ftandvastighcid zynei vrienden en de trouwe zyner Gcmaalinne Epponine of Peponile, nog negen jaaren lang, weeten te rekken. Waarna zy beide, gevangkelyk naar Rome gevoerd zynde, op bevel var Vespaziaan, gedood zyn Cv). De voorfpoedige uitflag van 't gevegt dei -Sequaanen bragt de Galliërs niet weinig aan '1 bedaaren. Men gedagt der voorige verbonden met de Romeinen. De Remen vermaander de Galliërs alomme, dat men afgevaardigde!: moest laaten byeenkomcn, om te beraadflaagen, of men vryheid of vrede te kiezen hadde (V). Te Rome, alwaar de Haat der zaaken ten ergflen overgebragt werdt, rustte men zig toe ten ftryde. 't Opperbevel over 't Leger werdt aan Gallas Annïus en Peiilius Cerialis toevertrouwd. Vier Keurbenden werden over 't gebergte herwaards gevoerd. De veertiende Keur- Cv) Diqn. ExBcrpt. libr. LXVT. *. ?4?; D. E. &&. D. & Tacit. Hift. Libr. IV. c-:p. 67. i>0 Tacit, Hift. Libr. IV. Cap. 6/. Sabinns ongelukkige togc tegen de Sequaanen. l xv: Krygstoei rustingen: der Romeinen.  i6o V AD E RLANDSC H E II. BoEKii De Keurbendenkomen in Germanie. Keurbende onrboodr men uit Britannie, de zesde en tiende uit Spanje. De Galliërs, de aankomst deezes legers verneemende, kwamen in 't gewest der ilemen by een. Hier werden zy van dc afgevaardigden der Treviren in^ewagr, onder welken, Tullius Valentinus de&Galliërs, met' eene voorbedagte rede, tot den oorlog ophitfte O ). Zy werden daarentegen van 'Julius Aujpex, eenen der edelften onder de Remen, in "toom gehouden, en tot de vrede vermaand. De Galliërs preezen den moed van Valentinus; doch volgden den raad van julius. Men fchrecf brieven aan de Treviren, om hen de wapenen te doen ncderleggen; 't welk Valentinus met alle kragt belette' (y ). Ondcrtusfchen, droegen zig de Treviren en Lingoonen geenszins zo voorzigtig , als het hun , in dien gevaarlyken toeitand, betaamd hadt, houdendede lloofdluiden zelvcn geene gemeenfehap van raad. Civilis yverde fïerker, en trok langs de buitenwegen der Belgen, om Klaudius Labeo te vangen, ofte verdryven. Klasfikus fleet zynen tyd in ledigheid, en nam zo goede dagen van de hèerfchappye, als wareze reeds gewonnen geweest. Ook Tutor haastte zig niet, om den Bovenryrt en het Alpisch gebergte te bezetten. Ondertusfchen was de eenentwintigde Keurbende, door Vindonisfa-, alwaar nog Romeinfche bezetting lag (2), en Sex- (.r) Tacit. Hifi. Libr. IV. Cap. 68. Xy i Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 6y. ' \z) Tacit. Hift. Libr. IV. Qap. du  II. Boek. HISTORIE. t& Sextiüus Fetix met de hulpbenden, door (5) Rhetie, tot in Germanie doorgebroken. By deezen hadt zig eene * vleugel Ruitereh gevoegd, die, eertyds door Vitellius opontboöden, federt tot Vefpaziaans party was overgegaan. De Overfte derzelvc was de meergemelde Julius Brigantikus, Zufters Zóón van Civilis, en, gelyk gemeenlyk dé haat tusfchen Bloedverwanten de heftigfte is, benyd van zynen Oom, en gebeeten op denzelven. De Trevirfche benden waren door de hulptroepen der (6) Vangionen, (7) Karakaaten en (8) Triboken, vermeerderd, en zelfs door eenige Keurbendelingeh, die vart Sextiliüs Felix vooruitgezonden waren, gefterkt. Doch als de Romeinfche heiren nu genaakten , liepen deezen wederom tot de hunnen óver; wordende van de gemelde hulpbenden der Treviren gevolgd. Tutor en zyne landsluiden Weeken naar Êirigtum of Ring, over den ftroom Nave. Hier meende ( 5 ) Voor Rbetie wordt het tegenwoordig Graauwbuntlerland gehouden. ( 6 ) De Fangione'n hebben, buiten twyfcl, langs den linker Rynsoever, omtrent den ftroom Afow, gewoond. De Stad IVorms, hier gelegen, draagt, zelfs in fchriften der middeleeuwe, den naam nog van de Stad der Fanghnen. Zie Aftronomi Fïta Ludov. PU ad Annum 8fi5; Nithardi Hifti Libr. L ad Ann. 840. (7) De Karakaaten fchynen omtrent de Triboken gewoond te hebben. Doch alzo zy nergens, dan hier by Tacitus , gemeld worden, is hunne Landftreek niet net aan te wyzen. (8 ) De Triboken zyn, naar het getuigenis van Strabc (Libr. IV. p. 295. Bét Amft. p. 193. 194- Edit. Paris.) van over den Ryn , in het land der Mediomatriken , komen woonen. , Volgens Ptolemeus plaatfmg (Libr, IL Cap. 9.), hebben zy in de Elfas gewooud. I. Deel, h *A/a Sin» gula- rium. fulius Brigantikus bevindt 'et zig onder. De Trevirenworden geflaagen.  XVI. De RomeinfcheBevelhebberCerialis komt in G erma■ie. t5a VADERLANDSCHE II. Boek. de hy veilig te zyn, vermids hy de brug, die 'er over lag, afgebroken hadt. Doch Sextilius geraakte met eenige vendels over eene ondiepte, en dreef de Treviren op de vlugt. De Keurbenden, die uit Novefium en Bonna by hen gevoegd waren, bragten zig zelv' onder den eed van Vespaziaan, en trokken, niet lang daarna, naar de (9) Mediomatriken, die met de Romeinen in een verbond Honden QaX Ondertusfehen was Valentinus by de zynen aangekomen, raazende van fpyt over 't verlies, en van begeerte naar den ftryd. Hy rukt, nevens Tutor, de Treviren wederom in de wapenen , en doet de Romeinfche Bevelhebbers, Herennius en Numifius, ombrengen; op dat, door minder hoop van vergiffenis, de benden te kragtiger, tot het volharden in den begonnen opftand, zouden aangezet worden (bX Zo ftondt de Staat des oorlogs als Petilius Cerialis te Maguntiakum kwam. Graag naar den ftryd, en bekwaamer om den vyand te verfmaaden, dan om zig van hem te wagten, ontftak hy den Soldaat met forsheid van woorden. Het volk, welk in de Galliën geworven was, zondt hy naar hunne Landfchappen tc rug, zeggende: dat het Ryk genoeg hadt aan de Keurbenden. Maar Civilis en Klasfikus, verneemende dat Tutor verjaagd en de Treviren O") Tacit. IJift. Libr. J. Cap. 63. (>) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 70. (9) Tacitus gewaagt Qliïft. Libr. I. Cap. 63.) van eene ftad der Mediomatriken, Divodurum genaamd. En uit de Kaai t van Peutinger en de Reistafeïen van Ante n\n blykt, dat deeze Stad de zelfde is, die thans Biets heet; zo dat men de Mediomatriken, in het Bisdom Mets» moet plaatfen.  H. Boek. HISTORIE. ifrj ren geflaagen waren, vonden zig niet weinig verlegen. Zy vermaanden Valentinus, dat hy 't uiterfte der zaaken niet in de waagfchaal zou ftellen, en rukten, in alleryl, hunne verfpreide benden te hoop. Terwyl Gallus Anïiius aan den Bovenryn bleef (c), was Cerialis , met zo veel te meer fpoed, te Rigodulum gekomen, alwaar Valentinus, met eenen grooten hoop Treviren , zig ter neder geflaagen hadt. De plaats, thans, zo men wil, Rigol genaamd, werdt ten deele door 't gebergte, ten deele door de Rivier de Moezel gedekt. Valentinus hadt 'er daarenboven graften omgegraaven , en de toegangen met fteenhoo* pen belemmerd. Cerialis hadt ecnigen naar de Mediomatriken gezonden, om de Keurbenden, van daar, langs eenen korter* weg, naar den vyand te doen trekken. Voorts hadt hy alle de Soldaaten, die te Maguntiakum lagen , en allen, die hy met zig gevoerd hadt, byeen getrokken. Hy viel dan, met een aan*, zienlyk Leger, op de Treviren aan, die wel j haaft uit hunne verfchanfing verdrceven werden. Eenigen van de edelften der Belgen werden gevangen (i). Ook Valentinus, dienaar Italië gevoerd, en eerlang ter dood veroordeeld werdt (e). De Romeinfche Soldaaten, vlammende op het uitrooijen van de Bouwflad der Treviren, daar Cerialis 's anderendaags binnen kwam , werden door hem met redenen beteugeld. De cerfie en dertiende Keurbenden, uit het geweft der Mediomatriken op- ont- Ct) Tacit. Hift. Libr. V. Cap. lö (in Tacit. Hift. Lilt. IV. Cap. ft. ie) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 85. ^erdryfi: ie Trevi* en.  XVII. Civilis en Klasfikus willen Cerialis de heerfchappyder Galliën opdraagen : die hunne aanbiedingftilzwygens ver fmaadt. i6"4 VADERLAND SC HE II. Boek; ontbooden, waren nog zoo befchaamd over hunnen afval, datze zig in hunne tenten verborgen hielden, of met neêrgeflaagen' oogen voor den dag kwamen. Evenwel werdenze in genade aangenomen van Cerialis; die door *t Leger liet uitroepen, dat niemant, in twist ofgekyf, zynen fpitsbroeder de muitery ofneêrlaag verwyten moest Cf). Daarna de Treviren en Lingoonen byeen geroepen hebbende, vermaande hyze zagtelyk tot vrede en gehoorzaamheid (g), 't welk hen, die zwaarder vreesden, verkwikte en tot bedaaren bragt C h ). Civilis en Klasfikus. nu vernomen hebbende, dat Cerialis het land der Treviren inhadt, zonden hem brieven toe van deezen inhoud: dat Vespaziaan, of men fchoon de tyding verborgen Meldt, uit het leeven gefcheiden, en Rome en gantfeh Italië, door inwendige oorlogen, verteerd, was; en dat, zo Cerialis de heerfchappy over de. Galliën aanneemen wilde, zy zig binnen de grenzen hunner landen te vrede houden zouden; doch verkoos hy liever te ftryden; daar hadden zy ook niet tegen. Cerialis antwoordde niets altoos • op deeze brieven, en zond zelfs de brengers aan Domitlaan, Zoon van Vespaziaan , die te Rome zyn deel droeg van den lalt der regeeringe (*'). Het Leger der Romeinen hadt zig, op eene onveilige plaats , nedergefiaagen ; doch werdt nu met graft en wal omringd en verfterkt. Civilis en zyne Bondgenooten, (ƒ) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap 72. Cff) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 73. (b ) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap, 74. 1,0 Tacit. Hift. Libr. IV. Ca«, 39, 6S, 8tf%  II. Boek. HISTORIE. i6< nooten, hunne magt verdeeld hebbende, trokken , van alle kanten, op de Romeinen aan, Veelen befchuldigden Cerialis, dat hy hun 't verzamelen hadt toegelaaten ; daar hy hen anders ligtelyk hadt konnen onderfcheppen. Ondertusfchen was men in 't Germanifche Leger oneens (/e). Civilis, oordeelende dat men op de Galliërs en Belgen, die in zyn Leger waren, geenen Haat maaken kon; alzo zy, of openlyk of heimelyk , betoonden tot de Romeinen genegen te zyn, beweerde, dat men den ftryd uitftellen moest, tot de aankomst der Overrynfche Germaanen , die de gekneusde kragten des Roomfchen volks vertreeden zouden. Tutor riedt tot haaften, voor reden geevende, dat het Romeinfche Leger, eerlang, door ervaarene Keurbenden, opontbooden uit Spanje, Britannie en Italië, itondt verfterkt te worden , en dat de Overrynfche Germaanen, op wélken men fteunde, zig niet. lieten regeeren; maar alles naar hun welge-. vallen deeden. Hy bevestigde zyn gevoelen nog door andere redenen, en werdt van Klasfikus toegeftemd; waarop men terftond gereedheid maakte, om de Romeinen te overvallen (O- De Ubiën en Lingoonen werden in 't mid* den des legers geplaatst; de Ruiterbenden der | Batavieren voegden zig in de regter, en die , der Tenkteren en Brukteren in de linker vleu- 1 gel. Een deel trok langs 't gebergte,- een ander tusfchen den weg en den Moezelftroom; en (i) Tacit. Hift. Libr. IV, Cap 75. U) Tacit. Hift. Libr,\V. Cap. 76. L 3 Civili» trekt tegen Cerialis op. Raadt tot het uitftellenvan 't gevegt. Tutor wil daarentegen(poed gemaakthebben; viens ■aad gerol gd vordt. 3e Ro- neinen vorden ivervaltn.  i ] 1 i ] ' XVIII, Voorspoedigbegin, en ongelukkigeuitflag van den ftryd voor Civilis en de zyner i66 VADERLANDSCHE II. Boek. :fi men viel zo onverhoeds in 't Romeinfche eger, dar Cerialis, die zig des nagts niet in \ eger onthielde, maar zo 't fchynt, in de Bouwlad der Treviren; in zyne flaapkamcr en bed, ;e gelyk hoorde, dat men vogt, en dat de zyïen overwonnen werden. Zo lang begraauwIe hy de verfaagdheid der boodfehapperen, tot hy de gantfche neerlaag voor zyne oogen zag. De Legerplaats der Keurbenden werdt doorbroken; de ruiters verftrooid, en dc brug over de Moezel, die het eene gedeelte der Bouwftad aan het andere hegt, van den vyand bezet. Cerialis, onbeteuterd in die verwarring der dingen, rukt de vlugtenden met de hand te rug, vliegt, met ongedekten lyve, onder 't werpgeweer, en ftyft gelukkiglyk, met eenen uitgelezen hoop , de wedergewonnen' brug. Toen, in 't leger te rug gekeerd, beftraft hy de Soldaaten, die de arenden en krygstekens al begonden te verlaaten, met zo veel ftoutmoedigheid f», dat zy ftal houden, e# by regementen en rotten zamendrommen. Tutor, Civilis en Klaffikus ftooktenook, ieder op zyne plaats, 't gevegt aan. De Batavieren werden vermaand, om den krygsrocm, dc Galliërs om de vryheid, de Germaanen om den buit te ftryden. Alles liep hun mede, totdat de eenentwintigrte Keurbende, in eene ruimte famengefchoold, de aanvallers eerft ftuittc, en toen op de vlugt dreef, Cerialis, de zege Vervolgende , heeft, ten zelfden dage, de Legerplaats der vyanden veroverd en uitgerooid f», rni) Tacit- Hift. Lih. IV. Pap, 77. £«) Tacit. Hift. Likt. IV. (v-. 7*  II. Boek. HISTORIE. 167 Na deeze overwinning, werdt Cerialis van de Agrippiners om hulpe tegen Civilis aangezogt. Zy booden hem de Gemaalin en Zuster van Civilis en de Dogter van Klasfikus aan, die hun tot onderpanden des" Bondgenootfchaps, tusfchen hen en Civilis, overgegeven waren. Ook hadden zy de Germaanen, die, hier en daar, in de huizen verfpreid waren, om hals gebragt; over welk bedryf zy de wraak van Civilis vreesden. Deez' hadt zig reeds derwaards op weg begeven, met eenen magtigen troep van Kauchen en Friezen, en hieldt zig te ( 1 ) Tolbiakum, op de grenzen der Agrippiners. Doch verneemende, hoe de bende Germaanen, binnen de Agrippiner-Bouwftad gelegerd, van de ftedclingen, terwyl zy, door gulzig brasfen cn zuipen, in flaap gevallen waren, met gefiooten' deuren, waren verbrand; werdt hy van verder te trekken afgefchrikt. Cerialis kwam de Agrippiners ook fchielyk met eenen hoop volks te hulpe. Daarenboven prangde Civilis eene andere vrees. Hy wasbedugt,dat de veertiende Keurbende , uit Britannie opontbooden, en de daarby gevoegde Britannifche vloot, die dezelve overbragt, de Batavieren, langs den zeekant, befchadigen mogte. Doch deeze vrees verdween, alzo de Keurbende waarfchynlyk aan den mond der rVIaaze ontfcheept, langs den landweg, geleid werdt naar 't gewest der Nerviën en Tongren ;• ( 1) Uit deeze Plaatsbefchryving van Toüriahtm, vcrgeleeken met de Ra'stafekn van Autouyn, h af te ne'er.ier., dat Ztilpicb het oud Tolbiakum is. L 4 DeUbiêa verhaten Civilis party. XIX. De Uricannifeheidoot komt omtrent het Eiland der Batavieren.  Wordt van de Kaninefaatenmet voordeel aangevallen. XX. Gevegt in 't water tusfchen de beuden van Cerialis en Civilis. 168 VADERLANDSCHE II. Boek, gren; welke volken van de Romeinen in genade werden aangenomen. De Kaninefaaren ranstcn, van zelve, de vloot aan, en'tgrootlle deel der fchepen werdt gezonken of genomen. De Nerviën , die de wapenen voor de Romeinen opgevat hadden, werden, door dezelfde Kanincfaaten, op de vlugt gedreeven. Klasfikus heeft ook tegen te Ruiters, die van Cerialis voor uit naar Novefium gezonden waren, met voorfpoed, gevogten. Door 'welke kleine nadeelen, den Romeinen toegebragt, om dat zy de eenen op de anderen kwamen, de luister der onlangs behaalde zege niet weinig bczwalkt werdt (o\ Civilis, de Agrippiner-Bouwflad verlaatende, trok, na dat hy zyn heir met Germanifche benden vermeerderd hadt, naar Vetera te rug, en floeg zig, zo men wil (p), ter plaatfe , daar federt het Klooster Furftenbach. gebouwd is, ter neder; zo om de veiligheid dier ftede, als om den zynen den moed te doen wasfen, door het herdenken der zege, hier te vooren behaald. Cerialis volgde hem op de hielen, hebbende zyn leger gcllerkt met drie Keurbenden en verfcheiden' opontbooden' regementen en vleugels. Beide de Hoofdluiden haakten naar 't gevegt. Doch werden, door wyde velden, die, vogtig uit den aart, van Civilis, door het leggen van. eenen dvvarsdam in den Ryn, onder, water, gezet waren, van eikanderen gefchciden. Zig over 't verdronken land te begceven was (») Tacit, Hifi. Libr. IV, Ccp. 79. O ) G. vaS Loon Aloude Heü. Hjfe. I DcJ> bl. 143.  II. Boek. HISTORIE. 169 gcvaarlyk voor de Romeinfche Soldaaten, die zwaar gewapend, en befchroomd om te zwemmen waren, en nu de ondiepe van de diepe plaatfen niet onderfcheiden konden. De Germaanen daarentegen, afgeregt op 't doorwaaden der ftroomen, werden door de ligtheid hunner wapenen en de ryzige geftalte hunner lighaamen boven gehouden (q), Terwyl de legers dus, ter wederzyde van 't overftroomde land, gefchaard ftaan, tergen de Batavieren de Romeinen tot vegten; en vangen daar op de forften onder hen den ftryd aan. Die niet lang geduurd hadt, of de Romeinen raakten in verwarring, doordien paarden en wapenen van de diepe poelen ingeflorpt werden. De Germaanen fprongen over de bekende ondiepten, cn overvie-, len den bedremmelden vyand van agteren en van ter zyde. Men vogt 'er niet als in dagorde te voet, maar gelyk als in eenen fchcepsftryd. Hier ftondt de foldaat tot den middel toe onder; daar met het gantfche Jyf boven de golven, op eene droogte. Gekwetsten en ongekwetsten, zwemmers en onkundigen in die konst werden in een en. het zelfde verderf weggefieepr. De moord nogtans was minder enn \ gewveJ, >• de Germaanen, niet durvende ten pocle uit treeden , naar hunne Legerplaats tc rug keerden. Hier op volgde de na&t; diebyd 1 maanen met gezang afgekrys, eii '■, d meinen met grimmen en dreigen werdt ovcrgebragt."' (f ) Tacit. Hift. Libr, V. Cup 14. L 5  De wederzydfche legers worden op nieuws in flagorde gefteld. Civilis moedigt zyn legei aan ten ftrydc. f O Tacit. Hift. libr. V. Cap. 15. is) Tacit. Hift. Lilr. V. Cap. 16. 170 VADERLANDSCHE II. Boek. De uitkomsc van dit gevegt ontftak beide de Hoofdluiden met verfcheiden' beweegingen van gemoed, tot het voortzetten van den kryg. Civilis wilde zyne fortuin vervolgen; Cerialis de behaalde fchande afwisfchen. De Germaanen werden door dén voorfpoed; de Romeinen door de fchaamte aangemoedigd (>). Met den dag dan.» fielt Cerialis zyn leger in flagorde. Vooraan plaatst hy de ruiters en hulptroepen; daar na de Keurbenden. Eenige uitgelezen' mannen hieldt hy onder zig, tegen een' onvoorzienen toeval. In de aanfpraak, die hy deedt, om zyn leger tot den flrvd aan te zetten, prikkelde hy ieder Keurbende, door het optellen cn roemen haarer krygsbedryven. Civilis, daarentegen, Helde zyne benden niet in eene uitgeftrekte orde, maar by hoopen: de Batavieren en Gugernea aan de regter, en de Overrynfche aan de linker zyde, en dus naast aan den Rynsoever ([s). Ook fchaarde hy zyn leger niet ftilzwygcnds -r maar roepende de plaats zelve tot getuige van de manhaftigheid der zynen, zeide hy: Uier Germaanen en Batavieren, hier (laat gy op den. grond, alwaar gy. onlangs glorie bevogten hebt ;■ de asch en V gebeente der Keurbenden treedt gy kier met voeten. Waar de Romeinen hunne oogent wenden, overal zienzt de overblyffels der gevangenis, neerlaag en elende hunner fpitsbroederen. Schrikt niet, om den ongelukkigen uit flag van den Trevirfchen ftryd. Uwe overwinning zelve is u daar in den weg geweest, naar dien gy, V ge* vegi  II. Boek. HISTORIE. 171 yegt nalaatende, umêt den roof ophleldt. Thans is u alles meê, en den vyand legen geloopen. *f Gene door Hoofdmans list verzorgd moest worden, heb ik verzorgd, verdronken velden, u Wel bekend, diepe poelen, fchadelyk voor de vyanden. Gy hebt den Ryn en de Goden van Germanie in 'tgezigt. Vangt den ftryd, onder hunne befcherming, aan: en gedenkt aan uwe egtgenooten, ouders en vaderland; zo zal deeze dag lofiyker dan al de voorigen, of ver/maad by den nakomeling zyn. Als men, door het rammelen der wapenen en huppelen, getoond hadt, dat de woor-1 den behaagden, werdt de ftryd met Itee^ nen, kogels, en ander werpgeweer aangevangen. De Romeinen, fchoon van de Germaanen daar toe getergd, traden niet in 'c water Toen 't werpgeweer verbezigd was, werdt de ftryd op zyn hevigst. De Germaanen met hunne groote lighaamen en lange fpietfen ftieten geweldiglyk op de Romeinen , en troffen den vlottenden en zwigtenden Soldaat van verre. Met zwom de hoop Brukteren over van den dam, die in den Ryn gelegd was , en dreef de Romeinfche hulpbenden van haare plaats. Doch deezen werden van de Keurbenden ingevolgd, door welken de forsheid der Germaanen gefluit , en de kans wederzyds evenfchoon gemaakt werdr. Ondertusfchen kwam 'er een Batavifche overlooper by Cerialis, voorgeevende dat men de vyanden van agteren overvallen kon, indien men de Ruiters door 'c uiterfte des pocls zondt, <;0 Tacit. Hift, Lilr. V, Cap. 17, \anvang ies geregts. EeuBata/ifchc o, rerlocjcr verlaadt de zvncn by Ceriaïls, Ml is  oorzaak van hunne neder laag. XXI. Civilis verbrand de Stad der Batavieren en wykt op het Eiland. 172 VADERLANDSCHE II. Boek; zondt, alwaar de grond hardir. was. Hy voegde 'er by, dat de Gugernen, die de wagt hielden, weinig op hun ftuk pasten. Twee vleugels , met den overlooper afgezonden, omringen toen den onverhoedfchen vyand; 't welk uit het gefchreeuw vernomen zynde, zo vielen 'er de Keurbenden van vooren op in, en deeden de verdreeven' Germaanen de vlugt naar den Ryn neemen. 't Was ten dien da-r ge met den oorlog uit geweest, zo de Romeiniche vloot gefpoeid hadt met volgen. Ook vervolgden de Ruiters den vyand niet, mids een fchielyk opkomenden plasregen, en het vallen van den nagt f» Des anderendaags werdt de veertiende Keurbende naar den Bovenryn aan Gallus Atmius gezonden; alzo de tiende Keurbende uit Spanje, in het leger van Cerialis, aangekomen was. Civilis kreeg ook hulptroepen van de Kauchen. Durvende egter de (2) Stad der Batavieren niet met de wapenen verdedigen, rukte o) Tacit. Hift, Libr. V, C::p. 18, ( 2 ) De Stad der Batavieren, zo men anders, met de meesten, by Tacitus (Hift. Libr. V. Cap. 19.) Opidum, Stad, en niet Opida, Steden, leezen wil, fchynt de eenigfte Stad geweest te zyn, die de Bata-r vieren toen hadden, en daarom de Stad der Batavieren, by uitfteekendheid, genoemd te worden. Onzeker is 't, waar men dezelve plaatfen moet. Sommigen verftaan 'er fPyk te Duwftede aan den Ryn door: anderen Nieuw/negen aan de Waal: anderen Batenburg aan de Maaze: allen drie, buiten twyfel, oude Plaatfen. Doch als men aanmerkt, dat Civilis, de Stad der Batavieren verbrand hebbende , op het Eiland week, zo volgt, dat zy niet ter plaatfe Van Wjh te Duwftede moet gezogt worden, welk in het Eiland, aaa.  ÏL Boek. HISTORIE. 173 rukte hy mee al wat tilbaar was, Hak den brand in het overige, en week op het Eiland: werwaarde hy wel wist, dat het Romeinfche leger hem zo fpoedig niet volgen zou; alzo 'er fchepen ontbraken, om eene brug te maaken, en 'er voor de Romeinen geen andere kans was, om over den Ryn te geraaken (3). Daar brak hy den Dyk af, die door Druzus, langs den linker' oever van den middelkil des Ryns, gelegd was, en heeft dus de Rivier, die reeds naar Gallie helde, door 't wegneemen van 't geene haar Ruitte, nog meer daar heenen afgeleid. Waardoor gebeurd is, dat de mid- delfte aan den linkeroever des Ryns legt. Ongetwyfeld lagzy, in het gedeelte der vafte kust vau Gallie, welk de Batavieren bezaten, en dat tusfchen de Maaze en Waale uitgeftrekt was. Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXIX. Hift. Libr. IV. Cap. 12. Arm. II. Cap. 6. Nieuwmegen, aan «len linker oever der Waale gelegen, komt derhalve nader in aanmerking. Nog waarfchynlyker is het ons egter, dat Batenburg de Stad der Batavieren is. Ptolemeus ftelt hier (Libr. II. Cap. 0. & Europee Tabu/alll.) eene Stad, welke hy Batavodurum noemt, en welke waarfchynlyk de verbrande Stad der Batavieren van Tacitus is, die men dan, binnen weinige jaaren, wederom herbouwd moet gehad hebben. Zie Cluverii Germ. Ant. Libr. II. Cap. XXXV. p. 481. en Alting Germ. infer. P. I. p. 18. (3) Men vindt deeze reden van Civilis wykenopliet Eiland by Tacitus. Doch hier doet zig eene zwaarigheid op. Immers lagen 'er thans meer dan twee Keurbende^ in het Eiland, in bezetting. (Tacit. Hifi. Libr. V. Cap. 20.) Liep, mag men vraagen, Civilis dit Krygsvolk niet in den mond? Doch als men onderftelt, dat hy, naai het benedendeel des Eilands, geweeken is, en dat de Romeinen zig in het bovenfte gedeelte onthielden, heefi hy hen van zig afgelheeden, door het wegneemen van Druzus Dyk, waardoor het middelfte gedeelte dej Eilands zal ondergeloopen zyn. Slegt den Dyk van Druzus, en veroorzaaktdaar door het drooger worden van den middelftenRynkil.  XXII. Civilis en de zynen overvallen de Romeinfche Legerplaatfen te Arenakum, Batavodurum,Grinnes en Vada. i?4 VADERLANDSCHE II. Boek. delfte Rynkil, van Wyk te Duurftede af tot aan Katwyk toe, hoe langer hoe meer van water beroofd geworden zynde, de gemeenfchap tusfchen de Batavieren en Overrynfche Volken veel nader gemaakt heeft. Tutor en Klaffikus weeken ook over den Ryn, nevens honderdendertien Raadsmannen der Treviren; onder welken zig de voorgemelde Alpinus Montanus ook bevondt (V). Civilis, wederom eenige benden by een gerukt hebbende, deedt eenen aanval op de Romeinfche bezettingen, die in vier byzondere Legerplaatfen lagen. Te (4) Arenakutit over- Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 19. ( 4 ) Van deeze vier plaatfen, Arertakum, Batavodu* rum , Grinnes en Vada, worden 'er, in de Peutingerifcbe Reiskaart, twee in het Land der Batavieren, daaf P a T a v 1 a genoemd, geplaatst; te weeten Arenacum of Arenatio, en Grinnes of Grinnibus. Arenatio is de eerftc plaats beneden Burginatio; alwaar men, in de Reistafel van Antonyn, ook een Harenacium gefteld Vindt. Men kan, uit de Peutingerifche Reiskaart, niet opmaaken,of deeze plaatfen in het Eiland of in het vaste Land der Batavieren gefteld worden, alzo daar, langs den zuidkant van Batavia , maar eene Rivier geplaatst wordt, met den naam van Patabus, zonder dat blyke, of 'er de PVaal of de Maas door verftaan worde. Doch als men agt geeft op het verhaal van Tacitus, die te vooren (Hift. Libr. IV. Cap. 15.) gezeid hadt, dat Anquilius, aan het bovenfte deel des Batavifchen Eilands, eenig Krygsvolk by een hadt verzameld, en die hier (Libr. V. Cap. 20.) zegt, dat Civilis op deeze Legerplaatfen aanviel, na dat hy (Cap. 19.) in het Eiland geweekenwas, wordt het waarfchynlyk, dat men deeze Legerplaatfen, in het bovenfte deel des Eilands, zoeken moeft. De eigenlyke plaats is thans niet aan te wyzen: doch 't is zeker, dat Arenacum Arnhem niet zy, alzo deeze Stad, aan den regter oever des Ryns, buiten  II. Boek. HISTORIE. 175 overviel hy de tiende; te (5) Batavodurum de tweede Keurbende, en te (6) Grinnes en te (j^Fada, eenige regementen en vleugels (8). Hy hadt zyne magt zo verdeeld , dat hy buiten het Eiland, legt: en men vindt zo veel overeenkomst tusfchen Arenacum en Aart, een Dorp in de Overbetuwe, en dusin het Eiland, als tusfchen Arenacum en Arnhem. Zie Alting Germ. infer. P. I. p. 8. (5) Batavodurum, welk niemant dan Tacitus in het Eiland plaatst, wordt-geraeenlyk vooxlPyk te Duurftede, zekerlyk eene overoude Stad, gehouden. Het Batavodurum van Ptolemeus (zie boven Aant. (2) bl. 173.) heeft niet in het Eiland gelegen. Ook geeft Tacitus, aan ieder deezer vier Legerplaatfen, en dus ook aan Batavodurum den naam van IVyk [Vicus]; welke naam men insgelyks op penningen vindt, die, inde negende eeuwe, te Duurftede gemunt zyn. Voiez Bouteroue Recherch. des Monn. de France p. 351. Zie ook Epift. II. Aldini five Alcuini apud Du Chesne Tom. II. p. 669. (6) Grinnes wordt van fommigen voor Rheenen gehouden ; van anderen voor Gorinchem. Anderen plaatfen het, tegen over de Buurt Remmerten , een weinig beneden Rheenen gelegen. Zie M. Alting Germ. infer. P. I. p. 80. Cluverii Germ. Ant. Libr. II. Cap. XXXVI. p. 484. G. van Loon Aloude Holl. Hift. I.Dcel. bl. 147 en 181. Te Rheenen, als buiten het Eiland gelegen, kan de plaats van Grinnes niet zyn; waarom Cluverius gist, dat Grinnes, uit het Eiland,derwaards verplaatst is. Het zelfde vermoedt hy ook, wegens Arenacum en Vada. (7) Immers zo onzeker is de plaats van Vada, die fommigen te Wageningen, ook al buiten het Eiland; anderen te JFaardenburg , in de Tielerwaard; anderen een weinig beneden Arnhem, doch in het Eiland, omtrent Mcyerik ftellen. Cluverii Germ. Ant. Libr. II. Cap. XXXVI. p. 482. 484. Alting. Germ. infer. P. l p. 127. Van Loon Aloude Holl. Hift. I. Deel, bl. 149. 182. ( 8 > Dit Krygsvolk, immers het grootfte gedeelte deszelfs, is hier, in het begin desoorlogs, nietgeiegerdgeweest,  Julius Briganti* kus fneuvclt. i76 VADERLAND SC HE II. Boek* hy en Verax, die uit zyne Zuster gebooren was, nevens Tutor en Klasfikus, elk eene bende geleidden; op hoop dat hun 't geluk ergens mede loopen, en Cerialis, dieonvoorzigtig genoeg herwaards en derwaards liep, in hunne handen vallen mogt. Die op de Legerplaats der tiendelingen , te Arena* kurri, aanvielen, bragten den Soldaat, bezig met hout tc houwen, in verwarring, vernoegen den Bevelhebber, vyf der voornaamfte Honderdmannen en eenige weinige Soldaaten. De overigen befchermden zig binnen de veften. Ondertusfchen poogde een hoop Germaanen, te Batavodurum, de brug, die de Romeinen daar hadden begonnen te maaken, te overweldigen. Doch, terwyl 't gevegt nog in de waagfchaal hing , werdt het door den nagt gefcheiden (x\ Grooter was 't gevaar by Grinnes en Vada. Civilis tastte Vada, Klasfikus Grinnes aan. Zy waren niet te fluiten. De dapperften der Romeinen werden verflaagen, en onder deezen ook Julius Brigantikus , Overfte eener vleugel Ruiteren, die, gelyk wy te vooren verhaalden, den Romeinen getrouw gebleeven, en og 00 Tacit. Hifi. Libr. V. Cap. zo. weest. De tweede en tiende Keurbende waren, na Cerialis komst hier te Lande, eerst herwaards gekomen» Ook eenige Ruiterbenden en Vleugels. Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 14 & 19. Waarfchynlyk is het, terftond na de nederlaag van Civilis by Vetera, hier gelegd geworden , ten zelfden tyde, als de veertiende Keurbende naar den Bovenryn gefchikt werdt. Tacit. Hift» Libr. V. Cap. 19,  ÏL Boek, HISTORIE. 177 op Civilis, zynen moederlyken Oom, zeer verbitterd was. Docli toen Cerialis, rnet eene bende Ruiteren, aankwam, keerde de kans. De Germaanen werden, hals over hoofd,: in den ftroom gedreeven. Civilis, de vlugtenden wederhoudende, werdt bekend by den vyand, die, met werpgeweer, op hem mikte: des fprong hy van 't paard, en zwom over den Ryn. Tutor en Klasfikus werden in gereed leggende fchuiten overgevoerd. De Romeinfche vloot was toen niet by der hand, gelyk bevolen was, wordende, door vreeze 4 en om dat men den roeijeren ander werk gegeeven hadt, wederhouden Cy ). Cerialis, weinige dagen hierna, naar Novefium en Bonna gereisd zynde, om de Lcgerfteden te bezigtigen, die aldaar, tot overwintering der Keurbenden, opgcregt Werden, keerde te fehepe wederom, begeleid van een' verfpreiden hoop volks, die langs den oever trok, cn zorgelooze wagt hieldt. De Germaanen, dit verneemende, koozen eenen pekdonKéren nagt uit, en kwamen den ftroom af, Zonder iemants belet, tot binnen den vyandelyken Lcgerwal. De touwen der tenten afgefneeden hebbende, lieten zy dezelven op de {kapende Soldaaten nedervallcn; welken, in de uiterfte bedremmeldheid wakker geworden, ligtclyk afgemaakt werden. Een andere hoop overviel de vloot, cn wierp touwen Uit, om de fchepen op 't drooge te flccpen. In 't eerst hadden zy zig ftil gehouden; doch toen de flagting begonnen was^ ftelden zy alles Cv) Tacit.- Hift. Idir. V. Gap. 21. I. Deel. M Nederlaag van Civilis. XXIII. Cerialis en rjeRpmèïnfclievloot worden, van de Germaanen , by nagt, overvallen.  De koofdgalei van Cerialis wordt genomen. En tot een gefchenknaar Velleda geroerd. XXIV. Civilis ïust eene ■vloot toe 'tegen de Romeinen, die niets uitregt. 578 VAD ER LAND SC ME II. Boes; alles met fchreeuwen in rep en roer. De Romeinen , door de bekomen' wonden opgewekt, liepen te wapen, en fircefden de wegen langs, de meesten ongeharnast, met het kleed om den arm geflingerd, cn bloote zwaarden in de hand. Cerialis, half flaapcnde, en byna naakt, werdt door eene dooling der aanvalleren behouden. Want zy, waanende dat hy zig op zyne hoofdgalci bevondt, die door haare vlag uir.ir.ak, fleepten die weg. Ondcrtusfchen hadt hy den nagt elders, en, zo de meestcn geloofden , by CLwdia Sacrata, een Ubiër wyf, doorgebragt. De waakers verfchoonden hunne onagtzaamheid met dc fchande des Bevelhebbers; want om zyne rust niet te itooren, was 't hun bevolen geweest te zwygen, en zy, mids nu 't geeven der leuze en 't roepen ophieldt, zeiven in flaap gevallen. Hoe 't zy, toen 't hoog dag was, voeren de Germaanen met de genomen' fchepen te rug. De galei van Cerialis fleepten zy, langs de Lippe, tot een gefchenk aan Velleda (z). Civilis werdt midlerwyl van de begeerte be« kroopen, om eene Krygsvloot tegen de Romeinen uit te rusten. Al wat 'er van twee-en enkelriemige Galeien voorhanden was, vult hy met manfehap. Daar werdt eene groote menigte van roeifchuiten bygevoegd. Dertig of veertig hadt hy 'er, op de (o) LiburnU fchs (...) Tacit, Hift. Libr. V. Cap. 22. (9) De Libuincn,ó\e. een gedeelte van Dalmatiebewoonden, bedienden zig van een foortvan ligte vaartuigen, die, onder de Romeinen, in gebruik raakten, na das Augustus, in deu flag by Aktium, met hulp der zelvcn, Aft  SI. Boek. HISTORIE. 179 fche wyze, toegerust. De genomen' fchuiten behielpen zig met veelkleurige wapenrokjes,in plaats van zeilen, 't welk niet onaartig ftondt. Civilis bragt deeze vloot ter plaatfe, daar de Ryn den ftroom der Maaze ontvangt, ert in zee ftort, alwaar ruimte genoeg tot eenen Scheepsftryd was. Ook hadt hy voor, den toevoer, dien de Romeinen uit Gallie kreegen, tc onderfcheppen. Cerialis zondt 'er eene vloot tegen, die kleiner van getal; doch van ervaarener roeijers cn ftuurluiden voorzien was, en ook uit grooter fchepen beftondt. Civilis vloot hadt voor wind; die der Romeinen voor ftroom. Men dreef clkanderen eenig werpgeweer toe ; waarna de vlooten van een fcheidden. Civilis .week over den Ryn naar Germanie, zonder iet te durven onderneemen. Cerialis viel in het Eiland der Batavieren, welk hy vyandclyk pionderde, laatende egter, volgens eene bekende list der Legerhoofden, dc hoeven en akkers van Civilis ongeroerd. Doch, terwyl hy hier vertoefde, werdt het laag cn moernsfig Eiland, met den keer van den Herfst, door het vallen van flagregens, en vooral door den overftroomenden Ryn met water bedekt, en gelyk als tot een' poel gemaakt. De Romeinen, die in de vlakte p-elegcrd waren, werden herwaards en derWaards verfpreid, terwyl het hun ontbrak aan toevoer en fchepen ( 30~, 37. M c Cerialif slonderc ïetEiland Ier Batarderen,  XXV. ïly laat den Batavierenvrede en Civilis vergiffenis aanbieden. Gemor der Batavieren tegen den oorlog en tegen Civilis. / i8o VADERLANDSCHE II. Boekt, de Germaanen de Keurbenden konnen verdelgen. Ook waren zy 't van zins geweest; doch door Civils omgezet. Ten minsten zogt hy zelf dit, federt, den Romeinen te doen gelooven. Ondcrtusfchen liet Cerialis, door heimelyke boden, den Batavieren vrede, en Civilis vergiffenis aanbieden. Ook vermaande hy Velleda en haare vrienden, dat zy hunne neêrlaagen met de vrienclfchap des Roomfchen volks behoorden te verwisfelen. De Treviren 'waren geflaagen, de Ubiën wedergekreegen; den Batavieren t vaderland ontroofd. Van V verbond met Civilis hadden zy geen ander genot gehad, dan wonden, vlagt en fmert. Hy , die nu balling 's lands zworf, was een last voor hun, die hein ontvingen. Zy hadden genoeg misdaan, met zo menigmaal over den Ryn te komen. Zo zy zig verder iets onderwonden; by hen zou de fchuld, by de Romeinen de wraak en de gunst der Goden wezen (b\ Met deeze bedreigingen wist Cerialis beloften te mengen, en als nu de Overrynfehen begonden te wankelen, reezen 'er ook onder de Batavieren overleggingen: Dat men den val niet verder moest laaten komen. Een Landaart kon de flaaverny niet van den gantfchen aardbodem dryven. JVat was ''er uitgeregt, met het vermoorden en verbranden der Keurbenden ; dan dat men ''er meer en magtiger ontbooden hadt. Hadden zy den oorlog, om Vespaziaans wille gevoerd; hy was nu meester van V Ryk: maarzo zy 't Roomfche volk hadden willen over- wel- (b~) Tacjt. Hift. Libr. V. GVp. 24.  H. Boek. HISTORIE. 181 weldigen; V hoemenigfe gedeelte van %menfchelyk geflagt waren toch de Batavieren ? Men moest flegts het oog [laan op de lasten der Rheten, ( i ) Noricen, en andere Bondgenooten. Daarentegen werden van hun geen fchattingen; maar alleen manfchap en wapenen gevorderd. Dit kwam V naast aan eene volftaagen vryheid. En zo men keur tusfchen Hecren moest maaken; dan was V nog eerlyker de Vorflen der Romeinen dan de JVaarzegfers der Germaanen te verdraagen. Zo fprak het gemeene volk: doch de edelfren zeiden , dat zy door de raazernyvan Civilis in de wapenen waren gerukt; dat hy de ongevallen van zyn huis, door het uitrooijendejs Landaarts, hadt poo'gen te wceren. Toen de Keurbenden belegerd, de Bevelhebbers omgebragt werden, en toen een oorlog, voor hem alleen noodig, voor hun verderfelyk, aanvaard werdt, waren de Goden op de Batavieren geftoord geweest. 7 JVas nu iot het uiterfle gekomen , ten ware zy zig bezinden, en door het flraffen van Civilis hun berouw beleeden (e). Zo dra kreeg Civilis geene tyding, dat de Batavieren zulke voorneemens tegen hem fmeedden, of hy verzogt, verdriet in de geleeden' elenden, en liefde tot zyn leeven hebbende, met Cerialis tot een mondgefprek te komen. De brug dan over de ( 2 ) Naauwaa- le (O Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 25. f i) Noricum befloeg oudtyds een groot deel van Oostenryk, het Aartsbisdom Saltsburg, Stiermark enKarinthie. Cluverii Findel. & Noricum. Cap. V. ( 2 ) Zo noemden,vermoedclyk, onze Landsluiden, den ftroom, dien Tacitus Nabalia heet. Ptolemeus plaatst (Libr.II.Cap.X.&£z/n>/>* Tab. III.) nevens den Ysfel, daar ik: zelve, noordwaards, naar de Zuiderzee ftroomt, eene M 3 S»4 De vrede tusfchen de Romeinenen Batavieren ' wordt getroffen.  i8s VADERLANDSCHE II. Boek. Ie, in 't midden doorgefneeden zynde (_d), traden Civilis en Cerialis, ter wederzyde, tot aan de af breuken. Hier werdt over de voorwaarden des verdrags gehandeld. Civilis beweerde, dat hy tegen Vitellius, niet tegen 't Ryk geoorloogd hadt; dat hy, hier toe, fchriftelyk en by monde, door Primus Antonius en Hordeonius Fiakkus, was aangezogt, en dat hy meer niet in Germanie gedaan hadt, dan andere Legerhoofden, in Syrië, in Myzie en in Pannonie (e). Ook zal hy, by deeze gelegenheid, Cerialis hebben voorgehouden, dat men 't hem danken moest, dat dc Germaanen de Keurbenden, onlangs, in 't overfïroomd Eiland der Batavieren, niet overvallen en verdelgd hadden (ƒ). Doch het overige van dit mondgefprek is ons, by gebrek van oude Ge» denkfchrifr.cn, onbekend gebleeven. Dit wee! men, dat het van een onderling verdrag gevolgd is (g), by welk Civilis zig verbondt, de wapenen neder te leggen (//). Buiten twyfel, heeft hem Cerialis de beloofde vergiffenis 0') toegeflaan. De verdere inhoud des verdrags is niet tot onze kennis gekomen. Nogtans blykt het , dat de Batavieren , wien te vooren reeds vrede aangebooden was by het zelve, niet van hunne ou¬ de waardigheid van Vrienden en Bondgenooten C<0 Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 26. (O Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 26. Cf) Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 24. Cg) Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 24. \h) Joseph. de Bello Jud. Libr. Vil. Cap IV. p, 401. EcRÜ Haverkamp. Tom. II. C 'i ) Tacit. Hifi. Libr. V. Cap. 24. Ck) Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 24. Stad Naualia. Veelligt heeft deeze Stroom ook Hamha , dat is, Naauvj-IVeale, gebeetca.  Iï. Boek. HISTORIE. ifh ten des Roomfchen Ryks zyn beroofd geworden. De eer des alouden Bondgenootfchaps is hun federt bygebleeven, en zy werden al zo min als te vooren verpligt, eenige fchatting te betaalen aan de Romeinen, die zig genoegen lieten, met den dienst, dien zy van hunne ftrydbaare IVIanfchap in den oorlog hadden (7). In het verdrag, met de Batavieren getroffen, zyn hunne Germanifche Bondgenooten, naar alle waarfchynlykheid, ookbegreepen geweest. Het leedt, ondertusfehen, niet veele jaaren, of dc Batavieren bevonden zig wederom onder de hulpbenden des Romeinfchen Legers.; Zy waren, naar alle waarfchynlykheid, dat puik der hulpelingen, ervaaren in 't zwemmen , en kundig van de ondiepten, welk, onder 't beleid van Julius Agrikola, het Eiland Mona in Britannie andermaal hielp overmecflcren (?«). Doch daar waren ook andere Germaanen in Britannie in Romeinfchen dienst. En ' onder deezen, bevondt zig eene bende Uzipiërs,. ofüzipceten; van welken men iet gedenkwaardigs verhaald vindt. Den Honderdman en de Romeinfche Soldaaten, die, om hun de krygs- \ kunde te leeren, onder de rotten vermengd waren, omgebragt hebbende, maakten zy zig meester van drie Liburnifche vaartuigen, en' dwongen de Stuurluiden, met hen van land te fleeken. Doch eenen van de drie zig t' zoek maakende, krygen zy agterdenken op de twee anderen, die ierftond van kant geholpen wer» den. 't Was midden in den zomer, des waagen zy 't, zee te kiezen, eer 't fchclmftuk ÏUgt- CO Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXIX. i*Q Tacit. Agric. C.fi. XVII. & XVHi. M4 xxvr. De Batavierenïclpen de Romeiïen eerst iVTona,er» daar na Britannie Dverneestc■en.79' Stout betaan van :cne benien Uziseeten.84-  i64 VADERLAND SC HE II. Boek. 86. rngtbaar wierdt; en fchuimende langs de kusten van Britannie, raakten zy dikwils in gevegt met de Britannen, nu met voor- dan met tegempocd. Eerlang vervielen zy tot zulk eene armoede, dut zy eerst de zwakften onder hen , toen de genen, op welken 't lot viel, van 't leeven beroofden, en opaten. Britannie omgeftevend zynde, 't welk, ten dien tyde, voor eenen gevaarlyken togt gehouden werdt, en de Schepen, door onkunde van 't iluuren,vcrlooren hebbende, werden zy, eerst van de Sueven (3), toen van de Friezen onderfchept en als zceroovers opgebragt. Eenigen voor flaaven yerkogt, en by wisfeling van koopers, aan den Rynkant gekomen zynde, hebben hun zonderling geval, onder de Romeinen, bekend gemaakt (»). Niet lang hierna, onder de regeeringe van Domitiaan, wien, na de dood van VespaZiaan zynen Vader en Titus zynen Broeder, het Ryk in handen vervallen was, hebben de Batavieren de volkomenen' uederlaag der Britannen helpen bevorderen. Deezen waren, met veel hevigheid, op het Leger van Agrikola aangevallen, cn hy hadt, daarop, drie benden Batavieren en twee benden Tongren afgezonden, om hun 't hoofd te bicden, en ■t werk tot handgemeenfehap te brengen: waar in zy, door langen krygsdienst, zonderling geoefend waren. De vyanden daarentegen^ die % ■ klci- y;\T-\cïT- Agricol. Cap. XXVIII. mSlot. S. Rhcnani. ( 3 ; Deeze Staven, onderfcheiden van die, aan welken wy te vooren I. Boek, bl. 39. Aant. (8). hebben gedag:, hebben tusfchen de Elve en den Weisfcl rewoond. Plcveiui Qernn Ant. Libr. il. Cap. XXIV. p. 507. '  II. Boek. HISTORIE. 185 kleine fchilden en groote zwaarden zonder punt voerden , waren onbekwaam, om, in een gedrongen gevegt, te ftryden. De Batavieren vongen dan den ftryd aan, ftieten met de fchiïdpennen en fcbonden de aangezigten der Britannen. Eerst verdreeven zy die genen, welken hun in de vlakte tegen geftaan hadden , daarna beurdenze de fpits tegen de heuvels : wanneer de andere benden, hun byfpringender, eerlang eene geweldige flagting onder de Britannen hielpen vèroorzaaken (0). De nagt maakte een einde van 't gevegt, en men telde tienduizend verflaagenen van 's Vy•ands zyde, terwyl 'er van de Romeinen of derzelver Bondgenooten maar driehonderd en veertig biceven (ƒ>)• Agrikola, federt door Domitiaan t'huis ontbooden, werden, om deeze overwinning, alle de eertekens der zegepraal toegekeurd. " Pragtiger wel, doch op verre na zo wezendlyk.niet, was de zegepraal, die Domitiaan, korts te vooren, over de Germaanen en Batavieren, vertoond hadt. In 't zelfde jaar, in welk Cerialis de vrede met de Batavieren getroffen hadt, doch voor dat de tyding daarvan te Rome kwam, was Domitiaan met een leger na Germanie gereisd C[q), voorgcevendedien Landaart, zo wel als dc Galliërs, tc willen t'onderbrengen. Doch niet verder1, zo 't fchynt, dan tc Lugdunum of Lions gekomen zynde, was hy, vandaar, zonder den vyand Co) Tacit. Am'icol. Cap. XXXVI. (I>~) Tacit. Aaricol; Cap. XXXVII. . O/;i Tacit. Hift. Libr. IV'. Cap. tö. Suuton. m Domit. XXVII. Domitiaans belagchelyke zegepraalover da Gennaanen en Batavieren.  lU VADERLANDSCHE II. Boes: vyand eens gezien te hebben, te rug gekeerd O). Eenige jaaren hierna, wanneer men hem de Keizerlyke waardigheid reeds opgcdraagen hadt, trok hy wederom op tegen eenige Germanifche Volken, en onder anderen tegen de Katten en (4) Daders (s). Doch 't is geheel onzeker, of hy met de Katten geftreeden hebbe: maar de Daciers heeft hy, door de (5) Markomannen geflaagen zynde, zelf om de vrede aangezogt; en die ook van hunnen Koning Deeebalus, door magt van gefchenken, verkreegen (t). Na zulke fchandelyke Krygstogten, was hy verwaand genoeg, om zig de eer der zegepraal toe te eigenen. Eenige gekogtc luiden moesten hun gewaad en hair op de wyze van gevangenen fchikken, en de flaatfie bywoonen, die niet weinig belagt werdt f». Domitiaan egter liet zig federt den bynaam van Daciër en Germanikus geeven, cn wilde de maanden September en Oktober Germanikus of Duitfcher en Domitianus vernoemd hebben f>). Doch zyne uitfpoorighcid, in welke hy Kaligula gelyk was werdt van nicmant gepreezen, dan van Schryvers, die van de waare gefchapenheid der zaa- (r) Dtoxis Excerpt. Libr. LXVII. p. 750. R. Cs) Sueton. in Duimt. Cap. VI. EcTuor. Lilr-, VIII. Cap. CO DiONis Excwpt. Libr. EXVII. p. yS±. C») Tacit. Agricol. Cap. XXXIX. ' Cv) Sueton. ia Doi.iit. Cap. VI & XIII. .De ^"ë™ bewoonden de landftrèefcen, die üians Moldavië en Wallachye heeten. Celi.arius Libr. II. Cap VIII. p. 377. l (4) De Alarkomannen bewoonden een gedeelte vaa Sofceesie, Ceilarivs Libr. II. Cap. V. p. 308, "  It. Boek. HISTORIE. 187 zaaken onkundig waren of fchynen wilden (V), en van eenige vleijende Digtersdie hem den fchrik ( x ) en temmer der Batavieren Cy ) en andere Bewooneren van den Ryn (V) genoemd hebben. ( w ) Joseph. do Bello Judaico Libr. VII. Cap. IV. p. 4IQ. (x) Silius Itauc. Libr. lil. vers. 607. f r) Iuvenal. Satyr. VIII. vers. 51. ('~5 Martial. Epigr. Lüpr, VII. Epigr. <5; VADER-  VADERLAN DSCHE HISTORIE. DERDE BOEK, INHOUD. I. Trajaans bedryf in Germanie. II. Batavieren zwemmen over den Donauw. Soranus. Markt van Adrianus. III. Friezen of Germaanen door Kommodus bef reeden. Albiniana. IV. Voor r egt en der Batavieren, onder Scptimius Severus. IVapenhuis. Oude Opfchriften. V. Germanifche Lyfwagt doodt Alexander Severus. VI. Maximyns togten over den Ryn. VII. Franken in Batavia. VIII.' Posthumus bedryf omtrent den Ryn. IX. Aureliaan overwint de Franken. X. Zy vestigen zig in Batavia. Probus Brief. XI. Verdrag tusfchen de P^omeinen en Franken. XII. Romeinfche fchepen, door de Fr anken, in brand geftekeu. XIII. Krygsiogten van Maximiaan Herkulius. XIV. Karaufius gedrag omtrent de Zeefchuimers. Konftantius Chlorus flaat de Franken in Batavia en verjaagt dezelven, XV. De Franken, door Konftantyn, geflaagen. XVI. De Ryn ftroom met fchepen en bezetting voorzien. XVII. Juliaans Krygstogten tegen de Germaanen. XVII l. DeSaliërs, in  III. Boek. II I S T O R I E. 18$ in Batavia, door Juliaan, bedwongen. XIX. , De Chamaven beteugeld. XX. Graanen uit Britannie herwaards gevoerd. XXI. De Quaden ver dryven de Saliërs uit Batavia, eru flaan zig omtrent den Ryn neder. XXII. D& Batavifche benden weigeren over de Alpen, te trekken. De Attuarien overwonnen. XXIII. Verbond der Germaanen tegen de Romeinen, Wederzydfche overwinningen. XXIV. Batavia tot een tooneel des 'oorlogs gemaakt.XXV. Franken en Saxers door Valentiniaan beteugeld. XXVI. Skythen in Gallie. Westgothen in Gallie. XXVII. Sueven, Sclaaven* (Vilten enz. hier te Lande. XXVIil. De Ar-, morichen regten eene Vrye - Staats - Regeering op. XXIX. Zy onderwerpen zig, voor een gedeelte, aan V Room/che Ryk. XXX. Beweegingen in Gal/ie, door Aëtius geflild.XXXI. De Armorichen gedreigd. Verdrag der Romeinen met hen en de Lranken. XXXII. De Saxers en Friezen fleeken over naar Brittannïe. Avitus bedwingt de zeefchuimendu Saxers. XXXIII. Laatst Berigt van ds Batavieren. IVTa Domitiaan en Nerva, werdt het r. Ryksbewind aan Ulpius Traja-Trajanu*. nus opgedraagen, terwyl hy, aan den Ryn»]^^. in Gallië, 't gebied voerde In zynen nie- tyd, zyn de Batavieren nog in de oude ag- 97. tinge geweest, genietende alle de voordee- —T' ""s len van hun Verbond met de Romeinen, ter- O) EuïUpp. Ubf. viii. Cap. 2»  loo VADERLAND SC HE III. Boek.' n. Be BatavifcheRuitery zwemt over den Donauw. ixc. Behendigheidv.ui defl P.atavier Soranus. terwyl zy alleenlyk verpligt bleevcn , het Ryk met de wapenen ten dienst te liaan (7>). Van Trajaan vindt men aangetekend, dat hy, ilaande zyne regeeringe, de lieden in Germanie, over den Ryn, herfteld heeft (V); zonder dat ons met naame gemeld wordt, welken deeze lieden geweest zyn. Alleenlyk vindt men van een Kasteel van Trajanus, volgens fommigen , tegen over Maguntiakum gelegen, gewag gemaakt (d). Ook van eene Volkplanting van Trajanus [Colonia Trajana] aan den Ryn (O, hoewel het twyfelagtig zy, of men dezelve in het land der Batavieren of in het Land der Gugernen plaatfen moet (ƒ). Onder Trajaans opvolger A d r i a a n , vindt men de Batavifche Ruitery wederom in de Legers der Romeinen. Ook verzelde zy den Keizer, in zyne Reistogten, naar het Oosten. Men vindt, in 't byzonder, aangetekend, dat Adriaan, omtrent den Donauw, zynen byhebbenden Batavifchen Ruiterbenden beval, die Rivier gewapend en te paarde over te zwemmen; 't welk zo vaardiglyk verrigt werdt, dat 'er de woeste Inwooners dier gewesten zclven over verbaasd ffonden (g). Zekere Batavier, Soranus genoemd kon zo behendiglyk met den boog omgaan, dat hy eenen pyl, door hem eerst opgefchooten, in 't nederdaalen, met eenen anderen, zo O) Tacit. de MorÜ>. Cerman. Cap. XXIX. (e) Eutrop. Libr. VIII. Cap. 2. 'd) Amm. Marceili^us Libr. XVII. Cap. 3. (e ~) Antonïni Itinerarimn & Tabula Peutingcriana. ( O Altino. Germ. infer. P. I. p. 45. Dion. Excerpt. Libr LWX.fr. 792. B. ■Qi ) Suidas apud Jönjum Batav. Cap. VI. p. 91.  ÏÏI. Boek. HISTORIE. ïot eo wis wist te treffen, dat hy hein aan twcën fehoot. De Keizer zelf, die 'er aanfchouwer van was, verwonderde zig over de behendigheid van Soranus. En men wil, dat hy de gedagtenis van Soranus bedryf, in een ornltandig Graffchrift, welk nog voor handen is, bewaard heeft Adriaan, federt Germanie bezoekende (k), heeft zig, vermoedelyk, ook eenigen tyd, in het Eiland der Batavieren , opgehouden; en alzo hier de Koophandel reeds raerkelyk aan 't bloeijen was 13 't niet onwaarfchynlyk, dat hy, om den Handelaaren te begunftigen, ten deezen tyde, in dit Eiland, eene ruime Markt geftigt heeft. Immers men vindt, in oude Reiskaarten Cm), eene Markt van Aclrianus [ Forum Adrianï ~\ ] gefteld niet verre van de plaats, alwaar thans 1 het Dorp Voorburg is; welk den naam vanE Forum of Markt nog eenigzins fchynt behouden te hebben. Onder hem, en zyne i opvolgers, Markus Aurelius en Lu-* cius Verus, fchynen 'er ook openbaareÉ wegen hier te Lande aangelegd te zyn geweest: of misfchien zyn de ouden toen alleenlyk verbeterd geworden. Immers men heeft, omtrent den aanvang der zestiende eeuwe, in een moeras, by het Dorp Naaldwyk, eenen Myl- of Grenspaal gevonden ( n ), in welks opfchrift, van de Keizers Markus Aurelius en Lucius Verus gewaagd wordt, ten ■ (j) Ger. Noviomagi Batav. p. 12. (£) /Elii Spartiani Adrian. Cïefar Cap. X. ( O Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 15. en hier voor El, 89, («i Peutïngeri Tabula. W. IIscs Hift, Ukraj. p. jg. Harkt ranAdr!» nus, Lomein» :he en.  j02 VADERLAND S CHE III. Boek, iil Friezen of Germaanen , onder Kommodus beflreeden.183. ten blyke, dar dezelven, voor de opeóbaare wegens; zorg gedragen hadden, lier opfchrifc zelf' wordt verlcheidehlyk verklaard. Ook wordt de loop der openbaare wegen door deeze landen zo verfchiilend befehreeven, dat wy niet onderneemen durven, onzen Leezeren van 't een of van 't ander ceni"gcgrond berigt tc geeven. Ten tyde van Markus Aurelius, werden de Katten en Kauchen, die over den Ryn getrokken, en onder anderen, in België "gevallen waren, onder 't bevel van Jufidius 'i'~iCio~ r'wus en van Didius Julianus, gefkia-. gen. De Iaatfte voerde, federt, het gebied, wegens de Romeinen, in Néder-Germanie ()■> en werdt, eerlang, tot de Keizerlyke. waardigheid verheevcn. Indien men op de gemeene leezing eens ouden Historiefchryvers kon aangaan ^ zouden de Overrynfche Friezen, onder de regeeringe van Lucius Antonius Kommodus, door Klodlus Aibïnus, geflaagen cn verjaagd zyn O). Doch fommigen merken aan 4 dat de naam van Friezen, in de oude Hand* fchriften, niet gefpeld wordt (q), Dit is zeker, dat Kommodus, door afgezonden' Bevelhebbers , of wel door Albinus, gelukkig'yk tegen de Germaanen geflrecden (f-), en" het Roomsch gebied, in weerwil van de Bewooners der Wingewesten, met geweld bevestigd heeft (<0 Julius Cawtolin. ik Klnrco Anton. Pliilof. Cap VII.' fèuus Spartian. in üiui,) fulian. Cap. I. GO Tul. Capitolim Cl.' Albinns Cap VU C$0 Cl. Salmasius ad hcam c'uat. * (r) Eutrüp. Libr, VIII. Cap. 15.  III. Boek. HISTORIE. 193 heeft (V). Doch welke Germaanen deezen geweest zyn, blykc nier klaar: veel min nog, waarom Iran de oorlog werdt aangedaan; want dat zy de Batavieren zouden ontrust hebben , en daarom van dcrzelver Bondgenooten, de Romeinen, aangetast geworden zyn, gelyk fommigen verhaalen , is ons uit geene oude Schryvers gebleeken. De gemeene reden voor de Germaanen, om in Gallie te vallen, was de vrugtbaarheid dier Landflreeke (/). 't Kan zyn, dat deeze hen nu ook bewogen heeft, om deezen inval te doen. Zo Albhiiana, welk men, in oude Reïsta- • fclen en Kaarten, fchoon een weinig anders j gefpeld, aan den Ryn, in het Eiland der Ba-, tavieren, daar nu Aifen is, geplaatst vindt, zy- \ nen naam naar Klodius Aibinus, van welken wy fpreeken, gekreegen heeft (j>), 't welk egter onzeker is; zou hy, onder de Batavieren, eene Legerplaats fchynen gehad te hebben. Dit weet men, dat te Alfen veele Romeinfche penningen gevonden zyn: ook, in de voorgaande eeuwe, by 't opdelven van den grond des Burgts aldaar, half verbrande en hard gezengde tarw; waaruit fommigen hebben afgeleid , dat hier oudtyds eene Voorraadfchuur voor de Romeinen of voor de landzaaten in V algemeen geweest zy (w\ De Batavifche Lyfwagt was , onder de Re-1 t (O !V.\.u Lami-rid-ii Commodus Cap. 13. CO Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 73. 00 Alting Germ. int. P. 1. p. 2. Qw) Oudaan Rtaomfchc Mogenth. i3. I. Deel. N ilfcii, of laarAlbiius zylen naaui leeft. IV. T oorreg:n der  10.1 VADERLANDS CUE III. Boek; Batavieren onder Septimius Severus.197» Wapenhuis van Scpt Severus, in het Eiland deiBatavieren. ren. Regeeringe van Lucius Septimius Se-» verus, hy den Keizer in merkelyke agting % 't zy om datze hem de moorders van zynen voorzaat Pertinax hadden helpen ontwapenen (V); 't zy om eenige andere reden. Immers men vindt aangetekend, dat de Batavieren , ten deezen tyde eene byzondere Keurbende uitmaakende, het voorregt hadden, om WyngaardfTokkcn, even als de Honderdmannen der Romeinen, in de hand te mogendraagen fjOi of om 'er de traage Krygsknegten mede voort te dry ven, of om dezelven, als de Krygsknegten geftraft werden, ten teken van Regtérlyk gezag, vast te houden. Severus , fchoon fpaarzaam uit den aart, heeft egter, in verfcheiden' lieden, een aanmerkelyk getal nieuwe gebouwen geftigt, of ouden herfreld (z\ Waarom men het geenszins vreemd vinden meet, dat hy, zig by de volken, die langs den Ryn woonden, ophoudende (a), in het Eiland der Batavieren, een Wapenhuis voor de vyftiendc Keurbende der Vrywilligen (i), welk door ouderdom f.r) Hhrodjan. Libr. viii. Cap viii. p. 379.''Edit. 'SchèiaV. OO Dion. Cassii Libr. lv p. 5g5. D. £ z ) Dion'. Excerpt. Libr. LXXvï. p. 8c9. B. Zosim. Libr. i. Cap. 9. /llii Spartian. Se£tim. Sever. Cap. iv. p. 595. («j Zosim. Libr. 1. Cap. 13. C 1) Voluntarii of Vrywilligen waren, onder de Romeinen, Krygsknegten, die, noch uit hoofde van hunnen ouderdom, noch uit krakte van bedongen' foldye, tot den Krygsdienst konnende gedwongen worden, egter vrywillig dienden. Zulkcn waren, onder anderen, eenige Germanifche hulpbenden. Zie Ammian. Marccll. Libr. XX. Cap. IV. p. 260. Edit. Valcf. Qronov. Mar-  III. Boek, HISTORIE. 193 dom vervallen was, onder 't beleid van den Overite Cecilius Bato, heelt doen herftellen. Immers men .heeft, in den jaare vyftienhonderd en twee, te Roomburg by Leiden, eenen fteen gevonden, in dc gronflagen van een ruim vierkant gebouw, welks Opfchrift al het gemelde aan Lueius Septimius Severus en deszelfs Zoon, Markus Aurelius Antoninus, toefchryfe (b \ De fteen, die vermoedelyk in den voorgevel van 't gebouw geftaan heeft, moet 'er, na het jaar honderd zesennegentig, geplaatst zyn; alzo de Raad, eerfl in dat jaar, den bynaam van •Antoninus , dien Severus Zoon, in het oplchrift, draagt, aan hem gegeven hadt (c). Meer andere fteenen, hier te Lande gevonden , bewyzen, dat Severus zig hier opgehouden heeft. In het opfchrift van eenen deezer fteenen, fchynt gewaagd te worden van eenen Altaar, door hem herfteld (ti). Een ander opfchrift fpreekt van de geloften , door de Batavifche Burgers, Broeders en Vrienden des Roomfchen Volks, gedaan, voor de behouden heen ( &) Corn, Aurelii Bntav. Libr. 1. p. 97. 98. COEutrop. Ml"' VIU. Cap, 17. \d) P. Scriverii Antiq. p, 1S0, 184, Markus Aurelius hadt ook flaaven tot den Krygsdienst bekwaam gemaakt, welken hy insgelyks deu naam vaa VryivilUgcn gaf, en die onderfcheiden waren van zekere ten krygsdienst aangenomen' zwaardfehermers, welken hy Obfequcntes of Gehoorzaamenden, noemde. Vide Julh Capitoüni M. Antonin. Philojbpb, Cap. XXI. p. 39<5. ibidomque Not. Casauboni. Welke van deeze twee loorten van Vrywilligen, hier te Lande, in bezetting gelegen hebben, beken ik niet te wegten, N a OudeOp^ fchrifteu hier tn Lande gevou» den.  2o8. V. Germanifche Lyfwagt onder Basfianus en Geta. 212. 106 VADERLANDSCHE III. Boek, heen - en weêr-reize van hunne Heeren,Markus Aurelius Antoninus Pius Augustus ctPublius SeptimiusGeta Ccefar, beide Zoonen van Severus. 'tls ten hoogden waarfchynlyk, dat hier gezien worde op den togt naar Britannie, door Severus, eenige jaaren laater, ondernomen: op welken hy, door zyne Zoonen fchynt verzeld te zyn geweest : 't zy dat zy van het Eiland der Batavieren uit den Ryn, of uit den mond der Maaze , van ouds Helium genoemd (e), of van elders (2) overgefteken zyn. Antoninus of Bassianus en Geta, de twee reeds gemelde Zoonen van Severus, hebben, na de dood huns Vaders, aan 't Ryksbeflier geraakt zynde, ieder eene afzonderlyke Lyfwagt gehad. Antoninus was in 't byzonder gefield op eene Lyfwagt van Germaanen, mogelyk wel van Batavieren. Zelfs kleedde hy zig fomtyds in een Germaanfeh gewaad, zyn hoofd hullende met de goudgeelc hairlokken deezes Landaarts; door welk gedrag , hy zig zonderling bemind by hen wist te maaken (ƒ'). Ook heeft hy zig, in zyne (e) Plinius Lib,: IV. Ca-- 15. if) Herodian. Libr. IV'. dop. 7. (2) Strabo zegt (Libr. IV. p. 305. Edit. Amft.) Qp. 199. Edit. Paris.') „ dat 'er vier gewoonlyke overvaar„ ten naar Britannie waren, te weeten uit den mond „ der Rivieren den Ryn, deSeine, de Loire endeGa„ ronne. Doch hy voegt 'er by, dat zy, die van de , kuft, omtrent den Ryn gelegen, overftaken, niet „ gewoon waren uit den Rynmond zeiven, maar van , de kust der Morinen [zie hier voor I. Boek, bl. 41.3 \f aftevaaren."  III. Boek. HISTORIE. 197 zyne Krygstogten aan den Donauw, van Germaanen bediend (g). Sommigen befluiten, uic zeker oud opfchrift (li), dat 'er, ten zynen tyde, een Regement van Batavieren in 't Huis te Britten gelegen heeft. Ook zou hy, volgens een ander gebrckkelyk oud opfchrift, den Altaar, door zynen Vader, in het Eiland der Batavieren, herileld, plegtiglyk hebben ingewyd (i). Omtrent deezen tyd, heeft hy met de (3) Alemannen en Katten geoorloogd, op welken, hy, omtrent den Meinftroom, eenige voor;deelen behaalde (k); doch die hem naderhand noodzaakten, de vrede met geld van hun te koopen. Eenige volken, die, langs de zee, omtrend den mond der Elve, woonden, zonden hem federt gezanten toe, om op gelyken voet met heirF te handelen, 't Gelukte. Hy gaf hun het geld, welk zy begeerden, in goede munt, daar hy gewoon was de Romeinen in verzilverd lood cn verguld koper te betaalen (/). On- fg~) Herodian. Libr. IV. Cap. f. CA ) H. Cannegieter de Brittenburgo. p. 15. CO van Loon Aloude Holl. Hift. I. Deel. bl. 193. fJO Aurel. Vict. de Ca:fari'o. Cap. XXI. /Eli; Spartiani Caracalla Cap. X. CO Valesii Exceipta ex Dione p. 749, 750. (3) De Alemannen woonden tusfchen den Mein, den Ryn, en den Donauw; doch hebben zig naderhand wyder uitgeftrekt. Cluverii Germ. Ant. Libr. III. Cap. IV. p. 515. Een oud Schryver zegt ons, dat zy uit allerlei volken zyn famengevloeid; 't welk ook hun naam te kennen zou geeven. Asiniüs Qüadratus apud Agathiam Libr. I. p. 13. Edit. Venet. (p. 17. Edit. Parif.) ■ N 3  193 VADER LANDS CUE HL Boek, Alexander Severus van de Germanifchelyfwagt omgebragt.235- Onder de Regeeringe van Alexander Severus, was 'er nog eene Lyfwagt van. Germaanen , waarfchynlyk van Batavieren. Men leest, dat deeze Vorst, zig by 't Krygsvolk gehaat gemaakt hebbende, van de Germanifche Lytwagceri , terwyl hy in Gallie,, welk door de Germaanen afgeloopcn werdt, oorloogde (m), is omgebragt geworden. Een hunner kwam, kort na de middag-maaltyd, in 's Keizers Legertent, meenende den Vorst in den flaap om te brengen. Doch hem wakker vindende, tradt hy, verbaasd, te rug. By zyne medgezellen gekomen, hitfle hy hen aan tot het vermoorden van den Keizer; waarop zy, gelykerhand toefchietende, eerst eenige ongewapenden, die hun tegenftonden, cn naderhand den Vorst zeiven', met verfcheiden'" lleeken, van 't lecven beroofden (n). Maximïnus werdt, daarop, door het Leger in Galüë, tot de Keizcrlyke waardigheid verhecven (V). Hy heeft tegen de Overrynfche Germaanen gelukkiglyk geoorloogd Q>), zig, in den kryg bedienende niet alleen van zulke Germaanen, met welken hy een verbond van vriendfehap gemaakt hadt; maar ook van Mauwen cn Parthen cn andere Oofterfche hulpbenden ; alzo hy beweerde, dat men, tegen Germaanen , geen beter volk dan handige Boogschutters- gebruiken kon (#); gelyk deeze Ooftcrlingen waren. Met O") Herodian. Litr. VI. Cap. 7. /Eui Lampridii Alexand. Severus. Cap. LIX. p. IC25. O") JF.ui Lamprioii Aiexand. Severus Ca". LXL p, toiQ, \Yukmqu: Not. Salmasu. (O J. Camtolini Maximini duo Can. VIL Cp ) Eutrop. Libr. IX Cap. 1. (qj HerooIAM, Libr. V'ü. Cal). 2.  iïl. Bok. HISTORIE. i<& Met zulk eene raagt gefterkt, over den Ryn «rekomen, heeft hy een geweldig getal van Germanifche gehugten afgebrand. Veele Germaanen fneuvelden: veele anderen werden gevangen genomen. De Krygsknegten keerden rykclyk met buit belaaden te rug. Men wil, dat Maximyn geheel Germanie aan bet RoomfcheRyk onderworpen zou gehad hebben ^hadden de Germaanen zig niet over hunne ftroomen begeven, en zig verfteken in dc poelen en bosfehen, van welken hnn Land vol was. Hy zelf, hen derwaards volgende, liep groot gevaar van door hen omfingeld te worden, terwyl hy, met zyn paard, in een moerasbiyvende lleeken, ter naauwer nood, van de zynen gered werdt. Naderhand waagde hy nog eene foort van fcheepsilryd tegen de Germaanen, in welken hy veelen van hun ombragt. Eindelyk herltelde hy de rust in Germanie (r> Wy maaken hier te liever van Maximyns Krygstogten tegen de Germaanen gewag; zo om dat 'er" vermoedelyk Batavieren in zyn Leger ge weest zullen zyn, als ook om dat, uit de befchryving van de gelegenheid der plaatfe des gevcgts, niet zonder grond, af te neemen is, dat hetzelve, niet verre van het Eiland deiBatavieren is .voorgevallen: hoewel wy niet ontkennen willen, dat diergelyke Landftreeken, ook hooger op, omtrent den Rynilroom, te vinden zyn. Maximyn is, terwyl hy Aquileja, in 'tLandfchap Friuli, thans onder t gebied der Venetiaanen, belegerd hieldt, van liet Krygsvolk , welk hy tegen Pupienus ° cn J. Camtoiini Maximini duo Sap, XII. & XUI. N. 4* VT, Maxinyns :ogten te» jen dc Overrynfche Germaanen,vermoedelykomtrent het Eiland der Batavie* ren.  De GermanifcheLyfwagt moet, haars ondanks,het ombrengender Keizeren Pupiënus en Balbinus gedoogen, 200 VADERLANDSCHE ni. Boek. en Balbinus aanvoerde, nevens den jongen Maximyn, zynen Zoon en Rykssenoot, omgebragt (Y). Deezen twee waren van den Raad tot Keizers verklaard. En P u p 1 ë n u s, wien het Lec;er van Maximyn terftond toeviel, voerde het met zig, naar Rome. Hy en Balbinus verkooren, uit de Germanifche hulpbenden, als op welken zy zig voornaamlyk verlaaten durfden, eene Lyfwagt. Egter niet zonder dat er de gewoonlyke Lyfwagten op fmaaldcn, die reeds ongaarne gezien hadden, dat de kaad, zonder hen te kennen, Pupicnus cn Balbinus tot dc Keizerlyke waardigheid hadt verheeven (0- Zy befluitcn dan dc Vorlten van kant tc helpen. Doch in eenen gcruimen tyd , deedt zig hiertoe geene gelegenheid voor, zynde zy geduurig van hunne Germanifche Lyfwagten verzeld. De eenentwintigde van Zomermaand, dag op welken men de ïvapitoiyniche fpclcn te Rome hicldt, werdt eindelyk , tot uitvoering van 't fchenftuk, beflemd. De meefte Hovelingen waren elders onledig, de Vonten alleen in 't Paleis, bewaard van hunne getrouwe Germaanen, die zig egter , ten deezen tyde , of allen, of voor 't grootfte gedeelte , by Balbinus bevonden, t Romeinsch Krygsvolk was zo dra niet omtrent het Paleis lamengefehoold, oï Pupiëftus kreeg 'er kennis van, °en zondt, iet args vermoedende, aan Balbinus, om de Germaanen, zonder welker hulp, hy zag, dat het oproer niet te ft Uien was. Doch Bal- ( O EijTKop. Vbr. IX. Cfi* - * tp PUGBUN-. tUk Vil. 'f.,;. zo. & Vbr VIM. ik*.  IIT. Boek. HISTORIE. aoi binus, zynen Ryksgenoot zeiven mistrouwende , hieldt de Germaanen by zig. En terwyl de Vorften hier over aan 't twisten raaken, wordcnze, onverhoeds, van 't Romeinsch Krygsvolk overvallen, naakt uitgefchud en midden door de Had naar de Legerplaats gefleept. De Germaanen waren ondertusfchen in aantogt, om hunne Vorften te ontzetten. Doch zy vonden hen reeds vermoord, en den jongen Gordiaan tot Keizer uitgeroepen, eer zy iets tot hunne redding konden toebrengen : waarop zy, geen nutteloos gevegt willende aanregten, zig ter ftad uit en by de hulpbenden hunner landsluiden begaven (j>). Het ombrengen der Vorften door het Krygsvolk , cn het opwerpen van nieuwen, naar den zin der Legeren, begon nu, in 't Roomfche Ryk, fterk in zwang te gaan. Zelfs werdt, door de byzondere Legers, in de byzondere dcelcn des Roomfchen gebieds, de een Keizer tegen den anderen opgeworpen ; tot zo veelen in getal, dat 'er, onder de Regecring van Valeriaan en Gallie en, meer dan dertig van deeze Keizers, gemecnlyk by den naam van de dertig Dwingelanden bekend (V) , opgeltaan, en de een vroeger, de ander laater wederom verdwecnen zyn. De meeften ondertusfchen werden, eenen geruimen tyd, van de Legers, over welken zy 't gebied voerden , gedraagen , cn hebben niet dan door geweld bedwongen konnen worden. Ligrelyk is het te denken, dat de krag- (y) Herodtan. Wr. viii. Qap 3. Julii Capitolini Masiinus & BaHiinus Cap. xiv. p. 156. (w) Thübell Poluon. Trigint. Tyrann. inito. N 5 vir. Gelegenheid tot den inva! der Franken in Batavia, 253-  éatè VADERLAND SC HE III. Boek; kragtcn des Ryks hier door geweldig geknaks geworden zyn. Ook gaf het verfcheiden' onbefchaafden volken, by de Romeinen met den naam van Barbaar en betekend, aanleiding, om de grenzen des Ryks, aan verfcheiden' oorden, te ontrusten. De Roomfche Wingewesten leeden den eerften aanval, en in 't by zonder Galiië , welk door de Germaanen overftroomd en deerlyk verwoest werdt. By deeze gelegenheid, zyn ook, naar veeier gedagten (x), de Frakken (4) in het Eiland der Batavieren gevallen. Zeker is het, ten O") Montfaucon Monum. de la Monarchie Francoife. Tu.;:. I. p. 4. (4) Onzeker is, onzes oordeels, of en' van waar dc Franken zig omtrent den Ryn hebben komen néderflaan. Sommige Frankifche Schryvers haaien den oorf'prong deezes volks van de Trojaanen af. Aimoin. de Ce/I. Francor. Libr. I. Cap. 1 & 2. Anderen willen, met meer fchyn, dat de Franken, uit Pannonie of Hongarye, herwaards gekomen zyn. Gregoii. Turon. Libr. II. Cap. 9. Daniël Hifi. de France Pref. Hift. Art. I. p. LXXXV. Doch hier opvraagt men, hoe't mag "hygekomen zyn, dat Strabo, Plinius, PoMpo^ius Mela , Tacitus en PtoleMEUS , in hunne befchryvingen der oude Germanifche volken, van de Franken geen woord gerept hebben'? Ln om deeze vraag op tc losfen, hebben fommigen gegist, dat zy, ten tyde deezer Schryvereu, onder eenen of meer andere naamen, bekend geweest zyn. Sommigen meenen, dat de Franken oudtyds Kauchen genoemd zyn geweest. 13 bnon. Emmii Rerum Frific. Libr. I. p. 10. Anderen houden de Franken voor de oude Kaninefaaien. Wederom anderen voor de oude Sikambren. Ook vindt men, zelfs in Schryvers der vierde en vyfde Eeuwe, de Saliers, de Sikambren, deBrïiktéreh, de Attuarien cn andere oude volken, als byzondere foor ten van Franken, aangemerkt. AmjIian. Marce£l.  TIL Boek. HISTORIE. 203 ten minden, dat het Eiland, omtrent dertig jaaren laater, reeds van verfcheiden' Frankifche volken bezeten werdt (xj. Zy hebben het veele jaaren lang in bezit gehad. En fchoon men den netten tyd, noch omftandigheeden van hunnen inval niet weet, kan men egter, uit het gene men, hier en daar, aangetekend vindt, opmaaken, by welke gelegenheid, zulks gefchied zy. Zie hier, wat wy 'er van hebben konnen opfpoorcn. Valeriaan, in eenen flag tegen Sapor, Koning der Perfen , gevangen genomen zynde, bleef het Ryksbewind in handen van zynen Zoon Gallieen, die, verzoopen in wellust en vadzig uit den aart, tot niets minder dan tot (.r) Eumenii Panegyr. Conftamino Aug. Cap. V. num. 3. Libr. XVII. Cap. VIII. p. 186. Libr. XX.Cap.X.p.277. Sulpitius Alexander apud Gregor. Turon. Libr. II. Cap. 9. Claudian. in /. Conf. Stilichon. Libr. L verf. 221. & feqq. Ons komt derhalve gegrondst voor het gevoelen der zulken, die oordeelen, dat de Franken een volk zyn, uit verfcheiden' Germanifche volken, famengevloeid. Deezen, in de vroegfte tyden, in het Overrynfch Germanie, gewoond hebbende, fchynen zig, in de derde eeuwe, zamen verbonden te hebben, en van toen af den algemeenen naam van Franken of vryen te hebben gekreegen, onder welken zy, federt, in Gallie' gevallen zyn. 't Vervolg deezer lliftorie zal den Leezer, vertrouw ik, in deeze gedagten, beveiligen. Men zie ondertusfchen, wegens dit alles, Cluverii Germ. Aniiq. Libr. III. Cap. XX. p. 583. Nic. Vigneru de Origine Veter. Francorum. p. 135. 135, Edit. du Cbesne Tom. I. Hermanni Co:.i. Nuenarii de Origine & fedib. prifc. Francorum. p. 172. Edit. ejusd^ Alting Germ. infer. P. I. p. 68. L'Abbó Ducos Hift^ Critiqüe de L'Vjablhfem. de la Mouarch. Francoife% livr. I. Cao. 16. cn anderen, Gallieens togten te^en de Germaanen.260.  204 VADERLAND SC HE III. Boek. tot rcgeeren bekwaam was. Geen wonder, dat 'er, aan alle oorden, Keizers tegen hem opgeworpen werden, en dat het een Wingewest na het ander van hem afviel : rampen egter, van welken hy de eeriïe tyding fpottende plag aantehooren (v); zo weinigwerks maakte hy van 's Ryks weldand. Toen Valeriaan na 't Oosten trok, hadt Gallieen ondernomen, de Gallifche Volken, die langs den Ryn woonden, onder welken men de Batavieren ook fchynt te moeten rekenen, voor de kwellingen der Overrynfche Germaanen, die geduurig in hunne landen vielen, te beveiligen. Zelf omtrent den Ryn gekomen, was het hem ook fomtyds gelukt, den Germaanen den overtogt met geweld te beletten. Doch alzo hy zyne magt te klein vondt, om tegen de geweldige menigte der Germaanen eenen flag te waagen, hadt hy zig genoodzaakt gezien, om met fommigen hunner Koningen een verbond aan te gaan ; terwyl hy de anderen, door bedreigingen, van het trekken over den Kynflroom poogde af te fchrikken (z). Vermoedelyk is het, dat den Germaanen, by dit Verbond, eenige landen in Gallie, moogelyk wel in het Eiland der Batavieren , of in het gedeelte der vaste kust van Gallië, welk deezen bezaten, zyn afgedaan. Zy zullen zig, daartegen, verpligt hebben, om geene verdere invallen in de Romeinfche Wingewesten te doen, en om de Romeinen met de wapenen by tc daan. Zo veel nog hadc Cr) Trebell. Pollionis Gallieni duo. Cr.fi. VI. f. üeo. Qe) Zosihus Lilr. U Cap. 30.  III. Boek. HISTORIE. 20$ hadt Gallieen konnen doen, in den aanvang zyner Regeeringe. Minder deedc hy , toen hem 't llyksbewind alleen in handen gekomen was. Het Stedehouderfchap over Gallië en de Overrynfche grenzen des Ryks was al door Valeriaan opgedraagen aan Junius Posthumus., man van geringe afkomst, doch van eenen ftandvastigen en kloekmoedigen aart, en deftig van gedrag (V). Gallieen, met zyn Leger uit Gallië vertrekkende , om een Leger van Barbaaren, die in aan togt naar Rome waren, te keer te gaan, liet zynen jongen Zoon Saloninus in het Wingewest, om, onder 't opzigt van Posthumus, de Regeering, uit zynen naam, waar te neemen (b\ Dc Galliërs ondertusfchen, te onvrede dat een kind over hen 't gebied voeren zou, en daarom, of om andere redenen, met haat tegen Gallieen ingenomen , droegen Posthumus, die alles naar hun genoegen berlierde, des te meer liefde toe. Byzonderlyk wist hy hunne gunst te winnen, door het verdryven der Germanifche volken , die , kort na 'c vertrek van Gallieen, wederom in Gallië fchynen gevallen te zyn geweest. Doch Posthumus, dezelven allen verjaagd hebbende, hadt de voorige veiligheid en rust in 't rykheriteld (V). Steunende dan op de gunst des volks, en op het leger, over welk hy geboodt, onderneemt hy, den jongenSalonyn, binnenAgrippine, eene groote Stad aan den Ryn, thans Keulen genoemd, te belegeren; verklaaren- de O) Tkebelui Pollion. Trigiiita Tyranni in Posthumio p. 258, 259. Eutrop. Libr. IX. Cap. 9. (b) Zosimus Libr. I. Cap..XXXV11. p. 61, 62. {c) ïrecell. Poll. Triginc. Tyranni in Postlmwi». p. 258. VUL Bedryf van Posthumus , omtrent den Ryn.  &o6~ VADERLAND SC HE IILBóeeï * Saga. 'f Bin i Cd) Zosimus Libr. I. Cap. 38. Ce) Trebell. Poll. in Postlmmio. p. a.-p» ( ƒ) Tklbell. Poll. GalUeni duo. Cap'. VI. p. 260. Cg) Flav. Vopisci Carimis. Cap. XX. p, 861. (5) Men hadt, al veel vroeger, te Rome kennis aart de Gallifche wollen-itoficn. Strado heeft (Libr. IV. p. 301. B.) reeds aangetekend, dat men, in Gallië,zo veele Schaapen hadt, dat Rome niet alleen •, maar een goed deel van Italië van Gallifche Saga of Rokken voorzien werdt. de, het beleg niet tc zullen opbrceken, dart na dat hem de jongeling zou overgeleverd zyn. De bezetting werdt hier eerlang toe gedwongen. Salonyn en de Hoofdman zyner Lyfwagt, Silvaan, werden den Belegeraar in handen gefield, en beide, op zyn bevel, ter dood gebragt (V). Hoewel anderen willen , dat de Galliërs Salonyn hebben doen dooden (e). Toen werdt Posthumus voor Keizer uitgeroepen en door gantsch Gallië erkend. Men bragt Gallieen zo dra geene tyding, dat Gallië verlooren was, of hy dreef 'er, volgens zyne gewoonte, den fpot mede, zeggende, al lagchende, Kan dan de Staat,zonder deAtrebatifche * rokken, niet {taande blyven (ƒ)? 't V/elk hier inzonderheid aangemerkt zy, om te doen zien, dat de weeveryen van wollenlioffen toen, hier te Lande, al in zwang gingen (5): en dat de Atrebctsn, die omtrent Atrecht in Artois gewoond hebben, rokken verfchaften, welken te Rome vermaard waren. Men leest ook elders van eene andere foort van Atrebatifche f rokken, die , in dc Tooneclfpclen, gebruikt werden (g). Gal-  Til Boek. HISTORIE. 66? Gallieen bragt egter terftond een leger tegen Posthumus te velde; doch deeze werdt van de Kelten of Galliërs, en van de Franken, die, vermoedelyk, nu reeds het Eiland der Batavieren of meer in bezit hadden, zo trcuwelyk bygeftaan, dat hy wel met voordeel bevogten (h) ; doch niet overmeesterd werdt. Zelfs wist hy zig, 't welk in deezen tyd iet vreemds was , zeven, anderen (z) fchryven tien jaaren lang, in de aangenomen' waardigheid, te handhaaven. In welken tyd, hy, op den Barbarifchen, dat is, op den Overrynfchen grond, verfcheiden' Legerfteden gebouwd heeft (£). Eindelyk werdt hem, na dit alles, door Lollianus de voet geligt. Deeze wist zig van de jookerigheid naar verandering, den Galliërs meer dan anderen eigen (/), zo wel te bedienen, dat Posthumus, door zekeren Viktoryn , van kant geholpen, en hem de Keizerlyke waardigheid opgedraagen werdt. Doch zo dra hadden de Overrynfche Germaanen het ombrengen van Posthumus niet vernomen , of zy beftonden niet alleen de fterkten, door hem, op hunnen bodem , geftigt, om verre te haaien en te verbranden Qn); maar fchielyk over den Ryn getrokken, vallenze in Gallië en maaken zig wel van zestig fteden meefter (n~). Lollianus herftelde federt eeni- (70 Trebell. Poll. Cailieni duo Cap. VII. p. 201. & fVictorin. p. 264. (i ) Eutrop. Libr. IX. Cap. 9. (k) Trebell. Poll. Ttigint. Tyranni in Lolliano. p. 261. ' CÓ Trebell. Poll. in Postlmmio. p. 259. f «O Trebell. Poll. in Lolliano. p. 251. Plavw Vunai Piouus. lurp.Ccp, KIR. pi 661.  Êo8 VADERLANDSCHE III. Boek." IX. Aureli- aan over wint de Franken, eenigen deezer Steden in den voorigcn ftaat. Ook herbouwde hy de fterkten, eertyds door Posthumus geftigt. Doch niet lang hierna, door het Krygsvolk, omgebragt zynde, weidt hy van Viktoryn, die Posthumus omgebragt hadt, daarna van Tetrikus, cn eenige anderen opgevolgd. En ten ware deeze opgeworpen1 Keizers dc vervallen' zaaken der Romeinen in Gallie meer of min gered hadden, de Germaanen zouden al wat de Romeinen bier bezaten bemagtigd, cn van hun gedugt gebied, in deezen oord, nog veel vroeger dan zy deeden, een einde gemaakt hebben (o\ Omtrent deezen tyd, moet het gebeurd zyn, dat A ureliaan, die naderhand Kei'zer werdt, en nu nog maar Bevelhebber over de zesde Gallikaanfche Keurbende was , de Franken , die gantsch Gallië afliepen, by Maguntiakum, zo fel floeg, dat 'er zevenhonderd fneuvelden en driehonderd gevangen genomen werden, welken hy openlyk tot iïaaven verkoopen liet (p\ Hy heeft ook, federt, tegen de Sueven, Sarmaten en andere volken voorfpoediglyk geoorloogd (q) : op welke zyne Krygsbedryven, dit deuntje gezongen werdt: Mille Francos, mille Sarmatas femel occidimus. Mille, mille, mille, mille, mille Perf as queerimus (r~). 't Welk (o) Tueeeix. Pull. Ut Lolliano. p. 261, 262. i:i ViftoriiiOf. 264. Cf) Fl. Vomscus in Aureliano. Cap. VII. p. 432. C?) W. Cap. XVIII. p. 455. Cap. XXXIII. p. 494. Cap. xxxv. p. /509. CO ld. Cap. VII. p. 433.  m. Boek. historie. ^ *t Welk wy ergens (_s) dus vertaald vinden: „ Duyzend Franken, en Sarmaten duyzend, ,, hebbenw' eens verflagen,■ „ Die na duyzend, duyzend, duyzend, duy- „ zend, duyzend Perfen vragen. Toen men Tacitus de Keizerlyke waardigheid opdroeg, waren de Germaanen we- • derom over den Ryn, de grensfcheiding des Roomfchen Ryks, gekomen, en hadden zig van fterke, vermaarde, ryke en magtige fteden in Gallië meester gemaakt (t). En men vindt verhaald, dat, deezen Vorst en zynen Broeder en Opvolger Floriaan overleeden zynde, de Wichelaars voorfpeld zouden hebben, dat'cr, na duizend jaaren, een Vorst uit hun geflagt zou voortkomen, die, over de Franken en Alemannen, welken waarfchynlyk de voorgemelde invallen gedaan hadden, volgens de Romeinfche wetten, gebieden zou 't Welk hier alleenlyk aangehaald zy, om te toonen, hoe verre het 'er nog van af ware, dac men de Germaanen thans onder 't Romeinfche juk zou gebragt hebben. Wy hebben reeds aangemerkt, dat zy, terftond na de dood van Posthumus, een goed deel van Gallië bemagtigd hadden; welk hun, door Lolliaan, alleenlyk voor een gedeelte, wederom afhandig gemaakt was. Probus dan, het Ryksbewind in handen gekreegen hebbende, ondernam terftond den togt tegen C-O Oudaan Roomfche Mogentlicid. hl. 137. (O Fl. Vopiscus in Tacito Cap. III. p. 599. Fl. Vopiscus ia Floriano Cap. II. p. 622, L Deel. O *7$?  aio VADERLANDS CUE III. Boek. x. De Franken kry- gen vaste verblyfplaats,langs den Ryn en in het Eiland der Batavieren. tegen de Germaanen, en trok, in eigener perfoon, naar den Rynkant (V). En zo zeer diende hem 't geluk, dat hy wel zestig vermaarde Heden, die door de Germaanen in bezit genomen waren, bemagtigde. Te gelyk ontweldigde hy hun den buit, dien zy op de Galliërs behaald hadden, en door welken, zy ryk en trots geworden waren. Men wil, dat 'er, in verfcheiden' ontmoetingen, byna viermaal honderdduizend Germaanen, die zig, op den Romeinfchen bodem, langs den oever des Ryns, ja door gantsch Gallië, neder gezet hadden, zouden gefneuveld zyn (V): 't welk genoegzaam ongelooflyk voorkomt. Het overfchot werdt, ten deele, over de Elve en Nekkar gedreeven; ten deele, met verlof des Keizers, in Gallië , of langs de beide oevers des Ryns, geplaatst O). Dit laatfte was het lot der Franken, die, ten minsten van deezen tyd af, als vaste Bewooners der Landen, omtrent den Ryn, naar den Zeekant, gelegen, en ook als Bewooners van Batavia moeten aangemerkt worden ( 6 ). Of zy 00 Zosmus Libr, I. Cap. 67. £w) Fjlavii Voi'jsci frubus Inip. Cap. XIII. ^x) ld. lbid. (6) In de Reiskaart 'aan Peutinger, een werk, zo men agt, van de vyfde eeuwe, worden, de Franken, langs den regter oever des Ryns, naar de zee toe, geplaatst. De Lofredenaar Eumenu/s , fpreekende van 't gene in zynen tyd hadt plaats gehad, getuigt ([Panegyr. Conftantinó Aug. Cap. V. num. 3.) dat Batavia, voor het einde der derde eeuwe, van verfcheiden' Frankifche volken bezeten werdt. Naderhand zyn.ze wel eens wederom verdreeven gew eest; doch zy hebben de voorige wooningen, meer dan eens, wederom  III. Boek. HISTORIE. 211 zy zig hier, te vooren, met bewilliging der Batavieren, nedergeilaagen hadden, dan of zy deezen Landaart met geweld hadden gedwongen , om hun wooningen en akkers af te ftaan, blykt, onzes weetens, nergens. Dit weet men, dat de Franken, door Probus, in hunne moerasfen, overvallen en geflaagen zynde (jp), genoodzaakt werden om vrede te fmeeken, en te gelyk, dat hun een deel des Lands, door hen ingenomen, ter wooninge mogt afgeftaan worden, 't Een en 't ander werdt hun van den Keizer vergund ( z ): die, " daarenboven, volgens de gewoonte der Romeinen, bedong, dat hy zig van hunne hulp, in den oorlog, zou mogen bedienen. Sommigen verhaalen, dat hy hun fcherpelyk beval, zig tegen hunne byzondere vyanden van geene wapenen te bedienen; maar alleenlyk op de belcherming der Romeinen te vertrouwen, wanneer zy aangevallen werden. Doch dit fchynt, volgens anderen, niet te hebben konnen gefchieden, dan nadatmendeRyksgrenzcn verder uitgezet, en gantsch Germanie, in de gedaante van een Wingewest, gebragt zou hebben ( a ), 't welk 'er, gelyk wy terftond aanmerkten , ten deezen tyde, nog wel verre van af was. De Franken dan-, akkers, en fchuu- ren, O) Zosim. Ltbf. T. Cap. LXVIII, p. 109. Flav. Vopisci Probus Imp. Cap. XII. p. 658. (z) Zosim. Libr. I. Cap. LXXJ. p. 116. (_ a) Fl. Vopisci Probus Cap. XIV. p. 663, 605. derom ingenomen, gelyk ons 't vervolg deezer Historie leeren zal. Men zie ondertusfchen Zosimus Libr. til. Cap. 6. en Procopius de Bello Gotibico Libr. L Cap. 12. O > 277.  'Brief van Probus, over zynenKrygstogt tegen de Germaanen. m% VADERLANDS CUE III.Boer; ren, en wooningen, zo in als omtrent het Eiland der Batavieren, bekomen hebbende, fchikten zig tot rust. Probus ib'gtte Romeinfche Eteden en ilerkten op den Barbaarifchen of O/errynfehen bodem, in welken hy Krygsvolk slaatlle, aan hetzelve ook eenige landeryen, :cn onderhoud, afllaande. Dit Krygsvolk belondt wel grootendeels uit Romeinen; doch Probus verdeelde, onder elke Keurbende, die :cr befcherminge der Ryksgrcnzen gebruikt ivcrdt, vyf of zeshonderd Germanifche Hulpelingcn, die zig, ten getale van zestiendui* zend, in zynen dienst begeven hadden De Batavieren hebben zig moeten laaten genoegen met de befchikking, die zig de Roneincn, hunne oude Bondgenooten, over runne Landen aanmaat'gden, vermoedelyk uit /reeze voor zwaarcr overlast, dien zy anders /an de Franken zouden de dugten gehad hebben. Probus, de zaaken in Gallië herfteld lebbende, deeclt den Raad van zyne verrig:ingen verflag, in eenen Brief, dien wy, als Dehelzende verfcheiden' merkwaardige zaaken, den Leezer, vertaald, mededeelen. „ Ik dank dc onilerflyke Goden, Be„ schreeven' Vaders, om dat zy uw „ gunilig oordeel over my hebben goedge„ keurd. Gantsch Germanie, zo wyd als het „ zig uitftrekt, is te onder gebragt. Negen „ Koningen van onderfcheiden' volken heb„ ben zig decmoediglyk voor myne voeten, ,, of liever voor de' uwen, nedergeworpen, „ Alle de Barbaaren ploegen nu voor U, zaai- jee; Fl, V0MSCI Probua Itnp. C.tp, XIV. P, CÖ2,  III. Boek. HISTORIE. «IS „ jen voor U, en ftryden ten uwen behoe„ ve, tegen de binnenlandfche volken. Geeft „ dan, volgens uwe gewoonte, bevel tot het „ houden van openbaare Bedeilonden. Vier„ maal honderd duizend vyanden zyn 'er vcr„ flaagen. Men heeft ons zestienduizend ge^ „ wapenden aangebooden. Zeventig ver„ maarde fteden zyn den vyand uit de han„ den gewrongen. Gantsch Gallië is vry ge„ maakt. De gouden Kroonen, welken my, „ door alle de Gallifche fteden, aangeboo» „ den zyn, heb ik Uwer doorlugtigheid wil„ len opdraagen. Gy wydtze den besten en ,, grootften Jupiter en den anderen onfterffe„ lyken Goden en Godinnen,uwen befcherm„ geesten, toe. De buit is weêrgekreegen, en nog een andere en grooter dan ons onnio„ men was daarenboven. De Gallifche akkers ,, worden met Barbaarifche osfen beploegd, ,, en onze Bouwluiden bedienen zig van de ,, Jokbeesten der Germaanen. Het vee van „ verfcheiden' volken wordt om ons te voe„ den aangefokt. Onze Ruitery wordt ry,, kelyk van Paarden uit de Germanifche wei„ den voorzien. Onze fchuuren zyn vol uit„ heemsch Graan (7). Wat wilt gy meer? » wy (7) Zeer waren 'er de Romeinen op gefteld, dat de Germanifche volken, ten hunnen behoeve, vee aaufokten en akkers bezaaiden, cn zy ftelden *er veel roems is, wanneer zy eenig voik hier toe hadden könr nen noodzaaken. Vide Claudian. in 1. ConfuLStilich: Libr. L vers. 220. Duidelyk blykt dit ook, uit de.afbeeldfets, op eene pragtige Gedenkzuil, omtrent eeneeeuw hierna, door Keizer Arkadius,ter eere van zynen Yadef, Theodofius- den Grooten, te Koriftajitlnoiiole O 3  £14 VADERLANDSCIIE III. Boek. XI. Redenen voor het verdrag tusfchen de Romeinencn Franken. ,, wy bezitten al het hunne, en hebben hun „ niet meer dan den blooten grond laaten be„ houden. Wy hadden voorgenomen, eenen „ nieuwen Landvoogd over Germanie aan te „ Hellen; doch hebben het uitgefleld, tot dat „ wy onzen verderen wxnsch zullen verkree„ gen hebben; 't welk, meenen wy, zyn zal „ als de Goddclyke voorzienigheid onzen „ Krygstogt verder zal hebben gezegend (c)." Schoon niemant der ouden ons een affchrift nagelaatcn heeft van het verdrag, welk, by deeze gelegenheid, met de Franken en andere Germaanen gemaakt werdt; het affchrift van deezen brief, vergeleeken met het gene'men verder by de Hilioriefchryvers vindt aangetekend, leert ons, wat 'er de Staatkunde deiRomeinen mede beoogde. De grenzen des Ryks liepen min gevaar van ontrust te worden, wanneer de Franken, in hun eigen land, mids het behoorlyk bebouwd wierde , vin-, den konden, 't gene zy tot hun onderhoud behoefden: behalve dat de landbouw hun gcduurig werk verfchaffen en dus ongencgener maaken zou, om de nabuurige landen, door invallen en flrooperyen, te beroeren. De Romeinen , die op de grenzen in bezettinge lagen Cc) Fl, Vonsci Probiis Imp. Cap. XIV. p. 66$. Dpgeregt. De geleerde Monnik Anselmus Bandurius heeft 'er Comment. in Antiquitat. Conftaiitin Libr I p. 380. Edit, Venet. '[p. 508. Edit. Paris.] in agttïetj Tafels, eene aftekening van in 't licht gegeven Uier ?let men, inzon4erheid Tab. V, VIII, en XVI de Skythen en andere Germaanen, in 'tveld, by hetrïndyqe, de paarden cn geiten, afgebeeld.  III. Boek. HISTORIE. 215 gén, werden ook, met gemak en tot eenen maatigen prys, uit de akkers der Franken, van kooren, uit hunne weiden, van paarden en andere vee voorzien. In de Legers, bedienden de Romeinen zig van Frankifche en andere Germanifche hulpbenden, waarfchynlyk, om deeze oorlogszugtige volken van hunne ftrydbaarfte manfchap te ontblooten, en dus allengskens buiten Haat te Hellen, om iet euvels tegen de onderdaanen des Roomfchen Ryks te ondcrneemen. Ten zelfden einde, gavenze ook aan verfcheiden' Volkplantingen van Germaanen, hier en daar, Landen op den Romeinfchen bodem in bezitting. Van de verdeelde kragten eens Volks was minder dan van de vercenigdcn te dugten. Somtyds ontzao-enze zig niet, 'twelk oudtyds ook reedsgefchied was (/), de rust des Ryks van de Germaanen, en in 't byzonder van de Franken, door gefchenken, te koopen (O» ren bewyze, dat zy geene middelen onbezogt wilden laaten, om de Wingewesten, tegen de invallen der Germaanen, te beveiligen. De Franken en andere Germaanen hadden ondertusfchen ook hunne redenen, om een verdrag met de Romeinen , op biilyke voorwaarden, aan te gaan. De vrugtbaarheid van Gallië was, gelykwe reeds by eene andere gelegenheid, hebben aangemerkt, al vroeg, de voornaamfte reden, waarom de Germaanen zo dikwils hunne bos- f O Cjesa* de Bello Gall. Ubr. I. Cap. 43- Zie ook H?r Tó &3Ë tal ÓM* StilichoniS mr. I. «h O 4  aio* VADERLANDSCHE III. Boek-; bosfchen en poelen (/),daar het hun veeltyds aan kooren, altoos aan wyn ontbrak (g), verlieten, om, aan den anderen kant des Rynllrooms, overvloed van beide te vinden. De moeite en 't gevaar, welk hier noodzaakelyk aan vast was, ontgingen zy, wanneerze, zig met de Romeinen verdraagende, in het land^ dat hun afgeftaan werdt, veelerlei noodbehoeften bekomen konden. En konden 'er fommigen niet aangekweekt worden; dezelven zouden hun, gelyk men weet, dat ten opzigt van den wyn gelchicd is (7z), door hunne nabuuren, worden toegevoerd. Moestcnze, in de Romeinfche legers, dienen; zy kreegen 'er gelegenheid door, om tot aanzienlyke en voordeclige ampten bevorderd te worden. Kortom, was het verdrag wel onderhouden geworden; 't zou beide den Frankcu en Romeinen voordeelig geweest zyn. Probus genoot 'er al vroeg de vrugten van. Want Prokulus,die voor eenen Frank van herkomst gaan wilde, door de Lugdunenzen, tot Keizer opgeworpen, en van Probus, tot aan de ukerfte grenzen van Gallië, verjaagd zynde, werdt, toen hy daar hulp by dc Franken zogt, door hen verraaden, en vervolgens, door Probus, omgebragt (/'). Naderhand werdt Bonofus tot Keizer opgeworpen. Doch men vindt aangetekend , - dat CO Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 73. ■^^sjs^jt1 n' 'feu pano2yr-auü"w* ?n £5Vl STiNn 1Jbr- W- Tit- XLL Liga. i. { Fl. Voj»sci Proculus p. -6?..  III. Boek. HISTORIE. dat alle de Germaanen Probus liever danProkulus of Bonofus dienen wilden. Ook won Probus de gunst der Galliërs, door hun hec planten van den wynltok toe te Haan (£); 't welk, door Domitiaan verboodcn zynde (/), noch in Italië, noch in de wingewesten, zonder byzondcr verlof, gefchieden mogt. Ondertusfchen hielden de Franken, die, zo men getuigd vindt, het breeken der beloofde trouwe voor fpel aanzagen (??;), het gemaakt verdrag niet lang. De gelegenheid des Lands, alwaar zy hun verblyf hielden, maakt het vermoedelyk , dat zy de Germaanen geweest zyn, die eenige Romeinfche (8) Schepen, in den Ryn leggende, nog onder dc Regeeringe van Probus, in den brand geileken hebben (nX Dit was 't minst. Zy maakten zig meester van een goed getal van Schepen, met welken zy in zee Haken, zeilende, door het naauw van de Straat, naar de Stad Tarfagone en Spanje, die met geweld overmeesterd cn geheel uitgeplonderd werdt (jf). Vervolgens den lieven naar . (k) Fl. Vopisci Probus €ap. XVIII. pi 671, ibidvmque Not. Casai'koni. Cl) Suetoniu.s in Domitiauo. Cap. VIL ifnz) Fl. Vopisci Proculus p. 762*. (11) Fl. Vopisci Bonofus p. 707. (0) Eutrop. Libr. IX. Cap. ii. Aüreli-us Victor de Cxiï.rib. Cap. XXXIX. (8) Luforia zegt Vopiscus in Bonofo De Ro¬ meinen hadden tweeërlei foort van Oorlogfchcpen , Libiirna en Luforia. Van de eerlte foort, hebben-wy boven (II. boek, bl. 17S.) met een woord, gewag gemaakt.. Van de andere foort, fpreekt Vegetius (de Re mi Ut ari > Libr. II. Cap. 1, & Libr. IV. Cap. 46.) zeggende, dat zy veel op den Donauw gebruikt werden: doch hy geeft 'er geene befchryving van, om dat 'er de ouden, voxir icm, van gezweegen hadden. Q s XIL De Franken fteeken eenige fchepen der Romeinen in brand. Hunne fcheeps» togten»  HL Coék. HISTORIE, tuf durven toefchryven, dat hy de eerfte zou geweest zyn, die de Romeinfche Legertekens over den Ryn gevoerd hadt (w): even of men de oude Overrynfche togten van Cezar, van Druzus, van Germanikus, van Trajaan en van anderen voor loutere verdigtfels moest houden. Doch 't gaat wat zekerer, dat hy de Franken, in deezen togt, overwonnen, enderzelver zeefchuimeryen belet heeft Qx\ Zelfs noodzaakte hy hen om, verzeld van hunnen Koning, hem om de vrede te komen fmeeken (j). Vermoedelyk is deeze Koning toen van hem in zyn gebied bevestigd geworden. Ten minften vindt men duidelyk genoeg getuigd, dat Maximiaan, over deeze en gene overwonnen' of bevredigde volken, Koningen aangefteld, of de reeds aange Melden, in hun gezag, bevestigd heeft: onder welken, zekere Ezatech of AïECHen Genobon of Genobaudes met naame genoemd worden (2). Van welken laatften, de Trierfche Jaarboekfchryver aantekent, dat hy over de Franken, die zig in Batavia neder gezet hadden , het gebied voerde (V). Maximiaan plaatfte wyders eenige Franken, in de ledige landen der Nerviën en Treviren, alwaar hun akkers om te bebouwen werden afgeftaan, mids (w) Incerti Epithtlamilis Maximiano & Contlantino, Cap, VIII. num. 4. O) Cl. Mamertini Genetliliacus Maximiano Herculeo, Cap. VII. num. 2. (y 1 Ci. Mamertini Genetliliacus Maximiano Herculeo > pep. V. nu». 4. C2) ld. Panegyr. Maximian. Hercul. Cap. X. nUJn 3. {1 j Br.owei',1 Anual. Treyir. Turn. I. p.  *28 VADERLANDSCHE III. Boek, xv. De Fran. ken vallen in Gallië. 306. (£) Eumenii Panegyr. Cpnftant, Caïfari, Cap. IX num. 3. (c ) ld. ibid. num. 4. p'ide & cjusdem Patiegyr. Conftamina Aug. I up. VI. num. 2 (d) ld. Panegyr. Conftantino Aug. Cap. V. num. 3. (O Aurel. Vict. de C*far. Cap. XXXIX, EuTi.ofv Ut*% IX. Caf. ii. ken, die in en omtrent Batavia gewoond hadden , ten behoeve der Romeinen, ploegen en zaaijen (b~). En gelyk de verfcheiden' Frankifche en andere Germanifche volken den Roomfchen Ryke in vredestyd met den Landbouw dienftig waren; zo werden 'er, in tyden van oorlog, ook nog, gelyk eertyds, Krygsbenden, uit hunne ftrydbaarfte manfchap, gekooren (V). Konftantius, de Franken dus genoodzaakt hebbende, tot het afleggen der wapenen, en hun gelegenheid hebbende gegeven, om tevens hunne woestheid af te leggen (7f), flak, waarfchynlyk van het Eiland der Batavieren of uit den mond der Maaze, over naar Britannie, om Karaufius op te zoeken. Met wien hy, een en andermaal vrugteloos geftreeden hebbende, eindelyk een verdrag aanging, by welk het Eiland Britannie aan Karaufius werdt afgeftaan. Nog zeven jaaren, hieldt deeze het in, wanneer hy van Ale&us omgebragt werdt, die, drie jaaren geregeerd hebbende, insgelyks van kant werdt geholpen; waarna Britannie zig wederom den Roomfchen Keizer onderwierp (). Eene zonderlinge vertooning van wreedheid, en een bewys, dat Konftantyn, die naderhand belydenis van den Christelyken Godsdienst deedt, toen ten minften nog weinig Christelyks bezat, en den naam van bloeddorftig , die hem van fommigen gegeven werdt (//), niet ten onregte gedraagen heeft (8_). Want deeze ftraf werdr,, vol- CO Incerti Panegyr. Conftantino, Cap XXIII. num. 3. (tnj M. iliid. num. 4,5. C'0 Eutrop. Libr. X. Cap. 3. C«0 Xazaru Panegyr Conftantino , Cap. XV!. () Kumenii Panegyr. Conftantino Aug. Cap. XI. nóót. 3, 6 7. Êütrop. Libr. X. Cap. 3. . (?) juLMNt C»£ar. p. 33Ó. Edit. Spaakemii, (8) DeRcfchryver van Konftamyns Leeven, ofliever zyn Lofredenaar Lüzlbius, verhaalt „dat deeze „ Vorst  m. Boek. HISTORIE. *3« volgens de wreede gewoonte der Romeinen, by wyze van Schouwfpel, uitgevoerd. En vindt men aangetekend, dat de elendige Franken, het fterven zelf min fmertelyk agtende, dan dat zy dus fpottelyk ten toon gefield werden, zig terftond van 't raazend gedierte zulke wonden lieten geeven, die hun eenen gewisfen dood aanbragten (r). Konftantyn, te fchepe over den Ryn gekomen, valt vervolgens in de wyken der Franken, alwaar hy eenen weerloozen hoop, over de neerlaag hunner Landsluiden bedrukt en neêrflagtig , onverhoeds op 't lyf komt, en byna t'eenemaal uitrooit f>). De Brukteren in 't byzonder werden zo fchielyk overvallen, dat zy geenen tyd hadden, om zig, in hunne moerasfen en bosfchen, te verftecken. Een groot deel hunner werdt omgebragt: een groot deel gevangen genomen. Al hun vee werdt weggevoerd of gedood: alle hunne gehugten in tien brand ge- (>) Incerti Panegyr. Confhntino, Cap. XXTTI. num. 3, 4. _ C-r) Incerti Panegyr. Conftantino, Cap. XXII. nu;;:. 6. vide & EüSBB. de Vita Conllant. Libr. I. Cap. 25. „ Vorst zwaarigheid maakte, om een groot getaal van „ rnenfehen om te brengen; dat hy, zo wel voor den „ welftand zyner vyanden,als voor dien van zyn eigen krygsvolk bezorgd was; dat hy, de zege behaald heb„ bende, den zynen beval, de overwonnclingentefpaa„ ren, en dat hy hun geld gaf, om hen hier toe te be„ weegen: zo dat, voegt hy 'er by, veele Barbaaren, „ door's Keizers goud vry gekogt, by 't leeven behou„ den zyn geworden." De VitaConfiantiniLibr.ÏI. Cap, 13. Elders (Libr. I. Cap. 46.) noemt hy hemden zagtmoedigften en goedaartigften van alle menfehen. Men tóone ons de blyken van Konftantyns goedaartigheid £ens in zyn bedryf hier te Lande. ■ P 4  XVI. De Rynftroom,door Konftantyn met fchepen cn bezet ting verzorgd. 232 VADERLANDSCHE III. Boek. geileken. En die men, onder hen, te trouwloos tot den Krygsdienst, en te ftug tot de flaavernye hieldt, werden, even gelyk de andere Franken, den verflindenden.0beesten ter fpyze gegeven (7). Konftantyn hieldt, na dit alles, om zig te beter tegen de invallen der Germaanen te verzekeren, den Rynftroom, vermoedelyk naar den zeekant toe, en dus langs het Eiland der Batavieren, vervuld met Schepen. Hooger op, by Agrippina of Keulen, begon hy eene Brug over de Rivier te leggen, als ware hy, op nieuws, van zins geweest, de hier woonende Overrynfche volken te beoorloogen. Doch deezen zonden hem, eer nog 't werk voltooid ware, eenige aanzienlykePandsluiden toe, die vreede begeerden en verkreegen. Hy deedt meer. De fterkten, die, langs den Rynkant, tot aan de Noordzee toe, cn dus ook in of nevens het Eiland der Batavieren, geftigt waren, voorzag hy allen van talryke bezettingen O). Kortom, hy ftclde de grenzen des Ryks eerlang in zo goeden ftaat van tegenweer, dat men, noch des zomers by 't uitdroogen, noch des winters by 't toevriezen des Rynftrooms, voor geenen vyandelyken inval meer fcheen te dugten te hebben O). Tc minder nog, na dat de Franken, door Konftantyns Zoon, Krispus, kort na dat dezelve tot Cezar verklaard was, in 't felst van den winter, nog eens overvallen en geflaagen CO F.FMEWi Panegyr. Conftantino, Cap. XII. man. 1,2, 3, Cr) ld. ibid. Cap. XIII. O) H. ibid. Cap. XI nam. 1.  III. Boek. HISTORIE. 233 gen waren (x). De vyandfehap van Konftantyn tegen de Franken verdween ook allengskens; tot zo verre, dat hy, eerlang, in eene openbaare Wet, den Romeinen het trouwen met alle ongeloovige Barbaaren verbiedende, hun egter het Huwelyk met de Franken vry liet, alzo deezen thans veel met de Romeinen omgingen en handelden fjy). En uit deeze byzondere agting van Konftantyn voor de Franken , mag men vermoeden, dat zy de Barbaaren geweest zyn, welker Tempels, in de fteden , dorpen, velden en woeftenyen, hy Gode toegewyd en in Christelyke Kerken veranderd heeft (z). Doch of deeze verandering ook plaats gehad hebbe, in de Landen der Franken, welken digt aan den Ryn en de Noordzee gelegen waren, is met geene zekerheid te zeggen. De Broederkryg, die, na Konftantyns dood, voorgevallen in het jaar driehonderdenveer-, tig, tusfchen zyne Zoonen, ontftondt, gaf mogelyk aanleiding, dat de grenzen des Ryks van Krygsvolk ontbloot werden. Immers de Franken, 't zy hier door of om andere redenen, ftouter geworden, ondernamen, in 't volgende jaar, wederom eenen inval in Gallie' (V). Zy_ werden eerlang van K 0 n s t a n s , eenen deezer Zoonen, beoorloogd. De vyandelykheden eindigden met een vredesverdrag (T), volgens welk CO Nazarii Pancgyric. Conftantino, Cap. XVII & XXXVI. Cv) Constant. Porphyrogen. dc adminiflrando Imp. Part. H. p. 54. Edit. Ven». O 6,-. Edit. Pari/ienf.-] (~) ÈuSebh Orat. dc Land. Conftant- Cap. XVII. (a.) Socrat. Hift. Eccl. lih: II. Cap. 10. Sozomen. Libr. Hl. Cap. 6. (Z>) Hieron. Clironic. Libr. II. ad annum 342. f • 102$calig. P 5 34'-  III. Boek. HISTORIE. 235 worden, lieten zy in de magt van knevelagtige Regters, door hen derwaards afgezonden ; die de arme Inwooners, tot op het gebeente toe, uitmergelden , zelfs tot zo verre, dat veelen liever wenschten, door de Barbaaren gedood, of gevangelyk weggevoerd te mogen worden (*). Het Land, door hen, aan den linker' oever des Ryns, bezeten, ftrekte zig, van den oorfprong dier Riviere, tot aan de zee toe , uit; en die zig digtst aan de grenzen van Italië nedergeflaagen hadden, lagen driehonderd ftadiën van den Rynftroom af. Driemaal zo veel lands nog was 'er door deeze volken afgeloopen en verwoest, welk men den Galliërs niet toelaaten wilde op nieuws te bebouwen (/e). Konftantius, die dit alles^geenszins verwagt hadt, ontbiedt, zo dra hy 'er tyding van bekomt, zynen Neef Juliaan van Athene, dien hy eerst tot Cezar verklaart, endaarna , met een Leger, ter beteugeling der Germanifche volken, naar Gallië zendt (7). Juliaan, in Gallië gekomen, vondt de zaaken aldaar in eenen hagchelyken toeftand. In 'c' kort" egter, maakte hy zig, zonder flag of ftoot, meester van (9) Augustodunum, (1) Brocoma- gum (?) Mamertini Panegyr. jnliano, Cap. IV. num. 1, 2. (f) Iuuani Kpirt. ad Athenienfes , p, 2-9. (/) Eutrop. Lïbr, X. Cap. 14. Zosimus Libr. III. Cap. 2. (9) Augustodunum., de Hoofd ftad der Eduen, volgens Tacitus (Ann. III. Cap. 43.) is de Stad Autun, 'in het Bisdom van dien naam, in Bourgogne gelegen. (1) Brocömagum wordt, in de Reiskaart van Peutinget, zevenduizend fchreedcn beneden Straatsburg geIteld, alwaar men eene Plaats ontmoet, tegenwoordig Bruint of Brumat genaamd. Vide Cellarii Geogr. ant. Libr. II. Cap. III. p. 101. 35*-  s36 VADERLANDS CHE HL Boek. gum en eenige andere fteden, voorheen door de Barbaaren bemagcigd (m). Daarna trekt hy naar Agrippine, eene fterke ftad, die, omtrent tien maanden geleeden, door de Franken overmeesterd, de eerfte was, welke, eenigen tyd belegerd geweest zynde, van hem, na 't maaken van een verdrag met hunne Koningen, ingenomen werdt (V). Vervolgens zig naar de (2) Stad der Senonen begeven hebbende , om aldaar te overwinteren, werdt hy daar van de Barbaaren belegerd ; die egter, na den dertigften dag, vrugteloos moesten aftrekken (0). Sedert werdt hy te raade, de overal herom zwervende Alemannen, met een verfpreid Leger, in te fluiten, om dezelven, dus in 't naauw geraakt, te zekerer op de flagtbank te brengen (j>). Zy hadden zig, langs den linker oever des Ryns, ter neder geflaagen; en vernamen de aankomst des Romeinfchen Legers zo dra niet, of een gedeelte maakt de enge en moeilyke wegen , door het omver houwen van zwaare boomen, t'eenemaal onbruikbaar, terwyl een ander gedeelte, zig op de Eilandjes begeven hebbende , welken, hier en daar in den Ryn, en zo men wil niet verre van Bazel, verfpreid lage*; OO Amm. Marcell. Libr. XVI. Cap. 2. Juliani Epüt, ad Athenicnf. ƒ>. 279. (n~) Amm. Marcell. Libr. XVI. Cap. 3. O) ld. Libr. XVI. Cap. 10 Cp} ld. Libr. XVI. Cap. XI. p. 14S. \q~) Cluverii Genn. ant. Libr. II. Cap. XII. p. 371. (2) De Stad der Senonen is, buiten twyfel, Sens, in Champagne, aan de Rivier de Yonne, die, eenige mylen beneden dc Stad, in de Seine valt. Cellarius Libr. II. Cap. II. p. 133.  III. Boek. HISTORIE. 23? gen, den Romeinen en Juliaan zeiven; van' daar onder een bitter gehuil, de fchamperfte fcheldwoorden toedreef. Juliaan, hierdoor nog meer in toorn ontfteken, en verneemende, uit eenige gevangenen, dat de ftroom, in zulk heet weder als men toen hadt, ligtelyk doorwaad kon worden, beveelt eenige ligtgewapende hulpbenden , mogelyk Batavieren , over de riviere te trekken, die, nu al' waadende over de ondiepten, dan al zwemmende, met de fchilden onder 't lyf, aan. het naaste Eiland kwamen (>). Ysielyk was toen de ilagting onder de Alemannen. Jong en oud, vrouwen zo wel als mannen, werden, zonder onderfcheid, omgebragt. De Romeinen , eenige ledige Schuitjes magtig geworden zynde, fchooven 'er, al hobbelende, mede van het één Eiland naar het ander: en toen zy zat van doodflaan waren, keerden zy allen, rykelyk met buit belaaden, waarvan hun egter een gedeelte, door den fterk afloopenden ftroom, ontvoerdt werdt, aan den linker oever des Ryns te rug (Y). In 't volgende jaar, trok Juliaan af op eenen geweldigen hoop van Alemannen, die by (3) Argentoratum gelegerd waren. Deezen wederftonden kloekmoediglyk den eerften aanval der Romeinen; welker Ruitery reeds begon te O*) Amm. Marcell. Lilr. XVI. Cap. XI. ?. 149. CO ld- ibid. C 3!) Argentoratum , by de meeste oude Landbefchryvers bekend, is Straatsburg in de Neder-Elias, welk in 't Latyn, nog deezen naam voert. Slag by Argentoratum.357-  c38 VADERLANDSCHE III. Boek, re deinzen, toen de Alemannen, hunnen yver verdubbelende , met zo fel eene woede, op het Voetvolk aanvielen, dat de overwinning volkomen aan hunne zyde fcheen te liaan (V), Doch, in dit uiterfte, komen de Batavieren, die tot hier toe buiten den ftryd gebleeven waren, onder 't geleide hunner Koningen , als in welker gezigt zy van ouds dapperst plagten te ftryden, fnellyk aanrennen,om de Romeinfche Ruitery by te fpringen. Toen werdt 'er met verdubbelde kragten geftreeden. De fchigten en 't werpgeweer werden van weerskanten rykelyk gefpild. En daar men eikanderen naast was, vogt men met korte opfteekers. De gekwetsten Honden, eerze nog bloed geftort hadden, wederom op ten ftryde. Men fcheen eikanderen te evenaaren in dapperheid. De Alemannen ftreeden wel woest en ongeregeld; maar waren wederom fterker en grooter van lighaam dan de Romeinen. En deezen, in geregelde Krygskonst dooroefend, vogten bedaard en voorzigtig. Zy vertrouwden op hunnen moed, de Alemannen op hunne grove lighaamen. Dikwils herftelden zig de Romeinen wederom , na datze, door het geweld der wapenen , uit hunne plaats gedrongen waren. De Barbaaren, van vermoeidheid niet konnende ftaande blyven, zag men, met de linker knie op den grond, den vyand ten ftryde uitdaagen; een bewys,voorwaar, van de uiterfte vcrtwyfcldheid. Schielyk daar op, doet zig een drom (O Amm. Marcell. Lilr. XVI. Cap. XII. f. 151, 155,  III. Boek. HISTORIE. 239 drom voor van de voornaamfte Alemannen, onder welken ook de Koningen waren, die, van den gemeenen hoop gevolgd, op de Romeinen inbreeken, en tot in 't midden des Legers doordringen. Hier ftondt de Soldaat digt gcichaard , en trof daarom de Alemannen, die zig te veel bloot gaven om de orde der Romeinen te breeken, te wisfer in de zyden. Wel haast werdt de groote hoop, na 't ombrengen van veelen, op de vlugt gedreeven. En 't viel meer naar wensch dan naar verwagting uit, dat hun, van alle kanten langs den ftroom, vaartuigen tc gemoet kwamen, die veele vlugtenden ontvingen. Zy werden ondcrtusfchen van de Romeinen, tot aan het Herfmifche woud toe (V), op de hielen gevolgd, cn by gebrek van fcherpe zwaarden, met hunne eigene pylen gegriefd. Veelen, doodelyk gewond, fmeekten om een fchielyk einde. Anderen, reeds zieltoogende, baden, met ftervende oogen, om het leeven. Eenigen, die, ongewond, langs denglibberigen kleigrond, vlooden, Hortten in het bloed hunner fpitsbroederen, cn werden, de een door den anderen, verpletterd. Anderen, die, den ftroom bereikt hebbende, poogden over te zwemmen, verdronken, eer zy de overzyde behaalen konden, of werden, door de Romeinen, van den oever, met pylen doorfchooten. Sommigen, in 't zwemmen onervaaren, hielden zig vast aan ervaarener, of lagen eene poos te dobberen, sis zy van hunne fpitsbroeders los gelaa- tea CO Zomw libr. iii. Cap. 4.  a4o VADERLANDSCHE III. Boek; ten werden; tot dat zy, worftelende met dc golven, of van de zeiven ingezwolgen werden, of op een fchild, onder 't moeilyk arbeiden tegen den afloopenden ftroom, allengskens, in de fchuinte voort, ter naauwer nood behouden aan den overzydfchen oever geraakten. Koning Chnodomer, zyn aangezigt bedekt hebbende, om onbekend te blyven, vloodt te paard naar de Rivier, alwaar vaartuigen befteld waren, om hem over te voeren: doch in de moerasfen blyvende lleeken, werdt hy genoodzaakt, den weg langs eene hoogte te neemen, alwaar hy, door de Romeinen, van verre gezien, gekend, agterhaald en gevangen genomen werdt. Men vondt hem van tweehonderd mannen en drie boezemvrienden verzeld, die 't allen voor een fchelmftuk hielden, na den Koning te leeven, of niet voor hem te fterven: weshalve zy zig met hem binden lieten. Hy werdt, federt, door Juliaan, aan den Keizer gezonden, om ten zigtbaaren blyke van de behaalde overwinning der Romeinen te ftrekken (V). Dus eindigde dit bloedig gevegt. Men vindt aangetekend, dat 'er van de Romeinen niet meer dan tweehonderd drieënveertig man en drie Hoofdluiden fneuvelden. Van de Alemannen zouden zesduizend lyken (4) op het flag- veld (w) Juliani Epift. ad Athenienlés., p. 279. Zosuius Libr. IXi.Cap. 4- (4) Zosimus fchryft (Libr. HL Cap. 3.), gantsclt ten onregte, dat 'er zestigduizend in 't gevegt, en even zoveel, door het water, omkwamen. Want Ammiakus Marcellinus , die deezen gantfchen krygsïogt om- ftandig  ïlL Boek. HISTORIE. i4* veld geteld zyn; behalven eene groote menigte, die in den ftroom omkwam Wy hebben deezen ftryd, fchoon buiten ons Vaderland voorgevallen, wat omftandiger te boek gefteld, om dat 'er de Batavieren in gemengd geweest zyn. Haast zullenwe de Romeinen aan onze grenzen zien. Juliaan, over den Ryn getrokken , en wederom eenen hoop Alemannen geflaagen hebbende , herftelde de fterkte, die, door Trajaan, gelyk wy te vooren Q.) aanweezen; zo 't fchynt, tegen over Maguntiakum, geftigt was (z). Daar na beteugelde hy eenen hoop van byna zeshonderd Franken , die omtrent Agrippine en($)Juliakum ftroopten (V). Den winter te Parys overgebragt hebbende, befloot hy, den vyand, vroeg in 't voorjaar, en eer dezelve zyne magt zou byeen gebragt hebben, op 't lyf te vallen. Ondertusfchen fcheen hy niet te velde te konnen trekken, dan na dat het wintergraan ingezameld, en uit Aquitanie of Gascogne, in 'tLe - ger '(•#) Anm. Marcell. Liir. XVI. Cap. XII. p. ï59-l6+* fy) Bl. 190. (j) Amm. Marcell. Lilr. XVII Cap. I. p. 169. (<0 ld. Lilr. XVil. Cap. II. p. ïfo. 'Handig te boek gefteld heeft, verklaart uitdrukkelyk, dat het gantfche Leger der Alemannen uit niet meer dan vyfendertigduizend mannen beftondt. Libr. XVI. Cap. XII. p. 156. Doch 't zy eens voor al aangemerkt, dat men op 't getal der gefneuvelden in eenen ftryd doorgaans geenen ftaat maaken kan. (5) Juliakum, veelligt zó genoemd naar Julia Agrippina , (zie Cluverii Germ. ant. Libr. II. Cap. XVII. p. 408.) en in de Reistafelen -jan Antonyn en in dé Kaart van Peutinger bekend-, is, buiten twyfel, dé Stad Gulik, in 't Hertogdom van dien naam gelegen, I. Deel. Q  242 VADERLAND SC HE III. Boek. 358. XVIII. DeSaliérs inBatavia door Juliaan bedwongen. ger gebragt zou zyn; 't welk eerst diep in 't voorjaar zou konnen gefchieder). Doch Juliaan overwon deeze zwaarigheid, doende van het graan, dat anders in de Winterlegeringen zou verteerd zyn geworden, hard brood bakken; welk den willigen Soldaat op de fchouders gelaaden werdt. Dus voor vyf of zes maanden voorzien (», brak hy op, trekkende naar de uiterfte grenzen van Gallië, aan den zeekant, alwaar de Ryn uitliep (V), van zins om eerst de Sa l 1 ë r s, daar na dc Chamaven tot reden te brengen. De Saliërs waren eene byzondere foort van Franken, die eertyds omtrent de Rivier de Sala, in Frankenland, fchynen gewoond te hebben (i), vanwaar zy, door hunne nabuuren, de Saxers, verdreeven zynde, zig, al voor lang, in het Eiland Batavia nedergellaagen hadden ( zeiver bezittingen verdry ven. Juliaan, hiervan kennis gekreegen hebbende, geeft terftond bevel, om de Quaden met geweld te keer te gaan, en ondertusfchen de Saliërs niet te befchadigen; maarvryelyk, aan deeze zyde des Ryns, op den Romeinfchen bodem, te laaten wyken , willende hy, dat men in aanmerking name, dac zy daar niet kwamen als vyanden, maar ais verjaagden , door vyanden der Romeinen.. Dc Saliërs . (mO zosimüj Libr. III. Cap. 6. f\r) Bl. 242, 243. ïen, zig niet verder dan tot twee mylen van den Do-., nauw uit te breiden, en maar eens ter maand, c-p den Romeinfchen bodem, te komen, om Koophandel te dryven. Djonis Excerpt. Libr. LXXII. p. 817. V>.Voies ausfi Barbeyrac Iliftoire. des Anciens Traite* Part. lh Art, XXXV, p. 3.1.=.  Ï17, Boek. HISTORIE. £49 ïiërs, hierdoor op nieuws van Juliaans heuschheid overtuigd, begaven zig, voor een gedeelte, van hunnen Koning verzeld, met al wat zy hadden, over den RynPtroom, zig t'eenemaal op Juliaan verlaatende. Een ander gedeelte was naar den zeekant gevlugt, en hieldt zig daar, zo veel mogelyk ware, tusfchen de Duinen verfchoolen. Veel werks! was 'er ondertusfchen aan het beteugelen der1 Quaden, die tot geen openbaar gevegt te brengen waren ; maar 't land alomrae afliepen, be1 roofden en onveilig maakten. Meest hielden zy zig in dc bosfehen, des nagts op roof uittrekkende : 't welk, naar alle waarfchynlykheid, gelegenheid gegeven heeft tot de verdigtfels van het wilde woud zonder genade, waarin, volgens onze oude Kronyken, de wilde Nsderfasfen woonden die naar nkmani ter weereld vraagden (jy). Juliaan befluit midlerwyl, zig, tegen de fchalkheid der Quaden, van gelyke list te bedienen (z). Hiertoe deedt zig eerlang van zelve gunftige gelegenheid op; want zekere Charietto, een Frank, zo men wil f», immers een Barbaar van herkomst, en van eene meer dan gemeene grootte en dapperheid, terwyl hy onder de Treviren woonde, voor Juliaans komst in Gallië, reeds zyn werk gemaakt hebbende, om de Overrynfche volken, die de Gallifche fteden afliepen, by nagt (y) Zie G. van Loon Aloude Holl. Hiüorie, I, Deel, bl». 315- Zosimus Libr. UI. Cap. 6. («O H. Valemus ad Amm. Marcellin. Libr. XVH. Cajjp MP' Ufr Q 5 itrmpe* yeu der ^uadea»  250 VADERLANDSCHE III. Boek. Zy flaan zig omtrent den Ryn neder. nagt, in den fiaap, te overvallen en om te brengen; boodr zig nu aan, om gelyke behendigheid tegen de Quaden in 't werk te Hellen, mids hem van Juliaan, by de bende, die zig reeds onder zyn gebied begeven hadt, nog eenig volk wierdt afgeftaan. Juliaan, buiten Haat, om, met zyne geregelde Krygsknegten, de Quaden eenigszins te bedwingen, befloot te ligter, oin, tegen nagtroovers, de list en 't geweld van nagtroovers te gebruiken. Men voegt Charietto een goed getal van Saliërs toe, die, reeds zo merkelyk door de Quaden beledigd, zig hiertoe ligtelyk zullen hebben laatcn beweegen. Hy zendt dan deezen hoop, geficepen op 't rooven, by nagt, op de Quaden af, die, onverhoeds overvallen, by menigten werden omgebragt. Die gevangen tot Charietto gebragt werden, deedt hy meest allen by dage dooden. Kortom hy bragt de Quaden in zo groot eene engte, dat zy beflooten Juliaan gezanten toe te zenden; die zig bevredigen liet, onder voorwaarde dat dc Quaden nimmer de wapenen tegen de Romeinen zouden opvatten (Sj. 'tSchynt dat (b) Zosimus Libr. III. Cap- -. ( 8 ) ZosiM-js verhaak hier (Libr. III. Cap. 7.) kortclyk, het geval van des Kcnings Zoon, door Juliaan gevangen , welk wy hier voor (bl. 245. ) te boek gefteld hebben, even of het, by deeze gelegenheid, en onder de Quaden gebeurd ware, fchryvende dus aan dit volk toe,'t gene onder de Chamaven is voorgevallen. Kademaal nu de beste hedendaagfehe Landbefchryver? niet alleen (zie Ci.uver. Germ. ant. Libr. III. Cap. XiV. p. 553. & Libr. III. Cap. XXXI. p. 616.); maar ook een egt Gedenk(hik der vytde eeuwe {Netit. Digv.it.  BI. Boek. HISTORIE. 257 voor de Romeinfche overmagc verbannende, hernamen zy hunne ingeaarde kloekmoedigheid, verbonden zig onderling, en ondernamen , volgens hunne gewoonte, over den Ryn te trekken, en de gewesten, die onder 't gebied der Romeinen Honden, te overvallen (>). De gelegenheid tot hunnen opfhmd was, dat men hunne gezanten by de Romeinen onwaardiglyk ontvangen, en veel geringer gefchenken dan naar gewoonte gegeven hadt, tot zo verre dat dezelven, hierdoor in toorn ontfteken, den Staatsdienaar Urfacuis de ontvangen' gefchenken wederom voor de voeten nedergeworpen, en voorts van deeze ontmoeting zulk een verflag gedaan hadden (w~), dat men befloot, den Romeinen met vereenigde kragten alle mogelyke afbreuk te doen. Welke byzondere volken in dit Verbond begreepen waren, is bezwaarlyk te zeggen. Sommige Hiftoriefchryvers verzekeren, dat alle-de Germanifche volken zig tegen de Romeinen verbonden („r). Onze oudfte en beste Kronykfchryvers noemen, in 't byzonder, de Neder-Saxers of Friezen (j): waarfchynlyk, hebben zig, by deezen, nog andere volken gevoegd; die, naar 't getuigenis der oudfte Hiftoriefchryvcren (2), op de Romeinen gebeeten waren, om 't gene zy, ten tyde van Juliaan, van dezelven geleeden hadden. Of 'er ook Batavieren onder geweest zyn , is twyfeiagtig, fchoon. 0>Zosinus Libr. IV. Cap. 3 & 9. Amm. Marceli.in. Libr. XXVI. Cap, 5. (_x) Zosimus Libr. IV. Cap. 9. Melis Stoke Inl- U. 3. t z ) Zosimus Libr, Cap. 9. JL Deel. R  258 VADERLANDS CUE III. Boek. Die eenen inval in Gallie doen, en de Romeinenflaan. 3<55. fchoon 't fommigen vvaarfchynlyk is voorgekomen. In den aanvang des jaars dan, wanneer de wegen, door de koude, waren bard geworden, en de Rynflroom, vermoedelyk, ook toegevrooren was, komen deeze famengefpannen' volken, aan verfcheiden' hoopen, over den Ryn, vallen in Gallië, en verwoesten, wyd en zyd, de grenzen des Roomfchen Ryks. Charietto, zeer waarfchynlyk dezelfde, van wiens behendigheid, om de Quaden, by nagt, te overvallen, wy te vooren (V) gefproken hebben , geboodt, ten deezen tyde, van wege de Romeinen, onder den naam van Comes of Graaf (3), over het eerile cn tweede Germanie, twee deelen van het Belgisch Gallië (4). Deez', geholpen van Severiaan, een' zwak en afgeleefd' man, die, insgelyks als Graaf, over een gedeelte van Gallië geboodt, valt op de cerlte bende der Bondgenooten aan, en gaat vervolgens, in alleryl eene brug over den Ryn geflaagen hebbende, den vyand, op dcszelfs ei- O) Zit' hl. 249. (3) In den aanvang des vyfden Boeks, zullen wy een omftandig berigt geeven van het Ampt van Comes of Graaf, en van de verfchillende betekenisfen, welken dit woord, van tyd tot tyd, gekreegen heeft. (4) In het eerste Germ ante lagen volgens Ammianus Marcei.linus , de Steden Mogontiacus [Mentz], Vangiones [Worms] , Tfemette [Spiers], en Argentoratus [Straatsburg]. In het tweede Germanie, gewaagt hy alleen van Agrippina [Keulen] en Tungfi[Tongren]. Zie Libr. XV. Cap, IX. p. 105. Meer fteden vindt men, in deeze twee deelen van Gallië, opgeteld, in de Notit. Provinc. & Civitat. Gallia by Du Chesïne, Tom» I. p. 14, 15.  m. Boek. HISTORIE. &$ eigen' bodem, van verre, met pylen en ander ligt werpgeweer, te keer; die zig, met diergelyk wapentuig, in 'teerst,verdedigde. Doch toen men handgemeen geworden was, werdt 'er iel met korte opfleekers gevogten. De Romeinen geraakten wel haast buiten flaat, om zig tc belchcrmen , ver van dat zy den vyan \ afbreuk zouden hebben konnen doen. Eene fchielyke vrees dreef hen tot vlugten Dj Batavieren, die onder de Romeinfche hulpelingen ilreeden, misfehien uit ongencigdheid om tegen hunne Landsluiden tc dienen, waren de ecrilen in 't wyken (t-). Severiaan, van een werpfchigt getroffen, Hortte van zyn paard ter aarde: en Charietto zelf werdt, terwyl hy de vlugrenden, met geweld cn roepen, tegenhieldt, op gelyke wyze, doodelyk gegriefd. De Overrynfchen bemagtigden het vendel der Herulen en Batavieren; welk zy, al huppelende, om hoog Haken en bel'potreden (d). Men één woord, het Romeinfche Leger werdt verjaagd en dc Overrynfchen behielden het flag veld. Valentiniaan,federt,zo'tfchynt, in 't Leger gekomen zynde, en verneemende, dat de Bende der Batavieren de eerfte in 't vlugten geweest was, en daardoor de nederlaag zyrs Le gers veroorzaakt hadt, deedt al het Krygsvolk gewapend voor hem verfchynen, en beval terftond, dat de Batavieren, de wapenen afgelegd hebbende, als weggeloopcn' flaaven', in (£) amm. Marcef.t.in. Lilr. XXVII. Ccp t. Cc) Zo<-m;js Libr. iv. Ccp. 9. (<0 Amm. Marcelun. Libr. XXVII. Cap. t. R 2 De Baravifchehulpbenden worden over hunne vlugt fcherpefyk bedreigd.  ftt5o VADERLAND SC HE HLBöttó De Romeinenbrengen den Bondgenooteneenige nadeelen toe. O") ZosmüS Libr. IV. Cap. 9. ... ( n Paul. Diaconus de Epifeop. Meten f. fc/ Nous . U- p 5'9. * ton««r. Antunini. in 't openbaar, opgeveild en verkogt zouden worden. Hard klonk dit vonnis dtn Batavieren in de ooren. Tot één toe, fmectenze zig voor 's Keizers voeten ter aarde, fmeekendc „ dat hy hun en 't Leger toch voor zulk eenen „ hoon bevryden wiide. Zy zouden zig, in „ 't toekomende, als mannen en als Romei„ nen gedraagen." De Keizer, door hunne duure betuigingen bewoogen, geboodt hun, de wapenen wederom op te neemen, en de gedaane belofte met de daad te vervullen (ej). Waartoe zig haast gelegenheid opdeedt. jorinus, Overile der Ruiterye, overviel, niet verre van eene plaats, Scarponna genoemd, die, naar fommiger fchryven (ƒ), twaalf mylenvan Mets gelegen was, eene bende ongewapende Germaanen, die allen gedood werden. Daarna, van eene hoogte befchouwd hebbende, hoe een andere hoop, na 't verwoesten der naaste vlekken , zig, langs den ftroom, te rusten gelegd hadt, voert hy zyne bende, vol moeds en vreugde, over 't voorig fchadeloos gevegt, langs" eene vlakte, met kreupelbosch omzet, in 'i'lilte , derwanrds. Nader gekomen, vondt hy eenigen uit den hoop bezig, met zig inden ftroom te baaden, anderen, met hun hair, volgens gebruik, goudgeel tc verwen, fommigen met drinken. ïn deezen Haat, wordenze overvallen ; en onmagcig, om de verftrooide wapenen fpoedig genoeg bycen te brengen , voor 't grootfte  III. Boek. HISTORIE. 261 fte gedeelte, binnen kort, verflaagen. Eenigen, die fchiclyk over einde gefprongen waren, wisten zig, langs enge en kromme wegen, met de vlugt te bergen. Daarna trekt jovinus op eenen derden hoop af, die, beter op zyne hoede, dc Romeinen noodzaakte, tot eenen openlyken flag te komen. In welken het Krygsgeluk, eenen tyd lang wapperende, den Romeinen eindelyk medeliep. Zesduizend Germaanen werden 'er gedqod; vierduizend gekwetst. Van de Romeinen fneuvelden 'er maar twaalfhonderd, terwyl 'er tweehonderd gekwetst werden. De Overfle eener Romeinfche hulpbende, den Koning des Germanifchen Legers gevangen genomen hebbende, deedt hem terftond ophangen; welke daad hem egter van Jovinus zeer kwalyk werdt afgenomen (g). Ook fchynt, omtrent deezen tyd, gebeurd te zyn, dat Theodofms, de Vader van Keizer Theodofms den Grooten, Bevelhebber over . de Ruiterye ten tyde van Valentiniaan, en hem van veel dienst in den Germanifchen kryg (&), vermoedelyk te fchepe, in Batavia kwam, en dit Eiland, door herhaalde gevegten te voet, zo 't fchynt, tegen de Franken en Saxers, die hier hun verblyf hadden, tot een fchrikkelyk toonecldes oorlogs maakte. Men vindt ook van Theodofius aangetekend, dat hy de Saxers te fehepe beoorloogd, en merkclyke afbreuk gedaan heeft (i). Doch van de byzondere om»- ftan!"- (/>') Amm. Marcelt.in. Lik-, XXVII. Cap 2. (DO ld. Libr. XXIX. Cup. 5. til Latini Pacati Panegyriciis Tlieodoüo, Cat>. R 3 XXIV. Fheodoius naaktBa:avia tot :en tooneel des Dorlogj.,  2ó2 VADERLANDSCHE lil. Boek. 368. Krygsbe 10. fjf; Li. Libr. XXVii. Cup. U  Hl. Boek. HISTORIE. a63 Landvoogdy over het zelve aan zekeren Civilis, een' fchrander' en ftreng regtvaardig' man, dien fommigen voor een' Batavier houden, opgedraagen werdt (in~). Ondertusfchen lieten de Franken en Saxers no. Zelfs fchynen de Saxers hunne fchepen den Ryn opgevoerd te hebben, om, langs de oevers dier Riviere, de onderdaanen des Roomfchen ryks te overvallen en den bekomen buit, terftond, te fchepe, naar hunne byna ontoegangkclyke landen, midden in de moerasfen aan de Noordzee gelegen, te rug te voeren (o). Valentiniaan, hiervan kennis gekreegen hebbende, onderneemt hen, in hun eigen Land, aan te vallen, met zo goeden uitflag, dat hy een goed getal van gevangenen bekomt cn verfcheiden' fchepen bemagtigt O). Zelfs overweldigde hy het gedeelte huns lands, welk aan dat der Franken grensde (g), en derhalven een gedeelte van het tegenwoordig Holland fchynt geweest te zyn. Om deeze volken, voor het toekomende, te beter te bedwingen, deedt hy verfcheiden' legerfteden, fterk- fdO Amm. Marcemin. Libr. XXVII. Cap-; 8- f») ld. Libr. XXVII. Cap. VIII. p. 539- Wr. XXVIII. Cap. \Po') OrÖsius Libr. VII. Cap. 52. Melis Stoke Inleid. W. 3. (»■) Melis Stoke Inl. bl. 3- Orosius Libr. VIL Cap. 32. R 4 XXV. franken en Saxers door Valentiniaan beteugeld.  a64 VADERLANDSCHE HI.Boek. fterkten en toorens, Jang den Rynkant tot aan de Noordzee toe, ftigten. Hier cn daar, wierp hy zelfs fterkten op, aan de overzyde des Rynftrooms, op den Germanifchen bodem (>). Alle deeze fterkten werden van bchoorlyke bezetting voorzien (.e)- En fchoon, door deeze middelen, de Ncdcrfaxers, die, ten deezen tyde, hier te Lande woonden, voor eene wyle tyds, beteugeld geweest zyn, leest men egter, dat deeze zelfde Landaart, die ook omtrent de Elve woonde (V) , de Noordzee omftevenende, de grenzen des Roomfchen Ryks in Gallië beroerd heeft. Nannenus, Graaf in deezen oord, een dooroefend Krygsoverfte, was dc eerfte, die hun tegenftondt. Naderhand werdt hy bygeftaan van Severus, Bevelhebber over 't Voetvolk, die de Saxers eindelyk dwong, om vrede te fineeken. Zy - moeiten den Romeinen eenige jongelingen, bekwaam tot den Krygsdienst, ten onderpand afftaan. Doch naar hun land tc rug keerende, werden zy van de Romeinen overvallen en zo fel geflaagen, dat 'er naauvvlyks een behouden bleef (y~). De flag viel voor, in het Land der Franken, naby Deujbne (V),welk men meent Duits, tegen over Keulen, geweest te zyn. Valentiniaan heefc,omtrent deezen tyd, ook zyne Krygsmagt vermeerderd uit de Barbaaren, die den Rynkant bewoonden, vermoedelyk Cr) Amm. M.AStrr.t.r.iN. Libr. XXVIÜ. Cap. l. C? ) Melis STqke [nj. bl. 3. (t) CtiïVERil Gerfri'. Anr. Libr. Til. Cap. XXIII. f. 597» ?y) Amm. MarCélun. Libr. XXVIII. Cap. 5. fV) lilERON. Ciuon. p. 1S7. ür*h;s. UbH, VII. Cap. 3Si  III. Boek. HISTORIE. 267 die eerfte Staatsdienaar en gunfteling van Honorius was, en al het gezag over de Krygsijjagt hadt. Duur egter kwam dit aanzien van Stiliko den Ryke te liaan. Het maakte hem opgeblaazen. Zyne heerschzugt werdt 'er door gevoed. En niet vergenoegd, dat hy alleen den klem der regeeringe in handen hadt (d), terwyl 'er Honorius flegts den naam van voerde, deedt hy den laffen Keizer twee zyner Dokteren, de eene na de andere, ten Huwe]yk°neemen ( in l. Oonliil. Stiljdjpn, Libr. I. verf» 100. &ƒ<.<_/'/. Libr. u. vers.' os t. & in F.utrnp.' l.'>b:: I. i>ers. 3^2. (/;) Grecor. Tl-R"n. Libr. II. Ga*. <,. Ci.atdian. in I. ConUll. Stiliclionis Lib;: I. vers. 233. £?/''72 VADERLAND SC HE III.Boek.1 rondiërs en Pannoniërs f». Anderen melden, 'n 'c byzonder, dat het gedeelte van Gallië, velk voorheen door de Saxers overvallen was, m door de Wandaalen en Alaanen verwoest fferdt; 't welk, mogelyk, ook op een gedeel;e der Landen omtrent den Ryn gelegen, cn [hans tot Gelderland of Holland behoorende, n-epast moet worden. Na 't verwoesten van Gallië, drongen deeze volken door tot in Spanje, alwaar zy zig nederfloegen t». De West - Gothen waren, ondertusfchen, langs Pannonie, in Italië gevallen (V), Honorius, buiten ftaat om hun het hoofd te bicden, befluit, eerlang, de Gallifche gewesten, die door de Wandaalen en andere Volken reeds verwoest waren, aan de West Gothen af te ftaan. Zy ondertusfchen, zig derwaards op weg begeevende, worden van Stiliko, tegen 't gemaakt verdrag, in het Alpisch gebergte, overvallen; doch met geen' voorlpoedigcn uitflag, alzo zyn leger t'eenemaal vcrflaagen werdt. Toen trekkenze, onder 't geleide van Alarik, hunnen Koning, te rug naar Rome, en die ftad bemagtigd hebbende fjy), in 't volgende jaar, wederom naar Gallië, alwaar zy, geenen tegenftand ontmoetende, zig wyd en zyd nedcrflaan (2). Onder deeze West-Gothen, bevonden zig ook eenige anderen volken, als Herulen , ' Sclaa 1' fyVHiERONYM. Epift. XI. ad Agerundatn . . Cwj ProspeRI Chonicon ad annum XVI. Uoiiorn, f. l&» C-ï) Jornandes de Rebus Gcticts, Capï XXXI. (yS ld. Cap. XXX. (z) W. Cap. XXXI.  IK. Boek, H I S T O R I E* : 373 r^)SclaavenX4) Tmteu,oïTemden, of Wil-, ten, en diergely ken - ineer(a~). En gelyk fommi-. gén van gedagten zyn, dac de Sueven, dié, nevens de Wandaalen, in deeze landen gevallen waren, zig in de Zeeuwfche Eilanden nedergeflaagen, en den naam van Zeeuwen. gedraagen hebben (bj; zo is 't ook niet onwaarfchynlyk, dat een gedeelte deezer andere volken , met dc Gothen herwaards gekomen, hier te Lande, gebleeven is. Immers eenige Kronykfchryvers verzekeren, dat de ftad Vlaar dingen eertyds.den naam van Slèm venburg, waarl'chynlyk naar de hier te Lande woonende Sclaaven, gedraagen heeft (c). Anderen verhaalen, dat de Sclaaven of Willen gantsch Holland gewonnen hebben (jf). Ook leest f c) TotiN'ANfiF.s dc Rebus Oeticis, Cap'. XXIII. fl) A MatTh.eus dc Nobilkale, Libr. II. Cap. V p. 181. (c) Chronicou de Trajcéto, p. zio. Edit. Mattn? in Anal.. Tom. V. (d) Ongenoemde Klerk. bl. 7. (3) Prokopius plaatst (de Bello Gotthico, Libr. IL Cap. 26 & Libr. III. Cap. 14.) de Sclaaven bcnoordeti den Donauw. Hy zegt van hen, dat zy, van ouds, eene Volksregeering gehad hebben , en, in de zesde eeuwe , den Romeinen, door herhaalde invallen, verfcheiden' nadeelen toebragten. Libr. III. Cap. 14, 29, 38, 40. & Libr. IV. Cap. 25. (4) Tacitus ftelt (de Morib. Germ. Cap. XLVI.) de Veneden nog onder de Germanifche volken; hoewel hy twyfelagtig was, ofze ook tot de Sarmaaten behoorden. Laater' Schryvers fpreeken van de IViniden, het zelfde volk, zo 't fchynt, als van eene foort van Sclaaven. Fredegarii Cbronic. Cap. XLVIII. Cluv Riui agt, dat de Landftreek, door dit Volk, bewoond, nog' Windifcbmark genoemd wordt. Germ. ant. Libr. III. Cap. XLIV. p, 682. Zy behoort tot Karnioia, en legt aan do grenzen van Kroatië. I. Deel, S  s8s VAD ER LANDSCHE III. Boek .fchynt te konnen geweest zyn(o), zondt, zo men wil, zynen Zoon naar Rome, om de vrede te bewerken. Ten minden verzekert ons een Schryver, die deezen tyd beleefd heeft, dat hy den Zoon eens Frankifchen Konings, in gezantfehap, te Rome heeft gezien. Hy befchryft hem als eenen baardeloozen jongeling, met zwaar en lang goudgeel hair, welk hem langs de fchouders zwierde. Ook ftondt deeze Frankifche Prins diep in de gunst van Aëtius, die hem tot zoon aangenomen, en, met gefchenken overlaaden, aan Valentiniaan gezonden hadt, met wien hy een verbond van vriendfehap floot Van dien tyd af, vindt men, dat de Franken den Romeinen, nu en dan, 'met de wapenen, ten dienst hebben gellaan Klodio fchynt alleenlyk over een gedeelte der Franken, vermoedelyk over de Saliërs, ge*regeerd te hebben. Hy hadt zyn verblyf, in eene fterkte, Dispargum genaamd, gelegen op de grenzen van het gewest der Tongren (8); welk C<0 Prosper. Clironic. ad annum Valcnt. V. f. 190. B. (p) FraeuieiK. Prisci Rhetor. p. 4°- Pt!"f- lP' 27' Edit. Fenet.~] (q) Jornandes de Rebus Geticis, Cap. XXXlv. (8) In de meefte oude ITnndfchriften van Gregorius van Tours , leest men Thoringen en niet Tongren : in fommigen vindt men egter Tongren. Wy hebben deeze laatfte leezing gevolgd, en dus geoordeeld, dat Gregorius hier van het Gallisch gewest der Tongren, ter linkerzyde van den Ryn gelegen, fpreekt, en niet van het Landfchap 'Uiringen , ter regterzyde dier Riviere. Doch al volgde men de gemeende leezing, zou men, door Turingen of Thoringen, ook Tongren konnen verftaan; alzo fommigen getoond hebben, dat de Schry-  ÏIL Boek. HISTORIE., 283 welk door de Overrynfche Franken ingenomen was (V). 't Kan zyn, dat men hem, by 't verdrag, deeze fterkte heeft laatcn behouden, en ondertusfchen een goed gedeelte der Franken genoodzaakt , wederom over den Ryn te vertrekken , van waar zy gekomen waren. Doch 't is verre van de waarheid en ftrydig met het getuigenis van ouder' Schryvcren, dat Klodio, gelyk men, in een' Schryver der elfde (>•) Gregor, turon. Llhr. II. Ccp. o. Prosper. Cliron. ed c.mnmi Valcnt. V. p. 199. B. Schryvers der middeleeuwe de woorden Thoringen en Tongren, dikwils, by verwisfeling, hebben gebruikt, om Tongren te betekenen. Voiez Dubos Hift. de Ia Monarch. Francoife. Livr. II. Ch. VI. Tom. I. p. 394. Dispargum fchynt een overblyffel zyns naams gelaaten tc hebben, in de Stad Diest, aandeDemer, in Brabant. Ook vindt men, hier omtrent, nog twee plaatfen, die Frankryk, cn eene, die het Fransbroek genaamd is: nog de Saaibeemden en Saleheim, als of men zeide, Beemden en vcrblyf der Saliërs. Manteeli Hiflor. Losfenf. p. 6. Ten bïyke, dat Gregoriüs van eene landftreek , ter linkerzyde van den Ryn gelegen, fpreekt, dienende woorden,welken hy, onmiddelyk op de aangehaalden, volgen laat, behelzende, dat het. gebied der Romeinen zig, bezuiden dat van Klodio, tot aan de Rivier de Loire toe, uitftrekte: In bis autem parti'bus, id elt, ad meridionalem plagam, habitabant Romani usqv.e Ligerim fluvium. Gpjigor. Turon. Libr. II. Cap. IX. p. 279. C. Edit. du Chesne Tom. I. Vader Daniël, die (Hift. de France. Pref. Hift. Art. Lp. LXXI. & Tom. I. p. 3.) beweert, dat Klodio geen gebied ter linkerzyde des Ryns gehad,immers niet behouden heeft, en die Dispargum, ter regterzyde dier Rivieren plaatst; fchyflt op de zwaarigheid, die, uitdeeze woorden, tegen zyne ftelling, tc maaken is, niet gedagt te hebben.  XXX. Beweegingen in Gallië, door Aëtius geftild.435- 284 VADER LAND SC HE III.Boek; elfde eeuwe (j), vindt aangetekend, 't gebied der Franken, tot over de landen der Batavieren, Tongren, Menapiërs, Terouanen, Morinen, Ambionen, Kamerykers en Doornikkers : over Artois en Beauvais, ja zelf tot over de Seine en Loire zou uitgebreid hebben. Alleenlyk is 't niet onwaarfchynlyk, dat deeze Koning, zo men anders Helt, dat hy over de Saliërs geregeerd heeft, gebied heeft gevoerd in Batavia, alwaar deeze foort van Franken, al voor lang, haar verblyf gehad hadt. In 't jaar vierhonderdvyfendertig, werden dc afgelegenfte gewesten van Gallië , waardoor men misfchien de twee Germanien verftaan moet, welken, gelyk wy te vooren (Y) aantekenden, de zyde der Romeinen hielden, door zekeren Tibato, bewogen, om het verbond te breeken, en van de Romeinen af te vallen; welk van zulk een gevolg was, dat het graauw van byna gantsch Gallië aan 't muiten flocgCV). Sommigen vermoeden, dat de afgevallen' Landfchappen zig ook in een onderling verbond van befcherming met de Armorichen begaven. Dc Burgondiërs, die nu in Gallië woonden, ook tegen de Romeinen opgeftaan zynde, werden, niet lang hierna, door Aëtius overwonnen f». Hun Koning, Gundikar, fneuvelde in den ftryd, en 't volk werdt byna t'eenemaal uitgerooid o). In O) MariaW Scoti Cliron. Libr. II. sEtat. VI- ** "mum (v) PRasi'er.7Chronicon. ad annum Valent- XII. p-1-9?- C' (w) Idatii Chronicon ad annum Fatent. XII. p. 188. C. (jc) Prosper Clironic. ad annum. p'aletrt. XUI. ƒ>. 199. • Fait. Thsod. XV. & Fetcxt. IV. Cosf. j>. 205. C.  HL Boek. HISTORIE. 285 In 't jaar vierhonderdzesendertig of vierhonderdzevenendercig, werdt Tibato, waarfchynlyk ook door Aëtius , gevangen genomen, Meer andere hoofden van den opftand, door hem aangevangen , werden ingelyks overwonnen : waardoor deeze nieuwe beweegingen in Gallië, eerlang, t'eenemaal gefiildwerden (3?). Omtrent deezen tyd, werden de zeekusten: wederom door Barbaaren, die 't verbond met: de Romeinen gefchonden hadden, onveilig gemaakt (2). 't Is ten hoogften waarfclrynlyk,: dat deeze Barbaaren de Saxers geweest zullen zyn, die zig, beneden Nieuwmegen, tot aan" de zee toe, neêrgeflaagen hadden; alzo men, in Schryvers van deezen tyd, van derzclver behendigheid, om de Britannifche zee met ligte vaartuigen te doorkruisfen, omflandig gewaagd vindt (V). In 't volgende jaar, maakten deeze Zeefchuimers zig van verfcheiden' Eilanden meester, onder anderen Sicilië deerlyk' verwoestende (bj. Niet lang hierna, befloot Aëtius, die 'tWestersch Ryk genoegzaam alleen regeerde, ee -i nen inval te doen in 't Land der Armorichen,' om deezen vryen flaat, ware 't mogelyk, we- ï derom aan 't Roomfche Ryk te onderwerpen. 1 't Bevel over den togt geeft hy aan Eokarich^ Koning der Alaanen, die met de Romeinen j in< r \ (y~) Prosper. Chronicon. ad annum Valent. XIV. p. 199. C. (>) Prosper. Fafti. Aëtio II. Sf Sigisv. Cosf. p.206. B. Sidon. Apoll. Carmen VII. feu Panegyr. Avici verf. 370. jkjusdemque Epift. Libr. VIII. Ep. VI. p. 223. PROPER. Fafti. T/i.eod. VI. & Eaujlo Cosf. p. soö. B. £ee- chuimeyen der jarbaa■en.437- 43S. XXXI )e Arïorichen;edreigd iet eeen inal, die oor den iisfehop ïermaus beier rardt.  a86 VADERLAND S CHE III.Boex; in verbond ftonden (c), en een gedeelte van Gallië, omtrent de Rivier de Loire, bewoonden (//> De Alaanen liaan terftond op Weg naar den zeekant, en belooven zig reeds eenen ryken buit uit het Land der Armorichen; die midlerwyl, kennis van deeze onderneeming gekreegen hebbende, van verlegenheid raadeloos waren. Zy beiluiten egter, in allervl eenigen aftevaardigen naar Germanus of hlrmain* Bisfchop van Auxerre, vermaard wegens zyne heiligheid, en onlangs uit Britannie te rug gekeerd. Deez' laat zig, fchoon reeds hoog bejaard, door het aanhouden der Armorichen, beweegen, om het Leger der Alaanen, ongewapend en alleen, te gemoet te gaan en den Afgodifchen Koning van befluit te doen veranderen. Ongetwyfeld deeden de Armorichen toen reeds belydenis van den Christelykcn Godsdienst, gelyk men vindt, dat zy, in de volgende eeuwe, gedaan hebben Ce) Een Christen Bisfchop zou zig niet ligt hebben laaten beweegen, om voor ongeloovigen te fpreeken. Doch hoe ver zig de Chnstelyke Godsdienst, door de Landftreek der Armorichen, hebbe uitgeftrekt, blykt niet. De Bisfchop van Auxerre , de Alaanen op weg aangetroffen hebbende, dringt, onbelet, dooide Ruitery, tot by den Koning, die van eenen hoop gewapenden omringd was. Hier valt hv, eerst aan 't fmeeken, toen aan 't 3 drin- rr^ Frici Vita S. Oermnni, apud Dubos Ililr. dc Ia Mo. «aïch Franc. Livr. U. Ck. X. Tom. I. p. 456. Cd' [ornandES dc Rebus Getic.s, Cap. XUM. , : Cc) Fortunat. Caim. H.ft. apud Du Chesne Tom. I- 46S. Procop. dc Bello Gotthico, L»r. I. Cap. 12.  üpé VADERLAND SCHE III. BoekJ te fchepe naar de overzeefche gewesten begaven (V), en volgens 't getuigenis onzer Kronyken, den Ryn by Katwyk invoeren, alwaar zy, 't Land allomme afgeloopen hebbende, federt de fterkte ffigten, die, naar hen, Britton, Brittenburg en't Huis te Britten genoemd werdt; met welke zy 't naaste Land onder bedwang hielden (x). Het gewest, door de Saxers ontruimd, is, volgens onze oudfte Kronyken , ingenomen door de Friezen ; die, de overgcbleevenen van dien Landaart, byzondorlyk de VVilten, welken 't Hot of de ftad Wiltenburg, naderhand Utrecht genoemd, geftigt en in bezit hadden fjy), genoodzaakt hebbende, om over zee, zo 't fchynt, naar Britannie, by hunne Landsluiden, de wyk te neemen, aan al het Land, benoorden de Maas en Ryn gelegen, en westwaards door de Schelde, en oostwaards door de Lauwers en Elve bepaald, den naam van Friesland gegeven hebben (2). Men vindt niet net aangetekend, wanneer alle deeze dingen gebeurd zyn. Doch de overtogt van Hengist en Horfa wordt, in fommige Kronyken (a)\ in het jaar vierhonderd zesenveertig gefteld. Ouder Kronyken plaatfen dien drie of vier jaaren vroeger CF). En de Engelfche Kerkclyke Historicfchryver Beda (c) , in het jaar vierhonderd ne- genCu») Beda. Lilr. U Ccp. 15. C.v) Joann. A Leydis. Libr. I. Ccp. 13. (y$ i3eda. Libr. V. Ccp. 11. CSf,0 Mp.lis Stoke. In!, bl.,%. (>") Vide Frngm. veter. Chron. in Prasfat. J. SWITH ad BEpam cn Claas Gokte hy vam Loon. I. Dekt; bl. ?"6. CO Prosper. Chronicon ad annum Velent. XVIII. p. rop.C CO t.ür. I. Cap. 15.  III. Boek. HISTORIE. 003 genenveertig. 't Bedryf der Saxers in Britannie is, buiten twyfel, by de Romeinen euvel opgenomen. En is hier uit, naar alle waarfchynlykheid, nieuw ongenoegen tusfchen deeze twee volken gereczen. Immers, na dat Aëtius door Valentiniaan, en deeze wederom, door zekeren Occylla, gedood was, namen de Saxers, uit de beroerten, in welken het Ryk toen verviel, gelegenheid, om de kusten der Armorichen, die nu met de Romeinen in verbond Honden, met hunne ligte Rooffchepen, te ontrusten. Ten zelfden tyde, deeden de Franken en andere Germanifche volken nieuwe invallen in Gallië. Maximus, die, na Valentiniaan, tot Keizer verklaard was, zondt Avitus met een Leger derwaards, die de Germanifche volken beteugelde, en de Saxers, in 't byzonder, noodzaakte van hunne rooveryen af te laaten (df). In of omtrent het jaar vierhonderd drieenzestig, maakten de Franken zig meester van de Had Agrippina, die zy naderhand Colonia of Keulen genoemd hebben. Ook namen zy Trier in, welke ftad deerlyk ver 1 woest werdt. De reden deezer vyandelykheden fchynt geene andere geweest te zyn, dan dat Egidius, dien de Franken, na 't afzetten van Cai ld erik, tot Koning verkooren (3); doch federt de herftelling van dea (d~) Sidonii Apoll. Carm. Vil. feu Panegyr. Avïti, rer.ï» 3 Vermoedelyk heeft hy ook aanhang binnen Trien o-ehad. De Saxers ondernamen, omtrent deezen tyd, wederom eenen inval in Gallie. Zy deeden, onder hunnen Koning Audoager, eene landing omtrent Angcrs, van zins zig van die ftad meester te maaken. Doch zy werden gefluit door Childerik, die nog in verbond met de Romeinen fchynt geftaan te hebben. Ook viel het Romeinsch Krygsvolk, welk hier byeen gerukt was, zo hevig op hen aan, dat zy, met groot verlies, wyken moesten. De Franken overmeesterden federt de (4) Eilanden der Saxers, die deer- (d~) Gregor. Turon. Libr. II. Cap. fl, 12. O) Gesta Regum iu'ancorum, Cap. VII. & VIII. fel. DANIËL Hifi. de France Pref. Hiftor. Art. II. p.. CXVIII. Doch onzes oordeels zonder genoegzaamen grond. (4) Ptolemeus gewaagt (Libr. II. Cap. 11.) van drie Eilanden aan den mond der Elve, die Eilanden der Saxers genoemd werden. Cluverius wil (Germ. ant.L\br.lil. Cap. XXIII . V-597-) dat deeze Eilanden Strand, Bufen en Heilige Land geweest zyn. De vraag is, of zy dezelfde Eilanden zyn geweest, welken, ten deezen tyde,naar'c. verhaal van Gregorius van Tours (Libr. II. Cap. 19.), overmeesterd werden. Sommigen verzekeren, zulks. Voiez Dubos Hifi. de la Monarch. Francoife Livr. I. Ch. XVI. Tom. I. p. 196. & Livr. IIL,( Ch. X. Tom. II. p. 182 Doch is 'twel waarfchynlyk dat de Franken, ten deezen tyde, zo verre getrokken zyn? En zou men niet, even zo voegzaam, door de Eilanden der Saxers, van welken Gregorius fpreekt, de Eilanden des Ryns, 't zy Batavia of de Zeeuwfche Eilanden, konnen verftaan? In 't voorbygaan, merken wy aan, dat de Abt Dubos, ter laatst aangehaalde plaatfe", het zeggen van Gjregqrivs, dat de Eilanden deï  III. Boek. HISTORIE. 253 dcerlyk verwoest worden. Veele Ingezetenen, werden gevangen genomen. De vyandelykheden eindigden met een verdrag, waarby de Saxers zig aan Childerik fchynen onderworpen te hebben (ƒ), alzo men den oorlog, dienzy, in vervolg van tyd, tegen de Franken ondernamen, by verfcheiden' Schryvers, eenen opfland genoemd vindt. Geduurende alle deeze omkeeringen, hier te Lande, vindt men geheel geen gewag meer van de Batavieren. Ten tyde van Honorius,. hebben 'er nog oude en jonge Batavifche Ruiters, ten dienste der Romeinen, in Gallië, ini Italië, en zelfs in 't Oosten, in bezetting gelegen ; ook, zo 't fchynt, voetknegten (g). Insgelyks vindt men, dat aan fommige Batavieren, vermoedelyk oude Krygsknegten, eenige landen, om te bebouwen, in Gallië zyn afgeftaan (Ji). Ook heeft, ten deezen tyde, nog eene bende van Batavieren, te Batavie in Rhetie, in bezetting, gelegen (ï). En fommigen oordcelen niet zonder grond, dat hun ook omtrent den Donauw eenig land afgeftaan is; welk, naarhen genoemd zynde, een gedenkteken huns. naams. Cf) Gregou. Turon. Liir. II. Cap, 18 & 19. (g i Notitia Dignitat. Imper. Sec!. IV. V. XXXVIII. XXXÏX». XE. LX1U. (ft") Notitia Dignit. Imper. SeS. LXV. f ij Notitia Dignit. Imper. Seci. LIX. Ci) G. van Loon Aloude. Holl. LMt. I. Deel, H. 223. Saxers omgekeerd of verwoest werden \fubverf>en.  206" VADERL. HIST. III. Boek. naams, in de vermaarde ftad Pas/au, van fommigen Patavi en Batavia genoemd, en gelegen daar de Inn in den Donauw vale, overgelaaten heeft. Doch dit is 't laatfte berigt van de Batavieren, welk ons, in oude Gedenk fchriften, voorgekomen is. Deeze Landaart fchynt, ten deele in de Romeinfche Legers gefncuveld, ten deele dor>r de Romeinen verplaatst, ten deele door de vreemde volken gedood of uit hun Land gejaagd, en ten deele, onder de Franken, Saxers en Friezen, verfmolten te zyn; tot zo verre, dar hun naam, eerlang, hier te Lande, geheel buiten gebruik geraakt is. VA-  Bladz. 297 VADERLANDSCHE HISTORIE. VIERDE BOEK. INHOUD. I. Ondergang van 't TVestersch Keizerryk. II. Staat deezer Landen. Overwinningen van Klovis. III. Verdrag der Armorichen met hem. IV. Ryksv er deeling na Klovis dood. Deenen in Gallië. V. Gevegt in V Land der Wamers aan den Ryn. VI. Klotaris overwint de Saxers, en wordt door hen overwonnen. VII. Kryg tusfchen de Saxers en Sueven. VIII. Childebert de II. rooit de IVarners uit. IX. Staatswisfelingen in Frankryk. X. De Saxers en Friezen, door Klotaris den II. en Dagobert, overwonnen. XI. Kerk te Utrecht, door Dagobert geftigt, en door de ongeloovigen wederom verwoest. Onderzoek, of de Christelyke Godsdienst toen eerst of vroeger hier te Lande ingevoerd zy. Geertruids Kapel te Geertruidenberg. XII. Eligius predikt het Geloof onder de Friezen en elders. XIII. By zonderheden van IVilfrid, Geloofsprediker onder de Friezen. XIV. PVigbert predikt in Friesland. Overkomst van IVilleT 5 brori.  §5>S- VADERLAND SC HE W.Bmiu brord. XV. De Friezen door Pipyn overwonnen. Willebrords Prediking. XVI. Radboudeinvallen in Frankryk. Zwitbert fiigt eenige Kerken. Grimoald gedood. XVII. Nederlaag der Friezen. XVIII. Wolfrans Prediking. Dood van Radboud. XIX. Giften aan Willeèrord en de Utrechtfche Kerke. Adelberts dood. XX. Opftand der Friezen onder Poppc; die door Kar'el'Martel geflaagen wordt.XXL Willebrords uiterfte wil en dood. XXII. Leevens by zonderheden van Ronifacius. Staat van den Christelyken Godsdienst, hier te Lande. XXIII. Karoloman flaat de Saxers en Friezen. XXIV. Pipyn wordt Koning van Frankryk. XXV. Gefchil met den Bisfchop yan Keulen, over het Regt tot de Utrechtfche Kerke. XXVI. Bonifacius wordt, door de ongeloovigen, omgebragt. XXVII. Karei da Groote overwint de Saxers. XXVllï.hyftigteen Hof te Nieuwmegen. Zyne giften aan de Utrechtfche Kerke. XXIX. Zyn krygstogt naar Spanje, op welken Gundebold, Koning der Friezen, fneuvelt., XXX. De Saxers y allen in Deventer, en worden, door zekeren Graave Dirk, geflaagen. XXXL De Saxers en een gedeelte der Friezen, door de Franken, overwonnen.. XXXII. Ook de Wilten, met hulp der Friezen. Graaf Dirk trekt tegen de Hunnen, die geflaagen worden. XXXIII. Inval der Deenen in Friesland en Engeland. Graaf Dirk van de Saxers geflaagen. XXXIV. Verdrag met de Saxers en: Friezen. Karei de Groote wordt Keizer.  IV. Boek. HISTORIE. 290 Het Roomsch Keizerryk in 't Westen, welk reeds lang naar zynen ondergang geheld hadt; ftortte nu eensflags te gronde. Julius Nepos, die de Keizerlyke waardigheid, in 't jaar vierhonderdvierenzeventig bekwam, werdt genoodzaakt, gantsch Gallië aan Evarik, Koning der Westcrgothen, af te ftaan. Hy bezat 'er reeds een goed gedeelte van, en hieldt, ten deezen tyde, zyn Hof te Touloufe (a). Augustulus, Opvolger van Nepos, fcheen egter deezen afftand niet te hebben willen bevestigen. Ten minften men vindt aangetekend, dat de Galliën, tot aan den Rynkant toe, zyn gezag erkend hebben, zo lang hy meester van Rome was (£). Doch toen hem deeze Stad, door Odoaker, Koning der Turcilingiërs, eene foort van Gothen, ontweldigd, cn hy van dc Keizerlyke waardigheid beroofd was, kreeg Evarik gelegenheid, tot eene onderhandeling met Odoaker, waarby de afftand der Galliën, door Nepos gedaan, bevestigd fchynt geweest te zyn. Immers fommigen getuigen, dat de Westergothen, de Galliën, tot de Alpen toe, uit kragte van den afftand van Odoaker, in bezit gehad hebben (V). Het Westersch Ryk nam met het afzetten van Augustulus een einde. De Ingezetenen van Gallië, die ondertusfchen mei \a) Ennodii Vita Epiplianii, p. 343. Edit. ifïii («) Pmcoi». it Cello Gotthico, libr. I. Cap. 12. ie) U, ibid. t Ondergang vaa het We*«?, tersch Keizerryk.474-, 476V  314 VADERLANDS CHE IV. Boek. naam, tot heden toe, nog bewaard, in dien van het overoud Dorp Warmond. Vanwaar zy herkomftig zyn, en wanneer zy zig omtrent den Ryn nedergeflaagen hebben , is met geene zekerheid aan te wyzen. Zo zy de Varinen zyn, van welken Tacitus (z) en Ptolemeus (V) gewaagen, hebben zy, oudtyds, niet verre van de Anglen, tusfchen de Elve en de Weisfel, gewoond. Ook ftroomt hier de Rivier dc IVar, by de Stad IVamemund, in de Oostzee; in welken men een ovcrblyffel van den naam der Warners fchynt te ontdekken. Misleiden zynze, al in het midden der vierde eeuwe, te gelyk met de Saxers , vandaar westwaards aan getrokken , om zig omtrent de Rynmonden, neder.te flaan. Zeker is 't, dat zy hier, in de zesde eeuwe, gewoond hebben. Herjviegiskel, Koning der Warners, was in een tweede Huwelyk getreden met eene Dogter van Theodorik , Koning van Oostfrankryk, alzo hy 't voor het belang zyner onderzaaten dienltig keurde, dat hy op 't naauwst met de Franken , wier Ryk alleenlyk door den Ryn van 't zyne afgefcheiden weidt, verbonden was. 't Is ten hoogden waarfchynlyk, dat deeze Dogter Theodechilde zal geweest zyn, gelyk uit het gevolg af te neemen is Hermegiskel , dus met de Franken vermaagfehapt , hadt voor zynen Zoon Radigis, by zyne eerfle Vrouwe verwekt, toen dezelve nog een kind was, de Zus» (z) De Morib. Germ. Ccp. XL Ca) Libr. li. Cap. 2.  IV. Boek. HISTORIE. 3*5 Zuller van zekeren Koning der overzeefchc Anglen of Engelfchen tot eene Vrouwe verkooren , aan welke haar Broeder eene aanzien Jyke Bruidfchat toegelegd hadt. De voltrekking van het Huwelyk werdt egter, of om de jonge jaaren van 't Paar, of om eenige andere reden, eenen geruimen tyd, uitgefteld. Radigis bleef by de Warners en zyne Bruid in Engeland. Hermegiskel, ondcrtusfchen zynen dood voelende naderen , en zig in 't gezelfchap van de voornaamften der Warners bevindende , verklaart hun, „ dat de zugt om 's Lands ,, welftand te bevorderen, en eene vaste vre„ de met de nabuuren te behouden, hem al„ leen hadt doen befluiten, om voor zig ee„ ne Vrouw uit het nabuurig Oostfrankryk te „ zoeken, en zynen Zoon eene Bruid uit het „ overzeefch Eiland Britannie toe te fchikken. „ Doch dat hy, geene Kinderen by zyne „ Frankifche Egade verwekt hebbende, voor„ zag, dat de vriendfehap tusfchen de War: „ ners en Franken, te zeer verkoelen zou, „ wanneer het Huwelyk van Radigis met dö „ Britfche Prinfes voortgang hadt. 't Was, „ ondertusfchen, zyns oordeels, het belang „ der Warners, met de Franken liever dan „ met de Britten vermaagfehapt te zyn. „ Met de laatften zoudenze, uit hoofde van „ de verder afgelegenheid, zig niet dan met „ veel moeite en na verloop van eenen ge„ ruimen tyd , konnen vermaagschappen. „ De Franken werden alleenlyk door den Rynftroom van hun afgefcheiden. Ook .„ waren de Franken veel magtiger dan de Brit-  3i6 VADERLANDSCHE IV. Boek. „ Britten, en konden den Warners daarom „ veel voordeels of nadeels toebrengen, naar „ dat hen 't Staatsbelang dryven zou. Onder„ linge Huwelyken waren bekwaamst, om de „ vriendfchap der Franken te verkrygen. Werdt „ deeze band niet tusfchen de twee volken ge„ legd, de Franken, als de magtigften, zou„ den wel haast gelegenheid vinden, omhun„ ne grenzen, tot in het Land hunner mag„ telooze nabuuren, uittebreiden, of hun, „ onder 't een of 't ander voorwendfel ^ den „ oorlog aan te doen". Hermegiskel, den edelen onder de Warners deeze zwaarigheeden op 't nadrukkelyksr hebbende voorgellcld , maakte hen begeerig om te weeten, wat hy, tot wegneeming derzelven, wist aan de hand te geeven. Hy raadt hun dan, dat zy, na zyn affierven, zynen Zoon beweegen, om de Trouwbeloften, aan de Britfche Prinfes gedaan, te breeken, en zyne Stiefmoeder, volgens Lands gebruik, ten Huwelyk te neemen. Kort daaraan llerft Hermegiskel. Radigis volgt hem op in de Regeering, en geeft terftond, op den raad der voornaamften onder de Warners, de Britfche Prin* fes te kennen, dat hy ongezind was, om het Huwelyk met haar te voltrekken. Kort daarop , trouwt hy met de Weduwe zyns Vaders. Wel haast kreeg de Britfche Prinfes hier kennis van. De hoon, haar door Radigis aangedaan, trof haar te dieper, om dat eene verftooten' Bruid, fchoon ongerept, ten dien tyde, onder deeze volken, als gefchonden werdt aangemerkt. Zy was dan op middelen he.-  IV. Boek. HISTORIE. 31? bedagt, om zig te wreeken. Vooraf egter zondt zy eenigen van haare vertrouwdfte vrienden naar 't Land der Warners; om Radigis rekcnfchap van zyn bedryf af te vorderen. Doch toen deezen zonder voldoening te rug keerden, nam zy 't mannelyk befluit, om haaren Bruidegom den oorlog aan te doen. Men verhaak, dat zy, in aller yl, vierhonderd ligte Roei-, fcheepen deedt uitrusten, met welken, niet min dan honderdduizend Krygsknegten overgevoerd werden. Zelve ftelde zy zig aan 't hoofd van dit leger. Een haarer Broederen, die tot nog toe buiten Staatsbediening leefde, verzelde haar op den togt. Voet aan land gezet hebbende, deedt de Prinfes, omtrent den uitloop des Ryns, eene verfchanfing opwerpen, binnen welke zy zig, met een klein gedeelte volks, begaf, zendende haaren Broeder, met het gros des legers, op den vyand af; die, ten deezen tyde, aan den zeekant, insgelyks niet verre van de Rynmonden , gelegerd was. De Anglen of Engelfchen vielen terftond op de Warners aan, met zulk een' gewenschten uitflag, dat veele Warners verfiaagen, de overigen, met den Koning, op de vlugtgedreeven werden. Met deeze blyde tyding, keerde het leger , vermoeid van 't najaagen des vyands , in de opgeworpen' legerplaats te rug. De Prinfes egter oordeelde, dateer niets verrigt was , zolang men haar Radigis niet geleverd hadt. Zy zendt dan terftond eenige uitgelezen' manfchap af, met bevel, om haar, 't kostte wat het wilde, den Koning gevangen in handen te ftellen. Radigis wordt, na  3i8 VADERLANDSCIIE IV. Boek, na veel omzoekens, in een digt bewasfeu woud , betrapt, en voor zyne vcrlaaten' Bruid gebragt; die hem, terwyl hy, beevende van vreezc, niet anders dan eenen geweldigen dood te gemoet zag, alleenlyk atvraaurdc, waarom hy, de beloofde trouwe ichtndende, zig in een ander Huwelyk hadt durven begeven, terwyl hy op haare eerlykheid niets te zeggen wist. Radigis verfchoondc zig met het bevel zyns Vaders en den raad der Warnerfche edelen. Voorts berouw van zynen misflag betuigende en om vergeeving fmee-' kende, beloofde hy voortaan met haar, als met zyne Egtgenoot, te willen leeven. De Maagd, geenszins met zynen dood beholpen,, beval hem te ontbinden, vergaf hem de misdaad , en bejegende hem vriendelyk. Radigis, hier door t'eenemaal met genegenheid tot de Britfche Prinfes ingenomen, voltrok zyn Huwelyk met haar, na dat hy zyne tegenwoordige Egtgenoot aan haaren Broeder Theodebert, die thans over het Oostfrankisch Ryk regeerde, te rug gezonden hadt (c). Zo deeze verftooten' Vorstin Theodechilde geweest is, heeft zy zig federt op.het lligten en begiftigen van Kloofters en Kerken toegelegd; is, in hoogen ouderdom, omtrent het jaar vyfhonderd agtennegentig gcfiorven, en naderhand, in de Abtdy van Sens, die door haar geftigt was, als eene Heilige, geëerd geworden (d). Het Graffchrift van Theodechilde, in Latynfche verfen, door Fortunatus, BisCO Pnocop. de Bello Gottbico, Libr. XV. Cap 20. (d) J. EcKHAiiT de Heb. Francjcis, Tom. I. p. 80.  IV. Boek. HISTORIE. 319 Bisfchop van Poictiers, den besten Digter zyner eeuwe, opgefteld, is nog voor handen. Zy wordt 'er in befchreeven als de Kleindogter, Dogter, Vrouw en Zufter eens Konings: welke byzonderheden, zo veel men weet, op geene Frankifche Prinfes, die ten deezen tyde leefde, dan op de Gemaalin van Hermegiskel in Radigis konnen gepast worden. Voorts wordt zy hoog geroemd, wegens haare Christelyke liefdewerken (e). Al het welke wy hier te liever aanmerken, om dat het ten hoogden waarfchynlyk is, dat deeze Chridenfche Vorftin, terwyl zy met twee Koningen der Warners gehuwd was, de kennis van den Chridelyken Godsdienst, in het land, omtrent de Rynmonden gelegen, ten minden aan deezen en geenen, zal medegedeeld hebben. Haar Broeder, Theodebert, is, lang voor haar , in 't jaar vyfhonderd zevenenveertig, overleeden (ƒ). Hy liet eenen zoon na, Theodeba ld genoemd, die zynen Vader in 't gebied over Oostfrankryk opvolgde, en, in den jaare vyfhonderd negenenveertig, een plegtig gezantfehap naar Kondantinopole zondt, om, met den Keizer Judiniaan, een Verbond van vriendfehap te duiten (g), in welks gevolg, eenige Anglen of Engelfchen waren, niet uit het tegenwoordig Zuidholland, gelyk fommigen willen; maar uit het Eiland Brittia, dat, niet verre van den oever der Noordzee, tegen over de Rynmonden gele-' gen (_e~) Fortünati Carm. Hift. Libr. IV- Carm. 25. <ƒ) Agathias, Libr. 1. p. 12. B. C. lidit. Venct. ). Niet verre van de Wezer, viel een felle veldllag voor, in welken eene groote menigte van Franken en Saxers fneuvelde. Eindelyk behaalde Klotaris de overwinning. Een groot deel der Saxers werdt uitgerooid, en de overigen, die reeds te vooren den Frankifchen Ryke fynsbaar geweest waren, tegenwoordig , op nieuws, verpligt, den Frankifchen Koning eene jaar- lyk- (.«O Hf. Boek, bl. 292. 00 Append. ad Marcell. Comltis Chronicon, Edit, Scalig. f. 55. £f apud Du Chesne Tom. I. p. 217. Ca) Zie UI. Boek, bl. 295. Cp) Marii Epijcopi Chronic. p. c. Bafilii Ann. XIV, lna\ UI. ap. Du Chbsnu Tom. I. p. 214. L Deel. X Klotaris, Koning vanOost- frankryk overwint deSaxers»  66b. 669. 670. «573- 348 VADE RLANDSCHE IV.Boek. Hy liet drie jonge Zoonen na, Klotaris, Childerik en Theodorik. Klotaris werdt eerst tot Koning van gantsch Frankryk aangefteld (y ). Doch in 't jaar zeshonderd en - zestig, verkooren de Oostfranken Childerik tot hunnen Koning (V). Theodorik geraakte, eenige jaaren laater, by 't overly• den van Klotaris, aan 't bellier van Westfrankryk; doch maakte 't volk haast zo wars van zyne regeering, dat hy afgezet, en, met zynen Groothofmeester Ebroin, in een Klooster gefteeken werdt. Gantsch Frankryk kwam toen onder 't bellier van Childerik, die, zig even zo gehaat gemaakt hebbende als zyn Broeder, door zekeren Bodilo, dien hy, tegen het regt der Franken, hadt doen geesfelen, en door eenigen van deszelfs medeftanderen, op de jagt overvallen en van kant geholpen werdc. Zyne zwangere Gemaalin Bilichillde werdt, te gelyk met hem, omgebragt (0). 13e Groothofmeester Ebroin bediende zig van deeze verwarringen. Hy ontvloodt uit het Klooster , kwam in Oostfrankryk , en ftelde zekeren Klovis, dien hy voorgaf eenen Zoon te zyn van Klotaris den III, op den Oostfrankifchen zetel (V)', zig zelv' midlerwyl, onder den naam van Groothofmeester, al het gezag der regeeringe aanmaatigende. De f , j Wandrerisili Abbatis Vita. Cap. xiv. ubi fupra. f'~; Vila SigebKrti Regis, p. 593. C. Vita S. Leodegarii, Zap. IV. apud Du Cüesne, Tg::;. i. p. 618. Ca 1 rREOEGARH Chronic. i. Coni'muat. Cap. XCIV. ei: iCV. (bj Sigebert. Gcudlac. Cbionicon ad amuvi 683.  IV. Boek. HISTORIE. 349 De Westfranken hadden ondertusfchen zynen geweezen Meester Theodorik uit het Klooster gehaald, en tot Koning van Westfrankryk verklaard (V). En Theodorik, te onvrede over 't gedrag van Ebroin, die hem van zyn regt op het Oostfrankifche Ryk poogde te verfl.eeken , hadt de wapenen tegen hem opgevat. De oorlog eindigde met een verdrag, volgens welk de opgeworpen'Klovis afgezet, Theodorik tot Koning van Oostfrankryk verklaard, en Ebroin tot deszelfs Groothofmeester aangefteld werdt (W). Theodorik bleef egter niet lang in het bellier der twee Ryken. Men vernam, omtrent deezen tyd, uit Schippers, die van Ierland of Engeland in Oostfrankryk aankwamen , dat Dagobert de II. nog leefde, en balling 's Lands in Ierland herom zworf. Zyne Bloedverwanten en goede vrienden zonden daarop eenige Perfoonen af aan Wilfrid, Bisfchop van Jork in Northumberland, om zyne hulp te verzoeken , ten einde Dagobert, door hem, uit Ierland ontbooden en naar Frankryk gezonden mogt worden , op dat men hem, op den vaderlyken troon, zou konnen herflellen. De Bisfchop liet zig beweegen. Dagobert, uit Ierland naar Engeland overgefleken, werdt te Jork minzaamlyk van hem ontvangen. Hy begaf zig, voor zyn vertrek, in 't Huwelyk met Magteld, Dogter van eenen Hertog der Angelfaxers (e). Wil- co Fredegarii Chronicon. i. C.onlhr. Cap. XCVf. C d) vita S.Leodegarh, Cap. XII. apud Du Chesne, Tam i i. p. 608. CO J. A* Eckhart de Reb. Franc. Oriënt. Toni. I. p. 253.  350 VADERLANDSCHE IV. Boek; XIII. Byzonderhedenvan Wilfrid, Geloofsprediker onder de Friezen. Wilfrid verzorgde hem een wel toegerust Schip, met welk hy, eerlang, naar Oostfrankryk overftak, alwaar hy terftond wederom tot Koning aangenomen werdt (ƒ). Niet lang hierna, viel 'er, ten Hove van Egfrid , Koning van Northumberland, iets voor, 't welk Wilfrid noodzaakte uit het Ryk te vlugten. In zyne vlugt, bezogt hy Friesland, alwaar hy, zo men getuigd vindt, aan veelen het Evangelie gepredikt heeft. Hy wordt, van fommigen, voor den cerften Geloofsverkondiger onder de Friezen gehouden, weshalve het niet onnut zyn zal, dat wy hem onzen Leezeren wat nader doen kennen. Wilfrid hadt zig, te Rome, in de Godgeleerdheid geoeffend, cn was federt Leermeester geworden van Alfred, Koning van Dcïre, een gedeelte van Northumberland. Hy maakte zig, nog Priester zynde, allereerst vermaard in de Kerkvergadering van Whitby, die in 't jaar zeshonderd vierenzestig gehouden werdt. Hier dreef hy, met veel hevigheid, dat men de Kerk van Rome behoorde te volgen, inden tyd van het vieren des Paaschfecsts, en niet de Oosterfche Kerken; naar welker gewoonte, men zig, in Schotland en in Northumberland, tot nu toe, gefchikt hadt (g). Zyn gevoelen dreef boven. Eerlang geraakte hy, in zo groot eene agting by Oswy, Koning van Bernicie, zo wel als by Alfred, Koning van Deïre ' ( ft Eddii Vita ?. Wilfridi. Cap. xxviii. in Colleft. Thom. Gale p. 65. (g~) Beda Wt. ui» Cap. 25. lilr. v. Cap. 20,  IV. Boek. HISTORIE. 353 ften des Volk, eenige weinigen uitgezonderd, en veele duizenden uit den gemeenen hoop, den Christclyken Godsdienst aannamen en in 't openbaar gedoopt werden (T). Buiten twyfel, heeft Wilfrid deezen nicuwbekeerden deRoomfchc Kerkgebruiken ingefcherpt, en de opperhoofdigheid des Roomfchen Bisfchops, met welke hy zeer ingenomen was (jn), onder hen voortgeleerd. Ten min Hen men vindt, dat de Ingezetenen deezer Landen, in volgende eeuwen , zo zeer als anderen, aan de Roomfche Kerkgebruiken verflaafd en met de opperhoofdigheid des Roomfchen Bisfchops ingenomen geweest zyn. Ook werden deeze Landen,omtrent deezen tyd en federt aangemerkt, als, in 'c geestelyke, onder den Paus van Rome llaande (9). In CO Edd'ii Vita S. Wilfridi, Cap. XXV. XXV1H. C»0 M. Cap. XL1I. (9) Onder anderen, blykt dit, uit eene Korte Befebryving der uitgcjlrektheid van de Patriarchfchappen of slpostoüfche Bisfcboppelyke zetels, eerst door Vader Carolus a S. Paulo, uit een Vatikaansch Handfchrift, en daarna, door Vader Jacobus Goar, agter Geokg. Commjs de Officiis Eccl»f. & Juhe Conftantinop. in 't licht gegeven. Dus vangt deeze Befchryving aan: „ De eerfte zetel van 't hoofd der Apostelen, Pe- trus wordt bekleed, door den oudften Kerkvoogd te „ Rome--. Onder den zelvcn, behooren deSazers, „ \_misfchien de Saxers'], de Galliërs, - - de Franken, ,, en andere volken, van den Zeekant in 't Westen af„ alwaar Je wateren doods en drabbig zyn, en alwaar „ men, aan 't uiterst einde des Oceaans, een Eiland „ heeft, [waarfchynlyk Engeland offerland], vrugt„ baar van wakkere manfehap en vol van Christenen, die „ groot, grof en fterk van lighaam zyn. enz." Brevis Dtfcript. Sanil. Patriarch, post CoaiNVjH p. 313. Edit, Fesiet. [p, 363. Edit. Parif.] L DóEL. £  ?54 VADERLAND SC HE IV. Boek." «78. In de Lente des volgenden jaars, vervorderde Wilfrid zyne reis. In 't voorttrekken, bezogt hy Koning Dagobert, die hem, met alle tekenen van hoogagting, ontving. Zelfs poogde hy hem in zyn Ryk te houden, ten welken einde, hy hem het Bisdom van Straatsburg aanboodt. Doch Wilfrid wees deeze aanbieding van de hand, en trok, met gefchenkcn overlaaden, naar Rome, werwaards hem Koning Dagobert, door Adeodatus, Bisfchop van Toul, geleiden deedt (V). Hier wist hy zig, by Paus Agatho, zo wel te verdedigen, dat hy, door hem in zynen zetel herfteld, eerlang naar Northumberland te rug toog (0). Egter geraakte hy, eerst na Egfrids dood, in 't bezit van zyn Bisdom (p). Ondertusfchen lag hy, die alles naar den Roomfchen leest gefchoeid wilde hebben, geduurig met de andere Geestelykheid overhoop. Na verloop van eenige jaaren, werdt deeze ongeruste geest, door eene Kerkelyke Vergadering, andermaal van de Bisfchoppelyke waardigheid ontzet. Hy trok wederom naar Rome, en wist zig, door 's Pausfen gezag, andermaal te doen herltellen (q). Eindelyk is hy, in 't jaar zevenhonderd en negen, in hoogen ouderdom, overleeden (V). Niet lang na 't vertrek van Wilfrid uit Oostfrankryk, werdt Dagobert de II, nevens zynen Zoon Sigebert, door beitel van den (b) F.dtmi Vita S- Wilfridii, Cap. XXVIL CO ld. Cap. XXVrir, XXXI. CO IJ. Cap. X«. XLH. JU) ld- Cap. C. (' J Ui Cap. LXII. Beba lür, V. Cap. a».  ÏV. Boek. HISTORIE. 355 den hcerschzugtigen Staatsdienaar Ebroin, op de jagt, vermoord (f). De Oostfranken verklaarden daar op terftond Theodorik, anderen Zoon van Dagobert, die in een Klooster opgevoed was, tot hunnen Koning (7), te gelyk den gantfchen klem der regeeringe in handen Hellende van twee Frankifche Edelen, Pipyn van Herjlal of den Dikken, Zusters Zoon van den Groothofmeester Grimoald, en Martyn, Neeve van Pipyn (y). De Westfrankifche Koning Theodorik hadt zig, midlerwyl, tot Opvolger van den vermoorden Dagobert opgeworpen, en deedt, onder 't beleid van zynen Groothofmeester Ebroin, den Oostfrankifchen Regeerderen , Pipyn en Martyn, terftond den oorlog aan. Martyn werdt, eerlang, op eene verraaderlyke wyze, omgebragt (w). Doch Pipyn voer- de den oorlog, jaaren agter een, met zo veel moed en beleid, dat hy, na- de dood van Ebroin , die in 't jaar zeshonderd eenentagtig voorviel, het Leger van Theodorik t'eenemaal verlloeg, den Koning zelv' gevangen nam , en zegepraalend in Oostfrankryk te rug keerde. Van dien tyd af, zag men hem, onder den naam van Groothofmeester, het Westfrankisch, zo wel als het Öostfrankisch Ryk, met een volftrekt gezag, beftuurcn Cx). Om« (s~) Adonis Martyrologium, apud G. van Loon, Aloude Holl. hul i. Veel, bl 2ü7. (f) Gesta Regum Francorum, Cap. Llï. (.v) Fredeoarii Chromo. II. Coutix. Cap. XCVTJC. liv ) lil. ibid. C..r_) ld. Cap. C. Annal. Metcnf. ad annum 690. Z 2 680. 687.  356 VADER LAN DSC HE IV. Boek; XIV. Wigbeft predikt het Evangelie in Friesland cn aan Koning Radboud.688. Willebrordkomt in Friesland. Omtrent deezen tyd, befloot Egbert, Monnik uit een adelyk Engelsch geflagt gcfprootcn, die zig thans in zeker Klooster in Ierland ophicldt, over zee te lleeken, en den Godsdienst onder de Friezen voort te planten. Scheep gegaan zynde, wordt hy, nog op de reede, van eenen geweldigen florm beloopen, die het fchip op ftrand fmyt, en Egbert met zulk eenen diepen fchrik flaat, dat hy bcfluit den togt te ltaaken. Wigbeft egter, één zyner Reisgezellen, zet, na 't herflellen van 't fchip, de voorgenomen' reize voort \ cn predikt, in Friesland aangekomen , het Evangelie, twee jaaren agter een, aan de ongeloovige Friezen en aan Koning Radhoud, die 't Land, na de dood van Adgillus, beflierde. Weinig vrugt egter deedt zyne prediking. De Koning volhardde in 't ongeloof, en Wigbert keerde eerlang in Ierland te rug (y)- Egbert was terftond bedagt, om eenen anderen Monnik naar Friesland te zenden(2),civ verkoor daar toe zekeren Willebrord , Zoon van Wilgis, ccn' Nederfaxer van herkomst, wien deeze Zoon, in Northumberland, gebooren was. Hy was, in een Klooster, Herpen genoemd , opgevoed, en toen hy den ouderdom van twintig jaaren bereikt hadt, tot Priester ingewyd (et). Men hieldt hem te bekvvaamer,ora tiet CV\ Beü.% Libr. V. Cap, o. ?*) ld. Libr. V. Cap. '10. (aj Élegia Alcuini de S. Wilgilfo apu' CANIS. Tom- 11. f. 4-0. Chronicon de Trajccro, apaJ Mattiijsuj* > Tam, v. *.  IV. Boek. HISTORIE. 357 het Evangelie onder de Friezen te prediken, doordien hy hunne taal ten vollen kundig was (b). De Nederfaxcrs, uit welken WilIebrord gefprooten was, fprakcn, ten dien tyde, genoegzaam ééne taal met de Friezen. Hy laat zig dan beweegen tot het onderneemen van deezen togt, en vertrekt, in 't gezelfchap van den Diaken Adelbsrt, cn nog tien andere Monniken (c)' in 'c Jaar zeshonderd en negentig, naar Friesland. De wind was hun gunitig, en voerde hen, binnen korten tyd, over zee, tot voor den mond des Ryns, die toen nog by Katwyk uitliep. Zy voeren den ftroom op tot aan Utrecht; welk aan of ter wederzyde van denzelven gelegen (d), en nu wederom in de magt van Koning Radboud geraakt was. Willebrord vondt hier de Friezen, die, onder Dagobert den I, het Geloof, in merkelyken getale, hadden aangenomen, grootendeels afgevallen. De Kapel of het Kerkje, door den Frankifchen Koning opgeregt, was, door de ongeloovige Friezen, wederom verwoest. De Friefche Koning Radboud toonde zig gantsch ongenegen, om de prediking der Evangelielêere te begunftigen. Ook hadt de Bisfchop van Keulen, wien de zorg voor de nieuwlings geftigte Gemeente te Utrecht opgedraagen was, zig weinig bekreund met her. verfteiken der nieuwbekeerden en het verder '/O Meus Stoke »f. 4- ■ Irtf IZty ( e) Vita S. Adeleerti Cap. II. C_ Crfj Alcuini Vtt S. VVillibrordi, Cap. VI». i 3 C // ^ #3- &

De Frankifche Historiefchryvers fpreeken zo algemeen van de nederlaag der Friezen, en hunne daar op gevolgde onderwerping, als wy hier doen. Doch een oud Engelsch Schryver (7) zegt alleenlyk, dat Pipyn het naastgelegen Friesland, of Friesland aan deeze zyde [citerior Frifia~\ ingenomen, en Radboud van daar verdreeven heeft. Deez' Schryver heeft omtrent deezen tyd geleefd, en zo men zyn verhaal geloof geeft, zal 'er maar een gedeelte van friesland aan Pipyn fynsbaar gemaakt zyn. Doch hoe ver heeft zig dit gedeelte uitgeftrekt ? Ten westen , waarfchynlyk , tot aan de Schelde. Oude Schryvers plaatfen de Friezen nevens de Antwerpenaars (m~), cn gewaagen van eene Plaats Schaltheim, by den mond der Schelde, aan de Zeekust van V gewest der Friezen gelegen (n~). Doch hoe ver dit Friesland aan deeze zyde zig ten Oosten uit (£) Annales Mctenfes ad annum C92. Vita PiriNi Ducis, fifud Du Ouc-Nt: Tom. 1. p. 599. CO bbda v' Cap- 10. » («O Audol'm. Vita S. Eligii LiW. I'. Cap. 3. OO BciNHAar. üc 'liantlat. SS. |larceUi»i & Para Ld:. IV. Cap. i>). Z 4  Prediking va Willöbrord. 695- $6o VADER LANDS CUE IV. BoSW uitftrekte, is niet klaar. Misfchien tot aan het VJic. Men vindt, in de oude Friefche Wetten (o), een deel der Friezen, Cis jli, dat is, Friezen aan deeze zyde van hel Vlie, genoemd, Doch vcelligt heefc Friesland aan deeze zyde zig maar tot aan den middelden Rynmond, die by^atwyk uitliep, uitgedrekt. Immers, volgens 't getuigenis onzer Kronyken (ƒ>), is Utrecht, aan den middelfien Rynmond gelegen, noch eenige jaaren hierna,in de magt der Friezen, geweest. Na dccze overwinning, zondt Pipyn WH» Uebrord, om het Evangelie onder de Friezen te prediken (q). Deeze egter, 't zy dat hy de zending van eenen weereldlyken Vorst niet wettig hieldt, 't zy dat hy oordeelde, dat dezelve, door Kerkelyk gezag, behoorde bevestigd tc worden, ondernam het werk der prediking niet, voor dat hy zig naar Rome begeven, en de Pausfclyke goedkeuring en zegen verworven had-\ Sergius de I. bekleedde toen den Pausfelyken zetel, die Wi> lebrord minzaamlyk ontving, en, onder den naam van Klemens, tot Aartsbisfehop over de Friezen, inwydde (>•), met geen ander oogmerk egter, dan op dat 'er, in deeze Landen, ook een Aartsbisdom of Bisdom zyn zou, afhangkelyk van den Roomfchen Stoel (s\ Met CO '-eg. FrifionJ Tit. I. Leer. 3, 4 & 8. (p ) Joann. A. JLeybis, Libr. ff. Cap. 9. CO Chronica S. Rcnisni Divifionends, apadn'AcmRY,Tom. II. p. 3?C. Be-!A, Libr. V. Cap. *o. CO Bhda, Libr. V. Cap. 11. An-astas. BiWieth. in Sergia. p. "4. hait. Pene*. CO Epift. Bonifecii XCVIf. p. t3a. Edit. Serar. & r.puS Mhjluu Cod. Donat. piar. Cap. X. p. 13.  IV. Boek. HISTORIE. $6t Met zulk eene waardigheid befchonken, keerde Willebrord wederom herwaards. Onze Kronyken verhaalen, uit ouder' Schriften (V), dat hy, aan 't Zeeuwsen Eiland flakkeren, geland zynde, te JVestkapellc, de ongeloovipn bezig vondt met Godsdienstige cere tc bewyzen aan het beeld van Merkurius, die hier, naar 't gemeen gevoelen f>), onder den naam van Godan of l-Fodan, geëerd werdt: op welk gezigt, hy zo verre door yver werdt vervoerd, dat hy het beeld verbrak, en den ongcloovigcn hunne Afgodery fcherpelyk verweet. Men voegt 'er by, dat één der bcwaarderen of dicnaaren van het Beeld den Prediker zynen yver duur genoeg betaald zettcde (V), geevende hem, met zyn zwaard, een' zwaaren houw in 't hoofd; van welke wonde hy egter, binnen korten tyd, gelukkiglyk herllekl werdt (\r). Doch veelen van deeze byzonderheden fteunen op het gezag van Schryvcren, die lang na den tyd geleefd hebben, in welken dezelven zouden gebeurd zyn. Men moet egter erkennen, dat 'er niets onwaarfchynlyks in is. Al van ouds werdt, naar het getuigenis der Romeinfche Schryveren, Merkurius onder de Germaanen geëerd (y) En de gedenktekenen en opfchriften van Herkules Magufanus en van de Godinne Nehalennia, in Zeeland ontdekt, beCr 1 Vide inter el. At.cuini Vita Willibr. Cap. XIV. Cv) OnnF.i.tN. Pcu.snN. CosmodroW. SElar. VI. Cap. 38. CyQ Melts Stoke Inl. bl. 4. (.r) Chron. de Tr.n'ecto, apacl Mattii), verraaderlyk om gebragt () Annal. Metcnf. ad annum 714. RadboudsDogter doet Griii inoald, haaren Egtgeïoot, oio. arengen. 714.  tVi Boèk. HISTORIE. g;ï misbruikt waren f>), wederom tot den Christelyken dienst te gebruiken. Omtrent deezen tyd, fchynt Willebrord, te Utrecht, een Klooster en eene Kerk, ter eere van den Zaligmaaker Jezus Christus en van de Heilige Maagd, geftigt te hebben (Y). Ook heeft hy, naar waarfchynlykheid, nu eerst,den zetel zynsBisdoms te Utrecht gevestigd, cn zig, ernftelyk, op het prediken onder de ongeloovige Friezen, toegelegd (V). Karei hadt, even als Groothofmeesters te doen gewoon waren, zekeren K l o t a r i s tot Koning verklaard , die in 't jaar zevenhondcrd negentien overleedt (V). Chilperik overleed omtrent twee jaaren laater , in wiens plaats, Theodorik de III, Zoon van Da gobert den III. tot Koning verheeven werdt O). Karei, die de waardigheid van Groothofmeester nu in zyne handen gefteld zag, floot eerlang een verdrag met Raganfrid, by welk, het Graaffchap Angers aan deezen voor zyn leeven werdt afgeftaan f» Te vooren hadt Karei zyne Stiefmoeder Plechtrude al genoodzaakt, om hem de nagelaatene fchatten van zynen Vadc. Pipyn over te leveren (y). Zo zeer nam zyn rykdom en magt, hand overhand, toe, dat hy, met de daad, fchoon niet met den naam, Koning der Franken CO Legend S BoMFACri, Cap. ï. CO Diploma CaUOLi MaeT. apud Hedam, p. 30. CO Fragm. Hift. Aiiet. incerti, apud Dc Ciiesne, Tom. L ft 7«> C. Beda,- Libr. V. Cap. u. (v Fredecar. Chronic. II. ConU Cap. CVI1, CO W. ibid. (O Annal. Metenf. ad annum 718. (v) An.ial. Fuldeuf. ad annum 718, Aa as  372 VADERLANDSCHE IV. Boek." Giften aan Willebrorden de Kerk te Utrecht. 722. ken was. Des zag men hem ook wel haast, volgens de gewoonte dier tyden , eenigen zyner goederen aan de Geestelykheid wegfchenken. Willebrord kreeg 'er zyn aandeel van. By eenen Giftbrief, gedagtekend den eerftcn van Louwmaand, in het tweede jaar der Regeeringe van Koning Theodorik, werdt het Klooster, welk hy binnen de muuren van Utrecht, geftigt hadt, en welk nu onder zyn opzigt "ftondt, begiftigd met al wat der Koninglyke Schatkist, zo in als om Utrecht, toekwam, met naame de Weide Graveningen en het Dorp of Slot Fethna, en alle de wooningen, landen, hutten, huizen, gebouwen en derzelver inwooners, zo wel dienstknegten als lyfeigenen: voorts de beemden, weiden, bosfchen, wateren , vaarten, benevens al het vee en de veehoeders van beiderlei kunne (2). Deeze Gift lei den eigenlyken grond van de aanzienlyke bezittingen des Utrechtfchen Bisdoms, die, van tyd tot tyd, aangroeiden. Karei gaf ook, weinige jaaren laater, aan de Kerk, die, te Utrecht, ter eere van den Zaligmaaker en van de Heilige Maagd, geftigt was, de verbeurdverklaarde goederen van Everard, te Eist in de Betuwe gelegen, en hem voorheen door Pipyn gefchonken, gelyk wy boven aantekenden (0). Willebrord werdt in 't vol bezit van alle deeze goederen gefteld 's Jaars daaraan, werden aan eene Kerk te Reynaren, behoorende onder O) Diploma Carol. Mart. apud IIedam, p. 28. fa) Zit- bl. 364. (.5-) Diploma Carol. Mart. ap-:.i üedam, p. 30.  IV. Boek. HISTORIE. 373 der 'c Bisdom van Willebrord, door zekeren Graaf Ebroin, ook eenige hoeven, bosfchen, boerenwooningen , flaaven en flaavinnen en eene Lieve Vrouwen Kerk, te Millingen in de Betuwe, gefchonken (Y). Onze Kronykfchryvers willen, dat de befliering der Gemeente te Eist, door Bisfchop Willebrord, aan zekeren IVerenfried, opgedraagen werdt, die, niet lang hierna, te IVestervoort overleeden zynde, te Eist begraaven werdt (d~). Omtrent deezen tyd, of wat laater, overleedt ook Willebrords Reisgenoot, de Diaken Adelbert, die het Evangelie in Kennemerland, gepredikt heeft. Hy werdt te Egmond, toen Hallem genoemd (e), begraaven. De Christenen van dien oord ftigtten eene houten Kapel over zyne Grafllede, in welke zy, van tyd tot tyd, zyne gedagtenis vierden (ƒ). Midlerwyl deedt Karei verfcheiden' volken het geweld zyner wapenen gevoelen. De Saxers, die tegen hem op Honden, werden overwonnen. In eenen volgenden Veldtogt, trok hy over den Ryn, bezogt de Alemannen en Zwaaben, en voerde zyn zegepraalend Leger tot aan den Donauw, alwaar hy zig van een gedeelte van Beijeren meester maakte. De afval van Eudo, Hertog van Aquitanie, noodzaakte hem, federt, paar Frankryk te rug te trekken, Over de Loire CO Diploma Ueroini apud van Loon Aloud. Holl. Hift. I. Peel, bl. 326. Cd) f. de Beka, p. 10. CO [oann- a Leydis Annal. Egm. Cap. I. p. 2. C/J Vita s. Adelbeuti Cap. V. VIL Joann. a Leydis, libr, 11. Cap, au Aa 3 Dood van Adelbert. XX. Krygsbeiryvenvan Karei Martel.  S?4 VADERLANDSCHE IV. Boek. 1%-' Opftand der Frie ren ondei' Pop po. Loire gekomen, dreef hy Eudo wel haast op de vlugt; die naderhand hulp van de Saraceer nen in Spanje zogt, en dezelven, tegen Karei en de Franken, dermaate wist op re hitfen, ' dat men eerlang een magtig Leger van deezen ongeloovigen Landaart in Frankryk zag vallen, Karei egter trok hun tegen, leverde hun llag, en behaalde eene volkomene overwinning op hen. budo, Kareis voorfpoed bemerkende, koos zyne zyde, en hielp hem de Saraceenen, die hy, te vooren, naar Frankryk getroond hadt, wederom ten lande uit jaagen (g). Men wil, dat Karei, federt deeze overwinning der Saraceenen, den bynaam van Martel of Hamer verkreegen heefr. Doch terwyl de Groothofmeester des Fran' kifchen Ryks dus de handen vol werks hadt, . oordeelden de Friezen, die langs de Noordzee woonden , dat hun gewenfehte gelegenheid gegeven werdt, om zig van de Frankifche heerfchappy te ontdaan. Poppo, die thans over de Friezen regeerde, porde hen aan tot den afval. De redenen, welken hy hier toe gebruikte, zyn, onzes weetens, van niemant der oude geloofwaardige Schryveren aangetekend. Sommigen gisfen, dat de Friezen, te zeer aan den Afgodendienst gehegt, het juk van den Christelyken Godsdienst, welk hun door de Franken was opgelegd, niet hebben konnen of willen dtaagen (/<■). Doch onze Kro- f>) frede^aiui Chronic. H. Ccnthi. Cap. CV1II. Annal. Fp»!cwuia 1'ilian. apttê Dtf Chewp. . V>m. IV p. 7. 0. ' C'0 Vide bus. Em:.;ii Rcr. Prille Uw. IV. p. 57, 58.  IV. Boek. HISTORIE. 375 Kronyken getuigen, dat Poppo den Geloofs. predikeren, terftond na Radbouds dood, vryheid gaf, om het Evangelie te verkondigen (ï), en men leest, onzes weetens, nergens, dat hy federt van gedrag veranderd is. De ftrengheid der Frankifche heerfchappye, of de ingewortelde begeerte naar vryheid, of nog andere redenen, ons thans onbekend, konnen de Friezen tot den opftand gebragt hebben. Welke byzondere blyken zy van hunnen afval gegeven hebben, wordt ook niet verhaald, 't Zy dan dat zy, volgens de aloude gewoonte der Germanifche volken, over den Ryn trokken en in de Landen der Franken vielen; 't zy dat zy de zée en zeekusten door rooveryen onveilig maakten; 't zy dat zy de gewoonlyke fchattingen weigerden te betaalen; de Frankifche Hittoriefchryvers befchuldigen hen van verbreekinge der beloofde trouwe (k~) en van wreede vyandelykheden tegen de Franken Karei Martel hadt hier zo dra geene kennis van, of hy was op middelen bedagt, om de Friezen eens vooral te bedwingen. Hy befloot hen, niet meer te lande, gelyk voor deezen gefchied was, maar te water aan te tasten. Zyne Vloot, behoorlyk bemand, voert hy uit de havens van Oostfrankryk, langs de Kusten van' het tegenwoordig Holland, Oostwaards aan, naar het gedeelte van Friesland, welk beoosten de Zuiderzee lag, en thans nog Friesland (O Joann. a Leydis, Libr. I. Cap. 23. f O Annal. Meten!", ad annum 73C). £0 Fredegarii Chron. HL. Contin. Cap. CIX. Aa 4  376 VADERLANDSCHE IV. Boek: land genoemd wordt. Deeze Landftreek werdt, toen, van een gefcheiden, door een groot binnenmeer, welk Bomdiep genoemd werdt, en welks overblyffel nu nog den naam van Boer diep draagt. In dit Meer, welk fommigen door den naam Burdone en Burdim fchynen te betekenen, ankerde de Vloot, tusfchen twee Friefche Eilanden, die, by oude Schryvers, vcrfcheidenlyk benoemd worden ; doch geene anderen fchynen geweest te zyn, dan de tegenwoordige twee deelen van Friesland, Oostergo en Westergo (3), die, voor het bedyken van den gemelden binnenboezem, 't welk (3) De Vervolger van Fredegarius Kronyk noemt, deeze Eilanden (Cbron.Cffp. CIX.) Anhtarchia en IFestarebia : de Jaarboeken van Mets (ad annum - 36.) IVistriamchi en IFastrachia. Doch drie oude Frankifche Kronyken fchynen den regten naam van één deezer Eilanden, want van het andere fpreeken zy niet, best bewaard te hebben, noemende het zelvë IVistragon en Wistrigon, dat is IFestergo. Vide Annal. Tilian. auctior. ad Annum 733 apud Du Chesne, Tom. II. p. 11. Annal. Tilian. ad Annum 733, apudeundem, Tom. ij. p. 7. Cbron. breve S. Diouyfii ad Annum 734., apud eund. Tom. III. p. 127. De Heer Bardeyrac befluk van de tegenwoordige tot de aloude gedaante van Friesland, als hy zegt, dat de Vervolger van Fredegarius Kronyk niet van Oostergo en Westergo kan fpreeken, om dat deeze twee deelen van Friesland thans geene Eilanden zyn. Hift. des anciens Traitez Part. II. Art. CCCII. Not. (2) p. 281. Ubco Emmius hadt het 011derfcheid, tusfchen den ouden en tegenwoordigeiï Staat van Oostergo cn Westergo, reeds aangeweezen. Rerum Frcftcar. Libr. I p. 16. Edit. Lugd. Bat. 1616. De geleerde Wesseling heeft, onlangs, byna een geheel Iloofdftuk van zeker Werk beftecd, om de gelegenheid deezer twee Eilanden aan te toonen. Hy verftaat 'er ook Oostergo mJVcstcrgo door; dochhy agt, dat deeze deelen van Friesland Eilanden genoemd zyn  IV. Boek. HISTORIE. 377 't welk niet voor den jaare twaalfhonderdtweeëntwintig gefchiedde (m), met regt den naam van Eilanden draagen mogten. Karei Martel, zyn Leger hier, langs 'tMeer op Westergo (V), in flagorde gefchaard hebbende, viel zo fel op de Friezen aan, dat dezelven eerlang de volkomen' nederlaag kreegen. Poppo zelf, de Koning der Friezen, fneuvelde in \ den ftryd. De Franken, de vlugtende Frie-, zen agterna jaagende, maakten 'er eene ge-; weldige flagting onder. Zy gunden zig geene rust, voor dat zy 't Land alomme afgeloopen, de Tempels om verre gehaald en verbrand, de gewyde bosfchen uitgerooid, en de moedige Friezen genoodzaakt hadden, om zig, op nieuws, den Frankifchen Ryke te onderwerpen. Toen eerst keerden zy, rykelyk met buit bekaden, naar de Vloot, en met dezelve naar Oostfrankryk te rug (0). Sommige hedendaagfche Schryvers willen, dat de Friezen, van deezen tyd af, door Her- togen, die de Frankifche Vorsten aanftelden, geregeerd zyn geworden Doch hiervan is C»0 M. S. Cbron. van Vriesland, by van Loon Aloude Holl. Kilt. I. Deel, bl. 324. C'O Annal. Francor. Tilian. apud Du Chesne, Tom, II. p. 7, 11. (O Fredegarii Chronic. UI. Contin. Cap. CIX. Anna!. Metenf. ad annum 73Ó. Annal. Fuldenf. ad annum 729. Cp ~) Le P. Daniël Hift. de France, Tom. I. p. 479' zyn, of om dat zy eene foort van halve Eilanden, of alleenlyk aan Zee gelegen' Landftreeken waren; en hy wyst aan, dat men het woord Eifanden, iin beiderlei zin, plag te gebruiken. Vide Petiu Wesselingli Pre* ba'bil, Cap. XXXVIII. Aa 5 Zy wor- len gelaagen , :n Popp» heuveit.  XXI. Dood van Wil lebrord. Zyn Uiterfte wi 737- * VlÜa. t Bacvjalde,Wtnnelinchient>e, Fur ga/are. 378 VADERLANDSCHE IV. Boek is ons geen duidelyk blyk, in oude Schryvers, voorgekomen. Wy zullen in 't gevolg zien, dat onze Kronyken, in laater tyd, nog van Koningen der Friezen gewaagen, van welken niet blykt, dat zy, door de Frankifche Vorllen, aangefleld zyn. Na verloop van eenige jaaren , hebben egter de Hertogen of Graaven, die, over deeze en gene deelen van Friesland, bewind gevoerd hebben, hun gezag van de Vorsten der Franken ontleend. Dit zal, hierna, klaar genoeg blyken. Waarfchynlyk is 't ondertusfchen, dat de nederlaag der Friezen, van welke wy fpreeken , de prediking der Evangelie-leere in Friesland niet weinig bevorderd heeft. Doch Willebrord hadt geene gelegenheid meer, om 'er lang in te arbeiden. Hy overleedt op den zesden van Slagtmaand des volgenden jaarsl en werdt, in de Abtdye vznEpternach, by Trier, die hy, uit eene gifte van Irmina, Dogter van Dagobert den II, geftigt ( Cartam Bertilendis vide apud E. Martene & U Drrand Veter. Montini. Tom. I. col. 17. CO Cartas Aqngelbetri vide apud E. Martene & Durand. Veter. Monum. Toot. I. col. 16 & 19. (5) 't Blykt, uit de plaatfen, die hier in Taxandrie gefteld worden, dat deeze Landftreek, onder anderen , een goed deel van de Meyerye van 's Hertogenbosch zx\ van de Baronye van Breda beflaagen heeft: ook 't gene men thans de Brabantjche Kempen noemt. Een overblyffel des ouden naams vindt men hier nog, in het Dorp Tesfendetio, by Diest aan de Demer. Niet lang, zo 't fchynt, voor de komst van Willebrord hier te Lande, was het geloof in Taxandrie gepredikt, doorLambert, Bisfchop van Maastricht, die hier een groot getal van beelden en tempels vernield hadt. Vita S. Lamberti Martyris Cap. VI. in H. Canjsii Lection. Tom. II. P. I. p. 142. De voongang van den Christelyken Godsdienst in deeze Landftreek fchynt gelegenheid te hebben gegeven, dat Willebrord mee yeele hoeven en gehugtcn, hier gelegen, befchonken is geweest. De Ileeren en Inwooners der plaatfen zullen , in grooten getale, het Evangelie omhelsd gehad hebben.  IV. Boek. HISTORIE. 381 mus (z) was hy begiftigd met deszelfs aandeel in zekere hoeve *., in Turingasne. i De goederen, door Pipyn, door Plechtrude j zyne Gemaalin en door Karei zynen Zoon,j aan Willebrord gefchonken, worden wel in den Uiterften wil niet duidelyk genoemd; doch uit de Giftbrieven zeiven (#) blykt, dat 'er de goederen, in en om Utrecht, tot de Koningklyke Schatkist behoorende, en de aangeflaagen' goederen van Graaf Everard in de Betuwe onder begreepen geweest zyn.; Ook leest men, in egte Gedenkfchriften der elfde Eeuwe dat de Moederkerken Vlaardingen , Kerkwerve, Velzereburg of Velzen, HeiIe gelo of Heilo en Pet hem of Petten, door Karel, en deszelfs geloovige Voorouders, aan Willebrord gefchonken geweest zyn. Alle deeze goederen, of de meesten werden nu, by deezen Uiterften wil, aan de Abtdye van Epternach gemaakt (c). Wy maaken 'er te liever een weinig omftandiger gewag van, om dat deeze goederen, of allen of voor een groot gedeelte, door Gerard, Abt van Epternach, in den jaare elfhonderdzesenvyfcig, wederom aan Dirk den VI, Graave van Holland, by vermangeling, zyn afgeftaan geworden (d). En gelyk uit deezen Uiterften wil af te neemen O 3 Cartam Iledcni vide apud E. Martene U. Durand, Veter. Monum. Tom. I. col. 13 & 22. (a) Apud Hedam p. 28, 30, Vide & E. Martene & U. Durand, Tom. I. col. 15. Diploma Wilh. Episcopi apud Hedam, p. 132. (c) Testament. S. Willibrordi apud MiRiEUM Codic. Donat. piar. Cap. VIII. p. 11 Cd) Brouwer! Annal, Trevirenf. Tom, II. p, 62. ' Aimiïadt fuiciFluviaVielhea*  382 VADERLAND SCHE IV.Boek, Veranderingen in Frankryk 741. men is, dat veele of de meeste goederen des Bisfchops aan zyn geliefd Klooster te Epternach , en niet aan de Utrechtfche Kerke weggefchonken zyn ; zo ziet men 'er ook uit, dat dezelven grootendecls in Brabant, alwaar' het Landfchap Taxandrie gezogt moet worden, in Holland en in Gelderland, gelegen zyn geweest. Karei Martel, de Groothofmeesterlyke waardigheid, meer dan zesentwintig jaaren, met roem, ten minfle naar't oordeel der Weereldiyken(6), bekleed hebbende, overleedt op den :weeëntwintigften van Wynmaand des jaars zevenhonderd eenenveertig (e). Op zyn ilerfbcdle, verdeelde hy het Ryks bewind, ten overflaaii Ier Frankifche Grooten, onder zyne tweewet:ige Zoonen, Karoloman en Pipyn. Den eer Hen verdt het bellier over Oostfrankryk, Aleniaulie en Turingen opgedraagen. Pipyn kreeg iet bewind over Westfrankryk, Burgondie :n Provence. Deez' Helde, in de plaats van rheodorik den lil, die in 't jaar zevenhonderd Ce) Annal. Metcnf. ad annum 741. (6) De Geestelyken hebben allen zo gunstig niet vaij em geoordeeld. Sommigen hebben hem eenen dwingemdgenoemd, en verteld, dat men, eenigen tyd na zylen dood, zyn graf openende,eene groote Slang, in da )laats van zyn lighaam , vondt. Geen wonder dat men icm niet lyden moge. Hy hadt niet alleen Bisdommen an Leeken gegeven; maar ook veele Kerkelyke goedeen aangetast en verfcheiden' Kloosters verwoest. Zie 'ifftgria Tre-eirei/fis in Collccl:. L. d'Achery, Tom. II. 1. 212. Edit. in folio, en jon. Iperii Cbron. S. Berti•i Cap. VI. Part. I. in Tbef. Aneedot. E. Marten. & j. Durand. Tom. III. eol. 485.  IV. Boek. HISTORIE. 083 derd zevenendertig overleeden was, en na wiens dood niemant den naam van Koning gevoerd hadt, Childerik den III, die, zo men wil, van Koninglyke afkomst was, op den Westfrankifchen Troon (ƒ), terwyl hy zelf, met een volftrekt gezag, over Childeriks Ryks aandeel heerschte. Karoloman vondt zelfs niet eens goed, den Koningklyken titel aan iemant op te draagen: hy regeerde, op zynen eigen' naam, en noemde zig Hertog en Prins der Franken, (g). In den aanvang zyner Regeeringe, gaf hy aan Bonifacius , Bisfchop van Ments,bevel, om eenen nieuwen Bisfchop van Utrecht \ in te wyden Qi), die, terftond daarop Gre-, goor, eenen Triercnaar van Vorftelyke af- i komst, met het Bisdom, voorzag CT). Deeze Bonifacius , een Engelsch of Schotsch Monnik, ook IVinfrid genoemd, was, al in 't jaar zevenhonderd zeventien , herwaards overgekomen. Hy hadt zig, eerst, eenigen tyd, te Wyk te Duurftede opgehouden. Van daar was hy naar Utrecht te rug gekeerd, en hadt Koning Radboud, die toen met Karei Martel in oorlog was, te vergeefs vermaand, om de Afgodery te laaten vaaren. Na een verblyf van weinige dagen, was hy wederom naai zyn Vaderland ver- trok- C n Do Mariob. Domus Libell. apud Du Chesne Tom. 11. p. 2. (g~) Capit. Rcg. Franc. Edit. Baluzii. Tom. i. col. 14^. (col. 486. Edit. GeorgiscL) (70 Epift. Bonifacii XCVII. p. 132. Edit. Serar. & apud Mir*:um Coci. Donat. piar. Cap. X. p. 13. (i) Othloni Vita Bonif. Libr, I. Cap. 38. Ludgeri Vita Gregoriij Caü III & IV. XXII. -eevens'yzonlerhedenanBoniacius.742.  384 VADERLANDSCHE IV. Boek. trokken; doch eerlang, vandaar, naar Rome gereisd (£), alwaar hem Paus Gregoor de II. in 't jaar zevenhonderd negentien (7), volle magt gegeven hadt, om het Evangelie onder de ongeloovigen in Germanie te prediken (tn), fchryvende te gelyk Brieven, niet alleen aan de Geestelykheid en geloovigen ; maar aan het gantfche Volk der Turingers (V), alsmede aan het Volk van het Landfchap der oude Saxers Q>), onder welken, men de Friezen moet agten begreepen te zyn (7/); vervuld met vermaaningen, aan de Christenen tot ftandvastigheid, aan de ongeloovigen tot omhelzinge derEvangelie-leere, aan allen, tot het aanneemen van Bonifacius, voor hunnen Herder en Leeraar. Bonifacius, van Rome, doorTirolen Beijeren, in Turingen, en na een kort verblyf, in Frankryk gekomen, hadt hier vernomen, dat Radboud overleeden en Utrecht wederom in de magt der Franken geraakt was. Men oordeelde, dat hy, by deezen dood, zo veel belang hadt, dat men hem, omtrent deezen tyd, Brieven toezondt, in welken, God gedankt werdt „ dat Hy Radboud, den Vyand „ der algemeene Kerke, als voor 's Bisfchops „ voeten, ter aarde geworpen hadt (r)." Terftond (k) WiLLiBALM Vita-S. Bonifach Cup. IV. & V. apud II. Canisium Tom. II. P. l,p. 236, 237. CO Epift. Gregürii Papas inter Epift. Bonif. CXVII1. p. 164. Sc apud Sirmonü. Concil. Gall. Tom. I. p. 5U. C«0 Anastas. Biblioth. in Gregor. II. p. 36. 1 ;0 Epiit CXIX. inter Epift. "Bonif. p. 165. CO Epift. CXX. Ubi fupra. (p) Epift. CXXI. Ubi fupra p. 166. CO Vide Ubron. E.mihi Rer. Frific. Libr.l. p. 11. & Epift. ZaCh. inter Bonif. CXXXVIH. p. 201. CO EPift. BucCiÉ Abbatisfa?, interËpift,,BoihF.XXXV.j>.45,  IV. Boek. HISTORIE. 385 ftond hierop, was ook de voorige yver, om het Evangelie onder de Friezen te prediken, wederom in hem opgekomen. Te fchepe den Ryn afgezakt zynde, hadt hy te Utrecht voet aan Land gezet, en was beleefdelyk van Willebrord ontvangen, dien hy, drie jaaren, bygeflaan hadt, in het draagen van den last der Bisfchoppelyke bedieninge; in het verdelgen van Afgods-tempels; in het ftigten van Kerken en in het prediken der Evangelieleere (Y). Vervolgens naar Rome ontbooden, was hy, op den dertiglten van Slagtmaand des jaars zevenhonderd drieëntwintig, tot Bisfchop verheeven :en, met Brieven van voorfchryving, onder anderen aan Karei Martel (7), te rug gezonden zynde, was hy, door deezen, terftond in befcherming «genomen (V), in 't jaar zevenhonderd zevenendertig, met het opengevallen Bisdom vanMents befchonken (V) , en naderhand, door Paus Gregoor den III, tot de waardigheid van Aartsbisfchop verheeven (V), zonder dat hem egter eenige byzondere Aartsbisfchoppelyke zetel toegevoegd werdt. Na 't overlyden van Willebrord, heeft hy het Utrechtsch Bisdom, in de hoedaanigheid , zo 't fchynt, van Hulpbisfchop*, beftierd (3O , waarom hy door- * gaans,> CO Wii-LïBAtm Vita s. Bonif. Cap. VI. p. 239. CO Sirmond. Couc. Gall. Tom. I, /)• 512. Cv) Caroli Major. Dom. Epift. crfEpisc. Doe. Com. & Vicar. inter Epift. Bonif. XXXII. p. 42. & apud Du Chesne Tom. II. p. 661. Cw) Legenda S. Bonif. Cap. XVII. Cx) Sirmond. Coneil. Gall. Tom. I. p. 521. Cy) Epift. Bonif. XCVII. p. i32. 64 apud Mir«ëum Cod, Donar. piar. Cap. X. p. 13. L Deel. Bb Coadjw 0T\  Staat van den ChristelykenGodsdienst,hier te Lande, ten zynen tyde. 336 VADERLANDSCHE IV.Boek. gaans, als tweede Bisfchop van Utrecht aangemerkt O), en zelfs,in openbaare fchriften , met dien naam benoemd wordt (V). Hy gaf zig, fomtyds, den titel van Univerfalis Ecclefice LegatusGermanicus & Servus Sc dis Apostolkte: dat is, Zendeling der Algemeene Kerke in Duitschland en Dienaar des Apostolifchen Stoels (h). Doch nademaal een aanzienlyke Bondel Brieven , van cn aan Bonifacius en eenige anderen ten zynen tyde gefchreeven, ons vry wat lichts geeven, wegens den Staat van den Godsdienst deezer Landen en de Leer- cn handelwyze van onzen Bisfchop,. zal 't niet ondienstig zyn, van dit alles eenig omftandig verflag te doen. Bonifacius vondt, al op zyne eerfte aankomst , Christenen hier te Lande. Zy waren 'er, ten tyde van Willebrord, en hoe veel vroeger, is met geene zekerheid te zeggen. Doch hun getal was thans nog zeer gering, in /ergelyking van dat der ongeloovigen. Zelfs ïam het, op veele plaatfen, meer af dan toe, loordien de geloovigen geduuriglyk , tot de /oorige Afgoderye, werden aangelokt. En .veinigen waren ftandvastig genoeg, om deeie verzoekingen te wedcrltaan (V/). Veelen vervielen tot het oude bygcloof, of paarden den Afgodendienst met de belydenis der waarheid. Hierin werden zy van hunne Priesters /oorgegaan. Men zag deezen dan eens bezig met Cs) Beka p. 14. IIeda p. 33. ( a) /Spmi Hedam, p. 35, ( i ) Epift. BdN.F. VI. p.' 10.' VIII. p. Ui ■ CO Epift. Gkeg. btiti- Epift Bonif. c.\IX. f. iC-,  IV. Boek. HISTORIE. 337 met doopen , naar de wyze der Christenen (7/), dan met offeren van ftieren en bokken aan Jupiter (e) en andere Heidenfche Afgoden (f), en met eeten van 't geene den Afgoden geofferd was: 't welk fommigen, door het maaken van een kruis, meenden te konnen heiligen (g). Men vondt Christenen, , die hunne flaaven den Heidenen verkogten, om opgeofferd te worden (Ji). De onbefchaafde menigte hadt, met het aanneemen van den Christclyken Godsdienst, de oude woestheid niet konnen afleggen. Voor een overblyffel deezer woestheid houd ik, 'twelk, by dePaufen van deezen tyd, als eene affchuwelyke zonde , werdt aangemerkt, dat de Christenen deezer landen het vleesch van wilde, zo wel als van tamme paarden greetiglyk aten (7). Ook aten zy gaarne raauw fpek; daar zy 't, volgens de Paufelyke Inflellingen, of gekookt, of gerookt, immers niet, dan na 't Paaschfeest, raauw eeten mogten (&). Onder deeze onbefchaafde nieuwbekeerden, waren de Priesters weinig in getal, en fomtyds aan grove gebreken fchuldig (7); zo dat Bonifacius, in eenen zyner Brieven (ni), de befiraffingen der Israëlitifche Priesteren, door de oude Profeeten, op hen past. Elders verklaart Cd") Epift. Zach. mier Epift. Bonif. CXXXIV. p. 185. CO Epift. Gregor. inter Epill. Bonif. t XXII. p. 168. 'C/5 Epift. Zach. inter Bonifacu. CXL. p. 205. fg) Epift. Gregor. inter Bonif. CXXV1. p. 173. CO Epift. Gregor- inter Bonif. CXXII. p. 169. (I) EP;ir- Gregor. inter BoNir. CXXII. p. 'i63. Epift, jKacü. CXLII. p. 213. CO Epift. Zach. inter Bonif. CXLII. p. 214. CO Epift. Bonif. LXXXV. p. 120. £«0 Epift. BöWF. CV. p. 146, 147'. Bl) a  390 VADERLANDSCHE IV. Boek; die zyne tong niet wel naar de latynfche taaie buigen kon, in nomine patria & 'filia cj? fpiritus fanSti, in plaats van, in nominepatris & filii & fpiritus Jdncli, gedoopt waren; hoewel 's Bisfchops gedrag, hierin, van den Paus werdt afgekeurd (wj. In 't ftuk der Leere, werden veelen niet regtzinnig geoordeeld. Van tyd tot tyd, kwamen 'er Geestelyken uit Britannie hervvaards, die gehouden werden Heidenfche Leeringen en Plegtigheden voor te liaan Ook vondt men Afrikaanfche Ker- kelyken, die of voor Manicheërs, of voor Donatisten gingen (V). Behalve deezen, waren 'er inboorlingen, die vreemde gevoelens dreeven. Ook waren 'er veele Priesters, die, naar 't oordeel der Roomfche Kerke, geene wettige zending hadden. Van fommigen wist men niet, of zy van Bisfchoppen geordend waren, of niet (V). Van anderen, was 't zeker genoeg, dat zy geene wettige ordening hadden, en deeze laatften maakten den grootften hoop uit. Zy hadden 't oor van 't gemeen, en leefden buiten opzigt van eenigen Bisfchop. 'tVolk, dat hun aanhing, kwam, niet in de openbaare Kerken; maar buiten, in eenzaame plaatfen, of in boeren - wooningen, byeen. Men wil, dat deeze Leeraars de gewoonte niet hadden om den Doopelingen, fchoon derzelver jaaren zulks toelieten , eenige belydenis des Geloofs te leeren of af te vor,- O) Epift. Zach. inter Bonif. CXXXIV. p. 185. Vide S: Epift. Gregor. inter Bonif. CXXX. p. i(-y. O} Epift. Gregor. inter Bonif. CXX1X. p. 178. Cyj Epift. Gregor. inter Bonif. CXXIV. p. 170, O) Epift. Gregor. inut Bonif. CXXX. p. i-'. tb) Epift. Bonif. XIII. p- 17. XVI. p. '19. &c. CO Epift. Bonif. XI. p. 15. XUI. p. 17. XXIII. p. 36. XXIV. />. 37. &c. Cd) Epift. BoNïF. XXVI. p. 39. Bb 4 Kette- ryen van Adelbert en Klemens.  ^Gallus 39a VADERLAND SCHE IV. Boek; „ Geestelykheid befchermen, noch het volk „ regeeren kon"(>> Ook vindt men getuigd, dat er, omtrent den jaare zevenhonderdenveertig, door toedoen van Bonifacius niet alleen , maar ook van Karei, Vorst der Franken, honderdduizenden tot het Geloof gebragt waren (ƒ). De Bisfchoppen van Rome hielpen hem inzonderheid, in het dempen der Ketteryen en het vcroordeelen der doolenden. In 't jaar zevenhonderd vyfenveertig, hadt hy, na 't houden eener Kerkelyke Vergadering, twee Ketters,Adelbert enKlemem,vm hunPriesterampt afgezet, en door bevel der Frankifche Vorsten, Karoloman en Pipyn, in de gevangenis doen werpen (g). Adclbert was een * Frank,.Klemens een Schot van geboorte. Adelbert beweerde, dat men den Apostelen en Martelaaren geene Kerken behoorde toe te wydcn. Hy regtte ondertusfchen Kruisjes en Bedehuisjes op, langs de beeken,en in de velden, cn waar hy 't maar goedvondt, en hieldt hier, in plaats van in de gewoone Vergaderplaatfen, Godïdienftige Byeenkomsten. Hy gedoogde niet, dat iemant zyne zonden voor hem beleedt. Zelfs vindt men getuigd, dat hy zou voorgegeven hebben, elks zonden te kennen, die hy, zonder datze beleeden werden, zou hebben durven vergceven. Ook zegt men, dat hy zig den naam van Apostel gaf. Wat Klemens aangaat; men bcfchuldigde hem van kleinagting voor de Kerkregels. Ook durfde hy de gevoelens CO Epift. Bonif. III. p. ) reeds aangemerkt hebben, de eilanden Oostergo cn Westergo van een fcheidde. Hier liet hy tenten opflaan voor zig en de zynen, en hieldt 'er zig, eenigen O) Vit» Grecor. Epifc. Traject. Cap. III. Co) Williraldi Vita S. Bonif. Cap- X. p. 246. Cl') B'- XXVI. Boniiaci,is laatfte Prediking onder de Friezen.  414 VADERLANDSCHE IV. Boek; Zyn geweldigeDood. ■ 754- (5) Misfchien denkt iemant, op het leezen deezer woorden, waarom is juist onze Bisfchop voorzien van gewapende bedienden '? [In 't Latyn ftaat Puurt ,'t welk ook Soldaaten zou konnen betekenen. Vide Du Cange voce Puer,] Predikte hy het Evangelie, met het zwaard in de hand? Men heeft hem hi?r, met verfcheiden'' Schepen, zien aankomen. Ily flaat Tenten op. Williisald, zyn Levensbefchryver, zegt ons zelfs (Cap. X. p. 246.) dat deeze gewapende bedienden of krygsknegten, uit het Leger [e Castris^, voor den dag fprongen, en even te vooren, dat de vyand op de Legerplaats {in Castral aanviel. Hoe voegde toch al deeze omüag onzen Bisfchop? Wat beoogde hy 'er mede? De moeilykheid, om op deeze vraagen te antwoorden , fchynt te vermeerderen, als men zig herinnert, 't gene wy te vooren [Bl. 388.] aanmerkten, dat 'cr, ten deezen tyde, verfcheiden' Bisi'clioppen waren, die den kryg volgden en tegen Heidenen en Christenen ftfëeden. Wy hebben 'er [Bl. 412.] reeds eenen, in eene vesting, door de Saxers, zien ombrengen. Eerlang zullen wy 'cr eenen, tot het overwinnen der Hunnen , zien medewerken. Uit eenen Brief van Gerbert, Bisfchop van Reims, daar na van Ravenne, en eindelyk van Rome, onder den naam vair Sfidesté- den -ff, blykt zelfs, dat de Bisfchoppen hunne byzondere krygsknegten hadden. ( Gerjerti lipijlol. XVI. apud Du Chësne Tom. II. p. 792.) Zou Bonifacius ook van dit flag van Bisfchoppen gewe:sc zyn? De omftan- dighe- nigen tyd, op, met prediken en doopen. Doch op den vyfden van Zomermaand des jaars zevenhonderd vierenvyftig, dag, dien hy gefchikr hadt, om den nieuwlingsgedoopten, de handen op te leggen, ziet hy zig, in den vroegen mor_gen, van een groot deel der ongeloovige Friezen overvallen. Zyne bedienden luopen terftond te wapen, om geweld met geweld te kecren (5). Men zag een vreeslyk bloedbad te gemoec, toen Bonifacius, te voorfchyn komende, zyu voik  4x8 VADERL ANDS CHE IV. Boek. ?ab Loon Al. Holl. Hift. I Deel, bl. 339. iyj Tuwaius de Gestis Caroli M. Cap. XI. Dd 4 77*. Op wei- ken Guft- debold, Koning 1 der Friezen,fneuvelt.  XXX. DeSaxen vallen ir Deventer. 424 V A DE R L A N D S CIIE IV. Boek» rmme Legerhoofden fneuvelden hkr(y); otir der welken ook de Friefche Koning Gundebold zon geweest zyn, die, zo men verhaalt, te Belia begraaven werdt (V), en naderhand, als ware hy om 't Geloof gelheuveld, onder dc Heiligen en Martelaars (», is gerekend geworden (7). Karei, federt zyne verfpreide benden verzameld hebbende, viel op de Gaskpnjers aan, cn noodzaakte hen, om zig aan hem te onderwerpen Q). Het afzyn des Konings hadt de Saxers, !door Witikind opgehüsc, wederom gelegenheid gegeven, om het gemaakte Verbond te fchenden en in 't Land"der Franken te vallen. Zelfs liepen zy Friesland af, alles alomme met moord cn brand vervullende. Koninp- Rad? O) Ecinihrti Vita Caroli H.Cap. IX. Cbronica S. Bcnijmi Diviönenfis apud D'AniERY, To:n. II. p. 37.-. (•O Turpinus de Gestis Caroli Magni, Cap. XXIII. (a) Joann. a Lbymj , Libr. IV. Cap. 24. (_b~) Annal. Loiiél. ad annum 778. (7) 't Geene men vanGundebolds bedryf, op deezen togt, weet, is grootendeels gehaald, uit de regt beu' zelagtige Befchryving der Bedryven van Karei den Gr toten,, die, op den naam van Turpinus, Aartsbisfchop vanReims, in 't licht gegeven; doch zekerlyk niet vaa pem gefchreeven is, alzo hy reeds in't jaar 7S8 overleeden was, en deeze Hiftorie (Cap. XXXII.) van Koning Kareis dood, die in 't jaar 814 voorviel, gewaagt. Voiez J. LELoNtf Bibliotb. Hift. de la France.L\br.\U. p. 325. £? Besselii Not. in Titul. Eginhart. de Vita Caroli Magni p. 1. Edit. Schminck. Onze Kronyken hebben deezen gewaanden Turpinus veel te ligtvaardiglyk gevolgd. Wy konnen niet goedvinden hun de verdigte heldendaaden van Karei , van zynen Neeve Roeland en van anderen, na te vertellen. Men zie, ondertusfchen, van Gundebold, ÜbB'qn. Enrjta Re/\> fri'iu Dec. I. Libr. IV- p. 15^ & fet/g.  De Saxers vervolgende Geloofspredikers. I 426 VADERLANDSCHE IV.Boee. Doch 't leedt niet lang, of Widkind, uit Noorwegen te rug gekeerd, wist een goed deel der Saxers wederom tot den afval te beweegen. De Christen-Kerken, die men, in hun Land, hadt begonnen op te regten, werden verwoest, de Verkondigers der Evangelie-Leere vervolgd en gedood. Willihad, die, eenigen tyd herwaards, het Evangelie omtrent Dokkum gepredikt hadt, en, federt m Saxenland gekomen, de Kerk van Bremen heiderde, werdt genoodzaakt, om de vervolging te ontwyken , te fchepe, naar Friesland te vlugten (g). Koning Karei was nu onlangs van eene algemeene Vergadering» omtrent den oorfprong der Lippe gehouden, te rug gekeerd. En op deeze Vergadering, hadt hy gehoor gegeven aan een plegtig Gezantfchap van Sigifrid, Koning van Deenemarke en Schoonvader van Widkind (h), beftaande uit 's Konings eigen' Zoon Halpdan (*?) en eenige andere Decnfche Grooten, die van vrede kwamen handelen. De Saxers, die, in de onderwerping aan de Franken, volhard hadden, waren hier ook, in grooten getale, verfcheenen (F), zo dat het met reden , vreemd fchynen mogt, dat de overige Saxers, die Witikind aanhingen, in deeze omftandigheden, eenige vyandelykheden durfden ondcrneemen. Ook kreeg 'er Karei zo ras geene kennis van, als van die der (*) Vita Wiluham Episcopi Cap. II. & VI. (ft) Eginiiarti Annal. ad annum 782. J' ' In"rti A,tA- Vita Caroli M. ad annum 782. apud Dw ^hesne lom. II. p. 54. li) Annal. Loifal. 'ad annum 782,  ÏV. Boek. HISTORIE. 427 der Sorabifche Sclaaven, die tusfchen de Elve en de Sala woonden, en eenen inval in dc Landen hunner nabuuren, de Baringen en de Saxers, die met Karei in verbond ftonden, gedaan hebbende, eenige Plaatfen verwoest hadden. Tegen deezen, zendt hy dan drie zyner voornaamfte Legerhoofden te velde, met een Leger van Oostfranken en Saxers. Doch deezen, de Saxifche grenzen genaderd zynde, verneemen daar, dat Witikind zig tegen de Franken ten oorlog toerustte , en befluiten terftond, hunne wapenen niet tegen de Sclaaven, maar tegen Witikind en de zynen te wenden. Ten zelfden tyde, werdt hun Leger verfterkt, door de manfchap, die Graaf Dirk, eenen nabeftaanden van Koning Karei, op het hooren van den opftand der Saxers, in alleryl, in de Landftreek Ripuarie, tusfchen den Ryn en de Maaze gelegen, hadt konnen by een vergaderen, en welke, onder zyn geleide, naar Saxen trok Sommigen willen, dat deez' Dirk een Voorvader der oude Hollandfche Graaven, die ook den naam van Dirk gevoerd hebben, geweest zy (jnj. Ten minden is het zeker, dat eenigen onzer Kronykfchryveren, Dirk, die gemeenlyk voor den eerften Hollandfchen Graaf gerekend wordt, hebben aangemerkt als uit het Koningklyk geflagt van Frankryk herkomftig (n). Doch wat hier van zyn moge; Graaf Dirk, van ' CO Eginharti Annal. ad annum 782. Cf») Heda p. 59. G. van j.ooN Al. Holl. Hift. ii Ixd, bl. 11 . jC?0 Joann. A. Leydzs, libr. VI. Cap. 1, Zy worden door Graaf Dirk, zo men meent, een1 Voorvader der Holiandiche Graavcs, tegengetrokkcu.  4*8 VADERLANDSCHE IV. Boek. van welken wy fpreeken, riedt den anderen Legerhoofden , die ylings voortrukten, dat zy, vooraf, de Legerplaats der Saxers zouden doen verfpieden, en onderzoeken, of de gelegenheid goed ware, om hun flag te leveren. Zy volgden zynen raad, nevens hem voorttrekkende, tot aan de hoogte Sontal, ten Noorden van welke, de Saxers gelegerd waren. Daarna, over de Wezer getrokken, floegen zy zig, langs den boord dier Riviere, ter neder. De drie Legerhoofden, jookerig naar den ftryd, en waanende de overwinning reeds in hunne handen te hebben, waren bedugt, dat men dezelve Graave Dirk mogt toefchryven, indien hy , nevens hen, ftreedt. Zy befluiten dan , zonder hem, voort te rukken, en op de Saxers in te breeken. De aanval gefchiedde zonder orde, en als hadt men eenen vlugtenden vyand voorgehadt, wien men den buit flegts ontjaagen moest; niet eenen ftandhoudenden , die op zyne hoede was. De Saxers booden zo dapperen tegenftand, en 't gevegt werdt haast zo hevig, dat de meeste Franken fneuvelden. Eenigen, die op de vlugt gedrceven werden, bergden zig binnen de Legerplaats van Graaf Dirk. Karei, de nederlaag der zynen verneemende, kwam zelf, eerlang, met een magtig Leger, in S^xenland. Toen leiden de Saxers het hoofd in den fchoot. Witikind, die, voor Kareis aankomst, wederom naar Deenemarke geweeken was, werdt van allen voor de oorzaak des krygs gehouden. Doch zyne medeftanders werden, ten getale van vierduizend-  IV. Boek. HISTORIE. 441 reeds tot omtrent de Wezer gekomen, wan* neer hy van de Saxers overvallen en geflaagen werdt. Karei kreeg de tyding van deeze nederlaag, terwyl hy bezig was om eene vaart te doen graaven, door middel van welke, men, uit den Ryn, in den Donauw zou konnen komen. Men hadt reeds, op eene breedte van driehonderd voeten , tweeduizend fchreeden in de lengte voortgegraaven, toen men de onderneeming moest laaten fteeken. De grond, uit eigener aart moerasfig, werdt, door den geduurigen regen, nog weeker gemaakt. 't Werk hieldt geenen fland. 't Gene men, by dag, met delven won, verloor men, by nagt, door het toezakken van den losfen grond. Karei dan, verdrietig over het mislukken deezer onderneeminge, hadt ook geenen lust, om, voor eersr, iets tegen de Saxers aan te vangen: en dc grootheid van 't verlies, door Graaf Dirk geleeden, ontveinzende (V), bragt hy, niet voor het midden des volgenden jaars, twee Legers tegen hen te velde, en noodzaaktenen toen, zonder flag of floot, tot onderwerping Sedert vielen zy al wederom af: en daar werdt jaaren agter een tegen hen , zo wel als tegen de Friezen, die 't nu wederom met hen hielden geoorloogd (4); tot (n~) Eginharti Annales ad annum 793. (o) ld. Annales ad annum 794. (p) Annal. Vet. Franc, ad annum 797. apud Marten. & Durand. Vet. Monum. Tom. V. col. goó. A. Richard. de S. Victore. cit. a JoannE de Monsterolio Epift. XLIV. apud Ma.it. & Durand. Veter. Monum. Tom. U. col. 1407. O;) Eginharti Annal. al arms 795, 796,, 797, 798, 799, £02. Ee 5  XXXIV Verdrag met de Saxers e Friezen. 44a VADERLANDSCIIE IV. Boek. tor dat zy, in 't jaar agthonderd en een, geheellyk te ondergebragt werden. Met dit jaar eindigde de bloedige Saxifche en Friefche Kryg, die, naar fommiger aantekening, drieendertig jaaren geduurd hadt (V). Doch anderen plaatfen het einde deezes Krygs in het jaar agthonderd en drie (V), of agthonderd en vier. Karei voerde een getal van tienduizend Saxers, die ter wederzyde van de Elve woonden, met vrouwen en kinderen, in Frankryk, de landen, welken zy bewoond hadden, aan de Abodriten, eene foort van Sclaaven, wegfchenkende (t). Sedert werdt, te Saltz, een Koningklyk Paleis, aan de Rivier de Sala in Frankenland j gelegen, werwaards zig de wederzydfche Grooten begeven hadden , een Verdrag met de Saxers en Friezen getroffen; van welk ons een Digter, die omtrent het einde der negende eeuwe bloeide, de meeste voorwaarden bewaard heeft. Hy (preekt, 't is waar, alleen van een Verdrag met de Saxers; doch men moet agten, dat *er de Friezen mede in begreepen geweest zyn. Andere geloofwaardige Schryvers (vj getuigen, dat zy, in deezen laatilen kryg, met de Saxers verbonden geweest waren, en deeze Digter zelf geeft, op andere plaatfen van zyn werk (V), te (O Aftrnnomi Vita Ludovici Pii Imp. ad annum 8öi. CO Poüta Saxo de Gestis Caroli M. Libr. IV. p. CÓ Eginharti Annal. ad annum 804. Ejusdemque Vila* Caroli Magni, Cap. VIII./. 50. , Cr) Annal. Vet. Francor. ad annum 797. in Marten. & Durand. Veter. Monum. Tom. V. col. 906. A rw) PoëTA Saxo, Libr. IV. ad annum 806. *. iöo. H & Libr. V. ed annum 814. p. 175. c.  IV. Boek. HISTORIE. 443 te kennen, dat de Friezen, zo wel als de Saxers, den Frankifchen Ryke, na deezen tyd, onderworpen geweest zyn. De voorwaarden des Verdrags kwamen hier op uit: „ De Saxers en Friezen beloofden „ den Christelyken Godsdienst te zullen om„ heizen, en den Bisfchoppen, die over hen „ gefield zouden worden, onderdaanig te „ zullen zyn. De Regters of Graaven, die „ de Frankifche Koningen onder hen zen„ den zouden, moesten elk Volk, naar zyne „ Vaderlyke wetten , regeeren. Wyders „ werden zy van het opbrengen van aller„ lei lasten "cn fchattingen onthecven , dc ,, tienden voor de Gcescclykheid alleenlyk „ uitgenomen (i). Men gaf of Het hun den „ cer- (i) Men vondt 'er, ten deezen tyde, onder de Óeestelyken, die oordeelden , dat men van de nicuwbekeerden geene tienden moest neemen. Zulk een was de beroemde Alcuinus of Albinus. „ Zyt een Leer,', aar des Geloofs,geen afperfer van tienden;" fchreei ky aan eenen Bisfchop, die onder de Saxers of Friezen, of andere nieuwbekcerden, ging prediken: „ wat „ behoeft men, vervolgt hy , den onweetenden ecu juk op tc leggen, welk noch wy, noch onze broc„ ders hebben konnen draagen ? Alcuini Epift. VIT. apud Mabillon. Vet. Anal. p. 400. Harder draaft hy nog, in eenen Brief aan Koning Karei zeiven, niet lang ha de bekeeringe der Saxers, gefchreeven. ,, Uwe „ Godsvrugt overlegge wyslyk, fchryff hy, "of men „ deezen woesten volken, in het begin huns Ge„ loofs, den last der tienden behoore op te leggen, de j, zeiven van' huis tot huis invorderende. Hebben de „ Apostelen ooit tienden gevorderd? - - 't Is waar, „ daar komt vrugt van de tienden. Maar is 't niet be„ ter, die vrugt dan het Geloof te verliezen? Wy, „ die in den Christelyken Godsdienst gebooren en op, gevoed zyn, gedoogen naauwlyks, dat al ons goed „ ver-  444 VAD ER LAND S CHE IV. Boek. „ eernaam van V r y e L u i d e n , en van deezen tyd af, fchynen de Friezen in 't byzonder den naam van Frye Freefen gevoerd te hebben, die, in hunne oude Land-regten en Kronyken, zo gemeen is (V). „ Eindelyk „ werdt vastgelleld, dat de Saxers en Frie„ zen voortaan als één Volk met de Franken „ aangemerkt, en door cénen Koning ge„ regeerd zouden worden (v)." De inhoud van dit verdrag is te opmerkelykcr, om dat men 'er den oorfprong in ontdekt der menigvuldige verdigtfels, van welken de Friefche Kronyken en oude Landregten vol zyn; als, dat Koning Karei de Friezen, die hem Rome hadden helpen winnen, allen vry verklaard, en, fchoon zy te vooren naakt en bloot waren, tot Vry-Heeren ofBurg-Heeren van Rome gemaakt heeft (V), en meer diergelyke fraaije vertellingen, vervat in den ver- (x~) Zie de ouJe Fricfclic Landregten by Schotanus Befclir. van Fnesl. II. ?,6 en elders. CjO Eginharti Vita Carol. M. Cap. VII. 48. Poï'ta Saxc» Libr. IV. ad annum 80.;. p. 167. Czj Friefche Regten by Scotanus Befchr. van Eriesl. bl. 40, 54, 56, 5ü- „ vertiend worde. Hoe veel bezwaarlyker moet het „ deezen zwakgeloovigen, kinderlyken en vasthou. „ denden Luiden vallen? Als hun Geloof wat llerk.r „ is, moet men hun eerst zulke lastige geboden opleg•,, gen." Al-bini feu Alcuin'i Epifl. I. apud Du Chesne Tom. II. p. 668. Doch 't is niet te denken,dat deeze vertoogen veel geholpen zullen hebben. Immers Pipyn hadt voorheen al, by zekere gelegenheid, aan Ltillus, Bisfchop van Ments, gefchreeven: „ Beveel, „ uit onzen naam, dat elk, wie hy zy, willig of on„ willig, tienden geeve. Epifl. Pippini inter Bowi*ac. XCVI. p. 131.  IV. Boek. HISTORIE. 445 verdigten open' Brief, den Friezen, zo 'c heet, door Karei den Grooten verleend (a). Men fielt, met meer grond, vast, dat Karel, by gelegenheid van het Verdrag, van welk wy fpreeken, den Friezen eenige nieuwe Wetten gegeeven, of de ouden, welken zy reeds hadden , verfchikt en verbeterd heeft {aj. Behalve de Landregten, in 't oud Friesch, die men ook voorgeeft, van Karei den Grooten herkomftig te zyn (£), heeft men nog Wetten, in de Latynfche Taaie, in welken dikwils van den Koning gewaagd wordt (c). Deezen fchynen door Koning Karei gegeven te zyn. Doch eenige Friefche * fry* zen, zo als zy geheeten worden, met naame Willemarus en Saxmundus, hebben 'er eenige Wetten bygevoegd. 't Blykt klaar, dat 'er, in deeze Wetten, opzigt genomen is op den Christelyken Godsdienst, naar het begrip, welk men 'er zig, ten deezen tyde, van maakte: alzo 'er het doen van dienstwerk, op den dag des Heeren, in verbooden wordt (dj. Eene Wet is 'er nogtans onder, die vreemd genoeg luidt, Ca) Ubb. Emmuts Rer. Frific. Dec. I. libr. V. p. 180. (b) Zie Schotanus ubi fupra bl. 36. enz. (O Eeg. Frifion. Til. III. Leg. 3. & 8. Til. VII. Leg. 2. (_d) Leg. Frifion. Til. XVIII. Leg. 1. ( 2) Men vindt deezen Brief by Winsemiüs, III. Boek, fol. 97. by Eggerik Benincha Historie van Oostfriesl. hl. 78. Edit. Mdiibiei en by anderen. Ubbo Emmius heeft erkend, dat hy verdigt was, gelyk ligtelyk, uit den ftyl en inhoud, te befpeuren is. Rer. Frific- Dec. 1. Libr. V. p. 182. Wel drie eeuwen vroeger, heeft Melis Stoke , een man van oordeel, in zyn' tyd, den inhoud van dien gewainden Vrybriel'gewraakt. Rymhon. lal. bl. 6. * Sapien* tes.  "hier aan doen hangen, rfjp den 11 Januaryin't Jaar onzes Ileeren en Zaligmakers Duizend Zeven Honderd Drie en Tagrig. Aan den Supplianten zyn, neevens dit Oétroy, ter i hand gesteld,byextraftAuthendcq, Hun Ed. • Groot Mog. Re'olutien van den 28 Juni 1715. en 30 April 1728. ten einde , om zich daar naar te reguleeren. P. v. BLE IS WYK. Ter Ordonnantie -jan de Staten C. CLOTTERBOOKE. Dit Privilegie met het recht van Copy is op den 12. November 17Ö9. in eigendom getransporteerd en overgedragen, aan den tegenwoordigen Uitgeever deezes Werks.